nederlandse Geologische Vereniging Prototaxites, een reuzenzwam ...
nederlandse Geologische Vereniging Prototaxites, een reuzenzwam ...
nederlandse Geologische Vereniging Prototaxites, een reuzenzwam ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>nederlandse</strong> <strong>Geologische</strong> <strong>Vereniging</strong><br />
<strong>Prototaxites</strong>, <strong>een</strong> <strong>reuzenzwam</strong> of korstmos?<br />
Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />
NR 2 2006<br />
Jaargang 60<br />
het eiland de bol, de binnenlek en de Lekwaard<br />
Fossiele watermol<br />
Stuwwalontsluiting a28
Grondboor & Hamer<br />
is de tweemaandelijkse uitgave van de<br />
Nederlandse <strong>Geologische</strong> <strong>Vereniging</strong>.<br />
http://www.geologischevereniging.nl<br />
info@geologischevereniging.nl. Leden van de<br />
NGV ontvangen van elk nummer van Grondboor<br />
& Hamer één exemplaar kostenloos. Losse exemplaren<br />
zijn, voor zover nog voorradig, bij voorkeur<br />
via e-mail of brief te bestellen bij Paul Visker<br />
Vredeman de Vriesstraat 49 | 5041 GR Tilburg<br />
tel. 06 281 364 13 | e-mail: p.visker@home.nl.<br />
cOlOfON<br />
redactie<br />
Hoofdredacteur: W. Hoogendoorn<br />
Eindredactie: E. Gevers en C. de Jong<br />
Beeldredactie: I.M. van Egmond-Groenendijk<br />
Redactie: R. van Balen, R. Busschers,<br />
C. Laban, J. Schokker en R. van der Straaten<br />
commissie van advies<br />
prof. dr. G.J. Boekschoten, prof. dr. J.E. van Hinte<br />
en prof. J.H.F. Kerp (Duitsland)<br />
kopij<br />
dient te worden toegezonden aan het redactiesecretariaat:<br />
C. de Jong | Tapuitlaan 96 | 7905 CZ<br />
Hoogev<strong>een</strong> | tel. 0528-267014 | jonghijs@home.nl<br />
Kopij dient te worden toegezonden in geprinte<br />
vorm vergezeld van <strong>een</strong> cd-rom met de platte<br />
tekst in Word 6.0 tot 8.0. Deze tekst kan ook via<br />
e-mail worden aangeleverd, even<strong>een</strong>s als platte<br />
tekst in Word. De eventuele illustraties dienen<br />
apart en dus niet in het tekstbestand te worden<br />
aangeleverd in reproduceerbare vorm (min. 300<br />
dpi; 13x18 cm). Ingezonden artikelen worden op<br />
geschiktheid beoordeeld door tenminste twee redactieleden.<br />
Zonodig worden artikelen in overleg<br />
met de auteur(s) bewerkt. Tips en richtlijnen voor<br />
auteurs, inclusief aanleverinstructies, vindt u op<br />
de website van de NGV en in G&H nr. 6, 2003. Op<br />
verzoek kunnen ze ook worden toegezonden.<br />
Leden- en abonnementenadministratie<br />
Abonnementen, lidmaatschappen, adreswijzigingen,<br />
opzeggingen e.d. moeten worden gemeld bij<br />
de ledenadministrateur<br />
B. Oostendorp | Kieviet 15 | 7141 NH Groenlo<br />
tel. 0544-461661 | e-mail la.ngv@hccnet.nl<br />
Foto omsLaG<br />
Het eiland de Bol is ter hoogte van Willige<br />
Langerak <strong>een</strong> schiereiland geworden. De getijdekreek<br />
en de rivierduinen zijn benoemd tot<br />
Aardkundig Monument.<br />
Foto: BOHO-team<br />
©2006: Nederlandse <strong>Geologische</strong> <strong>Vereniging</strong>,<br />
Maastricht. Zonder voorafgaande schriftelijke<br />
toestemming van de redactie mag niets uit dit<br />
tijdschrift worden verveelvoudigd en/of openbaar<br />
gemaakt door middel van druk, microfilm of op<br />
welke andere wijze dan ook.<br />
vormGevinG<br />
Room for ID’s, Nieuwegein<br />
drUk<br />
Grafisch Compleet, Capelle aan den IJssel<br />
21<br />
29<br />
33<br />
37<br />
44<br />
INHOUD<br />
h. Steur<br />
prototaxites, <strong>een</strong> <strong>reuzenzwam</strong> Van<br />
400 miLjoen jaar oud? of <strong>een</strong> kortmoS?<br />
w. hooGendoorn<br />
het eiLand de boL, de binnenLek en de Lekwaard<br />
d. SchLüter<br />
foSSieLe watermoL uit de dinkeLVaLLei<br />
r.t. Van baLen<br />
StuwwaLontSLuitinG a28-ecoduct,<br />
amerSfoort-SoeSterberG<br />
w. hooGendoorn<br />
GeVonden Voorwerpen<br />
Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />
21 21<br />
29 29<br />
33 37
Hans steUr<br />
H. steur, Laan van avegoor 15, 6955 bd ellecom,<br />
steurh@xs4all.nl, www.fossieleplanten.nl<br />
<strong>Prototaxites</strong>, eeN reUzeNzwam<br />
vaN 400 mIljOeN jaar OUD?<br />
Of eeN kOrstmOs?<br />
al 50 jaar wordt het devonische fossiel prototaxites<br />
verzameld en bestudeerd en nog steeds weet men<br />
niet zeker wat het is. de amerikaan j.w. dawson, die<br />
het als eerste beschreef, dacht in 859 dat het verrot<br />
coniferenhout was, verwant aan de taxus. Vandaar de<br />
naam, die hij het gaf. aan het einde van de negentiende<br />
eeuw won de overtuiging veld dat het om <strong>een</strong> alg ging,<br />
met name <strong>een</strong> bruine alg, en deze opvatting is daarna<br />
ingeburgerd en in alle boeken terecht gekomen.<br />
totdat in 200 francis hueber (afb. ), <strong>een</strong> amerikaans<br />
paleo-botanicus, na 20 jaar studie <strong>een</strong> doorwrocht artikel<br />
publiceerde waarin hij verdedigde dat prototaxites<br />
het vruchtlichaam van enorme zwam is geweest…<br />
en nu is daar weer marc-andré Selosse uit parijs, die<br />
met goede argumenten de mogelijkheid oppert, dat het<br />
om <strong>een</strong> reuzenkorstmos gaat. hoog tijd om de zaken<br />
<strong>een</strong>s op <strong>een</strong> rijtje te zetten.<br />
Afbeelding 1.<br />
Francis M. Hueber op <strong>een</strong> congres<br />
in Münster in 1994.<br />
Het fossiel<br />
<strong>Prototaxites</strong> lijkt op fossiel hout. Het wordt gevonden<br />
in de vorm van stammen of delen daarvan en deze<br />
vertonen altijd min of meer duidelijke ringen die aan<br />
jaarringen doen denken. Op <strong>een</strong> strand in Saudi-Arabië<br />
ligt <strong>een</strong> in stukken gebroken stam, die 5,3 m lang is en<br />
die aan de basis 1,37 m dik is en aan het andere uiteinde<br />
1,02 m. In New York State is <strong>een</strong> stam van 8,83 m gevonden<br />
met <strong>een</strong> doorsnede van slechts 34 cm aan het ene<br />
uiteinde en 21 cm aan het andere. Dawson beschreef<br />
<strong>een</strong> stuk van Gaspé (Canada) dat 2,13 m lang was bij <strong>een</strong><br />
maximale doorsnede van 91 cm. Al deze stammen zijn<br />
verkiezeld.<br />
In Nederland is <strong>Prototaxites</strong> niet zeldzaam tussen de<br />
zwerfstenen die in de groeves in het oosten van het land<br />
en bij de zuiggaten gevonden worden. Ook hier gaat het<br />
om verkiezelde stukken die altijd min of meer duidelijke<br />
ringen vertonen. Ze worden bovendien gekenmerkt door<br />
<strong>een</strong> matglanzend oppervlak. Meestal gaat het om kleine<br />
stukken van 3 tot 10 cm groot (Afb. 2), maar soms komen<br />
er grotere stukken omhoog, zoals die van de afbeeldin-<br />
Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />
Afbeelding 2.<br />
Vier stukken <strong>Prototaxites</strong><br />
van Wissel bij Kalkar<br />
uit de collectie<br />
van Hans de Kruyk.<br />
Linksonder <strong>een</strong> stuk<br />
met krimpscheuren.<br />
Diameter van het<br />
stuk rechtsboven is<br />
10 cm.<br />
2
Afbeelding 3.<br />
Stammetje van Pro-<br />
totaxites van Lathum<br />
uit de collectie van<br />
Gerrit Goorman,<br />
Wilp. Lengte 16 cm.<br />
Afbeelding 4.<br />
<strong>Prototaxites</strong> van<br />
Lathum met vol-<br />
ledige concentrische<br />
ringen. De centrale<br />
holte is waarschijn-<br />
lijk <strong>een</strong> verwerings-<br />
verschijnsel. Lathum.<br />
Coll. Hans de Kruyk,<br />
Leerdam. Diameter<br />
12 cm, hoogte 10 cm.<br />
Afbeelding 5.<br />
<strong>Prototaxites</strong> van<br />
Eibergen. Coll. Huis<br />
Bergh, ’s Heeren-<br />
bergh. Grootste<br />
afmeting 12 cm.<br />
gen 3 en 4. Beide stukken zijn in de zuigerij van Lathum<br />
gevonden en beide vertonen volledige concentrische<br />
ringen. Het tweede stuk laat ook nog <strong>een</strong> centrale holte<br />
zien, maar deskundigen denken dat dat <strong>een</strong> verweringseffect<br />
is. Een heel mooi stuk is ook dat uit Kasteel Huis<br />
Bergh met zeer duidelijke gelaagdheid (Afb. 5).<br />
<strong>Prototaxites</strong> had zijn ‘bloeitijd’ in het Vroeg-Devoon en<br />
stierf uit in het Laat-Devoon.<br />
Platgedrukt<br />
In Onder-Devonische lagen in Schotland, Wales en<br />
Duitsland wordt <strong>Prototaxites</strong> in <strong>een</strong> andere vorm gevonden,<br />
namelijk platgedrukt en (soms) verkoold. De<br />
‘stammetjes’ liggen dan vaak in één vlak met landplan-<br />
22 Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />
Afbeelding 6. Plaat met veel stukken platgedrukte<br />
<strong>Prototaxites</strong> van Carmyllie, Schotland.<br />
Afgebeelde breedte: 34 cm.<br />
Afbeelding 7. Stukje platgedrukte <strong>Prototaxites</strong> van<br />
groeve Wilwerath, Duitsland. Lengte 12 cm.<br />
ten als Zosterophyllum en Pachytheca en vallen op door<br />
hun breedte. Ze doen ook in dit geval denken aan fossiel<br />
hout, maar de ringvormige structuren zijn niet te zien.<br />
De stammen zijn klaarblijkelijk bij transport door de<br />
rivieren in kleine delen uit<strong>een</strong> gevallen. De afmetingen<br />
variëren van millimeterformaat tot 30 cm lang en 15<br />
cm breed. Op sommige vindplaatsen in Schotland is het<br />
oppervlak van het gest<strong>een</strong>te bezaaid met zulke stukken<br />
<strong>Prototaxites</strong> (Afb. 6). Het fossiel is met g<strong>een</strong> ander<br />
landorganisme te verwarren omdat in het Onder-Devoon<br />
g<strong>een</strong> plant <strong>een</strong> stam of stengel had die dergelijke afmetingen<br />
kon bereiken.<br />
In afbeelding 7 is <strong>een</strong> stukje <strong>Prototaxites</strong> te zien uit de<br />
groeve bij Wilwerath in de Eifel.<br />
Bij het Lac de la Gileppe bij Luik in België komt <strong>een</strong><br />
gest<strong>een</strong>te voor waarin heel kleine stukjes <strong>Prototaxites</strong><br />
zitten. Meestal is de lengte van deze stukjes kleiner<br />
dan 1 cm. Door transport in rivieren moeten de meestal<br />
forse stammen van <strong>Prototaxites</strong> tot het formaat van stukjes<br />
lucifer teruggebracht zijn. Het bijzondere van deze<br />
afzetting is dat de inwendige structuur van het fossiel<br />
buitengewoon goed bewaard is gebleven. Van de heer<br />
Hagen Hass uit Münster heb ik ‘peels’ van dit gest<strong>een</strong>te<br />
gekregen waarop deze structuur heel goed te zien is.<br />
(Een peel wordt gemaakt door <strong>een</strong> gepolijst oppervlak te<br />
etsen met <strong>een</strong> zuur en er vervolgens, na wassen en drogen,<br />
aceton over te gieten en cellulose-acetaatfolie op te<br />
drukken. Na droging kan de folie eraf getrokken worden<br />
waarbij organische resten van de st<strong>een</strong> op de folie<br />
blijven zitten. Onder de microscoop kunnen deze resten<br />
bestudeerd worden). De microfoto’s van de afbeeldingen<br />
8 en 9 zijn van deze peels gemaakt.
De inwendige structuur<br />
De stukken <strong>Prototaxites</strong> uit Gaspé, die Dawson in 1859<br />
gebruikte voor zijn beschrijving en waarvan er één ook<br />
door Hueber is gebruikt (de andere zijn verdwenen),<br />
hebben <strong>een</strong> uitzonderlijk goed bewaard gebleven inwendige<br />
structuur. <strong>Prototaxites</strong> is niet opgebouwd uit cellen<br />
zoals landplanten (en dus ook hout), maar uit buisjes.<br />
Tot voor kort onderscheidde men twee soorten buisjes:<br />
dikke met <strong>een</strong> doorsnede van 18 – 50 μm en dunne met<br />
<strong>een</strong> diameter van 2 – 6 μm.<br />
In <strong>een</strong> preparaat van het gest<strong>een</strong>te van Lac de la Gileppe<br />
zijn ze goed te zien (Afb. 8).<br />
De dikke buisjes hebben <strong>een</strong> dikke wand (2 – 6 μm), ze<br />
vertakken zich niet en ze hebben g<strong>een</strong> tussenschotten<br />
(septen). Ze zijn lang maar doordat ze enigszins flexueus<br />
zijn, lopen ze uit de slijpplaatjes en daardoor weet men<br />
niet wat de maximale lengte is. Stukken van 2,5 mm zijn<br />
waargenomen.<br />
De dunne buisjes vormen <strong>een</strong> wirwar rond de dikke<br />
(zie de dwarsdoorsnede in Afb. 9). Ze hebben septen,<br />
waardoor ze in cellen van 15 – 54 μm verdeeld zijn. Ze<br />
vertakken zich frequent in alle richtingen.<br />
Hueber heeft in zijn studie nog <strong>een</strong> derde soort beschreven,<br />
die overigens minder vaak voorkomt. Het gaat om<br />
dikke buisjes (15 – 45 μm), maar in tegenstelling tot de<br />
eerste soort vertakken deze zich vaak, zijn ze bochtig,<br />
hebben ze dunne wanden en bezitten ze septen. Bovendien<br />
zit in zo’n septe <strong>een</strong> porie. Op sommige plaatsen<br />
vertakken deze buisjes zich zo vaak dat er <strong>een</strong> cluster<br />
gevormd wordt, dat op <strong>een</strong> gepolijst oppervlak als <strong>een</strong><br />
afwijkende vlek kan worden waargenomen.<br />
Vergelijking met paddenstoelen<br />
Paddenstoelen zijn opgebouwd uit buisjes, hyfen<br />
genaamd. Er bestaan drie soorten hyfen: skelethyfen,<br />
bindhyfen en generatieve hyfen. De meeste paddenstoelen<br />
bestaan uit één van deze soorten (nl. de<br />
generatieve hyfen), maar er zijn er ook met twee of drie.<br />
De skelethyfen zijn (meestal) recht, stijf en ze hebben<br />
dikke wanden. Ze komen voor bij sommige houtbewonende<br />
zwammen. De bindhyfen kronkelen tussen de<br />
andere hyfen door, ze hebben septen en hebben, zoals<br />
de naam al zegt, <strong>een</strong> bindende functie. De generatieve<br />
hyfen hebben <strong>een</strong> functie in de voortplanting: zij vormen<br />
de structuren waaraan uiteindelijk de sporenvormende<br />
cellen ontstaan. Ze zijn dunwandig, hebben septen en ze<br />
vertakken zich vaak.<br />
Het is dus begrijpelijk dat Hueber deze termen gebruikt<br />
bij zijn beschrijving van de structuur van <strong>Prototaxites</strong>.<br />
De dikke, onvertakte buisjes zonder septen zijn volgens<br />
hem skelethyfen: zij gaven stijfheid aan het organisme.<br />
De dunne, kronkelende buisjes zijn bindhyfen: zij hielden<br />
de skelethyfen bij elkaar en droegen zo bij aan de stevigheid<br />
van het geheel.<br />
De dikke, vertakkende buisjes met septen zijn generatieve<br />
hyfen.<br />
Een verschil tussen <strong>Prototaxites</strong> en recente paddenstoelen<br />
is dat de skelethyfen van <strong>Prototaxites</strong> relatief veel<br />
dikker zijn: gemiddeld zo’n 30 μm tegen 5 – 10 μm bij<br />
de recente paddenstoelen. Bindhyfen daarentegen zijn<br />
zowel fossiel als recent van dezelfde orde: rond 3 μm. De<br />
generatieve hyfen zijn bij <strong>Prototaxites</strong> weer veel dikker<br />
dan die bij recente paddenstoelen. Zie Afb. 10 voor skelethyfen<br />
en bindhyfen van de Echte tondelzwam (Fomes<br />
fometarius)<br />
Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />
Afbeelding 8.<br />
Microfoto van<br />
<strong>een</strong> peel met <strong>een</strong><br />
lengtedoorsnede van<br />
<strong>Prototaxites</strong> van Lac de<br />
la Gilleppe, België.<br />
De dikke buisjes<br />
zijn skelethyfen, de<br />
dunne, zeer kronke-<br />
lige buisjes zijn bind-<br />
hyfen. Maatstreep is<br />
50 μm.<br />
Afbeelding 9.<br />
Dwarsdoorsnede<br />
in dezelfde peel. De<br />
grote gaten zijn de<br />
skelethyfen. De bind-<br />
hyfen zitten vooral<br />
geconcentreerd rond<br />
de skelethyfen. Maat-<br />
streep is 40 μm.<br />
23
Afbeelding 10.<br />
Skelethyfen en<br />
bindhyfen van de<br />
Echte tondelzwam.<br />
Maatstreep is 50 μm.<br />
De hyfen zijn bij<br />
het maken van het<br />
preparaat uit hun<br />
verband gerukt.<br />
Afbeelding 12.<br />
Doorgezaagde Echte<br />
tondelzwam.<br />
De onderste pijlen<br />
wijzen de groeizo-<br />
nes van de (fertiele)<br />
buisjeslagen aan,<br />
de bovenste pijlen<br />
wijzen de steriele<br />
groeizones aan.<br />
De zwammen kunnen in vele groepen verdeeld worden.<br />
Hiervan zijn er twee het bekendst: de Ascomyceten of<br />
zakjeszwammen en de Basidiomyceten of steeltjeszwammen.<br />
Bij de eerste ontstaan de sexuele sporen in<br />
langgerekte zakvormige cellen, bij de tweede worden ze<br />
gevormd aan de top van kleine steeltjes die uit speciale<br />
cellen (basidia) groeien. Deze zakvormige cellen en basidia<br />
zitten gewoonlijk op <strong>een</strong> kiemvlies (hymenium), dat bij<br />
rijpheid op speciale organen van de paddenstoel, b.v.<br />
buisjes of lamellen, gevormd wordt. Bij de steeltjeszwammen<br />
worden de sporen afgeschoten als ze rijp zijn. Hueber<br />
heeft in zijn preparaten structuren gevonden die enigszins<br />
doen denken aan basidia en hij veronderstelt dan ook dat<br />
<strong>Prototaxites</strong> bij de steeltjeszwammen hoort (hoorde).<br />
Ontstaan van de ringen<br />
De aanwezigheid van ringen in de stammen van <strong>Prototaxites</strong><br />
kan verklaard worden door aan te nemen dat<br />
van tijd tot tijd <strong>een</strong> nieuwe groeifase optrad. Dat gebeurt<br />
bij recente houtige paddenstoelen ook. Zo vertoont de<br />
Echte tondelzwam (Afb. 11) niet all<strong>een</strong> aan de buitenkant<br />
groeilijnen, maar ook op doorsnede (Afb. 12). Het<br />
kiemvlies zit bij deze paddenstoel in de buisjes aan de<br />
onderkant: daar worden dus de sporen gevormd en<br />
afgeschoten. Na verloop van tijd wordt <strong>een</strong> nieuwe laag<br />
buisjes gevormd met nieuw kiemvlies (zie pijltjes aan de<br />
onderkant). Hetzelfde geldt voor lagen steriel weefsel<br />
(pijltjes aan de bovenkant). Per jaar kunnen meerdere<br />
lagen gevormd worden en omdat de houtige paddenstoelen<br />
vaak meerjarig zijn, kan zo <strong>een</strong> flink aantal lagen<br />
afgezet worden.<br />
Hueber concludeert aan de hand van microscopisch<br />
onderzoek dat het kiemvlies bij <strong>Prototaxites</strong> de hele bui-<br />
24 Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />
Afbeelding 11. Echte tondelzwam met groeizones aan <strong>een</strong> beuk<br />
bij Ellecom. Breedte 42 cm.<br />
Afbeelding 13.<br />
Groeimodel van <strong>Prototaxites</strong> volgens Hueber (2001).<br />
Links van opzij gezien: de verschillende fasen zijn door<br />
witte tussenruimten gescheiden. Aan de buitenkant zit<br />
steeds het kiemvlies of hymenium. Daaronder zit het<br />
steriele weefsel.<br />
Rechtsonder: de doorsnede van <strong>een</strong> stam van opzij gezien.<br />
De zwarte vlekken zijn de ‘coltricioide clusters’ waar de<br />
generatieve hyfen zich zeer sterk vertakken.<br />
Rechtsboven: <strong>een</strong> halve dwarsdoorsnede van de stam<br />
waarin de groeizones met de ringen te zien zijn.<br />
tenkant van het vruchtlichaam bedekte. Dat komt onder<br />
de recente paddenstoelen onder andere voor bij de Reuzenknotszwam<br />
(Clavariadelphus pistillaris). Van tijd tot<br />
tijd werd er aan de buitenkant <strong>een</strong> nieuwe weefsellaag<br />
gevormd, die voornamelijk uit skelethyfen en bindhyfen<br />
bestond maar waarin ook generatieve hyfen voorkwamen.<br />
Op zeker moment begonnen de generatieve hyfen<br />
zich sterk te vertakken en vormden <strong>een</strong> nieuw kiemvlies<br />
aan de buitenkant. Een dergelijke combinatie van alzijdig<br />
kiemvlies en periodieke laagvorming komt bij de huidige<br />
paddenstoelen niet voor, maar de afzonderlijke verschijnselen<br />
dus wel.<br />
Het groeimodel dat Hueber gemaakt heeft (Afb. 13) kan<br />
dit proces verduidelijken.
