14.11.2013 Views

Jaarverslag 2001 - Gezondheidsraad

Jaarverslag 2001 - Gezondheidsraad

Jaarverslag 2001 - Gezondheidsraad

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


<strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong><br />

Nr A2002/05, Den Haag, 3 december 2002


Deze publicatie kan als volgt worden aangehaald:<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong>. <strong>Jaarverslag</strong> <strong>2001</strong>. Den Haag: <strong>Gezondheidsraad</strong>, 2002; publicatie<br />

nr A2002/05.<br />

auteursrecht voorbehouden<br />

ISBN: 90-5549-459-3


Voorwoord<br />

In <strong>2001</strong> bracht de <strong>Gezondheidsraad</strong> 55 maal advies uit. Van die publicaties zijn<br />

er 24 in het Engels vertaald. Deze getallen doen vermoeden dat <strong>2001</strong> een gewoon<br />

jaar — business as usual — voor de <strong>Gezondheidsraad</strong> was. Dat was niet<br />

geval. In september <strong>2001</strong> kwam een einde aan het voorzitterschap van prof. dr<br />

JJ Sixma en viel mij de eer te beurt zijn functie over te mogen nemen. In de ‘periode<br />

Sixma’ probeerde de Raad, waar mogelijk, vragen op diverse beleidsterreinen<br />

van gezondheidszorg, preventie, voeding, arbeidsomstandigheden en milieubeheer<br />

geïntegreerd te benaderen. Die aanpak vond bij de adviesvragers duidelijk<br />

erkenning. Daarnaast zag Sixma voor de <strong>Gezondheidsraad</strong>, over de gehele<br />

linie, een signalerende rol weggelegd. Tijdens zijn voorzitterschap werden<br />

met de invulling van die rol belangrijke vorderingen gemaakt.<br />

Hoewel de <strong>Gezondheidsraad</strong> door sommigen wel als een ‘voorzittersraad’<br />

wordt betiteld — de Raad komt immers nooit plenair bijeen —, kan hij slechts<br />

functioneren dank zij de belangeloze inzet van vele wetenschappelijke deskundigen,<br />

in binnen- en buitenland. En geen advies zou van de persen rollen, indien<br />

medewerkers van het secretariaat niet hun beste beentje hadden voorgezet.<br />

Raads- en commissieleden en de gehele staf van de Raad wil ik op deze plaats<br />

danken voor hun inzet.


Het jaarverslag over <strong>2001</strong> verschijnt ongewoon laat. De reden is dat het secretariaat<br />

in 2002 zijn handen vol had aan de voorbereiding van de plechtigheden<br />

en festiviteiten rond het 100-jarig bestaan van de <strong>Gezondheidsraad</strong>.<br />

Prof. dr JA Knottnerus,<br />

voorzitter


Inhoud<br />

A Adviezen en rapporten 11<br />

B Vaste commissies 81<br />

B.1 Presidiumcommissie 83<br />

B.2 Beraadsgroepen 84<br />

B.2.1 Beraadsgroep Stralingshygiëne 84<br />

B.2.2 Beraadsgroep Geneeskunde 84<br />

B.2.3 Beraadsgroep Gezondheidsethiek en Gezondheidsrecht 85<br />

B.2.4 Beraadsgroep Infectie en Immuniteit 85<br />

B.2.5 Beraadsgroep Genetica 86<br />

B.2.6 Beraadsgroep Ecotoxicolgie 86<br />

B.2.7 Beraadsgroep Voeding 87<br />

B.2.8 Beraadsgroep Gezondheid en Omgeving 87<br />

C Ad hoc-commissies en projecten 89<br />

C.1 Gezondheid en zorg: Algemene vraagstukken 91<br />

C.1.1 De Wet bevolkingsonderzoek 92<br />

C.1.2 Medicamenteuze interventies bij drugverslaving 92<br />

C.1.3 Behandeling van verslaafden in penitentiaire inrichtingen 93<br />

C.1.4 Hersenschade door boksen 94<br />

C.1.5 Achtergronden van evidence-based medicine 94<br />

7 Inhoud


C.1.6 Gezondheidsrisico’s van directe verkoop van zachte contactlenzen 95<br />

C.1.7 Medische eisen voor de rijgeschiktheid 95<br />

C.1.8 Het toepassen van leukodepletie van donorbloed 96<br />

C.1.9 Werkgroep Bloed 97<br />

C.1.10 Zwangerschapsimmunisatie 97<br />

C.1.11 Anti-conceptie bij verstandelijk gehandicapten 98<br />

C.1.12 Mitochondriale DNA-aandoeningen 99<br />

C.1.13 Gevolgen van rampen op middellange termijn 99<br />

C.1.14 Hervonden herinneringen 100<br />

C.1.15 Zorg voor oudere autistische patiënten 100<br />

C.1.16 De veiligheid van bloed 101<br />

C.1.17 Stamcellen 101<br />

C.1.18 Bewaartermijn voor medische gegevens 102<br />

C.1.19 Effectiviteit van massamediale voorlichtingscampagnes 102<br />

C.1.20 Genetische screening op multifactoriële aandoeningen 102<br />

C.1.21 Contouren van het basispakket 103<br />

C.2 Gezondheid en zorg: Doeltreffendheid en doelmatigheid van diagnostiek en therapie 105<br />

C.2.1 Rationele medische en paramedische zorg 106<br />

C.2.2 Palliatieve chemotherapie 106<br />

C.2.3 Urine-inncontinentie 106<br />

C.2.4 Oefentherapie 107<br />

C.2.5 Prostaathypertrofie 107<br />

C.2.6 Nacontrole bij kanker 107<br />

C.2.7 Doelmatigheid van langdurige psychotherapie 107<br />

C.2.8 Bijzondere neurochirurgie 108<br />

C.2.9 Zorg voor niet-opgenomen acute psychiatrische patiënten 108<br />

C.2.10 Binnenoorprothese bij kinderen 109<br />

C.2.11 Transplantatievraagstukken: non-heartbeating en levende donoren 109<br />

C.2.12 De plaats van het geneesmiddel in de medische behandeling 110<br />

C.2.13 De ziekte van Alzheimer en andere dementieën 110<br />

C.2.14 Prenatale screening 111<br />

C.2.15 Familiaire hypercholesterolemie 112<br />

C.3 Gezondheid en zorg: Preventie en behandeling bij infectieziekten 113<br />

C.3.1 Bijwerkingen vaccins Rijksvaccinatieprogramma 113<br />

C.3.2 Beoordeling van het Rijksvaccinatieprogramma 114<br />

C.3.3 Rijksvaccinatieprogramma in de 21ste eeuw 114<br />

C.3.4 Vaccinatie tegen meningitis 114<br />

C.3.5 Richtlijnen voor de preventie van ziekenhuisinfecties 115<br />

8 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


C.3.6 Screening op Chlamydia trachomatis-infectie 115<br />

C.3.7 Protocollen Infectieziekten 116<br />

C.3.8 Bioterrorisme 116<br />

C.3.9 Algehele vaccinatie tegen Hepatitis B 117<br />

C.3.10 Legionellose 118<br />

C.3.11 Pneumokokkenvaccinatie voor ouderen 118<br />

C.4 Gezondheid en voeding 119<br />

C.4.1 Veiligheidsbeoordeling nieuwe voedingsmiddelen 119<br />

C.4.2 Aanbevolen hoeveelheden energie en voedingsstoffen 120<br />

C.4.3 Richtlijnen goede voeding 122<br />

C.4.4 Inrichting landelijke voedselconsumptiepeilingen na 1998 122<br />

C.4.5 De ontwikkeling van de voedselconsumptie in de periode 1989-1998 122<br />

C.4.6 Deoxynivalenol 123<br />

C.4.7 Preventie en behandeling van obesitas 124<br />

C.4.8 Gezondheidsbevorderende ingrediënten 124<br />

C.5 Gezondheid en omgeving: Verbanden en beoordelingsmethoden 125<br />

C.5.1 Omgevingsfactoren en astma 125<br />

C.5.2 Commentaar op concept-rapporten van de National Council<br />

on Radiation Protection and Measurements 126<br />

C.5.3 Microbiologische kwaliteit natuur-zwemwater 126<br />

C.5.4 Normen voor ‘grijs’ water 127<br />

C.5.5 Elektromagnetische velden 127<br />

C.5.6 Voorzorgprincipe in het milieubeleid 128<br />

C.5.7 Milieumonitoring 128<br />

C.5.8 Gezond leven in de stad 129<br />

C.5.9 Passief roken 129<br />

C.5.10 Plaatsgebonden relaties tussen milieu en gezondheid 130<br />

C.5.11 Verarmd uranium 130<br />

C.6 Gezondheid en omgeving: Humaantoxicologische en<br />

ecotoxicologische risicobeoordeling stoffen 133<br />

C.6.1 Uitgangspunten voor gezondheidskundige advieswaarden 133<br />

C.6.2 Aanpassing beoordelingsmethoden voor blootstelling van kinderen 134<br />

C.6.3 Teratogeniteit van stoffen 135<br />

C.6.4 Interventiewaarden voor stoffen 135<br />

C.6.5 Dieselrook 136<br />

C.6.6 Polychloorbifenyl-verbindingen (PCB’s) 136<br />

C.6.7 Interventiewaarden bodembescherming mens 136<br />

C.7 Gezondheid en omgeving: Arbeidsomstandigheden 139<br />

9 Inhoud


C.7.1 Gezondheidskundige advieswaarden voor afzonderlijke stoffen 139<br />

C.7.2 Classificatie van en onderbouwing van grenswaarden<br />

voor kankerverwekkende stoffen 140<br />

C.7.3 Classificatie van stoffen als reproductietoxisch 141<br />

C.7.4 Gezondheidskundige onderbouwing MAC-waarden 143<br />

C.7.5 Asbestprotocollen 145<br />

C.7.6 Arbeidgerelateerde infertiliteit 145<br />

C.7.7 Normstelling voor sensibiliserende stoffen 146<br />

C.7.8 Toxische stoffen en de huid 146<br />

C.7.9 Grenswaarden bij flexibele werktijden 147<br />

C.8 Overige activiteiten 149<br />

C.8.1 Graadmeter 149<br />

C.8.2 Internationale contacten en ‘Network’ 150<br />

C.8.3 <strong>Gezondheidsraad</strong>lezing en voorzitterswisseling 150<br />

D Publicaties 153<br />

D.1 Adviezen 155<br />

D.2 Overige publicaties 159<br />

D.3 Publicaties en voordrachten van medewerkers 161<br />

E Leden <strong>Gezondheidsraad</strong> en personeel 165<br />

E.1 Leden van de <strong>Gezondheidsraad</strong> op 31 december <strong>2001</strong> 167<br />

E.2 Leiding en medewerkers van de <strong>Gezondheidsraad</strong> op 31 december <strong>2001</strong> 171<br />

10 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


In <strong>2001</strong> publiceerde de <strong>Gezondheidsraad</strong> 55 adviezen en rapporten. De volledige<br />

lijst staat in de delen D.1 en D.2. Van de meeste publicaties verscheen een<br />

korte beschrijving in Graadmeter, de tweemaandelijkse periodiek van de Raad.<br />

Deze beschrijvingen zijn hierna in volgorde van publicatienummer opgenomen<br />

met vermelding van het nummer van de desbetreffende paragraaf uit het werkprogramma<br />

<strong>2001</strong> en het boeknummer van de activiteit die leidde tot de publicatie.<br />

Deel<br />

A<br />

Adviezen en rapporten<br />

11


12 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Bevolkingsonderzoek naar<br />

dikkedarmkanker<br />

Advies aan de minister van VWS<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/01. 19 januari <strong>2001</strong><br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.1, boeknummer 272)<br />

Op 19 januari <strong>2001</strong> heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> in een signalerend advies aan de<br />

minister van VWS gewezen op nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen met<br />

betrekking tot screening op dikkedarmkanker. Deze ziekte veroorzaakt na longkanker<br />

in ons land de meeste sterfte door kwaadaardige nieuwvormingen. Volgens<br />

de <strong>Gezondheidsraad</strong> verdient de invoering van landelijk bevolkingsonderzoek<br />

naar dikkedarmkanker serieuze overweging. Het advies bevat een oplossingsgerichte<br />

inventarisatie van de nog op die weg te nemen hindernissen.<br />

Jaarlijks overlijden in Nederland ongeveer 4400 mensen aan kanker van de dikke<br />

darm of de endeldarm (kortweg: dikkedarmkanker). Uit recent buitenlands<br />

onderzoek is gebleken dat via screening op sporen bloed in de ontlasting die<br />

sterfte te verminderen is. Een andere veelbelovende techniek is de zogeheten<br />

flexibele sigmo‹doscopie voor het inspecteren van de endeldarm en het laatste<br />

deel van de dikke darm op onder meer de aanwezigheid van poliepen. Hiermee<br />

zou behalve de sterfte ook de ziektelast verminderd kunnen worden. Een derde<br />

mogelijkheid is colonoscopisch onderzoek van de hele dikke darm, en vooral de<br />

minder belastende virtuele variant hiervan. Al met al zijn diverse technieken nu<br />

zo ver gevorderd dat de invoering van landelijk bevolkingsonderzoek naar dikkedarmkanker<br />

serieuze overweging verdient.<br />

13 Adviezen en rapporten


Vragen<br />

De kostenbatenverhoudingen van de diverse opsporingstechnieken laten zich<br />

gunstig aanzien maar verdienen nog nader onderzoek. Van ten minste even<br />

groot belang is empirisch en modelmatig onderzoek ter beantwoording van tal<br />

van vragen over, onder meer, de te kiezen screeningsstrategie, de te verwachten<br />

deelnamegraad, de organisatorische opzet, de follow-up bij mensen bij wie afwijkingen<br />

worden gevonden en - ten slotte - het beslag op menskracht en voorzieningen.<br />

De <strong>Gezondheidsraad</strong> vindt het belangrijk dat de aandacht niet beperkt blijft<br />

tot terugdringing van de sterfte. Ook de kwaliteit van leven voor de deelnemers<br />

aan een eventueel bevolkingsonderzoek is in het geding. Eveneens moeten de<br />

meer algemene gevolgen voor de gezondheidszorg in ogenschouw worden genomen<br />

14 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Variant Creutzfeldt-Jakob vraagt<br />

voorzorg<br />

Advies aan de minister van VWS<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/02. 1 februari <strong>2001</strong><br />

(Boeknummer 629)<br />

Hoogstwaarschijnlijk is de verwekker van de ‘gekkekoeienziekte’ verantwoordelijk<br />

voor een variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob bij mensen. Het is niet<br />

uit te sluiten dat via bloedtransfusie overdracht van die verwekker plaatsvindt.<br />

De huidige stand van de wetenschap biedt geen mogelijkheden om die overdracht<br />

in Nederland met zekerheid te verhinderen. Verwijdering van de witte<br />

bloedcellen uit bloedproducten verdient aanbeveling, evenals het uitsluiten van<br />

donors die na 1985 een bloedtransfusie hebben ondergaan. Dit schrijft de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

in een op 1 februari <strong>2001</strong> verschenen advies aan de minister van<br />

VWS.<br />

Er zijn sterke aanwijzingen dat het zogeheten BSE-agens, dat verantwoordelijk<br />

is voor de epidemie van de prionziekte ‘bovine spongiforme encefalopathie’<br />

(BSE, ‘gekkekoeienziekte’) in het Verenigd Koninkrijk, bij mensen een variant<br />

van de al langer bekende ziekte van Creutzfeldt-Jakob (CJ) kan veroorzaken.<br />

Ook deze variant (vCJ) is een dodelijke ziekte van het zenuwstelsel. Ze is in<br />

1996 voor het eerst beschreven en komt tot nu toe vrijwel uitsluitend voor in het<br />

Verenigd Koninkrijk. Bijna alle van de intussen meer dan negentig patiënten<br />

zijn overleden.<br />

15 Adviezen en rapporten


Maatregelen<br />

De laatste jaren hebben diverse maatregelen de kans op overdracht van het<br />

BSE-agens van dier naar mens sterk verkleind. Niettemin is, ook in Nederland,<br />

die overdracht nog steeds niet helemaal uit te sluiten. Over de eventuele overdracht<br />

van vCJ van mens naar mens, via bloed of bloedproducten, is erg weinig<br />

bekend. Zolang een methode voor het opsporen van de ziekteverwekker in<br />

bloed ontbreekt, is het weren van besmette donaties niet mogelijk. Bij vCJ-patiënten<br />

is het BSE-agens aangetoond in de lymfoïde weefsels, waarin zich veel<br />

witte bloedcellen bevinden. Uit voorzorg pleit de <strong>Gezondheidsraad</strong> dan ook<br />

voor zogeheten ‘algehele leukodepletie’: verwijdering van de witte bloedcellen<br />

uit bloedproducten. Eveneens uit voorzorg bepleit de Raad, ondanks de daaraan<br />

klevende bezwaren, uitsluiting van bloeddonors die na 1985 via transfusie cellulaire<br />

bloedproducten hebben ontvangen. Slechts in gevallen van volstrekte onmisbaarheid<br />

op medische gronden zou die uitsluiting niet moeten gelden.<br />

Een andere denkbare voorzorgsmaatregel is het uitsluiten van bloeddonors<br />

die een bepaalde periode in het Verenigd Koninkrijk hebben doorgebracht.<br />

Hiervan is het te verwachten voordeel in Nederland, aldus het nu verschenen<br />

advies, zó gering dat de <strong>Gezondheidsraad</strong> daar niet voor pleit.<br />

Harmonisatie<br />

De <strong>Gezondheidsraad</strong> wijst niet alleen op een groot gebrek aan wetenschappelijke<br />

gegevens, maar ook op het feit dat het ontvangen van bloed of bloedproducten<br />

altijd enig risico zal meebrengen. Omdat de nu bepleite maatregelen berusten<br />

op voorzorg, is heroverweging geboden zodra er meer gegevens zijn. Met<br />

het oog op de wenselijke internationale uitwisselbaarheid van bloed en bloedproducten<br />

is Europese harmonisatie hoe dan ook belangrijk.<br />

16 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Hepatitis B-vaccinatie voor<br />

sommige zuigelingen<br />

Advies aan de minister van VWS<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/03. 13 februari 200<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 6.9, Boeknummer 672)<br />

Elke zuigeling van wie ten minste één van de ouders geboren is in een land met<br />

een betrekkelijk hoog percentage virusdragers moet tegen hepatitis B gevaccineerd<br />

worden. Deze groep omvat in Nederland ongeveer vijftien procent van alle<br />

pasgeborenen. Vaccinatie van de overige 85 procent is op de zuigelingenleeftijd<br />

niet nodig. Om te beoordelen of vaccinatie op 9- à 12-jarige leeftijd wél<br />

doelmatig is, zijn aanvullende wetenschappelijke gegevens nodig. Zo luidt een<br />

op 20 februari <strong>2001</strong> verschenen advies van de <strong>Gezondheidsraad</strong> aan de minister<br />

van VWS.<br />

Infectie door het hepatitis B-virus (HBV) is een belangrijke oorzaak van leverontsteking<br />

(hepatitis) die op de lange duur kan leiden tot verschrompeling (cirrose)<br />

of kanker van de lever. Vaak is de infectie van voorbijgaande aard en<br />

slaagt het lichaam erin zich van het virus te ontdoen. Als dit laatste niet lukt, is<br />

men virusdrager. Vooral jonge kinderen hebben een flinke kans op chronische<br />

infectie en dragerschap. Dragerschap verhoogt niet alleen de kans op cirrose of<br />

kanker, maar is ook de bepalende factor bij de verspreiding van het HBV in de<br />

bevolking.<br />

17 Adviezen en rapporten


Verschil<br />

Hepatitis B-vaccinatie biedt afdoende bescherming tegen het virus. De Wereldgezondheidsorganisatie<br />

dringt aan op algemene vaccinatie van zuigelingen of<br />

schoolgaande kinderen. Sommige deskundigen betwijfelen echter de doelmatigheid<br />

daarvan in landen zoals Nederland, waar het percentage HBV-dragers in de<br />

bevolking laag is en waar de virusoverdracht voornamelijk loopt via seksueel<br />

contact bij jongvolwassenen. Er is hier in beide opzichten een aanmerkelijk verschil<br />

met de situatie in het grootste deel van de wereld. Daar zijn twee tot acht,<br />

soms zelfs meer dan acht, op de honderd mensen virusdrager en speelt de virusoverdracht<br />

van moeder op kind (tijdens de zwangerschap of bij de bevalling)<br />

een hoofdrol, naast de overdracht via intensief huiselijk contact, in het bijzonder<br />

bij jonge kinderen.<br />

In de Scandinavische landen, het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Japan is<br />

besloten geen algemene vaccinatie tegen hepatitis B in te voeren. In Nederland<br />

besloot de Minister van VWS hetzelfde, in afwachting van het nu aan haar<br />

voorgelegde advies van de <strong>Gezondheidsraad</strong>.<br />

Discussie<br />

De <strong>Gezondheidsraad</strong> bepleit vaccinatie, via het Rijksvaccinatieprogramma voor<br />

kinderen (RVP), van alle pasgeborenen waarvan ten minste één van de ouders<br />

geboren is in een land met een middelmatig of hoog percentage virusdragers.<br />

Deze kinderen hebben immers een verhoogde kans om in aanraking te komen<br />

met dragers, in het gezin in Nederland of bij bezoek aan het land van herkomst<br />

van de ouder(s). Het gaat hier om ongeveer vijftien procent van alle pasgeborenen<br />

in ons land. Vaccinatie van de overige 85 procent is op de zuigelingenleeftijd<br />

niet nodig. Voor een oordeel over de doelmatigheid van vaccinatie op 9- à<br />

12-jarige leeftijd zijn meer gegevens nodig over de infectiekans en de effectiviteit<br />

van vaccinatiestrategieën. Te verwachten is dat lopend modelleringsonderzoek<br />

van het RIVM daarin zal kunnen voorzien. Op dit moment biedt het RVP<br />

ook geen mogelijkheden voor vaccinatie van deze leeftijdsgroep. De <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

meent dat de bespreking van dit vraagstuk plaats moet vinden in de<br />

komende discussie over een eventuele brede herziening van het RVP.<br />

18 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Geen redenen programmatische<br />

vaccinatie volwassenen<br />

Advies aan de minister van VWS<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/04. 8 maart <strong>2001</strong><br />

(Boeknummer 144)<br />

Op 8 maart <strong>2001</strong> heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong>, bij monde van de Beraadsgroep<br />

Infectie en Immuniteit, aan de minister van VWS advies uitgebracht over de<br />

vraag of het wenselijk is programmatische vaccinatie te bevorderen van volwassenen<br />

die, gezien hun leeftijd, niet meer vallen onder de verstrekkingen van het<br />

Rijksvaccinatieprogramma (RVP). De beschouwingen berusten op de vooral sedert<br />

1980 verzamelde gegevens over de effecten van het RVP en op hun betekenis<br />

in het grote geheel van de epidemiologische bevindingen met betrekking tot<br />

de doelziekten van het RVP.<br />

De beraadsgroep concludeert dat er geen dringende redenen zijn om programmatische<br />

vaccinatie van oudere personen tegen een of meer van de doelziekten<br />

van het RVP te bepleiten. Desondanks kan het in individuele gevallen wenselijk<br />

zijn dat ouderen, vooral degenen die vóór 1950 zijn geboren, zich bewust zijn<br />

van hun mogelijk geringe immuniteit tegen difterie en tetanus. Aan de voorlichting<br />

van ouderen over hun specifieke gezondheidstoestand moet meer aandacht<br />

gegeven worden. Met betrekking tot de infectieziekten is een permanente evaluatie<br />

van het RVP belangrijk.<br />

19 Adviezen en rapporten


Antibacteriële producten<br />

verstandig gebruiken<br />

Advies aan de ministers van VWS en VROM<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/05. 16 februari <strong>2001</strong><br />

(Boeknummer 679)<br />

Het gebruik van schoonmaakmiddelen en producten voor lichaamsverzorging<br />

waarin desinfecterende stoffen zijn verwerkt, is vaak onnodig en wellicht zelfs<br />

ongewenst. Dit schrijft de <strong>Gezondheidsraad</strong> in een op 16 februari <strong>2001</strong> verschenen<br />

signalerend advies aan de ministers van VWS en VROM.<br />

Consumentenproducten die desinfectantia, zoals triclosan, chloorhexidine of<br />

quaternaire ammoniumverbindingen, bevatten, zijn in opmars. Te denken valt<br />

aan schoonmaakmiddelen, handzeep, douche-gel, deodorant, aftershave en tandpasta.<br />

Lang niet altijd is wetenschappelijk aangetoond dat routine-gebruik van<br />

deze antibacteriële of ‘hygiënische’ producten bijdraagt aan vermindering van<br />

het aantal infecties. Bij een goede persoonlijke hygiëne - regelmatig handenwassen,<br />

schoon- en drooghouden van het aanrecht, scheiden van rauw en gekookt<br />

voedsel in de keuken - zijn veel van dergelijke producten doorgaans overbodig.<br />

Desinfectantia komen wél de werkzaamheid van deodorant en tandpasta<br />

ten goede.<br />

Nadelen<br />

Niet alleen ontbreekt veelal een bewijs voor de doeltreffendheid, ook kan overdadig<br />

gebruik gezondheidsrisico’s inhouden. Tot de mogelijke gevaren behoren<br />

vergiftigingen en allergieën, verhoogde infectiekansen door verstoring van mis-<br />

20 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


crobiële evenwichten op huid en slijmvliezen, bevordering van bacteriële resistentie<br />

en aantasting van het milieu. Vooral de mogelijkheid van toenemende resistentie<br />

tegen desinfectantia, en wellicht ook tegen antibiotica, baart zorgen.<br />

Een ander denkbaar nadeel is dat een - misplaatst - gevoel van veiligheid de<br />

mensen ertoe brengt het minder nauw te nemen met de ‘normale’ hygiëne. De<br />

genoemde bezwaren berusten voornamelijk op theoretische overwegingen en<br />

resultaten van laboratoriumonderzoek. Aanwijzingen dat zich in de praktijk ernstige<br />

problemen voordoen, zijn er op dit moment niet, maar praktijkonderzoek<br />

is nauwelijks verricht.<br />

Greep<br />

Wegens de mogelijke gevaren en de onzekerheid over de gezondheidswinst bepleit<br />

de <strong>Gezondheidsraad</strong> terughoudendheid bij het toevoegen van desinfectantia<br />

aan consumentenproducten en bij het gebruik van producten met dergelijke<br />

toevoegingen. Dat geldt vooral voor antibacteriële of ‘hygiënische’ schoonmaakmiddelen<br />

en huidverzorgingsproducten, zoals zeep en douche-gel.<br />

De huidige wettelijke mogelijkheden om meer greep te krijgen op het hier besproken<br />

vraagstuk zijn beperkt, al worden er op dit vlak nationaal en internationaal<br />

initiatieven genomen. Afspraken met de industrie en publieksvoorlichting<br />

vormen andere beheersinstrumenten. De boodschap aan de consument zou moeten<br />

luiden dat een normale hygiëne bijna altijd voldoende is om het infectiegevaar<br />

te beperken. Bovendien moeten mensen, meer dan nu het geval is, beseffen<br />

dat veel micro-organismen ongevaarlijk of zelfs nuttig zijn voor hun gezondheid.<br />

21 Adviezen en rapporten


Wettelijke regulering aidsmedicijnen<br />

Advies aan de minister van VWS<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/06. 22 februari <strong>2001</strong><br />

(Boeknummer 144)<br />

In een op 22 februari <strong>2001</strong> verschenen advies aan de minister van VWS geeft de<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong> zijn mening over beleidsvoornemens van de minister voor regulering<br />

van de toepassing van HIV-remmende geneesmiddelen. Van primair<br />

belang is het tegengaan van virusresistentie tegen die middelen. Dit vraagt om<br />

concentratie van de behandeling in daartoe te machtigen centra die moeten voldoen<br />

aan onlangs vastgelegde kwaliteitsnormen. Ook moet zo’n centrum deelnemen<br />

aan de landelijke registratie van behandelingsgegevens.<br />

Enkele jaren geleden bracht de <strong>Gezondheidsraad</strong> het advies ‘Resistentievorming<br />

bij het gebruik van HIV-remmende geneesmiddelen’ uit aan de Minister van<br />

VWS. Centraal daarin staat het gevaar van zich ontwikkelende virusresistentie<br />

tegen de toen nog nieuwe HIV-remmers. Zorgvuldig gereguleerde toepassing<br />

van die medicijnen kan dit gevaar tot een minimum beperken. Mede op grond<br />

van de in dat advies gedane aanbevelingen heeft de minister een ontwerp-beleidsvisie<br />

voor wettelijke regulering geformuleerd en ter beoordeling voorgelegd<br />

aan, onder meer, de <strong>Gezondheidsraad</strong>.<br />

Bijzonder<br />

De Raad onderschrijft de hoofdlijnen van het ministeriële ontwerp en geeft verbijzonderingen<br />

van sommige van zijn eerdere aanbevelingen. Uitgangspunt is<br />

22 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


dat de behandeling van patiënten met HIV-infectie of aids een ‘bijzondere medische<br />

verrichting’ is in de zin van de gelijknamige wet. Alle vormen van die<br />

behandeling moeten worden voorbehouden aan ziekenhuizen (‘aidsbehandelcentra’)<br />

waar het patiëntenaanbod groot genoeg is voor hoogwaardige zorg.<br />

Zo’n centrum moet voldoen aan de kwaliteitsnormen die inmiddels zijn vastgelegd<br />

door de Nederlandse Vereniging van Aidsbehandelaren. Een andere voorwaarde<br />

voor vergunning is deelname aan een landelijk project voor de registratie<br />

van de behandelingsgegevens, óók die met betrekking tot HIV-positieve patiënten<br />

die na hun aandiening bij een centrum (nog) geen behandeling met HIVremmers<br />

krijgen.<br />

Bijzondere aandacht vragen de behandeling van kinderen en die van zwangere<br />

vrouwen. Gezien het betrekkelijk geringe aantal zeer jeugdige patiënten<br />

moet een aidsbehandelcentrum voor kinderen een organisatorische relatie hebben<br />

met zo’n centrum voor volwassenen. Binnen die relatie zouden gynaecologen<br />

zich moeten toeleggen op de gecompliceerde medische begeleiding van<br />

HIV-positieve zwangeren.<br />

De <strong>Gezondheidsraad</strong> wijst, ten slotte, nog op de onmisbaarheid van adequate<br />

systemen voor de beschikbaarstelling van HIV-remmers en voor de medicatiebewaking.<br />

23 Adviezen en rapporten


Celkerntransplantatie als<br />

uitzonderlijke kiembaantherapie<br />

Advies aan de minister van VWS<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/07. 20 maart <strong>2001</strong><br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.11 + 11.2, boeknummer (192)125)<br />

In een op 20 maart <strong>2001</strong> verschenen advies aan de minister van VWS wijst de<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong> op mogelijkheden om via celkerntransplantatie het doorgeven<br />

van (de aanleg voor) bepaalde erfelijke ziekten aan het nageslacht te voorkomen.<br />

Het advies bevat een inventarisatie van de methodologische, ethische en<br />

juridische vragen die deze techniek oproept. De tijd voor onderzoek, laat staan<br />

toepassing, bij de mens is nog niet rijp. Er is echter een zwaarwegend gezondheidsbelang<br />

in het geding.<br />

Het overgrote deel van het erfelijk materiaal in een lichaamscel bevindt zich in<br />

de celkern. Buiten die kern is nog een klein aantal genen te vinden in de zogeheten<br />

mitochondriën: celdeeltjes die onmisbaar zijn voor de cellulaire energievoorziening.<br />

