De tweede managerial revolution: - TiasNimbas Business School
De tweede managerial revolution: - TiasNimbas Business School
De tweede managerial revolution: - TiasNimbas Business School
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>De</strong> <strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>:<br />
over Kwaliteit en Professionalisering van Managers en de rol van<br />
<strong>Business</strong> <strong>School</strong>s.<br />
Prof.dr. A.A.L.G. Wentink<br />
Afscheidsrede<br />
bij gelegenheid van zijn afscheid als Bijzonder hoogleraar Management van<br />
Kwaliteit en Productiviteit in en van Organisaties<br />
aan de Universiteit van Tilburg<br />
op vrijdag 15 maart 2013<br />
<strong>TiasNimbas</strong> <strong>Business</strong> <strong>School</strong>, gelieerd aan Tilburg University en<br />
de Technische Universiteit Eindhoven.
2 <strong>De</strong> <strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>:<br />
Look into the Past to See the Future<br />
(Monday Michiru, Japans-Amerikaanse jazz-soul zangeres.<br />
Recorded april 1997)<br />
<strong>De</strong> <strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>:<br />
over Kwaliteit en Professionalisering van Managers en de rol<br />
van <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s.<br />
over Kwaliteit en Professionalisering van Managers en de rol van <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s 3
4 <strong>De</strong> <strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>:<br />
Introductie<br />
Meneer de Rector Magnificus,<br />
Dames en heren,<br />
Bijna twintig jaar geleden - april 1993 - stond ik hier om mijn rede uit te spreken<br />
bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar in Management van<br />
Productiviteit en Kwaliteit in en van Organisaties. <strong>De</strong> titel was Over Kwaliteit<br />
Gesproken.<br />
Mijn werk als docent en als Academic Director van een van de Executive Master<br />
Programmes - dat van Management and Organisation - aan de <strong>TiasNimbas</strong><br />
<strong>Business</strong> <strong>School</strong> komt vandaag tot een officieel einde. Dit is voor mij aanleiding<br />
om stil te staan bij de Kwaliteit van management en managers, professionalisering<br />
van managers en over de functie van business schools daarbij. Ik heb het over een<br />
<strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong> evolution waarmee ik een herbezinning over de positie en<br />
rollen van managers bedoel, naar aanleiding van de crises die het kapitalistisch<br />
systeem doormaakt.<br />
Kritiek en verbazing<br />
Er is veel kritiek op management. Schandalen hebben het vertrouwen in<br />
management aangetast. In 2008 vierde de ontluistering hoogtij toen het duidelijk<br />
werd dat topmanagement van grote beursgenoteerde financiële instellingen<br />
verantwoordelijk bleken te zijn voor de catastrofes waarin zij, met andere ondernemingen<br />
en zelfs gehele branches in terecht waren gekomen. Het mooie credo<br />
van ‘klantwaarde voorop’ bleek en blijkt in nogal wat situaties misplaatst te zijn<br />
geweest. Dit geldt ook in de non- of not-for-profit, in de zogenaamde maatschappelijke<br />
ondernemingen zoals woningcorporaties, instellingen van onderwijs en<br />
gezondheidszorg.<br />
Toezichthouders, bestuurders en managers zijn in nogal wat gevallen de grootste<br />
vernietigers van aandeelhouderswaarde en maatschappelijke waarde. <strong>De</strong><br />
oorzaak van deze ellende wordt voornamelijk gezocht in de negatieve neveneffecten<br />
van de verbreding van de ideeën van de vrije marktrevolutie van het neoliberale<br />
paradigma dat vanaf de jaren 1980 de westerse economieën domineert.<br />
Het waren en zijn bestuurders en managers die deze ideeën in de praktijk van<br />
bestuur en management hebben toegepast, zonder daarbij rekenschap te geven<br />
van wat de negatieve economische en maatschappelijke effecten en kosten daarvan<br />
zijn. Alle reden om kritisch te zijn over ‘de toestand van management’.<br />
over Kwaliteit en Professionalisering van Managers en de rol van <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s 5
<strong>De</strong> oorzaak van het kennelijk tekort aan kwaliteit van management moet volgens<br />
de critici worden gezocht in het ontbreken van een duidelijke professionele<br />
identiteit van managers. Zij voldoen niet aan wat Hilmer en Donaldson hierover<br />
stellen (zoals aangehaald in Ten Bos, 2002, p. 249): het wezen van professioneel<br />
management is gelegen in de competente toepassing van gedegen en<br />
beproefde ideeën in de specifieke situaties waarmee managers te maken krijgen.<br />
Competentie, deugdelijkheid, beproeving en specificiteit zijn daarbij de sleutelwoorden.<br />
Managers zijn niet opportunistisch maar rationeel; zij houden de<br />
grote lijnen in het oog. Zij geloven dat klantgerichtheid hun maatschappelijke<br />
verantwoordelijkheid is. Zij zijn op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op<br />
hun vakgebied en handelen in overeenstemming met rigoureuze ethische codes.<br />
Een beroepsgroep die respect wil afdwingen moet aan deze eisen voldoen. Een<br />
degelijk professioneel handvest moet hen in staat stellen om onafhankelijk te<br />
zijn van de organisatie waarin zij werkzaam zijn. Maar er bestaat nog niet zo’n<br />
handvest dat de grondregels van het beroep van manager omschrijft. Het gaat<br />
hier om de kernvraag: wat is de state of the art van het professionele karakter van<br />
management, en wat is de state of the practice hiervan? Of anders gesteld, wat<br />
zijn de kenmerken van managers als professionals en wat betekent dit voor hun<br />
beroepsuitoefening? Is professionalisering van managers wenselijk en mogelijk?<br />
Welke rol hebben business schools hierbij en zijn zij hiervoor uitgerust? <strong>De</strong>ze<br />
vragen zijn al eerder gesteld en werden opgeroepen door de vroege ontwikkeling<br />
van management in de vorige eeuw. <strong>De</strong>ze verschuiving van denkbeelden over<br />
management wordt aangeduid met de <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>.<br />
Mijn betoog is opgebouwd uit enkele samenhangende thema’s: (1) waar gaat de<br />
eerste <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong> over?; (2) wat betekende dit voor de professionalisering<br />
van management?; (3) wat is de rol van business schools hierbij? en (4) wat<br />
kenmerkt de zogenaamde <strong>tweede</strong> mangerial <strong>revolution</strong>?<br />
<strong>De</strong> eerste <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong> heeft management en managers gemaakt tot<br />
wat zij zijn geworden. Het is de opkomst van het verschijnsel van <strong>managerial</strong>ism<br />
geweest waarbij een <strong>managerial</strong> class de touwtjes van het reilen en zeilen in<br />
ondernemingen en instellingen in handen kreeg. Dit heeft uiteindelijk geleid tot<br />
de dubieuze omstandigheden waarin de kapitalistische markteconomie momenteel<br />
verkeert. Professionalisering van management als optie om de kwaliteit van<br />
management te verbeteren, is het <strong>tweede</strong> thema. Hier komt de vraag aan de orde<br />
in welke mate managers als professionals kunnen worden beschouwd. Het derde<br />
6 <strong>De</strong> <strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>:<br />
thema gaat over de rol van managementonderwijs in business schools met het oog<br />
op kwaliteitsverbetering van management. Professionalisering van management<br />
en de rol van business schools daarbij zijn de ankerpunten voor wat ik de <strong>tweede</strong><br />
Managerial Revolution noem.<br />
over Kwaliteit en Professionalisering van Managers en de rol van <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s 7
1<br />
<strong>De</strong> eerste<br />
<strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong><br />
8 <strong>De</strong> <strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>:<br />
<strong>De</strong> eerste <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong> staat voor de opkomst van professionele managers.<br />
Dit begon in de loop van de negentiende eeuw in de Verenigde Staten als<br />
gevolg van het ontstaan van grote ondernemingen en de manier waarop deze<br />
werden gemanaged. <strong>De</strong> grote ondernemingen drongen de kleinere traditionele<br />
familieondernemingen terug, die werden geleid door leden van de familie-eigenaar.<br />
In de grote onderneming kwamen gesalarieerde managers van buitenaf<br />
aan het roer te staan.<br />
Managerial Society<br />
Het concept <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong> is van James Burnham (1941) uit zijn gelijknamige<br />
boek The Managerial Revolution or What is happening in the world now?<br />
Burnham was de Godfather van het neoconservatisme. Zijn stelling was dat<br />
alle organisaties - ondernemingen, overheidsorganisaties en alle andere soorten<br />
grote organisaties - gedomineerd zullen worden door een nieuwe klasse<br />
van professionele managers. Zij zouden de toon gaan zetten in de zogenaamde<br />
<strong>managerial</strong> society. <strong>De</strong>ze goed opgeleide managementklasse zou steeds machtiger<br />
worden, omdat zij in ondernemingen en in overheidsorganisaties belangrijke<br />
posities in besluitvorming en beheer in zouden nemen. Burnham zag concrete<br />
verschijningsvormen hiervan in het Duitse Nazisysteem, de stalinistische<br />
Sovjet-Unie, maar ook in het New <strong>De</strong>al-beleid van Franklin D. Roosevelt. <strong>De</strong><br />
business schools in de Verenigde Staten waren volgens hem de broedkamers<br />
voor de nieuwe managementklasse.<br />
The Corporate Revolution<br />
Adolf Berle en Gardner Means (1932) wezen in hun boek The Modern<br />
Corporation and Private Property al op de centralisatie van economische macht bij<br />
een klasse van professionele managers in grootschalige ondernemingen. <strong>De</strong> professionele<br />
managers zijn de insiders in de onderneming en zij onttrekken zich<br />
aan de invloed van aandeelhouders en van het publieke belang. <strong>De</strong> belangen van<br />
managers lopen niet altijd parallel met die van aandeelhouders. Aandeelhouders<br />
als eigenaars zijn vooral geïnteresseerd in dividend en koersstijging van hun<br />
aandeel; managers geven de voorkeur aan herinvestering van de winst en in<br />
hogere salarissen.<br />
Managers in grote ondernemingen vormen een zich zelf instandhoudende<br />
oligarchie die haar macht ziet groeien bij afwezigheid van effectieve controle<br />
door aandeelhouders in het bijzonder en door de samenleving in het algemeen.<br />
over Kwaliteit en Professionalisering van Managers en de rol van <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s 9
<strong>De</strong> professionele managers onder leiding van de CEO zijn de feitelijke machthebbers.<br />
Berle en Means noemden deze ontwikkeling The Corporate Revolution.<br />
Managerial Capitalism<br />
<strong>De</strong> belangrijkste bijdrage aan de verklaring van het fenomeen <strong>managerial</strong><br />
<strong>revolution</strong> is van Alfred Chandler (hoogleraar aan het M.I.T, de John Hopkins<br />
University en aan Harvard <strong>Business</strong> <strong>School</strong>). In zijn in 1977 verschenen boek<br />
The Visible Hand, The Managerial Revolution in American <strong>Business</strong> heeft hij de<br />
ontwikkeling van het <strong>managerial</strong> capitalism beschreven en onderbouwd met een<br />
aantal prikkelende proposities.<br />
In vele sectoren van de Amerikaanse economie heeft de zogenaamde visible hand<br />
of management de invisible hand of market forces van Adam Smith vervangen.<br />
<strong>De</strong> moderne grote onderneming met haar duizenden aandeelhouders, middenmanagers<br />
en topmanagers is het machtigste instituut in de Amerikaanse<br />
economie geworden. <strong>De</strong>ze managers werden de meest invloedrijke groep in de<br />
economische besluitvorming.<br />
Chandler (1977) betoogde dat de <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong> zich vooral manifesteerde<br />
in de toename van het aantal hooggeschoolde managers in de top en in het middenkader<br />
van grote ondernemingen. Zij vormden een nieuwe elite die veelal<br />
een professionele managementopleiding heeft gevolgd, met name aan business<br />
schools. Vooral de groei van het middenkader is bij hem de kern van de <strong>managerial</strong><br />
<strong>revolution</strong>. Zij heeft geleid tot wat men <strong>managerial</strong>ism noemt.<br />
Managerialism<br />
Met <strong>managerial</strong>ism wordt een situatie aangeduid waarbij managers zich in een<br />
organisatie sterk positioneren, profileren en zich met het oog op hun eigenbelang<br />
krachtig opstellen tegenover eigenaren, aandeelhouders en medewerkers.<br />
Managerialism is een direct gevolg van de <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>.<br />
Managerialism kenmerkt zich door een klassenbewustzijn van managers dat versterkt<br />
wordt door hun opleiding. Zij hebben de verantwoordelijkheid voor het wel<br />
en wee van organisaties van eigenaren en aandeelhouders overgenomen. Daarbij<br />
maken zij gebruik van technieken en instrumenten die de managementwetenschap<br />
hen aanreikt. Optimaliseren van efficiëntie en inzet van hiërarchische<br />
controlemechanismen van de bureaucratische organisatie staan voorop.<br />
10 <strong>De</strong> <strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>:<br />
Het ontstaan van de institutie van de moderne grote onderneming is gepaard<br />
gegaan met de opkomst van het instituut van managers als een business class.<br />
Het verschijnen van de moderne grote onderneming bracht het <strong>managerial</strong> capitalism<br />
voort. Het beheer in handen van managers en het eigendom in handen<br />
van aandeelhouders werd steeds meer gescheiden. <strong>De</strong> managementhiërarchie<br />
zorgde voor continuïteit; haar macht neemt alsmaar toe. Daarmee werd <strong>managerial</strong><br />
capitalism een feit.<br />
Ook in de groter wordende familieondernemingen groeide het aantal managers<br />
van buitenaf, omdat de familie niet kon of wilde voorzien in het toenemend<br />
aantal managementtaken. Steeds meer werden familieondernemingen geleid<br />
en beheerd door professionele managers. <strong>De</strong>ze ontwikkeling werd gestimuleerd<br />
door de behoefte aan vreemd kapitaal, omdat de familie-eigenaren niet in staat<br />
waren om de groei van hun bedrijven te financieren. Financiële instellingen<br />
zorgden hiervoor, waarmee deze hun machtspositie versterkten; deze ontwikkeling<br />
wordt aangeduid met financial capitalism.<br />
Managers rechtvaardigen hun positie en gedrag op grond van hun professionele<br />
kennis, inzichten en ervaringen met betrekking tot het efficiënt en effectief<br />
leiden van een organisatie, onafhankelijk van wat die organisatie doet. Zij kunnen<br />
in elke organisatie functioneren, hun gang gaan en zij worden nauwelijks<br />
effectief gecontroleerd. Zij vormen de <strong>managerial</strong> class in de technocratie van<br />
bureaucraten en managers die alom aanwezig is. Dit vindt niet alleen plaats in<br />
de neoliberale economieën, maar ook in de voormalige socialistische economieën<br />
en in de opkomende economieën waarbij China de kroon spant met haar<br />
sterke <strong>managerial</strong> class, verankerd in haar relatie met de Communistische Partij.<br />
<strong>De</strong> scheiding tussen eigendom en beheer werd in de <strong>tweede</strong> helft van de<br />
vorige eeuw toegejuicht door institutionele economen en sociologen zoals John<br />
Kenneth Galbraith, Neil Smelser, Ralf Dahrendorf, Daniel Bell, Talcott Parsons<br />
en Peter Drucker die dit positief waardeerden voor het politieke democratisch<br />
systeem.<br />
John Kenneth Galbraith (1967) zag in de professionele managers een nieuwe<br />
klasse van technocraten: de technostructure. <strong>De</strong> positie en rollen van aandeelhouders<br />
worden ondergeschikt aan die van managers, met name van topmanagers<br />
omdat zij niet langer in staat waren het gedrag van managers te sturen.<br />
over Kwaliteit en Professionalisering van Managers en de rol van <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s 11
Managers onttrokken zich aan de controle van aandeelhouders en gingen zich<br />
