29.08.2013 Views

Graadmeter maart/april-mei/juni 2/3 - Gezondheidsraad

Graadmeter maart/april-mei/juni 2/3 - Gezondheidsraad

Graadmeter maart/april-mei/juni 2/3 - Gezondheidsraad

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Tweemaandelijks periodiek van de <strong>Gezondheidsraad</strong>, Den Haag<br />

G r AADMETER#2/3<br />

Het jaar van de<br />

eeuw 3 / Het wachten waard 4 / Wetenschappelijk én maatschappelijk<br />

inzicht 7 / De Gezond-heidsraad: paradox van<br />

wetenschappelijk gezag 10 / De toekomst van ons zelf: over<br />

toekomstige mogelijkheden tot hersenbeïnvloeding 16 /<br />

BinnensteBuiten 20 / Negentien diepte-interviews 24 / De<br />

toekomst van ons geluk 28 / De nuchtere pragmatiek van de<br />

witjas 32 / De ervaren toekomst 39 / Ereleden benoemd 43 /<br />

Centum Ethiek en Gezondheid geopend 45 / Kinderen in<br />

de toxicologie49 / Gezondheidszorg 53 : Nieuwe mogelijkheden<br />

bij orgaandonatie kunnen wachtlijsten bekorten 54 ;<br />

Burgers moeten meer weten over genetica 56 ; Advies gevraagd<br />

over het chronische vermoeidheidssyndroom 58 /<br />

Voeding 60 : Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit 61 ;<br />

Nieuwe voedingsnormen voor vitamine B , B en<br />

6 12<br />

foliumzuur 65 ; Fytosterolen 67 ; Overgewicht 69 ; Gezondheidsclaims<br />

bij voeding onnodig verwarredn 71 / Milieu 73 :<br />

Afleiding gezondheidskundige advieswaarden in nieuw perspectief<br />

74 ; Advies gevraagd over nachtelijk lawaai 76 / Arbeidsomstandigheden<br />

77 : Vier stoffen en hun invloed op de<br />

voortplanting 78 ; Zwavelzuurnevels zijn kankerverwekkend<br />

81 ; Openbare conceptrapporten herevaluatie oude MAC-<br />

waarden 82 .<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


2<br />

<strong>Graadmeter</strong> is een uitgave van het secretariaat van de <strong>Gezondheidsraad</strong>.<br />

De <strong>Gezondheidsraad</strong> is ingesteld in 1902. De raad heeft als taak de regering en het parlement ‘voor te<br />

lichten over de stand van wetenschap ten aanzien van vraagstukken op het gebied van de volksgezondheid’<br />

(art. 21 Gezondheidswet).<br />

De <strong>Gezondheidsraad</strong> ontvangt de meeste adviesaanvragen van de bewindslieden van Volksgezondheid,<br />

Welzijn en Sport; Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; Sociale Zaken en<br />

Werkgelegenheid; Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De raad kan ook op eigen initiatief adviezen<br />

uitbrengen, wanneer hij ontwikkelingen of trends signaleert die van belang kunnen zijn of worden voor het<br />

overheidsbeleid.<br />

De adviezen van de <strong>Gezondheidsraad</strong> worden in bijna alle gevallen opgesteld door een<br />

multidisciplinair samengestelde commissie van – op persoonlijke titel benoemde – Nederlandse en soms<br />

buitenlandse deskundigen. De adviezen zijn openbaar.<br />

Alle foto’s in deze aflevering<br />

van <strong>Graadmeter</strong> werden<br />

gemaakt tijdens het symposium<br />

De ervaren toekomst op 8 <strong>april</strong><br />

2003.<br />

De fotograaf is Marie Cécile<br />

Thijs.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


Voorwoord<br />

Het jaar van de eeuw<br />

Het afgelopen raadsseizoen stond in het teken van Honderd jaar<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong>. Inmiddels mag de raad met voldoening terugkijken<br />

op een in alle geslaagd eeuwfeest. Hoogtepunt van de viering<br />

was het symposium De ervaren toekomst in de Ridderzaal op 8 <strong>april</strong><br />

jl., in aanwezigheid van Hare Majesteit de Koningin. De voorliggende<br />

aflevering van <strong>Graadmeter</strong> belicht deze gebeurtenis in<br />

woord en beeld, vanuit verschillende invalshoeken. Zo kunt u de<br />

toespraak van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en<br />

Sport nog eens rustig nalezen, alsmede de voordrachten gewijd aan<br />

of geïnspireerd door het onderzoek Paradox van wetenschappelijke<br />

gezag, het advies De toekomst van ons zelf, en het kunstwerk<br />

BinnensteBuiten. Ook wordt aandacht besteed aan de benoeming<br />

van twee ereleden van de raad, prof. dr Joop Huisman en prof. dr<br />

Henk Visser.<br />

Als men de betekenis van een eeuw <strong>Gezondheidsraad</strong>, zoals die<br />

ook in de diverse bijdragen is belicht, al kort zou kunnen samenvatten,<br />

kan men zeggen: de raad heeft een brugfunctie vervuld tussen<br />

de wetenschappelijke vooruitgang en het beleid ter bevordering<br />

van de volksgezondheid. Het belang van deze brugfunctie zal in de<br />

toekomst, bij een steeds snellere ontwikkeling van wetenschappelijke<br />

kennis en een in toenemende mate van die kennis afhankelijke<br />

samenleving, waarschijnlijk nog groter worden.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

André Knottnerus<br />

3<br />

Prof. dr JA Knottnerus is<br />

voorzitter van de <strong>Gezondheidsraad</strong>.


4<br />

Verslag<br />

Het wachten waard<br />

De gezondheidszorg en wachtlijsten: ze lijken onlosmakelijk<br />

verbonden. Zelfs voor het eeuwfeest van de <strong>Gezondheidsraad</strong>,<br />

dat op dinsdag 8 <strong>april</strong> gevierd werd, bestond een wachtlijst. Alle<br />

vijfhonderd stoelen in de Ridderzaal in Den Haag waren dan<br />

ook bezet voor het symposium De ervaren toekomst. Een half<br />

jaar geleden werd de oorspronkelijke bijeenkomst afgelast vanwege<br />

het overlijden van prins Claus. Nu kon een keur aan sprekers<br />

alsnog terugblikken op een weer wat langer geworden<br />

verleden, en vooruitkijken naar een licht ingekorte toekomst.<br />

Dit alles onder het toeziend oog van onze vorstin, hoogwaardigheidsbekleders,<br />

leden van de <strong>Gezondheidsraad</strong> en andere<br />

genodigden. En onder de ogen van uw correspondent. Die<br />

zagen het volgende.<br />

Het lekkers bij de koffie en thee vooraf beloofde al heel wat.<br />

Onorthodoxe design-gebakjes, waarvan pas bij bijten bekend<br />

werd wat zij bevatten. Zo fel als de kleuren van de zoetigheid<br />

waren, zo beschaafd gekleed waren de aanwezigen. Mannen, in<br />

meerderheid, met donkere pakken. Hier en daar een oplichtende<br />

gele of rode das. Een enkel gedurfd beige pak, misschien geïnspireerd<br />

door de zon buiten, die wel zorgde voor een blauwe<br />

lucht, maar nog niet voor warmte. De dames sloten zich grotendeels<br />

aan bij de heren: ook bij hen veel ernstige kleuren. Slechts<br />

hier en daar een fuchsiakleurig pakje, of een steenrood jasje. Eén<br />

leren jack. Bij veel aanwezigen als onzichtbare maar toch duidelijk<br />

aanwezige accessoire: de stethoscoop.<br />

Want hier was de medische stand verzameld. De crème de<br />

la crème van ons land. Bij de vraag ‘Is er een dokter in de zaal?’<br />

zou men massaal zijn opgestaan, en had men zich op de patiënt<br />

gestort als rugbyers op een bal. Maar iedereen bleef voor de<br />

duur van deze middag gezond, en dus zitten. Er werd beleefd<br />

gekeken naar de capriolen van Tiramisu: kleurige acrobaten die<br />

zich knap in bochten wrongen. ‘Waar is dit voor?’ vroeg iemand<br />

Pauline Slot<br />

Dr P Slot is redacteur bij de<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong>.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


achter mij. ‘Om je aan te zetten tot meer bewegen,’ antwoordde<br />

zijn buurman. De acrobaten op stelten zochten soms steun met<br />

hun hand op een kalend, genodigd hoofd. Mooie momenten.<br />

Niemand hoefde om stilte te verzoeken toen koningin<br />

Beatrix binnenkwam. Iedereen stond, en keek. De glimlach van<br />

de herkenning op alle gezichten in de rijen. Een groep royaltyfotografen<br />

werd even binnengelaten: fleecetruien, rugzakken, en<br />

nonchalant staan op een vensterbank. Dan weer snel weg.<br />

En toen het programma. Dagvoorzitter Arend Jan Heerma van<br />

Voss, in donker pak, noemde medici een lastig volkje, dat ongeschikt<br />

is voor collegiaal werk. Dat herkende men in de zaal. En<br />

er werd wel meer gelachen. De hoogste score werd behaald<br />

door Inez de Beaufort, in donkerbruin, die elke paar regels<br />

lachers op haar hand had. Hoogtepunt in haar lezing, een aaneenschakeling<br />

van zogenaamde citaten van fictieve personen, de<br />

verontwaardigde uitspraak van een medicus: ‘Ik ben nog nooit<br />

in een commissie gevraagd, nooit!’. Vrijwel geen van de aanwezigen<br />

kon hem dat nazeggen, en dat maakte vrolijk. Leedvermaak<br />

bij heelmeesters?<br />

Staatssecretaris Clémence Ross-van Dorp, in zwart velours,<br />

sprak over het verleden van de <strong>Gezondheidsraad</strong>, en had wat<br />

wensen voor de toekomst. Verleden en toekomst ontmoetten<br />

elkaar daarna bij de enorme schoorsteenmantel, waar, bij wijze<br />

van haardscherm, een groot wit vlak ondersteunende beelden<br />

kon vertonen. Wiebe Bijker, in licht pak, schetste een interessant<br />

beeld van de studie Paradox van wetenschappelijk gezag, met<br />

powerpoint-slides die qua kleurigheid niet onderdeden voor de<br />

vlaggen waarmee de Ridderzaal volhangt.<br />

Witte Hoogendijk, in donker pak, tot 7 <strong>april</strong> de enige<br />

spreker die geen hoogleraar was, bleek nog net op tijd een<br />

leerstoel toegewezen te hebben gekregen. Toeval, benadrukte<br />

Heerma van Voss. Hoogendijk gaf een overzicht van wat wij in<br />

de toekomst mogen verwachten van hersenonderzoek, en gaf<br />

daarmeer de highlights uit het speciale <strong>Gezondheidsraad</strong>advies De<br />

toekomst van ons zelf. Mooiste dia: een hersencel op een chip, in<br />

toom gehouden door pionnen. Als ze dat kunnen fotograferen,<br />

kunnen ze straks alles, zou je toch zeggen.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

5


6<br />

Maar de verbeelding is nog mooier dan de werkelijkheid.<br />

Kitty Zijlmans, in rood pak, introduceerde het kunstwerk dat<br />

Mieke de Waal maakte in opdracht van de honderdjarige<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong>: een prachtige kimono die ons binnenste aan<br />

de buitenkant plaatst.<br />

Na De Beaufort, kwamen vervolgens ook nog de geroutineerde<br />

en bekwame sprekers Paul Schnabel, in donker pak, en<br />

Ronald Plasterk, in donker pak. Schnabel, met toepasselijke rode<br />

das, raakte het hart: door zijn verhaal waren wij opeens weer<br />

mensen, die verliefd kunnen worden en ongelukkig kunnen zijn, en<br />

die intens geluk duurzaam willen maken en duurzaam geluk<br />

intens. Plasterk, met een gele das, vertelde hoe serieuze onderzoekers<br />

het veel te druk hebben met ‘eenvoudige’ uitdagingen<br />

als kanker genezen om zich te buigen over algehele levensverlenging.<br />

Hij sprak niettemin de hoop uit dat wij, of onze<br />

hersenen, elkaar hier over honderd jaar weer zouden treffen.<br />

André Knottnerus, voorzitter van de <strong>Gezondheidsraad</strong>, en<br />

in donker pak, hield het erop dat het onze ‘functionele nazaten’<br />

zouden zijn die over honderd jaar bijeen zouden komen. De<br />

steek die hij tijdens zijn historische overzicht opzette, afkomstig<br />

van een verre functionele voorganger, kan ook dan, op een<br />

andere hersenpan, weer goede diensten bewijzen.<br />

De hapjes op de receptie na afloop waren net zo innovatief als<br />

de gebakjes vooraf. De gesprekjes, hoewel niet allemaal afgeluisterd,<br />

waren ongetwijfeld minder verrassend. Mensen spraken<br />

met mensen, en lieten elkaar dan staan voor weer andere mensen.<br />

In het rustigste deel van de bovenzaal sprak burgemeester<br />

Deetman met onderwijsminister Van der Hoeven. Ook minister<br />

de Geus onderhield zich in de vip-hoek, die weliswaar niet<br />

afgescheiden was, maar duidelijk gemeden werd door beschroomde<br />

niet-vips. Koningin Beatrix sprak geanimeerd met de<br />

sprekers van het symposium. Het was gezellig. Het was een<br />

mooie middag. Het was het wachten waard.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


Voordracht Clémence Ross-van Dorp<br />

Wetenschappelijk én maatschappelijk inzicht<br />

Majesteit, geachte aanwezigen,<br />

Honderd jaar advisering over de stand der wetenschap op het<br />

gebied van de volksgezondheid verdient een feestelijk jubileum.<br />

Een jubileum op een bijzondere plaats en in bijzonder gezelschap.<br />

Ik vind het een eer om als eerste de jubilerende<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong> te mogen feliciteren. Mijn gelukwensen gaan<br />

uit naar de voorzitter en vice-voorzitters, naar de medewerkers<br />

van de staf en naar de leden van de raad die bij hoge uitzondering<br />

bijna allemaal bijeen zijn.<br />

Bij het negentigjarig bestaan presenteerde de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

een omvangrijke studie van René Rigter over de geschiedenis<br />

van de raad. Eén van de conclusies luidde dat de raad ‘ongetwijfeld<br />

heeft bijgedragen aan de stijging van het peil van de volksgezondheid<br />

en aan de zorg voor het milieu’. Ik ben ervan overtuigd dat<br />

die stelling onverkort geldt.<br />

Ik heb met belangstelling de onderwerpen gezien die de<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong> nú heeft uitgekozen om studies naar te laten<br />

verrichten. De resultaten, twee mooie boeken waarvan u kennis<br />

hebt kunnen nemen, zijn verschenen onder de titels: De toekomst<br />

van ons zelf en Paradox van wetenschappelijk gezag. De titels<br />

vormen samen ook een paradox: de eerste studie gaat níet over<br />

de toekomst van de raad zelf. En de tweede niet over wetenschappelijk<br />

gezag in het algemeen, maar over het wetenschappelijk<br />

gezag van de <strong>Gezondheidsraad</strong> zelf.<br />

Paradox van wetenschappelijk gezag is een intrigerende titel voor<br />

een intrigerende activiteit: de <strong>Gezondheidsraad</strong> heeft onderzoek<br />

laten doen naar het eigen functioneren met als vraagstelling wat<br />

de maatschappelijke invloed van de raad is.<br />

Kennelijk was het antwoord op die vraag voor de<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong> niet vanzelfsprekend. Dat was het ook voor de<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

Drs C Ross-van Dorp is<br />

staatssecretaris van Volksgezondheid,<br />

Welzijn en Sport.<br />

7


8<br />

onderzoekers niet. Zij vroegen zich bij het begin van hun onderzoek<br />

af hoe een instituut als de <strong>Gezondheidsraad</strong>, met de missie<br />

‘voor te lichten over de stand van de wetenschap’, en steunend op<br />

een reputatie van professoren en artsen, aan het begin van de 21e<br />

eeuw nog steeds zo veel gezag kan hebben. Honderd jaar geleden<br />

had de arts van nature gezag, hij stond in aanzien en hij hoefde<br />

nauwelijks verantwoording af te leggen. In deze tijd worden professoren<br />

en artsen, wetenschappelijke kennis en wetenschappelijke<br />

onderzoekers niet meer vanzelfsprekend als gerespecteerde autoriteiten<br />

beschouwd. Toch leven wij meer dan ooit in een door wetenschap<br />

en technologie bepaalde cultuur. Dit is de paradox die de<br />

onderzoekers zo intrigeerde. Vooral ook omdat op alle terreinen<br />

waarover de <strong>Gezondheidsraad</strong> adviseert - volksgezondheid, voeding,<br />

arbeidsomstandigheden en milieuhygiëne - de voortschrijding<br />

van de technologie ingrijpende gevolgen heeft en heeft gehad.<br />

Eén van de conclusies van het onderzoek is dat de afgelopen<br />

twintig jaar het wetenschappelijk en technisch onderzoek een<br />

ontwikkeling hebben doorgemaakt. In de jaren zeventig lag het<br />

accent nog op afzonderlijke wetenschappelijke experimenten en<br />

technische innovaties. De laatste jaren is er steeds meer aandacht<br />

voor maatschappelijke, culturele en politieke vragen die uit<br />

beoefening van wetenschap en techniek voortvloeien. Bij de<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong> heeft een vergelijkbare verschuiving in<br />

aandacht plaats. Of dat in voldoende mate gebeurt, blijkt nog<br />

wel een punt van discussie.<br />

‘De kracht van de <strong>Gezondheidsraad</strong> is zijn onafhankelijkheid’,<br />

stelde Rigter tien jaar geleden. Maar hij stelde ook dat dat niet<br />

betekent dat de raad het zich kan veroorloven zich te veel te<br />

verwijderen van de andere spelers op zijn adviesterrein. Ik ben<br />

het met de onderzoekers eens dat een grote rol van belangenvertegenwoordigers<br />

in het adviestraject de onafhankelijkheid in<br />

gevaar kan brengen. Naar hun idee kunnen andere vormen van<br />

maatschappelijke verkenning zeer wel door de raad worden<br />

uitgevoerd. Zij noemen hoorzittingen als een vorm van kwalitatief<br />

onderzoek en het betrekken van meer soorten deskundigheid<br />

bij de opstelling van adviezen. De raad moet niet werken in<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


een vacuüm, maar zich op de hoogte stellen van wat er in de<br />

samenleving leeft.<br />

Daarmee komt voor de discussie ook de vraag in beeld naar<br />

een mogelijke rol voor de sociale wetenschappen. Ik wil een voortgang<br />

van de discussie van harte aanbevelen. Dat de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

deze aanbeveling op zal pakken, lijdt weinig twijfel. Conclusie<br />

van het onderzoek is immers dat de <strong>Gezondheidsraad</strong> nu functioneert<br />

zoals de raad zelf de arts van nu schetst: ‘Vakmanschap alleen<br />

is niet meer genoeg. Reflectie op het eigen handelen en een enerzijds<br />

flexibele, anderzijds kritische houding ten aanzien van nieuwe<br />

ontwikkelingen vereisen wetenschappelijk en maatschappelijk<br />

inzicht.’ Dat de raad zelf ook deze instelling heeft, blijkt uit zijn<br />

keuze voor een onderzoek naar zijn maatschappelijke invloed. Ik<br />

moedig de <strong>Gezondheidsraad</strong> van harte aan om de volgende honderd<br />

jaar met deze open, flexibele en kritische houding te adviseren<br />

over de stand van de wetenschap in brede zin en zo te laten zien<br />

dat de paradox van wetenschappelijk gezag een stimulerende<br />

uitdaging vormt.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

9


10<br />

Voordracht Wiebe Bijker<br />

De <strong>Gezondheidsraad</strong>: paradox van<br />

wetenschappelijk gezag<br />

Majesteit, excellenties, geachte aanwezigen,<br />

Is dit verjaarsfeest niet een historische vergissing? Hoe kunnen we<br />

vieren dat een instituut dat honderd jaar geleden werd opgericht,<br />

nu nog steeds een belangrijke maatschappelijke rol speelt, terwijl in<br />

de afgelopen eeuw de maatschappij meer veranderd is dan gedurende<br />

het hele millennium daarvoor? Is de <strong>Gezondheidsraad</strong> niet<br />

een dinosaurus die eigenlijk al (uit)gestorven had moeten zijn?<br />

Paradox<br />

Een eeuw geleden was gezag nog heel gewoon en had wetenschap<br />

nog autoriteit. De <strong>Gezondheidsraad</strong> kon worden gehuisvest in een<br />

ivoren toren waarin wetenschappers in splendid isolation hun<br />

adviezen afscheidden zonder zich te hoeven bekommeren om hun<br />

maatschappelijke rol. Maar de wereld is veranderd. Gezag en<br />

autoriteit hebben niet meer die vanzelfsprekendheid die ze vroeger<br />

leken te hebben. Of misschien moeten we zeggen: het zijn niet<br />

meer dezelfde maatschappelijke actoren die gezag en autoriteit<br />

hebben. De lage status van mensen in onderwijs en zorg, het<br />

toenemende geweld van patiënten jegens huisartsen, en de teruglopende<br />

begrotingen voor universitair onderzoek: het zijn allemaal<br />

aanwijzingen dat wetenschap, onderwijs en zorg minder hoog in<br />

aanzien staan dan een eeuw geleden.<br />

Maar dit is slechts de helft van het verhaal. We kunnen ook<br />

constateren dat wetenschap en technologie niet meer zijn weg te<br />

denken uit onze samenleving. Of het nu gaat om de gezondheidszorg,<br />

of om het beheer van ons milieu, of het nu gaat om<br />

processen van sociale in- en exclusie in ons eigen land of over<br />

ontwikkelingssamenwerking met de derde wereld (of inderdaad<br />

Prof. dr ir WE Bijker is<br />

hoogleraar techniek en<br />

samenleving aan de Universi-<br />

teit Maastricht.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


over het beslechten van [internationale] conflicten): we kunnen<br />

niet meer hopen deze vraagstukken te begrijpen of op te lossen<br />

zonder de rol van wetenschap en technologie erbij in acht te<br />

nemen.<br />

Hoe overleeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> deze paradox, waarin<br />

enerzijds wetenschap en technologie van centraal belang zijn in<br />

onze maatschappij, en anderzijds de status van artsen, onderzoekers,<br />

ingenieurs en onderwijzers zo aan erosie onderhevig is?<br />

Hoe kan een instituut dat stoelt op de tanende reputatie van<br />

professoren en artsen, aan het begin van de 21 e eeuw toch nog<br />

met gezag spreken? Wat is de oplossing van deze paradox van<br />

wetenschappelijk gezag?<br />

Invloed<br />

Dat is de vraag die Roland Bal, Ruud Hendriks en ik hebben<br />

proberen te beantwoorden. Wat is de maatschappelijke invloed<br />

van de <strong>Gezondheidsraad</strong>? Of preciezer: hoe slaagt de raad erin<br />

maatschappelijke invloed uit te oefenen vanuit zijn missie ‘voor<br />

te lichten over de stand der wetenschap’?<br />

De vraag óf de <strong>Gezondheidsraad</strong> maatschappelijk invloed<br />

heeft wordt met een ondubbelzinnig ‘ja’ beantwoord: iedereen<br />

die we erover spraken kon zonder aarzeling momenten en<br />

gebeurtenissen noemen waaruit dit blijkt.<br />

Maar dit is ook een onmogelijke vraag. Onmogelijk,<br />

omdat bij doorvragen en preciezer kijken blijkt dat het begrip<br />

‘invloed’ zoveel verschillende betekenissen kan hebben. Was het<br />

dyslexieadvies invloedrijk omdat het een bestseller was en vele<br />

leerkrachten, ouders en logopedisten het onder hun hoofdkussen<br />

hebben liggen? Of had het dyslexieadvies helemaal geen<br />

invloed: het is immers jarenlang tussen de ministeries van OC&W<br />

en VWS heen en weer geschoven, zonder dat het tot concreet<br />

beleid leidde?<br />

De vraag ‘hoe groot is de invloed van de raad?’ is dus deels<br />

triviaal eenvoudig en deels onmogelijk te beantwoorden. Daarom<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

