1949 BRABANTS HEEM JAARGANG 1 (I) - Hops
1949 BRABANTS HEEM JAARGANG 1 (I) - Hops
1949 BRABANTS HEEM JAARGANG 1 (I) - Hops
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Flodder<br />
DE WEST-<strong>BRABANTS</strong>E KWELGEEST<br />
FLODDER IS DE WEST-<strong>BRABANTS</strong>E KWELGEEST, PLAATSELIJK WAterflodder<br />
(Bergen op Zoom) en Modderduvel (St. Willibrord, Sprundel) geheten.<br />
Deze naam is min of meer klanknabootsend. Als flodder uit sloot of plas opkomt,<br />
en zich schudt, zodat het water in het rond spat, dan floddert hij, en als<br />
de argeloze wandelaar hem tegenkomt, dan hoort hu de daemon door het slijk<br />
naderen, m.a.w. flodderen.<br />
Over flodder hoort men spreken m de volgende plaatsen: Etten, Sint-Willebrord,<br />
Sprundel, Hoeven, Rosendaal, Kruisland, Halsteren, Lepelstraat, Steenbergen,<br />
de Heen, Wouw, Bergen op Zoom en eveneens te Achthuizen op het eiland<br />
Goeree.<br />
Waarschijnlijk kunnen lezers deze lijst uitbreiden, door nog meer plaatsen te<br />
noemen, waar flodder wordt (werd) gezien of waar hij althans nog bij name bekend<br />
is. Elke mededeling, die het gebied waar deze daemon verschijnt, nader kan<br />
bepalen, is natuurlijk van harte welkom.<br />
In het lage land komen de kwelgeesten uit het water op, zoals Lange Wapper te<br />
Antwerpen en Ossaert in de Vlaanderen, en dit doet flodder ook. Hij is dus na<br />
verwant aan de waterdaemon, de nekker of nekkerman. Nekkerman heeft in het<br />
volksgeloof aan macht ingeboet, hij is een kinderschrik geworden, die met zijn<br />
haak degene, die te dicht bij de kant van sloot en plas komt, in de diepte trekt,<br />
maar hij verlaat het natte element nooit, en dat deed hij wel in sagen, die een<br />
eeuw geleden werden opgetekend.<br />
Flodder komt in de avond uit het water op, waar hij zich overdag schuil houdt.<br />
In Sint Willebrord gelooft men, dat hij uit het vroeger zo uitgestrekte moerland,<br />
de Hoevense Beemden, kwam: na donker werd hij op verschillende plaatsen in<br />
het dorp gezien.<br />
In Kruisland huist hij onder een vlondertje op het Krombaatje bij de Drie Olmen;<br />
bij Rosendaal zit hij onder een brug op een eenzame landweg, bij een bos<br />
eikenhakhout; en te Achthuizen rijst hij uit een sloot op.<br />
Bij Halsteren zat hij in het riet van het Lange Water en kwam van daar op de<br />
Kreek, de weg, die langs dat water loopt. In het Lange Water werd veel gevist,<br />
vooral met het kruisnet, maar kwam flodder, dan was het met het vissen gedaan.<br />
Bij Steenbergen vertoont hij zich op de Lindekensdijk, van af de Koevering,<br />
maar vooral aan 't Platte End; te Wouw verschijnt hij in de Altenase Dreef, een<br />
zijweg van de baan naar Moerstraten en te Lepelstraat op 't Kladske Dijkske.<br />
Flodder kan verschillende gedaanten aannemen. Jongens in Sint Willibrord zagen<br />
hem als een wit dier, dat veel weg had van een kalf. Mensen uit hetzelfde<br />
dorp beschreven hem mij als een grote, ruige, zwarte hond.<br />
In Hoeven vertoont flodder zich als een hond, die met een ketting om de hals<br />
rondloopt: hiermee is dan weer een verband gelegd met „de kettingshond", de<br />
spookhond, die met zijn zware ketting rammelend, in menig brabants dorp verschijnt;<br />
in Halsteren zegt men, dat flodder een beest is, dat veel op een hond<br />
