Graadmeter maart/april-mei/juni 2/3 - Gezondheidsraad
Graadmeter maart/april-mei/juni 2/3 - Gezondheidsraad
Graadmeter maart/april-mei/juni 2/3 - Gezondheidsraad
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Tweemaandelijks periodiek van de <strong>Gezondheidsraad</strong>, Den Haag<br />
G r AADMETER#2/3<br />
Het jaar van de<br />
eeuw 3 / Het wachten waard 4 / Wetenschappelijk én maatschappelijk<br />
inzicht 7 / De Gezond-heidsraad: paradox van<br />
wetenschappelijk gezag 10 / De toekomst van ons zelf: over<br />
toekomstige mogelijkheden tot hersenbeïnvloeding 16 /<br />
BinnensteBuiten 20 / Negentien diepte-interviews 24 / De<br />
toekomst van ons geluk 28 / De nuchtere pragmatiek van de<br />
witjas 32 / De ervaren toekomst 39 / Ereleden benoemd 43 /<br />
Centum Ethiek en Gezondheid geopend 45 / Kinderen in<br />
de toxicologie49 / Gezondheidszorg 53 : Nieuwe mogelijkheden<br />
bij orgaandonatie kunnen wachtlijsten bekorten 54 ;<br />
Burgers moeten meer weten over genetica 56 ; Advies gevraagd<br />
over het chronische vermoeidheidssyndroom 58 /<br />
Voeding 60 : Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit 61 ;<br />
Nieuwe voedingsnormen voor vitamine B , B en<br />
6 12<br />
foliumzuur 65 ; Fytosterolen 67 ; Overgewicht 69 ; Gezondheidsclaims<br />
bij voeding onnodig verwarredn 71 / Milieu 73 :<br />
Afleiding gezondheidskundige advieswaarden in nieuw perspectief<br />
74 ; Advies gevraagd over nachtelijk lawaai 76 / Arbeidsomstandigheden<br />
77 : Vier stoffen en hun invloed op de<br />
voortplanting 78 ; Zwavelzuurnevels zijn kankerverwekkend<br />
81 ; Openbare conceptrapporten herevaluatie oude MAC-<br />
waarden 82 .<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
2<br />
<strong>Graadmeter</strong> is een uitgave van het secretariaat van de <strong>Gezondheidsraad</strong>.<br />
De <strong>Gezondheidsraad</strong> is ingesteld in 1902. De raad heeft als taak de regering en het parlement ‘voor te<br />
lichten over de stand van wetenschap ten aanzien van vraagstukken op het gebied van de volksgezondheid’<br />
(art. 21 Gezondheidswet).<br />
De <strong>Gezondheidsraad</strong> ontvangt de meeste adviesaanvragen van de bewindslieden van Volksgezondheid,<br />
Welzijn en Sport; Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; Sociale Zaken en<br />
Werkgelegenheid; Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De raad kan ook op eigen initiatief adviezen<br />
uitbrengen, wanneer hij ontwikkelingen of trends signaleert die van belang kunnen zijn of worden voor het<br />
overheidsbeleid.<br />
De adviezen van de <strong>Gezondheidsraad</strong> worden in bijna alle gevallen opgesteld door een<br />
multidisciplinair samengestelde commissie van – op persoonlijke titel benoemde – Nederlandse en soms<br />
buitenlandse deskundigen. De adviezen zijn openbaar.<br />
Alle foto’s in deze aflevering<br />
van <strong>Graadmeter</strong> werden<br />
gemaakt tijdens het symposium<br />
De ervaren toekomst op 8 <strong>april</strong><br />
2003.<br />
De fotograaf is Marie Cécile<br />
Thijs.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
Voorwoord<br />
Het jaar van de eeuw<br />
Het afgelopen raadsseizoen stond in het teken van Honderd jaar<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong>. Inmiddels mag de raad met voldoening terugkijken<br />
op een in alle geslaagd eeuwfeest. Hoogtepunt van de viering<br />
was het symposium De ervaren toekomst in de Ridderzaal op 8 <strong>april</strong><br />
jl., in aanwezigheid van Hare Majesteit de Koningin. De voorliggende<br />
aflevering van <strong>Graadmeter</strong> belicht deze gebeurtenis in<br />
woord en beeld, vanuit verschillende invalshoeken. Zo kunt u de<br />
toespraak van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en<br />
Sport nog eens rustig nalezen, alsmede de voordrachten gewijd aan<br />
of geïnspireerd door het onderzoek Paradox van wetenschappelijke<br />
gezag, het advies De toekomst van ons zelf, en het kunstwerk<br />
BinnensteBuiten. Ook wordt aandacht besteed aan de benoeming<br />
van twee ereleden van de raad, prof. dr Joop Huisman en prof. dr<br />
Henk Visser.<br />
Als men de betekenis van een eeuw <strong>Gezondheidsraad</strong>, zoals die<br />
ook in de diverse bijdragen is belicht, al kort zou kunnen samenvatten,<br />
kan men zeggen: de raad heeft een brugfunctie vervuld tussen<br />
de wetenschappelijke vooruitgang en het beleid ter bevordering<br />
van de volksgezondheid. Het belang van deze brugfunctie zal in de<br />
toekomst, bij een steeds snellere ontwikkeling van wetenschappelijke<br />
kennis en een in toenemende mate van die kennis afhankelijke<br />
samenleving, waarschijnlijk nog groter worden.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
André Knottnerus<br />
3<br />
Prof. dr JA Knottnerus is<br />
voorzitter van de <strong>Gezondheidsraad</strong>.
4<br />
Verslag<br />
Het wachten waard<br />
De gezondheidszorg en wachtlijsten: ze lijken onlosmakelijk<br />
verbonden. Zelfs voor het eeuwfeest van de <strong>Gezondheidsraad</strong>,<br />
dat op dinsdag 8 <strong>april</strong> gevierd werd, bestond een wachtlijst. Alle<br />
vijfhonderd stoelen in de Ridderzaal in Den Haag waren dan<br />
ook bezet voor het symposium De ervaren toekomst. Een half<br />
jaar geleden werd de oorspronkelijke bijeenkomst afgelast vanwege<br />
het overlijden van prins Claus. Nu kon een keur aan sprekers<br />
alsnog terugblikken op een weer wat langer geworden<br />
verleden, en vooruitkijken naar een licht ingekorte toekomst.<br />
Dit alles onder het toeziend oog van onze vorstin, hoogwaardigheidsbekleders,<br />
leden van de <strong>Gezondheidsraad</strong> en andere<br />
genodigden. En onder de ogen van uw correspondent. Die<br />
zagen het volgende.<br />
Het lekkers bij de koffie en thee vooraf beloofde al heel wat.<br />
Onorthodoxe design-gebakjes, waarvan pas bij bijten bekend<br />
werd wat zij bevatten. Zo fel als de kleuren van de zoetigheid<br />
waren, zo beschaafd gekleed waren de aanwezigen. Mannen, in<br />
meerderheid, met donkere pakken. Hier en daar een oplichtende<br />
gele of rode das. Een enkel gedurfd beige pak, misschien geïnspireerd<br />
door de zon buiten, die wel zorgde voor een blauwe<br />
lucht, maar nog niet voor warmte. De dames sloten zich grotendeels<br />
aan bij de heren: ook bij hen veel ernstige kleuren. Slechts<br />
hier en daar een fuchsiakleurig pakje, of een steenrood jasje. Eén<br />
leren jack. Bij veel aanwezigen als onzichtbare maar toch duidelijk<br />
aanwezige accessoire: de stethoscoop.<br />
Want hier was de medische stand verzameld. De crème de<br />
la crème van ons land. Bij de vraag ‘Is er een dokter in de zaal?’<br />
zou men massaal zijn opgestaan, en had men zich op de patiënt<br />
gestort als rugbyers op een bal. Maar iedereen bleef voor de<br />
duur van deze middag gezond, en dus zitten. Er werd beleefd<br />
gekeken naar de capriolen van Tiramisu: kleurige acrobaten die<br />
zich knap in bochten wrongen. ‘Waar is dit voor?’ vroeg iemand<br />
Pauline Slot<br />
Dr P Slot is redacteur bij de<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong>.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
achter mij. ‘Om je aan te zetten tot meer bewegen,’ antwoordde<br />
zijn buurman. De acrobaten op stelten zochten soms steun met<br />
hun hand op een kalend, genodigd hoofd. Mooie momenten.<br />
Niemand hoefde om stilte te verzoeken toen koningin<br />
Beatrix binnenkwam. Iedereen stond, en keek. De glimlach van<br />
de herkenning op alle gezichten in de rijen. Een groep royaltyfotografen<br />
werd even binnengelaten: fleecetruien, rugzakken, en<br />
nonchalant staan op een vensterbank. Dan weer snel weg.<br />
En toen het programma. Dagvoorzitter Arend Jan Heerma van<br />
Voss, in donker pak, noemde medici een lastig volkje, dat ongeschikt<br />
is voor collegiaal werk. Dat herkende men in de zaal. En<br />
er werd wel meer gelachen. De hoogste score werd behaald<br />
door Inez de Beaufort, in donkerbruin, die elke paar regels<br />
lachers op haar hand had. Hoogtepunt in haar lezing, een aaneenschakeling<br />
van zogenaamde citaten van fictieve personen, de<br />
verontwaardigde uitspraak van een medicus: ‘Ik ben nog nooit<br />
in een commissie gevraagd, nooit!’. Vrijwel geen van de aanwezigen<br />
kon hem dat nazeggen, en dat maakte vrolijk. Leedvermaak<br />
bij heelmeesters?<br />
Staatssecretaris Clémence Ross-van Dorp, in zwart velours,<br />
sprak over het verleden van de <strong>Gezondheidsraad</strong>, en had wat<br />
wensen voor de toekomst. Verleden en toekomst ontmoetten<br />
elkaar daarna bij de enorme schoorsteenmantel, waar, bij wijze<br />
van haardscherm, een groot wit vlak ondersteunende beelden<br />
kon vertonen. Wiebe Bijker, in licht pak, schetste een interessant<br />
beeld van de studie Paradox van wetenschappelijk gezag, met<br />
powerpoint-slides die qua kleurigheid niet onderdeden voor de<br />
vlaggen waarmee de Ridderzaal volhangt.<br />
Witte Hoogendijk, in donker pak, tot 7 <strong>april</strong> de enige<br />
spreker die geen hoogleraar was, bleek nog net op tijd een<br />
leerstoel toegewezen te hebben gekregen. Toeval, benadrukte<br />
Heerma van Voss. Hoogendijk gaf een overzicht van wat wij in<br />
de toekomst mogen verwachten van hersenonderzoek, en gaf<br />
daarmeer de highlights uit het speciale <strong>Gezondheidsraad</strong>advies De<br />
toekomst van ons zelf. Mooiste dia: een hersencel op een chip, in<br />
toom gehouden door pionnen. Als ze dat kunnen fotograferen,<br />
kunnen ze straks alles, zou je toch zeggen.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
5
6<br />
Maar de verbeelding is nog mooier dan de werkelijkheid.<br />
Kitty Zijlmans, in rood pak, introduceerde het kunstwerk dat<br />
Mieke de Waal maakte in opdracht van de honderdjarige<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong>: een prachtige kimono die ons binnenste aan<br />
de buitenkant plaatst.<br />
Na De Beaufort, kwamen vervolgens ook nog de geroutineerde<br />
en bekwame sprekers Paul Schnabel, in donker pak, en<br />
Ronald Plasterk, in donker pak. Schnabel, met toepasselijke rode<br />
das, raakte het hart: door zijn verhaal waren wij opeens weer<br />
mensen, die verliefd kunnen worden en ongelukkig kunnen zijn, en<br />
die intens geluk duurzaam willen maken en duurzaam geluk<br />
intens. Plasterk, met een gele das, vertelde hoe serieuze onderzoekers<br />
het veel te druk hebben met ‘eenvoudige’ uitdagingen<br />
als kanker genezen om zich te buigen over algehele levensverlenging.<br />
Hij sprak niettemin de hoop uit dat wij, of onze<br />
hersenen, elkaar hier over honderd jaar weer zouden treffen.<br />
André Knottnerus, voorzitter van de <strong>Gezondheidsraad</strong>, en<br />
in donker pak, hield het erop dat het onze ‘functionele nazaten’<br />
zouden zijn die over honderd jaar bijeen zouden komen. De<br />
steek die hij tijdens zijn historische overzicht opzette, afkomstig<br />
van een verre functionele voorganger, kan ook dan, op een<br />
andere hersenpan, weer goede diensten bewijzen.<br />
De hapjes op de receptie na afloop waren net zo innovatief als<br />
de gebakjes vooraf. De gesprekjes, hoewel niet allemaal afgeluisterd,<br />
waren ongetwijfeld minder verrassend. Mensen spraken<br />
met mensen, en lieten elkaar dan staan voor weer andere mensen.<br />
In het rustigste deel van de bovenzaal sprak burgemeester<br />
Deetman met onderwijsminister Van der Hoeven. Ook minister<br />
de Geus onderhield zich in de vip-hoek, die weliswaar niet<br />
afgescheiden was, maar duidelijk gemeden werd door beschroomde<br />
niet-vips. Koningin Beatrix sprak geanimeerd met de<br />
sprekers van het symposium. Het was gezellig. Het was een<br />
mooie middag. Het was het wachten waard.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
Voordracht Clémence Ross-van Dorp<br />
Wetenschappelijk én maatschappelijk inzicht<br />
Majesteit, geachte aanwezigen,<br />
Honderd jaar advisering over de stand der wetenschap op het<br />
gebied van de volksgezondheid verdient een feestelijk jubileum.<br />
Een jubileum op een bijzondere plaats en in bijzonder gezelschap.<br />
Ik vind het een eer om als eerste de jubilerende<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong> te mogen feliciteren. Mijn gelukwensen gaan<br />
uit naar de voorzitter en vice-voorzitters, naar de medewerkers<br />
van de staf en naar de leden van de raad die bij hoge uitzondering<br />
bijna allemaal bijeen zijn.<br />
Bij het negentigjarig bestaan presenteerde de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
een omvangrijke studie van René Rigter over de geschiedenis<br />
van de raad. Eén van de conclusies luidde dat de raad ‘ongetwijfeld<br />
heeft bijgedragen aan de stijging van het peil van de volksgezondheid<br />
en aan de zorg voor het milieu’. Ik ben ervan overtuigd dat<br />
die stelling onverkort geldt.<br />
Ik heb met belangstelling de onderwerpen gezien die de<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong> nú heeft uitgekozen om studies naar te laten<br />
verrichten. De resultaten, twee mooie boeken waarvan u kennis<br />
hebt kunnen nemen, zijn verschenen onder de titels: De toekomst<br />
van ons zelf en Paradox van wetenschappelijk gezag. De titels<br />
vormen samen ook een paradox: de eerste studie gaat níet over<br />
de toekomst van de raad zelf. En de tweede niet over wetenschappelijk<br />
gezag in het algemeen, maar over het wetenschappelijk<br />
gezag van de <strong>Gezondheidsraad</strong> zelf.<br />
Paradox van wetenschappelijk gezag is een intrigerende titel voor<br />
een intrigerende activiteit: de <strong>Gezondheidsraad</strong> heeft onderzoek<br />
laten doen naar het eigen functioneren met als vraagstelling wat<br />
de maatschappelijke invloed van de raad is.<br />
Kennelijk was het antwoord op die vraag voor de<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong> niet vanzelfsprekend. Dat was het ook voor de<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
Drs C Ross-van Dorp is<br />
staatssecretaris van Volksgezondheid,<br />
Welzijn en Sport.<br />
7
8<br />
onderzoekers niet. Zij vroegen zich bij het begin van hun onderzoek<br />
af hoe een instituut als de <strong>Gezondheidsraad</strong>, met de missie<br />
‘voor te lichten over de stand van de wetenschap’, en steunend op<br />
een reputatie van professoren en artsen, aan het begin van de 21e<br />
eeuw nog steeds zo veel gezag kan hebben. Honderd jaar geleden<br />
had de arts van nature gezag, hij stond in aanzien en hij hoefde<br />
nauwelijks verantwoording af te leggen. In deze tijd worden professoren<br />
en artsen, wetenschappelijke kennis en wetenschappelijke<br />
onderzoekers niet meer vanzelfsprekend als gerespecteerde autoriteiten<br />
beschouwd. Toch leven wij meer dan ooit in een door wetenschap<br />
en technologie bepaalde cultuur. Dit is de paradox die de<br />
onderzoekers zo intrigeerde. Vooral ook omdat op alle terreinen<br />
waarover de <strong>Gezondheidsraad</strong> adviseert - volksgezondheid, voeding,<br />
arbeidsomstandigheden en milieuhygiëne - de voortschrijding<br />
van de technologie ingrijpende gevolgen heeft en heeft gehad.<br />
Eén van de conclusies van het onderzoek is dat de afgelopen<br />
twintig jaar het wetenschappelijk en technisch onderzoek een<br />
ontwikkeling hebben doorgemaakt. In de jaren zeventig lag het<br />
accent nog op afzonderlijke wetenschappelijke experimenten en<br />
technische innovaties. De laatste jaren is er steeds meer aandacht<br />
voor maatschappelijke, culturele en politieke vragen die uit<br />
beoefening van wetenschap en techniek voortvloeien. Bij de<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong> heeft een vergelijkbare verschuiving in<br />
aandacht plaats. Of dat in voldoende mate gebeurt, blijkt nog<br />
wel een punt van discussie.<br />
‘De kracht van de <strong>Gezondheidsraad</strong> is zijn onafhankelijkheid’,<br />
stelde Rigter tien jaar geleden. Maar hij stelde ook dat dat niet<br />
betekent dat de raad het zich kan veroorloven zich te veel te<br />
verwijderen van de andere spelers op zijn adviesterrein. Ik ben<br />
het met de onderzoekers eens dat een grote rol van belangenvertegenwoordigers<br />
in het adviestraject de onafhankelijkheid in<br />
gevaar kan brengen. Naar hun idee kunnen andere vormen van<br />
maatschappelijke verkenning zeer wel door de raad worden<br />
uitgevoerd. Zij noemen hoorzittingen als een vorm van kwalitatief<br />
onderzoek en het betrekken van meer soorten deskundigheid<br />
bij de opstelling van adviezen. De raad moet niet werken in<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
een vacuüm, maar zich op de hoogte stellen van wat er in de<br />
samenleving leeft.<br />
Daarmee komt voor de discussie ook de vraag in beeld naar<br />
een mogelijke rol voor de sociale wetenschappen. Ik wil een voortgang<br />
van de discussie van harte aanbevelen. Dat de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
deze aanbeveling op zal pakken, lijdt weinig twijfel. Conclusie<br />
van het onderzoek is immers dat de <strong>Gezondheidsraad</strong> nu functioneert<br />
zoals de raad zelf de arts van nu schetst: ‘Vakmanschap alleen<br />
is niet meer genoeg. Reflectie op het eigen handelen en een enerzijds<br />
flexibele, anderzijds kritische houding ten aanzien van nieuwe<br />
ontwikkelingen vereisen wetenschappelijk en maatschappelijk<br />
inzicht.’ Dat de raad zelf ook deze instelling heeft, blijkt uit zijn<br />
keuze voor een onderzoek naar zijn maatschappelijke invloed. Ik<br />
moedig de <strong>Gezondheidsraad</strong> van harte aan om de volgende honderd<br />
jaar met deze open, flexibele en kritische houding te adviseren<br />
over de stand van de wetenschap in brede zin en zo te laten zien<br />
dat de paradox van wetenschappelijk gezag een stimulerende<br />
uitdaging vormt.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
9
10<br />
Voordracht Wiebe Bijker<br />
De <strong>Gezondheidsraad</strong>: paradox van<br />
wetenschappelijk gezag<br />
Majesteit, excellenties, geachte aanwezigen,<br />
Is dit verjaarsfeest niet een historische vergissing? Hoe kunnen we<br />
vieren dat een instituut dat honderd jaar geleden werd opgericht,<br />
nu nog steeds een belangrijke maatschappelijke rol speelt, terwijl in<br />
de afgelopen eeuw de maatschappij meer veranderd is dan gedurende<br />
het hele millennium daarvoor? Is de <strong>Gezondheidsraad</strong> niet<br />
een dinosaurus die eigenlijk al (uit)gestorven had moeten zijn?<br />
Paradox<br />
Een eeuw geleden was gezag nog heel gewoon en had wetenschap<br />
nog autoriteit. De <strong>Gezondheidsraad</strong> kon worden gehuisvest in een<br />
ivoren toren waarin wetenschappers in splendid isolation hun<br />
adviezen afscheidden zonder zich te hoeven bekommeren om hun<br />
maatschappelijke rol. Maar de wereld is veranderd. Gezag en<br />
autoriteit hebben niet meer die vanzelfsprekendheid die ze vroeger<br />
leken te hebben. Of misschien moeten we zeggen: het zijn niet<br />
meer dezelfde maatschappelijke actoren die gezag en autoriteit<br />
hebben. De lage status van mensen in onderwijs en zorg, het<br />
toenemende geweld van patiënten jegens huisartsen, en de teruglopende<br />
begrotingen voor universitair onderzoek: het zijn allemaal<br />
aanwijzingen dat wetenschap, onderwijs en zorg minder hoog in<br />
aanzien staan dan een eeuw geleden.<br />
Maar dit is slechts de helft van het verhaal. We kunnen ook<br />
constateren dat wetenschap en technologie niet meer zijn weg te<br />
denken uit onze samenleving. Of het nu gaat om de gezondheidszorg,<br />
of om het beheer van ons milieu, of het nu gaat om<br />
processen van sociale in- en exclusie in ons eigen land of over<br />
ontwikkelingssamenwerking met de derde wereld (of inderdaad<br />
Prof. dr ir WE Bijker is<br />
hoogleraar techniek en<br />
samenleving aan de Universi-<br />
teit Maastricht.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
