13.06.2013 Views

nederlandse Geologische Vereniging Prototaxites, een reuzenzwam ...

nederlandse Geologische Vereniging Prototaxites, een reuzenzwam ...

nederlandse Geologische Vereniging Prototaxites, een reuzenzwam ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>nederlandse</strong> <strong>Geologische</strong> <strong>Vereniging</strong><br />

<strong>Prototaxites</strong>, <strong>een</strong> <strong>reuzenzwam</strong> of korstmos?<br />

Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />

NR 2 2006<br />

Jaargang 60<br />

het eiland de bol, de binnenlek en de Lekwaard<br />

Fossiele watermol<br />

Stuwwalontsluiting a28


Grondboor & Hamer<br />

is de tweemaandelijkse uitgave van de<br />

Nederlandse <strong>Geologische</strong> <strong>Vereniging</strong>.<br />

http://www.geologischevereniging.nl<br />

info@geologischevereniging.nl. Leden van de<br />

NGV ontvangen van elk nummer van Grondboor<br />

& Hamer één exemplaar kostenloos. Losse exemplaren<br />

zijn, voor zover nog voorradig, bij voorkeur<br />

via e-mail of brief te bestellen bij Paul Visker<br />

Vredeman de Vriesstraat 49 | 5041 GR Tilburg<br />

tel. 06 281 364 13 | e-mail: p.visker@home.nl.<br />

cOlOfON<br />

redactie<br />

Hoofdredacteur: W. Hoogendoorn<br />

Eindredactie: E. Gevers en C. de Jong<br />

Beeldredactie: I.M. van Egmond-Groenendijk<br />

Redactie: R. van Balen, R. Busschers,<br />

C. Laban, J. Schokker en R. van der Straaten<br />

commissie van advies<br />

prof. dr. G.J. Boekschoten, prof. dr. J.E. van Hinte<br />

en prof. J.H.F. Kerp (Duitsland)<br />

kopij<br />

dient te worden toegezonden aan het redactiesecretariaat:<br />

C. de Jong | Tapuitlaan 96 | 7905 CZ<br />

Hoogev<strong>een</strong> | tel. 0528-267014 | jonghijs@home.nl<br />

Kopij dient te worden toegezonden in geprinte<br />

vorm vergezeld van <strong>een</strong> cd-rom met de platte<br />

tekst in Word 6.0 tot 8.0. Deze tekst kan ook via<br />

e-mail worden aangeleverd, even<strong>een</strong>s als platte<br />

tekst in Word. De eventuele illustraties dienen<br />

apart en dus niet in het tekstbestand te worden<br />

aangeleverd in reproduceerbare vorm (min. 300<br />

dpi; 13x18 cm). Ingezonden artikelen worden op<br />

geschiktheid beoordeeld door tenminste twee redactieleden.<br />

Zonodig worden artikelen in overleg<br />

met de auteur(s) bewerkt. Tips en richtlijnen voor<br />

auteurs, inclusief aanleverinstructies, vindt u op<br />

de website van de NGV en in G&H nr. 6, 2003. Op<br />

verzoek kunnen ze ook worden toegezonden.<br />

Leden- en abonnementenadministratie<br />

Abonnementen, lidmaatschappen, adreswijzigingen,<br />

opzeggingen e.d. moeten worden gemeld bij<br />

de ledenadministrateur<br />

B. Oostendorp | Kieviet 15 | 7141 NH Groenlo<br />

tel. 0544-461661 | e-mail la.ngv@hccnet.nl<br />

Foto omsLaG<br />

Het eiland de Bol is ter hoogte van Willige<br />

Langerak <strong>een</strong> schiereiland geworden. De getijdekreek<br />

en de rivierduinen zijn benoemd tot<br />

Aardkundig Monument.<br />

Foto: BOHO-team<br />

©2006: Nederlandse <strong>Geologische</strong> <strong>Vereniging</strong>,<br />

Maastricht. Zonder voorafgaande schriftelijke<br />

toestemming van de redactie mag niets uit dit<br />

tijdschrift worden verveelvoudigd en/of openbaar<br />

gemaakt door middel van druk, microfilm of op<br />

welke andere wijze dan ook.<br />

vormGevinG<br />

Room for ID’s, Nieuwegein<br />

drUk<br />

Grafisch Compleet, Capelle aan den IJssel<br />

21<br />

29<br />

33<br />

37<br />

44<br />

INHOUD<br />

h. Steur<br />

prototaxites, <strong>een</strong> <strong>reuzenzwam</strong> Van<br />

400 miLjoen jaar oud? of <strong>een</strong> kortmoS?<br />

w. hooGendoorn<br />

het eiLand de boL, de binnenLek en de Lekwaard<br />

d. SchLüter<br />

foSSieLe watermoL uit de dinkeLVaLLei<br />

r.t. Van baLen<br />

StuwwaLontSLuitinG a28-ecoduct,<br />

amerSfoort-SoeSterberG<br />

w. hooGendoorn<br />

GeVonden Voorwerpen<br />

Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />

21 21<br />

29 29<br />

33 37


Hans steUr<br />

H. steur, Laan van avegoor 15, 6955 bd ellecom,<br />

steurh@xs4all.nl, www.fossieleplanten.nl<br />

<strong>Prototaxites</strong>, eeN reUzeNzwam<br />

vaN 400 mIljOeN jaar OUD?<br />

Of eeN kOrstmOs?<br />

al 50 jaar wordt het devonische fossiel prototaxites<br />

verzameld en bestudeerd en nog steeds weet men<br />

niet zeker wat het is. de amerikaan j.w. dawson, die<br />

het als eerste beschreef, dacht in 859 dat het verrot<br />

coniferenhout was, verwant aan de taxus. Vandaar de<br />

naam, die hij het gaf. aan het einde van de negentiende<br />

eeuw won de overtuiging veld dat het om <strong>een</strong> alg ging,<br />

met name <strong>een</strong> bruine alg, en deze opvatting is daarna<br />

ingeburgerd en in alle boeken terecht gekomen.<br />

totdat in 200 francis hueber (afb. ), <strong>een</strong> amerikaans<br />

paleo-botanicus, na 20 jaar studie <strong>een</strong> doorwrocht artikel<br />

publiceerde waarin hij verdedigde dat prototaxites<br />

het vruchtlichaam van enorme zwam is geweest…<br />

en nu is daar weer marc-andré Selosse uit parijs, die<br />

met goede argumenten de mogelijkheid oppert, dat het<br />

om <strong>een</strong> reuzenkorstmos gaat. hoog tijd om de zaken<br />

<strong>een</strong>s op <strong>een</strong> rijtje te zetten.<br />

Afbeelding 1.<br />

Francis M. Hueber op <strong>een</strong> congres<br />

in Münster in 1994.<br />

Het fossiel<br />

<strong>Prototaxites</strong> lijkt op fossiel hout. Het wordt gevonden<br />

in de vorm van stammen of delen daarvan en deze<br />

vertonen altijd min of meer duidelijke ringen die aan<br />

jaarringen doen denken. Op <strong>een</strong> strand in Saudi-Arabië<br />

ligt <strong>een</strong> in stukken gebroken stam, die 5,3 m lang is en<br />

die aan de basis 1,37 m dik is en aan het andere uiteinde<br />

1,02 m. In New York State is <strong>een</strong> stam van 8,83 m gevonden<br />

met <strong>een</strong> doorsnede van slechts 34 cm aan het ene<br />

uiteinde en 21 cm aan het andere. Dawson beschreef<br />

<strong>een</strong> stuk van Gaspé (Canada) dat 2,13 m lang was bij <strong>een</strong><br />

maximale doorsnede van 91 cm. Al deze stammen zijn<br />

verkiezeld.<br />

In Nederland is <strong>Prototaxites</strong> niet zeldzaam tussen de<br />

zwerfstenen die in de groeves in het oosten van het land<br />

en bij de zuiggaten gevonden worden. Ook hier gaat het<br />

om verkiezelde stukken die altijd min of meer duidelijke<br />

ringen vertonen. Ze worden bovendien gekenmerkt door<br />

<strong>een</strong> matglanzend oppervlak. Meestal gaat het om kleine<br />

stukken van 3 tot 10 cm groot (Afb. 2), maar soms komen<br />

er grotere stukken omhoog, zoals die van de afbeeldin-<br />

Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />

Afbeelding 2.<br />

Vier stukken <strong>Prototaxites</strong><br />

van Wissel bij Kalkar<br />

uit de collectie<br />

van Hans de Kruyk.<br />

Linksonder <strong>een</strong> stuk<br />

met krimpscheuren.<br />

Diameter van het<br />

stuk rechtsboven is<br />

10 cm.<br />

2


Afbeelding 3.<br />

Stammetje van Pro-<br />

totaxites van Lathum<br />

uit de collectie van<br />

Gerrit Goorman,<br />

Wilp. Lengte 16 cm.<br />

Afbeelding 4.<br />

<strong>Prototaxites</strong> van<br />

Lathum met vol-<br />

ledige concentrische<br />

ringen. De centrale<br />

holte is waarschijn-<br />

lijk <strong>een</strong> verwerings-<br />

verschijnsel. Lathum.<br />

Coll. Hans de Kruyk,<br />

Leerdam. Diameter<br />

12 cm, hoogte 10 cm.<br />

Afbeelding 5.<br />

<strong>Prototaxites</strong> van<br />

Eibergen. Coll. Huis<br />

Bergh, ’s Heeren-<br />

bergh. Grootste<br />

afmeting 12 cm.<br />

gen 3 en 4. Beide stukken zijn in de zuigerij van Lathum<br />

gevonden en beide vertonen volledige concentrische<br />

ringen. Het tweede stuk laat ook nog <strong>een</strong> centrale holte<br />

zien, maar deskundigen denken dat dat <strong>een</strong> verweringseffect<br />

is. Een heel mooi stuk is ook dat uit Kasteel Huis<br />

Bergh met zeer duidelijke gelaagdheid (Afb. 5).<br />

<strong>Prototaxites</strong> had zijn ‘bloeitijd’ in het Vroeg-Devoon en<br />

stierf uit in het Laat-Devoon.<br />

Platgedrukt<br />

In Onder-Devonische lagen in Schotland, Wales en<br />

Duitsland wordt <strong>Prototaxites</strong> in <strong>een</strong> andere vorm gevonden,<br />

namelijk platgedrukt en (soms) verkoold. De<br />

‘stammetjes’ liggen dan vaak in één vlak met landplan-<br />

22 Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />

Afbeelding 6. Plaat met veel stukken platgedrukte<br />

<strong>Prototaxites</strong> van Carmyllie, Schotland.<br />

Afgebeelde breedte: 34 cm.<br />

Afbeelding 7. Stukje platgedrukte <strong>Prototaxites</strong> van<br />

groeve Wilwerath, Duitsland. Lengte 12 cm.<br />

ten als Zosterophyllum en Pachytheca en vallen op door<br />

hun breedte. Ze doen ook in dit geval denken aan fossiel<br />

hout, maar de ringvormige structuren zijn niet te zien.<br />

De stammen zijn klaarblijkelijk bij transport door de<br />

rivieren in kleine delen uit<strong>een</strong> gevallen. De afmetingen<br />

variëren van millimeterformaat tot 30 cm lang en 15<br />

cm breed. Op sommige vindplaatsen in Schotland is het<br />

oppervlak van het gest<strong>een</strong>te bezaaid met zulke stukken<br />

<strong>Prototaxites</strong> (Afb. 6). Het fossiel is met g<strong>een</strong> ander<br />

landorganisme te verwarren omdat in het Onder-Devoon<br />

g<strong>een</strong> plant <strong>een</strong> stam of stengel had die dergelijke afmetingen<br />

kon bereiken.<br />

In afbeelding 7 is <strong>een</strong> stukje <strong>Prototaxites</strong> te zien uit de<br />

groeve bij Wilwerath in de Eifel.<br />

Bij het Lac de la Gileppe bij Luik in België komt <strong>een</strong><br />

gest<strong>een</strong>te voor waarin heel kleine stukjes <strong>Prototaxites</strong><br />

zitten. Meestal is de lengte van deze stukjes kleiner<br />

dan 1 cm. Door transport in rivieren moeten de meestal<br />

forse stammen van <strong>Prototaxites</strong> tot het formaat van stukjes<br />

lucifer teruggebracht zijn. Het bijzondere van deze<br />

afzetting is dat de inwendige structuur van het fossiel<br />

buitengewoon goed bewaard is gebleven. Van de heer<br />

Hagen Hass uit Münster heb ik ‘peels’ van dit gest<strong>een</strong>te<br />

gekregen waarop deze structuur heel goed te zien is.<br />

(Een peel wordt gemaakt door <strong>een</strong> gepolijst oppervlak te<br />

etsen met <strong>een</strong> zuur en er vervolgens, na wassen en drogen,<br />

aceton over te gieten en cellulose-acetaatfolie op te<br />

drukken. Na droging kan de folie eraf getrokken worden<br />

waarbij organische resten van de st<strong>een</strong> op de folie<br />

blijven zitten. Onder de microscoop kunnen deze resten<br />

bestudeerd worden). De microfoto’s van de afbeeldingen<br />

8 en 9 zijn van deze peels gemaakt.


De inwendige structuur<br />

De stukken <strong>Prototaxites</strong> uit Gaspé, die Dawson in 1859<br />

gebruikte voor zijn beschrijving en waarvan er één ook<br />

door Hueber is gebruikt (de andere zijn verdwenen),<br />

hebben <strong>een</strong> uitzonderlijk goed bewaard gebleven inwendige<br />

structuur. <strong>Prototaxites</strong> is niet opgebouwd uit cellen<br />

zoals landplanten (en dus ook hout), maar uit buisjes.<br />

Tot voor kort onderscheidde men twee soorten buisjes:<br />

dikke met <strong>een</strong> doorsnede van 18 – 50 μm en dunne met<br />

<strong>een</strong> diameter van 2 – 6 μm.<br />

In <strong>een</strong> preparaat van het gest<strong>een</strong>te van Lac de la Gileppe<br />

zijn ze goed te zien (Afb. 8).<br />

De dikke buisjes hebben <strong>een</strong> dikke wand (2 – 6 μm), ze<br />

vertakken zich niet en ze hebben g<strong>een</strong> tussenschotten<br />

(septen). Ze zijn lang maar doordat ze enigszins flexueus<br />

zijn, lopen ze uit de slijpplaatjes en daardoor weet men<br />

niet wat de maximale lengte is. Stukken van 2,5 mm zijn<br />

waargenomen.<br />

De dunne buisjes vormen <strong>een</strong> wirwar rond de dikke<br />

(zie de dwarsdoorsnede in Afb. 9). Ze hebben septen,<br />

waardoor ze in cellen van 15 – 54 μm verdeeld zijn. Ze<br />

vertakken zich frequent in alle richtingen.<br />

Hueber heeft in zijn studie nog <strong>een</strong> derde soort beschreven,<br />

die overigens minder vaak voorkomt. Het gaat om<br />

dikke buisjes (15 – 45 μm), maar in tegenstelling tot de<br />

eerste soort vertakken deze zich vaak, zijn ze bochtig,<br />

hebben ze dunne wanden en bezitten ze septen. Bovendien<br />

zit in zo’n septe <strong>een</strong> porie. Op sommige plaatsen<br />

vertakken deze buisjes zich zo vaak dat er <strong>een</strong> cluster<br />

gevormd wordt, dat op <strong>een</strong> gepolijst oppervlak als <strong>een</strong><br />

afwijkende vlek kan worden waargenomen.<br />

Vergelijking met paddenstoelen<br />

Paddenstoelen zijn opgebouwd uit buisjes, hyfen<br />

genaamd. Er bestaan drie soorten hyfen: skelethyfen,<br />

bindhyfen en generatieve hyfen. De meeste paddenstoelen<br />

bestaan uit één van deze soorten (nl. de<br />

generatieve hyfen), maar er zijn er ook met twee of drie.<br />

De skelethyfen zijn (meestal) recht, stijf en ze hebben<br />

dikke wanden. Ze komen voor bij sommige houtbewonende<br />

zwammen. De bindhyfen kronkelen tussen de<br />

andere hyfen door, ze hebben septen en hebben, zoals<br />

de naam al zegt, <strong>een</strong> bindende functie. De generatieve<br />

hyfen hebben <strong>een</strong> functie in de voortplanting: zij vormen<br />

de structuren waaraan uiteindelijk de sporenvormende<br />

cellen ontstaan. Ze zijn dunwandig, hebben septen en ze<br />

vertakken zich vaak.<br />

Het is dus begrijpelijk dat Hueber deze termen gebruikt<br />

bij zijn beschrijving van de structuur van <strong>Prototaxites</strong>.<br />

De dikke, onvertakte buisjes zonder septen zijn volgens<br />

hem skelethyfen: zij gaven stijfheid aan het organisme.<br />

De dunne, kronkelende buisjes zijn bindhyfen: zij hielden<br />

de skelethyfen bij elkaar en droegen zo bij aan de stevigheid<br />

van het geheel.<br />

De dikke, vertakkende buisjes met septen zijn generatieve<br />

hyfen.<br />

Een verschil tussen <strong>Prototaxites</strong> en recente paddenstoelen<br />

is dat de skelethyfen van <strong>Prototaxites</strong> relatief veel<br />

dikker zijn: gemiddeld zo’n 30 μm tegen 5 – 10 μm bij<br />

de recente paddenstoelen. Bindhyfen daarentegen zijn<br />

zowel fossiel als recent van dezelfde orde: rond 3 μm. De<br />

generatieve hyfen zijn bij <strong>Prototaxites</strong> weer veel dikker<br />

dan die bij recente paddenstoelen. Zie Afb. 10 voor skelethyfen<br />

en bindhyfen van de Echte tondelzwam (Fomes<br />

fometarius)<br />

Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />

Afbeelding 8.<br />

Microfoto van<br />

<strong>een</strong> peel met <strong>een</strong><br />

lengtedoorsnede van<br />

<strong>Prototaxites</strong> van Lac de<br />

la Gilleppe, België.<br />

De dikke buisjes<br />

zijn skelethyfen, de<br />

dunne, zeer kronke-<br />

lige buisjes zijn bind-<br />

hyfen. Maatstreep is<br />

50 μm.<br />

Afbeelding 9.<br />

Dwarsdoorsnede<br />

in dezelfde peel. De<br />

grote gaten zijn de<br />

skelethyfen. De bind-<br />

hyfen zitten vooral<br />

geconcentreerd rond<br />

de skelethyfen. Maat-<br />

streep is 40 μm.<br />

23


Afbeelding 10.<br />

Skelethyfen en<br />

bindhyfen van de<br />

Echte tondelzwam.<br />

Maatstreep is 50 μm.<br />

De hyfen zijn bij<br />

het maken van het<br />

preparaat uit hun<br />

verband gerukt.<br />

Afbeelding 12.<br />

Doorgezaagde Echte<br />

tondelzwam.<br />

De onderste pijlen<br />

wijzen de groeizo-<br />

nes van de (fertiele)<br />

buisjeslagen aan,<br />

de bovenste pijlen<br />

wijzen de steriele<br />

groeizones aan.<br />

De zwammen kunnen in vele groepen verdeeld worden.<br />

Hiervan zijn er twee het bekendst: de Ascomyceten of<br />

zakjeszwammen en de Basidiomyceten of steeltjeszwammen.<br />

Bij de eerste ontstaan de sexuele sporen in<br />

langgerekte zakvormige cellen, bij de tweede worden ze<br />

gevormd aan de top van kleine steeltjes die uit speciale<br />

cellen (basidia) groeien. Deze zakvormige cellen en basidia<br />

zitten gewoonlijk op <strong>een</strong> kiemvlies (hymenium), dat bij<br />

rijpheid op speciale organen van de paddenstoel, b.v.<br />

buisjes of lamellen, gevormd wordt. Bij de steeltjeszwammen<br />

worden de sporen afgeschoten als ze rijp zijn. Hueber<br />

heeft in zijn preparaten structuren gevonden die enigszins<br />

doen denken aan basidia en hij veronderstelt dan ook dat<br />

<strong>Prototaxites</strong> bij de steeltjeszwammen hoort (hoorde).<br />

Ontstaan van de ringen<br />

De aanwezigheid van ringen in de stammen van <strong>Prototaxites</strong><br />

kan verklaard worden door aan te nemen dat<br />

van tijd tot tijd <strong>een</strong> nieuwe groeifase optrad. Dat gebeurt<br />