11


12<br />

hebben wij via een andere vraag inzicht proberen te krijgen in de<br />

paradox van wetenschappelijk gezag: de vraag ‘op welke manier<br />

oefent de <strong>Gezondheidsraad</strong> invloed uit?’<br />

Coördinatiemechanismen<br />

De maatschappelijke invloed van de <strong>Gezondheidsraad</strong> wordt<br />

gecreëerd, bijna van minuut tot minuut, in het dagelijkse werk<br />

van leden, staf en leiding - in wisselwerking met ministers,<br />

beroepsgroepen, internationale organisaties en de wetenschappelijke<br />

gemeenschap. Het antwoord op de vraag naar de maatschappelijke<br />

invloed van de <strong>Gezondheidsraad</strong> bestaat daarom<br />

niet uit één formule, maar zit als het ware verstopt in zijn dagelijkse<br />

praktijk.<br />

Wij hebben deze praktijk, wat er achter de coulissen –<br />

backstage – van de <strong>Gezondheidsraad</strong> gebeurt, gedetailleerd beschreven<br />

en geanalyseerd omdat alleen op die manier inzicht kan<br />

worden gekregen in de invloed die de <strong>Gezondheidsraad</strong> in zijn<br />

publieke rol – frontstage – heeft.<br />

In onze analyse van het functioneren van de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

zijn frontstage en backstage onlosmakelijk aan elkaar gekoppeld.<br />

Ons boek is daarom niet bedoeld als een onthullend kijkje<br />

achter de schermen, noch willen we het frontstage optreden van<br />

de raad presenteren als schone schijn of window-dressing. Integendeel:<br />

uiteindelijk gaat het juist om het publieke functioneren<br />

van de raad; om wat er vóór het doek gebeurt. Maar dat publieke<br />

optreden kunnen we, is de stelling van ons onderzoek,<br />

alleen begrijpen door ook áchter de coulissen te gaan kijken.<br />

(Overigens: elk instituut met een zekere maatschappelijke stabiliteit<br />

kan op deze manier als een combinatie van frontstage en<br />

backstage worden geanalyseerd. Zo zal een restaurant zijn klanten<br />

uit de keuken weren, terwijl niemand twijfelt aan het belang<br />

van wat er achter de klapdeuren gebeurt.) Bij de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

gebeurt dit met de coördinatiemechanismen die wij in ons<br />

boek identificeren.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


Met ‘coördinatiemechanisme’ bedoelen we een mechanisme<br />

waarmee de <strong>Gezondheidsraad</strong> twee do<strong>mei</strong>nen van elkaar scheidt,<br />

en tegelijk de relatie tussen die twee do<strong>mei</strong>nen regelt en coördineert.<br />

Zo wordt een duidelijke scheidslijn tussen wetenschap en<br />

beleid getrokken, maar mogen ambtenaren wel als adviseur een<br />

commissie bijwonen. Zo trekt de raad een grens tussen belangenbehartiging<br />

en wetenschappelijke kennis, maar organiseert zij wel<br />

hoorzittingen waarop patiëntenverenigingen of industriële<br />

belangenorganisaties hun inbreng kunnen geven.<br />

Voorbeeld: normativiteit, ethiek<br />

Nog een voorbeeld van coördinatie. Hoe gaat de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

om met het klassieke onderscheid tussen feiten en waarden?<br />

Frontstage is dit onderscheid niet alleen een van de pijlers van<br />

alle wetenschappelijk onderzoek, maar zeker ook van een instituut<br />

als de <strong>Gezondheidsraad</strong> dat wetenschappelijke advisering<br />

verzorgt. De raad geeft de feiten, de politiek brengt de waarden<br />

en normen in, maakt politieke afwegingen, en hakt een knoop<br />

door. Backstage zien we hoe de raad deze do<strong>mei</strong>nen coördineert.<br />

Ten eerste is er de erkenning dat ook in de natuurwetenschappen<br />

dit onderscheid niet zo simpel is als vaak wordt aangenomen:<br />

alle wetenschappelijke waarnemingen en uitspraken zijn<br />

waardegeladen. Daarom besteedt de <strong>Gezondheidsraad</strong> zoveel<br />

aandacht aan een evenwichtige samenstelling van zijn commissies<br />

- en dan heb ik het over disciplinaire achtergrond en wetenschappelijk<br />

perspectief, niet over politieke opvatting of religieuze<br />

identiteit. Ten tweede heeft de raad sinds enige jaren erkend dat<br />

ook wetenschappelijk onderzoek naar de sociaal-culturele<br />

inbedding van wetenschap en techniek in de samenleving, en<br />

naar de normatieve keuzen rondom medische verrichtingen<br />

relevant is. De raad vraagt daarom ook regelmatig ethici, sociologen<br />

en juristen als wetenschappelijke deskundigen in zijn<br />

commissies. De in 1977 geïnstalleerde Beraadsgroep<br />

Gezondheidsethiek en Gezondheidsrecht is daarvan een treffend<br />

voorbeeld.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

13


14<br />

Geen dinosaurus: honderd jaar jong, ‘traditie van<br />

traditieloosheid’<br />

De manier waarop de <strong>Gezondheidsraad</strong> het spectrum van wetenschappelijke<br />

deskundigheid heeft uitgebreid van de medische<br />

en de natuurwetenschappen tot ook de sociale wetenschappen<br />

en humaniora is een voorbeeld van hoe hij het al die honderd<br />

jaar lang volhoudt: voortdurende reflectie op het eigen functioneren;<br />

een voortdurend spiegelen aan wat de maatschappelijke<br />

ontwikkelingen zijn.<br />

Het antwoord op de vraag hoe de <strong>Gezondheidsraad</strong> zijn<br />

invloed realiseert, valt dan ook niet samen te vatten in een paar<br />

punten. Het is als met de vraag van Astérix aan een Britse kasteelheer:<br />

hoe je zo’n mooi grasveld krijgt? Het antwoord luidde:<br />

begin honderd jaar geleden. Ik kan u vanmiddag evenmin een<br />

eenvoudig antwoord geven: de positie van de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

is nooit vanzelfsprekend, zijn invloed wordt elke dag opnieuw<br />

bewerkstelligd, het gezag wordt continu onderhouden met de<br />

vele coördinatiemechanismen die wij hebben gevonden. De<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong> is geen dinosaurus; hij is juist bijzonder goed<br />

aangepast aan onze tijd.<br />

Belichaming én oplossing van paradox<br />

Ons onderzoek is geen evaluatie van de <strong>Gezondheidsraad</strong>, maar<br />

een onderzoek naar de rol van wetenschappelijke advisering in<br />

onze moderne, hoogontwikkelde technologische cultuur. Mijn<br />

verhaal is geen lofrede, noch een boetepreek. Toch wil ik eindigen<br />

met een normatieve conclusie.<br />

Ik heb als uitgangspunt de paradox geschetst dat wetenschap<br />

en technologie in deze kennismaatschappij een betrekkelijk<br />

lage status hebben, terwijl zij aan hooggespannen maatschappelijke<br />

verwachtingen moeten voldoen. Tegen die achtergrond<br />

willen wij pleiten voor het behoud van een instituut dat<br />

enerzijds dicht bij politiek en beleid staat, maar waar anderzijds<br />

wetenschappelijke waarden hoog in het vaandel staan, waar<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


uitenwetenschappelijke elementen slechts op gecontroleerde<br />

wijze worden binnengelaten.<br />

De <strong>Gezondheidsraad</strong> is zo’n instituut. Op micro-niveau<br />

lijkt hij zelve de belichaming van de paradox. Geen bemoeienis<br />

met de implementatie van adviezen mogen hebben, maar wel<br />

ambtenaren als adviseur gebruiken. Geen belangenvertegenwoordiging<br />

willen toelaten, maar wel hoorzittingen<br />

voor de industrie organiseren. Alleen over wetenschappelijke<br />

feiten willen rapporteren, maar wel filosofen als raadsleden<br />

benoemen. Op maatschappelijk niveau laten wij zien hoe de raad<br />

door middel van complex coördinatiewerk de maatschappelijke<br />

paradox van wetenschappelijk gezag oplost. Wij onderbouwen<br />

daarmee het oordeel van alle buitenlandse deskundigen die wij<br />

tijdens ons onderzoek spraken: de Nederlandse Gezondheidraad<br />

is uniek en van een niet te overschatten maatschappelijk belang.<br />

Alleen met instituten als de <strong>Gezondheidsraad</strong> kan onze moderne<br />

technologische cultuur ontsnappen aan de paradox van wetenschappelijk<br />

gezag.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

15


16<br />

Voordracht Witte Hoogendijk<br />

De toekomst van ons zelf: over toekomstige<br />

mogelijkheden tot hersenbeïnvloeding<br />

Majesteit, voorzitter, dames en heren,<br />

De opdracht om een voorspelling te doen over toekomstige mogelijkheden<br />

tot hersenbeïnvloeding is waarschijnlijk de leukste opdracht<br />

die wij als jonge onderzoekers konden krijgen. Helaas is<br />

hierdoor wel in één klap een hele generatie potentiële commissieleden<br />

dusdanig verwend geraakt, dat toekomstige opdrachten van<br />

de <strong>Gezondheidsraad</strong> altijd schril zullen afsteken.<br />

Overigens, makkelijk was de opdracht niet! De ontwikkelingen<br />

in de hersenwetenschappen gaan zo snel dat een door ons<br />

voorspeld toekomstscenario soms een week later al in de vakliteratuur<br />

beschreven stond als reëel onderzoeksresultaat. Toch besloot<br />

de commissie bij het voorspellen met minimaal één teen in de<br />

realiteit te blijven staan.<br />

’Saai!’, zult u misschien denken. Maar ik kan u geruststellen.<br />

Het onvolprezen secretariaat van de <strong>Gezondheidsraad</strong> liet<br />

namelijk zeven zeer gewaagde flarden tekst over hersenbeïnvloeding<br />

overwaaien uit de toekomst. De commissie werd<br />

vervolgens gevraagd deze te becommentariëren op technische<br />

haalbaarheid en implicatie hiervan voor de gezondheidszorg, de<br />

maatschappij en onze identiteit. Met andere woorden: voor de<br />

toekomst van ons zelf. Om u een indruk van het rapport te<br />

geven zal ik kort iets zeggen over preventie, behandeling en<br />

functieverbetering.<br />

Over preventie<br />

Zullen mensen genetisch gescreend gaan worden op hun aanleg<br />

voor neurologische en psychiatrische aandoeningen?<br />

Bij aandoeningen als dementie, depressie en schizofrenie spelen<br />

Prof. dr WJG Hoogendijk is<br />

hoogleraar biologische<br />

psychiatrie aan de Vrije<br />

Universiteit Amsterdam.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


verscheidene genen en omgevingsfactoren een rol. Dat blijkt<br />

bijvoorbeeld uit het feit dat een eeneiige vierling weliswaar identiek<br />

DNA had geërfd en dat alle vier de vrouwen leden aan schizofrenie,<br />

maar qua ziektebeloop erg verschilden. Zo had de één een<br />

gezin en werk, terwijl de ander chronisch in een psychiatrisch<br />

ziekenhuis verbleef. Het voorspellen van dergelijke aandoeningen<br />

op basis van afwijkingen in het DNA zal ook alleen mogelijk zijn<br />

in combinatie met het bepalen van omgevingsrisico’s en hersenfunctieonderzoek,<br />

zoals hersenscans. Hersengebieden die onze<br />

emoties regelen, functioneren bij depressieve personen minder<br />

goed. Het vroeg identificeren van individuen met verhoogd risico<br />

op een hersenaandoening opent de weg naar preventie.<br />

Voorspellen heeft vanzelfsprekend alleen zin wanneer ook<br />

preventieve behandelinterventies voorhanden zijn. Bovendien kan<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

17


18<br />

de voorspellende geneeskunde implicaties hebben voor de privacy<br />

en leiden tot stigmatisering en discriminatie. De overheid dient er<br />

voor te waken dat drang, die voortkomt uit nieuwe mogelijkheden<br />

tot hersenbeïnvloeding, niet overgaat in dwang. Hoe dit kan<br />

geschieden daar kom ik op terug.<br />

Over behandeling<br />

Bij nieuwe behandelinterventies kan gedacht worden aan de<br />

implantatie van stimulatie-elektroden, zoals bij de ziekte van<br />

Parkinson. In de toekomst zal het zelfs mogelijk zijn om individuele<br />

hersencellen van totaal verlamde mensen in contact te<br />

brengen met computerchips, waardoor communicatie mogelijk<br />

wordt. Op een chip kunnen hersencellen worden gekweekt in de<br />

hoop dat deze contact maken met de individuele electroden.<br />

Verder kan gedacht worden aan geneesmiddelen die de aanmaak<br />

van ziekmakende eiwitten op DNA -niveau remmen, aan stamceltherapie<br />

en, schrik niet…, aan geautomatiseerde psychotherapie.<br />

Over functieverbetering<br />

Zullen wij massaal functieverbeteraars gebruiken om onze stemming<br />

te verbeteren? Door vooruitgang in de farmacogenetica<br />

zullen niet alleen geneesmiddelen, zoals antidepressiva, maar ook<br />

softdrugs meer op het genetisch profiel van een individuele persoon<br />

kunnen worden toegespitst. Hierdoor zullen bijwerkingen en<br />

verslavingsrisico’s afnemen. De vraag of dergelijke ‘schone’<br />

stemmingsverbeteraars op lange termijn schade toebrengen aan de<br />

hersenen en ons sociale gedrag doen verslechteren of juist verbeteren,<br />

kan uitsluitend met wetenschappelijk onderzoek beantwoord<br />

worden en niet door criminalisering van het probleem.<br />

De grens tussen geneesmiddelen en functieverbeteraars zal<br />

overigens niet altijd scherp te trekken zijn en bovendien onderhevig<br />

aan veranderende opvattingen in de maatschappij. Als in<br />

de toekomst bijvoorbeeld blijkt dat iemand met een zwaarmoedig<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


karakter door het innemen van een ‘schone’ stemmingsverbeteraar<br />

makkelijker onder de mensen komt en aan het werk raakt, dan zal<br />

de maatschappij hier misschien anders tegenover staan dan nu.<br />

Net als bij de vragen rondom de voorspellende geneeskunde<br />

is de <strong>Gezondheidsraad</strong> bij uitstek in staat om op dit grensgebied<br />

van wetenschap en ethiek de vinger aan de pols te houden. Een<br />

pro-actieve rol van de raad is in dat opzicht gewenst en een multidisciplinaire<br />

benadering is hierbij onmisbaar, hetgeen overigens ook<br />

in onze eigen commissie is gebleken.<br />

Ten slotte, een samenvatting van de adviezen uit het rapport. De<br />

commissie verwacht dat de geschetste ontwikkelingen succesvol<br />

zullen kunnen zijn, mits er voldoende maatschappelijk en economisch<br />

draagvlak blijft bestaan voor fundamenteel en klinisch<br />

neurowetenschappelijk onderzoek. De commissie adviseert daarom<br />

dit onderzoek ruim baan te geven, maar tegelijkertijd en doorlopend<br />

aandacht te besteden aan de implicaties hiervan voor gezondheidszorg,<br />

maatschappij en ons zelf.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

19


20<br />

Voordracht<br />

BinnensteBuiten<br />

Het is een vreemd ding oog in oog te staan met je binnenste. Het<br />

ruimtelijke schilderwerk BinnensteBuiten, dat Mieke de Waal<br />

maakte voor de honderdjarige, veruitwendigt van het menselijk<br />

lichaam wat schuilgaat onder de huid. De kimono spreidt ons<br />

binnenste uit en toont onze organen, botten, zenuwcellen, hersenen,<br />

spierweefsel, als embryo de mens in aanbouw en een doorsnede<br />

van de huid, onze eerste mantel. Dat binnenste is kwetsbaar<br />

en wordt zo mooi afgedekt door onze huid. Toch is de mens altijd<br />

al nieuwsgierig geweest naar wat er zich onder die huid verborgen<br />

hield. Al sinds de vroege oudheid breken wetenschappers en kunstenaars<br />

zich het hoofd over waar de ziel<br />

huist in het lichaam, over de relatie<br />

tussen lichaam en ziel, de vraag waar<br />

het leven vandaan komt en wat de<br />

plaats is van de mens in de kosmos.<br />

Perfecte proporties<br />

Sinds de late Middeleeuwen/vroegmoderne<br />

tijd zijn wij ietwat van ons<br />

voetstuk gevallen. Toen nog geloofde<br />

men dat de mens de weerspiegeling was<br />

van een hogere kosmische orde en<br />

derhalve perfect van proporties. De<br />

natuurlijke harmonie zou gestoeld zijn<br />

op de gulden snede die sedert Euclides<br />

rond 300 voor Christus sturend is geweest<br />

voor het Westerse schoonheidsideaal.<br />

Tal van tekeningen uit het<br />

verleden laten de mens zien als standaard<br />

van die gulden snede, met als<br />

meest bekende Leonardo da Vinci’s<br />

Kitty Zijlmans<br />

Prof. dr CJM Zijlmans is<br />

hoogleraar kunstgeschiedenis<br />

van de nieuwste tijd aan de<br />

Universiteit Leiden.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


mannelijke figuur die perfect past in de volmaakte geometrische<br />

vormen van de cirkel en het vierkant. De mens als maat van het<br />

universum.<br />

Zodiak<br />

Behalve die speculatie over de menselijke proporties was men ook<br />

benieuwd naar de levensenergie van het lichaam en legde men<br />

verbanden tussen de lichaamssappen en de elementaire kwaliteiten<br />

in de mens in verhouding tot de zodiak. De twaalf tekens van de<br />

dierenriem en de zeven planeten werden op het menselijk lichaam<br />

geprojecteerd. Zo associeerde de zeventiende-eeuwse universele<br />

geleerde Athanasius Kircher de Zon met het hart, de Maan met de<br />

hersenen, Jupiter met de lever, de milt met Saturnus, de nieren met<br />

Venus, de longen met Mercurius en de Aarde met de maag. ‘De<br />

aderen zijn de rivieren, de blaas de zee’. 1 Uit een Hebreeuws<br />

manuscript uit de veertiende eeuw leren wij dat de twaalf tekens<br />

van de dierenriem invloed uitoefenen op de lichaamsdelen. De<br />

Ram als eerste teken troont bovenaan op het hoofd en beïnvloedt<br />

de bijnieren en de bloeddruk, de Vissen – mijn eigen sterrenbeeld –<br />

vertegenwoordigen de voeten en een aantal lichaamssappen (welke<br />

wordt niet genoemd), daar tussenin zit de rest. Saillant detail is<br />

wellicht dat de Schorpioen in verband wordt gebracht met de<br />

geslachtsdelen.<br />

Uithoekjes van het menselijk lichaam<br />

Vanaf de eerste helft van de zestiende eeuw werden systematisch<br />

secties verricht op lijken, maar de oude leerstellingen gaven nog<br />

steeds de toon aan: het bloed zou vitale geesten hebben die wonen<br />

in de linkerkamer van het hart en de ademtocht van de geest heette<br />

‘pneuma’ die in de hersenen resideerden. Wij zijn inmiddels wat<br />

aardser geworden maar het doorgronden van het mysterie van het<br />

leven blijft een drijfveer voor wetenschap en kunst.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

21<br />

1 Zie Alexander Roob, Alchemie<br />

en Mystiek, Keulen: Taschen/<br />

Libero 1997.