autonoom gedragen. Niet alleen in het dagelijks reilen en zeilen van de onderneming,<br />
maar ook ten aanzien van het voorzien in de behoeften aan financiële<br />
middelen door winstinhoudingen. Managers gaven de voorkeur aan winstinhouding<br />
in plaats van dividenduitkering, waardoor de onderneming minder<br />
afhankelijk werd van aandeelhouders, banken en financiële instellingen. Hun<br />
primaire doel was niet maximalisatie van winst maar overleven, groei en het<br />
maximaliseren van de omvang van de onderneming.<br />
Joseph Schumpeter (1942) waarschuwde voor de macht van de gesalarieerde<br />
managementklasse die de controle van aandeelhouders overneemt. Zij is uit<br />
is op minimale risico’s en maximale zekerheid omdat dit in belang is van hun<br />
eigen positie, maar dat ten koste gaat van wat in het belang is van de samenleving<br />
en het democratisch systeem.<br />
Machtsconcentratie<br />
Berle en Means (1932) hebben ook gewezen op concentratie van economische<br />
macht in de handen van professionele managers die gevolgen konden hebben<br />
voor de concentratie van politieke macht. In de periode 1950 – 1980 is in de<br />
Verenigde Staten een intensieve discussie gevoerd over dit thema. Mizruchi<br />
(2004) wees er op dat de macht van de managers elite van grote ondernemingen<br />
in de Verenigde Staten geleidelijk is veranderd door de groeiende invloed van<br />
institutionele beleggers. Door de groeiende macht van financiële instellingen<br />
zoals private equities en hedge funds en door de globalisering van financiële markten,<br />
transnationaliseerde de managers elite van grote ondernemingen all over the<br />
world. <strong>De</strong> managers elite is hiermee meer divers van samenstelling geworden.<br />
Van grote invloed op de rol van de Amerikaanse business community, is de reactie<br />
op de moeilijke jaren ‘70 vanwege de oliecrisis geweest. <strong>De</strong> aanval van de business<br />
community richtte zich op de vakbonden die met hun gedrag verantwoordelijk<br />
werden gesteld voor de stagnerende productiviteitsverbetering en op de overheid<br />
in haar excessief regulerende rol. <strong>De</strong> concurrentiepositie van Amerikaanse<br />
ondernemingen was aanzienlijk verslechterd, mede ten gevolge van de opkomst<br />
van de competitieve Japanse industrie.<br />
Het tij werd gekeerd toen in de jaren tachtig en negentig het neoliberalisme<br />
doorbrak. <strong>De</strong>regulering, privatisering, globalisering boden ruimte aan de<br />
12 <strong>De</strong> <strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>:<br />
<strong>managerial</strong> class om haar positie in ondernemingen, publieke en semipublieke<br />
organisaties te versterken. Sommigen noemden de managers de gesalarieerde<br />
hired guns die de belangen van de kapitalistische eigenaars moeten verdedigen.<br />
Tegelijkertijd ontspon zich zowel in de Verenigde Staten als in Europa de discussie<br />
hoe de macht in de onderneming moet worden gecontroleerd en hoe corporate<br />
governance vorm en inhoud moet krijgen.<br />
Het ontbreken van effectieve controle op de macht van de managementelite is de<br />
oorzaak van de excessen in het Amerikaanse bedrijfsleven in het vorige decennium.<br />
<strong>De</strong> ondergang van Enron en van WorldCom hebben geleid tot de vraag: wie<br />
is er verantwoordelijk voor de financiële crisis? <strong>De</strong>ze vraag is ook bij de business<br />
schools terecht gekomen.<br />
Gedurende de jaren ‘90 van de vorige eeuw onderging het Amerikaanse<br />
<strong>managerial</strong> capitalism een ingrijpende transformatie. Managers - met name<br />
CEO’s - zijn uit op het behalen van de hoofdprijs: hoge salarissen, grote bonussen,<br />
fiscaal voordelige aandelenopties en indekking van ontslagrisico met grote<br />
afkoopsommen en vertrekpremies. Het beloningssysteem voor managers heeft<br />
er toe geleid dat de verschillen tussen de hoogste en laagste inkomenscategorieën<br />
in Amerikaanse ondernemingen aanzienlijk zijn vergroot.<br />
<strong>De</strong> koopkracht van de Amerikaanse werknemer stagneert sinds 1980, terwijl dat<br />
van de Europese werknemer vanaf de financiële crisis in 2008 eveneens onder<br />
druk is gekomen. Paradoxaal toegenomen zijn echter de salarissen van<br />
managers in organisaties. Ook in Nederland: in 2012 zijn de salarissen van de<br />
2000 topmanagers met gemiddeld 20 procent gestegen.<br />
Managers vormden een speciale klasse van aandeelhouders die hun carrière en<br />
materieel eigenbelang menig maal lieten prevaleren boven het belang van hun<br />
onderneming, onder meer bij overnames en fusies. Het gedrag van topmanagers<br />
werd geïnspireerd door het primaire oogmerk van de neoliberale economische<br />
theorie, namelijk winstmaximalisatie met het oog op maximalisatie van aandeelhouderswaarde.<br />
<strong>De</strong> manager heeft de opdracht om hieraan bij te dragen. Dit<br />
gebeurde door draconische maatregelen van kostenreductie onder meer door<br />
offshoring van productie naar lageloonlanden, met als gevolg massaontslagen in<br />
de ondernemingen in de Verenigde Staten en in Europa.<br />
over Kwaliteit en Professionalisering van Managers en de rol van <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s 13
<strong>De</strong> schandalen in het Amerikaanse bedrijfsleven zijn aanleiding geweest om<br />
vragen te stellen bij de kwaliteit van management en integriteit van managers.<br />
Zij hebben het vertrouwen in de mangerial class aangetast. Malpraxis, deconfitures,<br />
het spel van list en bedrog, wanbeheer, fraude, exorbitante beloningen en<br />
de overgave aan de idee greed is good , hebben het vertrouwen in management<br />
ondermijnd.<br />
<strong>De</strong> krediet- en financiële crisis van de laatste jaren is voor de media - met name<br />
voor de financieel-economische pers - aanleiding om het gedrag van managers<br />
met argusogen te volgen. <strong>De</strong> Critical Management Studies doen dit vanuit een<br />
wetenschappelijke benadering. Niet alleen de praktijk van management roept<br />
afkeur en weerstand op, ook ten aanzien van hun opleiding zijn en worden er<br />
vragen gesteld waarbij vooral business schools in het vizier van critici komen.<br />
Dit zijn immers de instellingen die de belangrijkste leverancier van managers<br />
zijn, zowel voor ondernemingen als voor publieke en semipublieke instellingen<br />
zoals maatschappelijke ondernemingen en overheidsorganisaties.<br />
<strong>De</strong> Critical Management Studies stellen vragen bij de paradigma’s en de achterliggende<br />
politieke perspectieven die op business schools worden gepresenteerd.<br />
Volgens hun zijn dit paradigma’s die vooral winstmaximalisatie en het aandeelhoudersbelang<br />
centraal stellen en die te weinig oog hebben voor de belangen<br />
van andere stakeholders en voor het algemene maatschappelijk belang. Daarmee<br />
worden de positie en rollen van managers in het neoliberale <strong>managerial</strong>ism ter<br />
discussie gesteld. Critical Management Studies zijn geïnteresseerd in onderzoek<br />
naar de legitimatie van de traditionele managementtheorieën, waarden en<br />
assumpties en in kritische reflectie op managementpraktijken met als doel<br />
verbetering van de kwaliteit van management in ondernemingen en nonprofitorganisaties.<br />
14 <strong>De</strong> <strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>:<br />
over Kwaliteit en Professionalisering van Managers en de rol van <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s 15
16 <strong>De</strong> <strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>:<br />
2<br />
Managers en<br />
professionalisering<br />
<strong>De</strong> financiële meltdown van 2008 en de daarop volgende economische crisis<br />
hebben geleid tot een dalend vertrouwen in de integriteit van managers en tot<br />
kritisch debat over de verantwoordelijkheid van managers van ondernemingen<br />
met de vraag of het niet zinvol is om hen een soort ’hippocratische eed’ te laten<br />
afleggen. Waarom zouden managers niet moeten voldoen aan professionele<br />
waarden, normen en standaarden die voor professionele beroepsgroepen gelden?<br />
Zo’n eis staat op gespannen voet met de opvatting dat managers zich alleen<br />
maar behoeven te verantwoorden voor maximalisering van aandeelhouderswaarde<br />
binnen de geldende wettelijke kaders waaraan iedereen zich dient te houden.<br />
Het World Economic Forum heeft in 2000 al aangedrongen op een professionele<br />
gedragscode waarin tot uiting komt dat managers zich dienen te committeren<br />
aan het publieke belang ten aanzien van economische, sociale en milieu aspecten.<br />
In 2009 heeft de gemeenschap van Young Global Leaders van het World<br />
Economic Forum zo’n code opgesteld en aanvaard. Enige maanden later hadden<br />
MBA-afgestudeerden van Harvard <strong>Business</strong> <strong>School</strong> het initiatief genomen om<br />
vrijwillig een soortgelijke ‘MBA-eed’ af te leggen dat door andere business<br />
schools werd gevolgd.<br />
Het lijkt er op dat de tijd rijp is voor een algemene gedragscode voor managers<br />
als professionals ten aanzien van de manier waarop zij op basis van maatschappelijke<br />
verantwoordelijkheid en duurzame waarde creatie in hun organisaties<br />
managen. <strong>De</strong> gedragscode of eed moet voor de professionele manager een license<br />
to operate/deliver zijn. <strong>De</strong>ze ontwikkeling heeft gevolgen voor het managementonderwijs<br />
aan business schools, met name ten aanzien van professionalisering<br />
van managers. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in de afgelopen jaar in en<br />
om business schools en in beroepsorganisaties van managers een discussie<br />
wordt gevoerd over the state of the art versus the state of the practice van professionalisering<br />
van managers.<br />
<strong>De</strong> idee om managers en hun opleiding te professionaliseren is zo oud als de<br />
business schools. <strong>De</strong> behoefte om managers als professionals te zien dateert al<br />
van het begin van de vorige eeuw. In het eerste nummer van Harvard <strong>Business</strong><br />
Review in 1922 hield professor John Gurney Callan van de Harvard <strong>Business</strong><br />
<strong>School</strong> een pleidooi voor professionele scholing en training van managers. Het<br />
onderwerp was aanvankelijk een Amerikaanse aangelegenheid. Maar in de jaren<br />
na 1945 werden de Amerikaanse opvattingen over het wezen van management<br />
over Kwaliteit en Professionalisering van Managers en de rol van <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s 17
en over de wijze waarop het moet worden gepraktiseerd wijd verbreid in West-<br />
Europa en in de laatste decennia van de 20 ste eeuw in de rest van de wereld. Dit<br />
kon gebeuren door de dominantie van Amerikaanse business schools met hun<br />
MBA-opleidingen en door de invloed van professionele en accreditatieorganisaties,<br />
academische en vaktijdschriften op het gebied van management en door de<br />
sterke positie van Amerikaanse consultancyfirma’s.<br />
<strong>De</strong> discussie laait op<br />
In oktober 2008, toen de kredietcrisis op haar hoogtepunt was, zijn er in<br />
Harvard <strong>Business</strong> Review opnieuw pleidooien gevoerd voor de wenselijkheid van<br />
professionalisering van management. Khurana en Nohria (2008) pleitten in het<br />
artikel It’s Time to Make Management a True Profession, voor de invoering van<br />
strenge ethische codes voor managers waarvan zij een blauwdruk presenteerden.<br />
Als reactie op de bank- en kredietcrisis in de Verenigde Staten wezen zij er op<br />
dat het vertrouwen in managers alleen maar kan worden hersteld, indien deze<br />
in woord en daad tonen dat er meerdere belangen zijn dan het aandeelhouderbelang<br />
en hun eigenbelang. Er wordt van hen een maatschappelijke en persoonlijke<br />
betrokkenheid op de belangen van alle stakeholders gevraagd. Dit vereist<br />
dat management een echte professie wordt met een beroepsorganisatie, certificatie<br />
als een license to practice en toezicht op de naleving van een ethische code in<br />
de beroepsuitoefening. Professionalisering van managers is de beste route naar<br />
een verbetering van de kwaliteit van management en naar het herstel van vertrouwen<br />
in managers. In de woorden van Khurana en Noria (2008):<br />
“Managers have lost legitimacy over the past decade in the face of widespread<br />
institutional breakdown of trust and self-policing in business. To regain society’s<br />
trust, we believe that business leaders must embrace a way of looking at their role<br />
that goes beyond their responsibility to the shareholder to include a civic and personal<br />
commitment to their duty as institutional custodians. In other words, it is time that<br />
management finally became a profession” (2008, p. 70).<br />
Professionalisering van management heeft zich in verschillende voorzieningen<br />
gemanifesteerd. In de eerste plaats in de oprichting van beroepsorganisaties die<br />
de interesses en belangen van managers als professionals behartigen. <strong>De</strong>ze organisaties<br />
verenigden aanvankelijk technici, met name werktuigbouwkundige en<br />
elektrotechnische ingenieurs die managementfuncties in ondernemingen uitoefenden,<br />
zoals de American Association of Industrial Management (1899).<br />
18 <strong>De</strong> <strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>:<br />
Richard Barker, hoogleraar aan de Cambridge University Judge <strong>Business</strong> <strong>School</strong><br />
reageerde met het artikel (in het Juli-Augustus 2010 nummer van HBR) met de<br />
titel: ‘No, Management is Not a Profession “…management is not a profession at all<br />
and can never be one. Therefore, business schools are not professional schools”<br />
(Barker, 2010, p. 54).<br />
Barker (2010) motiveert zijn stelling als volgt:<br />
“…neither the boundaries of the discipline of management nor a consensus on<br />
the requisite body of knowledge exists. No professional body is granted control,<br />
no formal entry or certification is required, no ethical standards are enforced, and<br />
no mechanism can exclude someone from practice. In general, the professional<br />
is an expert, whereas the manager is a jack-of-all-trades and master of none – the<br />
antitheses of the professional….Yet the difference between a business education and<br />
a professional education is stark and fundamental: the former may help individuals<br />
improve their performance, but it cannot certify their expertise. The role of the<br />
manager is inherently general, variable, and indefinable” (p. 56-58).<br />
Barker bekritiseert de pretentie van business school. <strong>Business</strong> schools zijn niet<br />
de enige instellingen die managers opleiden. Zij hebben geen monopolie over<br />
certificatie; zij reguleren niet het gedrag van managers volgens een professionele<br />
gedragscode. Zij zijn geen professional schools zoals de schools of medicine<br />
en law schools. Bovendien kunnen we de vraag stellen: wie maakt zich in de<br />
samenleving druk of managers gecertificeerd moeten zijn en waarom zouden<br />
we voor managers ethische codes opstellen en invoeren?<br />
In 1911 richtte Frank Gilbreth de Society for the Promotion of the Science of<br />
Management op. Enkele jaren later werd het instituut omgedoopt in de Taylor<br />
Society, vernoemd naar Frederick Taylor, de grondlegger van Scientific<br />
Management dat nog altijd in het Neo-Taylorisme een belangrijk paradigma<br />
in de managementwetenschap is. <strong>De</strong> Taylor Society fuseerde met de Society of<br />
Industrial Engineers in de Society for the Advancement of Management. Zij<br />
richtten zich op production engineering en factory management. In 1919 organiseerden<br />
general managers zich in een eigen organisatie: de Administrative<br />
Management Association, uitgever van het maandschrift Administrative<br />
Management Magazine en haar Proceedings. <strong>De</strong> leden waren als general manager<br />
werkzaam, zowel in het bedrijfsleven als in de publieke sector. In 1925 werd<br />
over Kwaliteit en Professionalisering van Managers en de rol van <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s 19
uit een klein genootschap van personeelsmanagers de prestigieuze American<br />
