03.05.2013 Views

Module 10 Lineaire Algebra - Wisnet

Module 10 Lineaire Algebra - Wisnet

Module 10 Lineaire Algebra - Wisnet

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

L<br />

<strong>Module</strong> <strong>10</strong> <strong>Lineaire</strong> <strong>Algebra</strong><br />

Afbeeldingen (vervolg (b))<br />

In deze les worden de eigenwaarden en eigenvectoren van lineaire afbeeldingen behandeld.<br />

Inhoud van de leskern<br />

1 Basistransformatie<br />

Vak 57.52 Les 36.0<br />

*0000==:;000=*


Leskern 57.52-36.0 2<br />

1 Basistransformatie<br />

1.1 Kentallen (coördinaten) ten opzichte van een basis<br />

Zoals u weet vormt het stelsel fe1;e2g een basis voor de R2 : Als er<br />

verder niets vermeld wordt, bedoelt men ook deze basis.<br />

Iedere vector in de R2 kan uitgedrukt worden in deze basisvectoren.<br />

Bijvoorbeeld: de vector x = ¡ 3¢<br />

2 =3e1 +2e2: De getallen 3 en 2 zijn<br />

de kentallen van de vector x ten opzichte van de basis fe1;e2g :<br />

Het is echter ook mogelijk om in de R2 twee andere onafhankelijke<br />

vectoren te kiezen die de R2 opspannen. Deze onafhankelijke vectoren<br />

hoeven in het geheel niet loodrecht op elkaar te staan en het hoeft ook<br />

niet zo te zijn dat ze lengte 1 hebben. Men kan immers elke vector van<br />

de R2 schrijven als een combinatie van zo’n onafhankelijk stelsel<br />

vectoren.<br />

Voorbeeld 1<br />

Neem de twee onafhankelijke vectoren b 1 en b 2 als nieuwe basis voor<br />

de R 2 .<br />

b 1 =<br />

µ 1<br />

1<br />

<br />

en b 2 =<br />

µ ¡1<br />

1<br />

Het is mogelijk om iedere vector in deze basisvectoren uit te drukken.<br />

Druk bijvoorbeeld de vector x = ¡ ¢ 3<br />

2 uit in deze basisvectoren, dat wil<br />

zeggen<br />

<br />

= x1 e1 + x2 e2 = y1 b1 + y2 b2 µ x1<br />

x2<br />

en bereken de kentallen y1 en y2:<br />

- Men noemt x1 en x2 de kentallen van x ten opzichte van fe 1 ;e 2 g :<br />

- Men noemt y1 en y2 de kentallen van dezelfde vector maar dan ten<br />

opzichte van de nieuwe basis fb 1;b 2g :<br />

Zie ook afbeelding 1.<br />

Afbeelding 1<br />

Antwoord:<br />

b2<br />

x2-as<br />

-1/2 b2<br />

b1<br />

5/2 b1<br />

<br />

x1-as<br />

x


µ y1<br />

y2<br />

57.52-36.0 3<br />

De volgende vectorvergelijking moet opgelost worden waarin y1 en y2<br />

de onbekenden zijn.<br />

µ <br />

µ µ <br />

3<br />

1 ¡1 y1<br />

= y1 b<br />

2<br />

1 + y2 b2 =<br />

=)<br />

1 1 y2<br />

µ ¡1 µ µ µ <br />

12 1<br />

1 ¡1 3<br />

=<br />

=<br />

2 3<br />

=<br />

1 1 2<br />

2<br />

De matrix waarvan de kolommen gevormd worden door de nieuwe<br />

basisvectoren wordt B genoemd. Voor de berekening van de inverse<br />

matrix B ¡1 kunt u Maple gebruiken<br />

> with(linalg):<br />

> B:=matrix([[1,-1],[1,1]])<br />

" #<br />

1 ¡1<br />

B :=<br />

1 1<br />

> inverse(B)<br />

2<br />

6<br />

4<br />

1<br />

2<br />

¡1<br />

2<br />

> [y1,y2]=evalm(inverse(B) &* vector([3,2]))<br />

· ¸<br />

5 ¡1<br />

[y1;y2] = ;<br />

2 2<br />

1<br />

2<br />

1<br />

2<br />

3<br />

7<br />

5<br />

¡ 1 2<br />

1<br />

2<br />

µ 52<br />

Het komt er dus op neer dat u de vectoren van de nieuwe basis b 1 en b 2<br />

in de kolommen van een matrix zet die u B noemt. Elke vector x 2 R 2<br />

kanuitgedruktwordenindebasisvectorenb 1 en b 2: Uhoeftslechtsde<br />

inverse van B te kennen en de nieuwe kentallen y1 en y2 van de<br />

desbetreffende vector x zijn:<br />

µ y1<br />

y2<br />

<br />

= B ¡1<br />

µ<br />

x1<br />

x2<br />