gelijkt; te de Heen is het een dier, dat grote kikkerpoten heeft, slijmerig en slap;<br />
te Lepelstraat een grote hond met paardenpoten; te Rosendaal een zwarte hond<br />
en te Etten een wezen, half mens, half dier.<br />
De voornaamse eigenschap van de kwelgeest is, dat hij de voorbijganger op de<br />
rug springt en zich laat dragen, waarbij hij hoe langer hoe zwaarder wordt.<br />
Dat doet flodder ook: te Sint Willibrord, Steenbergen, Kruisland, Rosendaal en<br />
Etten.<br />
155
Te Lepelstraat en te Halsteren likt hij bovendien nog degene, die hem moet<br />
dragen in het gezicht.<br />
Een jongen uit Wouw, die de kwelgeest had uitgedaagd, met de woorden:<br />
,,Tsa, tsa, flodder, flodder, kom de nog riie' waant ik wil me dur oe aon 'uis<br />
laote draoge" kreeg bovendien nog links en rechts klappen op zijn gezicht en op<br />
zijn hoofd.<br />
Te de Heen wachtte flodder op het hek voor de herberg ,,de Zwarte Ruiter" op<br />
de mensen, die er een borrel vatten, en hem moesten dragen.<br />
De angst verlamt bij voorbaat al de voeten van de dronkaards op de plaats,<br />
waar flodder zich moet ophouden, 't Zijn hun loodzware benen, die hen de indruk<br />
geven, dat zij zo moeizaam vooruitkomen, omdat zij „iets" moeten dragen.<br />
In hetzelfde geval verkeren zij, die aan een verlammende angst voor het<br />
onzienlyke hjden, of zij die een ziekte onder de leden hebben. Wanneer ons verteld<br />
wordt van met naam en toenaam genoemde personen, die na een kwade<br />
ontmoeting in de nachtelijke uren, meer dood dan levend thuiskwamen, ernstig<br />
ziek werden of stierven, dan kunnen wij er zeker van zijn, dat deze mensen reeds<br />
zwaar ziek waren en onderweg door een ijlende koorts zijn overvallen, zodat hun<br />
ontmoeting slechts een koortsdroom was.<br />
FLODDERSAGEN<br />
1. ,,Op het Krombaantje, onder het vondertje, huisde een flodder. En die<br />
flodder dee' in 't algemeen niks, maar als je daar over dat vlondertje liep, dan<br />
kwam ie te voorschijn en zei altijd maar:<br />
,,Da' lapke past hier op,<br />
En da' lapke past daar op."<br />
En een keer dan had 'em de veldwachter 's willen vangen, maar toen was de<br />
flodder boven op zijn nek gesprongen en de veldwachter was doodsbenauwd op<br />
de'vlucht geslagen."<br />
(Verteller: J.P.A.C. 37 jaar oud. geb. te Kruisland. ambtenaar, opget. 1942).<br />
De roep van deze flodder wordt ook gehoord te Rijsbergen bij de Kattekuil,<br />
waar een oud mannetje verschijnt, en op de Amersfoortse Berg, waar het lake'mannetje<br />
zich vertoonde. Het is de kreet van de kleermaker, die terug moet komen,<br />
omdat hij te veel door de schaar heeft gehaald.<br />
Merkwaardig is in dit opzicht de naam lake'mannetjé, een verbastering van<br />
laakmannetje, de vuurgeest, die niet ver van Amersfoort bij het grensriviertje de<br />
Laak wordt gezien.<br />
2. Een boer kon z'ri peerden nie in 't leven 'ouwe. Hij 'ad er al ach g'ad.<br />
's Nachts brocht ie 't in de wei en dan kwam er 'nen flodderduvel: dat hed Peer<br />
van Trulle 'nen keer gezien.<br />
En dieë flodderduvel versierde 't pèrd mee strooi in z'n manen en in z' ne<br />
steert. Peer van Trulle is van schrik hard weggelopen.<br />
's Morgens von de boer z'n peerd mee schuum op z'nen bek, en helegoar foezwit.<br />
's Avonds was 't kapot. En dien avond dat 't peerd kapot ging, kwamp er 'n<br />