22<br />

Onderzoek naar de werking van het menselijk lichaam en de<br />

menselijke geest heeft in het heden een enorme vlucht genomen<br />

door de ontwikkeling van hoogwaardige technologie waarmee tot<br />

wij tot in de kleinste uithoekjes van het menselijk lichaam kunnen<br />

kijken. Onvermoede reizen maken wij op micro- en nanoniveau;<br />

MRI, CT-scans, elektronenmicroscopen, endoscopen en<br />

echoscopieën brengen levend organisme in kaart, digitale landschappen<br />

en universa tonend waar wij voorheen geen weet van<br />

hadden en waar in de kunst gretig op wordt ingespeeld. Het is als<br />

de reizen van Starship Voyager die als doel hadden nieuwe werelden<br />

te exploreren waar de mens nog niet eerder was geweest. In dat<br />

opzicht zijn wetenschap en kunst verwant, ze brengen je op een<br />

plaats die je eerder niet kende.<br />

Kunst en de lijfelijkheid van de mens<br />

Door alle eeuwen heen toont de kunst een even grote interesse<br />

in het menselijk lichaam als de wetenschap: de mens als perfecte,<br />

harmonische vorm, als goedlopend mechaniek, als levend organisme<br />

waar de spieren de huid modelleren, als lustobject, maar<br />

ook als mens die voelt, denkt, handelt, die zijn ‘zelf’ onderzoekt.<br />

Waarin schuilt het ‘zelf’? Wat betekent het voor onze<br />

zelfconstitutie om onze binnenkant even goed te kennen als de<br />

buitenkant, toch vaak het eerste referentiekader?<br />

Mieke de Waal’s kimono toont de lijfelijkheid van de mens.<br />

Als een atlas zijn alle onderdelen van het lichaam, soms op ware<br />

grootte, soms reusachtig uitvergroot, op een rijtje gezet. Het is<br />

een sport alle onderdelen te herkennen en te benoemen. De<br />

eenvoud van de kimono, een aantal rechthoekige lappen stof<br />

met wigvormige inzetten aan de zijkant, laat de rijkdom van wat<br />

er allemaal bij ons in de binnenkant zit goed tot zijn recht<br />

komen. Nieuwsgierigheid trekt je naar al die verschillende panelen<br />

en dan sta je verbluft dat dat allemaal op de juiste plek en in<br />

een minutieuze afstemming op elkaar bij jou aan de binnenkant<br />

zit. De mantel is stoer, solide, gevoerd, zodat hij als het ware<br />

staat als een huis. De binnenkant heeft een rozerode kleur als<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


vitaal levensteken. Met de armen uitgespreid toont de kimono aan<br />

alle kanten de onderdelen die onze levensfuncties waarborgen,<br />

maar die zelfde houding verwelkomt ons ook en heeft ook als<br />

associatie de mantel als bescherming. Dit motief kennen wij uit de<br />

kunstgeschiedenis van de ‘Maria Misericordia’, Maria van de<br />

Barmhartigheid die met haar mantel liefdevol de smekelingen<br />

beschermt.<br />

De afgebeelde onderdelen corresponderen niet met de<br />

plaats die zij gewoonlijk in het lichaam innemen, dat zou te<br />

mimetisch zijn. Nu kijkt een groot oog ons vanuit de rechteroksel<br />

aan en zweeft het baby’tje vlak boven de zoom. Alle onderdelen<br />

tellen even zwaar mee, klein of groot, wij kunnen er<br />

geen een missen. Daarin zijn we allemaal hetzelfde en toch op<br />

één punt net even anders. Deze mantel is hermafrodiet, man en<br />

vrouw in een, voor ieder een metafoor.<br />

In Japan is de kimono een siermantel waarin je uitgaat, die<br />

je met trots draagt. De kimono vertelt van alles over zijn drager,<br />

de levensfase waarin deze verkeert, zijn status. Zo te zien gaat<br />

het erg goed met de honderdjarige aan wie deze kimono is<br />

opgedragen.<br />

Tot slot<br />

Kunst is een product van verbeeldingskracht maar moet die ook<br />

bij ons opwekken. Daarin schuilt de evocerende kracht van de<br />

kunst. Kunst laat de dingen op een andere wijze zien en roept<br />

onvermoede reacties en associaties in ons op. Laat het kunstwerk<br />

maar eens goed op u inwerken en het zijn werk doen.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

23


24<br />

Voordracht<br />

Negentien diepte-interviews<br />

Majesteit, Excellenties, mijnheer de voorzitter, dames en heren,<br />

Kan de toekomst van onszelf, kan de <strong>Gezondheidsraad</strong> zonder<br />

ethiek? Nee, denk ik. Dat dacht u wel. Maar denken zonder<br />

empirisch onderzoek doen we hier niet. Wie niet telt, telt niet.<br />

Dus heb ik een aantal willekeurige personen gediepteinterviewd.<br />

Wie? Helaas: de privacy verbiedt mij dat te zeggen. Elke<br />

gelijkenis met bestaande personen is toevallig en komt voor<br />

rekening van de luisteraar. Ik vroeg hun: wat vindt u van de toekomst<br />

in het algemeen, die van onszelf en die van ethici in het<br />

bijzonder?<br />

Een onderzoeker: ‘Ethici? Taxichauffeurs met een wauwelgraad!<br />

Zwammasters! Als die over de toekomst gaan, is die toekomst<br />

voorbij voor we er erg in hebben.’<br />

Een post-postmoderne filosoof: ‘Ethici? Die jomanda’s van de<br />

wijsbegeerte. Weten zij veel! Ik weet niet veel en weet dat. Hoe<br />

verhoudt het verdeelde zelf zich in paradoxale tijden van verwarring<br />

over de ware identiteit met het vervreemde<br />

postpostmoderne ik? Waar is in die toekomst van ons zelf de<br />

ander? En wie zijn die onszelf als wij het niet zijn en wij zijn het<br />

niet.’<br />

Een schrijver: ‘De toekomst van onszelf? Amateur science<br />

fiction! Na-apers! Klaplopers! Wat verbeelden jullie je wel?<br />

VerHarryPottisering van de medisch-technologische apocalyps!<br />

Schrijvers heeft de raad nodig. Wij denken vooruit. Ethici denken<br />

mee. Laat de ethici waar ze horen: hollend achter de feiten.<br />

De verbeelding is de toekomst van onszelf en de toekomst van<br />

onszelf is de verbeelding.’<br />

Inez de Beaufort<br />

Prof. dr ID de Beaufort is<br />

hoogleraar gezondheidsethiek<br />

aan de Erasmus Universiteit<br />

Rotterdam.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


Een potentiële Nobelprijswinnaar: ‘Wie maalt er om neuroelectronische<br />

interfaces of chemische gelukkigmakers of<br />

emailpsychiatrie als hij het Publiek voortdurend gerust moet<br />

stellen over de Ware Brandende Ethische kwesties zoals: de<br />

intrinsieke waarde van de fruitvlieg, de integriteit van de muis,<br />

het onvervreemdbare recht op leven van de humane<br />

spermatozo? Was ik niet het slachtoffer van overal loerende<br />

ethische stalkers, dan had ik die Nobelprijs al.’<br />

Pardon: verkeerde potentiële Nobelprijswinnaar.<br />

Een potentiële Nobelprijswinnaar: ‘Knap dat ethici hebben<br />

doorgeleerd dat ze weten wat goed is! Ik ben dol op normatieve<br />

kaders, al weet ik nog steeds niet wat het zijn.’<br />

Een voorzitter van de raad: ‘Ik verlang soms naar ons verleden.<br />

Wijze clinici entre nous, en geen vrouwen behalve koffiejuffrouwen.’<br />

Pardon: verkeerde voorzitter!<br />

Een voorzitter van de raad: ‘Uit dit advies van onszelf blijkt<br />

opnieuw de waarde van onszelf, ons elan, onze creativiteit, en de<br />

noodzaak van reflectie over en voor onszelf. Blikken ethici<br />

trekken we open. En blikken vrouwen. En vrouwelijke ethici.’<br />

Een belangrijke burger: ‘Over wiens ethiek hebben we het<br />

eigenlijk? Ook ik ben een ethicus in ’t diepst van mijn gedachten.’<br />

Een hele belangrijke burger: ‘De toekomst zal mijn tijd wel<br />

duren. Principes houden de zonen van Frankenstein niet tegen.’<br />

Een hele, hele belangrijke burger: ‘Wij hebben het al vaak gezegd:<br />

zonder waarden is de samenleving weerloos.’<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

25


26<br />

Een onderzoeker: ‘Chemische stemmingsbeïnvloeders? So what?<br />

Zo’n advies van de raad is pas stemmingmakerij! Het jaagt de<br />

mensen de stuipen op het lijf. Het versterkt de bizarre gutfeelings<br />

die ze voor ethiek verslijten. Ik zal die gutfeelings lokaliseren<br />

in de hersens en met een beetje geluk: neutraliseren.’<br />

Een politicus: ‘Inderdaad, de ethiek en de toekomst enzo, zijn<br />

natuurlijk ook onze zorg. Qua vraagsturing, transparantie en<br />

integriteit, enzo. Regeren is trouwens evengoed vooruitzien. Doch<br />

tussen droom en daad staan geen ethici, maar verkiezingen.’<br />

Een minister: ‘Een zeerInteressantzeerBelangwekkendzeer-<br />

Nuttig advies. We zijn er erg blij mee. Zoals we altijd blij zijn<br />

met Alle adviezen van al onze Zeer Gewaardeerde Adviesorganen.<br />

Jarig of niet. Maat op Raad. Eh: Raad op Maat. En dan<br />

Daad na Raad. Daar staan wij voor en op.’<br />

Een ouderwetse dokter: ‘Ze zullen toch wel zorgen dat er straks<br />

nog zieken zijn? Dat niet iedereen beter is voor hij ziek is?’<br />

Een voetbalsupporter: ‘Raad-selachtige concentratie op het<br />

brein! De benen van Ronaldo zijn verzekerd voor drie miljoen.<br />

Wat dacht u dat al die hersens van al die knappe koppen bij de<br />

raad samen deden! En ethiek? Ethiek is gewoon winnen.’<br />

Een potentiële Oscarwinnaar: ‘Een schitterend scenario:<br />

Designing the future met Julia Roberts als snuggere snoezige<br />

ethica – waarom zou een ethica er niet goed uit mogen zien, het<br />

is maar film – en Hugh Grant als integere maar naïeve onderzoeker<br />

– waarom zou een onderzoeker er niet goed uit mogen<br />

zien – en Anthony Hopkins als psychiater. En dan krijgen ze<br />

elkaar en een boel blije kloontjes.’<br />

Een ethicus: ‘Ach, het inteeltige circuit van de raad! Onszelf<br />

kent onszelf. Inhaleer de morele spruitjeslucht! Kookboekethiek<br />

van apologetische cryptofilosofen die rechtvaardigen wat<br />

beleidsmakers willen. Waardenmaffia. Miezerige moraalridders.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


Colporteurs van pragmatische paradigma’s. Ik ben nooit gevraagd<br />

voor een commissie. Nooit. Niet dat ik zou willen. Nog na geen<br />

honderd prozacs.’<br />

Een historicus: ‘De toekomst van onszelf leer je van het verleden.<br />

De toekomst is onvoorstelbaar onvoorspelbaar. Begin er<br />

niet aan.’<br />

Een hypochonder: ‘Ik doe geen oog meer dicht sinds dit advies.<br />

Maar daarvoor ook niet, eigenlijk.’<br />

Een kind: ‘Maar als er oorlog blijft, dan is er geen toekomst<br />

voor mij? Toch?’<br />

De conclusie, volgens de klassieke ethische formule: intuïtie x<br />

waarschijnlijkheid, gecorrigeerd voor vooroordelen en retorische<br />

factor met een p van 0,6, luidt dat er 100 procent consensus is over<br />

de verdeeldheid. Iedereen vindt: bij de toekomst in het algemeen<br />

en van onszelf en van de raad hoort integrale anticiperende<br />

ethische reflectie.’<br />

Het kind: ‘Wat is integrale anticiperende ethische reflectie?’<br />

Een ik: ‘Stst: dat is geheim.<br />

De toekomst zal het van jou leren.’<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

27


28<br />

Voordracht<br />

De toekomst van ons geluk<br />

‘Functieverbeteraars’, dat doet toch meer denken aan de CAO dan<br />

aan het DNA. Ik kende het woord niet, maar in De toekomst van<br />

ons zelf is er een heel hoofdstuk aan gewijd onder de spannende<br />

titel ‘Nederland Proeftuin. Over psychofarmaca en drugs’. Een<br />

toekomstbeeld met ‘een keten van winkels waar klanten middelen<br />

kunnen kopen …om hun stemming te verbeteren, hun beleving te<br />

verdiepen of hun cognitieve prestaties aan te scherpen’. Nooit meer<br />

bang of verdrietig, nooit meer verveeld of ontevreden, nooit meer<br />

vergeetachtig of moe. In ieder geval niet als je dat niet wilt zijn.<br />

Als het een beetje meezit, zijn in die winkels straks ook diepe<br />

gevoelens te koop, zit er vrolijkheid in een potje en hebben ze alles<br />

voor een goed geheugen. Een Kruidvat vol geluk.<br />

Wat is geluk? ‘Geluk is gevaarlijk’, zei de dichter Rutger Kopland,<br />

die ook de psychiater Rudi van den Hoofdakker is, en hij<br />

voegde er aan toe: ‘ ik bedoel dit: het geluk moet ergens en ooit<br />

zijn omdat wij dit ons herinneren en dit ons herinnert’. Het<br />

geluk blijft niet, het ligt altijd achter ons en daarom zijn we er<br />

steeds weer naar op weg. Wie dat niet meer doet, kan of wil,<br />

noemen we gek of gestoord of psychisch ziek. Hij is van de weg<br />

geraakt, bij de pakken neer gaan zitten of zelfs op zijn schreden<br />

teruggekeerd. Als het goed is en – dus – als wij geestelijk gezond<br />

zijn, drijft het geluk ons voort naar zichzelf. Dat is en blijft<br />

ook de toekomst van ons zelf. Wij willen gelukkig zijn. De vraag<br />

is alleen of we het geluk daar ook een handje bij mogen helpen?<br />

En hoe gevaarlijk dat is?<br />

Er zijn twee wegen naar het geluk, of beter gezegd, er is een<br />

weg ván het geluk en er is een weg náár het geluk. Op de weg<br />

ván het geluk kom je door toeval terecht: je wordt verliefd en de<br />

liefde wordt beantwoord, je raakt ontroerd door een muziekstuk<br />

of voelt je plotseling één met de natuur. Het is een grillige weg,<br />

waar je ook weer snel vanaf kunt raken. De weg náár het geluk is<br />

Paul Schnabel<br />

Prof. dr P Schnabel is directeur<br />

van het Sociaal en Cultureel<br />

Planbureau.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


lang en moeizaam. De weg van hard werken, van inzet en opoffering.<br />

Het gaat niet om de flash, zoals op de weg van het geluk,<br />

maar om de flow, zoals Mihaly Csikszentmihalyi het noemde: the<br />

psychology of optimal – niet maximal – experience, om het geluk dat<br />

uit de inspanning en de aandacht zelf voortvloeit. Niet gevaarlijk<br />

deze weg, wel vermoeiend.<br />

Wat zou het niet mooi zijn als de weg ván het geluk wat minder<br />

toevallig en grillig was, wat langer zou kunnen zijn ook, en wat<br />

zou het fijn zijn als de weg náár het geluk wat korter en gemakkelijker<br />

begaanbaar zou zijn. Twee wensen waar mensen al<br />

eeuwen aan werken en met succes. We hebben alcohol om ons<br />

vrolijk te maken en iedereen aardig te vinden, nicotine om ons<br />

gerust te stellen en beter te laten concentreren, drugs om de<br />

hemel naar beneden te halen en de aarde te vergeten,<br />

psychofarmaca om ons te bevrijden van angsten, wanen en<br />

somberheid. En, gelukkig, er zijn ook middelen om weer lust te<br />

kunnen voelen en, nog groter geluk, daarna ook weer lekker te<br />

kunnen slapen. Er is de laatste halve eeuw zoveel bijgekomen en<br />

er komt nog zoveel meer bij in de komende vijftig jaar!<br />

Het is maar namaak, surrogaat, instant geluk, niet echt – de<br />

waarschuwing kent u en spreekt u ook tegen uzelf uit, en vooral<br />

tegen anderen die in hun pursuit of happiness verder dan u<br />

durven te gaan in de winkel, nee de supermarkt, van de nieuwste<br />

geluksaanbiedingen. Ja, mijn zelf – ik – weet dat het namaak<br />

is, maar de receptoren en synapsen van mijn gevoelsleven weten<br />

dat niet. Die denken ook dat ik een doodsmak maak als ik ga<br />

bungee jumpen en weten dus niet dat gevaar ook geluk kan zijn.<br />

Maar soms is geluk toch te gevaarlijk. Mijn receptoren zijn<br />

gemakkelijk te lijmen en als het nieuwe stofje erg goed aan hen<br />

gehecht raakt, zullen ze mijn ‘zelf’ ook al snel opdracht geven<br />

meer van dat lekkers in huis te halen. Wij noemen dat verslaving,<br />

maar dan is het te laat. Het geluk van het gevoel is het<br />

ongeluk van mijn zelf geworden.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

29


30<br />

We zijn bang voor de schade van het genot, voor de gevolgen van<br />

het versnellen van het geluk, voor de nare kanten van de functieverbeteraars.<br />

Van sigaretten ga je vlugger en heel akelig dood,<br />

alcohol verzuipt en verzeept de lever, van heroïne kom je niet meer<br />

af en xtc tast de hersenen aan. Dat is allemaal waar en daarom kan<br />

je het ook maar beter allemaal laten staan. Behalve drank dan, en<br />

daar maken we u dan straks ook gelukkig mee. Maar uit het feit<br />

dat veel van de huidige middelen vooral lichamelijk gevaarlijke<br />

gevolgen kunnen hebben, mag natuurlijk niet worden afgeleid dat<br />

de middelen van de toekomst geestelijk onvermijdelijk met dezelfde<br />

gevaren behept zullen zijn. De mens is niet geboren voor het<br />

geluk, maar hij hoeft er toch ook niet meteen aan ten gronde te<br />

gaan? Er was ook een tijd dat het water zo vervuild was, dat bier de<br />

gewone dorst moest lessen. De betere oplossing was toch het water<br />

schoon te maken en te houden.<br />

Alle nieuwe functieverbeteraars – gelukbrengers zou ik zeggen –<br />

worden op de markt gebracht als medicijnen, als ongelukverdrijvers.<br />

In de psychiatrie betekent dat dat het altijd gaat om het<br />

tegengaan van een teveel aan het ongewone en een te weinig<br />

aan het gewone. Weg met teveel angst, zwaarmoedigheid,<br />

dwang, waandenkbeelden, drift en agressie. Weg ook met te<br />

weinig zelfvertrouwen, concentratievermogen, leercapaciteit of<br />

levenslust. Ziekte en tekort zijn steeds beter te bestrijden, maar<br />

dat roept steeds dringender de vraag op – en in het advies wordt<br />

die ook letterlijk zo gesteld – ‘Wat voor mooís valt er nu te<br />

verwachten van die psychoactieve middelen?’ Kunnen ze ons<br />

gelukkig of in ieder geval gelukkiger maken?<br />

Even leek Prozac de doorbraak te zijn naar een wereld zonder<br />

zwaarmoedigheid, maar nog altijd is het toch vooral een middel<br />

om mensen uit hun leed te bevrijden. Maar ook dat is geluk,<br />

zoals het ook geluk is wanneer een kind met ADHD door<br />

Ritalin in staat is zich beter te concentreren en goed te presteren<br />

op school. Steeds meer middelen bevinden zich op het grensvlak<br />

van de bestrijding van pathologie en de verbetering van het<br />

functioneren. Daar is een levendige markt voor, die bijna niet kan<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


wachten tot het echt zover is en dus zelf alles wat er aan nieuwe<br />

middelen beschikbaar komt, ook test op zijn positieve en versterkende<br />

effecten. Beter functioneren, meer en langer genieten,<br />

dieper en intensiever beleven, sneller denken en meer kunnen<br />

onthouden, wie wil dat niet in een wereld waar we er al zo lang aan<br />

gewend zijn dat we zoveel van ons lichaam, van onze gezondheid<br />

en van ons functioneren met behulp van de geneeskunde en de<br />

medicijnen naar onze hand kunnen zetten?<br />

‘Wat voor moois valt er nu te verwachten van die psychoactieve<br />

middelen?’ Het advies verwacht veel en nodigt ‘ons zelf’ uit te<br />

experimenteren, want in de laatste regel van het hoofdstuk luidt<br />

het antwoord op deze vraag: dat ‘valt alleen proefondervindelijk<br />

vast te stellen’! Kortom, probeer alles uit en behoud het goede.<br />

Doet u wel een beetje voorzichtig?<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