over het beslechten van [internationale] conflicten): we kunnen<br />
niet meer hopen deze vraagstukken te begrijpen of op te lossen<br />
zonder de rol van wetenschap en technologie erbij in acht te<br />
nemen.<br />
Hoe overleeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> deze paradox, waarin<br />
enerzijds wetenschap en technologie van centraal belang zijn in<br />
onze maatschappij, en anderzijds de status van artsen, onderzoekers,<br />
ingenieurs en onderwijzers zo aan erosie onderhevig is?<br />
Hoe kan een instituut dat stoelt op de tanende reputatie van<br />
professoren en artsen, aan het begin van de 21 e eeuw toch nog<br />
met gezag spreken? Wat is de oplossing van deze paradox van<br />
wetenschappelijk gezag?<br />
Invloed<br />
Dat is de vraag die Roland Bal, Ruud Hendriks en ik hebben<br />
proberen te beantwoorden. Wat is de maatschappelijke invloed<br />
van de <strong>Gezondheidsraad</strong>? Of preciezer: hoe slaagt de raad erin<br />
maatschappelijke invloed uit te oefenen vanuit zijn missie ‘voor<br />
te lichten over de stand der wetenschap’?<br />
De vraag óf de <strong>Gezondheidsraad</strong> maatschappelijk invloed<br />
heeft wordt met een ondubbelzinnig ‘ja’ beantwoord: iedereen<br />
die we erover spraken kon zonder aarzeling momenten en<br />
gebeurtenissen noemen waaruit dit blijkt.<br />
Maar dit is ook een onmogelijke vraag. Onmogelijk,<br />
omdat bij doorvragen en preciezer kijken blijkt dat het begrip<br />
‘invloed’ zoveel verschillende betekenissen kan hebben. Was het<br />
dyslexieadvies invloedrijk omdat het een bestseller was en vele<br />
leerkrachten, ouders en logopedisten het onder hun hoofdkussen<br />
hebben liggen? Of had het dyslexieadvies helemaal geen<br />
invloed: het is immers jarenlang tussen de ministeries van OC&W<br />
en VWS heen en weer geschoven, zonder dat het tot concreet<br />
beleid leidde?<br />
De vraag ‘hoe groot is de invloed van de raad?’ is dus deels<br />
triviaal eenvoudig en deels onmogelijk te beantwoorden. Daarom<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
11
12<br />
hebben wij via een andere vraag inzicht proberen te krijgen in de<br />
paradox van wetenschappelijk gezag: de vraag ‘op welke manier<br />
oefent de <strong>Gezondheidsraad</strong> invloed uit?’<br />
Coördinatiemechanismen<br />
De maatschappelijke invloed van de <strong>Gezondheidsraad</strong> wordt<br />
gecreëerd, bijna van minuut tot minuut, in het dagelijkse werk<br />
van leden, staf en leiding - in wisselwerking met ministers,<br />
beroepsgroepen, internationale organisaties en de wetenschappelijke<br />
gemeenschap. Het antwoord op de vraag naar de maatschappelijke<br />
invloed van de <strong>Gezondheidsraad</strong> bestaat daarom<br />
niet uit één formule, maar zit als het ware verstopt in zijn dagelijkse<br />
praktijk.<br />
Wij hebben deze praktijk, wat er achter de coulissen –<br />
backstage – van de <strong>Gezondheidsraad</strong> gebeurt, gedetailleerd beschreven<br />
en geanalyseerd omdat alleen op die manier inzicht kan<br />
worden gekregen in de invloed die de <strong>Gezondheidsraad</strong> in zijn<br />
publieke rol – frontstage – heeft.<br />
In onze analyse van het functioneren van de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
zijn frontstage en backstage onlosmakelijk aan elkaar gekoppeld.<br />
Ons boek is daarom niet bedoeld als een onthullend kijkje<br />
achter de schermen, noch willen we het frontstage optreden van<br />
de raad presenteren als schone schijn of window-dressing. Integendeel:<br />
uiteindelijk gaat het juist om het publieke functioneren<br />
van de raad; om wat er vóór het doek gebeurt. Maar dat publieke<br />
optreden kunnen we, is de stelling van ons onderzoek,<br />
alleen begrijpen door ook áchter de coulissen te gaan kijken.<br />
(Overigens: elk instituut met een zekere maatschappelijke stabiliteit<br />
kan op deze manier als een combinatie van frontstage en<br />
backstage worden geanalyseerd. Zo zal een restaurant zijn klanten<br />
uit de keuken weren, terwijl niemand twijfelt aan het belang<br />
van wat er achter de klapdeuren gebeurt.) Bij de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
gebeurt dit met de coördinatiemechanismen die wij in ons<br />
boek identificeren.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
Met ‘coördinatiemechanisme’ bedoelen we een mechanisme<br />
waarmee de <strong>Gezondheidsraad</strong> twee do<strong>mei</strong>nen van elkaar scheidt,<br />
en tegelijk de relatie tussen die twee do<strong>mei</strong>nen regelt en coördineert.<br />
Zo wordt een duidelijke scheidslijn tussen wetenschap en<br />
beleid getrokken, maar mogen ambtenaren wel als adviseur een<br />
commissie bijwonen. Zo trekt de raad een grens tussen belangenbehartiging<br />
en wetenschappelijke kennis, maar organiseert zij wel<br />
hoorzittingen waarop patiëntenverenigingen of industriële<br />
belangenorganisaties hun inbreng kunnen geven.<br />
Voorbeeld: normativiteit, ethiek<br />
Nog een voorbeeld van coördinatie. Hoe gaat de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
om met het klassieke onderscheid tussen feiten en waarden?<br />
Frontstage is dit onderscheid niet alleen een van de pijlers van<br />
alle wetenschappelijk onderzoek, maar zeker ook van een instituut<br />
als de <strong>Gezondheidsraad</strong> dat wetenschappelijke advisering<br />
verzorgt. De raad geeft de feiten, de politiek brengt de waarden<br />
en normen in, maakt politieke afwegingen, en hakt een knoop<br />
door. Backstage zien we hoe de raad deze do<strong>mei</strong>nen coördineert.<br />
Ten eerste is er de erkenning dat ook in de natuurwetenschappen<br />
dit onderscheid niet zo simpel is als vaak wordt aangenomen:<br />
alle wetenschappelijke waarnemingen en uitspraken zijn<br />
waardegeladen. Daarom besteedt de <strong>Gezondheidsraad</strong> zoveel<br />
aandacht aan een evenwichtige samenstelling van zijn commissies<br />
- en dan heb ik het over disciplinaire achtergrond en wetenschappelijk<br />
perspectief, niet over politieke opvatting of religieuze<br />
identiteit. Ten tweede heeft de raad sinds enige jaren erkend dat<br />
ook wetenschappelijk onderzoek naar de sociaal-culturele<br />
inbedding van wetenschap en techniek in de samenleving, en<br />
naar de normatieve keuzen rondom medische verrichtingen<br />
relevant is. De raad vraagt daarom ook regelmatig ethici, sociologen<br />
en juristen als wetenschappelijke deskundigen in zijn<br />
commissies. De in 1977 geïnstalleerde Beraadsgroep<br />
Gezondheidsethiek en Gezondheidsrecht is daarvan een treffend<br />
voorbeeld.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
13
14<br />
Geen dinosaurus: honderd jaar jong, ‘traditie van<br />
traditieloosheid’<br />
De manier waarop de <strong>Gezondheidsraad</strong> het spectrum van wetenschappelijke<br />
deskundigheid heeft uitgebreid van de medische<br />
en de natuurwetenschappen tot ook de sociale wetenschappen<br />
en humaniora is een voorbeeld van hoe hij het al die honderd<br />
jaar lang volhoudt: voortdurende reflectie op het eigen functioneren;<br />
een voortdurend spiegelen aan wat de maatschappelijke<br />
ontwikkelingen zijn.<br />
Het antwoord op de vraag hoe de <strong>Gezondheidsraad</strong> zijn<br />
invloed realiseert, valt dan ook niet samen te vatten in een paar<br />
punten. Het is als met de vraag van Astérix aan een Britse kasteelheer:<br />
hoe je zo’n mooi grasveld krijgt? Het antwoord luidde:<br />
begin honderd jaar geleden. Ik kan u vanmiddag evenmin een<br />
eenvoudig antwoord geven: de positie van de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
is nooit vanzelfsprekend, zijn invloed wordt elke dag opnieuw<br />
bewerkstelligd, het gezag wordt continu onderhouden met de<br />
vele coördinatiemechanismen die wij hebben gevonden. De<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong> is geen dinosaurus; hij is juist bijzonder goed<br />
aangepast aan onze tijd.<br />
Belichaming én oplossing van paradox<br />
Ons onderzoek is geen evaluatie van de <strong>Gezondheidsraad</strong>, maar<br />
een onderzoek naar de rol van wetenschappelijke advisering in<br />
onze moderne, hoogontwikkelde technologische cultuur. Mijn<br />
verhaal is geen lofrede, noch een boetepreek. Toch wil ik eindigen<br />
met een normatieve conclusie.<br />
Ik heb als uitgangspunt de paradox geschetst dat wetenschap<br />
en technologie in deze kennismaatschappij een betrekkelijk<br />
lage status hebben, terwijl zij aan hooggespannen maatschappelijke<br />
verwachtingen moeten voldoen. Tegen die achtergrond<br />
willen wij pleiten voor het behoud van een instituut dat<br />
enerzijds dicht bij politiek en beleid staat, maar waar anderzijds<br />
wetenschappelijke waarden hoog in het vaandel staan, waar<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
uitenwetenschappelijke elementen slechts op gecontroleerde<br />
wijze worden binnengelaten.<br />
De <strong>Gezondheidsraad</strong> is zo’n instituut. Op micro-niveau<br />
lijkt hij zelve de belichaming van de paradox. Geen bemoeienis<br />
met de implementatie van adviezen mogen hebben, maar wel<br />
ambtenaren als adviseur gebruiken. Geen belangenvertegenwoordiging<br />
willen toelaten, maar wel hoorzittingen<br />
voor de industrie organiseren. Alleen over wetenschappelijke<br />
feiten willen rapporteren, maar wel filosofen als raadsleden<br />
benoemen. Op maatschappelijk niveau laten wij zien hoe de raad<br />
door middel van complex coördinatiewerk de maatschappelijke<br />
paradox van wetenschappelijk gezag oplost. Wij onderbouwen<br />
daarmee het oordeel van alle buitenlandse deskundigen die wij<br />
tijdens ons onderzoek spraken: de Nederlandse Gezondheidraad<br />
is uniek en van een niet te overschatten maatschappelijk belang.<br />
Alleen met instituten als de <strong>Gezondheidsraad</strong> kan onze moderne<br />
technologische cultuur ontsnappen aan de paradox van wetenschappelijk<br />
gezag.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
15
16<br />
Voordracht Witte Hoogendijk<br />
De toekomst van ons zelf: over toekomstige<br />
mogelijkheden tot hersenbeïnvloeding<br />
Majesteit, voorzitter, dames en heren,<br />
De opdracht om een voorspelling te doen over toekomstige mogelijkheden<br />
tot hersenbeïnvloeding is waarschijnlijk de leukste opdracht<br />
die wij als jonge onderzoekers konden krijgen. Helaas is<br />
hierdoor wel in één klap een hele generatie potentiële commissieleden<br />
dusdanig verwend geraakt, dat toekomstige opdrachten van<br />
de <strong>Gezondheidsraad</strong> altijd schril zullen afsteken.<br />
Overigens, makkelijk was de opdracht niet! De ontwikkelingen<br />
in de hersenwetenschappen gaan zo snel dat een door ons<br />
voorspeld toekomstscenario soms een week later al in de vakliteratuur<br />
beschreven stond als reëel onderzoeksresultaat. Toch besloot<br />
de commissie bij het voorspellen met minimaal één teen in de<br />
realiteit te blijven staan.<br />
’Saai!’, zult u misschien denken. Maar ik kan u geruststellen.<br />
Het onvolprezen secretariaat van de <strong>Gezondheidsraad</strong> liet<br />
namelijk zeven zeer gewaagde flarden tekst over hersenbeïnvloeding<br />
overwaaien uit de toekomst. De commissie werd<br />
vervolgens gevraagd deze te becommentariëren op technische<br />
haalbaarheid en implicatie hiervan voor de gezondheidszorg, de<br />
maatschappij en onze identiteit. Met andere woorden: voor de<br />
toekomst van ons zelf. Om u een indruk van het rapport te<br />
geven zal ik kort iets zeggen over preventie, behandeling en<br />
functieverbetering.<br />
Over preventie<br />
Zullen mensen genetisch gescreend gaan worden op hun aanleg<br />
voor neurologische en psychiatrische aandoeningen?<br />
Bij aandoeningen als dementie, depressie en schizofrenie spelen<br />
Prof. dr WJG Hoogendijk is<br />
hoogleraar biologische<br />
psychiatrie aan de Vrije<br />
Universiteit Amsterdam.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
verscheidene genen en omgevingsfactoren een rol. Dat blijkt<br />
bijvoorbeeld uit het feit dat een eeneiige vierling weliswaar identiek<br />
DNA had geërfd en dat alle vier de vrouwen leden aan schizofrenie,<br />
maar qua ziektebeloop erg verschilden. Zo had de één een<br />
gezin en werk, terwijl de ander chronisch in een psychiatrisch<br />
ziekenhuis verbleef. Het voorspellen van dergelijke aandoeningen<br />
op basis van afwijkingen in het DNA zal ook alleen mogelijk zijn<br />
in combinatie met het bepalen van omgevingsrisico’s en hersenfunctieonderzoek,<br />
zoals hersenscans. Hersengebieden die onze<br />
emoties regelen, functioneren bij depressieve personen minder<br />
goed. Het vroeg identificeren van individuen met verhoogd risico<br />
op een hersenaandoening opent de weg naar preventie.<br />
Voorspellen heeft vanzelfsprekend alleen zin wanneer ook<br />
preventieve behandelinterventies voorhanden zijn. Bovendien kan<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
17
18<br />
de voorspellende geneeskunde implicaties hebben voor de privacy<br />
en leiden tot stigmatisering en discriminatie. De overheid dient er<br />
voor te waken dat drang, die voortkomt uit nieuwe mogelijkheden<br />
tot hersenbeïnvloeding, niet overgaat in dwang. Hoe dit kan<br />
geschieden daar kom ik op terug.<br />
Over behandeling<br />
Bij nieuwe behandelinterventies kan gedacht worden aan de<br />
implantatie van stimulatie-elektroden, zoals bij de ziekte van<br />
Parkinson. In de toekomst zal het zelfs mogelijk zijn om individuele<br />
hersencellen van totaal verlamde mensen in contact te<br />
brengen met computerchips, waardoor communicatie mogelijk<br />
wordt. Op een chip kunnen hersencellen worden gekweekt in de<br />
hoop dat deze contact maken met de individuele electroden.<br />
Verder kan gedacht worden aan geneesmiddelen die de aanmaak<br />
van ziekmakende eiwitten op DNA -niveau remmen, aan stamceltherapie<br />
en, schrik niet…, aan geautomatiseerde psychotherapie.<br />
Over functieverbetering<br />
Zullen wij massaal functieverbeteraars gebruiken om onze stemming<br />
te verbeteren? Door vooruitgang in de farmacogenetica<br />
zullen niet alleen geneesmiddelen, zoals antidepressiva, maar ook<br />
softdrugs meer op het genetisch profiel van een individuele persoon<br />
kunnen worden toegespitst. Hierdoor zullen bijwerkingen en<br />
verslavingsrisico’s afnemen. De vraag of dergelijke ‘schone’<br />
stemmingsverbeteraars op lange termijn schade toebrengen aan de<br />
hersenen en ons sociale gedrag doen verslechteren of juist verbeteren,<br />
kan uitsluitend met wetenschappelijk onderzoek beantwoord<br />
worden en niet door criminalisering van het probleem.<br />
De grens tussen geneesmiddelen en functieverbeteraars zal<br />
overigens niet altijd scherp te trekken zijn en bovendien onderhevig<br />
aan veranderende opvattingen in de maatschappij. Als in<br />
de toekomst bijvoorbeeld blijkt dat iemand met een zwaarmoedig<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
karakter door het innemen van een ‘schone’ stemmingsverbeteraar<br />
makkelijker onder de mensen komt en aan het werk raakt, dan zal<br />
de maatschappij hier misschien anders tegenover staan dan nu.<br />
Net als bij de vragen rondom de voorspellende geneeskunde<br />
is de <strong>Gezondheidsraad</strong> bij uitstek in staat om op dit grensgebied<br />
van wetenschap en ethiek de vinger aan de pols te houden. Een<br />
pro-actieve rol van de raad is in dat opzicht gewenst en een multidisciplinaire<br />
benadering is hierbij onmisbaar, hetgeen overigens ook<br />
in onze eigen commissie is gebleken.<br />
Ten slotte, een samenvatting van de adviezen uit het rapport. De<br />
commissie verwacht dat de geschetste ontwikkelingen succesvol<br />
zullen kunnen zijn, mits er voldoende maatschappelijk en economisch<br />
draagvlak blijft bestaan voor fundamenteel en klinisch<br />
neurowetenschappelijk onderzoek. De commissie adviseert daarom<br />
dit onderzoek ruim baan te geven, maar tegelijkertijd en doorlopend<br />
aandacht te besteden aan de implicaties hiervan voor gezondheidszorg,<br />
maatschappij en ons zelf.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
19
20<br />
Voordracht<br />
BinnensteBuiten<br />
Het is een vreemd ding oog in oog te staan met je binnenste. Het<br />
ruimtelijke schilderwerk BinnensteBuiten, dat Mieke de Waal<br />
maakte voor de honderdjarige, veruitwendigt van het menselijk<br />
lichaam wat schuilgaat onder de huid. De kimono spreidt ons<br />
binnenste uit en toont onze organen, botten, zenuwcellen, hersenen,<br />
spierweefsel, als embryo de mens in aanbouw en een doorsnede<br />
van de huid, onze eerste mantel. Dat binnenste is kwetsbaar<br />
en wordt zo mooi afgedekt door onze huid. Toch is de mens altijd<br />
al nieuwsgierig geweest naar wat er zich onder die huid verborgen<br />
hield. Al sinds de vroege oudheid breken wetenschappers en kunstenaars<br />
zich het hoofd over waar de ziel<br />
huist in het lichaam, over de relatie<br />
tussen lichaam en ziel, de vraag waar<br />
het leven vandaan komt en wat de<br />
plaats is van de mens in de kosmos.<br />
Perfecte proporties<br />
Sinds de late Middeleeuwen/vroegmoderne<br />
tijd zijn wij ietwat van ons<br />
voetstuk gevallen. Toen nog geloofde<br />
men dat de mens de weerspiegeling was<br />
van een hogere kosmische orde en<br />
derhalve perfect van proporties. De<br />
natuurlijke harmonie zou gestoeld zijn<br />
op de gulden snede die sedert Euclides<br />
rond 300 voor Christus sturend is geweest<br />
voor het Westerse schoonheidsideaal.<br />
Tal van tekeningen uit het<br />
verleden laten de mens zien als standaard<br />
van die gulden snede, met als<br />
meest bekende Leonardo da Vinci’s<br />
Kitty Zijlmans<br />
Prof. dr CJM Zijlmans is<br />
hoogleraar kunstgeschiedenis<br />
van de nieuwste tijd aan de<br />
Universiteit Leiden.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
mannelijke figuur die perfect past in de volmaakte geometrische<br />
vormen van de cirkel en het vierkant. De mens als maat van het<br />
universum.<br />
Zodiak<br />
Behalve die speculatie over de menselijke proporties was men ook<br />
benieuwd naar de levensenergie van het lichaam en legde men<br />
verbanden tussen de lichaamssappen en de elementaire kwaliteiten<br />
in de mens in verhouding tot de zodiak. De twaalf tekens van de<br />
dierenriem en de zeven planeten werden op het menselijk lichaam<br />
geprojecteerd. Zo associeerde de zeventiende-eeuwse universele<br />
geleerde Athanasius Kircher de Zon met het hart, de Maan met de<br />
hersenen, Jupiter met de lever, de milt met Saturnus, de nieren met<br />
Venus, de longen met Mercurius en de Aarde met de maag. ‘De<br />
aderen zijn de rivieren, de blaas de zee’. 1 Uit een Hebreeuws<br />
manuscript uit de veertiende eeuw leren wij dat de twaalf tekens<br />
van de dierenriem invloed uitoefenen op de lichaamsdelen. De<br />
Ram als eerste teken troont bovenaan op het hoofd en beïnvloedt<br />
de bijnieren en de bloeddruk, de Vissen – mijn eigen sterrenbeeld –<br />
vertegenwoordigen de voeten en een aantal lichaamssappen (welke<br />
wordt niet genoemd), daar tussenin zit de rest. Saillant detail is<br />
wellicht dat de Schorpioen in verband wordt gebracht met de<br />
geslachtsdelen.<br />
Uithoekjes van het menselijk lichaam<br />
Vanaf de eerste helft van de zestiende eeuw werden systematisch<br />
secties verricht op lijken, maar de oude leerstellingen gaven nog<br />
steeds de toon aan: het bloed zou vitale geesten hebben die wonen<br />
in de linkerkamer van het hart en de ademtocht van de geest heette<br />
‘pneuma’ die in de hersenen resideerden. Wij zijn inmiddels wat<br />
aardser geworden maar het doorgronden van het mysterie van het<br />
leven blijft een drijfveer voor wetenschap en kunst.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
21<br />
1 Zie Alexander Roob, Alchemie<br />
en Mystiek, Keulen: Taschen/<br />
Libero 1997.