De overerving van die mitochondriale genen loopt uitsluitend via<br />

de moederlijke lijn en dat geldt dus ook voor bepaalde erfelijke ziekten die<br />

voortvloeien uit mutaties in die genen.<br />

Het feit dat de genen in kwestie zich niet in de celkern bevinden, maakt mogelijkheden<br />

denkbaar om het doorgeven van (de aanleg voor) mitochondriale aandoeningen<br />

aan het nageslacht uit te sluiten. De hiervoor in principe geschikte<br />

techniek staat bekend als celkerntransplantatie. Deze techniek komt neer op<br />

overbrenging van de kern van een mitochondriaal aangedane eicel naar een van<br />

zijn kern ontdane gezonde donor-eicel, gevolgd door in-vitrofertilisatie (IVF).<br />

24 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Er is ook een variant denkbaar, waarbij eerst IVF en dan celkerntransplantatie<br />

plaatsvindt. Als langs deze weg een kind geboren wordt, heeft dat de erfelijke<br />

eigenschappen van beide ouders, maar niet de mitochondriale afwijking van de<br />

moeder.<br />

Gezondheidsbelang<br />

Wetenschappelijk onderzoek naar de werkzaamheid en de veiligheid van celkerntransplantatie<br />

heeft tot dusverre slechts op beperkte schaal en uitsluitend bij<br />

cellijnen en proefdieren plaatsgevonden. Hoewel tot nu toe van schadelijkheid<br />

niets is gebleken, is nog veel onderzoek nodig. Ook noopt het vraagstuk van de<br />

ethische aanvaardbaarheid tot diepgaand beraad, onder meer in samenhang met<br />

discussies over thema’s als embryo-onderzoek en kiembaanmodificatie. Voor de<br />

stap naar onderzoek bij de mens is het dus nog te vroeg.<br />

De <strong>Gezondheidsraad</strong> vindt dat met de beantwoording van de aangeduide<br />

vragen een zwaarwegend gezondheidsbelang is gediend en vraagt daarbij ook<br />

aandacht voor de wettelijke kanten. Zo bevat het recente wetsvoorstel inzake<br />

handelingen met geslachtscellen en embryo’s een verbod op kiembaanmodificatie.<br />

Dat verbod geldt het aanbrengen van wijzigingen van het erfelijke materiaal<br />

in de kern van kiembaancellen. Omdat bij celkerntransplantatie dat erfelijk materiaal<br />

onverlet blijft, biedt het wetsvoorstel dus ruimte voor de hier besproken<br />

techniek. Moeilijker ligt de zaak echter met betrekking tot het eveneens voorziene<br />

verbod op reproductief kloneren en met het nog voor ten minste drie jaar geldende<br />

verbod op het doen ontstaan van menselijke embryo’s ten behoeve van<br />

wetenschappelijk onderzoek. De aan de wetsartikelen te geven interpretatie zal<br />

bepalend zijn voor de mogelijkheden om de celkerntransplantatietechniek te<br />

ontwikkelen en uiteindelijk in toepassing te brengen.<br />

25 Adviezen en rapporten


Nut langdurige psychotherapie<br />

ongewis<br />

Advies aan de minister van VWS<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/08. 28 februari/1 maart <strong>2001</strong><br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 5.2, boeknummer 607)<br />

Over het nut van psychotherapeutische behandelingen die meer dan ongeveer<br />

twintig sessies beslaan, zijn vrijwel geen wetenschappelijk gefundeerde uitspraken<br />

mogelijk. Goed onderzoek op dit terrein is nodig maar erg moeilijk. Er is<br />

grote behoefte aan beslisregels voor het beginnen, voortzetten of beëindigen<br />

van een behandeling. Dit concludeert de <strong>Gezondheidsraad</strong> in een op 28 februari<br />

<strong>2001</strong> verschenen advies aan de minister van VWS.<br />

Op verzoek van de Minister van VWS brengt de <strong>Gezondheidsraad</strong> een reeks<br />

wetenschappelijke adviezen uit over ‘medische verrichtingen’ waarvan de doelmatigheid<br />

onduidelijk is. Enkele jaren geleden heeft de toenmalige Ziekenfondsraad<br />

een lijst van dergelijke verrichtingen opgesteld. Op die lijst staat ook<br />

langdurige psychotherapie. Een psychotherapeutische behandeling geldt als<br />

langdurig wanneer er meer dan ongeveer twintig sessies mee gemoeid zijn. Deze<br />

grens is overigens niet altijd scherp te trekken.<br />

Weinig gegevens<br />

Volgens het nu verschenen advies zijn er bijna geen wetenschappelijke gegevens<br />

over het nut van langdurige psychotherapie. Onderzoek op het gebied van<br />

dit voor de doelmatigheid van de gezondheidszorg belangrijke vraagstuk is even<br />

noodzakelijk als lastig. Niet alleen zijn er veel verschillende psychische aandoe-<br />

26 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


ningen en behandelvormen, ook is het natuurlijk beloop van een aandoening<br />

vaak onbekend en hebben veel patiënten te kampen met meer dan één stoornis<br />

of kwaal.<br />

Op het gebied van de ‘werkzaamheid’ - het effect van een therapie onder<br />

volledig beheersbare onderzoekscondities in een zorgvuldig samengestelde patiëntengroep<br />

- is weliswaar het een en ander bekend, maar die kennis geldt nagenoeg<br />

uitsluitend behandelingen van minder dan twintig sessies. Gaat het om<br />

het effect in de praktijk, ofwel de ‘doeltreffendheid’, dan tast men vrijwel geheel<br />

in het duister, om nog maar te zwijgen over de vraag of, vergelijkenderwijs,<br />

de baten tegen de kosten opwegen (’doelmatigheid’). De <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

acht daarom terughoudendheid geboden bij het toepassen van langdurige psychotherapie.<br />

Beoordelingssystematiek<br />

De Raad sluit niet uit dat sommige vormen van langdurige psychotherapie heilzaam<br />

zijn voor, onder meer, patiënten met een persoonlijkheidsstoornis van het<br />

borderline-type of met stemmingsstoornissen. Het kan zijn dat soms na meer<br />

dan twintig sessies geen verdere verbetering optreedt, terwijl in andere gevallen<br />

pas dán enig resultaat merkbaar wordt.<br />

Er is veel behoefte aan wetenschappelijk onderzoek naar de doelmatigheid<br />

van langdurige psychotherapie bij, in het bijzonder, patiënten die herhaaldelijk<br />

kampen met chronische depressies of met een persoonlijkheidsstoornis van het<br />

borderline-type. In landelijke richtlijnen zouden - aldus de <strong>Gezondheidsraad</strong> -<br />

criteria moeten worden vastgelegd voor het bepalen van de duur en de zittingsfrequentie<br />

van een behandeling. Ook moet een beoordelingssystematiek worden<br />

ontwikkeld voor de kwaliteit en het effect van langdurige psychotherapie.<br />

27 Adviezen en rapporten


Ontwerp-planningsbesluit<br />

neurochirurgie<br />

Advies aan de minister van VWS<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/09. 15 maart <strong>2001</strong><br />

(Boeknummer 533)<br />

Op 15 maart <strong>2001</strong> verscheen een advies van de <strong>Gezondheidsraad</strong> aan de minister<br />

van VWS over een nieuw ontwerp-planningsbesluit met betrekking tot de<br />

neurochirurgie. Dit ontwerp is gebaseerd op de artikelen 2 en 5 van de Wet bijzondere<br />

medische verrichtingen (WBMV) en dient ter vervanging van het Planningsbesluit<br />

Neurochirurgie van 21 juni 1993.<br />

Het ontwerp-planningsbesluit bevat onder meer de volgende passage: “Een traject,<br />

waarbij op termijn (bijvoorbeeld 4 jaar) bijzondere neurochirurgie geheel<br />

of gedeeltelijk uit artikel 2 WBMV zal uittreden, is goed haalbaar. Hierin dient<br />

het veld een hoofdrol te spelen”. Bij deze passage merkt de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

onder meer op:<br />

Het is denkbaar dat bepaalde vormen van bijzondere neurochirurgie ook na<br />

vier jaar om kwaliteitsredenen concentratie blijven vergen, al dan niet via het<br />

huidige wetsinstrument. Dit vanwege het feit dat verschillende neurochirurgische<br />

ingrepen plaatsvinden bij aandoeningen die weinig voorkomen en complex<br />

van aard zijn. Het loslaten van concentratie kan ongewenste versnippering in de<br />

hand werken met kwaliteitsverlies als gevolg. De uitkomst van een specifieke<br />

ingreep hangt immers af van de ervaring van de betrokken arts (oefening baart<br />

kunst). Voorts is een argument voor handhaving van concentratie dat de beoefening<br />

van diverse vormen van bijzondere neurochirurgie het beste tot haar recht<br />

28 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


komt in een multidisciplinaire structuur, die slechts in een beperkt aantal centra<br />

voorhanden is.<br />

Mocht op grond van de ontwikkelingen in de komende planningsperiode<br />

deregulering na vier jaar voor de hand liggen, dan lijkt het in ieder geval gewenst<br />

om voor verschillende deelfuncties (zoals kinderneurochirurgie, epilepsiechirurgie,<br />

neurostimulatie, stereotactische radiochirurgie) concentratie - via<br />

een adequate regeling - in een beperkt aantal centra te handhaven gezien de<br />

kleine patiëntenaantallen en de relatief spaarzame expertise en deskundigheid<br />

op deze deelterreinen.<br />

29 Adviezen en rapporten


Ongerustheid over milieu<br />

vraagt dialoog<br />

Advies aan de ministers van VWS en VROM<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/10. 3 april <strong>2001</strong><br />

(Boeknummer 439)<br />

Als op plaatselijk niveau de bevolking een verdacht hoog aantal ziektegevallen<br />

of gezondheidsklachten in de eigen omgeving constateert en de oorzaak daarvan<br />

zoekt in lokale milieuverontreiniging, is adequaat optreden van overheidsinstanties<br />

geboden. Het komt er primair op aan de ongerustheid tijdig serieus te<br />

nemen en systematisch te werk te gaan bij het beoordelen van de blootstellingsrisico’s<br />

en de gemelde gezondheidsproblemen. Daarnaast moet aandacht besteed<br />

worden aan een - op interactie en participatie gerichte - dialoog met de<br />

verontruste burgers. Een op 3 april verschenen advies van de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

aan de ministers van VROM en VWS biedt een overzicht van dit vraagstuk en<br />

een handreiking voor de praktijk.<br />

Het komt steeds vaker voor dat plaatselijke groepen van burgers zich tot de<br />

overheid wenden omdat zij verontrust zijn over de mogelijke nadelige invloed<br />

van een milieufactor, bijvoorbeeld een vervuilde bodem of de aanwezigheid van<br />

zendmasten, op hun gezondheid en die van hun kinderen. Van de betrokken<br />

overheidsinstanties, waaronder de GGD, wordt dan een doeltreffend optreden<br />

gevraagd dat veel deskundigheid en openheid vergt.<br />

30 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Onvrede<br />

Een juiste beoordeling van een dergelijke situatie is niet eenvoudig. Behalve<br />

van een lokale milieufactor kan er ook sprake zijn van louter toeval of van een<br />

invloed van specifieke demografische of sociaal-economische kenmerken. Alleen<br />

al onvrede met of ongerustheid over plaatselijke milieu-omstandigheden<br />

kan leiden tot het ervaren en melden van gezondheidsproblemen. Het is van<br />

groot belang de gemelde klachten serieus te nemen en nauwgezet te inventariseren.<br />

De <strong>Gezondheidsraad</strong> pleit krachtig voor tijdige en optimale<br />

burgerparticipatie en goede communicatie over de aard en de betekenis van de<br />

risico’s. Daarnaast komt het aan op een gedegen beoordeling van de plaatselijke<br />

milieusituatie en van de aannemelijkheid van een oorzakelijk verband tussen<br />

een mogelijk verhoogde blootstelling aan schadelijke milieufactoren en de gesignaleerde<br />

gezondheidsproblemen. Soms lukt het niet om een concrete oorzaak<br />

voor bepaalde klachten te vinden, vooral wanneer aspecifieke verschijnselen zoals<br />

hoofdpijn, duizeligheid of vermoeidheid aan de orde zijn. Er is tot nog toe<br />

niet veel bekend over het mechanisme achter zulke ‘medisch onverklaarde’<br />

klachten.<br />

Communicatie<br />

Blijkt uit de beoordeling van de mate waarin mensen met milieuverontreiniging<br />

in aanraking komen (de uitwendige blootstelling) dat er een ongewenst hoog gezondheidsrisico<br />

is, dan moet gepoogd worden die blootstelling te verminderen.<br />

Met het bepalen van de inwendige blootstelling, bijvoorbeeld via het onderzoeken<br />

van bloed- of urinemonsters, is, volgens het advies, terughoudendheid geboden.<br />

Hetzelfde geldt voor nader epidemiologisch onderzoek in de lokale bevolking.<br />

Wil zulk onderzoek zinvol zijn, dan moeten ettelijke voorwaarden zijn<br />

vervuld. Tot die voorwaarden behoort doeltreffende communicatie met de te onderzoeken<br />

burgers over de mogelijkheden en beperkingen ervan. Schiet die<br />

communicatie te kort, dan kan het middel erger zijn dan de kwaal.<br />

31 Adviezen en rapporten


Uitbreiding prenatale<br />

screening bepleit<br />

Advies aan de minister van VWS<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/11. 7 mei <strong>2001</strong><br />

(Boeknummer 609)<br />

Volgens een op 7 mei <strong>2001</strong> verschenen advies aan de minister van VWS is de<br />

tijd rijp voor wijziging van de vroege opsporing van Down-syndroom tijdens de<br />

zwangerschap. Tot nu toewordt aan zwangeren van 36 jaar en ouder eenvruchtwaterpunctie<br />

of vlokkentest aangeboden. Bij één op de 100 à 300 vrouwen leidt<br />

datonderzoek tot het verlies van een gezonde foetus. Tegenwoordig zijn er goede<br />

mogelijkheden om eerst via een eenvoudige bloedtest vast te stellen of zo’n<br />

onderzoek wel nodig is. Het verdient aanbeveling om die bloedtest aan te bieden<br />

aan alle zwangeren, ongeacht hun leeftijd. Die test moet dan niet alleen<br />

worden gebruikt voor Downsyndroom, maar ook voor de vroege opsporing van<br />

neuralebuisdefecten.<br />

Voor het huidige aanbod van een vruchtwaterpunctie of vlokkentest moet de<br />

zwangere 36 jaar of ouder zijn. Dat aanbod blijft daarmee beperkt tot vrouwen<br />

met de grootste kans op een kind met Downsyndroom. Die kans neemt namelijk<br />

toe met de leeftijd van de moeder. De reden voor de genoemde beperking is<br />

vooral gelegen in het miskraamrisico van dat onderzoek. De meeste kinderen<br />

met Downsyndroom worden echter ge-boren als hun moeder nog jonger dan 36<br />

is, dus bij vrouwen die nu niet voor prenatale screening in aanmerking komen.<br />

Inmiddels is een bloedtest ontwikkeld waarmee de kans dat een vrouw in verwachting<br />

is van een kind met Downsyndroom preciezer kan worden geschat dan<br />

alleen op grond van de leeftijd. Door prenatale screening te beginnen met een<br />

32 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


dergelijke test, kan worden nagegaan of die kans zo groot is dat een vruchtwaterpunctie<br />

te overwegen is. Deze strategie heeft belangrijke voordelen. In de<br />

eerste plaats is de bloedtest veilig en relatief goedkoop. Daarom kan hij aan alle<br />

zwangeren worden aangeboden, ongeacht hun leeftijd. Een groot voordeel is<br />

ook dat - in vergelijking met de huidige screening op Downsyndroom - minder<br />

vruchtwaterpuncties of vlokkentests nodig zijn, zodat minder vaak een miskraam<br />

wordt veroorzaakt. Daartegenover staat als belangrijkste nadeel dat relatief<br />

veel zwangeren ongerust worden gemaakt doordat volgens de uit-slag van<br />

de bloedtest nader onderzoek nodig is, terwijl dan meestal, blijkens dat onderzoek,<br />

die ongerustheid ‘onnodig’ was. Naar de psychische uitwerking daarvan<br />

is intussen vrij veel wetenschappelijk onderzoek gedaan. Ernstige negatieve gevolgen<br />

zijn daarbij niet gebleken. Wel zijn goede uitleg en begeleiding noodzakelijk.<br />

Alles afwegend, vindt de <strong>Gezondheidsraad</strong> prenatale screening via zo’n<br />

bloedtest een dermate beter alternatief voor de huidige strategie, dat invoering<br />

ervan niet langer zou mogen worden uitgesteld. Volgens de Raad moet die<br />

screening zowel zijn gericht op Downsyndroom als op neuralebuisdefecten<br />

(‘open rug’). Op dit moment is voor de bepleite screening de zogenoemde ‘tripeltest’<br />

het meest geschikt. Die wordt gedaan vanaf een zwangerschapsduur van<br />

15 weken. Recent ontwikkelde alternatieve tests hebben als mogelijk voordeel<br />

dat ze vroeger in de zwangerschap toepasbaar zijn, sommige al vanaf acht weken.<br />

Anders dan de tripeltest zijn ze alleen bruikbaar voor screening op Downsyndroom.<br />

Volgens het advies moet naar die alternatieve testmogelijkheden wetenschappelijk<br />

onderzoek worden gedaan. In samenhang daarmee is onderzoek<br />

nodig naar de waarde van echoscopie als screeningstest op neuralebuisdefecten.<br />

33 Adviezen en rapporten


Incontinentie voor urine<br />

Advies aan de minister van VWS<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/12. 25 juni <strong>2001</strong><br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 5.1.2, boeknummer 617)<br />

Ongeveer één op de twintig volwassenen in Nederland heeft te kampen met urine-incontinentie.<br />

Bij ouderen spelen naast blaasproblemen een verminderde<br />

mobiliteit en andere aandoeningen een rol bij het ontstaan en verergeren van<br />

incontinentie. Deze zogenoemde complexe incontinentie krijgt soms te weinig<br />

aandacht. De belangrijkste aanbevolen behandelingen zijn bekkenbodemspieroefeningen<br />

en blaastraining. Er is een goede richtlijn voor huisartsen. In de<br />

thuiszorg en in zorginstellingen blijft wegens personeels-schaarste de behandeling<br />

te vaak beperkt tot het verstrekken van opvangmateriaal. Er zijn, vooral<br />

voor vrouwen, te weinig goede openbare toiletten. Thuiswonende oudere patiënten<br />

met verscheidene handicaps hebben baat bij een aangepast, goed bereikbaar<br />

toilet. Dit schrijft de <strong>Gezondheidsraad</strong> in een op 25 juni <strong>2001</strong> verschenen<br />

advies aan de Minister van VWS.<br />

Op verzoek van de Minister van VWS brengt de <strong>Gezondheidsraad</strong> een reeks adviezen<br />

uit over ‘medische verrichtingen’ waarvan de doelmatigheid onduidelijk<br />

is. Eén van die verrichtingen behelst de diagnostiek en behandeling van urineincontinentie<br />

- onwillekeurig verlies van urine - bij volwassenen. Naar schatting<br />

heeft vijf procent van de volwassenen deze hinderlijke kwaal. In verzorgingshuizen<br />

is dat één op de twee, in verpleeghuizen zelfs negen op tien. Bij vrouwen<br />

komt het probleem aanzienlijk meer voor dan bij mannen. In het jaar 2000 was<br />

in Nederland een bedrag van ten minste 600 miljoen gulden gemoeid met de<br />

34 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


zorg voor mensen met urine-incontinentie. Het merendeel hiervan komt op<br />

rekening van de verzorging en van het gebruik van opvangmateriaal.<br />

Complexe incontinentie<br />

De meeste patiënten komen in eerste instantie bij de huisarts terecht. Er is voor<br />

diagnostiek en behandeling een goede richtlijn van het Nederlands Huisartsen<br />

Genootschap, die als behandeling oefeningen centraal stelt. Volgens de Raad is<br />

er ook behoefte aan een gemeenschappelijke richtlijn voor gynaecologen en<br />

urologen. Vooral bij oudere patiënten kunnen verminderde mobiliteit en achteruitgang<br />

van geestelijke vermogens bij incontinentie een belangrijke oorzakelijke<br />

of complicerende rol spelen. De behandelend arts moet daar ten zeerste op bedacht<br />

zijn. De <strong>Gezondheidsraad</strong> heeft de indruk dat juist deze complexe incontinentie<br />

te weinig aandacht krijgt.<br />

De Raad pleit voor proefnemingen met de aanstelling van een gespecialiseerde<br />

incontinentie-verpleegkundige in huisartspraktijken, die onder meer zorg<br />

zou kunnen dragen voor diagnostiek bij complexe incontinentie en bewaking<br />

van de therapietrouw. De kennis van fysiotherapeuten over therapeutische oefeningen<br />

kan vergroot worden als deze in hun standaardopleiding aandacht krijgen.<br />

Oefeningen<br />

Personeelstekort in de thuiszorg en in verzorgings- en verpleeghuizen leidt er<br />

doorgaans toe dat volstaan wordt met het aanbieden van opvangmateriaal. Adequate<br />

diagnostiek en actieve behandeling kunnen echter de kwaliteit van leven<br />

van de patiënt aanmerkelijk verbeteren.<br />

Bij vrouwen is de kans op het ontstaan van urine-incontinentie te verkleinen<br />

via bekkenbodemspieroefeningen na de zwangerschap. Er is echter nog veel<br />

onbekend over het nut van preventieve maatregelen en over de doeltreffendheid<br />

van de diverse behandelvormen. Meer wetenschappelijk onderzoek is daarom<br />

wenselijk. Intussen is wel duidelijk dat er in Nederland vooral voor vrouwen<br />

veel te weinig goede openbare toiletten zijn. Voor thuiswonende oudere patiënten<br />

met verscheidene handicaps zijn een aangepast en goed bereikbaar toilet en<br />

gemakkelijk te openen en te sluiten kleding belangrijk.<br />

35 Adviezen en rapporten


Risico’s verarmd uranium<br />

in kaart gebracht<br />

Advies aan de ministers van VWS, VROM en Defensie<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/13. 16 mei <strong>2001</strong><br />

(Boeknummer 678)<br />

De huidige stand van de wetenschap biedt geen grond voor de mening dat mensen<br />

gezondheidsschade oplopen door blootstelling aan verarmd uranium. Degenen<br />

die hier mogelijk aan blootgesteld worden in besmette gebieden worden,<br />

normaal gesproken, voldoende beschermd door de voorzorgsmaatregelen die<br />

voortvloeien uit de stralinsgygiënische regelgeving. Dit schrijft de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

in een op 16 mei <strong>2001</strong> verschenen advies aan de Minister van Volkshuis-vesting,<br />

Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Minister van Defensie<br />

en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.<br />

Verarmd uranium ontstaat als bijproduct bij het verrijken van natuurlijk uranium<br />

en wordt onder meer gebruikt in munitie en als stabilisatiemateriaal in vliegtuigen.<br />

Het gevaar van natuurlijk uranium schuilt in de radioactiviteit en de chemisch-toxische<br />

eigenschappen. Verarmd uranium verschilt in dit opzicht niet<br />

van natuurlijk uranium, zij het dat de radioactiviteit aanzienlijk lager is. Het gezondheidsrisico<br />

van natuurlijk en verarmd uranium hangt niet alleen af van de<br />

mate en de wijze van blootstelling, maar ook van het type chemische verbinding<br />

waarin het element aanwezig is.<br />

Omdat natuurlijk uranium bijna overal in de natuur voorkomt, is aan blootstelling,<br />

vooral via het voedsel, niet te ontkomen. Blootstelling aan verarmd uranium<br />

heeft voornamelijk plaats via inademing van stofdeeltjes in gebieden waar<br />

dit materiaal is vrijgekomen bij een brand of oorlogshandelingen. Bekende<br />

36 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


voorbeelden zijn de Golfoorlog, de oorlog in Kosovo en de vliegramp in de<br />

Bijlmermeer.<br />

Verstorende factoren<br />

Longkanker en nierschade zijn de meest gevreesde gevolgen van te hoge blootstelling<br />

aan (verarmd) uranium. De hierover beschikbare wetenschappelijke gegevens<br />

zijn vooral verkregen uit onderzoek bij werkers in de uraniumindustrie.<br />

Die epidemiologische gegevens zijn lang niet altijd volledig of gemakkelijk te<br />

interpreteren, omdat het onder-zoek bemoeilijkt wordt door verstorende factoren<br />

als rookgewoonten of blootstelling aan andere schadelijke agentia dan uranium.<br />

Bij uraniummijnwerkers is wel degelijk een verhoogde kans op longkanker<br />

aangetoond, maar blootstelling aan radioactieve vervalproducten van radon<br />

is hier de meest waarschijnlijke oorzaak. Hoewel militairen die zijn ingezet in<br />

de Golfoorlog ongewoon veel gezondheidsklachten hebben, geeft de uitkomst<br />

van uitgebreid epidemiologisch onderzoek geen aanwijzing dat dit het gevolg is<br />

van blootstelling aan verarmd uranium.<br />

Volgens de <strong>Gezondheidsraad</strong> is, gelet op de omvang van de blootstelling<br />

aan verarmd uranium na calamiteiten of oorlogshandelingen, geen waarneembare<br />

verhoging van de kans op gezondheidsschade te verwachten. In besmette gebieden<br />

zal in het algemeen de beschermingsstrategie van de bestaande milieuhygiënische<br />

regelgeving toereikend zijn. Intussen zal, aldus de <strong>Gezondheidsraad</strong>,<br />

een open communicatie met de bevolking in zo’n gebied onnodige ongerustheid<br />

kunnen voorkomen.<br />

Andere rapportages<br />

In de periode rond het verschijnen van het hier besproken advies van de <strong>Gezondheidsraad</strong>,<br />

hebben ook andere instanties hun oordeel gegeven over het risico<br />

van blootstelling aan verarmd uranium, in het bijzonder in samenhang met<br />

oorlogshandelingen. Het gaat onder meer om de Wereldgezondheidsorganisatie<br />

en het United Nations Environmental Programme. Vice-voorzitter Knottnerus<br />

van de <strong>Gezondheidsraad</strong> meldt in zijn aanbiedingsbrief bij het advies daarover:<br />

“De commissie heeft die [rapporten] niet meer bij haar advies kunnen betrekken,<br />

maar een eerste bestudering wijst niet op strijdigheid met de bevindingen<br />

van de commissie.” Inmiddels heeft ook een adviescommissie van de Britse<br />

Royal Society haar bevindingen gepubliceerd. Die publicatie gaat, in tegenstel-<br />

37 Adviezen en rapporten


ling tot het advies van de <strong>Gezondheidsraad</strong>, ook in op de situatie op het slagveld.<br />

38 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Elektromagnetische velden:<br />

Jaarbericht <strong>2001</strong><br />

Advies aan de minister van VWS en VROM en de staatssecretaris van<br />

SZW en V&W, Publicatie <strong>2001</strong>/14. 29 mei <strong>2001</strong><br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 8.5, boeknummer 559)<br />

Volgens de op dit moment beschikbare wetenschappelijke gegevens is er geen<br />

grond voor de vrees dat blootstelling aan elektromagnetische velden in de<br />

woonomgeving - onder meer afkomstig van hoogspanningslijnen en GSM-antennes<br />

- schadelijk is voor de gezondheid. Dit is de strekking van een eerste<br />

jaarlijks rapport over dit vraagstuk dat de <strong>Gezondheidsraad</strong> op 29 mei <strong>2001</strong><br />

aan de regering heeft uitgebracht.<br />

Mogelijke gezondheidsschade door blootstelling aan elektromagnetische velden<br />

wekt groeiende bezorgdheid. Veel mensen zien vooral bedreigingen in hoogspanningslijnen<br />

en in de opmars van de mobiele telefonie. In het recente verleden<br />

heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> diverse adviezen over deze onderwerpen uitgebracht.<br />

Het nu verschenen Jaarbericht biedt, naast een samenvatting van deze<br />

adviezen, een overzicht van de nieuwste wetenschappelijke inzichten.<br />

Hoogspanningslijnen<br />

Het wonen nabij hoogspanningslijnen verhoogt de blootstelling aan (laagfrequente)<br />

elektromagnetische velden. Die verhoogde blootstelling gaat samen met<br />

een kleine toename van de kans op leukemie bij kinderen. Volgens recente wetenschappelijke<br />

publicaties zou die toename uitsluitend boven een bepaalde<br />

veldsterkte optreden. De <strong>Gezondheidsraad</strong> vindt het echter niet verantwoord<br />

39 Adviezen en rapporten


zo’n grens aan te geven. Een oorzakelijk verband tussen blootstelling aan elektromagnetische<br />

velden en het verhoogde risico is niet aangetoond. Men tast in<br />

het duister over biologische verklaringen. Het is goed mogelijk dat andere factoren<br />

dan dergelijke velden verantwoordelijk zijn voor de samen-hang.<br />

Blootstelling aan sterke laagfrequente elektromagnetische velden zou, volgens<br />

sommigen,het hartritme ongunstig kunnen beïnvloeden. De wetenschappelijk<br />

informatie hierover is echter onduidelijk en vraagt om meer onderzoeksinspanning.<br />

In weer andere publicaties is melding gemaakt van een toename van<br />

het aantal gevallen van zelf-moord als gevolg van verhoogde blootstelling aan<br />

laagfrequente elektromagnetische velden. Volgens het Jaarbericht is zo’n invloed<br />

niet aangetoond en ook onwaarschijnlijk.<br />

Al eerder stelde de <strong>Gezondheidsraad</strong> vast dat in de directe omgeving van<br />

een GSM-basisstation de blootstelling aan het (radiofrequente) elektromagnetische<br />

veld van dat station aanzienlijk lager is dan wat gezondheidskundig aanvaardbaar<br />

geacht wordt. Gezondheidsproblemen door een dergelijke blootstelling<br />

acht de Raad daarom onwaarschijnlijk. Uit Duitsland kwam onlangs het bericht<br />

dat rundvee gezondheidsschade zou oplopen door de aanwezigheid van<br />

GSM-antennes in de omgeving. Onderzoek hiernaar heeft dat vermoeden niet<br />

bevestigd.<br />

Mobiele telefonie<br />

Hoewel tot dusver niet is gebleken dat mobiel telefoneren de kans op hersentumoren<br />

verhoogt, is het zaak de wetenschappelijke ontwikkeling op dit terrein<br />

nauwlettend te blijven volgen. Het vermoeden dat mobiel telefoneren de kans<br />

op oogmelanomen doet toenemen, mist volgens de <strong>Gezondheidsraad</strong> elke wetenschappelijke<br />

grond.<br />

Er heeft in Nederland geen onderzoek plaats naar gezondheidseffecten van<br />

blootstelling aan elektromagnetische velden. Volgens de <strong>Gezondheidsraad</strong> mag<br />

Nederland hierin echter niet langer achterblijven, vooral niet omdat er nog veel<br />

onzekerheden zijn over langetermijneffecten en over de vraag of er een oorzakelijk<br />

verband is tussen blootstelling aan elektromagnetische velden en aspecifieke<br />

gezondheidsklachten.<br />

40 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Verdediging tegen bioterrorisme<br />

Advies aan de minister van VWS<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/16. 14 juli <strong>2001</strong><br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 6.7, boeknummer 632)<br />

Open grenzen, verstedelijking, mobiliteit en gentechnologie vergroten het risico<br />

van terroristische aanslagen met microbiële ziekteverwekkers. Daarom is alertheid<br />

geboden, niet alleen van inlichtingendiensten maar ook van artsen en microbiologen.<br />

