31.07.2013 Views

reisverhaal - Hcc

reisverhaal - Hcc

reisverhaal - Hcc

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Reisverslag vakantie Indonesië 2006.<br />

Zondag 9 juli 2006 / Maandag 10 juli 2006.<br />

Rotterdam – Schiphol – Frankfurt – Singapore – Jakarta – Bogor.<br />

1<br />

Drukkend warm, 32 o C.<br />

Het begint en heel luxe reis te worden. Zorgen om een visum te krijgen die heb je<br />

niet, dat visum kun je gewoon bij aankomst in Indonesië krijgen. Dus niks heen en<br />

weer rijden naar Den Haag of erger nog in de war zitten of het Visumbureau de<br />

paspoorten wel tijdig terug heeft gestuurd. Alleen lijkt het vervoer ietwat roet in het<br />

eten te gooien; de trein rijdt niet van Rotterdam Centraal, maar alleen vanaf<br />

Schiedam Centraal in verband met werkzaamheden aan het spoor. Maar toen we het<br />

verhaal over de mogelijk lastige reis naar Schiphol aan Stella vertelden bood ze<br />

spontaan aan om ons even naar Schiphol te brengen. Ze moet dan ook heel vroeg<br />

op, maar wij zijn daar heel erg blij mee.<br />

Om twee uur (nul twee honderd) gaan er vier wekkers kort achter elkaar af en<br />

schrikken we ons rot na een korte nacht. Dus wassen, aankleden, een slokje drinken<br />

en dan naar beneden. Stella komt op de afgesproken tijd van drie uur aanrijden en<br />

dan gaan de vort naar Schiphol. Eén ding valt een beetje tegen, dat er niet alleen<br />

aan het spoor wordt geknutseld, maar ook aan de weg. De snelweg tussen<br />

Rotterdam en De Haag is hierdoor geheel afgesloten en worden dan ook via Utrecht<br />

naar Schiphol gestuurd. Maar we hebben voldoende tijd, als we maar uiterlijk om<br />

kwart voor vijf bij de incheckbalie op Schiphol zijn. En dat halen we ruim.<br />

Hier op Schiphol krijgen we elk een stapel tickets (drie voor de heenvluchten en<br />

zelfde stapel voor de retourvluchten) van een medewerker van Shoestring en<br />

schuifelen we gewapend met deze papieren richting incheckbalie. Het lijkt even te<br />

duren voor we eindelijk aan de beurt zijn, maar nu we aan de koffie zitten en<br />

sigaretje roken denk ik dat we niet langer dan een half uur, of hooguit drie kwartier<br />

beneden in de rij hebben gestaan. Het is het idee, meer niet, en wat maken nu een<br />

paar minuutjes uit op een reis van drie weken? Als de kopjes leeg zijn en peuken<br />

gedoofd gaat Stella weer richting auto en wij naar de boardinggate.<br />

Het vertrek van het vliegtuig naar Frankfurt is wel wat vertraagd, maar de aankomst<br />

in Frankfurt niet. Een klein beetje vertraging op de deel van het traject dat maakt toch<br />

niet zoveel uit, te meer omdat we hier in Frankfurt vier uur moeten wachten op de<br />

aansluitende naar Singapore. Die vlucht vertrekt op tijd. De lange vliegtijd van<br />

Frankfurt naar Singapore wordt door de goede service van Singapore Airlines en<br />

door wat dommelen en af en toe een beetje slapen iets bekort.<br />

Inmiddels is het maandag geworden als we op de luchthaven van Singapore landen.<br />

De tijd tussen de het landen en de volgende vlucht naar Jakarta is met een uur wel<br />

wat kort. Veel tijd is er al niet om naar de andere machine te gaan, laat staan om een<br />

peukje te roken, maar die tijd wordt ook nog eens opgesnoept door de onlogische<br />

nummering van de gates hier. Het noopt ons om te haasten, maar uiteindelijk<br />

bereiken we het laatste vliegtuig van ons trio mooi op tijd.<br />

De entree in Jakarta gaat voorbeeldig. De dingen die moeten gebeuren; geld<br />

wisselen (ofwel pinnen), visum kopen, rugzakken terugvinden, door immigratie en<br />

langs de douane, gaan als van leien dakje. Voordat we het weten zijn we uit de airco<br />

van het vliegveld en staan we in de klamme warmte van Jakarta. Onderweg hadden<br />

we al met een paar leden van de groep kennis gemaakt. Nu zien we de rest van de


groep. Dat wil zeggen het grootste deel. Vijf mensen zijn al in Bogor en er zijn er ook<br />

nog onderweg, die zullen pas tegen de avond hier zijn. Leuk dat onze reisleider voor<br />

de komende weken, Andi, Nederlands spreekt. Hij zelf zegt een klein beetje, maar hij<br />

kan zich prima redden in onze taal.<br />

Een kleine twee uur later komen we in onze eerste pleisterplaats aan: Bogor, het<br />

voormalige Buitenzorg. Ria begint eerst met een uurtje uiltjes knappen, terwijl ik wat<br />

aan het reisverslag werk en wat in mijn rugzakken herschik, zodat ik dadelijk niet met<br />

al te veel gewicht door Bogor hoef rond te sjouwen. Vanaf een uur of twee, halfdrie<br />

doen we dat rondsjouwen dan ook. Behoudens de botanische tuin, die we<br />

morgenochtend willen gaan bekijken is hier in de stad niet zo veel te zien en te<br />

beleven. Dat is misschien maar goed ook. Het is toch even wennen aan de<br />

omgeving, wennen aan de mensen, die overigens heel vriendelijk zijn, en vooral<br />

wennen aan het verkeer, wennen aan het oversteken. Wennen aan het jezelf<br />

wurmen door het overvolle straten, waar gelukkig het doorrazende verkeer af en toe<br />

stopt, maar oversteken is hier een kunst, een kunst om er ongeschonden door te<br />

komen, waarbij nog komt dat men hier aan de linker kant van rijdt, wat het een<br />

tikkeltje moeilijker maakt. Na de drie weken in Indonesië overigens ben ik dat drukke<br />

en het links rijdende verkeer wel gewend, maar nu overvalt het me wel een beetje.<br />

Wat een groter probleem is, is dat we geen water kunnen kopen. Niet dat men geen<br />

water verkoopt, nee hoor voldoende verkooppunten langs de weg, die flesjes water<br />

bij tientallen of misschien wel honderdtallen aanbieden. De reden is dat niemand<br />

voldoende wisselgeld heeft. Een flesje water van een halve liter kosten hoogstens<br />

3.000 Rupiah, maar ik heb alleen biljetten van 50.000 Rupiah (een kleine vijf Euro<br />

zeg maar), en dat verschil te groot, men kan het eenvoudig niet wisselen. Cafeetjes<br />

of iets dergelijks hebben we hier in de buurt ook niet gezien, tot we tegen een<br />

uitspanning aanlopen, waar de gemiddelde Indonesiër niet zal komen denk ik. Je ziet<br />

ze er ook niet zitten overigens. Een Amerikaans uitziende ijstent, waar we besluiten<br />

iets te gaan drinken. Het gaat met veel moeite dat ze het wisselgeld kunnen vinden,<br />

maar nu heb ik wel een paar briefjes klein geld (muntjes zie je hier amper, het<br />

kleinste briefje is 1.000 Rupiah) en ik besluit dat ik de gehele vakantie het kleine geld<br />

zal gaan hamsteren. Na het drankje struinen we nog wat verder door Bogor en keren<br />

tegen het einde van de middag terug naar de hotelkamer om nog wat te slapen en<br />

douche te pakken. De voorspelde regen, het regent normaal gesproken elke<br />

namiddag in Bogor, ook zoals nu in de droge tijd, blijft voorlopig nog uit, alhoewel het<br />

zonnetje zich helemaal niet meer laat zien.<br />

Rond een uur of zes komen de eerste hoosbuien van vandaag naar beneden. Met<br />

bakken komt het uit de donker grijze wolken. Geen wonder dat deze stad zo groen is,<br />

denk ik. Om acht uur melden we ons in het restaurant van het hotel voor een<br />

welkomstpraatje van Andi en kennismakingsrondje met de nu bijna complete groep.<br />

Met zo ongeveer de helft van de groep gaan we eten in een naburig restaurant. Het<br />

is droog als we naar het restaurant toelopen, geen reden dus om paraplus mee te<br />

menen. Ik heb het idee dat het wel droog zal blijven, we hebben tenslotte de hoosbui<br />

al om een uur of zes gehad. Mijn roeping, als is die ooit al gehad, als weerman, is er<br />

duidelijk niet. Het wordt met natte haren naar bed gaan. Maar dat geeft niet. Het is<br />

een heerlijk gevoel om na de nacht in vliegtuigstoelen lekker in een normaal bed te<br />

gaan slapen.<br />

2


Dinsdag 11 juli 2006.<br />

Bogor.<br />

3<br />

Overwegend zonnig, 33 o C.<br />

De wekker gaat om halfzeven, omdat we om een uur of acht zullen vertrekken voor<br />

een rondje door Bogor en omgeving. De jetlag laat zich overigens op dit vroege uur<br />

nog best voelen. Bij het eenvoudige doch voedzame ontbijt staan de verkopers van<br />

kaarten en wajangpoppen al te wachten. Deze en andere verkopers zullen ons de<br />

gehele dag achtervolgen, alhoewel ze niet al te opdringerig zijn. Ze blijven je in ieder<br />

geval niet tientallen meters achtervolgen.<br />

Als eerste is vandaag de botanische tuin aan de beurt. We hebben een lokale gids<br />

die van iedere boom, iedere plant wel iets weet te vertellen en er ook veel grapjes<br />

over wet te maken. Het Nederlands zit er bij veel, oudere, mensen nog behoorlijk in.<br />

Ook deze man kan zich uitmuntend in onze taal uitdrukken. Mooi om dit alles te zien,<br />

alleen nu we bij de uitgang zijn realiseer ik me dat het jammer is dat we de<br />

verzameling orchideeën niet hebben gezien. Dat is het nadeel van een toertje maken<br />

met een groep.<br />

Op weg naar de bergen, boven en achter Bogor, stoppen we nog bij een fabriekje<br />

waar gamelans worden gemaakt. De Arbodienst zal hier wel nooit langs zijn geweest.<br />

Wat een hitte, wat een stof en wat een lawaai. Er werken hier een man of tien, maar<br />

ze produceren stof en lawaai voor een heel leger. Twee grote vuren doen de rest. Als<br />

we eenmaal de zeer drukke stad achter ons hebben gelaten wisselt het schommelen<br />

van de minibus vanwege het inhalen in schommelen van de minibus vanwege de<br />

vele bochtjes in de smalle vergwegen. Dat schommelen maakt behoorlijk slaperig. En<br />

net als ik in slaap dreig te vallen stopt de bus voor een fotostop. Zeker niet de minste<br />

fotostop. Een melange van rijstvelden, waar mensen aan het werk zijn om nieuwe<br />

rijstplantjes te planten, waar sommige terrassen braak liggen, of beter alleen maar<br />

een bassin van modderig water zijn en waar sommige sawa’s de schitterende,<br />

typische groene kleur van jonge rijstplantjes hebben. Er lopen karbouwen rond over<br />

de smalle dijkjes en af toe valt zo’n kolos een halve meter na beneden, de sawa in.<br />

Voorzichtig, maar met een redelijke snelheid probeer ook ik me over deze smalle,<br />

gladde dijkjes voort te bewegen. Voorzichtig om te voorkomen zoals me in de<br />

botanische tuinen overkwam, dat ik moest worden opgevangen door een groepslid<br />

omdat ik anders plat om mijn gezicht was gegaan. Hier zal vanwege de breedte van<br />

de dijkjes links of rechts niemand anders kunnen lopen en duikeling hier op de grond<br />

zal een compleet modderpak opleveren. Het lukt me nu allemaal om er zonder<br />

kleerscheuren en met een stapeltje foto’s af te komen.<br />

We rijden vervolgens verder naar de watervallen, hoog in de bergen. Misschien niet<br />

zo groots en spectaculair als ik had gehoopt te zien, maar zeker wel mooi. De wilde<br />

apen op de heen- en terugweg naar de watervallen, zijn daarentegen uiterst brutaal.<br />

De dieren worden door onze gids en onze chauffeurs met stokken weggejaagd,<br />

terwijl groepsleden met kaakjes en koekjes de beesten juist proberen te lokken. Een<br />

dubbel water naar de zee toe dragen dus.<br />

Aansluitend zouden we gaan, middag, eten. Maar dat gaat op z’n Indonesisch. Als<br />

we op de afgesproken tijd er zijn, is men nog bezig met koken en heeft men nog<br />

minimaal een uur nodig voordat het eten gereed zal zijn. Het uurtje, of eigenlijk meer<br />

wordt dan opgevuld door eerst te gaan zwemmen bij de heetwaterbronnen. Het eten<br />

dat daarna volgt smaakt overigens heerlijk. Het restaurant is een woonkamer, waar<br />

het enige meubelstuk een klein tafeltje is met een televisie erop. Gewoon op de


grond zitten en kauwen maar. Deze lunch, het is nu tegen vijf uur, is dermate laat dat<br />

het niet alleen de lunch is, maar ook het avondeten dekt. Een lunner dus.<br />

Aan het einde van de dag, die ik steeds minder bewust aan het meemaken ben,<br />

omdat het tijdverschil nog niet geheel tot mijn hersenen is doorgedrongen, staat een<br />

bezoekje aan een wajangpoppenfabriek gepland. Op de weg terug naar Bogor begint<br />

de zon te zakken. Dat zakken gaat in tropen met een flinke snelheid. Binnen een half<br />

uur is het van volledig licht tot volledig donker geworden. Echter de snelheid<br />

waarmee mijn ogen zorgen dat het donker wordt, doet de snelheid van het zakken<br />

van de zon verbleken. Ik word pas weer wakker als mijn ogen geïrriteerd raken door<br />

de luchtvervuiling van de overdrukke stad. Aangekomen in het fabriekje blijkt dat er<br />

niet meer zoveel wordt gewerkt op dit uur. Het bezoek loopt uit op een<br />

verkooppraatje. Het praatje gaat, en het verbaast me weer, in behoorlijk goed<br />

Nederlands.<br />

Als we een uurtje later bij het hotel aankomen is het aantal verkopers van vanmorgen<br />

minimaal verdrievoudigd, evenals het aantal tjitjaks op de muur. Ik tel er minimaal<br />

een stuk of zeven. Verkopers wel te verstaan. En ook deze mensen proberen hun<br />

waar in vloeiend Nederlands aan de toerist te brengen. Als ik dit verslag op het terras<br />

van onze hotelkamer aan het schijven ben, komt er opnieuw een verkoper met<br />

allerlei snuisterijen en gesprekken in het Nederlands langs. Niet alleen maar<br />

“Allemachtig prachtig”, of een ingestudeerd verkooppraatje. Nee, je kunt gewoon in<br />

het Nederlands gesprekken met ze voeren. Hij prijst al z’n waar natuurlijk aan, maar<br />

er is niets van onze gading bij. Ria weet hem wel wijs te maken dat we wel<br />

koelkastmagneetjes willen hebben. Jammer die zitten, nu, niet in zijn verzameling. Hij<br />

zal wel even kijken of hij iets kan vinden op dit gebied. Na een halfuurtje komt hij<br />

terug met de mededeling dat het nu niet zal lukken, maar dat voordat we<br />

morgenochtend verder zullen reizen, hij het we zal hebben. Op één of andere manier<br />

had hij uitgevonden dat we morgenochtend hier zullen vertrekken en zegt toe om een<br />

uur of acht er te zullen zijn met Indonesische koelkastmagneetjes. We zullen wel<br />

zien.<br />

Bogor, beroemd of berucht misschien, om de namiddagregen houdt het deze dag<br />

rustig. Tegen het einde van de middag kwamen de wolken opzetten (en dat was niet<br />

mijn mistige geest van toen) en verdrongen de zon. De regen echter heeft zich<br />

vandaag nog niet laten zien. “Misschien later?”, om met de verkopertjes te spreken.<br />

Woensdag 12 juli 2006.<br />

Bogor – Cinapas.<br />

4<br />

Bewolkt, 27 o C.<br />

Om kwart voor zeven gaat de wekker. Bij het daarna volgende ontbijt ontbreekt niets,<br />

behalve de koelkastmagneetjes. Zonder dat we deze dingen van het boodschappen<br />

in bezit hebben vetrekken we om halfnegen met de bus richting Cinapas.<br />

De eerste tussenstop in bij een theefabriek. Er is in de fabriek niet al te veel te zien,<br />

omdat op het moment dat wij er zijn er niet gewerkt wordt. De fabriek ligt stil tot de<br />

volgende thee weer wordt aangevoerd. We lopen nog wat rond lang de tuinen en de<br />

huisjes van werkers en het enige noemenswaardige is het zien van een grote groep<br />

padvinders die daar bezig zijn. De volgende stop is de lunchstop. Heerlijk eten met<br />

een weids uitzicht op de bergen, alleen jammer dat het zo nevelig is. Verder hobbelt<br />

de bus en dommelen wij vrijwel de hele middag door.