31


32<br />

Voordracht<br />

De nuchtere pragmatiek van de witjas<br />

Majesteit, dames en heren,<br />

‘Laten we nu dit advies De toekomst van ons zelf eens niet laten<br />

maken door een gezapig stel wijze oude heren, maar door een<br />

stel wilde jonge mensen. En dan vragen we ze ook nog eens<br />

nadrukkelijk om niet terughoudend te zijn. Dan zul je wat beleven.’<br />

Zo is kennelijk gedacht, maar uit welingelichte bronnen<br />

weet ik dat dat niet meeviel. Ook die jonge onderzoekers waren<br />

erg terughoudend, en hadden helemaal geen trek om wild te zijn.<br />

Slechts met de grootste moeite waren ze ertoe te brengen om licht<br />

te speculeren over waar het heen moest met de toekomst van onze<br />

hersenen.<br />

Waarom zijn onderzoekers zo voorzichtig? En zou het<br />

goed zijn als ze dat eens wat minder waren?<br />

Gevaarlijke gekken<br />

Laten we allereerst constateren dat er sprake is van een omkering<br />

van het traditionele beeld.<br />

Het traditionele beeld is dat van de laboratoriumonderzoeker<br />

als kille, gewetenloze techneut. Als hij – het is een hij – al nadenkt<br />

over de langetermijngevolgen van zijn werk, dan is hij ofwel een<br />

wezenloze vooruitgangsdenker die gelooft dat de wereld vanzelf<br />

een betere wordt als zijn techniek maar wordt toegepast, of – erger<br />

nog – hij is een gevaarlijke utopist die een nieuwe wereldorde wil<br />

maken. Voorbeelden te over in de literatuur: dr Frankenstein, dr<br />

Strangelove, professor Sickbock (de maker van Jurassic Park), en<br />

bijna alle boeven in James Bond-films zoals Moonraker.<br />

Tegenover deze gevaarlijke gekken in hun witte jassen staan<br />

de krachten van het zachte en bedachtzame, in diverse hoedanigheden.<br />

Hun boodschap is: niet alles wat technisch kán, moet ook<br />

Ronald Plasterk<br />

Prof. dr RHA Plasterk is<br />

hoogleraar ontwikkelings-<br />

genetica aan de Universiteit<br />

van Utrecht, en directeur van en<br />

onderzoeker in het Hubrecht<br />

Laboratorium.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


werkelijkheid worden. En: nieuwe technieken hebben behalve<br />

gewenste ook vaak ongewenste effecten. En: pas op dat onder de<br />

schijnbaar onschuldige dekmantel van vooruitgang geen totalitaire<br />

ideologieën de kop opsteken.<br />

De werkelijkheid is vaak precies omgekeerd aan dat traditionele<br />

beeld. In de laatste jaren bleek het bijvoorbeeld bij<br />

discussies over het kloneren van mensen. De Duitse filosoof Peter<br />

Sloterdijk schreef een boek, De mensentuin, dat de aandacht<br />

trok. Francis Fukuyama, die eerder beroemd werd met zijn boek<br />

dat meende aan te tonen dat de geschiedenis afgelopen was –<br />

die is overigens zojuist weer hervat in Irak zonder dat hij er<br />

toestemming voor gegeven heeft – schreef er een boek over.<br />

Elke keer zie je dat de krachten van de niet-laboratoriummensen<br />

aandringen op het spelen met het idee van kloneren, van ingrijpen<br />

in de hersenen, van genetische manipulatie. En elke keer zijn wij<br />

witjassen de conservatieven die er niet aan willen.<br />

Voor de muziek uit<br />

Hoe komt dat? Voor een deel is het van ons een goedbegrepen<br />

eigenbelang. Immers, die voor de muziek uitlopende filosofen,<br />

ethici en journalisten leven van de opwinding die ze kunnen<br />

veroorzaken. Er ontstaat dan snel een ingewikkelde coalitie van<br />

drie groepen:<br />

1 voorstanders van enge nieuwe technologieën, die daar alle<br />

heil van verwachten (we worden allemaal 180 jaar oud,<br />

alle ziekten zijn te genezen, we kunnen de mensen genetisch<br />

verbeteren en zijn hersenen programmeren)<br />

2 journalisten die liever enge verhalen maken dan relativerende<br />

teksten dat het allemaal zo’n vaart niet zal lopen<br />

3 de tegenstanders. Die laatste categorie is vaak een vreemd<br />

samenraapsel van orthodoxen van uiterst links en rechts,<br />

met extreme dierenbeschermers en milieufanaten onder<br />

hen. Deze categorie krijgt ook meer wind in de zeilen –<br />

meer acceptgirodonaties – wanneer het schrikbeeld extreem<br />

is, dan wanneer er eigenlijk niet zoveel aan de hand is.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

33


34<br />

Dat hele circus, opgericht door deze tripartiete coalitie, kan ons<br />

vak schaden. De praktijk leert dat de gemiddelde politicus of<br />

ambtenaar geen trek heeft om zijn handen daaraan te branden.<br />

Dus als er de geur komt te hangen van eugenetica, van manipulatie<br />

van menselijke hersenen, van gentherapie, dan zie je snel de<br />

vergunningen ingetrokken worden en de financiering naar elders<br />

lopen.<br />

De wereld van de witjassen<br />

En dat, terwijl wij zelf helemaal niet bezig zijn met al die onzin.<br />

Ik heb in tientallen beoordelingscommissies gezeten van wetenschappelijke<br />

projecten in binnen- en buitenland. Nooit heb ik<br />

een project gezien met de doelstelling: hoe kunnen we mensen<br />

een langere levensduur geven? Hoe kunnen we de gedachten<br />

van mensen manipuleren? Hoe kunnen we mensen genetisch<br />

verbeteren? Hoe kunnen we mensen kloneren? Nooit! Zelfs de<br />

vraag: waar liggen in ons DNA de genen die bepalend zijn voor<br />

ons IQ, zelfs die vraag heb ik nooit gezien in een project, terwijl<br />

dat op zich best een wetenschappelijk legitieme vraag zou zijn.<br />

De vragen zijn meestal simpel: hoe werkt dit, hoe zit dat<br />

in elkaar. En de achterliggende doelstellingen voor de lange<br />

termijn zijn altijd: kanker genezen, Parkinson of Alzheimer<br />

genezen, hartziekten genezen. Of beter nog: voorkomen! Dat<br />

zijn doelstellingen die onbetwist zijn in de samenleving, waar de<br />

politiek graag steun aan geeft, en waar je het in de praktijk al<br />

moeilijk genoeg mee hebt.<br />

Kijkt u maar eens kritisch naar de cijfers voor het genezen<br />

van kanker. Kijk eens naar de prognose voor mensen met kanker,<br />

en naar de manier waarop die prognose in de laatste vijf decennia is<br />

verbeterd door wetenschappelijke onderzoek. Dan zult u zien dat<br />

er een gemengd beeld ontstaat, lang niet allemaal halleluja. Enerzijds<br />

is er beslist vooruitgang, maar anderzijds gaat die heel erg<br />

traag. Juist sommige van de meest voorkomende levensbedreigende<br />

kankers zijn zeer slecht geneesbaar, nog steeds. Idem<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


voor Alzheimer, Parkinson, noem maar op. Dus wat zullen we ons<br />

de kop gek laten maken met drukke discussies over bionische en<br />

programmeerbare eugenetische mensen als we ze niet eens van een<br />

vroeg gediagnostiseerde borstkanker af kunnen helpen? Als we zelfs<br />

bij de vrouwen die een mutatie hebben waardoor ze meer kans op<br />

borstkanker hebben – BRCA1 of BRCA2 – niet eens kunnen<br />

voorkomen dat ze de ziekte inderdaad krijgen? Wat zullen we<br />

maatschappelijke tegenwind en achterdocht opwekken door mee<br />

te lopen in uiterst speculatieve verhalen over de toekomst, traditionele<br />

Frankenstein-beelden versterkend, als we zelf daar geen enkele<br />

interesse voor hebben en alleen maar willen dat we wat ziektes<br />

kunnen voorkomen of genezen?<br />

Dat is de nuchtere pragmatiek van de witjas. Zo komt het<br />

dat er nauwelijks collegae zijn te vinden die het kloneren van<br />

mensen in een publiek debat willen verdedigen. Er ligt zelfs<br />

bijna een taboe op het spreken erover, want je geeft daarmee<br />

alleen maar geloofwaardigheid aan de minder verantwoordelijke<br />

lieden als dr Antinori en de geflipte warhoofden van de sekte der<br />

Raelianen die denken dat wij ruimtewezens zijn.<br />

En dan komt het meest eerbiedwaardige orgaan in de<br />

Nederlandse gezondheidszorg, de <strong>Gezondheidsraad</strong>, en in deze<br />

statige setting, in de zeer gewaardeerde aanwezigheid van Hare<br />

Majesteit en andere hoogwaardigheidsbekleders, en dan moeten<br />

we opeens toch de toekomst bespreken.<br />

Toekomstfantasie<br />

Majesteit, dames en heren, is het niet leuk, bevrijdend, inspirerend<br />

en nuttig om te fantaseren? Denk eens niet zo strategisch,<br />

altijd dat piekeren over de maatschappelijke consequenties.<br />

Denk eens niet zo dodelijk verantwoord, altijd die reflex van<br />

‘Kan die fantasie technisch eigenlijk wel?’. Denk eens verder dan<br />

de periode van een vierjarig NWO-project. Geef eens toe dat de<br />

wereld in de laatste honderd jaar ingrijpend is veranderd, en dat het<br />

logisch is dat ze in de komende honderd jaar ook ingrijpend zal<br />

veranderen. Doe eens gek!<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

35


36<br />

Daarom zijn we vandaag bijeen, in het kader van het honderdjarig<br />

bestaan van de <strong>Gezondheidsraad</strong>. Ik denk dat het inderdaad<br />

nuttig en bevrijdend en inspirerend is dat de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

dit doet. Maar misschien niet elke dag. Ik zou willen suggereren<br />

dat we het tot traditie verheffen dat de <strong>Gezondheidsraad</strong> elke tien<br />

jaar een keer zo’n rapport uitbrengt. Als we dan de tussentijd<br />

besteden aan het bestuderen en genezen van ziektes, en daarmee<br />

kleine stapjes vooruit maken, wie weet spreken we elkaar hier dan<br />

over honderd jaar weer. En als we er zelf niet meer bij zijn, wie<br />

weet onze hersenen wel.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


Voordracht André Knottnerus<br />

De ervaren toekomst<br />

Majesteit, leden van de regering, leden en gasten van de<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong>,<br />

Wij sluiten de eerste raadseeuw af en betreden de tweede. Daarbij<br />

is één ding zeker: het inzetten van de beste wetenschappelijke<br />

mogelijkheden vóór de volksgezondheid en tégen ziekte en lijden,<br />

is en blijft een kerntaak van onze samenleving. Uw aanwezigheid,<br />

Majesteit, onderstreept dit, en de <strong>Gezondheidsraad</strong>, door u benoemd,<br />

stáát hiervoor. Zijn kunst is het verbinden van kennis met<br />

visie; van ervaring met toekomst; van Bijker met Hoogendijk. Zijn<br />

panorama is een erváren toekomst, die herkenbaar en zelfs grijpbaar<br />

wordt.<br />

Goud<br />

Honderd jaar dienstbaarheid aan de publieke zaak; brug tussen<br />

wetenschappelijk veld, beleid en samenleving. In totaal 890 raadsleden<br />

hebben die brug gebouwd en verbreed. Telde in 1902 de<br />

toen nog Centrale <strong>Gezondheidsraad</strong> zeven leden, thans zijn dat er<br />

tweehonderd, met honderden commissieleden naast hen. Zozeer<br />

hebben de wetenschap en het adviesterrein zich ontwikkeld.<br />

De inzet van het wetenschappelijke veld is het goud van de<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong>. De raad op zijn beurt biedt slechts een bescheiden<br />

vacatiegeld, maar ook veel nieuwe inzichten en een<br />

samenlevingsbrede interdisciplinaire uitwisseling. De gemeenschappelijke<br />

drijfveer van de raads- en commissieleden is het willen<br />

oplossen van volksgezondheidsproblemen; óók in een tijd van<br />

publish or perish en menskrachtgebrek. De <strong>Gezondheidsraad</strong> is hen<br />

dankbaar, evenals de expertisecentra die hun topmensen daartoe de<br />

ruimte geven. De recente benoeming van de professoren Huisman<br />

en Visser tot erelid van de raad getuigt hiervan. Gedurende lengte<br />

van jaren leverden zij uitzonderlijke bijdragen op een breed terrein.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

37<br />

Prof. dr JA Knottnerus is<br />

voorzitter van de Gezondheids-<br />

raad.


38<br />

VOORZITTERS<br />

Generaal -majoor JTTC van<br />

Dam van Isselt (1902-1913)<br />

dr LC Kersbergen<br />

(1940-1947)<br />

prof. dr AJC Haex<br />

(1966-1983)<br />

prof. dr A Struyvenberg<br />

(1994-1996)<br />

dr WP Ruysch<br />

(1913-1918)<br />

dr JJ Brutel de la Rivière<br />

1947-1951 en 1954-1955)<br />

dr LBJ Styt<br />

(1983-1985)<br />

prof. dr JJ Sixma<br />

(1996-2001)<br />

dr NM Josephus Jitta<br />

(1918-1940<br />

drs PA van Luijt<br />

1951 -1954)<br />

prof. dr L Ginjaar<br />

(1985-1996)<br />

dr J Wester<br />

(1955-1966)<br />

prof. dr E Borst-Eilers<br />

(1985-1994)<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


In de afgelopen eeuw heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> ruim 2100<br />

adviezen uitgebracht over preventie, geneeskunde en zorg, voeding,<br />

leefmilieu, en arbeidsomstandigheden. Van het vervoer van<br />

besmette goederen per trein in 1902, roken door kinderen in 1913,<br />

voeding in oorlogstijd, genetic counseling in 1977, tot dementie in<br />

2002. Dit alles mede dankzij onze interne krachtcentrale: ons<br />

deskundige en al een eeuw hardwerkende secretariaat.<br />

De impact van de raadsadviezen is aanzienlijk gebleken,<br />

zoals ook Bijker beschreef. Vrijwel alle adviezen zijn vroeg of laat<br />

in beleid en praktijk vertaald.<br />

Van negentiende naar eenentwintigste eeuw<br />

Het tijdperk van toekomstgerichte wetenschappelijke advisering<br />

dat achter ons ligt is goed te volgen via de opeenvolgende (vice-)<br />

voorzitters, die namens de raad eindverantwoordelijk waren.<br />

Dr WP Ruysch was radicaal-hygiënist. Als hoofdinspecteur<br />

van de volksgezondheid streed hij de in de negentiende eeuw voor<br />

de bevordering van de volksgezondheid. Zijn voorzitterschap<br />

(1913-1918) bevestigde deze allereerste prioriteit van de<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong>.<br />

De oogarts dr NM Josephus Jitta, maar liefst 22 jaar voorzitter<br />

(1918-1940), zag als eerste dat effectief gezondheidsbeleid<br />

multidisciplinair-wetenschappelijke onderbouwing vereist, onafhankelijk<br />

van deelbelangen. Onder zijn leiding verwierf de raad<br />

een gezaghebbende positie op het gebied van de wetenschappelijke<br />

advisering over de volksgezondheid en de milieuhygiëne.<br />

‘Advisering over de stand der wetenschap ten aanzien van vraagstukken<br />

op het gebied van de volksgezondheid’ werd in 1956 in de<br />

Gezondheidswet vastgelegd als de taak van de <strong>Gezondheidsraad</strong>.<br />

Dr JJ Brutel de la Rivière (1947-1951 en 1954-1955) stond<br />

voor evidence-based medicine avant la lettre. Deze chirurg en<br />

oogarts was oprichter van Medisch Contact, het artsenverzet in de<br />

Tweede Wereldoorlog. Als raadsvoorzitter onderzocht hij de methode-Samuels<br />

voor de behandeling van kanker. In 1948 schreef hij<br />

de nu nog steeds actuele zinsnede: ‘Het is een zaak van nationaal<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

39


40<br />

belang dat de vertrouwenspositie van de medische professie behouden<br />

blijft. Dit vertrouwen wordt ondermijnd wanneer een arts in<br />

het openbaar uitspreekt dat hij kanker kan genezen en deze uitspraak<br />

niet juist is.’<br />

Signalering van nieuwe ontwikkelingen en peer review van<br />

conceptadviezen kregen een krachtige impuls dankzij prof. dr AJC<br />

Haex (1966-1983). Daartoe stelde Haex ‘filosofiecommissies’ in,<br />

de latere beraadsgroepen. Inmiddels zijn er acht, het gehele<br />

aandachtsgebied van de raad dekkend. Geen advies gaat zonder<br />

indringende toetsing de deur uit.<br />

De vandaag aanwezige oud-voorzitters prof. dr L Ginjaar<br />

(1985-1996) en prof. dr JJ Sixma (1996-2001) en oud-vice-voorzitters<br />

Borst (1985-1994) en Struyvenberg (1994-1996) brachten<br />

belangrijke versterkingen op de gebieden milieuhygiëne, arbeidsomstandigheden,<br />

innovatie en doelmatigheid van preventie en<br />

zorg, ethiek en recht en voeding.<br />

Met het oog op de toekomst<br />

De <strong>Gezondheidsraad</strong> doorstond diverse reorganisaties van het<br />

adviesstelsel met glans. Toch is de raad nooit te oud en te wijs om<br />

te leren. Wetenschap staat nooit stil, evenmin als haar boodschap<br />

voor beleid en samenleving. De komende tijd staan drie punten<br />

centraal: kennisontwikkeling, geïnformeerd kiezen, en internationalisering.<br />

Steeds sneller presenteert zich nieuwe kennis aan de samenleving.<br />

Denkt u aan de neurowetenschap, de genetica, de<br />

vervangingsgeneeskunde, de milieutechnologie, maar ook de<br />

kritische evaluatie van de bestaande praktijk. Daarop aansluitend<br />

beleid vereist een soepele kennisinput, en een zowel voortvarende<br />

als duurzame advisering. De <strong>Gezondheidsraad</strong> zal daarom de<br />

samenwerking met de organisaties die staan voor kwaliteit, programmering<br />

en uitvoering van onderzoek verder uitbouwen.<br />

Om optimaal te kunnen beslissen, moet de samenleving<br />

goed zicht hebben op de te behalen gezondheidswinst, risico’s, en<br />

doelmatigheid. Het vergt een groeiende inspanning om dit pano-<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


ama up-to-date te houden bij steeds snellere kennisontwikkeling.<br />

Ook moet worden aangegeven waar het ‘bewijs’ voorafgaand aan<br />

besluitvorming niet compleet kan zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval<br />

bij de langetermijneffecten van milieufactoren. De samenleving<br />

kan dan besluiten tot eventuele ‘voorzorg’, mede namens toekomstige<br />

generaties. Ook is er behoefte aan tijdige signalering van<br />

ethische en maatschappelijke implicaties van wetenschappelijke<br />

innovaties. De raad heeft op deze terreinen een voorlichtende taak,<br />

niet alleen ten aanzien van de regering en het parlement maar ook<br />

ten opzichte van de burger, die steeds meer zelf wil beslissen.<br />

De wereld, in het bijzonder Europa, wordt steeds kleiner.<br />

Daarom werkt de <strong>Gezondheidsraad</strong> hard aan internationale samenwerking.<br />

Kernthema is de verhouding tussen internationale wetenschap<br />

en nationale eigenheid. Zoals John Eisenberg schreef:<br />

‘globalize the evidence, localize the decision’. Behalve om het<br />

voorkomen van dubbel werk, gaat het om internationaal leren. Zo<br />

moet Nederland, nu de toename van de levensverwachting achter<br />

raakt op die van vergelijkbare landen, extra letten op de doorwerking<br />

van wetenschap in beleid, preventie en zorg. Maar het internationale<br />

perspectief strekt verder. Waar internationale politiek<br />

stagneert, kan juist de wetenschap – waarvan de taal geen grenzen<br />

kent – een gemeenschappelijke noemer zijn.<br />

Korte en lange termijn<br />

Majesteit, dames en heren: vandaag keken wij terug en vooruit. Te<br />

vér vooruit? De onderzoekshorizon reikt zelden verder dan één of<br />

twee promotieperiodes, en beleidscycli halen hooguit vier jaar.<br />

Maar kathedralen konden slechts tot stand komen omdat hun<br />

ontwerp er in voorzag, dat niet zij die de fundamenten legden<br />

maar hooguit hun achterkleinkinderen het voltooide bouwwerk<br />

zouden zien. En wat zou er bereikt zijn door de negentiendeeeuwse<br />

vernieuwers van medische wetenschap, openbare hygiëne,<br />

en het zorgstelsel, als ‘boekhoudkundige’ doelmatigheid en winst<br />

op kórte termijn bepalend was geweest? Onze toekomst heeft veel<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

41


42<br />

aan de toekomst van het verleden. Zonder dat verleden te idealiseren.<br />

Hanny Michaelis 1 drukte het als volgt uit:<br />

Wie bij daglicht<br />

de gordijnen sluit<br />

en kaarsen aansteekt,<br />

wie om een glimlach, een gebaar<br />

de tijd wil tegenhouden<br />

en de middeleeuwse gelieven<br />

(die naar de legende wil<br />

in elkaars armen versteenden)<br />

om hun lot benijdt,<br />

zal verliezen wat hij heeft<br />

en meer dan dat.<br />

Daarom keek de <strong>Gezondheidsraad</strong> vandaag terug en vooruit, soms<br />

ver vooruit. Mogen onze functionele nazaten over honderd jaar<br />

hetzelfde doen.<br />

1 Hanny Michaelis. Wegdraven<br />

naar een nieuw Utopia, 1971.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


Ereleden benoemd<br />

MvL/<br />

MdW<br />

Ter gelegenheid van het eeuwfeest van de <strong>Gezondheidsraad</strong> heeft<br />

de voorzitter twee leden wegens hun zeer grote verdiensten voor de<br />

raad – en daarmee voor het Nederlandse gezondheidsbeleid –<br />

benoemd tot erelid.<br />

Prof. dr J Huisman<br />

De betrokkenheid van Joop Huisman bij de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

begon in 1959, toen hij in een commissie – over salmonella –<br />

zitting nam. Sindsdien heeft hij zich in de loop van meer dan<br />

veertig jaar in diverse rollen ingezet voor de raad. Vanaf halverwege<br />

de jaren zestig ging er bijna geen jaar voorbij of Huisman<br />

was als rapporteur dan wel als commissielid betrokken bij adviezen<br />

van de <strong>Gezondheidsraad</strong>.<br />

In een advies uit 1961 over – bijwerkingen van pokkenvaccinatie<br />

– staat hij vermeld als arts bij een GGD. Zeer nauwlettend<br />

hield hij daar bij welke bijwerkingen kinderen ondervonden<br />

van hun pokkenprik. Ook een advies uit 1962 vermeldt belangrijk<br />

rapportagewerk door de inmiddels gepromoveerde Huisman. Een<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong>commissie onderzocht op dat moment of kinderen<br />

die als zuigeling tegen poliomyelitis waren gevaccineerd opnieuw<br />

ingeënt moesten worden. Als epidemioloog bij de GG en<br />

GD ging Huisman na bij hoeveel van de tweehonderd à vierhonderd<br />

Rotterdamse kleuters – geboortejaar 1958 – er twee jaar<br />

na hun ‘volledige immunisatie met vier injecties’ nog antistoffen<br />

tegen de drie typen poliovirus aantoonbaar waren.<br />

De meeste commissies waarvan Huisman lid was, hielden<br />

zich bezig met vaccinatie. Als hoofd van de afdeling besmettelijke<br />

ziekten, hygiëne en quarantaine bij de GG en GD te Rotterdam<br />

bracht Huisman niet alleen kennis, maar ook een schat aan praktische<br />

ervaring in. Vanaf 1983 heeft hij ook als secretaris van de<br />

permanente commissie AIDS belangrijk werk verricht ten dienste<br />

van het algemeen belang. Dat laatste geldt ook voor zijn bijdrage<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