bij recente houtige paddenstoelen ook. Zo vertoont de<br />

Echte tondelzwam (Afb. 11) niet all<strong>een</strong> aan de buitenkant<br />

groeilijnen, maar ook op doorsnede (Afb. 12). Het<br />

kiemvlies zit bij deze paddenstoel in de buisjes aan de<br />

onderkant: daar worden dus de sporen gevormd en<br />

afgeschoten. Na verloop van tijd wordt <strong>een</strong> nieuwe laag<br />

buisjes gevormd met nieuw kiemvlies (zie pijltjes aan de<br />

onderkant). Hetzelfde geldt voor lagen steriel weefsel<br />

(pijltjes aan de bovenkant). Per jaar kunnen meerdere<br />

lagen gevormd worden en omdat de houtige paddenstoelen<br />

vaak meerjarig zijn, kan zo <strong>een</strong> flink aantal lagen<br />

afgezet worden.<br />

Hueber concludeert aan de hand van microscopisch<br />

onderzoek dat het kiemvlies bij <strong>Prototaxites</strong> de hele bui-<br />

24 Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />

Afbeelding 11. Echte tondelzwam met groeizones aan <strong>een</strong> beuk<br />

bij Ellecom. Breedte 42 cm.<br />

Afbeelding 13.<br />

Groeimodel van <strong>Prototaxites</strong> volgens Hueber (2001).<br />

Links van opzij gezien: de verschillende fasen zijn door<br />

witte tussenruimten gescheiden. Aan de buitenkant zit<br />

steeds het kiemvlies of hymenium. Daaronder zit het<br />

steriele weefsel.<br />

Rechtsonder: de doorsnede van <strong>een</strong> stam van opzij gezien.<br />

De zwarte vlekken zijn de ‘coltricioide clusters’ waar de<br />

generatieve hyfen zich zeer sterk vertakken.<br />

Rechtsboven: <strong>een</strong> halve dwarsdoorsnede van de stam<br />

waarin de groeizones met de ringen te zien zijn.<br />

tenkant van het vruchtlichaam bedekte. Dat komt onder<br />

de recente paddenstoelen onder andere voor bij de Reuzenknotszwam<br />

(Clavariadelphus pistillaris). Van tijd tot<br />

tijd werd er aan de buitenkant <strong>een</strong> nieuwe weefsellaag<br />

gevormd, die voornamelijk uit skelethyfen en bindhyfen<br />

bestond maar waarin ook generatieve hyfen voorkwamen.<br />

Op zeker moment begonnen de generatieve hyfen<br />

zich sterk te vertakken en vormden <strong>een</strong> nieuw kiemvlies<br />

aan de buitenkant. Een dergelijke combinatie van alzijdig<br />

kiemvlies en periodieke laagvorming komt bij de huidige<br />

paddenstoelen niet voor, maar de afzonderlijke verschijnselen<br />

dus wel.<br />

Het groeimodel dat Hueber gemaakt heeft (Afb. 13) kan<br />

dit proces verduidelijken.


Afbeelding 14.<br />

Generatieve hyfen<br />

van <strong>een</strong> recente<br />

paddestoel met lit-<br />

tekens van gespen.<br />

Vlekken<br />

Op gepolijste doorsneden worden in het goedgeconserveerde<br />

Amerikaanse materiaal soms vrij regelmatig verdeelde,<br />

enigszins spoelvormige vlekken waargenomen,<br />

die <strong>een</strong> beetje aan mergstralen doen denken. In mijn<br />

eigen materiaal heb ik ze niet gezien, maar dat kan aan<br />

de conservering liggen. Slijpplaatjes tonen aan dat dat<br />

plekken zijn waar de generatieve hyfen zich plotseling<br />

zeer sterk gaan vertakken en clusters vormen. Omdat<br />

zulke clusters ook bij de Tolzwam (Coltricia perennis)<br />

voorkomen, spreekt Hueber van “coltricioide clusters”.<br />

De afwijkende kleur kan veroorzaakt zijn doordat op<br />

deze plaatsen afscheiding van slijm of iets dergelijks<br />

plaats vond. In afbeelding 13 zijn deze vlekken met zwart<br />

aangegeven.<br />

Gespen en doliporen<br />

Kenmerkend voor generatieve hyfen in moderne paddenstoelen<br />

is gespvorming. Die treedt op als er nieuwe<br />

cellen gevormd worden. De gesp ziet eruit als <strong>een</strong> boogvormige<br />

verdikking bij <strong>een</strong> dwarswand in <strong>een</strong> hyfe (Afb.<br />

14). Het gaat te ver om hier diep op in te gaan, maar het<br />

komt erop neer dat gespvorming bij de celdeling zorgt<br />

voor <strong>een</strong> goede verdeling van de celkernen over de cellen.<br />

In de dwarswand van de hyfen zit <strong>een</strong> klein kanaaltje<br />

(dolipore genaamd), dat uitwisseling van plasma tussen<br />

de cellen mogelijk maakt.<br />

In de generatieve hyfen van <strong>Prototaxites</strong> heeft Hueber<br />

enkele gespen, of liever restanten van gespen, aangetroffen<br />

(Afb. 15). Ze zijn echter heel zeldzaam en <strong>een</strong><br />

complete gesp (met buisje buitenom) is niet gevonden.<br />

Hueber heeft ook doliporen in tussenschotten van generatieve<br />

hyfen gefotografeerd (Afb. 16 en 17). Deze poriën<br />

waren al eerder door Schmid (1976) beschreven.<br />

Het verschil tussen <strong>Prototaxites</strong> en recente ‘houtige’<br />

zwammen is dat het vruchtlichaam van <strong>Prototaxites</strong><br />

onbeperkt doorgroeide. Daardoor kon het vruchtlichaam<br />

zo groot worden. De enige beperking lag volgens Hueber<br />

in de vraag of het mycelium voor voldoende voedsel en<br />

water kon zorgen en in invloeden van buitenaf, zoals<br />

stormen.<br />

Recente houtige zwammen kunnen trouwens ook flinke<br />

afmetingen bereiken: paddenstoelen tot 1 meter lang<br />

zijn waargenomen.<br />

Omdat er vrijwel nooit vertakte stukken zijn gevonden,<br />

komt Hueber tot de conclusie dat <strong>Prototaxites</strong> <strong>een</strong><br />

pilaarvormig vruchtlichaam van <strong>een</strong> enorme zwam<br />

geweest moet zijn, dat tot 8 m hoog kon worden. Waarschijnlijk<br />

hebben wortelachtige structuren (rhizomorfen)<br />

voor de verankering in de bodem gezorgd. Afbeelding<br />

18 is de mooie reconstructie die in zijn artikel staat.<br />

<strong>Prototaxites</strong> moet verreweg het grootste element in het<br />

landschap van het Onder-Devoon geweest zijn. Planten<br />

werden toen niet veel hoger dan zo’n 50 cm en de<br />

stammen/stengels niet dikker dan enkele centimeters.<br />

Of toch <strong>een</strong> alg?<br />

De Engelsman William Carruthers publiceerde in 1872<br />

<strong>een</strong> venijnig commentaar op de mening van Dawson dat<br />

<strong>Prototaxites</strong> verst<strong>een</strong>d coniferenhout was. Hij opperde<br />

zelf drie mogelijkheden: <strong>een</strong> korstmos, <strong>een</strong> zwam of <strong>een</strong><br />

alg, maar was er van overtuigd dat het <strong>een</strong> alg was en<br />

gaf het fossiel <strong>een</strong> andere (ongeldige) naam: Nematophycus,<br />

wat dradenplant betekent.<br />

Op intuïtieve gronden is <strong>Prototaxites</strong> vooral geplaatst bij<br />

de bruine algen, met name in de buurt van de Laminaria-achtigen<br />

ofwel kelp. Deze alg kan reusachtig groot<br />

worden (tot 70 m) en groeit vaak in de vorm van onderzeese<br />

wouden. In dit geval ontwikkelt de plant <strong>een</strong> soort<br />

stam (die cauloïde wordt genoemd) met aan de top bladachtige<br />

structuren (phylloïden). De alg is aan de bodem<br />

vastgehecht met wortelachtige structuren die rhizoïden<br />

worden genoemd.<br />

Kräusel en Weyland beschreven in 1930 bladachtige<br />

structuren, die aan <strong>een</strong> stammetje van <strong>Prototaxites</strong> zaten.<br />

Jammer genoeg hebben zij ze niet afgebeeld en verder<br />

zijn de fossielen in de oorlog verloren gegaan. Wel heeft<br />

men in Duitsland ‘phylloïden’ gevonden in dezelfde laag<br />

als stukken <strong>Prototaxites</strong> maar dan los van elkaar.<br />

Onze landgenoot Jonker beschrijft in 1979 ook aan stammen<br />

vastgehechte bladeren, maar daarvan is aangetoond<br />

dat het om schijnfossielen ging, nl. om sedimentlaagjes.<br />

Samenvattend kan gezegd worden dat er g<strong>een</strong> overtuigende<br />

bewijzen zijn dat er bladachtige structuren aan<br />

stammen van <strong>Prototaxites</strong> hebben vastgezeten.<br />

Ook is wel geopperd dat het raadselachtige organisme<br />

Nematothallus (Steur et al., 1998) dat uit zwarte plakkaatjes<br />

met <strong>een</strong> dradenmatje eronder bestaat, <strong>een</strong><br />

soort bladachtige structuur van <strong>Prototaxites</strong> geweest is.<br />

Maar ook deze plant is nooit verbonden met <strong>Prototaxites</strong><br />

aangetroffen.<br />

De belangrijkste verdediger van de algtheorie op dit<br />

moment is Dr. H.-J. Schweitzer uit Bonn. Hij heeft <strong>een</strong><br />

plant die in 1974 beschreven is als Mosellophyton hefteri,<br />

omgedoopt tot <strong>Prototaxites</strong> hefteri. Deze plant heeft<br />

zweepachtige uitlopers en groeide in zee in de getijdenzones.<br />

Hij is vooral gevonden in de groeves van Alken en<br />

Waxweiler. Afbeelding 19 is de reconstructie van deze<br />

plant door Schweitzer.<br />

Het is opmerkelijk dat Schweitzer deze plant bij <strong>Prototaxites</strong><br />

rekent omdat verder bijna nooit vertakkingen<br />

gevonden worden. Hij gaat echter vooral af op het van<br />

dwarsrimpelingen voorziene oppervlak van de plant, <strong>een</strong><br />

eigenschap die ook ‘echte’ prototaxiten uit het Eifelgebied<br />

bezitten. Jammer genoeg gaat het om min of meer<br />

platgedrukte stammetjes zonder bewaard gebleven<br />

inwendige structuur.<br />

In 2000 beschreef hij de vondst van <strong>een</strong> vertakt stuk<br />

<strong>Prototaxites</strong> in de groeve van Waxweiler in de Eifel, dat hij<br />

interpreteerde als <strong>een</strong> stuk van het ‘wortel’-stelsel van de<br />

alg <strong>Prototaxites</strong>. Inderdaad lijkt het op het rhizoïdenstelsel<br />

van <strong>een</strong> kelpplant zoals die in de Noordzee voorkomt.<br />

Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />

Afbeelding 15.<br />

Litteken van <strong>een</strong> gesp<br />

in <strong>een</strong> preparaat<br />

van <strong>Prototaxites</strong>. Uit<br />

Hueber (2001).<br />

25


Afbeelding 16.<br />

Generatieve hyfe van<br />

<strong>Prototaxites</strong> waarbij<br />

in het tussenschot<br />

<strong>een</strong> porie (dolipore)<br />

is te zien. Dikte van<br />

het buisje 15 μm. Het<br />

pijltje wijst naar bindhyfen<br />

met septen. Uit<br />

Hueber (2001).<br />

Afbeelding 18.<br />

Reconstructie van<br />

<strong>een</strong> landschap met<br />

<strong>Prototaxites</strong> in het<br />

Vroeg-Devoon. Uit<br />

Hueber (2001).<br />

Actie!<br />

In <strong>een</strong> poging het raadsel op te lossen zijn mijn vrouw<br />

en ik naar Waxweiler gegaan en hebben we verzameld<br />

in de Onder-Devonische lagen van de groeve (Afb. 20).<br />

Tot onze spijt hebben we echter g<strong>een</strong> <strong>Prototaxites</strong>-achtig<br />

fossiel gevonden (wel <strong>een</strong> eurypterusje van 1,5 cm!).<br />

Joost van Leusen had echter kort daarna meer succes.<br />

Hij vond <strong>een</strong> 40 cm lange tak met zweepachtige uitlopers,<br />

die onmiskenbaar van de omstreden plant was. In<br />

de afbeeldingen 21 en 22 zijn twee delen van dit fossiel<br />

weergegeven waarbij de pijlen uitlopers aanwijzen.<br />

De oplossing is waarschijnlijk dat deze plant inderdaad<br />

<strong>een</strong> alg is. Dr. Wuttke van het pas geopende museum<br />

over de verovering van het land in Waxweiler, vertelde dat<br />

hij de aanduiding ‘Mosellophyton’ hefteri zal gebruiken.<br />

Schweitzer heeft steeds verondersteld dat <strong>Prototaxites</strong><br />

in zee groeide, maar intussen is wel duidelijk geworden<br />

dat het <strong>een</strong> landbewoner was. In de meeste gevallen<br />

wordt het fossiel gevonden in rivier- of delta-afzettingen.<br />

Meestal zijn de stammen bij het transport in stukken en<br />

stukjes uit<strong>een</strong>gevallen. De Taunus- en Emskwartsiet,<br />

waarin ook (echte) stukken <strong>Prototaxites</strong> gevonden worden,<br />

is <strong>een</strong> zandige, kustnabije afzetting. De prototaxiten<br />

worden daarin geconcentreerd op sommige plaatsen gevonden,<br />

terwijl ze elders niet aanwezig zijn. Schweitzer<br />

trekt daaruit de conclusie dat <strong>Prototaxites</strong> in de vorm van<br />

onderzeese wouden langs de kust groeide, maar heel<br />

goed denkbaar is ook dat het om gebieden gaat waar<br />

rivieren in zee uitmondden.<br />

Hueber laat in zijn artikel zien dat de celstructuur van<br />

<strong>een</strong> kelpplant op doorsnede heel anders is dan die van<br />

<strong>Prototaxites</strong>. Bij de alg liggen de ‘cellen’ netjes geordend<br />

in radiale rijen en kan <strong>een</strong> onderscheid gemaakt worden<br />

tussen merg, schors en opperhuid, terwijl de hyfen bij<br />

<strong>Prototaxites</strong> over de hele doorsnede op willekeurige<br />

wijze verspreid liggen.<br />

De opvatting dat <strong>Prototaxites</strong> <strong>een</strong> alg was, kan dus gerust<br />

terzijde geschoven worden.<br />

Of is <strong>Prototaxites</strong> <strong>een</strong> korstmos?<br />

Selosse (2002) toont veel waardering voor het werk van<br />

Hueber, maar heeft daarnaast toch ernstige twijfels.<br />

En wel op drie punten.<br />

1. De resten van voortplantingsorganen, die Hueber<br />

beschrijft, zijn niet overtuigend en erg onvolledig.<br />

26 Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />

Afbeelding 17.<br />

Idem van opzij<br />

gezien. Diameter<br />

septe 15 μm. Het<br />

pijltje wijst naar <strong>een</strong><br />

tussenschot in <strong>een</strong><br />

bindhyfe. Uit Hueber<br />

(2001).<br />

En het is vreemd dat er g<strong>een</strong> sporen zijn aangetroffen,<br />

ook niet in de directe omgeving van ingebedde stukken<br />

<strong>Prototaxites</strong>. Dat is ook jammer want sporen van<br />

steeltjeszwammen zijn gemakkelijk herkenbaar aan<br />

<strong>een</strong> klein aanhangsel.<br />

2. Het enorme formaat van de paddenstoel is niet goed<br />

te verklaren. Organismen worden groot door concurrentie<br />

met andere organismen, maar de planten werden<br />

in het Vroeg-Devoon niet veel hoger dan 50 cm.<br />

Het is bovendien twijfelachtig hoe de reuzenpaddenstoel<br />

aan zijn voedsel moest komen. Een vuistregel<br />

is dat de biomassa in bossen op <strong>een</strong> bepaald niveau<br />

van de voedselketen maximaal ongeveer 10% is van<br />

die van de laag eronder. De schimmels hebben <strong>een</strong><br />

massa van zo’n 10% van de humuslaag waarin zij<br />

leven. <strong>Prototaxites</strong> daarentegen lijkt <strong>een</strong> ongeveer<br />

even grote massa te hebben gehad als de laag waarop<br />

hij leefde.<br />

3. <strong>Prototaxites</strong> stierf uit in het Laat-Devoon. Hueber zegt<br />

dat dat wellicht veroorzaakt werd door vraat van dieren<br />

en door de concurrentie van bomen en struiken.<br />

Dat laatste klopt echter niet, want schimmels en planten<br />

zijn g<strong>een</strong> voedselconcurrenten en <strong>een</strong> paddenstoel<br />

is niet afhankelijk van licht. Planten brengen all<strong>een</strong><br />

maar meer voedsel aan voor schimmels.<br />

Selosse denkt dat deze bezwaren ondervangen kunnen<br />

worden door aan te nemen dat <strong>Prototaxites</strong> <strong>een</strong> korstmos<br />