Er moet een draaiboek ‘Bioterrorisme’ komen, terwijl al beschikbare<br />

draaiboeken voor het optreden bij epidemische calamiteiten aanscherping<br />

behoeven. Internationale samenwerking op het gebied van de identificatie van<br />

onbekende micro-organismen en bij de ontwikkeling en productie van antimicrobiële<br />

middelen is noodzakelijk. Dit is de strekking van een op 14 juni <strong>2001</strong><br />

verschenen advies van de <strong>Gezondheidsraad</strong> aan de minister van VWS.<br />

Duizenden soorten micro-organismen lenen zich voor kwaadwillig gebruik. Het<br />

is vrijwel ondoenlijk om aan te geven welke van die soorten men in dit opzicht<br />

het meest moet vrezen. Hedendaagse ontwikkelingen maken bioterroristische<br />

aanslagen tot een reëel gevaar. Open grenzen vergemakkelijken de import van<br />

microbiële ziekteverwekkers, de sterke verstedelijking en de grote mobiliteit in<br />

ons land begunstigen de verspreiding van infectieziekten en de opmars van de<br />

biotechnologie schept mogelijkheden voor het doen ontstaan van tot dusver onbekende<br />

infectieuze organismen.<br />

41 Adviezen en rapporten


Draaiboeken<br />

Volgens de <strong>Gezondheidsraad</strong> is vooral verscherpte oplettendheid geboden. Inlichtingendiensten<br />

en andere verkennende organisaties moeten veel aandacht<br />

geven aan de beoordeling van de plausibiliteit van denkbare aanslagscenario’s.<br />

Medische beroepsverenigingen doen er goed aan hun leden beter en vaker te attenderen<br />

op de mogelijkheid dat het optreden van infectieziekten te wijten is aan<br />

kwaadwillige verspreiding van micro-organismen. Onder auspiciën van het Ministerie<br />

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dient een draaiboek ‘Bioterrorisme’<br />

te worden opgesteld dat via regelmatige en goed georganiseerde<br />

oefeningen wordt beproefd. De al beschikbare draaiboeken voor het optreden<br />

bij uitbraken van infectieziekten behoeven aanvulling met elementen die op bioterrorisme<br />

zijn toegesneden.<br />

Van groot belang zijn mogelijkheden voor tijdige opsporing en identificatie<br />

van zeldzame of tot dusver onbekende ziekteverwekkers. Dit vraagt om een<br />

hecht netwerk van binnen- en buitenlandse deskundigen op het gebied van de<br />

microbiologie. Formalisering van in dit opzicht al bestaande structuren is nodig,<br />

evenals meer financiële ondersteuning. Ook bij de ontwikkeling en productie<br />

van vaccins, antibiotica en andere antimicrobiële middelen is, zo besluit de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

zijn advies, internationale samenwerking meer dan ooit noodzakelijk.<br />

42 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Milieuverontreiniging door<br />

geneesmiddelen<br />

Advies aan de ministers van VWS, VROM en V&W en de staatssecretaris<br />

van LNV, Publicatie <strong>2001</strong>/17. 15 juni <strong>2001</strong><br />

(Boeknummer 632)<br />

De belasting van het milieu door geneesmiddelen verdient nadere aandacht.<br />

Dat stelt de <strong>Gezondheidsraad</strong> in een advies waarin de kennis over die belasting<br />

is samenvat. In het advies, dat op 26 juni <strong>2001</strong> is aangeboden aan de bewindslieden<br />

van VROM, VWS, V&W en LNV, doet de Raad voorstellen voor onderzoek<br />

naar voorkomen en effect van geneesmiddelen in het milieu.<br />

Geneesmiddelen voor mens en dier belanden na gebruik in het milieu. Een deel<br />

van de door de mens uitgescheiden geneesmiddelen en hun omzettingsproducten<br />

passeert de rioolwaterzuivering en komt vervolgens in het oppervlaktewater<br />

terecht. Diergeneesmiddelen komen via urine en uitwerpselen in de bodem terecht<br />

en spoelen uit naar het grond- en oppervlaktewater.<br />

Uit het nu verschenen advies van de <strong>Gezondheidsraad</strong> blijkt dat slechts<br />

weinig bekend is over het voorkomen en het effect van geneesmiddelen in het<br />

milieu. De beschikbare gegevens over het gevolg voor in de natuur voorkomende<br />

organismen zijn aanleiding om het milieurisico niet bij voorbaat als onbetekenend<br />

terzijde te schuiven. Geneesmiddelen zijn immers biologisch actieve<br />

stoffen die bovendien in grote hoeveelheden worden gebruikt. De Raad pleit<br />

voor extra aandacht van de overheid voor het in kaart brengen van dit risico,<br />

overeenkomstig de aanpak bij bestrijdingsmiddelen. Er is vooral onderzoek nodig<br />

naar het gevolg voor water- en bodemorganismen.<br />

43 Adviezen en rapporten


Binnenkort zal bij de toelating van diergeneesmiddelen tot de markt een beoordeling<br />

van het risico voor in de natuur voorkomende organismen worden voorgeschreven.<br />

De Raad acht dit ook wenselijk bij de toelating van geneesmiddelen<br />

voor de mens. Onderzoek en maatregelen vergen internationale coördinatie, omdat<br />

de milieuverontreiniging door geneesmiddelen zich niet tot Nederland beperkt.<br />

44 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Medische eisen rijbewijs voor<br />

verbetering vatbaar<br />

Advies aan de ministers van VWS en V&W<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/18. 4 juli <strong>2001</strong><br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.7, boeknummer 626)<br />

De medische eisen voor de rijgeschiktheid van mensen met een tumor of doorbloedingsstoornis<br />

van de hersenen sporen niet meer met de huidige stand van<br />

de wetenschap. De wenselijke aanpassing houdt deels een versoepeling en deels<br />

een aanscherping in. In algemene zin is, daarnaast, heroverweging gewenst van<br />

de sinds 1986 geldende regeling voor de vernieuwing van rijbewijzen zonder<br />

medische toetsing. Dit schrijft de <strong>Gezondheidsraad</strong> in een op 4 juli <strong>2001</strong> verschenen<br />

advies aan de minister van Verkeer en Waterstaat en de minister van<br />

Volksgezondheid, Welzijn en Sport.<br />

Mensen met een tumor of doorbloedingsstoornis van de hersenen zijn volgens<br />

de huidige wettelijke regeling niet rijgeschikt zolang zij wegens die aandoening<br />

geen operatie hebben ondergaan. Op verzoek van de Minister van Verkeer en<br />

Waterstaat heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> deze bepaling getoetst aan de huidige medische<br />

inzichten. In haar adviesaanvraag vroeg de minister aandacht voor het<br />

eventuele bestaan van andere geschikte medische behandelmethodes dan chirurgie<br />

en voor het feit dat het soms beter is om juist niet te opereren.<br />

De <strong>Gezondheidsraad</strong> onderschrijft dat de eis van chirurgisch ingrijpen bij<br />

de aandoeningen in kwestie niet meer verenigbaar is met de tegenwoordig beschikbare<br />

medische kennis. De Raad voegt hieraan gedetailleerde voorstellen<br />

toe voor wijziging van de in het geding zijnde bepalingen in de ‘Regeling eisen<br />

geschiktheid.’ Die voorstellen zijn gebaseerd op criteria als de medische prog-<br />

45 Adviezen en rapporten


nose, de aanwezigheid van functiestoornissen, de herhalingskans en de kans op<br />

andere aandoeningen. De operatie-eis speelt geen rol meer. Volgens het advies<br />

betekenen de voorgestelde wijzigingen een zekere versoepeling met betrekking<br />

tot de rijbewijzen van de ‘lichte’ categorie 1 (personenauto’s en motorrijwielen)<br />

mits het rijbewijs niet beroepsmatig wordt benut. Voor het besturen van vrachtwagens<br />

en bussen houden ze echter een geringe verscherping in.<br />

Heroverweging<br />

Gebruikmakend van de gelegenheid spreekt de <strong>Gezondheidsraad</strong> zijn bezorgdheid<br />

uit over de sinds 1986 vigerende voorschriften voor het vernieuwen (‘verlengen’)<br />

van het rijbewijs. Uit epidemiologische gegevens blijkt dat maar heel<br />

weinig mensen gehoor geven aan de in die voorschriften vervatte uitnodiging<br />

om vrijwillig melding te maken van onverhoopt opgetreden ziekten of afwijkingen<br />

die de rijgeschiktheid kunnen aantasten. De Raad vindt overheidsingrijpen<br />

wenselijk, er nog op wijzende dat de bedoelde gezondheidsproblemen zich betrekkelijk<br />

weinig voordoen bij mensen jonger dan zestig jaar. In het advies oppert<br />

de Raad twee mogelijkheden. De ene optie is honorering van het in 1990<br />

door de Commissie-Scherpenhuizen gedane voorstel om in de Wegenverkeerswet<br />

de houders van rijbewijzen te verplichten tot melding van de bedoelde gezondheidsproblemen.<br />

De ‘Regeling eisen geschiktheid’ bevat een gedetailleerde<br />

opsomming van die problemen. Een alternatief ziet de <strong>Gezondheidsraad</strong> in verlaging<br />

van zeventig naar zestig jaar van de maximale leeftijd waarbij vernieuwing<br />

van het rijbewijs nog zonder medische toetsing mogelijk is.<br />

46 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Energie, eiwitten, vetten<br />

en koolhydraten<br />

Advies aan de ministers van VWS en LNV<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/19. 18 juli <strong>2001</strong><br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 7.2, boeknummer 551)<br />

Op 18 juli <strong>2001</strong> verscheen een advies over de wenselijke inneming van energie,<br />

eiwitten, vetten en koolhydraten voor gezonde personen. Het is de tweede aflevering<br />

in een reeks van samenhangende adviezen van de <strong>Gezondheidsraad</strong> aan<br />

de minister van VWS en de minister van LNV. Deze adviezen dienen ter actualisering<br />

van de in 1992 door de toenmalige Voedingsraad voorgestelde ‘Nederlandse<br />

Voedingsnormen’.<br />

Ongeveer een jaar geleden bracht de <strong>Gezondheidsraad</strong> een eerste advies uit over<br />

geactualiseerde voedingsnormen. Het nu verschenen tweede advies heeft betrekking<br />

op de energetische waarde van de voeding en de wenselijke inneming<br />

van eiwitten, vetten en koolhydraten.<br />

De inneming van vet krijgt veel aandacht. Van groot belang is de samenstelling<br />

van het vet in de voeding. Verzadigde vetzuren en trans-vetzuren zou<br />

men zo weinig mogelijk moeten innemen, wegens de verhoogde kans op coronaire<br />

hartziekten. Vervanging door enkelvoudig en meervoudig onverzadigde<br />

vetzuren is wenselijk. In zijn aanbeveling voor de totale vetconsumptie maakt<br />

de <strong>Gezondheidsraad</strong> onderscheid tussen mensen met en zonder problemen van<br />

overgewicht. Voor de eerste groep is de norm lager dan voor de tweede.<br />

Voor eiwitten en koolhydraten zijn de nu voorgestelde aanbevolen hoeveelheden<br />

lager dan de oude.<br />

47 Adviezen en rapporten


Risico van contactlenzen<br />

Advies aan de minister van VWS<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/20. 25 juli <strong>2001</strong><br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.6, boeknummer 619)<br />

De huidige ruime verkrijgbaarheid van contactlenzen, onder meer via internet,<br />

groothandel en drogisterij, kan gezondheidsschade in de hand werken. Het is<br />

wenselijk om het aanmeten van deze hulpmiddelen en de nazorg voor te behouden<br />

aan optometristen en oogartsen. De soms optredende ernstige complicaties<br />

moeten centraal worden geregistreerd. Het gebruik van ‘permanent wear’ lenzen<br />

is af te raden, tenzij er een medische indicatie is. Dit schrijft de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

in een op 25 juli <strong>2001</strong> verschenen advies aan de minister van VWS.<br />

Het dragen van contactlenzen brengt risico voor de gezondheid van de ogen met<br />

zich mee, uiteenlopend van oogirritatie tot verlies van gezichtsvermogen door<br />

blijvende beschadiging van het hoornvlies. Die beschadiging kan optreden als<br />

gevolg van een infectie (microbiële keratitis). Jaarlijks komt dat voor bij elf op<br />

de honderdduizend dragers van harde lenzen. Voor zachte lenzen is die kans het<br />

drievoudige hiervan, terwijl deze voor de permanent wear lenzen (die ook tijdens<br />

de slaap worden gedragen) zelfs twee op de duizend is. Laatstgenoemd cijfer<br />

brengt de <strong>Gezondheidsraad</strong> tot de aanbeveling om permanent wear lenzen<br />

uitsluitend op medische indicatie te gebruiken.<br />

Nederland telt ongeveer anderhalf miljoen dragers van contactlenzen. Deze<br />

hulpmiddelen zijn tegenwoordig behalve bij de contactlensspecialist ook verkrijgbaar<br />

via internet, groothandel en drogisterij. Het aanbod van contactlenzen<br />

48 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


via anderen dan de optometrist en oogarts kan, naar het oordeel van de <strong>Gezondheidsraad</strong>,<br />

tot een verhoogd risico leiden. Er zijn echter onvoldoende gegevens<br />

bekend om te kunnen beoordelen of door de ruime verkrijgbaarheid het gezondheidsrisico<br />

inderdaad toeneemt. De <strong>Gezondheidsraad</strong> acht alertheid geboden,<br />

maar ziet (nog) geen heil in het aan banden leggen van de verkoop van contactlenzen.<br />

De Raad beveelt aan om het aanmeten en de nazorg voor te behouden<br />

aan optometristen en oogartsen. Voor ernstige complicaties moet er volgens de<br />

Raad een centrale registratie komen.<br />

49 Adviezen en rapporten


Cochleaire implantatie bij kinderen<br />

Advies aan de minister van VWS<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/21. 7 augustus <strong>2001</strong><br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 5.3, boeknummer 624)<br />

Cochleaire implantatie - het inbrengen van een elektronische binnenoorprothese<br />

- is tegenwoordig een doeltreffende techniek om mensen met bepaalde vormen<br />

van doofheid weer toegang te geven tot omgevingsgeluid en gesproken<br />

taal. Deze behandeling is succesvol gebleken bij volwassenen en kinderen bij<br />

wie de doofheid is ontstaan nadat zij hebben leren praten. Zij kan ook zinvol<br />

zijn bij jonge kinderen met aangeboren of vroeg verworvendoofheid. In de nabije<br />

toekomst zal in Nederland behoefte zijn aan jaarlijks ten minste zestig implantaties<br />

bij dove jonge kinderen. Uitbreiding van het huidige aantal gespecialiseerde<br />

centra van twee naar vier is wenselijk. Dit schrijft de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

in een op 7 augustus <strong>2001</strong> verschenen advies aan de minister van VWS.<br />

Cochleaire implantatie (CI) omvat het aanbrengen van elektroden in het slakkenhuis<br />

(cochlea) van het gehoororgaan. Die zetten het via een uitwendige microfoon<br />

opgevangen geluid om in elektrische prikkeling van de gehoorzenuw.<br />

In het hoorcentrum van de hersenen worden deze zenuwimpulsen ervaren als<br />

geluid. Voor dove en ernstig slechthorende mensen betekent dit dat zij beter in<br />

staat zijn het spreken van anderen te verstaan. Voor jonge kinderen met aangeboren<br />

doofheid kan CI tot steun zijn bij het aanleren van zowel gesproken als<br />

geschreven taal. Erg belangrijk is tijdige vaststelling van de doofheid van het<br />

jonge kind, spoedig gevolgd door de keuze van de meest geschikte vorm van revalidatie.<br />

Er is een tendens naar vervroeging van het moment van implantatie<br />

50 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


naar het tweede levensjaar. Uit onderzoek is gebleken dat de mogelijkheden tot<br />

gedeeltelijk herstel van het gehoor en het aanleren van taal dan gunstiger zijn.<br />

Het medisch risico van de chirurgische ingreep is klein en de betrouwbaarheid<br />

van de apparatuur uitstekend. Naar verwachting zullen technische ontwikkelingen<br />

leiden tot, onder meer, betere ruimtelijke selectiviteit van de apparatuur,<br />

meer mogelijkheden van individuele afregeling, meer draagcomfort en - in<br />

de toekomst - een geheel inwendig te dragen prothese.<br />

Voor de revalidatie van doof geworden volwassenen en oudere kinderen<br />

(postlinguale doofheid) staat het nut van CI niet ter discussie. Onderzoek naar<br />

de verbetering van het vermogen om geluid en spraak op te vangen (spraakverstaan)<br />

wijst uit dat ook vrijwel alle kinderen met prelinguale doofheid (doofheid<br />

die is aangeboren of, bijvoorbeeld door hersenvliesontsteking, is ontstaan in de<br />

eerste levensjaren, nog voordat het kind gesproken taal heeft aangeleerd) baat<br />

hebben van een CI. Of dat ook geldt voor het effect op de leer- en psychosociale<br />

ontwikkeling van het kind op wat langere termijn is nog onvoldoende onderzocht.<br />

Wel is gebleken dat de baten van CI niet voor alle kinderen even groot<br />

zijn. Nauwkeurige afstemming op de capaciteiten van het kind is noodzakelijk,<br />

wil er sprake kunnen zijn van echte verbetering van de kwaliteit van leven.<br />

Vooral in kringen van doven leven bedenkingen tegen CI bij jonge kinderen.<br />

Men maakt zich zorgen over de voorlichting aan en de begeleiding van ouders,<br />

over hun vrijheid van keuze en over mogelijke miskenning van het belang van<br />

gebarentaal.<br />

In de komende vijf jaar zal er in Nederland behoefte zijn aan jaarlijks ten<br />

minste zestig implantaties bij jonge kinderen. Dit noopt tot uitbreiding van het<br />

aantal CI-centra van thans twee naar vier. Deze centra moeten voldoen aan<br />

strikte kwaliteitseisen, onder het bereik van de Wet bijzondere medische verrichtingen<br />

worden gebracht en nauw samenwerken met regionale organisaties<br />

voor gezinsbegeleiding en met de doveninstituten. Ook is een voortgaande dialoog<br />

met de maatschappelijke organisaties van doven belangrijk. Volgens de<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong> is het instellen van een landelijk begeleidingsorgaan wenselijk.<br />

51 Adviezen en rapporten


Toekomst Wet bevolkingsonderzoek<br />

Advies aan de minister van VWS<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/22. 6 augustus <strong>2001</strong><br />

(Boeknummer 125)<br />

In een op 6 augustus <strong>2001</strong> aan de minister van VWS aangeboden publicatie<br />

heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> verslag gedaan van een discussiebijeenkomst over de<br />

‘Toekomst van de Wet bevolkingsonderzoek’. Die bijeenkomst had plaats op 18<br />

juni en stond onder voorzitterschap van de Raadsvoorzitter. Aanleiding was het<br />

onlangs door ZorgOnderzoek Nederland uitgebrachte rapport over de evaluatie<br />

van de Wet bevolkingsonderzoek en het daarin gedane voorstel voor een nieuwe<br />

wettelijke systematiek. Behalve de opstellers van dat rapport waren deskundigen<br />

op verschillende relevante terreinen uitgenodigd, evenals vertegenwoordigers<br />

van bij bevolkingsonderzoek betrokken organisaties. De minister heeft laten<br />

weten met belangstelling van het verslag van de discussie kennis te zullen<br />

nemen, ook met het oog op het door haar in te nemen standpunt over het evaluatierapport.<br />

Evaluatierapport WBO<br />

De Wet op het bevolkingsonderzoek (WBO) heeft tot doel de bevolking te beschermen<br />

tegen bevolkingsonderzoeken die een gevaar kunnen vormen voor de<br />

gezondheid. Volgens het recente evaluatierapport is de huidige regeling echter<br />

geen optimaal instrument voor het bereiken van die doelstelling. De opstellers<br />

(Van der Maas, Gevers, Roscam Abbing) doen ook een voorstel voor verbetering.<br />

Zij gaan ervan uit dat het onmogelijk is om a priori onderscheid te maken<br />

52 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


tussen bevolkingsonderzoek dat wel of niet potentieel gevaarlijk is en dus zou<br />

moeten worden getoetst. In de toekomst zou daarom alle bevolkingsonderzoek<br />

op de een of andere manier vooraf moeten worden beoordeeld, terwijl dat nu alleen<br />

geldt voor bevolkingsonderzoek dat in de wet als vergunningplichtig is<br />

aangewezen. Die uitbreiding is alleen haalbaar als de regeling tegelijk meer<br />

flexibel wordt gemaakt: niet alle bevolkingsonderzoek hoeft aan een even zwaar<br />

beoordelingsregime te worden onderworpen. Tot slot legt het voorstel sterk de<br />

nadruk op zelfregulering en zelfevaluatie door de beroepsgroepen.<br />

Workshop<br />

Aanleiding voor de over dit voorstel gehouden discussiebijeenkomst was de eigen<br />

betrokkenheid van de <strong>Gezondheidsraad</strong> bij de uitvoering van de WBO (beoordeling<br />

vergunningaanvragen). Doel van de bijeenkomst was: de gevolgen in<br />

kaart te brengen die de voorgestelde nieuwe wettelijke regeling voor de praktijk<br />

kan hebben. Voorafgaand aan de discussie gaven de opstellers van het rapport<br />

een toelichting op hun voorstel en volgde commentaar vanuit verschillende perspectieven:<br />

huisartsen, klinische genetica, Inspectie, Commissie WBO. In de<br />

discussie bleek waardering voor het werk van de evaluatiecommissie; de conclusies<br />

in het rapport over de tekorten van de bestaande systematiek werden<br />

door alle deelnemers onderschreven. Verder was er veel steun voor de stelling<br />

dat, nadrukkelijker dan nu het geval is, de eigen verantwoordelijkheid van de<br />

betrokken beroepsgroepen voor de kwaliteit van screeningsactiviteiten gestalte<br />

dient te krijgen in consensusontwikkeling en standaardenbeleid. Verschil van<br />

mening bleek te bestaan over de vraag hoe, bij aanpassing van de wettelijk regeling,<br />

kan worden voorkomen dat die te smal en daardoor onvoldoende dekkend,<br />

of juist te breed en daardoor niet meer hanteerbaar zal zijn.<br />

53 Adviezen en rapporten


Natuurlijk toxine in tarwe<br />

weinig riskant<br />

Advies aan de ministers van VWS en LNV<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/23. 23 oktober <strong>2001</strong><br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 7.6, boeknummer 669)<br />

Een van nature soms in tarwe aanwezig schimmelgif (DON) houdt voor de bevolking<br />

een zeer gering gezondheidsrisico in. Hoewel bij de huidige niveaus van<br />

inneming geen schade van betekenis is te duchten, is minimalisering van de inneming<br />

van DON raadzaam. Vermindering is tot op zekere hoogte mogelijk via<br />

teeltkundige maatregelen en door tarwe met een te hoog DON-gehalte niet voor<br />

menselijke consumptie te bestemmen. Terugdringing van de consumptie van tarwehoudende<br />

voedingsmiddelen is echter onwenselijk. Dit schrijft de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

in een op 23 oktober <strong>2001</strong> verschenen advies aan de bewindslieden<br />

van VWS en LNV.<br />

In de bodem levende schimmelsoorten van het geslacht Fusarium kunnen het<br />

schimmelgif deoxynivalenol - kortweg DON genoemd - produceren. De mate<br />

waarin dit toxine in graan terechtkomt, hangt sterk af van de toegepaste teeltwijze<br />

en de omstandigheden tijdens de verbouw. Het gaat hier vooral om tarwe,<br />

een belangrijke bron van voedingsstoffen voor de bevolking. De weersomstandigheden<br />

hebben een belangrijke invloed op de ontwikkeling van Fusarium en<br />

daardoor op het DON-gehalte van tarwe. Doordat die omstandigheden in 1998<br />

in West-Europa ongunstig waren, bevatte in 1999 geconsumeerde tarwe verhoudingsgewijs<br />

veel DON. Wegens dit feit hebben de Minister van VWS en de<br />

Staatssecretaris van LNV de <strong>Gezondheidsraad</strong> gevraagd om het risico van<br />

blootstelling aan DON wetenschappelijk te beoordelen.<br />

54 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Volgens de Raad zijn er geen rechtstreekse onderzoeksgegevens over het<br />

vraagstuk in kwestie; evenmin zijn er andere aanwijzingen dat DON aan de gezondheid<br />

van mensen schade toebrengt. Er is wel onderzoek bij proefdieren gedaan.<br />

Daaruit is naar voren gekomen dat DON, boven een zeker blootstellingsniveau,<br />

de gewichtstoename tijdens de groei kan vertragen. Was bij de dieren<br />

de DON-inneming fors hoger dan dit niveau, dan deed zich ook een ongunstig<br />

effect voor op het immuunsysteem, de vruchtbaarheid en de ongeboren<br />

vrucht.<br />

De <strong>Gezondheidsraad</strong> kiest de vertraging van de gewichtstoename als criterium<br />

voor normstelling en volgt dan de in de toxicologie gebruikelijke werkwijze.<br />

Dit leidt tot de conclusie dat levenslange dagelijkse inneming van ten hoogste<br />

een halve microgram DON per kilogram lichaamsgewicht de gezondheid<br />

van de mens niet zal schaden. Daarnaast zijn er goede argumenten voor de conclusie<br />

dat met grote waarschijnlijkheid hetzelfde geldt voor incidentele inneming<br />

van enkele veelvouden van die dosis. Nog hogere blootstellingsniveaus<br />

zijn in ons land zeldzaam.<br />

Een ander argument voor die conclusie is, volgens de Raad, dat een enigszins<br />

achterblijvend tempo van de gewichtstoename tijdens de groei weliswaar<br />

ongewenst maar niet zorgwekkend is. Enerzijds blijkt dat proefdieren die achterstand<br />

inlopen nadat de verhoogde blootstelling aan DON is geëindigd, anderzijds<br />

krijgen kinderen gedurende hun eerste halve levensjaar nauwelijks of geen<br />

tarwehoudende voedingsmiddelen toegediend. Juist in die periode zijn hun<br />

kwetsbaarheid en hun groeisnelheid het hoogst.<br />

De <strong>Gezondheidsraad</strong> besluit met er op te wijzen dat een toxine als DON<br />

hoe dan ook een in menselijk voedsel ongewenste stof is. Ondanks de zeer geringe<br />

kans op ongewenste effecten is het daarom zaak de blootstelling van de<br />

bevolking aan DON zo laag mogelijk te houden. Het Productschap Granen, Zaden<br />

en Peulvruchten heeft al teeltkundige maatregelen voorgesteld die hierop<br />

zijn gericht. Omdat het merendeel van de in Nederland geconsumeerde tarwe<br />

afkomstig is uit andere Europese landen, is internationale navolging van die<br />

maatregelen wenselijk. Voorts hebben overheid en bedrijfsleven in 1999 een<br />

‘actielimiet’ ingesteld voor het DON-gehalte van tarweproducten.<br />

Tarwe is voor de Nederlandse bevolking een belangrijke bron van voedingsstoffen.<br />

Vermindering van de tarweconsumptie - ter verlaging van de inneming<br />

van DON - is daarom niet verstandig.<br />

55 Adviezen en rapporten


Onderzoek toxiciteit van<br />

stoffen op nieuwe leest<br />

Advies aan de minister van VROM<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/24. 23 oktober <strong>2001</strong><br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 9.1, boeknummer 442)<br />

Tekortkomingen van het huidige stelsel van richtlijnen voor het onderzoek naar<br />

de toxiciteit van chemische stoffen maken een strategische heroriëntatie wenselijk.<br />

De starheid van die richtlijnen belemmert het benutten van nieuwe toxicologische<br />

inzichten. Ook is de tijdrovendheid van veel voorgeschreven testprocedures<br />

niet meer te rijmen met het enorme en nog steeds groeiende aantal te beoordelen<br />

stoffen. Er moet meer gebruik worden gemaakt van informatie over<br />

zowel het werkingsmechanisme van een stof als de mate waarin blootstelling<br />

van mensen zal plaatsvinden. Dit schrijft de <strong>Gezondheidsraad</strong> in een op 20 november<br />

<strong>2001</strong> verschenen advies aan de minister van VROM.<br />

Ongeveer een halve eeuw geleden ontstond bezorgdheid over de mogelijke giftigheid<br />

van tal van, merendeels industrieel bereide, chemicaliën. Sedertdien is,<br />

geleidelijk aan, een internationaal aanvaard stelsel van richtlijnen en principes<br />

voor de beoordeling van die toxiciteit totstandgekomen. Hoewel dat stelsel in de<br />

praktijk zijn waarde heeft bewezen, blijkt steeds duidelijker dat het tekortkomingen<br />

vertoont. Nieuwe wetenschappelijke inzichten, ook op het gebied van<br />

de genetica, zijn moeilijk in te passen omdat een zekere mate van starheid onmiskenbaar<br />

is. Een ander bezwaar schuilt in de tijdrovendheid van sommige<br />

voorgeschreven testprocedures. Die tijdrovendheid is er mede debet aan dat<br />

over een groot aantal stoffen te weinig bekend is om hun toxiciteit te kunnen<br />

56 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


eoordelen. Ook is het aantal te beoordelen stoffen veel groter dan men aankan<br />

met het huidige stelsel<br />

De <strong>Gezondheidsraad</strong> bepleit een strategische heroriëntatie op het aan de orde<br />

gestelde vraagstuk. In die heroriëntatie spelen twee sleutelbeginselen een rol.<br />

Ten eerste zou de toepassing van dure of tijdrovende analysetechnieken, zoals<br />

het doen van uitvoerige dierproeven, sterker afhankelijk moeten worden gesteld<br />

van globale bevindingen - vooral aangaande het biologische werkingsmechanisme<br />

van een stof - die sneller te verkrijgen zijn. Ten tweede zou het onderzoek<br />

naar de toxiciteit van een stof een lagere prioriteit moeten krijgen naarmate de<br />

blootstelling van mensen aan die stof geringer zal zijn.<br />

Het advies mondt uit in een stroomschema waarin verschillende methodieken<br />

en bijbehorende niveaus van veiligheidsevaluatie zijn gespecificeerd. Dat<br />

schema, bedoeld als pragmatisch richtsnoer, behoeft op tal van onderdelen protocollering<br />

en harmonisatie. De commissie die het advies heeft opgesteld, heeft<br />

allerminst een dwingend protocol voor ogen. Zij meent, integendeel, dat flexibiliteit<br />

en standaardisatie veeleer een twee-eenheid vormen dan dat ze elkaar in de<br />

weg staan.<br />

57 Adviezen en rapporten


Zwemmen in natuurwater<br />

Advies aan de minister van VROM<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/25. 27 november <strong>2001</strong><br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 8.3, boeknummer 636)<br />

Er moet een andere Europese norm komen voor de mate van verontreiniging<br />

van natuurbaden met menselijke of dierlijke uitwerpselen. De gezondheidsrisico’s<br />

van deze fecale verontreiniging zijn overigens minder ernstig dan die van<br />

het vóórkomen van cyanobacteriën. De overheid doet er goed aan de beheersmaatregelen<br />

op dit terrein onder te brengen in een ‘veiligheidsketen’,<br />

waarin planmatige voorbereiding vooropstaat. Dit schrijft de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

in een op 27 november <strong>2001</strong> verschenen advies aan de minister van VROM. Het<br />

advies bevat gespecificeerde aanbevelingen voor het beheersen van uiteenlopende<br />

microbiële risico’s voor waterrecreanten.<br />

Van nature bevat oppervlaktewater - plassen, rivieren, andere watergangen, zeewater<br />

voor de kust, enzovoort - ziekmakende micro-organismen. Daar komen<br />

nog bacteriën uit menselijke of dierlijke fecaliën bij. Een uit 1976 daterende Europese<br />

richtlijn voor het beheersen van de fecale verontreiniging van natuurzwemwater<br />

is aan herziening toe. Met het oog daarop heeft de Minister van<br />

VROM de <strong>Gezondheidsraad</strong> om advies gevraagd.<br />

De <strong>Gezondheidsraad</strong> pleit voor meer systematiek in het toezicht van de<br />

overheid en neemt ook de belangrijkste andere - niet-fecale - microbiële gezondheidsrisico’s<br />

voor zwemmers en baders in natuur-zwemwater in ogenschouw.<br />

De bepleite systematische aanpak is die van een ‘veiligheidsketen’,<br />

waarvan de eerste fase of schakel de belangrijkste is. Die fase wordt geken-<br />