43


44<br />

aan de Beraadsgroep Infectie & Immuniteit, waarvan Huisman<br />

bijna vijfentwintig jaar lid is geweest.<br />

Prof. dr HKA Visser<br />

Henk Visser, emeritus hoogleraar Kindergeneeskunde, heeft bijna<br />

dertig jaar in tal van functies bijgedragen aan de advisering door de<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong>. Het spectrum van zijn activiteiten alleen al voor<br />

de raad is bijzonder breed. Een greep uit de bijna twintig commissies:<br />

voorzitter van de Commissie Neuralebuisdefecten, voorzitter<br />

van de Werkgroep Kinkhoest, lid van de Beraadsgroep Genetica,<br />

vice-voorzitter van de Beraadsgroep Geneeskunde, voorzitter van<br />

de Commissie Moedermelk, lid van de Commissies Kinderdialyse,<br />

Foliumzuur en neuralebuisdefecten, en verschillende commissies<br />

op het gebied van de voeding. Recent was Henk Visser voorzitter<br />

van de Commissie Voedingsnormen, die onlangs een advies uitbracht<br />

over enkele B-vitamines.<br />

Als lid van de Presidiumcommissie stond Henk Visser de<br />

voorzitter bij met raad en daad, in soms roerige tijden. Visser was<br />

zelf een ideale voorzitter, die met vaste hand en in vlot tempo een<br />

commissie wist te leiden. Hij propageerde vaak een snelle, onorthodoxe<br />

werkwijze, en paste die in de praktijk ook met succes toe.<br />

Als voorbeeld van dat laatste kunnen gelden twee werkgroepen<br />

over de kinkhoestvaccinatie, waarbij onder zijn leiding Nederlandse<br />

en buitenlandse deskundigen in enkele dagen tot een degelijk<br />

Gezond-heidsraadadvies wisten te komen.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


Verslag<br />

Centrum Ethiek en Gezondheid geopend<br />

Onder grote belangstelling had op vrijdag 16 <strong>mei</strong> de officiële en<br />

feestelijke opening plaats van het Centrum Ethiek en Gezondheid<br />

(CEG). Het centrum is ingesteld op initiatief van de minister van<br />

VWS (zie <strong>Graadmeter</strong> sept/okt 2001) en ondergebracht bij de<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong> en de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg<br />

(RVZ).<br />

De hoofdtaak van het centrum is om nieuwe ontwikkelingen<br />

op het terrein van de volksgezondheid te signaleren die een plaats<br />

verdienen op de ‘ethische beleidsagenda’ van de overheid. Bijvoorbeeld<br />

omdat ze vragen om regelgeving, om maatschappelijke<br />

discussie, of om nader onderzoek. De <strong>Gezondheidsraad</strong> en de RVZ<br />

zullen daarover jaarlijks rapport uitbrengen. In overeenstemming<br />

met de werkverdeling tussen beide raden is afgesproken dat de<br />

RVZ primair kijkt naar nieuwe ontwikkelingen op organisatorisch<br />

en strategisch gebied, terwijl de <strong>Gezondheidsraad</strong> de wetenschappelijke<br />

ontwikkelingen in het vizier houdt.<br />

In de tweede plaats is het de bedoeling dat het centrum gaat<br />

fungeren als informatiepunt: een plek waar mensen terecht kunnen<br />

voor adressen, links en achtergrondinformatie op het gebied van<br />

ethiek en gezondheid. Tijdens de openingsbijeenkomst,<br />

opgeluisterd door een sprankelend optreden van cabaretière Hester<br />

Macrander, presenteerden de voorzitters van beide raden<br />

(Knottnerus en Sanders) het eerste signaleringsrapport en ging de<br />

CEG-website de lucht in. Voor de bijeenkomst was gastvrijheid<br />

verleend door de organisatoren van het internationale NWOcongres<br />

Ethics and public policy.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

Wybo Dondorp<br />

45<br />

Dr WJ Dondorp is secretaris bij<br />

de <strong>Gezondheidsraad</strong>.<br />

Het eerste CEG-jaarrapport<br />

Signalering Ethiek en<br />

Gezondheid 2003 is te<br />

downloaden of te bestellen via<br />

de website van het centrum<br />

www.ceg.nl . Op de site van de<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong> www.gr.nl is<br />

uitsluitend het door de<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong> verzorgde<br />

deelrapport met diezelfde titel<br />

verkrijgbaar (publicatienummer<br />

2003/08).


46<br />

Aanbieding rapport en opening website<br />

De eerste publicatie van het nieuwe centrum is getiteld Signalering<br />

Ethiek en Gezondheid 2003. Deze bestaat uit twee deelrapporten,<br />

waarin de <strong>Gezondheidsraad</strong> en de RVZ elk vier onderwerpen<br />

belichten. Onder het overkoepelende thema: ‘grenzen aan zelfbeschikking<br />

van patiënten’ bespreekt de RVZ achtereenvolgens:<br />

eisend gedrag en agressie van zorgvragers; drang en informele<br />

dwang in de zorg; culturele eigenheid en zelfbeschikking van<br />

zorgvragers; zelfbeschikking en eigen verantwoordelijkheid van<br />

mensen met een verstandelijke handicap. In het door de<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong> (Beraadsgroep Gezondheidsethiek & -recht)<br />

opgestelde deelrapport wordt aandacht gevraagd voor nieuwe<br />

ontwikkelingen op het gebied van reproductieve genetica en<br />

voortplantingsgeneeskunde, voor neonatale screening op aangeboren<br />

stofwisselingsziekten, voor de noodzaak van klinisch<br />

geneesmiddelenonderzoek bij kinderen en voor ‘de maakbare<br />

mens’: het toepassen van biomedische kennis voor de ‘verbetering’<br />

van menselijke eigenschappen.<br />

In zijn aanbiedingstoespraak noemde Knottnerus het belang<br />

van signalering (in de zin van early warning of horizon scanning)<br />

voor het overheidsbeleid. De <strong>Gezondheidsraad</strong> heeft daarmee<br />

ruime ervaring opgebouwd. Het bijzondere van de nieuwe<br />

signaleringstaak in het kader van het CEG is dat het ethisch perspectief<br />

vooropstaat. Omdat het gaat om ontwikkelingen waarover<br />

in de samenleving de discussie nog (verder) moet worden gevoerd,<br />

dienen de jaarlijkse rapportages een inventariserend karakter te<br />

hebben. Voorzitter Sanders van de RVZ ging in op de informatiefunctie<br />

van het centrum. Hiertoe is bij de RVZ een nog verder uit<br />

te bouwen website ingericht (www.ceg.nl). Bezoekers kunnen daar<br />

ook onderwerpen aandragen die zij onder de aandacht van de<br />

overheid gebracht willen zien. In zijn toespraak noemde Sanders<br />

mevrouw De Beaufort, hoogleraar medische ethiek en lid van<br />

beide raden, als de drijvende kracht achter de totstandkoming van<br />

het CEG. Zij was voorzitter van de RVZ-commissie die in 1999<br />

advies uitbracht over de rol van de ethiek in het volksgezondheidsbeleid.<br />

Met de instelling van het centrum is een belangrijke aanbeveling<br />

uit dat advies (Ethiek met beleid) geëffectueerd.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


Helaas was de staatssecretaris, mevrouw Ross-van Dorp,<br />

wegens een ingelaste fractievergadering op het laatste moment<br />

verhinderd de openingsbijeenkomst bij te wonen. In haar plaats<br />

nam de heer Oudendijk van het ministerie van VWS het eerste<br />

CEG-rapport in ontvangst en opende hij de website. Hij onderstreepte<br />

de behoefte van de overheid aan tijdige signalering met<br />

het oog op de ethische beleidsagenda. De aanbieding had plaats in<br />

aanwezigheid van oud-minister Borst, die op prinsjesdag 2001 aan<br />

de Kamer had laten weten dat het centrum er zou komen.<br />

‘Socratische gesprekken’<br />

Onder leiding van mevrouw Borst had vervolgens een tweetal<br />

‘socratische gesprekken’ plaats naar aanleiding van thema’s uit<br />

beide deelrapporten.<br />

In het eerste gesprek – naar aanleiding van het deelrapport<br />

van de <strong>Gezondheidsraad</strong> – nodigde zij de hoogleraren medische<br />

ethiek Verkerk (Groningen) en Den Hartogh (UvA) uit om te<br />

reageren op het thema van ‘de maakbare mens’. Wat zijn de<br />

mogelijke implicaties van deze trend, hoe zou de overheid daarop<br />

moeten reageren en wat zou de rol van de arts kunnen zijn? Vooral<br />

in hun antwoord op die laatste vraag legden de gesprekspartners<br />

verschillende accenten. Den Hartogh wees er op dat betrokkenheid<br />

van artsen bij allerlei ‘verbeteringen’ van uiterlijk of functioneren<br />

kan leiden tot medicalisering. Verkerk vond dat artsen juist een<br />

belangrijke sturende rol zouden kunnen hebben, namelijk door hun<br />

patiënten te vragen of bepaalde ‘verbeteringen’ werkelijk nodig<br />

zijn en of ze mogelijke risico’s goed hebben overdacht.<br />

Bij het tweede gesprek zaten mevrouw Arib (lid van de<br />

Tweede- Kamercommissie voor de volksgezondheid) en de heer.<br />

Blijham (voorzitter Raad van Bestuur van het UMC Utrecht) aan.<br />

Het thema was ‘de nieuwe patiënt’, naar aanleiding van de RVZsignalementen<br />

over ‘eisend gedrag’ van zorgvragers en over specifieke<br />

zorgbehoeften in verband met de culturele eigenheid van<br />

allochtone patiënten. Blijham merkte op dat eisend gedrag en<br />

agressiviteit niet op het conto te schrijven zijn van ‘mondigheid’,<br />

wat juist als een positieve ontwikkeling moet worden gewaardeerd.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

47


48<br />

Arib onderstreepte dat erkenning van culturele eigenheid niet<br />

betekent dat bij de keuze van behandelingsopties mag worden<br />

voorbijgezien aan algemene eisen van evidence based medicine.<br />

Beide gesprekspartners benadrukten dat artsen in hun opleiding<br />

(nog) beter voorbereid moeten worden op de omgang met ‘de<br />

nieuwe patiënt’ in zijn verschillende verschijningsvormen.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


Verslag<br />

Kinderen in de toxicologie<br />

Bestrijdingsmiddelen in het voedsel van baby’s en kinderen. Zo<br />

luidde de titel van een rapport dat in 1993 de Verenigde Staten in<br />

beroering bracht. Deze publicatie vormde het startsein voor een<br />

nog immer voortdurende, felle discussie, zowel in de wetenschappelijke<br />

literatuur als tussen belangengroeperingen. De vraag is:<br />

moeten kinderen als een aparte groep worden beschouwd, wanneer<br />

we het risico van blootstelling aan chemische stoffen voor de<br />

menselijke gezondheid beoordelen? Deze vraag is niet alleen<br />

relevant als het gaat om de schadelijkheid van<br />

milieucontaminanten (bijvoorbeeld dioxines en zware metalen) en<br />

bestrijdingsmiddelen, maar evenzeer waar het de werkzaamheid en<br />

de bijwerkingen van geneesmiddelen betreft.<br />

Op 23 <strong>mei</strong> jongstleden organiseerde de Sectie Toxicologie en<br />

Risicobeoordeling van de Nederlandse Vereniging voor Toxicologie<br />

een minisymposium over deze problematiek onder de titel Kinderen<br />

in de toxicologie. In een collegezaal van de Faculteit Diergeneeskunde<br />

van de Universiteit van Utrecht luisterden circa veertig<br />

belangstellenden naar acht sprekers. Die gaven ieder vanuit hun<br />

eigen discipline een overzicht van de stand van wetenschap op dit<br />

punt.<br />

Kinderen geen mini-volwassenen<br />

Het eerste dagdeel ging over de verschillen tussen kinderen en<br />

volwassenen. Dr Bea Steenbekkers van Wageningen Universiteit en<br />

Researchcentrum liet zien dat gedrag van kinderen – kruipen,<br />

voorwerpen in de mond stoppen – bepalend is voor de mate waarin<br />

kinderen in contact komen met chemische stoffen. Ze wees op de<br />

grote verschillen in gedrag tussen kinderen; niet alleen tussen<br />

kinderen in verschillende fasen van ontwikkeling, maar ook tussen<br />

kinderen binnen eenzelfde ontwikkelingsstadium.<br />

De vertaling van de uitwendige blootstelling aan een stof in<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

Harrie van Dijk<br />

49<br />

Dr HFG van Dijk is secretaris bij<br />

de <strong>Gezondheidsraad</strong>.


50<br />

concentraties in het lichaam, hangt af van de opname, de verdeling<br />

binnen het lichaam, de omzetting door enzymen en de uitscheiding<br />

door onder meer de nieren, aldus dr Loeckie de Zwart<br />

van het RIVM te Bilthoven. Vooral bij kinderen die jonger zijn dan<br />

een jaar, verlopen deze processen anders dan bij volwassenen. Dat<br />

kan resulteren in een hogere óf lagere concentratie in het lichaam.<br />

Kennis over het lot van medicijnen in het menselijk lichaam kan<br />

worden gebruikt om rekenmodellen te ontwikkelen. Daarmee<br />

vallen de verschillen tussen kinderen en volwassenen te kwantificeren<br />

en kan men voorspellen hoe het lichaam met andere milieuvreemde<br />

stoffen zal omgaan. Op de vraag vanuit de zaal of we in<br />

de gangbare beoordelingsprocedures voor stoffen niet al voldoende<br />

rekening houden met kinderen antwoordde mevrouw De Zwart,<br />

enigszins voorzichtig, dat we het waarschijnlijk meestal zo slecht<br />

nog niet doen.<br />

Volgens prof. Dick Swaab van het Nederlands Hersen Instituut<br />

te Amsterdam kan een zich ontwikkelend brein permanente<br />

effecten oplopen wanneer het wordt blootgesteld aan chemische<br />

stoffen. Deze effecten komen soms pas jaren later aan het licht,<br />

bijvoorbeeld op schoolgaande leeftijd of bij de voortplanting.<br />

Nicotine bijvoorbeeld, beïnvloedt wellicht de seksuele oriëntatie<br />

van mensen. Uit epidemiologisch onderzoek is namelijk gebleken<br />

dat vrouwen die roken tijdens de zwangerschap een verhoogde<br />

kans hebben op lesbische dochters. Het gebruik van medicijnen en<br />

genotsmiddelen leidt vaak tot relatief hoge blootstellingniveaus. Of<br />

lagere niveaus van blootstelling – via de voeding of vanuit de<br />

omgeving – eveneens schadelijk zijn, kon de heer Swaab niet<br />

zeggen. Niettemin pleitte hij voor grote terughoudendheid bij het<br />

blootstellen van zich ontwikkelende hersenen aan chemische<br />

stoffen.<br />

Verschillende stofgroepen<br />

Na de lunchpauze spraken dr Moniek Pieters (RIVM), dr Jan<br />

Lammers (TNO-Voeding, Zeist) en dr Jan Willem van der Laan<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


(RIVM) over de gevoeligheid van kinderen voor verschillende<br />

stofgroepen: natuurlijke mycotoxines, bestrijdingsmiddelen en<br />

geneesmiddelen.<br />

Volgens dr Moniek Pieters lopen jonge kinderen een verhoogd<br />

risico op gezondheidschade door DON, een gif dat wordt<br />

geproduceerd door een schimmel die op tarwe groeit. Door recente<br />

maatregelen van de tarweverwerkende industrie en een<br />

strikte controle door de overheid is de blootstelling nu aanzienlijk<br />

teruggedrongen.<br />

Dr Jan Lammers verontschuldigde zich bij voorbaat, omdat<br />

hij verwachtte met zijn bijdrage over een groep van<br />

insectenverdelgers – de pyrethroïden – meer vragen op te zullen<br />

roepen dan te beantwoorden. Effecten van deze neurotoxische<br />

verbindingen op het zenuwstelsel en het gedrag treden bij lagere<br />

doseringen op, wanneer blootstelling plaatsvindt vóór of vlak na de<br />

geboorte, dan bij blootstelling op volwassen leeftijd. Dat is uit<br />

proefdieronderzoek gebleken. Soms komen de gevolgen van<br />

blootstelling rond de geboorte pas aan het licht als de persoon<br />

volwassen is. De schadelijkheid van de waargenomen effecten en<br />

de relevantie voor de mens zijn moeilijk te bepalen. Tot het tegendeel<br />

is bewezen, moeten we echter van beide uitgaan, meende de<br />

spreker. Tot slot schetste hij een beeld van de moeilijkheden die<br />

zich voordoen als men de procedures en richtlijnen voor de beoordeling<br />

van stoffen zodanig wil aanpassen, dat ook subtielere en<br />

‘uitgestelde’ effecten op het zenuwstelsel – en daarmee op het<br />

gedrag, het leervermogen en dergelijke – zijn op te sporen.<br />

Dr Jan Willem van der Laan ging in op het risico voor kleine<br />

kinderen van thiomersal, een organische kwikverbinding die als<br />

conserveermiddel aan onder meer vaccins wordt toegevoegd.<br />

Volgens hem is er tot dusver bij kinderen geen schade gebleken.<br />

Toch meende hij dat de toevoeging aan vaccins tot een te hoge<br />

blootstelling leidt en dat het risico niet louter theoretisch is. Hij<br />

pleitte er daarom voor het conserveermiddel niet langer in vaccins<br />

voor kinderen toe te passen. In Nederland gebeurt dit inmiddels<br />

niet meer.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

51


52<br />

Beleid<br />

Het derde en laatste dagdeel was voor het beleid. Drs Betty Voordouw<br />

van het College voor de Beoordeling van Geneesmiddelen in<br />

Den Haag gaf een overzicht van de internationale inspanningen<br />

om betere en veiligere medicijnen voor kinderen te verkrijgen. Ze<br />

wees erop dat proeven met kinderen moeilijk zijn uit te voeren,<br />

maar dat het evenzeer onethisch is om kinderen medicijnen toe te<br />

dienen zonder kennis van de benodigde dosis, de effectiviteit en de<br />

veiligheid.<br />

Dr ir Joyce de Stoppelaar van het ministerie van VWS,<br />

directie Voeding en Gezondheidsbescherming, sloot de rij van<br />

sprekers. Haar voordracht ging over de wijze waarop onder meer<br />

op de beleidsterreinen van voedsel, speelgoed,<br />

consumentenproducten en cosmetica, bijzondere aandacht uitgaat<br />

naar de veiligheid voor kinderen. Als ideaalbeeld zag ze dat de<br />

risico’s van stoffen voor kwetsbare groepen, inclusief kinderen,<br />

structureel worden beoordeeld. De normen en het beleid dienen te<br />

worden afgestemd op de meest kwetsbare groep. Ten aanzien van<br />

de voedselveiligheid voegde ze hieraan toe dat er in de ideale<br />

situatie geen aparte normen zijn voor afzonderlijke groepen van<br />

mensen. Zolang dit ideaalbeeld echter niet is bereikt, kan het<br />

nodig zijn uit voorzorg aparte normen te hanteren voor bijvoorbeeld<br />

babyvoeding.<br />

Het programma liep enigszins uit. Helaas was er daarom<br />

onvoldoende tijd voor een goede samenvatting van alle informatie<br />

en voor een poging tot synthese. Het zou een uitdaging voor<br />

sprekers en toehoorders zijn geweest om te kijken of er zich consensus<br />

zou aftekenen over de vraag of kinderen nog onvoldoende<br />

aandacht krijgen bij de risicobeoordeling van stoffen, of dat we het<br />

eigenlijk zo slecht nog niet doen. Zoals mevrouw De Stoppelaar in<br />

haar voordracht memoreerde, is er verleden jaar een commissie van<br />

de <strong>Gezondheidsraad</strong> geïnstalleerd die zich buigt over precies deze<br />

problematiek (zie <strong>Graadmeter</strong> <strong>mei</strong>/<strong>juni</strong> 2002). Die commissie<br />

hoopt voor het eind van het jaar advies uit te brengen.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

53<br />

Gezondheidszorg


54<br />

Nieuw advies<br />

Nieuwe mogelijkheden bij orgaandonatie<br />

kunnen wachtlijsten bekorten<br />

De Nederlandse situatie op het gebied van orgaandonatie en<br />

transplantatie is zorgwekkend. Er is al jaren een flinke achteruitgang<br />

merkbaar in het aantal hersendode donoren. Om de lange<br />

wachtlijsten te bekorten, moeten twee andere vormen van donatie<br />

ook optimaal benut worden: donatie door levende donoren en door<br />

donoren die aan een hartstilstand zijn overleden. De stagnatie in<br />

het aanbod van organen wordt op dit moment al voor een deel<br />

goedgemaakt doordat meer mensen bij leven een orgaan afstaan.<br />

Ook donororganen van mensen die aan een hartstilstand zijn<br />

overleden kunnen – gezien de sterk verbeterde resultaten – helpen<br />

om de wachtlijsten te bekorten. Om deze vormen van donatie<br />

verder te stimuleren is gericht beleid noodzakelijk. Dit schrijft de<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong> in een advies dat op 19 <strong>juni</strong> 2003 werd aangeboden<br />

aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.<br />

In de afgelopen jaren is geprobeerd meer donororganen beschikbaar<br />

te krijgen voor mensen die gebaat zijn bij transplantatie, onder<br />

andere door de Wet op de Orgaandonatie en door voorlichting. Tot<br />

een verbetering heeft dit echter niet geleid. Patiënten wachten nog<br />

steeds drie tot vier jaar op een nier, of sterven soms voordat een<br />

hart-, long- of levertransplantatie heeft kunnen plaatsvinden.<br />

De toename van nierdonatie door levende donoren (tot<br />

eenderde van het totaal) heeft ervoor gezorgd dat de situatie niet<br />

nog veel dramatischer is geworden. Behalve familieleden zijn het<br />

ook steeds vaker partners of vrienden die met succes een nier<br />

afstaan. Het risico is voor de donoren zelf zeer beperkt, terwijl<br />

transplantatie grote voordelen biedt – zeker bij kinderen. Levende<br />

donoren kunnen ook organen ter beschikking stellen aan mensen<br />

met wie zij geen emotionele of familierelatie hebben. Dit gebeurt<br />

bijvoorbeeld bij uitwisseling van nieren van mensen die niet rechtstreeks<br />

aan hun eigen partner kunnen doneren, omdat hun bloedgroepen<br />

niet overeenkomen.<br />

Gezondheidszorg<br />

Pauline Slot<br />

Dr P Slot is redacteur bij de<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong>.<br />