(lichen) was, dat wil zeggen <strong>een</strong> samenlevingsvorm<br />

van <strong>een</strong> schimmel en <strong>een</strong> alg, waarvan beide voordeel<br />

hebben (symbiose). Schimmels kunnen met hun mycelium<br />

mineralen en water uit de bodem halen, terwijl algen<br />

met hun bladgroen uit koolzuurgas en water voedingsstoffen<br />

kunnen maken. Bovendien bieden alg en schimmel<br />

elkaar bescherming in moeilijke omstandigheden.<br />

De alg zou volgens Selosse aan de buitenkant van de<br />

jongste groeilaag van de <strong>Prototaxites</strong>stam gezeten hebben,<br />

omdat daar het licht opgevangen kon worden. De<br />

binnenin gelegen algen zouden afgestorven zijn bij gebrek<br />

aan licht, maar de buisjes bleven intact en door hun<br />

stevige structuur boden ze stevigheid aan het geheel.<br />

De zg. skelethyfen zouden volgens Selosse de algen zijn<br />

geweest. Er bestaan ook nu nog algen die buisjes vormen<br />

zonder septen. De groei is daarbij geconcentreerd<br />

in de punt en om het teruglopen van het protoplasma te<br />

voorkomen, vormt zich <strong>een</strong> tijdelijk tussenschot. De rest<br />

van de buis is leeg. Het is denkbaar dat de alg van dit<br />

type was. Groene algen kunnen ook chemische stoffen<br />

vormen die de wand stevig maken.<br />

De grootte van het organisme kan te maken hebben<br />

met het voordeel dat <strong>een</strong> groter oppervlak biedt voor de<br />

voedselproduktie door de alg. Selosse noemt ook concurrentie<br />

met andere planten maar dat geldt m.i. niet<br />

voor het Vroeg-Devoon.<br />

Het ontbreken van voortplantingsstructuren kan<br />

verklaard worden door aan te nemen dat <strong>Prototaxites</strong>


Afbeelding 19. Reconstructie<br />

van ‘<strong>Prototaxites</strong>’ hefteri volgens<br />

Schweitzer (1983).<br />

zich vegetatief voorplantte, hetg<strong>een</strong> ook bij recente<br />

korstmossen voorkomt. Bijvoorbeeld doordat loslatende<br />

stukjes zich tot nieuwe individuen kunnen ontwikkelen.<br />

Het uitsterven kan in dit geval wèl uit de concurrentie<br />

met de steeds dichter wordende begroeiing verklaard<br />

worden.<br />

tenSLotte<br />

Al met al kan geconcludeerd worden dat we er nog niet<br />

uit zijn. <strong>Prototaxites</strong> zal g<strong>een</strong> alg zijn, maar misschien<br />

is het <strong>een</strong> <strong>reuzenzwam</strong>, en wie weet ligt de waarheid in<br />

het midden en is het <strong>een</strong> combinatie van <strong>een</strong> alg en <strong>een</strong><br />

zwam, namelijk <strong>een</strong> reuzenkorstmos.<br />

Het is even wennen aan het idee, maar libelles met <strong>een</strong><br />

spanwijdte van 70 cm en dinosauriërs van 35 m vinden<br />

we nu toch ook acceptabel. En <strong>een</strong> tijdsverschil van 400<br />

miljoen jaar met het heden is g<strong>een</strong> kleinigheid.<br />

dankwoord<br />

Veel mensen hebben mij op <strong>een</strong> of andere manier bijgestaan<br />

bij het maken van dit ‘multidisciplinaire’ artikel. Ik<br />

heb <strong>een</strong> warm gevoel overgehouden van de behulpzaamheid,<br />

die ik heb ontmoet.<br />

In het bijzonder wil ik mijn dank uitspreken aan Dr.<br />

Peter-Jan Keizer van de Nederlandse Mycologische<br />

<strong>Vereniging</strong>. Door zijn inbreng heeft het artikel meer<br />

diepgang gekregen en is de kwaliteit sterk verbeterd.<br />

Prof. Dr. Hans Kerp van de Forschungsstelle für Paläobotanie<br />

van de Wilhelms Universität te Münster ben<br />

ik zeer dankbaar voor het kritisch doorlezen van het<br />

artikel.<br />

De heer Hagen Hass van dezelfde afdeling dank ik voor<br />

de peels met resten van <strong>Prototaxites</strong> uit het gebied<br />

van Lac de la Gileppe. Zonder deze peels was het niet<br />

mogelijk geweest foto’s van de inwendige structuur te<br />

laten zien.<br />

De volgende ‘paddenstoelenmensen’ hebben mij geholpen<br />

om deze, voor mij nieuwe, wereld te ontsluiten: Jan<br />

Dieker (Zutphen), Jo Pijnenburg (Dieren), Elly Dogger<br />

(Ellecom), Chris van der Wilde (Arnhem). Allen hartelijk<br />

dank.<br />

Verder dank ik de stenenverzamelaars Hans van Essen<br />

(Dieren), Gerrit Goorman (Wilp), Kees van Oorde (Arnhem)<br />

en Hans de Kruyk (Leerdam) voor het aanleveren<br />

van stukken <strong>Prototaxites</strong> en de laatste tevens voor het<br />

maken van het slijpplaatje van afbeelding 24.<br />

Ik dank Jan Drent (Doetinchem) voor de mogelijkheid<br />

Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />

Afbeelding 20.<br />

Onder-Devonische<br />

afzettingen in<br />

de groeve van<br />

Waxweiler.<br />

bijzonderheden<br />

- Verschillende fossielen van <strong>Prototaxites</strong> vertonen krimpscheuren (Afb. 2<br />

en 23). Dit verschijnsel is nog niet verklaard.<br />

- Het is jammer dat de verkiezelde prototaxiten in Europa zo slecht geconserveerd<br />

zijn. In de meeste gevallen hebben de kwartskristallen de<br />

inwendige structuur verwoest. Soms is zelfs <strong>een</strong> structuur van pseudocellen<br />

ontstaan, waarbij de donkere organische resten de scheiding<br />

vormen tussen kwartskristallen (Afb. 24). Hoogstens zijn soms nog wat<br />

vage lijntjes te zien waar de skelethyfen hebben gelopen. In prototaxiten<br />

uit de Taunuskwartsiet zijn op doorsnede in <strong>een</strong> enkel geval nog wel de<br />

skelethyfen te zien.<br />

- In 2003 is uit onderzoek te voorschijn gekomen dat de chemische samenstelling<br />

van <strong>Prototaxites</strong> in de richting van <strong>een</strong> zwam wijst (Boyce et<br />

al., 2003). Dit hoeft niet in tegenspraak met de korstmostheorie te zijn<br />

omdat daarbij ook <strong>een</strong> schimmelcomponent is.<br />

- In Australië is <strong>een</strong> stuk <strong>Prototaxites</strong> is gevonden waarin resten van vaatplanten<br />

zijn ingebed, die helemaal zijn doortrokken van hyfen. Dit zou<br />

opgevat kunnen worden als <strong>een</strong> deel van het mycelium van <strong>Prototaxites</strong><br />

(Hueber, 2001).<br />

- Er zijn enkele meldingen van (aanwijzingen voor) vertakkingen. Zo beschrijft<br />

Altmeyer (1973) structuren die lijken op littekens van zijtakken.<br />

Heidtke (2006) meldt aanwijzingen voor vertakkingen binnen de concentrische<br />

structuren in doorgesneden stukken <strong>Prototaxites</strong> uit <strong>een</strong> groeve<br />

bij Birkenfeld in de Hunsrück.<br />

die hij me heeft gegeven om stukken uit de collectie van<br />

Huis Bergh te ’s Heerenbergh te fotograferen.<br />

Paul Floor (Zwolle), Joost van Leusen (Oegstgeest) en<br />

Erna de Graaff (Pesse) ben ik dankbaar voor hun (succesvolle)<br />

poging om in de groeve van Waxweiler het fossiel<br />

Mosellophyton hefteri te vinden. Joost dank ik voor<br />

het ter beschikking stellen van het fossiel voor nadere<br />

bestudering. Ik dank Dr. Michael Wuttke van het museum<br />

te Waxweiler voor het verschaffen van informatie.<br />

De afbeeldingen 13, 15, 16, 17 en 18 zijn gereproduceerd<br />

uit het in de literatuur genoemde artikel van Hueber<br />

(2001) met toestemming van Elsevier.<br />

fotoGrafie<br />

De foto’s zijn van de auteur, tenzij anders vermeld staat.<br />

27


Afbeelding 21.<br />

Mosellophyton (‘Proto-<br />

taxites’) hefteri uit de<br />

groeve bij Waxweiler.<br />

De pijl wijst <strong>een</strong><br />

zijtak aan. Afge-<br />

beelde breedte:w 15<br />

cm. Coll. Joost van<br />

Leusen.<br />

Afbeelding 22. Idem.<br />

Afgebeelde breedte:<br />

20 cm.<br />

Literatuur<br />

altmeyer h., 978, 979. Die Prototaxiten von Arenrath,<br />

im Taunusquarzit, im Ems-Quarzit. Grondboor<br />

& Hamer, jg. 32-1, 32-4, 33-5.<br />

altmeyer h., 973. Astnarben an Prototaxiten?<br />

Der Aufschluss, vol. 24, pp. 350-356.<br />

boyce, c.k., hotton, c., fogel, m., cody, G.d., hazen,<br />

r.m. & knoll, a.h., 2003. Comparative geochemistry<br />

suggests <strong>Prototaxites</strong> was a gigantic fungus<br />

[Abstract]. Geological Society of America Meeting,<br />

Abstracts with Programs. 34(7): pp. 587.<br />

heidtke h.j., 2006. <strong>Prototaxites</strong>: Ist der 400 Mill. Jahre<br />

alte “Monsterbaum” ein Pilz? Pollichia-Kurier<br />

22(1), pp. 16 - 17.<br />

hueber f.m, 200 . Rotted wood – alga – fungus: the<br />

history and life of <strong>Prototaxites</strong>. Rev. Palaeobot.<br />

Palyn. 116, pp. 123 – 158.<br />

jonker f.p., 979. <strong>Prototaxites</strong> in the Lower Devonian.<br />

Palaeontographica, Abt. B, Band 171,<br />

pp. 19 – 56.<br />

kräusel r., 964. Rätsel um <strong>Prototaxites</strong>, Fortschr. Geol.<br />

Rheinld. und Westf. 12, pp. 25 – 38.<br />

kräusel r. & weyland h., 930. Die Flora des Deut-<br />

schen Unterdevons. Berlijn<br />

Schaarschmidt, f., 974. Mosellophyton hefteri, ein suk-<br />

kulenter Halophyt aus dem Unterdevon von<br />

Alken an der Mosel. Palaeontologische Zeitschrift,<br />

Band 48, Heft 3/4 . pp. 188-204.<br />

28 Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />

Afbeelding 23. <strong>Prototaxites</strong> met krimpscheuren en volledige<br />

ringen. Vindplaats Bienen bij Kleef. Coll. Huis Bergh, ’s<br />

Heerenbergh. Grootste afmeting: 27 cm.<br />

Afbeelding 24. Pseudo-celstructuur in <strong>Prototaxites</strong>. De<br />

‘cellen’ zijn kwartskristallen, de donkere kleur van de<br />

‘celwanden’ wordt veroorzaakt door organische resten.<br />

Preparaat en foto: Hans de Kruyk.<br />

Schmid r., 976. Septal pores in <strong>Prototaxites</strong>, an enig-<br />

matic plant. Science, 191, pp. 287-288.<br />

Schweitzer h.-j., 983: Die Unterdevonflora des Rhein-<br />

landes. Palaeontographica, Abt. B, Band 189,<br />

pp. 1 – 138.<br />

Schweitzer h.-j, 990. Pflanzen erobern das Land.<br />

Kleine Senckenberg-Reihe Nr. 18, Frankfurt<br />

am Main.<br />

Schweitzer h.-j., 2000. Neue Pflanzenfunde im Unter-<br />

devon der Eifel (Deutschland). Senckenbergiana<br />

lethaea, Band 80, pp. 371 – 395.<br />

Selosse m.-a., 2002: <strong>Prototaxites</strong>: a 400 MYR old giant<br />

fossil, a saprophytic holobasidiomycete, or a<br />

lichen? Mycological Research 106: pp. 642-644.<br />

Als pdf van internet te downloaden.<br />

Steur h. & brugghen w. van der, 998. Nematothallus,<br />

<strong>een</strong> raadselachtige plant uit het Siluur en het<br />

Vroeg-Devoon. Grondboor & Hamer, 1998-2,<br />

pp. 28-35


Aardkundig excursiepunt 2<br />

wim hooGendoorn<br />

Sterkenburgerlaan 36, 3941 BD Doorn. 0343-515240,<br />

walliehb@wxs.nl, www.aardkundigewaarden.nl<br />

Het eIlaND De bOl, De<br />

bINNeNlek eN De lekwaarD<br />

Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />

29


Afbeelding 2.<br />

Topografische kaart<br />

van het excursiege-<br />

bied. Bron: Topo-<br />

grafische Dienst,<br />

Emmen.<br />

Vorige pagina:<br />

Afbeelding 1. Het<br />

(schier)eiland De<br />

Bol en de Binnenlek<br />

liggen in de Lek<br />

ter hoogte van het<br />

boerderijlint van<br />

Willige Langerak.<br />

Het rivierduin op het<br />

voormalige eiland is<br />

goed te zien, evenals<br />

de verlanding in<br />

de Binnenlek, de<br />

voormalige bedding.<br />

Foto: BOHO-team.<br />

algem<strong>een</strong>:<br />

Na de benoeming van de Provinciale Aardkundige<br />

Monumenten Grebbeberg (1995; eigenaar: Utrechts<br />

Landschap), de Lange Duinen en de Korte Duinen (1997;<br />

eigenaar: Gem<strong>een</strong>te Soest), Zwerfsteneneiland Maarn<br />

(1999; eigenaar: Nederlandse Spoorwegen), Niënhof en<br />

Oostbroek (2000; eigenaar: Utrechts Landschap) en plantage<br />

Willem III (2000; eigenaar: Utrechts Landschap) lag<br />

het voor de hand te zoeken naar <strong>een</strong> potentieel Aardkundig<br />

Monument in het rivierklei- of v<strong>een</strong>gebied van de provincie<br />

Utrecht. Daarnaast was het van belang te zoeken<br />

binnen de eigendommen van <strong>een</strong> van de grote groene<br />

terreinbeherende organisaties, die nog g<strong>een</strong> Aardkundig<br />

Monument bezaten. Uiteindelijk zijn het eiland De Bol<br />

en de Binnenlek in 2001 door de provincie in overleg met<br />

Staatsbosbeheer tot Aardkundig Monument benoemd.<br />

De Lekwaard hoort daar officieel niet bij. Toch wordt zij in<br />

het onderstaande ook besproken, omdat het interessant<br />

is om te zien hoe twee op het oog vergelijkbare schiereilanden<br />

<strong>een</strong> verschillende ontstaansgeschiedenis hebben.<br />

naam:<br />

Eiland De Bol, de Binnenlek en de Lekwaard (Afb. 1 en<br />

10).<br />

Locatie:<br />

Provincie Utrecht, Lopikerwaard, gem<strong>een</strong>te Lopik, Lekdijk<br />

West.<br />

30 Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />

bereikbaarheid (afb. 2):<br />

Vanuit Nieuwegein, Lopik of Schoonhoven naar de<br />

noordelijke Lekdijk rijden. Ter hoogte van Willige Langerak<br />

liggen De Bol, de Binnenlek en de Lekwaard in de<br />

uiterwaarden van de Lek. Het eiland De Bol is bereikbaar<br />

via <strong>een</strong> afrit van de winterdijk (Lekdijk West) naar de<br />

uiterwaarden (x = 123,3 en y = 440,7). De parkeermogelijkheden<br />

met de auto zijn zeer beperkt, omdat er op de<br />

Lekdijk niet geparkeerd mag worden. Een goed alternatief<br />

is om de auto in Schoonhoven of op het recreatieterrein<br />

Salmsteke te parkeren (x = 126,3 en y = 441,7) en<br />

dan te gaan lopen of fietsen. Dan valt er nog veel meer te<br />

genieten.<br />

toegankelijkheid:<br />

De Lekwaard en de Binnenlek zijn prima vanaf de<br />

winterdijk te zien. De Lekwaard is (nog?) niet openbaar<br />

toegankelijk. Het eiland De Bol wel. Onderaan de afrit<br />

van de Lekdijk begint de uit basaltstenen opgebouwde<br />

strekdam (Afb. 3). Over deze strekdam kan het eiland<br />

bereikt en bewandeld worden. Er dient wel rekening mee<br />

gehouden worden dat de strekdam <strong>een</strong> aantal dagen<br />

per jaar, bij erg hoge waterstanden, onder water komt te<br />

staan. Dan is het eiland niet bereikbaar. Laat u ook niet<br />

verrassen door het getijdeverschil dat ter plaatse ca. 75<br />

cm bedraagt.<br />

eigenaar:<br />

Staatsbosbeheer.


Afbeelding 3. De strekdam waarmee het eiland De Bol<br />

aan de winterdijk is verbonden. Links rietgorzen. Foto:<br />

BOHO-team.<br />

wat is er te zien?<br />

Vanaf de winterdijk hebben we <strong>een</strong> prima zicht op de<br />

getijdekreken van de Lekwaard en de Binnenlek bij het<br />

eiland De Bol (Afb. 4). Afhankelijk van het getij zien we<br />

smalle kreekjes kronkelend in <strong>een</strong> moddervlakte of<br />

brede beddingen. De beddingen zijn stroomopwaarts<br />

omzoomd door rietgorzen, waardoor het dichtslibben van<br />

deze voormalige rivierbeddingen bevorderd wordt. Langs<br />

het stroomafwaartse deel van de Binnenlek valt op, dat<br />

plaatselijk door erosie afkalving van de oevers (Afb. 5)<br />

en elders sedimentatie optreedt. Vanaf de winterdijk is<br />

het zicht op de Bol beperkt. Via de strekdam kunnen we<br />

het eiland betreden. Langs de rivierkant van het eiland<br />

zien we <strong>een</strong> complex rivierduinen liggen met <strong>een</strong> maximale<br />

hoogte van ca. 4 meter (Afb. 6). Opvallend is ook<br />

de bijzondere vegetatie op deze schrale zandgronden.<br />

Verder naar het zuidwesten lopend zijn de aardkundige<br />

waarden langs de rivierzijde van De Bol beperkt, omdat<br />

men ervoor gekozen heeft om hier stenen te storten als<br />

oeververdediging (Afb. 7). Als we na het bereiken van de<br />

zuidwestelijke punt van het eiland langs de kant van de<br />

Binnenlek teruglopen, hebben we aanvankelijk <strong>een</strong> mooi<br />

zicht op de getijdekreek. Erosie en sedimentatie langs en<br />

in de bedding zijn hier prima te zien. Verderop wordt het<br />

zicht belemmerd door de rietgorzen.<br />

Geogenetische en historische achtergrond<br />

De mens heeft zo’n nadrukkelijke rol gespeeld bij het<br />

ontwikkeling van het eiland De Bol, dat het verstandiger<br />

is om de geogenetische en de historische achtergrond<br />

gelijktijdig te behandelen. Het eiland De Bol is gelegen<br />

in de Lek. De Lek is <strong>een</strong> relatief jonge rivier die pas na<br />

het begin van onze jaartelling is ontstaan. De rivier heeft<br />

Afbeelding 4. De getijdekreek de Binnenlek is prima te<br />

zien vanaf de winterdijk. Foto: BOHO-team.<br />

aanzienlijk aan kracht gewonnen door de langzame<br />

verzanding en uiteindelijke afdamming van de Kromme<br />

Rijn bij Wijk bij Duurstede in 1122. Misschien was de<br />

verhouding tussen de sedimentlast (grind, zand en klei)<br />

en de waterafvoer in de 18e en 19e eeuw dusdanig dat er<br />

talrijke zandbanken in de rivier de Lek ontstonden, maar<br />

mogelijk speelden ook andere factoren <strong>een</strong> rol. Op oude<br />

rivierkaarten, zoals b.v. de ‘Kaarte van de Lek, met de<br />

dijken, uitterweerden, zanden, hoofden, enz. strekkende<br />

van boven de vaart tot beneden Schoonhoven’ (D. Hooft,<br />

1738), zien we namelijk <strong>een</strong> scala aan zandbanken in de<br />

Lek. Ook in 1837 kunnen we op kaarten van Goudriaan<br />

(Afb. 8) nog diverse zandbanken in de rivier zien liggen.<br />

Het eiland De Bol heette overigens in 1738 nog de Slaapwerf.<br />

Deze naam hangt mogelijk samen met de zalmvisserij<br />

die hier toen beoefend werd.<br />

Voor de scheepvaart waren deze obstakels uiteraard erg<br />

lastig. Daarom ging men in de 19e eeuw de bestaande<br />

kribben al verlengen en nieuwe aanleggen. Waar de<br />

rivierbedding breed was, werden min of meer evenwijdig<br />

aan de winterdijk strekdammen aangelegd. Door de<br />

versmalling van het zomerbed van de rivier ging de rivier<br />

in de diepte eroderen, waardoor diverse obstakels in de<br />

vorm van zandbanken werden afgebroken. Dat is ook in<br />

de omgeving van De Bol gebeurd. Op kaarten van rond<br />

1890 staan bij Willige Langerak twee strekdammen aangegeven<br />

(Afb. 9). Bij normale waterpeilen stroomde de<br />

rivier voortaan all<strong>een</strong> nog maar door de hoofdbedding,<br />

waardoor de bevaarbaarheid van de Lek verbeterde.<br />

Het eiland De Bol werd door de aanleg van <strong>een</strong> stekdam<br />

vanaf de winterdijk <strong>een</strong> schiereiland. De voormalige bedding<br />

tussen het eiland en de winterdijk kreeg de naam<br />

Binnenlek.<br />

In de huidige situatie (Afb. 1 en 2) is duidelijk te zien dat<br />

tussen de noordpunt van het voormalige eiland en de<br />

winterdijk landaanwas heeft plaatsgevonden. Er is <strong>een</strong><br />

Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />

Afbeelding 5.<br />

Plaatselijke afkalving<br />

van het eiland De Bol<br />

door de Binnenlek.<br />

Het hek dient om be-<br />

zoekers van de wand<br />

af te houden in ver-<br />

band met nestelende<br />

oeverzwaluwen. Foto:<br />

BOHO-team.<br />

Afbeelding 6.<br />

De duinen van De Bol<br />

bij laag water vanaf<br />

de rivier gezien. Foto:<br />

BOHO-team.<br />

3


Afbeelding 7.<br />

Stroomafwaarts van<br />

de rivierduinen is<br />

het natuurlijke karakter<br />

van het eiland<br />

ernstig aangetast<br />

door verstening die<br />

in het verleden ter<br />

oeververdediging is<br />

aangebracht. Foto:<br />

BOHO-team.<br />

Afbeelding 8. Goudriaan:<br />

Kaart van de<br />

rivieren De Boven- en<br />

Neder-Rijn, De Lek en<br />

De Nieuwe Maas van<br />

Lobith tot Brielle,<br />

blad 13, 1837. 1:<br />

10.000.<br />

kreek ontstaan die door getijde-invloed nu <strong>een</strong>s vol staat<br />

en dan weer verandert in <strong>een</strong> smalle stroom temidden<br />

van <strong>een</strong> moddervlakte. De kreek of moddervlakte wordt<br />

stroomopwaarts omzoomd door rietgorzen die regelmatig<br />

door sedimentatie worden opgehoogd. Op sommige<br />

plaatsen is de aanwas door de mens al omgezet in<br />

weiland. In het stroomafwaartse deel neemt het aantal<br />

rietgorzen af en maakt plaats voor <strong>een</strong> afwisseling van<br />

landschappelijke vormen veroorzaakt door erosie en<br />

sedimentatie.<br />

Links op afbeelding 9 is nog <strong>een</strong> tweede strekdam te<br />

zien, die door water omgeven wordt. Aan de zijde van<br />

de winterdijk is door aanwas tegen deze strekdam <strong>een</strong><br />

schiereiland gevormd (Afb. 2 en 10). De twee schiereilanden<br />

die op het eerste gezicht misschien op elkaar lijken,<br />

blijken dus <strong>een</strong> totaal verschillende ontstaanswijze<br />

gehad te hebben. Deze tweede strekdam in de Lekwaard<br />

is niet openbaar toegankelijk, onder andere vanwege de<br />

aanwezigheid van <strong>een</strong> reigerkolonie in de bosschage op<br />

deze aanwas.<br />

Op het schiereiland De Bol ligt aan de rivierzijde <strong>een</strong><br />

zandige oeverwal. Nabij de noordpunt van het voormalige<br />

eiland is het zand van de zandbank en de oeverwal<br />

verstoven tot <strong>een</strong> complex van rivierduinen. In de<br />

uiterwaarden van de Rijn en de Lek zijn op de grens van<br />

kribben en uiterwaarden wel vaker kleine duintjes van<br />

circa één meter hoog te zien. Op Utrechts grondgebied is<br />

dit complex van rivierduinen door zijn omvang en hoogte<br />

bepaald uniek te noemen. Meer zuidwaarts is de oever<br />

verst<strong>een</strong>d. Ter voorkoming van mogelijk schade door<br />

erosie is hier <strong>een</strong> grindrijke oeververdediging aangebracht.<br />