Als we niet meer zover van het hotel zijn stappen we voor even over op paard en<br />

wagen, die ons samen met het aansluitende bamboevlot naar een klein eiland<br />

brengen. Onderweg worden we veel en driftig toegezwaaid door kinderen en worden<br />

we voor het grootste deel van de rit min of meer begeleid door wat oudere kinderen<br />

op brommers. Jammer dat we hier pas om halfzes zijn, veel te weinig licht om de<br />

kleine Hindoe tempel met de vier huizen en een moskee op dit eilandje echt goed te<br />

kunnen zien. Desalniettemin toch leuk om te doen, al was het alleen maar om op de<br />

terugweg weer het escorte van de brommertjes en het gezwaai vanaf de kant van<br />

weg mee te krijgen.<br />

Dan gaat het verder naar het hotel, dat we binnen een half uurtje bereiken. We<br />

hebben hier een mooie, grote kamer, in dit motelachtige hotel. De badkamer is echter<br />

wel een ruimte apart. Er is geen douche, er is geen wastafel, er geen westers toilet,<br />

alleen een hurktoilet, maar wel een enorm groot bad met continu stromend warm<br />

water. Het water voor het bad wordt door de vulkaan in buurt, die we morgen zullen<br />

gaan beklimmen, verwarmd en wordt doorlopend ververst, met een watertemperatuur<br />

van een graadje of dertig, schat ik.<br />

Als we vervolgens naar het restaurant wandelen, kan ik ondanks het donker is (het<br />

blijft toch jammer dat in dit land de zon al om zes uur is verdwenen) een goede<br />

indruk krijgen van dit Centre Parks aandoende complex, maar dan in tropische<br />

versie. Het ziet er schitterend uit en is prima verzorgd. Veel beter verzorgd in ieder<br />

geval dan het eten hier. Als je althans aan eten kunt komen. Het duurt zeker<br />

anderhalf uur voordat we eindelijk eens kunnen bestellen. Meer is hier in de buurt<br />

niet, dus zijn we een beetje aan de goden overgeleverd. Later hoor ik van andere<br />

toeristen die hier meerdere nachten zijn, dat ze vervoer hadden geregeld om te gaan<br />

eten in de dichtstbijzijnde stad. Nou ja na een uurtje hebben we het eerste drankje,<br />

een half uur later kunnen we dan eindelijk bestellen, waarna blijkt dat meer dan de<br />

helft niet voorradig is, zodat het spelletje van bestellen voor de helft van de<br />

tafelgenoten (we zijn met een stuk of tien) opnieuw begint. Of dat hetgeen werd<br />

besteld niet is wat je mag verwachten, zoals de tomatensap die Ria besteld heeft een<br />

vagelijk de rode kleur van tomatensap heeft en idem dito vagelijk naar tomatensap<br />

smaakt. De tomatenpitten zijn goed te proeven hoor, daar niet van. Het duurt dan<br />

een eeuwigheid of twee voordat het eten dan op tafel staat. Ik heb wel eens naar het<br />

groeien gras zitten kijken en ik ben er van overtuigd dat dat sneller gaat dan hier wat<br />

voedsel op tafel te krijgen. Vervolgens begint het probleem van afrekenen. Dat kan<br />

niet bij ober, maar we dienen naar een centrale, gecomputeriseerde, kassa te lopen.<br />

De ober gaat, voor de gezelligheid?, maar mee. Bij de kassa blijkt dat er boven op de<br />

prijs op de kaart nog tien procent service wordt gerekend. Ik vind dat we geen service<br />

hebben gekregen en maak er een spelletje van om daar eens flink over te klagen,<br />

maar blijkbaar is het apparaat een ieder de baas en dient de niet genoten service<br />

toch te worden betaald. Maar ja waar praten we over, een halve Euro hoogstens.<br />

We lopen terug door het mooie park naar onze kamer en bestellen bij het kleine<br />

hotelwinkeltje het ontbijt voor morgenochtend. In het restaurant kun je niet ontbijten,<br />

en dat is maar goed ook, want anders komen we nooit aan het beklimmen van die<br />

vulkaan toe. Misschien dat dit ontbijt, dat nog wel naar de kamer zal worden<br />

gebracht, wel op tijd zal zijn. We sluiten, en uiteraard Ria een flink stuk langer dan ik,<br />

de dag af met wat dobberen in het bad.<br />

5


Donderdag 13 juli 2006.<br />

Cinapas – Pandangaran.<br />

6<br />

Regen, 25 o C.<br />

Nadat we beiden om vier uur al wakker zijn geworden door het luidruchtige<br />

ochtendgebed van de naburige moskee, zorgt de haan buiten, dat ik net voordat de<br />

wekker om zes uur gaat wakker word. Het is nog een beetje zonnig en we eten ons,<br />

op tijd gebrachte, ontbijt op de veranda op. Kleine busjes brengen ons naar de nog<br />

actieve vulkaan Pangandayan. Bijna iedere meter dat we verder de bergen omhoog<br />

op rijden neemt de bewolking toe en na een tijdje begint het te miezeren. De busjes,<br />

ze zijn van het model drie keer opvouwen, zitten niet echt comfortabel. Daarenboven<br />

heeft die van ons een deur die nooit meer dicht zal kunnen. Als de miezer overgaat<br />

in lichte regen, door de hoogte en de snelheid van de bus de temperatuur daalt,<br />

wordt het nog minder aangenaam in deze voertuigen te zitten. We blijven toch maar<br />

in het busje zitten als we aankomen op de parkeerplaats, vanwaar we de klim per<br />

voet verder zullen doen.<br />

Het lijkt wat droger te worden als we aan de eerste meters klauteren beginnen. Hier<br />

is het nog in de vorm van een oneffen pad, waar nog redelijk op valt te lopen. Als het<br />

pad overgaat in een steilere klim over rotsblokken en gladde paadjes raakt Ria<br />

langzaam een beetje achter. Een kleine tijd later zie ik haar een honderdtal meters<br />

lager op een rotsblok zitten. En bij de eerste stop van deze klim komt één van de vier<br />

gidsen me melden dat hij verder zal zorgen voor mijn vrouw, zodat ik door kan gaan.<br />

Met bewondering overigens zie ik twee van onze gidsen klimmen op niet meer dan<br />

teenslippers. Ze hebben zich overigens veel slimmer gekleed dan ik. Een stuk<br />

warmer en dat helpt wel denk ik met deze temperatuur en regen. Ik heb niet meer<br />

aan dan een poloshirt en loop de hele tijd tijdens de klim te worstelen met een<br />

paraplu in mijn ene en een camera in mijn andere hand. Wat onhandig dat Ria niet<br />

verder gaat. Ik draag de rugzak met de fotospullen en zij de rugzak met water en wat<br />

knabbels. Gelukkig kan ik onderweg voldoende bij andere groepsleden bietsen. Het<br />

landschap begin steeds wilder te worden. De vulkaan, die nog in 1974 is<br />

uitgebarsten heeft daarmee gezorgd voor een prachtig mooi landschap van steen in<br />

vele kleuren, hier en daar een verbrande boom, waar soms weer groene takken uit<br />

zijn ontsproten. Het landschap wordt op sommige plekken weer doorsneden door<br />

smalle beekjes en uiteraard de uitwegen van de vulkaan zelf. De grond is dan<br />

overgoten met gele kleur van de zwavel, waar, als je onder de wind staat, een bijna<br />

niet te verdragen stank van rotte eieren vanaf komt. De sfeer die deze berg oproept<br />

wordt nog eens verstrekt door het regen en de licht mistige lucht. Het maakt de<br />

aanblijk nog meer sinister. De wolken hebben bezit genomen van de top van de<br />

vulkaan. Ook als we dicht tegen die top aan zitten, is die maar vagelijk zichtbaar.<br />

Men had ons gezegd dat het een wandeling van een half uur naar de krater zou zijn,<br />

maar na ruim een uur pas bereiken we de krater. Het landschap is in de tussentijd<br />

nog surrealistischer geworden dan het al was en krater zelf draagt daar zijn steentje<br />

nog aan bij. De rijen verbrande stammen, de soms uit de grond komende stoom, het<br />

nevelige weer doen me af en toe denken dat ik op de flanken van Doemberg loop uit<br />

deel drie van In de ban van de Ring. De krater zelf overigens produceert geen stoom.<br />

Het is een meer, dat wit, melkachtig wit, met daarover heen een lichte groenblauwe<br />

waas, van kleur is. Boven de krater stroomt een gifgele zwavelstroom, die zich als<br />

een beekje in het meer stort. Ik ben inmiddels doorweekt. De poncho’s zitten in de<br />

grote rugzakken en de paraplu’s, die we wel bij ons hadden zijn nauwelijks te


gebruiken. Met klimmen lukt het nog wel een beetje zo’n ding boven mijn hoofd te<br />

houden, maar met dalen, over de gladde stenen van beekjes heen lopen en nog<br />

maar te zwijgen van fotograferen, is een paraplu meer ongemak dan gemak. Bij het<br />

dalen heb ik steeds wel beide handen nodig, zeker als ik me op een steil stukje nog<br />

maar net op mijn beide handen kan opvangen. De hulp van de drie overgebleven<br />

gidsen is overigens zeer welkom als we de stroompjes met de super gladde stenen<br />

oversteken en bij steile klimmetjes en afdalingen. Na nog een laatste blik op het meer<br />

te hebben geworpen gaan we terug naar de parkeerplaats. Na ruim twee uur geleden<br />

daar te zijn vertrokken kom ik daar weer aan. Druip nat van de regen, met modder en<br />

zwavelresten tot aan mijn knieën vind ik Ria terug bij één van koffiehutjes. Zij is zoals<br />

ik al had verwacht teruggegaan en heeft de tijd doorgebracht met een handen- en<br />

voetengesprek met een vrouw daar. Heeft er lekker droog gezeten en de vulkaan<br />

van foto’s bekeken. Na een kopje thee (koffie is hier niet te drinken met alle drab<br />

erin) hobbelen we weer en uurtje terug naar beneden in het kleine busje. In Cinapas<br />

aangekomen breekt de zon weer door en doet de hoop op een droge middag<br />

versterken. In ieder geval kan ik terug kijken op een heel mooie wandeling.<br />

Helaas niets is minder waar als na een klein aantal kilometers in de bus richting<br />

Pandangaran de bewolking weer gaat toenemen en even later door regen wordt<br />

gevolgd. De regen houdt niet op tot we tegen zeven uur bij hotel Sandaan<br />

aankomen. Als ik op de veranda van onze hotelkamer, in een heerlijke temperatuur<br />

het reisverslag aan het schrijven ben, stopt het om een uur of negen met regenen.<br />

Dat geeft hoop voor de dag van morgen, maar een gewaarschuwd mens telt voor<br />

twee, dus zal ik dadelijk de poncho’s maar eens gaan opzoeken in grote rugzakken<br />

en ze overladen naar de kleinere exemplaren, om niet morgen tijdens het geplande<br />

becaktochtje wederom te worden verrast.<br />

Vrijdag 14 juli 2006.<br />

Pandangaran.<br />

7<br />

Zonnig, 32 o C.<br />

Om halfacht is het reveille en daarna een simpel, doch voedzaam ontbijt in het hotel.<br />

Vervolgens nestelen we ons heerlijk in de gereedstaande becaks voor een tochtje<br />

langs de markt en een aantal kampongs. Het is alleen al een leuk gezicht om al die<br />

becaks op een rijtje te zien staan en het in colonne rijden is nog leuker.<br />

De markt is een gezellige rommel. Omdat het de afgelopen nacht heeft geregend is<br />

het er een modderpoel van jewelste. Helaas laat Ria mijn petje, als ze het voor me uit<br />

mijn rugzak haalt, in de modderige troep vallen. Vandaag dan maar zonder verder<br />

petje, want een modderhoofd is ook niet alles. De markt is niet alleen rommelig, maar<br />

ook dat wat je ervan mag verwachten. Alles door elkaar van fruit tot vis, van vlees tot<br />

levende have en van kleding tot kleine huisraad. Heerlijk om dit weer eens mee te<br />

maken, ik krijg weer klein beetje India gevoel hierbij. We kopen nog wat water voor<br />

ons zelf en wat snoepjes voor de kinderen in de kampongs, die we dadelijk gaan<br />

bezoeken en hobbelen dan verder over de smalle landweggetjes.<br />

De kampongs zijn prachtig, idyllisch zelfs. Prachtig gelegen in het oerwoud, mooi zo<br />

hier in de natuur. Onder de vele bomen is het heerlijk koel en de mensen zijn heel<br />

vriendelijk. De snoepjes zijn uiteraard erg in trek. Binnen een ommezien is Ria<br />

omringd door een horde kinderen, die niet weten hoe ver ze hun handen moeten<br />

uitsteken. En voor die kinderen, die een beetje verlegen aan de kant blijven staan is


er uiteraard ook iets uit de pot. Bij de tweede kampong neemt het gegraai vele malen<br />

toe en lijkt het wel een bestorming van een meute kleine mensjes, die de snoepjes<br />

bijna en soms ook daadwerkelijk, uit de zakjes graaien. De drie grote zakken snoep<br />

zijn dan binnen een ommezien leeg. In deze twee kampong krijgen we ook wat<br />

oorspronkelijke ambachten te zien, zoals het maken van tempé, het maken van een<br />

karamelachtig goedje, dat overigens heerlijk smaakt, en het “oogsten” van<br />

klappermelk uit de top van een klapperboom. Ik sta verbaasd hoe snel de man, die<br />

het laatste ambacht demonstreert, de hoge boom is ingeklommen. Overigens kun die<br />

bomen voor alles en nog wat gebruiken, zo demonstreert een televisieantenne in één<br />

van de toppen.<br />

De hele weg van een naar de kampongs staan vele kinderen uitbundig te zwaaien en<br />