Management Association gevormd, die geldt als de leidende professionele<br />
organisatie voor top en middenmanagers in Amerikaanse ondernemingen. Er<br />
verschenen verschillende vaktijdschriften zoals Engineering News, Industrial<br />
Management en Management and Administration.<br />
Een <strong>tweede</strong> blijk van professionalisering zijn de opkomende business schools die<br />
de opleiding van managers voor hun rekening namen. Scholing van managers<br />
had aanvankelijk weinig om het lijf en bleef beperkt tot kennis van boekhouden<br />
en administratieve vaardigheden. <strong>De</strong> eerste universitaire bemoeienis met opleiding<br />
van managers is de University of Pennsylvania’s undergraduate Wharton<br />
<strong>School</strong> of Commerce and Finance, opgericht in 1881.<br />
In het begin van de twintigste eeuw kwamen enkele universiteiten en colleges<br />
met hun eigen opleidingen in business education, zoals de University of Chicago,<br />
University of California, de New York University, Darmouth en de in 1908<br />
gestarte Harvard de Graduate <strong>School</strong> of <strong>Business</strong> Administration. <strong>De</strong> docenten<br />
kwamen hoofdzakelijk uit de praktijk van management, met name uit de school<br />
van Scientific Management. Harvard ontwikkelde haar eigen benadering die<br />
bekend is geworden als de case method of instruction.<br />
Een derde voedingsbodem voor professioneel management was de opkomst en<br />
groei van management consultancy. In 1911 startte Arthur D. Little, de belangrijkste<br />
consultant van General Motors. In 1925 begon James O. McKinsey met<br />
zijn adviespraktijk en groeide uit tot een van de leidende adviesbureau in de<br />
wereld.<br />
Criteria voor professionalisering<br />
Een beroepsgroep die als professionals wordt aangeduid voldoet aan duidelijk<br />
omschreven criteria. Khurana en Nohria (2008) noemen er voor professionele<br />
managers vier:<br />
1. Er is een systeem van kennis gevoed door een algemeen aanvaarde theoretische<br />
basis die wordt ontwikkeld door universiteiten met haar specifieke<br />
scholen (zoals schools of medicine, law). Dit roept de vraag op of wat onder<br />
managementwetenschap wordt begrepen ook werkelijk wetenschap is en hoe<br />
zij zich verhoudt tot andere wetenschappen die voor management van belang<br />
20 <strong>De</strong> <strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>:<br />
zijn, zoals de economische en sociale wetenschappen?<br />
<strong>De</strong> toon in de Verenigde Staten werd in 1958 gezet in een rapport van de<br />
Carnegie Corporation en de Ford Foundation over de status van business<br />
schools in de V.S. Daarin wordt gesteld dat er meer aandacht moet worden<br />
besteed aan economische en sociale wetenschappen en aan kwantitatieve<br />
methoden in business research, zowel in onderzoek als in het curriculum van<br />
business schools. Met inzichten in de interne werking van ondernemingen<br />
werd de basis gelegd voor een serieuze managementwetenschap die het curriculum<br />
van de business schools sterk heeft bepaald. <strong>De</strong>ze theorieën kwamen<br />
voort uit de neoklassieke economie die onder meer aan de Universiteit van<br />
Chicago werden onderwezen.<br />
Commentaar: deze theorieën zijn in de afgelopen jaren sterk bekritiseerd<br />
omdat er nauwelijks aandacht werd besteed aan de maatschappelijke omgeving<br />
van ondernemingen en aan sociale en culturele factoren die in ondernemingen<br />
werkzaam zijn (Khurana, Nohria & Penrice, 2005). Het gevolg<br />
hiervan is dat managementwetenschap met haar neoklassieke economisch<br />
paradigma eenzijdig en onvolledig is.<br />
Een gedegen wetenschappelijk verantwoorde theorievorming is geen garantie<br />
voor een hoog niveau van kwalitatieve beroepsuitoefening. Immers<br />
naast de expliciete kennis vanuit de theorie gaat het daarbij om ook om<br />
impliciete ervaringskennis (tacit knowledge). Het gaat hier om de spanning<br />
tussen rigor en relevance, om wat de theorie te zeggen heeft en om wat in de<br />
praktijk van alledag relevant wordt geacht.<br />
2. Er is een vorm van certificatie die garandeert dat de professional beschikt<br />
over een pakket van systematische kennis die voor een goede beroepsuitoefening<br />
vereist is en deze deskundig kan toepassen. <strong>De</strong> beroepsbeoefenaren<br />
moeten voldoen aan specifieke opleidings- en exameneisen waarmee zij een<br />
licence to practice verwerven. Daarmee wordt de beroepsuitoefening gelimiteerd<br />
tot die personen die hieraan voldoen. Op het gebied van management is<br />
voorzien in specifieke opleidingen zoals de business schools. In de Verenigde<br />
Staten is in bepaalde sectoren, met name banking en finance, een MBAopleiding<br />
de facto een entree voor hogere managementfuncties geworden.<br />
over Kwaliteit en Professionalisering van Managers en de rol van <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s 21
Commentaar: managers kunnen formeel worden opgeleid en getraind in<br />
business schools, maar dit wil nog niet zeggen dat managers de professionele<br />
status hebben zoals de arts en de advocaat. Het ontbreekt aan een<br />
specifiek toezichthoudend orgaan dat dwingend het gedrag van managers<br />
aan de hand een verplichte beroepscode kan regelen.<br />
Barker (2010) vraagt zich af - en met hem Henry Mintzberg (2004) in zijn<br />
boek Managers Not MBA’s - of managementopleidingen wel beschikken<br />
over gecodificeerde wetenschappelijk gefundeerde kennis die de state of the<br />
art van de voor management vereiste disciplines dynamisch weergeven.<br />
<strong>Business</strong> schools hebben er belang bij dat hun opleidingen als de enige<br />
toegangspoort voor hogere managementposities worden gezien. Om zich<br />
van deze exclusieve positie te verzekeren is kwaliteitsborging van hun<br />
curricula van belang. <strong>De</strong>ze wordt met accreditatiesystemen bewaakt door<br />
de Association for the Advancement of Collegiate <strong>School</strong>s of <strong>Business</strong><br />
(AACSB) in de Verenigde Staten en door EQUIS van de European<br />
Foundation of Management <strong>De</strong>velopment (EFMD) in Europa. Critici wijzen<br />
er op dat deze systemen geen garantie bieden voor een wetenschappelijk<br />
gefundeerde professionele managementdiscipline.<br />
3 <strong>De</strong> traditionele professies kennen het honorarium of ereloon als vergoeding<br />
voor geleverde diensten. Het financieel-economisch belang van de beroeps-<br />
beoefenaar staat niet voorop. <strong>De</strong> professional is georiënteerd op het belang<br />
van cliënten en op het publieke belang. Honorering is daaraan ondergeschikt.<br />
Commentaar: de praktijk is echter anders; professionals weten in de regel<br />
goed hun monopolistische marktsituatie profijtelijk te benutten voor hun<br />
eigen inkomen. Managers wordt nogal eens verweten dat zij zich schuldig<br />
maken aan zelfverrijking, niet alleen in beursgenoteerde ondernemingen<br />
maar ook managers in de zogenaamde maatschappelijke onderneming<br />
weten de weg naar de ruif te vinden. Dit gedrag wordt gelegitimeerd door<br />
de populariteit van de agency theory of principaal-agent theorie. Ik teken<br />
hierbij aan dat we moeten waken voor generalisaties; het zijn de slechte<br />
praktijken die de media halen en die niet representatief zijn voor hoe<br />
managers in general zich gedragen.<br />
22 <strong>De</strong> <strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>:<br />
4. Een professionele cultuur manifesteert zich in de aanwezigheid van een<br />
ethische code. <strong>De</strong> ware professie kent een gedragscode of een code of ethics<br />
waaraan de professional - op straffe van sancties zoals berisping en uitsluiting<br />
- zich dient te houden. Zo’n code maakt deel uit van een gedegen formele<br />
opleiding van de professional met voorzieningen voor continue bij- en<br />
nascholing.<br />
Door de code heeft de manager als het ware een sociaal contract met de maatschappij;<br />
de professionals zweren zich onbaatzuchtig, deskundig en ethisch<br />
te zullen gedragen in het belang van de aan hen toevertrouwde personen. <strong>De</strong><br />
ethische code is voor de maatschappelijk omgeving een formele institutie die<br />
de belangen van cliënten borgt. Zij werkt bovendien als een correctiemechanisme<br />
voor het gedrag van professionals onderling. Zelfregulering en een<br />
ethisch-morele gedragscode zijn essentiële elementen van de professie.<br />
Ethische en gedragscodes zijn instrumenten om publiekelijk het belang van<br />
de cliënt te borgen. In de relatie van de professional en cliënt stelt de professional<br />
vast wat goed is voor de cliënt. <strong>De</strong> cliënt is niet altijd in staat om de<br />
eigen behoeften vast te stellen en de aangeboden diensten te beoordelen. Hij<br />
is afhankelijk van de deskundigheid en integriteit van de professional. <strong>De</strong><br />
relatie is veelal een vertrouwensrelatie die geborgd wordt door het beroepsgeheim.<br />
Toezicht op de naleving van de gedragscode is in handen van de beroepsorganisatie<br />
van de betreffende professionals met haar eigen toezichtsorgaan<br />
en tuchtrechtspraak. <strong>De</strong> beroepsorganisatie beschikt over een sanctiemechanisme<br />
zoals tuchtrechtspraak dat wordt ingezet als er sprake is van malpraxis<br />
en non-kwaliteit. Doorvertreding van de vastgelegde normen komen sociale<br />
controlemechanismen in het geweer om de afwijkeling tot de orde te roepen.<br />
Commentaar: Van een specifieke code die gedrag van waarden en normen<br />
voorziet, is bij managers zelden sprake. Anders dan een algemene gedragscode,<br />
van de organisatie waartoe de manager behoort en waaraan hij zich<br />
te houden heeft, is er geen.. Soms worden gedragscodes van buitenaf<br />
opgelegd, bijvoorbeeld door de politiek, zoals de toepassing van de Code-<br />
Tabaksblat, en de bankierseed waaraan men zich te houden heeft.<br />
over Kwaliteit en Professionalisering van Managers en de rol van <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s 23
Managers kennen geen beroepsgeheim dat hen er aan houdt in het belang<br />
van cliënten zich te onthouden van het verstrekken van informatie die niet<br />
in het belang van de cliënt is. <strong>De</strong> vraag rijst bovendien wie de cliënt van de<br />
manager is. Is dit in beursgenoteerde ondernemingen de aandeelhouder?<br />
Wat is de positie van de medewerker, leverancier, afnemer, partner in business?<br />
Een beroepscode bevat regels en aanbevelingen hoe een beroepsbeoefenaar zich<br />
beroepsmatig tegenover cliënten, collega’s en relevante stakeholders en maatschappelijk<br />
dient te handelen en zich te gedragen. Serieus toezicht op de naleving<br />
van de gedragscode versterkt de reputatie van de beroepsgroep en van haar<br />
leden.<br />
<strong>De</strong> code biedt de vorming van een gemeenschap waarin verplichtingen jegens<br />
elkaar en ten opzichte van de professie tot uitdrukking komen. Daarmee wordt<br />
als het ware het sociale kapitaal van de professie gevormd, waarop vertrouwen<br />
in de beroepsgroep en in de beroepsbeoefenaren - in case, in management en in<br />
managers - wordt gebaseerd.<br />
<strong>De</strong> samenstelling van een code vraagt om fundamentele discussie over de functie<br />
van de organisatie en over de positie en rollen van managers daarin. Is de<br />
organisatie - met name de onderneming - er uitsluitend om de belangen van de<br />
aandeelhouder te dienen binnen wat wettelijk mogelijk is, of is het een sociale<br />
institutie die ook waarden moet scheppen voor andere belanghebbenden?<br />
Ik ben er voor dat managers agenten van het maatschappelijk belang moeten<br />
zijn waarbij zij verantwoordelijk en aanspreekbaar zijn voor de manier waarop<br />
organisaties zich gedragen. Zij dienen er voor te zorgen dat organisaties waarde<br />
scheppen. Als door hun handelen waarde wordt vernietigd, is dit niet alleen<br />
nadelig voor aandeelhouders (bij ondernemingen); het tast ook het vertrouwen<br />
aan dat de maatschappij in hen heeft. Managers dienen bewakers van belangen<br />
van relevante stakeholders en van publiek vertrouwen in hen en in hun organisatie<br />
te zijn. Dit betekent dat uiteindelijk welvaart en welzijn van de samenleving<br />
de hoogste cliënt is. Dit vraagt om transparantie van wat er in organisaties<br />
gebeurt. Managers moeten goed geïnformeerd zijn over de effecten van hun<br />
beslissingen voor diverse stakeholders. Zij dienen zich te laten leiden door morele<br />
gedragsregels die in een beroepscode zijn vastgelegd en zich realiseren dat<br />
24 <strong>De</strong> <strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>:<br />
afwijking hiervan sancties kan oproepen.<br />
Managers kunnen formeel worden opgeleid en getraind in business schools,<br />
maar dit wil nog niet zeggen dat managers de professionele status hebben zoals<br />
de arts en de advocaat. Het ontbreekt immers aan een specifiek toezichthoudend<br />
orgaan dat dwingend het gedrag van managers aan de hand een verplichte<br />
beroepscode kan regelen.<br />
Management als beroep is niet beschermd; iedereen die op een of andere manier<br />
in een organisatie iets regelt, toezicht houdt en het voortouw neemt, kan zich<br />
manager noemen zonder daarvoor een specifieke opleiding te hebben gevolgd.<br />
We kunnen vaststellen dat manager een ‘vuilnisbak’-begrip is; er is geen<br />
beroepsaanduiding die zo aan inflatie onderhevig is dan die van manager.<br />
Is de ware professionele status van de manager, gelet op eisen die daaraan<br />
gesteld worden haalbaar? In vele beroepsgroepen doet zich een tendens tot professionalisering<br />
voor met specifieke toelatingscriteria om het beroep te kunnen<br />
en mogen uitoefenen, met een eigen opleiding, verplichte na- en bijscholing, een<br />
gedragscode en tuchtrechtspraak. <strong>De</strong>ze trend is toe te juichen als de belanghebbenden<br />
die door de professional worden bediend er profijt van hebben.<br />
In elk geval is een ethisch reveil voor het gedrag van managers in hun opleiding<br />
op zijn plaats. Dit vraagt aandacht voor bedrijfsethiek, niet als een aparte discipline<br />
maar verweven in de verschillende deeldisciplines van de managementopleiding.<br />
Maatschappelijke Verantwoord Ondernemen (MVO) en daarmee<br />
verbonden governance en compliance kunnen geen concrete inhoud en betekenis<br />
krijgen, als bedrijf- en beroepsethiek buiten beschouwing blijven. Een van<br />
ethiek doordrongen governancemodel biedt richtlijnen voor het omgaan met<br />
MVO-gerelateerde aspecten in de dagelijkse werkzaamheden van managers en<br />
hun medewerkers. In de canon van wat we managementwetenschap noemen -<br />
het geheel van theorieën, modellen, praktijken dat het referentiekader is van een<br />
gedeelde praktijk en cultuur van management - moet het ethisch perspectief een<br />
ruime plaats krijgen.<br />
over Kwaliteit en Professionalisering van Managers en de rol van <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s 25
3<br />
Managementonderwijs<br />
en business schools<br />
26 <strong>De</strong> <strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>:<br />
<strong>Business</strong> schools zijn een Amerikaans fenomeen gericht op de opleiding van<br />
ondernemingsleiders. <strong>De</strong> samenwerking van grote ondernemingen met de<br />
research universiteiten op het einde van de negentiende eeuw in de Verenigde<br />
Staten heeft geleid tot de opkomst van colleges voor business onderwijs die zich<br />
toelegden op de opleiding voor leiderschap in ondernemingen dat werd aangeduid<br />
met managementonderwijs. In Europa ging men een andere weg op, met<br />
de oprichting van handels- (hoge)scholen die zich toelegden op de opleiding van<br />
hoger administratief personeel. Dit veranderde na 1945 toen ook in Europa de<br />
business schools de opleiding van managers ter hand namen.<br />
Er kunnen drie periodes in de ontwikkeling van business school in de Verenigde<br />
Staten worden onderscheiden (Khurana, 2007).<br />
1. In de beginperiode - vanaf 1881 toen de industrieel Joseph Wharton aan de<br />
University of Pennsylvania een school stichtte gericht op economie en<br />