58 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


merkt door planmatige voorbereiding: aan de hand van meetuitkomsten en gegevens<br />

over vervuilingsbronnen wordt, voor een bepaalde locatie, een risicoprofiel<br />

vastgesteld op grond waarvan de overheid besluit of die locatie al dan niet<br />

geschikt is als zwemwater. Valt die beslissing positief uit dan volgt het vastleggen<br />

van beheersmaatregelen die samen de rest van de keten vormen: preventie,<br />

(voorbereiding van) ‘repressie’ en nazorg. Repressieve maatregelen zijn onder<br />

meer het elimineren van vervuilingsbronnen, het informeren of adviseren van<br />

het publiek of het instellen van een zwemverbod ter plaatse. Volgens de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

zal een zwemverbod slechts in uitzonderlijke gevallen nodig zijn.<br />

De Europese richtlijn berust op de veronderstelling dat er vaste verhoudingen<br />

zijn tussen de mate van fecale verontreiniging en de concentraties van twee<br />

zogeheten indica-tor-organismen, te weten ‘totaal coliforme bacteriën’ en ‘thermotolerante<br />

bacteriën van de coligroep’. Bij overschrijding van de voor deze indicatoren<br />

vastgelegde norm moet een zwemverbod worden ingesteld. Volgens<br />

de <strong>Gezondheidsraad</strong> is vanaf 1976 uit wetenschappelijk onderzoek gebleken dat<br />

hier andere microbiële indicatoren de voorkeur verdienen, namelijk ‘intestinale<br />

enterokokken’ en ‘Escherichia coli’. De Raad stelt hiervoor een norm voor die<br />

een aanscherping betekent van de nu geldende Europese richtlijn, maar vindt<br />

het gezondheidsrisico - het optreden van maagdarmklachten - niet ernstig genoeg<br />

om bij overschrijding van die norm direct een zwemverbod uit te vaardigen.<br />

Volgens het advies verdient het vóórkomen van cyanobacteriën - vaak ten<br />

onrechte blauwalgen genoemd - in natuur-zwemwater ten minste evenveel aandacht<br />

als dat van fecale micro-organismen. Sommige soorten produceren een<br />

gifstof die leverschade kan veroorzaken. Overschrijding van de norm die de<br />

Wereldgezondheidsorganisatie voor dit toxine heeft voorgesteld, komt nogal<br />

eens voor en rechtvaardigt een zwemverbod. Preventieve maatregelen zijn nauwelijks<br />

mogelijk.<br />

59 Adviezen en rapporten


Familiaire hypercholesterolemie<br />

Advies aan de minister van VWS<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/26. 13 december <strong>2001</strong><br />

(Boeknummer 696)<br />

Verzekeraars volgen verouderd medisch inzicht als zij de erfelijke aandoening<br />

‘familiaire hypercholesterolemie’ (FH) opvatten als een onbehandelbare ziekte.<br />

Die onjuiste opvatting ontmoedigt deelname aan het screeningsprogramma op<br />

FH en kan aldus een belemmering vormen voor het benutten van de beschikbare<br />

cholesterolverlagende therapie. Er is ook behoefte aan duidelijker regels<br />

voor de vragen die een verzekeraar bij een medische keuring mag stellen over<br />

de erfelijke eigenschappen van de keurling. Dit schrijft de <strong>Gezondheidsraad</strong> in<br />

een op 13 december <strong>2001</strong> verschenen advies aan de minister van VWS.<br />

De laatste jaren is maatschappelijke ongerustheid ontstaan over de toegankelijkheid<br />

van levens-, pensioen- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor mensen<br />

met familiaire hypercholesterolemie (FH). FH is een erfelijke afwijking die<br />

meestal tot een sterke verhoging van het cholesterolgehalte in het bloed leidt en<br />

daardoor een aanzienlijk verhoogde kans meebrengt op vroeg overlijden aan<br />

een hartziekte. Er zijn in ons land ongeveer veertigduizend mensen met FH. De<br />

meesten zijn zich niet van hun aandoening bewust. Zij leven gemiddeld tien jaar<br />

korter dan normaal. Totdat in 1989 krachtige cholesterolverlagende geneesmiddelen<br />

(statines) beschikbaar kwamen, was hier weinig tegen te doen. Voor succesvolle<br />

toepassing van deze statines is vroege herkenning van de aandoening<br />

wenselijk. Daarom is er tegenwoordig een landelijk screeningsprogramma voor<br />

hoogrisicofamilies. De bereidheid om aan die screening mee te doen, wordt ech-<br />

60 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


ter geremd als verzekeraars geen rekening houden met de doeltreffendheid van<br />

cholesterolverlagende therapie en daarom buitengewone acceptatie-eisen stellen<br />

aan mensen met FH.<br />

Het is een uitgangspunt van de Wet op de medische keuringen dat iemand met<br />

aanleg voor een nog niet manifest geworden behandelbare ziekte normaal verzekerbaar<br />

is. De Minister van VWS heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> verzocht de vraag<br />

te beantwoorden of FH een onbehandelbare ziekte is in de zin van deze wet. In<br />

het nu verschenen advies concludeert de Raad dat tijdig begonnen cholesterolverlagende<br />

therapie, gecombineerd met een gezonde leefstijl, de levensverwachting<br />

van mensen met FH aanzienlijk kan verhogen. FH kan daarom gelden als<br />

behandelbaar in de zin van de Wet op de medische keuringen.<br />

De behandelbaarheid van FH brengt met zich mee dat deze erfelijke afwijking<br />

en het daaruit voortvloeiende verhoogde cholesterolgehalte verzekerbaarheid<br />

niet in de weg hoeven te staan. Dit zal, aldus het advies, de maatschappelijke<br />

ongerustheid over de toegankelijkheid van verzekeringen voor mensen met FH<br />

echter niet helemaal kunnen wegnemen. Het is ook nodig dat verzekeraars hun<br />

acceptatie- en premiebeleid inzichtelijker maken. Daarnaast ontbreekt het aan<br />

helderheid over de informatieplicht van aspirant-verzekerden met FH. Bovendien<br />

zijn duidelijker regels gewenst voor de toelaatbaarheid van de gezondheidskundige<br />

vragen die een verzekeraar zou willen stellen bij een medische<br />

keuring. Dit geldt vooral voor vragen waarvan de beantwoording inzicht geeft<br />

in de erfelijke kenmerken van de keurling.<br />

61 Adviezen en rapporten


Vaccinatie tegen meningokokken C<br />

en pneumokokken raadzaam<br />

Advies aan de minister van VWS<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/27. 9 januari 2002<br />

(Boeknummer 670)<br />

Het is wenselijk het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) spoedig uit te breiden<br />

met enting tegen meningokokken C, belangrijke verwekkers van hersenvliesontsteking<br />

en bloedvergiftiging bij jonge kinderen en adolescenten. Algemene vaccinatie<br />

tegen pneumokokken verdient ook aanbeveling, maar zal moeten wachten<br />

tot in het programma ruimte ontstaat door combinatie van bestaande vaccins.<br />

Bij introductie van de nieuwe vaccinaties is gedegen publieksvoorlichting<br />

noodzakelijk, wil de bereidheid om aan het RVP deel te nemen niet in het gedrang<br />

komen. Dit schrijft de <strong>Gezondheidsraad</strong> in een op 9 januari 2002 verschenen<br />

advies aan de minister van VWS.<br />

Tot voor kort was het micro-organisme meningokok C in Nederland een kwantitatief<br />

tamelijk onbelangrijke verwekker van hersenvliesontsteking en bloedvergiftiging.<br />

Recent is het aantal geregistreerde gevallen van meningokokkenziekte<br />

door infectie met deze bacterie echter fors gestegen: 80 gevallen in 1999,<br />

105 in 2000, 222 in de eerste tien maanden van <strong>2001</strong>. Er is sprake van een aanzienlijke<br />

ziektelast en sterfte, vooral onder jonge kinderen en adolescenten. Tegenwoordig<br />

is er een doeltreffend vaccin tegen meningokokken C. Dat vaccin is<br />

echter niet werkzaam tegen meningokokken B, de belangrijkste veroorzakers<br />

van meningokokkenziekte. Ook tegen pneumokokken, andere belangrijke veroorzakers<br />

van hersenvliesontsteking en bloedvergiftiging bij jonge kinderen, is<br />

sinds kort een verbeterd vaccin beschikbaar.<br />

62 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


De <strong>Gezondheidsraad</strong> wijst op het belang voor de volksgezondheid van een<br />

RVP dat een beperkt pakket omvat van noodzakelijke, effectieve en veilige vaccinaties.<br />

Uitbreiding van dat pakket vergt behoedzame keuzes. Belangrijk is dat<br />

de publieke deelnamebereidheid wordt bedreigd als het aantal gelijktijdig aan<br />

een jong kind toe te dienen injecties toeneemt. Combinatie van uiteenlopende<br />

vaccins in één prik - waarvan de bekende DKTP-cocktail een treffend voorbeeld<br />

is - schept hier ruimte. Zulke combinaties zijn echter lang niet altijd mogelijk,<br />

zeker niet zonder grondig en vaak langdurig onderzoek naar effectiviteit en veiligheid.<br />

De <strong>Gezondheidsraad</strong> vindt invoering van vaccinatie tegen meningokokken<br />

C en tegen pneumokokken weliswaar wenselijk, maar onderschrijft ook de<br />

opvatting dat een kind in het algemeen per keer hooguit twee prikken kan verdragen.<br />

In het huidige RVP worden op de leeftijd van twee, drie en vier maanden<br />

al twee prikken toegediend, namelijk de DKTP- en Hib-enting. Ook de beide<br />

wenselijk geachte nieuwe vaccinaties zouden, voorlopig door extra injecties,<br />

op ongeveer die leeftijd moeten plaatsvinden.<br />

Met betrekking tot meningokokken C ziet de Raad een uitweg in hetzij<br />

twee injecties op de leeftijden van vijf en zes maanden, hetzij één injectie kort<br />

na de eerste verjaardag. Omdat de meningokokkenziekte naast jonge kinderen<br />

vooral ook adolescenten bedreigt, is een eenmalig inhaalprogramma nodig voor<br />

alle kinderen tot en met 18 jaar. Algemene vaccinatie tegen pneumokokken<br />

dient echter plaats te hebben op de jonge zuigelingenleeftijd en zal moeten<br />

wachten tot combinatie van de DKTP- en Hib-vaccins in één injectie mogelijk<br />

is. Naar verwachting zal dat in 2002 of uiterlijk 2003 het geval zijn.<br />

Waarschijnlijk komt in 2005 een gecombineerd vaccin tegen meningokokken<br />

C en pneumokokken beschikbaar. In het verdere verschiet ligt toevoeging<br />

van componenten tegen meningokokken B aan dat vaccin. Het ligt voor de hand<br />

het combinatievaccin te zijner tijd toe te passen op de jonge zuigelingenleeftijd.<br />

De nu voor de nabije toekomst bepleite RVP-veranderingen zullen dus hoogstwaarschijnlijk<br />

van tijdelijke aard zijn. Juist daarom hecht de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

groot belang aan goede publieksvoorlichting over de achtergronden en de vooruitzichten.<br />

Want de tot dusver grote bereidheid van de bevolking om aan het<br />

RVP deel te nemen mag niet in het gedrang komen.<br />

63 Adviezen en rapporten


Normering van huidblootstelling<br />

op de werkplek<br />

Advies aan de bewindslieden van SZW<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/28. 31 januari 2002<br />

(Boeknummer 481)<br />

Het vaststellen van de maximaal aanvaarde concentratie van schadelijke stoffen<br />

in de lucht op de werkplek is een belangrijk onderdeel van het arbeidshygiënebeleid.<br />

Zo’n mac-waarde berust doorgaans op een gezondheidskundige advieswaarde<br />

die de <strong>Gezondheidsraad</strong> heeft ontleend aan een wetenschappelijke risicobeoordeling<br />

voor de stof in kwestie. Blijkt uit die beoordeling dat niet alleen<br />

de ademhalingsroute maar ook de lichaamsbelasting via de huid gezondheidskundig<br />

van belang kan zijn, dan wordt aan de mac-waarde een ‘huidnotatie’<br />

verbonden. Die aanduiding betekent dat maatregelen noodzakelijk zijn om contact<br />

van de huid met de stof te vermijden.<br />

De Staatssecretaris van SZW heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> advies gevraagd<br />

over de wenselijkheid en de mogelijkheden om de huidblootstelling meer expliciet<br />

in de normstelling te betrekken. De Raad antwoordt dat de huid geen onneembare<br />

barrière is voor schadelijke stoffen en dat daarom getalsmatige normering<br />

van de huidblootstelling wenselijk is. De voor de wetenschappelijke risicoanalyse<br />

benodigde toxicologische en epidemiologische gegevens zijn echter<br />

niet altijd volledig beschikbaar.<br />

Er zijn in beginsel twee mogelijkheden. De eerste behelst begrenzing van<br />

de hoeveelheid van de stof op de huid door het vaststellen van een grens voor<br />

de hoeveelheid stof die maximaal per vierkante centimeter huid mag worden<br />

aangetroffen. Daarmee wordt de inneming via de huid begrensd. Gaat het om<br />

situaties waarin huidblootstelling de hoofdrol speelt dan is deze - al door TNO<br />

64 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


voorgestelde - aanpak geschikt. De <strong>Gezondheidsraad</strong> geeft echter de voorkeur<br />

aan de tweede mogelijkheid, te weten begrenzing van de totale door het lichaam<br />

opgenomen hoeveelheid. De noodzakelijke monitoringstechnieken zijn<br />

evenwel niet altijd voorhanden. Men zal dan, in afwachting van de ontwikkeling<br />

hiervan, voorlopig moeten volstaan met de huidnotatie.<br />

Het advies bevat een stappenplan voor het stellen van prioriteiten bij het beoordelen<br />

van de risico’s van beroepsmatige blootstelling aan stoffen, speciaal met<br />

het oog op blootstelling via de huid. Dat plan is afgestemd op de bestaande procedures<br />

voor normstelling in ons land. In die procedures speelt het oordeel van<br />

deskundigen een belangrijke rol. De <strong>Gezondheidsraad</strong> wijst erop dat, in de<br />

praktijk, verantwoordelijke deskundigen van geval tot geval moeten uitmaken<br />

of de huidblootstelling moet worden beperkt en welke huidbeschermende maatregen<br />

nodig zijn.<br />

65 Adviezen en rapporten


Adviezen Commissie WBO<br />

Advies aan de minister van VWS<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.1, boeknummer 272)<br />

Conform de Wet op het bevolkingsonderzoek (WBO) hoort de minister van VWS<br />

de <strong>Gezondheidsraad</strong> alvorens te beslissen over het verlenen of intrekken van<br />

een vergunning voor vergunningplichtig bevolkingsonderzoek. De hieruit voortvloeiende<br />

adviestaak wordt verricht door de in 1995 ingestelde Commissie<br />

WBO van de Raad.<br />

De commissie bracht op 9 maart <strong>2001</strong> een advies uit, getiteld ‘Wet wetenschappelijk<br />

onderzoek naar tweejaarlijkse screening op prostaatkanker in bevolkingsonderzoek:<br />

erfelijke prostaatkanker’. Hierin beoordeelt zij een vergunningaanvraag<br />

van de Stichting Opsporing Erfelijke Tumoren, Leiden. Het gaat om een<br />

families met erfelijke prostaatkanker in Nederland. De beoogde screening bestaat<br />

uit een rectaal toucher en bepaling van het gehalte aan prostaat-specifiek<br />

antigeen in het bloed (met 3 ng/ml als afkapwaarde voor de PSA-test).<br />

De commissie stelt de minister voor om de aangevraagde vergunning te<br />

verlenen voor de duur van het project (vier jaar) en onder drie nadere voorwaarden.<br />

Een van die voorwaarden is het achterwege laten van het rectaal toucher als<br />

screeningstest.<br />

Op 21 mei <strong>2001</strong> bracht de commissie een advies uit, getiteld ‘Wet bevolkingsonderzoek:<br />

landelijke borstkankerscreening (2)’. Naast vrouwen van 50 tot 70<br />

jaar kunnen vanaf 1998, als wetenschappelik onderzoek, ook vrouwen van 70<br />

66 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


tot en met 75 jaar deelnemen aan het bevolkingsonderzoek. Het advies gaat over<br />

de vraag of bij het bevolkingsonderzoek onder vrouwen van 70 tot en met 75<br />

jaar nog sprake is van wetenschappelijk onderzoek in de zin van artikel 3, derde<br />

lid, WBO. De commissie concludeert dat daar geen reden meer voor is. Dit<br />

houdt in dat ten aanzien van de voorlichtings- en toestemmingsprocedure voor<br />

vrouwen van 70 tot en met 75 jaar geen andere eisen gelden dan voor vrouwen<br />

tussen 50 en 70 jaar, en dat de eis van schriftelijke toestemming komt te vervallen.<br />

Op 9 augustus <strong>2001</strong> bracht de commissie een advies uit, getiteld ‘Wet bevolkingsonderzoek:<br />

gezondheidsonderzoek vuurwerkramp Enschede’. Het advies<br />

heeft betrekking op een vergunningaanvraag van de GGD Twente voor het gezondheidsonderzoek<br />

dat wordt verricht naar aanleiding van de vuurwerkramp in<br />

Enschede op 13 mei 2000. De commissie concludeert dat het gezondheidsonderzoek<br />

bevolkingsonderzoek in de zin van de WBO is. Zij vindt het echter niet<br />

vergunningplichtig. Op grond daarvan ziet de commissie voor zichzelf geen<br />

taak in de beoordeling van de vergunningaanvraag in kwestie.<br />

67 Adviezen en rapporten


Gezondheidskundige advieswaarden<br />

voor afzonderlijke stoffen<br />

Advies aan de bewindslieden van SZW<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 10.1, boeknummer 459)<br />

Butylacetaten<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/03OSH. 15 november <strong>2001</strong><br />

Butylacetaten komen van nature voor in fruit, maar worden ook synthetisch bereid.<br />

Het zijn kleurloze, ontvlambare en naar fruit ruikende vloeistoffen. Ze dienen<br />

onder meer als smaakstof van voedingsmiddelen en als oplosmiddel van<br />

cosmetica, verf en lak. Butylacetaten kunnen irriterend werken op de ogen, de<br />

huid en de slijmvliezen. Gebleken is dat blootstelling aan n-butylacetaat bij ratten<br />

kan leiden tot aantasting van het neusslijmvlies en van de werking van het<br />

zenuwstelsel. Butylacetaten lijken niet genotoxisch te zijn. Er zijn geen gegevens<br />

over de kankerverwekkendheid en de effecten op de voortplanting na langdurige<br />

blootstelling. Volgens het advies kan uitsluitend voor n-butylacetaat een<br />

gezondheidskundige advieswaarde voor beroepsmatige blootstelling worden afgeleid.<br />

Deze komt uit op 150 mg per kubieke meter lucht, gemiddeld over een<br />

achturige werkdag.<br />

Het advies ‘Butylacetate’ is opgesteld in samenwerking met de Swedish<br />

Criteria Group.<br />

68 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Lactaatesters<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/04OSH. 6 december <strong>2001</strong><br />

Lactaatesters worden gebruikt als oplosmiddel en ontvetter in de voedings-, geneesmiddelen-<br />

en de cosmetica-industrie. Onder normale werkomstandigheden<br />

verdampen de meeste lactaatesters makkelijk. De ogen en huid kunnen door<br />

blootstelling aan deze dampen sterk tot matig geïrriteerd raken. Blootstelling<br />

aan n-butyl-, isobutyl- en ethyl-L-lactaat kan leiden tot aantasting van het neusen<br />

keelslijmvlies. Er zijn geen gegevens over mogelijk kankerverwekkende en<br />

genotoxische eigenschappen. Over effecten op de vruchtbaarheid en het nageslacht<br />

is onvoldoende bekend.<br />

De <strong>Gezondheidsraad</strong> komt tot de volgende gezondheidskundige advieswaarden<br />

voor lactaatesters: 20 milligram per kubieke meter lucht voor ethyl-,<br />

n-butyl-, isobutyl-, propyl-, isopropyl-L-lactaat dampen, gemiddeld over een<br />

achturige werkdag; 4 milligram per kubieke meter lucht voor<br />

2-ethylhexyl-L-lactaat aërosolen, gemiddeld over een achturige werkdag. Wegens<br />

gebrek aan geschikte gegevens is het niet mogelijk een gezondheidskundige<br />

advieswaarde af te leiden voor myristyl-, cetyl-, methyl-, sec-butyl-,<br />

isoamyl-, amyl-, n-octyl-, n-decyl- en lauryllactaat.<br />

Chloortrimethylsilaan<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/05OSH. 15 november <strong>2001</strong><br />

Chloortrimethylsilaan, een kleurloze vloeistof met een stekende, zoutzuur-achtige<br />

geur, vindt onder meer toepassing bij de productie van vloeibare siliconen en<br />

propyleenoxide. De stof is erg reactief en wordt daarom uitsluitend in gesloten<br />

systemen gemaakt en verwerkt. Contact met water of een vochtig oppervlak<br />

geeft een heftige reactie, waarbij zoutzuur ontstaat. Bij verwarming of ontbranding<br />

ontstaan corrosieve en giftige dampen.<br />

Zowel bij mensen als bij dieren werkt chloortrimethylsilaan sterk irriterend<br />

op de ogen, de huid en de slijmvliezen. Orale inneming kan ernstige verbranding<br />

van de mond, de slokdarm en de maag geven. Er zijn geen gegevens over<br />

de carcinogeniteit en de effecten op de voortplanting na langdurige blootstelling.<br />

De stof lijkt niet genotoxisch te zijn.<br />

Bij de huidige schaarste aan wetenschappelijke informatie is het niet mogelijk<br />

een gezondheidskundige advieswaarde voor de beroepsmatige blootstelling<br />

aan chloortrimethylsilaan af te leiden.<br />

69 Adviezen en rapporten


Het advies is opgesteld in samenwerking met de Nordic Expert Group.<br />

Lindaan<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/07OSH. 6 december <strong>2001</strong><br />

Lindaan (g-hexachloorcyclohexaan) is een weinig vluchtig, kristallijn poeder<br />

met een licht muffe geur. Deze stof komt niet van nature voor en wordt gebruikt<br />

als insecticide. Het kan worden ingeademd en via de huid opgenomen worden.<br />

Er zijn geen aanwijzingen dat lindaan bij de mens de huid of de ogen irriteert.<br />

Gegevens over mogelijk sensibiliserende eigenschappen zijn niet beschikbaar.<br />

Uit dierexperimenteel onderzoek blijkt dat lindaan neurotoxische eigenschappen<br />

heeft, die zich al kunnen doen gelden na eenmalige blootstelling. Herhaalde<br />

blootstelling aan lindaan kan de lever en de nieren beschadigen. Gegevens over<br />

kankerverwekkende eigenschappen van lindaan zijn summier, maar wijzen niet<br />

op gevaar. Er zijn wel aanwijzingen dat blootstelling aan lindaan nadelig is voor<br />

de ontwikkeling van het nageslacht. Vooral het afweersysteem blijkt gevoelig te<br />

zijn voor blootstelling aan lindaan.<br />

De <strong>Gezondheidsraad</strong> stelt voor beroepsmatige blootstelling aan lindaan de<br />

gezondheidskundige advieswaarde op 4 microgram per kubieke meter lucht, gemiddeld<br />

over een werkdag van acht uur. De Raad verwacht dat schadelijke gevolgen<br />

voor de gezondheidheid van werknemers zich beneden deze grenswaarde<br />

niet voordoen.<br />

70 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Classificatie van stoffen als<br />

reproductietoxisch<br />

Advies aan de bewindslieden van SZW<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 10.3, boeknummer 543)<br />

Chroom VI en chroom VI-verbindingen<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/01OSH. 25 januari <strong>2001</strong><br />

Zeswaardig chroom, aangeduid als chroom VI, en verbindingen daarvan komen<br />

onder meer vrij bij de productie van pigmenten en bij laswerkzaamheden.<br />

De commissie acht de schadelijkheid van blootstelling aan de stoffen in<br />

kwestie voor de vruchtbaarheid niet voldoende bewezen, maar ziet wel redenen<br />

voor bezorgdheid. Daarom adviseert zij deze stoffen met betrekking tot het criterium<br />

‘effect op de vruchtbaarheid’ te classificeren in categorie 3 (“stoffen die<br />

in verband met hun mogelijke voor de vruchtbaarheid van de mens schadelijke<br />

effecten reden geven tot bezorgdheid”). Daarnaast zijn er volgens de commissie<br />

voldoende redenen voor een sterk vermoeden dat blootstelling aan die stoffen<br />

bij de mens ontwikkelingsstoornissen veroorzaakt. Met betrekking tot het criterium<br />

‘schadelijk voor het nageslacht’ betekent dit classificatie in categorie 2<br />

(“stoffen die dienen te worden beschouwd alsof zij bij de mens ontwikkelingsstoornissen<br />

veroorzaken”).<br />

71 Adviezen en rapporten


Mangaan en mangaanverbindingen<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/02OSH. 30 maart <strong>2001</strong><br />

Mangaan en mangaanverbindingen worden gebruikt bij industriële processen<br />

als de productie van staal en van batterijen. Ook wordt mangaan toegepast als<br />

vervanger van lood in benzine en komt het voor in bestrijdingsmiddelen.<br />

De commissie acht de schadelijkheid van blootstelling aan de stoffen in<br />

kwestie voor de vruchtbaarheid niet voldoende bewezen, maar ziet wel reden<br />

voor bezorgdheid. Daarom adviseert zij deze stoffen met betrekking tot het criterium<br />

‘effect op de vruchtbaarheid’ te classificeren in categorie 3 (“stoffen die<br />

in verband met hun mogelijke voor de vruchtbaarheid van de mens schadelijke<br />

effecten reden geven tot bezorgdheid”). Volgens de commissie is de schadelijke<br />

invloed voor het nageslacht evenmin voldoende bewezen, maar ook hier is reden<br />

voor bezorgdheid. Met betrekking tot het criterium ‘effect op het nageslacht’<br />

betekent dit eveneens classificatie in categorie 3.<br />

Styreen, tolueen en xyleen<br />

Publicaties <strong>2001</strong>/08OSH t/m <strong>2001</strong>/10OSH. 20 december <strong>2001</strong><br />

De Commissie Reproductietoxische stoffen beoordeelt de gevolgen van blootstelling<br />

aan verschillende stoffen voor de vruchtbaarheid en voor de ontwikkeling<br />

van het nageslacht. De bevindingen van de commissie, geformuleerd in de<br />

door de Europese Unie gekozen terminologie, dienen als uitgangspunt voor de<br />

wettelijke classificatie als reproductietoxische stof.<br />

Styreen vindt voornamelijk toepassing bij de productie van plastics en harsen en<br />

als oplosmiddel in verf. De invloed van blootstelling aan styreen op de vruchtbaarheid<br />

is onvoldoende onderzocht. De <strong>Gezondheidsraad</strong> adviseert om styreen<br />

niet te classificeren op het criterium ‘schadelijk voor de vruchtbaarheid’. Met<br />

betrekking tot het criterium ‘effect op het nageslacht’ komt de Raad tot dezelfde<br />

aanbeveling.<br />

Ook tolueen wordt gebruikt als oplosmiddel in onder meer verven, lakken en lijmen.<br />

Er zijn onvoldoende gegevens over de invloed van blootstelling aan tolueen<br />

op de vruchtbaarheid. De <strong>Gezondheidsraad</strong> adviseert daarom die stof niet te<br />

classificeren wat betreft het ‘effect op de vruchtbaarheid’. De schadelijke invloed<br />

op de ontwikkeling van het nageslacht is niet voldoende bewezen, maar<br />

72 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


hier zijn er redenen voor bezorgdheid. Met betrekking tot het criterium ‘effect<br />

op het nageslacht’ betekent dit classificatie in categorie 3 (“stoffen die in verband<br />

met hun mogelijke voor de ontwikkeling schadelijke effecten reden geven<br />

tot bezorgdheid voor de mens”).<br />

Xyleen wordt voornamelijk toegepast als oplosmiddel bij de productie van verf<br />

en inkt. Volgens het advies zijn er onvoldoende gegevens over de gevolgen van<br />

blootstelling aan xyleen op de vruchtbaarheid. De <strong>Gezondheidsraad</strong> adviseert<br />

daarom xyleen niet te classificeren wat betreft het ‘effect op de vruchtbaarheid’.<br />

De schadelijke invloed op de ontwikkeling van het nageslacht is niet voldoende<br />

bewezen, maar hier zijn er redenen voor bezorgdheid. Met betrekking tot het<br />

criterium ‘effect op het nageslacht’ betekent dit classificatie in categorie 3.<br />

De Commissie Reproductietoxische stoffen wijst er in de bovengenoemde adviezen<br />

echter op dat blootstelling van mensen aan (mengsels van) oplosmiddelen<br />

duidelijk effect hebben op de vruchtbaarheid en de ontwikkeling van het nageslacht.<br />

Het is niet duidelijk of er in deze onderzoeken sprake is van blootstelling<br />

aan één oplosmiddel of aan een mengsel. Dit maakt een classificatie volgens<br />

de EU Classificatie en Labelling richtlijn van de separate oplosmiddelen<br />

op basis van de humane gegevens niet mogelijk.<br />

De commissie is echter van mening dat bij een risico-evaluatie van de genoemde<br />

oplosmiddelen de bovengenoemde gegevens zeker meegewogen moeten<br />

worden. Meer kennis over het effect van mengsels van oplosmiddelen is<br />

daarvoor noodzakelijk. In de in voorbereiding zijnde adviezen over ‘fertiliteit en<br />

oplosmiddelen’ en over ‘combinatietoxiciteit’ zal de <strong>Gezondheidsraad</strong> hierop<br />

nader ingaan.<br />

Ethyleenoxide<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/11OSH. (20 december <strong>2001</strong>)<br />

Ethyleenoxide speelt onder meer een rol als ontsmettingsmiddel en intermediair<br />

bij de productie van verschillende chemicaliën. Er is voldoende reden om aan te<br />

nemen dat blootstelling aan ethyleenoxide bij de mens de vruchtbaarheid kan<br />

verminderen. Met betrekking tot het criterium ‘schadelijk voor de vruchtbaarheid’<br />

betekent dit classificatie in categorie 2 (“stoffen die dienen te worden beschouwd<br />

alsof zij bij de mens de vruchtbaarheid schaden”). Er zijn onvoldoende<br />

gegevens over het gevolg van blootstelling aan ethyleenoxide voor de ontwikkeling<br />

van het nageslacht. Daarom adviseert de <strong>Gezondheidsraad</strong> om ethy-<br />

73 Adviezen en rapporten


leenoxide niet te classificeren met betrekking tot het criterium ‘effect op het nageslacht’.<br />

74 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Gezondheidskundige onderbouwing<br />

van MAC-waarden<br />

Advies aan de bewindslieden van SZW<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 10.4, boeknummer 563)<br />