22<br />
Onderzoek naar de werking van het menselijk lichaam en de<br />
menselijke geest heeft in het heden een enorme vlucht genomen<br />
door de ontwikkeling van hoogwaardige technologie waarmee tot<br />
wij tot in de kleinste uithoekjes van het menselijk lichaam kunnen<br />
kijken. Onvermoede reizen maken wij op micro- en nanoniveau;<br />
MRI, CT-scans, elektronenmicroscopen, endoscopen en<br />
echoscopieën brengen levend organisme in kaart, digitale landschappen<br />
en universa tonend waar wij voorheen geen weet van<br />
hadden en waar in de kunst gretig op wordt ingespeeld. Het is als<br />
de reizen van Starship Voyager die als doel hadden nieuwe werelden<br />
te exploreren waar de mens nog niet eerder was geweest. In dat<br />
opzicht zijn wetenschap en kunst verwant, ze brengen je op een<br />
plaats die je eerder niet kende.<br />
Kunst en de lijfelijkheid van de mens<br />
Door alle eeuwen heen toont de kunst een even grote interesse<br />
in het menselijk lichaam als de wetenschap: de mens als perfecte,<br />
harmonische vorm, als goedlopend mechaniek, als levend organisme<br />
waar de spieren de huid modelleren, als lustobject, maar<br />
ook als mens die voelt, denkt, handelt, die zijn ‘zelf’ onderzoekt.<br />
Waarin schuilt het ‘zelf’? Wat betekent het voor onze<br />
zelfconstitutie om onze binnenkant even goed te kennen als de<br />
buitenkant, toch vaak het eerste referentiekader?<br />
Mieke de Waal’s kimono toont de lijfelijkheid van de mens.<br />
Als een atlas zijn alle onderdelen van het lichaam, soms op ware<br />
grootte, soms reusachtig uitvergroot, op een rijtje gezet. Het is<br />
een sport alle onderdelen te herkennen en te benoemen. De<br />
eenvoud van de kimono, een aantal rechthoekige lappen stof<br />
met wigvormige inzetten aan de zijkant, laat de rijkdom van wat<br />
er allemaal bij ons in de binnenkant zit goed tot zijn recht<br />
komen. Nieuwsgierigheid trekt je naar al die verschillende panelen<br />
en dan sta je verbluft dat dat allemaal op de juiste plek en in<br />
een minutieuze afstemming op elkaar bij jou aan de binnenkant<br />
zit. De mantel is stoer, solide, gevoerd, zodat hij als het ware<br />
staat als een huis. De binnenkant heeft een rozerode kleur als<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
vitaal levensteken. Met de armen uitgespreid toont de kimono aan<br />
alle kanten de onderdelen die onze levensfuncties waarborgen,<br />
maar die zelfde houding verwelkomt ons ook en heeft ook als<br />
associatie de mantel als bescherming. Dit motief kennen wij uit de<br />
kunstgeschiedenis van de ‘Maria Misericordia’, Maria van de<br />
Barmhartigheid die met haar mantel liefdevol de smekelingen<br />
beschermt.<br />
De afgebeelde onderdelen corresponderen niet met de<br />
plaats die zij gewoonlijk in het lichaam innemen, dat zou te<br />
mimetisch zijn. Nu kijkt een groot oog ons vanuit de rechteroksel<br />
aan en zweeft het baby’tje vlak boven de zoom. Alle onderdelen<br />
tellen even zwaar mee, klein of groot, wij kunnen er<br />
geen een missen. Daarin zijn we allemaal hetzelfde en toch op<br />
één punt net even anders. Deze mantel is hermafrodiet, man en<br />
vrouw in een, voor ieder een metafoor.<br />
In Japan is de kimono een siermantel waarin je uitgaat, die<br />
je met trots draagt. De kimono vertelt van alles over zijn drager,<br />
de levensfase waarin deze verkeert, zijn status. Zo te zien gaat<br />
het erg goed met de honderdjarige aan wie deze kimono is<br />
opgedragen.<br />
Tot slot<br />
Kunst is een product van verbeeldingskracht maar moet die ook<br />
bij ons opwekken. Daarin schuilt de evocerende kracht van de<br />
kunst. Kunst laat de dingen op een andere wijze zien en roept<br />
onvermoede reacties en associaties in ons op. Laat het kunstwerk<br />
maar eens goed op u inwerken en het zijn werk doen.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
23
24<br />
Voordracht<br />
Negentien diepte-interviews<br />
Majesteit, Excellenties, mijnheer de voorzitter, dames en heren,<br />
Kan de toekomst van onszelf, kan de <strong>Gezondheidsraad</strong> zonder<br />
ethiek? Nee, denk ik. Dat dacht u wel. Maar denken zonder<br />
empirisch onderzoek doen we hier niet. Wie niet telt, telt niet.<br />
Dus heb ik een aantal willekeurige personen gediepteinterviewd.<br />
Wie? Helaas: de privacy verbiedt mij dat te zeggen. Elke<br />
gelijkenis met bestaande personen is toevallig en komt voor<br />
rekening van de luisteraar. Ik vroeg hun: wat vindt u van de toekomst<br />
in het algemeen, die van onszelf en die van ethici in het<br />
bijzonder?<br />
Een onderzoeker: ‘Ethici? Taxichauffeurs met een wauwelgraad!<br />
Zwammasters! Als die over de toekomst gaan, is die toekomst<br />
voorbij voor we er erg in hebben.’<br />
Een post-postmoderne filosoof: ‘Ethici? Die jomanda’s van de<br />
wijsbegeerte. Weten zij veel! Ik weet niet veel en weet dat. Hoe<br />
verhoudt het verdeelde zelf zich in paradoxale tijden van verwarring<br />
over de ware identiteit met het vervreemde<br />
postpostmoderne ik? Waar is in die toekomst van ons zelf de<br />
ander? En wie zijn die onszelf als wij het niet zijn en wij zijn het<br />
niet.’<br />
Een schrijver: ‘De toekomst van onszelf? Amateur science<br />
fiction! Na-apers! Klaplopers! Wat verbeelden jullie je wel?<br />
VerHarryPottisering van de medisch-technologische apocalyps!<br />
Schrijvers heeft de raad nodig. Wij denken vooruit. Ethici denken<br />
mee. Laat de ethici waar ze horen: hollend achter de feiten.<br />
De verbeelding is de toekomst van onszelf en de toekomst van<br />
onszelf is de verbeelding.’<br />
Inez de Beaufort<br />
Prof. dr ID de Beaufort is<br />
hoogleraar gezondheidsethiek<br />
aan de Erasmus Universiteit<br />
Rotterdam.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
Een potentiële Nobelprijswinnaar: ‘Wie maalt er om neuroelectronische<br />
interfaces of chemische gelukkigmakers of<br />
emailpsychiatrie als hij het Publiek voortdurend gerust moet<br />
stellen over de Ware Brandende Ethische kwesties zoals: de<br />
intrinsieke waarde van de fruitvlieg, de integriteit van de muis,<br />
het onvervreemdbare recht op leven van de humane<br />
spermatozo? Was ik niet het slachtoffer van overal loerende<br />
ethische stalkers, dan had ik die Nobelprijs al.’<br />
Pardon: verkeerde potentiële Nobelprijswinnaar.<br />
Een potentiële Nobelprijswinnaar: ‘Knap dat ethici hebben<br />
doorgeleerd dat ze weten wat goed is! Ik ben dol op normatieve<br />
kaders, al weet ik nog steeds niet wat het zijn.’<br />
Een voorzitter van de raad: ‘Ik verlang soms naar ons verleden.<br />
Wijze clinici entre nous, en geen vrouwen behalve koffiejuffrouwen.’<br />
Pardon: verkeerde voorzitter!<br />
Een voorzitter van de raad: ‘Uit dit advies van onszelf blijkt<br />
opnieuw de waarde van onszelf, ons elan, onze creativiteit, en de<br />
noodzaak van reflectie over en voor onszelf. Blikken ethici<br />
trekken we open. En blikken vrouwen. En vrouwelijke ethici.’<br />
Een belangrijke burger: ‘Over wiens ethiek hebben we het<br />
eigenlijk? Ook ik ben een ethicus in ’t diepst van mijn gedachten.’<br />
Een hele belangrijke burger: ‘De toekomst zal mijn tijd wel<br />
duren. Principes houden de zonen van Frankenstein niet tegen.’<br />
Een hele, hele belangrijke burger: ‘Wij hebben het al vaak gezegd:<br />
zonder waarden is de samenleving weerloos.’<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
25
26<br />
Een onderzoeker: ‘Chemische stemmingsbeïnvloeders? So what?<br />
Zo’n advies van de raad is pas stemmingmakerij! Het jaagt de<br />
mensen de stuipen op het lijf. Het versterkt de bizarre gutfeelings<br />
die ze voor ethiek verslijten. Ik zal die gutfeelings lokaliseren<br />
in de hersens en met een beetje geluk: neutraliseren.’<br />
Een politicus: ‘Inderdaad, de ethiek en de toekomst enzo, zijn<br />
natuurlijk ook onze zorg. Qua vraagsturing, transparantie en<br />
integriteit, enzo. Regeren is trouwens evengoed vooruitzien. Doch<br />
tussen droom en daad staan geen ethici, maar verkiezingen.’<br />
Een minister: ‘Een zeerInteressantzeerBelangwekkendzeer-<br />
Nuttig advies. We zijn er erg blij mee. Zoals we altijd blij zijn<br />
met Alle adviezen van al onze Zeer Gewaardeerde Adviesorganen.<br />
Jarig of niet. Maat op Raad. Eh: Raad op Maat. En dan<br />
Daad na Raad. Daar staan wij voor en op.’<br />
Een ouderwetse dokter: ‘Ze zullen toch wel zorgen dat er straks<br />
nog zieken zijn? Dat niet iedereen beter is voor hij ziek is?’<br />
Een voetbalsupporter: ‘Raad-selachtige concentratie op het<br />
brein! De benen van Ronaldo zijn verzekerd voor drie miljoen.<br />
Wat dacht u dat al die hersens van al die knappe koppen bij de<br />
raad samen deden! En ethiek? Ethiek is gewoon winnen.’<br />
Een potentiële Oscarwinnaar: ‘Een schitterend scenario:<br />
Designing the future met Julia Roberts als snuggere snoezige<br />
ethica – waarom zou een ethica er niet goed uit mogen zien, het<br />
is maar film – en Hugh Grant als integere maar naïeve onderzoeker<br />
– waarom zou een onderzoeker er niet goed uit mogen<br />
zien – en Anthony Hopkins als psychiater. En dan krijgen ze<br />
elkaar en een boel blije kloontjes.’<br />
Een ethicus: ‘Ach, het inteeltige circuit van de raad! Onszelf<br />
kent onszelf. Inhaleer de morele spruitjeslucht! Kookboekethiek<br />
van apologetische cryptofilosofen die rechtvaardigen wat<br />
beleidsmakers willen. Waardenmaffia. Miezerige moraalridders.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
Colporteurs van pragmatische paradigma’s. Ik ben nooit gevraagd<br />
voor een commissie. Nooit. Niet dat ik zou willen. Nog na geen<br />
honderd prozacs.’<br />
Een historicus: ‘De toekomst van onszelf leer je van het verleden.<br />
De toekomst is onvoorstelbaar onvoorspelbaar. Begin er<br />
niet aan.’<br />
Een hypochonder: ‘Ik doe geen oog meer dicht sinds dit advies.<br />
Maar daarvoor ook niet, eigenlijk.’<br />
Een kind: ‘Maar als er oorlog blijft, dan is er geen toekomst<br />
voor mij? Toch?’<br />
De conclusie, volgens de klassieke ethische formule: intuïtie x<br />
waarschijnlijkheid, gecorrigeerd voor vooroordelen en retorische<br />
factor met een p van 0,6, luidt dat er 100 procent consensus is over<br />
de verdeeldheid. Iedereen vindt: bij de toekomst in het algemeen<br />
en van onszelf en van de raad hoort integrale anticiperende<br />
ethische reflectie.’<br />
Het kind: ‘Wat is integrale anticiperende ethische reflectie?’<br />
Een ik: ‘Stst: dat is geheim.<br />
De toekomst zal het van jou leren.’<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
27
28<br />
Voordracht<br />
De toekomst van ons geluk<br />
‘Functieverbeteraars’, dat doet toch meer denken aan de CAO dan<br />
aan het DNA. Ik kende het woord niet, maar in De toekomst van<br />
ons zelf is er een heel hoofdstuk aan gewijd onder de spannende<br />
titel ‘Nederland Proeftuin. Over psychofarmaca en drugs’. Een<br />
toekomstbeeld met ‘een keten van winkels waar klanten middelen<br />
kunnen kopen …om hun stemming te verbeteren, hun beleving te<br />
verdiepen of hun cognitieve prestaties aan te scherpen’. Nooit meer<br />
bang of verdrietig, nooit meer verveeld of ontevreden, nooit meer<br />
vergeetachtig of moe. In ieder geval niet als je dat niet wilt zijn.<br />
Als het een beetje meezit, zijn in die winkels straks ook diepe<br />
gevoelens te koop, zit er vrolijkheid in een potje en hebben ze alles<br />
voor een goed geheugen. Een Kruidvat vol geluk.<br />
Wat is geluk? ‘Geluk is gevaarlijk’, zei de dichter Rutger Kopland,<br />
die ook de psychiater Rudi van den Hoofdakker is, en hij<br />
voegde er aan toe: ‘ ik bedoel dit: het geluk moet ergens en ooit<br />
zijn omdat wij dit ons herinneren en dit ons herinnert’. Het<br />
geluk blijft niet, het ligt altijd achter ons en daarom zijn we er<br />
steeds weer naar op weg. Wie dat niet meer doet, kan of wil,<br />
noemen we gek of gestoord of psychisch ziek. Hij is van de weg<br />
geraakt, bij de pakken neer gaan zitten of zelfs op zijn schreden<br />
teruggekeerd. Als het goed is en – dus – als wij geestelijk gezond<br />
zijn, drijft het geluk ons voort naar zichzelf. Dat is en blijft<br />
ook de toekomst van ons zelf. Wij willen gelukkig zijn. De vraag<br />
is alleen of we het geluk daar ook een handje bij mogen helpen?<br />
En hoe gevaarlijk dat is?<br />
Er zijn twee wegen naar het geluk, of beter gezegd, er is een<br />
weg ván het geluk en er is een weg náár het geluk. Op de weg<br />
ván het geluk kom je door toeval terecht: je wordt verliefd en de<br />
liefde wordt beantwoord, je raakt ontroerd door een muziekstuk<br />
of voelt je plotseling één met de natuur. Het is een grillige weg,<br />
waar je ook weer snel vanaf kunt raken. De weg náár het geluk is<br />
Paul Schnabel<br />
Prof. dr P Schnabel is directeur<br />
van het Sociaal en Cultureel<br />
Planbureau.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
lang en moeizaam. De weg van hard werken, van inzet en opoffering.<br />
Het gaat niet om de flash, zoals op de weg van het geluk,<br />
maar om de flow, zoals Mihaly Csikszentmihalyi het noemde: the<br />
psychology of optimal – niet maximal – experience, om het geluk dat<br />
uit de inspanning en de aandacht zelf voortvloeit. Niet gevaarlijk<br />
deze weg, wel vermoeiend.<br />
Wat zou het niet mooi zijn als de weg ván het geluk wat minder<br />
toevallig en grillig was, wat langer zou kunnen zijn ook, en wat<br />
zou het fijn zijn als de weg náár het geluk wat korter en gemakkelijker<br />
begaanbaar zou zijn. Twee wensen waar mensen al<br />
eeuwen aan werken en met succes. We hebben alcohol om ons<br />
vrolijk te maken en iedereen aardig te vinden, nicotine om ons<br />
gerust te stellen en beter te laten concentreren, drugs om de<br />
hemel naar beneden te halen en de aarde te vergeten,<br />
psychofarmaca om ons te bevrijden van angsten, wanen en<br />
somberheid. En, gelukkig, er zijn ook middelen om weer lust te<br />
kunnen voelen en, nog groter geluk, daarna ook weer lekker te<br />
kunnen slapen. Er is de laatste halve eeuw zoveel bijgekomen en<br />
er komt nog zoveel meer bij in de komende vijftig jaar!<br />
Het is maar namaak, surrogaat, instant geluk, niet echt – de<br />
waarschuwing kent u en spreekt u ook tegen uzelf uit, en vooral<br />
tegen anderen die in hun pursuit of happiness verder dan u<br />
durven te gaan in de winkel, nee de supermarkt, van de nieuwste<br />
geluksaanbiedingen. Ja, mijn zelf – ik – weet dat het namaak<br />
is, maar de receptoren en synapsen van mijn gevoelsleven weten<br />
dat niet. Die denken ook dat ik een doodsmak maak als ik ga<br />
bungee jumpen en weten dus niet dat gevaar ook geluk kan zijn.<br />
Maar soms is geluk toch te gevaarlijk. Mijn receptoren zijn<br />
gemakkelijk te lijmen en als het nieuwe stofje erg goed aan hen<br />
gehecht raakt, zullen ze mijn ‘zelf’ ook al snel opdracht geven<br />
meer van dat lekkers in huis te halen. Wij noemen dat verslaving,<br />
maar dan is het te laat. Het geluk van het gevoel is het<br />
ongeluk van mijn zelf geworden.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
29
30<br />
We zijn bang voor de schade van het genot, voor de gevolgen van<br />
het versnellen van het geluk, voor de nare kanten van de functieverbeteraars.<br />
Van sigaretten ga je vlugger en heel akelig dood,<br />
alcohol verzuipt en verzeept de lever, van heroïne kom je niet meer<br />
af en xtc tast de hersenen aan. Dat is allemaal waar en daarom kan<br />
je het ook maar beter allemaal laten staan. Behalve drank dan, en<br />
daar maken we u dan straks ook gelukkig mee. Maar uit het feit<br />
dat veel van de huidige middelen vooral lichamelijk gevaarlijke<br />
gevolgen kunnen hebben, mag natuurlijk niet worden afgeleid dat<br />
de middelen van de toekomst geestelijk onvermijdelijk met dezelfde<br />
gevaren behept zullen zijn. De mens is niet geboren voor het<br />
geluk, maar hij hoeft er toch ook niet meteen aan ten gronde te<br />
gaan? Er was ook een tijd dat het water zo vervuild was, dat bier de<br />
gewone dorst moest lessen. De betere oplossing was toch het water<br />
schoon te maken en te houden.<br />
Alle nieuwe functieverbeteraars – gelukbrengers zou ik zeggen –<br />
worden op de markt gebracht als medicijnen, als ongelukverdrijvers.<br />
In de psychiatrie betekent dat dat het altijd gaat om het<br />
tegengaan van een teveel aan het ongewone en een te weinig<br />
aan het gewone. Weg met teveel angst, zwaarmoedigheid,<br />
dwang, waandenkbeelden, drift en agressie. Weg ook met te<br />
weinig zelfvertrouwen, concentratievermogen, leercapaciteit of<br />
levenslust. Ziekte en tekort zijn steeds beter te bestrijden, maar<br />
dat roept steeds dringender de vraag op – en in het advies wordt<br />
die ook letterlijk zo gesteld – ‘Wat voor mooís valt er nu te<br />
verwachten van die psychoactieve middelen?’ Kunnen ze ons<br />
gelukkig of in ieder geval gelukkiger maken?<br />
Even leek Prozac de doorbraak te zijn naar een wereld zonder<br />
zwaarmoedigheid, maar nog altijd is het toch vooral een middel<br />
om mensen uit hun leed te bevrijden. Maar ook dat is geluk,<br />
zoals het ook geluk is wanneer een kind met ADHD door<br />
Ritalin in staat is zich beter te concentreren en goed te presteren<br />
op school. Steeds meer middelen bevinden zich op het grensvlak<br />
van de bestrijding van pathologie en de verbetering van het<br />
functioneren. Daar is een levendige markt voor, die bijna niet kan<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
wachten tot het echt zover is en dus zelf alles wat er aan nieuwe<br />
middelen beschikbaar komt, ook test op zijn positieve en versterkende<br />
effecten. Beter functioneren, meer en langer genieten,<br />
dieper en intensiever beleven, sneller denken en meer kunnen<br />
onthouden, wie wil dat niet in een wereld waar we er al zo lang aan<br />
gewend zijn dat we zoveel van ons lichaam, van onze gezondheid<br />
en van ons functioneren met behulp van de geneeskunde en de<br />
medicijnen naar onze hand kunnen zetten?<br />
‘Wat voor moois valt er nu te verwachten van die psychoactieve<br />
middelen?’ Het advies verwacht veel en nodigt ‘ons zelf’ uit te<br />
experimenteren, want in de laatste regel van het hoofdstuk luidt<br />
het antwoord op deze vraag: dat ‘valt alleen proefondervindelijk<br />
vast te stellen’! Kortom, probeer alles uit en behoud het goede.<br />
Doet u wel een beetje voorzichtig?<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
31
32<br />
Voordracht<br />
De nuchtere pragmatiek van de witjas<br />
Majesteit, dames en heren,<br />
‘Laten we nu dit advies De toekomst van ons zelf eens niet laten<br />
maken door een gezapig stel wijze oude heren, maar door een<br />
stel wilde jonge mensen. En dan vragen we ze ook nog eens<br />
nadrukkelijk om niet terughoudend te zijn. Dan zul je wat beleven.’<br />
Zo is kennelijk gedacht, maar uit welingelichte bronnen<br />
weet ik dat dat niet meeviel. Ook die jonge onderzoekers waren<br />
erg terughoudend, en hadden helemaal geen trek om wild te zijn.<br />
Slechts met de grootste moeite waren ze ertoe te brengen om licht<br />
te speculeren over waar het heen moest met de toekomst van onze<br />
hersenen.<br />
Waarom zijn onderzoekers zo voorzichtig? En zou het<br />
goed zijn als ze dat eens wat minder waren?<br />
Gevaarlijke gekken<br />
Laten we allereerst constateren dat er sprake is van een omkering<br />
van het traditionele beeld.<br />
Het traditionele beeld is dat van de laboratoriumonderzoeker<br />
als kille, gewetenloze techneut. Als hij – het is een hij – al nadenkt<br />
over de langetermijngevolgen van zijn werk, dan is hij ofwel een<br />
wezenloze vooruitgangsdenker die gelooft dat de wereld vanzelf<br />
een betere wordt als zijn techniek maar wordt toegepast, of – erger<br />
nog – hij is een gevaarlijke utopist die een nieuwe wereldorde wil<br />
maken. Voorbeelden te over in de literatuur: dr Frankenstein, dr<br />
Strangelove, professor Sickbock (de maker van Jurassic Park), en<br />
bijna alle boeven in James Bond-films zoals Moonraker.<br />
Tegenover deze gevaarlijke gekken in hun witte jassen staan<br />
de krachten van het zachte en bedachtzame, in diverse hoedanigheden.<br />
Hun boodschap is: niet alles wat technisch kán, moet ook<br />
Ronald Plasterk<br />
Prof. dr RHA Plasterk is<br />
hoogleraar ontwikkelings-<br />
genetica aan de Universiteit<br />
van Utrecht, en directeur van en<br />
onderzoeker in het Hubrecht<br />
Laboratorium.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
werkelijkheid worden. En: nieuwe technieken hebben behalve<br />
gewenste ook vaak ongewenste effecten. En: pas op dat onder de<br />
schijnbaar onschuldige dekmantel van vooruitgang geen totalitaire<br />
ideologieën de kop opsteken.<br />
De werkelijkheid is vaak precies omgekeerd aan dat traditionele<br />
beeld. In de laatste jaren bleek het bijvoorbeeld bij<br />
discussies over het kloneren van mensen. De Duitse filosoof Peter<br />
Sloterdijk schreef een boek, De mensentuin, dat de aandacht<br />
trok. Francis Fukuyama, die eerder beroemd werd met zijn boek<br />
dat meende aan te tonen dat de geschiedenis afgelopen was –<br />
die is overigens zojuist weer hervat in Irak zonder dat hij er<br />
toestemming voor gegeven heeft – schreef er een boek over.<br />
Elke keer zie je dat de krachten van de niet-laboratoriummensen<br />
aandringen op het spelen met het idee van kloneren, van ingrijpen<br />
in de hersenen, van genetische manipulatie. En elke keer zijn wij<br />
witjassen de conservatieven die er niet aan willen.<br />
Voor de muziek uit<br />
Hoe komt dat? Voor een deel is het van ons een goedbegrepen<br />
eigenbelang. Immers, die voor de muziek uitlopende filosofen,<br />
ethici en journalisten leven van de opwinding die ze kunnen<br />
veroorzaken. Er ontstaat dan snel een ingewikkelde coalitie van<br />
drie groepen:<br />
1 voorstanders van enge nieuwe technologieën, die daar alle<br />
heil van verwachten (we worden allemaal 180 jaar oud,<br />
alle ziekten zijn te genezen, we kunnen de mensen genetisch<br />
verbeteren en zijn hersenen programmeren)<br />
2 journalisten die liever enge verhalen maken dan relativerende<br />