Afbeelding 14.<br />
Generatieve hyfen<br />
van <strong>een</strong> recente<br />
paddestoel met lit-<br />
tekens van gespen.<br />
Vlekken<br />
Op gepolijste doorsneden worden in het goedgeconserveerde<br />
Amerikaanse materiaal soms vrij regelmatig verdeelde,<br />
enigszins spoelvormige vlekken waargenomen,<br />
die <strong>een</strong> beetje aan mergstralen doen denken. In mijn<br />
eigen materiaal heb ik ze niet gezien, maar dat kan aan<br />
de conservering liggen. Slijpplaatjes tonen aan dat dat<br />
plekken zijn waar de generatieve hyfen zich plotseling<br />
zeer sterk gaan vertakken en clusters vormen. Omdat<br />
zulke clusters ook bij de Tolzwam (Coltricia perennis)<br />
voorkomen, spreekt Hueber van “coltricioide clusters”.<br />
De afwijkende kleur kan veroorzaakt zijn doordat op<br />
deze plaatsen afscheiding van slijm of iets dergelijks<br />
plaats vond. In afbeelding 13 zijn deze vlekken met zwart<br />
aangegeven.<br />
Gespen en doliporen<br />
Kenmerkend voor generatieve hyfen in moderne paddenstoelen<br />
is gespvorming. Die treedt op als er nieuwe<br />
cellen gevormd worden. De gesp ziet eruit als <strong>een</strong> boogvormige<br />
verdikking bij <strong>een</strong> dwarswand in <strong>een</strong> hyfe (Afb.<br />
14). Het gaat te ver om hier diep op in te gaan, maar het<br />
komt erop neer dat gespvorming bij de celdeling zorgt<br />
voor <strong>een</strong> goede verdeling van de celkernen over de cellen.<br />
In de dwarswand van de hyfen zit <strong>een</strong> klein kanaaltje<br />
(dolipore genaamd), dat uitwisseling van plasma tussen<br />
de cellen mogelijk maakt.<br />
In de generatieve hyfen van <strong>Prototaxites</strong> heeft Hueber<br />
enkele gespen, of liever restanten van gespen, aangetroffen<br />
(Afb. 15). Ze zijn echter heel zeldzaam en <strong>een</strong><br />
complete gesp (met buisje buitenom) is niet gevonden.<br />
Hueber heeft ook doliporen in tussenschotten van generatieve<br />
hyfen gefotografeerd (Afb. 16 en 17). Deze poriën<br />
waren al eerder door Schmid (1976) beschreven.<br />
Het verschil tussen <strong>Prototaxites</strong> en recente ‘houtige’<br />
zwammen is dat het vruchtlichaam van <strong>Prototaxites</strong><br />
onbeperkt doorgroeide. Daardoor kon het vruchtlichaam<br />
zo groot worden. De enige beperking lag volgens Hueber<br />
in de vraag of het mycelium voor voldoende voedsel en<br />
water kon zorgen en in invloeden van buitenaf, zoals<br />
stormen.<br />
Recente houtige zwammen kunnen trouwens ook flinke<br />
afmetingen bereiken: paddenstoelen tot 1 meter lang<br />
zijn waargenomen.<br />
Omdat er vrijwel nooit vertakte stukken zijn gevonden,<br />
komt Hueber tot de conclusie dat <strong>Prototaxites</strong> <strong>een</strong><br />
pilaarvormig vruchtlichaam van <strong>een</strong> enorme zwam<br />
geweest moet zijn, dat tot 8 m hoog kon worden. Waarschijnlijk<br />
hebben wortelachtige structuren (rhizomorfen)<br />
voor de verankering in de bodem gezorgd. Afbeelding<br />
18 is de mooie reconstructie die in zijn artikel staat.<br />
<strong>Prototaxites</strong> moet verreweg het grootste element in het<br />
landschap van het Onder-Devoon geweest zijn. Planten<br />
werden toen niet veel hoger dan zo’n 50 cm en de<br />
stammen/stengels niet dikker dan enkele centimeters.<br />
Of toch <strong>een</strong> alg?<br />
De Engelsman William Carruthers publiceerde in 1872<br />
<strong>een</strong> venijnig commentaar op de mening van Dawson dat<br />
<strong>Prototaxites</strong> verst<strong>een</strong>d coniferenhout was. Hij opperde<br />
zelf drie mogelijkheden: <strong>een</strong> korstmos, <strong>een</strong> zwam of <strong>een</strong><br />
alg, maar was er van overtuigd dat het <strong>een</strong> alg was en<br />
gaf het fossiel <strong>een</strong> andere (ongeldige) naam: Nematophycus,<br />
wat dradenplant betekent.<br />
Op intuïtieve gronden is <strong>Prototaxites</strong> vooral geplaatst bij<br />
de bruine algen, met name in de buurt van de Laminaria-achtigen<br />
ofwel kelp. Deze alg kan reusachtig groot<br />
worden (tot 70 m) en groeit vaak in de vorm van onderzeese<br />
wouden. In dit geval ontwikkelt de plant <strong>een</strong> soort<br />
stam (die cauloïde wordt genoemd) met aan de top bladachtige<br />
structuren (phylloïden). De alg is aan de bodem<br />
vastgehecht met wortelachtige structuren die rhizoïden<br />
worden genoemd.<br />
Kräusel en Weyland beschreven in 1930 bladachtige<br />
structuren, die aan <strong>een</strong> stammetje van <strong>Prototaxites</strong> zaten.<br />
Jammer genoeg hebben zij ze niet afgebeeld en verder<br />
zijn de fossielen in de oorlog verloren gegaan. Wel heeft<br />
men in Duitsland ‘phylloïden’ gevonden in dezelfde laag<br />
als stukken <strong>Prototaxites</strong> maar dan los van elkaar.<br />
Onze landgenoot Jonker beschrijft in 1979 ook aan stammen<br />
vastgehechte bladeren, maar daarvan is aangetoond<br />
dat het om schijnfossielen ging, nl. om sedimentlaagjes.<br />
Samenvattend kan gezegd worden dat er g<strong>een</strong> overtuigende<br />
bewijzen zijn dat er bladachtige structuren aan<br />
stammen van <strong>Prototaxites</strong> hebben vastgezeten.<br />
Ook is wel geopperd dat het raadselachtige organisme<br />
Nematothallus (Steur et al., 1998) dat uit zwarte plakkaatjes<br />
met <strong>een</strong> dradenmatje eronder bestaat, <strong>een</strong><br />
soort bladachtige structuur van <strong>Prototaxites</strong> geweest is.<br />
Maar ook deze plant is nooit verbonden met <strong>Prototaxites</strong><br />
aangetroffen.<br />
De belangrijkste verdediger van de algtheorie op dit<br />
moment is Dr. H.-J. Schweitzer uit Bonn. Hij heeft <strong>een</strong><br />
plant die in 1974 beschreven is als Mosellophyton hefteri,<br />
omgedoopt tot <strong>Prototaxites</strong> hefteri. Deze plant heeft<br />
zweepachtige uitlopers en groeide in zee in de getijdenzones.<br />
Hij is vooral gevonden in de groeves van Alken en<br />
Waxweiler. Afbeelding 19 is de reconstructie van deze<br />
plant door Schweitzer.<br />
Het is opmerkelijk dat Schweitzer deze plant bij <strong>Prototaxites</strong><br />
rekent omdat verder bijna nooit vertakkingen<br />
gevonden worden. Hij gaat echter vooral af op het van<br />
dwarsrimpelingen voorziene oppervlak van de plant, <strong>een</strong><br />
eigenschap die ook ‘echte’ prototaxiten uit het Eifelgebied<br />
bezitten. Jammer genoeg gaat het om min of meer<br />
platgedrukte stammetjes zonder bewaard gebleven<br />
inwendige structuur.<br />
In 2000 beschreef hij de vondst van <strong>een</strong> vertakt stuk<br />
<strong>Prototaxites</strong> in de groeve van Waxweiler in de Eifel, dat hij<br />
interpreteerde als <strong>een</strong> stuk van het ‘wortel’-stelsel van de<br />
alg <strong>Prototaxites</strong>. Inderdaad lijkt het op het rhizoïdenstelsel<br />
van <strong>een</strong> kelpplant zoals die in de Noordzee voorkomt.<br />
Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />
Afbeelding 15.<br />
Litteken van <strong>een</strong> gesp<br />
in <strong>een</strong> preparaat<br />
van <strong>Prototaxites</strong>. Uit<br />
Hueber (2001).<br />
25
Afbeelding 16.<br />
Generatieve hyfe van<br />
<strong>Prototaxites</strong> waarbij<br />
in het tussenschot<br />
<strong>een</strong> porie (dolipore)<br />
is te zien. Dikte van<br />
het buisje 15 μm. Het<br />
pijltje wijst naar bindhyfen<br />
met septen. Uit<br />
Hueber (2001).<br />
Afbeelding 18.<br />
Reconstructie van<br />
<strong>een</strong> landschap met<br />
<strong>Prototaxites</strong> in het<br />
Vroeg-Devoon. Uit<br />
Hueber (2001).<br />
Actie!<br />
In <strong>een</strong> poging het raadsel op te lossen zijn mijn vrouw<br />
en ik naar Waxweiler gegaan en hebben we verzameld<br />
in de Onder-Devonische lagen van de groeve (Afb. 20).<br />
Tot onze spijt hebben we echter g<strong>een</strong> <strong>Prototaxites</strong>-achtig<br />
fossiel gevonden (wel <strong>een</strong> eurypterusje van 1,5 cm!).<br />
Joost van Leusen had echter kort daarna meer succes.<br />
Hij vond <strong>een</strong> 40 cm lange tak met zweepachtige uitlopers,<br />
die onmiskenbaar van de omstreden plant was. In<br />
de afbeeldingen 21 en 22 zijn twee delen van dit fossiel<br />
weergegeven waarbij de pijlen uitlopers aanwijzen.<br />
De oplossing is waarschijnlijk dat deze plant inderdaad<br />
<strong>een</strong> alg is. Dr. Wuttke van het pas geopende museum<br />
over de verovering van het land in Waxweiler, vertelde dat<br />
hij de aanduiding ‘Mosellophyton’ hefteri zal gebruiken.<br />
Schweitzer heeft steeds verondersteld dat <strong>Prototaxites</strong><br />
in zee groeide, maar intussen is wel duidelijk geworden<br />
dat het <strong>een</strong> landbewoner was. In de meeste gevallen<br />
wordt het fossiel gevonden in rivier- of delta-afzettingen.<br />
Meestal zijn de stammen bij het transport in stukken en<br />
stukjes uit<strong>een</strong>gevallen. De Taunus- en Emskwartsiet,<br />
waarin ook (echte) stukken <strong>Prototaxites</strong> gevonden worden,<br />
is <strong>een</strong> zandige, kustnabije afzetting. De prototaxiten<br />
worden daarin geconcentreerd op sommige plaatsen gevonden,<br />
terwijl ze elders niet aanwezig zijn. Schweitzer<br />
trekt daaruit de conclusie dat <strong>Prototaxites</strong> in de vorm van<br />
onderzeese wouden langs de kust groeide, maar heel<br />
goed denkbaar is ook dat het om gebieden gaat waar<br />
rivieren in zee uitmondden.<br />
Hueber laat in zijn artikel zien dat de celstructuur van<br />
<strong>een</strong> kelpplant op doorsnede heel anders is dan die van<br />
<strong>Prototaxites</strong>. Bij de alg liggen de ‘cellen’ netjes geordend<br />
in radiale rijen en kan <strong>een</strong> onderscheid gemaakt worden<br />
tussen merg, schors en opperhuid, terwijl de hyfen bij<br />
<strong>Prototaxites</strong> over de hele doorsnede op willekeurige<br />
wijze verspreid liggen.<br />
De opvatting dat <strong>Prototaxites</strong> <strong>een</strong> alg was, kan dus gerust<br />
terzijde geschoven worden.<br />
Of is <strong>Prototaxites</strong> <strong>een</strong> korstmos?<br />
Selosse (2002) toont veel waardering voor het werk van<br />
Hueber, maar heeft daarnaast toch ernstige twijfels.<br />
En wel op drie punten.<br />
1. De resten van voortplantingsorganen, die Hueber<br />
beschrijft, zijn niet overtuigend en erg onvolledig.<br />
26 Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />
Afbeelding 17.<br />
Idem van opzij<br />
gezien. Diameter<br />
septe 15 μm. Het<br />
pijltje wijst naar <strong>een</strong><br />
tussenschot in <strong>een</strong><br />
bindhyfe. Uit Hueber<br />
(2001).<br />
En het is vreemd dat er g<strong>een</strong> sporen zijn aangetroffen,<br />
ook niet in de directe omgeving van ingebedde stukken<br />
<strong>Prototaxites</strong>. Dat is ook jammer want sporen van<br />
steeltjeszwammen zijn gemakkelijk herkenbaar aan<br />
<strong>een</strong> klein aanhangsel.<br />
2. Het enorme formaat van de paddenstoel is niet goed<br />
te verklaren. Organismen worden groot door concurrentie<br />
met andere organismen, maar de planten werden<br />
in het Vroeg-Devoon niet veel hoger dan 50 cm.<br />
Het is bovendien twijfelachtig hoe de reuzenpaddenstoel<br />
aan zijn voedsel moest komen. Een vuistregel<br />
is dat de biomassa in bossen op <strong>een</strong> bepaald niveau<br />
van de voedselketen maximaal ongeveer 10% is van<br />
die van de laag eronder. De schimmels hebben <strong>een</strong><br />
massa van zo’n 10% van de humuslaag waarin zij<br />
leven. <strong>Prototaxites</strong> daarentegen lijkt <strong>een</strong> ongeveer<br />
even grote massa te hebben gehad als de laag waarop<br />
hij leefde.<br />
3. <strong>Prototaxites</strong> stierf uit in het Laat-Devoon. Hueber zegt<br />
dat dat wellicht veroorzaakt werd door vraat van dieren<br />
en door de concurrentie van bomen en struiken.<br />
Dat laatste klopt echter niet, want schimmels en planten<br />
zijn g<strong>een</strong> voedselconcurrenten en <strong>een</strong> paddenstoel<br />
is niet afhankelijk van licht. Planten brengen all<strong>een</strong><br />
maar meer voedsel aan voor schimmels.<br />
Selosse denkt dat deze bezwaren ondervangen kunnen<br />
worden door aan te nemen dat <strong>Prototaxites</strong> <strong>een</strong> korstmos<br />
(lichen) was, dat wil zeggen <strong>een</strong> samenlevingsvorm<br />
van <strong>een</strong> schimmel en <strong>een</strong> alg, waarvan beide voordeel<br />
hebben (symbiose). Schimmels kunnen met hun mycelium<br />
mineralen en water uit de bodem halen, terwijl algen<br />
met hun bladgroen uit koolzuurgas en water voedingsstoffen<br />
kunnen maken. Bovendien bieden alg en schimmel<br />
elkaar bescherming in moeilijke omstandigheden.<br />
De alg zou volgens Selosse aan de buitenkant van de<br />
jongste groeilaag van de <strong>Prototaxites</strong>stam gezeten hebben,<br />
omdat daar het licht opgevangen kon worden. De<br />
binnenin gelegen algen zouden afgestorven zijn bij gebrek<br />
aan licht, maar de buisjes bleven intact en door hun<br />
stevige structuur boden ze stevigheid aan het geheel.<br />
De zg. skelethyfen zouden volgens Selosse de algen zijn<br />
geweest. Er bestaan ook nu nog algen die buisjes vormen<br />
zonder septen. De groei is daarbij geconcentreerd<br />
in de punt en om het teruglopen van het protoplasma te<br />
voorkomen, vormt zich <strong>een</strong> tijdelijk tussenschot. De rest<br />
van de buis is leeg. Het is denkbaar dat de alg van dit<br />
type was. Groene algen kunnen ook chemische stoffen<br />
vormen die de wand stevig maken.<br />
De grootte van het organisme kan te maken hebben<br />
met het voordeel dat <strong>een</strong> groter oppervlak biedt voor de<br />
voedselproduktie door de alg. Selosse noemt ook concurrentie<br />
met andere planten maar dat geldt m.i. niet<br />
voor het Vroeg-Devoon.<br />
Het ontbreken van voortplantingsstructuren kan<br />
verklaard worden door aan te nemen dat <strong>Prototaxites</strong>
Afbeelding 19. Reconstructie<br />
van ‘<strong>Prototaxites</strong>’ hefteri volgens<br />
Schweitzer (1983).<br />
zich vegetatief voorplantte, hetg<strong>een</strong> ook bij recente<br />
korstmossen voorkomt. Bijvoorbeeld doordat loslatende<br />
stukjes zich tot nieuwe individuen kunnen ontwikkelen.<br />
Het uitsterven kan in dit geval wèl uit de concurrentie<br />
met de steeds dichter wordende begroeiing verklaard<br />
worden.<br />
tenSLotte<br />
Al met al kan geconcludeerd worden dat we er nog niet<br />
uit zijn. <strong>Prototaxites</strong> zal g<strong>een</strong> alg zijn, maar misschien<br />
is het <strong>een</strong> <strong>reuzenzwam</strong>, en wie weet ligt de waarheid in<br />
het midden en is het <strong>een</strong> combinatie van <strong>een</strong> alg en <strong>een</strong><br />
zwam, namelijk <strong>een</strong> reuzenkorstmos.<br />
Het is even wennen aan het idee, maar libelles met <strong>een</strong><br />
spanwijdte van 70 cm en dinosauriërs van 35 m vinden<br />
we nu toch ook acceptabel. En <strong>een</strong> tijdsverschil van 400<br />
miljoen jaar met het heden is g<strong>een</strong> kleinigheid.<br />
dankwoord<br />
Veel mensen hebben mij op <strong>een</strong> of andere manier bijgestaan<br />
bij het maken van dit ‘multidisciplinaire’ artikel. Ik<br />
heb <strong>een</strong> warm gevoel overgehouden van de behulpzaamheid,<br />
die ik heb ontmoet.<br />
In het bijzonder wil ik mijn dank uitspreken aan Dr.<br />
Peter-Jan Keizer van de Nederlandse Mycologische<br />
<strong>Vereniging</strong>. Door zijn inbreng heeft het artikel meer<br />
diepgang gekregen en is de kwaliteit sterk verbeterd.<br />
Prof. Dr. Hans Kerp van de Forschungsstelle für Paläobotanie<br />
van de Wilhelms Universität te Münster ben<br />
ik zeer dankbaar voor het kritisch doorlezen van het<br />
artikel.<br />
De heer Hagen Hass van dezelfde afdeling dank ik voor<br />
de peels met resten van <strong>Prototaxites</strong> uit het gebied<br />
van Lac de la Gileppe. Zonder deze peels was het niet<br />
mogelijk geweest foto’s van de inwendige structuur te<br />
laten zien.<br />
De volgende ‘paddenstoelenmensen’ hebben mij geholpen<br />
om deze, voor mij nieuwe, wereld te ontsluiten: Jan<br />
Dieker (Zutphen), Jo Pijnenburg (Dieren), Elly Dogger<br />
(Ellecom), Chris van der Wilde (Arnhem). Allen hartelijk<br />
dank.<br />
Verder dank ik de stenenverzamelaars Hans van Essen<br />
(Dieren), Gerrit Goorman (Wilp), Kees van Oorde (Arnhem)<br />
en Hans de Kruyk (Leerdam) voor het aanleveren<br />
van stukken <strong>Prototaxites</strong> en de laatste tevens voor het<br />
maken van het slijpplaatje van afbeelding 24.<br />
Ik dank Jan Drent (Doetinchem) voor de mogelijkheid<br />
Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />
Afbeelding 20.<br />
Onder-Devonische<br />
afzettingen in<br />
de groeve van<br />
Waxweiler.<br />
bijzonderheden<br />
- Verschillende fossielen van <strong>Prototaxites</strong> vertonen krimpscheuren (Afb. 2<br />
en 23). Dit verschijnsel is nog niet verklaard.<br />
- Het is jammer dat de verkiezelde prototaxiten in Europa zo slecht geconserveerd<br />
zijn. In de meeste gevallen hebben de kwartskristallen de<br />
inwendige structuur verwoest. Soms is zelfs <strong>een</strong> structuur van pseudocellen<br />
ontstaan, waarbij de donkere organische resten de scheiding<br />
vormen tussen kwartskristallen (Afb. 24). Hoogstens zijn soms nog wat<br />
vage lijntjes te zien waar de skelethyfen hebben gelopen. In prototaxiten<br />
uit de Taunuskwartsiet zijn op doorsnede in <strong>een</strong> enkel geval nog wel de<br />
skelethyfen te zien.<br />
- In 2003 is uit onderzoek te voorschijn gekomen dat de chemische samenstelling<br />
van <strong>Prototaxites</strong> in de richting van <strong>een</strong> zwam wijst (Boyce et<br />