Voor de concentraties van chemicaliën in de lucht op de werkplek stelt de<br />

staatssecretaris van SZW zogeheten Maximaal Aanvaarde Concentraties vast<br />

(’mac-waarden’). Daarbij baseert hij zich onder meer op door de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

verrichte wetenschappelijke evaluaties van de toxicologische gegevens<br />

over de stoffen in kwestie.<br />

Om praktische redenen heeft de overheid in het verleden voor enkele honderden<br />

stoffen MAC-waarden overgenomen van lijsten uit het buitenlands.<br />

Gaandeweg kwamen er aanwijzingen dat niet al die waarden voldoende gezondheidsbescherming<br />

bieden. Op verzoek van de staatssecretaris toetst een<br />

speciaal daartoe geformeerde commissie van de <strong>Gezondheidsraad</strong> deze ‘oude’<br />

mac-waarden aan de huidige stand van de wetenschap en stelt, indien mogelijk,<br />

gezondheidskundige advieswaarden voor.<br />

In totaal evalueert de commissie ruim 160 stoffen. Van de hieruit resulterende<br />

reeks adviezen zijn in december 2000 de eerste achttien verschenen. De nu verschenen<br />

volgende twaalf bevatten gezondheidskundige advieswaarden voor cyclohexylamine<br />

en hexafluoraceton. De <strong>Gezondheidsraad</strong> adviseert voor beide<br />

stoffen een lagere waarde dan de nu geldende MAC-waarde. Voor de overige<br />

tien stoffen zijn de beschikbare toxicologische gegevens ontoereikend om een<br />

gezondheidskundige advieswaarde voor te kunnen stellen.<br />

75 Adviezen en rapporten


Aanpassing van grenswaarden<br />

bij flexibele werktijden<br />

Advies aan de bewindslieden van SZW<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/06OSH. 6 december <strong>2001</strong><br />

(Boeknummer 597)<br />

Ter bescherming van de gezondheid van werknemers zijn de concentraties van<br />

giftige stoffen in de lucht aan grenzen gebonden. Deze grenswaarden zijn afgeleid<br />

voor een blootstelling gedurende 8 uur per dag en 5 dagen per week. De<br />

flexibilisering van de arbeidstijd brengt met zich mee dat nogal wat mensen langer<br />

dan 8 uur per dag werken en dat soms gedurende meer dan 5 dagen per<br />

week. Volgens de <strong>Gezondheidsraad</strong> is het dan wenselijk de grenswaarden te<br />

verlagen. Daartoe geeft het advies een formule waarin zijn verwerkt de arbeidsduur<br />

en de herstelperiode - de tijd die verloopt tussen twee opeenvolgende<br />

werkdagen. Het precies vaststellen van de aanpassing van de grenswaarden acht<br />

de Raad een taak voor de arbodienst, die dan rekening kan houden met de precieze<br />

aard van het werk, het werkrooster en de eigenschappen van de stoffen in<br />

kwestie.<br />

76 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Veiligheidsbeoordeling nieuwe<br />

voedingsmiddelen<br />

Adviezen aan de bewindslieden van VWS en LNV<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 7.1, Boeknummer 622)<br />

Fytosterolen<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/01VNV. 15 mei <strong>2001</strong><br />

De commissie bracht op 15 mei <strong>2001</strong> advies uit over over de veiligheid van toepassing<br />

van fytosterolen in worst, vleeswaren, yoghurt, kaas, bakkerijproducten<br />

en drop. De nieuwe voedingsmiddelencommissie van Finland voerde de eerste<br />

beoordelingen uit. De Commissie VNV merkt in haar advies op dat bij een verbreding<br />

van het productassortiment de kans op een ongewenst hoge inname van<br />

fytosterolen en vergelijkbare verbindingen door de doelgroep groter wordt. Zij<br />

vindt dat een kwantitatieve risicobeoordeling moet worden uitgevoerd ter bepaling<br />

van de maximaal toegestane hoeveelheid. Er is al toxicologisch onderzoek<br />

bij proefdieren en veiligheidsonderzoek bij mensen verricht, maar uitbreiding en<br />

nadere precisering zijn nodig. De commissie noemt ook de noodzaak van consumptiepatroonanalyse<br />

waaruit kan blijken of er ruimte is voor een smal of een<br />

breed productassortiment voor deze ingrediënten. Verder vindt zij verlaging van<br />

de concentratie aan lipofiele carotenoïden in het bloed (een bijverschijnsel van<br />

fytosterolenconsumptie) onwenselijk voor mensen die geen enkele baat hebben<br />

bij cholesterolverlaging, omdat de langetermijnefffecten niet duidelijk zijn.<br />

Maatregelen als voorlichting en etikettering die voor één productgroep doeltreffend<br />

en doelmatig kunnen zijn - dit wordt nu onderzocht door middel van post<br />

77 Adviezen en rapporten


marketing surveillance van spreads - zijn dat misschien niet meer na assortimentsverbreding.<br />

Fytosterol(esters)<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/02VNV. 13 december <strong>2001</strong><br />

De commissie bracht in december drie adviezen uit. Het eerste betreft een beoordeling<br />

van de genotoxiciteit van fytosterol(esters). De uitkomst van exploratief<br />

geno- en cytotoxiciteitsonderzoek en epidemiologisch onderzoek was aanleiding<br />

om nog eens kritisch naar alle testgegevens te kijken. De basisgegevens<br />

an in het dossier dat in 1999 is ingediend bij de eerste Europese marktaanvraag<br />

voor het toepassen van fytosterol(esters) als voedselingrediënt. Sinds het indienen<br />

van het oorspronkelijke dossier heeft het verantwoordelijke bedrijf aanvullende<br />

tests laten uitvoeren. De commissie is van mening dat de aanvrager de genotoxiciteit<br />

van voor het consumentenproduct representatieve mengsels van fytosterolen<br />

en de belangrijkste metabolieten van cholesterol valide en reproduceerbaar<br />

heeft onderzocht. De keuze van de tests is conform een in de Europese<br />

Unie en binnen de OESO-lidstaten gehanteerd protocol voor het onderzoeken<br />

van genotoxiciteit. De commissie beschouwt op basis van alle nu bekende gegevens<br />

de geteste fytosterolen en cholesterolmetabolieten als niet-genotoxisch.<br />

Nonisap<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/03VNV. 13 december <strong>2001</strong><br />

Een tweede advies betreft een zogenoemde tweede beoordeling van de veiligheid<br />

van nonisap, een exotische vruchtendrank uit de Pacific. Nonisap is in Europa<br />

als nieuw voedingsmiddel aangemerkt. De eerste beoordeling is verricht<br />

door de Belgische Hoge <strong>Gezondheidsraad</strong>. De Nederlandse <strong>Gezondheidsraad</strong>scommissie<br />

VNV stemt deels in met de Belgische beoordeling. Ook zij constateert<br />

dat het niet duidelijk is welke plaats nonisap gaat innemen in het voedselpakket<br />

en welke hoeveelheden door consumenten worden gedronken. Om<br />

een brede en grote inname van nonisap als vruchtendrank als veilig aan te merken,<br />

dient een hogere dosis in proefdieren getest te worden. De commissie VNV<br />

ziet als alternatief een effectieve beperking van de consumptie tot de hoeveelheid<br />

die op basis van het proefdieronderzoek als veilige bovengrens kan worden<br />

aangemerkt.<br />

78 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Fytosterolen<br />

Publicatie <strong>2001</strong>/04VNV. 13 december <strong>2001</strong><br />

Een derde advies betreft ook fytosterolen, maar dan een aanvraag voor het toepassen<br />

van een fytosterolenmengsel als ingrediënt voor een zeer breed voedingsmiddelenpakket.<br />

De commissie meent dat het mengsel tot een maximaal<br />

gehalte van 8 procent (w/w) fytosterolequivalenten in smeerbare vetten kan<br />

worden toegelaten op de Europese markt. Een vergelijkbare toepassing is eerder<br />

als veilig voor menselijke consumptie beoordeeld. Heden ten dage zijn er geen<br />

wetenschappelijke aanwijzingen dat consumptie van dit soort ingrediënten in<br />

een beperkte toepassing riskant voor de volksgezondheid is. Over het risico van<br />

een constant hoge consumptie is onvoldoende bekend. Vooralsnog acht de commissie<br />

het niet wenselijk dat mensen die geen baat hebben bij een cholesterolverlagend<br />

effect, zoals kinderen, en zwangere vrouwen, met fytosterol verrijkte<br />

levensmiddelen consumeren. Ook acht zij het niet wenselijk dat de doelgroep<br />

meer fytosterolen inneemt dan nodig voor het bereiken van het plateau van het<br />

cholesterolverlagend effect (ongeveer 2 gram per dag). Uitkomsten van de<br />

marktmonitoring voor twee al op de markt zijnde producten, verrijkt met fytosterolen<br />

en fytostanolen, duiden erop dat de doelgroep de aanbevolen consumptie<br />

daadwerkelijk bereikt en dat consumptie buiten de doelgroep beperkt is. Dit<br />

pleit voor het handhaven van assortimentsbeperking en strikte etikettering waaruit<br />

blijkt wie tot de doelgroep hoort en hoeveel men dagelijks dient te consumeren.<br />

79 Adviezen en rapporten


80 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


De <strong>Gezondheidsraad</strong> heeft een aantal ‘vaste’ commissies, waaronder de Presidiumcommissie<br />

en de beraadsgroepen.<br />

De Presidiumcommissie heeft tot taak de voorzitter te adviseren over de in<br />

de <strong>Gezondheidsraad</strong> te volgen procedures en over de taakstelling van de Raad.<br />

In voorkomende gevallen kan de Presidiumcommissie ook als commissie in de<br />

zin van art. 26 van de Gezondheidswet (een ‘normale’ commissie) fungeren.<br />

De beraadsgroepen hebben een coördinerende, stimulerende en signalerende<br />

taak op een bepaald aandachtsgebied van de <strong>Gezondheidsraad</strong>. Een belangrijk<br />

onderdeel van deze taak is het bespreken van concept-adviezen opgesteld door<br />

ad hoc-commissies van de Raad.<br />

Deel<br />

B<br />

Vaste commissies<br />

81


82 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


B.1 Presidiumcommissie<br />

(Boeknummer 270)<br />

Op 1 januari 1993 werd de Presidiumcommissie ingesteld, op grond van de<br />

overweging “dat de taakstelling en werkwijze van de <strong>Gezondheidsraad</strong>, gezien<br />

de snel voortschrijdende ontwikkelingen, een voortdurende bewaking en actieve<br />

signalering behoeven”. De Presidiumcommissie bestaat uit de Voorzitter en Vice-voorzitters<br />

van de <strong>Gezondheidsraad</strong>, de vice-voorzitters van de beraadsgroepen<br />

en enkele andere raadsleden.<br />

De Presidiumcommissie heeft tot taak:<br />

a het adviseren van de Voorzitter van de <strong>Gezondheidsraad</strong> met betrekking tot<br />

in de<strong>Gezondheidsraad</strong> te volgen procedures<br />

b het adviseren van de Voorzitter van de <strong>Gezondheidsraad</strong> met betrekking tot<br />

de invulling vande taakstelling van de Raad<br />

c het in voorkomende gevallen op verzoek van de Voorzitter van de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

fungeren als commissie van de Raad als bedoeld in art. 26 van de<br />

Gezondheidswet.<br />

Samenstelling<br />

• prof. dr JJ Sixma, voorzitter (tot 01-09-<strong>2001</strong>)<br />

• prof. dr AJ Knottnerus, vice-voorzitter (vanaf 01-09-<strong>2001</strong> voorzitter)<br />

• prof. dr JGAJ Hautvast, vice-voorzitter • prof. dr HR Büller<br />

• prof. dr HJP Eijsackers • prof. mr JKM Gevers • prof. dr NJ Leschot<br />

• prof. dr JWM van der Meer • prof. dr D van Norren • dr WRF Notten<br />

• prof. dr WF Passchier, adviseur • prof. dr ir WHM Saris<br />

• prof. dr HKA Visser • ir A Wijbenga • dr M van Leeuwen, secretaris<br />

83 Vaste commissies


B.2 Beraadsgroepen<br />

Karakteristiek voor deze vaste colleges van advies en beraad voor de Voorzitter<br />

van de Raad is dat hun werkzaamheden betrekking hebben op een breed deelterrein.<br />

Het betreft:<br />

het signaleren van vraagstukken en ontwikkelingen binnen het taakveld van<br />

de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

het coördineren van activiteiten van de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

het desgevraagd adviseren van de Voorzitter van de <strong>Gezondheidsraad</strong> met<br />

betrekking tot de door de ad hoc-commissies van de Raad, of anderszins<br />

vanuit de Raad, uit te brengen publicaties<br />

het in voorkomende gevallen optreden als commissie ex artikel 26 Gezondheidswet.<br />

De beraadsgroepen vormen een wezenlijke schakel in de kwaliteitsbewaking<br />

van de door de <strong>Gezondheidsraad</strong> uit te brengen adviezen.<br />

De Raad kent de volgende beraadsgroepen:<br />

B.2.1<br />

Beraadsgroep Stralingshygiëne<br />

(Boeknummer 62)<br />

• prof. dr JJ Sixma, voorzitter (tot 01-09-<strong>2001</strong> )<br />

• prof. dr JA Knottnerus, voorzitter (vanaf 01-09-<strong>2001</strong>)<br />

• dr LM van Aernsbergen, adviseur • prof. dr JJ Broerse<br />

• dr KH Chadwick • prof. dr ir H van Dam • dr ir PH van der Giessen<br />

• ir ChrJ Huyskens • prof. dr ir JJW Lagendijk • prof. dr JC van der Leun<br />

• ir LW Meijnders, adviseur • prof. dr ir PHMH Lohman<br />

• prof. dr D van Norren, vice-voorzitter • prof. dr TJF Savelkoul,<br />

• ir JWN Tuyn, adviseur • prof dr ir AA van Zeeland<br />

• prof. dr WF Passchier, adviseur • dr E van Rongen, secretaris<br />

B.2.2<br />

Beraadsgroep Geneeskunde<br />

(Boeknummer 90)<br />

• prof. dr JJ Sixma, voorzitter(tot 01-09-<strong>2001</strong>, daarna lid van de beraadsgroep)<br />

• prof. dr JA Knottnerus, voorzitter (vanaf 01-09-<strong>2001</strong>)<br />

84 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


• prof. dr HR Büller, vice-voorzitter • prof. dr ID de Beaufort<br />

• prof. dr JDF Habbema • drs FrCA Jaspers<br />

• dr M van Leeuwen, adviseur • prof. dr JWM van der Meer<br />

• mr H Plokker, adviseur • prof. dr HGM Rooijmans<br />

• prof. dr R van Schilfgaarde • prof. dr P Smits<br />

• prof. dr SP Verloove-Vanhorick • prof. dr M de Visser<br />

• prof. dr EGE de Vries • prof. dr PFGM van Waes<br />

• prof. dr JW Wladimiroff •prof. dr FG Zitman<br />

• dr NJ de Neeling, secretaris<br />

Publicaties<br />

Aidsbehandelcentra. <strong>2001</strong>/06<br />

Celkerntransplantaties bij mutaties in het mitochondriale DNA. <strong>2001</strong>/07.<br />

B.2.3<br />

Beraadsgroep Gezondheidsethiek en Gezondheidsrecht<br />

(Boeknummer 125)<br />

• prof. dr JA Knottnerus, voorzitter • prof. mr JKM Gevers, vice-voorzitter<br />

• prof. dr ID de Beaufort • dr GCML Christaens • prof. dr RPTM Grol<br />

• prof. dr JCCJM de Haes • prof. dr HAMJ ten Have • mr WR Kastelein<br />

• prof. dr ir FE van Leeuwen • dr M van Leeuwen, adviseur<br />

• prof. dr mr J Legemaate • prof. dr JC Molenaar • prof. dr JS Reinders<br />

• prof. mr HDC Roscam Abbing • dr JH Schornagel • mr EPR Sutorius<br />

• dr GMWR de Wert • dr D Willems • mr drs B Wijnberg, adviseur<br />

• dr WJ Dondorp, secretaris<br />

B.2.4<br />

Beraadsgroep Infectie en Immuniteit<br />

(Boeknummer 144)<br />

• prof. dr JJ Sixma, voorzitter (tot 01-09-<strong>2001</strong>)<br />

• prof. dr JA Knottnerus , voorzitter (na 01-09-<strong>2001</strong>)<br />

• prof dr JWM van der Meer, vice-voorzitter • dr WJHM van den Bosch<br />

• prof. dr E Claassen • prof. dr RA Coutinho • prof. dr J Desmyter<br />

• dr R Dobbelaer • prof. dr G Elzinga, adviseur<br />

• prof. dr J Hoogkamp-Korstanje •prof. dr J Huisman<br />

• dr M van Leeuwen, adviseur • dr ir CJ Lucas • prof. dr HJ Neijens<br />

• dr JHM Nieuwenhuijs, adviseur • prof. dr J van der Noordaa<br />

• prof. dr ADME Osterhaus • mw JL Paardekooper<br />

85 Vaste commissies


• prof. dr EJ Ruitenberg •prof. dr HA Verbrugh<br />

• drs JK van Wijngaarden, adviseur • drs J Sekhuis, arts, secretaris<br />

Publicatie<br />

Programmatische vaccinatie van volwassenen. <strong>2001</strong>/04<br />

Desinfectantia in consumentenproducten. <strong>2001</strong>/05<br />

Disinfectants in consumer products. <strong>2001</strong>/05E<br />

B.2.5<br />

Beraadsgroep Genetica<br />

(Boeknummer 192)<br />

• prof. dr JJ Sixma, voorzitter (tot 01-09-<strong>2001</strong>)<br />

• prof. dr JA Knottnerus, voorzitter (na 01-09-<strong>2001</strong>)<br />

• prof. dr CHCM Buys • prof. dr D Bootsma • dr M van Leeuwen, adviseur<br />

• prof. dr N Leschot • prof. dr MF Niermeyer • prof. dr RHA Plasterk<br />

• drs YS Poortman • prof. dr ER te Velde • prof. dr HKA Visser<br />

• B van Zijderveld • dr PA Bolhuis, secretaris<br />

B.2.6<br />

Beraadsgroep Ecotoxicologie<br />

(Boeknummer 443)<br />

• prof. dr JJ Sixma, voorzitter (tot 01-09-<strong>2001</strong>)<br />

• prof dr JA Knottnerus, voorzitter (na 01-09-<strong>2001</strong>)<br />

• prof. dr HJP Eijsackers, vice-voorzitter • dr ir P Doelman<br />

• drs JW Dogger, adviseur • dr E van Donk • prof. dr WHO Ernst<br />

• drs C van de Guchte • ir J van der Kolk, adviseur • dr P Leeuwangh<br />

• prof. dr CJ van Leeuwen, adviseur • prof. dr WF Passchier, adviseur<br />

• prof. dr WH van Riemsdijk •prof. dr NM van Straalen<br />

• prof. dr W van Vierssen • ir A Wijbenga<br />

• drs MMHE van den Berg, secretaris<br />

B.2.7<br />

Beraadsgroep Voeding<br />

(Boeknummer 535)<br />

• prof. dr JGAJ Hautvast, voorzitter<br />

• prof. dr WHM Saris, vice-voorzitter • prof. dr ir RJJ Hermus<br />

• prof. dr MB Katan • prof dr HCG Kemper • prof. dr F van Knapen<br />

86 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


• prof. dr ir FJ Kok • dr O Korver • prof. dr ir D Kromhout<br />

• dr M van Leeuwen, waarnemer • prof. dr EMH Mathus-Vliegen<br />

• prof. dr WF Passchier, waarnemer • prof. dr ir FM Rombouts<br />

• prof. dr WHM Saris • prof dr JJ Sauer<br />

• prof. dr HP Sauerwein • prof. dr WA van Staveren<br />

• prof. dr C van Weel • ir W Bosman, secretaris<br />

B.2.8<br />

Beraadsgroep Gezondheid en Omgeving<br />

(Boeknummer 600)<br />

• prof. dr JA Knottnerus, voorzitter • ir A Wijbenga, vice-voorzitter<br />

• dr CJM van den Bogaard, adviseur • dr JSM Boleij<br />

• prof. dr ir B Brunekreef • prof. dr VJ Feron • dr CL Maas, adviseur<br />

• dr RM Meertens • dr HME Miedema • ir drs RBJC van Noort (tot 10-01-<strong>2001</strong>)<br />

• dr WRF Notten •prof. dr WF Passchier, adviseur • JLL Pieters, arts, adviseur<br />

• prof. dr W Seinen • prof. dr JJ Sixma (tot 01-09-<strong>2001</strong>) • dr MM Verberk<br />

• dr JH van Wijnen • prof. dr FA de Wolff • dr JA van Zorge, adviseur<br />

• dr ir PW van Vliet, secretaris<br />

Publicaties<br />

Desinfectantia in consumentenproducten. <strong>2001</strong>/05<br />

Disinfectants in consumer products. <strong>2001</strong>/05E<br />

87 Vaste commissies


88 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Het leeuwendeel van het werk van de <strong>Gezondheidsraad</strong> werd ook in <strong>2001</strong> verricht<br />

door ad hoc-adviescommissies van de Raad. Over de voortgang wordt in<br />

dit deel gerapporteerd. De door commissies uitgebrachte adviezen vindt men in<br />

deel D.1 opgesomd. Van de meeste adviezen zijn samenvattingen opgenomen in<br />

deel A.<br />

Behalve adviezen van commissies zijn studies van de wetenschappelijke<br />

staf van het Secretariaat van de Raad, publicaties, symposia en werkconferenties<br />

eveneens geschikte middelen om aan de ‘voorlichting over de stand der wetenschap’<br />

inhoud te geven. Ook over deze projecten wordt in deel C gerapporteerd.<br />

Deel<br />

C<br />

Ad hoc-commissies en projecten<br />

89


90 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Deel<br />

C.1<br />

Gezondheid en zorg:<br />

Algemene vraagstukken<br />

De onderwerpen in dit hoofdstuk vallen niet toe te kennen aan een bepaalde sector<br />

van de volksgezondheid of de gezondheidszorg. Het betreft onder meer<br />

medisch-ethische of gezondheidsrechtelijke vraagstukken<br />

onderwerpen die niet op voorhand concreet zijn te benoemen, bijvoorbeeld<br />

advisering ten aanzien van vergunningplichtig bevolkingsonderzoek<br />

ontwikkelingen op het terrein van de medische wetenschap, de volksgezondheid<br />

of de samenleving in haar geheel en die belangrijke consequenties<br />

hebben voor toekomstig beleid.<br />

Kenmerkend voor de in dit hoofdstuk beschreven vraagstukken is dat bij de behandeling<br />

ervan het aangeven van de stand van de wetenschap vertrekpunt is<br />

voor een veel bredere discussie, die de problemen in hun maatschappelijke context<br />

plaatst.<br />

91 Ad hoc commissies en projecten


C.1.1<br />

De Wet bevolkingsonderzoek<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.1, boeknummer 272)<br />

Krachtens de Wet op het bevolkingsonderzoek (WBO) hoort de Minister van<br />

VWS de <strong>Gezondheidsraad</strong> te horen alvorens een besluit te nemen over het verlenen<br />

of intrekken van een vergunning voor het verrichten van bevolkingsonderzoek.<br />

Instelling commissie<br />

21 februari 1995<br />

Samenstelling commissie<br />

• prof. dr H Rigter, voorzitter • prof. dr HR Büller • dr JJM van Delden<br />

• dr mr JCJ Dute • prof. dr LP ten Kate • drs FW van der Waals<br />

• JK van Wijngaarden, arts, adviseur • drs WA van Veen, secretaris<br />

• dr PMM Beemsterboer, adjunct secretaris<br />

Publicaties<br />

Workshop toekomst Wet bevolkingsonderzoek Verslag van een bij de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

gevoerde discussie <strong>2001</strong>/22<br />

Wet bevolkingsonderzoek: erfelijke prostaatkanker. <strong>2001</strong>/01WBO<br />

Bevolkingsonderzoek naar dikkedarmkanker. Signalement. <strong>2001</strong>/01<br />

Wet bevolkingsonderzoek: landelijke borstkankerscreening (2)<br />

<strong>2001</strong>/02WBO<br />

Wet bevolkingsonderzoek: gezondheidsonderzoek vuurwerkramp Enschede.<br />

<strong>2001</strong>/03WBO<br />

C.1.2.<br />

Medicamenteuze interventies bij drugverslaving<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.2, boeknummer 395)<br />

Medio 1995 heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> geadviseerd over het voorschrijven van<br />

heroïne aan heroïne-verslaafden (1995/12). In het voorjaar van 1998 volgde een<br />

advies over drugsanalyses. De <strong>Gezondheidsraad</strong> zal voorts ingaan op de medicamenteuze<br />

behandeling van verslaafden aan opiaten of cocaïne. Ook zal aandacht<br />

worden besteed aan de behandeling van mensen die aan beide stoffen, en<br />

soms nog aan andere middelen, zijn verslaafd. Het desbetreffende advies verschijnt<br />

volgens plan in 2002.<br />

92 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Oorspronkelijke adviesaanvraag<br />

6 april 1993<br />

Herziene adviesaanvraag<br />

29 februari 1996<br />

Instelling commissie<br />

12 april 1994<br />

Samenstelling commissie<br />

• prof. dr W van den Brink, voorzitter • prof. dr JM van Ree, vice-voorzitter<br />

• drs GHA van Brussel • dr JTM Derks • prof. dr HFL Garretsen<br />

• drs PJ Geerlings • J van der Haar • dr AM van Kalmthout<br />

• drs AFW Kok, adviseur • drs S Mahesh • mr LF Markenstein<br />

• drs EA Noorlander • drs HA Rasker-Prins • drs D de Vries<br />

• prof. dr FA de Wolff • MA Goppel, secretaris<br />

C.1.3<br />

Behandeling van verslaafden in penitentiaire inrichtingen<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.3, boeknummer 601)<br />

De bewindsleden van VWS en Justitie hebben de <strong>Gezondheidsraad</strong> gevraagd<br />

zich te buigen over de medische begeleiding van verslaafden in penitentiaire inrichtingen.<br />

Deze vraag sluit aan op de werkzaamheden van de Commissie Medicamenteuze<br />

interventies bij drugsverslaving. De Raad heeft dit onderwerp in<br />

1999 ter hand genomen en verwacht in 2002 een advies uit te brengen.<br />

Instelling commissie<br />

30 juni 1999<br />

Samenstelling commissie<br />

• prof. dr HGM Rooijmans, voorzitter • mr CM Boeij<br />

• prof. dr W van den Brink • drs GHA van Brussel • M van Doorninck<br />

• MA Goppel, adviseur • drs AK van der Heide, adviseur<br />

• dr AM van Kalmthout • prof. dr HJC van Marle • dr mr LM Moerings<br />

• drs EA Noorlander • prof. dr GM Schippers • drs JMLP Sieben<br />

• drs AAM Vloemans, adviseur • mr drs RH Zuijderhoudt<br />

• mr dr CJ van de Klippe, secretaris<br />

93 Ad hoc commissies en projecten


C.1.4<br />

Hersenschade door boksen<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.4, boeknummer 627)<br />

Beoefening van de bokssport kan hersenschade veroorzaken. Toepassing van<br />

tests op het terrein van cognitieve en psychomotore functies zou preventieve<br />

waarde kunnen hebben. Aan de <strong>Gezondheidsraad</strong> is gevraagd wat de stand van<br />

wetenschap is. Ook andere sporten die hersenschade kunnen veroorzaken zouden<br />

in het advies betrokken moeten worden. Met de advisering is in <strong>2001</strong> begonnen.<br />

De Raad verwacht tegen het eind van 2002 een advies uit te brengen.<br />

Adviesaanvraag<br />

16 juli 1998<br />

Betrokken stafmedewerker<br />

dr E van Rongen<br />

C.1.5<br />

Achtergronden van evidence-based medicine<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.5, boeknummer 650)<br />

In toenemende mate komen richtlijnen en protocollen beschikbaar voor de diagnostische<br />

en therapeutische besluitvorming. De ethische en juridische aspecten<br />

van deze richtlijnen verdienen nadere aandacht. Belangrijke punten hierbij zijn<br />

de positie van de individuele patiënt, de functie van richtlijnen bij externe kwaliteitstoetsing<br />

en de rol die doelmatigheidsoverwegingen spelen bij de richtlijnontwikkeling.<br />

De Raad betrekt daarbij in zijn beschouwing ook de impliciete<br />

aannames die bij de genoemde richtlijnen en protocollen gemaakt worden. Een<br />

achtergrondstudie over vooronderstellingen en bruikbaarheid van de kostenutiliteitsanalyse,<br />

als instrument voor het kwantificeren van doelmatigheid, is in<br />

voorbereiding. Deze studie zal in 2002 verschijnen. De eerste resultaten zijn betrokken<br />

bij de advisering over Contouren van het basispakket<br />

Betrokken stafmedewerker<br />

dr JND de Neeling<br />

94 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


C.1.6<br />

Gezondheidsrisico’s van directe verkoop van zachte contactlenzen<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.6, boeknummer 619)<br />

Door een groothandel in Nederland worden zachte contactlenzen direct verkocht<br />

aan het publiek. De Minister van VWS heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> gevraagd<br />

om aan te geven of hierbij gezondheidsrisico’s bestaan.<br />

Adviesaanvraag<br />

7 april 2000<br />

Instelling commissie<br />

13 september 2000<br />

Samenstelling commissie<br />

• prof. dr JJ Sixma, voorzitter • A Kijlstra • CJ van Mil • dr FE Ros<br />

• dr A van Sliedregt, adviseur • R Visser • prof. dr HJM Völker-Dieben<br />

• prof. dr FCB van Wijmen • dr PA Bolhuis, secretaris<br />

Publicatie<br />

Gezondheidsrisico’s van contactlenzen <strong>2001</strong>/20<br />

C.1.7<br />

Medische eisen voor de rijgeschiktheid<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.7, boeknummer 626)<br />

In 1994 heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> een advies uitgebracht over de medische eisen<br />

voor de geschiktheid van mensen om een motorvoertuig te besturen. In het<br />

boekjaar kwam een advies uit over de rijgeschiktheid van personen met hersentumoren<br />

of doorbloedingsstoornissen van de hersenen. Op het terrein van diabetes<br />

mellitus is opnieuw advisering aangaande rijgeschiktheid gewenst.<br />

Adviesaanvraag<br />

5 augustus 1998<br />

Herziene adviesaanvraag<br />

3 oktober 2000<br />

95 Ad hoc commissies en projecten


Instelling commissie<br />

12 maart <strong>2001</strong><br />

Samenstelling commissie<br />

• prof dr JJ Sixma, voorzitter • prof dr JJ Battermann • prof. dr DA Bosch<br />

• dr J Groeneweg • prof. dr JJ Heimans • prof. dr LJ Kappelle<br />

• dr MCTFM de Krom • LMC Bedaux, adviseur<br />

• drs RA Bredewoud, arts adviseur • dr GHM ten Velden adviseur<br />

• dr PMM Beemsterboer secretaris<br />

Publicatie<br />

Rijgeschiktheid van personen met tumoren of doorbloedingsstoornissen van<br />

de hersenen <strong>2001</strong>/18<br />

C.1.8<br />

Het toepassen van leukodepletie van donorbloed<br />

(Boeknummer 629)<br />

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

gevraagd haar te adviseren over de kans op overdracht van de variant van de<br />

ziekte van Creutzfeldt-Jakob (vCJ) via bloed of bloedproducten van menselijke<br />

oorsprong en de hiertegen te nemen voorzorgsmaatregelen. Als te overwegen<br />

voorzorgsmaatregel noemde de minister algehele leukodepletie, het verwijderen<br />

van witte bloedcellen uit gedoneerd bloed.<br />

Adviesaanvraag<br />

27 augustus 1998<br />

Instelling commissie<br />

5 januari 1999<br />

Samenstelling commissie<br />

• prof. dr ADME Osterhaus, voorzitter • prof. dr A Brand<br />

• dr TL Ching, adviseur • dr CM van Duijn • dr WA van Gool<br />

• drs A van Loosbroek, adviseur • prof. dr AS Peña • dr CL van der Poel<br />

• prof. dr EJ Ruitenberg • dr BEC Schreuder • dr LF Verdonck<br />

• dr K Groeneveld, secretaris<br />

96 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Publicaties<br />

Variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob en bloedtransfusie (<strong>2001</strong>/02)<br />

