Bijlage 9 Waterstructuurplan - Ruimtelijkeplannen.nl

Kenmerk R004-4524746HJI-nda-V01-NL
Er wordt conform de eis van het waterschap gerekend met een drooglegging van 1,0 m, de
bijbehorende maaivelden zijn respectievelijk NAP +0,30 m en +0,50 m. ‘Drooglegging’ is de
afstand tussen het maaiveld en het oppervlaktewaterpeil.
Op de tekening in bijlage 1 staan de aan te leggen kunstwerken.
2.3.1 Profiel watergangen
De profielen van de watergangen dienen te worden ontworpen op basis van de gehanteerde
uitgangspunten van waterschap Vallei en Eem (1). Op basis van het ontwerp is vastgesteld dat
vrijwel alle watergangen varend onderhouden kunnen worden. Onderstaande ontwerpnormen
dienen bij watergangen die varend onderhouden te worden gehanteerd:
Onderwatertalud 1:3
Bovenwatertalud 1:1,5 tot maximaal 1:2
Minimale diepte bij watergang: 1m
Minimale waterbodembreedte: 2 m
De watergang dient bij waterbreedtes tot 8 meter aan één zijde voorzien te zijn van een
obstakelvrije vlakke strook van minimaal 5 meter breedte, waarbij rekening wordt gehouden
met de hoogte van onderhoudsmateriaal van 4 meter
Wandruwheid 30 m 1/3 /s
Maximale stroomsnelheid maatgevende afvoer 0,5 m/s
Bij kruisingen met infrastructuur voldoende doorvaarhoogte: 1 m tov waterpeil
Natuurvriendelijke oevers maximaal 2,5 m breed
Trailerhelling voor het te water laten van maaiboot, afmetingen tenminste 3 m breed, 12 m
lang, taludhelling 1:5 of flauwer
Aanwezigheid van obstakelvrije locatie van 5 x 10 m, waar maaisel uit watergang kan worden
verwijderd
Aanwezigheid van locatie waar maaiboot gekeerd kan worden, minimaal 10 x 10 m.
11\26