al., 2003). Dit hoeft niet in tegenspraak met de korstmostheorie te zijn<br />
omdat daarbij ook <strong>een</strong> schimmelcomponent is.<br />
- In Australië is <strong>een</strong> stuk <strong>Prototaxites</strong> is gevonden waarin resten van vaatplanten<br />
zijn ingebed, die helemaal zijn doortrokken van hyfen. Dit zou<br />
opgevat kunnen worden als <strong>een</strong> deel van het mycelium van <strong>Prototaxites</strong><br />
(Hueber, 2001).<br />
- Er zijn enkele meldingen van (aanwijzingen voor) vertakkingen. Zo beschrijft<br />
Altmeyer (1973) structuren die lijken op littekens van zijtakken.<br />
Heidtke (2006) meldt aanwijzingen voor vertakkingen binnen de concentrische<br />
structuren in doorgesneden stukken <strong>Prototaxites</strong> uit <strong>een</strong> groeve<br />
bij Birkenfeld in de Hunsrück.<br />
die hij me heeft gegeven om stukken uit de collectie van<br />
Huis Bergh te ’s Heerenbergh te fotograferen.<br />
Paul Floor (Zwolle), Joost van Leusen (Oegstgeest) en<br />
Erna de Graaff (Pesse) ben ik dankbaar voor hun (succesvolle)<br />
poging om in de groeve van Waxweiler het fossiel<br />
Mosellophyton hefteri te vinden. Joost dank ik voor<br />
het ter beschikking stellen van het fossiel voor nadere<br />
bestudering. Ik dank Dr. Michael Wuttke van het museum<br />
te Waxweiler voor het verschaffen van informatie.<br />
De afbeeldingen 13, 15, 16, 17 en 18 zijn gereproduceerd<br />
uit het in de literatuur genoemde artikel van Hueber<br />
(2001) met toestemming van Elsevier.<br />
fotoGrafie<br />
De foto’s zijn van de auteur, tenzij anders vermeld staat.<br />
27
Afbeelding 21.<br />
Mosellophyton (‘Proto-<br />
taxites’) hefteri uit de<br />
groeve bij Waxweiler.<br />
De pijl wijst <strong>een</strong><br />
zijtak aan. Afge-<br />
beelde breedte:w 15<br />
cm. Coll. Joost van<br />
Leusen.<br />
Afbeelding 22. Idem.<br />
Afgebeelde breedte:<br />
20 cm.<br />
Literatuur<br />
altmeyer h., 978, 979. Die Prototaxiten von Arenrath,<br />
im Taunusquarzit, im Ems-Quarzit. Grondboor<br />
& Hamer, jg. 32-1, 32-4, 33-5.<br />
altmeyer h., 973. Astnarben an Prototaxiten?<br />
Der Aufschluss, vol. 24, pp. 350-356.<br />
boyce, c.k., hotton, c., fogel, m., cody, G.d., hazen,<br />
r.m. & knoll, a.h., 2003. Comparative geochemistry<br />
suggests <strong>Prototaxites</strong> was a gigantic fungus<br />
[Abstract]. Geological Society of America Meeting,<br />
Abstracts with Programs. 34(7): pp. 587.<br />
heidtke h.j., 2006. <strong>Prototaxites</strong>: Ist der 400 Mill. Jahre<br />
alte “Monsterbaum” ein Pilz? Pollichia-Kurier<br />
22(1), pp. 16 - 17.<br />
hueber f.m, 200 . Rotted wood – alga – fungus: the<br />
history and life of <strong>Prototaxites</strong>. Rev. Palaeobot.<br />
Palyn. 116, pp. 123 – 158.<br />
jonker f.p., 979. <strong>Prototaxites</strong> in the Lower Devonian.<br />
Palaeontographica, Abt. B, Band 171,<br />
pp. 19 – 56.<br />
kräusel r., 964. Rätsel um <strong>Prototaxites</strong>, Fortschr. Geol.<br />
Rheinld. und Westf. 12, pp. 25 – 38.<br />
kräusel r. & weyland h., 930. Die Flora des Deut-<br />
schen Unterdevons. Berlijn<br />
Schaarschmidt, f., 974. Mosellophyton hefteri, ein suk-<br />
kulenter Halophyt aus dem Unterdevon von<br />
Alken an der Mosel. Palaeontologische Zeitschrift,<br />
Band 48, Heft 3/4 . pp. 188-204.<br />
28 Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />
Afbeelding 23. <strong>Prototaxites</strong> met krimpscheuren en volledige<br />
ringen. Vindplaats Bienen bij Kleef. Coll. Huis Bergh, ’s<br />
Heerenbergh. Grootste afmeting: 27 cm.<br />
Afbeelding 24. Pseudo-celstructuur in <strong>Prototaxites</strong>. De<br />
‘cellen’ zijn kwartskristallen, de donkere kleur van de<br />
‘celwanden’ wordt veroorzaakt door organische resten.<br />
Preparaat en foto: Hans de Kruyk.<br />
Schmid r., 976. Septal pores in <strong>Prototaxites</strong>, an enig-<br />
matic plant. Science, 191, pp. 287-288.<br />
Schweitzer h.-j., 983: Die Unterdevonflora des Rhein-<br />
landes. Palaeontographica, Abt. B, Band 189,<br />
pp. 1 – 138.<br />
Schweitzer h.-j, 990. Pflanzen erobern das Land.<br />
Kleine Senckenberg-Reihe Nr. 18, Frankfurt<br />
am Main.<br />
Schweitzer h.-j., 2000. Neue Pflanzenfunde im Unter-<br />
devon der Eifel (Deutschland). Senckenbergiana<br />
lethaea, Band 80, pp. 371 – 395.<br />
Selosse m.-a., 2002: <strong>Prototaxites</strong>: a 400 MYR old giant<br />
fossil, a saprophytic holobasidiomycete, or a<br />
lichen? Mycological Research 106: pp. 642-644.<br />
Als pdf van internet te downloaden.<br />
Steur h. & brugghen w. van der, 998. Nematothallus,<br />
<strong>een</strong> raadselachtige plant uit het Siluur en het<br />
Vroeg-Devoon. Grondboor & Hamer, 1998-2,<br />
pp. 28-35
Aardkundig excursiepunt 2<br />
wim hooGendoorn<br />
Sterkenburgerlaan 36, 3941 BD Doorn. 0343-515240,<br />
walliehb@wxs.nl, www.aardkundigewaarden.nl<br />
Het eIlaND De bOl, De<br />
bINNeNlek eN De lekwaarD<br />
Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />
29
Afbeelding 2.<br />
Topografische kaart<br />
van het excursiege-<br />
bied. Bron: Topo-<br />
grafische Dienst,<br />
Emmen.<br />
Vorige pagina:<br />
Afbeelding 1. Het<br />
(schier)eiland De<br />
Bol en de Binnenlek<br />
liggen in de Lek<br />
ter hoogte van het<br />
boerderijlint van<br />
Willige Langerak.<br />
Het rivierduin op het<br />
voormalige eiland is<br />
goed te zien, evenals<br />
de verlanding in<br />
de Binnenlek, de<br />
voormalige bedding.<br />
Foto: BOHO-team.<br />
algem<strong>een</strong>:<br />
Na de benoeming van de Provinciale Aardkundige<br />
Monumenten Grebbeberg (1995; eigenaar: Utrechts<br />
Landschap), de Lange Duinen en de Korte Duinen (1997;<br />
eigenaar: Gem<strong>een</strong>te Soest), Zwerfsteneneiland Maarn<br />
(1999; eigenaar: Nederlandse Spoorwegen), Niënhof en<br />
Oostbroek (2000; eigenaar: Utrechts Landschap) en plantage<br />
Willem III (2000; eigenaar: Utrechts Landschap) lag<br />
het voor de hand te zoeken naar <strong>een</strong> potentieel Aardkundig<br />
Monument in het rivierklei- of v<strong>een</strong>gebied van de provincie<br />
Utrecht. Daarnaast was het van belang te zoeken<br />
binnen de eigendommen van <strong>een</strong> van de grote groene<br />
terreinbeherende organisaties, die nog g<strong>een</strong> Aardkundig<br />
Monument bezaten. Uiteindelijk zijn het eiland De Bol<br />
en de Binnenlek in 2001 door de provincie in overleg met<br />
Staatsbosbeheer tot Aardkundig Monument benoemd.<br />
De Lekwaard hoort daar officieel niet bij. Toch wordt zij in<br />
het onderstaande ook besproken, omdat het interessant<br />
is om te zien hoe twee op het oog vergelijkbare schiereilanden<br />
<strong>een</strong> verschillende ontstaansgeschiedenis hebben.<br />
naam:<br />
Eiland De Bol, de Binnenlek en de Lekwaard (Afb. 1 en<br />
10).<br />
Locatie:<br />
Provincie Utrecht, Lopikerwaard, gem<strong>een</strong>te Lopik, Lekdijk<br />
West.<br />
30 Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />
bereikbaarheid (afb. 2):<br />
Vanuit Nieuwegein, Lopik of Schoonhoven naar de<br />
noordelijke Lekdijk rijden. Ter hoogte van Willige Langerak<br />
liggen De Bol, de Binnenlek en de Lekwaard in de<br />
uiterwaarden van de Lek. Het eiland De Bol is bereikbaar<br />
via <strong>een</strong> afrit van de winterdijk (Lekdijk West) naar de<br />
uiterwaarden (x = 123,3 en y = 440,7). De parkeermogelijkheden<br />
met de auto zijn zeer beperkt, omdat er op de<br />
Lekdijk niet geparkeerd mag worden. Een goed alternatief<br />
is om de auto in Schoonhoven of op het recreatieterrein<br />
Salmsteke te parkeren (x = 126,3 en y = 441,7) en<br />
dan te gaan lopen of fietsen. Dan valt er nog veel meer te<br />
genieten.<br />
toegankelijkheid:<br />
De Lekwaard en de Binnenlek zijn prima vanaf de<br />
winterdijk te zien. De Lekwaard is (nog?) niet openbaar<br />
toegankelijk. Het eiland De Bol wel. Onderaan de afrit<br />
van de Lekdijk begint de uit basaltstenen opgebouwde<br />
strekdam (Afb. 3). Over deze strekdam kan het eiland<br />
bereikt en bewandeld worden. Er dient wel rekening mee<br />
gehouden worden dat de strekdam <strong>een</strong> aantal dagen<br />
per jaar, bij erg hoge waterstanden, onder water komt te<br />
staan. Dan is het eiland niet bereikbaar. Laat u ook niet<br />
verrassen door het getijdeverschil dat ter plaatse ca. 75<br />
cm bedraagt.<br />
eigenaar:<br />
Staatsbosbeheer.
Afbeelding 3. De strekdam waarmee het eiland De Bol<br />
aan de winterdijk is verbonden. Links rietgorzen. Foto:<br />
BOHO-team.<br />
wat is er te zien?<br />
Vanaf de winterdijk hebben we <strong>een</strong> prima zicht op de<br />
getijdekreken van de Lekwaard en de Binnenlek bij het<br />
eiland De Bol (Afb. 4). Afhankelijk van het getij zien we<br />
smalle kreekjes kronkelend in <strong>een</strong> moddervlakte of<br />
brede beddingen. De beddingen zijn stroomopwaarts<br />
omzoomd door rietgorzen, waardoor het dichtslibben van<br />
deze voormalige rivierbeddingen bevorderd wordt. Langs<br />
het stroomafwaartse deel van de Binnenlek valt op, dat<br />
plaatselijk door erosie afkalving van de oevers (Afb. 5)<br />
en elders sedimentatie optreedt. Vanaf de winterdijk is<br />
het zicht op de Bol beperkt. Via de strekdam kunnen we<br />
het eiland betreden. Langs de rivierkant van het eiland<br />
zien we <strong>een</strong> complex rivierduinen liggen met <strong>een</strong> maximale<br />
hoogte van ca. 4 meter (Afb. 6). Opvallend is ook<br />
de bijzondere vegetatie op deze schrale zandgronden.<br />
Verder naar het zuidwesten lopend zijn de aardkundige<br />
waarden langs de rivierzijde van De Bol beperkt, omdat<br />
men ervoor gekozen heeft om hier stenen te storten als<br />
oeververdediging (Afb. 7). Als we na het bereiken van de<br />
zuidwestelijke punt van het eiland langs de kant van de<br />
Binnenlek teruglopen, hebben we aanvankelijk <strong>een</strong> mooi<br />
zicht op de getijdekreek. Erosie en sedimentatie langs en<br />
in de bedding zijn hier prima te zien. Verderop wordt het<br />
zicht belemmerd door de rietgorzen.<br />
Geogenetische en historische achtergrond<br />
De mens heeft zo’n nadrukkelijke rol gespeeld bij het<br />
ontwikkeling van het eiland De Bol, dat het verstandiger<br />
is om de geogenetische en de historische achtergrond<br />
gelijktijdig te behandelen. Het eiland De Bol is gelegen<br />
in de Lek. De Lek is <strong>een</strong> relatief jonge rivier die pas na<br />
het begin van onze jaartelling is ontstaan. De rivier heeft<br />
Afbeelding 4. De getijdekreek de Binnenlek is prima te<br />
zien vanaf de winterdijk. Foto: BOHO-team.<br />
aanzienlijk aan kracht gewonnen door de langzame<br />
verzanding en uiteindelijke afdamming van de Kromme<br />
Rijn bij Wijk bij Duurstede in 1122. Misschien was de<br />
verhouding tussen de sedimentlast (grind, zand en klei)<br />
en de waterafvoer in de 18e en 19e eeuw dusdanig dat er<br />
talrijke zandbanken in de rivier de Lek ontstonden, maar<br />
mogelijk speelden ook andere factoren <strong>een</strong> rol. Op oude<br />
rivierkaarten, zoals b.v. de ‘Kaarte van de Lek, met de<br />
dijken, uitterweerden, zanden, hoofden, enz. strekkende<br />
van boven de vaart tot beneden Schoonhoven’ (D. Hooft,<br />
1738), zien we namelijk <strong>een</strong> scala aan zandbanken in de<br />
Lek. Ook in 1837 kunnen we op kaarten van Goudriaan<br />
(Afb. 8) nog diverse zandbanken in de rivier zien liggen.<br />
Het eiland De Bol heette overigens in 1738 nog de Slaapwerf.<br />
Deze naam hangt mogelijk samen met de zalmvisserij<br />
die hier toen beoefend werd.<br />
Voor de scheepvaart waren deze obstakels uiteraard erg<br />
lastig. Daarom ging men in de 19e eeuw de bestaande<br />
kribben al verlengen en nieuwe aanleggen. Waar de<br />
rivierbedding breed was, werden min of meer evenwijdig<br />
aan de winterdijk strekdammen aangelegd. Door de<br />
versmalling van het zomerbed van de rivier ging de rivier<br />
in de diepte eroderen, waardoor diverse obstakels in de<br />
vorm van zandbanken werden afgebroken. Dat is ook in<br />
de omgeving van De Bol gebeurd. Op kaarten van rond<br />
1890 staan bij Willige Langerak twee strekdammen aangegeven<br />
(Afb. 9). Bij normale waterpeilen stroomde de<br />
rivier voortaan all<strong>een</strong> nog maar door de hoofdbedding,<br />
waardoor de bevaarbaarheid van de Lek verbeterde.<br />
Het eiland De Bol werd door de aanleg van <strong>een</strong> stekdam<br />
vanaf de winterdijk <strong>een</strong> schiereiland. De voormalige bedding<br />
tussen het eiland en de winterdijk kreeg de naam<br />
Binnenlek.<br />
In de huidige situatie (Afb. 1 en 2) is duidelijk te zien dat<br />
tussen de noordpunt van het voormalige eiland en de<br />
winterdijk landaanwas heeft plaatsgevonden. Er is <strong>een</strong><br />
Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />
Afbeelding 5.<br />
Plaatselijke afkalving<br />
van het eiland De Bol<br />
door de Binnenlek.<br />
Het hek dient om be-<br />
zoekers van de wand<br />
af te houden in ver-<br />
band met nestelende<br />
oeverzwaluwen. Foto:<br />
BOHO-team.<br />
Afbeelding 6.<br />
De duinen van De Bol<br />
bij laag water vanaf<br />
de rivier gezien. Foto:<br />
BOHO-team.<br />
3
Afbeelding 7.<br />
Stroomafwaarts van<br />
de rivierduinen is<br />
het natuurlijke karakter<br />
van het eiland<br />
ernstig aangetast<br />
door verstening die<br />
in het verleden ter<br />
oeververdediging is<br />
aangebracht. Foto:<br />
BOHO-team.<br />
Afbeelding 8. Goudriaan:<br />
Kaart van de<br />
rivieren De Boven- en<br />
Neder-Rijn, De Lek en<br />
De Nieuwe Maas van<br />
Lobith tot Brielle,<br />
blad 13, 1837. 1:<br />
10.000.<br />
kreek ontstaan die door getijde-invloed nu <strong>een</strong>s vol staat<br />
en dan weer verandert in <strong>een</strong> smalle stroom temidden<br />
van <strong>een</strong> moddervlakte. De kreek of moddervlakte wordt<br />
stroomopwaarts omzoomd door rietgorzen die regelmatig<br />
door sedimentatie worden opgehoogd. Op sommige<br />
plaatsen is de aanwas door de mens al omgezet in<br />
weiland. In het stroomafwaartse deel neemt het aantal<br />
rietgorzen af en maakt plaats voor <strong>een</strong> afwisseling van<br />
landschappelijke vormen veroorzaakt door erosie en<br />
sedimentatie.<br />
Links op afbeelding 9 is nog <strong>een</strong> tweede strekdam te<br />
zien, die door water omgeven wordt. Aan de zijde van<br />
de winterdijk is door aanwas tegen deze strekdam <strong>een</strong><br />
schiereiland gevormd (Afb. 2 en 10). De twee schiereilanden<br />
die op het eerste gezicht misschien op elkaar lijken,<br />
blijken dus <strong>een</strong> totaal verschillende ontstaanswijze<br />
gehad te hebben. Deze tweede strekdam in de Lekwaard<br />
is niet openbaar toegankelijk, onder andere vanwege de<br />
aanwezigheid van <strong>een</strong> reigerkolonie in de bosschage op<br />
deze aanwas.<br />
Op het schiereiland De Bol ligt aan de rivierzijde <strong>een</strong><br />
zandige oeverwal. Nabij de noordpunt van het voormalige<br />
eiland is het zand van de zandbank en de oeverwal<br />
verstoven tot <strong>een</strong> complex van rivierduinen. In de<br />
uiterwaarden van de Rijn en de Lek zijn op de grens van<br />
kribben en uiterwaarden wel vaker kleine duintjes van<br />
circa één meter hoog te zien. Op Utrechts grondgebied is<br />
dit complex van rivierduinen door zijn omvang en hoogte<br />
bepaald uniek te noemen. Meer zuidwaarts is de oever<br />
verst<strong>een</strong>d. Ter voorkoming van mogelijk schade door<br />
erosie is hier <strong>een</strong> grindrijke oeververdediging aangebracht.<br />
Visie van de eigenaar / beheerder<br />
Nico de Bruin is de boswachter van de beheers<strong>een</strong>heid<br />
Hollandse Waarden van Staatsbosbeheer, waaronder<br />
De Bol, de Binnenlek en de Lekwaard vallen. De Bruin<br />
32 Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />
Afbeelding 9.<br />
Chromo-topographische kaart van het Koninkrijk der<br />
Nederlanden, 1:25.000, blad nr. 484 Tienhoven verkend in<br />
1888 en blad nr. 503 Langerak, verkend in 1889.<br />
Bron: Topografische Dienst, Emmen<br />
is tevreden met de verworven status van Aardkundig<br />
Monument. Het heeft de eerste jaren veel publiciteit<br />
met zich meegebracht en <strong>een</strong> flinke toename in het<br />
aantal excursies. Dat effect is nu langzamerhand weer<br />
uitgewerkt. Hij gebruikt de opgedane kennis over cultuurhistorie<br />
en aardkundige waarden graag tijdens de<br />
rondleidingen die hij geeft, zodat zijn gasten niet all<strong>een</strong><br />
getrakteerd worden op de mooie levende natuur. Van<br />
hem mag de natuur ook zijn gang gaan. Hij is niet bang<br />
voor mogelijke veranderingen ten gevolge van afkalving<br />
en sedimentatie. Bij het afgekalfde stuk op het eiland De<br />
Bol is <strong>een</strong> hek geplaatst, omdat oeverzwaluwen graag<br />
gebruik maken van de nestmogelijkheden in deze wand.<br />
Ook dient voorlopig nog rekening gehouden te worden<br />
met het ‘voortgezet gebruik’, dat <strong>een</strong> boer nog op <strong>een</strong><br />
gedeelte van het eiland heeft. Bij de Lekwaard is de<br />
strekdam plaatselijk wat verlaagd om nieuwe landschappelijke<br />
processen <strong>een</strong> kans te geven.<br />
noot van de auteur: Het is voor groepen van minimaal<br />
10 en maximaal 25 personen mogelijk om <strong>een</strong> excursie<br />
onder leiding van Nico de Bruin te maken. Deze duurt<br />
ongeveer 90 minuten en de kosten zijn ca. 35 euro per<br />
groep. Afspraken kunnen rechtstreeks met Nico de<br />
Bruin gemaakt worden via 06-20095775. Een aanrader!<br />
Afbeelding 10.<br />
Het schiereiland langs de kaarsrechte strekdam in de nabijgelegen<br />
Lekwaard. De rietgorzen zijn goed herkenbaar<br />
door de lichte kleur. Foto: BOHO-team.