Variant Creutzfeldt-Jakob disease and blood transfusion (<strong>2001</strong>/02E)<br />

C.1.9<br />

Werkgroep Bloed<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.8, boeknummer 629/1)<br />

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

gevraagd meer aandacht te geven aan bloed en bloedtransfusie. Nu de bloedvoorziening<br />

in Nederland onder de verantwoordelijkheid valt van de Stichting<br />

Sanquin, is er meer behoefte ontstaan aan een onafhankelijke instantie die aangeeft<br />

welke ontwikkelingen en mogelijke problemen op dit terrein relevant zijn.<br />

In 1999 heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> voor deze signalerende taak de Werkgroep<br />

Bloed geïnstalleerd. Deze werkgroep signaleert die ontwikkelingen op het terrein<br />

van bloed en bloedtransfusie waarover advisering door de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

nodig of wenselijk is.<br />

Samenstelling Werkgroep<br />

• prof. dr J van der Noordaa, voorzitter<br />

• prof. dr WG van Aken • prof. dr A Brand • drs A van Loosbroek<br />

• dr M van Marwijk Kooy • prof. dr DJ van Rhenen • dr I Steneker<br />

• prof. dr TJM de Witte • dr K Groeneveld, secretaris<br />

C.1.10<br />

Zwangerschapsimmunisatie<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong>, 4.9, boeknummer 662)<br />

Zwangeren in Nederland worden onderzocht op de aanwezigheid van zogeheten<br />

irregulaire antistoffen, die de gezondheid van het kind kunnen bedreigen. Onlangs<br />

zijn nieuwe richtlijnen van kracht geworden, gebaseerd op een <strong>Gezondheidsraad</strong>advies<br />

uit 1992. De Raad wordt gevraagd of ontwikkelingen op dit terrein<br />

een herziening van zijn eerdere advies noodzakelijk maken. Het advies zal<br />

naar verwachting begin 2002 worden uitgebracht.<br />

Adviesaanvraag<br />

4 mei 2000<br />

97 Ad hoc commissies en projecten


Samenstelling commissie<br />

• prof. dr A Brand<br />

• drs CAM Hazenberg • dr MP Hering • prof dr HHH Kanhai<br />

• prof. dr J van der Noordaa • drs MAM Overbeeke<br />

• prof. dr DJ van Rhenen • dr EW Steyer<br />

• prof. dr TJM de Witte • drs PAW van Hessen, adviseur<br />

• dr GR Westerhof, adviseur • dr K Groeneveld, secretaris<br />

C.1.11<br />

Anti-conceptie bij verstandelijk gehandicapten<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.10, boeknummer 640)<br />

Artsen worden regelmatig geraadpleegd over anticonceptie bij mensen met een<br />

verstandelijke handicap. Het gaat hier om een complex vraagstuk. Naast de<br />

wensen en mogelijkheden van de betrokken personen, spelen belangen van<br />

eventuele kinderen een rol. Ook het oordeel van ouders en begeleiders is van<br />

betekenis. Het besluit om, als uiterste optie, tot sterilisatie over te gaan eist<br />

zorgvuldige medische en ethische afweging. Vanuit het betrokken veld is aangegeven<br />

dat er behoefte is aan meer houvast in het omgaan met deze thematiek.<br />

Het advies zal naar verwachting in 2002 verschijnen.<br />

Adviesaanvraag<br />

5 februari 1999<br />

Instelling commissie<br />

6 juli 2000<br />

Samenstelling commissie<br />

• prof. dr SP Verloove-Vanhorick, voorzitter • prof. dr JPM Denekens<br />

• prof. dr JG van Dijk • mr MCE van Heurck • dr GHMM ten Horn<br />

• mr LE Kalkman-Bogerd • drs ETh Klapwijk • prof. dr D Lindhout<br />

• dr I Mans • prof. dr JS Reinders<br />

• dr HMJ van Schrojenstein Lantman-de Valk • dr EGC van Seumeren<br />

• prof. mr EPhR Suterius • drs I Verdonk • dr DL Willems<br />

• mr A Bood, secretaris<br />

98 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


C.1.12<br />

Mitochondriale DNA-aandoeningen<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong>, 4.11, boeknummer 192)<br />

In het embryowetsvoorstel is een verbod opgenomen voor de toepassing van<br />

kiembaangentherapie. Dit verbod kan op zijn vroegst na vijf jaar vervallen. In<br />

de toelichting meldt de Minister van VWS voornemens te zijn de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

te verzoeken te adviseren over de stand van wetenschap met betrekking tot<br />

kiembaangentherapie, inclusief technieken ter voorkoming van mitochondriale<br />

DNA-aandoeningen, en over de ethische en maatschappelijke aspecten van de<br />

toepassing ervan. De toepassing van technieken ter voorkoming van mitochondriale<br />

DNA-aandoeningen valt niet onder het verbod<br />

Betrokken stafmedewerkers<br />

dr P Bolhuis<br />

dr WJ Dondorp<br />

Publicatie<br />

Celkerntransplantaties bij mutaties in het mitochondriale DNA. <strong>2001</strong>/07<br />

De commissie bestond uit de leden van de Beraadsgroep Genetica en Beraadsgroep<br />

Ethiek en Recht.<br />

C.1.13<br />

Gevolgen van rampen op middellange termijn<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.12, boeknummer 664)<br />

Rampen als overstromingen, neerstortende vliegtuigen en branden kunnen zowel<br />

bij de betrokken bijna-slachtoffers als hulpverleners sporen nalaten. Die uiten<br />

zich, soms pas op termijn, in een verscheidenheid aan lichamelijke en psychische<br />

klachten. Stoffen die bij de ramp (mogelijk) zijn vrijgekomen, worden<br />

soms als oorzaak van de klachten aangewezen, ook al zijn daarvoor niet altijd<br />

‘harde’ bewijzen. Vaak laat de gebeurtenis zelf een onuitwisbare indruk achter<br />

en kunnen ziekteklachten het gevolg zijn. Advisering moet leiden tot aanbevelingen<br />

over de zorg voor de betrokkenen en hoe, op korte en op langere termijn,<br />

overheden en hulpverleners moeten omgaan met de klachten. De Raad verwacht<br />

een adviesaanvraag te ontvangen na het verschijnen van het desbetreffende rapport<br />

van de in het verslagjaar ingestelde commissie-Lanphen<br />

99 Ad hoc commissies en projecten


Betrokken stafmedewerker<br />

mr dr CJ van der Klippe<br />

C.1.14<br />

Hervonden herinneringen<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong>, 4.13, boeknummer 681)<br />

In <strong>2001</strong> is de Raad begonnen met de advisering over hervonden herinneringen<br />

aan traumatische gebeurtenissen, vooral seksueel misbruik en over de rol van<br />

hulpverleners bij het hervinden van dergelijke herinneringen. De Raad verwacht<br />

zijn advies in 2003 uit te brengen.<br />

Adviesaanvraag<br />

7 juli 2000<br />

Instelling commissie<br />

22 augustus <strong>2001</strong><br />

Samenstelling commissie<br />

• prof. dr WTAM Everaerd, voorzitter • Prof. dr CDA Brinkgreve<br />

• dr PJ Draijer • prof. dr R van Dyck • prof. dr O van der Hart<br />

• mr dr RSB Kool • prof. dr H Merckelbach • dr JMI Murre • dr MS Oitzl<br />

• prof. dr BJN Schreuder • prof. dr Ph Spinhoven • prof. dr WA Wagenaar<br />

• drs DChM Gersons-Wolfensberger, secretaris<br />

C.1.15<br />

Zorg voor oudere autistische patiënten<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.14, boeknummer 683)<br />

De zorg voor autistische kinderen is nauw gerelateerd aan een intensieve<br />

schoolbegeleiding. Op 18-jarige leeftijd komt aan die schoolbegeleiding een<br />

eind. Voor veel patiënten lijkt dit te vroeg. Daarnaast bestaat zorg over de opvang<br />

van de oudere autistische patiënten. De <strong>Gezondheidsraad</strong> zal de stand van<br />

wetenschap op dit terrein weergeven en de situatie in Nederland hieraan toetsen.<br />

Toetsingscriteria zijn kwaliteit en doelmatigheid.<br />

100 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


C.1.16<br />

De veiligheid van bloed<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong>, 4.15, boeknummer 691)<br />

De Minister van VWS heeft aangegeven behoefte te hebben aan een advies over<br />

de betekenis van nieuwe, gevoelige bepalingsmethoden voor virale besmetting<br />

van donorbloed. De Raad wil deze vraag in een breder perspectief plaatsen. Een<br />

bloedtransfusie is een medische behandeling die, ook los van de mogelijkheid<br />

een infectie over te dragen, risico kent. Dat risico is tot op zekere hoogte te beheersen,<br />

maar niet volledig uit te bannen. De vraag hoe veilig bloed moet zijn,<br />

is daarom relevant. In het voorjaar van 2002 zal dit thema ter hand genomen<br />

worden.<br />

Betrokken stafmedewerker<br />

dr K Groeneveld<br />

C.1.17<br />

Stamcellen<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.16, boeknummer 695)<br />

Conform haar toezegging aan de Tweede Kamer heeft de Minister van VWS de<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong> gevraagd haar te adviseren over het gebruik van embryonale<br />

stamcellen als bron voor weefsels en daarmee op termijn wellicht als alternatief<br />

voor xenotransplantatie. Het advies wordt in 2002 uitgebracht. De Raad acht<br />

onderzoek aan embryonale én somatische stamcellen belangrijk voor de ontwikkeling<br />

van nieuwe therapie, maar verwacht niet dat daarmee het tekort aan donoren<br />

op korte termijn kan worden opgelost. De Raad zal in een separaat advies<br />

ingaan op de toepassing van stamcellen uit het beenmerg van patiënten voor immunotherapie<br />

bij diezelfde patiënten (hematopoietische stamcellen, boeknummer<br />

725). Over deze toepassing van stamcellen verschijnt een advies in 2003.<br />

Adviesaanvraag<br />

17 januari <strong>2001</strong><br />

Betrokken stafmedewerker<br />

dr PA Bolhuis<br />

101 Ad hoc commissies en projecten


Publicatie<br />

Kanttekeningen bij ontwerp-planningsbesluit hemopoëtische stamceltransplantatie.<br />

<strong>2001</strong>/15<br />

C.1.18<br />

Bewaartermijn voor medische gegevens<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.17, boeknummer 671)<br />

In de zomer van 2000 verscheen het signalement Bewaartermijn van medische<br />

gegevens. Daarin werd ingegaan op door onderzoekers en behandelaars als problematisch<br />

ervaren gevolgen van de in de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst<br />

(WGBO gestelde bewaartermijn voor medische gegevens.<br />

Betrokken stafmedewerker<br />

dr WJ Dondorp<br />

C.1.19<br />

Effectiviteit van massamediale voorlichtingscampagnes<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.18, boeknummer 684)<br />

Voorlichting wordt geacht bij te dragen aan preventie van ziekte, doordat zij<br />

leidt tot aanpassing van gedrag. Hierbij wordt veelal gebruik gemaakt van radio,<br />

televisie en de schrijvende pers. Evenals bij andere interventies in de curatieve<br />

en preventieve sfeer zijn ook bij deze populatiegerichte vorm de vraag naar<br />

doeltreffendheid en doelmatigheid van betekenis. De Raad verwacht zijn advies<br />

in 2002 uit te brengen, en bij zijn werk aansluiting zoeken bij de resultaten van<br />

een desbetreffende onderzoek onder auspiciën van Zorgonderzoek Nederland<br />

(ZON).<br />

Betrokken stafmedewerker<br />

drs EJ Schoten.<br />

C.1.20<br />

Genetische screening op multifactoriële aandoeningen<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.19, boeknummer 685)<br />

Het ontstaan en het beloop van ziekten is veelal afhankelijk van verscheidene<br />

factoren, deels erfelijk is en deels bepaald door de omgeving. Wetenschappelijk<br />

onderzoek schept steeds vaker de mogelijkheid om bij iemand de aanwezigheid<br />

vast te stellen van genetische factoren die een verhoogd risico opleveren op bepaalde<br />

aandoeningen, zoals hart- en vaatziekten of dementie Ook is het moge-<br />

102 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


lijk mensen op die risico’s te screenen. Het bepalen van die risico’s is echter gecompliceerd.<br />

In de regel spelen verscheidene genen een rol en is de ernst van de<br />

ziekte ook afhankelijk van omgevingsfactoren, waaronder gedrag, voeding, en<br />

blootstelling aan fysische en chemische agentia. Kennis van iemands genetische<br />

risicoprofiel kan preventieve maatregelen mogelijk maken, maar roept ook ethische<br />

en juridische vragen op. De Raad zal zijn eerdere advies over genetische<br />

screening actualiseren.<br />

Betrokken stafmedewerker<br />

dr PA Bolhuis<br />

C.1.21<br />

Contouren van het ‘basispakket’<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 4.20, boeknummer 698)<br />

De inhoud en omvang van het basispakket zijn belangrijke punten van discussie<br />

in het debat over zorgstelselvernieuwing. Het huidig pakket is grotendeels historisch<br />

gegroeid. Er is behoefte aan wetenschappelijke onderbouwing van het belang<br />

en de doelmatigheid. In februari <strong>2001</strong> heeft de Minister van VWS advies<br />

gevraagd over op wetenschappelijke inzichten gebaseerde, operationaliseerbare<br />

criteria voor de in een basispakket op te nemen zorgvoorzieningen. Het advies<br />

zal naar verwachting in 2002 worden uitgebracht<br />

Adviesaanvraag<br />

27 februari <strong>2001</strong><br />

Instelling commissie<br />

28 maart <strong>2001</strong><br />

Samenstelling commissie<br />

• Prof. dr JP Mackenbach, voorzitter • prof. dr ID de Beaufort<br />

• prof. dr M Boers• prof. dr E Briët • prof. dr HJM Cools<br />

• prof. dr R van Dyck • prof. dr GA den Hartogh<br />

• prof. dr ALM Lagro-Janssen • prof. dr J Ormel • drs E van der Veen<br />

• prof. dr WPMM van de Ven • drs AHJ Veneman<br />

• prof. dr SP Verloove-Vanhorick • drs A Boer, arts, adviseur<br />

• drs EA Bolhuis adviseur • drs GGJ Klein Ikkink, adviseur<br />

• dr GHM ten Velden, secretaris<br />

103 Ad hoc commissies en projecten


104 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Deel<br />

C.2<br />

Gezondheid en zorg:<br />

Doeltreffendheid en doelmatigheid<br />

van diagnostiek en therapie<br />

Doeltreffendheid en doelmatigheid van medisch handelen zijn centrale elementen<br />

in het gezondheidszorgbeleid. Zij winnen, bij de toenemende spanning tussen<br />

de vraag naar zorg en beschikbare middelen, aan belang. De Raad heeft een<br />

lange traditie waar het gaat om het geven van een wetenschappelijk antwoord<br />

op vragen over doeltreffendheid en doelmatigheid.<br />

De adviezen over zogeheten topklinische zorgfuncties die door de Minister<br />

van VWS onder artikel 2 van de Wet bijzondere medische verrichtingen<br />

(WBMV) zijn gebracht, vormen een bijzondere categorie onder deze algemene<br />

noemer. De <strong>Gezondheidsraad</strong> brengt de stand der wetenschap in kaart, waarna<br />

de minister een planningsregeling vaststelt.<br />

105 Ad hoc commissies en projecten


C.2.1<br />

Rationele medische en paramedische zorg<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 5.1, boeknummer 665)<br />

Op het terrein van medical technology assessment (MTA) zijn aan de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

taken toebedeeld bij de signalering van nieuwe ontwikkelingen en de<br />

synthese van de stand van wetenschap. De Raad heeft een aantal onderwerpen<br />

in behandeling genomen die afkomstig zijn uit het rapport ‘Advies inzake kosten-effectiviteitsanalyse<br />

van bestaande verstrekkingen’ van de voormalige Ziekenfondsraad<br />

(ZFR), verschenen op 28 oktober 1993. De Voorzitter van de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

heeft daartoe de Kerncommissie MTA ingesteld.<br />

Instelling commissie<br />

23 juni 1997<br />

Samenstelling Kerncommissie MTA<br />

• prof. dr JA Knottnerus, voorzitter • drs A Boer, adviseur<br />

• prof. dr HR Büller • prof. dr GH Blijham • prof. dr PMM Bossuyt<br />

• prof. dr J Dekker • prof. dr MCH Donker • dr GL Engel, adviseur<br />

• prof. dr J Kievit • prof. dr FFH Rutten • dr GHM ten Velden, secretaris<br />

Publicatie<br />

Doelmatigheid van langdurige psychotherapie <strong>2001</strong>/08<br />

The efficiency of long-term psychotherapy <strong>2001</strong>/8E<br />

Urine-incontinentie <strong>2001</strong>/12<br />

C.2.2<br />

Palliatieve chemotherapie<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 5.1.1, boeknummer 618)<br />

Een externe werkgroep in Utrecht werkt aan een achtergrondstudie. Het advies<br />

zal naar verwachting eind 2002 worden uitgebracht.<br />

C.2.3<br />

Urine-incontinentie<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 5.1.2, boeknummer 617)<br />

Instelling commissie<br />

27 januari 1999<br />

106 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Samenstelling commissie<br />

Naast de Kerncommissie MTA bestaat deze commissie uit<br />

• prof. dr ALM Lagro-Janssen, voorzitter • drs LCM Berghmans<br />

• prof. dr HJM Cools • prof. dr LWM Jansen • prof. dr PhEVA van Kerrebroeck<br />

• dr HJ Stoevelaar • drs CR Tulner • dr ME Vierhout<br />

• dr E van Rongen, secretaris<br />

Publicatie<br />

Urine-incontinentie <strong>2001</strong>/12<br />

C.2.4<br />

Oefentherapie<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 5.1.3, boeknummer 687)<br />

Betrokken stafmedewerker<br />

dr N Smidt<br />

C.2.5<br />

C.2.6<br />

C.2.7<br />

Behandelvormen voor prostaathypertrofie<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 5.1.4, boeknummer 688)<br />

Nacontrole bij kanker<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 5.1.5, boeknummer 689)<br />

Doelmatigheid van langdurige psychotherapie<br />

(Boeknummer 613)<br />

Samenstelling commissie<br />

• dr RW Trijsburg, voorzitter • dr F Beenen • dr R van Dyck<br />

• dr L Hakkaart-van Roijen • dr RC van der Mast • drs L de Nobel<br />

• dr S Schagen • dr P Spinhoven • dr RJ Takens • dr PA Bolhuis, secretaris<br />

Publicatie<br />

Doelmatigheid van langdurige psychotherapie .<strong>2001</strong>/08<br />

The efficiency of long-term psychotherapy. <strong>2001</strong>/08E<br />

107 Ad hoc commissies en projecten


C.2.8<br />

Bijzondere neurochirurgie<br />

(Boeknummer 533)<br />

Met het oog op een nieuw Planningsbesluit neurochirurgie heeft de Minister van<br />

VWS de <strong>Gezondheidsraad</strong> gevraagd haar te informeren over de stand van de<br />

wetenschap met betrekking tot de bijzondere neurochirurgie bij volwassenen en<br />

bij kinderen. Ook vraagt de minister om aan te geven wat de komende zes tot<br />

acht jaar de behoefte aan toepassingen van bijzondere neurochirurgie zal zijn en<br />

wat voor kwaliteitseisen daarbij moeten worden gesteld.<br />

Adviesaanvraag<br />

11 juli 1995<br />

Samenstelling commissie<br />

Het advies is uitgebracht onder verantwoordelijkheid van de Voorzitter vann de<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong>.<br />

Betrokken stafmedewerker<br />

dr GHM ten Velden<br />

Publicatie<br />

Kanttekeningen bij ontwerp-planningsbesluit neurochirurgie. <strong>2001</strong>/09<br />

C.2.9<br />

Zorg voor niet-opgenomen acute psychiatrische patiënten<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 5.2, boeknummer 607)<br />

Tijdige behandeling van mensen met een eerste psychotische episode lijkt de<br />

kans op het ontstaan van blijvende defecten te verminderen. De Wet Bijzondere<br />

Opname Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ) laat onvrijwillige behandeling alleen<br />

bij uitzondering toe. Mensen met de eerste verschijnselen van schizofrenie<br />

beschikken vaak niet over een zodanig ziekte-inzicht dat zij bereid zijn zich te<br />

laten behandelen. In de praktijk blijven deze mensen dan ook vaak onbehandeld<br />

totdat hun situatie zo verslechtert dat zij voldoen aan de BOPZ-criteria voor onvrijwillige<br />

opneming en dwangbehandeling. De Minister van VWS heeft de<br />

Raad gevraagd welke ambulante zorg en begeleiding beschikbaar zouden moeten<br />

zijn voor psychiatrische patiënten die dringend behandeling behoeven, buiten<br />

de onvrijwillige opneming op basis van de Wet BOPZ. De Raad zal aan-<br />

108 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


dacht schenken aan een nadere uitwerking van de notie ‘ambulante dwangbehandeling’.<br />

Het advies zal in 2002 verschijnen.<br />

Instelling commissie<br />

15 december 1998<br />

Samenstelling commissie<br />

• prof. dr BPR Gersons, voorzitter • prof. mr dr J Legemaate • dr H Henselmans<br />

• drs WM van Ewijk • mr dr H van de Klippe • dr M Muijen<br />

• dr R van der Mast • prof. dr G Widdershoven • mr MW Zandbergen<br />

• prof. dr A Schene • dr RMW Smeets, adviseur • drs MA Bos, secretaris<br />

C.2.10<br />

Binnenoorprothese bij kinderen<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 5.3, boeknummer 624)<br />

De <strong>Gezondheidsraad</strong> heeft een adviesaanvraag over dit onderwerp ontvangen.<br />

Verzocht wordt de stand van de wetenschap in kaart te brengen, met name waar<br />

het betreft de indicatiestelling, de te verwachten zorgbehoefte voor de komende<br />

vijf jaar en de wenselijkheid van concentratie van deze zorg.<br />

Instelling commissie<br />

22 mei 2000<br />

Samenstelling commissie<br />

• prof. dr EH Huizing, voorzitter • prof. dr SS Blume • prof. dr P van den Broek<br />

• prof. dr JJ Grote • dr H Knoors • drs MA Bos, secretaris<br />

Publicatie<br />

Cochleaire implantatie bij kinderen. <strong>2001</strong>/21<br />

C.2.11<br />

Transplantatievraagstukken: Non-heartbeating en levende donoren<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 5.4, boeknummer 631)<br />

Aan de behoefte aan donoren kan tegemoet gekomen worden door meer gebruik<br />

te maken van zogeheten non-heartbeating donoren. In de praktijk blijken er bezwaren<br />

te zijn die door goede protocollering en zorgvuldige voorlichting mogelijk<br />

weggenomen kunnen worden. Ook wordt soms gebruik gemaakt van een<br />

door een levende vrijwilliger afgestaan orgaan. Deze vorm van orgaandonatie<br />

109 Ad hoc commissies en projecten


iedt soms voordelen, maar roept ook bijzondere vragen op. Over beide onderwerpen<br />

zal de Raad advies uitbrengen in 2003.<br />

Adviesaanvraag<br />

7 oktober 1999<br />

Instelling commissie<br />

11 oktober 2000<br />

Samenstelling commissie<br />

• prof. dr G. Kootstra, voorzitter • prof. dr mr H Akveld • PJ Batavier<br />

• prof. dr I de Beaufort • M van Gurp • dr R Héné • dr J IJzermans<br />

• prof. dr RAP Koene • prof. dr G Kootstra • dr G Persijn • prof. dr MJH Slooff<br />

• prof. dr JM Wilmink • dr G Olthoff, adviseur • drs MA Bos, secretaris<br />

C.2.12<br />

De plaats van het geneesmiddel in de medische behandeling<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 5.5, boeknummer 628)<br />

Geneesmiddelen worden beoordeeld op veiligheid en werkzaamheid door het<br />

College ter Beoordeling van Geneesmiddelen. Over opneming in het verstrekkingenpakket<br />

adviseert vervolgens het College voor zorgverzekeringen (CVZ),<br />

waarna de Minister van VWS een beslissing neemt. Voor een aantal geneesmiddelen<br />

is, behalve kennis over werkzaamheid en kosteneffectiviteit,ook nadere<br />

bepaling van de plaats van het geneesmiddel in het totaal van de behandeling<br />

gewenst. De <strong>Gezondheidsraad</strong> zal in overleg met VWS en CVZ deze taak op<br />

zich nemen en in voorkomende gevallen onderwerpen op het werkprogramma<br />

plaatsen.<br />

Betrokken stafmedewerker<br />

dr GHM ten Velden<br />

C.2.13<br />

De ziekte van Alzheimer en andere dementieën<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong>, 5.5.1, boeknummer 655)<br />

Met de vergrijzing nemen ook de verouderingsziekten toe. De ziekte van Alzheimer<br />

is in dit verband zowel in kwantitatieve zin als wat betreft de kwaliteit<br />

van leven, een aandoening die grote problemen met zich meebrengt. In de eerste<br />

plaats natuurlijk voor de patiënten en hun directe omgeving, maar ook voor de<br />

110 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


samenleving. De Raad zal in zijn advies dit brede spectrum behandelen en, onder<br />

meer, ingaan op de specifieke eisen die aan de zorg voor dementerende<br />

mensen worden gesteld, aan de mogelijkheden van preventie en aan nieuwe geneesmiddelen.<br />

Naarmate het beter mogelijk wordt in een vroeg stadium uitspraken<br />

te doen over de waarschijnlijkheid dat iemand een vorm van dementie zal<br />

krijgen, zal de roep om screening luider worden. Dergelijke initiatieven roepen<br />

echter belangrijke ethische en maatschappelijke vragen op. Ook hieraan zal het<br />

advies de nodige aandacht besteden.<br />

Instelling commissie<br />

26 januari 2000<br />

Samenstelling commissie<br />

• prof. dr ID de Beaufort, voorzitter • dr RLP Bergmans • dr MMA Derix<br />

• dr R-M Dröes • dr CM van Duijn • prof. mr JKM Gevers • dr WA van Gool<br />

• prof. dr TJ Heeren • ir M Hof, adviseur • dr AA Keizer<br />

• prof. dr CPM Knipscheer • dr Y Kuin • drs J de Lange • prof. dr DF Swaab<br />

• dr AW Wind • dr YA van Duivenboden, secretaris<br />

C.2.14<br />

Prenatale screening<br />

(Boeknummer 609)<br />

In het kader van de Wet Bevolkingsonderzoek (WBO) is een aanbod van prenatale<br />

diagnostiek gericht op het Downsyndroom en op neurale-buisdefecten vergunningplichtig.<br />

Om een goede afweging te kunnen maken over de waarde van<br />

verschillende screeningsstrategieën heeft de Raad over dit onderwerp een advies<br />

uitgebracht.<br />

Adviesaanvraag<br />

25 mei 1998<br />

Publicatie<br />

Prenatale screening: downsyndroom, neuralebuisdefecten, routine-echoscopie.<br />

<strong>2001</strong>/11<br />

111 Ad hoc commissies en projecten


C.2.15<br />

Familiaire hypercholesterolemie<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 5.8,.boeknummer 696)<br />

De Minister van VWS heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> gevraagd de stand van de wetenschap<br />

met betrekking tot hypercholesterolemie als determinant van atherosclerose<br />

opnieuw op te maken. Zij vraagt in brede zin aandacht te besteden aan<br />

het te verwachten profijt van cholesterolverlagende behandeling, en aan de mogelijke<br />

betekenis van diverse cardiovasculaire risicofactoren die recent in de belangstelling<br />

zijn komen te staan<br />

Adviesaanvraag<br />

15 september 2000<br />

Instelling commissie<br />

6 september <strong>2001</strong><br />

Samenstelling commissie<br />

• prof. dr WG van Aken • prof. dr JKM Gevers • prof. dr ir LM Havekes<br />

• prof. dr JJP Kastelein • prof. dr NJ Leschot • mr LF Markenstein<br />

• prof. dr AFH Stalenhoef • mr ir JR Storm, adviseur<br />

• mr A Bood, secretaris • WA van Veen, arts, secretaris<br />

Publicatie<br />

Familiaire hypercholesterolemie en de Wet op de medische keuringen.<br />

<strong>2001</strong>/26<br />

112 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Deel<br />

C.3<br />

Gezondheid en zorg:<br />

Preventie en behandeling bij<br />

infectieziekten<br />

Van oudsher besteedt de <strong>Gezondheidsraad</strong> aandacht aan de preventie van en behandeling<br />

bij infectieziekten. Dat uit zich onder meer in activiteiten met een periodiek<br />

karakter, die vooral in dit hoofdstuk zijn opgesomd. Ook gevestigde<br />

handelwijzen blijken steeds nieuwe vragen op te roepen.<br />

C.3.1<br />

Bijwerkingen vaccins Rijksvaccinatieprogramma<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 6.1, boeknummer 469)<br />

De <strong>Gezondheidsraad</strong> analyseerde in het verleden elk jaar de bijwerkingen die<br />

zich in het voorgaande jaar hadden voorgedaan bij kinderen die in het kader van<br />

het Rijksvaccinatieprogramma waren gevaccineerd. Met ingang van 1997 is de<br />

werkwijze aangepast: het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu<br />

(RIVM) voert de analyse van de gegevens uit en legt deze voor commentaar<br />

voor aan de <strong>Gezondheidsraad</strong>. In 2002 rapporteert de desbetreffende commissie<br />

over de gegevens van de afgelopen vijf jaar.<br />

Samenstelling commissie<br />

• prof. dr ACB Peters, voorzitter • prof. dr HJ Neijens, vice-voorzitter<br />

• dr SG van Duinen • dr EJP Lommen • drs RHB Meyboom<br />

• dr HC Rümke, adviseur • prof. dr GBA Stoelinga • dr HP Verbrugge, adviseur<br />

113 Ad hoc commissies en projecten


• drs PE Vermeer-de Bondt, adviseur • dr PME Wertheim-van Dillen<br />

• dr K Groeneveld, secretaris<br />

C.3.2<br />

Beoordeling van het Rijksvaccinatieprogramma<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 6.2, boeknummer 144/2)<br />

De <strong>Gezondheidsraad</strong> beziet op gezette tijden de opzet van het Rijksvaccinatieprogramma<br />

tegen de achtergrond van nieuwe ontwikkelingen. Die bezinning<br />

leidt zo nodig tot een advies aan de Minister van VWS over wijzigingen in het<br />

programma.<br />

C.3.3<br />

Rijksvaccinatieprogramma in de 21ste eeuw<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 6.3, boeknummer 693)<br />