“hello mister”, waar mister zowel de mannelijke als vrouwelijke variant is, te roepen<br />

als we langsrijden. Zij hebben het grootste plezier als je ook terugzwaait en “hello”<br />

roept. Ook ik vind dit heel leuk. We becakken, dat wil zeggen wij zitten en de<br />

chauffeurs trappen zich een ongeluk, terug richting hotel via een palmboom- of<br />

klapperboomplantage. De bomen lijken, nu je ze meer ruimtelijk kan zien, nog een<br />

beetje hoger dan eerst, maar deze oogst komt hier eenvoudig naar beneden vallen,<br />

wat het voor de plantagewerker een flink stuk eenvoudiger maakt. Heel mooi zijn ook<br />

de kleine visvijvers op de plantage, met de prachtige lotusbloemen.<br />

Bij terugkomst in hotel rusten we nog wat uit op de veranda bij de kamer en zijn dan<br />

binnen no-time omringd door verkopers van sarongs, broekrokken, overhemden en<br />

was dies al niet meer zij. Ria koopt, na flink afdingen, een broekrok. De rest van de<br />

middag brengen we ontspannen door. We slenteren wat langs het strand, eten<br />

nasigoreng bij een strandtentje, snuffelen wat bij kraampjes, die hier te over zijn,<br />

hoofdzakelijk op zoek naar koelkastmagneetjes. Maar die vallen nog steeds niet te<br />

scoren. Teruggekomen in het hotel doen de was, en gaan wat zwemmen in het<br />

zwembad van het hotel, dat direct aan onze veranda is gelegen. Veel plezier hebben<br />

we ook dit jaar weer met de meegenomen opblaasbare standbal. Met de twee<br />

Indonesische jongens, die ook aan het zwemmen zijn, al kunnen we amper met ze<br />

spreken vanwege de taalbarrière, kunnen we leuk spelen met dat ding.<br />

Het valt me op hoeveel woorden Nederlands er in het Bahasa Indonesia zitten.<br />

Tientallen zijn me al opgevallen: parkir, notaris, kurs, handuk, permissi, kasir, kanker,<br />

impotensi, polisi, toilet, komplit, restauran, loket, wastafel, knalpot, asbak, bensin,<br />

kopling, famili, apotik, optik, helm, informasi, taksi, specialisasi, televisi, demonstrasi,<br />

operasi, spasi, internasional, kantor pos, koperasi, dokter, presiden, indentifikasi. Om<br />

er maar een paar te noemen. En wij maar klagen in Nederland dat er te veel Engelse<br />

leenwoorden in onze taal zitten!<br />

We sluiten de dag af met een heerlijke Indonesische maaltijd, gevolgd door een<br />

“Westers” toetje: tropische vruchten met yoghurt. En Ria daarna met een bad.<br />

Zaterdag 15 juli 2006.<br />

Pandangaran.<br />

8<br />

Zonnig, 33 o C.<br />

De standaard tijd, lekker makkelijk, dan behoef je de wekkers niet steeds te<br />

verzetten, rammelen de klokjes van gehoorzaamheid. Hoewel het laatste woord wel<br />

wat zwaar is voor een vakantie.


De zon breekt pas door als we bij de Green Canyon aankomen. Dat is precies op tijd,<br />

want vandaag gaan we de hele dag toeren. De start is een tochtje door de Green<br />

Canyon. Een schitterend natuurgebied, waar we doorheen varen. Aan het einde van<br />

de groen gekleurde rivier komen we aan bij een platte rots, waarna varen niet meer<br />

mogelijk is. De rots is dan wel plat ten opzichte van het gesteente in de omgeving,<br />

maar weer niet zo plat dat lopen erg gemakkelijk gaat. Overigens is het niet meer<br />

dan een paar vierkante meter, die wel steeds ruimer wordt om dat een aantal van<br />

ons aan het zwemmen gaat. Onderweg heb ik leguanen en een ijsvogel gezien, erg<br />

mooi, en hier is het de combinatie van rotsen, water en groen wat het prachtig maakt.<br />

Na een half uurtje tuft, nou ja tuft, het gaat met een behoorlijke snelheid, het bootje,<br />

een trimaran eigenlijk met de dragers aan elke zijde, weer terug richting startpunt.<br />

Hier stappen we over in de busjes. Opvouwauto’s noem ik ze, omdat je in een<br />

andere houding dan gevouwen er niet in kunt zitten. Goed waarschijnlijk voor de<br />

lokale bevolking, die toch wat kleiner van stuk is dan wij, maar voor een wat langere<br />

Westerling net iets te laag. Gelukkig duren de ritten niet al te lang.<br />

De volgende stop is de baai, waarin de rivier van de Green Canyon uitmondt. Het<br />

strand is hier bijna zwart van kleur. Die kleur zand heb ik wel eerder gezien, maar het<br />

blijft speciaal. Je hebt de neiging je voeten te vegen bij het verlaten van het strand.<br />

Met het heldere zeewater en de net als in de omgeving de flinke branding, die mooie<br />

afstekende witte schuimkoppen maakt, toch weer iets aparts. Ria gaat op het strand<br />

liggen, maar ik neem de anderhalf uur die we nog hebben tot aan de lunch, om wat<br />

rond te wandelen in de omgeving en wat foto’s te maken.<br />

Na de prima lunch, die net, zoals we elders al hadden meegemaakt, amper wat kost,<br />

voor een Euro of twee/drie heb je alles wel, inclusief drankje, bussen we verder naar<br />

het Temple of Doom-gevoel. Een bamboe hangbrug waar we het laatste stuk naar<br />

toe en overheen lopen. Vooral het gewiebel in het midden van de brug geeft je een<br />

beetje het gevoel Indiana Jones te zijn. De brug is dan wel minder lang, de afgrond<br />

naar het water minder diep, er zijn dan wel geen hongerige krokodillen (althans ik<br />

heb ze niet gezien), die hun bek in de diepte opensperren, maar het is zeker een<br />

heel leuke belevenis. De lokale bevolking rijdt er zelfs met passagier(s) en/of bagage<br />

op de motor, wiebelend en al, met een aardig vaartje overheen, terwijl wij voorzichtig<br />

lopend de bewegingen van de brug zoveel mogelijk proberen te beperken.<br />

Hierna is het weer opvouwen en uitvouwen bij een kroepoekfabriekje. Heel lekker dat<br />

spul, maar als ik zie onder welke omstandigheden het wordt gemaakt, dan zou je …<br />

Het planfond is deels zwart van het stof is en de hanenbalken bezwijken bijna onder<br />

de vele, vele lagen spinrag. Je moet er maar niet aandenken bij het eten van dit spul.<br />

Nog daargelaten de omstandigheden waaronder de mensen hier moeten werken.<br />

Het half duister, dat voor dit moment nog enigszins wordt verlicht door de flitsers van<br />

toeristencamera’s, completeert de sfeer.<br />

Na de vouwbeweging in en de vouwbeweging uit zijn we aangekomen bij een<br />

wajangpoppenmaker. Dit keer niet, zoals in Bogor, een commercieel praatje,<br />

natuurlijk ook deze man wil verkopen, maar een enthousiaste verteller over hoe de<br />

poppen worden gemaakt, hoe je ze kunt laten bewegen en tenslotte geeft hij nog een<br />

kleine voorstelling met een uitleg over de achtergrond van het verhaal. Die uitleg is<br />

wel nodig, want van de dialoog begrijp ik niets. Met het verhaal in het Maleis of<br />

Bahasa, gelardeerd met wat Engelss en een klein beetje Nederlandse uitleg probeert<br />

hij de achtergrond wat duidelijker te maken. Het gaat hem goed af.<br />

Voordat we het hotel bereiken stoppen we nog even bij het vliegerterrein. Een flink<br />

grasveld, vlak bij zee, dat voor dit weekend is omgebouwd tot festivalterrein voor een<br />

internationaal vliegerfestival. Vandaag is het trainingsdag, maar de dag is bijna<br />

9


voorbij, het licht neemt af. Men is bijna klaar, maar gelukkig worden er nog een paar<br />

prachtige exemplaren opgelaten, waaronder een schitterende bij en idem dito mug.<br />

Morgen is de wedstrijddag, maar die kunnen we niet meemaken, omdat we dan met<br />

de boot Pandangaran weer verlaten.<br />

Aangekomen in het hotel worden we verrast op oud-Hollandse gezelschapspelletjes,<br />

maar dan op z’n Javaans. Een groep Indonesiërs heeft blijkbaar iets te vieren en<br />

doen dit op het plein bij het zwembad met ski-lopen, blindemannetje,<br />

sinaasappeldans, waarbij de sinaasappel dan vervangen is door een ballon en waar<br />

gescheiden wordt gedanst: mannen met mannen en vrouwen met vrouwen. Het bij<br />

ons traditionele koekhappen is hier vervangen door rijstkoekhappen. Het festijn blijkt<br />

afgelopen als tegen zessen vanaf de nabij gelegen moskee de oproep tot gebed<br />

klinkt. Wel heel leuk om dit eens te zien overigens. Wat een beetje jammer is dat ik<br />

bij de lokale gids al een paar keer heb moeten vragen om het wisselgeld dat hij<br />

gisteren niet voor me had. Het gaat niet om veel, maar toch, het is het idee. Wat ik<br />

overigens merk dat men elkaar hier aan het werk houdt. Andi leidt de reis, maar<br />

bemoeit zich op geen enkele wijze met gidsen als we ergens zijn. Hij gaat wel steeds<br />

mee op die toertjes, maar laat de organisatie steeds aan lokale mensen over. Dat<br />

heb ik toch wel anders meegemaakt.<br />

Zittend op onze veranda bereiden we ons voor op de strandbarbecue van vanavond,<br />

kijkend naar de mensen in het zwembad, kijkend naar de Indonesische feestgangers,<br />

drinkend uit mijn kopje koffie en schrijvend in mijn schriftje, wachten we op het eten,<br />

het kampvuur, maar vooral de traditionele dans van vanavond. Het is er allemaal,<br />

lekker, ontspannend en leuk en op het einde de alternatieve sfeer, een beetje in de<br />

geest van “Pappie is blijven hangen aan de sixties.”, met de gitaar muziek. Men is<br />

hier vooral verzot op de The Eagles. Die plaat maar eens opzetten als we thuis zijn.<br />

Al met al een goed afscheid van Pandangaran.<br />

Zondag 16 juli 2006.<br />

Pandangaran – Cilacap – Wonosobo.<br />

10<br />

Zonnig, 35 o C.<br />

Na het ontbijt en het inladen van de rugzakken brengt de bus ons naar de haven,<br />

nou ja haven, een kade aan de rivier, meer niet, vanwaar we verder zullen reizen per<br />

boot.<br />

Met een behoorlijk vaartje gaan we tegen negen uur met twee boten varen, van de<br />

kade die niet meer is dan een wallenkant en een haven die niet meer is dan de tuin<br />

van een woonhuis gelegen aan de rivier is, maar wel allemaal mooi gelegen in het<br />

oerwoud. De eerste uren leidt de vrij brede rivier, die soms zo breed is dat het wel<br />

een meer lijkt, ons door het oerwoud. Een oerwoud gelardeerd met landbouwgrond,<br />

voornamelijk rijstvelden. Die vele rijstvelden, of sawa’s, hebben de Indonesiërs hard<br />

nodig ook, omdat men de gehele dat rijst eet, in welke goreng-vorm dan ook. Bij het<br />

ontbijt rijst, bij het middageten rijst en bij het diner rijst en af en toe tussen door een<br />

rijstkoek natuurlijk. We doen daar voor een deel aan mee, zij het we de rijst (hoewel<br />

Ria probeert het één keer, maar ik laat me er niet toe verleiden) ’s morgens wel laten<br />

schieten. Langs de kant van de rivier zijn heel mannen met hengels aan het vissen<br />

en op de rivier zijn collega’s van hen bezig met netten hetzelfde resultaat te boeken:<br />

vis voor de maaltijd. Ook zien we nog een paar prauwen die allerhande spullen<br />

vervoeren. Al met al en leuk schouwspel. Af en toe is er een witte reiger lang de kant


te zien, wat amfibische vissen en zelfs één keer een heel schuwe otter. Het is een<br />

prachtig tochtje, met één nadeel: het reusachtige lawaai. Een enorm grote<br />

dieselmotor hangt boven het dek en maakt lawaai voor tien. De plaats heeft te<br />

maken met de techniek die men in meer Oosterse landen gebruikt: een motor wordt<br />

aan een schroefas bevestigd, die als men wil gaan varen in het water wordt geduwd.<br />

Het lawaai heeft te maken met de grootte van de motor, maar zeker ook met de<br />

ouderdom van het apparaat. Als ik na een uur of vier varen van boord stap tuiten<br />

mijn oren nog een hele tijd na en doen mijn knieën zeer. Dat laatste heeft weinig te<br />

maken met het lawaai van de motor maar meer met mijn eigen domme schuld om in<br />

de zon te blijven zitten, die versterkt door de wind en de spiegeling van het water flink<br />

haar werk doet. Door niets over mijn blote knieën te leggen en de zonnebrand die in<br />

de grote rugzak in de bus zit, blijf ik een paar dagen met zere en rode knieën<br />

rondlopen. Tegen het eind van de tocht voert de boot ons langs een<br />

gevangeniseiland en de commerciële haven van Cilacap. Dit is het mindere deel van<br />

de tocht, maar ja de bus wacht daar, dus varen we maar door.<br />

De bus brengt ons vervolgens naar de nasigorengstop en binnen een uurtje of vier<br />

naar Wonosobo. In het gewijzigde programma zouden we hier drie in plaats van één<br />

nacht blijven, dit in verband met de gevolgen van de recente aardbeving in en rond<br />

Yogyakarta, maar zover ik in het donker kan zien, heeft het stadje niet zoveel te<br />

bieden. Gelukkig dat de oorspronkelijke route en het schema zullen worden<br />

gehandhaafd en blijven we hier maar één nacht en reizen morgen weer verder naar<br />