meDeDelINGeN<br />
adresWijZiGinGen<br />
nieuw secretariaatsadres<br />
Nu de algemene ledenvergadering akkoord is gegaan met<br />
de verkiezing van Paul van Olm tot NGV bestuurslid, is het<br />
nieuwe adres van het NGV secretariaat:<br />
paul van olm<br />
Bongerd 180<br />
8212 BK Lelystad<br />
tel. 0320-242881<br />
mobiel 06-53978137<br />
E-mail: paulvanolm@hotmail.com<br />
nieuw adres ledenadministratie<br />
Het adres van de ledenadministratie is met ingang<br />
van 13 april gewijzigd in:<br />
de Kievit 15<br />
7141 NH Groenlo<br />
telefoon (0544-461661) en e-mail (la.ngv@hccnet.nl)<br />
blijven ongewijzigd.<br />
jUbiLeUmvierinG 60 jaar nGv<br />
wanneer?<br />
Zaterdag 13 mei van 13.00 uur tot 16.00 uur.<br />
waar?<br />
We vieren dit jubileum in het gebouw van TNO Bouw en<br />
Ondergrond (waar we ook onze themadagen houden),<br />
Princetonlaan 6, Utrecht.<br />
bereikbaarheid per auto: A28, afslag De Uithof. Er is ruim<br />
voldoende parkeergelegenheid.<br />
per openbaar vervoer: stadsbus 11 (halte Botanische<br />
tuinen/Princetonplein) of 12 (halte Kruytgebouw).<br />
hoe?<br />
We houden <strong>een</strong> ‘publieksmarkt’. Individuele leden,<br />
NGV-afdelingen én andere verenigingen krijgen de<br />
gelegenheid om <strong>een</strong> marktkraam te ‘vullen’ met delen<br />
uit verzamelingen, foto’s, kaarten, boeken, posters,<br />
etc. Misschien wordt er <strong>een</strong> video vertoond of kunnen<br />
bezoekers <strong>een</strong> microscoop gebruiken, etc. etc. We houden<br />
g<strong>een</strong> ruil- of verkoopbeurs! We willen slechts de collegaleden<br />
én andere bezoekers laten zien hoe we met onze<br />
geologiehobby bezig zijn.<br />
Er is nog <strong>een</strong> aantal marktkramen beschikbaar.<br />
Neem snel contact op met Joost Vermee (e-mail:<br />
joost.vermee@wxs.nl) als u nog mee wilt doen.<br />
Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />
Nederlandse <strong>Geologische</strong> vereninging<br />
bijlage van Grondboor & Hamer nr. 2 - 2006<br />
kopij voor de ‘mededelingen’ van nummer 3 kan<br />
vóór 1 mei worden gezonden aan de secretaris<br />
van de NGv, bongerd 180, 8212 bk lelystad,<br />
paulvanolm@hotmail.com<br />
Gids met ‘geologische stadswandelingen’<br />
De jubileumdag zal verder nog <strong>een</strong> bijzonder karakter<br />
krijgen door de introductie van <strong>een</strong> nieuw boek,<br />
namelijk <strong>een</strong> gids met ‘geologische stadswandelingen’<br />
in 12 Nederlandse steden. De heren Verhofstad en van<br />
den Koppel stelden <strong>een</strong> gids samen waarin voor 12<br />
Nederlandse steden <strong>een</strong> aantal gebouwen is aangegeven<br />
waaraan interessant natuurlijk gest<strong>een</strong>te is toegepast.<br />
Daarnaast bevat het boek <strong>een</strong> algem<strong>een</strong> gedeelte<br />
waarin het ontstaan en de typische kenmerken van de<br />
verschillende gest<strong>een</strong>ten is beschreven. Op die manier<br />
ontstond <strong>een</strong> unieke gids waarmee in elk van de twaalf<br />
steden <strong>een</strong> ‘geologische wandeling’ kan worden gemaakt.<br />
De gids wordt als jubileumcadeau gratis verstrekt aan alle<br />
NGV-leden!<br />
programma<br />
De jubileumviering wordt zo informeel mogelijk<br />
gehouden. Er is géén receptie en ‘casual’ kleding wordt<br />
als vanzelfsprekend beschouwd. De markt begint om<br />
13.00 uur en sluit om 16.00 uur. Omstreeks 13.30 uur<br />
zal het eerste exemplaar van de ‘stadsgids’ in ontvangst<br />
worden genomen door prof. Salle Kroonenberg,<br />
hoogleraar geologie in Delft. Ongetwijfeld zal hij, op<br />
zijn geheel eigen manier, ingaan op het belang van<br />
de amateurgeologie in het algem<strong>een</strong> en deze nieuwe<br />
stadsgids in het bijzonder.<br />
bibliotheek<br />
De grote gecombineerde bibliotheek van TNO Bouw en<br />
Ondergrond en Faculteit Geowetenschappen Universiteit<br />
Utrecht zal tijdens deze jubileumviering ook geopend zijn.<br />
Maak er gebruik van!<br />
cadeaus<br />
Het NGV-bestuur verwacht g<strong>een</strong> cadeaus, maar<br />
aanmeldingen van nieuwe leden zijn van harte welkom!<br />
tHemadaGen<br />
Uiteraard zal de jubileumviering verder worden omlijst<br />
met <strong>een</strong> feestelijk hapje en drankje. Een prachtige<br />
gelegenheid dus om uw collega-hobbyisten te ontmoeten.<br />
De jubileumviering is voor ieder<strong>een</strong> toegankelijk! Breng<br />
familie,vrienden en kennissen mee! Het is immers <strong>een</strong><br />
prachtige gelegenheid om, in <strong>een</strong> ongedwongen sfeer,<br />
te ervaren hoe verschillend men kan omgaan met onze<br />
fascinerende hobby.
themadag ‘calciet’<br />
De eerste themadag van 2006, met als onderwerp<br />
‘calciet’, was ook weer bijzonder succesvol.<br />
Er kwam <strong>een</strong> honderdtal bezoekers kijken naar<br />
presentaties van verschillende verzamelaars en<br />
verenigingen en luisteren naar <strong>een</strong> drietal lezingen.<br />
Bijzonder was de aanwezigheid van de vereniging ‘Speleo<br />
Nederland’ die aandacht vroeg voor de speologie, <strong>een</strong><br />
aanverwante hobby. Maar ook de presentaties van ‘het<br />
Kristal’ uit Groningen, de ‘Kring Zwarte Woud Mineralen’<br />
en, helemaal uit België gekomen, de ‘Mineralogische<br />
Kring Antwerpen’ trokken veel aandacht. Opvallend was<br />
dat de bijdragen van ‘derden’ aanzienlijk groter was dan<br />
die van NGV-leden of NGV-afdelingen! Iets waar toch wel<br />
even bij stil gestaan zou moeten worden. Maar ook iets<br />
waar gemakkelijk iets aan te doen is. Grijp de kans om<br />
tijdens <strong>een</strong> van de nog resterende themadagen in ieder<br />
geval mee te doen.<br />
nog twee themadagen in 2006<br />
De volgende themadagen staan natuurlijk al in uw<br />
agenda!<br />
• zaterdag 23 september: thema ‘zee-egels’<br />
• zaterdag 8 november: thema ‘zwerfstenen’<br />
Op zo’n themadag bent u van harte welkom van 11.00<br />
tot 16.00 uur. Gedurende die openingsuren vinden<br />
vele presentaties en lezingen plaats! Details over het<br />
dagprogramma kunt u zoals altijd vinden op de internetsite<br />
van de NGV: www.geologischevereniging.nl.<br />
Denkt u inhoudelijk te kunnen bijdragen aan van de<br />
themadagen: neem contact op met het NGV-bestuur! Voor<br />
al de dagen zijn bijdragen in de vorm van zogenaamde<br />
‘tafelpresentaties’ of <strong>een</strong> lezing nog van harte welkom.<br />
U selecteert de belangrijkste/leukste/interessantste<br />
vondsten uit uw eigen verzameling en toont die aan al die<br />
andere verzamelaars en bezoekers. Eventueel vult u <strong>een</strong><br />
en ander aan met foto’s, posters, kaarten, boeken, etc.<br />
Uw tafel staat al klaar. U zult er g<strong>een</strong> spijt van krijgen!<br />
Eerdere deelnemers waren razend enthousiast.<br />
bibliotheek<br />
Zoals inmiddels bijna gebruikelijk zal de grote<br />
gecombineerde bibliotheek van TNO Bouw en Ondergrond<br />
en van de faculteit geowetenschappen ook in 2006 tijdens<br />
de geplande themadagen geopend zijn!<br />
cUrsUssen<br />
Gest<strong>een</strong>tenherkenning<br />
De eerstvolgende cursus vindt plaats op 4, 11, 25<br />
november en 2 december in het Geologisch Activiteiten<br />
Centrum in het gebouw van TNO Bouw en Ondergrond in<br />
Utrecht. Voor deze cursus zijn nog enkele plaatsen vrij.<br />
We herhalen nog <strong>een</strong>s de inhoud: de cursus leert de<br />
deelnemers gest<strong>een</strong>ten te herkennen aan de hand van<br />
de samenstellende mineralen, de structuren en aan de<br />
hand van kleuren en patronen. In totaal 18 uren krijgen<br />
de deelnemers zo’n 60 tot 70 gest<strong>een</strong>tesoorten in <strong>een</strong><br />
didactische volgorde op tafel, terwijl de lessen verder<br />
verlucht worden met dia’s, plaatwerk, kristalmodellen,<br />
etc. Aantal deelnemers: minimaal 12, maximaal 16.<br />
Voorkennis: g<strong>een</strong>.<br />
De cursus is all<strong>een</strong> toegankelijk voor NGV-leden.<br />
2 Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />
Kosten: € 70,00 incl. dictaat. Geïnteresseerden in deze<br />
cursus wordt aangeraden zich aan te melden, zodat<br />
u op de wachtlijst wordt geplaatst. Aanmeldingen bij<br />
voorkeur via e-mail (anders s.v.p. per brief) bij Joost<br />
Vermee, Kwaadeindstraat 75, 5041JK Tilburg. E-mail:<br />
joost.vermee@wxs.nl.<br />
Zodra (ca. half september) nadere bijzonderheden van de<br />
cursus bekend zijn, ontvangt u persoonlijk bericht! Pas<br />
daarna wordt uw aanmelding definitief en betaalt u het<br />
cursusgeld.<br />
Vervolgcursus gest<strong>een</strong>tenherkenning<br />
In de maanden maart/april 2006 volgen 10 deelnemers<br />
deze (nog enigszins experimentele) cursus. Het is de<br />
bedoeling dat de cursus, afhankelijk van de belangstelling<br />
opnieuw wordt gegeven in het najaar van 2006 of het<br />
voorjaar van 2007. Daarom hieronder wat aanvullende<br />
informatie.<br />
inhoud:<br />
Magmatische en metamorfe processen. Het ontstaan van<br />
gest<strong>een</strong>ten aan de hand van de mineralen, de relaties/<br />
reacties, de texturen en structuren. Uitkristallisatievolgorde,<br />
afkoelingsverschijnselen, groei van metamorfe<br />
mineralen. Bepalen van de metamorfe graad. Betekenis<br />
van insluitsels. Relaties tussen metamorfose en<br />
deformatie.<br />
De cursus heeft vooralsnog <strong>een</strong> experimenteel karakter.<br />
De te behandelen onderwerpen zullen zo mogelijk<br />
afhankelijk zijn van de inbreng van de deelnemers.<br />
aantal deelnemers:<br />
Minimaal 8, maximaal 12. Een kleine groep om er voor<br />
te zorgen dat zoveel mogelijk persoonlijk contact met de<br />
docent kan worden opgebouwd.<br />
Voorkennis/toelatingsvoorwaarde:<br />
Deelgenomen hebben aan de beginnerscursus<br />
‘gest<strong>een</strong>tenherkenning’ gegeven door Jan Verhofstad én<br />
lid zijn van de NGV.<br />
kosten:<br />
€ 115,00 incl. dictaat.<br />
duur:<br />
De cursus omvat 5 zaterdagen (11.00 - 16.00 uur).<br />
docent:<br />
De cursus wordt gegeven door petroloog dr. Tony Senior.<br />
aanmelden:<br />
Aanmeldingen bij voorkeur via e-mail (anders s.v.p. per<br />
brief) bij Joost Vermee, Kwaadeindstraat 75, 5041JK<br />
Tilburg. E-mail: joost.vermee@wxs.nl. Zodra nadere<br />
bijzonderheden van de cursus bekend zijn, ontvangt u<br />
persoonlijk bericht. Pas daarna wordt uw aanmelding<br />
definitief en betaalt u het cursusgeld.<br />
versLaG LedenverGaderinG<br />
Verslag van de algemene ledenvergadering van de NGV<br />
gehouden op zaterdag 11 maart 2006 te Utrecht.<br />
opening/mededelingen<br />
De voorzitter, Henk Gerrits, opent de vergadering direct na<br />
afloop van de laatste lezing van de landelijke contactdag.<br />
Er zijn 35 leden, 7 bestuursleden en 1 aspirant bestuurslid<br />
aanwezig. Er zijn g<strong>een</strong> mededelingen.<br />
ingekomen stukken<br />
Er zijn ook g<strong>een</strong> ingekomen stukken.