De publicatie Nieuwe wegen<br />

naar orgaandonatie (2003/01) is<br />

te downloaden van www.gr.nl .<br />

Ook is het advies verkrijgbaar<br />

bij het secretariaat van de<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong>. Zie de<br />

rubriek ‘Verschenen’.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


Worden deze vormen van nierdonatie bij leven verder gestimuleerd,<br />

dan kan dat op termijn leiden tot 100 niertransplantaties<br />

extra per jaar (op dit moment vinden jaarlijks in totaal ongeveer<br />

560 niertransplantaties plaats). Betaalde donatie wijst de<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong> in de Nederlandse situatie af.<br />

Een nieuwe ontwikkeling is leverdonatie door een levende<br />

donor. Dit geeft meer risico voor de donor dan nierdonatie, maar<br />

met name wanneer een ouder een deel van zijn of haar lever aan<br />

een kind afstaat is het een effectieve en veilige ingreep.<br />

Leverdonatie aan volwassenen is nog in ontwikkeling. Het risico is<br />

daar veel groter, omdat een groter deel van de lever van de donor<br />

nodig is.<br />

Een tweede categorie donaties die gestimuleerd kan worden<br />

is donatie door donoren die aan een hartstilstand zijn overleden (de<br />

zogenoemde non-heart-beating donoren). In dat geval raken<br />

organen sneller beschadigd dan bij de meest gebruikelijke categorie:<br />

de hersendode donoren. Nierdonatie na hartstilstand is echter<br />

wel degelijk succesvol als meteen na het overlijden maatregelen<br />

worden genomen, zoals koeling van de organen in het lichaam. Dit<br />

gebeurt nu vaak niet. Zo gaan organen verloren, terwijl de overledene<br />

wel had aangegeven donor te willen zijn of nabestaanden wel<br />

tot donatie hadden willen beslissen. De mogelijkheden om in<br />

afwachting van een beslissing of informatie daarover maatregelen<br />

te treffen, moeten dan ook verruimd worden.<br />

Bij gericht beleid kan het aantal niertransplantaties met<br />

organen die afkomstig zijn van donoren die aan een hartstilstand<br />

zijn overleden uiteindelijk uitgroeien tot in totaal 250 per jaar. Ook<br />

biedt deze vorm mogelijkheden voor het beschikbaar komen van<br />

donorlevers (die nu schaars zijn), en in de toekomst waarschijnlijk<br />

ook voor donorlongen.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

55<br />

Gezondheidszorg


56<br />

Nieuw advies<br />

Burgers moeten meer weten over genetica<br />

MdW<br />

De wetenschappelijke kennis over genetica neemt snel toe en<br />

wordt ook steeds vaker toegepast. Burgers krijgen meer te<br />

kiezen, terwijl het maar de vraag is of ze voldoende geïnformeerd<br />

zijn. Dit signaleert de <strong>Gezondheidsraad</strong> in Publiekskennis<br />

genetica, een publicatie die op 27 februari 2003<br />

verscheen. De raad concludeert dat er weinig bekend is over<br />

genetica bij het grote publiek. Wel komen bij de huisarts en<br />

centra voor klinische genetica regelmatig misverstanden aan<br />

het licht. Om een elementair kennisniveau tot stand te<br />

brengen is naast algemene voorlichting vooral het onderwijs<br />

belangrijk.<br />

Wanneer moet iemand zich laten screenen op een erfelijke<br />

ziekte? Is het onverstandig om genetisch gemodificeerd<br />

voedsel te gebruiken? Moet iedereen die verdacht wordt van<br />

een delict meewerken aan een DNA-test? Steeds vaker<br />

gestelde vragen, die van burgers enige kennis van genetica<br />

verwachten. Toch is er – ondanks de ruime toepassing van<br />

genetica – weinig bekend over wat het grote publiek hierover<br />

weet. Vaststaat dat een substantieel deel van de leerlingen<br />

geen onderwijs krijgt in genetica. In de regel ontbreekt dan<br />

ook de basiskennis die nodig is om nieuwe ontwikkelingen te<br />

beoordelen. Ook de informatievoorziening via de media is<br />

beperkt. De pers reageert op nieuws in de genetica nu eens<br />

onberedeneerd afwijzend, dan weer al te optimistisch.<br />

Kennisgebrek en misverstanden leiden er soms toe dat mensen<br />

geen advies over erfelijkheidsproblemen vragen in situaties<br />

die daar wel aanleiding toe geven.<br />

De <strong>Gezondheidsraad</strong> pleit voor nader onderzoek naar de<br />

publiekskennis van genetica. Iedere burger zou zich in elk<br />

geval bewust moeten zijn van de enorm grote genetische<br />

variatie. Er zijn vele duizenden verschillen in het DNA van<br />

Gezondheidszorg<br />

De publicatie Publiekskennis<br />

genetica (2003/05) is te<br />

downloaden van www.gr.nl .<br />

Ook is het advies verkrijgbaar<br />

bij het secretariaat van de<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong>. Zie de<br />

rubriek ‘Verschenen’.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


verschillende mensen. Voor de gezondheid kunnen die verschillen<br />

belangrijk zijn. Ook is belangrijk te weten dat genen, voeding en<br />

gedrag op elkaar inwerken. Volgens de raad horen alle scholieren<br />

kennis te maken met de beginselen van genetica. Misschien moet<br />

daar al in het basisonderwijs mee begonnen worden.<br />

Voor erfelijkheidsadvisering is algemene voorlichting van<br />

belang, bijvoorbeeld zoals het Erfocentrum die via het internet<br />

geeft (www.erfelijkheid.nl). Specialistische voorlichting wordt<br />

gegeven in de klinisch-genetische afdeling van de academische<br />

centra. Huisartsen kunnen informatie geven en naar die centra<br />

verwijzen.<br />

Het advies is gebaseerd op een symposium van de <strong>Gezondheidsraad</strong> getiteld Perspectieven op de<br />

publiekskennis over genetica, met als voorzitter prof. dr NJ Leschot, hoogleraar klinische genetica te<br />

Amsterdam. De secretaris die het advies schreef, is dr PA Bolhuis. Sprekers op het symposium waren:<br />

prof. dr CHCM Buys, hoogleraar humane genetica te Groningen<br />

mw JMG Lanphen, huisarts, voorzitter Forum genetica,<br />

gezondheid en gezondheidszorg<br />

mw drs M de Kinderen, organisatiesocioloog, Erfocentrum<br />

prof. dr LP ten Kate, hoogleraar klinische genetica te<br />

Amsterdam<br />

prof. dr JA Knottnerus, voorzitter van de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003 Gezondheidszorg<br />

57


58<br />

Lopende zaken<br />

Advies gevraagd over het chronischevermoeidheidssyndroom<br />

MdW Op 3 juli 2003 ontving de <strong>Gezondheidsraad</strong> een adviesaanvraag<br />

van de minister van VWS over het chronische-vermoeidheidssyndroom.<br />

Op 16 december 2003 werd de commissie benoemd die<br />

zich over de vragen van de minister zal buigen.<br />

Het chronische-vermoeidheidssyndroom (CVS) leidt tot<br />

aanzienlijke beperking in het beroepsmatig, sociaal en persoonlijk<br />

functioneren van de mensen die er aan lijden. Hoe iemand CVS<br />

krijgt, is nog onduidelijk. De belangrijkste klachten – moeheid en<br />

algemene malaise – zijn niet specifiek voor CVS en er is nog geen<br />

diagnostische test die kan vaststellen of iemand CVS heeft. Mede<br />

hierdoor wordt het ziektebeeld in de praktijk soms niet of pas laat<br />

herkend. Patiënten voelen zich miskend in hun klachten, en gefrustreerd<br />

wanneer zij niet in aanmerking komen voor een uitkering.<br />

De minister vraagt de <strong>Gezondheidsraad</strong> de stand van de<br />

wetenschap van CVS te beschrijven. Hierbij moeten onder meer de<br />

volgende thema’s aan de orde komen. Een beschrijving van het<br />

syndroom, inclusief het beloop. Een schatting van de incidentie en<br />

prevalentie, nu en in de toekomst, zo mogelijk uitgesplitst naar<br />

relevante groepen (waaronder beroepsgroepen). Mogelijke oorzaken<br />

van CVS. Therapeutische interventiemogelijkheden. Lacunes<br />

in de kennis over CVS en veelbelovende richtingen van onderzoek.<br />

Manieren om kennis over deze aandoening onder hulpverleners te<br />

verspreiden en de toepassing van die kennis in de praktijk te waarborgen.<br />

Gezondheidszorg<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


Samenstelling commissie:<br />

dr E Borst-Eilers, arts; voorzitter<br />

prof. dr JWM van der Meer, internist; Universitair Medisch<br />

centrum St Rodboud,Nijmegen<br />

prof. dr SJW Lamberts, endocrinoloog; Erasmus Medisch<br />

Centrum, Rotterdam<br />

dr JP van de Merwe, immunoloog; Erasmus Medisch Centrum,<br />

Rotterdam<br />

prof. dr JJ Heijnen, psychoneuroimmunoloog; Universitair<br />

Medisch Centrum Utrecht<br />

dr B Terluin, huisarts; EMGO, Almere; Vrije Universiteit<br />

Amsterdam<br />

dr CF Dagnelie, huisarts; Universitair Medisch Centrum Utrecht<br />

prof. dr MHW Frings-Dresen, deskundige arbeid en gezondheid;<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003 Gezondheidszorg<br />

59<br />

Academisch Medisch Centrum Amsterdam<br />

dr H Kroneman, medisch adviseur; GAK, Amsterdam<br />

prof. dr JM Bensing, psycholoog; NIVEL, Utrecht<br />

prof. dr G Bleijenberg, medisch psycholoog; Universitair<br />

Medisch Centrum St Radboud, Nijmegen<br />

prof. dr B van Houdenhove, psychiater; Universitaire<br />

Ziekenhuizen Leuven<br />

dr AM van Hemert, psychiater en epidemioloog; Rijngeest<br />

Groep, Leiden<br />

drs IMJ Pieters; Ministerie van SoZaWe; adviseur<br />

drs P Groeneveld; Ministerie van VWS; adviseur<br />

dr YA van Duivenboden; <strong>Gezondheidsraad</strong>, Den Haag;<br />

secretaris


60<br />

Voeding<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit<br />

WB/<br />

MdW<br />

De voedselveiligheid in de Europese Unie vraagt om strakker<br />

toezicht. Verscheidene Europese lidstaten reorganiseerden hun<br />

controlesysteem al. Nederland is sinds 10 juli 2002 een Voedsel en<br />

Waren Autoriteit rijker.<br />

Voedselveiligheid wordt bedreigd<br />

De voedselveiligheid is met de jaren steeds kwetsbaarder geworden.<br />

Oorzaken hiervoor zijn schaalvergroting in de voedselproductie en<br />

internationalisering van het verkeer van grondstoffen, halffabrikaten<br />

en voedingsmiddelen. Het BSE-schandaal in het Verenigd<br />

Koninkrijk onthulde een falend toezicht en een versnipperd<br />

controlesysteem in de Europese Unie op het terrein van voedselveiligheid.<br />

De Europese Commissie stelde daarom in 1999 een<br />

Witboek Voedselveiligheid samen waarin de vorming van een Europese<br />

Voedselveiligheid Autoriteit werd aangekondigd. De realisatie<br />

van dit voornemen nam begin 2002 concrete vormen aan. In de<br />

Europese Voedselveiligheid Autoriteit zal de communautaire<br />

inspanning op het gebied van de voedselveiligheid worden gebundeld.<br />

Met de instelling op 10 juli 2002 van de Voedsel en Waren<br />

Autoriteit (VWA) door de minister van VWS sluit Nederland aan<br />

bij de ontwikkelingen in Brussel.<br />

Taak en doelstelling VWA<br />

In de taak van de VWA staat de gezondheidsbescherming van mens<br />

en dier centraal. Het gaat dan om voedsel, niet-voedselgerelateerde<br />

consumentenproducten, dierenwelzijn en dierenziekten. Het<br />

werkterrein beslaat de gehele productieketen en alle processen die<br />

daarbij een rol spelen. De volksgezondheid en de dierengezondheid<br />

vormen het referentiekader van de VWA. Met de instelling van een<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

61<br />

Voeding


62<br />

Voeding<br />

onafhankelijke autoriteit beoogt de overheid burgers een blijvend<br />

en hoog niveau van voedselveiligheid te bieden. Gezondheidsbevordering,<br />

bijvoorbeeld door voorlichting over gezonde voeding,<br />

valt niet onder het werkterrein van de VWA. Dit blijft een taak van<br />

de ministeries van VWS en van LNV.<br />

Organisatie<br />

De VWA valt als onderdeel van het Staatstoezicht voor de Volksgezondheid<br />

– overeenkomstig artikel 36 van de Gezondheidswet<br />

– onder de verantwoordelijkheid van de minister van VWS.<br />

De VWA heeft als afzonderlijke dienst de status van een agentschap<br />

van het ministerie van VWS en staat onder leiding van een<br />

directeur-generaal. De ministers van VWS en LNV zijn de opdrachtgevers<br />

van de VWA. De organisatie van deze nieuwe<br />

autoriteit verkeert op dit moment nog in de opbouwfase; de<br />

definitieve inrichting moet in 2005 zijn gerealiseerd. 1 Uiteindelijk<br />

zal de VWA bestaan uit een centrale eenheid, die zich richt op<br />

strategische en organisatiebrede aspecten en een operationele,<br />

regionaal georganiseerde werkorganisatie die zich richt op de<br />

uitvoering van het toezicht. De centrale eenheid omvat drie directies<br />

(toezicht; risicobeoordeling en onderzoek; risicocommunicatie).<br />

In de werkorganisatie zullen de Keuringsdienst<br />

van Waren (VWS) en de Rijksdienst voor de Keuring van Vee en<br />

Vlees volledig integreren. Het is de bedoeling dat de VWA<br />

uiteindelijk wordt verankerd in de Wet op de Voedsel en Waren<br />

Autoriteit die vergelijkbaar is met de huidige Wet op het Rijksinstituut<br />

voor de Volksgezondheid en Milieu.<br />

Risicobeoordeling en onderzoek<br />

Voor de werkzaamheden van de <strong>Gezondheidsraad</strong> zijn met<br />

name de activiteiten van de directie Risicobeoordeling en Onderzoek<br />

van belang. Deze directie zal ook gevraagd en ongevraagd<br />

gaan adviseren over beleidsmatige aspecten van het bevorderen van<br />

1 Het kabinet-Balkenende II<br />

heeft volgens de VWA onder de<br />

verantwoordelijkheid gebracht<br />

van de minister van LNV.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


voedselveiligheid, conceptwetgeving, het beoordelen van signalen<br />

en ontwikkelingen en de programmering van onderzoek naar<br />

voedselveiligheid. Risicomanagement en normstelling blijft voorbehouden<br />

aan beleidsafdelingen van de ministeries. De VWA<br />

beoogt daarbij wel een belangrijke gesprekspartner te zijn.<br />

Risicobeoordeling moet gebaseerd zijn op de beschikbare<br />

wetenschappelijke kennis en inzichten. De VWA wil hierbij meer<br />

samenhang aanbrengen in normen voor voedselveiligheid. Naast<br />

reactieve risicobeoordeling – zoals bij calamiteiten en incidenten –<br />

krijgen pro-actieve risicobeoordeling en het daarop gerichte onderzoek<br />

prioriteit. Om overeenstemming te bereiken in algemeen<br />

geaccepteerde uitgangspunten voor risicobeoordeling is mobilisatie<br />

van deskundigheid en inbreng van buiten de VWA noodzakelijk. Er<br />

zal vooral een beroep worden gedaan op het Rijksinstituut voor de<br />

Kwaliteit van Land- en tuinbouwproducten (RiKILT), het Rijksinstituut<br />

voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Centraal<br />

Instituut voor Dierziektecontrole (CIDC). Naast onderzoek gericht<br />

op bestaand en toekomstig risico, zullen deze instituten ook<br />

worden belast met de risico-evaluaties bij toelating van stoffen en<br />

bij normoverschrijdingen. Met – en tussen – deze instituten zijn<br />

werkafspraken gemaakt.<br />

Relatie met de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

In haar strategische ondernemersvisie geeft de VWA aan dat haar<br />

risicobeoordeling moet voldoen aan de hoogste wetenschappelijke<br />

standaarden. Hiervoor moet een relatie worden opgebouwd<br />

met wetenschappelijke specialisten buiten de VWA.<br />

Groot belang hecht de VWA aan het wetenschappelijk netwerk<br />

van de <strong>Gezondheidsraad</strong> en men streeft daarom naar een efficiënte<br />

werkrelatie met deze raad. Als voorbereiding hiervan nam<br />

de directeur-generaal van de NVA deel aan het zogenoemde<br />

jaarlijkse ‘dg-overleg’ met de leiding van de <strong>Gezondheidsraad</strong> over<br />

het werkprogramma 2003 van de raad. Ook wordt de directie<br />

Risicobeoordeling en Onderzoek van de VWA, naast de beleidsdirecties<br />

van de ministeries van VWS en LNV, betrokken bij de<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

63<br />

Voeding


64<br />

Voeding<br />

sprekingen over het werkprogramma 2004.<br />

Samenwerking tussen VWA en <strong>Gezondheidsraad</strong> lijkt<br />

vooral van belang bij interdisciplinaire vraagstukken, bij het<br />

onderkennen van nieuwe risico’s (spoorzoekfunctie) en wanneer<br />

een breed gedragen wetenschappelijke consensus nodig is. Bij de<br />

spoorzoekfunctie gaat het om het verkennen van thema’s rond<br />

voedselveiligheid die in de toekomst van belang kunnen worden.<br />

Daarnaast kan de <strong>Gezondheidsraad</strong> een bijdrage aan het werk van<br />

de VWA leveren door te adviseren over de wetenschappelijke<br />

uitgangspunten voor normstelling, de ontwikkeling van algemene<br />

beoordelingskaders en het geven van second opinions. Op dit moment<br />

vindt overleg plaats over de informatiebehoefte van de VWA<br />

en over de vorm waarin de werkrelatie met de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

formeel kan worden gerealiseerd en bij voorkeur gestalte moet<br />

krijgen.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


Nieuw advies Pauline Slot<br />

Nieuwe voedingsnormen voor vitamine B 6 ,<br />

foliumzuur en B 12<br />

Vrouwen die zwanger willen worden, moeten bij voorkeur al voor<br />

de conceptie dagelijks 400 microgram foliumzuur slikken, en<br />

daarmee doorgaan tot in de achtste week van de zwangerschap.<br />

Op die manier kunnen ze de kans op neuralebuisdefecten bij hun<br />

kind aanzienlijk verkleinen. Dit schrijft de <strong>Gezondheidsraad</strong> ondermeer<br />

in een advies over voedingsnormen voor vitamine B 6 ,<br />

foliumzuur en B 12 dat op 12 februari 2003 werd aangeboden aan<br />

de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de minister<br />

van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.<br />

Het advies van de Commissie Voedingsnormen van de<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong> is het derde in een reeks adviezen waarin<br />

voedingsnormen opnieuw vastgesteld worden. Sinds de laatste keer<br />

dat de voedingsnormen werden bepaald, in 1992 door de toenmalige<br />

Voedingsraad, is sterker naar voren gekomen dat voedingsstoffen<br />

kunnen helpen om chronische ziekten te voorkomen. De<br />

beoordeling richt zich dan ook niet alleen op preventie van schadelijke<br />

gevolgen bij een te lage inname, maar weegt ook de mogelijkheden<br />

om met extra inname gunstige effecten te bewerkstelligen.<br />

In dit advies gaat het om vitamine B 6 , foliumzuur en B 12 .<br />

Wat de inname van vitamine B 6 en B 12 betreft zijn er geen bijzondere<br />

bevindingen in vergelijking met de normen uit 1992.<br />

Het is vooral foliumzuur dat op dit moment in de belangstelling<br />

staat als het gaat om het voorkomen van chronische ziekten. Er<br />

is nog discussie over de vraag of extra foliumzuur hart- en<br />

vaatziekten kan helpen voorkomen. Volgens de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

zijn daarvoor op dit moment niet genoeg wetenschappelijke<br />

bewijzen. Binnen twee tot drie jaar worden echter relevante<br />

onderzoeksresultaten verwacht. Als deze resultaten daar aanleiding<br />

toe geven, zal op dat moment de voedingsnorm voor foliumzuur<br />

worden aangepast<br />

Dr P Slot is redacteur bij de<br />

gezondheidsraad.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003 Voeding<br />

65<br />

De publicatie Voedingsnormen:<br />

vitamine B 6 , foliumzuur en<br />

vitamine B 12 (2003/04) is te<br />

downloaden van de website van<br />

de <strong>Gezondheidsraad</strong> of te<br />

bestellen via het secretariaat.<br />

Zie rubriek ‘Verschenen’.