Voorbeeld 2<br />

Bereken de kentallen van e 1 en e 2 ten opzichte van de basis fb 1 ;b 2 g<br />

van voorbeeld 1.<br />

Antwoord:<br />

De nieuwe kentallen worden<br />

B ¡1<br />

µ <br />

1<br />

0<br />

=<br />

µ<br />

12<br />

¡<br />

1<br />

2<br />

1<br />

2<br />

1<br />

2<br />

e1 = 1<br />

2 b1 ¡ 1<br />

2 b2 B ¡1<br />

µ <br />

0<br />

1<br />

=<br />

µ<br />

1<br />

2<br />

1<br />

2<br />

¡ 1<br />

2<br />

1<br />

2<br />

e 2 = 1<br />

2 b 1 + 1<br />

2 b 2<br />

µ 1<br />

0<br />

µ 0<br />

1<br />

<br />

<br />

=<br />

<br />

=<br />

µ 12<br />

µ 1<br />

2<br />

1<br />

2<br />

¡ 1<br />

2<br />

<br />

=)<br />

<br />

=)<br />

¡ 1 2


57.52-36.0 4<br />

Ga op afbeelding 1 na dat de kentallen van de vectoren e 1 en e 2 ten<br />

opzichte van de basis fb 1;b 2g kloppen.<br />

- Een vector 2 R n met n kentallen ten opzichte van fe 1;e 2; :::::; e ng<br />

kan overgevoerd worden naar dezelfde vector y 2 R n maar nu met<br />

kentallen ten opzichte van een nieuwe basis fb 1;b 2; :::::; b ng door<br />

middel van y = B ¡1 x waarbij B de matrix is waarvan de<br />

kolommen gevormd worden door de vectoren van deze nieuwe<br />

basis.<br />

UzultbegrijpendateenbasisindeR n bestaat uit n vectoren met n<br />

kentallen, dus de matrix B is vierkant. Deze n vectoren moeten<br />

onafhankelijk zijn. Dit houdt in dat de matrix B altijd inverteerbaar is.<br />

Opdracht 1<br />

Bereken de kentallen van de vector x =(1; 2; 3) ten opzichte van de<br />

basis:<br />

(Ã !<br />

1<br />

à !<br />

0<br />

à !)<br />

2<br />

fb1 ;b2 ;b3g = 2<br />

¡3<br />

; 0<br />

¡2<br />

; 6<br />

0<br />

1.2 Afbeeldingen ten opzichte van een basis<br />

U weet dat in de kolommen van een afbeeldingsmatrix van een<br />

afbeelding van R 2 naar R 2 de beelden staan van de basisvectoren e 1 en<br />

e 2: Dat wil zeggen dat de afbeelding beschreven is ten opzichte van<br />

dezebasis.Meestalzegtmendaternietbijalshetomde<br />

standaard-basis gaat.<br />

Voorbeeld 3<br />

Neemt u de afbeelding van R 2 naar R 2 vandespiegelingindelijn<br />

x1 = x2: Zie ook afbeelding 2.<br />

Afbeelding 2<br />

b2<br />

x2-as<br />

b1<br />

x1-as<br />

De matrix (ten opzichte van fe1;e2g) van deze afbeelding S (spiegeling<br />

in de lijn x1 = x2) is<br />

µ <br />

0 1<br />

S =<br />

1 0


57.52-36.0 5<br />

en heeft als kolommen de beelden van e1 en e2: Het zou eigenlijk<br />

mooier zijn om niet fe1;e2g als basis te nemen voor juist deze<br />

afbeelding S maar over te gaan op een nieuwe basis fb1;b2g met<br />

b 1 =<br />

µ 1<br />

1<br />

<br />

en b 2 =<br />

µ ¡1<br />

1<br />

Op afbeelding 2 zult u kunnen zien dat deze basis voor juist deze<br />

afbeelding zéér geschikt is, want bij deze spiegeling worden de beelden<br />

van deze basisvectoren op zichzelf of op hun eigen lijn afgebeeld!! De<br />

matrix (ten opzichte van fb1;b2g) van déze spiegeling moet als<br />

kolommen de beelden van b1 en b2 hebben! Bij deze afbeelding geldt<br />

dus dat b1 op zijn plaats blijft en dat b2 alleen maar omgeklapt wordt.<br />

De beelden van b1 en b2 zijn dus Sb1 = b1 en Sb2 = ¡b2: De<br />

vectoren b1 en b2 zijn nu juist de eigenvectoren van deze spiegeling!<br />

Als we deze beeldvectoren ook nog met de kentallen willen schrijven<br />

ten opzichte van de nieuwe basis fb1;b2g dan worden de beelden van<br />

deze basisvectoren na spiegelen in de lijn x1 = x2 dus<br />

B ¡1 µ <br />

1<br />

Sb1 = en B<br />

0<br />

¡1 µ <br />

0<br />