financiën tot de deelname van de V.S. aan de <strong>tweede</strong> wereldoorlog in 1941 -<br />
stond het professionaliseringsproject op de agenda van business schools in<br />
colleges en universiteiten.<br />
In 1916 hebben de deans van zestien business schools tijdens een bijeenkomst<br />
in de Chicago’s University Club de American Association of Collegiate <strong>School</strong>s<br />
of <strong>Business</strong> (AACSB) opgericht met als taak de promotie en de verbetering van<br />
hoger business onderwijs ter hand te nemen met het oog op professionalisering<br />
van management. <strong>De</strong>ze accreditatieorganisatie heeft later de naam veranderd in<br />
Association to Advance Collegiate <strong>School</strong>s of <strong>Business</strong>. <strong>De</strong> fundamentele kwestie<br />
die aan de orde was, betrof de vraag of het de functie van business school is om<br />
studenten te voorzien van technische vaardigheden voor hun latere positie en<br />
rollen als manager, of dat het er om gaat studenten kennis en inzicht te verschaffen<br />
over het wezen en de sociale functie van de onderneming in het economisch<br />
systeem.<br />
<strong>De</strong> AACSB ijverde er voor om het managementonderwijs als aanvankelijk beroepsgericht<br />
onderwijs te professionaliseren door het onder te brengen bij universiteiten<br />
in het perspectief van een sterke relatie tussen wetenschap, professie en de<br />
research universiteit. <strong>De</strong> voorstanders van wetenschappelijk en professio-neel<br />
managementonderwijs waren van mening dat management een wetenschap is;<br />
zij legitimeerden daarmee de idee dat management aan universiteiten moest<br />
over Kwaliteit en Professionalisering van Managers en de rol van <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s 27
worden gedoceerd.<br />
<strong>De</strong> missie van de AACSB is verbetering van managementonderwijs door accreditatie<br />
van business schools. Aanvankelijk kwamen hiervoor alleen Amerikaanse<br />
instellingen in aanmerking. Vanaf 1997 stond de accreditatie ook open voor niet-<br />
Amerikaanse business schools. In 2012 had zij 648 instellingen in 43 landen in<br />
6 continenten geaccrediteerd waarvan 141 buiten de V.S.<br />
In de eerste universitaire business schools was er een discussie over de rol van<br />
de discipline economie in het curriculum. Dit leidde er toe dat business studies<br />
uit de departementen economie vertrokken. <strong>De</strong> argumenten waren dat de economische<br />
wetenschap te abstract was en ver af stond van de praktijk van management<br />
in het bedrijfsleven. Economen toonden zelf ook niet zo veel belangstelling<br />
voor toepassing van hun discipline voor de oplossing van problemen waarmee<br />
ondernemingen werden geconfronteerd. Zo ontstond er een situatie waarin de<br />
business schools hun eigen weg gingen zoeken.<br />
<strong>Business</strong> schools zochten onderdak bij de universiteiten omdat dit hen prestige<br />
van wetenschap en daarmee maatschappelijk status verschafte.<br />
Professionalisering van management aan universitaire business schools betreft<br />
niet alleen acculturatie van waarden en normen van professies, maar ook van<br />
de intellectuele, sociale en culturele aspiraties van een wetenschappelijk gefundeerde<br />
opleiding. Waarom zouden business schools niet dezelfde positie kunnen<br />
innemen als de andere professionele opleidingen? Daarmee komt de fundamentele<br />
vraag aan de orde of management een professie is, vergelijkbaar met klassieke<br />
professies.<br />
<strong>De</strong> aspiraties van professionalisering werden door partijen in en om de business<br />
schools kritisch gevolgd. Khurana (2007) vermeldt een pikant voorbeeld hiervan:<br />
in 1924 kreeg de Harvard Graduate <strong>School</strong> of <strong>Business</strong> een gift van vijf miljoen<br />
dollar van George E. Baker, CEO van de First National Bank of New York, voor<br />
de bouw van de campus. Tijdens het jaarlijkse diner van de Harvard <strong>Business</strong><br />
Review hield een vooraanstaand alumnus van de business school, John Jay<br />
Chapman, een speech waarin hij de ambities om te professionaliseren ridiculiseerde:<br />
“Do you gentlemen seriously believe that you can accept Wall Street’s money and be<br />
clean of Wall Street’s influence? You are idealists, indeed! It used to be thought an<br />
28 <strong>De</strong> <strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>:<br />
abuse for the plutocrat to subsidize a chair in a college and put a bit in the mouth<br />
of learning. But since business is now discovered to be a profession, such practices<br />
are perfectly all right. My friends, the truth is that business is not a profession, and<br />
no amount of rhetoric and no expenditure in circulars make it into a profession… A<br />
<strong>School</strong> of <strong>Business</strong> means a school where you learn to make money” (2007, p. 120).<br />
<strong>De</strong> pragmatische en idealistische visies botsten voortdurend met elkaar in de<br />
samenstelling van curricula.<br />
Khurana:<br />
“Creating a <strong>managerial</strong> science that was both theoretically sound and susceptible to<br />
practical application, and then employing this new science to legitimate the authority<br />
of managers, was a very difficult task for the early champions of management both<br />
inside and outside the academy” (2007, p. 99).<br />
Het gaat er om hoe business schools de barrières slechten tussen management<br />
als een professie en managementonderwijs als een professionele opleiding. We<br />
kunnen ons afvragen of universitaire business schools er in zijn geslaagd om<br />
een samenhangend en herkenbaar systeem van kennis over management te<br />
ontwikkelen, dat kan worden geïdentificeerd als een gecodificeerde managementwetenschap.<br />
<strong>De</strong> kernvraag hierbij is of zij meer is dan een verzameling<br />
van theorieën en onderzoeksuitkomsten is, die door de afzonderlijke disciplines<br />
economie, (industriële) psychologie, sociologie en mathematica op organisaties<br />
en management worden toegepast waarop de curricula van business schools<br />
doorgaans zijn gebaseerd?<br />
2 We volgen Khurana (2007): de <strong>tweede</strong> periode beslaat de jaren ‘40 tot jaren<br />
‘70 toen in dat decennium de Verenigde Staten in een economische recessie<br />
terecht kwamen. Er kwam kritiek op de vooroorlogse opvattingen van<br />
management en er ontwikkelde zich een nieuw concept van management.<br />
<strong>De</strong> logic of management - de rationele idee van management - was tijdens de<br />
oorlog ontwikkeld, waarbij het er om ging om optimaal gebruik te maken<br />
van wetenschapstoepassingen, methoden en technieken van militaire logistiek,<br />
planning van de oorlogsproductie, informatiesystemen en van kennis<br />
van sociale wetenschappen voor propaganda, selectie van officieren en leiding<br />
geven.<br />
over Kwaliteit en Professionalisering van Managers en de rol van <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s 29
Na de Tweede Wereldoorlog, toen de Koude Oorlog tot verkilling leidde van de<br />
verhoudingen tussen het democratisch Westen en het communistische Oosten,<br />
werd management in de Verenigde Staten als een middel gezien om het ideologisch<br />
conflict tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie in haar voordeel te<br />
beslechten door als economisch sterkere partij uit de strijd te komen. Het credo<br />
was dat sterk management in het bedrijfsleven het fundament is waarop economische<br />
groei en verbetering van de welvaart draait. Het was de tijd van <strong>managerial</strong>ism<br />
met de focus op abstracte academische expertise en de opkomst van de<br />
‘rationele manager’.<br />
<strong>De</strong> dean van de Harvard <strong>Business</strong> <strong>School</strong> in 1948 Donald K. David stelt in een<br />
paper met de titel <strong>Business</strong> Leadership and the War of Ideas dat effectieve managers<br />
essentieel zijn voor de overwinning van het kapitalisme op het communisme.<br />
Vrijheid en democratie vragen om hoogwaardig professioneel management<br />
waarvoor business schools zich moeten inzetten. <strong>De</strong> Wharton <strong>School</strong> doneerde<br />
twee miljoen dollar die besteed moest worden om managers op te leiden die<br />
effectief in staat zouden zijn om de economische en militaire behoeften van de<br />
Verenigde Staten te dienen.<br />
In de jaren ‘50 en ‘60 groeide de belangstelling voor business education, niet<br />
alleen in de Verenigde Staten, maar geleidelijk aan ook in Europa. Dit leidde tot<br />
standaardisatie van curricula. <strong>De</strong> American Association of Collegiate <strong>School</strong>s<br />
of <strong>Business</strong> (AACSB) trok zich terug uit haar rol om de professionalisering van<br />
managementonderwijs te versterken en ging zich toeleggen op accreditatie van<br />
business schools. Men zou verwachten dat accreditatie positief zou werken op<br />
het niveau van business onderwijs en business schools. Het tegengestelde bleek<br />
het geval te zijn. <strong>De</strong> kwaliteitsstandaarden kwamen onder neerwaartse druk<br />
omdat allerlei nieuw opkomende business schools er belang bij hadden om geaccrediteerd<br />
te worden. <strong>De</strong> AACSB slaagde er niet in om een door alle betrokkenen<br />
erkend hoog niveau van professionalisering van management te realiseren. Er<br />
waren geen goed georganiseerde beroepsorganisaties van managers die streefden<br />
naar een hoog niveau van professionalisering van management. Er was dus<br />
niemand die effectieve tegendruk konden bieden aan de business schools die<br />
zich als ondernemingen gingen gedragen en er belang bij hadden dat zij als een<br />
volwaardige instelling op de markt van business onderwijs werden erkend. Het<br />
waren de bestuurders van business schools - al dan niet verbonden aan universiteiten<br />
- die gezamenlijk zelf de accreditatienormen bepaalden zonder rekening te<br />
30 <strong>De</strong> <strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>:<br />
houden met wat deze normen voor de kwaliteit van de praktijk van management<br />
betekenden.<br />
Om de kwaliteit van het business onderwijs te verbeteren gingen andere partijen<br />
er zich mee bemoeien. Het waren twee stichtingen - Ford en de Carnegie<br />
Foundation - die een belangrijke invloed kregen op de curricula en op de financiering<br />
van de business schools. Zij leverden kritiek op de toen bestaande situatie.<br />
<strong>Business</strong> onderwijs voldeed niet aan de normen van onderwijs voor een<br />
professionele doelgroep. Bovendien werd het academisch gehalte ter discussie<br />
gesteld. Meer dan vijftig jaar wetenschappelijke bemoeienis met business en<br />
management heeft volgens beide foundations een voldoende basis gevormd voor<br />
een new management science als voedingsbodem voor hoog kwalitatief en professioneel<br />
business onderwijs.<br />
<strong>De</strong> belangrijkste aanbevelingen van de Ford en Carnegie-rapporten waren: (1)<br />
versterking van de op onderzoek gerichte faculteiten die zich met business<br />
onderwijs bezig houden; (2) standaardisatie van het MBA-curriculum op basis<br />
van cursussen die zich richten op kwantitatieve analyse en op sociale wetenschappen<br />
en (3) verbetering van post-graduate programma’s om toekomstige<br />
generaties docenten te ontwikkelen. <strong>De</strong> bemoeienis van de Ford Foundation<br />
heeft er toe geleid dat zich een nieuw type business school heeft ontwikkeld<br />
waarin de economische discipline een dominante rol heeft gekregen en een<br />
nieuw type manager op het toneel verscheen.<br />
<strong>De</strong> ‘rationele manager’<br />
Het werd de tijd van de ‘rationele manager’ begiftigd met technocratisch leiderschap,<br />
door William White de organizational man genoemd. “This is a more<br />
dispassionate and rational manager whose decision making was not clouded<br />
by experience or sentiment, but driven by hard facts and cold logic” (Khurana,<br />
2007, p. 272). Het is een manager die wordt opgeleid met kwantitatieve instrumenten<br />
zoals lineaire programmering, statistiek, surveymethoden, systeemdynamica,<br />
cybernetica, computersimulaties, speltheorie, netwerkanalyse en<br />
cost accounting systemen. <strong>De</strong>ze disciplines vormen de bouwstenen van wat de<br />
‘nieuwe management-wetenschap’ zou worden. Tegelijkertijd ontwikkelden zich<br />
nieuwe paradigma’s in de organisatietheorie, zoals toepassingen van de algemene<br />
systeemtheorie, besluitvormingstheorieën en de opkomst van strategische<br />
planning, die hun equivalenten in de war games en oorlogsstrategieën hadden.<br />
Methoden en technieken van sociaalwetenschappelijk onderzoek - succesvol toe-<br />
over Kwaliteit en Professionalisering van Managers en de rol van <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s 31
gepast voor defensiedoeleinden - werden ingezet voor business research.<br />
<strong>De</strong> rationele manager heeft een sociaal contract met de onderneming en is daaraan<br />
in beginsel loyaal. Maar hij kan in beginsel in elk type onderneming functioneren<br />
en gebruikt dezelfde kennis, methoden en technieken om te managen,<br />
ongeacht de branche. Aan de top van de onderneming zien we een nieuw type<br />
senior manager, de CEO die de strak hiërarchisch opgebouwde onderneming<br />
aanvoert.<br />
<strong>De</strong> grote ondernemingen ontwikkelen zich tot conglomeraten die in meerdere<br />
branches actief zijn. Overheid en bedrijfsleven, arbeid en kapitaalverschaffers<br />
werkten nauw samen in een systeem van managed economy and competition in<br />
een nieuwe vorm van kapitalisme die het relationship capitalism werd genoemd.<br />
Zij hadden behoefte aan general managers als probleemoplosser die in elke<br />
organisatie inzetbaar zijn. Zij hebben brede kennis van accounting, economie,<br />
finance, statistiek, productie- en algemeen management. General management<br />
was volgens Khurana (2007) de pedagogische vertolking van de ideologie<br />
van het <strong>managerial</strong>ism en de general manager was de souverein van het<br />
Amerikaanse economisch systeem.<br />
Toen in de jaren 1970 de Verenigde Staten werden geconfronteerd met een<br />
economische neergang veranderde de kijk op de positie en functie van management,<br />
met name in grote beursgenoteerde ondernemingen. Het <strong>managerial</strong><br />
capitalism had - volgens critici - er toe geleid dat managers zich als een onafhankelijke<br />
partij in de onderneming opstelden. Zij hadden er vooral belang bij om<br />
de aandeelhouder op afstand te houden en risico’s zo veel mogelijk uit de weg te<br />
gaan, met het oog op handhaven behouden van stabiliteit. Hen werd verweten<br />
dat zij zich gedroegen als plutocraten die nauwelijks ter verantwoording konden<br />
worden geroepen door aandeelhouders. <strong>De</strong> autonomie van managers was niet<br />
in het belang van aandeelhouders. Managers werden nu verantwoordelijk<br />
gehouden voor het feit dat zij geen afdoende antwoord hadden op de structurele<br />
problemen waarmee het Amerikaanse bedrijfsleven werd geconfronteerd, zoals<br />
de snel opkomende Japanse concurrentie als signaal van de opkomende globalisering<br />
en de alsmaar groeiende bemoeienis van vakbonden en van de overheid,<br />
met name door regulering waardoor de vrije marktwerking aan banden werd<br />
gelegd (Reagan: “government was the problem”).<br />
32 <strong>De</strong> <strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>:<br />
3. <strong>De</strong> jaren ‘80 luidden met Reaganomics en Thatcherism een nieuwe situatie<br />
in die gekenmerkt werd door een beroep op de invisible hand van marktwerking.<br />
<strong>De</strong>ze nieuwe situatie ontstond onder meer door deregulering om de<br />
productiviteit en de winstgevendheid te verbeteren en daarmee het aandeelhoudersbelang<br />
te dienen. Het economisch beleid van Reagan - geïnspireerd<br />
door de ideeën van de neoliberale markteconomie van de Chicago <strong>School</strong><br />
- was het antwoord op de Japanse concurrentie. Het gaf bovendien het economisch<br />
systeem van de Sovjet-Unie de doodsteek door acceleratie van de<br />
bewapeningswedloop die door de Sovjet-Unie economisch niet kon worden<br />