66<br />

Samenstelling commissie:<br />

dr HKA Visser, arts, emeritus hoogleraar kindergeneeskunde;<br />

Erasmus Universiteit Rotterdam, voorzitter<br />

dr H van den Berg, biochemicus/voedingskundige; Voedingscentrum,<br />

Den Haag<br />

ir BC Breedveld, voedingskundige; Voedingscentrum, Den Haag<br />

prof. dr ir WHM Saris, arts, hoogleraar humane voeding;<br />

Universiteit van Maastricht<br />

prof. dr HP Sauerwein, arts, hoogleraar energiestofwisseling;<br />

Academisch Medisch Centrum – Universiteit van Amsterdam<br />

prof. dr ir G Schaafsma, voedingskundige; TNO Voeding, Zeist;<br />

tevens hoogleraar voeding en levensmiddelen; Wageningen<br />

Universiteit en Researchcentrum<br />

Voeding<br />

prof. dr WA van Staveren, voedingskundige, hoogleraar<br />

voeding van de oudere mens; Wageningen Universiteit<br />

en Research Centrum<br />

prof. dr CE West, biochemicus/voedingskundige;<br />

Universiteit Wageningen; tevens hoogleraar voeding in<br />

relatie tot gezondheid en ziekte; Katholieke Universiteit<br />

Nijmegen<br />

dr ir JA Weststrate, voedingskundige; Unilever Research<br />

Laboratorium, Vlaardingen<br />

ir W Bosman, <strong>Gezondheidsraad</strong>, adviseur<br />

dr ir CJK Spaaij, <strong>Gezondheidsraad</strong>, secretaris<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


Nieuw advies<br />

Fytosterolen<br />

De Commissie VNV verrichtte een zogeheten tweede beoordeling<br />

van de veiligheid van fytosterolesters in verschillende voedingsmiddelen.<br />

Fytosterolesters worden in het maagdarmkanaal omgezet in<br />

fytosterolen. Ze zorgen ervoor dat er minder cholesterol uit de<br />

voeding in het bloed wordt opgenomen. Fytosterolesters zijn als<br />

voedselingrediënt al toegelaten op de markt, maar de toepassing is<br />

tot nu toe beperkt tot smeerbare vetten. De firma Unilever wil het<br />

assortiment van producten waaraan fytosterolesters mogen worden<br />

toegevoegd uitbreiden naar producten op basis van yoghurt en<br />

melk, inclusief melkvarianten op basis van plantaardige olie. De<br />

aanvrager motiveert zijn aanvraag door gegevens uit<br />

marktmonitoring. Daaruit is gebleken dat de consumptie van de al<br />

in de handel zijnde fytosterolester-houdende vetsmeersels beduidend<br />

minder is dan was ingeschat voorafgaande aan de markttoelating.<br />

De Commissie VNV is het grotendeels eens met de eerste<br />

beoordeling door de Britse beoordelingsautoriteit. Die concludeert<br />

dat uitbreiding van het assortiment toelaatbaar is, mits de<br />

aanvrager zich houdt aan de afspraken over etikettering en de<br />

marktmonitoring zal voortzetten. Naast strikte etikettering pleit<br />

de Commissie VNV er bovendien voor dat het totale<br />

productassortiment voldoende beperkt blijft om de fytosterolinneming<br />

te kunnen beteugelen. Er dienen garanties te zijn dat<br />

consumptie tot de doelgroep beperkt blijft. Het is namelijk waarschijnlijk<br />

dat een deel van de cholesterolbewuste consumenten<br />

geneigd is om meer dan de aanbevolen hoeveelheid<br />

fytosterolverrijkte producten te gaan gebruiken.<br />

Alhoewel het niet aan de Commissie VNV is definitief te<br />

besluiten welke producten wel en niet voor verrijking met<br />

fytosterolen in aanmerking komen, vindt zij het noodzakelijk<br />

dat hierover in Europees verband regie wordt gevoerd.<br />

De Commissie VNV is het eens met de Britse<br />

beoordelingsautoriteit dat toelating van deze aanvraag samen-<br />

Chrétienne Vuijst<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003 Voeding<br />

67<br />

Drs CL Vuijst is projectassistent<br />

bij de <strong>Gezondheidsraad</strong>.<br />

De Commissie VNV In het<br />

kader van de Europese<br />

verordening Nieuwe Voedingsmiddelen<br />

en Voedselingrediënten<br />

levert een<br />

producent vóór het op de markt<br />

brengen van een nieuw<br />

voedingsmiddel een veiligheids-<br />

dossier in bij één lidstaat. Deze<br />

verricht de eerste beoordeling.<br />

De overige lidstaten voeren op<br />

basis van het dossier en het<br />

eerste oordeel een tweede<br />

beoordeling uit. Met elkaar<br />

bediscussiëren de lidstaten de<br />

aanvraag voor markttoelating<br />

en de veiligheidsbeoordelingen<br />

en adviseren tot het wel of niet<br />

toelaten van het nieuwe<br />

voedingsmiddel. In Nederland<br />

worden de beoordelingen<br />

verricht door de Commissie<br />

Veiligheidsbeoordeling Nieuwe<br />

Voedingsmiddelen (VNV) van<br />

de <strong>Gezondheidsraad</strong>.<br />

Een openbare versie van<br />

Fytosterolen (3), (2003/<br />

01VNV) is binnenkort in te zien<br />

via<br />

www.gezondheidsraad.nl\vnv.php.<br />

Zie ook rubriek ‘Verschenen’.


68<br />

Voeding<br />

hangt met de besluitvorming over markttoelating van andere<br />

producten met fytosterolen en vergelijkbare verbindingen. In<br />

eerdere adviezen over fytosterolen en fytosterolesters heeft de<br />

Commissie VNV geconcludeerd dat er meer onderzoek nodig is<br />

naar mogelijke langetermijneffecten van inneming van toegevoegde<br />

fytosterolen. Dit heeft ook het Europese Wetenschappelijk<br />

Comité voor de menselijke voeding vastgesteld.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


Nieuw advies<br />

Overgewicht<br />

In de hele westerse wereld, en dus ook in Nederland, heeft overgewicht<br />

epidemische vormen aangenomen. Dat is verontrustend,<br />

want overgewicht gaat gepaard met tal van gezondheidsrisico’s, en<br />

met hoge kosten voor de gezondheidszorg. Eenmaal ontstaan<br />

overgewicht is bovendien moeilijk weer kwijt te raken. Een samenhangend<br />

pakket preventiemaatregelen is dan ook nodig. Lokale en<br />

nationale overheden, bedrijfsleven, gezondheidszorg en scholen<br />

moeten met elkaar bijdragen aan een leefomgeving die bewegen<br />

stimuleert en overconsumptie van voedsel ontmoedigt. Dit schreef<br />

de <strong>Gezondheidsraad</strong> in een advies dat op 28 <strong>april</strong> 2003 werd<br />

aangeboden aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn<br />

en Sport.<br />

Op dit moment is 40 procent van de volwassen Nederlanders te<br />

dik. Bij 10 procent is zelfs sprake van ernstig overgewicht. Van de<br />

kinderen is 14 procent te zwaar. Bijzonder zorgwekkend is bij hen<br />

de sterke toename van overgewicht vanaf drie jaar. Als de huidige<br />

ontwikkeling verder doorzet, zal in 2015 naar schatting 15 tot 20<br />

procent van de volwassenen in Nederland obees zijn, dat wil zeggen<br />

last hebben van ernstig overgewicht.<br />

Deze trend is verontrustend, omdat obesitas en overgewicht<br />

leiden tot een verhoogd risico van onder andere diabetes type2,<br />

hart- en vaatziekten, verschillende vormen van kanker en<br />

vruchtbaarheidsstoornissen. Hoe groter het overgewicht, hoe groter<br />

ook het risico. Mensen met ernstig overgewicht hebben bovendien<br />

psychische en sociale problemen. Het terugdringen van overgewicht<br />

en obesitas is daarmee een van de belangrijkste maar ook<br />

lastigste volksgezondheidsproblemen geworden.<br />

Mensen moeten leren hun lichamelijke activiteit, die steeds<br />

verder afneemt, weer in balans te brengen met hun inname van<br />

energie. Dagelijks terugkerende activiteiten zoals fietsen naar<br />

school of lopen naar de winkels zijn daarbij effectiever dan incidentele,<br />

kortdurende activiteiten. De energiebalans kan ook hersteld<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

Pauline Slot<br />

Dr P Slot is redacteur bij de<br />

gezondheidsraad.<br />

69<br />

De publicatie Overgewicht en<br />

obesitas (2003/07) kan worden<br />

gedownload via www.gr.nl. Ook<br />

zijn exemplaren verkrijgbaar bij<br />

het secretariaat van de<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong>. Zie de<br />

rubriek ‘Verschenen’.<br />

Voeding


70<br />

worden door minder te eten. Mensen zijn zich er vaak niet bewust<br />

van hoeveel zij eten of hoe weinig zij bewegen. Ook beseffen zij<br />

niet dat elke dag een klein beetje te veel eten op termijn tot een<br />

flinke gewichtstoename leidt. Het streven moet dan ook zijn in elk<br />

geval het huidige gewicht te bestendigen. Afvallen blijkt namelijk<br />

erg moeilijk, en gedragsveranderingen zijn moeilijk te consolideren,<br />

zeker zonder aanvullend beleid.<br />

Een samenhangend pakket maatregelen moet daarom bijdragen<br />

aan een leefomgeving die tot bewegen aanzet en de consumptie<br />

matigt. Scholen en werkplekken kunnen bijvoorbeeld hun<br />

drank- en voedselaanbod wijzigen, of door hun inrichting tot<br />

trappenlopen aanzetten. Ook in het transportbeleid en bij beslissingen<br />

over de infrastructuur zou het stimuleren van lichamelijke<br />

activiteit moeten meespelen. Zo kan onderzocht worden of mensen<br />

meer gaan fietsen en wandelen als binnensteden niet meer<br />

toegankelijk zijn voor auto’s. De voedingsmiddelensector kan<br />

bijdragen door bijvoorbeeld porties en verpakkingen niet verder te<br />

vergroten.<br />

Al dergelijke maatregelen moeten ondersteund worden door<br />

lokale en nationale overheden, bedrijfsleven, en gezondheidszorg.<br />

Maar ook de individuele burger heeft verantwoordelijkheid voor<br />

zijn of haar lichaamsgewicht. Voorlichting kan helpen om het<br />

inzicht in het eigen leefpatroon te vergroten, en mensen die extra<br />

blootstaan aan dikmakende omgevingsfactoren weerbaarder te<br />

maken. Dit is met name van belang voor mensen in sociaal-economisch<br />

ongunstige omstandigheden, en voor allochtone bevolkingsgroepen.<br />

Zij hebben nog vaker dan gemiddeld last van overgewicht.<br />

Samenstelling commissie:<br />

prof. dr HCG Kemper, voorzitter<br />

prof. dr ir J Brug, Erasmus Medisch Centrum Rotterdam<br />

prof. dr EMH Mathus-Vliegen, Academisch Medisch Centrum<br />

UvA<br />

Voeding<br />

prof. dr ir JC Seidell, Vrije Universiteit Amsterdam<br />

prof. dr RW Trijsburg, Erasmus Universiteit Rotterdam<br />

dr ir Stasse-Wolthuis, Udenhout<br />

ir W Bosman, <strong>Gezondheidsraad</strong>, secretaris<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


Gezondheidsclaims bij voeding onnodig<br />

verwarrend<br />

MdW<br />

Nieuw advies<br />

In de winkels verschijnen steeds meer voedingsmiddelen en<br />

voedingssupplementen met beweringen – claims – die de indruk<br />

wekken dat het product ‘gezond’ of ‘gezonder’ is. Die indruk is<br />

niet altijd juist. De huidige regelgeving rond claims laat ruimte<br />

voor verwarring. De <strong>Gezondheidsraad</strong> adviseert om vage claims te<br />

verbieden. Dit staat in een advies dat de raad op 10 <strong>juni</strong> 2003<br />

aanbood aan de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport<br />

en van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit.<br />

De regelgeving rond claims is verwarrend omdat op voedingsmiddelen<br />

en –supplementen wel mag staan dat ze gezondheid<br />

instandhouden of bevorderen, maar niet dat ze helpen ziekten te<br />

voorkomen. Claims over preventie van ziekte vallen nu namelijk<br />

onder de medische claims, en die zijn voorbehouden aan geneesmiddelen.<br />

Er bestaat tussen ‘instandhouden van gezondheid’ en<br />

‘preventie van ziekte’ dus een juridisch onderscheid; praktisch en<br />

wetenschappelijk gezien ziet de raad echter geen verschil. Volgens<br />

sommigen is een verandering van voedingsgewoonten gericht op<br />

ziekterisicoreductie weer iets anders dan een dergelijke verandering<br />

gericht op ziektepreventie; de raad ziet dit onderscheid evenmin.<br />

De <strong>Gezondheidsraad</strong> adviseert om bij voedingsmiddelen en<br />

–supplementen uitsluitend claims over ziekterisicoreductie toe te<br />

staan. En alle claims moeten expliciet, specifiek en wetenschappelijk<br />

onderbouwd zijn.<br />

Samenstelling commissie:<br />

prof. dr EJ Kuipers, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam,<br />

voorzitter<br />

prof. dr RJ Brummer, Universitair Medisch Centrum, Maastricht<br />

prof. dr CAFM Bruijnzeel-Koomen, Universitair Medisch<br />

Centrum, Utrecht<br />

prof. dr HK Henderickx, Hoge <strong>Gezondheidsraad</strong>, Brussel<br />

dr RMC Herings, Pharmo Instituut, Utrecht<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

71<br />

De publicaties Voedingsmiddelen<br />

en –supplementen met<br />

claims over gezondheidseffecten<br />

(2003/09) en Foods<br />

and dietary supplements with<br />

health claims (2003/09E) zijn<br />

elektronisch beschikbaar via<br />

www.gr.nl. Ze zijn ook<br />

verkrijgbaar bij het secretariaat<br />

van de <strong>Gezondheidsraad</strong>. Zie<br />

de rubriek ‘Verschenen’.<br />

prof. dr AW Hoes, Universitair Medisch Centrum,<br />

Utrecht<br />

prof. dr MB Katan, Wageningen Universiteit,<br />

Wageningen Centre for Food Sciences<br />

dr MA Koelen, Wageningen Universiteit<br />

dr mr BM Vroom-Cramer, Instituut voor Informatierecht,<br />

Universiteit van Amsterdam (tot 1-2003),<br />

Voeding


72<br />

plaatsvervangend rechter te Amsterdam (vanaf 4-2003)<br />

ir B van der Heide, Ministerie van VWS, Den Haag, adviseur<br />

dr CH Langeveld, Raad voor Gezondheidsonderzoek, Den<br />

Haag, adviseur<br />

Voeding<br />

dr ir LTJ Pijls, <strong>Gezondheidsraad</strong> Den Haag, secretaris<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


Milieu<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

73


74<br />

Nieuw advies<br />

Afleiding gezondheidskundige advieswaarden<br />

in nieuw perspectief<br />

MdW<br />

Milieu<br />

Blootstelling aan stoffen via lucht, water en voedsel kan leiden tot<br />

schade aan de gezondheid. Gezondheidskundige advieswaarden<br />

geven de dosis of concentratie van een stof waarbij en waaronder<br />

geen gezondheidsschade optreedt. Die waarden kunnen op verschillende<br />

manieren bepaald worden. Op 20 <strong>maart</strong> 2003 verscheen<br />

een advies van de <strong>Gezondheidsraad</strong> waarin een commissie van<br />

deskundigen op dit gebied oordeelt dat de beschikbare<br />

toxicologische informatie beter benut kan worden dan op dit<br />

moment gebeurt. Het advies is aangeboden aan de bewindslieden<br />

van VWS, VROM en SZW.<br />

Eén van de taken van de <strong>Gezondheidsraad</strong> is om gezondheidskundige<br />

advieswaarden af te leiden voor specifieke stoffen. Bij<br />

blootstelling tot aan die waarden treedt naar verwachting geen<br />

schade aan de gezondheid op. De raad leidt de getallen af ten<br />

behoeve van het beleid voor arbeidsbescherming, milieubeheer<br />

en voedselveiligheid. Daarnaast bestudeert de raad de methoden<br />

voor het afleiden van advieswaarden en doet wetenschappelijk<br />

onderbouwde voorstellen voor verbetering van die werkwijzen.<br />

Het in <strong>maart</strong> verschenen rapport past in de reeks<br />

methodologische adviezen.<br />

Gezondheidskundige advieswaarden kunnen op verschillende<br />

manieren bepaald worden. Op dit moment wordt uit experimenten<br />

met proefdieren of uit epidemiologisch onderzoek het<br />

hoogste niveau van blootstelling bepaald waarbij mensen geen<br />

schade aan hun gezondheid oplopen. Dit wordt het No-<br />

Observed-Adverse-Effect-Level of NOAEL genoemd. Vervolgens<br />

wordt een onzekerheidsfactor toegepast om verschillen tussen<br />

proefdiersoort en mens en tussen mensen onderling te compenseren.<br />

Uiteindelijk volgt uit zo’n berekening een gezondheidskundige<br />

advieswaarde.<br />

De publicatie Benchmark-<br />

dosismethode: afleiding<br />

gezondheidskundige advieswaarden<br />

in nieuw perspectief<br />

(2003/06) is te downloaden<br />

van de website van de<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong> of te<br />

bestellen via het secretariaat.<br />

Zie rubriek ‘Verschenen’<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


Bij de in het verschenen advies beoordeelde BMD-methode gaat<br />

men anders te werk. Daarbij probeert men uit de gegevens over<br />

effecten van een stof op de gezondheid van proefdieren of van<br />

mensen zo goed mogelijk het verband te bepalen tussen blootstelling<br />

en gezondheidsschade. Vervolgens leidt men daaruit de<br />

benchmark-dosis of BMD af. Uit de BMD verkrijgt men na deling<br />

door een onzekerheidsfactor de gezondheidskundige advieswaarde.<br />

De BMD-methode kan volgens de <strong>Gezondheidsraad</strong> nog verder<br />

verbeterd worden, maar heeft nu al belangrijke voordelen boven de<br />

gangbare NOAEL-methode. De onzekerheden waarmee<br />

onderzoeksgegevens zijn behept, worden vanuit beschermingsoogpunt<br />

beter in rekening gebracht. De <strong>Gezondheidsraad</strong> adviseert<br />

de Nederlandse overheid daarom de BMD-methode te accepteren<br />

als nieuwe grondslag voor wettelijk verankerde grenswaarden. Ook<br />

doet de raad suggesties voor verdere ontwikkeling van de aanpak.<br />

Samenstelling commissie:<br />

dr WRF Notten, toxicoloog; TNO Preventie en Gezondheid,<br />

Leiden; voorzitter<br />

dr WFJPM ten Berge, toxicoloog; DSM, Heerlen<br />

dr BJ Blaauboer, toxicoloog; Institute for Risk Assessment<br />

Sciences, Universiteit Utrecht<br />

prof dr VJ Feron, emeritus-hoogleraar biologische toxicologie;<br />

Universiteit Utrecht<br />

prof dr ir PHM Lohman, emeritus-hoogleraar stralengenetica en<br />

chemische mutagenese; Universiteit Leiden<br />

dr ir G de Mik, toxicoloog; Rijksinstituut voor Volksgezondheid<br />

en Milieu, Bilthoven<br />

dr ir MN Pieters, toxicoloog; Rijksinstituut voor Volksgezond-<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003 Milieu<br />

75<br />

heid en Milieu, Bilthoven; adviseur<br />

dr GHM Swaen, epidemioloog; Universiteit Maastricht<br />

dr RA Woutersen, toxicoloog en toxicologisch patholoog;<br />

TNO Voeding, Zeist<br />

dr JA van Zorge; Ministerie van Volkshuisvesting,<br />

Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Den Haag;<br />

adviseur<br />

dr ir PW van Vliet; <strong>Gezondheidsraad</strong>, Den Haag;<br />

secretaris<br />

prof dr WF Passchier; <strong>Gezondheidsraad</strong>, Den Haag;<br />

secretaris


76<br />

Lopende zaken<br />

Advies gevraagd over nachtelijk lawaai<br />

MdW ‘Voldoende en ongestoorde slaap is van het grootste belang voor de<br />

gezondheid’, schreef de <strong>Gezondheidsraad</strong> in een advies in 1972.<br />