Sb2 =<br />

¡1<br />

Let op!, de betekenis van ¡ 1¢<br />

0 ten opzichte van de nieuwe basis fb1;b2g wil zeggen ¡ ¢ 1<br />

0 =1¢ b1 +0¢ b2: Vormen we nu met de beelden van b1 en b2 de kolommen van een<br />

matrix waarbij ook nog de kentallen ten opzichte van de nieuwe basis<br />

fb1;b2g gegeven zijn, dan krijgen we de matrix die de genoemde<br />

spiegeling beschrijft met als basis het stelsel fb1 ;b2g : Hetmoetu<br />

opvallen dat het resultaat een diagonaal-matrix is.<br />

B ¡1 µ <br />

1 0<br />

SB=<br />

0 ¡1<br />

- Algemeen geldt nu het volgende voor een afbeelding A (ten<br />

opzichte van de normale basis). Zet men de beelden van een stelsel<br />

nieuwe basisvectoren (met kentallen ten opzichte van deze<br />

basisvectoren) in de kolommen van de afbeeldingsmatrix, dan<br />

krijgt men de matrix B ¡1 AB:(De kolommen van matrix B<br />

worden gevormd door de nieuwe basisvectoren.) Deze<br />

samengestelde matrix stelt weer precies dezelfde afbeelding voor.<br />

Men moet zich echter bewust zijn van het feit dat deze afbeelding<br />

niet meer ten opzichte van de gewone basis beschreven wordt, maar<br />

ten opzichte van een nieuwe basis die natuurlijk wel erbij vermeld<br />

dient te worden.<br />

Opdracht 2<br />

Gegeven is een afbeeldingsmatrix A.<br />

µ <br />

5 ¡2<br />

A =<br />

6 ¡2<br />

a. Bereken de matrix van deze afbeelding, maar nu ten opzichte van<br />

de basis ©¡ 1¢<br />

¡ ¡1¢ª<br />

1 ; 1 waarvan de matrix B1 genoemd wordt.<br />

b. Bereken de matrix van deze afbeelding, maar nu ten opzichte van<br />

de basis ©¡ 1¢<br />

¡ 2¢ª<br />

2 ; 3 waarvan de matrix B2 genoemd wordt.


jordan<br />

57.52-36.0 6<br />

c. Bereken de eigenwaarden van afbeeldingsmatrix A.<br />

d. Bereken de eigenwaarden van de afbeeldingsmatrix B1 AB1 ten<br />

opzichte van basis B1 en ook van de afbeeldingsmatrix B2 AB2<br />

ten opzichte van basis B2:<br />

e. Bereken de eigenvectoren van A uitgedrukt in de basis fe 1;e 2g :<br />

f. Bereken de eigenvectoren van de afbeelding B1 AB1 ten opzichte<br />

van basis B1 en van de afbeelding B2 AB2 ten opzichte van basis<br />

B2: Let op!, deze eigenvectoren zijn dan ook uitgedrukt in de<br />

vectoren van de nieuwe basis.<br />

g. Controleer dat de kolommen van de matrix B ¡1<br />

1 AB1 gevormd<br />

worden door de beelden van de bijbehorende basisvectoren,<br />

uitgedrukt in deze basisvectoren.<br />

1.3 Diagonaalmatrix<br />

Het is niet voor niets geweest dat we in voorbeeld 3 de nieuwe<br />

basisvectoren b1 en b2 hadden genomen! De spiegelingsmatrix<br />

B ¡1SB(ten opzichte van fb1;b2g) wordtnuheelmooieen<br />

diagonaalmatrix.<br />

Misschien is u al opgevallen dat b1 en b2 juist de eigenvectoren waren<br />

van de spiegelingsmatrix S:<br />

Er geldt immers Sb1 = b1 en dus is b1 een eigenvector met<br />

eigenwaarde 1.<br />

Er geldt immers Sb2 = ¡b2 en dus is b2 een eigenvector met<br />

eigenwaarde ¡1.<br />

In de diagonaalmatrix staan heel netjes de eigenwaarden op de<br />

diagonaalplaatsen.<br />

Ook in opdracht 2 ziet u dat de basis van eigenvectoren de<br />

diagonaalmatrix (B2) oplevert bij basistransformatie naar de basis van<br />

eigenvectoren.<br />

- De matrix van S (van voorbeeld 3) ten opzichte van fe1 ;e2g stelt<br />

dezelfde afbeelding voor als de matrix B ¡1SB(met dezelfde<br />

eigenvectoren en dezelfde eigenwaarden), maar de laatste is ten<br />

opzichte van de basis fb1;b2g.Hierinvormendevectorenb1en b2 de kolommen van matrix B (uitgedrukt in deze basisvectoren).<br />