bijgebeend. <strong>De</strong> Verenigde Staten gingen de economische strijd met haar<br />
uitdagers aan onder aanvoering van een nieuw type manager. <strong>De</strong> opdracht<br />
aan (top)managers werd verbetering van de positie van aandeelhouders, verhoging<br />
van de aandelenkoers en van dividenden door winstmaximalisatie.<br />
Shareholders value werd de focus van hun handelen. Dit gebeurde door het<br />
aangaan van strategische allianties, ingrijpende saneringen, outsourcing, offshoring,<br />
verbetering van processen en het terugdringen van middenmanagement<br />
(downseizing). Dit alles met het oog op kostenreducties.<br />
Amerika ging een nieuwe fase van het kapitalisme in: het aandeelhouderskapitalisme<br />
of investor capitalism. Dit kapitalisme heeft grote consequenties<br />
gehad voor business onderwijs en voor business schools, niet alleen in de<br />
Verenigde Staten maar ook elders waar het Chicago-paradigma is gevolgd.<br />
Daarmee was de derde periode van Khurana (2007) ingezet; het beslaat de<br />
afgelopen vijf decennia waarin de neoliberale economie een halt toeriep aan de<br />
imperatieven van professionalisering in business onderwijs en plaats maakte<br />
voor dominantie van marktimperatieven. <strong>De</strong> <strong>managerial</strong> oriëntatie boette aan<br />
belangstelling in en maakte geleidelijk plaats voor een benadering van management<br />
als een pleitbezorger van de vrije markteconomie, die haar diensten ter<br />
beschikking diende te stellen ten faveure van het belang van de aandeelhouder.<br />
We zien de opkomst van een nieuw type topmanager (CEO) die bereid is zijn<br />
inspanningen te richten op versterking van shareholders value. Overnames,<br />
fusies, opdeling van ondernemingen, afstoten van onderdelen waren de mechanismen<br />
om dit te realiseren.<br />
Er groeide een belangenrelatie tussen aandeelhouders en seniormanagers door<br />
hun beloning te koppelen aan verbetering van de winstgevendheid in de vorm<br />
van bonussen en aandelenopties. Daarmee ontwikkelde zich een nieuw gover-<br />
over Kwaliteit en Professionalisering van Managers en de rol van <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s 33
nancemodel: dat van het investor capitalism dat in de plaats kwam van het <strong>managerial</strong><br />
capitalism van de jaren ‘70 en ‘80.<br />
<strong>De</strong> visie op het doel van de onderneming en van de positie en rollen van managers<br />
veranderden. <strong>De</strong> klassieke CEO die als een onafhankelijke manager de<br />
belangen van de onderneming en haar stakeholders bewaakte maakte plaats<br />
voor de CEO die zich richtte op het aandeelhoudersbelang en de belangen van<br />
andere stakeholders daaraan ondergeschikt maakte. Khurana (2007): “the<br />
resulting corporate oligarchy had no role-defined obligation other than to selfinterest”.<br />
<strong>De</strong> business schools gingen in onderzoek en onderwijs veel aandacht besteden<br />
aan de neoklassieke economie en aan de marktlogica met name aan de transactiekosteneconomie,<br />
de agency theory en aan de efficiënte-markthypothese. <strong>De</strong><br />
principaal-agent theorie werd ingezet om de rollen van managers ter discussie te<br />
stellen. <strong>De</strong> manager heeft maar één principaal en dat is de aandeelhouder die<br />
veelal anoniem en vluchtig is in zijn gedrag en die vooral geïnteresseerd is in<br />
korte termijnopbrengsten.<br />
<strong>Business</strong> schools en hun docenten volgden enthousiast de ideeën van het investor<br />
capitalism. Ze leidden hun studenten op met de neoklassieke economische theorieën<br />
zodat studenten in staat zijn om de nieuwe managementrollen in te vullen.<br />
Het bood de gelegenheid om hun visie op management en managers te wijzigen<br />
en daarmee op managementopleidingen.<br />
<strong>Business</strong> schools waren niet meer geïnteresseerd in het professionaliseringsproject<br />
van management. Management als een professie verloor aan belangstelling.<br />
<strong>De</strong> ontwikkeling van normatieve en ethische standaarden voor de professie<br />
van managers en de verwerking daarvan in de curricula van business schools<br />
kwam tot stilstand. Zij namen niet meer de culturele voortrekkingsrol met<br />
betrekking tot business ethics als aspect van professionalisering op zich. <strong>De</strong> afwezigheid<br />
van deze rol leidde er toe dat studenten er weinig of geen belangstelling<br />
voor hadden.<br />
<strong>De</strong> legitimatie van het gedrag van vele managers in het perspectief van het<br />
investor capitalism met haar maniakale oriëntatie op aandeelhouderswaarde - dat<br />
heeft geleid tot het ongebreideld najagen van eigenbelang - wordt gevonden in<br />
34 <strong>De</strong> <strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>:<br />
de neoliberale waarden van het zogenaamde objectivisme waarvan Ayn Rand de<br />
grondlegster is met haar publicaties Kapitalisme; het onbegrepen ideaal (1966)<br />
en Atlas Shrugged (1957), in het Nederlands vertaald als <strong>De</strong> Kracht van Atlantis<br />
(2012).<br />
Slechte managementtheorieën vernietigen goede managementpraktijken<br />
Ghoshal – overleden en voormalig hoogleraar aan de London <strong>Business</strong> <strong>School</strong><br />
- merkte al voor de financiële en bankencrisis op: “Many of the worst excesses<br />
of recent management practices have their roots in a set of ideas that have<br />
emerged from business school academics over the last 30 years” (2005, p. 75).<br />
Er is in de voorbije jaren veel kritiek geleverd op het gebrek aan bijdragen van<br />
managementonderzoek aan verbetering van de managementpraktijk en op<br />
het tekortschieten van managementonderwijs op het gedrag en prestaties van<br />
ondernemingen en instellingen. Ghoshal (2005) is zelfs van mening dat academisch<br />
onderzoek naar het gedrag van ondernemingen en van management<br />
een negatieve invloed heeft gehad op de managementpraktijk. <strong>Business</strong> schools<br />
zijn daarvoor mede verantwoordelijk omdat zij hun studenten een aantal paradigma’s<br />
hebben voorgehouden die het gedrag van topmanagers, met name van<br />
grote beursgenoteerde ondernemingen sterk hebben beïnvloed, met name op het<br />
organisatie- en mensbeeld. Ghoshal: “I suggest that by propagating ideologically<br />
inspired amoral theories, business schools have actively freed their students<br />
from any sense of moral responsibility” (2005, p. 76).<br />
Enkele voorbeelden:<br />
• Corporate governance dat geïnspireerd wordt door de agency theory (agentpricipaal<br />
theorie van Jensen en Meckling, 1976), gaat er van uit dat managers<br />
niet kunnen worden vertrouwd. Zij worden geacht de aandeelhouderswaarde<br />
te maximaliseren maar managers zullen dit alleen doen als zij daarvan zelf<br />
profiteren in de vorm van aandelenopties als een bijkomende vorm van beloning.<br />
• In de transactiekostentheorie (Williamson, 1975) wordt gesteld dat een stringente<br />
monitoring en controle van managers gewenst is om te voorkomen dat<br />
zij zich opportunistisch voor hun eigen voordeel gedragen.<br />
Onderzoek van business schools heeft zich vanaf de jaren ‘70 toegelegd op de<br />
relevantie van deze paradigma’s waarin weinig of geen ruimte is voor niet-rationele,<br />
morele en ethische beslissings-, keuze- en gedragsaspecten. Tegelijkertijd<br />
over Kwaliteit en Professionalisering van Managers en de rol van <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s 35
werd de ideologie van het neoliberalisme het leidend waardensysteem, niet<br />
alleen voor economisch beleid van overheden, maar ook voor het economisch<br />
handelen en gedrag van ondernemingen. <strong>Business</strong> schools in de Verenigde<br />
Staten en in Europa zijn belangrijke verspreiders hiervan geweest.<br />
<strong>De</strong> aanleiding hiervoor ligt deels in de wetenschappelijke benadering van de<br />
onderneming zelf. Het is een positivistische zienswijze waarbij de onderneming<br />
zich gedraagt volgens deterministische economische, sociale en psychologische<br />
wetten. <strong>De</strong>ze wetten bepalen het menselijk gedrag en dus ook het managementgedrag<br />
onontkoombaar, waarbij er voor ethische en morele overwegingen in de<br />
managementpraktijk geen plaats is. Is dit wat Ghoshal (2005) bedoelde met zijn<br />
stelling dat ‘Slechte managementtheorieën goede managementpraktijken vernietigen’?<br />
Ghoshal (2005) verwijst hier naar de Nobel Memorial Lecture van Friedrich van<br />
Hayek (1989). Hayek wijst op het gevaar van de toepassing van natuurwetenschappelijke<br />
methoden op de analyse van sociale verschijnselen als fenomenen<br />
van georganiseerde complexiteit. Er is zelfs sprake van dehumanisering als<br />
bestuurders en senior managers zich verbergen achter externe krachten. Zij<br />
stellen hierop geen invloed te hebben, en worden dus als het ware gedwongen<br />
zich volgens de economische wetten van de markteconomie te gedragen en zich<br />
daarom excuseren voor hun ethische en morele onachtzaamheid. Zij laten zich<br />
leiden door de opvattingen van Milton Friedman en zijn versie van het liberalisme<br />
waarin het mensbeeld van de homo economicus centraal staat. Het gaat om<br />
het primaat van het rationeel handelende individu dat vrijheid als het ultieme<br />
doel ziet, en dat er steeds op uit is zijn eigenbelang te maximaliseren. Morele en<br />
ethische overwegingen zijn een persoonlijke zaak en niet die van de organisatie<br />
waartoe hij/zij (als manager) behoort.<br />
<strong>De</strong> theorieën en methodologiën van de Graduate <strong>School</strong> of <strong>Business</strong> van de<br />
Universiteit van Chicago, hebben bijgedragen aan de opvatting dat vrije marktpolitiek<br />
en zo weinig mogelijk bemoeienis van de staat binnen een strak gedefinieerd<br />
monetair beleid van de overheid, het beste is voor economische groei en<br />
voor betering van de materiële welvaart. Het blinde vertrouwen in de zelfregulerende<br />
werking van de markten in de efficiënte-markthypothese en de zelfreinigende<br />
capaciteit van managers, is geloochenstraft door de economische malaise<br />
en malpraxises.<br />
36 <strong>De</strong> <strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>:<br />
<strong>Business</strong>onderwijs als big business<br />
<strong>De</strong> ontwikkeling van het business onderwijs in de afgelopen honderd jaar, heeft<br />
geleid tot een pikante vraag die onder meer Jeffrey Pfeffer (Stanford Graduate<br />
<strong>School</strong> of <strong>Business</strong>, eredoctor van <strong>TiasNimbas</strong> Businnes <strong>School</strong>) en Christina<br />
Fong (2002) hebben gesteld: hebben business schools wel gebracht wat zij pretendeerden,<br />
ondanks hun populariteit? Zij stellen dat business onderwijs big<br />
business is geworden. Maar zowel bij het onderwijs als bij het onderzoek in business<br />
schools, kunnen vragen worden gesteld bij de relevantie van hun producten<br />
voor de praktijk van management. Er zou te weinig sprake zijn van integratie<br />
van kennis en inzichten vanuit de verschillende functionele disciplines die als<br />
silo’s naast elkaar aan de student worden aangeboden.<br />
<strong>Business</strong> schools concentreren zich vooral op het studentvriendelijk maken van<br />
het onderwijsproces en investeren veel in aantrekkelijke onderwijsmethoden.<br />
<strong>De</strong>ze zijn vooral input-gericht. Het gaat echter om effectief leren dat output en<br />
outcome (effect) gericht is. Verworven kennis en inzichten moeten worden ingezet<br />
om problemen in de praktijk van management van alledag te herkennen, te<br />
ontrafelen, oplossingen te bedenken en deze te implementeren, daar waar de<br />
state of the art - de theorie - de state of the praxis elkaar bekruisstuiven.<br />
<strong>De</strong> ‘zachte’ vaardigheden van management zoals interpersonale effectiviteit,<br />
communicatie en leiderschap, zijn moeilijk aan te leren in traditioneel formeel<br />
onderwijs en moeilijk te testen in gestandaardiseerde toetsen. Jeffrey Pfeffer<br />
gaat in deze opvatting nog verder als hij stelt dat alleen ervaring de leermeester<br />
is voor management. Khurana en Nohria (2008) onderstrepen het belang van<br />
ervaring en zachte vaardigheden voor de vorming van managers, maar er is<br />
evengoed wetenschappelijke scholing nodig in een aantal disciplines die voor<br />
management van belang zijn. <strong>De</strong> manager dient zich voortdurend af te vragen<br />
hoe het is gesteld met de geldigheid van specifieke paradigma’s. Steeds wordt er<br />
op gewezen dat management meer een kunst en een ambacht is en minder een<br />
wetenschap waarbij ervaring belangrijker is dan formeel onderwijs. Het meest<br />
uitgesproken is Henry Mintzberg die stelt dat:<br />
“Effective managing requires some blend of art, craft, and science, whether in the<br />
person of the manager alone, or else in a management team that works together. In<br />
other words, management may not be a science, but it does need some of the order<br />
of science, while being rooted in the practically of craft, with some of the zest of art”<br />
(2009, p. 127).<br />
over Kwaliteit en Professionalisering van Managers en de rol van <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s 37
Richtlijnen voor business school<br />
Pfeffer en Fong (2002) geven een aantal richtlijnen om de relevantie van opleidingen<br />
aan de business school voor hun studenten te versterken:<br />
• Alleen praktiserende managers met enkele jaren managementervaring<br />
komen in aanmerking. Gedurende de opleiding passen zij de verworven<br />
kennis en inzichten in hun eigen organisatie toe, zij brengen praktijkproblemen<br />
in en confronteren deze met hetgeen de wetenschappelijke theorieën<br />
en beschouwingen hierover te melden hebben. Er is voortdurend sprake van<br />
tweerichtingsverkeer zodat theorie en praktijk (rigor and relevance) optimaal<br />
op elkaar aansluiten.<br />
• Het programma is interdisciplinair en overstijgt de verschillende functionele<br />
cursussen waarin de complexiteit van en tussen organisaties wordt weerspiegeld.<br />
• <strong>De</strong> focus is niet alleen gericht op het leren van analytische concepten en<br />
technieken, maar ook op hoe mensen over allerlei paradigma’s, problemen<br />
en hun oplossingen van organisaties denken en kritisch reflecteren, zodat<br />
men inzicht krijgt in de mogelijkheden en beperkingen van managementperspectieven<br />
en -benaderingen.<br />
• In het curriculum moet ruimte zijn voor toegepast wetenschappelijk onderzoek.<br />
• <strong>De</strong> faculty van de business school moet daartoe pluriform zijn samengesteld,<br />
zodat interdisciplinariteit en praktijkrelevantie kunnen gedijen.<br />
Mintzberg zet een referentiekader met eigenschappen van effectiviteit van<br />
management neer: de <strong>managerial</strong> mindset (2009, p. 206-219). Het gaat om reflect<br />
in action. Een effectieve manager integreert reflectie met analytische capaciteiten<br />
en een proactieve, kosmopolitische en samenwerkende houding. Hij wijst<br />
op het belang van leren te managen on the job met het accent op het ontwikkelen<br />
van de capaciteit om op basis van eigen ervaringen en experimenten te reflecteren.<br />
Managers zijn geëngageerde mensen die er op uit zijn om zich zelf, hun<br />
organisatie en hun gemeenschap voortdurend te ontwikkelen.<br />
How <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s lost their way. Onder deze titel verscheen er in mei 2005<br />
in de Harvard <strong>Business</strong> Review een kritische analyse van Warren Bennis (hoogleraar<br />
<strong>Business</strong> Administration aan de <strong>Business</strong> <strong>School</strong> van Universiteit van<br />
Zuid-Californië en oprichter van het Leadership Institute van die universiteit)<br />
38 <strong>De</strong> <strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>:<br />
en James O’Toole (onderzoekhoogleraar aan dezelfde universiteit). Wat was er<br />
volgens hen aan de hand, drie jaar voordat de financiële crisis in de Verenigde<br />
Staten uitbrak en een golf van commentaren en kritieken los barstte op management<br />
en managers in het algemeen en op managementonderwijs en de rol van<br />