notulen van de algemene ledenvergadering<br />
van 2 maart 2005<br />
Naar aanleiding van de notulen vraagt Piet Thijssen hoe<br />
het staat met het functioneren van de bibliotheek en de<br />
bibliotheekcommissie. Die laatste bestaat echter niet.<br />
Vanuit de bibliotheek is te melden dat er zich iemand<br />
heeft aangemeld die wellicht de digitalisering van het<br />
bibliotheekbestand ter hand gaat nemen – zeker is dit nog<br />
niet. De notulen gepubliceerd in G&H 2005 nr. 2 worden<br />
goedgekeurd.<br />
Verslag voortgang ‘herstructurering’<br />
Er is g<strong>een</strong> <strong>een</strong>duidig advies uit de Raad van Advies ver-<br />
kregen. Het overlegtraject dat parallel met de afzonderlijke<br />
afdelingen opgestart zou worden is nog niet van de<br />
grond gekomen. Het concept huishoudelijk reglement kan<br />
daarom nog niet in deze vergadering besproken worden.<br />
Inmiddels is het punt van de aansprakelijkheid van<br />
NGV/afdelingsbestuursleden bij geologische excursies<br />
bovenaan de agenda komen te staan. In <strong>een</strong> aparte<br />
bij<strong>een</strong>komst op 8 april a.s. zal deze kwestie -ook vanuit de<br />
juridische hoek- uitgebreid besproken worden. Voor deze<br />
bij<strong>een</strong>komst zijn vertegenwoordigers van zoveel mogelijk<br />
geologisch actieve verenigingen, de universitaire wereld<br />
en de beroepsgroep uitgenodigd.<br />
rapportage raad van advies<br />
Henk Scholts (oud-secretaris van de Raad van Advies)<br />
meldt dat zowel de voorzitter als de secretaris van de<br />
Raad van Advies zijn afgetreden wegens gebrek aan<br />
respons vanuit de afdelingen.<br />
jaarverslag secretaris<br />
Het in G&H 2006 nr. 1 gepubliceerde verslag wordt zonder<br />
vragen goedgekeurd.<br />
jaarverslag penningmeester<br />
(incl. begroting 2006 en verslag kascommissie)<br />
Naar aanleiding van het exploitatieoverzicht 2005 van de<br />
NGV en het Financieel verslag van de Stichting Publicatie-<br />
en evenementenfonds vraagt de heer Oosterink zich<br />
af of deze niet beter samengevoegd kunnen worden.<br />
Het antwoord is dat dit niet het geval is omdat het over<br />
twee verschillende entiteiten gaat die ieder apart <strong>een</strong><br />
verantwoording dienen af te leggen.<br />
Het verslag van de kascommissie (Cees Ehlers en<br />
Wiljo Kramer) wordt voorgelezen. Naar aanleiding van<br />
dit positieve overzicht dechargeert de vergadering het<br />
bestuur van het gevoerde financiële beleid.<br />
benoeming kascommissie<br />
Voor 2006 zal de kascommissie bestaan uit de heren Wiljo<br />
Kramer en Wim Zondag. Henk Scholts biedt zich aan als<br />
‘reserve’ en lost daarmee <strong>een</strong> mogelijk probleem in 2007<br />
nu al op!<br />
jaarverslag ledenadministratie<br />
Het jaarverslag van de ledenadministratie (G&H 2006 nr.<br />
1) wordt goedgekeurd. Het aantal leden blijft (langzaam)<br />
teruglopen. Door -inmiddels opgeloste- administratieve<br />
problemen is het onduidelijk of wel alle leden G&H 2005<br />
nr 5/6 ontvangen hebben. Leden die dit nummer niet<br />
ontvangen hebben kunnen dat bij de ledenadministratie<br />
melden; dan wordt <strong>een</strong> exemplaar nagezonden.<br />
jaarverslag redactie Grondboor en hamer<br />
Het jaarverslag van de redactie (G&H 2006 nr. 1) wordt<br />
door de vergadering goedgekeurd. Het is verheugend<br />
Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />
dat de redactie compleet is en de perikelen rond de<br />
vormgeving voorbij zijn. Het blad heeft <strong>een</strong> duidelijke<br />
positieve facelift ondergaan.<br />
jaarverslag bibliothecaris<br />
Het in G&H gepubliceerde verslag (G&H 2006 nr. 1) wordt<br />
door de vergadering goedgekeurd. De heer Ehlers meldt<br />
dat de eerder genoemde hulp bij het digitaliseren van het<br />
bestand Herman Zevenbergen is: <strong>een</strong> zeer welkome hulp.<br />
jaarverslag pr-activiteiten<br />
In het verslag van de PR-activiteiten wordt de NGV-folder<br />
niet genoemd; wel <strong>een</strong> aantal andere aansprekende<br />
PR-acties waaronder de Website, Geonieuws en de<br />
themadagen GAC – Geologisch Amateur Centrum. De<br />
PR-functionaris zegt toe dat de NGV-folder binnenkort zal<br />
verschijnen; deze komt beschikbaar voor alle afdelingen.<br />
Het jaarverslag wordt door de vergadering goedgekeurd.<br />
bestuursverkiezing<br />
George Brouwers is aftredend en herkiesbaar en wordt<br />
met algemene stemmen herkozen als bestuurslid en zal<br />
zich blijven bezighouden met de PR van de vereniging.<br />
Henk Gerrits legt de voorzittershamer neer, omdat<br />
zijn drukke dagelijkse werkzaamheden <strong>een</strong> voldoende<br />
uitvoeren van het NGV-voorzitterschap in de weg staan.<br />
De vergadering dechargeert de heer Gerrits en beloont<br />
hem voor zijn inzet met <strong>een</strong> warm applaus.<br />
Joost Vermee, de huidige secretaris, volgt hem op als<br />
voorzitter, terwijl Paul van Olm het secretariaat zal gaan<br />
verzorgen. Beiden worden met algemene stemmen door<br />
de vergadering benoemd.<br />
Stand van zaken nGV-werkgroepen<br />
Deze is uitgebreid in G&H 2006 nr. 1 beschreven. Er is<br />
g<strong>een</strong> nieuws.<br />
plaats/datum jaarvergadering 2007<br />
De volgende Algemene Ledenvergadering zal op 10 maart<br />
2007 gehouden worden. Aangezien het faculteitsgebouw<br />
dan mogelijk verbouwd wordt, wordt uitgezien naar <strong>een</strong><br />
andere locatie (evt. TNO Bouw en Ondergrond).<br />
rondvraag en sluiting<br />
Jan Werschkull vraagt of er voor nieuwe leden g<strong>een</strong> NGVkennisdatabank<br />
is en of het niet zinvol is om <strong>een</strong> lijst met<br />
specialismen van leden aan te leggen. Het antwoord is dat<br />
vragen veelal binnen de afdelingen beantwoord worden<br />
en dat waarschijnlijk niemand zit te wachten op <strong>een</strong> lijst<br />
met 1700 namen. Het bestuur zal zich toch over deze<br />
kwestie beraden – <strong>een</strong> ledenlijst met juiste mailadressen<br />
en specialismen kan zijn nut hebben.<br />
Henk Scholts heeft <strong>een</strong> goedkopere drukker van<br />
G&H gemeld. Het bestuur en de redactie zijn wat<br />
terughoudend: de productie en lay-out van het blad ‘loopt’<br />
net lekker en om dan nu wéér te gaan veranderen….<br />
Piet Thijssen vraagt hoe het zit met samenwerking met<br />
andere verenigingen m.n. GEA. Voor de bij<strong>een</strong>komst van<br />
8 april zijn alle aanverwante verenigingen uitgenodigd<br />
en er is weer sprake van <strong>een</strong> ontmoeting met het GEAbestuur<br />
in de nabije toekomst.<br />
De nieuwe voorzitter, Joost Vermee, bedankt zijn voorganger<br />
nogmaals voor zijn inzet en overhandigt hem<br />
onder applaus van de aanwezigen <strong>een</strong> bos bloemen en<br />
sluit vervolgens de vergadering.<br />
3
nieUWs van de aFdeLinGen<br />
Er is deze keer niet veel informatie ontvangen van de<br />
NGV-afdelingen. Het activiteitenprogramma van de<br />
afdelingen is altijd te vinden op de NGV-website<br />
www.geologischevereniging.nl. Verder kan men natuurlijk<br />
altijd informatie verkrijgen bij de secretariaten van de<br />
afdelingen (zie omslag achter in dit blad).<br />
afdeling Limburg<br />
Van de afdeling Limburg ontvingen we onderstaande<br />
belangrijke mededeling over de ENCI:<br />
Op grond van sterk veranderde bedrijfsomstandigheden<br />
heeft de directie van ENCI BV Maastricht te kennen<br />
gegeven de toelating van mensen in de groeve zo veel als<br />
mogelijk te willen beperken. Voor 2006 wordt all<strong>een</strong> voor<br />
leden van de afdeling Limburg de mogelijkheid gegeven<br />
om deel te nemen aan verzamelexcursies. Iedere excursie<br />
moet door de excursie-organisator afzonderlijk bij ENCI<br />
worden aangevraagd en kan in principe door ENCI worden<br />
geweigerd. Daarmee komt aan de langdurige traditie, dat<br />
de afdeling Limburg als gastheer optreedt namens ENCI<br />
en per jaar 13 (verzamel)excursies verzorgt voor <strong>een</strong> ieder<br />
die dat wenst, <strong>een</strong> einde. De mogelijkheden voor <strong>een</strong><br />
groevebezoek vanaf 2007 zijn onzeker.<br />
4 Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />
Tegelijkertijd hebben zowel ENCI als de NGV te<br />
maken met landelijke ontwikkelingen op het gebied<br />
van (strengere) regelgeving en jurisprudentie rond<br />
veiligheid. Ook deze ontwikkeling is mede oorzaak van het<br />
strengere toelatingsbeleid van ENCI. De afdeling Limburg<br />
heeft strikte opdracht van ENCI de nieuwe richtlijnen<br />
consequent, d.w.z. zonder uitzondering te handhaven.<br />
Gelieve van bovenstaande goede nota te nemen, om te<br />
voorkomen dat u niet wordt binnengelaten.<br />
Was getekend: NGV afdeling Limburg<br />
afdeling winterswijk<br />
Van de afdeling Winterswijk ontvingen we <strong>een</strong> uitgebreid<br />
verslag van <strong>een</strong> lezing die Freek Busschers op 12<br />
december voor deze afdeling gaf. Verder meldde de<br />
afdeling dat men op 21 maart <strong>een</strong> bezoek bracht aan de<br />
NGV-afdeling Twente.
dick scHLüter<br />
dick schlüter, von Weberlaan 11, 7522 kb enschede, dick.schluter@12move.nl<br />
fOssIele watermOl<br />
UIt De DINkelvalleI<br />
in het jaar 2000 vond ik <strong>een</strong> fossiel onderkaakje in <strong>een</strong><br />
zandafgraving van de firma erich Straten Gmbh bij<br />
Gildehaus (Grafschaft bentheim/niedersachsen). door<br />
de vondst werd ik, na determinatie door dr. Lars van<br />
den hoek ostende te Leiden, geconfronteerd met <strong>een</strong><br />
mij tot dat moment onbekende diersoort: Desmana cf.<br />
moschata oftewel de watermol, die ook wel desman<br />
wordt genoemd. Literatuuronderzoek leert dat dit dier<br />
nog steeds voorkomt en dat men het beschouwt als <strong>een</strong><br />
interessant ‘levend fossiel’. er zijn twee soorten watermollen<br />
namelijk Desmana cf. moschata, de russische<br />
desman, en Galemys pyrenaicus, de pyrenese of Spaanse<br />
desman. ondanks bescherming neemt hun aantal af. de<br />
ecologische omstandigheden in de vallei van de dinkel<br />
– waar het fossiel werd gevonden - waren al veel eerder<br />
ongeschikt. op basis van fossielen wordt aangenomen<br />
dat de watermol in noordwest-europa ongeveer 0.000<br />
jaar geleden is uitgestorven. in 2002 vond jan van der<br />
Steeg uit Losser in genoemde afgraving <strong>een</strong> bovenkaakfragment<br />
en ruim <strong>een</strong> jaar later <strong>een</strong> mogelijk fragment<br />
van <strong>een</strong> sch<strong>een</strong>b<strong>een</strong>.<br />
Watermollen (Desmanidae)<br />
Watermollen (onderfamilie Desmanidae) zijn zoogdieren<br />
die op basis van hun anotomie <strong>een</strong> tussenpositie in<br />
nemen tussen de spitsmuizen en de mollen. Ze maken<br />
deel uit van de orde van de insecteneters (Insectivora)<br />
en behoren samen met de mollen tot de familie Talpidae.<br />
De Russische watermol (Afb. 1) werd voor het eerst<br />
beschreven in 1605. De schrijver m<strong>een</strong>de dat het om<br />
<strong>een</strong> soort muis ging. De naam ‘Desman’ is vanaf 1663<br />
in gebruik en afkomstig van handelaren in pelzen en<br />
staarten van het dier. Vanwege de muskusgeur werden<br />
deze in het tsaristische Rusland gebruikt om motten<br />
uit klerenkasten te verdrijven. Opmerkelijk was de<br />
ontdekking van <strong>een</strong> watermol begin 19 e eeuw in het<br />
bergachtige noorden van Spanje (Afb. 2). In 1811 werd<br />
dit dier wetenschappelijk beschreven en kreeg de soortnaam<br />
Mygale pyrenaica (geslacht Mygale omdat Cuvier<br />
in 1800 had voorgesteld om de Russische watermol<br />
onder dit geslacht te laten vallen). De Spaanse desman<br />
kreeg in 1829 <strong>een</strong> eigen geslacht toebedeeld, namelijk<br />
het geslacht Galemys. In 1912 kregen beide dieren hun<br />
definitieve naam, namelijk Desmana cf. moschata en<br />
Galemys pyrenaicus.<br />
Behalve bestudering van de twee nog levende soorten,<br />
werd in de 20 e eeuw het onderzoek naar fossiele resten<br />
van de desman en zijn voorouders opgepakt. Eind jaren<br />
dertig maakte de onderzoeker A. Schreuder <strong>een</strong> eerste<br />
inventarisatie van de op dat moment in Europa voorhanden<br />
fossielen en publicaties uit Duitsland, Engeland,<br />
Frankrijk, Hongarije en Moravië. In Nederland waren<br />
watermolfossielen bekend uit de klei bij het Limburgse<br />
Tegelen en had men wat tandjes gevonden tijdens het<br />
zeven van boormonsters uit Groot Berkheid (bij Wassenaar)<br />
en Bergambacht in de provincie Zuid-Holland.<br />
Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />
33
Afbeelding 1.<br />
Russische postzegel<br />
uit 1974 met <strong>een</strong><br />
afbeelding van de<br />
Russische watermol<br />
(Desmana cf. moschata)<br />
waarop duidelijk de<br />
slurfvormige snuit<br />
en de zwemvliezen te<br />
zien zijn.<br />
Afbeelding 2.<br />
Afbeelding van de<br />
Pyrenese watermol<br />
(Galemys pyrenaicus)<br />
waarop duidelijk de<br />
slurfvormige snuit<br />
en de zwemvliezen<br />
te zien zijn. Merk<br />
op dat de staart<br />
all<strong>een</strong> aan het einde<br />
afgeplat is en dat de<br />
zwemvliezen all<strong>een</strong><br />
aan het begin van<br />
de tenen ontwikkeld<br />
zijn.<br />
In Schreuder’s onderzoek naar de desman en zijn<br />
voorouders stond bij het meten van de tanden centraal,<br />
maar ook botresten werden in het onderzoek betrokken.<br />
Schreuder concludeerde dat Galemys <strong>een</strong> vroege afsplitsing<br />
is van Desmana. Bij de fossielen uit het Mioc<strong>een</strong><br />
(tussen 24 en 5 miljoen jaar geleden) en het Pleistoc<strong>een</strong><br />
(tussen 1.8 miljoen en 10.000 jaar geleden) is op basis<br />
van tanden en skeletdelen al onderscheid te maken<br />
tussen Desmana cf. moschata of Galemys pyrenaicus. Hun<br />
gem<strong>een</strong>schappelijke Oligocene voorouder (tussen 34 en<br />
24 miljoen jaar geleden) heet Echinogale.<br />
Levend fossiel<br />
De watermol veranderde vanaf het Mioc<strong>een</strong> weinig in<br />
uiterlijk en kan daarom als <strong>een</strong> ‘fossiel’ relict worden<br />
beschouwd uit de Tertiaire fauna. Blijkbaar heeft de<br />
watermol de overgang van het warmere Tertiair naar het<br />
Pleistoc<strong>een</strong> met zijn ijstijden weten te overleven, hetg<strong>een</strong><br />
opmerkelijk is te noemen gezien de grote ecologische<br />
veranderingen. Vondsten uit het oerstroomdal van<br />
de Elbe uit het Laat-Weichselien (70.000 tot 10.000 jaar<br />
geleden) bewijzen dat het dier zich behalve in Zuid-Europa<br />
ook in het koude Midden-Europa wist te handhaven.<br />
De drie vondsten uit het Dinkeldal vormen <strong>een</strong> aanvulling<br />
op dit spaarzaam aanwezige bewijsmateriaal. Het<br />
is namelijk vrijwel zeker dat zowel het onderkaakje dat<br />
door mij is gevonden als het bovenkaakfragment en het<br />
vermoedelijke sch<strong>een</strong>b<strong>een</strong>fragment die door Jan van de<br />
Steeg zijn gevonden, uit het Laat-Weichselien stammen,<br />
omdat alle andere vondsten van Pleistocene zoogdieren<br />
die in de betreffende zandafgraving door Jan en mij zijn<br />
gedaan op die ouderdom wijzen.<br />
De verspreidingsgeschiedenis van de watermol in het<br />
Pleistoc<strong>een</strong> kwam volgens Schreuder met die van de<br />
bevers over<strong>een</strong>. De oudste voorvaderen van beide dieren<br />
stammen uit het Vroeg-Tertiair en leefden uitsluitend<br />
in West- en Centraal-Europa. In de loop van het Tertiair<br />
werd het verspreidingsgebied naar het oosten uitgebreid<br />
en in het Pleistoc<strong>een</strong> had het leefgebied zijn grootste<br />
omvang bereikt. Vervolgens kromp dit gebied weer<br />
in<strong>een</strong> door verschillende factoren tot het huidige verspreidingsgebied:<br />
het noordelijke deel van het Iberisch<br />
Schiereiland en <strong>een</strong> gebied in Oost-Europa van de Oeral<br />
tot aan de Kaukasus (Afb. 3). Het gebit van de watermol<br />
wijst op <strong>een</strong> ander leefpatroon tijdens het Pleistoc<strong>een</strong>.<br />
Op basis van de slijtage van de kiezen m<strong>een</strong>de Schreuder<br />
namelijk dat de watermol in die tijd meer omnivoor<br />
was dan thans de Russische en Spaanse desman.<br />
34 Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />
Afbeelding 3.<br />
Huidige verspreidingsgebied van de Russische watermol<br />