De <strong>Gezondheidsraad</strong> is gevraagd gefaseerd zijn visie te geven op het RIVMrapport<br />

over het Rijksvaccinatieprogramma in de 21ste eeuw. De inmiddels gkïnstalleerde<br />

commissie is haar werk begonnen<br />

Adviesaanvraag<br />

29 september 2000<br />

Instelling commissie<br />

13 juni <strong>2001</strong><br />

Samenstelling commissie<br />

• prof. dr EJ Ruitenberg, voorzitter • DJA Bolscher, arts • drs W Dol, adviseur<br />

• prof. dr W van Eden • prof. dr R de Groot • prof. dr J Huisman<br />

• prof. dr J van Oirschot • dr TGW Paulussen • dr MJ Postma<br />

• prof. dr JJ Roord • dr HP Verbrugge • prof. dr SP Verloove-Vanhorick<br />

• dr M Verweij • drs ACG Voordouw, adviseur<br />

• drs JK van Wijngaarden, adviseur • dr HI Zaaijer • drs J Sekhuis, adviseur<br />

• dr H Houweling, secretaris<br />

C.3.4<br />

Vaccinatie tegen meningitis<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 6.8, boeknummer 670)<br />

In vervolg op het verzoek aan de <strong>Gezondheidsraad</strong> om haar gefaseerd te adviseren<br />

over het RIVM-rapport ‘Naar een vaccinatieprogramma voor Nederland in<br />

114 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


de 21ste eeuw’ vroeg de Minister van VWS prioriteit te geven aan het uitbrengen<br />

van advies over meningokokken- en pneumokokkenvaccins. Het advies is<br />

voorbereid door een werkgroep van de Commissie ‘Rijksvaccinatieprograma in<br />

de 21ste eeuw’.<br />

Adviesaanvraag<br />

29 september 2000<br />

Instelling werkgroep<br />

18 september <strong>2001</strong><br />

Samenstelling werkgroep<br />

• prof. dr EJ Ruitenberg, voorzitter • dr AJW van Alphen dr ir M van Deuren<br />

• prof. dr R de Groot • dr JA Hazelzet • dr PWH Hermans • dr MJ Postma<br />

• prof. dr JJ Roord • dr EAM Sanders • dr L Spanjaard • prof. dr JGP Tijssen<br />

• dr M Verweij, adviseur • drs J Sekhuis, adviseur • dr H Houweling, secretaris<br />

Publicatie<br />

Algemene vaccinatie tegen meningokokken C en pneumokokken. <strong>2001</strong>/27<br />

C.3.5<br />

Richtlijnen voor de preventie van ziekenhuisinfecties<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 6.5, boeknummer 144/9)<br />

De landelijke Werkgroep Infectie Preventie (WIP) heeft tot taak richtlijnen op<br />

te stellen voor de preventie van ziekenhuisinfecties. Krachtens een verzoek uit<br />

1989 van de toenmalige Staatssecretaris van WVC geeft de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

jaarlijks een ‘second opinion’ over concept-richtlijnen.<br />

Betrokken stafmedewerker<br />

drs J Sekhuis, arts<br />

C.3.6<br />

Screening op Chlamydia trachomatis-infectie<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 6.4, boeknummer 144)<br />

Infectie met CT kan eileiderontsteking, buitenbaarmoederlijke zwangerschap en<br />

onvruchtbaarheid veroorzaken. In het Jaaradvies 1990 plaatste de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

een vraagteken bij de zin van systematische screening. De afgelopen jaren<br />

115 Ad hoc commissies en projecten


is de diagnostiek van CT-infectie vereenvoudigd. In 2002 zal de Raad een advies<br />

uitbrengen.<br />

Adviesaanvraag<br />

22 maart 1999<br />

Instelling commissie<br />

15 oktober <strong>2001</strong><br />

Samenstelling commissie<br />

• Prof. dr WJHM van den Bosch, voorzitter • dr JEAM van Bergen<br />

• dr AJP Boeke • prof. dr RA Coutinho • dr JJE van Everdingen<br />

• prof. mr WR Kastelein • dr ir MJW van de Laar • prof. dr ALM Lagro-Janssen<br />

• dr WI van der Meijden • dr SA Morré dr • MJ Postma • prof. dr HA Verbrugh<br />

• drs O de Zwart • drs J Sekhuis, arts, secretaris<br />

C.3.7<br />

Protocollen Infectieziekten<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 6.6, boeknummer 144/8)<br />

In 1995 heeft de Minister van VWS de Landelijke Coördinatiestructuur voor de<br />

Infectieziektenbestrijding (LCI) in het leven geroepen. Deze heeft onder meer<br />

tot taak het opstellen van protocollen en draaiboeken voor een landelijk uniforme<br />

bestrijding van infectieziekten. Overeenkomstig het daartoe strekkende verzoek<br />

van de Minister van VWS van 6 december 1996, toetst de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

alle door de LCI opgestelde of geactualiseerde protocollen en draaiboeken.<br />

Betrokken stafmedewerker<br />

drs J Sekhuis, arts<br />

C.3.8<br />

Bioterrorisme<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 6.7, boeknummer 632)<br />

Het is niet denkbeeldig dat terroristen biologische strijdmiddelen gaan gebruiken.<br />

De <strong>Gezondheidsraad</strong> heeft advies uitgebracht over micro-organismen en<br />

toxinen die daarbij een rol kunnen spelen, en hun mogelijke bestrijding.<br />

Adviesaanvraag<br />

21 april 1999<br />

116 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Samenstelling commissie<br />

• prof. dr JC Terlouw, voorzitter • dr RA Coutinho • dr Ph J van Dalen<br />

• dr ADME Osterhaus • Lt-Kol HW Poen, adviseur • JE van Steenbergen, arts<br />

• dr P van der Torn, arts • drs R Vrolijk, adviseur • AH Zwennes, adviseur<br />

• drs EJ Schoten, secretaris<br />

Publicatie<br />

Verdediging tegen bioterrorisme <strong>2001</strong>/16<br />

C.3.9<br />

Algehele vaccinatie tegen hepatitis B<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 6.9 boeknummer 672)<br />

In een motie heeft de Tweede Kamer gevraagd algemene vaccinatie tegen hepatitis<br />

B in te voeren. De Minister van VWS heeft de Kamer laten weten de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

te zullen vragen zijn advies uit 1996 met spoed op grond van<br />

nieuwe wetenschappelijke inzichten te heroverwegen, daarbij aandacht bestedend<br />

aan het rapport Kosten-effectiviteit van algemene vaccinatie tegen Hepatitis<br />

B, van het RIVM.<br />

Adviesaanvraag<br />

31 mei 2000<br />

Instelling commissie<br />

17 juli 2000<br />

Samenstelling commissie<br />

• prof, dr LJ Gunning-Schepers, voorzitter • DJA Bolscher<br />

• dr RAFM Chamuleau • prof. dr RA Coutinho • prof. dr J Desmyter<br />

• drs MI Esveld • prof. dr R de Groot • dr J van Hattum • prof. dr BA van Hout<br />

• prof. dr JP Mackenbach • prof. dr J van der Noordaa • prof. dr SW Schalm<br />

• prof. dr TWJ Schulpen • dr HL Zaaijer • dr H Houweling, secretaris<br />

Publicatie<br />

Algemene vaccinatie tegen hepatitis B. <strong>2001</strong>/03<br />

117 Ad hoc commissies en projecten


C.3.10<br />

Legionellose<br />

(Boeknummer 651)<br />

In 1986 heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> een advies uitgebracht over legionellose. In<br />

de praktijk blijken nog veel problemen voor te komen die te maken hebben met<br />

de implementatie van dat advies. Een advies zal naar verwachting in 2002 worden<br />

uitgebracht.<br />

Adviesaanvraag<br />

17 oktober 1999<br />

Instelling commissie<br />

4 november 1999<br />

Samenstelling commissie<br />

• prof. dr E Briët, voorzitter • drs MI Esveld, adviseur • drs L Groen, adviseur<br />

• prof. dr JAA Hoogkamp-Korstanje • prof. dr ir D van der Kooij • dr J Kool<br />

• ir WJH Scheffer • prof. dr P Speelman• dr A Voss<br />

• JK van Wijngaarden, arts, adviseur • G Jambroes, secretaris<br />

C.3.11<br />

Pneumokokkenvaccinatie voor ouderen<br />

(Boeknummer 144/2)<br />

De WHO heeft aanbevolen naast bekende risicogroepen nu ook personen ouder<br />

dan 65 jaar te vaccineren. Over de effectiviteit hiervan bestaat geen internationale<br />

wetenschappelijke consensus. De Beraadsgroep Infectie en Immuniteit zal<br />

advies uitbrengen over dit onderwerp. Het Dutch Cochrane Centre is gevraagd<br />

een systematische review voor de verschillende trials te vervaardigen. Het advies<br />

is opgesteld door de Beraadsgroep Infectie en Immunitieit.<br />

Betrokken stafmedewerker<br />

drs J Sekhuis, arts<br />

Publicatie<br />

Programmatische vaccinatie van volwassenen. <strong>2001</strong>/04<br />

118 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Deel<br />

C.4<br />

Gezondheid en voeding<br />

De in dit hoofdstuk beschreven werkzaamheden bestrijken de kwaliteit van de<br />

voeding, voedselproductie, voedselvoorziening en voedselconsumptie. Niet alle<br />

aspecten van deze deelgebieden passen binnen het werkprogramma van de <strong>Gezondheidsraad</strong>.<br />

Steeds gaat het om de vraag: dragen de bestanddelen van het<br />

voedsel, de productie ervan en de samenstelling van het voedselpakket bij aan<br />

bevordering van de gezondheid van individuen en van de bevolking als geheel,<br />

dan wel is er sprake van gezondheidsrisico’s. De Raad ziet het ook als zijn taak<br />

periodiek ontwikkelingen in de voedselconsumptie in dit licht te beoordelen.<br />

Vragen over de veiligheid van voedsel staan beleidsmatig en politiek sterk in de<br />

belangstelling. In <strong>2001</strong> is de Raad in overleg met de direct betrokken departementen<br />

nagegaan welke rol hij hier kan spelen.<br />

C.4.1<br />

Veiligheidsbeoordeling nieuwe voedingsmiddelen<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 7.1, boeknummer 622)<br />

Op verzoek van de Minister van VWS, mede namens de Staatssecretaris van<br />

LNV, heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> in 1999 een commissie ingesteld die is belast<br />

met de veiligheidsbeoordeling van nieuwe voedingsmiddelen in het kader van<br />

EU-verordening (EG)258/97. Die verordening richt zich op nieuwe voedingsmiddelen<br />

en voedselingrediënten, zoals producten die via genetisch gemodificeerde<br />

organismen zijn verkregen en voedingsmiddelen met specifiek de ge-<br />

119 Ad hoc commissies en projecten


zondheid bevorderende (nieuwe) bestanddelen. Daarnaast heeft de commissie<br />

de taak te adviseren over het ten behoeve van deze veiligheidsbeoordeling te<br />

hanteren beoordelingskader. Het mandaat van de commissie loopt tot eind 2004.<br />

Adviesaanvraag<br />

18 augustus 1999<br />

Instelling commissie<br />

22 januari 1999<br />

Samenstelling commissie<br />

• prof. dr LM Schoonhoven, voorzitter • dr JEN Bergmans, adviseur<br />

• prof. dr CAFM Bruijnzeel-Koomen • ir EJ Kok • dr CF van Kreijl<br />

• prof. dr P van der Laan • dr B Loos, adviseur • dr FM Nagengast<br />

• dr ir JMA van Raaij • prof dr ir G Schaafsma • prof. dr EG Schouten<br />

• dr GJA Speijers • prof. dr WJ Stiekema<br />

• dr ir R Top, adviseur • prof. dr WM de Vos • dr RA Woutersen<br />

• dr ir M Rutgers, secretaris • dr JAG van de Wiel, secretaris<br />

• dr CMA van Rossum, secretaris<br />

Publicaties<br />

Fytosterolen/ Phytosterols <strong>2001</strong>/01 VNV<br />

Genotoxiciteit van fytosterol(esters) <strong>2001</strong>/02 VNV<br />

Genotoxicity of phytosterol(esters) <strong>2001</strong>/02 VNV<br />

Nonisap/Noni juice <strong>2001</strong>/03 VNV<br />

Fytosterolen (2) / Phytosterols (2) <strong>2001</strong>/04 VNV<br />

C.4.2<br />

Aanbevolen hoeveelheden energie en voedingsstoffen<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 7.2, boeknummer 551)<br />

De <strong>Gezondheidsraad</strong> gaat na op welke onderdelen de thans in Nederland geldende<br />

aanbevolen hoeveelheden energie en voedingsstoffen moeten worden<br />

herzien. De Raad voert deze evaluatie uit in nauw overleg met zusterorganisaties<br />

in het buitenland. De bedoeling is zoveel mogelijk te komen tot een gemeenschappelijke<br />

wetenschappelijke basis voor aanbevolen hoeveelheden in<br />

Europa, de VS en Canada. Bij deze herziening geeft de Raad aan welke niveaus<br />

van inneming, behalve aan het voorkómen van de traditionele deficiëntieziek-<br />

120 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


ten, ook kunnen bijdragen aan de preventie van chronische ziekten. De Raad<br />

heeft inmiddels gerapporteerd over:<br />

calcium, vitamine D, thiamine, riboflavine, niacine, pantotheenzuur en biotine<br />

energie, vetten, eiwitten en koolhydraten.<br />

Over andere voedingsstoffen zal de Raad na <strong>2001</strong> adviseren.<br />

Instelling commissie<br />

25 maart 1997<br />

Samenstelling commissie<br />

• prof. dr HKA Visser, voorzitter • dr H van den Berg • ir W Bosman, adviseur<br />

• ir BC Breedveld • prof. dr ir WHM Saris • prof. dr HP Sauerwein<br />

• prof. dr ir GJ Schaafsma • prof. dr WA van Staveren • prof. dr CE West<br />

• dr ir JA Weststrate • dr ir CJK Spaaij, secretaris<br />

Werkgroep Energie en macronutriënten (551/1)<br />

• prof. dr ir WHM Saris, voorzitter werkgroep • ir W Bosman, adviseur<br />

• prof. dr ir PA van den Brandt • ir BC Breedveld • prof. dr RJ Heine<br />

• dr ir RP Mensink • prof. dr HP Sauerwein • prof. dr ir GJ Schaafsma<br />

• dr ir JC Seidell • dr ir P van ’t Veer • dr ir JA Weststrate • dr ir PL Zock<br />

• dr ir CJK Spaaij, secretaris<br />

Werkgroep Vitamines, uitgezonderd vitamine D (551/2)<br />

• dr H van den Berg, voorzitter werkgroep • ir W Bosman, adviseur<br />

• ir BC Breedveld • prof. dr HKA Visser • prof. dr CE West<br />

• dr ir JA Weststrate • dr ir CJK Spaaij, secretaris<br />

Publicaties<br />

Voedingsnormen: Energie, eiwitten, vetten en verteerbare koolhydraten<br />

(<strong>2001</strong>/19)<br />

Dietary reference intakes: energy, proteins, fats, and digestible carbohydrates<br />

(<strong>2001</strong>/19E)<br />

121 Ad hoc commissies en projecten


C.4.3<br />

Richtlijnen goede voeding<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 7.3, boeknummer 611)<br />

In 1986 heeft de toenmalige Voedingsraad het advies ‘Richtlijnen goede voeding’<br />

uitgebracht. Dit advies vormt de basis voor het Nederlandse voedingsbeleid<br />

en is van groot belang voor activiteiten op het gebied van de voedingsvoorlichting<br />

en de productontwikkeling door het bedrijfsleven. De Minister van<br />

VWS heeft mede namens de Minister van LNV gevraagd de ‘Richtlijnen’ eens<br />

in de vijf jaar te toetsen aan de stand van de wetenschap. In <strong>2001</strong> is begonnen<br />

met de voorbereiding van de toetsing.<br />

Datum adviesaanvraag<br />

19 februari 1998<br />

Betrokken stafmedewerker<br />

ir W Bosman<br />

C.4.4 Inrichting landelijke voedselconsumptiepeilingen na 1998<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 7.4, boeknummer 590)<br />

In 1998 is de derde landelijke voedselconsumptiepeiling gehouden. De bewindslieden<br />

van VWS en LNV hebben de <strong>Gezondheidsraad</strong> advies gevraagd<br />

over de wijze waarop deze peilingen in de toekomst moeten worden voortgezet.<br />

Adviesaanvraag<br />

26 november 1999<br />

Betrokken stafmedewerker<br />

ir W Bosman<br />

C.4.5 De ontwikkeling van de voedselconsumptie in de periode 1989-1998<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 7.5, boeknummer 653)<br />

In het najaar van 1998 kwamen de gegevens beschikbaar van de derde landelijke<br />

voedselconsumptiepeiling. De Minister van VWS heeft mede namens de Minister<br />

van LNV de <strong>Gezondheidsraad</strong> een oordeel gevraagd over de ontwikkeling<br />

122 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


van de voedselconsumptie van de bevolking in de afgelopen tien jaar. Het advies<br />

zal in 2002 uitgebracht worden.<br />

Adviesaanvraag<br />

4 augustus 1998<br />

Instelling commissie<br />

14 september 1999<br />

Samenstelling commissie<br />

• prof. dr ir FJ Kok, voorzitter, • prof. dr ir PA van den Brandt<br />

• ir BC Breedveld • prof. dr ir GJ Hiddink • dr KFAM Hulshof<br />

• prof. dr EMH Mathus-Vliegen • dr ir MC Ocké, adviseur<br />

• prof. dr ir JC Seidell • prof. dr C van Weel • ir W Bosman, secretaris<br />

C.4.6<br />

Deoxynivalenol<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong>, 7.6, boeknummer 669)<br />

Eind 1999 verzocht de Minister van VWS de <strong>Gezondheidsraad</strong> een oordeel te<br />

geven over een rapport van het RIVM over aanvaardbare hoeveelheden van het<br />

mycotoxine deoxynivanol in graan(producten). De minister vroeg de Raad tevens<br />

een afweging te maken tussen de voor- en (mogelijke) nadelen van de consumptie<br />

van brood en graanproducten. Elementen bij die afweging vormen de<br />

schatting van de blootstelling, de potentiële schadelijkheid van DON en het belang<br />

van brood en graanproducten in de Nederlandse voeding te worden betrokken.<br />

Adviesaanvraag<br />

26 november 1999<br />

Instelling commissie<br />

6 november 2000<br />

Samenstelling commissie<br />

• prof. dr JH Koeman, voorzitter • prof. dr VJ Feron<br />

• prof. dr J Fink-Gremmels • dr ir MRH Löwik • prof. dr GJ Mulder<br />

• prof. dr PJJ Sauer • dr GJA Speijers, adviseur • ir JM de Stoppelaar, adviseur<br />

• dr RMC Theelen, adviseur • dr ir MA de Waard • dr ir LTJ Pijls, secretaris<br />

123 Ad hoc commissies en projecten


Publicatie<br />

Deoxynivalenol (DON) (<strong>2001</strong>/23)<br />

Deoxynivalenol (DON) (<strong>2001</strong>/23E)<br />

C.4.7<br />

Preventie en behandeling van obesitas<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 7.7, boeknummer 642)<br />

Overgewicht en obesitas komen steeds vaker voor, ook bij kinderen en jongvolwassenen.<br />

Gezien de vaak ernstige latere gevolgen voor de gezondheid zijn preventie<br />

en behandeling van grote betekenis. De Minister van VWS zal de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

over dit onderwerp om advies vragen.<br />

Betrokken stafmedewerker:<br />

Ir W Bosman<br />

C.4.8<br />

Gezondheidsbevorderende ingrediënten<br />

(Boeknummer 716)<br />

De bewindslieden van VWS en LNV hebben de <strong>Gezondheidsraad</strong> om advies<br />

gevraagd over de betekenis en werkzaamheid van ingrediënten die steeds vaker<br />

aan voedingsmiddelen worden toegevoegd met het oog op hun veronderstelde<br />

positieve invloed op de gezondheid en welbevinden. Vragen die spelen zijn onder<br />

meer: welke eisen zijn aan de onderbouwing van de werkzaamheid (gezondheidsclaims)<br />

te stellen en wat onderscheidt zo’n ingrediënt van een geneesmiddel.<br />

Adviesaanvraag<br />

18 oktober <strong>2001</strong><br />

Betrokken stafmedewerker<br />

dr ir LTJ Pijls<br />

124 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Deel<br />

C.5<br />

Gezondheid en omgeving:<br />

Verbanden en beoordelingsmethoden<br />

De <strong>Gezondheidsraad</strong> besteedt aandacht aan methoden voor het analyseren en<br />

beheersen van de risico’s die verbonden zijn aan de blootstelling aan omgevingsfactoren.<br />

Daarbij richt de Raad zich zowel op de gezondheid van de mens<br />

als op de structuur en het functioneren van ecosystemen. In dit hoofdstuk komt<br />

de invloed van omgevingsfactoren op de gezondheid van mens en milieu aan de<br />

orde, voor zover de vragen geen betrekking hebben op specifieke stoffen of arbeidsomstandigheden.<br />

C.5.1<br />

Omgevingsfactoren en astma<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 8.1, boeknummer 570)<br />

Omgevingsfactoren, in het bijzonder allergenen, spelen een belangrijke rol bij<br />

het optreden van astma. De <strong>Gezondheidsraad</strong> zal, ook gelet op de stijgende prevalentie<br />

van astma, een oordeel geven over de aard van die rol en over de noodzaak<br />

het optreden van allergenen in het leefmilieu te observeren (monitoring).<br />

Ook zal de Raad nagaan in hoeverre vormen van luchtverontreiniging als ozon<br />

en fijn stof het vóórkomen en beloop van astma beïnvloeden. Door wijziging<br />

van prioriteiten is het werk aan dit onderwerp vertraagd. Volgens plan zal het in<br />

2002 ter hand worden genomen.<br />

125 Ad hoc commissies en projecten


Betrokken stafmedewerker<br />

drs M Drijver<br />

C.5.2<br />

Commentaar op concept-rapporten van de National Council on<br />

Radiation Protection and Measurements<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 8.2, boeknummer 484)<br />

De National Council on Radiation Protection and Measurements (NCRP) —<br />

een onafhankelijke instantie in de VS — doet aanbevelingen en geeft rapporten<br />

uit over stralingshygiëne (ioniserende en niet-ioniserende straling). De NCRP<br />

heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> gevraagd concept-rapporten van commentaar te voorzien.<br />

Hierop is positief gereageerd. De Raad gaat verder van geval tot geval na<br />

in hoeverre de NCRP-rapporten zaken bevatten die voor het Nederlandse overheidsbeleid<br />

relevant zijn om te signaleren.<br />

Betrokken stafmedewerkers<br />

ir JWN Tuyn<br />

prof. dr WF Passchier<br />

C.5.3<br />

Microbiologische kwaliteit natuur-zwemwater<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 8.3, boeknummer 636)<br />

Elke zomer blijkt in Nederland het nodig te zijn de bevolking het zwemmen in<br />

natuurlijk zwem- en recreatiewater te verbieden of te ontraden, omdat de microbiologische<br />

kwaliteit ervan onvoldoende is. Voor een verbod zijn duidelijke<br />

wettelijke criteria, voor het ontraden niet. De <strong>Gezondheidsraad</strong> heeft zich gebogen<br />

over de vraag welke pathogenen in zwem- en recreatiewater kunnen voorkomen,<br />

welke gezondheidseffecten deze kunnen veroorzaken en hoe groot de<br />

kans daarop is. Vervolgens heeft de Raad aangegeven volgens welke criteria<br />

zwemmen ontraden dient te worden.<br />

Adviesaanvraag<br />

29 januari 1999<br />

Instelling commissie<br />

25 mei 2000<br />

126 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Samenstelling commissie<br />

• ir A Wijbenga, voorzitter • prof. dr JT van Dissel • dr NJAM Haring<br />

• prof. dr J Huisman • drs EJTM Leenen • dr GJ Medema • prof. dr LR Mur<br />

• dr H Ruiter • dr JF Sluiters • dr JH van Wijnen • dr F Woudenberg<br />

• drs JW Dogger, secretaris<br />

Publicatie<br />

Microbiële risico’s van zwemmen in de natuur (<strong>2001</strong>/25)<br />

Microbial risks of recreational waters (<strong>2001</strong>/25E)<br />

C.5.4<br />

Normen voor ‘grijs’ water<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 8.4, boeknummer 637)<br />

Teneinde verspilling tegen te gaan, zal naar verwachting het gebruik van ‘grijs’<br />

water voor industriële en huishoudelijke toepassingen toenemen. ‘Grijs’ water<br />

is niet voor de consumptie bestemd en kan daarom een geringere graad van zuiverheid<br />

hebben dan drinkwater. De Minister van VROM wil van de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

vernemen welke eisen aan ‘grijs’ water uit het oogpunt van volksgezondheid<br />

te stellen zijn. De onderwerp zal pas ter hand worden genomen na het<br />

beschikbaar komen van gegevens uit enkele proefprojecten.<br />

Betrokken stafmedewerker<br />

drs JW Dogger<br />

C.5.5<br />

Elektromagnetische velden<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 8.5, boeknummer 673)<br />

Vooral door de opmars van de mobiele telefonie neemt het aantal vragen over<br />

de invloed van elektromagnetische velden en straling op de gezondheid toe.<br />

Ook over andere toepassingen, zoals hoogspanningslijnen en elektrische<br />

apparatuur en allerhande automatische toegangs- en controlesystemen, doen<br />

zich van tijd tot tijd vragen voor. De <strong>Gezondheidsraad</strong> is in <strong>2001</strong> begonnen met<br />

periodieke rapportages — tot 2004 in principe jaarlijks — over nieuwe wetenschappelijke<br />

ontwikkelingen op dit gebied en over de noodzaak eerdere conclusies<br />

bij te stellen.<br />

Instelling commissie<br />

9 maart 2000<br />

127 Ad hoc commissies en projecten


Samenstelling commissie<br />

• Prof. dr EW Roubos, voorzitter • dr LM van Aernsbergen, adviseur<br />

• prof. dr ir G Brussaard • dr JM Havenaar • drs FBJ Koops<br />

• prof. dr ir FE van Leeuwen • dr HK Leonhard, adviseur<br />

• dr GC van Rhoon • dr GMH Swaen • drs DHJ van Weerdt<br />

• prof. dr APM Zwamborn • dr E van Rongen, secretaris<br />

Publicatie<br />

Elektromagnetische velden (Jaarbericht <strong>2001</strong>). <strong>2001</strong>/14.<br />

Electromagnetic fields (Annual Update <strong>2001</strong>). <strong>2001</strong>/14E.<br />

C.5.6<br />

Voorzorgprincipe in het milieubeleid<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 8.6, boeknummer 661)<br />

In het milieubeleid geldt het voorzorgprincipe als uitgangspunt voor maatregelen<br />

ter bescherming van de gezondheid van de mens en de kwaliteit van het milieu.<br />

Dit is ook op het terrein van de gezondheidszorg en de arbeidsomstandigheden<br />

steeds meer het geval. In concrete gevallen is het echter niet eenvoudig<br />

hoe dit principe moet worden uitgewerkt. De <strong>Gezondheidsraad</strong> bereidt een advies<br />

voor waarin achtergronden en toepassingsmogelijkheden van het voorzorgprincipe<br />

worden toegelicht. Het advies verschijnt volgens plan in 2003.<br />

Betrokken stafmedewerker<br />

prof. dr WF Passchier<br />

C.5.7<br />

Milieumonitoring<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong>, 8.7, boeknummer 674)<br />

In het milieubeleid bestaat er behoefte aan om de invloed van milieufactoren op<br />

de volksgezondheid te kunnen kwantificeren. De bewindslieden van VROM en<br />

VWS hebben de <strong>Gezondheidsraad</strong> gevraagd aan te geven aan welke voorwaarden<br />

monitoringsprogramma’s moeten voldoen voor onderbouwing van het beleid<br />

op het terrein van milieu en gezondheid en hoe deze programma’s zo efficiënt<br />

mogelijk kunnen worden ingericht. Het advies verschijnt volgens plan in<br />

2003.<br />

Adviesaanvraag<br />

12 mei 2000<br />

128 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Instelling commissie<br />

9 oktober <strong>2001</strong><br />

Samenstelling commissie<br />

• JJL Pieters, arts, voorzitter • prof. dr A Brouwer • dr MC Cornel, arts<br />

• F Duijm, arts • dr ir G Kleter, adviseur • prof. dr G Molenberghs<br />

• prof. dr TJF Savelkoul • dr G Schoeters • drs BAM Staatsen , adviseur<br />

• prof. dr GA Zielhuis • dr JA van Zorge, adviseur<br />

• drs MMHE van den Berg, secretaris • drs M Drijver, arts, secretaris<br />

C.5.8<br />

Gezond leven in de stad<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 8.8, boeknummer 647)<br />

Vragen over de kwaliteit van de leefomgeving in relatie tot de gezondheid krijgen<br />

meer aandacht. Naast het leefmilieu in de stad gaat het om de bereikbaarheid<br />

van niet-stedelijke gebieden en in het bijzonder natuurgebieden. De <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

kan in een advies nagaan hoe de invalshoek ‘gezondheid’ is te<br />

betrekken bij een integrale beoordeling van de kwaliteit van de stedelijke<br />

leefomgeving. De Raad bouwt hierbij voort op ervaring opgedaan bij de advisering<br />

over het effect van grote luchthavens op de gezondheid (1999/14) en over<br />

hinder van nachtelijk kunstlicht voor mens en natuur (2000/25). Aangezien het<br />

RIVM over dit onderwerp in het verslagjaar heeftv gerapporteerd, is na overleg<br />

met Ministerie van VROM besloten dit onderwerp vooralsnog als p.m. te bestempelen.<br />

C.5.9<br />

Passief roken<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong>, 8.9, boeknummer 690)<br />

In 1990 bracht de <strong>Gezondheidsraad</strong> een advies uit over de invloed van omgevingstabaksrook<br />

op de gezondheid van de ‘meeroker’ (passief roken). Daarna<br />

zijn diverse wetenschappelijke publicaties verschenen over dit onderwerp. De<br />

Raad zal in de tweede helft van <strong>2001</strong> beginnen met een actualisering van het advies<br />

van 1990. Het advies verschijnt volgens plan in 2003.<br />

Betrokken stafmedewerker<br />

drs EJ Schoten<br />

129 Ad hoc commissies en projecten


C.5.10<br />

Plaatsgebonden relaties tussen milieu en gezondheid<br />

(Boeknummer 439)<br />

Soms rijst het vermoeden dat plaatselijk verscheidene mensen binnen een korte<br />

periode een bepaalde ziekte krijgen en dat een milieufactor daarvan mogelijk de<br />

oorzaak is. Dergelijke ziekteclusters leiden veelal tot ongerustheid onder de lokale<br />

bevolking. De <strong>Gezondheidsraad</strong> heeft nagaan in hoeverre epidemiologisch<br />

onderzoek een rol kan spelen bij het ophelderen van de oorzaken en of zo zowel<br />

onnodige ongerustheid als misplaatste geruststelling voorkómen kan worden. In<br />

het advies is ook ingegaan op vragen rond risicoperceptie en risicocommunicatie.<br />

Instelling commissie<br />

19 oktober 1999<br />

Samenstelling commissie<br />

• dr RM Meertens, voorzitter • dr CJM van den Bogaard, adviseur<br />

• dr ir E Lebret • prof. dr ir FE van Leeuwen • drs YM Mulder<br />

• prof dr WF Passchier, adviseur<br />

• drs JJL Pieters, adviseur • dr MM Verberk • dr F Woudenberg<br />

• drs M Drijver, arts, secretaris<br />

Publicatie<br />

Ongerustheid over lokale milieufactoren: risicocommunicatie, blootstellingsbeoordeling<br />

en clusteronderzoek. <strong>2001</strong>/10<br />

C.5.11<br />

Verarmd uranium<br />

(Boeknummer 678)<br />

Het gebruik van verarmd uranium in munitie heeft geleid tot onrust onder militairen<br />

en burgers over de gezondheidseffecten van blootstelling aan deze radioactieve<br />

stof. Na overleg met de ministeries van VROM en Defensie heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

besloten om de kennis over de chemisch-toxische en radiotoxische<br />

eigenschappen van verarmd uranium samen te vatten en aan te geven welke<br />

overwegingen aard en omvang van beschermende maatregelen kunnen bepalen.<br />

130 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Instelling commissie<br />