business schools in het bijzonder? Zij vroegen zich af hoe het gekomen is dat<br />
business schools het wetenschappelijk (onderzoek)model (van economen) hebben<br />
omarmd in plaats van het professionele model (van juristen en artsen). Het<br />
zou zo maar kunnen zijn dat men de voorkeur gaf aan een business school die<br />
zich vooral richt op wetenschappelijk onderzoek, omdat dit meer prestige oplevert<br />
dan een business school die een academische beroepsopleiding verzorgt.<br />
Bennis en O’Toole toonden zich kritisch ten aanzien van managementonderwijs<br />
in de Verenigde Staten:<br />
“By allowing the scientific research model to drive out all others, business schools<br />
are institutionalizing their own irrelevance. (…) Too focused on ‘scientific’ research,<br />
business schools are hiring professors with limited real-world experience and<br />
graduating students who are ill equipped to wrangle with complex, unquantifiable<br />
issues – in other words, the stuff of management. (…) The actual cause of today’s<br />
crisis in management education is far broader in scope and can be traced to a dramatic<br />
shift in the culture of business schools” (2005, p. 96).<br />
Rigor or Relevance<br />
Vanaf de jaren ‘60 zijn business schools in de Verenigde Staten - gevolgd door<br />
business schools in Europa - meer aandacht gaan besteden aan wetenschappelijk<br />
onderzoek, mede om daarmee academisch aanzien en respect te verkrijgen.<br />
In de steeds feller wordende concurrentiestrijd tussen business schools, is het<br />
niveau van wetenschappelijk onderzoek een belangrijke competitief voordeel<br />
geworden. Wetenschappelijk onderzoek en publicaties verlenen de business<br />
school prestige in de universitaire omgeving.<br />
<strong>Business</strong> schools hebben volgens Bennis en O’Toole (2005) echter verzuimd<br />
om het evenwicht te bewaren tussen scientific rigor of gedegen wetenschappelijk<br />
onderzoek en practical relevance of de praktische toepasbaarheid van onderzoek<br />
voor organisaties en management. <strong>Business</strong> schools zijn te kort geschoten in<br />
de integratie van wetenschappelijke kennis - niet alleen van de economische en<br />
bedrijfswetenschappen maar ook van de sociale wetenschappen - en de veelvormige<br />
praktijkkennis waarover studenten beschikken.<br />
over Kwaliteit en Professionalisering van Managers en de rol van <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s 39
Datar, Garvin en Cullen (2010) hebben naar aanleiding van het honderdjarig<br />
bestaan van de Harvard <strong>Business</strong> <strong>School</strong> in 2007 gewezen op de state of the<br />
practice van business schools. <strong>Business</strong> schools hebben zich simultaan in twee<br />
richtingen ontwikkeld: enerzijds willen zij voldoen aan de academische kwaliteitseisen<br />
en anderzijds aan professionele behoeften en verwachtingen. Het gaat<br />
hier om twee culturen die elk hun eigen doelstellingen, normen en agenda hebben.<br />
Om het eenvoudig te stellen: staan de wetenschappelijke theorie, methoden<br />
en technieken van wetenschappelijk onderzoek centraal, of zijn dit de vraagstukken<br />
waar management in organisaties voor staan? Het gaat ook hier weer om de<br />
klassieke vraag van rigor or relevance? <strong>Business</strong> schools verliezen gemakkelijk<br />
de beperkingen van de theorieën die zij doceren uit het oog en tonen te weinig<br />
belangstelling voor de operationele waarde ervan in de complexiteit waarmee<br />
management in de praktijk van alledag wordt geconfronteerd. Het is nodig om<br />
de kloof tussen wetenschappelijk onderzoek en de behoefte aan praktische toepasbare<br />
kennis te overbruggen. <strong>De</strong> resultaten van wetenschappelijk onderzoek<br />
moeten bruikbaar zijn om complexe en contingente organisatie- en managementproblemen<br />
te verhelderen, oplossingen te bedenken en deze effectief te<br />
implementeren.<br />
Datar, Garvin en Cullen stellen:<br />
“Management, after all, is a practical art; it involves getting things implemented and<br />
executed through people and organizations. For this reason, it requires more than<br />
knowledge alone. Moreover, that knowledge must be grounded in readily applicable<br />
frameworks that will help students translate the theories in readily applicable<br />
frameworks that help students translate the theories they have learned into practice.<br />
..students must be provided with critical skills and perspectives, they must be<br />
schooled in doing and being as well as knowing” (2010, p. 327).<br />
En: “...we believe that business schools need to rebalance their programs to take<br />
a more <strong>managerial</strong> perspective” (2010, p. 328). <strong>Business</strong> schools staan dus voor<br />
de opgave om in hun curriculum evenwicht te scheppen in verwerven van competenties<br />
ten aanzien van ‘weten, doen en zijn’ waarop pedagogiek en didactiek<br />
moeten aansluiten.<br />
Evidence-based management<br />
<strong>De</strong>nise M. Rousseau (2006) stelt in een presidential address voor de Academy<br />
40 <strong>De</strong> <strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>:<br />
of Management in 2005 dat de praktijk van management laat zien dat wetenschappelijk<br />
gefundeerde managementpraktijken eerder uitzondering dan regel<br />
zijn. Uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek worden maar mondjesmaat<br />
gebruikt door managers. Er is een kloof tussen wetenschappelijk (organisatie)<br />
onderzoek en het gebruik ervan voor de praktijk van management. <strong>De</strong> vraag<br />
is of evidence-based management deze kloof kan dichten. Het is een aanpak<br />
waarbij expliciet gebruik wordt gemaakt van het beste bewijs dat voorhanden<br />
is in management besluitvorming. Het wordt gevoed door en is gebaseerd op<br />
wetenschappelijk bewezen praktijken en toepassingen. Betrouwbare principes of<br />
grondbeginselen worden afgeleid uit bewijsvoering van wetenschappelijk onderzoek<br />
en worden omgezet in toepassingen om concrete organisatieproblemen op<br />
te lossen. Door gebruik te maken van evidence-based practice wordt de kloof tussen<br />
onderzoek en praktische toepassingen overbrugd. Hierbij moet worden aangetekend<br />
dat beschikbare bewijsvoering in managementstudies altijd beperkt is,<br />
omdat er nauwelijks randomized controlled lange termijnstudies aanwezig zijn.<br />
We moeten het veelal doen met quasi-experimenten, correlatiestudies, surveys<br />
en case studies. Maar ook hier geldt: het mindere behoeft niet de vijand van het<br />
meerdere te zijn.<br />
Jeffrey Pfeffer en Robert I. Sutton (2006) zijn grote voorstanders van evidencebased<br />
management. Wat in de medische sector en in de gezondheidszorg werkt<br />
- evidence-based medicine - kan aangepast ook werken voor management van<br />
organisaties. Managers zijn te vergelijken met artsen; zij moeten zorgen voor<br />
de gezondheid van hun organisatie. Maar managers zijn meer onwetend dan<br />
artsen als het gaat om welke ingrepen betrouwbaar zijn. Bovendien zijn zij minder<br />
geïnteresseerd om te onderzoeken wat effectieve praktijken zijn. Pfeffer en<br />
Sutton stellen nogal confronterend: “If doctors practiced medicine like many<br />
companies practice management, there would be more unnecessarily sick or<br />
dead patients and many more doctors in jail or suffering other penalties for malpractice”<br />
(2006, p. 2).<br />
Pfeffer en Sutton (2006a, b, c) zijn van mening dat het de hoogste tijd wordt om<br />
serieuze aandacht te besteden aan evidence-based management. Dit betekent dat<br />
er gezocht moet worden naar het beste bewijs over hoe organisaties moeten worden<br />
gemanaged en hoe managers moeten worden geleerd om de beste methoden<br />
ook toe te passen. Zoals geneeskunde is management een ambacht dat alleen<br />
kan worden geleerd door ervaring in de praktijk, dat beter wordt uitgevoerd als<br />
over Kwaliteit en Professionalisering van Managers en de rol van <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s 41
er gebruik wordt gemaakt van de best beschikbare methoden. Managers zouden<br />
voortdurend op zoek moeten zijn naar nieuwe kennis en inzichten, zowel binnen<br />
als buiten hun organisatie, om nog betere methoden en aanpakken te kunnen<br />
ontwikkelen.<br />
Pfeffer en Sutton wijzen op een aantal valkuilen die daarbij vermeden moeten<br />
worden, zoals de idee dat wat in de ene organisatie werkt ook wel in een andere<br />
organisatie effectief zal zijn. Benchmarking en leren van de best in class kan<br />
weliswaar nieuwe inzichten opleveren en kan een energie- en kostenbesparend<br />
leertraject zijn maar moet kritisch worden toegepast.<br />
Managers hebben nogal de neiging vast te houden aan eenmaal bewezen dogma’s,<br />
opvattingen, aanpakken en oplossingen; zij nemen niet de moeite om zich<br />
heen te kijken naar nieuwe benaderingen want dit vraagt ter discussie stellen<br />
van de eigen aanpak. Dit betekent niet dat bewezen praktijken in de eigen organisatie<br />
moeten worden genegeerd. Managers worden overrompeld met informatie<br />
over nieuwe methoden, technieken, modellen en oplossingen. <strong>De</strong> managementliteratuur<br />
biedt een mer à boire aan inzichten die houvast kunnen bieden<br />
voor best practices, maar het is moeilijk om daaruit de relevante kennis te halen.<br />
Een gemakkelijke uitweg is om kennis te nemen van de laatste hypes en modes<br />
in de literatuur en waarbij de manager zich af te vragen wat het voor hem of<br />
haar kan beteken. Goeroes spelen hierbij een belangrijke rol. Om een zo groot<br />
mogelijk publiek te bereiken, vereenvoudigen zij nogal eens de problemen en<br />
uitdagingen waarvoor managers staan en komen dan met kant-en-klare of cashand-carry<br />
oplossingen. Er schuilen in de literatuur veel halve waarheden die<br />
voor in de praktijk bewezen toepassingen door gaan. <strong>De</strong> managementliteratuur<br />
staat er vol van. Dit betekent dat men kritisch moet zijn ten aanzien van zogenaamde<br />
doorbraken, de silver bullets. Een voorbeeld daarvan treffen we aan in<br />
de beschouwingen van P. Rozenzweig in Het Halo-effect; negen misvattingen over<br />
management (2007). Belangrijk is om te proberen een neutraal standpunt in te<br />
nemen tegenover aangereikte theorieën. Dit vraagt om een kritische kijk naar de<br />
onderliggende en vaak verborgen waarden van theorieën, modellen en bewezen<br />
praktijken door de vraag te stellen: op welke aannames, ideologieën en waarden<br />
zijn ze gebaseerd?<br />
42 <strong>De</strong> <strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>:<br />
The Global Foundation for Management Education (GFME)<br />
The Global Foundation for Management Education (GFME) is een gezamenlijk<br />
initiatief van de Association to Advance Collegiate <strong>School</strong>s of <strong>Business</strong> (AACSB)<br />
in de Verenigde Staten en van de European Foundation for Management<br />
<strong>De</strong>velopment (EFMD) om de kwaliteit van het managementonderwijs in de<br />
wereld op een hoger niveau te brengen. In de studie The Global Management<br />
Education Landscape; shaping the future of business schools (2008) heeft de GFME<br />
de lijnen uitgezet waarlangs kwaliteitsverbetering kan plaatsvinden.<br />
Op business schools komen serieuze uitdagingen af waarop zij - gelet op hun<br />
specifieke positie en functie - zullen moeten reageren. Er is sprake van spanningen<br />
in strategie, in samenwerking en in curricula door de wens van business<br />
schools om zich internationaal te manifesteren, terwijl er ook lokaal moet worden<br />
gepresteerd. Omwille van prestige spiegelen vele business schools zich aan<br />
de wereldwijd opererende top business schools, bijvoorbeeld aan de kwaliteit<br />
van hun studenten; zij willen de beste studenten. Maar lokale business schools<br />
hebben een sociale en economische functie in hun directe omgeving en dienen<br />
daarvoor toegankelijk te zijn voor een breed samengestelde groep van belangstellenden.<br />
<strong>De</strong> vraag is hoe een evenwicht te creëren tussen kosmopolitische aspiraties<br />
en lokale behoeften van landen, regio’s en plaatselijke gemeenschappen? In<br />
de leuze think global, act local!, ligt het antwoord verscholen.<br />
<strong>Business</strong> schools moeten inzicht hebben in - soms sterk wisselende - verwachtingen<br />
en behoeften van studenten als deelnemers aan leerprocessen en afnemers<br />
van opleidingsproducten. Het zijn niet alleen de deelnemers aan programma’s<br />
maar ook hun financiers, hun potentiële en actuele werkgevers die hun behoeften<br />
en verwachtingen ingevuld en gehonoreerd willen zien. Hier wordt de spanning<br />
tussen rigor and relevance, tussen het academisch gehalte en de praktische<br />
toepasbaarheid zichtbaar. Om een goed begrip te hebben van wat er hier leeft zal<br />
de business school intensieve relaties moeten onderhouden met haar directe en<br />
indirecte afnemers en bereid moeten zijn om zich te verdiepen in wat hen bezig<br />
houdt ten aanzien van opleiding in het perspectief van life long learning. <strong>De</strong> business<br />
school moet het platform scheppen waarop academische disciplines en de<br />
managementpraktijk elkaar ontmoeten en bekruisstuiven.<br />
over Kwaliteit en Professionalisering van Managers en de rol van <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s 43
4<br />
<strong>De</strong> <strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong><br />
<strong>revolution</strong>: de confrontatie<br />
van het Angelsaksische<br />
(Anglo-Amerikaanse)<br />
en Rijnlandse<br />
(West-Europese) model<br />
44 <strong>De</strong> <strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>:<br />
Het bestuur en het management van de onderneming zijn volop onderwerp<br />
van discussie. <strong>De</strong>ze discussie richt zich met name op de beursgenoteerde<br />
onderneming , maar ook op de zogenaamde maatschappelijke onderneming<br />
in de gezondheidszorg, onderwijs, woningcorporaties en maatschappelijke<br />
dienstverlening. Het managementbelang is één op één gekoppeld geraakt aan<br />
het aandeelhoudersbelang en er is weinig ruimte in het denken van managers<br />
voor maatschappelijke belangen. <strong>De</strong> mens binnen organisaties wordt vooral<br />
instrumenteel benaderd en lijkt steeds meer te worden gemarginaliseerd. Het<br />
ongrijpbare karakter van deze ontwikkelingen leidt tot een breed gevoel van onbehagen,<br />
aldus Herman Wijffels, voormalig voorzitter van de hoofddirectie van de<br />
Rabobank, in het voorwoord van de <strong>tweede</strong> editie van het boek Angelsaksen versus<br />
Rijnlanders van Jaap Jan Brouwer en Piet Moerman (2009, p. 7).<br />
Het Angelsaksische model kenmerkt zich door de dominantie van het bedrijfsleven<br />
binnen de samenleving, het primaat van marktdenken en van aandeelhouderswaarde.<br />
Organisaties worden gezien als rationele systemen die als zodanig<br />
moeten worden aangestuurd op het behalen van resultaten. Het Angelsaksische<br />
managementconcept is vooral door grote beursgenoteerde ondernemingen<br />
omarmd; de Rijnlandse opvattingen hebben nauwelijks brede toepassing gekregen.<br />
<strong>De</strong> EU is in de afgelopen decennia sterk onder invloed gekomen van het<br />
Angelsaksische model. Onder aanvoering van de Europese Commissie prijkten<br />
deregulering en privatisering vanaf de jaren ‘90 vast op de agenda.<br />
<strong>De</strong> ongebreidelde toepassing van dit model heeft geleid tot perverse uitwassen in<br />
beloningen, zelfverrijking en grotere inkomensverschillen, met name door het<br />
optreden van private equity en hedge funds. <strong>De</strong>ze ontwikkelingen zijn niet alleen<br />
zichtbaar in Amerikaanse (met name beursgenoteerde) ondernemingen, maar<br />
ook in Europese ondernemingen en zelfs in maatschappelijke ondernemingen<br />
en ondernemingen die hun wortels hebben in het coöperatieve gedachtengoed.<br />
Hun bestuurders en managers hebben niet altijd de verleiding van greed is good<br />
kunnen weerstaan. Maar ook in ondernemingen waarin de Rijnlandse ideeën<br />
van oudsher geworteld zijn, hebben managers zich laten verleiden om de ideeën<br />
van het neoliberalisme in hun bedrijfsvoering toe te passen met het argument<br />
dat de globalisering en concurrentie hen hiertoe noodzaken.<br />