teksten dat het allemaal zo’n vaart niet zal lopen<br />
3 de tegenstanders. Die laatste categorie is vaak een vreemd<br />
samenraapsel van orthodoxen van uiterst links en rechts,<br />
met extreme dierenbeschermers en milieufanaten onder<br />
hen. Deze categorie krijgt ook meer wind in de zeilen –<br />
meer acceptgirodonaties – wanneer het schrikbeeld extreem<br />
is, dan wanneer er eigenlijk niet zoveel aan de hand is.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
33
34<br />
Dat hele circus, opgericht door deze tripartiete coalitie, kan ons<br />
vak schaden. De praktijk leert dat de gemiddelde politicus of<br />
ambtenaar geen trek heeft om zijn handen daaraan te branden.<br />
Dus als er de geur komt te hangen van eugenetica, van manipulatie<br />
van menselijke hersenen, van gentherapie, dan zie je snel de<br />
vergunningen ingetrokken worden en de financiering naar elders<br />
lopen.<br />
De wereld van de witjassen<br />
En dat, terwijl wij zelf helemaal niet bezig zijn met al die onzin.<br />
Ik heb in tientallen beoordelingscommissies gezeten van wetenschappelijke<br />
projecten in binnen- en buitenland. Nooit heb ik<br />
een project gezien met de doelstelling: hoe kunnen we mensen<br />
een langere levensduur geven? Hoe kunnen we de gedachten<br />
van mensen manipuleren? Hoe kunnen we mensen genetisch<br />
verbeteren? Hoe kunnen we mensen kloneren? Nooit! Zelfs de<br />
vraag: waar liggen in ons DNA de genen die bepalend zijn voor<br />
ons IQ, zelfs die vraag heb ik nooit gezien in een project, terwijl<br />
dat op zich best een wetenschappelijk legitieme vraag zou zijn.<br />
De vragen zijn meestal simpel: hoe werkt dit, hoe zit dat<br />
in elkaar. En de achterliggende doelstellingen voor de lange<br />
termijn zijn altijd: kanker genezen, Parkinson of Alzheimer<br />
genezen, hartziekten genezen. Of beter nog: voorkomen! Dat<br />
zijn doelstellingen die onbetwist zijn in de samenleving, waar de<br />
politiek graag steun aan geeft, en waar je het in de praktijk al<br />
moeilijk genoeg mee hebt.<br />
Kijkt u maar eens kritisch naar de cijfers voor het genezen<br />
van kanker. Kijk eens naar de prognose voor mensen met kanker,<br />
en naar de manier waarop die prognose in de laatste vijf decennia is<br />
verbeterd door wetenschappelijke onderzoek. Dan zult u zien dat<br />
er een gemengd beeld ontstaat, lang niet allemaal halleluja. Enerzijds<br />
is er beslist vooruitgang, maar anderzijds gaat die heel erg<br />
traag. Juist sommige van de meest voorkomende levensbedreigende<br />
kankers zijn zeer slecht geneesbaar, nog steeds. Idem<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
voor Alzheimer, Parkinson, noem maar op. Dus wat zullen we ons<br />
de kop gek laten maken met drukke discussies over bionische en<br />
programmeerbare eugenetische mensen als we ze niet eens van een<br />
vroeg gediagnostiseerde borstkanker af kunnen helpen? Als we zelfs<br />
bij de vrouwen die een mutatie hebben waardoor ze meer kans op<br />
borstkanker hebben – BRCA1 of BRCA2 – niet eens kunnen<br />
voorkomen dat ze de ziekte inderdaad krijgen? Wat zullen we<br />
maatschappelijke tegenwind en achterdocht opwekken door mee<br />
te lopen in uiterst speculatieve verhalen over de toekomst, traditionele<br />
Frankenstein-beelden versterkend, als we zelf daar geen enkele<br />
interesse voor hebben en alleen maar willen dat we wat ziektes<br />
kunnen voorkomen of genezen?<br />
Dat is de nuchtere pragmatiek van de witjas. Zo komt het<br />
dat er nauwelijks collegae zijn te vinden die het kloneren van<br />
mensen in een publiek debat willen verdedigen. Er ligt zelfs<br />
bijna een taboe op het spreken erover, want je geeft daarmee<br />
alleen maar geloofwaardigheid aan de minder verantwoordelijke<br />
lieden als dr Antinori en de geflipte warhoofden van de sekte der<br />
Raelianen die denken dat wij ruimtewezens zijn.<br />
En dan komt het meest eerbiedwaardige orgaan in de<br />
Nederlandse gezondheidszorg, de <strong>Gezondheidsraad</strong>, en in deze<br />
statige setting, in de zeer gewaardeerde aanwezigheid van Hare<br />
Majesteit en andere hoogwaardigheidsbekleders, en dan moeten<br />
we opeens toch de toekomst bespreken.<br />
Toekomstfantasie<br />
Majesteit, dames en heren, is het niet leuk, bevrijdend, inspirerend<br />
en nuttig om te fantaseren? Denk eens niet zo strategisch,<br />
altijd dat piekeren over de maatschappelijke consequenties.<br />
Denk eens niet zo dodelijk verantwoord, altijd die reflex van<br />
‘Kan die fantasie technisch eigenlijk wel?’. Denk eens verder dan<br />
de periode van een vierjarig NWO-project. Geef eens toe dat de<br />
wereld in de laatste honderd jaar ingrijpend is veranderd, en dat het<br />
logisch is dat ze in de komende honderd jaar ook ingrijpend zal<br />
veranderen. Doe eens gek!<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
35
36<br />
Daarom zijn we vandaag bijeen, in het kader van het honderdjarig<br />
bestaan van de <strong>Gezondheidsraad</strong>. Ik denk dat het inderdaad<br />
nuttig en bevrijdend en inspirerend is dat de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
dit doet. Maar misschien niet elke dag. Ik zou willen suggereren<br />
dat we het tot traditie verheffen dat de <strong>Gezondheidsraad</strong> elke tien<br />
jaar een keer zo’n rapport uitbrengt. Als we dan de tussentijd<br />
besteden aan het bestuderen en genezen van ziektes, en daarmee<br />
kleine stapjes vooruit maken, wie weet spreken we elkaar hier dan<br />
over honderd jaar weer. En als we er zelf niet meer bij zijn, wie<br />
weet onze hersenen wel.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
Voordracht André Knottnerus<br />
De ervaren toekomst<br />
Majesteit, leden van de regering, leden en gasten van de<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong>,<br />
Wij sluiten de eerste raadseeuw af en betreden de tweede. Daarbij<br />
is één ding zeker: het inzetten van de beste wetenschappelijke<br />
mogelijkheden vóór de volksgezondheid en tégen ziekte en lijden,<br />
is en blijft een kerntaak van onze samenleving. Uw aanwezigheid,<br />
Majesteit, onderstreept dit, en de <strong>Gezondheidsraad</strong>, door u benoemd,<br />
stáát hiervoor. Zijn kunst is het verbinden van kennis met<br />
visie; van ervaring met toekomst; van Bijker met Hoogendijk. Zijn<br />
panorama is een erváren toekomst, die herkenbaar en zelfs grijpbaar<br />
wordt.<br />
Goud<br />
Honderd jaar dienstbaarheid aan de publieke zaak; brug tussen<br />
wetenschappelijk veld, beleid en samenleving. In totaal 890 raadsleden<br />
hebben die brug gebouwd en verbreed. Telde in 1902 de<br />
toen nog Centrale <strong>Gezondheidsraad</strong> zeven leden, thans zijn dat er<br />
tweehonderd, met honderden commissieleden naast hen. Zozeer<br />
hebben de wetenschap en het adviesterrein zich ontwikkeld.<br />
De inzet van het wetenschappelijke veld is het goud van de<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong>. De raad op zijn beurt biedt slechts een bescheiden<br />
vacatiegeld, maar ook veel nieuwe inzichten en een<br />
samenlevingsbrede interdisciplinaire uitwisseling. De gemeenschappelijke<br />
drijfveer van de raads- en commissieleden is het willen<br />
oplossen van volksgezondheidsproblemen; óók in een tijd van<br />
publish or perish en menskrachtgebrek. De <strong>Gezondheidsraad</strong> is hen<br />
dankbaar, evenals de expertisecentra die hun topmensen daartoe de<br />
ruimte geven. De recente benoeming van de professoren Huisman<br />
en Visser tot erelid van de raad getuigt hiervan. Gedurende lengte<br />
van jaren leverden zij uitzonderlijke bijdragen op een breed terrein.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
37<br />
Prof. dr JA Knottnerus is<br />
voorzitter van de Gezondheids-<br />
raad.
38<br />
VOORZITTERS<br />
Generaal -majoor JTTC van<br />
Dam van Isselt (1902-1913)<br />
dr LC Kersbergen<br />
(1940-1947)<br />
prof. dr AJC Haex<br />
(1966-1983)<br />
prof. dr A Struyvenberg<br />
(1994-1996)<br />
dr WP Ruysch<br />
(1913-1918)<br />
dr JJ Brutel de la Rivière<br />
1947-1951 en 1954-1955)<br />
dr LBJ Styt<br />
(1983-1985)<br />
prof. dr JJ Sixma<br />
(1996-2001)<br />
dr NM Josephus Jitta<br />
(1918-1940<br />
drs PA van Luijt<br />
1951 -1954)<br />
prof. dr L Ginjaar<br />
(1985-1996)<br />
dr J Wester<br />
(1955-1966)<br />
prof. dr E Borst-Eilers<br />
(1985-1994)<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
In de afgelopen eeuw heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> ruim 2100<br />
adviezen uitgebracht over preventie, geneeskunde en zorg, voeding,<br />
leefmilieu, en arbeidsomstandigheden. Van het vervoer van<br />
besmette goederen per trein in 1902, roken door kinderen in 1913,<br />
voeding in oorlogstijd, genetic counseling in 1977, tot dementie in<br />
2002. Dit alles mede dankzij onze interne krachtcentrale: ons<br />
deskundige en al een eeuw hardwerkende secretariaat.<br />
De impact van de raadsadviezen is aanzienlijk gebleken,<br />
zoals ook Bijker beschreef. Vrijwel alle adviezen zijn vroeg of laat<br />
in beleid en praktijk vertaald.<br />
Van negentiende naar eenentwintigste eeuw<br />
Het tijdperk van toekomstgerichte wetenschappelijke advisering<br />
dat achter ons ligt is goed te volgen via de opeenvolgende (vice-)<br />
voorzitters, die namens de raad eindverantwoordelijk waren.<br />
Dr WP Ruysch was radicaal-hygiënist. Als hoofdinspecteur<br />
van de volksgezondheid streed hij de in de negentiende eeuw voor<br />
de bevordering van de volksgezondheid. Zijn voorzitterschap<br />
(1913-1918) bevestigde deze allereerste prioriteit van de<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong>.<br />
De oogarts dr NM Josephus Jitta, maar liefst 22 jaar voorzitter<br />
(1918-1940), zag als eerste dat effectief gezondheidsbeleid<br />
multidisciplinair-wetenschappelijke onderbouwing vereist, onafhankelijk<br />
van deelbelangen. Onder zijn leiding verwierf de raad<br />
een gezaghebbende positie op het gebied van de wetenschappelijke<br />
advisering over de volksgezondheid en de milieuhygiëne.<br />
‘Advisering over de stand der wetenschap ten aanzien van vraagstukken<br />
op het gebied van de volksgezondheid’ werd in 1956 in de<br />
Gezondheidswet vastgelegd als de taak van de <strong>Gezondheidsraad</strong>.<br />
Dr JJ Brutel de la Rivière (1947-1951 en 1954-1955) stond<br />
voor evidence-based medicine avant la lettre. Deze chirurg en<br />
oogarts was oprichter van Medisch Contact, het artsenverzet in de<br />
Tweede Wereldoorlog. Als raadsvoorzitter onderzocht hij de methode-Samuels<br />
voor de behandeling van kanker. In 1948 schreef hij<br />
de nu nog steeds actuele zinsnede: ‘Het is een zaak van nationaal<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
39
40<br />
belang dat de vertrouwenspositie van de medische professie behouden<br />
blijft. Dit vertrouwen wordt ondermijnd wanneer een arts in<br />
het openbaar uitspreekt dat hij kanker kan genezen en deze uitspraak<br />
niet juist is.’<br />
Signalering van nieuwe ontwikkelingen en peer review van<br />
conceptadviezen kregen een krachtige impuls dankzij prof. dr AJC<br />
Haex (1966-1983). Daartoe stelde Haex ‘filosofiecommissies’ in,<br />
de latere beraadsgroepen. Inmiddels zijn er acht, het gehele<br />
aandachtsgebied van de raad dekkend. Geen advies gaat zonder<br />
indringende toetsing de deur uit.<br />
De vandaag aanwezige oud-voorzitters prof. dr L Ginjaar<br />
(1985-1996) en prof. dr JJ Sixma (1996-2001) en oud-vice-voorzitters<br />
Borst (1985-1994) en Struyvenberg (1994-1996) brachten<br />
belangrijke versterkingen op de gebieden milieuhygiëne, arbeidsomstandigheden,<br />
innovatie en doelmatigheid van preventie en<br />
zorg, ethiek en recht en voeding.<br />
Met het oog op de toekomst<br />
De <strong>Gezondheidsraad</strong> doorstond diverse reorganisaties van het<br />
adviesstelsel met glans. Toch is de raad nooit te oud en te wijs om<br />
te leren. Wetenschap staat nooit stil, evenmin als haar boodschap<br />
voor beleid en samenleving. De komende tijd staan drie punten<br />
centraal: kennisontwikkeling, geïnformeerd kiezen, en internationalisering.<br />
Steeds sneller presenteert zich nieuwe kennis aan de samenleving.<br />
Denkt u aan de neurowetenschap, de genetica, de<br />
vervangingsgeneeskunde, de milieutechnologie, maar ook de<br />
kritische evaluatie van de bestaande praktijk. Daarop aansluitend<br />
beleid vereist een soepele kennisinput, en een zowel voortvarende<br />
als duurzame advisering. De <strong>Gezondheidsraad</strong> zal daarom de<br />
samenwerking met de organisaties die staan voor kwaliteit, programmering<br />
en uitvoering van onderzoek verder uitbouwen.<br />
Om optimaal te kunnen beslissen, moet de samenleving<br />
goed zicht hebben op de te behalen gezondheidswinst, risico’s, en<br />
doelmatigheid. Het vergt een groeiende inspanning om dit pano-<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
ama up-to-date te houden bij steeds snellere kennisontwikkeling.<br />
Ook moet worden aangegeven waar het ‘bewijs’ voorafgaand aan<br />
besluitvorming niet compleet kan zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval<br />
bij de langetermijneffecten van milieufactoren. De samenleving<br />
kan dan besluiten tot eventuele ‘voorzorg’, mede namens toekomstige<br />
generaties. Ook is er behoefte aan tijdige signalering van<br />
ethische en maatschappelijke implicaties van wetenschappelijke<br />
innovaties. De raad heeft op deze terreinen een voorlichtende taak,<br />
niet alleen ten aanzien van de regering en het parlement maar ook<br />
ten opzichte van de burger, die steeds meer zelf wil beslissen.<br />
De wereld, in het bijzonder Europa, wordt steeds kleiner.<br />
Daarom werkt de <strong>Gezondheidsraad</strong> hard aan internationale samenwerking.<br />
Kernthema is de verhouding tussen internationale wetenschap<br />
en nationale eigenheid. Zoals John Eisenberg schreef:<br />
‘globalize the evidence, localize the decision’. Behalve om het<br />
voorkomen van dubbel werk, gaat het om internationaal leren. Zo<br />
moet Nederland, nu de toename van de levensverwachting achter<br />
raakt op die van vergelijkbare landen, extra letten op de doorwerking<br />
van wetenschap in beleid, preventie en zorg. Maar het internationale<br />
perspectief strekt verder. Waar internationale politiek<br />
stagneert, kan juist de wetenschap – waarvan de taal geen grenzen<br />
kent – een gemeenschappelijke noemer zijn.<br />
Korte en lange termijn<br />
Majesteit, dames en heren: vandaag keken wij terug en vooruit. Te<br />
vér vooruit? De onderzoekshorizon reikt zelden verder dan één of<br />
twee promotieperiodes, en beleidscycli halen hooguit vier jaar.<br />
Maar kathedralen konden slechts tot stand komen omdat hun<br />
ontwerp er in voorzag, dat niet zij die de fundamenten legden<br />
maar hooguit hun achterkleinkinderen het voltooide bouwwerk<br />
zouden zien. En wat zou er bereikt zijn door de negentiendeeeuwse<br />
vernieuwers van medische wetenschap, openbare hygiëne,<br />
en het zorgstelsel, als ‘boekhoudkundige’ doelmatigheid en winst<br />
op kórte termijn bepalend was geweest? Onze toekomst heeft veel<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
41
42<br />
aan de toekomst van het verleden. Zonder dat verleden te idealiseren.<br />
Hanny Michaelis 1 drukte het als volgt uit:<br />
Wie bij daglicht<br />
de gordijnen sluit<br />
en kaarsen aansteekt,<br />
wie om een glimlach, een gebaar<br />
de tijd wil tegenhouden<br />
en de middeleeuwse gelieven<br />
(die naar de legende wil<br />
in elkaars armen versteenden)<br />
om hun lot benijdt,<br />
zal verliezen wat hij heeft<br />
en meer dan dat.<br />
Daarom keek de <strong>Gezondheidsraad</strong> vandaag terug en vooruit, soms<br />
ver vooruit. Mogen onze functionele nazaten over honderd jaar<br />
hetzelfde doen.<br />
1 Hanny Michaelis. Wegdraven<br />
naar een nieuw Utopia, 1971.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
Ereleden benoemd<br />
MvL/<br />
MdW<br />
Ter gelegenheid van het eeuwfeest van de <strong>Gezondheidsraad</strong> heeft<br />
de voorzitter twee leden wegens hun zeer grote verdiensten voor de<br />
raad – en daarmee voor het Nederlandse gezondheidsbeleid –<br />
benoemd tot erelid.<br />
Prof. dr J Huisman<br />
De betrokkenheid van Joop Huisman bij de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
begon in 1959, toen hij in een commissie – over salmonella –<br />
zitting nam. Sindsdien heeft hij zich in de loop van meer dan<br />
veertig jaar in diverse rollen ingezet voor de raad. Vanaf halverwege<br />
de jaren zestig ging er bijna geen jaar voorbij of Huisman<br />
was als rapporteur dan wel als commissielid betrokken bij adviezen<br />
van de <strong>Gezondheidsraad</strong>.<br />
In een advies uit 1961 over – bijwerkingen van pokkenvaccinatie<br />
– staat hij vermeld als arts bij een GGD. Zeer nauwlettend<br />
hield hij daar bij welke bijwerkingen kinderen ondervonden<br />
van hun pokkenprik. Ook een advies uit 1962 vermeldt belangrijk<br />
rapportagewerk door de inmiddels gepromoveerde Huisman. Een<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong>commissie onderzocht op dat moment of kinderen<br />
die als zuigeling tegen poliomyelitis waren gevaccineerd opnieuw<br />
ingeënt moesten worden. Als epidemioloog bij de GG en<br />
GD ging Huisman na bij hoeveel van de tweehonderd à vierhonderd<br />
Rotterdamse kleuters – geboortejaar 1958 – er twee jaar<br />
na hun ‘volledige immunisatie met vier injecties’ nog antistoffen<br />
tegen de drie typen poliovirus aantoonbaar waren.<br />
De meeste commissies waarvan Huisman lid was, hielden<br />
zich bezig met vaccinatie. Als hoofd van de afdeling besmettelijke<br />
ziekten, hygiëne en quarantaine bij de GG en GD te Rotterdam<br />
bracht Huisman niet alleen kennis, maar ook een schat aan praktische<br />
ervaring in. Vanaf 1983 heeft hij ook als secretaris van de<br />
permanente commissie AIDS belangrijk werk verricht ten dienste<br />
van het algemeen belang. Dat laatste geldt ook voor zijn bijdrage<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
43
44<br />
aan de Beraadsgroep Infectie & Immuniteit, waarvan Huisman<br />
bijna vijfentwintig jaar lid is geweest.<br />
Prof. dr HKA Visser<br />
Henk Visser, emeritus hoogleraar Kindergeneeskunde, heeft bijna<br />
dertig jaar in tal van functies bijgedragen aan de advisering door de<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong>. Het spectrum van zijn activiteiten alleen al voor<br />
de raad is bijzonder breed. Een greep uit de bijna twintig commissies:<br />
voorzitter van de Commissie Neuralebuisdefecten, voorzitter<br />
van de Werkgroep Kinkhoest, lid van de Beraadsgroep Genetica,<br />
vice-voorzitter van de Beraadsgroep Geneeskunde, voorzitter van<br />
de Commissie Moedermelk, lid van de Commissies Kinderdialyse,<br />
Foliumzuur en neuralebuisdefecten, en verschillende commissies<br />
op het gebied van de voeding. Recent was Henk Visser voorzitter<br />
van de Commissie Voedingsnormen, die onlangs een advies uitbracht<br />
over enkele B-vitamines.<br />
Als lid van de Presidiumcommissie stond Henk Visser de<br />
voorzitter bij met raad en daad, in soms roerige tijden. Visser was<br />
zelf een ideale voorzitter, die met vaste hand en in vlot tempo een<br />
commissie wist te leiden. Hij propageerde vaak een snelle, onorthodoxe<br />
werkwijze, en paste die in de praktijk ook met succes toe.<br />
Als voorbeeld van dat laatste kunnen gelden twee werkgroepen<br />
over de kinkhoestvaccinatie, waarbij onder zijn leiding Nederlandse<br />
en buitenlandse deskundigen in enkele dagen tot een degelijk<br />
Gezond-heidsraadadvies wisten te komen.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
Verslag<br />
Centrum Ethiek en Gezondheid geopend<br />
Onder grote belangstelling had op vrijdag 16 <strong>mei</strong> de officiële en<br />
feestelijke opening plaats van het Centrum Ethiek en Gezondheid<br />
(CEG). Het centrum is ingesteld op initiatief van de minister van<br />
VWS (zie <strong>Graadmeter</strong> sept/okt 2001) en ondergebracht bij de<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong> en de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg<br />
(RVZ).<br />
De hoofdtaak van het centrum is om nieuwe ontwikkelingen<br />
op het terrein van de volksgezondheid te signaleren die een plaats<br />
verdienen op de ‘ethische beleidsagenda’ van de overheid. Bijvoorbeeld<br />
omdat ze vragen om regelgeving, om maatschappelijke<br />
discussie, of om nader onderzoek. De <strong>Gezondheidsraad</strong> en de RVZ<br />
zullen daarover jaarlijks rapport uitbrengen. In overeenstemming<br />
met de werkverdeling tussen beide raden is afgesproken dat de<br />
RVZ primair kijkt naar nieuwe ontwikkelingen op organisatorisch<br />
en strategisch gebied, terwijl de <strong>Gezondheidsraad</strong> de wetenschappelijke<br />
ontwikkelingen in het vizier houdt.<br />
In de tweede plaats is het de bedoeling dat het centrum gaat<br />
fungeren als informatiepunt: een plek waar mensen terecht kunnen<br />
voor adressen, links en achtergrondinformatie op het gebied van<br />
ethiek en gezondheid. Tijdens de openingsbijeenkomst,<br />
opgeluisterd door een sprankelend optreden van cabaretière Hester<br />
Macrander, presenteerden de voorzitters van beide raden<br />
(Knottnerus en Sanders) het eerste signaleringsrapport en ging de<br />
CEG-website de lucht in. Voor de bijeenkomst was gastvrijheid<br />
verleend door de organisatoren van het internationale NWOcongres<br />
Ethics and public policy.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
Wybo Dondorp<br />
45<br />
Dr WJ Dondorp is secretaris bij<br />
de <strong>Gezondheidsraad</strong>.<br />
Het eerste CEG-jaarrapport<br />
Signalering Ethiek en<br />
Gezondheid 2003 is te<br />
downloaden of te bestellen via<br />
de website van het centrum<br />
www.ceg.nl . Op de site van de<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong> www.gr.nl is<br />
uitsluitend het door de<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong> verzorgde<br />
deelrapport met diezelfde titel<br />
verkrijgbaar (publicatienummer<br />
2003/08).