(Desmana cf. moschata) en de Pyrenese watermol (Galemys<br />
pyrenaicus).<br />
Na het baanbrekende werk van Schreuder bleef het lang<br />
stil. Begin jaren tachtig pakte de onderzoekster C. G.<br />
Rümke de draad weer op en in 1985 promoveerde ze op<br />
de watermol. Zij bestudeerde net als Schreuder de fossiele<br />
tanden van de desman en maakte <strong>een</strong> onderscheid<br />
tussen drie (!) geslachten, namelijk het nieuwe geslacht<br />
Archaeodesmana (klein dier met <strong>een</strong> opgerichte eerste<br />
snijtand), Galemys (klein dier met <strong>een</strong> ander type snijtand)<br />
en Desmana (groot dier met <strong>een</strong>zelfde type snijtand<br />
als Galemys). Van deze drie sterft Archaeodesmana uit in<br />
het Vroeg-Pleistoc<strong>een</strong>.<br />
Rümke kon haar conclusie trekken op basis van meer<br />
fossielen dan Schreuder. Dit heeft te maken met het<br />
groeiende aantal vindplaatsen en de toegenomen<br />
aandacht voor de resten van kleine (zoog)dieren. Haar<br />
onderzoeksperiode omvat echter all<strong>een</strong> het Tertiair en<br />
Vroeg-Pleistoc<strong>een</strong>. Vanwege het geringe aantal Midden-<br />
en Laat-Pleistocene vondsten blijft deze periode<br />
in haar proefschrift buiten beschouwing. In Nederland<br />
waren op dat moment ook all<strong>een</strong> nog maar Tertiaire fossielen<br />
voorhanden. Pas in de jaren negentig werden voor<br />
het eerst Pleistocene resten van Desmana cf. moschata<br />
gevonden. Het ging daarbij onder andere om resten afkomstig<br />
uit de zogenoemde Zuurland boorgaten bij Den<br />
Briel. Behalve resten uit het Vroeg-Tertiair, die vergelijkbaar<br />
zijn met de vondsten hetg<strong>een</strong> uit Tegelen, werd ook<br />
<strong>een</strong> snijtand van <strong>een</strong> Desmana cf. moschata gevonden,<br />
waarvan de ouderdom Midden- of Laat-Pleistoc<strong>een</strong><br />
is. Een onderkaakje dat in de jaren negentig gevonden<br />
is in het opgespoten Noordzeezand op het strand van<br />
Nieuwvliet-Bad is waarschijnlijk uit de zelfde periode<br />
afkomstig. Uit Duitsland zijnLaat-Pleistocene fossielen<br />
bekend uit Ahrensburg en Meiendorf (Oude Dryastijd,<br />
ca. 15.000 BP), Stellmoor (Allerødtijd, ca. 14000 BP) en<br />
in Denemarken is ten slotte de desman aangetroffen in<br />
faunaresten uit de Oude Dryastijd die zijn opgegraven bij<br />
Nörre Lyngby op Jutland.<br />
Leefwijze<br />
Volgens Rümke was de leefwijze van de Tertiaire desman<br />
vergelijkbaar met die van de huidige Russische desman<br />
(Desmana cf. moschata). De leefwijze van de Spaanse<br />
desman (Galemys pyrenaicus) wijkt af. Zowel de Spaanse<br />
als de Russische desman staan tegenwoordig op de lijst<br />
van beschermde dieren.<br />
Aan het eind van het Pleistoc<strong>een</strong> en het begin van het<br />
Holoc<strong>een</strong> kromp het verspreidingsgebied van de desman<br />
door ongunstige ecologische omstandigheden. Volgens<br />
<strong>een</strong> Russische onderzoeker zorgde de klimatologische
Afbeelding 4.<br />
De slurfvormige snuit van <strong>een</strong> levende<br />
Desmana cf. moschata.<br />
Afbeelding 5.<br />
verandering bij de overgang naar het Holoc<strong>een</strong> (het<br />
tijdperk waar wij thans in leven) voor hoog water in de<br />
winter, het bevriezen van kleine waterpartijen tot op de<br />
bodem, het verzanden van rivieren en lage waterstanden<br />
in droge jaren. Dit zijn voor het leefpatroon van de<br />
desman catastrofale gebeurtenissen, zoals bleek uit<br />
onderzoek naar de huidige Russische populatie in de<br />
rivierbekkens van de Don, Wolga en in het Oeralgebied.<br />
Van het leefpatroon en de kwetsbaarheid van Galemys<br />
pyrenaicus weten we veel minder omdat hij zich als<br />
nachtdier overdag nauwelijks laat observeren en g<strong>een</strong><br />
vaste holen bewoont. Het dier weegt ongeveer 50 tot 80<br />
gram en is 23 tot 30 cm lang (inclusief <strong>een</strong> staart van<br />
11 tot 15 cm). De dieren leven in de berggebieden van<br />
Noord-Spanje en Portugal op het land, maar kunnen<br />
zich door hun zwemvliezen ook in het water uitstekend<br />
redden. Hoewel de zwemvliezen <strong>een</strong> specifieke aanpassing<br />
aan het water suggereren, is lopen op het land g<strong>een</strong><br />
probleem. Het dier kan door de nagels aan zijn tenen<br />
zelfs uitstekend tegen rotsen of steile oevers klimmen,<br />
waarbij hij zijn staart als steunpunt gebruikt. Die staart<br />
heeft ook onder water <strong>een</strong> belangrijke functie, want hij<br />
zorgt daar voor stabilisatie tijdens het zwemmen en<br />
wordt gebruikt om te sturen. Gehoor, tast- en reukzin<br />
dienen op het land als zintuigen. Vooral de tastzin is<br />
goed ontwikkeld. De biotoop is divers en loopt uit<strong>een</strong> van<br />
snelstromende bergbeken tot bergmeren en moerassen.<br />
Galemys is vooral te vinden waar veel insecten en kreeftjes<br />
in het water voorkomen. Ondanks het ontbreken van<br />
vaste holen, zijn de dieren gehecht aan hun rivier (jachtterrein)<br />
en ze markeren dit op het land met urine, mest<br />
en afscheiding uit hun muskusklieren.<br />
Russisch versus Spaans<br />
De Russische desman (Desmana; Afb. 1) verschilt op de<br />
volgende punten van de Pyrenese of Spaanse desman<br />
(Galemys; Afb. 2):<br />
− Desmana is relatief groot, Galemys is veel kleiner;<br />
− Bij Desmana zijn de voortenen door <strong>een</strong> zwemhuid<br />
verbonden, bij Galemys is de zwemhuid slechts gedeeltelijk<br />
aan de basis van de tenen ontwikkeld;<br />
− Desmana heeft <strong>een</strong> geschubde staart die over de hele<br />
lengte zijdelings is afgeplat, bij Galemys is de staart<br />
all<strong>een</strong> aan het eind zijdelings afgeplat;<br />
− Desmana bezit <strong>een</strong> zilverkleurige pels, Galemys <strong>een</strong><br />
bronskleurige.<br />
Galemys kan beter uit de voeten op het land dan de meer<br />
op water ingestelde Russische desman. Dit verschil zien<br />
we ook terug bij het verorberen van voedsel. Galemys eet<br />
op het land terwijl de Russische desman hiervoor het<br />
water of zijn permanente woonburcht opzoekt. Snelstromend<br />
water is niets voor de Russische desman die<br />
De fossiele rechter onder-<br />
kaak van <strong>een</strong> watermol<br />
(Desmana cf. moschata) die ik<br />
in 2000 vond in de zandaf-<br />
graving bij Gildehausen<br />
Afbeelding 6 .<br />
stilstaand of zwakstromend water prefereert voor zijn<br />
territorium. Over<strong>een</strong>komsten tussen beide desmans<br />
zijn de korte hals, het opvallende slurfje (Afb. 1, 2 en 4),<br />
het ontbreken van oorschelpen, de zwemhuid tussen de<br />
tenen, het kunnen sluiten van oor- en neusopeningen,<br />
en de slecht ontwikkelde ogen.<br />
De Russische desman is 38 tot 44 cm lang inclusief <strong>een</strong><br />
18 tot 21 cm lange staart. Het gewicht ligt tussen de 340<br />
en 485 gram. Dat de Russische variant groter en zwaarder<br />
is heeft te maken met de combinatie van waterdier<br />
en het graven van holen (die met het water in verbinding<br />
staan). Hetzelfde verschil zien we bijvoorbeeld ook bij de<br />
relatief grote bisamrat (Ondrata zibethica) in vergelijking<br />
met de kleinere woelrat (Arvicola terrestris).<br />
De zandgroeve bij Gildehaus<br />
Het onderkaakje, het bovenkaakfragment en het mogelijke<br />
fragment van <strong>een</strong> sch<strong>een</strong>b<strong>een</strong> zijn tevoorschijn<br />
gekomen uit <strong>een</strong> zandafgraving van <strong>een</strong> 51 hectare<br />
groot; de oppervlakte het meer in de groeve is ruim 40<br />
hectare. De natte zandafgraving ligt op Duits grondgebied<br />
bij Gildehaus in het Graafschap Bentheim 350<br />
meter van de grens met Overijssel. Geomorfologisch ligt<br />
de zandafgraving in de vallei van het riviertje de Dinkel.<br />
Ter plaatse gaat het om <strong>een</strong> dik pakket grove en fijne<br />
zanden die vanaf het Laat-Saalien en met name tijdens<br />
het Weichselien <strong>een</strong> diep uitgesleten gletsjerdal hebben<br />
opgevuld.<br />
De afgraving werd eerst geëxploiteerd door de firma<br />
Erich Straten GmbH uit Salzbergen. In januari 2004 werd<br />
de exploitatie overgenomen door de Roelofs Groep uit<br />
Den Ham (Nederland). Aangezien er thans niet meer<br />
met zeven wordt gewerkt, kunnen er all<strong>een</strong> nog maar<br />
sporadisch vondsten op het stort worden gedaan. De<br />
firma Erich Straten GmbH baggerde tot <strong>een</strong> diepte van<br />
20 m, maar bereikte daarbij niet de ‘Saale-bodem’ van<br />
het rivierdal. Deze ligt ter plaatse veel dieper. Bij het<br />
zeven van het overwegend grove (vul)zand kwamen<br />
veel fossielen van Pleistocene zoogdieren te voorschijn,<br />
waaronder de genoemde resten van de desman.<br />
Door de wijze waarop het zand wordt gewonnen is er<br />
<strong>een</strong> probleem met de stratigrafie: bij het opzuigen van<br />
het zand kunnen verschillende stratigrafische niveaus<br />
worden vermengd. Over de ouderdom van de gevonden<br />
botten kan het volgende worden opgemerkt. Twee botten<br />
zijn in Groningen met behulp van de C 14 -methode gedateerd.<br />
Dit gebeurde na bemiddeling van dr. Ad Verlinde,<br />
de toenmalige provinciaal archeoloog van Overijssel, op<br />
kosten van de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek<br />
(ROB). Een fragment van <strong>een</strong> mammoetrib<br />
Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />
De fossiele linker bovenkaak van<br />
<strong>een</strong> watermol (Desmana cf. moschata)<br />
die Jan van der Steeg uit Losser in<br />
2002 vond in de zandafgraving bij<br />
Gildehausen.<br />
35
Tabel 1.<br />
De afmetingen van<br />
de fossiele kiezen<br />
van Desmana cf. mo-<br />
schata afkomstig uit<br />
de zandafgraving bij<br />
Gildehausen. M staat<br />
voor Molar (=kies) en<br />
P staat voor Premo-<br />
lar (= valse kies).<br />
leverde <strong>een</strong> ouderdom van 44.840 jaar op (met betrouwbaarheidsmarges<br />
van + 3.230 jaar en - 2.300 jaar) en <strong>een</strong><br />
fragment van <strong>een</strong> rendiergewei bleek 42.800 jaar oud te<br />
zijn (met marges van + 2.370 jaar en - 1.830 jaar).<br />
De faunalijst van de fossielen die in het zand zijn gevonden<br />
omvat vooral vogels en zoogdieren die wijzen op<br />
koelere omstandigheden. Dat zou <strong>een</strong> Weichselien ouderdom<br />
betekenen. In haar doctoraalscriptie was Hanneke<br />
Meijer zelfs van mening dat de gevonden fauna <strong>een</strong><br />
gesloten vondstcomplex was uit het Laat-Weichselien<br />
(Meijer 2001). De C 14 -datering van de genoemde twee<br />
botten wijst ook in die richting. Op de faunalijst komen<br />
echter ook bever, wild zwijn, eland, wolf, bunzing en verschillende<br />
vissoorten voor. Dit laat zien dat bijmenging<br />
uit het (Vroeg-)Holoc<strong>een</strong> niet moet worden uitgesloten<br />
(Schlüter, 2005).<br />
Vondsten<br />
De fossiele resten van de watermol die in de zandafgraving<br />
bij Gildehausen zijn gevonden omvatten <strong>een</strong> rechter<br />
onderkaak (mandibula dext.; Afb. 5), <strong>een</strong> fragment van<br />
<strong>een</strong> linkerbovenkaak (maxilla sin.; Afb. 6) en vermoedelijk<br />
<strong>een</strong> fragment van <strong>een</strong> sch<strong>een</strong>b<strong>een</strong> (tibia). Al deze<br />
resten zijn van volwassen dieren. Het gaat waarschijnlijk<br />
om drie verschillende dieren, omdat de vondsten in<br />
verschillende jaren zijn gedaan en dus van verschillende<br />
locaties afkomstig moeten zijn. Beide kaakfragmenten<br />
zijn gedetermineerd door dr. Lars van den Hoek Ostende,<br />
werkzaam bij natuurhistorisch museum Naturalis<br />
te Leiden. Het sch<strong>een</strong>b<strong>een</strong>fragment moet nog verder<br />
worden onderzocht.<br />
Tabel 1 geeft de afmetingen van de aanwezige kiezen<br />
in de rechter onderkaak en de linker bovenkaak. Zoals<br />
eerder vermeld, heeft Rümke onderzoek gedaan naar<br />
de fossiele kiezen van de watermol. Wanneer we onze<br />
meetresultaten vergelijken met die van Rümke (1985)<br />
dan blijkt dat de lengte van de kiezen past binnen de<br />
door Rümke beschreven marges, maar dat de kiezen<br />
van zowel de rechter onderkaak als de linkerbovenkaak<br />
significant breder zijn! Vandaar dat we, in navolging van<br />
Hanneke Meijer, gekozen hebben voor de aanduiding<br />
Desmana cf. moschata. Meijer had overigens tijdens haar<br />
onderzoek nog niet de beschikking over de later door<br />
Van de Steeg gevonden fragmenten van linker bovenkaak<br />
en sch<strong>een</strong>b<strong>een</strong>.<br />
concLuSie<br />
De toegenomen aandacht bij wetenschappers en amateurpaleontologen<br />
voor fossiele resten van kleine dieren<br />
zorgt er voor dat faunalijsten van verschillende vindplaatsen<br />
in lengte toenemen. De mate waarin (kleine)<br />
dieren zich aanpassen aan veranderende klimatologische<br />
omstandigheden vormt <strong>een</strong> belangrijke ontwikkeling<br />
in het onderzoek naar ecosystemen in het verleden.<br />
De vondst van fossiele resten van twee verschillende<br />
volwassen desmans in het rivierdal van de Dinkel maakt<br />
duidelijk dat Desmana cf. moschata voorkwam in de ri-<br />
36 Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />
vieren van Nederland en het noordoosten van Duitsland.<br />
De vondsten zijn zo <strong>een</strong> belangrijke aanvulling op het<br />
schaarse fossiele materiaal dat tot nu toe in Noordwest-<br />
Europa van Desmana cf. moschata is aangetroffen.<br />
Door de wijze van zandwinning is het helaas niet<br />
mogelijk om aan te geven uit welke lagen de vondsten<br />
afkomstig zijn. Wel weet ik dat het om grove en fijne zanden<br />
gaat en dat die vooral tijdens het Weichselien in het<br />
rivierdal zijn afgezet. Ik kan echter niet geheel uitsluiten<br />
dat de fossielen uit het Vroeg-Holoc<strong>een</strong> stammen. Als<br />
ik echter kijk naar de ouderdom van vondsten elders in<br />
Duitsland (Koenigswald, 2002), is het aannemelijk dat<br />
het om dieren gaat die in het Laat-Weichselien in de<br />
toenmalige Dinkel hebben rondgezwommen.<br />
dankwoord<br />
Jan van de Steeg heeft de informatie over zijn fossiele<br />
resten van de desman bereidwillig ter beschikking gesteld<br />
voor dit artikel. Beide fossiele kaakfragmenten zijn<br />
gedetermineerd door dr. Lars van den Hoek Ostende,<br />
werkzaam bij natuurhistorisch museum Naturalis te<br />
Leiden. De genoemde personen en instanties worden<br />
voor hun bijdrage aan dit artikel hartelijk bedankt.<br />
Literatuur<br />
barabasch-nikiforow, i. i., 975. Die Desmane,<br />
A. Ziemsen Verlag, Wittenberg.<br />
haman, f.a.j. & Van den hoek ostende, L.w., 2000.<br />
Een watermol (Desmana cf moschata) op het<br />
strand bij Nieuwvliet-Bad, in: Cranium 17, pp.<br />
9 - 12.<br />
hillenius, d. (red.), 970. Lemma ‘Watermol’, in:<br />
Spectrum Dieren encyclopedie, band 7, p. 2397.<br />
koenigswald, w. von, 2002. Lebendige Eiszeit. Klima<br />
und Tierwelt im Wandel, Wissenschaftliche<br />
Buchgesellschaft, Darmstadt, p. 137.<br />
meijer, h., 200 . Drenching the Mammoths. A new view<br />
on the woolly mammoth ecosystem, doctoraalscriptie,<br />
Universiteit Leiden, p. 12.<br />
rümke, c.G., 985. A review of fossil and recent des-<br />
manidae (Talpidae, insectivora), Proefschrift<br />
Rijksuniversiteit Utrecht ,<br />
reumer, j. w. f., & hordijk, L. w., 999. Pleistocene<br />
insectivora (Mammalia) from the Zuurland<br />
boreholes near Rotterdam, The Netherlands, in:<br />
Elephants have a snorkel! Papers in honour of<br />
Paul Y. Sondaar (eds. Jelle W.F. Reumer & John<br />
de Vos), DEINSEA 7, Rotterdam, pp. 253 - 281.<br />
Schlüter, d., 2005. Mammoeten en Neanderthalers uit<br />
de Dinkel, Uitgave Natura Docet, Denekamp.<br />
Schreuder, a., 940. A revision of the fossil water-moles<br />
(Desmanidae), in: Extrait des Archives Néerlandaises<br />
de Zoölogie, tome IV, 2 e et 3 e livraison,<br />
pp. 201 - 333.<br />
Op het internet is verder de nodige informatie over de<br />
nog levende Desmana cf. moschata en Galemys pyrenaicus<br />
te vinden.<br />
kies Lengte breedte kies Lengte breedte kies Lengte breedte<br />
(mm) (mm) (mm) (mm) (mm) (mm)<br />
rechter onderkaak m1 3,74 3,38 m2 3,83 3,31 m3 3,29 2,57<br />
(mandibula dext.)<br />
Fragment linker p4 3,75 3,03 m1 4,73 4,28 m2 3,81 4,58<br />
bovenkaak (maxilla sin.)