Een aantal van de meest invloedrijke topmanagers hebben uitspraken gedaan<br />
over deze ontwikkeling. Peter Elverding (oud-topman DSM) stelt “We hebben<br />
over Kwaliteit en Professionalisering van Managers en de rol van <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s 45
onze identiteit verkwanseld.” Hij pleitte voor een cultuurverandering en voor<br />
de noodzaak van een ethisch reveil en duurzaamheid als basis voor het nieuwe<br />
Rijnlandse denken. Piet Moerman (emeritus hoogleraar Industriële Economie<br />
en Productievraagstukken): “Europese economen en organisatiedeskundigen<br />
hebben zich klakkeloos aan het Angelsaksische model overgegeven”. Jack Welch<br />
(oud-topman van General Electric): aandeelhouderswaarde is “the dumbest idea<br />
in the world”: het creëren van aandeelhouderswaarde is geen strategie, maar het<br />
resultaat van een gezamenlijke inspanning, van de medewerkers tot en met het<br />
management. Niet de aandeelhouders, maar de werknemers en de klanten zijn<br />
het belangrijkst.<br />
Tegenover de Angelsaksische of Anglo-Amerikaanse benadering staat het<br />
Rijnlandse model met haar stakeholderszienswijze. Het model stelt het groepsbelang<br />
van alle belanghebbenden bij de onderneming de voorop, boven het individueel<br />
belang van aandeelhouder en topmanager. Managers dienen waardecreatie<br />
niet alleen ten goede te laten komen aan de aandeelhouder en aan henzelf,<br />
maar ook aan medewerkers en andere betrokken partijen. In het perspectief van<br />
maatschappelijk verantwoord ondernemen en managen, dient ook de samenleving<br />
als geheel profijt te moeten hebben van de waardecreatie. Legitimiteit en<br />
continuïteit van de onderneming en haar reputatie, vragen om een brede inbedding<br />
in de maatschappij voor wiens welvaart en welzijn zij medeverantwoordelijk<br />
is. Bestuurders, managers en toezichthouders dienen zich maatschappelijk<br />
verantwoord te gedragen en de belangen van alle stakeholders voor ogen te houden.<br />
<strong>De</strong> idee van het Rijnlandse model is van Michel Albert wat beschreven staat in<br />
zijn boek Capitalisme contre Capitalisme (1991). Hij ziet twee vormen van kapitalisme:<br />
(1) het neo-Amerikaanse (Angelsaksische) model dat gebaseerd is op<br />
individualisme, individueel succes, resultaten op korte termijn en zo weinig<br />
mogelijk bemoeienis van de overheid en (2) het West-Europese of Rijnlandse<br />
model in West- en Noord-Europa dat is gestoeld op solidariteit en is gericht op de<br />
gemeenschap, maatschappelijke consensus en lange termijnoverwegingen met<br />
een belangrijke regulerende rol voor de overheid.<br />
Albert (1991) stelde vast dat het Amerikaanse model steeds meer aan terrein<br />
heeft gewonnen. Het zal uiteindelijk ontsporen met dramatische misstanden<br />
zoals sociaal verval en stagnerende sociale zekerheid. Massale ontslagen, werk-<br />
46 <strong>De</strong> <strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>:<br />
loosheid, een scherpe scheiding tussen arm en rijk, een grote buitenlandse<br />
schuld en staatschuld zullen hiervan consequenties zijn. Hij verklaart het succes<br />
van het Anglo-Amerikaanse kapitalisme en de verbreiding ervan in West-<br />
Europa, door het imago van het model dat appelleert aan kracht, avontuur, risico,<br />
spanning en passie tegenover het saaie en weinig spannende Rijnlandse kapitalisme.<br />
Voor beide modellen staat de vraag centraal hoe de opbrengsten uit waardecreatie<br />
worden verdeeld tussen eigenaren, aandeelhouders, medewerkers en<br />
andere leden van de samenleving. Beide governancemodellen zijn beschrijvende<br />
modellen met een sterke normatieve lading. Het zijn ideaaltypen die op een<br />
continuüm kunnen worden geplaatst. In concrete organisaties zien we veelal een<br />
mengvorm van kenmerken van beide modellen, mede bepaald door nationale<br />
culturen en de financiële markten waarin zij zich manifesteren. Beide modellen<br />
hebben elementen die waardevol zijn voor het realiseren van groei en ontwikkeling<br />
van welvaart en welzijn van ondernemingen en hun belanghebbenden.<br />
<strong>De</strong> vraag is of het post-crisis tijdperk een herijkt Rijnlands model zal laten zien<br />
waarin het beste van twee modellen - waar mogelijk en niet strijdig met elkaar<br />
- het kader vormen voor bestuur en management van ondernemingen en instellingen.<br />
Het komt er op neer om ons te bezinnen hoe de malaise van de kapitalistische<br />
samenleving kan worden gekeerd en worden omgezet in een sociaal kapitalistisch<br />
systeem. Het Rijnland Instituut en het magazine Slow Management<br />
zijn voortdurend creatief op zoek naar invulling hiervan, met als actieve pleitbezorgers<br />
Jan Jaap Brouwer, Jaap Peters en Mathieu Weggeman.<br />
Het Rijnland Instituut heeft tot doel het versterken, ondersteunen en verspreiden<br />
van het Europees/Rijnlands gedachtengoed in organisaties in Nederland.<br />
Slow Management keert zich af van de methoden van organiseren en managen<br />
die uitsluitend gericht zijn op efficiëntie, outputbeheersing en op korte termijn<br />
winsten en bepleit aandacht voor kwaliteit, authenticiteit en vertrouwen. Zij gaat<br />
op zoek naar nieuwe vormen van organiseren en managen waarin ruimte is voor<br />
waardering voor vakmanschap, voldoende autonomie van professionals, diversiteit<br />
en behoud van de menselijke maat: I am not a human resource, I am a human<br />
being.<br />
<strong>De</strong> aard van corporate governance is mede bepalend voor de positie, rollen en<br />
taakopvatting van managers. Opvattingen over bestuur van ondernemingen en<br />
instellingen weerspiegelen de cultuur, ideologieën, waardensystemen, normen,<br />
over Kwaliteit en Professionalisering van Managers en de rol van <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s 47
egels, instituties van een sociaaleconomisch systeem. <strong>De</strong>ze elementen hebben<br />
invloed op het sociale systeem van management en op de sociale verhoudingen<br />
en betrekkingen tussen aandeelhouders, managers, medewerkers en andere<br />
belanghebbenden. Zij beïnvloeden de rol- en taakopvattingen, houdingen, handelingen<br />
en het gedrag van managers, zowel in als buiten hun organisatie, die<br />
door ervaring maar ook door opleiding - met name in business schools - worden<br />
gekleurd. <strong>Business</strong> schools zijn in hun curricula niet waardenvrij; zij zijn doordrongen<br />
van wetenschappelijke opvattingen, paradigma’s en opvattingen over de<br />
wenselijke relatie tussen rigor (de robuustheid van de wetenschap) en relevance<br />
(valorisatie van kennis in het nut voor de praktijk).<br />
Inclusive Management<br />
<strong>De</strong> geloofwaardigheid van het bedrijfsleven in Nederland is gedaald van 73 procent<br />
twee jaar geleden naar 59 procent. Dit blijkt uit de vertrouwensindex van<br />
Edelman in een groot internationaal onderzoek in 26 landen van Edelman Trust<br />
Barometer. Incompetentie en fraude, verkeerde drijfveren zoals hoge bonussen<br />
en riante ontslagvergoedingen, gebrekkige regulering, belangenverstrengelingen<br />
en schandalen zijn de oorzaken van de daling, vooral in de financiële sector.<br />
<strong>De</strong> dreiging van omvallende banken en het financieel schandaal van Liborgate<br />
hebben recentelijk de geloofwaardigheid van leiders verder ondermijnd. Zij<br />
blijken in nogal wat situaties zowel operationeel als moreel incompetent te hebben<br />
gehandeld. <strong>De</strong> resultaten van het onderzoek werden op het World Economic<br />
Forum in Davos eind januari 2013 gepresenteerd.<br />
Minder dan 20 procent van de publieke opinie gelooft dat leiders van ondernemingen<br />
en van overheidsofficials de waarheid vertellen als zij met een moeilijke<br />
kwestie worden geconfronteerd. Er is een groeiende kloof tussen vertrouwen in<br />
instituties en in hun leiders. Het vertrouwen in het bedrijfsleven en in de overheid<br />
als instituties is respectievelijk 32 en 28 procent hoger dan in hun leiders.<br />
Dit betekent dat er sprake is van een grote leiderschapscrisis.<br />
Het vertrouwen van het grote publiek in ethiek en moraliteit in het gedrag en<br />
handelen van leiders in het bedrijfsleven blijkt uit dit onderzoek zeer laag te<br />
zijn. <strong>De</strong> kredietcrisis is de grootste oorzaak van het verlies aan vertrouwen; er is<br />
alle reden om van een leiderschapscrisis te spreken. Het vertrouwen kan alleen<br />
maar worden hersteld indien business leiders aantoonbaar ethisch handelen en<br />
afspraken nakomen.<br />
48 <strong>De</strong> <strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>:<br />
<strong>De</strong> basis voor vertrouwen is in de afgelopen jaren sinds het begin van de financiële<br />
crisis in 2008 sterk veranderd. Mensen hebben nu meer vertrouwen in<br />
deskundigen en academici en in elkaar, als het om kwesties en ontwikkelingen<br />
in het bedrijfsleven en bij de overheid gaat. Tot enige jaren geleden was die basis<br />
vooral gelegen in de financieel-economische prestaties. Operationele kwaliteit<br />
wordt momenteel als vanzelfsprekend geacht en is niet doorslaggevend voor<br />
een hoog niveau van leiderschap. Nu gaat het om vertrouwen in de morele en<br />
ethische kwaliteiten en maatschappelijke betrokkenheid van het leiderschap dat<br />
moet blijken uit hoe men zijn medewerkers behandeld, open staat voor informatie<br />
en kennis uit diverse bronnen in de maatschappij, transparant en geëngageerd<br />
is in het handelen en gedrag en men voorrang geeft aan klanten en aan<br />
kwaliteit van producten en diensten boven winst op korte termijn.<br />
Dit wordt Inclusive Management genoemd. Het omvat engagement, integriteit,<br />
kwaliteit, maatschappelijk verantwoord ondernemen en effectieve en efficiënte<br />
bedrijfsvoering. Inclusive Management is het nieuwe mantra dat het license to operate<br />
uitbreidt tot een license to lead.<br />
Principles for Responsible Management Education<br />
<strong>Business</strong> schools zijn zich bewust aan het worden van hun maatschappelijke verantwoordelijkheid<br />
bij het opleiden voor managementposities. Na het mea culpa<br />
dat in de afgelopen jaren is uitgesproken over het tekortschieten van managers<br />
in het vervullen van hun maatschappelijke functie - mede naar aanleiding van<br />
de financiële, bank- en kredietcrises en de daaruit voortvloeiende vertrouwenscrisis<br />
ten aanzien van topmanagers en bestuurders - is het besef doorgedrongen<br />
dat managementonderwijs meer is dan onderwijs in een aantal ‘technische’<br />
disciplines en dat het ook moet gaan over moreel verantwoord gedrag, over<br />
transparantie van handelen en afleggen van rekenschap en verantwoording aan<br />
een breed veld van belanghebbenden. <strong>Business</strong> schools dienen daarbij hun autonomie<br />
te bewaken en zich niet over te leveren aan eenzijdige belangengroepen<br />
in de samenleving binnen het kader van hun oriëntatie op een breder begrip<br />
voor wat er in de samenleving leeft en van het maatschappelijk belang van hun<br />
onderwijs.<br />
<strong>De</strong> toekomst van business onderwijs is in de afgelopen vijf jaren volop onderwerp<br />
van reflectie en discussie geweest. In 2007 heeft een groep deans en<br />
bestuurders van business schools - ondersteund door de United Nations - de<br />
over Kwaliteit en Professionalisering van Managers en de rol van <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s 49
Principles of Responisble Management Education (PRME) opgesteld die inmiddels<br />
door honderden business schools, ondernemingen en accreditatie- en belangenorganisaties<br />
van business schools en managementopleidingen werd onderschreven<br />
(www.prme.org).<br />
In het perspectief hiervan rijzen enkele vragen waarop we antwoord moeten<br />
geven:<br />
• In het algemeen: in welke richting moeten bestuur en management van<br />
ondernemingen en instellingen gaan, nadat de ervaringen met de financiële,<br />
bancaire, krediet- en economische crisis zijn verwerkt en daaruit lessen zijn<br />
getrokken die een einde hebben gemaakt aan het verder afglijden van het<br />
maatschappelijk bestel in de richting van sociaal en moreel verval?<br />
• Welke rol kunnen business schools daarbij spelen? <strong>De</strong> managementopleidingen<br />
in Nederland zijn sterk Angelsaksisch gericht. Een aardige illustratie<br />
hiervan is de literatuur die wordt gehanteerd. Gaan zij van koers veranderen?<br />
• Welke zijn de vereiste kwaliteiten van management en welke zijn de daarop<br />
geënte kwalificaties voor managers, bestuurders en toezichthouders om<br />
sociale innovatie en maatschappelijk en verantwoord leiderschap mogelijk<br />
te maken en te versterken? Enin het bijzonder voor <strong>TiasNimbas</strong> <strong>Business</strong><br />
<strong>School</strong>: wat betekent dit voor de inrichting van het curriculum van executive<br />
programma’s in het kader van Understanding Society, voor de functie en<br />
inhoud van life long opleiden van managers, voor het construeren van netwerken<br />
en platforms en het betrekken van alumni bij het maatschappelijk debat<br />
over duurzaam en maatschappelijk verantwoord ondernemen?<br />
<strong>De</strong> intellectuele wortels van de Beginselen voor Verantwoord Management<br />
Onderwijs zijn bedrijfsethiek, maatschappelijk verantwoord ondernemen (corporate<br />
social responsibility) en duurzaamheid. Een business school dient in haar<br />
curriculum niet alleen aandacht te besteden aan duurzame ontwikkeling en<br />
maatschappelijk verantwoord ondernemen; zij moet het voortouw nemen om<br />
managers bewust te maken van de opbrengsten hiervan, zodat zij in hun<br />
bedrijfsvoering hieraan concreet vorm en inhoud kunnen geven. Dit vraagt van<br />
de faculty van de business school dat zij de Principles for Resposible Management<br />
onderschrijft. Een beroepseed voor managers past hierin en vraagt om een volwaardige<br />
professionalisering van het beroep van managers. <strong>Business</strong> schools<br />
hebben de verantwoordelijkheid om het proces van professionalisering van<br />
managers te stimuleren, samen met bestaande beroepsorganisaties.<br />
50 <strong>De</strong> <strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>:<br />
Eisen aan het curriculum<br />
<strong>Business</strong> schools doen er goed aan om in hun curriculum voorzieningen te treffen<br />
die hieraan bijdragen, zodat:<br />
• Managers kunnen omgaan met economische, institutionele en culturele<br />
verschillen. Dit vraagt van managers cultureel bewustzijn, gevoeligheid,<br />
intelligentie en geschiktheid om zich in andere culturele contexten te kunnen<br />
bewegen. Steeds meer managers werken door de globalisering in een<br />
multiculturele omgeving.<br />
• Managers een holistische kijk hebben op de chaotische en ongestructureerde<br />
werkelijkheid die zich presenteert vanuit uiteenlopende veelal conflicterende<br />
gezichtspunten en perspectieven. Ze moeten begrijpen waar het in organisaties<br />
om gaat, wat hun doelen zijn met oog voor de belangen van verschillende<br />
stakeholders, en gevoel hebben voor de realiteit van organisaties als<br />
sociale en politieke systemen waarin coalities met verborgen agenda’s met<br />
elkaar wedijveren om macht en invloed.<br />
• Managers vanuit een multidisciplinair perspectief in staat zijn om problemen<br />
in heldere kaders te plaatsen, in samenhangen te bezien, daarvoor efficiënt<br />
en effectief de benodigde data en informatie te verzamelen, analyseren,<br />
synthetiseren en deze om te zetten in creatieve oplossingen voorzien van<br />
argumenten en bewijsvoering met onderscheid van feiten en opinies, deze<br />
goed te communiceren en hierop kritisch te reflecteren en hun gedrag hierop<br />
aan te sluiten.<br />
• Managers begrip hebben voor de beperkingen, risico’s en assumpties van<br />
modellen en markten en open staan voor regulering om sociale schade te<br />
voorkomen bij het doorschieten van marktwerking, zoals bij op prestaties<br />
gebaseerde beloningen het geval kan zijn. Maatschappelijk verantwoord<br />
leiderschap vraagt te kunnen omgaan met ethische dilemma’s; dit vereist<br />
ethisch besef en een positieve houding ten opzichte van verantwoording van<br />
gedrag en handelen tegenover relevante stakeholders.<br />