- Voor iedere afbeelding A van Rn naar Rn kan men in Rn een<br />

nieuwe basis kiezen (van n onafhankelijke vectoren) die Rn opspant (het domein van de afbeelding). De vectoren van deze<br />

nieuwe basis vormen de kolommen van de vierkante matrix B. De<br />

afbeelding wordt beschreven door matrix A (ten opzichte van<br />

fe1; ::::::eng),maarkanookbeschrevenwordendoordematrix B ¡1ABten opzichte van fb1; ::::::bng :<br />

U kunt zelf kiezen voor een willekeurige basis, maar de basis die<br />

gevormd wordt door de eigenvectoren vandeafbeeldingishetmooist.<br />

- De afbeeldingsmatrix ten opzichte van de basis van eigenvectoren<br />

wordt dan de diagonaalmatrix met op de diagonaalplaatsen de<br />

eigenwaarden.<br />

Maple heeft een gemakkelijk commando om van een afbeeldingsmatrix<br />

A van de R3 naar de R3 de diagonaalmatrix B ¡1AB te maken en<br />

metéén ook de matrix B van eigenvectoren te geven. Dit commando kan<br />

echter alléén gebruikt worden als u er zeker van bent dat u met een<br />

stelsel onafhankelijke eigenvectoren te maken hebt. Zo niet, dan krijgt u<br />

met dit commando ook geen diagonaalmatrix. Het commando luidt<br />

jordan en hier volgt metéén een voorbeeld.


57.52-36.0 7<br />

Voorbeeld 4<br />

Gegeven de afbeeldingsmatrix van de spiegeling van voorbeeld 3.<br />

Bepaal de diagonaalmatrix B ¡1 ABen ga na dat in de kolommen van<br />

de matrix B de eigenvectoren van A staan.<br />

Antwoord:<br />

Bij het opgeven van de matrix A kunt u als optie ’B’ meegeven die dan<br />

staat voor de matrix van eigenvectoren. De letter B (deze letter kiest u<br />

zelf) staat tussen quotes, want anders zou Maple deze kunnen opvatten<br />

als een eerder gedenieerde B.<br />

> with(linalg):<br />

> A:=matrix([[0,1],[1,0]])<br />

" #<br />

0 1<br />

A :=<br />

1 0<br />

> jordan(A,’B’)<br />

> evalm(B)<br />

" #<br />

¡1 0<br />

0 1<br />

2<br />

1<br />

6 2<br />

4 ¡1<br />

2<br />

Uzietdatdediagonaalmatrix links boven de eigenwaarde ¸ = ¡1<br />

vermeldt. In de bijbehorende matrix B vindt u als eerste kolom de<br />

eigenvector ( 1 1<br />

2 ; ¡ 2 ): Deze eigenvector noteren wij meestal zonder<br />

breuken als (1; ¡1): Het maakt niet uit welke lengte deze eigenvector<br />

heeft, het moet een representant zijn. De tweede eigenwaarde ¸ =1<br />

van matrix A staat op de tweede diagonaalplaats van de<br />

diagonaalmatrix en de tweede eigenvector staat in de tweede kolom van<br />

matrix B. Deze tweede eigenvector staat als ( 1 2 ; 1 2 ) genoteerd, maar wij<br />

schrijven liever zonder breuken (1; 1): De controle voor de<br />

eigenwaarden en eigenvectoren kunt u ook met eigenvects doen.<br />

1<br />

2<br />

1<br />

2<br />

> eigenvects(A)<br />

[¡1; 1; f[¡1; 1]g]; [1; 1; f[1; 1]g]<br />

Opdracht 3<br />

Onderzoek of er een basis van eigenvectoren te vinden is bij de<br />

volgende matrices en bepaal zo mogelijk de diagonaalmatrix.<br />

P =<br />

à 3 ¡1 ¡1<br />

0 1 0<br />

1 ¡1 1<br />

!<br />

3<br />

7<br />

5<br />

0<br />

1<br />

1 3 ¡ 2 2 0<br />

en Q = @ 3 1<br />

2 ¡ 2 0 A<br />

0 0 3

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!