montage- en onder- houdsvoorschriften - Rucon ventilatoren

MONTAGE EN ONDER-
HOUDSVOORSCHRIFTEN
ventilatoren voor het toepassingsgebied van EX-zone 1 worden zowel
de behuizing alsook de waaier van elektrisch geleidende kunststoffen
geproduceerd. De ventilator uit thermoplastische kunststof krijgt seriematig
geen asafdichting.
Het transportmedium wordt door de roterende waaier axiaal aangezogen
en doorstroomt de behuizing axiaal naar de uitblaasopening. Door
de waaier wordt de toegevoerde energie in massastroom en drukverhoging
van het transportmedium omgezet.
1.2 Doelmatig gebruik en toepassingsgebied
De ventilatoren van Rucon zijn geschikt voor het transport van agressieve,
stofvrije, aerosol-arme gassen en verse lucht. Explosiegevaarlijke
gassen kunnen alleen door hiervoor speciaal geconstrueerde ventilatoren
van Rucon worden getransporteerd.
De toelaatbare gastemperaturen voor de meest gebruikte kunststoffen
bedragen in het algemeen:
- bij PVC: 0 °C tot 50 °C,
- bij PE, PE-FR (PEs) -20 °C tot 60 °C,
- bij PP, PP-FR (PPs): 0 °C bis 70 °C,
- en bij PVDF: -10 °C tot 100 °C.
Deze temperaturen mogen niet onder- of overschreden worden.
Afhankelijk van de gassamenstelling en het toerental van de waaier
dienen deze temperatuurwaardes telkens gecontroleerd en eventueel
beperkt te worden. Bij bijzonder agressieve media dienen de verlagingen
per geval gecontroleerd en bepaald te worden.
De max. omgevingstemperatuur aan de aandrijfmotor bedraagt 40°C.
De ventilator is uitsluitend ontwikkeld, geconstrueerd en gebouwd voor
industrieel en commercieel gebruik.
Privaat gebruik van de ventilator is niet toegestaan.
Toepassing in een EX-bereik:
De toepassing in een EX-bereik is niet toegelaten, als dit niet
uitdrukkelijk is vermeld op het typeplaatje (zie typeplaatje hfdst. 3.2)!
6 | RUCON VENTILATOREN BV