Sinds dat jaar heeft de raad meermalen adviezen uitgebracht over<br />

blootstelling aan nachtelijk lawaai. Geluid tijdens de slaap blijkt<br />

meetbare effecten te hebben, bijvoorbeeld veranderingen in hartslag<br />

en in slaappatroon. De ernst van nachtelijke geluidsblootstelling<br />

kan volgens een advies uit 1997 gemeten worden met de<br />

Laeq, een maat die over een nachtperiode van acht uur gebruikt<br />

moet worden.<br />

Op 3 februari 2003 vroeg de staatssecretaris van VROM<br />

de <strong>Gezondheidsraad</strong> opnieuw om advies. De staatssecretaris wijst<br />

op een aantal recente ontwikkelingen die de aanleiding zijn voor<br />

dit verzoek. De Europese regelgeving voor omgevingslawaai is<br />

veranderd. Er is een veldonderzoek naar slaapverstoring door<br />

vliegtuiggeluid rond Schiphol verschenen. En ook in het buitenland<br />

zijn nieuwe onderzoeksuitkomsten gepubliceerd.<br />

In de adviesaanvraag noemt de staatssecretaris als vragen die<br />

hij graag beantwoord ziet: Wat zijn de effecten van blootstelling<br />

aan geluid tijdens de slaap? Zijn er specifieke risicogroepen aan te<br />

wijzen? Moet er behalve voor de luchtvaart ook voor andere<br />

geluidsbronnen aan nachtbescherming worden gedacht? Zijn er<br />

nieuwe blootstellingsmaten nodig? En met welke andere ingrepen<br />

– bijvoorbeeld aan woningen – kunnen burgers beter beschermd<br />

worden tegen nachtelijk lawaai?<br />

De staatssecretaris hoopt het advies van de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

voor het eind van dit jaar te ontvangen.<br />

Milieu<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

77<br />

Arbeidsomstandigheden


78<br />

Nieuw advies<br />

Vier stoffen en hun invloed op de<br />

voortplanting<br />

AvdB /<br />

MdW<br />

ß-chloropreen<br />

ß-chloropreen wordt toegepast bij de productie van<br />

polychloropreen. Onderzoeksgegevens laten zien dat ß-chloropreen<br />

de vruchtbaarheid van dieren en de ontwikkeling van het nageslacht<br />

niet schaadt. Er zijn eveveens onvoldoende gegevens over de<br />

gevolgen van blootstelling aan ß-chloropreen voor de vruchtbaarheid<br />

van mensen en de ontwikkeling van het nageslacht. De Commissie<br />

Reproductietoxische Stoffen adviseert daarom om ßchloropreen<br />

niet te classificeren als ‘schadelijk voor de vruchtbaarheid’,<br />

evenmin als hebbend ‘effect op het nageslacht’.<br />

Lood in metaalvorm<br />

Lood wordt onder meer gebruikt in batterijen. De commissie<br />

sluit bij de classificatie van lood in metaalvorm aan bij de classificatie<br />

van de anorganische loodverbindingen door de Europese<br />

Unie.<br />

Dat blootstelling aan lood in metaalvorm schadelijk is voor<br />

de vruchtbaarheid van de mens, is volgens de commissie onvoldoende<br />

bewezen. Wel ziet ze redenen voor bezorgdheid. Voor het<br />

criterium ‘schadelijk voor de vruchtbaarheid’ betekent dit classificatie<br />

in categorie 3 (‘stoffen die in verband met hun mogelijke<br />

voor de vruchtbaarheid van de mens schadelijke effecten reden<br />

geven tot bezorgdheid’).<br />

Wel is er voldoende bewijs dat blootstelling aan lood in<br />

metaalvorm bij de mens ontwikkelingsstoornissen kan veroorzaken.<br />

Daarom adviseert de commissie metallisch lood voor dit<br />

criterium te classificeren in categorie 1 (‘stoffen waarvan bekend<br />

is dat zij bij de mens ontwikkelingsstoornissen veroorzaken’).<br />

Arbeidsomstandigheden<br />

De Commissie<br />

Reproductietoxische Stoffen<br />

licht de bewindslieden van<br />

Sociale Zaken en Werkgelegenheid<br />

voor over de<br />

schadelijke gevolgen van<br />

blootstelling aan stoffen voor<br />

de vruchtbaarheid en het<br />

nageslacht. Op 18 februari<br />

2003 bracht de commissie vier<br />

nieuwe adviezen uit: over<br />

bètachloropreen, lood in<br />

metaalvorm, nikkel en<br />

nikkelverbindingen, en PER<br />

(tetrachloorethyleen).<br />

De publicaties ß-Chloroprene<br />

(2003/06OSH), Metallic lead<br />

(2003/03OSH), Nikkel and its<br />

compounds (2003/05OSH) en<br />

Tetrachloroethylene (PER)<br />

(2003/04OSH) zijn te<br />

downloaden van de website van<br />

de <strong>Gezondheidsraad</strong> of te<br />

bestellen bij het secretariaat.<br />

Zie rubriek ‘Verschenen’.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


De commissie wijst erop dat lood in metaalvorm ook schadelijk<br />

kan zijn via de borstvoeding.<br />

Nikkel en nikkelverbindingen<br />

Nikkelverbindingen worden onder meer gebruikt voor de<br />

productie van staal, in raffinaderijen en bij het elektrolytisch<br />

‘verzilveren’. Gezien de uiteenlopende fysische, chemische en<br />

biochemische eigenschappen, acht de commissie het raadzaam<br />

om onderscheid te maken tussen vier categorieën van nikkelverbindingen:<br />

metallisch nikkel; nikkelcarbonyl; oplosbare<br />

nikkelverbindingen; onoplosbare nikkelverbindingen.<br />

Voor metallisch nikkel zijn er onvoldoende gegevens over<br />

de gevolgen van blootstelling voor de vruchtbaarheid. Daarom<br />

kan de commissie metallisch nikkel niet classificeren als ‘schadelijk<br />

voor de vruchtbaarheid’. Hetzelfde geldt voor het criterium<br />

‘effect op het nageslacht’.<br />

Voor nikkelcarbonyl zijn er eveneens onvoldoende gegevens<br />

over de gevolgen van blootstelling voor de vruchtbaarheid.<br />

Daarom adviseert de commissie om ook nikkelcarbonyl niet te<br />

classificeren als ‘schadelijk voor de vruchtbaarheid’. De schadelijkheid<br />

van blootstelling aan nikkelcarbonyl voor de ontwikkeling<br />

van het nageslacht is niet voldoende bewezen, maar de<br />

commissie ziet wel redenen voor bezorgdheid. Ze adviseert<br />

classificatie in categorie 3 (‘stoffen die in verband met hun<br />

mogelijke voor de vruchtbaarheid van de mens schadelijke<br />

effecten reden geven tot bezorgdheid’).<br />

Voor blootstelling aan oplosbare nikkelzouten is de schadelijkheid<br />

voor de vruchtbaarheid niet voldoende bewezen,<br />

maar wel ziet de commissie redenen voor bezorgdheid. Voor het<br />

criterium ‘schadelijk voor de vruchtbaarheid’ betekent dit classificatie<br />

in categorie 3. Er zijn voldoende redenen voor een sterk<br />

vermoeden dat blootstelling aan oplosbare nikkelzouten bij de<br />

mens ontwikkelingsstoornissen veroorzaakt. Daarom adviseert<br />

de commissie de oplosbare nikkelzouten te classificeren in<br />

categorie 2 (‘stoffen die dienen te worden beschouwd alsof zij<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003 Arbeidsomstandigheden<br />

79


80<br />

bij de mens ontwikkelingsstoornissen veroorzaken’). De commissie<br />

is van mening dat deze verbindingen ook schadelijk kunnen zijn via<br />

de borstvoeding.<br />

Voor onoplosbare nikkelzouten ten slotte, zijn onvoldoende<br />

gegevens bekend over de gevolgen van blootstelling voor<br />

de vruchtbaarheid. De commissie kan daarom de onoplosbare<br />

nikkelzouten niet classificeren als ‘schadelijk voor de vruchtbaarheid’,<br />

en evenmin als hebbend ‘effect op het nageslacht’.<br />

Arbeidsomstandigheden<br />

PER (tetrachloorethyleen)<br />

PER wordt uitgebreid gebruikt als ‘wasmiddel’ in stomerijen.<br />

Uit onderzoek blijkt dat PER de vruchtbaarheid van dieren niet<br />

schaadt. Voor mensen zijn er onvoldoende gegevens over de<br />

gevolgen van blootstelling aan PER voor hun vruchtbaarheid.<br />

De commissie kan daarom PER niet classificeren als ‘schadelijk<br />

voor de vruchtbaarheid’.<br />

De schadelijkheid van blootstelling aan PER voor de ontwikkeling<br />

van het nageslacht is niet voldoende bewezen, maar wel ziet<br />

de commissie redenen voor bezorgdheid. Voor het criterium ‘effect<br />

op het nageslacht’ betekent dit classificatie in categorie 3 (‘stoffen<br />

die in verband met hun mogelijke voor de ontwikkeling schadelijke<br />

effecten reden geven tot bezorgdheid voor de mens’).<br />

Samenstelling commissie:<br />

dr BJ Blaauboer, Institute for Risk Assessment Sciences, Universiteit<br />

Utrecht, voorzitter<br />

dr HFP Joosten, NV Organon<br />

prof dr D Lindhout, Universitair Medisch Centrum Utrecht<br />

dr JHJ Copius Peereboom-Stegeman, Katholieke Universiteit<br />

Nijmegen<br />

dr AH Piersma, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu<br />

dr N Roeleveld, Katholieke Universiteit Nijmegen<br />

ir DH Waalkens-Berendsen, TNO Voeding<br />

dr PJJM Weterings, Weterings Consultancy BV<br />

ir AM Bongers, Ministerie van Sociale Zaken Werkgelegenheid,<br />

adviseur<br />

dr ASAM van der Burght, <strong>Gezondheidsraad</strong>, secretaris<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


Nieuw advies<br />

Zwavelzuurnevels zijn kankerverwekkend<br />

Zwavelzuur wordt gebruikt in verschillende industrieën en kent<br />

vele toepassingen. De Commissie WGD heeft onderzocht of nevels<br />

van zwavelzuur kanker kunnen veroorzaken. De commissie concludeert<br />

dat ze kankerverwekkend zijn (overeenkomend met EUcategorie<br />

1), volgens een niet-stochastisch genotoxisch mechanisme.<br />

Dit betekent dat hoewel deze nevels veranderingen in het<br />

DNA veroorzaken, er wel een drempel waren voor de<br />

kankerverwekkenheid kan worden afgeleid.<br />

De bevindingen van de commissie, geformuleerd in de door<br />

de Europese Unie vastgelegde bewoordingen, dienen als uitgangspunt<br />

voor de classificatie als kankerverwekkende stof, bedoeld in<br />

art. 4.11 van het Arbeidsomstandighedenbesluit.<br />

Samenstelling commissie:<br />

prof. dr G Mulder, Universiteit Leiden, voorzitter<br />

dr R Beems, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu<br />

dr L Bloemen, Dow Benelux BV<br />

dr P Boogaard, Shell International BV<br />

dr P Borm, Heinrich Heine Universität Düsseldorf (Duitsland)<br />

dr ir D Heederik, IRAS, Universiteit Utrecht<br />

drs A Mulder, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,<br />

adviseur<br />

dr P Pal, Nederlands Centrum voor Beroepsziekten<br />

prof. dr I Rietjens, Universiteit Wageningen<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

Jolanda Rijnkels<br />

Dr JM Rijnkels is secretaris bij<br />

de <strong>Gezondheidsraad</strong>.<br />

De Commissie WGD licht de<br />

bewindslieden van Sociale<br />

Zaken en Werkgelegenheid<br />

voor over de schadelijke<br />

gevolgen van beroepsmatige<br />

81<br />

blootstelling aan toxische<br />

stoffen. Op 15 <strong>april</strong> 2003<br />

bracht de commissie advies uit<br />

over zwavelzuurnevels.<br />

Zie rubriek ‘Verschenen’ voor<br />

het verkrijgen van Inorganic<br />

acid mists containing sulphuric<br />

acid (2003/07OSH).<br />

prof. dr ir T Smid, KLM Arbo Services BV, Vrije Universiteit<br />

dr G Swaen, Universiteit van Maastricht<br />

dr R Woutersen, TNO Voeding<br />

P Wulp, arts, Arbeidsinspectie<br />

mr J Brokamp, Sociaal-Economische Raad, adviseur<br />

dr H Roelfzema, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn<br />

en Sport, adviseur<br />

dr ASAM van der Burght, <strong>Gezondheidsraad</strong>, secretaris<br />

dr J Rijnkels, <strong>Gezondheidsraad</strong>, secretaris.


82<br />

Lopende zaken<br />

Openbare conceptrapporten herevaluatie oude<br />

MAC-waarden<br />

Op verzoek van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid<br />

beoordeelt de Commissie Herevaluatie Oude MACwaarden<br />

van de <strong>Gezondheidsraad</strong> ongeveer tweehonderd ‘oude’<br />

grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan chemische<br />

stoffen.<br />

Deze grenswaarden (MAC: staat voor Maximale Aanvaarde<br />

Concentratie) zijn in het verleden rechtstreeks overgenomen van<br />

buitenlandse instanties. In elk afzonderlijk geval tracht de commissie<br />

een gezondheidskundige advieswaarde vast te stellen aan de<br />

hand van de beschikbare toxicologische gegevens. Zij formuleert<br />

haar bevindingen in eerste instantie in openbare conceptrapporten<br />

die voor commentaar worden aangeboden aan de Subcommissie<br />

MAC-waarden van de Sociaal-Economische Raad en aan deskundigen<br />

van werknemers- en werkgeversorganisaties. Ook andere<br />

belangstellenden kunnen, binnen een termijn van zes weken,<br />

commentaar leveren. De definitieve rapporten van de commissie<br />

worden aangeboden aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en<br />

Werkgelegenheid, waarna deze wettelijke grenswaarden vaststelt.<br />

Op 24 <strong>april</strong> 2003 heeft de commissie conceptrapporten<br />

openbaar gemaakt over de gezondheidsrisico’s van beroepsmatige<br />

blootstelling aan:<br />

· chloordiphenyloxides<br />

· clopidol<br />

· fenothiazine<br />

· 2-fenylpropeen<br />

· hexachloorcyclopentadieen<br />

· isooctylalcohol<br />

· N-isopropylaniline<br />

· magnesiumcarbonaat<br />

· 3-methylbutaan-1-ol<br />

Arbeidsomstandigheden<br />

Carolien Bouwman<br />

Dr CA Bouwman is secretaris<br />

bij de gezondheidsraad.<br />

De openbare conceptrapporten<br />

zijn te verkrijgen bij het<br />

secretariaat van de<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong>. Zie de<br />

rubriek ‘Verschenen’.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


· perliet<br />

· leisteenstof<br />

· thiram<br />

· tin(IV) oxide, tin(II) oxide<br />

· m-xyleen-a,a’-diamine<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

83<br />

Arbeidsomstandigheden


84<br />

Verschenen<br />

De hieronder vermelde publicaties zijn te downloaden van de website (www.gr.nl) of te bestellen bij<br />

het secretariaat van de <strong>Gezondheidsraad</strong>, Postbus 16052, 2500 BB Den Haag, tel: 070 3406728,<br />

fax: 070 3407523, e-mail: order@gr.nl<br />

Gezondheidszorg<br />

2002<br />

Toepassing van de automatische uitwendige defibrillator<br />

in Nederland. 2002/02.<br />

Het nut van bevolkingsonderzoek naar borstkanker.<br />

2002/03.<br />

Dementie. 2002/04.<br />

Hepatitis B vaccinatie. 2002/06.<br />

Bloedproducten en Parvovirus B19: Signalement. 2002/<br />

07.<br />

Behandeling van drugverslaafde gedetineerden. 2002/08.<br />

Stamcellen voor weefselherstel; onderzoek naar therapie<br />

met somatische en embryonale stamcellen. 2002/09.<br />

Medicamenteuze interventies bij drugverslaving. 2002/<br />

10.<br />

Bioterrorisme: vervolgadvies. 2002/11.<br />

De toekomst van ons zelf. 2002/13.<br />

Anticonceptie voor mensen met een verstandelijke<br />

handicap. 2002/14.<br />

Rijgeschiktheid van mensen met diabetes mellitus. 2002/<br />

15.<br />

Bijwerkingen vaccinaties; Rijksvaccinatieprogramma 1997-<br />

2001. 2002/16.<br />

Wet bevolkingsonderzoek: screening van pasgeborenen op<br />

taaislijmziekte. 2002/01WBO.<br />

Wet bevolkingsonderzoek: HPV-test baarmoederhalskanker.<br />

2002/02WBO.<br />

2003<br />

Nieuwe wegen naar orgaandonatie. 2003/01<br />

Contouren van het basispakket. 2003/02.<br />

Kostenutiliteitsanalyse. A03/01.<br />

Publiekskennis genetica, signalement. 2003/05.<br />

Honderd jaar <strong>Gezondheidsraad</strong>: een dozijn bespiegelingen.<br />

A03/02.<br />

Juridische afbakening van het voorzorgsbeginsel:<br />

mogelijkheden en grenzen A03/03.<br />

Workshop Neonatale screening met behulp van<br />

massaspectrometrie. Verslag van een door de<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong> belegde workshop. A03/04.<br />

Health Council of the Netherlands; reports 2002:<br />

executive sumaries. A03/05.<br />

Signalering Ethiek en Gezondheid 2003 <strong>Gezondheidsraad</strong>.<br />

2003/08.<br />

Voeding<br />

2002<br />

Maïskiemolie met fytosterolen en vitamine E. 2002/<br />

01VNV.<br />

Raapzaadolie met fytosterolen en vitamine E. 2002/<br />

02VNV.<br />

Docosahexaeenzuurrijke olie/Docosahexaenoic acid rich<br />

oil. 2002/03VNV.<br />

Herbicide-tolerante maïs (NK603)/ Herbicide-tolerant<br />

maize (NK603). 2002/04VNV.<br />

Veiligheidsbeoordeling nieuwe voedingsmiddelen; Safety<br />

assessment of novel foods. 2002/05VNV.<br />

Jodiumrijke eieren. 2002/06VNV.<br />

Diacylglycerololie. 2002/07VNV.<br />

Enkele belangrijke ontwikkelingen in de voedselconsumptie.<br />

2002/12.<br />

2003<br />

Voedingsnormen: vitamine B 6, foliumzuur en B 12 .<br />

2003/04.<br />

Overgewicht en obesitas. 2003/07.<br />

Voedingsmiddelen en -supplementen met claims over<br />

gezondheidseffecten. 2003/09.<br />

Fytosterolen (3). 2003/01VNV.<br />

Milieu<br />

2002<br />

Mobiele telefoon; Een gezondheidskundige analyse.<br />

2002/01.<br />

Blootstelling aan combinaties van stoffen: een systematiek<br />

voor het beoordelen van gezondheidsrisico’s. 2002/05.<br />

Advieswaarden voor polychloorbifenylen in bodem en<br />

sediment ter bescherming van ecosystemen; Beoordeling<br />

van een afleidingsmethode van het RIVM. 2002/17.<br />

2003<br />

Gezondheidseffecten van blootstelling aan radiofrequente<br />

elektromagnetische velden; aanbevelingen voor onderzoek.<br />

2003/03.<br />

Benchmark-dosismethode: afleiding gezondheidskundige<br />

advieswaarden in nieuw perspectief. 2003/06.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003


Arbeidsomstandigheden<br />

2002<br />

Azobisisobutyronitrile; Health-based recommended<br />

occupational exposure limit. 2002/01OSH.<br />

Herevaluatie van oude mac-waarden: p-tertbutyltoluene,<br />

cellulose, 2-chloro-6-<br />

(trichloromethyl)pyridine (nitrapyrin), ethyl formate, 4ethylmorpholine,<br />

indene, pentacarbonyliron,<br />

perchloromethyl mercaptan, starch, sulphur tetrafluoride,<br />

o-, m-, p-terphenyl (mixture), tetramethylsuccinonitrile,<br />

tricarbonyl(eta-cyclopentadienyl) manganese. 2000/<br />

15OSH/030-1 t/m 2000/15OSH/042-1.<br />

Acrylamide; Evaluation of the carcinogenicity and<br />

genotoxicity. 2002/02OSH.<br />

p-Chloronitrobenzene; Evaluation of the carcinogenicity<br />

and genotoxicity. 2002/03OSH.<br />

Dichloroacetylene; Evaluation of the carcinogenicity and<br />

genotoxicity. 2002/04OSH.<br />

N,N-Dimethylaniline; Evaluation of the carcinogenicity<br />

and genotoxicity. 2002/05OSH.<br />

Phenyl glycidyl ether; Evaluation of the carcinogenicity<br />

and genotoxicity. 2002/06OSH.<br />

N-Methylhydrazine; Evaluation of the carcinogenicity and<br />

genotoxicity. 2002/07OSH.<br />

Rhodium and compounds. 2002/08OSH.<br />

Tetranitromethane; Evaluation of the carcinogenicity and<br />

genotoxicity. 2002/09OSH.<br />

Xylidine (isomers); Evalaution of the carcinogenicity and<br />

genotoxicity. 2002/10OSH.<br />

Hydrogen peroxide; Evaluation of the carcinogenicity<br />

and genotoxicity. 2002/11OSH.<br />

Enflurane. Evaluation of the effects on reproduction,<br />

recommendation for classification. 2002/12OSH.<br />

Isoflurane. Evaluation of the effects on reproduction,<br />

recommendation for classification. 2002/13OSH.<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

85<br />

Halothane. Health-based recommended occupational<br />

exposure limit. 2002/14OSH.<br />

Hydrogen cyanide, sodium cyanide, and potassium<br />

cyanide. Health-based recommended occupational<br />

exposure limit. 2002/15OSH.<br />

Herevaluatie van oude mac-waarden: aluminium alkyl<br />

compounds, 2-sec-butylphenol, calcium suphate, 1,3dichloro-5,5-dimethylhydantoin,<br />

dicyclopentadienyl iron<br />

(ferrocene), sec-hexyl acetate, 2-methylcyclohexanone,<br />

methyl ethyl ketone peroxide, osmium tetraoxide, picric<br />

acid, 2-pyridylamine, silicon, tellurium and tellurium<br />

compounds, tellurium hexfluoride, thallium and watersoluble<br />

thallium compounds, tungsten and tugsten<br />

compounds, zirconium and zirconium compounds. 2000/<br />

15OSH/043-1 t/m 2000/15OSH/059-1.<br />

Herevaluatie van oude mac-waarden: n-Butylamine,<br />

Calcium carbonate, Dibismuth tritelluride (undoped and<br />

Se-doped), Oxalonitrile, Paraffin wax (fume), 2,4,5-T,<br />

Valeraldehyde. 2000/15OSH/060-1 t/m 2000/<br />

15OSH/066-1.<br />

Acrylamide. Evaluation of the effects on reproduction,<br />

recommendation for classification. 2002/16OSH.<br />

2003<br />

Tetrachloorethyleen (PER); Health-based recommended<br />

occupational exposure limit. 2003/01OSH.<br />

Formaldehyde; Health-based recommended occupational<br />

exposure limit. 2003/02OSH.<br />

Metallic lead. 2003/03OSH.<br />

Tetrachloroethylene (PER). 2003/04OSH.<br />

Nickel and its compounds. 2003/05OSH.<br />

β-Chloroprene. 2003/06OSH.<br />

Strong inorganic acid mists containing sulphuric acid;<br />

Evaluation of the carcinogenicity and genotoxicity. 2003/<br />

07OSH.


86<br />

GRAADMETER # 2/3<br />

JAARGANG 19<br />

MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003<br />

Redactie<br />

M van Leeuwen (hoofdredacteur),<br />

W Bosman, ASAM van der Burght,<br />

WA van Veen, M de Waal (eindredacteur)<br />

Secretariaat/opmaak<br />

M Javanmardi, J van Kan<br />

Basisvormgeving<br />

Noortje Hoppe, Rotterdam<br />

Overname van artikelen is, met duidelijke<br />

bronvermelding, toegestaan.<br />

Adres redactie en<br />

abonnementen<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong><br />

Postbus 16052, 2500 BB Den Haag<br />

Telefoon - 070 340 75 20<br />

Fax - 070 340 75 23<br />

E-mail - graadmeter@gr.nl<br />

Internet - www.gr.nl<br />

www.gezondheidsraad.nl<br />

www.healthcouncil.nl<br />

ISSN 0169-5211<br />

GRAADMETER # 2/3, JAARGANG 19, MAART/APRIL-MEI/JUNI 2003

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!