wefke bij den boer binnen en ging nie weg, en wou bij 't vuur zitten.<br />
Den boer vertelde da aan twee soldaten. En op 'nen avond kwamen de twee<br />
soldaten toen 't wefke er waar, en ze zeeën: „A ge nie weggaat, gooien we jou<br />
in 't vuur." Ze gieng nog 'n schutje dichter aan 't vuur toe. Da' gebeurde zo'n<br />
keer of drie. Op lest waar ze zo dicht aan 't vuur dat d'r rok brandde. Ze gaaf<br />
'nen gil en weg was ze. Nooit emme ze 't teruggezien en de peerden bleven voortaan<br />
leven.<br />
(Verteller: een schooljongen, 10 jaar oud. geb. en wonend te Sint Willebrord.<br />
opget. 1934.)<br />
In deze sage is flodderduvel er als 't ware by de staart bijgesleept. Het thema<br />
156
van de mare — de oude vrouw — die de paarden m de weide berijdt en doodt is<br />
het oorspronkelijke. Wij krijgen nu de indruk, dat de oude vrouw samenwerkt<br />
met de flodderduvel — zoals de heks met de duvel —; zij wil het kwade en flodderduvel<br />
verricht het.<br />
Ook in Halsteren worden flodder en mare met elkaar in verband gebracht. ,,De<br />
enigste manier om van de flodder af te komen was om bij het uitkleden de kousen<br />
kruiselings over elkaar te leggen. Deed je dat niet, dan werd je vast en zeker<br />
die eigen nacht nog door de maar bereden."<br />
3. Mee 'nen zwarte 'ond, daar heeft de ouwe Poor een schoft mee verlet van<br />
't fabriek. In de Dreef aan 't end doar stoan me 'nen 'ond as 'n koe, zó'n groot<br />
kreng, recht in de pad.<br />
„As ik de draaiboom te pakken krijg" denkt ie, ,,dan kom ik de werf op", en<br />
toe' ie 'm openhad, vluchtte ie de kar op. Die 'ond kuierde moar vlak voor het<br />
kar'uis. Toen sprong 't ie van de kar, de deur van 't slot van Jan de Rooi.<br />
„Enne 'ond, 'enne 'ond" zeit ie.<br />
Hij dorst er niet uit te komen.<br />
(Verteller: J. van Z. plm. 80 jaar. geb. en wonend te Sint-Willebrord. opget.<br />
1942.)<br />
4. M'n moeder, die had 's nachts om gras geweest voor de koeien. Nou zijn<br />
we recht tegenover 't 'uis, woar nou Mulders woont en toen kwamp die 'ond aonlopen:<br />
hij was zeker zo groot as 'n kalf.<br />
De Wiette ging voor: hij dorst niet achter te blijven.<br />
,,Nou jongen" zee ons moeder, ,,ga de gij moar vooruit. Moeder is nie bang.<br />
Moeder zal wel achterblijven."<br />
„Moeder! Moeder!"<br />
Hij ging net zo kort nevens onze Sjans door het karspoor: de Wiette zag 'm<br />
ook.<br />
In 't eind, woar 't Zwartje woont, was ie weg: we zagen ginne 'ond meer.<br />
We dachten: „da's de Wiette zenne dood," toen we in 'uis kwamen, zo was ie<br />
geschrokken.<br />
(Vertelster: M. van Z.-M., 82 jaar. geb. en wonend in Sint-Willebrord; opget.<br />
1942.)<br />
5. Doar nou Jan Bruurt woont, recht het padje uit, doar dragen we zout<br />
naar de Klundert 3 ): ik, m'n broer Martinus en Broek Mons.<br />
Nou komt er doar zó'n koolzwarte-n-'ond, een grote vaars groot, me tegen.<br />
,,Ga van de pad", zee ik, ,zie de doar die.ne-n-'ond!"<br />
„Ben de gek, jongen", zeeën ze, want ze zagen niks.<br />
Vast neven ons hjf aan kwam die ons voorbij.<br />
(Verteller: J. van Z. oud omstreeks 80 jaar. geb. en wonend te Sint-Willebrord.<br />
Opget. 1942.)<br />
1) J. van.Z. heeft in zijn jeugd zout uit België gesmokkeld, toen er in ons land<br />
nog accijns op zout werd geheven.<br />
157<br />
JACQUES R. W. SINNINGHE