onaLd t. van baLen<br />
vrije Universiteit amsterdam, Faculteit aarde- en Levenswetenschappen, afdeling paleoklimatologie<br />
en Geomorfologie, de boelelaan 1085, 1081 Hv amsterdam. ronald.van.balen@falw.vu.nl<br />
stUwwalONtslUItING<br />
a28-ecODUct,<br />
amersfOOrt-sOesterberG<br />
in de zomer van 2005 is er <strong>een</strong> ecoduct aangelegd over<br />
de a28, halverwege tussen amersfoort en Soesterberg.<br />
op deze lokatie is de snelweg verdiept aangelegd<br />
en doornsijdt hij de stuwwal van de utrechtse heuvelrug.<br />
in de midden jaren ‘80 toen de snelweg werd<br />
gemaakt moeten er dan ook fraaie stuwingsverschijnselen<br />
te zien zijn geweest. helaas is daar weinig van<br />
vastgelegd. tijdens het maken van het ecoduct is er<br />
echter wederom <strong>een</strong> stukje van de heuvelrug afgegraven,<br />
en kwamen gestuwde formaties te voorschijn.<br />
bovendien werd <strong>een</strong> vermoedelijk werktuig gevonden<br />
tussen het gestuwde grind. de rd coordinaten van de<br />
ontsluiting zijn x = 5 ,54 en y = 459,32.<br />
Inleiding<br />
De Midden-Nederlandse stuwwallen (Afb. 1) zijn ontstaan<br />
tijdens <strong>een</strong> late fase van de voorlaatste ijstijd,<br />
het Saalien, ongeveer zo’n 150.000 jaar geleden. Ze zijn<br />
waarschijnlijk het resultaat van snelle gletsjeruitvloeiingen<br />
vanaf <strong>een</strong> iets noorderlijker gelegen landijsfront.<br />
De plotselinge uitvloeiingen hebben gezorgd voor <strong>een</strong><br />
grote toename van de drukbelasting op de ondergrond,<br />
die daarom onder de gletsjer vandaan naar de randen<br />
toe geperst werd. De stuwingsstrukturen die daarbij<br />
ontstaan zijn, zijn in het verleden in vele groeves onderzocht.<br />
Recentelijk worden voor hetzelfde doel geofysische<br />
methoden gebruikt (ground-penetrating radar).<br />
Het beeld van de struktuur van stuwwallen dat daarmee<br />
verkregen is, is overwegend simpel: plooien en overschuivingen<br />
die <strong>een</strong> richting van deformatie laten zien<br />
die van de gletsjer vandaan gericht is, zowel lateraal<br />
als frontaal (zie bijvoorbeeld van Balen & Kievits, 1989;<br />
Kluiving, 1994). In de jaren ‘50 is er onderzoek verricht<br />
door Maarleveld (1956) naar de struktuur van de stuwwallen<br />
en bovendien naar de verschillende fasen die<br />
in de vorming van de Midden-Nederlandse stuwwallen<br />
eventueel zouden kunnen worden onderscheiden. In de<br />
buurt van de ecoductontsluiting onderscheidt hij twee<br />
stuwwallen, de oost-west strekkende Amersfoortse<br />
Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />
V.l.n.r.:<br />
Afbeelding 1a.<br />
Kaartje van het<br />
Midden-Nederlandse<br />
stuwwallengebied<br />
(nagetekend van<br />
Ruegg en Burger,<br />
1999). De afwijkend<br />
gearceerde stuwwal<br />
is de Utrechtse Heu-<br />
velrug.Gereconstru- eerde stuwwallen<br />
zijn aangegeven met<br />
grijs. G = artefact-<br />
vindplaatsen in het<br />
Gooi. Groeves en ont-<br />
sluiting met artefac-<br />
ten: 1 = Franse Kamp,<br />
2 = Kwintelooijen,<br />
3 = Lunteren, 4 = de<br />
Paltz, 5 = Maarn,<br />
6 = ecoduct.<br />
Afbeelding 1b. Detail<br />
kaartje rondom de<br />
ontsluitingen langs<br />
de A28. 1 = ecoductontsluiting,<br />
2 =<br />
profiel beschreven in<br />
Stapert (1987).<br />
37
Afbeelding 2a.<br />
Panoramafoto en<br />
-tekening van de<br />
profielwand naast<br />
het ecoduct. N020E<br />
verwijst naar de<br />
paleostroomrichting<br />
van de Rijn. 260/80 en<br />
060/70 zijn standen<br />
van de gelaagdheid.<br />
270/85 is de stand<br />
van de breukzone.<br />
(De breukzone heeft<br />
<strong>een</strong> helling van<br />
85 graden in <strong>een</strong><br />
richting 270 graden<br />
van noord) * = mon-<br />
sterplek voor zware<br />
mineralen.<br />
De pijltjes geven<br />
de verplaatsings-<br />
richting langs de<br />
breuken. Zie tekst<br />
voor uitleg.<br />
heuvelrug, met plooien en schubben die naar het zuiden<br />
gericht zijn, en de noord-zuid georienteerde Utrechtse<br />
heuvelrug met plooien en schubben die naar het westen<br />
gericht zijn. Ten opzichte van de toenmalige gletsjers is<br />
de Amersfoortse heuvelrug <strong>een</strong> frontale stuwwal (met<br />
de beweging van het ijs mee) en de Utrechtse heuvelrug<br />
<strong>een</strong> laterale stuwwal, van twee verschillende gletsjers.<br />
Uit de morfologie en de strukturen volgt dat de stuwing<br />
van de Amersfoorte heuvelrug jonger is dan die van de<br />
Utrechtse heuvelrug. Het ecoduct ligt op het noordelijke<br />
puntje van de Utrechtse heuvelrug.<br />
Overzicht<br />
Afbeelding 2a laat <strong>een</strong> compilatiefoto zien, met daaronder<br />
<strong>een</strong> tekening van de interpretatie van de stratigrafie<br />
en de strukturen. In het profiel kunnen twee belangrijke<br />
stratigrafische pakketten worden onderscheiden: witgroen<br />
gekleurde matig-grove zanden en bruin gekleurd<br />
grove zanden met veel en grof grind. Deze pakketten<br />
zijn oorspronkelijk op elkaar afgezet, vermoedelijk door<br />
rivieren (zie beneden). Na hun afzetting zijn de sedimenten<br />
geplooid en gebroken. Links van het midden<br />
van Afbeelding 2a is het wit-groene zand zichtbaar in de<br />
38 Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />
kern van <strong>een</strong> anticlinale plooi. Op de linker flank van de<br />
plooi ligt op het wit-groene zand het bruine pakket. Op<br />
de rechter flank van de plooi vinden we eerst <strong>een</strong> stuk<br />
van het bruine pakket en vervolgens <strong>een</strong> afwisseling van<br />
dunne laagjes van het bruine zand en het wit-groene<br />
zand, en, helemaal aan de rechterkant van Afbeelding<br />
2a zien we wederom de wit-groene en bruine pakketten<br />
weer ongestoord op elkaar. Omdat dit nog steeds de<br />
rechterflank van de anticlinale plooi is hellen de lagen<br />
hier precies de andere kant op dan aan de linkerkant.<br />
Op de gestuwde lagen lag <strong>een</strong> pakket van struktuurloos,<br />
matig grof zand. Dit was slecht ontsloten. Omdat<br />
dit pakket onder <strong>een</strong> laag met zwerfkeien en boven op<br />
de gestuwde lagen ligt, wordt vermoed dat het om <strong>een</strong><br />
keileem gaat. De zwerfkeien zijn in elk geval <strong>een</strong> erosieresidu<br />
van <strong>een</strong> keileem die enkele meters dik moet zijn<br />
geweest en waarin meters-grote stenen gezeten hebben,<br />
zoals de beroemde Amersfoortse kei afkomstig van<br />
de nabij gelegen Leusderheide. Op de keienlaag, waarin<br />
ook windkanters gevormd tijdens de laatste ijstijd voorkomen,<br />
ligt ten slotte de Holocene bodem.
Een tiental meters naar het westen was <strong>een</strong> tweede,<br />
kleinere ontsluiting (2 meter hoog, 3 meter breed).<br />
Hier waren de bruine grindrijke zanden ook aanwezig,<br />
met daarop fluvioglaciale afzettingen, en daar weer op<br />
<strong>een</strong> soortgelijk struktuurloos zandpakket, met daarop<br />
weer de keienvloer. De fluvioglaciale afzettingen waren<br />
overwegend parallel gelaagd. De lagen helden 15<br />
graden naar het westen en bevatten enkele tot 40 cm<br />
diepe geulstrukturen. In het zand kwamen grindjes voor<br />
(3 cm doorsnede) van noordelijk kristallijn gest<strong>een</strong>te.<br />
De interpretatie is dat de zanden door smeltwater zijn<br />
neergelegd (sandr). Op deze locatie was het structuurloze<br />
zand ongeveer 50 cm dik, en bevatte zwevende<br />
melkkwartsgrindjes (tot 5 cm doorsnede). De keienvloer<br />
die er op lag bestond uit zowel noordelijke als zuidelijke<br />
gest<strong>een</strong>ten. Ook hier geldt dat het structuurloze zand<br />
<strong>een</strong> (zandige) keileem zou kunnen zijn.<br />
Zowel op de foto (Afb. 2a) als in het veld is te zien dat de<br />
topografie samenhangt met de ondergrond: daar waar<br />
het bruine grind-rijke pakket voorkomt is het net iets<br />
hoger dan waar het iets fijnere grijs-groene zand in de<br />
ondergrond aanwezig is. Op afbeelding 2a is dit te zien<br />
aan het hoogteverloop van de bodem met keienvloer.<br />
Dit is <strong>een</strong> algem<strong>een</strong> verschijnsel op de Nederlandse<br />
stuwwallen. Het wordt veklaard door selectieve erosie<br />
door afstromend water. Grove afzettingen laten neerslag<br />
makkelijker wegsijpelen naar diepere ondergrond dan<br />
fijnkorrelige sedimenten. Zodoende worden de fijnkorrelige<br />
afzettingen weggespoeld door afstromend regenwater<br />
terwijl de grofkorrelige afzettingen als ruggen in het<br />
landschap blijven staan (Jungerius & Wiggers, 1971).<br />
Struktuur<br />
De hoofdstruktuur is <strong>een</strong> anticlinale plooi. De zone met<br />
dunne, afwisselende laagjes op de rechter flank van de<br />
plooi wordt gekenmerkt door detail-schuifstrukturen,<br />
die er op wijzen dat er zich hier steilstaande bewegingszones,<br />
‘breuken’, bevinden die er voor zorgen dat het linkerdeel<br />
stijgt ten opzicht van de rechterkant (Afb. 2b en<br />
2c). De breuken geven ook <strong>een</strong> verklaring voor de dunne<br />
afwisselingen: het gaat hier telkens om <strong>een</strong> stukje van<br />
de bruine grindrijke zanden of van de wit-groene zanden<br />
die langs elkaar verschoven zijn; het gaat hierbij dus om<br />
tektonisch verstoorde contacten.<br />
Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />
39
Afbeelding 2b.<br />
Overzicht van de<br />
breukzone op de<br />
rechterflank van de<br />
plooi.<br />
Afbeelding 2c. Detail<br />
van <strong>een</strong> breuk. Aan<br />
de hand van de vorm<br />
van de breukzone<br />
kon de verplaatsings-<br />
richting bepaald<br />
worden.<br />
De hellingsrichtingen van de lagen en van de breuken<br />
zijn weergegeven in afbeelding 2a. De gemeten waarden<br />
geven aan dat de plooi niet netjes rechtop staat, zoals<br />
op het eerste gezicht lijkt, maar dat hij naar het noorden<br />
duikt! De as van de plooi, de ombuigingslijn, duikt met<br />
<strong>een</strong> hoek van 40 graden de wand in, op <strong>een</strong> manier zoals<br />
weergegeven op afbeelding 3. Deze struktuur is gecompliceerder<br />
dan het relatief <strong>een</strong>voudige beeld dat we van<br />
stuwwalontsluitingen kennen. De verklaring is m.i. dat<br />
de ontsluiting op het noordelijke puntje van de oudere<br />
Utrechtse heuvelrug ligt. Deze heuvelrug is richting<br />
het westen gestuwd. Echter, op deze lokatie is later de<br />
Amersfoortse heuvelrug er tegenaan gevormd. Doordat<br />
40 Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />
Afbeelding 2d. Detail van het stratigrafische contact<br />
tussen de wit-groene zanden en en bruine zanden op de<br />
rechterflank van de plooi. Het contact wordt gekenmerkt<br />
door <strong>een</strong> drietal zeer grove grindlagen. In de middelste<br />
grindbank is <strong>een</strong> jaspis herkenbaar. In de grindlagen<br />
komen artefacten voor.<br />
deze <strong>een</strong> zuidwaarts gerichte stuwing had, is op deze<br />
lokatie de Utrechtse heuvelrug voor <strong>een</strong> tweede keer gedeformeerd,<br />
en hebben we als resultaat in de ontsluiting<br />
<strong>een</strong> stukje van <strong>een</strong> naar het zuiden herplooide oost-west<br />
plooi. Een soortgelijke situtie is bijzonder goed gedocumenteerd<br />
voor de stuwallen van Itterbeck en Uelsen<br />
(Kluiving, 1994) ten noorden van Almelo. Ook hier is <strong>een</strong><br />
noord-zuid gerichte stuwwal herplooid door de vorming<br />
van <strong>een</strong> oost-west lopende stuwwal.<br />
Stratigrafie<br />
In de ecoductontsluiting kunnen dus twee verschillende<br />
gestuwde sedimentpakketten worden onderscheiden.<br />
Eén pakket bestaat uit wit-groene kalkloze matig grove<br />
zanden, met heel weinig en relatief kleine grindjes. In dit<br />
pakket komen ook dunne lichtgroene kleilaagjes voor,<br />
voornamelijk langs (conjugate) spleten in het zand. Sedimentaire<br />
strukturen waren moeilijk te onderscheiden,<br />
en er kon daarom niet met zekerheid worden bepaald of<br />
dit <strong>een</strong> mariene of <strong>een</strong> fluviatiele afzetting is. Het pakket<br />
zit in de kern van de plooi, en is daarom vermoedelijk<br />
de oudste van de twee. De analyse van de samenstelling<br />
van de zware mineralen van de zandfractie laat<br />
<strong>een</strong> typische Rijnassociatie zien met veel epidoot en<br />
alteriet, met daarbij granaat, hoornblende en vulkanische<br />
mineralen, waaronder 2% augiet (Afb. 4). Het gaat<br />
dus om <strong>een</strong> afzetting van de Rijn, maar gezien het lage<br />
augietgehalte kan hij in principe zowel tot de Formatie<br />
van Sterksel (augietarm) als tot de Formatie van Urk<br />
(augietrijk) behoren. De zware mineralen waren echter<br />
sterk verweerd, met name de granaat, hoornblende en<br />
augiet. Deze verwering is opgetreden nadat het pakket<br />
was afgezet. Het oorspronkelijke gehalte van deze zware<br />
mineralen zal groter zijn geweest. Ook gaat het hier om<br />
<strong>een</strong> minder grove afzetting, en het is bekend dat het augietprecentage<br />
afneemt met afnemende korrelgrootte.<br />
Beide argumenten pleiten er voor dat het pakket behoort<br />
tot de Formatie van Urk (C. Kasse, pers. comm. 2006).<br />
Het andere pakket is bontgekleurd, maar overwegend<br />
oranje-roze-bruin. De zanden zijn kalkloos, slecht<br />
gesorteerd en overwegend grof. Het pakket bevat drie<br />
lagen zeer grof grind, waarin blokken grijze kwartsiet<br />
tot <strong>een</strong> halve meter groot voorkomen. Deze lagen<br />
zitten onderin het pakket; de onderste laag vormt het
Afbeelding 3. Tekening van <strong>een</strong> naar het noorden dui-<br />
kende plooi, zoals gevonden bij het ecoduct.<br />
stratigrafische contact met de wit-groene <strong>een</strong>heid. De<br />
sedimentaire strukturen bestaan grotendeels uit scheve<br />
gelaagdheid wat wijst op afzetting in riviergeulen. De<br />
stroomrichting van de rivier, bepaald aan de hand van<br />
gelaagdheden, was naar het noorden (N20°E). Aan de<br />
hand van sedimentaire strukturen werd ook bepaald dat<br />
het pakket normaal ligt, de verjongingsrichting is naar<br />
boven, en dus is dit pakket jonger dan het onderliggende<br />
wit-groene pakket. De analyse van zware mineralen laat<br />
ook hier <strong>een</strong> typische Rijnassociatie zien: veel epidoot en<br />
alteriet, met daarbij granaat, hoornblende en vulkanische<br />
mineralen (Afb. 4). Het aandeel augiet is ongeveer<br />
10%. Dit impliceert dat de <strong>een</strong>heid tot de Formatie van<br />
Urk behoort en afgezet is door de Rijn. De bonte kleur<br />
van het zand wordt veroorzaakt door de grote hoeveelheid<br />
zandkorrels afkomstig uit Triassische Bontzandst<strong>een</strong>,<br />
die de Rijn heeft meegevoerd. Aangezien Rijnzanden<br />
van origine altijd kalkrijk zijn is het waarschijnlijk<br />
dat er zware ontkalking heeft plaatsgevonden in de<br />
periode na de stuwwalvorming.<br />
De grote kwartsietblokken kunnen niet door stromend<br />
water van <strong>een</strong> laaglandrivier vervoerd zijn. De algemene<br />
verklaring is dan ook dat deze grote blokken drijvend<br />
in ijsschotsen zijn getransporteerd. Een <strong>een</strong>voudige<br />
berekening toont aan dat <strong>een</strong> ijsschots slechts enkele<br />
vierkante meters groot geweest hoeft te zijn. Zo’n ijsschots<br />
zal voornamelijk ontstaan zijn bij doorbraak van<br />
<strong>een</strong> ijsdam, anders is het bijna onmogelijk om de blok-<br />
ken op of in het ijs te krijgen. Het grind van het bruine<br />
pakket bestaat hoofdzakelijk uit melkkwarts en zandst<strong>een</strong>.<br />
Daarnaast komen voor: Burnotconglomeraat,<br />
Revinienkwartsiet, afgeronde vuurst<strong>een</strong> met botsfiguren<br />
(‘Maas eitjes’), niet-afgeronde vuurst<strong>een</strong>, jaspis en lydiet<br />
(Afb. 5). Deze samenstelling laat zien dat de rivier die dit<br />
afgezet heeft <strong>een</strong> combinatie was van Maas en Rijn. In<br />
<strong>een</strong> gecombineerde Rijn-Maasrivier domineren altijd de<br />
zware mineralen van de Rijn.<br />
Artefacten<br />
De vuurstenen in het bruine pakket zijn afkomstig uit<br />
Zuid Limburg en omstreken en meegevoerd door de<br />
Maas. Langs en in de buurt van de ontsluiting zijn <strong>een</strong><br />
aantal hoekige vuurstenen gevonden. Dit zouden kernstukken<br />
kunnen zijn die zijn ontstaan bij het maken van<br />
werktuigen door het afslaan van grote splinters, maar<br />
ze zijn niet te onderscheiden van natuurlijke vorstverwering<br />
van vuurst<strong>een</strong>. In de wand van de ontsluiting zijn<br />
dergelijke vuurstenen all<strong>een</strong> gevonden in het ongeveer<br />
2 m dikke grindrijke interval dat stratigrafisch direct<br />
boven de witgroene zanden aanwezig is. In totaal zijn 13<br />
hoekige vuurstenen gevonden. Eén zo’n vuurst<strong>een</strong> vertoonde<br />
sporen van retouchering die er op duiden dat het<br />
waarschijnlijk <strong>een</strong> werktuig is geweest (Afb. 6; schaaf;<br />
D. Stapert, pers. comm. 2006).<br />
Dit vermoedelijke artefact maakt <strong>een</strong> stratigrafische<br />
correlatie met andere stuwwalontsluitingen <strong>een</strong>voudig.<br />
Vergelijkbare artefacten zijn in grote hoeveelheden<br />
gevonden in groeves vlak bij V<strong>een</strong>endaal en Rhenen<br />
(Afb. 1a). Met name de groeve Kwintelooijen bij V<strong>een</strong>dendaal<br />
is goed onderzocht (Stapert, 1991; Niekus en<br />
Stapert, 2005). Heel kenmerkend komen ze ook daar<br />
in <strong>een</strong> relatief klein deel van <strong>een</strong> door de Rijn afgezet<br />
pakket voor (groeve Franse Kamp: bovenste 5 m van de<br />
Formatie van Urk; groeve Kwintelooijen: 10 m onder de<br />
Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />
Afbeelding 5.<br />
Van links naar rechts<br />
jaspis (R), gerolde<br />
vuurst<strong>een</strong> (M) en Bur-<br />
notconglomeraat (M).<br />
Maas- en Rijngrind<br />
uit de bruine, grind-<br />
rijke grove zand<br />
afzetting (Formatie<br />
van Urk).<br />
Afbeelding 4. Zware-<br />
mineralendiagram<br />
van 2 monsters uit<br />
de bruin gekleurde<br />
grove zanden (Urk<br />
1+2, Urk 3) en 1 mon-<br />
ster van de wit-groen<br />
gekleurde matig gro-<br />
ve zanden (Groene<br />
Bank). De resultaten<br />
laten zien dat beide<br />
afzettingen door de<br />
Rijn zijn neergelegd.<br />
De samenstelling van<br />
het grind geeft aan<br />
dat ook de Maas <strong>een</strong><br />
belangrijke leveran-<br />
cier van sediment<br />
is geweest voor de<br />
bruin gekleurde<br />
zanden. De lokaties<br />
van de Zwaremi-<br />
neralenmonsters<br />
zijn aangegeven in<br />
afbeelding 2.<br />
4
Afbeelding 6.<br />
Vuurst<strong>een</strong> met<br />
bewerkingssporen,<br />
vermoedelijk <strong>een</strong><br />
schaaf. (Stapert, pers.<br />
comm. 2006). De<br />
retouchering zit op<br />
het bovenste vlakje<br />
en was helaas moei-<br />
lijk te fotograferen.<br />
Afbeelding 7.<br />
Schematisch profiel<br />
van de zuidwand van<br />
de A28 (Stapert, 1987).<br />
top van de Formatie van Urk ). In deze groeves is op basis<br />
van stuifmeelgegevens vastgesteld dat de artefacten<br />
waarschijnlijk zijn gemaakt tijdens het Hoogev<strong>een</strong> interstadiaal<br />
(250-300.000 BP), <strong>een</strong> warme periode tijdens<br />
het Saalien, en dat ze daarna zijn getransporteerd en<br />
afgezet door de Rijn. Het gaat om artefacten van Homo<br />
heidelbergensis, <strong>een</strong> mensachtige tussen Homo neanderthalensis<br />
en Homo erectus in. Dergelijke bewerkte vuurstenen<br />
zijn ook bekend uit de Formatie van Urk in het<br />
Gooi bij Hilversum en Huizen (o.a. de Hoornboegseheide;<br />
Offerman-Heykens, 1998). In het Corversbos bij Hilversum<br />
worden ze gevonden op het oppervlak van sandrafzettingen;<br />
deze zijn herwerkt uit de Formatie van Urk<br />
(Ruegg, 1995). In groeves bij Lunteren en Maarn zijn ze<br />
wederom gevonden in de Formatie van Urk, net als bij<br />
de aanleg van de A28 tussen Amersfoort en Soesterberg<br />
(Stapert, 1987). Bovengenoemde correlatie bevestigt<br />
dat de bruine, grove afzettingen bij het ecoduct behoren<br />
tot de Formatie van Urk, en dat de groen-witte zanden<br />
over<strong>een</strong>komen met de Groene Bank, <strong>een</strong> laagpakket<br />
onderin deze formatie welke goed gedocumenteerd is in<br />
<strong>een</strong> groeve bij Hattem (Zandstra, 1971), en herkend is in<br />
de groeve Kwintelooijen (Zandstra, 1981). Het resultaat<br />
van de zwaremineralenanalyse lijkt bovendien veel op de<br />
zwaremineralensamenstelling van de Groene Bank van<br />
Kwintelooijen en die van van Hattem.<br />
Het is opmerkelijk dat de verspreiding van vondstlocaties<br />
van dit soort artefacten rondom de Gelderse vallei is<br />
(Afb. 1a). Dit hangt samen met de beschikbaarheid van<br />
Maasvuurst<strong>een</strong> in gestuwde afzettingen. Reeds in het<br />
begin van het Nederlandse stuwwalonderzoek is naar<br />
voren gekomen dat Maasgrind voornamelijk rondom de<br />
Gelderse vallei in de jongste gestuwde afzettingen voor<br />
komt (Maarleveld, 1956). Naar het oosten neemt het<br />
Maasaandeel bijzonder snel af. Hieruit volgt dat vóór<br />
de ijsbedekking de Maas zeer waarschijnlijk ter plaatse<br />
van de hedendaagse vallei stroomde. Het landijs heeft<br />
gebruik gemaakt van het Maasdal toen zijn gletsjers zich<br />
42 Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />
<strong>een</strong> weg naar het zuiden zochten. Vergelijkbare artefacten<br />
gemaakt van Maasvuurstenen zijn ook buiten het<br />
stuwwallengebied gevonden, in de buurt van Maastricht<br />
in (terras)afzettingen van de Maas. Daar zijn ze exact<br />
gedateerd met de thermoluminiscentie techniek op<br />
250.000 jaar BP.<br />
Vergelijking met Maarn<br />
en oudere observaties langs de A28<br />
Ongeveer 10 km ten zuiden van de ontsluiting bij het<br />
ecoduct ligt in dezelfde stuwwal de voormalige zandgroeve<br />
te Maarn, de Zanderij. Het is te verwachten dat<br />
dezelfde sedimentpakketten ook hier voorkomen. De<br />
stenen en de stratigrafie van de Zanderij zijn beschreven<br />
in <strong>een</strong> themanummer van Grondboor & Hamer (Ruegg<br />
& Burger, 1999). In de Zanderij is ook de Formatie van<br />
Urk herkend. Er wordt melding gemaakt van artefacten<br />
(Stapert, 1987). Direct onder de Formatie van Urk<br />
bevindt zich <strong>een</strong> pakket licht- tot grijskleurige zanden.<br />
Dit pakket is rijker aan melkkwarts en uniformer van<br />
samenstelling dan afzettingen die zich dáár weer onder<br />
bevinden. De dikte van dit pakket is 5 á 7 meter. Samen<br />
met de kleurenfoto’s van deze afzettingen volgt uit deze<br />
beschrijving dat dit hetzelfde pakket moet zijn als de<br />
wit-groene zanden van het ecoduct. De auteurs rekenen<br />
het tot de top van de Formatie van Kedichem (nu Formatie<br />
van Waalre), maar geven in <strong>een</strong> voetnoot als alternatief<br />
de Groene Bank van de Formatie van Urk.<br />
In <strong>een</strong> figuur uit <strong>een</strong> publikatie van het Biologisch-Archeologisch<br />
Instituut (Stapert, 1987), wordt <strong>een</strong> schematisch<br />
profiel gegeven van de zuidwand van de A28, 200<br />
meter ten zuidwesten van het ecoduct (Afb. 1b). In deze<br />
tekening worden (Afb. 7), van jong naar oud, fluvioglaciale<br />
afzettingen (Formatie van Drente), de Formatie<br />
van Urk, en de Formatie van Sterksel afgebeeld. Hier<br />
worden de witgroene matig grove zanden tot de Formatie<br />
van Sterksel gerekend, vanwege het lage augiet- en<br />
hoornblendegehalte (de Mineraalzones van Woensel en<br />
Weert van het bovenste deel van de Formatie van Sterksel;<br />
Zandstra, 1985). Het oudere profiel sluit goed aan bij<br />
het ecoduct profiel. Opmerkelijk is de grotere hoeveelheid<br />
fluvioglaciale afzettingen. Verder naar het zuidwesten<br />
zijn tijdens de aanleg van de A28 foto’s genomen<br />
waarop all<strong>een</strong> maar fluvioglaciale afzettingen te zien zijn<br />
(M. Bakker, pers. comm. 2005). Kennelijk bevindt zich ter<br />
hoogte van het ecoduct het beginpunt (de apex) van de<br />
sandrs van de Utrechtse Heuvelrug. Ontsluitingen van<br />
sandrafzettingen verder naar het zuidwesten, in de buurt<br />
van Soesterberg (Afb. 1a), zijn beschreven door Augustinus<br />
& Riezebos (1971).