• Managers in staat zijn om kritisch te oordelen over de waarde en nut van<br />
theorieën en modellen die hen worden aangereikt, niet alleen door de wetenschap<br />
maar ook door goeroes. Zij moeten over vaardigheden beschikken om<br />
problemen te identificeren, te ontrafelen en op te lossen.<br />
• Om de aansluiting met de praktijk te versterken is betrokkenheid van alumni<br />
bij het ontwerpen en uitvoeren van het curriculum interessant.<br />
over Kwaliteit en Professionalisering van Managers en de rol van <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s 51
Uitdagingen aan business schools<br />
Khurana (2007) besteedt veel aandacht aan de uitdagingen en problemen waarmee<br />
business schools worden geconfronteerd, zoals:<br />
<strong>De</strong> tyrannie van de rankings.<br />
<strong>De</strong> reputatie van een business school wordt afgemeten aan de plaats op de ranking.<br />
<strong>De</strong>ze was van oudsher in handen van de eigen organisatie van business<br />
schools: de AACSB. Zolang de business schools zelf de rankings konden bepalen,<br />
was er sprake van een betrekkelijk stabiele sociale orde. In 1988 verandert<br />
de situatie toen het magazine <strong>Business</strong> Week zich er mee ging bemoeien; het<br />
ging MBA-programma’s beoordelen en rangschikken. Niet wat vakgenoten<br />
onder elkaar van de kwaliteit vinden is doorslaggevend, maar hoe recruiters van<br />
ondernemingen en afgestudeerden als klanten er over denken staat voorop. <strong>De</strong><br />
rol van beiden – afnemers (werkgevers) en gebruikers (afgestudeerden) – is bij<br />
de kwaliteitsbeoordeling steeds belangrijker geworden. Het effect van de rankings<br />
was ook om de markt van business schools transparanter te maken. Wall<br />
Street Journal en Financial Times zagen ook perspectief in de ranking-business.<br />
Financial Times is vooral gefocust op de gemiddelde salarisverbetering die een<br />
afgestudeerde MBA-er na drie jaar heeft doorgemaakt.<br />
<strong>De</strong> rankings hebben er toe geleid dat de ‘buitenwacht’ serieus wordt genomen.<br />
Afgestudeerden die als manager werkzaam zijn met hun werkgevers (die veelal<br />
de opleiding hebben betaald) moeten worden betrokken bij het geven van een<br />
kwaliteitsoordeel over de gevolgde opleiding.<br />
Ontegenzeggelijk is het rankingsysteem een dominante factor geworden in de<br />
kwaliteitsbeoordeling waarop de aanbieders slechts indirect invloed hebben.<br />
<strong>De</strong> business schools hebben er belang bij om op de beoordelingscriteria hoog<br />
te scoren. <strong>De</strong> vraag rijst wat de effecten hiervan zijn op de professionalisering<br />
van management. En in welke mate beïnvloeden de rankings beslissingen van<br />
besturen van business schools.<br />
<strong>De</strong> commercialisering van business onderwijs.<br />
Khurana (2007) ziet een verschuiving van de professional logic naar de <strong>managerial</strong><br />
logic en vervolgens naar de market logic. In dit perspectief gaat het er om<br />
52 <strong>De</strong> <strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>:<br />
dat de business school een concurrerende waardepropositie aan haar studenten<br />
biedt die vooral als klanten worden gezien.<br />
Studenten zijn kopers van cursussen en opleidingen en van de daaraan verbonden<br />
attributen zoals een titel. Om het minder plat te stellen: studenten - à<br />
fortiori de studenten van executive programma’s - zijn investeerders die met<br />
hun opleidingen hun eigen productiefactor - hun human capital - op een hoger<br />
prestatieniveau willen brengen om daarna het rendement uit hun investering te<br />
halen in de vorm van een carrièrestap, hoger inkomen en een hoger niveau van<br />
kwaliteit van hun arbeid. Zij zijn zelf bezig met human capital management. Zij<br />
doen deze investeringen (in geld en moeite, inspanningen en energie) niet om<br />
de wetenschap te dienen door de wetenschapsproductie te vergroten en te verbeteren.<br />
Als dat al eens gebeurt, is het een welkom neveneffect.<br />
<strong>De</strong>ze uitdagingen zijn ook voor <strong>TiasNimbas</strong> <strong>Business</strong> <strong>School</strong> herkenbaar.<br />
Studenten zijn klanten die een groot bedrag voor hun opleiding betalen. Zij<br />
verwachten een hoog rendement van hun investering, in de eerste plaats door<br />
het behalen van het diploma en vervolgens door een aantrekkelijke job met carrièreperspectieven<br />
en een goed inkomen. <strong>De</strong> uitval tijdens de opleiding moet<br />
zo laag mogelijk zijn, om derhalve een hoge succesratio te behalen. Een relatief<br />
hoge uitval komt de reputatie van de business school immers niet ten goede. Dit<br />
vraagt om een hoge entree-kwaliteit aan de hand van een gedegen en strenge<br />
kwaliteitstoets.<br />
Een business school gedraagt zich als een gewone onderneming die streeft naar<br />
groei en continuïteit; daartoe moet zij winstgevend zijn. Zij moet voortdurend<br />
de (relatieve) kwaliteit van haar producten, processen en systemen en de productiviteit<br />
van haar hulpbronnen bewaken, strategisch en operationeel flexibel zijn<br />
en bovendien innovatievermogen ontwikkelen. Marktaandeel is zeer belangrijk,<br />
met name in zo’n competitieve markt. Gelet op het belang van ranking, komen<br />
hier branding, reputatie en imago om de hoek kijken. Dit vraagt veel energie van<br />
bestuur, management en professionals van de business school; ook van docenten<br />
die in de collegezaal dichtbij de student, afnemer of klant staan.<br />
<strong>De</strong> managementopleidingen in Nederland zijn sterk Angel-Saksisch gericht.<br />
Een aardige illustratie hiervan is de literatuur die wordt gehanteerd. <strong>Business</strong><br />
schools staan voor de opgave om in hun curriculum evenwicht te scheppen<br />
over Kwaliteit en Professionalisering van Managers en de rol van <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s 53
in verwerven van competenties ten aanzien van ‘weten, doen en zijn’ in een<br />
effectieve en efficiënte afstemming van academische degelijkheid en praktische<br />
bruikbaarheid van kennis en inzichten van beide bestuursmodellen. Om de<br />
aansluiting met de praktijk te versterken is betrokkenheid van alumni bij het<br />
ontwerpen en uitvoeren van het curriculum gewenst.<br />
Managementonderwijs is meer dan onderwijs in een aantal ‘technische’ disciplines;<br />
het moet ook gaan over moreel verantwoord gedrag, transparantie van<br />
handelen en afleggen van rekenschap en verantwoording aan een breed veld van<br />
belanghebbenden, met besef van waardegebondenheid van hetgeen in curricula<br />
wordt aangereikt.<br />
<strong>Business</strong> schools dienen hun autonomie te bewaken en zich niet over te leveren<br />
aan eenzijdige belangengroepen in de samenleving in het kader van hun oriëntatie<br />
op een breder begrip voor wat er in de samenleving leeft en van het maatschappelijk<br />
belang van hun onderwijs.<br />
Laat ik eindigen met een quote van een van de grondleggers van de managementwetenschap,<br />
Peter Drucker uit zijn boek ‘Management, Tasks,<br />
Responsibilities, Practices’ uit 1974 (p. 379):<br />
“Managers are the basic resource of the business enterprise. Managers are the<br />
most expensive resource in most businesses – and the one that depreciates the<br />
fastest”.<br />
Daarom: ‘never stop learning’!<br />
54 <strong>De</strong> <strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>:<br />
Mijnheer de Rector-Magnificus, waarde collega’s, deelnemers,<br />
alumni, familie en beste vrienden, dames en heren.<br />
Ik wil hier van de gelegenheid gebruik maken om publiekelijk een dankwoord uit<br />
te spreken aan:<br />
• <strong>De</strong> deans van <strong>TiasNimbas</strong> waarmee ik in de afgelopen 26 jaar <strong>TiasNimbas</strong><br />
mede heb mogen ontwikkelen tot wat het nu is, met name met de onlangs<br />
overleden stichter van Tias, prof. Harry Peeters, Prof. Philippe Naert die<br />
<strong>TiasNimbas</strong> voorgoed op de kaart van het Europese business onderwijs heeft<br />
gezet en prof. Ramon O’Callaghan<br />
• Dank aan mijn collega’s en medewerkers van <strong>TiasNimbas</strong> waarmee ik jaren<br />
lang bijzonder prettig en ammicaal heb samengewerkt, in het bijzonder de<br />
collEga’s die hebben bijgedragen aan de groei en bloei van het Exective Master<br />
Program Mangement and Organisation In Tilburg en in Amsterdam.<br />
• Dank aan Marianne Kennis, voormalig programmamanager van MMO,<br />
Corine Schriks en Chantal Stevels voor hun effectieve recruiting en aan de<br />
programmanager van MMO-Amsterdam Frits Hoeve voor zijn constructieve<br />
samenwerking.<br />
• Een speciale dank aan José Eijkemans, zonder wie ik de afgelopen twaalf<br />
jaren in vijftien programma’s MMO niet zo effectief zou hebben kunnen<br />
functioneren. Zij is de programmamanager van MMO Tilburg die elk jaar<br />
een terechte hogere beoordeling van de deelnemers krijgt dan welke docent<br />
dan ook. Ik heb grote waardering voor haar inzet; dit geldt ook voor haar<br />
collega’s programmamanagers die de spil zijn van het operationele<br />
gebeuren van alledag. Het wordt tijd voor een Best Programmamanager<br />
Award.<br />
• Mijn dank gaat ook uit naar Emmy Schilders die mij heeft bijgestaan om<br />
de uitgebreidere tekst van deze rede te verwerken, te corrigeren en drukklaar<br />
te maken, zoals zij dat ook voortreffelijk heeft gedaan voor het boek<br />
Perspectieven op Management onder mijn redactie waaraan alle collega’s van<br />
MMO hebben bijgedragen.<br />
• Ik dank de deelnemers en alumni van de programma’s Executive Master of<br />
over Kwaliteit en Professionalisering van Managers en de rol van <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s 55
Management and Organization, van Management van Agri<strong>Business</strong> en van<br />
Management of Health Administration met wie ik bijzonder prettig heb kunnen<br />
verkeren.<br />
• Ik heb al de voorbije jaren met veel plezier gewerkt; het was een voorrecht en<br />
een genoegen om met jullie samen te zijn in het intellectuele avontuur van<br />
de route op weg naar de master. Ik hoop dat het jullie goed zal gaan, privé en<br />
zakelijk.<br />
• Mijn gezin: met onze overleden zoon Michiel voor ogen, onze dochter Carine<br />
en schoonzoon Marc, en onze vier kleinkinderen Floris, Olivier, Tess en Beer<br />
waaraan ik veel vreugde beleef, en speciaal mijn echtgenote El, die mij alle<br />
ruimte heeft geboden om mijn werkzaamheden bij <strong>TiasNimbas</strong> negen jaar na<br />
mijn pensioenleeftijd te continueren zonder protest van ‘hoe lang gaat dit nog<br />
duren’.<br />
56 <strong>De</strong> <strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>:<br />
Dames en Heren,<br />
In de jaren 1950 was er in de Verenigde Staten een vermaarde en spraakmakende<br />
journalist van de CBS newsroom die zijn dagelijks radiopraatje eindigde met voor<br />
de Amerikanen van die tijd vertrouwde woorden.<br />
Het was Ed Murrow die de roemruchte senator Joseph McCarty – bekend van<br />
zijn jacht op linkse intellectuelen, artisten en kunstenaars - met zijn commentaren<br />
ten val heeft gebracht.<br />
George Clooney heeft de rol van Ed Murrow in 2005 voor het hedendaagse<br />
publiek gepresenteerd in een film met de titel van Murrow’s woorden waarmee<br />
hij zijn praatje elke dag eindigde : ‘Good Night, and Good Luck’. Met deze woorden<br />
wil ik mijn rede afsluiten: ‘Good Night, and Good Luck’.<br />
Ik heb gezegd.<br />
over Kwaliteit en Professionalisering van Managers en de rol van <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s 57
58 <strong>De</strong> <strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>:<br />
Bronnen<br />
Albert, M. (1991). Capitalisme contre Capitalisme. France: Seuil.<br />
Barker, R. (2010). No, Management Is Not a Profession. Harvard <strong>Business</strong> Review.<br />
July-August, 52-60.<br />
Bennis, W., & O’Toole, J. (2005). How <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s lost their way. Harvard<br />
<strong>Business</strong> Review, 83(5), 96-105.<br />
Berle, Adolf, A., & Means, G.C. (1932). The Modern Corporation and Private<br />
Property. New York, NY: Harcourt, Brace & World.<br />
Brouwer, J.J., & Moerman, P. (2009). Angelsaksen versus Rijnlanders. Zoektocht<br />
naar overeenkomsten en verschillen in Europees en Amerikaans denken.<br />
Antwerpen/Apeldoorn: Garant.<br />
Burnham, J. (1941). The Managerial Revolution. Bloomington: Indiana University<br />
Press.<br />
Chandler Jr., A.D. (1977). The Visible Hand. The Managerial Revolution in<br />
American <strong>Business</strong>. Cambridge, MA: Harvard <strong>Business</strong> Press.<br />
Datar, S.M., Garvin, D.A., & Cullen, P.G. (2010). Rethinking the MBA’s. <strong>Business</strong><br />
Education at the Crossroads. Boston, MA: Harvard <strong>Business</strong> Press.<br />
Edelman Berland (2012). Edelman Trust Barometer Executive Summary.<br />
Geraadpleegd via http://www.scribd.com/doc/79026497/2012-Edelman-<br />
Trust-Barometer-Executive-Summary<br />
Galbraith, J.K. (1967). The New Industrial State. Boston, MA: Houghton Mifflin.<br />
The Global Foundation for Management Education (2008). The Global<br />
Management Education Landscape; Shaping the future of business school s.<br />
Ghoshal, S. (2005). Bad Management Theories are destroying Good management<br />
Practices. Academy of Management Learning & Education, 4(1), 75-91.<br />
Jensen, M.C. & Meckling, W.H. (1976). Theory of the Firm: Managerial<br />
Behavior, Agency Costs and Ownership Structure. Journal of Financial<br />
Economics, 3(4), 305-360.<br />
Khurana, R., Nohria, N., & Penrice, D. (2005). Is <strong>Business</strong> Management a<br />
Profession? Harvard <strong>Business</strong> Review, February, 1-11.<br />
Khurana, R. (2007). From Higher Aims to Hired Hands; the social transformation<br />
of American <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s and the unfulfilled promise to management as a<br />
profession. Princeton/Oxford: Princeton University Press.<br />
Khurana, R., & Nohria, N. (2008). It’s Time to Make Management a True<br />
Profession. Harvard <strong>Business</strong> Review, October, 70-77.<br />
Mintzberg, H. (2004). Managers, Not MBA’s. Harlow, Essex: FT Prentice Hall.<br />
Mintzberg, H. (2009). Managing. Harlow, Exxex: FT Prentice Hall.<br />
over Kwaliteit en Professionalisering van Managers en de rol van <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s 59
Mizruchi, M.S. (2004). Berle and Means revisited: the governance and power of<br />
large U.S. Corporations. Theory and Society, 33(5), 579-617.<br />
Moerman, P. (6 mei 2005). Management Team.<br />
Pfeffer, J., & Fong, C. (2002). The End of <strong>Business</strong> <strong>School</strong>s? Less Success Than<br />
Meets the Eye. Academy of Management Learning & Education, 1(1), 78-95.<br />
Pfeffer, J., & Sutton, R. (2006a). Hard Facts, Dangerous Half-Truths, and Total<br />
Nonsense. Profiting from Evidence-based Management. Boston, MA: Harvard<br />
<strong>Business</strong> <strong>School</strong> Press.<br />
Pfeffer, J., & Sutton, R. (2006b). Evidence-Based Management. Harvard <strong>Business</strong><br />
Review, January, 2.<br />
Pfeffer, J., & Sutton, R. (2006c). Management Half-truth and Nonsense: How to<br />
Practice Evidence-based Management. California Management Review, 48(3),<br />
77-100.<br />
Podolny, J. (2009). The Buck Stops (and Starts) at <strong>Business</strong> <strong>School</strong>. Harvard<br />
<strong>Business</strong> Review, June, 63-67.<br />
Rand, A. (1966). Kapitalisme; het onbegrepen ideaal. Laren, Nederland: Novapres.<br />
Rand, A. (1957) Atlas Shrugged. New York, NY: Penguin Group.<br />
Rand, A. (2012). <strong>De</strong> kracht van Atlantis. Nederland: Sijthof.<br />
Rousseau, D.M. (2006). Is there such a thing as ‘evidence-based management.<br />
Academy of Management Review, 31(2), 256-269.<br />
Rozenzweig, P. (2007). Het Halo-effect; negen misvattingen over management.<br />
Amsterdam, Nederland: <strong>Business</strong> Contact.<br />
Schumpeter, J.A. (1942). Capitalism, Socialism, and <strong>De</strong>mocracy. New York, NY:<br />
Harper and Brothers.<br />
60 <strong>De</strong> <strong>tweede</strong> <strong>managerial</strong> <strong>revolution</strong>: