18.06.2013 Views

Hulptroepen voor Bach - Guido van Oorschot - Nationaal ...

Hulptroepen voor Bach - Guido van Oorschot - Nationaal ...

Hulptroepen voor Bach - Guido van Oorschot - Nationaal ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Hulptroepen</strong> <strong>voor</strong> <strong>Bach</strong><br />

Hoe de cellosuites de tijd trotseren<br />

Door <strong>Guido</strong> <strong>van</strong> <strong>Oorschot</strong><br />

Het lijkt zo <strong>van</strong>zelfsprekend. Je stopt een schijf in de cd-speler en daar klinkt<br />

een cellosuite <strong>van</strong> <strong>Bach</strong>. Een briljante prelude. Een peinzende sarabande. Zo’n<br />

swingende gigue. Maar welbeschouwd is het een wonder dat muziek die rond<br />

1720 ontstond drie eeuwen later in volle glorie door de huiskamer zweeft. Iemand<br />

ving de klanken in inkt. Het manuscript werd ergens bewaard. Cellisten<br />

gaven de geheimen <strong>van</strong> hun vak door. Bouwers maken nieuwe instrumenten,<br />

terwijl de oude worden gekoesterd. De zes cellosuites <strong>van</strong> <strong>Bach</strong> vormen kwetsbaar<br />

erfgoed. Gelukkig staan de hulptroepen al drie eeuwen klaar.<br />

prelude – de componist<br />

Zo moet het zijn gegaan: Johann Sebastian <strong>Bach</strong> pakt een ganzenveer en<br />

krast de eerste noot. Een tijd later (dagen, weken, jaren?) staan de zes cellosuites<br />

op papier. Verder weten we niets. Waar stond bij<strong>voor</strong>beeld de schrijftafel?<br />

Sommigen houden het op het cachot <strong>van</strong> Weimar. <strong>Bach</strong> bromde er een<br />

maand, nadat hij bij de hertog al te brutaal had aangedrongen op ontslag.<br />

Anderen wijzen in de richting <strong>van</strong> Köthen, het vorstendommetje waarop de<br />

rebelse musicus zijn vizier had gericht.<br />

In december 1717, vers uit de ge<strong>van</strong>genis, verhuist de 32-jarige <strong>Bach</strong> er met<br />

vrouw en vier kinderen naartoe. Vanwege de landelijke ligging staat het<br />

stadje bekend als ‘koeien-Köthen’. Maar <strong>Bach</strong> weet precies wat hij er zal vin-


den: een eersteklas orkestje, dat met zorg bij elkaar is gesprokkeld door de<br />

jeugdige prins Leopold <strong>van</strong> Anhalt-Köthen.<br />

Voor de Köthense virtuozen componeert <strong>Bach</strong> zijn zes Brandenburgse<br />

Concerten. Ook veeleisende solowerken vloeien er uit zijn pen, zoals Das<br />

wohltemperierte Klavier. En wie weet golven op een dag de tonen <strong>van</strong> een<br />

cellosuite door de vertrekken <strong>van</strong> het prinselijk paleis. <strong>Bach</strong> kan ze op de<br />

lessenaar hebben gezet <strong>van</strong> de gambist Christian Ferdinand Abel of de cellist<br />

Christian Bernhard Linigke. Of had hij toch een viola da spalla in gedachten,<br />

die recent herontdekte kruising tussen cello en altviool?<br />

Er valt veel te speculeren. In de droefgeestige prelude <strong>van</strong> de Tweede suite<br />

zou <strong>Bach</strong> hebben gerouwd over de dood <strong>van</strong> zijn eerste vrouw. Hij was op<br />

reis, toen Maria Barbara op 7 juli 1720 plotseling overleed. Anderhalf jaar<br />

later hertrouwde hij met de dochter <strong>van</strong> een trompettist: Anna Magdalena<br />

Wilcke, ze was twintig en had een fijne sopraan. Rond 1730, het paar woonde<br />

allang in Leipzig, maakte zij <strong>van</strong> de cellosuites het afschrift dat nog altijd<br />

geldt als de belangrijkste bron. Een musicoloog durfde in 2006 zelfs te opperen<br />

dat Anna Magdalena de suites zou hebben gecomponeerd. Sindsdien<br />

is <strong>van</strong> hem weinig meer vernomen.