concLuSieS<br />
In de Utrechtse Heuvelrug ter plekke van de A28 komt<br />
gestuwd de Formatie van Urk voor met daarin twee<br />
verschillende laagpakketten. Nabij het stratigrafische<br />
contact tussen deze pakketten komen Homo heidelbergensis<br />
artefacten voor. Ter plaatse is de struktuur<br />
door twee deformatiefases gevormd, eerst <strong>een</strong> plooiing<br />
met <strong>een</strong> stuwing vanuit het oosten, later <strong>een</strong> herplooiing<br />
door stuwing vanuit het noorden. Op de stuwwal zijn<br />
door smeltwaterstromen zandafzettingen neergelegd<br />
en, waarschijnlijk, door het ijs <strong>een</strong> grondmorene. Door<br />
latere erosie is de keileem grotendeels weg en ligt er nu<br />
<strong>een</strong> residu van noordelijk kristallijne en zuidelijke gest<strong>een</strong>ten,<br />
waarvan sommige gewindkanterd zijn tijdens<br />
de laatste ijstijd.<br />
dankwoord<br />
Mijn dank gaat uit naar Marcel Bakker (TNO), Freek Busschers<br />
(VU), Kim Cohen (UU), Maarten Prins (VU), Kenneth<br />
Rijsdijk (TNO), Bert Boekschoten (VU), Dick Stapert<br />
(RUG), en Kees Kasse (VU).<br />
nawoord<br />
In de ecoductontsluiting zijn monsters genomen voor<br />
OSL dateringen door Kim Cohen (UU). Als de meetresultaten<br />
succesvol zijn, dan zullen zij <strong>een</strong> minimale<br />
absolute ouderdom van de artefacten opleveren.<br />
Tijdens de winter 2005/2006 is het ecoduct afgewerkt.<br />
Het profiel is gëegaliseerd. Het vrijgekomen zand en<br />
grind is samen met aangevoerde keileem op het ecoduct<br />
gelegd en beplant met boompjes. Deze keileem is <strong>een</strong><br />
typisch voorbeeld van <strong>een</strong> Oost-Baltische rode keileem,<br />
met rapakivi en pyterliet gest<strong>een</strong>ten. Echter, hier is<br />
sprake van ernstige geologische vervuiling, aangezien<br />
zo’n keileem nooit aangetroffen is in Midden-Nederland.<br />
Dit materiaal moet aangevoerd zijn uit Noordoost-Nederland<br />
of Duitsland.<br />
Literatuur<br />
augustinus, p.G.e.f. & riezebos, h. th., 97 . Some<br />
sedimentological aspects of the fluvioglacial<br />
outwash plain near Soesterberg (The Netherlands).<br />
Geologie en Mijnbouw 50, pp. 341-348.<br />
balen, r.t. van & kievits, f.h., 989. Sedimentstructu-<br />
rele en glaciotektonische verschijnselen uit het<br />
Midden-Saalien in <strong>een</strong> stuwwal afgraving bij<br />
Mook (L.). Grondboor & Hamer 43, pp.106-122.<br />
niekus, m.j.L.th. & Stapert, d., 2005. Het Midden-<br />
Paleolithicum in noord-Nederland. In: Deeben,<br />
J., Drenth, E., Oorsouw, M.F. van, & Verhart,<br />
L., De St<strong>een</strong>tijd van Nederland (Archeologie<br />
11/12), Stichting Archeologie, Zutphen.<br />
jungerius, p.d. & a.j. wiggers, 97 . The effects of<br />
selective erosion by overland flow on the<br />
ice-pushed ridges of Uelsen. Geologie en<br />
Mijnbouw 50, pp. 425-428.<br />
kluiving, S.j., 994. Glaciotectonics of the Itterbeck<br />
– Uelsen push moraines, Germany. Journal of<br />
Quaternary Science 9, pp. 235-244.<br />
maarleveld, G.c., 956. Grindhoudende Midden-Pleisto-<br />
cene sedimenten. Mededelingen van de <strong>Geologische</strong><br />
Stichting 42, (serie C-) VI, 6.<br />
offerman-heykens, j., 998. Het Late Midden-<br />
Paleolithicum van het Gooi. Archeoforum 3:<br />
pp. 36-45.<br />
ruegg, G.h.j., 98 . Ice-pushed Lower and Middle<br />
Pleistocene deposits near Rhenen (Kwintelooijen):sedimentary-structural<br />
and lithological/<br />
granulometrical investigations. Mededelingen<br />
Rijks <strong>Geologische</strong> Dienst 35, pp. 165-177.<br />
ruegg, G.h.j., 99 . Pleistocene and fluviatile deposits<br />
in ice-pushed position, Wageningen, The<br />
Netherlands. Mededelingen Rijks <strong>Geologische</strong><br />
Dienst 46, pp. 3-25.<br />
ruegg, G.h.j., 995. Kwartaire wordingsgeschiedenis<br />
van, en ontsluitingen in Het Gooi. Grondboor &<br />
Hamer 49 (3/4), pp. 82-89.<br />
ruegg, G.h.j., & burger, a., 999. De spoorwegafgraving<br />
bij Maarn: nieuwe waarnemingen in <strong>een</strong> oude<br />
groeve. Grondboor & Hamer 53 (5), pp. 111-116.<br />
Stapert, d., 98 . Archeological research in the Kwin-<br />
telooijen Pit, Municipality of Rhenen, the<br />
Netherlands. Mededelingen Rijks <strong>Geologische</strong><br />
Dienst 35, pp. 204-222.<br />
Stapert, d., 987. A progress report on the Rhenen indu-<br />
stry (Central Netherlands) and its stratigraphical<br />
context. Palaeohistoria 29, pp. 219-243.<br />
Stapert, d., 99 . Archeological research in the Franse<br />
Kamp pit near Wageningen (Central Netherlands.<br />
Mededelingen Rijks <strong>Geologische</strong> Dienst<br />
46, pp. 71-88.<br />
zandstra, j.G., 97 . Geologisch onderzoek in de stuw-<br />
wal van de oostelijke Veluwe bij Hattem en<br />
Wapenveld. Mededelingen Rijks <strong>Geologische</strong><br />
Dienst 22, pp. 215-259.<br />
zandstra, j.G., 98 . Petrology and lithostratigraphy of<br />
ice-pushed Lower and Middle Pleistocene<br />
deposits at Rhenen (Kwintelooijen). Mededelingen<br />
Rijks <strong>Geologische</strong> Dienst 35, pp. 178-191.<br />
zandstra, j.G., 985. Sedimentpetrologie van <strong>een</strong> ont-<br />
sluiting t.b.v. de A28 autoweg (gem. Leusden).<br />
Rapport no. 835, Rijks <strong>Geologische</strong> Dienst<br />
Haarlem, p. 2.<br />
Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />
43
Afbeelding 1.<br />
Wat zijn dit voor<br />
stenen?<br />
Wim HooGendoorn<br />
sterkenburgerlaan 36, 3941 bd doorn, 0343 515240, walliehb@wxs.nl<br />
GevONDeN vOOrwerpeN<br />
Zo af en toe bereiken de redactie vragen, waar we zelf<br />
niet 100% zeker zijn van het antwoord. Je probeert dan<br />
zo’n vraag verder te geleiden naar <strong>een</strong> of meerdere<br />
experts en dan hoort u, als lezer, daar niets van. Deze<br />
keer ging de vraag vergezeld van enkele duidelijke foto’s.<br />
We vinden het wel <strong>een</strong> leuk idee om <strong>een</strong>s <strong>een</strong> keer zo’n<br />
vraag rechtstreeks aan u voor te leggen.<br />
de vraag luidt: “Wat vonden de vraagstellers bij Luxor<br />
op de bodem van de West Valley of the Kings?”<br />
De vraagstellers waren in november 2005 in Egypte,<br />
ondermeer in het zéér druk bezochte ‘Dal der Koningen’<br />
op de westoever van de Nijl tegenover Luxor in Midden-<br />
Egypte. Daar zijn tientallen koningsgraven te bezichtigen,<br />
die ruim 3000 jaar geleden zijn uitgehouwen in de<br />
rotsen. Wandelend in de rotsachtige omgeving troffen zij<br />
in het rotsoppervlak veel kleine fossielen aan; restanten<br />
van het oceaanleven dat dáár ooit voorkwam.<br />
Zij stonden voor <strong>een</strong> klein raadsel bij twee stenen (Afb.<br />
1) die ze vonden op de bodem van de West Valley of the<br />
Kings, <strong>een</strong> kloof (Afb. 2), waar grote stilte en rust heerst.<br />
44 Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />
Hoewel ook daar enkele graven te vinden zijn, komt er<br />
zelden <strong>een</strong> toerist. Wel zijn er ooit opnamen gemaakt<br />
voor <strong>een</strong> film over Toetanchamon, getuige de lange rijen<br />
netjes gerangschikte stenen naast de weg.<br />
De twee afgebeelde stenen waren niet de enige in hun<br />
soort. Onze vraagstellers hebben er nog enkele zien liggen<br />
dicht bij de steile wanden aan het einde van de kloof.<br />
Zij vermoeden dat het g<strong>een</strong> fossielen zijn, maar stenen<br />
die door het water ooit zo wonderlijk gevormd zijn.<br />
De uitdaging voor u als lezer is met hen mee te denken<br />
om tot de oplossing van dit raadsel te komen. Wij zijn<br />
benieuwd naar uw oplossingen. Die kunt u sturen naar<br />
het redactiesecretariaat (zie colofon). Laat iets van u<br />
horen!<br />
Afbeelding 2. De vindplaats van de stenen.
NeDerlaNDse<br />
GeOlOGIscHe vereNIGING<br />
De Nederlandse <strong>Geologische</strong> <strong>Vereniging</strong> werd opgericht in 1946. Het doel van de vereniging is het wekken van<br />
belangstelling voor de geologie in de ruimste zin, alsmede het uitdragen van kennis en het kenbaar maken van<br />
het belang van dit vakgebied (artikel 2 van de statuten). De Koninklijke Goedkeuring werd onder No. 85 op 29-10-1957<br />
verkregen en in 1976 verlengd tot 7-2-2006. De vereniging is geregistreerd onder nummer 40203091 bij de Kamer<br />
van Koophandel voor Centraal Gelderland te Arnhem.<br />
internet<br />
De vereniging en afdelingen zijn te vinden onder: http://www.geologischevereniging.nl<br />
LidmaatscHap<br />
Het lidmaatschap kan per eerste van <strong>een</strong> kwartaal ingaan. De contributie bedraagt per jaar | € 23,00 leden |<br />
€ 12,50 jeugdleden | € 4,00 gezinsleden | € 35,00 buitenlandse leden en wordt naar rato verlaagd.<br />
De contributie dient te worden overgemaakt op postgiro 2269877 t.n.v. Ned. Geol. Ver. Ledenadm. te Groenlo.<br />
Opzegging van het lidmaatschap dient schriftelijk te geschieden vóór 1 december voorafgaand aan het eerstvolgende<br />
kalenderjaar. Tussentijdse annulering is niet mogelijk.<br />
bestUUr<br />
j. Vermee voorzitter | Kwaadeindstraat 75 | 5041 JK Tilburg | tel. 013-5423910 | joost.vermee@wxs.nl<br />
p. van olm secretaris | Bongerd 180 | 8212 BK Lelystad | tel. 0320-242881 | paulvanolm@hotmail.com<br />
m. Vrolijk penningmeester | Roerdomplaan 41 | 2261 AW Leidschendam | tel. 070-3178965<br />
postgiro 1182107 (niet voor contributies)<br />
mevr. L.r.e.p. Smit vice - voorzitter | Vogelzand 2225 | 1788 GB Den Helder | tel 0223-646583<br />
G. brouwers pr-functionaris | Heusdensebaan 10 | 5061 PR Oisterwijk | tel. 013-5282987<br />
c. de jong bestuurslid | Tapuitlaan 96 | 7905 CZ Hoogev<strong>een</strong> | tel. 0528-267014<br />
dr. c.f. winkler prins bestuurslid | Bachlaan 16 | 2253 BA Voorschoten | tel. 071-5613865<br />
ereLeden<br />
F.C. Kraaijenhagen | Caumerbeeklaan 49 | 6416 EZ Heerlen<br />
H.W. Oosterink | Hortensialaan 64 | 7101 XH Winterswijk<br />
W. Felder | Oude Trichterweg 26 | 6294 AL Vijlen<br />
aFdeLinGssecretariaten<br />
zwolle B. Hummel | Het Schild 43 | 8341 RV St<strong>een</strong>wijkerwold | tel. 0521-589253 | aliberthum@hetnet.nl<br />
twente Mevr. A. Delcour | Venderinklanden 62 | 7542 MN Enschede | tel. 053-4774431 | ngv_twente@hotmail.com<br />
Gelre E.J. van Weerden | Bennekomseweg 130 | 6704 AJ Wageningen | tel. 0317-412397 | keesmak@hetnet.nl<br />
winterswijk A.J. Drent | Caenstraat 5 | 7002 GA Doetinchem | tel. 0314-330118 | aj.drent@tiscali.nl<br />
utrecht W.D. Zondag | M.C. Escherlaan 5 | 3743 AX Baarn | tel. 035-5413060 | wimzondag@hotmail.com<br />
west-friesland S. de Jong | Rozenlaan 33 | 1834 EJ Sint Pancras | tel. 072-5642994 | siebedejong@hetnet.nl.<br />
midden-brabant P. Visker | Vredeman de Vriesstraat 49 | 5041 GR Tilburg | tel. 06-28136413 | p.visker@home.nl<br />
kring echt Mevr. J. de Kwaadsteniet-Weerens | Sint Servaasstraat 11 | 6099 AD Beegden | tel. 0475-572963 | kwaadjore@home.nl<br />
Limburg M. Doumen | Op ‘t Bergske 23 | 6373 XD Landgraaf | tel. 045-5322685 | mdoumen@wxs.nl<br />
maaswaarden Eise Boonstra | Merelhoven 279 | 2902 KE Capelle a/d IJssel | tel. 010-4514147 | bodeko@planet.nl<br />
WerkGroepen<br />
cephalopoden Heusdensebaan 10 | 5061 PR Oisterwijk | tel. 013-5282987 | info@geologischevereniging.nl<br />
kraakb<strong>een</strong>vissen Valkenkamp 407 | 3607 LX Maarssenbroek | tel. 034-6566622 | verschueren.sylvia@hccnet.nl<br />
muschelkalk Hortensialaan 64 | 7101 XH Winterswijk | tel. 0543-513737 | hwoosterink@hetnet.nl<br />
bibLiotHeek<br />
bibliothecaris C. Ehlers | B. Stegemanstraat 37 | 7101 AR Winterswijk | tel. 0543-515420 | c.ehlers@chello.nl<br />
De bibliotheek (met vele honderden titels, waaronder gidsen en tijdschriften) is voor leden gratis te raadplegen. All<strong>een</strong><br />
verzendkosten van boeken dienen door de lezer te worden betaald. Tevens servicedienst t.a.v. het opzoeken van vind-<br />
plaatsen, speciale artikelen, enz. Fotokopieerdienst tegen kostprijs. Toezending van de complete catalogus geschiedt<br />
na overmaking van € 3,50 op postgirorekening 54741 t.n.v. C. Ehlers | B. Stegemanstraat 37 | 7101 AR Winterswijk.
De Mulder, E.F.J., Geluk, M.C., I., Westerhoff, W.E. & Wong, T.E. (2003)<br />
De ondergrond van Nederland. NITG-TNO: Utrecht. p. 379