Visie van de eigenaar / beheerder<br />

Nico de Bruin is de boswachter van de beheers<strong>een</strong>heid<br />

Hollandse Waarden van Staatsbosbeheer, waaronder<br />

De Bol, de Binnenlek en de Lekwaard vallen. De Bruin<br />

32 Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />

Afbeelding 9.<br />

Chromo-topographische kaart van het Koninkrijk der<br />

Nederlanden, 1:25.000, blad nr. 484 Tienhoven verkend in<br />

1888 en blad nr. 503 Langerak, verkend in 1889.<br />

Bron: Topografische Dienst, Emmen<br />

is tevreden met de verworven status van Aardkundig<br />

Monument. Het heeft de eerste jaren veel publiciteit<br />

met zich meegebracht en <strong>een</strong> flinke toename in het<br />

aantal excursies. Dat effect is nu langzamerhand weer<br />

uitgewerkt. Hij gebruikt de opgedane kennis over cultuurhistorie<br />

en aardkundige waarden graag tijdens de<br />

rondleidingen die hij geeft, zodat zijn gasten niet all<strong>een</strong><br />

getrakteerd worden op de mooie levende natuur. Van<br />

hem mag de natuur ook zijn gang gaan. Hij is niet bang<br />

voor mogelijke veranderingen ten gevolge van afkalving<br />

en sedimentatie. Bij het afgekalfde stuk op het eiland De<br />

Bol is <strong>een</strong> hek geplaatst, omdat oeverzwaluwen graag<br />

gebruik maken van de nestmogelijkheden in deze wand.<br />

Ook dient voorlopig nog rekening gehouden te worden<br />

met het ‘voortgezet gebruik’, dat <strong>een</strong> boer nog op <strong>een</strong><br />

gedeelte van het eiland heeft. Bij de Lekwaard is de<br />

strekdam plaatselijk wat verlaagd om nieuwe landschappelijke<br />

processen <strong>een</strong> kans te geven.<br />

noot van de auteur: Het is voor groepen van minimaal<br />

10 en maximaal 25 personen mogelijk om <strong>een</strong> excursie<br />

onder leiding van Nico de Bruin te maken. Deze duurt<br />

ongeveer 90 minuten en de kosten zijn ca. 35 euro per<br />

groep. Afspraken kunnen rechtstreeks met Nico de<br />

Bruin gemaakt worden via 06-20095775. Een aanrader!<br />

Afbeelding 10.<br />

Het schiereiland langs de kaarsrechte strekdam in de nabijgelegen<br />

Lekwaard. De rietgorzen zijn goed herkenbaar<br />

door de lichte kleur. Foto: BOHO-team.


meDeDelINGeN<br />

adresWijZiGinGen<br />

nieuw secretariaatsadres<br />

Nu de algemene ledenvergadering akkoord is gegaan met<br />

de verkiezing van Paul van Olm tot NGV bestuurslid, is het<br />

nieuwe adres van het NGV secretariaat:<br />

paul van olm<br />

Bongerd 180<br />

8212 BK Lelystad<br />

tel. 0320-242881<br />

mobiel 06-53978137<br />

E-mail: paulvanolm@hotmail.com<br />

nieuw adres ledenadministratie<br />

Het adres van de ledenadministratie is met ingang<br />

van 13 april gewijzigd in:<br />

de Kievit 15<br />

7141 NH Groenlo<br />

telefoon (0544-461661) en e-mail (la.ngv@hccnet.nl)<br />

blijven ongewijzigd.<br />

jUbiLeUmvierinG 60 jaar nGv<br />

wanneer?<br />

Zaterdag 13 mei van 13.00 uur tot 16.00 uur.<br />

waar?<br />

We vieren dit jubileum in het gebouw van TNO Bouw en<br />

Ondergrond (waar we ook onze themadagen houden),<br />

Princetonlaan 6, Utrecht.<br />

bereikbaarheid per auto: A28, afslag De Uithof. Er is ruim<br />

voldoende parkeergelegenheid.<br />

per openbaar vervoer: stadsbus 11 (halte Botanische<br />

tuinen/Princetonplein) of 12 (halte Kruytgebouw).<br />

hoe?<br />

We houden <strong>een</strong> ‘publieksmarkt’. Individuele leden,<br />

NGV-afdelingen én andere verenigingen krijgen de<br />

gelegenheid om <strong>een</strong> marktkraam te ‘vullen’ met delen<br />

uit verzamelingen, foto’s, kaarten, boeken, posters,<br />

etc. Misschien wordt er <strong>een</strong> video vertoond of kunnen<br />

bezoekers <strong>een</strong> microscoop gebruiken, etc. etc. We houden<br />

g<strong>een</strong> ruil- of verkoopbeurs! We willen slechts de collegaleden<br />

én andere bezoekers laten zien hoe we met onze<br />

geologiehobby bezig zijn.<br />

Er is nog <strong>een</strong> aantal marktkramen beschikbaar.<br />

Neem snel contact op met Joost Vermee (e-mail:<br />

joost.vermee@wxs.nl) als u nog mee wilt doen.<br />

Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />

Nederlandse <strong>Geologische</strong> vereninging<br />

bijlage van Grondboor & Hamer nr. 2 - 2006<br />

kopij voor de ‘mededelingen’ van nummer 3 kan<br />

vóór 1 mei worden gezonden aan de secretaris<br />

van de NGv, bongerd 180, 8212 bk lelystad,<br />

paulvanolm@hotmail.com<br />

Gids met ‘geologische stadswandelingen’<br />

De jubileumdag zal verder nog <strong>een</strong> bijzonder karakter<br />

krijgen door de introductie van <strong>een</strong> nieuw boek,<br />

namelijk <strong>een</strong> gids met ‘geologische stadswandelingen’<br />

in 12 Nederlandse steden. De heren Verhofstad en van<br />

den Koppel stelden <strong>een</strong> gids samen waarin voor 12<br />

Nederlandse steden <strong>een</strong> aantal gebouwen is aangegeven<br />

waaraan interessant natuurlijk gest<strong>een</strong>te is toegepast.<br />

Daarnaast bevat het boek <strong>een</strong> algem<strong>een</strong> gedeelte<br />

waarin het ontstaan en de typische kenmerken van de<br />

verschillende gest<strong>een</strong>ten is beschreven. Op die manier<br />

ontstond <strong>een</strong> unieke gids waarmee in elk van de twaalf<br />

steden <strong>een</strong> ‘geologische wandeling’ kan worden gemaakt.<br />

De gids wordt als jubileumcadeau gratis verstrekt aan alle<br />

NGV-leden!<br />

programma<br />

De jubileumviering wordt zo informeel mogelijk<br />

gehouden. Er is géén receptie en ‘casual’ kleding wordt<br />

als vanzelfsprekend beschouwd. De markt begint om<br />

13.00 uur en sluit om 16.00 uur. Omstreeks 13.30 uur<br />

zal het eerste exemplaar van de ‘stadsgids’ in ontvangst<br />

worden genomen door prof. Salle Kroonenberg,<br />

hoogleraar geologie in Delft. Ongetwijfeld zal hij, op<br />

zijn geheel eigen manier, ingaan op het belang van<br />

de amateurgeologie in het algem<strong>een</strong> en deze nieuwe<br />

stadsgids in het bijzonder.<br />

bibliotheek<br />

De grote gecombineerde bibliotheek van TNO Bouw en<br />

Ondergrond en Faculteit Geowetenschappen Universiteit<br />

Utrecht zal tijdens deze jubileumviering ook geopend zijn.<br />

Maak er gebruik van!<br />

cadeaus<br />

Het NGV-bestuur verwacht g<strong>een</strong> cadeaus, maar<br />

aanmeldingen van nieuwe leden zijn van harte welkom!<br />

tHemadaGen<br />

Uiteraard zal de jubileumviering verder worden omlijst<br />

met <strong>een</strong> feestelijk hapje en drankje. Een prachtige<br />

gelegenheid dus om uw collega-hobbyisten te ontmoeten.<br />

De jubileumviering is voor ieder<strong>een</strong> toegankelijk! Breng<br />

familie,vrienden en kennissen mee! Het is immers <strong>een</strong><br />

prachtige gelegenheid om, in <strong>een</strong> ongedwongen sfeer,<br />

te ervaren hoe verschillend men kan omgaan met onze<br />

fascinerende hobby.


themadag ‘calciet’<br />

De eerste themadag van 2006, met als onderwerp<br />

‘calciet’, was ook weer bijzonder succesvol.<br />

Er kwam <strong>een</strong> honderdtal bezoekers kijken naar<br />

presentaties van verschillende verzamelaars en<br />

verenigingen en luisteren naar <strong>een</strong> drietal lezingen.<br />

Bijzonder was de aanwezigheid van de vereniging ‘Speleo<br />

Nederland’ die aandacht vroeg voor de speologie, <strong>een</strong><br />

aanverwante hobby. Maar ook de presentaties van ‘het<br />

Kristal’ uit Groningen, de ‘Kring Zwarte Woud Mineralen’<br />

en, helemaal uit België gekomen, de ‘Mineralogische<br />

Kring Antwerpen’ trokken veel aandacht. Opvallend was<br />

dat de bijdragen van ‘derden’ aanzienlijk groter was dan<br />

die van NGV-leden of NGV-afdelingen! Iets waar toch wel<br />

even bij stil gestaan zou moeten worden. Maar ook iets<br />

waar gemakkelijk iets aan te doen is. Grijp de kans om<br />

tijdens <strong>een</strong> van de nog resterende themadagen in ieder<br />

geval mee te doen.<br />

nog twee themadagen in 2006<br />

De volgende themadagen staan natuurlijk al in uw<br />

agenda!<br />

• zaterdag 23 september: thema ‘zee-egels’<br />

• zaterdag 8 november: thema ‘zwerfstenen’<br />

Op zo’n themadag bent u van harte welkom van 11.00<br />

tot 16.00 uur. Gedurende die openingsuren vinden<br />

vele presentaties en lezingen plaats! Details over het<br />

dagprogramma kunt u zoals altijd vinden op de internetsite<br />

van de NGV: www.geologischevereniging.nl.<br />

Denkt u inhoudelijk te kunnen bijdragen aan van de<br />

themadagen: neem contact op met het NGV-bestuur! Voor<br />

al de dagen zijn bijdragen in de vorm van zogenaamde<br />

‘tafelpresentaties’ of <strong>een</strong> lezing nog van harte welkom.<br />

U selecteert de belangrijkste/leukste/interessantste<br />

vondsten uit uw eigen verzameling en toont die aan al die<br />

andere verzamelaars en bezoekers. Eventueel vult u <strong>een</strong><br />

en ander aan met foto’s, posters, kaarten, boeken, etc.<br />

Uw tafel staat al klaar. U zult er g<strong>een</strong> spijt van krijgen!<br />

Eerdere deelnemers waren razend enthousiast.<br />

bibliotheek<br />

Zoals inmiddels bijna gebruikelijk zal de grote<br />

gecombineerde bibliotheek van TNO Bouw en Ondergrond<br />

en van de faculteit geowetenschappen ook in 2006 tijdens<br />

de geplande themadagen geopend zijn!<br />

cUrsUssen<br />

Gest<strong>een</strong>tenherkenning<br />

De eerstvolgende cursus vindt plaats op 4, 11, 25<br />

november en 2 december in het Geologisch Activiteiten<br />

Centrum in het gebouw van TNO Bouw en Ondergrond in<br />

Utrecht. Voor deze cursus zijn nog enkele plaatsen vrij.<br />

We herhalen nog <strong>een</strong>s de inhoud: de cursus leert de<br />

deelnemers gest<strong>een</strong>ten te herkennen aan de hand van<br />

de samenstellende mineralen, de structuren en aan de<br />

hand van kleuren en patronen. In totaal 18 uren krijgen<br />

de deelnemers zo’n 60 tot 70 gest<strong>een</strong>tesoorten in <strong>een</strong><br />

didactische volgorde op tafel, terwijl de lessen verder<br />

verlucht worden met dia’s, plaatwerk, kristalmodellen,<br />

etc. Aantal deelnemers: minimaal 12, maximaal 16.<br />

Voorkennis: g<strong>een</strong>.<br />

De cursus is all<strong>een</strong> toegankelijk voor NGV-leden.<br />

2 Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />

Kosten: € 70,00 incl. dictaat. Geïnteresseerden in deze<br />

cursus wordt aangeraden zich aan te melden, zodat<br />

u op de wachtlijst wordt geplaatst. Aanmeldingen bij<br />

voorkeur via e-mail (anders s.v.p. per brief) bij Joost<br />

Vermee, Kwaadeindstraat 75, 5041JK Tilburg. E-mail:<br />

joost.vermee@wxs.nl.<br />

Zodra (ca. half september) nadere bijzonderheden van de<br />

cursus bekend zijn, ontvangt u persoonlijk bericht! Pas<br />

daarna wordt uw aanmelding definitief en betaalt u het<br />

cursusgeld.<br />

Vervolgcursus gest<strong>een</strong>tenherkenning<br />

In de maanden maart/april 2006 volgen 10 deelnemers<br />

deze (nog enigszins experimentele) cursus. Het is de<br />

bedoeling dat de cursus, afhankelijk van de belangstelling<br />

opnieuw wordt gegeven in het najaar van 2006 of het<br />

voorjaar van 2007. Daarom hieronder wat aanvullende<br />

informatie.<br />

inhoud:<br />

Magmatische en metamorfe processen. Het ontstaan van<br />

gest<strong>een</strong>ten aan de hand van de mineralen, de relaties/<br />

reacties, de texturen en structuren. Uitkristallisatievolgorde,<br />

afkoelingsverschijnselen, groei van metamorfe<br />

mineralen. Bepalen van de metamorfe graad. Betekenis<br />

van insluitsels. Relaties tussen metamorfose en<br />

deformatie.<br />

De cursus heeft vooralsnog <strong>een</strong> experimenteel karakter.<br />

De te behandelen onderwerpen zullen zo mogelijk<br />

afhankelijk zijn van de inbreng van de deelnemers.<br />

aantal deelnemers:<br />

Minimaal 8, maximaal 12. Een kleine groep om er voor<br />

te zorgen dat zoveel mogelijk persoonlijk contact met de<br />

docent kan worden opgebouwd.<br />

Voorkennis/toelatingsvoorwaarde:<br />

Deelgenomen hebben aan de beginnerscursus<br />

‘gest<strong>een</strong>tenherkenning’ gegeven door Jan Verhofstad én<br />

lid zijn van de NGV.<br />

kosten:<br />

€ 115,00 incl. dictaat.<br />

duur:<br />

De cursus omvat 5 zaterdagen (11.00 - 16.00 uur).<br />

docent:<br />

De cursus wordt gegeven door petroloog dr. Tony Senior.<br />

aanmelden:<br />

Aanmeldingen bij voorkeur via e-mail (anders s.v.p. per<br />

brief) bij Joost Vermee, Kwaadeindstraat 75, 5041JK<br />

Tilburg. E-mail: joost.vermee@wxs.nl. Zodra nadere<br />

bijzonderheden van de cursus bekend zijn, ontvangt u<br />

persoonlijk bericht. Pas daarna wordt uw aanmelding<br />

definitief en betaalt u het cursusgeld.<br />

versLaG LedenverGaderinG<br />

Verslag van de algemene ledenvergadering van de NGV<br />

gehouden op zaterdag 11 maart 2006 te Utrecht.<br />

opening/mededelingen<br />

De voorzitter, Henk Gerrits, opent de vergadering direct na<br />

afloop van de laatste lezing van de landelijke contactdag.<br />

Er zijn 35 leden, 7 bestuursleden en 1 aspirant bestuurslid<br />

aanwezig. Er zijn g<strong>een</strong> mededelingen.<br />

ingekomen stukken<br />

Er zijn ook g<strong>een</strong> ingekomen stukken.