allemande – een bouwer<br />

<strong>Bach</strong>s vader was nog niet eens geboren toen in Mirecourt al driftig werd<br />

gezaagd, geschaafd en gelakt. In 1635 telde deze vlek in de Franse Vogezen<br />

liefst 43 ateliers waar de geur <strong>van</strong> houtkrullen zich vermengde met die <strong>van</strong><br />

vernis. Hele gezinnen zaten in de strijkinstrumentenbouw. Honderdduizenden<br />

violen en cello’s, altviolen en contrabassen hebben Mirecourt in de loop<br />

der eeuwen verlaten. De export gaat door tot op de dag <strong>van</strong> <strong>van</strong>daag.<br />

Zoals de <strong>Bach</strong>s in Saksen een dynastie vormden, kende men in de Vogezen<br />

de Vuillaumes. Het genie waarin de familietraditie zich samenbalde, kwam<br />

op 7 oktober 1798 ter wereld. Hij heette Jean-Baptiste en uiteraard ging hij in<br />

het vak. Hout selecteren, millimeters aftekenen, knutselen aan de klank: hij<br />

leerde het allemaal <strong>van</strong> zijn vader. Op z’n twintigste verruilde Jean-Baptiste<br />

Mirecourt <strong>voor</strong> Parijs. Na zijn gezellentijd signeerde hij er in 1827 zijn eerste<br />

instrument. Het viel alleen al op door het dieprode vernis.<br />

Tegen 1850 was Jean-Baptiste Vuillaume Europa’s strijkinstrumentenbouwer<br />

nummer één. Zijn hout sleepte hij overal <strong>van</strong>daan. Groot was bij<strong>voor</strong>beeld<br />

de schrik <strong>van</strong> de Zwitsers bij wie hij op doorreis een partij kasten en meubels<br />

kocht. Vuillaume verzaagde ze ter plekke tot planken. Naast vakmanschap<br />

bezat hij een gezond financieel instinct. Toen de Parijse ambtenaren vasthielden<br />

aan de hoge accijns op houtimport, verhuisde de ondernemer zijn<br />

atelier subiet naar een goedkopere <strong>voor</strong>stad.<br />

Ook Niccolò Paganini wist dat je <strong>voor</strong> een deskundig oordeel bij Vuillaume<br />

moest zijn. De bouwer verzamelde oude instrumenten, <strong>van</strong> Stradivari tot<br />

Amati. Van de Guarnieri die Paganini bespeelde (‘Il Cannone’), maakte hij<br />

een kopie die de Italiaanse virtuoos amper <strong>van</strong> het origineel kon onderschei-


den. <strong>Bach</strong> zal in de werkplaats zelden hebben geklonken. De cello’s <strong>van</strong> Vuillaume<br />

moesten nog een paar decennia wachten op de solomuziek die hun<br />

karakteristieken ten volle openbaart.<br />

Courante – de herontdekker<br />

Zijn vader zag in hem een timmerman. Zijn moeder wilde daar niet <strong>van</strong><br />

horen en stuurde hem naar de muziekschool in Barcelona. En daar, in de<br />

Catalaanse hoofdstad, overkwam Pablo Casals in 1890 een merkwaardig<br />

toeval. De 13-jarige stond te grasduinen in een antiquariaat, toen zijn oog<br />

viel op een bruin schutblad. Hij kende de cellosonates <strong>van</strong> Beethoven. Met<br />

die <strong>van</strong> Brahms was hij inmiddels vertrouwd. Maar hier zag hij de naam <strong>van</strong><br />

een componist die, <strong>voor</strong> zover hij wist, nooit cellomuziek had geschreven.<br />

Six Sonates ou Suites pour Violoncelle Seul de Johann Sebastian <strong>Bach</strong>.<br />

Casals had de editie uit 1866 in handen <strong>van</strong> Friedrich Wilhelm Grützmacher.<br />

De solocellist <strong>van</strong> de Staatskapelle Dresden had aan de kopie <strong>van</strong> Anna<br />

Magdalena de nodige akkoorden en versieringen toegevoegd. Wij mogen<br />

er<strong>van</strong> gruwen, destijds was het de manier waarop oude muziek werd gepresenteerd.<br />

Grützmacher was trouwens niet de eerste. In 1824 had een Parijse<br />

celloliefhebber de suites al eens uitgegeven als anonieme etudes. Robert<br />

Schumann componeerde er in 1853 een pianobegeleiding bij.<br />

Strikt genomen telt de kleine Pablo Casals dan ook niet als herontdekker.<br />

Maar hij luidde wel een revival in die duurt tot op de huidige dag. In de loop<br />