Yogyakarta.<br />

Na in perfect Nederlands te zijn welkom geheten door de hoteleigenaresse sluiten<br />

we de dag in stijl met de omgeving af. We gaan eten in het restaurant Asia, dat we<br />

bereiken door een beetje te dwalen door de donkere en nauwe straatjes van<br />

Wonosobo. Een biefstuk met gebakken aardappelen en groente is ons maal. Niks<br />

geen rijst dus deze avond. Maar eens zien of ik vannacht last van die verbrandde<br />

knieën zal hebben. Waarmee overigens mijn theorie en stellingen overboord gaan,<br />

dat ik tijdens vakanties in (sub-)tropen nooit bruin of zo word. Misschien blijft dat wel<br />

waar, maar rood houd ik in ieder geval wel over.<br />

Maandag 17 juli 2006.<br />

Wonosobo – Borobudur – Yogyakarta.<br />

11<br />

Zonnig en bewolkt, 30 o C.<br />

Om zes uur roept de wekker ons, maar niet voordat we om een uur of vier door een<br />

stuk of twee moskeeën, die om het hardst proberen onze aandacht te trekken, en dat<br />

lukt ze prima hoor, tussendoor nog even worden wakker gemaakt. In ieder lukt het<br />

herriemakers beter dan mijn knieën om me wakker te maken. De laatsten houden<br />

zich prima.<br />

Snel ontbijten, een ontbijt overigens in heel Nederlandse stijl, met wittebrood,<br />

pindakaas en hagelslag, want er is toch nog wat in Wonosobo te zien. En wel recht<br />

voor de deur van ons hotel. Dat is wel een beetje in tegenstelling tot wat ik gisteren<br />

dacht: er is toch wat te zien. Toen we gisteren van het restaurant naar het hotel terug<br />

liepen, kreeg ik met de geuren op straat in mijn neus, een beetje India-gevoel. Nu ik<br />

vanmorgen door de poort na buiten ga zie ik bijna iets van India voor me. De gisteren<br />

zo lege straat is nu één groot marktplein geworden, met een enorme bedrijvigheid.<br />

Heel erg leuk om te zien en heel erg leuk om te fotograferen. Daar laat is graag mijn


omeletje, die mag Ria hebben, voor staan. Helaas heb ik maar weinig tijd om rond te<br />

kijken. De markt begint hier al om drie uur ’s morgens en sluit om zeven uur. Het is<br />

nu kwart over zeven, maar gelukkig is er nog wel voldoende activiteit, alhoewel men<br />

hier en daar al aan het opruimen is. Verder vetrekken we om halfacht naar het Dieng<br />

Plateau. Het is hier overigens wel de vraag wie nu wie fotografeert, of beter gezegd,<br />

wie nu de onderwerpen uitzoekt. Om de paar stappen hoor ik “Mister, Mister. Photo!’.<br />

En als ik die foto dan genomen heb, bedanken ze mij in plaats van andersom.<br />

Als we met de kleine busjes, die natuurlijk niet recht voor het hotel komen,<br />

vertrekken, zie ik dat de markt langzaam aan het leger worden raakt. Vanmorgen bij<br />

het opstaan was er zon en bewolking, maar binnen drie kwartier is de hele stad in<br />

mist gehuld. Als we langzaam naar het 2400 meter hoog gelegen plateau stijgen laat<br />

zon zich af en toe zien. Dat zal de hele dag zo blijven.<br />

Na een tussenstop met een schitterend uitzicht, stoppen we eerst bij een<br />

Hindoetempelcomplex. Helaas zijn de tempels en niet zo groot en hebben ze niet al<br />

te veel details meer. Door het meer dan twaalfhonderd jaar in weer en wind staan, en<br />

zelfs door lava te zijn bedekt, hebben ze niet meer de pracht en praal, die ze ooit<br />

bezaten. Desalniettemin toch leuk om te zien. Heel spectaculair daarentegen is de<br />

vulkaan, waar we tot aan de kraterrand kunnen komen. Je kunt hem al van verre<br />

zien. De enorme stoomwolk is op zeer grote afstand waarneembaar. Ook vanaf<br />

afstand, maar dan wat minder veraf, is de zwaveldamp, het lijkt net op de lucht van<br />

rotte eieren, of de stinkbommetjes, die ik nog ken van vroeger op school, goed<br />

waarneembaar. Niet zo sterk als op de Pandandayan, maar goed waarneembaar en<br />

met geen zakdok buiten te sluiten. En één vulkaan is de andere niet, zo blijkt. Heel<br />

anders deze dan de vorige. Was de krater van de Pandandayan een stil meertje, hier<br />

is de krater een kolkende, kokende massa, die enorme wolken stoom afgeeft. Een<br />

prachtig gezicht. Her en der zijn er ook kleine uitlaten van deze vulkaan, waar men<br />

slim gebruik van maakt om de energie ervan te gebruiken.<br />

Als laatste bezoeken we vulkanische meren. Groenblauw water, waar je af en toe de<br />

bubbels van de vulkanische activiteit in ziet. Jammer dat er geen zon is, omdat dat<br />

dan, naar men zegt, het meer zich in vele kleuren laat zien. Een beetje van dat effect<br />

is nu ook wel zichtbaar, maar het schijnt beter te kunnen. We sluiten het bezoek aan<br />

dit plateau af met een klim naar een twee honderd vijftig meter hoger gelegen<br />

uitkijkpunt. Ik kom hijgend als een molenpaard boven, maar gelukkig ben ik niet de<br />

enige. Ik denk dat Ria beneden is achter gebleven. Ik zal haar dadelijk wel bij de<br />

bussen terug zien. Na een paar foto’s en een lastige afdaling door de vele velden<br />

landbouwgrond (petje af voor de lokale boeren, die hier elke dag vele malen op- en<br />

afklauteren) kijk ik in de bus: geen Ria. Die zal dan wel in de andere, verkeerde bus<br />

zijn gestapt, denk ik: geen Ria. Ze is in geen velden of wegen te bekennen. Gidsen<br />

en een deel van de groep beginnen de berg weer op te klauteren en haar te roepen.<br />

Ik verwacht echter niet dat ze op die berg is. Nu mag je gedurende de reis tien<br />

procent van de leden verliezen, maar dat mag toch niet mijn Ria zijn, vind ik. Eén van<br />

de gidsen komt op het idee om te gaan kijken bij het uitgangspunt van de wandeling.<br />

En ja hoor daar zit ze lekker op een bankje uit te kijken over het meer, in de<br />

veronderstelling dat wij wel weer hetzelfde pad terug zouden nemen. De boodschap,<br />

die ze een paar groepsleden gegeven had dat ze beneden zou blijven, is blijkbaar<br />

niet, goed, door gekomen. ’t Was even een beetje spannend, maar vijf kwartier later<br />

stappen we, compleet nu, over in de grote bus richting lunchplaats en Borobudur.<br />

Tijdens de twee en een half uur durende busrit naar de Borobudur laat de zon het de<br />

meeste tijd afweten en hebben de wolken de overhand, voor zover ik het dan bewust<br />

meemaak. Je krijgt overigens wel een pijnlijke nek van het slapen in deze bus, maar<br />

12


dat terzijde. Bij aankomst bij de tempel komt de zon weer door, precies op het juiste<br />

moment dus, zoals ook de verkopers ook doorkomen en als bijen om ons heen<br />

zwermen, natuurlijk ook op het juiste moment. Het mooie zachte licht blijft het hele<br />

bezoek aan deze schitterende en grootste tempel, hoewel een beetje meer zon de<br />

wat donkere kleur van de Borobudur best wat zou kunnen oplichten. Ik mag een<br />

wens doen, omdat ik één van de vingers van een Boeddhabeeld aanraak in één van<br />

de stupa’s. Als we weer afdalen naar de “gewone” wereld, is het aantal verkopers<br />

gegroeid tot één a twee per groepslid. Ze staan in slagorde opgesteld, onder aan de<br />

trap. De gehele weg naar de uitgang begeleiden ze ons, alsof we de borden zelf niet<br />

kunnen volgen, en dingen ze zelf maar af omdat wij dat niet doen. Buiten het<br />

tempelcomplex ding ik nog wel af op een paar fluitjes, die Ria wil kopen. Laverend<br />

door de verkopers heen, stap ik de bus weer in.<br />

Een klein stukje verder stoppen we weer. Bij een zilverfabriek deze keer. Als ik zie<br />

hoe de mensen hier bezig zijn met sieraden en allerhande andere objecten, dan<br />

word ik er een beetje kriebelig van. Al dat pietepeuterige werk! Ria koopt hier drie<br />

kettingen van filigraan zilverwerk voor de vijftigste verjaardag van de drieling. Het<br />

afdingen lijkt hier even verkeerd te gaan. Eerst was er één ketting. De verkoopster<br />

zei dat ze een speciale prijs zou maken als we er meer kochten. Men kon eerst maar<br />

twee exemplaren van dezelfde ketting vinden, maar later na beter zoeken waren er<br />

wel vier. Of we ze dan alle vier wilden kopen. Nee drie is wat we nodig hebben en<br />

daar blijft het dan bij. Maar de prijs bleef daar niet bij, blijkbaar. Die blijkt opeens een<br />

procent of tien hoger te zijn bij een afname van drie in plaats van één. Dat vind ik gen<br />

speciale prijs, althans niet voor mij, misschien voor hen wel. Ik krijg er nog een paar<br />

procent af, van de basis maal drie wel te verstaan dan. Ria loopt blij met haar drie<br />

kettingen de winkel uit en laat ze trots aan aantal groepsleden zien.<br />

Langzaam begin nu het nieuws van de zeebeving ten zuiden van Java door te<br />

dringen. Drie schokken zijn er geweest met de bijbehorende tsunami. Pandangaran<br />

en het gebied bij Cilacap zijn ook getroffen. Later horen we dat er golven van wel<br />

zeven meter hoog zijn geweest in Pandangaran. Het hotel waar wij in Pandangaran<br />

verbleven, Sandaan, heeft tot kniehoogte onder water gestaan. Vele strandtentjes<br />

zijn verwoest en ook het hotel is er niet zonder schade afgekomen. De schrik slaat er<br />

bij mij, en ook vele anderen, behoorlijk in. Net iets meer dan een dag zijn we van<br />

daar vertokken en voeren door de rivieren bij Cilacap. We mogen van heel veel geluk<br />

spreken. Helaas voor de mensen daar, is dat geluk voor hen een heel stuk minder. Ik<br />

denk aan de omgeving terug, aan de mensen, aan de kinderen, die bij er waren met<br />

de snoepjes. Hoe zou het met hen zijn, wat is er van hen geworden. Het nieuws komt<br />

wel heel anders over, als dat je van een ramp op vele duizenden kilometers hoort, in<br />

plaats van zo dichtbij nu. Sinds gisteren kan ik geen open netwerk meer op mijn<br />

telefoon vinden. Ik probeer verbinding in de bus te krijgen, maar het lukt me niet om<br />

een smsje naar Nederland te sturen, om te vertellen dat het ons goed gaat.<br />

Inmiddels heet de bus Yogyakarta bereikt en staan we stil voor de deur van ons<br />

volgende hotel. Dat blijkt overboekt te zijn, zodat we er niet in kunnen. Shoestring<br />

heeft inmiddels een, beter, alternatief gevonden. Niet ver bij dit hotel vandaan, het<br />

hotel Duta. En dit hotel valt in het geheel niet tegen. Een mooie grote kamer,<br />

voorzien van de inmiddels bekende veranda, die vervolgens weer gelegen is aan een<br />

schitterende tuin. De tuin wordt hier en daar doorsneden door kleine stroompjes,<br />

waar flink grote vissen in rondzwemmen. Het hotel heeft ook een zwembad, gelegen<br />

aan een rotspartij, die tegen de gevel van het huis van de buren is aangebouwd. Als<br />

je zo op de veranda zit, dan zou je niet denken dat je in en stad met meer dan een<br />

half miljoen inwoners bent, maar in een klein plaatsje op het al dan niet platte land.<br />

13


Het leukste van de kamer is overigens de badkamer. Het is er één van het halfopen<br />

type. Er ontbreekt een muur, waarna de badkamer gewoon verder gaat in oplucht,<br />

met er aanvast een kleine, afgesloten tuin. Erg leuk. We zijn er zeker niet minder van<br />

geworden, van die hotelwissel, denk ik.<br />

Inmiddels heeft mijn telefoon weer een netwerk gevonden, zodat de smsjes eruit<br />

kunnen. We sluiten deze dag af met een hamburger en voor Ria … Ria bestelt een<br />

Monsigneur Croquet en denkt een broodje kroket te krijgen. Blijkt het een tosti zonder<br />

ham, maar met frietjes te zijn. Ach ja, is ook lekker. Ruim na twaalven doen we het<br />

licht van deze bewogen dag uit.<br />

Dinsdag 18 juli 2006.<br />

Yogyakarta.<br />

14<br />

Zonnig, 37 o C.<br />

De wekker gaat om zeven uur, met daarom geen bijgeluiden van moskeeën en zo.<br />

Houden zo.<br />

Na het heerlijke ontbijt gaan we op weg voor een stadstoertje. Pas nu wordt goed<br />

zichtbaar, dat konden we gisterenavond niet meer zien bij het licht van de<br />

straatlantarens, wat de kortgeleden aardbeving deze stad heeft aangedaan. Overal<br />

in de stad zie je huizen die ingestort zijn. Geen enkele straat is ontzien. Verbazend is<br />

wel dat niet een hele straat tegen de vlakte ligt, maar zo af en toe een huis, terwijl de<br />

links en rechts daarvan de huizen nog in goede staat verkeren. Ik had wel hele<br />

straten in puin verwacht, maar blijkbaar is dat niet zo. Gelukkig maar voor de mensen<br />

in die belendende percelen. Er liggen wel overal, in elke straat, bergen puin. De<br />

Indonesiërs nemen de wederopbouw met ferme hand op. Overal zie ik mensen aan<br />

het werk met het herstellen van de huizen. Het puin opruimen is deels van tweede<br />

orde en ook probeert men nog zoveel als mogelijk het puin te gebruiken bij de<br />

herstelwerkzaamheden. Vandaar al die, keurige overigens, bergjes.<br />

We doen eerst een paar “fabriekjes”. Te beginnen met batik schilderijen van de, mij<br />

onbekende, maar blijkbar wereldwijd bekende kunstenaar Kabul. Hij stelt zich zelf<br />

voor als “Kabul Piscasso from Java”. Smaken verschillen, dus sommige doeken vind<br />

ik mooi en andere weer niet. Maar wat een werk. Dagen om al die lagen was op te<br />

brengen, te verven en de was er weer af te halen.<br />

De tweede stop is een sigarenfabriek. Heus hoor, hier hangt het bordje Verboden te<br />

roken, wat je nergens anders in Indonesië ziet. Ook leuk om het proces van<br />

fabriceren te zien en als zoals altijd eindigt het rondje in de fabriek in het winkeltje. Je<br />

kunt altijd zien als een bezichtiging op zijn eind loopt: dan verschijnen de winkeltjes.<br />

Mooi, kan ik weer shag kopen, want die vindt je nergens op straat.<br />

Daarna wordt het mooi, mooi, mooi. Mooi, mooier, mooist. Het Kraton, het paleis van<br />

de Sultan, de voormalige koning van dit gedeelte van Java. Officieel geen vorst<br />

meer, van al zijn politieke macht ontdaan en “slechts” Gouverneur van de stadstaat<br />

Yogyakarta, maar in feite heeft deze man nog heel veel macht in het huidige,<br />

moderne, Indonesië. Zichtbaar is in ieder geval de pracht en de praal. En dat is mooi,<br />

mooier, mooist. Aansluitend is het Waterpaleis aan de beurt om bezichtigd te<br />

worden. Vroeger diende dit paleis om de Sultan te kunnen laten kiezen uit tientallen<br />

meisjes, die voor hem dansten en naakt zwommen. Kon de man makkelijk zien wat<br />

voor vlees hij kuip had, alvorens … Het paleis wordt nu niet meer, in tegenstelling tot<br />

het Kraton, gebruikt, maar de stad heeft er wel een mooi lustoord aan overgehouden.