notulen van de algemene ledenvergadering<br />

van 2 maart 2005<br />

Naar aanleiding van de notulen vraagt Piet Thijssen hoe<br />

het staat met het functioneren van de bibliotheek en de<br />

bibliotheekcommissie. Die laatste bestaat echter niet.<br />

Vanuit de bibliotheek is te melden dat er zich iemand<br />

heeft aangemeld die wellicht de digitalisering van het<br />

bibliotheekbestand ter hand gaat nemen – zeker is dit nog<br />

niet. De notulen gepubliceerd in G&H 2005 nr. 2 worden<br />

goedgekeurd.<br />

Verslag voortgang ‘herstructurering’<br />

Er is g<strong>een</strong> <strong>een</strong>duidig advies uit de Raad van Advies ver-<br />

kregen. Het overlegtraject dat parallel met de afzonderlijke<br />

afdelingen opgestart zou worden is nog niet van de<br />

grond gekomen. Het concept huishoudelijk reglement kan<br />

daarom nog niet in deze vergadering besproken worden.<br />

Inmiddels is het punt van de aansprakelijkheid van<br />

NGV/afdelingsbestuursleden bij geologische excursies<br />

bovenaan de agenda komen te staan. In <strong>een</strong> aparte<br />

bij<strong>een</strong>komst op 8 april a.s. zal deze kwestie -ook vanuit de<br />

juridische hoek- uitgebreid besproken worden. Voor deze<br />

bij<strong>een</strong>komst zijn vertegenwoordigers van zoveel mogelijk<br />

geologisch actieve verenigingen, de universitaire wereld<br />

en de beroepsgroep uitgenodigd.<br />

rapportage raad van advies<br />

Henk Scholts (oud-secretaris van de Raad van Advies)<br />

meldt dat zowel de voorzitter als de secretaris van de<br />

Raad van Advies zijn afgetreden wegens gebrek aan<br />

respons vanuit de afdelingen.<br />

jaarverslag secretaris<br />

Het in G&H 2006 nr. 1 gepubliceerde verslag wordt zonder<br />

vragen goedgekeurd.<br />

jaarverslag penningmeester<br />

(incl. begroting 2006 en verslag kascommissie)<br />

Naar aanleiding van het exploitatieoverzicht 2005 van de<br />

NGV en het Financieel verslag van de Stichting Publicatie-<br />

en evenementenfonds vraagt de heer Oosterink zich<br />

af of deze niet beter samengevoegd kunnen worden.<br />

Het antwoord is dat dit niet het geval is omdat het over<br />

twee verschillende entiteiten gaat die ieder apart <strong>een</strong><br />

verantwoording dienen af te leggen.<br />

Het verslag van de kascommissie (Cees Ehlers en<br />

Wiljo Kramer) wordt voorgelezen. Naar aanleiding van<br />

dit positieve overzicht dechargeert de vergadering het<br />

bestuur van het gevoerde financiële beleid.<br />

benoeming kascommissie<br />

Voor 2006 zal de kascommissie bestaan uit de heren Wiljo<br />

Kramer en Wim Zondag. Henk Scholts biedt zich aan als<br />

‘reserve’ en lost daarmee <strong>een</strong> mogelijk probleem in 2007<br />

nu al op!<br />

jaarverslag ledenadministratie<br />

Het jaarverslag van de ledenadministratie (G&H 2006 nr.<br />

1) wordt goedgekeurd. Het aantal leden blijft (langzaam)<br />

teruglopen. Door -inmiddels opgeloste- administratieve<br />

problemen is het onduidelijk of wel alle leden G&H 2005<br />

nr 5/6 ontvangen hebben. Leden die dit nummer niet<br />

ontvangen hebben kunnen dat bij de ledenadministratie<br />

melden; dan wordt <strong>een</strong> exemplaar nagezonden.<br />

jaarverslag redactie Grondboor en hamer<br />

Het jaarverslag van de redactie (G&H 2006 nr. 1) wordt<br />

door de vergadering goedgekeurd. Het is verheugend<br />

Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />

dat de redactie compleet is en de perikelen rond de<br />

vormgeving voorbij zijn. Het blad heeft <strong>een</strong> duidelijke<br />

positieve facelift ondergaan.<br />

jaarverslag bibliothecaris<br />

Het in G&H gepubliceerde verslag (G&H 2006 nr. 1) wordt<br />

door de vergadering goedgekeurd. De heer Ehlers meldt<br />

dat de eerder genoemde hulp bij het digitaliseren van het<br />

bestand Herman Zevenbergen is: <strong>een</strong> zeer welkome hulp.<br />

jaarverslag pr-activiteiten<br />

In het verslag van de PR-activiteiten wordt de NGV-folder<br />

niet genoemd; wel <strong>een</strong> aantal andere aansprekende<br />

PR-acties waaronder de Website, Geonieuws en de<br />

themadagen GAC – Geologisch Amateur Centrum. De<br />

PR-functionaris zegt toe dat de NGV-folder binnenkort zal<br />

verschijnen; deze komt beschikbaar voor alle afdelingen.<br />

Het jaarverslag wordt door de vergadering goedgekeurd.<br />

bestuursverkiezing<br />

George Brouwers is aftredend en herkiesbaar en wordt<br />

met algemene stemmen herkozen als bestuurslid en zal<br />

zich blijven bezighouden met de PR van de vereniging.<br />

Henk Gerrits legt de voorzittershamer neer, omdat<br />

zijn drukke dagelijkse werkzaamheden <strong>een</strong> voldoende<br />

uitvoeren van het NGV-voorzitterschap in de weg staan.<br />

De vergadering dechargeert de heer Gerrits en beloont<br />

hem voor zijn inzet met <strong>een</strong> warm applaus.<br />

Joost Vermee, de huidige secretaris, volgt hem op als<br />

voorzitter, terwijl Paul van Olm het secretariaat zal gaan<br />

verzorgen. Beiden worden met algemene stemmen door<br />

de vergadering benoemd.<br />

Stand van zaken nGV-werkgroepen<br />

Deze is uitgebreid in G&H 2006 nr. 1 beschreven. Er is<br />

g<strong>een</strong> nieuws.<br />

plaats/datum jaarvergadering 2007<br />

De volgende Algemene Ledenvergadering zal op 10 maart<br />

2007 gehouden worden. Aangezien het faculteitsgebouw<br />

dan mogelijk verbouwd wordt, wordt uitgezien naar <strong>een</strong><br />

andere locatie (evt. TNO Bouw en Ondergrond).<br />

rondvraag en sluiting<br />

Jan Werschkull vraagt of er voor nieuwe leden g<strong>een</strong> NGVkennisdatabank<br />

is en of het niet zinvol is om <strong>een</strong> lijst met<br />

specialismen van leden aan te leggen. Het antwoord is dat<br />

vragen veelal binnen de afdelingen beantwoord worden<br />

en dat waarschijnlijk niemand zit te wachten op <strong>een</strong> lijst<br />

met 1700 namen. Het bestuur zal zich toch over deze<br />

kwestie beraden – <strong>een</strong> ledenlijst met juiste mailadressen<br />

en specialismen kan zijn nut hebben.<br />

Henk Scholts heeft <strong>een</strong> goedkopere drukker van<br />

G&H gemeld. Het bestuur en de redactie zijn wat<br />

terughoudend: de productie en lay-out van het blad ‘loopt’<br />

net lekker en om dan nu wéér te gaan veranderen….<br />

Piet Thijssen vraagt hoe het zit met samenwerking met<br />

andere verenigingen m.n. GEA. Voor de bij<strong>een</strong>komst van<br />

8 april zijn alle aanverwante verenigingen uitgenodigd<br />

en er is weer sprake van <strong>een</strong> ontmoeting met het GEAbestuur<br />

in de nabije toekomst.<br />

De nieuwe voorzitter, Joost Vermee, bedankt zijn voorganger<br />

nogmaals voor zijn inzet en overhandigt hem<br />

onder applaus van de aanwezigen <strong>een</strong> bos bloemen en<br />

sluit vervolgens de vergadering.<br />

3


nieUWs van de aFdeLinGen<br />

Er is deze keer niet veel informatie ontvangen van de<br />

NGV-afdelingen. Het activiteitenprogramma van de<br />

afdelingen is altijd te vinden op de NGV-website<br />

www.geologischevereniging.nl. Verder kan men natuurlijk<br />

altijd informatie verkrijgen bij de secretariaten van de<br />

afdelingen (zie omslag achter in dit blad).<br />

afdeling Limburg<br />

Van de afdeling Limburg ontvingen we onderstaande<br />

belangrijke mededeling over de ENCI:<br />

Op grond van sterk veranderde bedrijfsomstandigheden<br />

heeft de directie van ENCI BV Maastricht te kennen<br />

gegeven de toelating van mensen in de groeve zo veel als<br />

mogelijk te willen beperken. Voor 2006 wordt all<strong>een</strong> voor<br />

leden van de afdeling Limburg de mogelijkheid gegeven<br />

om deel te nemen aan verzamelexcursies. Iedere excursie<br />

moet door de excursie-organisator afzonderlijk bij ENCI<br />

worden aangevraagd en kan in principe door ENCI worden<br />

geweigerd. Daarmee komt aan de langdurige traditie, dat<br />

de afdeling Limburg als gastheer optreedt namens ENCI<br />

en per jaar 13 (verzamel)excursies verzorgt voor <strong>een</strong> ieder<br />

die dat wenst, <strong>een</strong> einde. De mogelijkheden voor <strong>een</strong><br />

groevebezoek vanaf 2007 zijn onzeker.<br />

4 Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />

Tegelijkertijd hebben zowel ENCI als de NGV te<br />

maken met landelijke ontwikkelingen op het gebied<br />

van (strengere) regelgeving en jurisprudentie rond<br />

veiligheid. Ook deze ontwikkeling is mede oorzaak van het<br />

strengere toelatingsbeleid van ENCI. De afdeling Limburg<br />

heeft strikte opdracht van ENCI de nieuwe richtlijnen<br />

consequent, d.w.z. zonder uitzondering te handhaven.<br />

Gelieve van bovenstaande goede nota te nemen, om te<br />

voorkomen dat u niet wordt binnengelaten.<br />

Was getekend: NGV afdeling Limburg<br />

afdeling winterswijk<br />

Van de afdeling Winterswijk ontvingen we <strong>een</strong> uitgebreid<br />

verslag van <strong>een</strong> lezing die Freek Busschers op 12<br />

december voor deze afdeling gaf. Verder meldde de<br />

afdeling dat men op 21 maart <strong>een</strong> bezoek bracht aan de<br />

NGV-afdeling Twente.


dick scHLüter<br />

dick schlüter, von Weberlaan 11, 7522 kb enschede, dick.schluter@12move.nl<br />

fOssIele watermOl<br />

UIt De DINkelvalleI<br />

in het jaar 2000 vond ik <strong>een</strong> fossiel onderkaakje in <strong>een</strong><br />

zandafgraving van de firma erich Straten Gmbh bij<br />

Gildehaus (Grafschaft bentheim/niedersachsen). door<br />

de vondst werd ik, na determinatie door dr. Lars van<br />

den hoek ostende te Leiden, geconfronteerd met <strong>een</strong><br />

mij tot dat moment onbekende diersoort: Desmana cf.<br />

moschata oftewel de watermol, die ook wel desman<br />

wordt genoemd. Literatuuronderzoek leert dat dit dier<br />

nog steeds voorkomt en dat men het beschouwt als <strong>een</strong><br />

interessant ‘levend fossiel’. er zijn twee soorten watermollen<br />

namelijk Desmana cf. moschata, de russische<br />

desman, en Galemys pyrenaicus, de pyrenese of Spaanse<br />

desman. ondanks bescherming neemt hun aantal af. de<br />

ecologische omstandigheden in de vallei van de dinkel<br />

– waar het fossiel werd gevonden - waren al veel eerder<br />

ongeschikt. op basis van fossielen wordt aangenomen<br />

dat de watermol in noordwest-europa ongeveer 0.000<br />

jaar geleden is uitgestorven. in 2002 vond jan van der<br />

Steeg uit Losser in genoemde afgraving <strong>een</strong> bovenkaakfragment<br />

en ruim <strong>een</strong> jaar later <strong>een</strong> mogelijk fragment<br />

van <strong>een</strong> sch<strong>een</strong>b<strong>een</strong>.<br />

Watermollen (Desmanidae)<br />

Watermollen (onderfamilie Desmanidae) zijn zoogdieren<br />

die op basis van hun anotomie <strong>een</strong> tussenpositie in<br />

nemen tussen de spitsmuizen en de mollen. Ze maken<br />

deel uit van de orde van de insecteneters (Insectivora)<br />

en behoren samen met de mollen tot de familie Talpidae.<br />

De Russische watermol (Afb. 1) werd voor het eerst<br />

beschreven in 1605. De schrijver m<strong>een</strong>de dat het om<br />

<strong>een</strong> soort muis ging. De naam ‘Desman’ is vanaf 1663<br />

in gebruik en afkomstig van handelaren in pelzen en<br />

staarten van het dier. Vanwege de muskusgeur werden<br />

deze in het tsaristische Rusland gebruikt om motten<br />

uit klerenkasten te verdrijven. Opmerkelijk was de<br />

ontdekking van <strong>een</strong> watermol begin 19 e eeuw in het<br />

bergachtige noorden van Spanje (Afb. 2). In 1811 werd<br />

dit dier wetenschappelijk beschreven en kreeg de soortnaam<br />

Mygale pyrenaica (geslacht Mygale omdat Cuvier<br />

in 1800 had voorgesteld om de Russische watermol<br />

onder dit geslacht te laten vallen). De Spaanse desman<br />

kreeg in 1829 <strong>een</strong> eigen geslacht toebedeeld, namelijk<br />

het geslacht Galemys. In 1912 kregen beide dieren hun<br />

definitieve naam, namelijk Desmana cf. moschata en<br />

Galemys pyrenaicus.<br />

Behalve bestudering van de twee nog levende soorten,<br />

werd in de 20 e eeuw het onderzoek naar fossiele resten<br />

van de desman en zijn voorouders opgepakt. Eind jaren<br />

dertig maakte de onderzoeker A. Schreuder <strong>een</strong> eerste<br />

inventarisatie van de op dat moment in Europa voorhanden<br />

fossielen en publicaties uit Duitsland, Engeland,<br />

Frankrijk, Hongarije en Moravië. In Nederland waren<br />

watermolfossielen bekend uit de klei bij het Limburgse<br />

Tegelen en had men wat tandjes gevonden tijdens het<br />

zeven van boormonsters uit Groot Berkheid (bij Wassenaar)<br />

en Bergambacht in de provincie Zuid-Holland.<br />

Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />

33


Afbeelding 1.<br />

Russische postzegel<br />

uit 1974 met <strong>een</strong><br />

afbeelding van de<br />

Russische watermol<br />

(Desmana cf. moschata)<br />

waarop duidelijk de<br />

slurfvormige snuit<br />

en de zwemvliezen te<br />

zien zijn.<br />

Afbeelding 2.<br />

Afbeelding van de<br />

Pyrenese watermol<br />

(Galemys pyrenaicus)<br />

waarop duidelijk de<br />

slurfvormige snuit<br />

en de zwemvliezen<br />

te zien zijn. Merk<br />

op dat de staart<br />

all<strong>een</strong> aan het einde<br />

afgeplat is en dat de<br />

zwemvliezen all<strong>een</strong><br />

aan het begin van<br />

de tenen ontwikkeld<br />

zijn.<br />

In Schreuder’s onderzoek naar de desman en zijn<br />

voorouders stond bij het meten van de tanden centraal,<br />

maar ook botresten werden in het onderzoek betrokken.<br />

Schreuder concludeerde dat Galemys <strong>een</strong> vroege afsplitsing<br />

is van Desmana. Bij de fossielen uit het Mioc<strong>een</strong><br />

(tussen 24 en 5 miljoen jaar geleden) en het Pleistoc<strong>een</strong><br />

(tussen 1.8 miljoen en 10.000 jaar geleden) is op basis<br />

van tanden en skeletdelen al onderscheid te maken<br />

tussen Desmana cf. moschata of Galemys pyrenaicus. Hun<br />

gem<strong>een</strong>schappelijke Oligocene voorouder (tussen 34 en<br />

24 miljoen jaar geleden) heet Echinogale.<br />

Levend fossiel<br />

De watermol veranderde vanaf het Mioc<strong>een</strong> weinig in<br />

uiterlijk en kan daarom als <strong>een</strong> ‘fossiel’ relict worden<br />

beschouwd uit de Tertiaire fauna. Blijkbaar heeft de<br />

watermol de overgang van het warmere Tertiair naar het<br />

Pleistoc<strong>een</strong> met zijn ijstijden weten te overleven, hetg<strong>een</strong><br />

opmerkelijk is te noemen gezien de grote ecologische<br />

veranderingen. Vondsten uit het oerstroomdal van<br />

de Elbe uit het Laat-Weichselien (70.000 tot 10.000 jaar<br />

geleden) bewijzen dat het dier zich behalve in Zuid-Europa<br />

ook in het koude Midden-Europa wist te handhaven.<br />

De drie vondsten uit het Dinkeldal vormen <strong>een</strong> aanvulling<br />

op dit spaarzaam aanwezige bewijsmateriaal. Het<br />

is namelijk vrijwel zeker dat zowel het onderkaakje dat<br />

door mij is gevonden als het bovenkaakfragment en het<br />

vermoedelijke sch<strong>een</strong>b<strong>een</strong>fragment die door Jan van de<br />

Steeg zijn gevonden, uit het Laat-Weichselien stammen,<br />

omdat alle andere vondsten van Pleistocene zoogdieren<br />

die in de betreffende zandafgraving door Jan en mij zijn<br />

gedaan op die ouderdom wijzen.<br />

De verspreidingsgeschiedenis van de watermol in het<br />

Pleistoc<strong>een</strong> kwam volgens Schreuder met die van de<br />

bevers over<strong>een</strong>. De oudste voorvaderen van beide dieren<br />

stammen uit het Vroeg-Tertiair en leefden uitsluitend<br />

in West- en Centraal-Europa. In de loop van het Tertiair<br />

werd het verspreidingsgebied naar het oosten uitgebreid<br />

en in het Pleistoc<strong>een</strong> had het leefgebied zijn grootste<br />

omvang bereikt. Vervolgens kromp dit gebied weer<br />

in<strong>een</strong> door verschillende factoren tot het huidige verspreidingsgebied:<br />

het noordelijke deel van het Iberisch<br />

Schiereiland en <strong>een</strong> gebied in Oost-Europa van de Oeral<br />

tot aan de Kaukasus (Afb. 3). Het gebit van de watermol<br />

wijst op <strong>een</strong> ander leefpatroon tijdens het Pleistoc<strong>een</strong>.<br />

Op basis van de slijtage van de kiezen m<strong>een</strong>de Schreuder<br />

namelijk dat de watermol in die tijd meer omnivoor<br />

was dan thans de Russische en Spaanse desman.<br />

34 Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />

Afbeelding 3.<br />

Huidige verspreidingsgebied van de Russische watermol<br />

(Desmana cf. moschata) en de Pyrenese watermol (Galemys<br />

pyrenaicus).<br />

Na het baanbrekende werk van Schreuder bleef het lang<br />

stil. Begin jaren tachtig pakte de onderzoekster C. G.<br />

Rümke de draad weer op en in 1985 promoveerde ze op<br />

de watermol. Zij bestudeerde net als Schreuder de fossiele<br />

tanden van de desman en maakte <strong>een</strong> onderscheid<br />

tussen drie (!) geslachten, namelijk het nieuwe geslacht<br />

Archaeodesmana (klein dier met <strong>een</strong> opgerichte eerste<br />

snijtand), Galemys (klein dier met <strong>een</strong> ander type snijtand)<br />

en Desmana (groot dier met <strong>een</strong>zelfde type snijtand<br />

als Galemys). Van deze drie sterft Archaeodesmana uit in<br />

het Vroeg-Pleistoc<strong>een</strong>.<br />

Rümke kon haar conclusie trekken op basis van meer<br />

fossielen dan Schreuder. Dit heeft te maken met het<br />

groeiende aantal vindplaatsen en de toegenomen<br />

aandacht voor de resten van kleine (zoog)dieren. Haar<br />

onderzoeksperiode omvat echter all<strong>een</strong> het Tertiair en<br />

Vroeg-Pleistoc<strong>een</strong>. Vanwege het geringe aantal Midden-<br />

en Laat-Pleistocene vondsten blijft deze periode<br />

in haar proefschrift buiten beschouwing. In Nederland<br />

waren op dat moment ook all<strong>een</strong> nog maar Tertiaire fossielen<br />

voorhanden. Pas in de jaren negentig werden voor<br />

het eerst Pleistocene resten van Desmana cf. moschata<br />

gevonden. Het ging daarbij onder andere om resten afkomstig<br />

uit de zogenoemde Zuurland boorgaten bij Den<br />

Briel. Behalve resten uit het Vroeg-Tertiair, die vergelijkbaar<br />

zijn met de vondsten hetg<strong>een</strong> uit Tegelen, werd ook<br />

<strong>een</strong> snijtand van <strong>een</strong> Desmana cf. moschata gevonden,<br />