46<br />
Aanbieding rapport en opening website<br />
De eerste publicatie van het nieuwe centrum is getiteld Signalering<br />
Ethiek en Gezondheid 2003. Deze bestaat uit twee deelrapporten,<br />
waarin de <strong>Gezondheidsraad</strong> en de RVZ elk vier onderwerpen<br />
belichten. Onder het overkoepelende thema: ‘grenzen aan zelfbeschikking<br />
van patiënten’ bespreekt de RVZ achtereenvolgens:<br />
eisend gedrag en agressie van zorgvragers; drang en informele<br />
dwang in de zorg; culturele eigenheid en zelfbeschikking van<br />
zorgvragers; zelfbeschikking en eigen verantwoordelijkheid van<br />
mensen met een verstandelijke handicap. In het door de<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong> (Beraadsgroep Gezondheidsethiek & -recht)<br />
opgestelde deelrapport wordt aandacht gevraagd voor nieuwe<br />
ontwikkelingen op het gebied van reproductieve genetica en<br />
voortplantingsgeneeskunde, voor neonatale screening op aangeboren<br />
stofwisselingsziekten, voor de noodzaak van klinisch<br />
geneesmiddelenonderzoek bij kinderen en voor ‘de maakbare<br />
mens’: het toepassen van biomedische kennis voor de ‘verbetering’<br />
van menselijke eigenschappen.<br />
In zijn aanbiedingstoespraak noemde Knottnerus het belang<br />
van signalering (in de zin van early warning of horizon scanning)<br />
voor het overheidsbeleid. De <strong>Gezondheidsraad</strong> heeft daarmee<br />
ruime ervaring opgebouwd. Het bijzondere van de nieuwe<br />
signaleringstaak in het kader van het CEG is dat het ethisch perspectief<br />
vooropstaat. Omdat het gaat om ontwikkelingen waarover<br />
in de samenleving de discussie nog (verder) moet worden gevoerd,<br />
dienen de jaarlijkse rapportages een inventariserend karakter te<br />
hebben. Voorzitter Sanders van de RVZ ging in op de informatiefunctie<br />
van het centrum. Hiertoe is bij de RVZ een nog verder uit<br />
te bouwen website ingericht (www.ceg.nl). Bezoekers kunnen daar<br />
ook onderwerpen aandragen die zij onder de aandacht van de<br />
overheid gebracht willen zien. In zijn toespraak noemde Sanders<br />
mevrouw De Beaufort, hoogleraar medische ethiek en lid van<br />
beide raden, als de drijvende kracht achter de totstandkoming van<br />
het CEG. Zij was voorzitter van de RVZ-commissie die in 1999<br />
advies uitbracht over de rol van de ethiek in het volksgezondheidsbeleid.<br />
Met de instelling van het centrum is een belangrijke aanbeveling<br />
uit dat advies (Ethiek met beleid) geëffectueerd.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
Helaas was de staatssecretaris, mevrouw Ross-van Dorp,<br />
wegens een ingelaste fractievergadering op het laatste moment<br />
verhinderd de openingsbijeenkomst bij te wonen. In haar plaats<br />
nam de heer Oudendijk van het ministerie van VWS het eerste<br />
CEG-rapport in ontvangst en opende hij de website. Hij onderstreepte<br />
de behoefte van de overheid aan tijdige signalering met<br />
het oog op de ethische beleidsagenda. De aanbieding had plaats in<br />
aanwezigheid van oud-minister Borst, die op prinsjesdag 2001 aan<br />
de Kamer had laten weten dat het centrum er zou komen.<br />
‘Socratische gesprekken’<br />
Onder leiding van mevrouw Borst had vervolgens een tweetal<br />
‘socratische gesprekken’ plaats naar aanleiding van thema’s uit<br />
beide deelrapporten.<br />
In het eerste gesprek – naar aanleiding van het deelrapport<br />
van de <strong>Gezondheidsraad</strong> – nodigde zij de hoogleraren medische<br />
ethiek Verkerk (Groningen) en Den Hartogh (UvA) uit om te<br />
reageren op het thema van ‘de maakbare mens’. Wat zijn de<br />
mogelijke implicaties van deze trend, hoe zou de overheid daarop<br />
moeten reageren en wat zou de rol van de arts kunnen zijn? Vooral<br />
in hun antwoord op die laatste vraag legden de gesprekspartners<br />
verschillende accenten. Den Hartogh wees er op dat betrokkenheid<br />
van artsen bij allerlei ‘verbeteringen’ van uiterlijk of functioneren<br />
kan leiden tot medicalisering. Verkerk vond dat artsen juist een<br />
belangrijke sturende rol zouden kunnen hebben, namelijk door hun<br />
patiënten te vragen of bepaalde ‘verbeteringen’ werkelijk nodig<br />
zijn en of ze mogelijke risico’s goed hebben overdacht.<br />
Bij het tweede gesprek zaten mevrouw Arib (lid van de<br />
Tweede- Kamercommissie voor de volksgezondheid) en de heer.<br />
Blijham (voorzitter Raad van Bestuur van het UMC Utrecht) aan.<br />
Het thema was ‘de nieuwe patiënt’, naar aanleiding van de RVZsignalementen<br />
over ‘eisend gedrag’ van zorgvragers en over specifieke<br />
zorgbehoeften in verband met de culturele eigenheid van<br />
allochtone patiënten. Blijham merkte op dat eisend gedrag en<br />
agressiviteit niet op het conto te schrijven zijn van ‘mondigheid’,<br />
wat juist als een positieve ontwikkeling moet worden gewaardeerd.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
47
48<br />
Arib onderstreepte dat erkenning van culturele eigenheid niet<br />
betekent dat bij de keuze van behandelingsopties mag worden<br />
voorbijgezien aan algemene eisen van evidence based medicine.<br />
Beide gesprekspartners benadrukten dat artsen in hun opleiding<br />
(nog) beter voorbereid moeten worden op de omgang met ‘de<br />
nieuwe patiënt’ in zijn verschillende verschijningsvormen.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
Verslag<br />
Kinderen in de toxicologie<br />
Bestrijdingsmiddelen in het voedsel van baby’s en kinderen. Zo<br />
luidde de titel van een rapport dat in 1993 de Verenigde Staten in<br />
beroering bracht. Deze publicatie vormde het startsein voor een<br />
nog immer voortdurende, felle discussie, zowel in de wetenschappelijke<br />
literatuur als tussen belangengroeperingen. De vraag is:<br />
moeten kinderen als een aparte groep worden beschouwd, wanneer<br />
we het risico van blootstelling aan chemische stoffen voor de<br />
menselijke gezondheid beoordelen? Deze vraag is niet alleen<br />
relevant als het gaat om de schadelijkheid van<br />
milieucontaminanten (bijvoorbeeld dioxines en zware metalen) en<br />
bestrijdingsmiddelen, maar evenzeer waar het de werkzaamheid en<br />
de bijwerkingen van geneesmiddelen betreft.<br />
Op 23 <strong>mei</strong> jongstleden organiseerde de Sectie Toxicologie en<br />
Risicobeoordeling van de Nederlandse Vereniging voor Toxicologie<br />
een minisymposium over deze problematiek onder de titel Kinderen<br />
in de toxicologie. In een collegezaal van de Faculteit Diergeneeskunde<br />
van de Universiteit van Utrecht luisterden circa veertig<br />
belangstellenden naar acht sprekers. Die gaven ieder vanuit hun<br />
eigen discipline een overzicht van de stand van wetenschap op dit<br />
punt.<br />
Kinderen geen mini-volwassenen<br />
Het eerste dagdeel ging over de verschillen tussen kinderen en<br />
volwassenen. Dr Bea Steenbekkers van Wageningen Universiteit en<br />
Researchcentrum liet zien dat gedrag van kinderen – kruipen,<br />
voorwerpen in de mond stoppen – bepalend is voor de mate waarin<br />
kinderen in contact komen met chemische stoffen. Ze wees op de<br />
grote verschillen in gedrag tussen kinderen; niet alleen tussen<br />
kinderen in verschillende fasen van ontwikkeling, maar ook tussen<br />
kinderen binnen eenzelfde ontwikkelingsstadium.<br />
De vertaling van de uitwendige blootstelling aan een stof in<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
Harrie van Dijk<br />
49<br />
Dr HFG van Dijk is secretaris bij<br />
de <strong>Gezondheidsraad</strong>.
50<br />
concentraties in het lichaam, hangt af van de opname, de verdeling<br />
binnen het lichaam, de omzetting door enzymen en de uitscheiding<br />
door onder meer de nieren, aldus dr Loeckie de Zwart<br />
van het RIVM te Bilthoven. Vooral bij kinderen die jonger zijn dan<br />
een jaar, verlopen deze processen anders dan bij volwassenen. Dat<br />
kan resulteren in een hogere óf lagere concentratie in het lichaam.<br />
Kennis over het lot van medicijnen in het menselijk lichaam kan<br />
worden gebruikt om rekenmodellen te ontwikkelen. Daarmee<br />
vallen de verschillen tussen kinderen en volwassenen te kwantificeren<br />
en kan men voorspellen hoe het lichaam met andere milieuvreemde<br />
stoffen zal omgaan. Op de vraag vanuit de zaal of we in<br />
de gangbare beoordelingsprocedures voor stoffen niet al voldoende<br />
rekening houden met kinderen antwoordde mevrouw De Zwart,<br />
enigszins voorzichtig, dat we het waarschijnlijk meestal zo slecht<br />
nog niet doen.<br />
Volgens prof. Dick Swaab van het Nederlands Hersen Instituut<br />
te Amsterdam kan een zich ontwikkelend brein permanente<br />
effecten oplopen wanneer het wordt blootgesteld aan chemische<br />
stoffen. Deze effecten komen soms pas jaren later aan het licht,<br />
bijvoorbeeld op schoolgaande leeftijd of bij de voortplanting.<br />
Nicotine bijvoorbeeld, beïnvloedt wellicht de seksuele oriëntatie<br />
van mensen. Uit epidemiologisch onderzoek is namelijk gebleken<br />
dat vrouwen die roken tijdens de zwangerschap een verhoogde<br />
kans hebben op lesbische dochters. Het gebruik van medicijnen en<br />
genotsmiddelen leidt vaak tot relatief hoge blootstellingniveaus. Of<br />
lagere niveaus van blootstelling – via de voeding of vanuit de<br />
omgeving – eveneens schadelijk zijn, kon de heer Swaab niet<br />
zeggen. Niettemin pleitte hij voor grote terughoudendheid bij het<br />
blootstellen van zich ontwikkelende hersenen aan chemische<br />
stoffen.<br />
Verschillende stofgroepen<br />
Na de lunchpauze spraken dr Moniek Pieters (RIVM), dr Jan<br />
Lammers (TNO-Voeding, Zeist) en dr Jan Willem van der Laan<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
(RIVM) over de gevoeligheid van kinderen voor verschillende<br />
stofgroepen: natuurlijke mycotoxines, bestrijdingsmiddelen en<br />
geneesmiddelen.<br />
Volgens dr Moniek Pieters lopen jonge kinderen een verhoogd<br />
risico op gezondheidschade door DON, een gif dat wordt<br />
geproduceerd door een schimmel die op tarwe groeit. Door recente<br />
maatregelen van de tarweverwerkende industrie en een<br />
strikte controle door de overheid is de blootstelling nu aanzienlijk<br />
teruggedrongen.<br />
Dr Jan Lammers verontschuldigde zich bij voorbaat, omdat<br />
hij verwachtte met zijn bijdrage over een groep van<br />
insectenverdelgers – de pyrethroïden – meer vragen op te zullen<br />
roepen dan te beantwoorden. Effecten van deze neurotoxische<br />
verbindingen op het zenuwstelsel en het gedrag treden bij lagere<br />
doseringen op, wanneer blootstelling plaatsvindt vóór of vlak na de<br />
geboorte, dan bij blootstelling op volwassen leeftijd. Dat is uit<br />
proefdieronderzoek gebleken. Soms komen de gevolgen van<br />
blootstelling rond de geboorte pas aan het licht als de persoon<br />
volwassen is. De schadelijkheid van de waargenomen effecten en<br />
de relevantie voor de mens zijn moeilijk te bepalen. Tot het tegendeel<br />
is bewezen, moeten we echter van beide uitgaan, meende de<br />
spreker. Tot slot schetste hij een beeld van de moeilijkheden die<br />
zich voordoen als men de procedures en richtlijnen voor de beoordeling<br />
van stoffen zodanig wil aanpassen, dat ook subtielere en<br />
‘uitgestelde’ effecten op het zenuwstelsel – en daarmee op het<br />
gedrag, het leervermogen en dergelijke – zijn op te sporen.<br />
Dr Jan Willem van der Laan ging in op het risico voor kleine<br />
kinderen van thiomersal, een organische kwikverbinding die als<br />
conserveermiddel aan onder meer vaccins wordt toegevoegd.<br />
Volgens hem is er tot dusver bij kinderen geen schade gebleken.<br />
Toch meende hij dat de toevoeging aan vaccins tot een te hoge<br />
blootstelling leidt en dat het risico niet louter theoretisch is. Hij<br />
pleitte er daarom voor het conserveermiddel niet langer in vaccins<br />
voor kinderen toe te passen. In Nederland gebeurt dit inmiddels<br />
niet meer.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
51
52<br />
Beleid<br />
Het derde en laatste dagdeel was voor het beleid. Drs Betty Voordouw<br />
van het College voor de Beoordeling van Geneesmiddelen in<br />
Den Haag gaf een overzicht van de internationale inspanningen<br />
om betere en veiligere medicijnen voor kinderen te verkrijgen. Ze<br />
wees erop dat proeven met kinderen moeilijk zijn uit te voeren,<br />
maar dat het evenzeer onethisch is om kinderen medicijnen toe te<br />
dienen zonder kennis van de benodigde dosis, de effectiviteit en de<br />
veiligheid.<br />
Dr ir Joyce de Stoppelaar van het ministerie van VWS,<br />
directie Voeding en Gezondheidsbescherming, sloot de rij van<br />
sprekers. Haar voordracht ging over de wijze waarop onder meer<br />
op de beleidsterreinen van voedsel, speelgoed,<br />
consumentenproducten en cosmetica, bijzondere aandacht uitgaat<br />
naar de veiligheid voor kinderen. Als ideaalbeeld zag ze dat de<br />
risico’s van stoffen voor kwetsbare groepen, inclusief kinderen,<br />
structureel worden beoordeeld. De normen en het beleid dienen te<br />
worden afgestemd op de meest kwetsbare groep. Ten aanzien van<br />
de voedselveiligheid voegde ze hieraan toe dat er in de ideale<br />
situatie geen aparte normen zijn voor afzonderlijke groepen van<br />
mensen. Zolang dit ideaalbeeld echter niet is bereikt, kan het<br />
nodig zijn uit voorzorg aparte normen te hanteren voor bijvoorbeeld<br />
babyvoeding.<br />
Het programma liep enigszins uit. Helaas was er daarom<br />
onvoldoende tijd voor een goede samenvatting van alle informatie<br />
en voor een poging tot synthese. Het zou een uitdaging voor<br />
sprekers en toehoorders zijn geweest om te kijken of er zich consensus<br />
zou aftekenen over de vraag of kinderen nog onvoldoende<br />
aandacht krijgen bij de risicobeoordeling van stoffen, of dat we het<br />
eigenlijk zo slecht nog niet doen. Zoals mevrouw De Stoppelaar in<br />
haar voordracht memoreerde, is er verleden jaar een commissie van<br />
de <strong>Gezondheidsraad</strong> geïnstalleerd die zich buigt over precies deze<br />
problematiek (zie <strong>Graadmeter</strong> <strong>mei</strong>/<strong>juni</strong> 2002). Die commissie<br />
hoopt voor het eind van het jaar advies uit te brengen.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
53<br />
Gezondheidszorg
54<br />
Nieuw advies<br />
Nieuwe mogelijkheden bij orgaandonatie<br />
kunnen wachtlijsten bekorten<br />
De Nederlandse situatie op het gebied van orgaandonatie en<br />
transplantatie is zorgwekkend. Er is al jaren een flinke achteruitgang<br />
merkbaar in het aantal hersendode donoren. Om de lange<br />
wachtlijsten te bekorten, moeten twee andere vormen van donatie<br />
ook optimaal benut worden: donatie door levende donoren en door<br />
donoren die aan een hartstilstand zijn overleden. De stagnatie in<br />
het aanbod van organen wordt op dit moment al voor een deel<br />
goedgemaakt doordat meer mensen bij leven een orgaan afstaan.<br />
Ook donororganen van mensen die aan een hartstilstand zijn<br />
overleden kunnen – gezien de sterk verbeterde resultaten – helpen<br />
om de wachtlijsten te bekorten. Om deze vormen van donatie<br />
verder te stimuleren is gericht beleid noodzakelijk. Dit schrijft de<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong> in een advies dat op 19 <strong>juni</strong> 2003 werd aangeboden<br />
aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.<br />
In de afgelopen jaren is geprobeerd meer donororganen beschikbaar<br />
te krijgen voor mensen die gebaat zijn bij transplantatie, onder<br />
andere door de Wet op de Orgaandonatie en door voorlichting. Tot<br />
een verbetering heeft dit echter niet geleid. Patiënten wachten nog<br />
steeds drie tot vier jaar op een nier, of sterven soms voordat een<br />
hart-, long- of levertransplantatie heeft kunnen plaatsvinden.<br />
De toename van nierdonatie door levende donoren (tot<br />
eenderde van het totaal) heeft ervoor gezorgd dat de situatie niet<br />
nog veel dramatischer is geworden. Behalve familieleden zijn het<br />
ook steeds vaker partners of vrienden die met succes een nier<br />
afstaan. Het risico is voor de donoren zelf zeer beperkt, terwijl<br />
transplantatie grote voordelen biedt – zeker bij kinderen. Levende<br />
donoren kunnen ook organen ter beschikking stellen aan mensen<br />
met wie zij geen emotionele of familierelatie hebben. Dit gebeurt<br />
bijvoorbeeld bij uitwisseling van nieren van mensen die niet rechtstreeks<br />
aan hun eigen partner kunnen doneren, omdat hun bloedgroepen<br />
niet overeenkomen.<br />
Gezondheidszorg<br />
Pauline Slot<br />
Dr P Slot is redacteur bij de<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong>.<br />
De publicatie Nieuwe wegen<br />
naar orgaandonatie (2003/01) is<br />
te downloaden van www.gr.nl .<br />
Ook is het advies verkrijgbaar<br />
bij het secretariaat van de<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong>. Zie de<br />
rubriek ‘Verschenen’.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
Worden deze vormen van nierdonatie bij leven verder gestimuleerd,<br />
dan kan dat op termijn leiden tot 100 niertransplantaties<br />
extra per jaar (op dit moment vinden jaarlijks in totaal ongeveer<br />
560 niertransplantaties plaats). Betaalde donatie wijst de<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong> in de Nederlandse situatie af.<br />
Een nieuwe ontwikkeling is leverdonatie door een levende<br />
donor. Dit geeft meer risico voor de donor dan nierdonatie, maar<br />
met name wanneer een ouder een deel van zijn of haar lever aan<br />
een kind afstaat is het een effectieve en veilige ingreep.<br />
Leverdonatie aan volwassenen is nog in ontwikkeling. Het risico is<br />
daar veel groter, omdat een groter deel van de lever van de donor<br />
nodig is.<br />
Een tweede categorie donaties die gestimuleerd kan worden<br />
is donatie door donoren die aan een hartstilstand zijn overleden (de<br />
zogenoemde non-heart-beating donoren). In dat geval raken<br />