<strong>van</strong> zijn leven speelde Casals de suites op alle continenten. In de jaren 1930<br />

zette hij ze als eerste integraal op de plaat. Tegenwoordig heeft elke cellist<br />

de bundel minstens één keer opgenomen. János Starker is recordhouder:


hij kwam tot vijf versies. Pieter Wispelwey zit hem met drie cd-boxen op<br />

de hielen. Behalve een plaatopname wijdde Anner Bijlsma er een boek aan<br />

(<strong>Bach</strong>, The Fencing Master). Yo-Yo Ma maakte rond de suites een zesdelige<br />

documentaire. Rudolf Noerejev danste erop en popheld Sting speelde de<br />

eerste prelude op gitaar. Dat de suites leven als nooit tevoren, weet ook de<br />

Canadees Eric Siblin. Het boek dat deze <strong>voor</strong>malige popjournalist er in 2011<br />

aan wijdde, wordt wereldwijd verkocht.<br />

Sarabande – het fonds<br />

Een Chiocchi uit 1870. Een Guadagnini uit 1772. Een Jacobs en een Rombouts:<br />

twee Hollandse toppers uit 1690. Samen met een paar dozijn andere<br />

cello’s behoren ze tot de collectie <strong>van</strong> het <strong>Nationaal</strong> Muziekinstrumenten<br />

Fonds (NMF). Sinds de oprichting in 1988 geeft het NMF ze in bruikleen<br />

aan gearriveerde of aankomende professionals. Zo kon barokpionier Jaap ter<br />

Linden twintig jaar lang genieten <strong>van</strong> een Grancino uit 1703. En met dank<br />

aan het NMF speelt de jazzman Ernst Reijseger zijn improvisaties op een<br />

gloednieuwe, vijfsnarige cello <strong>van</strong> het bouwersechtpaar Bolink-Steinhauer.<br />

Cello’s en violen, maar ook vleugels, harpen en een enkele gitaar: de NMFcollectie<br />

<strong>van</strong> 450 instrumenten en 350 strijkstokken wordt beheerd <strong>van</strong>uit<br />

de Amsterdamse Sint Annenstraat. De waarde <strong>van</strong> de verzameling nadert de<br />

27 miljoen euro. Na het wegvallen <strong>van</strong> een bescheiden rijkssubsidie in 2012<br />

draait het NMF geheel op particuliere donaties, schenkingen, bruiklenen<br />

en legaten.<br />

De eerste gedachten aan het fonds borrelden op in 1984. Toen violist Theo<br />

Olof er z’n schouders onder zette, ging het snel. Met een extra zetje <strong>van</strong> het<br />

Prins Bernhard Cultuurfonds stond het <strong>Nationaal</strong> Muziekinstrument Fonds


in 1988 op poten. Z.K.H. Prins Claus was de eerste beschermheer. Zijn zoon<br />

Z.K.H. Prins Constantijn volgde hem op. Het ere<strong>voor</strong>zitterschap werd vervuld<br />

door fameuze musici als Yehudi Menuhin en Yo-Yo Ma.<br />

Het zijn grote namen. Maar het zijn <strong>voor</strong>al de jonge, onbekende, getalenteerde<br />

en hardwerkende muzikanten die <strong>van</strong> de collectie profiteren. Niemand<br />

had <strong>van</strong> Janine Jansen gehoord toen zij als klein meisje haar toonladders<br />

oefende op een instrument <strong>van</strong> het NMF. Of neem Lavinia Meijer,<br />

die zich in 1997 meldde <strong>voor</strong> een harp en twaalf jaar later de Nederlandse<br />

Muziekprijs won.<br />

Zonder het NMF zou ook de Nederlandse cello-scene kariger klinken. Quirine<br />

Viersen kon fluiten naar haar Guarneri. Geen zoevende Rombouts <strong>voor</strong><br />

Pieter Wispelwey. En pech ook <strong>voor</strong> Harriet Krijgh.<br />

Menuet – de toekomst<br />

Op een avond in 2004 zit ze op haar kamer in Wenen. Harriet Krijgh is 13<br />

en haar cellotalent heeft haar <strong>van</strong> Nederland naar de vermaarde muziekstad<br />

gevoerd. Enthousiast is ze aan haar studie begonnen, maar nu voelt ze zich<br />

eenzaam. Ze pakt haar instrument en speelt <strong>Bach</strong>. Een prelude. Een allemande.<br />

Een hele suite. De muziek heeft een troostend effect.<br />

In november 2012 wint ze in Amsterdam het <strong>Nationaal</strong> Cello Concours.<br />

Haar eerste twee cd’s zijn dan al met gejuich ont<strong>van</strong>gen. Krijgh woont nog<br />

altijd in Wenen en spreekt haar moerstaal met een Oostenrijks accent. De<br />

21-jarige celliste: ‘Van kinds af aan heb ik bij <strong>Bach</strong> een natuurlijk gevoel. De<br />

eerste drie cellosuites speel ik al <strong>van</strong>af m’n zevende. Aan de jongtalentklas<br />

<strong>van</strong> het Utrechts Conservatorium, bij Lenian Benjamins, heb ik er <strong>van</strong>af m’n<br />

tiende hard aan gewerkt.’