waarvan de ouderdom Midden- of Laat-Pleistoc<strong>een</strong><br />

is. Een onderkaakje dat in de jaren negentig gevonden<br />

is in het opgespoten Noordzeezand op het strand van<br />

Nieuwvliet-Bad is waarschijnlijk uit de zelfde periode<br />

afkomstig. Uit Duitsland zijnLaat-Pleistocene fossielen<br />

bekend uit Ahrensburg en Meiendorf (Oude Dryastijd,<br />

ca. 15.000 BP), Stellmoor (Allerødtijd, ca. 14000 BP) en<br />

in Denemarken is ten slotte de desman aangetroffen in<br />

faunaresten uit de Oude Dryastijd die zijn opgegraven bij<br />

Nörre Lyngby op Jutland.<br />

Leefwijze<br />

Volgens Rümke was de leefwijze van de Tertiaire desman<br />

vergelijkbaar met die van de huidige Russische desman<br />

(Desmana cf. moschata). De leefwijze van de Spaanse<br />

desman (Galemys pyrenaicus) wijkt af. Zowel de Spaanse<br />

als de Russische desman staan tegenwoordig op de lijst<br />

van beschermde dieren.<br />

Aan het eind van het Pleistoc<strong>een</strong> en het begin van het<br />

Holoc<strong>een</strong> kromp het verspreidingsgebied van de desman<br />

door ongunstige ecologische omstandigheden. Volgens<br />

<strong>een</strong> Russische onderzoeker zorgde de klimatologische


Afbeelding 4.<br />

De slurfvormige snuit van <strong>een</strong> levende<br />

Desmana cf. moschata.<br />

Afbeelding 5.<br />

verandering bij de overgang naar het Holoc<strong>een</strong> (het<br />

tijdperk waar wij thans in leven) voor hoog water in de<br />

winter, het bevriezen van kleine waterpartijen tot op de<br />

bodem, het verzanden van rivieren en lage waterstanden<br />

in droge jaren. Dit zijn voor het leefpatroon van de<br />

desman catastrofale gebeurtenissen, zoals bleek uit<br />

onderzoek naar de huidige Russische populatie in de<br />

rivierbekkens van de Don, Wolga en in het Oeralgebied.<br />

Van het leefpatroon en de kwetsbaarheid van Galemys<br />

pyrenaicus weten we veel minder omdat hij zich als<br />

nachtdier overdag nauwelijks laat observeren en g<strong>een</strong><br />

vaste holen bewoont. Het dier weegt ongeveer 50 tot 80<br />

gram en is 23 tot 30 cm lang (inclusief <strong>een</strong> staart van<br />

11 tot 15 cm). De dieren leven in de berggebieden van<br />

Noord-Spanje en Portugal op het land, maar kunnen<br />

zich door hun zwemvliezen ook in het water uitstekend<br />

redden. Hoewel de zwemvliezen <strong>een</strong> specifieke aanpassing<br />

aan het water suggereren, is lopen op het land g<strong>een</strong><br />

probleem. Het dier kan door de nagels aan zijn tenen<br />

zelfs uitstekend tegen rotsen of steile oevers klimmen,<br />

waarbij hij zijn staart als steunpunt gebruikt. Die staart<br />

heeft ook onder water <strong>een</strong> belangrijke functie, want hij<br />

zorgt daar voor stabilisatie tijdens het zwemmen en<br />

wordt gebruikt om te sturen. Gehoor, tast- en reukzin<br />

dienen op het land als zintuigen. Vooral de tastzin is<br />

goed ontwikkeld. De biotoop is divers en loopt uit<strong>een</strong> van<br />

snelstromende bergbeken tot bergmeren en moerassen.<br />

Galemys is vooral te vinden waar veel insecten en kreeftjes<br />

in het water voorkomen. Ondanks het ontbreken van<br />

vaste holen, zijn de dieren gehecht aan hun rivier (jachtterrein)<br />

en ze markeren dit op het land met urine, mest<br />

en afscheiding uit hun muskusklieren.<br />

Russisch versus Spaans<br />

De Russische desman (Desmana; Afb. 1) verschilt op de<br />

volgende punten van de Pyrenese of Spaanse desman<br />

(Galemys; Afb. 2):<br />

− Desmana is relatief groot, Galemys is veel kleiner;<br />

− Bij Desmana zijn de voortenen door <strong>een</strong> zwemhuid<br />

verbonden, bij Galemys is de zwemhuid slechts gedeeltelijk<br />

aan de basis van de tenen ontwikkeld;<br />

− Desmana heeft <strong>een</strong> geschubde staart die over de hele<br />

lengte zijdelings is afgeplat, bij Galemys is de staart<br />

all<strong>een</strong> aan het eind zijdelings afgeplat;<br />

− Desmana bezit <strong>een</strong> zilverkleurige pels, Galemys <strong>een</strong><br />

bronskleurige.<br />

Galemys kan beter uit de voeten op het land dan de meer<br />

op water ingestelde Russische desman. Dit verschil zien<br />

we ook terug bij het verorberen van voedsel. Galemys eet<br />

op het land terwijl de Russische desman hiervoor het<br />

water of zijn permanente woonburcht opzoekt. Snelstromend<br />

water is niets voor de Russische desman die<br />

De fossiele rechter onder-<br />

kaak van <strong>een</strong> watermol<br />

(Desmana cf. moschata) die ik<br />

in 2000 vond in de zandaf-<br />

graving bij Gildehausen<br />

Afbeelding 6 .<br />

stilstaand of zwakstromend water prefereert voor zijn<br />

territorium. Over<strong>een</strong>komsten tussen beide desmans<br />

zijn de korte hals, het opvallende slurfje (Afb. 1, 2 en 4),<br />

het ontbreken van oorschelpen, de zwemhuid tussen de<br />

tenen, het kunnen sluiten van oor- en neusopeningen,<br />

en de slecht ontwikkelde ogen.<br />

De Russische desman is 38 tot 44 cm lang inclusief <strong>een</strong><br />

18 tot 21 cm lange staart. Het gewicht ligt tussen de 340<br />

en 485 gram. Dat de Russische variant groter en zwaarder<br />

is heeft te maken met de combinatie van waterdier<br />

en het graven van holen (die met het water in verbinding<br />

staan). Hetzelfde verschil zien we bijvoorbeeld ook bij de<br />

relatief grote bisamrat (Ondrata zibethica) in vergelijking<br />

met de kleinere woelrat (Arvicola terrestris).<br />

De zandgroeve bij Gildehaus<br />

Het onderkaakje, het bovenkaakfragment en het mogelijke<br />

fragment van <strong>een</strong> sch<strong>een</strong>b<strong>een</strong> zijn tevoorschijn<br />

gekomen uit <strong>een</strong> zandafgraving van <strong>een</strong> 51 hectare<br />

groot; de oppervlakte het meer in de groeve is ruim 40<br />

hectare. De natte zandafgraving ligt op Duits grondgebied<br />

bij Gildehaus in het Graafschap Bentheim 350<br />

meter van de grens met Overijssel. Geomorfologisch ligt<br />

de zandafgraving in de vallei van het riviertje de Dinkel.<br />

Ter plaatse gaat het om <strong>een</strong> dik pakket grove en fijne<br />

zanden die vanaf het Laat-Saalien en met name tijdens<br />

het Weichselien <strong>een</strong> diep uitgesleten gletsjerdal hebben<br />

opgevuld.<br />

De afgraving werd eerst geëxploiteerd door de firma<br />

Erich Straten GmbH uit Salzbergen. In januari 2004 werd<br />

de exploitatie overgenomen door de Roelofs Groep uit<br />

Den Ham (Nederland). Aangezien er thans niet meer<br />

met zeven wordt gewerkt, kunnen er all<strong>een</strong> nog maar<br />

sporadisch vondsten op het stort worden gedaan. De<br />

firma Erich Straten GmbH baggerde tot <strong>een</strong> diepte van<br />

20 m, maar bereikte daarbij niet de ‘Saale-bodem’ van<br />

het rivierdal. Deze ligt ter plaatse veel dieper. Bij het<br />

zeven van het overwegend grove (vul)zand kwamen<br />

veel fossielen van Pleistocene zoogdieren te voorschijn,<br />

waaronder de genoemde resten van de desman.<br />

Door de wijze waarop het zand wordt gewonnen is er<br />

<strong>een</strong> probleem met de stratigrafie: bij het opzuigen van<br />

het zand kunnen verschillende stratigrafische niveaus<br />

worden vermengd. Over de ouderdom van de gevonden<br />

botten kan het volgende worden opgemerkt. Twee botten<br />

zijn in Groningen met behulp van de C 14 -methode gedateerd.<br />

Dit gebeurde na bemiddeling van dr. Ad Verlinde,<br />

de toenmalige provinciaal archeoloog van Overijssel, op<br />

kosten van de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek<br />

(ROB). Een fragment van <strong>een</strong> mammoetrib<br />

Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />

De fossiele linker bovenkaak van<br />

<strong>een</strong> watermol (Desmana cf. moschata)<br />

die Jan van der Steeg uit Losser in<br />

2002 vond in de zandafgraving bij<br />

Gildehausen.<br />

35


Tabel 1.<br />

De afmetingen van<br />

de fossiele kiezen<br />

van Desmana cf. mo-<br />

schata afkomstig uit<br />

de zandafgraving bij<br />

Gildehausen. M staat<br />

voor Molar (=kies) en<br />

P staat voor Premo-<br />

lar (= valse kies).<br />

leverde <strong>een</strong> ouderdom van 44.840 jaar op (met betrouwbaarheidsmarges<br />

van + 3.230 jaar en - 2.300 jaar) en <strong>een</strong><br />

fragment van <strong>een</strong> rendiergewei bleek 42.800 jaar oud te<br />

zijn (met marges van + 2.370 jaar en - 1.830 jaar).<br />

De faunalijst van de fossielen die in het zand zijn gevonden<br />

omvat vooral vogels en zoogdieren die wijzen op<br />

koelere omstandigheden. Dat zou <strong>een</strong> Weichselien ouderdom<br />

betekenen. In haar doctoraalscriptie was Hanneke<br />

Meijer zelfs van mening dat de gevonden fauna <strong>een</strong><br />

gesloten vondstcomplex was uit het Laat-Weichselien<br />

(Meijer 2001). De C 14 -datering van de genoemde twee<br />

botten wijst ook in die richting. Op de faunalijst komen<br />

echter ook bever, wild zwijn, eland, wolf, bunzing en verschillende<br />

vissoorten voor. Dit laat zien dat bijmenging<br />

uit het (Vroeg-)Holoc<strong>een</strong> niet moet worden uitgesloten<br />

(Schlüter, 2005).<br />

Vondsten<br />

De fossiele resten van de watermol die in de zandafgraving<br />

bij Gildehausen zijn gevonden omvatten <strong>een</strong> rechter<br />

onderkaak (mandibula dext.; Afb. 5), <strong>een</strong> fragment van<br />

<strong>een</strong> linkerbovenkaak (maxilla sin.; Afb. 6) en vermoedelijk<br />

<strong>een</strong> fragment van <strong>een</strong> sch<strong>een</strong>b<strong>een</strong> (tibia). Al deze<br />

resten zijn van volwassen dieren. Het gaat waarschijnlijk<br />

om drie verschillende dieren, omdat de vondsten in<br />

verschillende jaren zijn gedaan en dus van verschillende<br />

locaties afkomstig moeten zijn. Beide kaakfragmenten<br />

zijn gedetermineerd door dr. Lars van den Hoek Ostende,<br />

werkzaam bij natuurhistorisch museum Naturalis<br />

te Leiden. Het sch<strong>een</strong>b<strong>een</strong>fragment moet nog verder<br />

worden onderzocht.<br />

Tabel 1 geeft de afmetingen van de aanwezige kiezen<br />

in de rechter onderkaak en de linker bovenkaak. Zoals<br />

eerder vermeld, heeft Rümke onderzoek gedaan naar<br />

de fossiele kiezen van de watermol. Wanneer we onze<br />

meetresultaten vergelijken met die van Rümke (1985)<br />

dan blijkt dat de lengte van de kiezen past binnen de<br />

door Rümke beschreven marges, maar dat de kiezen<br />

van zowel de rechter onderkaak als de linkerbovenkaak<br />

significant breder zijn! Vandaar dat we, in navolging van<br />

Hanneke Meijer, gekozen hebben voor de aanduiding<br />

Desmana cf. moschata. Meijer had overigens tijdens haar<br />

onderzoek nog niet de beschikking over de later door<br />

Van de Steeg gevonden fragmenten van linker bovenkaak<br />

en sch<strong>een</strong>b<strong>een</strong>.<br />

concLuSie<br />

De toegenomen aandacht bij wetenschappers en amateurpaleontologen<br />

voor fossiele resten van kleine dieren<br />

zorgt er voor dat faunalijsten van verschillende vindplaatsen<br />

in lengte toenemen. De mate waarin (kleine)<br />

dieren zich aanpassen aan veranderende klimatologische<br />

omstandigheden vormt <strong>een</strong> belangrijke ontwikkeling<br />

in het onderzoek naar ecosystemen in het verleden.<br />

De vondst van fossiele resten van twee verschillende<br />

volwassen desmans in het rivierdal van de Dinkel maakt<br />

duidelijk dat Desmana cf. moschata voorkwam in de ri-<br />

36 Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />

vieren van Nederland en het noordoosten van Duitsland.<br />

De vondsten zijn zo <strong>een</strong> belangrijke aanvulling op het<br />

schaarse fossiele materiaal dat tot nu toe in Noordwest-<br />

Europa van Desmana cf. moschata is aangetroffen.<br />

Door de wijze van zandwinning is het helaas niet<br />

mogelijk om aan te geven uit welke lagen de vondsten<br />

afkomstig zijn. Wel weet ik dat het om grove en fijne zanden<br />

gaat en dat die vooral tijdens het Weichselien in het<br />

rivierdal zijn afgezet. Ik kan echter niet geheel uitsluiten<br />

dat de fossielen uit het Vroeg-Holoc<strong>een</strong> stammen. Als<br />

ik echter kijk naar de ouderdom van vondsten elders in<br />

Duitsland (Koenigswald, 2002), is het aannemelijk dat<br />

het om dieren gaat die in het Laat-Weichselien in de<br />

toenmalige Dinkel hebben rondgezwommen.<br />

dankwoord<br />

Jan van de Steeg heeft de informatie over zijn fossiele<br />

resten van de desman bereidwillig ter beschikking gesteld<br />

voor dit artikel. Beide fossiele kaakfragmenten zijn<br />

gedetermineerd door dr. Lars van den Hoek Ostende,<br />

werkzaam bij natuurhistorisch museum Naturalis te<br />

Leiden. De genoemde personen en instanties worden<br />

voor hun bijdrage aan dit artikel hartelijk bedankt.<br />

Literatuur<br />

barabasch-nikiforow, i. i., 975. Die Desmane,<br />

A. Ziemsen Verlag, Wittenberg.<br />

haman, f.a.j. & Van den hoek ostende, L.w., 2000.<br />

Een watermol (Desmana cf moschata) op het<br />

strand bij Nieuwvliet-Bad, in: Cranium 17, pp.<br />

9 - 12.<br />

hillenius, d. (red.), 970. Lemma ‘Watermol’, in:<br />

Spectrum Dieren encyclopedie, band 7, p. 2397.<br />

koenigswald, w. von, 2002. Lebendige Eiszeit. Klima<br />

und Tierwelt im Wandel, Wissenschaftliche<br />

Buchgesellschaft, Darmstadt, p. 137.<br />

meijer, h., 200 . Drenching the Mammoths. A new view<br />

on the woolly mammoth ecosystem, doctoraalscriptie,<br />

Universiteit Leiden, p. 12.<br />

rümke, c.G., 985. A review of fossil and recent des-<br />

manidae (Talpidae, insectivora), Proefschrift<br />

Rijksuniversiteit Utrecht ,<br />

reumer, j. w. f., & hordijk, L. w., 999. Pleistocene<br />

insectivora (Mammalia) from the Zuurland<br />

boreholes near Rotterdam, The Netherlands, in:<br />

Elephants have a snorkel! Papers in honour of<br />

Paul Y. Sondaar (eds. Jelle W.F. Reumer & John<br />

de Vos), DEINSEA 7, Rotterdam, pp. 253 - 281.<br />

Schlüter, d., 2005. Mammoeten en Neanderthalers uit<br />

de Dinkel, Uitgave Natura Docet, Denekamp.<br />

Schreuder, a., 940. A revision of the fossil water-moles<br />

(Desmanidae), in: Extrait des Archives Néerlandaises<br />

de Zoölogie, tome IV, 2 e et 3 e livraison,<br />

pp. 201 - 333.<br />

Op het internet is verder de nodige informatie over de<br />

nog levende Desmana cf. moschata en Galemys pyrenaicus<br />

te vinden.<br />

kies Lengte breedte kies Lengte breedte kies Lengte breedte<br />

(mm) (mm) (mm) (mm) (mm) (mm)<br />

rechter onderkaak m1 3,74 3,38 m2 3,83 3,31 m3 3,29 2,57<br />

(mandibula dext.)<br />

Fragment linker p4 3,75 3,03 m1 4,73 4,28 m2 3,81 4,58<br />

bovenkaak (maxilla sin.)


onaLd t. van baLen<br />

vrije Universiteit amsterdam, Faculteit aarde- en Levenswetenschappen, afdeling paleoklimatologie<br />

en Geomorfologie, de boelelaan 1085, 1081 Hv amsterdam. ronald.van.balen@falw.vu.nl<br />