organen sneller beschadigd dan bij de meest gebruikelijke categorie:<br />
de hersendode donoren. Nierdonatie na hartstilstand is echter<br />
wel degelijk succesvol als meteen na het overlijden maatregelen<br />
worden genomen, zoals koeling van de organen in het lichaam. Dit<br />
gebeurt nu vaak niet. Zo gaan organen verloren, terwijl de overledene<br />
wel had aangegeven donor te willen zijn of nabestaanden wel<br />
tot donatie hadden willen beslissen. De mogelijkheden om in<br />
afwachting van een beslissing of informatie daarover maatregelen<br />
te treffen, moeten dan ook verruimd worden.<br />
Bij gericht beleid kan het aantal niertransplantaties met<br />
organen die afkomstig zijn van donoren die aan een hartstilstand<br />
zijn overleden uiteindelijk uitgroeien tot in totaal 250 per jaar. Ook<br />
biedt deze vorm mogelijkheden voor het beschikbaar komen van<br />
donorlevers (die nu schaars zijn), en in de toekomst waarschijnlijk<br />
ook voor donorlongen.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
55<br />
Gezondheidszorg
56<br />
Nieuw advies<br />
Burgers moeten meer weten over genetica<br />
MdW<br />
De wetenschappelijke kennis over genetica neemt snel toe en<br />
wordt ook steeds vaker toegepast. Burgers krijgen meer te<br />
kiezen, terwijl het maar de vraag is of ze voldoende geïnformeerd<br />
zijn. Dit signaleert de <strong>Gezondheidsraad</strong> in Publiekskennis<br />
genetica, een publicatie die op 27 februari 2003<br />
verscheen. De raad concludeert dat er weinig bekend is over<br />
genetica bij het grote publiek. Wel komen bij de huisarts en<br />
centra voor klinische genetica regelmatig misverstanden aan<br />
het licht. Om een elementair kennisniveau tot stand te<br />
brengen is naast algemene voorlichting vooral het onderwijs<br />
belangrijk.<br />
Wanneer moet iemand zich laten screenen op een erfelijke<br />
ziekte? Is het onverstandig om genetisch gemodificeerd<br />
voedsel te gebruiken? Moet iedereen die verdacht wordt van<br />
een delict meewerken aan een DNA-test? Steeds vaker<br />
gestelde vragen, die van burgers enige kennis van genetica<br />
verwachten. Toch is er – ondanks de ruime toepassing van<br />
genetica – weinig bekend over wat het grote publiek hierover<br />
weet. Vaststaat dat een substantieel deel van de leerlingen<br />
geen onderwijs krijgt in genetica. In de regel ontbreekt dan<br />
ook de basiskennis die nodig is om nieuwe ontwikkelingen te<br />
beoordelen. Ook de informatievoorziening via de media is<br />
beperkt. De pers reageert op nieuws in de genetica nu eens<br />
onberedeneerd afwijzend, dan weer al te optimistisch.<br />
Kennisgebrek en misverstanden leiden er soms toe dat mensen<br />
geen advies over erfelijkheidsproblemen vragen in situaties<br />
die daar wel aanleiding toe geven.<br />
De <strong>Gezondheidsraad</strong> pleit voor nader onderzoek naar de<br />
publiekskennis van genetica. Iedere burger zou zich in elk<br />
geval bewust moeten zijn van de enorm grote genetische<br />
variatie. Er zijn vele duizenden verschillen in het DNA van<br />
Gezondheidszorg<br />
De publicatie Publiekskennis<br />
genetica (2003/05) is te<br />
downloaden van www.gr.nl .<br />
Ook is het advies verkrijgbaar<br />
bij het secretariaat van de<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong>. Zie de<br />
rubriek ‘Verschenen’.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
verschillende mensen. Voor de gezondheid kunnen die verschillen<br />
belangrijk zijn. Ook is belangrijk te weten dat genen, voeding en<br />
gedrag op elkaar inwerken. Volgens de raad horen alle scholieren<br />
kennis te maken met de beginselen van genetica. Misschien moet<br />
daar al in het basisonderwijs mee begonnen worden.<br />
Voor erfelijkheidsadvisering is algemene voorlichting van<br />
belang, bijvoorbeeld zoals het Erfocentrum die via het internet<br />
geeft (www.erfelijkheid.nl). Specialistische voorlichting wordt<br />
gegeven in de klinisch-genetische afdeling van de academische<br />
centra. Huisartsen kunnen informatie geven en naar die centra<br />
verwijzen.<br />
Het advies is gebaseerd op een symposium van de <strong>Gezondheidsraad</strong> getiteld Perspectieven op de<br />
publiekskennis over genetica, met als voorzitter prof. dr NJ Leschot, hoogleraar klinische genetica te<br />
Amsterdam. De secretaris die het advies schreef, is dr PA Bolhuis. Sprekers op het symposium waren:<br />
prof. dr CHCM Buys, hoogleraar humane genetica te Groningen<br />
mw JMG Lanphen, huisarts, voorzitter Forum genetica,<br />
gezondheid en gezondheidszorg<br />
mw drs M de Kinderen, organisatiesocioloog, Erfocentrum<br />
prof. dr LP ten Kate, hoogleraar klinische genetica te<br />
Amsterdam<br />
prof. dr JA Knottnerus, voorzitter van de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003 Gezondheidszorg<br />
57
58<br />
Lopende zaken<br />
Advies gevraagd over het chronischevermoeidheidssyndroom<br />
MdW Op 3 juli 2003 ontving de <strong>Gezondheidsraad</strong> een adviesaanvraag<br />
van de minister van VWS over het chronische-vermoeidheidssyndroom.<br />
Op 16 december 2003 werd de commissie benoemd die<br />
zich over de vragen van de minister zal buigen.<br />
Het chronische-vermoeidheidssyndroom (CVS) leidt tot<br />
aanzienlijke beperking in het beroepsmatig, sociaal en persoonlijk<br />
functioneren van de mensen die er aan lijden. Hoe iemand CVS<br />
krijgt, is nog onduidelijk. De belangrijkste klachten – moeheid en<br />
algemene malaise – zijn niet specifiek voor CVS en er is nog geen<br />
diagnostische test die kan vaststellen of iemand CVS heeft. Mede<br />
hierdoor wordt het ziektebeeld in de praktijk soms niet of pas laat<br />
herkend. Patiënten voelen zich miskend in hun klachten, en gefrustreerd<br />
wanneer zij niet in aanmerking komen voor een uitkering.<br />
De minister vraagt de <strong>Gezondheidsraad</strong> de stand van de<br />
wetenschap van CVS te beschrijven. Hierbij moeten onder meer de<br />
volgende thema’s aan de orde komen. Een beschrijving van het<br />
syndroom, inclusief het beloop. Een schatting van de incidentie en<br />
prevalentie, nu en in de toekomst, zo mogelijk uitgesplitst naar<br />
relevante groepen (waaronder beroepsgroepen). Mogelijke oorzaken<br />
van CVS. Therapeutische interventiemogelijkheden. Lacunes<br />
in de kennis over CVS en veelbelovende richtingen van onderzoek.<br />
Manieren om kennis over deze aandoening onder hulpverleners te<br />
verspreiden en de toepassing van die kennis in de praktijk te waarborgen.<br />
Gezondheidszorg<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
Samenstelling commissie:<br />
dr E Borst-Eilers, arts; voorzitter<br />
prof. dr JWM van der Meer, internist; Universitair Medisch<br />
centrum St Rodboud,Nijmegen<br />
prof. dr SJW Lamberts, endocrinoloog; Erasmus Medisch<br />
Centrum, Rotterdam<br />
dr JP van de Merwe, immunoloog; Erasmus Medisch Centrum,<br />
Rotterdam<br />
prof. dr JJ Heijnen, psychoneuroimmunoloog; Universitair<br />
Medisch Centrum Utrecht<br />
dr B Terluin, huisarts; EMGO, Almere; Vrije Universiteit<br />
Amsterdam<br />
dr CF Dagnelie, huisarts; Universitair Medisch Centrum Utrecht<br />
prof. dr MHW Frings-Dresen, deskundige arbeid en gezondheid;<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003 Gezondheidszorg<br />
59<br />
Academisch Medisch Centrum Amsterdam<br />
dr H Kroneman, medisch adviseur; GAK, Amsterdam<br />
prof. dr JM Bensing, psycholoog; NIVEL, Utrecht<br />
prof. dr G Bleijenberg, medisch psycholoog; Universitair<br />
Medisch Centrum St Radboud, Nijmegen<br />
prof. dr B van Houdenhove, psychiater; Universitaire<br />
Ziekenhuizen Leuven<br />
dr AM van Hemert, psychiater en epidemioloog; Rijngeest<br />
Groep, Leiden<br />
drs IMJ Pieters; Ministerie van SoZaWe; adviseur<br />
drs P Groeneveld; Ministerie van VWS; adviseur<br />
dr YA van Duivenboden; <strong>Gezondheidsraad</strong>, Den Haag;<br />
secretaris
60<br />
Voeding<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit<br />
WB/<br />
MdW<br />
De voedselveiligheid in de Europese Unie vraagt om strakker<br />
toezicht. Verscheidene Europese lidstaten reorganiseerden hun<br />
controlesysteem al. Nederland is sinds 10 juli 2002 een Voedsel en<br />
Waren Autoriteit rijker.<br />
Voedselveiligheid wordt bedreigd<br />
De voedselveiligheid is met de jaren steeds kwetsbaarder geworden.<br />
Oorzaken hiervoor zijn schaalvergroting in de voedselproductie en<br />
internationalisering van het verkeer van grondstoffen, halffabrikaten<br />
en voedingsmiddelen. Het BSE-schandaal in het Verenigd<br />
Koninkrijk onthulde een falend toezicht en een versnipperd<br />
controlesysteem in de Europese Unie op het terrein van voedselveiligheid.<br />
De Europese Commissie stelde daarom in 1999 een<br />
Witboek Voedselveiligheid samen waarin de vorming van een Europese<br />
Voedselveiligheid Autoriteit werd aangekondigd. De realisatie<br />
van dit voornemen nam begin 2002 concrete vormen aan. In de<br />
Europese Voedselveiligheid Autoriteit zal de communautaire<br />
inspanning op het gebied van de voedselveiligheid worden gebundeld.<br />
Met de instelling op 10 juli 2002 van de Voedsel en Waren<br />
Autoriteit (VWA) door de minister van VWS sluit Nederland aan<br />
bij de ontwikkelingen in Brussel.<br />
Taak en doelstelling VWA<br />
In de taak van de VWA staat de gezondheidsbescherming van mens<br />
en dier centraal. Het gaat dan om voedsel, niet-voedselgerelateerde<br />
consumentenproducten, dierenwelzijn en dierenziekten. Het<br />
werkterrein beslaat de gehele productieketen en alle processen die<br />
daarbij een rol spelen. De volksgezondheid en de dierengezondheid<br />
vormen het referentiekader van de VWA. Met de instelling van een<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
61<br />
Voeding
62<br />
Voeding<br />
onafhankelijke autoriteit beoogt de overheid burgers een blijvend<br />
en hoog niveau van voedselveiligheid te bieden. Gezondheidsbevordering,<br />
bijvoorbeeld door voorlichting over gezonde voeding,<br />
valt niet onder het werkterrein van de VWA. Dit blijft een taak van<br />
de ministeries van VWS en van LNV.<br />
Organisatie<br />
De VWA valt als onderdeel van het Staatstoezicht voor de Volksgezondheid<br />
– overeenkomstig artikel 36 van de Gezondheidswet<br />
– onder de verantwoordelijkheid van de minister van VWS.<br />
De VWA heeft als afzonderlijke dienst de status van een agentschap<br />
van het ministerie van VWS en staat onder leiding van een<br />
directeur-generaal. De ministers van VWS en LNV zijn de opdrachtgevers<br />
van de VWA. De organisatie van deze nieuwe<br />
autoriteit verkeert op dit moment nog in de opbouwfase; de<br />
definitieve inrichting moet in 2005 zijn gerealiseerd. 1 Uiteindelijk<br />
zal de VWA bestaan uit een centrale eenheid, die zich richt op<br />
strategische en organisatiebrede aspecten en een operationele,<br />
regionaal georganiseerde werkorganisatie die zich richt op de<br />
uitvoering van het toezicht. De centrale eenheid omvat drie directies<br />
(toezicht; risicobeoordeling en onderzoek; risicocommunicatie).<br />
In de werkorganisatie zullen de Keuringsdienst<br />
van Waren (VWS) en de Rijksdienst voor de Keuring van Vee en<br />
Vlees volledig integreren. Het is de bedoeling dat de VWA<br />
uiteindelijk wordt verankerd in de Wet op de Voedsel en Waren<br />
Autoriteit die vergelijkbaar is met de huidige Wet op het Rijksinstituut<br />
voor de Volksgezondheid en Milieu.<br />
Risicobeoordeling en onderzoek<br />
Voor de werkzaamheden van de <strong>Gezondheidsraad</strong> zijn met<br />
name de activiteiten van de directie Risicobeoordeling en Onderzoek<br />
van belang. Deze directie zal ook gevraagd en ongevraagd<br />
gaan adviseren over beleidsmatige aspecten van het bevorderen van<br />
1 Het kabinet-Balkenende II<br />
heeft volgens de VWA onder de<br />
verantwoordelijkheid gebracht<br />
van de minister van LNV.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
voedselveiligheid, conceptwetgeving, het beoordelen van signalen<br />
en ontwikkelingen en de programmering van onderzoek naar<br />
voedselveiligheid. Risicomanagement en normstelling blijft voorbehouden<br />
aan beleidsafdelingen van de ministeries. De VWA<br />
beoogt daarbij wel een belangrijke gesprekspartner te zijn.<br />
Risicobeoordeling moet gebaseerd zijn op de beschikbare<br />
wetenschappelijke kennis en inzichten. De VWA wil hierbij meer<br />
samenhang aanbrengen in normen voor voedselveiligheid. Naast<br />
reactieve risicobeoordeling – zoals bij calamiteiten en incidenten –<br />
krijgen pro-actieve risicobeoordeling en het daarop gerichte onderzoek<br />
prioriteit. Om overeenstemming te bereiken in algemeen<br />
geaccepteerde uitgangspunten voor risicobeoordeling is mobilisatie<br />
van deskundigheid en inbreng van buiten de VWA noodzakelijk. Er<br />
zal vooral een beroep worden gedaan op het Rijksinstituut voor de<br />
Kwaliteit van Land- en tuinbouwproducten (RiKILT), het Rijksinstituut<br />
voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Centraal<br />
Instituut voor Dierziektecontrole (CIDC). Naast onderzoek gericht<br />
op bestaand en toekomstig risico, zullen deze instituten ook<br />
worden belast met de risico-evaluaties bij toelating van stoffen en<br />
bij normoverschrijdingen. Met – en tussen – deze instituten zijn<br />
werkafspraken gemaakt.<br />
Relatie met de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
In haar strategische ondernemersvisie geeft de VWA aan dat haar<br />
risicobeoordeling moet voldoen aan de hoogste wetenschappelijke<br />
standaarden. Hiervoor moet een relatie worden opgebouwd<br />
met wetenschappelijke specialisten buiten de VWA.<br />
Groot belang hecht de VWA aan het wetenschappelijk netwerk<br />
van de <strong>Gezondheidsraad</strong> en men streeft daarom naar een efficiënte<br />
werkrelatie met deze raad. Als voorbereiding hiervan nam<br />
de directeur-generaal van de NVA deel aan het zogenoemde<br />
jaarlijkse ‘dg-overleg’ met de leiding van de <strong>Gezondheidsraad</strong> over<br />
het werkprogramma 2003 van de raad. Ook wordt de directie<br />
Risicobeoordeling en Onderzoek van de VWA, naast de beleidsdirecties<br />
van de ministeries van VWS en LNV, betrokken bij de<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
63<br />
Voeding
64<br />
Voeding<br />
sprekingen over het werkprogramma 2004.<br />
Samenwerking tussen VWA en <strong>Gezondheidsraad</strong> lijkt<br />
vooral van belang bij interdisciplinaire vraagstukken, bij het<br />
onderkennen van nieuwe risico’s (spoorzoekfunctie) en wanneer<br />
een breed gedragen wetenschappelijke consensus nodig is. Bij de<br />
spoorzoekfunctie gaat het om het verkennen van thema’s rond<br />
voedselveiligheid die in de toekomst van belang kunnen worden.<br />
Daarnaast kan de <strong>Gezondheidsraad</strong> een bijdrage aan het werk van<br />
de VWA leveren door te adviseren over de wetenschappelijke<br />
uitgangspunten voor normstelling, de ontwikkeling van algemene<br />
beoordelingskaders en het geven van second opinions. Op dit moment<br />
vindt overleg plaats over de informatiebehoefte van de VWA<br />
en over de vorm waarin de werkrelatie met de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
formeel kan worden gerealiseerd en bij voorkeur gestalte moet<br />
krijgen.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
Nieuw advies Pauline Slot<br />
Nieuwe voedingsnormen voor vitamine B 6 ,<br />
foliumzuur en B 12<br />
Vrouwen die zwanger willen worden, moeten bij voorkeur al voor<br />
de conceptie dagelijks 400 microgram foliumzuur slikken, en<br />
daarmee doorgaan tot in de achtste week van de zwangerschap.<br />
Op die manier kunnen ze de kans op neuralebuisdefecten bij hun<br />
kind aanzienlijk verkleinen. Dit schrijft de <strong>Gezondheidsraad</strong> ondermeer<br />
in een advies over voedingsnormen voor vitamine B 6 ,<br />
foliumzuur en B 12 dat op 12 februari 2003 werd aangeboden aan<br />
de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de minister<br />
van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.<br />
Het advies van de Commissie Voedingsnormen van de<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong> is het derde in een reeks adviezen waarin<br />
voedingsnormen opnieuw vastgesteld worden. Sinds de laatste keer<br />
dat de voedingsnormen werden bepaald, in 1992 door de toenmalige<br />
Voedingsraad, is sterker naar voren gekomen dat voedingsstoffen<br />
kunnen helpen om chronische ziekten te voorkomen. De<br />
beoordeling richt zich dan ook niet alleen op preventie van schadelijke<br />
gevolgen bij een te lage inname, maar weegt ook de mogelijkheden<br />
om met extra inname gunstige effecten te bewerkstelligen.<br />
In dit advies gaat het om vitamine B 6 , foliumzuur en B 12 .<br />
Wat de inname van vitamine B 6 en B 12 betreft zijn er geen bijzondere<br />
bevindingen in vergelijking met de normen uit 1992.<br />
Het is vooral foliumzuur dat op dit moment in de belangstelling<br />
staat als het gaat om het voorkomen van chronische ziekten. Er<br />
is nog discussie over de vraag of extra foliumzuur hart- en<br />
vaatziekten kan helpen voorkomen. Volgens de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
zijn daarvoor op dit moment niet genoeg wetenschappelijke<br />
bewijzen. Binnen twee tot drie jaar worden echter relevante<br />
onderzoeksresultaten verwacht. Als deze resultaten daar aanleiding<br />
toe geven, zal op dat moment de voedingsnorm voor foliumzuur<br />
worden aangepast<br />
Dr P Slot is redacteur bij de<br />
gezondheidsraad.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003 Voeding<br />
65<br />
De publicatie Voedingsnormen:<br />
vitamine B 6 , foliumzuur en<br />
vitamine B 12 (2003/04) is te<br />
downloaden van de website van<br />
de <strong>Gezondheidsraad</strong> of te<br />
bestellen via het secretariaat.<br />
Zie rubriek ‘Verschenen’.