Ik hoop voor die Sultans dat die meisjes net zo mooi waren al dit paleis. In ieder<br />

geval kon die Sultan steeds de mooiste uitkiezen, dus dat zal wel hebben<br />

losgelopen.<br />

Als laatste gaan we, wederom, naar een batikfabriek, maar nu één die kleding<br />

produceert. Ook hier zien we het geduldige proces van fabricage. Ria doet een<br />

poging om een jurk te kopen, maar helaas de goede maat hebben ze niet. Men biedt<br />

wel aan om er één op maat te maken, maar dan blijkt dat de afmetingen van de basis<br />

stof te klein zijn. Later nog maar eens opnieuw proberen.<br />

Na terugkomst in het hotel eten we nog een hamburger, Ria doet een dutje, ik schrijf<br />

mijn reisverslag en stop de was vast in het bad. De rest van de middag luieren we<br />

verder door. We zitten overigens wel in een luxe hotel. Eerst krijgen we tegen het<br />

einde van de middag een kopje thee, met koekje (dus twee voor mij) aangeboden en<br />

om halfzes komt er zelfs iemand om het licht op de veranda aan te doen (alsof we<br />

dat zelf niet zouden kunnen, maar wel luxe).<br />

Per paardenkoetsje gaan naar een voorstelling van traditionele dans (Purawisata<br />

Ramayana Ballet) met vooraf een uitgebreid buffet Indonesisch eten. Het is lekker<br />

eten en een mooie show, waarvan ik helemaal niets begrijp. We hebben wel een<br />

papiertje gekregen met het verhaal in het Nederlands, maar er is nu geen tijd om dat<br />

te lezen, er is veel te veel te zien, en het licht in dit openluchttheater … eh welk licht?<br />

Niet alleen de bewegingen, maar zeker ook de kleding en de schmink van de acteurs<br />

en actrices is prachtig. Voer voor fotografen zal ik maar zeggen.<br />

Als we terug zijn in het hotel en ik mijn gsm aanzet, stromen de smsjes met<br />

verontruste vragen over onze gezondheid binnen. Gelukkig kunnen we iedereen<br />

melden dat het ons goed gaat en dat we de dans van de tsunami net ontsprongen<br />

zijn.<br />

Woensdag 19 juli 2006.<br />

Yogyakarta.<br />

15<br />

Zonnig, 35 o C.<br />

Vandaag maken we er een lui dagje van. Pas om acht uur gaat de wekker en even<br />

na negenen zitten we aan het heerlijke ontbijt. Er staan twee dingen op het<br />

programma vandaag. Het eerste is kaarten schrijven en het tweede postzegels<br />

kopen en kaarten versturen. Ria schrijft de kaarten, terwijl ik af en toe indommel in de<br />

rotanstoel op de veranda en wakker schrik als zij het geschrevene voorleest.<br />

Rond twaalven wandelen naar het postkantoor en kopen de postzegels voor de<br />

kaarten. De loketbeambte komt met een kommetje water brengen, zodat we niet alle<br />

postzegels behoeven te likken en hij en de bewakingsman helpen even later ook met<br />

het scheuren van de vellen met zegels. Erg leuk allemaal.<br />

Daarna maar weer eens een hamburger en het krantenknipsel ophalen. Gisteren<br />

zagen we in restaurant Deja Vu een kaartje in de krant staan, waarop werd<br />

aangegeven waar de tsunami aan land was gekomen. Ria wilde dat kaartje graag<br />

hebben voor het fotoboek. Natuurlijk kon dat kaartje niet zomaar uit de krant worden<br />

gescheurd. Het was tenslotte de krant van die dag en anderen wilden hem<br />

waarschijnlijk ook graag lezen. Ze maakte toen de afspraak met de serveerster dat<br />

we het kaartje, of de krantenpagina, vandaag konden ophalen. Helaas de krant is<br />

niet meer te vinden en de betreffende serveerster is er (nog) niet. Zonder Ria ook<br />

maar te informeren belt men haar direct even op en een paar minuten later is ze er.


Het lukt ook haar niet om de krant te vinden, maar ze zegt toe uit te zullen zoeken<br />

waar dat ding dan wel is. Ik ga er maar vanuit dat we dat kaartje nooit zullen krijgen,<br />

alleen blijk ik dan de Indonesische mentaliteit van beloofd is beloofd niet te kennen.<br />

Vlak voordat we weg willen gaan komt ze met een uit een andere krant geknipt<br />

kaartje. Ze had een vriendin opgebeld of die nog een krant van gisteren had, was<br />

daar vervolgens op de fiets naar toe gegaan en geeft ons nu een ander kaartje met<br />

dezelfde inhoud. Heel leuk, heel vriendelijk allemaal.<br />

We gaan daarna op weg voor het tweede actiepunt van vandaag: cheques innen.<br />

Dat blijkt een “Chinese” onderneming te gaan worden. Een paar straten verderop zijn<br />

wel een stuk of tien banken, vrij dicht bij elkaar. De banken zijn afwisselend links en<br />

rechts aan de brede weg gelegen. Om te zien of we kunnen wisselen, moeten we<br />

steeds de weg oversteken. In een drukke stad als deze is dat niet altijd een<br />

eenvoudige opgave. Veel auto’s met daar bij nog een veelvoud aan brommertjes of<br />

lichte motoren er omheen, die zich als een soort bijen door het verkeer bewegen,<br />

zoemend en ronkend. De schaars aanwezige zebrapaden helpen meestal niet,<br />

hoewel er zowaar één keer een auto stopt. Het is steeds maar even wachten tot er<br />

zich een gaatje in de stroom voordoet en dan is het laverend naar het midden van de<br />

weg gaan, om vanaf daar het tweede deel van de etappe af te leggen. Zeker geen<br />

ongevaarlijk werkje, dat oversteken hier. Maar de missie dreigt volledig te mislukken.<br />

Bij iedere bank, wel heerlijk die airco hoor, krijg ik steevast met een vriendelijke<br />

glimlach omgeven, het antwoord dat men geen Traveler Cheques kan verzilveren.<br />

Dan gaan we maar weer over op pinnen.<br />

Tijdens dat laveren over de weg spreekt een man ons aan. Als hij hoort dat we uit we<br />

uit Nederland komen vraagt hij ons of we met een groep reizen en of die groep dan<br />

misschien van Djoser is. Hij had vernomen dat een groep van Djoser door de<br />

tsunami was getroffen, niet duidelijk of dat in Pandangaran of ergens anders was,<br />

maar wel dat er iemand gewond was en dat alle spullen nat waren. Ze waren<br />

inmiddels naar Yogyakarta gevlucht. Ik heb het verhaal nooit kunnen verifiëren, maar<br />

het zet je wel aan het denken.<br />

Na het bankendebacle nemen we een becak terug naar het hotel om luierend, af toe<br />

wat aan het reisverslag schrijvend en de resterende kaarten schrijvend, door te<br />

brengen. Van Andi horen we inmiddels dat ons hotel in Pandangaran niet slechts een<br />

halve meter onder water heeft gestaan, maar dat het geheel door de golven is<br />

verwoest.<br />

Tijdens het eten zijn een man of vijf aan de overkant van de straat bezig een<br />

vrachtauto met allerlei meubels te laden. Tafels, kasten, stoelen, noem maar op. Er<br />

komen er steeds meer, schier eindeloos, bij. Ze zijn er de hele tijd dat wij in het<br />

restaurant zitten mee bezig. De vraag is hoe hoog je op een vrachtauto meubels kunt<br />

stouwen. Heel hoog in ieder geval, ruim boven de rand van open bovenkant. Dat<br />

blijkt wel. Maar blijkbaar nog niet hoog genoeg. Voordat de auto wegrijdt klimmen er<br />

nog twee mannen bovenop. Ik ben benieuwd hoe de lading en mensen hun<br />

bestemming zullen bereiken, met al die hobbelige wegen hier. Ik zal het wel nooit<br />

weten, maar we hebben wel leuke bewegende beelden tijdens het eten gehad.<br />

In de loop van de avond dringt bij ons het bericht door dat er opnieuw een<br />

aardbeving is geweest. Cobi, die nota bene in India reist, is de eerste die ons hiervan<br />

op de hoogte stelt. Het episch centrum heeft gelegen tussen Sumatra en Java. Een<br />

heel eind bij ons vandaan, maar toch maar het tuisfront een smsje sturen dat deze<br />

beving wel erg ver bij ons vandaan is. Het grappigste antwoord komt van Stella, met<br />

de opmerking waarom wij niet gewoon naar Spanje op vakantie gaan, net zoals de<br />

rest van Nederland.<br />

16


Donderdag 20 juli 2006.<br />

Yogyakarta – Prambanan – Malang.<br />

17<br />

Zonnig/licht bewolkt, 32 o C.<br />

Het kokje van gehoorzaamheid tikt al vrij vroeg, om halfzes al. Of eigenlijk even<br />

ervoor rammelt de ene en even later de andere. Het zal vandaag een lange dag<br />

worden. Het vertrek met de bus is voor zeven uur voorzien en de verwachting is dat<br />

we pas rond zes uur vanavond in Malang zullen aankomen.<br />

Een lange rit dus, waar we na een half uurtje al stoppen om de Prambanan te<br />

bezoeken. Een Hindoeïstisch tempelcomplex uit de zevende eeuw met gigantisch<br />

hoge tempels, vele malen hoger dan die op het Dieng Plateau. Het is wel jammer dat<br />

de aardbeving in de zestiende eeuw de ruim twee honderd en veertig kleine tempels,<br />

die hoofdtempel en de bijtempels omringen, volledig heeft verwoest. Er zijn er twee<br />

van opgebouwd, maar de restauratie is erg kostbaar en ligt thans volledig stil. Het<br />

nog aanwezige geld wordt nu gebruikt om de drie hoofdtempels van Shiva, Brahma<br />

en Vishnu en de drie kleinere tempels van hun rijdieren, stier adelaar en gans te<br />

restaureren. Eerdere restauraties zijn deels ongedaan gemaakt door de meest<br />

recente aardbeving, die ook hier sporen heeft achter gelaten. Vanwege die<br />

aardbeving mogen we niet dicht bij de tempels komen. Dat is wel jammer, want de<br />

details zien er, zeker vanaf afstand, schitterend uit. Na een uur vertrekken we weer,<br />

meer tijd is niet om de tachtig hectare verder te bezichtigen, anders we halen we<br />

Malang nooit. In de eerste uren van de ruim drie honderd kilometer lange rit kan de<br />

bus nog redelijk doorrijden, maar dat wordt gedurende de rit steeds lastiger.<br />

Behalve een pin- annex plas- en rookstop en een stopje voor de lunch, plus nog een<br />

plas- en rookstop, gebeurt er niet zoveel deze dag. Behalve dan dat we worden<br />

aangehouden door de, corrupte, politie. Polisi in het Bahasa. Het kost de chauffeur<br />

een aantal sigaretten om aan een grondige inspectie van de bus te ontkomen. Dat is<br />

dan zo’n inspectie, waarbij men altijd wel iets vindt. Na een klein kwartier rijden we<br />

ongeschonden verder.<br />

Tegen kwart voor zeven bereiken we het hotel in Malang. Ook hier worden we<br />

wederom door een de eigenaresse, ook een oudere Javaanse dame, in perfect<br />

Nederlands welkom geheten. Er ontstaat een discussie in de groep wat we morgen,<br />

voor aanvang van de korte rit naar Bromo gaan doen. Het scenario zegt:<br />

theeplantage met bijbehorende fabriek. Het alternatief zegt: rondkijken en shoppen in<br />

Malang. Het alternatief wint, het scenario hadden al eens een keer gehad. Dwalen<br />

door Malang moet eigenlijk wel, want de reisgidsen vermelden dat er een aantal<br />

mooie koloniale huizen te zien zijn.<br />

We eten nog een ex opgehokte kip en wat rijst in een soort Indonesische snackbar. ’t<br />

Is niet veel, maar voor nog geen twee en een halve Euro, inclusief drankjes en voor<br />

ons beidjes tezamen, mag je ook super maaltijd verwachten. Je kunt er zeker niet<br />

voor zonder zitten, het is voldoende voor onze magen en we worden er niet ziek van<br />

(weet ik later).<br />

Na terugkomst op onze kamer kijken we nog even naar de televisie. De tsunami is<br />

nog steeds het hoofdonderdeel van het nieuws. Het wordt steeds duidelijker dat<br />

Pandangaran en omgeving het zwaarst getroffen zijn en dat we dus op haar na aan<br />

een hel zijn ontsnapt. Heel triest alleen voor al die mensen, die wel in die hel zitten<br />

en waar velen hun broodwinning of hun huis, of misschien wel hun leven zijn<br />

verloren.