stUwwalONtslUItING<br />

a28-ecODUct,<br />

amersfOOrt-sOesterberG<br />

in de zomer van 2005 is er <strong>een</strong> ecoduct aangelegd over<br />

de a28, halverwege tussen amersfoort en Soesterberg.<br />

op deze lokatie is de snelweg verdiept aangelegd<br />

en doornsijdt hij de stuwwal van de utrechtse heuvelrug.<br />

in de midden jaren ‘80 toen de snelweg werd<br />

gemaakt moeten er dan ook fraaie stuwingsverschijnselen<br />

te zien zijn geweest. helaas is daar weinig van<br />

vastgelegd. tijdens het maken van het ecoduct is er<br />

echter wederom <strong>een</strong> stukje van de heuvelrug afgegraven,<br />

en kwamen gestuwde formaties te voorschijn.<br />

bovendien werd <strong>een</strong> vermoedelijk werktuig gevonden<br />

tussen het gestuwde grind. de rd coordinaten van de<br />

ontsluiting zijn x = 5 ,54 en y = 459,32.<br />

Inleiding<br />

De Midden-Nederlandse stuwwallen (Afb. 1) zijn ontstaan<br />

tijdens <strong>een</strong> late fase van de voorlaatste ijstijd,<br />

het Saalien, ongeveer zo’n 150.000 jaar geleden. Ze zijn<br />

waarschijnlijk het resultaat van snelle gletsjeruitvloeiingen<br />

vanaf <strong>een</strong> iets noorderlijker gelegen landijsfront.<br />

De plotselinge uitvloeiingen hebben gezorgd voor <strong>een</strong><br />

grote toename van de drukbelasting op de ondergrond,<br />

die daarom onder de gletsjer vandaan naar de randen<br />

toe geperst werd. De stuwingsstrukturen die daarbij<br />

ontstaan zijn, zijn in het verleden in vele groeves onderzocht.<br />

Recentelijk worden voor hetzelfde doel geofysische<br />

methoden gebruikt (ground-penetrating radar).<br />

Het beeld van de struktuur van stuwwallen dat daarmee<br />

verkregen is, is overwegend simpel: plooien en overschuivingen<br />

die <strong>een</strong> richting van deformatie laten zien<br />

die van de gletsjer vandaan gericht is, zowel lateraal<br />

als frontaal (zie bijvoorbeeld van Balen & Kievits, 1989;<br />

Kluiving, 1994). In de jaren ‘50 is er onderzoek verricht<br />

door Maarleveld (1956) naar de struktuur van de stuwwallen<br />

en bovendien naar de verschillende fasen die<br />

in de vorming van de Midden-Nederlandse stuwwallen<br />

eventueel zouden kunnen worden onderscheiden. In de<br />

buurt van de ecoductontsluiting onderscheidt hij twee<br />

stuwwallen, de oost-west strekkende Amersfoortse<br />

Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />

V.l.n.r.:<br />

Afbeelding 1a.<br />

Kaartje van het<br />

Midden-Nederlandse<br />

stuwwallengebied<br />

(nagetekend van<br />

Ruegg en Burger,<br />

1999). De afwijkend<br />

gearceerde stuwwal<br />

is de Utrechtse Heu-<br />

velrug.Gereconstru- eerde stuwwallen<br />

zijn aangegeven met<br />

grijs. G = artefact-<br />

vindplaatsen in het<br />

Gooi. Groeves en ont-<br />

sluiting met artefac-<br />

ten: 1 = Franse Kamp,<br />

2 = Kwintelooijen,<br />

3 = Lunteren, 4 = de<br />

Paltz, 5 = Maarn,<br />

6 = ecoduct.<br />

Afbeelding 1b. Detail<br />

kaartje rondom de<br />

ontsluitingen langs<br />

de A28. 1 = ecoductontsluiting,<br />

2 =<br />

profiel beschreven in<br />

Stapert (1987).<br />

37


Afbeelding 2a.<br />

Panoramafoto en<br />

-tekening van de<br />

profielwand naast<br />

het ecoduct. N020E<br />

verwijst naar de<br />

paleostroomrichting<br />

van de Rijn. 260/80 en<br />

060/70 zijn standen<br />

van de gelaagdheid.<br />

270/85 is de stand<br />

van de breukzone.<br />

(De breukzone heeft<br />

<strong>een</strong> helling van<br />

85 graden in <strong>een</strong><br />

richting 270 graden<br />

van noord) * = mon-<br />

sterplek voor zware<br />

mineralen.<br />

De pijltjes geven<br />

de verplaatsings-<br />

richting langs de<br />

breuken. Zie tekst<br />

voor uitleg.<br />

heuvelrug, met plooien en schubben die naar het zuiden<br />

gericht zijn, en de noord-zuid georienteerde Utrechtse<br />

heuvelrug met plooien en schubben die naar het westen<br />

gericht zijn. Ten opzichte van de toenmalige gletsjers is<br />

de Amersfoortse heuvelrug <strong>een</strong> frontale stuwwal (met<br />

de beweging van het ijs mee) en de Utrechtse heuvelrug<br />

<strong>een</strong> laterale stuwwal, van twee verschillende gletsjers.<br />

Uit de morfologie en de strukturen volgt dat de stuwing<br />

van de Amersfoorte heuvelrug jonger is dan die van de<br />

Utrechtse heuvelrug. Het ecoduct ligt op het noordelijke<br />

puntje van de Utrechtse heuvelrug.<br />

Overzicht<br />

Afbeelding 2a laat <strong>een</strong> compilatiefoto zien, met daaronder<br />

<strong>een</strong> tekening van de interpretatie van de stratigrafie<br />

en de strukturen. In het profiel kunnen twee belangrijke<br />

stratigrafische pakketten worden onderscheiden: witgroen<br />

gekleurde matig-grove zanden en bruin gekleurd<br />

grove zanden met veel en grof grind. Deze pakketten<br />

zijn oorspronkelijk op elkaar afgezet, vermoedelijk door<br />

rivieren (zie beneden). Na hun afzetting zijn de sedimenten<br />

geplooid en gebroken. Links van het midden<br />

van Afbeelding 2a is het wit-groene zand zichtbaar in de<br />

38 Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />

kern van <strong>een</strong> anticlinale plooi. Op de linker flank van de<br />

plooi ligt op het wit-groene zand het bruine pakket. Op<br />

de rechter flank van de plooi vinden we eerst <strong>een</strong> stuk<br />

van het bruine pakket en vervolgens <strong>een</strong> afwisseling van<br />

dunne laagjes van het bruine zand en het wit-groene<br />

zand, en, helemaal aan de rechterkant van Afbeelding<br />

2a zien we wederom de wit-groene en bruine pakketten<br />

weer ongestoord op elkaar. Omdat dit nog steeds de<br />

rechterflank van de anticlinale plooi is hellen de lagen<br />

hier precies de andere kant op dan aan de linkerkant.<br />

Op de gestuwde lagen lag <strong>een</strong> pakket van struktuurloos,<br />

matig grof zand. Dit was slecht ontsloten. Omdat<br />

dit pakket onder <strong>een</strong> laag met zwerfkeien en boven op<br />

de gestuwde lagen ligt, wordt vermoed dat het om <strong>een</strong><br />

keileem gaat. De zwerfkeien zijn in elk geval <strong>een</strong> erosieresidu<br />

van <strong>een</strong> keileem die enkele meters dik moet zijn<br />

geweest en waarin meters-grote stenen gezeten hebben,<br />

zoals de beroemde Amersfoortse kei afkomstig van<br />

de nabij gelegen Leusderheide. Op de keienlaag, waarin<br />

ook windkanters gevormd tijdens de laatste ijstijd voorkomen,<br />

ligt ten slotte de Holocene bodem.


Een tiental meters naar het westen was <strong>een</strong> tweede,<br />

kleinere ontsluiting (2 meter hoog, 3 meter breed).<br />

Hier waren de bruine grindrijke zanden ook aanwezig,<br />

met daarop fluvioglaciale afzettingen, en daar weer op<br />

<strong>een</strong> soortgelijk struktuurloos zandpakket, met daarop<br />

weer de keienvloer. De fluvioglaciale afzettingen waren<br />

overwegend parallel gelaagd. De lagen helden 15<br />

graden naar het westen en bevatten enkele tot 40 cm<br />

diepe geulstrukturen. In het zand kwamen grindjes voor<br />

(3 cm doorsnede) van noordelijk kristallijn gest<strong>een</strong>te.<br />

De interpretatie is dat de zanden door smeltwater zijn<br />

neergelegd (sandr). Op deze locatie was het structuurloze<br />

zand ongeveer 50 cm dik, en bevatte zwevende<br />

melkkwartsgrindjes (tot 5 cm doorsnede). De keienvloer<br />

die er op lag bestond uit zowel noordelijke als zuidelijke<br />

gest<strong>een</strong>ten. Ook hier geldt dat het structuurloze zand<br />

<strong>een</strong> (zandige) keileem zou kunnen zijn.<br />

Zowel op de foto (Afb. 2a) als in het veld is te zien dat de<br />

topografie samenhangt met de ondergrond: daar waar<br />

het bruine grind-rijke pakket voorkomt is het net iets<br />

hoger dan waar het iets fijnere grijs-groene zand in de<br />

ondergrond aanwezig is. Op afbeelding 2a is dit te zien<br />

aan het hoogteverloop van de bodem met keienvloer.<br />

Dit is <strong>een</strong> algem<strong>een</strong> verschijnsel op de Nederlandse<br />

stuwwallen. Het wordt veklaard door selectieve erosie<br />

door afstromend water. Grove afzettingen laten neerslag<br />

makkelijker wegsijpelen naar diepere ondergrond dan<br />

fijnkorrelige sedimenten. Zodoende worden de fijnkorrelige<br />

afzettingen weggespoeld door afstromend regenwater<br />

terwijl de grofkorrelige afzettingen als ruggen in het<br />

landschap blijven staan (Jungerius & Wiggers, 1971).<br />

Struktuur<br />

De hoofdstruktuur is <strong>een</strong> anticlinale plooi. De zone met<br />

dunne, afwisselende laagjes op de rechter flank van de<br />

plooi wordt gekenmerkt door detail-schuifstrukturen,<br />

die er op wijzen dat er zich hier steilstaande bewegingszones,<br />

‘breuken’, bevinden die er voor zorgen dat het linkerdeel<br />

stijgt ten opzicht van de rechterkant (Afb. 2b en<br />

2c). De breuken geven ook <strong>een</strong> verklaring voor de dunne<br />

afwisselingen: het gaat hier telkens om <strong>een</strong> stukje van<br />

de bruine grindrijke zanden of van de wit-groene zanden<br />

die langs elkaar verschoven zijn; het gaat hierbij dus om<br />

tektonisch verstoorde contacten.<br />

Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />

39


Afbeelding 2b.<br />

Overzicht van de<br />

breukzone op de<br />

rechterflank van de<br />

plooi.<br />

Afbeelding 2c. Detail<br />

van <strong>een</strong> breuk. Aan<br />

de hand van de vorm<br />

van de breukzone<br />

kon de verplaatsings-<br />

richting bepaald<br />

worden.<br />

De hellingsrichtingen van de lagen en van de breuken<br />

zijn weergegeven in afbeelding 2a. De gemeten waarden<br />

geven aan dat de plooi niet netjes rechtop staat, zoals<br />

op het eerste gezicht lijkt, maar dat hij naar het noorden<br />

duikt! De as van de plooi, de ombuigingslijn, duikt met<br />

<strong>een</strong> hoek van 40 graden de wand in, op <strong>een</strong> manier zoals<br />

weergegeven op afbeelding 3. Deze struktuur is gecompliceerder<br />

dan het relatief <strong>een</strong>voudige beeld dat we van<br />

stuwwalontsluitingen kennen. De verklaring is m.i. dat<br />

de ontsluiting op het noordelijke puntje van de oudere<br />

Utrechtse heuvelrug ligt. Deze heuvelrug is richting<br />

het westen gestuwd. Echter, op deze lokatie is later de<br />

Amersfoortse heuvelrug er tegenaan gevormd. Doordat<br />

40 Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />

Afbeelding 2d. Detail van het stratigrafische contact<br />

tussen de wit-groene zanden en en bruine zanden op de<br />

rechterflank van de plooi. Het contact wordt gekenmerkt<br />

door <strong>een</strong> drietal zeer grove grindlagen. In de middelste<br />

grindbank is <strong>een</strong> jaspis herkenbaar. In de grindlagen<br />

komen artefacten voor.<br />

deze <strong>een</strong> zuidwaarts gerichte stuwing had, is op deze<br />

lokatie de Utrechtse heuvelrug voor <strong>een</strong> tweede keer gedeformeerd,<br />

en hebben we als resultaat in de ontsluiting<br />

<strong>een</strong> stukje van <strong>een</strong> naar het zuiden herplooide oost-west<br />

plooi. Een soortgelijke situtie is bijzonder goed gedocumenteerd<br />

voor de stuwallen van Itterbeck en Uelsen<br />

(Kluiving, 1994) ten noorden van Almelo. Ook hier is <strong>een</strong><br />

noord-zuid gerichte stuwwal herplooid door de vorming<br />

van <strong>een</strong> oost-west lopende stuwwal.<br />

Stratigrafie<br />

In de ecoductontsluiting kunnen dus twee verschillende<br />

gestuwde sedimentpakketten worden onderscheiden.<br />

Eén pakket bestaat uit wit-groene kalkloze matig grove<br />

zanden, met heel weinig en relatief kleine grindjes. In dit<br />

pakket komen ook dunne lichtgroene kleilaagjes voor,<br />

voornamelijk langs (conjugate) spleten in het zand. Sedimentaire<br />

strukturen waren moeilijk te onderscheiden,<br />

en er kon daarom niet met zekerheid worden bepaald of<br />

dit <strong>een</strong> mariene of <strong>een</strong> fluviatiele afzetting is. Het pakket<br />

zit in de kern van de plooi, en is daarom vermoedelijk<br />

de oudste van de twee. De analyse van de samenstelling<br />

van de zware mineralen van de zandfractie laat<br />

<strong>een</strong> typische Rijnassociatie zien met veel epidoot en<br />

alteriet, met daarbij granaat, hoornblende en vulkanische<br />

mineralen, waaronder 2% augiet (Afb. 4). Het gaat<br />

dus om <strong>een</strong> afzetting van de Rijn, maar gezien het lage<br />

augietgehalte kan hij in principe zowel tot de Formatie<br />

van Sterksel (augietarm) als tot de Formatie van Urk<br />

(augietrijk) behoren. De zware mineralen waren echter<br />

sterk verweerd, met name de granaat, hoornblende en<br />

augiet. Deze verwering is opgetreden nadat het pakket<br />

was afgezet. Het oorspronkelijke gehalte van deze zware<br />

mineralen zal groter zijn geweest. Ook gaat het hier om<br />

<strong>een</strong> minder grove afzetting, en het is bekend dat het augietprecentage<br />

afneemt met afnemende korrelgrootte.<br />

Beide argumenten pleiten er voor dat het pakket behoort<br />

tot de Formatie van Urk (C. Kasse, pers. comm. 2006).<br />

Het andere pakket is bontgekleurd, maar overwegend<br />

oranje-roze-bruin. De zanden zijn kalkloos, slecht<br />

gesorteerd en overwegend grof. Het pakket bevat drie<br />

lagen zeer grof grind, waarin blokken grijze kwartsiet<br />

tot <strong>een</strong> halve meter groot voorkomen. Deze lagen<br />

zitten onderin het pakket; de onderste laag vormt het


Afbeelding 3. Tekening van <strong>een</strong> naar het noorden dui-<br />

kende plooi, zoals gevonden bij het ecoduct.<br />

stratigrafische contact met de wit-groene <strong>een</strong>heid. De<br />

sedimentaire strukturen bestaan grotendeels uit scheve<br />

gelaagdheid wat wijst op afzetting in riviergeulen. De<br />

stroomrichting van de rivier, bepaald aan de hand van<br />

gelaagdheden, was naar het noorden (N20°E). Aan de<br />

hand van sedimentaire strukturen werd ook bepaald dat<br />

het pakket normaal ligt, de verjongingsrichting is naar<br />

boven, en dus is dit pakket jonger dan het onderliggende<br />

wit-groene pakket. De analyse van zware mineralen laat<br />

ook hier <strong>een</strong> typische Rijnassociatie zien: veel epidoot en<br />

alteriet, met daarbij granaat, hoornblende en vulkanische<br />

mineralen (Afb. 4). Het aandeel augiet is ongeveer<br />

10%. Dit impliceert dat de <strong>een</strong>heid tot de Formatie van<br />

Urk behoort en afgezet is door de Rijn. De bonte kleur<br />

van het zand wordt veroorzaakt door de grote hoeveelheid<br />

zandkorrels afkomstig uit Triassische Bontzandst<strong>een</strong>,<br />

die de Rijn heeft meegevoerd. Aangezien Rijnzanden<br />

van origine altijd kalkrijk zijn is het waarschijnlijk<br />

dat er zware ontkalking heeft plaatsgevonden in de<br />

periode na de stuwwalvorming.<br />

De grote kwartsietblokken kunnen niet door stromend<br />

water van <strong>een</strong> laaglandrivier vervoerd zijn. De algemene<br />

verklaring is dan ook dat deze grote blokken drijvend<br />

in ijsschotsen zijn getransporteerd. Een <strong>een</strong>voudige<br />

berekening toont aan dat <strong>een</strong> ijsschots slechts enkele<br />

vierkante meters groot geweest hoeft te zijn. Zo’n ijsschots<br />

zal voornamelijk ontstaan zijn bij doorbraak van<br />

<strong>een</strong> ijsdam, anders is het bijna onmogelijk om de blok-<br />

ken op of in het ijs te krijgen. Het grind van het bruine<br />

pakket bestaat hoofdzakelijk uit melkkwarts en zandst<strong>een</strong>.<br />

Daarnaast komen voor: Burnotconglomeraat,<br />

Revinienkwartsiet, afgeronde vuurst<strong>een</strong> met botsfiguren<br />

(‘Maas eitjes’), niet-afgeronde vuurst<strong>een</strong>, jaspis en lydiet<br />

(Afb. 5). Deze samenstelling laat zien dat de rivier die dit<br />

afgezet heeft <strong>een</strong> combinatie was van Maas en Rijn. In<br />

<strong>een</strong> gecombineerde Rijn-Maasrivier domineren altijd de<br />

zware mineralen van de Rijn.<br />

Artefacten<br />

De vuurstenen in het bruine pakket zijn afkomstig uit<br />

Zuid Limburg en omstreken en meegevoerd door de<br />

Maas. Langs en in de buurt van de ontsluiting zijn <strong>een</strong><br />

aantal hoekige vuurstenen gevonden. Dit zouden kernstukken<br />

kunnen zijn die zijn ontstaan bij het maken van<br />

werktuigen door het afslaan van grote splinters, maar<br />

ze zijn niet te onderscheiden van natuurlijke vorstverwering<br />

van vuurst<strong>een</strong>. In de wand van de ontsluiting zijn<br />

dergelijke vuurstenen all<strong>een</strong> gevonden in het ongeveer<br />

2 m dikke grindrijke interval dat stratigrafisch direct<br />

boven de witgroene zanden aanwezig is. In totaal zijn 13<br />

hoekige vuurstenen gevonden. Eén zo’n vuurst<strong>een</strong> vertoonde<br />

sporen van retouchering die er op duiden dat het<br />

waarschijnlijk <strong>een</strong> werktuig is geweest (Afb. 6; schaaf;<br />

D. Stapert, pers. comm. 2006).<br />

Dit vermoedelijke artefact maakt <strong>een</strong> stratigrafische<br />

correlatie met andere stuwwalontsluitingen <strong>een</strong>voudig.<br />

Vergelijkbare artefacten zijn in grote hoeveelheden<br />

gevonden in groeves vlak bij V<strong>een</strong>endaal en Rhenen<br />

(Afb. 1a). Met name de groeve Kwintelooijen bij V<strong>een</strong>dendaal<br />

is goed onderzocht (Stapert, 1991; Niekus en<br />

Stapert, 2005). Heel kenmerkend komen ze ook daar<br />

in <strong>een</strong> relatief klein deel van <strong>een</strong> door de Rijn afgezet<br />

pakket voor (groeve Franse Kamp: bovenste 5 m van de<br />

Formatie van Urk; groeve Kwintelooijen: 10 m onder de<br />

Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />

Afbeelding 5.<br />

Van links naar rechts<br />

jaspis (R), gerolde<br />

vuurst<strong>een</strong> (M) en Bur-<br />

notconglomeraat (M).<br />

Maas- en Rijngrind<br />

uit de bruine, grind-<br />

rijke grove zand<br />

afzetting (Formatie<br />

van Urk).<br />

Afbeelding 4. Zware-<br />

mineralendiagram<br />

van 2 monsters uit<br />

de bruin gekleurde<br />

grove zanden (Urk<br />

1+2, Urk 3) en 1 mon-<br />

ster van de wit-groen<br />

gekleurde matig gro-<br />

ve zanden (Groene<br />

Bank). De resultaten<br />

laten zien dat beide<br />

afzettingen door de<br />

Rijn zijn neergelegd.<br />

De samenstelling van<br />

het grind geeft aan<br />

dat ook de Maas <strong>een</strong><br />

belangrijke leveran-<br />

cier van sediment<br />

is geweest voor de<br />

bruin gekleurde<br />

zanden. De lokaties<br />

van de Zwaremi-<br />

neralenmonsters<br />

zijn aangegeven in<br />

afbeelding 2.<br />

4


Afbeelding 6.<br />

Vuurst<strong>een</strong> met<br />

bewerkingssporen,<br />

vermoedelijk <strong>een</strong><br />

schaaf. (Stapert, pers.<br />

comm. 2006). De<br />

retouchering zit op<br />

het bovenste vlakje<br />

en was helaas moei-<br />

lijk te fotograferen.<br />

Afbeelding 7.<br />

Schematisch profiel<br />

van de zuidwand van<br />

de A28 (Stapert, 1987).<br />

top van de Formatie van Urk ). In deze groeves is op basis<br />

van stuifmeelgegevens vastgesteld dat de artefacten<br />

waarschijnlijk zijn gemaakt tijdens het Hoogev<strong>een</strong> interstadiaal<br />