66<br />
Samenstelling commissie:<br />
dr HKA Visser, arts, emeritus hoogleraar kindergeneeskunde;<br />
Erasmus Universiteit Rotterdam, voorzitter<br />
dr H van den Berg, biochemicus/voedingskundige; Voedingscentrum,<br />
Den Haag<br />
ir BC Breedveld, voedingskundige; Voedingscentrum, Den Haag<br />
prof. dr ir WHM Saris, arts, hoogleraar humane voeding;<br />
Universiteit van Maastricht<br />
prof. dr HP Sauerwein, arts, hoogleraar energiestofwisseling;<br />
Academisch Medisch Centrum – Universiteit van Amsterdam<br />
prof. dr ir G Schaafsma, voedingskundige; TNO Voeding, Zeist;<br />
tevens hoogleraar voeding en levensmiddelen; Wageningen<br />
Universiteit en Researchcentrum<br />
Voeding<br />
prof. dr WA van Staveren, voedingskundige, hoogleraar<br />
voeding van de oudere mens; Wageningen Universiteit<br />
en Research Centrum<br />
prof. dr CE West, biochemicus/voedingskundige;<br />
Universiteit Wageningen; tevens hoogleraar voeding in<br />
relatie tot gezondheid en ziekte; Katholieke Universiteit<br />
Nijmegen<br />
dr ir JA Weststrate, voedingskundige; Unilever Research<br />
Laboratorium, Vlaardingen<br />
ir W Bosman, <strong>Gezondheidsraad</strong>, adviseur<br />
dr ir CJK Spaaij, <strong>Gezondheidsraad</strong>, secretaris<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
Nieuw advies<br />
Fytosterolen<br />
De Commissie VNV verrichtte een zogeheten tweede beoordeling<br />
van de veiligheid van fytosterolesters in verschillende voedingsmiddelen.<br />
Fytosterolesters worden in het maagdarmkanaal omgezet in<br />
fytosterolen. Ze zorgen ervoor dat er minder cholesterol uit de<br />
voeding in het bloed wordt opgenomen. Fytosterolesters zijn als<br />
voedselingrediënt al toegelaten op de markt, maar de toepassing is<br />
tot nu toe beperkt tot smeerbare vetten. De firma Unilever wil het<br />
assortiment van producten waaraan fytosterolesters mogen worden<br />
toegevoegd uitbreiden naar producten op basis van yoghurt en<br />
melk, inclusief melkvarianten op basis van plantaardige olie. De<br />
aanvrager motiveert zijn aanvraag door gegevens uit<br />
marktmonitoring. Daaruit is gebleken dat de consumptie van de al<br />
in de handel zijnde fytosterolester-houdende vetsmeersels beduidend<br />
minder is dan was ingeschat voorafgaande aan de markttoelating.<br />
De Commissie VNV is het grotendeels eens met de eerste<br />
beoordeling door de Britse beoordelingsautoriteit. Die concludeert<br />
dat uitbreiding van het assortiment toelaatbaar is, mits de<br />
aanvrager zich houdt aan de afspraken over etikettering en de<br />
marktmonitoring zal voortzetten. Naast strikte etikettering pleit<br />
de Commissie VNV er bovendien voor dat het totale<br />
productassortiment voldoende beperkt blijft om de fytosterolinneming<br />
te kunnen beteugelen. Er dienen garanties te zijn dat<br />
consumptie tot de doelgroep beperkt blijft. Het is namelijk waarschijnlijk<br />
dat een deel van de cholesterolbewuste consumenten<br />
geneigd is om meer dan de aanbevolen hoeveelheid<br />
fytosterolverrijkte producten te gaan gebruiken.<br />
Alhoewel het niet aan de Commissie VNV is definitief te<br />
besluiten welke producten wel en niet voor verrijking met<br />
fytosterolen in aanmerking komen, vindt zij het noodzakelijk<br />
dat hierover in Europees verband regie wordt gevoerd.<br />
De Commissie VNV is het eens met de Britse<br />
beoordelingsautoriteit dat toelating van deze aanvraag samen-<br />
Chrétienne Vuijst<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003 Voeding<br />
67<br />
Drs CL Vuijst is projectassistent<br />
bij de <strong>Gezondheidsraad</strong>.<br />
De Commissie VNV In het<br />
kader van de Europese<br />
verordening Nieuwe Voedingsmiddelen<br />
en Voedselingrediënten<br />
levert een<br />
producent vóór het op de markt<br />
brengen van een nieuw<br />
voedingsmiddel een veiligheids-<br />
dossier in bij één lidstaat. Deze<br />
verricht de eerste beoordeling.<br />
De overige lidstaten voeren op<br />
basis van het dossier en het<br />
eerste oordeel een tweede<br />
beoordeling uit. Met elkaar<br />
bediscussiëren de lidstaten de<br />
aanvraag voor markttoelating<br />
en de veiligheidsbeoordelingen<br />
en adviseren tot het wel of niet<br />
toelaten van het nieuwe<br />
voedingsmiddel. In Nederland<br />
worden de beoordelingen<br />
verricht door de Commissie<br />
Veiligheidsbeoordeling Nieuwe<br />
Voedingsmiddelen (VNV) van<br />
de <strong>Gezondheidsraad</strong>.<br />
Een openbare versie van<br />
Fytosterolen (3), (2003/<br />
01VNV) is binnenkort in te zien<br />
via<br />
www.gezondheidsraad.nl\vnv.php.<br />
Zie ook rubriek ‘Verschenen’.
68<br />
Voeding<br />
hangt met de besluitvorming over markttoelating van andere<br />
producten met fytosterolen en vergelijkbare verbindingen. In<br />
eerdere adviezen over fytosterolen en fytosterolesters heeft de<br />
Commissie VNV geconcludeerd dat er meer onderzoek nodig is<br />
naar mogelijke langetermijneffecten van inneming van toegevoegde<br />
fytosterolen. Dit heeft ook het Europese Wetenschappelijk<br />
Comité voor de menselijke voeding vastgesteld.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
Nieuw advies<br />
Overgewicht<br />
In de hele westerse wereld, en dus ook in Nederland, heeft overgewicht<br />
epidemische vormen aangenomen. Dat is verontrustend,<br />
want overgewicht gaat gepaard met tal van gezondheidsrisico’s, en<br />
met hoge kosten voor de gezondheidszorg. Eenmaal ontstaan<br />
overgewicht is bovendien moeilijk weer kwijt te raken. Een samenhangend<br />
pakket preventiemaatregelen is dan ook nodig. Lokale en<br />
nationale overheden, bedrijfsleven, gezondheidszorg en scholen<br />
moeten met elkaar bijdragen aan een leefomgeving die bewegen<br />
stimuleert en overconsumptie van voedsel ontmoedigt. Dit schreef<br />
de <strong>Gezondheidsraad</strong> in een advies dat op 28 <strong>april</strong> 2003 werd<br />
aangeboden aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn<br />
en Sport.<br />
Op dit moment is 40 procent van de volwassen Nederlanders te<br />
dik. Bij 10 procent is zelfs sprake van ernstig overgewicht. Van de<br />
kinderen is 14 procent te zwaar. Bijzonder zorgwekkend is bij hen<br />
de sterke toename van overgewicht vanaf drie jaar. Als de huidige<br />
ontwikkeling verder doorzet, zal in 2015 naar schatting 15 tot 20<br />
procent van de volwassenen in Nederland obees zijn, dat wil zeggen<br />
last hebben van ernstig overgewicht.<br />
Deze trend is verontrustend, omdat obesitas en overgewicht<br />
leiden tot een verhoogd risico van onder andere diabetes type2,<br />
hart- en vaatziekten, verschillende vormen van kanker en<br />
vruchtbaarheidsstoornissen. Hoe groter het overgewicht, hoe groter<br />
ook het risico. Mensen met ernstig overgewicht hebben bovendien<br />
psychische en sociale problemen. Het terugdringen van overgewicht<br />
en obesitas is daarmee een van de belangrijkste maar ook<br />
lastigste volksgezondheidsproblemen geworden.<br />
Mensen moeten leren hun lichamelijke activiteit, die steeds<br />
verder afneemt, weer in balans te brengen met hun inname van<br />
energie. Dagelijks terugkerende activiteiten zoals fietsen naar<br />
school of lopen naar de winkels zijn daarbij effectiever dan incidentele,<br />
kortdurende activiteiten. De energiebalans kan ook hersteld<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
Pauline Slot<br />
Dr P Slot is redacteur bij de<br />
gezondheidsraad.<br />
69<br />
De publicatie Overgewicht en<br />
obesitas (2003/07) kan worden<br />
gedownload via www.gr.nl. Ook<br />
zijn exemplaren verkrijgbaar bij<br />
het secretariaat van de<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong>. Zie de<br />
rubriek ‘Verschenen’.<br />
Voeding
70<br />
worden door minder te eten. Mensen zijn zich er vaak niet bewust<br />
van hoeveel zij eten of hoe weinig zij bewegen. Ook beseffen zij<br />
niet dat elke dag een klein beetje te veel eten op termijn tot een<br />
flinke gewichtstoename leidt. Het streven moet dan ook zijn in elk<br />
geval het huidige gewicht te bestendigen. Afvallen blijkt namelijk<br />
erg moeilijk, en gedragsveranderingen zijn moeilijk te consolideren,<br />
zeker zonder aanvullend beleid.<br />
Een samenhangend pakket maatregelen moet daarom bijdragen<br />
aan een leefomgeving die tot bewegen aanzet en de consumptie<br />
matigt. Scholen en werkplekken kunnen bijvoorbeeld hun<br />
drank- en voedselaanbod wijzigen, of door hun inrichting tot<br />
trappenlopen aanzetten. Ook in het transportbeleid en bij beslissingen<br />
over de infrastructuur zou het stimuleren van lichamelijke<br />
activiteit moeten meespelen. Zo kan onderzocht worden of mensen<br />
meer gaan fietsen en wandelen als binnensteden niet meer<br />
toegankelijk zijn voor auto’s. De voedingsmiddelensector kan<br />
bijdragen door bijvoorbeeld porties en verpakkingen niet verder te<br />
vergroten.<br />
Al dergelijke maatregelen moeten ondersteund worden door<br />
lokale en nationale overheden, bedrijfsleven, en gezondheidszorg.<br />
Maar ook de individuele burger heeft verantwoordelijkheid voor<br />
zijn of haar lichaamsgewicht. Voorlichting kan helpen om het<br />
inzicht in het eigen leefpatroon te vergroten, en mensen die extra<br />
blootstaan aan dikmakende omgevingsfactoren weerbaarder te<br />
maken. Dit is met name van belang voor mensen in sociaal-economisch<br />
ongunstige omstandigheden, en voor allochtone bevolkingsgroepen.<br />
Zij hebben nog vaker dan gemiddeld last van overgewicht.<br />
Samenstelling commissie:<br />
prof. dr HCG Kemper, voorzitter<br />
prof. dr ir J Brug, Erasmus Medisch Centrum Rotterdam<br />
prof. dr EMH Mathus-Vliegen, Academisch Medisch Centrum<br />
UvA<br />
Voeding<br />
prof. dr ir JC Seidell, Vrije Universiteit Amsterdam<br />
prof. dr RW Trijsburg, Erasmus Universiteit Rotterdam<br />
dr ir Stasse-Wolthuis, Udenhout<br />
ir W Bosman, <strong>Gezondheidsraad</strong>, secretaris<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
Gezondheidsclaims bij voeding onnodig<br />
verwarrend<br />
MdW<br />
Nieuw advies<br />
In de winkels verschijnen steeds meer voedingsmiddelen en<br />
voedingssupplementen met beweringen – claims – die de indruk<br />
wekken dat het product ‘gezond’ of ‘gezonder’ is. Die indruk is<br />
niet altijd juist. De huidige regelgeving rond claims laat ruimte<br />
voor verwarring. De <strong>Gezondheidsraad</strong> adviseert om vage claims te<br />
verbieden. Dit staat in een advies dat de raad op 10 <strong>juni</strong> 2003<br />
aanbood aan de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport<br />
en van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit.<br />
De regelgeving rond claims is verwarrend omdat op voedingsmiddelen<br />
en –supplementen wel mag staan dat ze gezondheid<br />
instandhouden of bevorderen, maar niet dat ze helpen ziekten te<br />
voorkomen. Claims over preventie van ziekte vallen nu namelijk<br />
onder de medische claims, en die zijn voorbehouden aan geneesmiddelen.<br />
Er bestaat tussen ‘instandhouden van gezondheid’ en<br />
‘preventie van ziekte’ dus een juridisch onderscheid; praktisch en<br />
wetenschappelijk gezien ziet de raad echter geen verschil. Volgens<br />
sommigen is een verandering van voedingsgewoonten gericht op<br />
ziekterisicoreductie weer iets anders dan een dergelijke verandering<br />
gericht op ziektepreventie; de raad ziet dit onderscheid evenmin.<br />
De <strong>Gezondheidsraad</strong> adviseert om bij voedingsmiddelen en<br />
–supplementen uitsluitend claims over ziekterisicoreductie toe te<br />
staan. En alle claims moeten expliciet, specifiek en wetenschappelijk<br />
onderbouwd zijn.<br />
Samenstelling commissie:<br />
prof. dr EJ Kuipers, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam,<br />
voorzitter<br />
prof. dr RJ Brummer, Universitair Medisch Centrum, Maastricht<br />
prof. dr CAFM Bruijnzeel-Koomen, Universitair Medisch<br />
Centrum, Utrecht<br />
prof. dr HK Henderickx, Hoge <strong>Gezondheidsraad</strong>, Brussel<br />
dr RMC Herings, Pharmo Instituut, Utrecht<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
71<br />
De publicaties Voedingsmiddelen<br />
en –supplementen met<br />
claims over gezondheidseffecten<br />
(2003/09) en Foods<br />
and dietary supplements with<br />
health claims (2003/09E) zijn<br />
elektronisch beschikbaar via<br />
www.gr.nl. Ze zijn ook<br />
verkrijgbaar bij het secretariaat<br />
van de <strong>Gezondheidsraad</strong>. Zie<br />
de rubriek ‘Verschenen’.<br />
prof. dr AW Hoes, Universitair Medisch Centrum,<br />
Utrecht<br />
prof. dr MB Katan, Wageningen Universiteit,<br />
Wageningen Centre for Food Sciences<br />
dr MA Koelen, Wageningen Universiteit<br />
dr mr BM Vroom-Cramer, Instituut voor Informatierecht,<br />
Universiteit van Amsterdam (tot 1-2003),<br />
Voeding
72<br />
plaatsvervangend rechter te Amsterdam (vanaf 4-2003)<br />
ir B van der Heide, Ministerie van VWS, Den Haag, adviseur<br />
dr CH Langeveld, Raad voor Gezondheidsonderzoek, Den<br />
Haag, adviseur<br />
Voeding<br />
dr ir LTJ Pijls, <strong>Gezondheidsraad</strong> Den Haag, secretaris<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
Milieu<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
73
74<br />
Nieuw advies<br />
Afleiding gezondheidskundige advieswaarden<br />
in nieuw perspectief<br />
MdW<br />
Milieu<br />
Blootstelling aan stoffen via lucht, water en voedsel kan leiden tot<br />
schade aan de gezondheid. Gezondheidskundige advieswaarden<br />
geven de dosis of concentratie van een stof waarbij en waaronder<br />
geen gezondheidsschade optreedt. Die waarden kunnen op verschillende<br />
manieren bepaald worden. Op 20 <strong>maart</strong> 2003 verscheen<br />
een advies van de <strong>Gezondheidsraad</strong> waarin een commissie van<br />
deskundigen op dit gebied oordeelt dat de beschikbare<br />
toxicologische informatie beter benut kan worden dan op dit<br />
moment gebeurt. Het advies is aangeboden aan de bewindslieden<br />
van VWS, VROM en SZW.<br />
Eén van de taken van de <strong>Gezondheidsraad</strong> is om gezondheidskundige<br />
advieswaarden af te leiden voor specifieke stoffen. Bij<br />
blootstelling tot aan die waarden treedt naar verwachting geen<br />
schade aan de gezondheid op. De raad leidt de getallen af ten<br />
behoeve van het beleid voor arbeidsbescherming, milieubeheer<br />
en voedselveiligheid. Daarnaast bestudeert de raad de methoden<br />
voor het afleiden van advieswaarden en doet wetenschappelijk<br />
onderbouwde voorstellen voor verbetering van die werkwijzen.<br />
Het in <strong>maart</strong> verschenen rapport past in de reeks<br />
methodologische adviezen.<br />
Gezondheidskundige advieswaarden kunnen op verschillende<br />
manieren bepaald worden. Op dit moment wordt uit experimenten<br />
met proefdieren of uit epidemiologisch onderzoek het<br />
hoogste niveau van blootstelling bepaald waarbij mensen geen<br />
schade aan hun gezondheid oplopen. Dit wordt het No-<br />
Observed-Adverse-Effect-Level of NOAEL genoemd. Vervolgens<br />
wordt een onzekerheidsfactor toegepast om verschillen tussen<br />
proefdiersoort en mens en tussen mensen onderling te compenseren.<br />
Uiteindelijk volgt uit zo’n berekening een gezondheidskundige<br />
advieswaarde.<br />
De publicatie Benchmark-<br />
dosismethode: afleiding<br />
gezondheidskundige advieswaarden<br />
in nieuw perspectief<br />
(2003/06) is te downloaden<br />
van de website van de<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong> of te<br />
bestellen via het secretariaat.<br />
Zie rubriek ‘Verschenen’<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
Bij de in het verschenen advies beoordeelde BMD-methode gaat<br />
men anders te werk. Daarbij probeert men uit de gegevens over<br />
effecten van een stof op de gezondheid van proefdieren of van<br />
mensen zo goed mogelijk het verband te bepalen tussen blootstelling<br />
en gezondheidsschade. Vervolgens leidt men daaruit de<br />
benchmark-dosis of BMD af. Uit de BMD verkrijgt men na deling<br />
door een onzekerheidsfactor de gezondheidskundige advieswaarde.<br />
De BMD-methode kan volgens de <strong>Gezondheidsraad</strong> nog verder<br />
verbeterd worden, maar heeft nu al belangrijke voordelen boven de<br />
gangbare NOAEL-methode. De onzekerheden waarmee<br />
onderzoeksgegevens zijn behept, worden vanuit beschermingsoogpunt<br />
beter in rekening gebracht. De <strong>Gezondheidsraad</strong> adviseert<br />
de Nederlandse overheid daarom de BMD-methode te accepteren<br />
als nieuwe grondslag voor wettelijk verankerde grenswaarden. Ook<br />
doet de raad suggesties voor verdere ontwikkeling van de aanpak.<br />
Samenstelling commissie:<br />
dr WRF Notten, toxicoloog; TNO Preventie en Gezondheid,<br />
Leiden; voorzitter<br />
dr WFJPM ten Berge, toxicoloog; DSM, Heerlen<br />
dr BJ Blaauboer, toxicoloog; Institute for Risk Assessment<br />
Sciences, Universiteit Utrecht<br />
prof dr VJ Feron, emeritus-hoogleraar biologische toxicologie;<br />
Universiteit Utrecht<br />
prof dr ir PHM Lohman, emeritus-hoogleraar stralengenetica en<br />
chemische mutagenese; Universiteit Leiden<br />
dr ir G de Mik, toxicoloog; Rijksinstituut voor Volksgezondheid<br />
en Milieu, Bilthoven<br />
dr ir MN Pieters, toxicoloog; Rijksinstituut voor Volksgezond-<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003 Milieu<br />
75<br />
heid en Milieu, Bilthoven; adviseur<br />
dr GHM Swaen, epidemioloog; Universiteit Maastricht<br />
dr RA Woutersen, toxicoloog en toxicologisch patholoog;<br />
TNO Voeding, Zeist<br />
dr JA van Zorge; Ministerie van Volkshuisvesting,<br />
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Den Haag;<br />
adviseur<br />
dr ir PW van Vliet; <strong>Gezondheidsraad</strong>, Den Haag;<br />
secretaris<br />
prof dr WF Passchier; <strong>Gezondheidsraad</strong>, Den Haag;<br />
secretaris
76<br />
Lopende zaken<br />
Advies gevraagd over nachtelijk lawaai<br />
MdW ‘Voldoende en ongestoorde slaap is van het grootste belang voor de<br />
gezondheid’, schreef de <strong>Gezondheidsraad</strong> in een advies in 1972.<br />
Sinds dat jaar heeft de raad meermalen adviezen uitgebracht over<br />
blootstelling aan nachtelijk lawaai. Geluid tijdens de slaap blijkt<br />
meetbare effecten te hebben, bijvoorbeeld veranderingen in hartslag<br />
en in slaappatroon. De ernst van nachtelijke geluidsblootstelling<br />
kan volgens een advies uit 1997 gemeten worden met de<br />
Laeq, een maat die over een nachtperiode van acht uur gebruikt<br />
moet worden.<br />
Op 3 februari 2003 vroeg de staatssecretaris van VROM<br />
de <strong>Gezondheidsraad</strong> opnieuw om advies. De staatssecretaris wijst<br />
op een aantal recente ontwikkelingen die de aanleiding zijn voor<br />
dit verzoek. De Europese regelgeving voor omgevingslawaai is<br />
veranderd. Er is een veldonderzoek naar slaapverstoring door<br />
vliegtuiggeluid rond Schiphol verschenen. En ook in het buitenland<br />
zijn nieuwe onderzoeksuitkomsten gepubliceerd.<br />
In de adviesaanvraag noemt de staatssecretaris als vragen die<br />
hij graag beantwoord ziet: Wat zijn de effecten van blootstelling<br />
aan geluid tijdens de slaap? Zijn er specifieke risicogroepen aan te<br />
wijzen? Moet er behalve voor de luchtvaart ook voor andere<br />
geluidsbronnen aan nachtbescherming worden gedacht? Zijn er<br />
nieuwe blootstellingsmaten nodig? En met welke andere ingrepen<br />
– bijvoorbeeld aan woningen – kunnen burgers beter beschermd<br />
worden tegen nachtelijk lawaai?<br />