Vrijdag 21 juli 2006.<br />

Malang – Bromo.<br />

18<br />

Zonnig/bewolkt, 30 o/ 20 o C.<br />

We slapen relatief uit, tot zeven uur en verkennen na het ontbijt nog even de<br />

omgeving van het hotel, alvorens we met de bus naar het centrum van Malang gaan.<br />

We dolen hier een uurtje of twee rond. Ria scoort twee bloesjes, maar ik mis het<br />

scoren van een nieuwe pet. One size fits all, maar dat geldt dan voor de wat kleinere<br />

hoofden van Indonesiërs, maar niet voor mij. Wel scoor ik nog het innen van twee<br />

Travelers Cheques. Samen scoren we nog een drankje bij McDonald’s. Niet heel<br />

spectaculair, Malang, maar wel leuk om even te zien.<br />

Rond twaalven rijden we verder richting Bromo. Voordat we overstappen in kleine<br />

busjes (grote bussen mogen hier de berg niet op, de wegen zijn er veel te smal voor)<br />

stoppen we nog even langs de weg om de uit het hotel meegenomen lunchpakketten<br />

op te eten. Ik kijk natuurlijk weer uit waar ik ga zitten, met als resultaat een mooie<br />

bruine vlek op het zitvlak van mijn broek, die ik vanmorgen schoon had<br />

aangetrokken. Terwijl wij eten ruimt de bijrijder de bus even op en leegt de<br />

prullenbakken. Het zo keurig door ons verzamelde afval kiepert hij eenvoudig langs<br />

de berm van de weg. Na afloop van het aangenaam verpozen, bruine kont of niet,<br />

laten wij de eigenaar van het bos, hier figuurlijk dan, letterlijk de schillen en de dozen.<br />

De zak waarin het afval van de lunch is verzameld, blijft ook achter. Keurig neergezet<br />

tegen de stam van een bananenboom.<br />

Aan de voet van de vulkaan stappen we dus over in de kleine busjes. De bagage<br />

gaat in een nog kleiner busje. Als de bus zich met veel kabaal omhoog worstelt<br />

verandert het landschap langzaam van zacht glooiend en gladjes in een steeds<br />

ruigere aanblik. De temperatuur doet hetzelfde, maar dan van warm en vochtig naar<br />

steeds koeler en droger. Na drie kwartier bereiken we het hotel, dat tegen de<br />

buitenste, oude, kraterrand ligt. In het midden van de zo ontstane hoogvlakte kan ik<br />

prachtige de drie nieuwe, relatief jonge, kraters in dit desolate, maanachtige<br />

landschap zien liggen. De wolken nemen nu langzaam bezit van de toppen van de<br />

bergen, terwijl het licht ook langzaam aan het afnemen is. Een prachtig gezicht.<br />

Het duurt even voordat we vervolgens het welkomstdrankje krijgen en de sleutels<br />

uitgedeeld worden. Dan blijkt dat er voor ons geen sleutel is. Ik zit, of beter sta in dit<br />

geval, op hete kolen, omdat het al tegen vijven loopt en het licht langzaam aan het<br />

afnemen is. De tijd om nog wat te zien en bij dit mooie licht te fotograferen is kort en<br />

ik zeg tegen Andi dat hij maar een kamer moet regelen en hij ons over een half of zo<br />

terug zal zien.<br />

Als we terugkomen van de vele mooie uitzichten hebben we inderdaad een kamer,<br />

maar wel de minste van het hotel. Ergens weggedrukt in een hoekje. Niet te veel dus.<br />

Een donker hol min of meer, met een raampje van tien bij tien (centimeter) ongeveer.<br />

Nou ja, wij ook een keer de minste kamer, het is maar voor één, erg kort, nachtje.<br />

Morgen zal de wekker erg vroeg gaan, om tijdig boven op een berg de zonsopgang<br />

te kunnen zien. We laten het dus zo maar, we hebben in ieder geval een bed tot<br />

morgenochtend.<br />

We sluiten vroeg af met een maaltijd in het hotel. Een andere keuze qua restaurant<br />

heb je hier niet en het eten overigens is goed.


Zaterdag 22 juli 2006.<br />

Bromo – Kalibaru.<br />

19<br />

Zonnig/af en toe bewolkt, 32 o C.<br />

Om drie uur, midden in de nacht, schrikken we wakker van de wekkers. Een kort<br />

nachtje zo, maar we gaan op avontuur. Om vier uur, na een mueslireepje als ontbijt,<br />

stappen we in de jeeps richting één van de hoge kraterranden hier in de omgeving<br />

van het plaatsje Bromo. In het aarde donker en over een zeer hobbelige weg rijden<br />

eerst door oude krater en later tegen de kraterrand op. Als we een uurtje later de top<br />

bijna hebben bereikt lijkt het wel een parkeerplaats van jeeps. En even later een<br />

meter of honderd gestegen op de berg zien we tientallen winkeltjes, gelukkig<br />

allemaal open, want anders zou je je toch vervelen op dit vroege uur. Het is dan niet<br />

meer dan een meter of vijftig stijgen om de top te bereiken en daar kan ik vaststellen<br />

dat we gelukkig niet de enigen zijn. Er bevindt zich een heuse meute mensen, die<br />

zich aan de rand van de krater verdringen voor een plaatsje met het beste uitzicht. In<br />

dit spitsuur doe ik maar mee zoals ik in afgelopen vakanties heb geleerd en kom<br />

daarmee redelijk vooraan terecht. Er is hier zelfs een heuse tribune gebouwd, die<br />

naar het oosten uitkijkt. Het is een prachtig schouwspel, vanaf de smalle rode streep,<br />

die zich in stages ontwikkelt rode, oranje en blauwe kleurschakeringen met op het<br />

einde de volle, ronde zon. Prachtig ook de wolken, die nog in de dalen hangen. Een<br />

schitterend gezicht. Aan de westzijde, waar de Bromovulkaan is gelegen, is het ook<br />

zeer mooi. Het licht van de opgaande zon, die de om de vulkaan gedrapeerde<br />

wolken prachtig kleurt en ook de erosie lijnen versterkt, met in het midden de<br />

tientallen meters hoge stoomwolk uit de krater. Alleszins waard om vroeg voor op te<br />

staan.<br />

Grappig om te zien, dat nu, hier boven op de kraterrand, een Indonesisch bruidpaar<br />

hun trouwreportage laat maken. Gewoon even mee fotograferen, zonder de fotograaf<br />

te storen natuurlijk.<br />

Nu de zon, met de snelheid van stijgen, die je in tropen mag verwachten van onze<br />

ster, snel hoger aan de hemel reist, wordt het snel rustiger op dit uitkijkpunt. Het is<br />

blijkbaar een beetje als het poppetje gezien is, dat het kastje dicht gaat, maar er is<br />

nog voldoende mooi licht om nog een paar plaatjes te schieten. Even later lopen we<br />

weer naar beneden naar onze jeep. Helaas, die is weg. We dienden het nummerbord<br />

van de jeep te onthouden om verzekerd te zijn van een retourritje, maar blijkbaar zijn<br />

die karretjes uitwisselbaar. We hebben dezelfde chauffeur als heen, maar in een<br />

andere kleur jeep, die overigens iets beter zit als de voorgaande. Of komt dat omdat<br />

ik wat wakkerder ben?<br />

De oude kraterrand af en de vlakte van de oude krater over worden we met een<br />

flinke vaart en flink wat stof achter ons naar de vulkaan Bromo gebracht, die hoog<br />

boven de vlakte uittorent. Het lijkt een flinke klim te zijn en Ria besluit om beneden te<br />

blijven. Het blijkt inderdaad een flinke klim te zijn. Eerst gluiperig omhoog door het<br />

fijne stof, wat nog eens extra omhoog wordt gestuwd door de althoos langs<br />

galopperende paardjes, die je ook voor deze route kunt nemen, maar ik vind het<br />

leuker om het helemaal zelf te doen. Daarna volgt de trap tegen de krater op, waarna<br />

ik met bonken hart, maar wel voldaan, de krater bereik. Weer heel anders deze<br />

vulkaan dan de voorgaande twee die ik heb gezien. Een enkele tientallen meters<br />

diep gat, van waaruit het midden de stoom en de zwavellucht komt. Om nog maar<br />

niet te spreken van het verschil in landschap, waar je je hier zou kunnen indenken op<br />

de maan te zijn. Na de afdaling loop ik nog even door naar Hindoetempel aan de


voet van de twee vulkanen. Klein maat fijn zegt men. Een niet zo grote tempel, zeker<br />

op de schaal van het landschap vergaat de tempel in het niet, maar wel mooi, waar<br />

juist een ceremonie aan de gang is. Zodoende ben ik als één van de laatsten terug<br />

bij de jeeps, die ons naar het hotel en het ontbijt brengen. Het is nu halfnegen. Het<br />

ontbijt voelt aan als een lunch en de dag lijkt al voor meer dan de helft voorbij, maar<br />

moet eigenlijk nog beginnen. Een lekker lange dag dus zo.<br />

Tegen tienen brengen de kleine bussen ons weer de berg af naar de grote bus.<br />

Tijdens de ritten van de twee bussen gebeurt er niet zoveer. Niet meer dan af en toe<br />

in slaap vallen en stopjes voor eten, plassen en roken.<br />

Het enige noemswaardige is dat we door Bedelaarstraat rijden. Een bergweg van<br />

een paar kilometer lang, waar om de paar tientallen meters een bedelaar staat. De<br />

huisjes waarin ze wonen, krotten, staan ook langs de kant van de weg. Het blijken<br />

mensen te zijn die niet anders willen. Het beroep van bedelaar, men spreekt hier van<br />

“ze werken als bedelaar”, gaat over van vader op zoon en van moeder op dochter.<br />

Men weigert het gratis onderwijs, dat door de overheid wordt aangeboden. Sommige<br />

doen in ieder geval iets voor hun aalmoes. Ze stellen zich strategisch op bij een<br />

onoverzichtelijk bocht in de weg, bedelen met de ene hand en geven met de andere<br />

hand aanwijzigen aan het naderende verkeer. Chauffeurs geven deze mensen hier<br />

iets, zoals het overigens in heel Indonesië gebruik is dat bijvoorbeeld een<br />

bewakingsman een kleine fooi krijgt bij het helpen uit de parkeerplaats het drukke<br />

verkeer in. De bedelaar, die langs de rechte stukken staan wachten, geduldig de<br />

hand opstekend, op muntjes, die automobilisten uit de raampjes gooien.<br />

Rond kwart over vier komen aan bij het hotel. Een schitterend park, met zwembad en<br />

allemaal kleine huisjes, die als hotelkamer dienen. We hebben een prachtige kamer<br />

met wederom een halfopen badkamer en een mooie veranda. Jammer dat we hier<br />

maar voor één nacht blijven. We lopen het park nog wat rond, opzoek naar mooie<br />

bloemen, die hier voldoende voorradig zijn. We eten in het hotel, meer keuze aan<br />

eetgelegenheden heb je niet in de buurt, een heerlijk Indonesisch buffet.<br />

Zondag 23 juli 2006.<br />

Kalibaru – Ubud.<br />

20<br />

Zonnig/bewolkt, 31 o C.<br />

Om zes uur is het reveille, omdat de bus ons om halfacht zal meenemen voor de<br />

laatste kilometers op Java. Rond halftien komen we aan bij de veerboot, die ons naar<br />

Bali zal brengen. Twee uur later leggen we aan op Bali. Niet dat de afstand zo groot<br />

is of omdat de vaart zo lang duurt, nee. De boot wacht eenvoudig tot alle plekken op<br />

het autodek gevuld zijn en gaat dan pas varen. Verder wordt er een uur door het<br />

tijdverschil tussen Java en Bali van ons afgesnoept. Netto vaartijd is ongeveer een<br />

half uurtje over de blijkbaar rustige zee, maar die het schip, samen met een flinke<br />

wind, toch behoorlijk laat rollen. Het rollen merk ik vooral bij het in de lengterichting<br />

van het schip lopen en bij het maken van foto’s.<br />

Als we eenmaal rijden op Bali, dan zie je direct het verschil tussen Java en Bali. Bali<br />

is groener, wat vooral komt door het kleinere aantal inwoners per vierkante kilometer.<br />

Verder zie in veel minder moskeeën hier dan op Java. Hoewel de moskeeën op Java<br />

bescheiden qua afmetingen zijn, wordt het aantal verre overtroffen door de hier meer<br />

opvallende tempels. Bergen tempels hier. Ieder huis heeft er minstens één, daarbij<br />

opgeteld de openbare tempels, maakt vele, vele, vele tempels.


Voor de rest is dag reizen, reizen, reizen en wegdommelen in de bus, tot we tegen<br />

vijf uur het hotel in Ubud bereiken. Hier nemen we afscheid van de chauffeur en<br />

bijrijder. Vanaf hier zullen we de Javaanse voor een Balinese bus inwisselen.<br />

Omdat we inmiddels al voldoende rijst, in welke vorm dan ook, hebben gegeten,<br />

besluiten we de dag met gegrild rundvlees en patatjes. De maaltijd, die vooraf werd<br />

gegaan met aankopen van een paar muziekinstrumentjes en de daarbij<br />

noodzakelijke tas om ze naar huis te kunnen vervoeren, hoewel niet Indonesisch,<br />

smaakt heerlijk en doet toch een beetje Oosters aan.<br />

Op het nieuws horen we van de derde beving in Indonesië sinds we hier zijn. Een<br />

zeebeving ten zuiden van Suwalesi. Een flink eind hier vandaan, en gelukkig zonder<br />

al te veel tsunami. Laten we maar denken drie maal is scheepsrecht, maar dit land<br />

krijgt wel erg op zijn kop deze maanden.<br />

Maandag 24 juli 2006.<br />

Ubud.<br />

Bewolkt, af en toe zon, drukkend warm, 33 o C.<br />

We staan lekker laat op. Om zeven uur pas, want we zullen om halfnegen voor een<br />

cultuurtoer over Oost-Bali vertrekken.<br />

De eerste stop is de Olifanten Grot Goa Gajah. We zijn er dermate vroeg dat het<br />

merendeel van de verkopers nog niet eens aanwezig is. Ik herken het Hindoeïsme,<br />

maar het is wel anders dan in India. Het is een beetje kleurlozer, vooral ten opzichte<br />

van de tempels in Zuid-India.<br />

We rijden verder door het schitterende landschap naar de moedertempel van Bali:<br />

Pura Besakih. Langs de lange weg omhoog zijn hier wel alle verkopers wakker en<br />

wordt ons om de tien meter allerhande waar aangeboden. Ook deze tempel is vrij<br />

donker, maar de renovatie werkzaamheden, die deels nog aan de gang zijn, fleuren<br />

het geheel met rood en goud wel wat op. We zijn hier precies op het goede moment,<br />

nu er een grote groep mensen van de hoge trap afdaalt. Ze hebben zojuist een<br />

rijstceremonie gedaan en het is een prachtig gezicht al die mensen in sarongs van<br />

de trap te zien afdalen. Ook wij zijn in sarong, anders mag je hier niet naar binnen.<br />

Ria heeft er gisteren nog één gekocht. De lap stof die nu als sarong dient, zal later<br />

moeten dienen om de beschadigde deur van de meterkast te bedekken. In loop rond<br />

met een strandlaken, dat ik ooit in Thailand kocht en dus nu als sarong dient. Ik struin<br />

dus rond met allerlei zeesterren langs mijn kuiten. In het heiligste gedeelte van de<br />

tempel mogen wij niet komen, omdat we niet zijn gekomen om te offeren, maar<br />

alleen om te kijken en omdat we niet in het wit zijn gekleed. Ook onze Balinese gids<br />

van vandaag, een man prachtig gekleed en sarong met bijbehorende hoofdtooi, mag<br />

om dezelfde redenen nu deze plek niet betreden. Ook hier verschilt het van India,<br />

waar je overal kon kijken en komen. Maar het geeft niet, vanaf een afstandje kunnen<br />

we voldoende zien. In ieder geval hoe de honden, tientallen wel, ruzie maken over<br />

wie het geofferde vlees mag opeten. Honden zijn er net als tempels op Bali te over.<br />

Het aantal honden kent niemand, maar iedereen zegt veel te veel. Ze zijn een beetje<br />

te vergelijken met Indiase koe. Honden beschouwt men hier als de weg naar God en<br />

de dieren mogen daarom het offervlees eten. Het zijn voornamelijk straathonden, die<br />

er over het algemeen een beetje schurftig uitzien. Het aantal tempels wordt op een<br />

kleine tien miljoen geschat. Dat is op een kleine vier miljoen inwoners, heel veel<br />

tempel. Op weg naar beneden, terug naar bus, is uiteraard een stuk makkelijk te<br />

21


elopen dan de weg omhoog; we kopen nog een ei (een sier- of paasei wel te<br />

verstaan). Dat stond niet op het boodschappenlijstje, maar Ria is er wel blij mee en<br />

het geeft mij de mogelijkheid om nog een beetje in het onderhandelen te oefenen. De<br />

zoektocht naar de koelkastmagneetjes is overigens nog steeds een heilloze.<br />

We rijden verder door het mooie landschap en voordat we gaan eten stoppen we nog<br />

even bij een uitzicht op het Butarmeer en de Butarvulkaan. Heel mooi, maar ook<br />

voorzien van een tiental zeer opdringerige verkopers van allerlei snuisterijen. Ik moet<br />

me bijna door hen dringen om nog een fotootje te kunnen maken. We hebben veel<br />

geluk, want meestal ligt het meer en de omringende bergen in de wolken. Nu is het<br />

prachtig wolkeloos.<br />

Na het eten, het lijkt wel of het aantal verkopers per stop toeneemt, koop ik voordat<br />

we de bus ingaan, na “flinke” onderhandelingen nog een paar armbandjes voor de<br />

meiden van Ria. Als vliegen op de stroop komen er dan uit allerhande hoeken en<br />

gaten nog een stuk of zes verkopers extra om mij heen staan. Als je vier armbanden<br />

koopt, nou dan wil je er vast nog wel een paar dozijn extra hebben. Zo moeten ze<br />

denken. Jammer, alleen ik denk zo niet. We rijden verder naar de Koningsgraven van<br />

Gunnung Kawi. Als we naar de heilige plaats afdalen voel ik per meter dalen het een<br />

paar procent vochtiger en een paar graden warmer worden. Maar ook bij iedere stap<br />

naar beneden lijkt het wel of we afdalen in het paradijs. Zo mooi, heel mooi, is het<br />

hier. Bali is anders dan Java, zeer zeker wat natuur betreft. Vele malen mooier,<br />

hoewel dit bijna niet in woorden is uit te drukken. Als klap op de vuurpijl zie ik<br />

benden, in een tempel of heilige plaats, die ongeveer tien eeuwen oud is, waarvan<br />

de meeste stenen met mos zijn overgroeid, twee Balinese jongens lekker op hun<br />

gemak naar een televisie kijken. Een heel contrast. De weg naar boven vergt een<br />

veelvoud van inspanning, ten opzichte van de weg naar de heilige plaats toe. Een<br />

paar litertjes zweet en heel wat gehijg later, sta ik weer boven en merk dan dat het<br />

hier op Bali veel toeristischer is dan op Java. Gewoon een fotootje maken van<br />

mensen op straat is er niet bij. Althans niet zonder dat men geld gaat vragen, er een<br />

uiterst zielig gezicht bij trekt en een zomogelijk nog zieliger verhaal bij ophangt. Je<br />

moet het stiekem doen, en als ze merken dat ze zijn gefotografeerd, dan lopen ze je<br />

vele meters achterna met alle bekende verhalen.<br />

Bij de laatste stop, waar we korte wandeling maken langs de terrassawa’s, overkomt<br />

met hetzelfde. Een man vraagt of ik een foto van hem wil maken. Naderhand komt hij<br />

zeuren over geld. Dat is een typisch geval van jammer dan. Voor hem dan, wel te<br />

verstaan. De sawa’s zijn prachtig, ze zouden zo uit een vakantiefolder kunnen zijn.<br />

En misschien zijn ze dat ook wel.<br />

Tegen vijven zijn we terug in het hotel en kunnen terugzien op een heel geslaagde<br />

dag. En dan komt de verrassing. Ria had aan Ingrid, één van de medegroepsleden,<br />

verteld dat we koelkastmagneetjes sparen, en dat we die dingen maar nergens<br />

kunnen vinden. Ingrid was er al shoppend tegen aangelopen en heeft die dingen<br />

voor ons meegenomen. Leuk dat ze dat deed. Nu is de boodschappenlijst bijna<br />

gereed. Er resteert nog een jurk of iets degelijks voor Ria, die ze graag op het<br />

verjaardagfeest van de drieling wil dragen. We hebben nog twee plaatsten,<br />

badplaatsen, te gaan om de lijst te completeren.<br />

Tegen zeven uur, als ik op de veranda van onze hotelkamer dit verslag zit te<br />

schijven, betrekt de hemel, voor zover je dat althans in het aarde donker kunt zien en<br />

vallen er een paar druppels regen. We hebben dus niet alleen met de omgeving<br />

vandaag geboft, maar ook met het weer.<br />

We sluiten de dag af met wat te gaan eten in één van de vele, bijna lege,<br />

restaurants, die straat, waaraan ons hotel ligt, rijk is.<br />

22


Dinsdag 25 juli 2006.<br />

Ubud – Padangbai.<br />

23<br />

Zonnig, 30 o C.<br />

We staan redelijk vroeg op, om, voordat de bus vertrekt richting Padangbai, nog even<br />

naar het Monkey Forrest te gaan. Als we daar aankomen blijkt het nog niet open te<br />

zijn, althans de kassa is nog niet bemand, maar je kunt wel gewoon naar binnen<br />

lopen. We besluiten om bij het vertrek de entreeprijs maar te betalen. Wat dieper het<br />

bos, of park ingelopen, blijkt dat de apen nog maar net aan het wakker worden zijn.<br />

Het is even schrikken als ik voor de eerste keer boven mijn hoofd een enorm geritsel<br />

hoor en even daarna de doffe klap waarmee de beesten vanuit de boom op de grond<br />

springen. Vooral de kleintjes zijn heel leuk om te zien en de apen die zich als een<br />

soort vleermuis tegen de wand drukken en die dan aflikken. Ja, je moet er maar van<br />

houden. Er heerst een duidelijke rangorde tussen deze beesten. Dat is goed te zien<br />

als een jong mannetje een oudere aap belaagd. Terwijl de kleintjes spelen wordt dit<br />

jonge mannetje duidelijk even op zijn plaats gezet.<br />

Voordat we even na tienen vertrekken loop ik nog even met Ingrid naar het winkeltje<br />

waar wij onze muziekinstrumentjes hebben gekocht. Zij was naar zoiets opzoek en<br />

wist niet in welke van de vele winkeltjes deze dingen te koop waren. Dan blijkt dat het<br />

toch niet is wat ze zoekt, maar ik zie wel, en zo zie je maar, wel een paar honderd<br />

koelkastmagneetjes liggen. We zijn binnen anderhalf uur op onze bestemming. Dat is<br />

maar gelukkig ook, want de bus is niet al te groot. Dit is het soort bus, dat knikbus<br />

heet. Je kunt er niet rechtop in staan of lopen, en dient dus te knikken om je hoofd<br />

niet te stoten.<br />

Padangbai is een klein vissersplaatsje, met daarnaast ook wat toerisme. We zijn nog<br />

niet aangekomen of het bedelen om toertjes te verkopen, sarongs te verkopen of wat<br />

dan ook te verkopen, begint al. Soms is het niet zo leuk om vele tientallen meters<br />

achtervolgd te worden door een verkoper. En soms heb ik er het grootste plezier om.<br />

In ieder geval hoort het er allemaal bij.<br />

Voor de rest van de middag doen we niet zoveel, dan naar het Blue Lagoon strand<br />

gaan, daar een sarong kopen, die als tafelkleed zal gaan dienen. Ria vindt haar jurk<br />

in een klein winkeltje aan de andere kant van het dorp, waarmee de<br />

boodschappenlijst dan compleet is. Mooi, afschrijven, klaar! We luieren nog wat bij<br />

het zwembad van het hotel (ze hebben er hier zelfs twee) alvorens we gaan eten.<br />

Het eten, waar heb ik dat nou ook alweer eerder meegemaakt, duur een beetje lang.<br />

Een beetje is dan behoorlijk zachtjes uitgedrukt. Twee en een half uur voor één<br />

drankje en één maaltijd per persoon, is wel erg lang. Niet dat men ons vergeten is,<br />

maar blijkbaar kan men één en ander niet aan. Morgen maar een ander restaurant<br />

zoeken.


Woensdag 26 juli 2006.<br />

Padangbai.<br />

24<br />

Bewolkt en af en toe zon, 30 o C.<br />

Ik sta om halfvijf op om de zonsopgang aan zee te gaan zien. Ria blijft nog even<br />

liggen.<br />

Het is aarde donker in het dorpje, maar het eerste stuk van de weg naar het strand is<br />

door enkele peertjes verlicht. Als ik de heuvel, waarachter het strand licht, oploop<br />

houdt de verlichting op en moet de zaklamp het werk gaan doen. Dat had ik dan<br />

gedacht. De batterijen blijken op een haar na leeg te zijn en de reserve batterijen,<br />

keurig meegenomen uit Nederland, liggen natuurlijk op de hotelkamer. Het eerst nog<br />

witte licht wordt steeds geler en geeft er na een paar minuten de brui aan. Door de<br />

lamp steeds even uit en dan weer aan te doen krijg ik nog een beetje energie uit de<br />

batterijen en het beetje licht wat daaruit komt stelt me in staat weer een paar meter te<br />

lopen. Het kronkelige pad, dat dan weer naar boven gaat, dan weer naar beneden<br />

gaat, meen ik dan maar een beetje in me en schuifelend door het duister kom ik zo<br />

steeds een stukje verder. Als ik dichter bij het strand kom, steekt de heuvel enigszins<br />

af bij het licht dat de zee vrijgeeft, zodat het lopen dan een beetje makkelijker wordt.<br />

Aangekomen op Blue Lagoon Beach, dat op het oosten uitkijkt, ben en blijf ik de<br />

enige, die van de zonsopkomst wil gaan genieten. Een hele verandering ten opzichte<br />

van de mensenmassa op de kraterrand in Bromo. Maar er is nog een verschil met<br />

Bromo. De bewolking is nu dermate dik, dat ik wel een lichtrode gloed zie, maar de<br />

zon uit zee zien opkomen is er niet bij. Wat gemakkelijker dan op de heenweg loop ik<br />

na een klein uurtje de heuvel weer op richting dorp. Het loopt wel makkelijker dan de<br />

heenweg, maar wat blijft is het transpireren. Het is hier erg vochtig en zeker niet<br />

koud. Ik schat een graadje of vijf en twintig. De verkoelende wind van zee van<br />

gisteren ontbreekt. Het dorp Padangbai is inmiddels een beetje wakker geworden.<br />

Overal is men bezig de straat en de stoep aan het vegen of schoon te spuiten en te<br />

schrobben. De Balinezen zijn een proper volkje. Wat ik mis, of beter eigenlijk niet,<br />

zijn de verkopers. Die zijn zeker nog niet wakker. Ze zullen later zeker komen. Even<br />

na halfzeven schuif ik weer bij in bed voor nog een paar uurtjes slaap, tot de wekker<br />

om halfnegen opnieuw gaat.<br />

Bij het ontbijt boeken we nog een toertje, met een privé-chauffeur, voor de rest van<br />

de dag. We bezoeken een klein dorpje, wel toeristisch, wat betekent dat er diverse<br />

verkooppogingen worden gedaan, maar wat niet betekent dat er overdreven veel<br />

mensen met camera’s op hun buik rondlopen, wat leuk is om te zien. Men gebruikt<br />

hier mooie kleuren op de tempels, waarvan er meer zijn dan er huizen zijn. Verder<br />

gaat het dan over de heuvels, met mooie sawa’s in overvloed. Na de ene sawa nog<br />

mooier dan de andere arriveren we bij het Waterpaleis. Veel Chinese invloeden zijn<br />

hier te zien. Zoals de leuningen van een brug versierd met drakenfiguren en<br />

uiteraard heel opvallend de hoge pagode. Niet slecht gezien door de koningen van<br />

destijds. Naast de schitterende ligging hebben ze een mooi park gebouwd. Na nog<br />

meer prachtig landschap en een stopje bij een zilverfabriekje rijden we door naar het<br />

laatste paleis van de dag. Het stopje was niet gepland, maar Ria wilde graag nog<br />

ergens naar zilver kijken. En we komen er dan ook bij vandaan met een zilveren<br />

armband. Bij het laatste paleis, Puri Agung, weet ik niet of we afgezet worden of niet.<br />

In ieder geval mogen van een man met Security op zijn trui niet verder lopen zonder<br />

per persoon tienduizend Rupiah te betalen. We krijgen geen reçu, er staat geen<br />

bord, er is geen hokje met een kassa. Laat ik maar denken dat ik vandaag een


Balinees gezin wat extra’s heb gegeven. Het is mooi en groots het paleis. Ria blijft<br />

boven van het uitzicht genieten, terwijl ik de lange trap naar beneden neem om foto’s<br />

te gaan maken. Ik moet de jochies, die “Photo, photo” roepen van me afhouden en<br />

als ik nee zeg beginnen ze te vragen om een aalmoes. Het lukt me toch wel redelijk<br />

omgestoord wat rond te kijken.<br />

Even na vijven zijn we terug in het hotel en kijken terug op een mooie dag Bali.<br />

Voordat we weer gaan slapen, vullen we de voorraad Rupiahs nog aan door het<br />

inwisselen van twee Travelers Cheques en eten een heerlijke Westerse maaltijd met<br />

yoghurt en fruit na.<br />

Donderdag 27 juli 2006.<br />

Padangbai – Kuta.<br />

25<br />

Bewolkt, beetje regen/zonnig, 30 o C.<br />

Het is weer vroeg opstaan deze mogen, maar dan zonder terugkruipen. Om halfzes<br />

gaat de wekker, want om zeven uur vertrekken we richting veerboot, die ons naar het<br />

laatste eiland van deze vakantie, Lombok, zal brengen.<br />

Het schip is oude roestbak, die rond kwart voor acht losmaakt, maar de zee ziet er<br />

rustig uit, dus zal het wel lukken om Lombok tussen nu een vier a zes uur te<br />

bereiken. Het is slechts vier en een half uur varen geweest als we om kart over twaalf<br />

op Lombok aanleggen, na wat buitjes onderweg te hebben gehad.<br />

We waren gewaarschuwd, maar toch heb ik het niet zien aankomen. Ze kwamen uit<br />

het niets vandaan lijkt het wel. Ineens staan een stuk of tien jongens aan onze<br />

koffers en tassen te trekken om ze voor ons aan wal te brengen. Een beetje ruw<br />

wegduwen helpt wel, maar we zijn wel helemaal omsingeld door deze dragers. Andi<br />

onderhandelt met over de prijs en dan is het snel achter deze knapen aan, omdat ze<br />

watervlug met de soms zware bagage zich van de trappen af weten te laten zakken<br />

en zich even vlug door het van de veerboot afrijdende verkeer weten te wurmen. Het<br />

komt allemaal goed, de rugzakken komen in de bus. Bij die bus heeft zich ook nog<br />

eens een legertje verkopers van water en allerlei snuisterijen gemeld, zodat het hier<br />

een waar gekrioel van mensen is. Het is zaak om goed op je spullen te passen.<br />

Lombokkers, of Lombokkezen, in ieder geval de inwoners van Lombok, staan niet als<br />

de meest eerlijke mensen bekend. Stelen is hier verheven tot het bewijs van<br />

volwassen worden. Oppassen dus. Het gaat allemaal goed en even na tweeën<br />

bereiken we het hotel in Kuta. Onderweg weet de zon door de wolken te breken, om<br />

voor de rest van de middag te blijven. Lekker eten hier, goede kamer, die een beetje<br />

lijkt op een vakantiehuisje, met wederom een halfopen badkamer. Een goede plek<br />

om de vakantie in Indonesië af te sluiten.<br />

We hangen wat op de veranda van de kamer, doen nog een klein dutje en daarna<br />

een duik in het zwembad. De luie manier om de middag door te brengen. Tegen<br />

etenstijd spreken we met een paar reisgenoten om samen een restaurant te gaan<br />

zoeken. Van de reisleiding mogen na zonsondergang niet meer zonder meer buiten<br />

het hotel komen, omdat het ’s avonds niet zo veilig is, en dienen we een bewaker<br />

van het hotel mee te nemen. Het wordt niet alleen een bewaker, maar we worden<br />

met een auto naar een restaurant op nog geen kilometer vanaf het hotel gebracht.<br />

De man blijft vervolgens rustig in dat etablissement wachten tot we klaar zijn en<br />

brengt ons dan weer terug.<br />

Vervolgens slapen en zien wat de dag van morgen gaat brengen.


Vrijdag 28 juli 2006.<br />

Kuta.<br />

26<br />

Bewolkt en af en toe zon, 30 o C.<br />

Hieperdepiep Ria weet nu waar Sara de mosterd haalt. Ik geef haar de knuffel met<br />

haar foto erop, die ik de hele reis ongezien heb kunnen meeslepen.<br />

Ik mocht het niet zeggen, en heb dat ook niet gedaan. De afspraak met Ingrid dat we<br />

om acht uur op de veranda van onze kamer zouden zitten, wordt gehaald. Ingrid<br />

heeft voor ontbijt op de kamer gezorgd. Even na achten komt ze samen met twee<br />

obers, die elk twee volle dienbladen dragen, aanwandelen, terwijl Ria en ik op de<br />

veranda zitten. Ook dit vindt Ria heel leuk en ik geniet en passant mee van een<br />

heerlijk uitgebreid ontbijt. Het beste ontbijt wat we tot nu toe in Indonesië hebben<br />

gekregen. Maar ja, je wordt ten slotte ook maar één keer vijftig!<br />

Na het eten gaan we toertje over het eiland maken. Natuurlijk zitten er een paar<br />

commerciële stopjes bij, maar hoort er nu eenmaal bij. Bij één van die stopjes gaat<br />

Ria nog even aan de gang met weven. Onderweg wordt de mooie natuur afgewisseld<br />

met een lokale markt, waar het een heerlijke troep is. Ook heel leuk om te zien zijn<br />

de twee traditionele dorpen die we bezoeken, waarvan de mooiste de laatste is. De<br />

van leem gebouwde huizen met de van bamboe gemaakte wanden en de daken van<br />

gedroogd gras zien er prachtig uit. In het eerste dorpje was het hoogtepunt uiteraard<br />

het uitdelen van de snoepjes aan de vele kinderen.<br />

Rond halfvijf zijn we weer terug en voeren amper iets uit tot het zes uur is. De groep<br />

heeft zich dan verzameld in het restaurant van het hotel. Zogenaamd voor een<br />

briefing, maar er valt niets te vertellen, maar in werkelijkheid om Ria’s verjaardag te<br />

vieren. Het wordt erg leuk. Ria wordt in een stoel in het midden gezet en iedereen is<br />

feestelijk gekleed in sarong en met bloemetjes in het haar. Er zijn tropische drankjes<br />

en voor iedereen is er een stuk taart. Als klap op de vuurpijl is ook nog een heus lied,<br />

dat Ria wordt toegezongen, begeleid door Andi op de gitaar.<br />

(Wijs: My Bonny is over the ocean)<br />

We hebben voor Ria een liedje<br />

Een liedje voor jou heel speciaal<br />

Want jij bent nu 50 geworden<br />

We zingen voor jou allemaal<br />

Ria, o Ria op Lombok ben jij 50 jaar, hoera<br />

Ria, o Ria, Ria wordt 50 Sarah!<br />

De reis is begonnen op Java<br />

Genieten van alles met Jan<br />

Moskeeën, vulkanen en apen<br />

Thuis foto’s, geniet daar maar van<br />

Ria, o Ria op Lombok ben jij 50 jaar, hoera<br />

Ria, o Ria, Ria wordt 50 Sarah!<br />

Het eten dat vindt Ria lekker<br />

Nee, nee daarvan wordt zij niet ziek


Met shoppen kocht jij bamboefluitjes<br />

Want Ria jij houdt van muziek<br />

Ria, o Ria op Lombok ben jij 50 jaar, hoera<br />

Ria, o Ria, Ria wordt 50 Sarah!<br />

Je zussen ben jij niet vergeten<br />

Ook zij worden Sarah vandaag<br />

Voor allen een ketting met hartje<br />

Zij dragen dat vast heel erg graag<br />

Ria, o Ria op Lombok ben jij 50 jaar, hoera<br />

Ria, o Ria, Ria wordt 50 Sarah!<br />

De reis is nu bijna ten einde<br />

Er komt ook een eind aan dit lied<br />

Geluk en een goede gezondheid<br />

Nee, Ria vergeten wij niet<br />

Ria, o Ria dit was ’t liedje voor jou, voor jou<br />

Ria, o Ria, Ria jij bent nu Sarah zo’n vrouw!!<br />

We eten vervolgens in het restaurant van het hotel en worden daarna in auto’s van<br />

het hotel, net als gisteren, maar toen was het een restaurant, naar een standcafé,<br />

een kleine kilometer verder gebracht. We sluiten als groep de vakantie daarmee af,<br />

omdat morgenavond niet iedereen present kan zijn en tevens nog een drankje op<br />

Ria’s vijftigste.<br />

Jammer dat de live-muziek hier wel erg hard en van een lawaainiveau is, maar dat<br />

mag de pret niet drukken. Tegen elven nemen we auto in omgekeerde richting en<br />

sluiten de dag daarmee af.<br />

Zaterdag 29 juli 2006.<br />

Kuta.<br />

27<br />

Zonnig, 32 o C.<br />

We slapen uit, voor het eerst deze vakantie, tot halfnegen. Hoewel ik wel vroeger<br />

wakker ben, maar steeds weer indommel.<br />

Na het ontbijt en het invullen van een soort rapport over de reis lopen we over het<br />

strand langs de zee. Behoudens de stapels verkopers die we tegenkomen en van<br />

ons af moeten houden zien we niet meer dan twee toeristen en een paar lokale<br />

mensen op het enkele kilometers lange strand. We genieten van het schitterende<br />

uitzicht, de mooie kleuren en de branding op ongeveer een kilometer van de kust.<br />

We zoeken schelpen en als we later terug in het hotel zijn blijken we er wel een stuk<br />

veertig, misschien vijftig, te hebben gevonden. Mooie bolvormige, schelpen in vorm<br />

van kleine piramides met mooie kleuren en drie hele kleintjes, die na het<br />

schoonmaken in de wasbak verstekelingen blijken te bevatten. De schelpjes lopen in<br />

eens weg en zwemen rond in de wasbak. Ze zijn nog het huisje van mini<br />

organismen, met ogen op steeltjes. Ik zet later nog even terug. De rest laten we


drogen en pakken we voorzichtig in, in een grote plastic doos, om ze onbeschadigd<br />

naar huis te kunnen meenemen. Op terugweg naar het hotel worden we nog lastig<br />

gevallen door jongen, die ons klappernoten wil verkopen. We zeggen nee, maar hij<br />

blijft achter ons aanlopen. Ik zie dat hij een groot mes in zijn handen heeft,<br />

waarschijnlijk om de klappernoten uit de boom te halen, maar dat bevalt mij niet. Met<br />

een harde stem, weet ik voor elkaar te krijgen dat hij met het meelopen stopt.<br />

Na de lunch doen we het verder rustig aan, luieren wat genieten van de mooie tuin<br />

van het hotel, wat meer op een klein park dan een tuin lijkt overigens. We eten in het<br />

hotel en pakken de rugzakken in voor de terugreis naar Nederland.<br />

Zondag 30 juli 2006 / Maandag 31 juli 2006.<br />

Kuta – Mataram – Denapsar – Kuta – Denpasar – Singapore – Frankfurt –<br />

Schiphol – Rotterdam.<br />

28<br />

Indonesië zonnig, 33 o C.<br />

Nederland: bewolkt, 22 o C.<br />

We staan om zeven uur op, want de bus zal ons om negen uur naar het eerste<br />

vliegtuig, in de rij van vier, in Mataram brengen. Ietwat vertraagd, maar we hebben<br />

toch tijd voldoende, vertrekken we van Mataram en landen om kwart voor één in<br />

Denpasar. Om acht uur vanavond gaat de volgende vlucht pas, dus doden de tijd om<br />

in Kuta te gaan rondkijken. Het plaatsje Kuta op Bali wel te verstaan. Een heel ander<br />

Kuta, dan de gelijknamige plaats op Lombok. Toerisme en drukte, je zou het hier het<br />

Benidorm van Indonesië kunnen noemen, en ook de prijzen, in mindere mate, met de<br />

factor xx zijn die kant opgegaan. Er is hier een smal strand met een enorme<br />

branding, wat vooral (Australische) surfers aantrekt. Aardig om een paar uurtjes door<br />

te brengen. En gelukje dat we hier een stop-over kunnen doen, want anders zou de<br />

traditie worden gebroken. Natuurlijk heeft men hier ook een McDonald’s, hoe zou het<br />

ook anders kunnen, en kunnen we vakantie afsluiten met het eten van een<br />

eenvoudige doch voedzame maaltijd bij de grote M. De rest van de tijd lopen we wat<br />

door het dorpje rond, een beetje verveeld min of meer. Ria koopt een deux pièces,<br />

die dan wel niet meer op het boodschappenlijstje stond, maar wel als feestjurk dienst<br />

zal gaan doen. Ik maak nog wat foto’s. Dan besluiten we om terug te gaan lopen<br />

naar het vliegveld. We hebben nog tijd voldoende, daar niet van, maar dan blijkt het<br />

“Hoe warm het was en hoe ver”, en ruilen we deze mogelijkheid maar in voor een taxi<br />

en komen ruim op tijd terug op het vliegveld, waar onze grote rugzakken bij<br />

lockerservice op ons liggen te wachten.<br />

Mijn petje, dat jarenlang trouwe diensten heeft bewezen met het tegenhouden van<br />

zweet, blijft achter in een afvalbak op het vliegveld van Bali. Het elastiek is volledig<br />

uitgerekt en ook de randen vertonen flinke sporen van gebruik en rafelen behoorlijk.<br />

Met een flinke zwaai neem ik er afscheid van en deponeer het petje in een mooie<br />

afvalbak. We nemen afscheid van Andi en gaan inchecken. Hiermee komt een einde<br />

aan de rondreis door Indonesië van ruim twee duizend kilometer met de bus, enkele<br />

honderden kilometers met kleine busjes, taxi’s, becaks, paard en wagen en natuurlijk<br />

te voet, waaronder een paar flinke beklimmingen. Een mooie reis, maar ook<br />

avontuurlijk. Niet alleen de reis, maar zeker ook dat we op anderhalve dag aan een<br />

tsunami zijn ontsnapt. Een heel ander gevoel als je zoiets van zeer nabij meemaakt,<br />

dan op een afstand van vele duizenden kilometers.


Het tweede vliegtuig brengt ons van Denapsar naar Singapore. Bij de<br />

veiligheidscontrole ben ik nu aan de beurt om mijn schoenen uit te trekken, omdat<br />

die een alarm creëren. Ria dit keer niet. Op de luchthaven van Singapore draait één<br />

en ander andersom. Dit keer geen piepende schoenen of zo, maar iedereen “verliest”<br />

zijn of haar aansteker. Dat wil zeggen die dingen dienen te worden ingeleverd, maar<br />

aan mij wordt niet gevraagd of ik er één bij me heb en de aansteker in mijn blauwe<br />

zakje, dat ik keurig door de scanner doe, wordt niet ontdekt. Dan zal ik dadelijk in<br />

Frankfurt de enige met een aansteker zijn en zal ik daar maar weer eens proberen<br />

door de controle te komen.<br />

We hebben nu de helft van het aantal vliegtuigen gehad, maar op lange na niet de<br />

helft van de ruim twaalf duizend kilometer vliegen. Rond middernacht vertrekken met<br />

vliegtuig nummer drie richting Frankfurt. Dit is wel de meest vermoeiende, een vlucht<br />

van ruim twaalf uur nacht, en slapen in een vliegtuig gaat bij mij normaal gesproken<br />

al zeer rommelig, en deze keer vormt daarop geen uitzondering.<br />

Het laatste vliegtuig doet het kort tripje van Frankfurt naar Schiphol. De aansteker<br />

lukt overigens, maar wel in mijn kleine statief wederom aan de beurt voor een extra<br />

grondige inspectie. Nadat we afscheid van de groep hebben genomen doen we nog<br />

een sigaretje op Schiphol en nemen dan de trein naar Rotterdam-Centraal. Blijkbaar<br />

kom je altijd wel een bekende ergens tegen. Zo kom ik op Schiphol Ruud Vial van de<br />

fotoclub tegen. Zo zie je maar hoe relatief afstand is.<br />

In Rotterdam aangekomen zijn we reeds een kleine drie en dertig uur onderweg en<br />

wordt de reisvermoeidheid voelbaar.<br />

De laatste vervoermiddelen zijn de Metro, de bus en onze benen. Tegen enen<br />

stappen we onze flat weer binnen, met een reis van bijna vier en dertig uur achter de<br />

rug en kijken we terug om een heel mooie reis. Het uitpakken van de rugzakken<br />

begint en het is maar goed voor ons (en de Douane ook) dat we niet zijn<br />

gecontroleerd zijn op Schiphol. Het blijkt dat één van de schelpen een stukje koraal<br />

bevat, maar dat ook enkele van de schelpen nog inwoning hebben. Als het plastic<br />

doosje open gaat komt er een odeur uit, die voor mijn gevoel nog dagen in huis<br />

hangt. Nog een kleine, tastbare, herinnering aan Lombok.<br />

Teri ma kasih Indonesia!<br />

29

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!