In Wenen verschijnt <strong>Bach</strong> opnieuw in de leskamer. Ditmaal heet de docente<br />

Lilia Schulz-Bayrova. Ook haar man Gerhard Schulz, oud-violist <strong>van</strong> het<br />

Alban Berg Quartett, levert nuttige tips. Natuurlijk speelt Krijgh de suites tegenwoordig<br />

anders dan als kind. ‘Ik heb veel gelezen en mijn techniek heeft<br />

zich ontwikkeld. Ik ben me nu ook veel bewuster <strong>van</strong> de stijl.’<br />

Ze is dol op de Jacobs die ze in bruikleen heeft <strong>van</strong> het NMF. ‘Ik kan ermee<br />

uitdrukken wat ik wil, het instrument heeft zoveel karakter en kleur. Het<br />

voelt alsof de suites speciaal <strong>voor</strong> deze cello zijn geschreven.’ Ze begint elke<br />

studiedag met <strong>Bach</strong>. Niet om de vingers te rekken, maar om het hoofd vrij<br />

te maken. Krijgh vergelijkt de suites graag met een dagboek. ‘<strong>Bach</strong>s noten<br />

zijn zo persoonlijk en intiem... Als ik ze speel daalt er een soort rust over me<br />

neer, noem het reinheid <strong>van</strong> de ziel.’<br />

Gigue – een cd-opname<br />

22 januari 2013, één uur ‘s middags. Mild en fluweelachtig vult de Vuillaume<br />

<strong>van</strong> Eric de Wit de e<strong>van</strong>gelisch-lutherse kerk in Haarlem. Váám-pa-pa-pajám-pa-pa-pa,<br />

váám-pa-pa-pa-jám-pa-pa-pa. De cellist speelt z’n vingers<br />

warm met de prelude <strong>van</strong> de Vierde suite. Als serpentines dwarrelen de<br />

klanken omlaag.<br />

Een kwartier later schuift hij aan in het kamertje <strong>van</strong> waaruit Bert <strong>van</strong> der<br />

Wolf de cd-opname leidt. Even proefluisteren. ‘Het mist nog flow’, constateert<br />

de cellist. ‘Je moet ook wennen aan de ruimte’, zegt Van der Wolf. ‘Die<br />

heeft nu eenmaal z’n eigen resonans.’<br />

Eric de Wit is de laatste in de rij NMF-cellisten die hun drie favoriete <strong>Bach</strong>delen<br />

inspelen <strong>voor</strong> de cd die het 25-jarige fondsjubileum viert. Hij is er<strong>voor</strong><br />

uit Edinburgh komen vliegen, waar hij speelt in het Scottish Chamber Or-


chestra. Ook Bert <strong>van</strong> der Wolf heeft de nodige ervaring. In 1990 zat hij al<br />

achter de knoppen <strong>van</strong> Pieter Wispelweys eerste <strong>Bach</strong>box.<br />

‘Toonsoort Es-groot’, zegt Van der Wolf in de pauze. ‘Ligt niet echt makkelijk<br />

hè?’ De kunst is inderdaad om weg te komen <strong>van</strong> het zwoegerige, bevestigt<br />

De Wit. De cellist heeft zo z’n eigen idee over het instrument waar<strong>voor</strong><br />

<strong>Bach</strong> de suites heeft geschreven. ‘Volgens mij zat hij ze in Köthen gewoon op<br />

z’n altviool te spelen.’ Bert <strong>van</strong> der Wolf heeft ze opgenomen met Sigiswald<br />

Kuijken, de Vlaamse barokviolist die tegenwoordig experimenteert met de<br />

viola da spalla. ‘Er waren maar een paar passages waar<strong>van</strong> hij zei: hier ligt<br />

het goed.’<br />

En verder gaan de heren. Opnemen, luisteren, bespreken. Take, na take,<br />

na take. ‘Ik maak zelden een muzikant mee die de ideale versie in één keer<br />

neerlegt’, zegt Van der Wolf. Langzaam trekt de kou in de leden. Om halfvijf<br />

komt Van der Wolfs stem <strong>voor</strong> het laatst uit de speaker. ‘Eric, we sluiten af<br />

met de zonder-zorgentake. Gewoon lekker spelen.’

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!