De staatssecretaris hoopt het advies van de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />
voor het eind van dit jaar te ontvangen.<br />
Milieu<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
77<br />
Arbeidsomstandigheden
78<br />
Nieuw advies<br />
Vier stoffen en hun invloed op de<br />
voortplanting<br />
AvdB /<br />
MdW<br />
ß-chloropreen<br />
ß-chloropreen wordt toegepast bij de productie van<br />
polychloropreen. Onderzoeksgegevens laten zien dat ß-chloropreen<br />
de vruchtbaarheid van dieren en de ontwikkeling van het nageslacht<br />
niet schaadt. Er zijn eveveens onvoldoende gegevens over de<br />
gevolgen van blootstelling aan ß-chloropreen voor de vruchtbaarheid<br />
van mensen en de ontwikkeling van het nageslacht. De Commissie<br />
Reproductietoxische Stoffen adviseert daarom om ßchloropreen<br />
niet te classificeren als ‘schadelijk voor de vruchtbaarheid’,<br />
evenmin als hebbend ‘effect op het nageslacht’.<br />
Lood in metaalvorm<br />
Lood wordt onder meer gebruikt in batterijen. De commissie<br />
sluit bij de classificatie van lood in metaalvorm aan bij de classificatie<br />
van de anorganische loodverbindingen door de Europese<br />
Unie.<br />
Dat blootstelling aan lood in metaalvorm schadelijk is voor<br />
de vruchtbaarheid van de mens, is volgens de commissie onvoldoende<br />
bewezen. Wel ziet ze redenen voor bezorgdheid. Voor het<br />
criterium ‘schadelijk voor de vruchtbaarheid’ betekent dit classificatie<br />
in categorie 3 (‘stoffen die in verband met hun mogelijke<br />
voor de vruchtbaarheid van de mens schadelijke effecten reden<br />
geven tot bezorgdheid’).<br />
Wel is er voldoende bewijs dat blootstelling aan lood in<br />
metaalvorm bij de mens ontwikkelingsstoornissen kan veroorzaken.<br />
Daarom adviseert de commissie metallisch lood voor dit<br />
criterium te classificeren in categorie 1 (‘stoffen waarvan bekend<br />
is dat zij bij de mens ontwikkelingsstoornissen veroorzaken’).<br />
Arbeidsomstandigheden<br />
De Commissie<br />
Reproductietoxische Stoffen<br />
licht de bewindslieden van<br />
Sociale Zaken en Werkgelegenheid<br />
voor over de<br />
schadelijke gevolgen van<br />
blootstelling aan stoffen voor<br />
de vruchtbaarheid en het<br />
nageslacht. Op 18 februari<br />
2003 bracht de commissie vier<br />
nieuwe adviezen uit: over<br />
bètachloropreen, lood in<br />
metaalvorm, nikkel en<br />
nikkelverbindingen, en PER<br />
(tetrachloorethyleen).<br />
De publicaties ß-Chloroprene<br />
(2003/06OSH), Metallic lead<br />
(2003/03OSH), Nikkel and its<br />
compounds (2003/05OSH) en<br />
Tetrachloroethylene (PER)<br />
(2003/04OSH) zijn te<br />
downloaden van de website van<br />
de <strong>Gezondheidsraad</strong> of te<br />
bestellen bij het secretariaat.<br />
Zie rubriek ‘Verschenen’.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
De commissie wijst erop dat lood in metaalvorm ook schadelijk<br />
kan zijn via de borstvoeding.<br />
Nikkel en nikkelverbindingen<br />
Nikkelverbindingen worden onder meer gebruikt voor de<br />
productie van staal, in raffinaderijen en bij het elektrolytisch<br />
‘verzilveren’. Gezien de uiteenlopende fysische, chemische en<br />
biochemische eigenschappen, acht de commissie het raadzaam<br />
om onderscheid te maken tussen vier categorieën van nikkelverbindingen:<br />
metallisch nikkel; nikkelcarbonyl; oplosbare<br />
nikkelverbindingen; onoplosbare nikkelverbindingen.<br />
Voor metallisch nikkel zijn er onvoldoende gegevens over<br />
de gevolgen van blootstelling voor de vruchtbaarheid. Daarom<br />
kan de commissie metallisch nikkel niet classificeren als ‘schadelijk<br />
voor de vruchtbaarheid’. Hetzelfde geldt voor het criterium<br />
‘effect op het nageslacht’.<br />
Voor nikkelcarbonyl zijn er eveneens onvoldoende gegevens<br />
over de gevolgen van blootstelling voor de vruchtbaarheid.<br />
Daarom adviseert de commissie om ook nikkelcarbonyl niet te<br />
classificeren als ‘schadelijk voor de vruchtbaarheid’. De schadelijkheid<br />
van blootstelling aan nikkelcarbonyl voor de ontwikkeling<br />
van het nageslacht is niet voldoende bewezen, maar de<br />
commissie ziet wel redenen voor bezorgdheid. Ze adviseert<br />
classificatie in categorie 3 (‘stoffen die in verband met hun<br />
mogelijke voor de vruchtbaarheid van de mens schadelijke<br />
effecten reden geven tot bezorgdheid’).<br />
Voor blootstelling aan oplosbare nikkelzouten is de schadelijkheid<br />
voor de vruchtbaarheid niet voldoende bewezen,<br />
maar wel ziet de commissie redenen voor bezorgdheid. Voor het<br />
criterium ‘schadelijk voor de vruchtbaarheid’ betekent dit classificatie<br />
in categorie 3. Er zijn voldoende redenen voor een sterk<br />
vermoeden dat blootstelling aan oplosbare nikkelzouten bij de<br />
mens ontwikkelingsstoornissen veroorzaakt. Daarom adviseert<br />
de commissie de oplosbare nikkelzouten te classificeren in<br />
categorie 2 (‘stoffen die dienen te worden beschouwd alsof zij<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003 Arbeidsomstandigheden<br />
79
80<br />
bij de mens ontwikkelingsstoornissen veroorzaken’). De commissie<br />
is van mening dat deze verbindingen ook schadelijk kunnen zijn via<br />
de borstvoeding.<br />
Voor onoplosbare nikkelzouten ten slotte, zijn onvoldoende<br />
gegevens bekend over de gevolgen van blootstelling voor<br />
de vruchtbaarheid. De commissie kan daarom de onoplosbare<br />
nikkelzouten niet classificeren als ‘schadelijk voor de vruchtbaarheid’,<br />
en evenmin als hebbend ‘effect op het nageslacht’.<br />
Arbeidsomstandigheden<br />
PER (tetrachloorethyleen)<br />
PER wordt uitgebreid gebruikt als ‘wasmiddel’ in stomerijen.<br />
Uit onderzoek blijkt dat PER de vruchtbaarheid van dieren niet<br />
schaadt. Voor mensen zijn er onvoldoende gegevens over de<br />
gevolgen van blootstelling aan PER voor hun vruchtbaarheid.<br />
De commissie kan daarom PER niet classificeren als ‘schadelijk<br />
voor de vruchtbaarheid’.<br />
De schadelijkheid van blootstelling aan PER voor de ontwikkeling<br />
van het nageslacht is niet voldoende bewezen, maar wel ziet<br />
de commissie redenen voor bezorgdheid. Voor het criterium ‘effect<br />
op het nageslacht’ betekent dit classificatie in categorie 3 (‘stoffen<br />
die in verband met hun mogelijke voor de ontwikkeling schadelijke<br />
effecten reden geven tot bezorgdheid voor de mens’).<br />
Samenstelling commissie:<br />
dr BJ Blaauboer, Institute for Risk Assessment Sciences, Universiteit<br />
Utrecht, voorzitter<br />
dr HFP Joosten, NV Organon<br />
prof dr D Lindhout, Universitair Medisch Centrum Utrecht<br />
dr JHJ Copius Peereboom-Stegeman, Katholieke Universiteit<br />
Nijmegen<br />
dr AH Piersma, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu<br />
dr N Roeleveld, Katholieke Universiteit Nijmegen<br />
ir DH Waalkens-Berendsen, TNO Voeding<br />
dr PJJM Weterings, Weterings Consultancy BV<br />
ir AM Bongers, Ministerie van Sociale Zaken Werkgelegenheid,<br />
adviseur<br />
dr ASAM van der Burght, <strong>Gezondheidsraad</strong>, secretaris<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
Nieuw advies<br />
Zwavelzuurnevels zijn kankerverwekkend<br />
Zwavelzuur wordt gebruikt in verschillende industrieën en kent<br />
vele toepassingen. De Commissie WGD heeft onderzocht of nevels<br />
van zwavelzuur kanker kunnen veroorzaken. De commissie concludeert<br />
dat ze kankerverwekkend zijn (overeenkomend met EUcategorie<br />
1), volgens een niet-stochastisch genotoxisch mechanisme.<br />
Dit betekent dat hoewel deze nevels veranderingen in het<br />
DNA veroorzaken, er wel een drempel waren voor de<br />
kankerverwekkenheid kan worden afgeleid.<br />
De bevindingen van de commissie, geformuleerd in de door<br />
de Europese Unie vastgelegde bewoordingen, dienen als uitgangspunt<br />
voor de classificatie als kankerverwekkende stof, bedoeld in<br />
art. 4.11 van het Arbeidsomstandighedenbesluit.<br />
Samenstelling commissie:<br />
prof. dr G Mulder, Universiteit Leiden, voorzitter<br />
dr R Beems, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu<br />
dr L Bloemen, Dow Benelux BV<br />
dr P Boogaard, Shell International BV<br />
dr P Borm, Heinrich Heine Universität Düsseldorf (Duitsland)<br />
dr ir D Heederik, IRAS, Universiteit Utrecht<br />
drs A Mulder, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,<br />
adviseur<br />
dr P Pal, Nederlands Centrum voor Beroepsziekten<br />
prof. dr I Rietjens, Universiteit Wageningen<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
Jolanda Rijnkels<br />
Dr JM Rijnkels is secretaris bij<br />
de <strong>Gezondheidsraad</strong>.<br />
De Commissie WGD licht de<br />
bewindslieden van Sociale<br />
Zaken en Werkgelegenheid<br />
voor over de schadelijke<br />
gevolgen van beroepsmatige<br />
81<br />
blootstelling aan toxische<br />
stoffen. Op 15 <strong>april</strong> 2003<br />
bracht de commissie advies uit<br />
over zwavelzuurnevels.<br />
Zie rubriek ‘Verschenen’ voor<br />
het verkrijgen van Inorganic<br />
acid mists containing sulphuric<br />
acid (2003/07OSH).<br />
prof. dr ir T Smid, KLM Arbo Services BV, Vrije Universiteit<br />
dr G Swaen, Universiteit van Maastricht<br />
dr R Woutersen, TNO Voeding<br />
P Wulp, arts, Arbeidsinspectie<br />
mr J Brokamp, Sociaal-Economische Raad, adviseur<br />
dr H Roelfzema, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn<br />
en Sport, adviseur<br />
dr ASAM van der Burght, <strong>Gezondheidsraad</strong>, secretaris<br />
dr J Rijnkels, <strong>Gezondheidsraad</strong>, secretaris.
82<br />
Lopende zaken<br />
Openbare conceptrapporten herevaluatie oude<br />
MAC-waarden<br />
Op verzoek van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid<br />
beoordeelt de Commissie Herevaluatie Oude MACwaarden<br />
van de <strong>Gezondheidsraad</strong> ongeveer tweehonderd ‘oude’<br />
grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan chemische<br />
stoffen.<br />
Deze grenswaarden (MAC: staat voor Maximale Aanvaarde<br />
Concentratie) zijn in het verleden rechtstreeks overgenomen van<br />
buitenlandse instanties. In elk afzonderlijk geval tracht de commissie<br />
een gezondheidskundige advieswaarde vast te stellen aan de<br />
hand van de beschikbare toxicologische gegevens. Zij formuleert<br />
haar bevindingen in eerste instantie in openbare conceptrapporten<br />
die voor commentaar worden aangeboden aan de Subcommissie<br />
MAC-waarden van de Sociaal-Economische Raad en aan deskundigen<br />
van werknemers- en werkgeversorganisaties. Ook andere<br />
belangstellenden kunnen, binnen een termijn van zes weken,<br />
commentaar leveren. De definitieve rapporten van de commissie<br />
worden aangeboden aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en<br />
Werkgelegenheid, waarna deze wettelijke grenswaarden vaststelt.<br />
Op 24 <strong>april</strong> 2003 heeft de commissie conceptrapporten<br />
openbaar gemaakt over de gezondheidsrisico’s van beroepsmatige<br />
blootstelling aan:<br />
· chloordiphenyloxides<br />
· clopidol<br />
· fenothiazine<br />
· 2-fenylpropeen<br />
· hexachloorcyclopentadieen<br />
· isooctylalcohol<br />
· N-isopropylaniline<br />
· magnesiumcarbonaat<br />
· 3-methylbutaan-1-ol<br />
Arbeidsomstandigheden<br />
Carolien Bouwman<br />
Dr CA Bouwman is secretaris<br />
bij de gezondheidsraad.<br />
De openbare conceptrapporten<br />
zijn te verkrijgen bij het<br />
secretariaat van de<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong>. Zie de<br />
rubriek ‘Verschenen’.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
· perliet<br />
· leisteenstof<br />
· thiram<br />
· tin(IV) oxide, tin(II) oxide<br />
· m-xyleen-a,a’-diamine<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
83<br />
Arbeidsomstandigheden
84<br />
Verschenen<br />
De hieronder vermelde publicaties zijn te downloaden van de website (www.gr.nl) of te bestellen bij<br />
het secretariaat van de <strong>Gezondheidsraad</strong>, Postbus 16052, 2500 BB Den Haag, tel: 070 3406728,<br />
fax: 070 3407523, e-mail: order@gr.nl<br />
Gezondheidszorg<br />
2002<br />
Toepassing van de automatische uitwendige defibrillator<br />
in Nederland. 2002/02.<br />
Het nut van bevolkingsonderzoek naar borstkanker.<br />
2002/03.<br />
Dementie. 2002/04.<br />
Hepatitis B vaccinatie. 2002/06.<br />
Bloedproducten en Parvovirus B19: Signalement. 2002/<br />
07.<br />
Behandeling van drugverslaafde gedetineerden. 2002/08.<br />
Stamcellen voor weefselherstel; onderzoek naar therapie<br />
met somatische en embryonale stamcellen. 2002/09.<br />
Medicamenteuze interventies bij drugverslaving. 2002/<br />
10.<br />
Bioterrorisme: vervolgadvies. 2002/11.<br />
De toekomst van ons zelf. 2002/13.<br />
Anticonceptie voor mensen met een verstandelijke<br />
handicap. 2002/14.<br />
Rijgeschiktheid van mensen met diabetes mellitus. 2002/<br />
15.<br />
Bijwerkingen vaccinaties; Rijksvaccinatieprogramma 1997-<br />
2001. 2002/16.<br />
Wet bevolkingsonderzoek: screening van pasgeborenen op<br />
taaislijmziekte. 2002/01WBO.<br />
Wet bevolkingsonderzoek: HPV-test baarmoederhalskanker.<br />
2002/02WBO.<br />
2003<br />
Nieuwe wegen naar orgaandonatie. 2003/01<br />
Contouren van het basispakket. 2003/02.<br />
Kostenutiliteitsanalyse. A03/01.<br />
Publiekskennis genetica, signalement. 2003/05.<br />
Honderd jaar <strong>Gezondheidsraad</strong>: een dozijn bespiegelingen.<br />
A03/02.<br />
Juridische afbakening van het voorzorgsbeginsel:<br />
mogelijkheden en grenzen A03/03.<br />
Workshop Neonatale screening met behulp van<br />
massaspectrometrie. Verslag van een door de<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong> belegde workshop. A03/04.<br />
Health Council of the Netherlands; reports 2002:<br />
executive sumaries. A03/05.<br />
Signalering Ethiek en Gezondheid 2003 <strong>Gezondheidsraad</strong>.<br />
2003/08.<br />
Voeding<br />
2002<br />
Maïskiemolie met fytosterolen en vitamine E. 2002/<br />
01VNV.<br />
Raapzaadolie met fytosterolen en vitamine E. 2002/<br />
02VNV.<br />
Docosahexaeenzuurrijke olie/Docosahexaenoic acid rich<br />
oil. 2002/03VNV.<br />
Herbicide-tolerante maïs (NK603)/ Herbicide-tolerant<br />
maize (NK603). 2002/04VNV.<br />
Veiligheidsbeoordeling nieuwe voedingsmiddelen; Safety<br />
assessment of novel foods. 2002/05VNV.<br />
Jodiumrijke eieren. 2002/06VNV.<br />
Diacylglycerololie. 2002/07VNV.<br />
Enkele belangrijke ontwikkelingen in de voedselconsumptie.<br />
2002/12.<br />
2003<br />
Voedingsnormen: vitamine B 6, foliumzuur en B 12 .<br />
2003/04.<br />
Overgewicht en obesitas. 2003/07.<br />
Voedingsmiddelen en -supplementen met claims over<br />
gezondheidseffecten. 2003/09.<br />
Fytosterolen (3). 2003/01VNV.<br />
Milieu<br />
2002<br />
Mobiele telefoon; Een gezondheidskundige analyse.<br />
2002/01.<br />
Blootstelling aan combinaties van stoffen: een systematiek<br />
voor het beoordelen van gezondheidsrisico’s. 2002/05.<br />
Advieswaarden voor polychloorbifenylen in bodem en<br />
sediment ter bescherming van ecosystemen; Beoordeling<br />
van een afleidingsmethode van het RIVM. 2002/17.<br />
2003<br />
Gezondheidseffecten van blootstelling aan radiofrequente<br />
elektromagnetische velden; aanbevelingen voor onderzoek.<br />
2003/03.<br />
Benchmark-dosismethode: afleiding gezondheidskundige<br />
advieswaarden in nieuw perspectief. 2003/06.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003
Arbeidsomstandigheden<br />
2002<br />
Azobisisobutyronitrile; Health-based recommended<br />
occupational exposure limit. 2002/01OSH.<br />
Herevaluatie van oude mac-waarden: p-tertbutyltoluene,<br />
cellulose, 2-chloro-6-<br />
(trichloromethyl)pyridine (nitrapyrin), ethyl formate, 4ethylmorpholine,<br />
indene, pentacarbonyliron,<br />
perchloromethyl mercaptan, starch, sulphur tetrafluoride,<br />
o-, m-, p-terphenyl (mixture), tetramethylsuccinonitrile,<br />
tricarbonyl(eta-cyclopentadienyl) manganese. 2000/<br />
15OSH/030-1 t/m 2000/15OSH/042-1.<br />
Acrylamide; Evaluation of the carcinogenicity and<br />
genotoxicity. 2002/02OSH.<br />
p-Chloronitrobenzene; Evaluation of the carcinogenicity<br />
and genotoxicity. 2002/03OSH.<br />
Dichloroacetylene; Evaluation of the carcinogenicity and<br />
genotoxicity. 2002/04OSH.<br />
N,N-Dimethylaniline; Evaluation of the carcinogenicity<br />
and genotoxicity. 2002/05OSH.<br />
Phenyl glycidyl ether; Evaluation of the carcinogenicity<br />
and genotoxicity. 2002/06OSH.<br />
N-Methylhydrazine; Evaluation of the carcinogenicity and<br />
genotoxicity. 2002/07OSH.<br />
Rhodium and compounds. 2002/08OSH.<br />
Tetranitromethane; Evaluation of the carcinogenicity and<br />
genotoxicity. 2002/09OSH.<br />
Xylidine (isomers); Evalaution of the carcinogenicity and<br />
genotoxicity. 2002/10OSH.<br />
Hydrogen peroxide; Evaluation of the carcinogenicity<br />
and genotoxicity. 2002/11OSH.<br />
Enflurane. Evaluation of the effects on reproduction,<br />
recommendation for classification. 2002/12OSH.<br />
Isoflurane. Evaluation of the effects on reproduction,<br />
recommendation for classification. 2002/13OSH.<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
85<br />
Halothane. Health-based recommended occupational<br />
exposure limit. 2002/14OSH.<br />
Hydrogen cyanide, sodium cyanide, and potassium<br />
cyanide. Health-based recommended occupational<br />
exposure limit. 2002/15OSH.<br />
Herevaluatie van oude mac-waarden: aluminium alkyl<br />
compounds, 2-sec-butylphenol, calcium suphate, 1,3dichloro-5,5-dimethylhydantoin,<br />
dicyclopentadienyl iron<br />
(ferrocene), sec-hexyl acetate, 2-methylcyclohexanone,<br />
methyl ethyl ketone peroxide, osmium tetraoxide, picric<br />
acid, 2-pyridylamine, silicon, tellurium and tellurium<br />
compounds, tellurium hexfluoride, thallium and watersoluble<br />
thallium compounds, tungsten and tugsten<br />
compounds, zirconium and zirconium compounds. 2000/<br />
15OSH/043-1 t/m 2000/15OSH/059-1.<br />
Herevaluatie van oude mac-waarden: n-Butylamine,<br />
Calcium carbonate, Dibismuth tritelluride (undoped and<br />
Se-doped), Oxalonitrile, Paraffin wax (fume), 2,4,5-T,<br />
Valeraldehyde. 2000/15OSH/060-1 t/m 2000/<br />
15OSH/066-1.<br />
Acrylamide. Evaluation of the effects on reproduction,<br />
recommendation for classification. 2002/16OSH.<br />
2003<br />
Tetrachloorethyleen (PER); Health-based recommended<br />
occupational exposure limit. 2003/01OSH.<br />
Formaldehyde; Health-based recommended occupational<br />
exposure limit. 2003/02OSH.<br />
Metallic lead. 2003/03OSH.<br />
Tetrachloroethylene (PER). 2003/04OSH.<br />
Nickel and its compounds. 2003/05OSH.<br />
β-Chloroprene. 2003/06OSH.<br />
Strong inorganic acid mists containing sulphuric acid;<br />
Evaluation of the carcinogenicity and genotoxicity. 2003/<br />
07OSH.
86<br />
GRAADMETER # 2/3<br />
JAARGANG 19<br />
MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />
Redactie<br />
M van Leeuwen (hoofdredacteur),<br />
W Bosman, ASAM van der Burght,<br />
WA van Veen, M de Waal (eindredacteur)<br />
Secretariaat/opmaak<br />
M Javanmardi, J van Kan<br />
Basisvormgeving<br />
Noortje Hoppe, Rotterdam<br />
Overname van artikelen is, met duidelijke<br />
bronvermelding, toegestaan.<br />
Adres redactie en<br />
abonnementen<br />
<strong>Gezondheidsraad</strong><br />
Postbus 16052, 2500 BB Den Haag<br />
Telefoon - 070 340 75 20<br />
Fax - 070 340 75 23<br />
E-mail - graadmeter@gr.nl<br />
Internet - www.gr.nl<br />
www.gezondheidsraad.nl<br />
www.healthcouncil.nl<br />
ISSN 0169-5211<br />
GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003