(250-300.000 BP), <strong>een</strong> warme periode tijdens<br />

het Saalien, en dat ze daarna zijn getransporteerd en<br />

afgezet door de Rijn. Het gaat om artefacten van Homo<br />

heidelbergensis, <strong>een</strong> mensachtige tussen Homo neanderthalensis<br />

en Homo erectus in. Dergelijke bewerkte vuurstenen<br />

zijn ook bekend uit de Formatie van Urk in het<br />

Gooi bij Hilversum en Huizen (o.a. de Hoornboegseheide;<br />

Offerman-Heykens, 1998). In het Corversbos bij Hilversum<br />

worden ze gevonden op het oppervlak van sandrafzettingen;<br />

deze zijn herwerkt uit de Formatie van Urk<br />

(Ruegg, 1995). In groeves bij Lunteren en Maarn zijn ze<br />

wederom gevonden in de Formatie van Urk, net als bij<br />

de aanleg van de A28 tussen Amersfoort en Soesterberg<br />

(Stapert, 1987). Bovengenoemde correlatie bevestigt<br />

dat de bruine, grove afzettingen bij het ecoduct behoren<br />

tot de Formatie van Urk, en dat de groen-witte zanden<br />

over<strong>een</strong>komen met de Groene Bank, <strong>een</strong> laagpakket<br />

onderin deze formatie welke goed gedocumenteerd is in<br />

<strong>een</strong> groeve bij Hattem (Zandstra, 1971), en herkend is in<br />

de groeve Kwintelooijen (Zandstra, 1981). Het resultaat<br />

van de zwaremineralenanalyse lijkt bovendien veel op de<br />

zwaremineralensamenstelling van de Groene Bank van<br />

Kwintelooijen en die van van Hattem.<br />

Het is opmerkelijk dat de verspreiding van vondstlocaties<br />

van dit soort artefacten rondom de Gelderse vallei is<br />

(Afb. 1a). Dit hangt samen met de beschikbaarheid van<br />

Maasvuurst<strong>een</strong> in gestuwde afzettingen. Reeds in het<br />

begin van het Nederlandse stuwwalonderzoek is naar<br />

voren gekomen dat Maasgrind voornamelijk rondom de<br />

Gelderse vallei in de jongste gestuwde afzettingen voor<br />

komt (Maarleveld, 1956). Naar het oosten neemt het<br />

Maasaandeel bijzonder snel af. Hieruit volgt dat vóór<br />

de ijsbedekking de Maas zeer waarschijnlijk ter plaatse<br />

van de hedendaagse vallei stroomde. Het landijs heeft<br />

gebruik gemaakt van het Maasdal toen zijn gletsjers zich<br />

42 Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />

<strong>een</strong> weg naar het zuiden zochten. Vergelijkbare artefacten<br />

gemaakt van Maasvuurstenen zijn ook buiten het<br />

stuwwallengebied gevonden, in de buurt van Maastricht<br />

in (terras)afzettingen van de Maas. Daar zijn ze exact<br />

gedateerd met de thermoluminiscentie techniek op<br />

250.000 jaar BP.<br />

Vergelijking met Maarn<br />

en oudere observaties langs de A28<br />

Ongeveer 10 km ten zuiden van de ontsluiting bij het<br />

ecoduct ligt in dezelfde stuwwal de voormalige zandgroeve<br />

te Maarn, de Zanderij. Het is te verwachten dat<br />

dezelfde sedimentpakketten ook hier voorkomen. De<br />

stenen en de stratigrafie van de Zanderij zijn beschreven<br />

in <strong>een</strong> themanummer van Grondboor & Hamer (Ruegg<br />

& Burger, 1999). In de Zanderij is ook de Formatie van<br />

Urk herkend. Er wordt melding gemaakt van artefacten<br />

(Stapert, 1987). Direct onder de Formatie van Urk<br />

bevindt zich <strong>een</strong> pakket licht- tot grijskleurige zanden.<br />

Dit pakket is rijker aan melkkwarts en uniformer van<br />

samenstelling dan afzettingen die zich dáár weer onder<br />

bevinden. De dikte van dit pakket is 5 á 7 meter. Samen<br />

met de kleurenfoto’s van deze afzettingen volgt uit deze<br />

beschrijving dat dit hetzelfde pakket moet zijn als de<br />

wit-groene zanden van het ecoduct. De auteurs rekenen<br />

het tot de top van de Formatie van Kedichem (nu Formatie<br />

van Waalre), maar geven in <strong>een</strong> voetnoot als alternatief<br />

de Groene Bank van de Formatie van Urk.<br />

In <strong>een</strong> figuur uit <strong>een</strong> publikatie van het Biologisch-Archeologisch<br />

Instituut (Stapert, 1987), wordt <strong>een</strong> schematisch<br />

profiel gegeven van de zuidwand van de A28, 200<br />

meter ten zuidwesten van het ecoduct (Afb. 1b). In deze<br />

tekening worden (Afb. 7), van jong naar oud, fluvioglaciale<br />

afzettingen (Formatie van Drente), de Formatie<br />

van Urk, en de Formatie van Sterksel afgebeeld. Hier<br />

worden de witgroene matig grove zanden tot de Formatie<br />

van Sterksel gerekend, vanwege het lage augiet- en<br />

hoornblendegehalte (de Mineraalzones van Woensel en<br />

Weert van het bovenste deel van de Formatie van Sterksel;<br />

Zandstra, 1985). Het oudere profiel sluit goed aan bij<br />

het ecoduct profiel. Opmerkelijk is de grotere hoeveelheid<br />

fluvioglaciale afzettingen. Verder naar het zuidwesten<br />

zijn tijdens de aanleg van de A28 foto’s genomen<br />

waarop all<strong>een</strong> maar fluvioglaciale afzettingen te zien zijn<br />

(M. Bakker, pers. comm. 2005). Kennelijk bevindt zich ter<br />

hoogte van het ecoduct het beginpunt (de apex) van de<br />

sandrs van de Utrechtse Heuvelrug. Ontsluitingen van<br />

sandrafzettingen verder naar het zuidwesten, in de buurt<br />

van Soesterberg (Afb. 1a), zijn beschreven door Augustinus<br />

& Riezebos (1971).


concLuSieS<br />

In de Utrechtse Heuvelrug ter plekke van de A28 komt<br />

gestuwd de Formatie van Urk voor met daarin twee<br />

verschillende laagpakketten. Nabij het stratigrafische<br />

contact tussen deze pakketten komen Homo heidelbergensis<br />

artefacten voor. Ter plaatse is de struktuur<br />

door twee deformatiefases gevormd, eerst <strong>een</strong> plooiing<br />

met <strong>een</strong> stuwing vanuit het oosten, later <strong>een</strong> herplooiing<br />

door stuwing vanuit het noorden. Op de stuwwal zijn<br />

door smeltwaterstromen zandafzettingen neergelegd<br />

en, waarschijnlijk, door het ijs <strong>een</strong> grondmorene. Door<br />

latere erosie is de keileem grotendeels weg en ligt er nu<br />

<strong>een</strong> residu van noordelijk kristallijne en zuidelijke gest<strong>een</strong>ten,<br />

waarvan sommige gewindkanterd zijn tijdens<br />

de laatste ijstijd.<br />

dankwoord<br />

Mijn dank gaat uit naar Marcel Bakker (TNO), Freek Busschers<br />

(VU), Kim Cohen (UU), Maarten Prins (VU), Kenneth<br />

Rijsdijk (TNO), Bert Boekschoten (VU), Dick Stapert<br />

(RUG), en Kees Kasse (VU).<br />

nawoord<br />

In de ecoductontsluiting zijn monsters genomen voor<br />

OSL dateringen door Kim Cohen (UU). Als de meetresultaten<br />

succesvol zijn, dan zullen zij <strong>een</strong> minimale<br />

absolute ouderdom van de artefacten opleveren.<br />

Tijdens de winter 2005/2006 is het ecoduct afgewerkt.<br />

Het profiel is gëegaliseerd. Het vrijgekomen zand en<br />

grind is samen met aangevoerde keileem op het ecoduct<br />

gelegd en beplant met boompjes. Deze keileem is <strong>een</strong><br />

typisch voorbeeld van <strong>een</strong> Oost-Baltische rode keileem,<br />

met rapakivi en pyterliet gest<strong>een</strong>ten. Echter, hier is<br />

sprake van ernstige geologische vervuiling, aangezien<br />

zo’n keileem nooit aangetroffen is in Midden-Nederland.<br />

Dit materiaal moet aangevoerd zijn uit Noordoost-Nederland<br />

of Duitsland.<br />

Literatuur<br />

augustinus, p.G.e.f. & riezebos, h. th., 97 . Some<br />

sedimentological aspects of the fluvioglacial<br />

outwash plain near Soesterberg (The Netherlands).<br />

Geologie en Mijnbouw 50, pp. 341-348.<br />

balen, r.t. van & kievits, f.h., 989. Sedimentstructu-<br />

rele en glaciotektonische verschijnselen uit het<br />

Midden-Saalien in <strong>een</strong> stuwwal afgraving bij<br />

Mook (L.). Grondboor & Hamer 43, pp.106-122.<br />

niekus, m.j.L.th. & Stapert, d., 2005. Het Midden-<br />

Paleolithicum in noord-Nederland. In: Deeben,<br />

J., Drenth, E., Oorsouw, M.F. van, & Verhart,<br />

L., De St<strong>een</strong>tijd van Nederland (Archeologie<br />

11/12), Stichting Archeologie, Zutphen.<br />

jungerius, p.d. & a.j. wiggers, 97 . The effects of<br />

selective erosion by overland flow on the<br />

ice-pushed ridges of Uelsen. Geologie en<br />

Mijnbouw 50, pp. 425-428.<br />

kluiving, S.j., 994. Glaciotectonics of the Itterbeck<br />

– Uelsen push moraines, Germany. Journal of<br />

Quaternary Science 9, pp. 235-244.<br />

maarleveld, G.c., 956. Grindhoudende Midden-Pleisto-<br />

cene sedimenten. Mededelingen van de <strong>Geologische</strong><br />

Stichting 42, (serie C-) VI, 6.<br />

offerman-heykens, j., 998. Het Late Midden-<br />

Paleolithicum van het Gooi. Archeoforum 3:<br />

pp. 36-45.<br />

ruegg, G.h.j., 98 . Ice-pushed Lower and Middle<br />

Pleistocene deposits near Rhenen (Kwintelooijen):sedimentary-structural<br />

and lithological/<br />

granulometrical investigations. Mededelingen<br />

Rijks <strong>Geologische</strong> Dienst 35, pp. 165-177.<br />

ruegg, G.h.j., 99 . Pleistocene and fluviatile deposits<br />

in ice-pushed position, Wageningen, The<br />

Netherlands. Mededelingen Rijks <strong>Geologische</strong><br />

Dienst 46, pp. 3-25.<br />

ruegg, G.h.j., 995. Kwartaire wordingsgeschiedenis<br />

van, en ontsluitingen in Het Gooi. Grondboor &<br />

Hamer 49 (3/4), pp. 82-89.<br />

ruegg, G.h.j., & burger, a., 999. De spoorwegafgraving<br />

bij Maarn: nieuwe waarnemingen in <strong>een</strong> oude<br />

groeve. Grondboor & Hamer 53 (5), pp. 111-116.<br />

Stapert, d., 98 . Archeological research in the Kwin-<br />

telooijen Pit, Municipality of Rhenen, the<br />

Netherlands. Mededelingen Rijks <strong>Geologische</strong><br />

Dienst 35, pp. 204-222.<br />

Stapert, d., 987. A progress report on the Rhenen indu-<br />

stry (Central Netherlands) and its stratigraphical<br />

context. Palaeohistoria 29, pp. 219-243.<br />

Stapert, d., 99 . Archeological research in the Franse<br />

Kamp pit near Wageningen (Central Netherlands.<br />

Mededelingen Rijks <strong>Geologische</strong> Dienst<br />

46, pp. 71-88.<br />

zandstra, j.G., 97 . Geologisch onderzoek in de stuw-<br />

wal van de oostelijke Veluwe bij Hattem en<br />

Wapenveld. Mededelingen Rijks <strong>Geologische</strong><br />

Dienst 22, pp. 215-259.<br />

zandstra, j.G., 98 . Petrology and lithostratigraphy of<br />

ice-pushed Lower and Middle Pleistocene<br />

deposits at Rhenen (Kwintelooijen). Mededelingen<br />

Rijks <strong>Geologische</strong> Dienst 35, pp. 178-191.<br />

zandstra, j.G., 985. Sedimentpetrologie van <strong>een</strong> ont-<br />

sluiting t.b.v. de A28 autoweg (gem. Leusden).<br />

Rapport no. 835, Rijks <strong>Geologische</strong> Dienst<br />

Haarlem, p. 2.<br />

Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />

43


Afbeelding 1.<br />

Wat zijn dit voor<br />

stenen?<br />

Wim HooGendoorn<br />

sterkenburgerlaan 36, 3941 bd doorn, 0343 515240, walliehb@wxs.nl<br />

GevONDeN vOOrwerpeN<br />

Zo af en toe bereiken de redactie vragen, waar we zelf<br />

niet 100% zeker zijn van het antwoord. Je probeert dan<br />

zo’n vraag verder te geleiden naar <strong>een</strong> of meerdere<br />

experts en dan hoort u, als lezer, daar niets van. Deze<br />

keer ging de vraag vergezeld van enkele duidelijke foto’s.<br />

We vinden het wel <strong>een</strong> leuk idee om <strong>een</strong>s <strong>een</strong> keer zo’n<br />

vraag rechtstreeks aan u voor te leggen.<br />

de vraag luidt: “Wat vonden de vraagstellers bij Luxor<br />

op de bodem van de West Valley of the Kings?”<br />

De vraagstellers waren in november 2005 in Egypte,<br />

ondermeer in het zéér druk bezochte ‘Dal der Koningen’<br />

op de westoever van de Nijl tegenover Luxor in Midden-<br />

Egypte. Daar zijn tientallen koningsgraven te bezichtigen,<br />

die ruim 3000 jaar geleden zijn uitgehouwen in de<br />

rotsen. Wandelend in de rotsachtige omgeving troffen zij<br />

in het rotsoppervlak veel kleine fossielen aan; restanten<br />

van het oceaanleven dat dáár ooit voorkwam.<br />

Zij stonden voor <strong>een</strong> klein raadsel bij twee stenen (Afb.<br />

1) die ze vonden op de bodem van de West Valley of the<br />

Kings, <strong>een</strong> kloof (Afb. 2), waar grote stilte en rust heerst.<br />

44 Grondboor & hamer nr 2 - 2006<br />

Hoewel ook daar enkele graven te vinden zijn, komt er<br />

zelden <strong>een</strong> toerist. Wel zijn er ooit opnamen gemaakt<br />

voor <strong>een</strong> film over Toetanchamon, getuige de lange rijen<br />

netjes gerangschikte stenen naast de weg.<br />

De twee afgebeelde stenen waren niet de enige in hun<br />

soort. Onze vraagstellers hebben er nog enkele zien liggen<br />

dicht bij de steile wanden aan het einde van de kloof.<br />

Zij vermoeden dat het g<strong>een</strong> fossielen zijn, maar stenen<br />

die door het water ooit zo wonderlijk gevormd zijn.<br />

De uitdaging voor u als lezer is met hen mee te denken<br />

om tot de oplossing van dit raadsel te komen. Wij zijn<br />

benieuwd naar uw oplossingen. Die kunt u sturen naar<br />

het redactiesecretariaat (zie colofon). Laat iets van u<br />

horen!<br />

Afbeelding 2. De vindplaats van de stenen.


NeDerlaNDse<br />

GeOlOGIscHe vereNIGING<br />

De Nederlandse <strong>Geologische</strong> <strong>Vereniging</strong> werd opgericht in 1946. Het doel van de vereniging is het wekken van<br />

belangstelling voor de geologie in de ruimste zin, alsmede het uitdragen van kennis en het kenbaar maken van<br />

het belang van dit vakgebied (artikel 2 van de statuten). De Koninklijke Goedkeuring werd onder No. 85 op 29-10-1957<br />

verkregen en in 1976 verlengd tot 7-2-2006. De vereniging is geregistreerd onder nummer 40203091 bij de Kamer<br />

van Koophandel voor Centraal Gelderland te Arnhem.<br />

internet<br />

De vereniging en afdelingen zijn te vinden onder: http://www.geologischevereniging.nl<br />

LidmaatscHap<br />

Het lidmaatschap kan per eerste van <strong>een</strong> kwartaal ingaan. De contributie bedraagt per jaar | € 23,00 leden |<br />

€ 12,50 jeugdleden | € 4,00 gezinsleden | € 35,00 buitenlandse leden en wordt naar rato verlaagd.<br />

De contributie dient te worden overgemaakt op postgiro 2269877 t.n.v. Ned. Geol. Ver. Ledenadm. te Groenlo.<br />

Opzegging van het lidmaatschap dient schriftelijk te geschieden vóór 1 december voorafgaand aan het eerstvolgende<br />

kalenderjaar. Tussentijdse annulering is niet mogelijk.<br />

bestUUr<br />

j. Vermee voorzitter | Kwaadeindstraat 75 | 5041 JK Tilburg | tel. 013-5423910 | joost.vermee@wxs.nl<br />

p. van olm secretaris | Bongerd 180 | 8212 BK Lelystad | tel. 0320-242881 | paulvanolm@hotmail.com<br />

m. Vrolijk penningmeester | Roerdomplaan 41 | 2261 AW Leidschendam | tel. 070-3178965<br />

postgiro 1182107 (niet voor contributies)<br />

mevr. L.r.e.p. Smit vice - voorzitter | Vogelzand 2225 | 1788 GB Den Helder | tel 0223-646583<br />

G. brouwers pr-functionaris | Heusdensebaan 10 | 5061 PR Oisterwijk | tel. 013-5282987<br />

c. de jong bestuurslid | Tapuitlaan 96 | 7905 CZ Hoogev<strong>een</strong> | tel. 0528-267014<br />

dr. c.f. winkler prins bestuurslid | Bachlaan 16 | 2253 BA Voorschoten | tel. 071-5613865<br />

ereLeden<br />

F.C. Kraaijenhagen | Caumerbeeklaan 49 | 6416 EZ Heerlen<br />

H.W. Oosterink | Hortensialaan 64 | 7101 XH Winterswijk<br />

W. Felder | Oude Trichterweg 26 | 6294 AL Vijlen<br />

aFdeLinGssecretariaten<br />

zwolle B. Hummel | Het Schild 43 | 8341 RV St<strong>een</strong>wijkerwold | tel. 0521-589253 | aliberthum@hetnet.nl<br />

twente Mevr. A. Delcour | Venderinklanden 62 | 7542 MN Enschede | tel. 053-4774431 | ngv_twente@hotmail.com<br />

Gelre E.J. van Weerden | Bennekomseweg 130 | 6704 AJ Wageningen | tel. 0317-412397 | keesmak@hetnet.nl<br />

winterswijk A.J. Drent | Caenstraat 5 | 7002 GA Doetinchem | tel. 0314-330118 | aj.drent@tiscali.nl<br />

utrecht W.D. Zondag | M.C. Escherlaan 5 | 3743 AX Baarn | tel. 035-5413060 | wimzondag@hotmail.com<br />

west-friesland S. de Jong | Rozenlaan 33 | 1834 EJ Sint Pancras | tel. 072-5642994 | siebedejong@hetnet.nl.<br />

midden-brabant P. Visker | Vredeman de Vriesstraat 49 | 5041 GR Tilburg | tel. 06-28136413 | p.visker@home.nl<br />

kring echt Mevr. J. de Kwaadsteniet-Weerens | Sint Servaasstraat 11 | 6099 AD Beegden | tel. 0475-572963 | kwaadjore@home.nl<br />

Limburg M. Doumen | Op ‘t Bergske 23 | 6373 XD Landgraaf | tel. 045-5322685 | mdoumen@wxs.nl<br />

maaswaarden Eise Boonstra | Merelhoven 279 | 2902 KE Capelle a/d IJssel | tel. 010-4514147 | bodeko@planet.nl<br />

WerkGroepen<br />

cephalopoden Heusdensebaan 10 | 5061 PR Oisterwijk | tel. 013-5282987 | info@geologischevereniging.nl<br />

kraakb<strong>een</strong>vissen Valkenkamp 407 | 3607 LX Maarssenbroek | tel. 034-6566622 | verschueren.sylvia@hccnet.nl<br />

muschelkalk Hortensialaan 64 | 7101 XH Winterswijk | tel. 0543-513737 | hwoosterink@hetnet.nl<br />

bibLiotHeek<br />

bibliothecaris C. Ehlers | B. Stegemanstraat 37 | 7101 AR Winterswijk | tel. 0543-515420 | c.ehlers@chello.nl<br />

De bibliotheek (met vele honderden titels, waaronder gidsen en tijdschriften) is voor leden gratis te raadplegen. All<strong>een</strong><br />

verzendkosten van boeken dienen door de lezer te worden betaald. Tevens servicedienst t.a.v. het opzoeken van vind-<br />

plaatsen, speciale artikelen, enz. Fotokopieerdienst tegen kostprijs. Toezending van de complete catalogus geschiedt<br />

na overmaking van € 3,50 op postgirorekening 54741 t.n.v. C. Ehlers | B. Stegemanstraat 37 | 7101 AR Winterswijk.


De Mulder, E.F.J., Geluk, M.C., I., Westerhoff, W.E. & Wong, T.E. (2003)<br />

De ondergrond van Nederland. NITG-TNO: Utrecht. p. 379

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!