24 augustus 2000<br />

Samenstelling commissie<br />

• prof. dr WF Passchier, voorzitter • prof. dr ME de Broe • C Hurtgen<br />

• dr AS Keverling Buisman • prof. dr JJ Noordhoek • dr MM Verberk<br />

• prof. dr NPE Vermeulen • ir JWN Tuyn, secretaris<br />

Publicatie<br />

Gezondheidsrisico’s van blootstelling aan verarmd uranium. Een overzicht.<br />

<strong>2001</strong>/13<br />

Health risks of exposure to depleted uranium. <strong>2001</strong>/13E<br />

131 Ad hoc commissies en projecten


132 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Deel<br />

C.6<br />

Gezondheid en omgeving: Humaantoxicologische<br />

en ecotoxicologische<br />

risicobeoordeling stoffen<br />

Van oudsher licht de <strong>Gezondheidsraad</strong> de Regering voor over de stand van de<br />

wetenschap met betrekking tot de risico’s van stoffen die door menselijke activiteiten<br />

in het milieu vrijkomen. Daarbij tracht de Raad vragen te beantwoorden<br />

als: Hoe tast blootstelling aan een stof de gezondheid van mensen aan? Wat is<br />

de invloed van stoffen op de structuur en het functioneren van ecosystemen en<br />

daarmee op het vermogen van deze systemen om functies te vervullen die van<br />

essentieel belang zijn voor de samenleving? Welke niveaus van blootstelling<br />

bedreigen naar verwachting de gezondheid van mens en milieu niet? Wat is de<br />

ernst en omvang van invloeden bij hogere niveaus?<br />

C.6.1<br />

Uitgangspunten voor gezondheidskundige advieswaarden<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 9.1, boeknummer 442)<br />

In 1985 heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> een methode aanbevolen voor het op inzichtelijke<br />

wijze afleiden van gezondheidskundige advieswaarden voor stoffen<br />

(‘Uitgangspunten voor normstelling’; 1985/31). Het ging daarbij om blootstelling<br />

van de mens aan niet-mutagene, niet-carcinogene en niet-immunotoxische<br />

stoffen. De Raad heeft besloten het advies van 1985 te actualiseren en te verbreden.<br />

In 1996 verscheen het advies ‘Toxicologische advieswaarden voor stoffen’<br />

(1996/12). In vervolg daarop heeft de Raad nader aandacht besteed aan een<br />

raamwerk voor het beoordelen van de toxiciteit van een stof waarbij efficiënt<br />

133 Ad hoc commissies en projecten


gebruik van de vaak schaars beschikbare informatie vooropstaat. Dit advies is<br />

uitgebracht in de tweede helft van <strong>2001</strong>. Een advies over ‘combinatietoxiciteit’<br />

kwam eveneens in het verslagjaar gereed en zal in 2002 in het Nederlands en<br />

het Engels worden gepubliceerd. Tot slot zal de Raad een oordeel geven over<br />

het toepassen van de zogeheten ‘benchmark dose’-benadering bij het afleiden<br />

van toxicologische advieswaarden. Dat advies verschijnt volgens plan in 2002.<br />

Instelling commissie<br />

12 juli 1995<br />

Samenstelling commissie<br />

• dr WRF Notten, voorzitter, • prof. dr JH Beijnen • dr WFJPM ten Berge<br />

• dr BJ Blaauboer • prof. dr VJ Feron • dr ir JP Groten • dr JLM Hermens<br />

• prof. dr ir PHM Lohman • dr HME Miedema • dr ir G de Mik<br />

• prof. dr WF Passchier, adviseur • dr ir MN Pieters, adviseur • dr GMH Swaen<br />

• dr RA Woutersen • dr JA van Zorge, adviseur<br />

• drs EJ Schoten, secretaris • dr ir PW van Vliet, secretaris<br />

Publicatie<br />

Onderzoek gezondheidsrisico’s stoffen: een gerichtere benadering. <strong>2001</strong>/24<br />

C.6.2<br />

Aanpassing beoordelingsmethoden voor blootstelling van kinderen<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong>, 9.2, boeknummer 638)<br />

In 1993 vroeg de Amerikaanse National Academy of Sciences in een rapport<br />

over bestrijdingsmiddelen in de voeding van kinderen en baby’s aandacht voor<br />

de verhoogde gevoeligheid en de relatief hoge blootstelling (per eenheid lichaamsgewicht)<br />

van deze groepen. De Minister van VWS wil mede namens zijn<br />

collega van L&V van de <strong>Gezondheidsraad</strong> vernemen of deze overwegingen leiden<br />

tot andere criteria voor het afleiden van de ten hoogste toe te stane innameniveaus<br />

van bestrijdingsmiddelen en andere chemische contaminanten in de<br />

voeding. Het gaat daarbij zowel om chronische inname als incidentele verontreiniging<br />

van het voedsel. De adviesaanvraag werd medio 1999 ontvangen.<br />

Door capaciteitsgebrek kon dit onderwerp pas in <strong>2001</strong> ter hand worden genomen.<br />

Het advies verschijnt volgens plan in 2002.<br />

Adviesaanvraag<br />

2 augustus 1999<br />

134 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Betrokken stafmedewerkers<br />

dr HFG van Dijk<br />

dr ir LTJ Pijls<br />

C.6.3<br />

Teratogeniteit van stoffen<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong>, 9.3, boeknummer 461)<br />

In 1985 bracht de <strong>Gezondheidsraad</strong> het advies ‘Teratogeniteit van chemische<br />

stoffen’ (1985/06) uit. De Raad is voornemens dit advies te herzien en neemt<br />

daartoe deel aan het werk van een commissie van de National Academy of<br />

Sciences (NAS) van de VS. Die commissie gaat na wat de consequenties voor<br />

risicobeoordeling van stoffen zijn van nieuwe inzichten in de inwerking van<br />

stoffen op het zich ontwikkelend menselijk organisme. Het rapport van de NAS<br />

is in mei 2000 onder de titel Scientific frontiers in developmental toxicity and<br />

risk assessment gepubliceerd.<br />

Publicatie<br />

Het NAS-rapport is in juli <strong>2001</strong> door de Voorzitter van de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

aan de bewindslieden van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Volkshuisvesting,<br />

Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Sociale Zaken en<br />

Werkgelegenheid en van Onderwijs, Cultuur en wetenschappen aangeboden.<br />

C.6.4<br />

Interventiewaarden voor stoffen<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong>, 9.4, boeknummer 569)<br />

Nationale, regionale en lokale overheden hebben behoefte aan interventiewaarden<br />

voor blootstelling aan stoffen die bij incidenten of ongevallen vrijkomen.<br />

Overschrijding van een interventiewaarde lijdt dan tot bepaalde maatregelen ter<br />

bescherming van de bevolking in het rampgebied. De <strong>Gezondheidsraad</strong> zal een<br />

methodiek voor het afleiden van deze waarden aanbevelen. De Raad bouwt<br />

daarbij voort op een project in de regio Rijnmond waarbij voor een groep stoffen<br />

interventiewaarden zijn afgeleid. Medio <strong>2001</strong> ontving de Raad de bij de adviesaanvraag<br />

behorende achtergronddocumentatie. De advisering begint in de<br />

tweede helft van 2002.<br />

Betrokken stafmedewerker<br />

drs JW Dogger<br />

135 Ad hoc commissies en projecten


C.6.5<br />

Dieselrook<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 9.6, boeknummer 633/12)<br />

Eind 2002 verwacht de <strong>Gezondheidsraad</strong> zich te kunnen uitspreken over een gezondheidskundige<br />

advieswaarde voor beroepsmatige blootstelling aan dieselrook<br />

(zie ook: gezondheidskundige advieswaarden voor stoffen (459). Het werk<br />

aan dit onderwerp is door de gecompliceerdheid van de materie aanzienlijk vertraagd.<br />

Na het gereed komen van het advies zal de Raad een kort advies opstellen<br />

over het effect van blootstelling aan dieselrook in het buitenmilieu op de gezondheid.<br />

C.6.6<br />

Polychloorbifenyl-verbindingen (PCB’s)<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 9.7, boeknummer 677)<br />

In het kader van het Project Integrale Normstelling Stoffen (INS) heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

verscheidene adviezen uitgebracht. Thans wil de Minister van<br />

VROM het oordeel van de Raad hebben over een nieuwe methode voor het afleiden<br />

van normen voor PCB’s ter bescherming van ecosystemen. De Raad is in<br />

<strong>2001</strong> begonnen met de beantwoording van de adviesaanvraag.<br />

Adviesaanvraag<br />

15 maart 2000<br />

Instelling commissie<br />

21 mei <strong>2001</strong><br />

Samenstelling commissie<br />

• prof. dr M van den Berg, voorzitter • dr JJM Bedaux • dr AC Belfroid<br />

• dr JP Boon • dr ir NW van den Brink • dr N van der Hoeven • dr SM Schrap<br />

• dr MEJ van der Weiden, adviseur • dr HFG van Dijk, secretaris<br />

C.6.7<br />

Interventiewaarden bodembescherming mens<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 9.8, boeknummer 675)<br />

Het RIVM heeft waarden afgeleid voor de concentratie van verontreinigende<br />

stoffen in de bodem ten behoeve van de bescherming van de gezondheid van de<br />

mens. Deze waarden die een beleidsmatig vastgesteld ‘maximaal toelaatbaar ri-<br />

136 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


sico’ representeren dienen als interventienormen in gevallen van bodemverontreiniging.<br />

De Minister van VROM heeft in <strong>2001</strong> de <strong>Gezondheidsraad</strong> gevraagd<br />

om de door het RIVM gebruikte methodologie en de opgestelde lijst van waarden<br />

te beoordelen.<br />

Betrokken stafmedewerker:<br />

drs JW Dogger<br />

137 Ad hoc commissies en projecten


138 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Deel<br />

C.7<br />

Gezondheid en omgeving:<br />

Arbeidsomstandigheden<br />

Het zwaartepunt van de werkzaamheden van de <strong>Gezondheidsraad</strong> ten behoeve<br />

van het arbeidsomstandighedenbeleid vormt het beoordelen van de gevolgen<br />

van beroepsmatige blootstelling aan stoffen en, voor zover de gegevens dit toelaten,<br />

het aanbevelen van gezondheidskundige advieswaarden. Behalve over afzonderlijke<br />

stoffen adviseert de <strong>Gezondheidsraad</strong> ook over beoordelingsmethoden<br />

en over andersoortige arbeidshygiënische vraagstukken.<br />

C.7.1<br />

Gezondheidskundige advieswaarden voor afzonderlijke stoffen<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 10.1, boeknummer 459)<br />

In <strong>2001</strong> waren bij de <strong>Gezondheidsraad</strong> in behandeling: azobisisobutyronitril<br />

(AIBN), 1,2,3-benzotriazol, bitumen (rook), butylacetaat, chloortrimethylsilaan,<br />

cyaniden, dieselmotoremissies, formaldehyde, glutaaraldehyde, , halothaan,<br />

lactaten, lindaan, p-benzochinon en hydrochinon, stikstofdioxide, tarwemeelstof,<br />

tetrachloorethyleen (PER), zwaveldioxide.<br />

‘In behandeling’ kan betekenen dat de Minister van SZW aan de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

heeft gevraagd een gezondheidskundige advieswaarde voor te stellen op<br />

basis van een literatuuroverzicht dat is opgesteld door een zogeheten adviesvoorbereidende<br />

instituut.<br />

139 Ad hoc commissies en projecten


Voor sommige stoffen bereidt een groep deskundigen uit Scandinavië de<br />

evaluatie voor, terwijl omgekeerd documenten van de <strong>Gezondheidsraad</strong> in<br />

Scandinavië worden gebruikt. In 2000 kwam de Raad met het National Institute<br />

of Occupational Safety and Health (NIOSH) in de VS overeen op overeenkomstige<br />

samen te werken. Deze samenwerking heeft in <strong>2001</strong> gestalte gekregen.<br />

Samenstelling commissie<br />

• prof. dr GJ Mulder, voorzitter • dr RB Beems • dr PJ Boogaard • dr PJA Borm<br />

• mr JJAM Brokamp, adviseur • prof. dr VJ Feron • dr ir DJJ Heederik<br />

• dr G de Jong • drs LCMP Hontelez, adviseur • dr TM Pal<br />

• prof. dr WF Passchier, waarnemer• prof. dr IM Rietjens<br />

• dr H Roelfzema, adviseur • prof. dr ir T Smid • dr GMH Swaen<br />

• dr HG Verschuuren • drs F de Wit • dr RA Woutersen PB Wulp, arts<br />

• dr CA Bouwman, secretaris • dr ASAM van der Burght, secretaris<br />

• dr JL Rijnkels, secretaris<br />

Publicaties<br />

n-, iso-, sec-, tert-Butylacetate. Health-based recommended occupational exposure<br />

limits. <strong>2001</strong>/03 OSH<br />

Lactate esters. Health-based recommended occupational exposure limits.<br />

<strong>2001</strong>/04 OSH<br />

Chlorotrimethylsilane. Health-based recommended occupational exposure<br />

limits. <strong>2001</strong>/05 OSH<br />

Lindane (y-hexachlorocyclohexane). Health-based recommended occupational<br />

exposure limits. <strong>2001</strong>/07 OSH<br />

C.7.2<br />

Classificatie van en onderbouwing van grenswaarden voor<br />

kankerverwekkende stoffen<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 10.2, boeknummer 459)<br />

De <strong>Gezondheidsraad</strong> beoordeelt op verzoek van de Minister van SZW nader aan<br />

te geven stoffen op genotoxisch kankerverwekkende eigenschappen en verstrekt<br />

gegevens over de kans op kanker bij blootstelling aan de stof gedurende het gehele<br />

arbeidsleven. Deze gegevens moeten dienen als onderbouwing van wettelijke<br />

grenswaarden voor blootstelling aan deze stoffen. Verder classificeert de<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong> nader aan te geven kankerverwekkende stoffen volgens op<br />

Europees niveau vastgestelde categorieën.<br />

140 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


In <strong>2001</strong> had de <strong>Gezondheidsraad</strong> de classificatie van de volgende stoffen in behandeling:<br />

Acrylamide, 5 -azacitidine, broomdichloormethaan, N-butylglycidylether,<br />

chlorozotozine, cyclosporine, dichlooracetyleen, iodoform, 2-nitroanisol,<br />

p-chloornitrobenzeen, pyrocatechol, tetranitromethaan, rhodium en verbindingen,<br />

n-methylhydrazine, fenylglycidyl ethel, NN-dimethylaniline trichlormethinhydrochloride,<br />

1,2,3-trichloorpropaan, 2,4,5-trimethylaniline, vinblastinesulfaat,<br />

vincristinesulfaat, 4-vinylcyclohexeen, 4-vinylcyclohexeen diepoxide,<br />

N-vinyl-2-pyrrolidine, xylidine,waterstofperoxide, anorganische zure nevels<br />

van zwavelzuur.<br />

In <strong>2001</strong> had de <strong>Gezondheidsraad</strong> de volgende stoffen in behandeling waarvoor<br />

het extra risico op kanker na beroepsmatige blootstelling berekend moet worden.<br />

acrylamide, bleomycine, 4-chloor-o-fenyleendiamine, cisplatina, dacarbazine,<br />

N,N’-diacetylbenzidine, 2,4-diaminotolueen, o-dianisidine,<br />

3,3’-dichloorbenzidine en 3,3’-dichloorbenzidine dihydrochloride, mustine<br />

(stikstofmosterd), mytomycine C, 2-nitronaftaleen, o-tolidine, en o-toluïdine,<br />

2-nitronaftaleen, adriamycine, dimethylsulfaat, nitro-acenafteen, thiotepa.<br />

Samenstelling commissie<br />

• prof. dr GJ Mulder, voorzitter • dr RB Beems • dr PJ Boogaard<br />

• dr PJA Borm • mr JJAM Brokamp, adviseur • prof. dr VJ Feron<br />

• dr ir DJJ Heederik • dr G de Jong • drs LCMP Hontelez, adviseur<br />

• dr TM Pal • prof. dr WF Passchier, waarnemer • prof. dr IM Rietjens<br />

• dr H Roelfzema, adviseur • prof. dr ir T Smid • dr GMH Swaen<br />

• dr HG Verschuuren • drs F de Wit • dr RA Woutersen • PB Wulp, arts<br />

• dr CA Bouwman, secretaris • dr ASAM van der Burght, secretaris<br />

• dr JL Rijnkels, secretaris<br />

C.7.3.<br />

Classificatie van stoffen als reproductietoxisch<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 10.3, boeknummer 543)<br />

De <strong>Gezondheidsraad</strong> beoordeelt op verzoek van de Minister van SZW nader aan<br />

te geven stoffen op hun reproductietoxische eigenschappen en deelt ze in volgens<br />

op Europees niveau vastgestelde categorieën.<br />

141 Ad hoc commissies en projecten


In <strong>2001</strong> had <strong>Gezondheidsraad</strong> de volgende stoffen in behandeling: acrylamide,<br />

-chloropreen, bisphenol A, chroom (VI) en verbindingen, diethylhexylftalaat<br />

(DEHP), enfluraan, 17beta-estradiol, ethyleenoxide, glycolethers, isofluraan,<br />

lood (metallisch), mangaan en verbindingen, nikkel en nikkelverbindingen, styreen,<br />

tetrachloorethyleen, tolueen, trichloorethyleen, xyleen<br />

Instelling commissie<br />

7 november 1996<br />

Samenstelling commissie<br />

• dr BJ Blaauboer, voorzitter • dr JN van den Anker • ir AM Bongers, adviseur<br />

• dr JHJ Copius Peereboom-Stegeman • dr HFP Joosten • prof. dr D Lindhout<br />

• dr AH Piersma • dr A Stijkel • ir DH Waalkens-Berendsen<br />

• dr PJJM Weterings • dr ASAM van der Burght, secretaris<br />

Publicaties<br />

Chromium VI and its compounds. Evaluation of the effects on reproduction,<br />

recommendation for classification. <strong>2001</strong>/01 OSH<br />

Manganese and its compounds. Evaluation of the effects on reproduction,<br />

recommendation for classification. <strong>2001</strong>/02 OSH<br />

n-, iso-, sec-, tert-Butylacetate. Health-based recommended occupational exposure<br />

limits. <strong>2001</strong>/03 OSH<br />

Lactate esters. Health-based recommended occupational exposure limits.<br />

<strong>2001</strong>/04 OSH<br />

Chlorotrimethylsilane. Health-based recommended occupational exposure<br />

limits. <strong>2001</strong>/05 OSH<br />

Lindane (y-hexachlorocyclohexane). Health-based recommended occupational<br />

exposure limits. <strong>2001</strong>/07 OSH<br />

Styrene. Health-based recommended occupational exposure limits. <strong>2001</strong>/08<br />

OSH<br />

Toluene. Evaluation of the effects on reproduction, recommendation for<br />

classification. <strong>2001</strong>/09 OSH<br />

Xylene. Evaluation of the effects on reproduction, recommendation for classification.<br />

<strong>2001</strong>/10 OSH<br />

Ethylene oxide. Evaluation of the effects on reproduction, recommendation<br />

for classification. <strong>2001</strong>/11 OSH<br />

142 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


C.7.4<br />

Gezondheidskundige onderbouwing MAC-waarden<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong>.10.4 boeknummer 563)<br />

In de jaren zestig zijn in Nederland en elders in Europa veel advieswaarden<br />

voor stoffen verheven tot bestuurlijke norm en opgenomen in de lijst van MACwaarden<br />

voor blootstelling aan stoffen in de werkpleklucht. Het merendeel van<br />

deze advieswaarden was afkomstig van de toenmalige lijst van ‘Threshold Limit<br />

Values’ van de American Conference of Governmental Industrial Hygienists.<br />

De gezondheidskundige onderbouwing ervan staat al verscheidene jaren ter discussie.<br />

Een ‘screening’ door TNO Voeding leerde dat vele van deze MACwaarden<br />

uit gezondheidskundig oogpunt mogelijk te hoog zijn of niet toxicologisch<br />

zijn onderbouwd.<br />

De Staatssecretaris van SZW heeft de <strong>Gezondheidsraad</strong> gevraagd de onderbouwing<br />

te beoordelen en na te gaan of er een beter onderbouwde waarde valt aan<br />

te geven. De Raad heeft deze beoordeling ter hand genomen met een internationaal<br />

panel van deskundigen. Het gaat om ongeveer 200 stoffen die, volgens de<br />

oorspronkelijke plannen, in een periode van twee jaar de revue moesten passeren.<br />

Na een proeffase, die begin 1998 werd afgerond, heeft de Raad besloten tot<br />

een grondiger beoordeling dan aanvankelijk was voorzien. Daartoe bleek meer<br />

tijd nodig. Naar verwachting worden de werkzaamheden in 2002 grotendeels<br />

afgerond.<br />

Op de rol staan:<br />

aluminium alkylverbindingen, aluminium pyro-poeders, aminopyridine (2-),<br />

ammoniumchloride (rook), azijnzuur, benomyl, benzeenthiol, bismuthtelluride,<br />

boraten ((tetra)natriumzouten en boorzuur), boriumoxide, boriumtrifluoride,<br />

broom, broomchloormethaan, butaan (n-), butaanthiol, butylamine (n-), butylfenol<br />

(o-sec-), butyltolueen (p-tert-), calciumcarbonaat, calciumhydroxide, calciumoxide,<br />

calciumsulfaat, cellulose, cesiumhydroxide,<br />

chloor-6-(trichloor-methyl)pyridine (2-), chlooracetofenon (alpha-), chloorbenziyldeenmalonitril<br />

(o-), chloordifenyloxide, chloor-1-nitropropaan (1-), chloorpyrifos,<br />

chloorstyreen (o-), chloortolueen (o-), chloortrifluoride, clopidol, cyanamide<br />

en calcium-cyanamide, cyanogeenchloride, cyclohexeen, cyclohexylamine,<br />

cyclopentaan, demeton, diboraan, di-tert-butyl-p-cresol (2,6-), dibutylfosfaat,<br />

dichloor-1-nitroethaan (1,1-), dichloor-5,5-demethylhydantoine (1, 3-), dicrotofos,<br />

dicyaan, diethanolamine, diethyleentriamine, diethylketon, di-<br />

143 Ad hoc commissies en projecten


fenyl/fenylether-mengsel, diisopropylamine, dimethoxymethaan, dimethylethylamine<br />

(N,N-), dioxathion, dipropylketon, disyston, divinylbenzeen,<br />

ethaanthiol, ethyleenglycoldinitraat, ethylformiaat, ethylmorfoline (N-), ethylsilicaat,<br />

fenothiazine, fenylfosfine, foraat, ftalodinitril (m-), germaniumtetrahydride,<br />

hexachloorcyclopentadieen, hexachloornaftaleen, hexafluoraceton, hexogeen,<br />

hexylacetaat (sec-), hydroxypropylacrylaat (2-), ijzeroxide, ijzerpentacarbonyl,<br />

ijzerzout van dicyclopentadieen, ijzerzouten (in water oplosbaar), indeen,<br />

isoamylalcohol, isooctylalcohol, isopropylaniline (N-), isopropylamine, kaliumhydroxide,<br />

kamfer (synthetisch), keteen, leisteen, LPG, magnesiumcarbonaat,<br />

magnesiumoxide (rook), mangaancyclopentadienyltricarbonyl, mesityloxide,<br />

methaanthiol, methylacetaat, methylacetyleen, methylacetyleen/propadieenmengsel,<br />

methylcyclohexaan, methylcyclohexanol, methylcyclohexanon (o-),<br />

methyldemeton, methylethylketonperoxide, methylisopropylketon, methylsilicaat,<br />

methylstyreen (alpha-), mica, mierenzuur, monocrotophos, naled, natriumbisulfiet,<br />

natriumhydroxide, nicotine, nitroethaan, nitroglycerine, nitrotolueen<br />

(m-), nonaan (n-), octaan (n-), octachloornaftaleen, osmiumtetraoxide, oxaalzuur,<br />

paraffinewas (rook), pentachloorethaan, pentachloornaftaleen, pentanon<br />

(2-), perchloormethylmercaptaan, perchlorylfluoride, perliet, pivalyl-1,3- indandion<br />

(2-), propargylalcohol, propylnitraat (n-), pyrethrum, resorcinol, rotenon,<br />

silicium, siliciumtetrahydride, speksteen, stikstofmonoxide, stikstoftrifluoride,<br />

strychnine, sulfurylfluoride, tantalium, tellurium en -verbindingen, telluriumhexafluoride,<br />

temefos, terfenylen, tetrabroomkoolstof, tetrachloornaftaleen, tetramethylsuccinonitril,<br />

tetramethylthiuramdisulfide, thallium en wateroplosbare<br />

thalliumverbindingen, thiobis (6-tert-butyl-m-cresol) (4,4’-), thionylchloride, tinoxide,<br />

titaandioxide, tributylfosfaat, trichloorfenoxyazijnzuur (2,4,5-),<br />

trichloornaftaleen, trinitrofenol (2,4,6-), valeriaanaldehyde, warfarine, wolfram<br />

en -verbindingen (in water onoplosbaar), xyleen-a, a’-diamine (m-), yttrium en<br />

-verbindingen, zetmeel, zinkstearaat, zirconium en -verbindingen, zuurstofdifluoride,<br />

zwavelmonochloride, zwavelpentafluoride, zwaveltetrafluoride.<br />

Instelling commissie<br />

28 augustus 1997<br />

Samenstelling commissie<br />

• prof. dr J Noordhoek, voorzitter • prof. dr A Aitio • PL Chambers<br />

• prof. dr VJ Feron • prof. dr H Greim • dr U Hass • prof. dr CJ Högberg<br />

• drs LCMP Hontelez, adviseur • dr ir G de Mik • AM Moses<br />

144 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


• prof. dr WF Passchier, adviseur • prof. dr W Seinen • dr GMH Swaen<br />

• dr WD Wagner, corresponderend lid • drs RD Zumwalde<br />

• dr CA Bouwman, secretaris<br />

Publicaties<br />

12 definitieve adviezen en 51 openbare conceptrapporten<br />

C.7.5<br />

Asbestprotocollen<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 10.5, boeknummer 608)<br />

De regering heeft besloten mensen die door blootstelling aan asbest asbestose of<br />

een maligne mesothelioom hebben gekregen, onder bepaalde voorwaarden een<br />

eenmalige uitkering te verstrekken. Voor de uitvoering van dit beleid heeft de<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong> in april 1998 een gezondheidskundig protocol opgesteld waarmee<br />

kan worden nagegaan of iemand met een mesothelioom in principe voor<br />

een uitkering in aanmerking komt. Een overeenkomstig advies over een protocol<br />

voor asbestose volgde in maart 1999. De Staatssecretaris van SZW heeft de<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong> gevraagd ook een protocol voor longkanker op te stellen. Het<br />

advies verschijnt naar verwachting in 2003.<br />

Adviesaanvraag<br />

8 december 1997<br />

Instelling commissie<br />

8 december 1997<br />

Samenstelling commissie<br />

• prof. dr PhJ Hoedemaeker, voorzitter • dr K van Damme • dr ir DJJ Heederik<br />

• prof. dr HC Hoogsteden • prof. dr WJ Mooi • B Sorgdrager<br />

• drs L van Vliet, adviseur • dr SJSC Wagenaar • prof. dr EFM Wouters<br />

• dr N van Zandwijk • G Jambroes, secretaris<br />

C.7.6<br />

Arbeidgerelateerde infertiliteit<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 10.6, boeknummer 660)<br />

Bij het uitoefenen van bepaalde beroepen is verminderde vruchtbaarheid van de<br />

werknemers geconstateerd. Blootstelling aan bepaalde stoffen wordt vaak als<br />

oorzaak gezien. In een aantal gevallen zijn dergelijke stoffen geïdentificeerd.<br />

145 Ad hoc commissies en projecten


Op verzoek van de bewindslieden van SZW en VROM zal de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

de stand van wetenschap op dit terrein in kaart brengen en nagaan welke maatregelen<br />

werknemers tegen verminderde vruchtbaarheid kunnen beschermen. De<br />

Raad zal het advies in samenwerking met de Nordic Expert Group opstellen.<br />

Adviesaanvraag<br />

14 maart <strong>2001</strong><br />

Betrokken stafmedewerker<br />

dr CA Bouwman<br />

C.7.7<br />

Normstelling voor sensibiliserende stoffen<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 10.7, boeknummer 648)<br />

Sommige stoffen met immunotoxische werking kunnen, na zogenoemde sensibilisatie,<br />

bij verdere blootstelling al in zeer lage concentraties tot ernstige gezondheidsklachten<br />

leiden. Als onderdeel van de beoordeling van specifieke<br />

stoffen is er behoefte aan algemene richtlijnen hoe met normen ter limitering<br />

van de blootstelling aan deze stoffen om te gaan. Dit onderwerp wordt in 2003<br />

naar verwachting ter hand genomen.<br />

C.7.8<br />

Toxische stoffen en de huid<br />

(Werkprogramma <strong>2001</strong> 10.2, boeknummer 481)<br />

Bij beroepsmatige blootstelling aan schadelijke stoffen is de huid een van de belangrijkste<br />

direct getroffen organen en tevens een route voor blootstelling van<br />

inwendige organen. In mei 1998 ontving de <strong>Gezondheidsraad</strong> een verzoek van<br />

de Staatssecretaris van SZW om na te gaan hoe voor deze vorm van blootstelling<br />

gezondheidskundige advieswaarden zijn af te leiden. Uitgangspunt voor de<br />

werkzaamheden vormen voorstellen van TNO Voeding.<br />

Adviesaanvraag<br />

18 mei 1998<br />

Instelling commissie<br />

9 februari 1999<br />

146 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Samenstelling commissie<br />

• prof. dr DP Bruynzeel, voorzitter • dr WFJPM ten Berge • ir PMJ Bos<br />

• dr PR Bos • dr JA Bouwstra • prof. dr PJ Coenraads • drs S Dröge, adviseur<br />

• dr S Kezic • dr MH Ponec-Waelsch • dr W Rozenboom, secretaris<br />

Publicatie<br />

Normering van huidblootstelling op de werkplek. <strong>2001</strong>/28<br />

C.7.9<br />

Grenswaarden bij flexibele werktijden<br />

(Boeknummer 597)<br />

De <strong>Gezondheidsraad</strong> leidt advieswaarden af ten behoeve van het vaststellen van<br />

grenswaarden voor de concentraties van stoffen in de lucht op de werkplek. Die<br />

waarden zijn gebaseerd op levenslange beroepsmatige blootstelling (40 jaar) gedurende<br />

5 werkdagen per week, 8 uur per werkdag. De Staatssecretaris van<br />

SZW heeft de Raad gevraagd aan te geven of ze ook bruikbaar zijn bij afwijkende<br />

werkroosters en, zo nee, hoe ze dan zouden moeten worden aangepast.<br />

Adviesaanvraag<br />

11 maart 1997<br />

Samenstelling commissie<br />

• prof. dr GJ Mulder, voorzitter • dr RB Beems • dr PJA Borm<br />

• mr JJAM Brokamp, adviseur • prof. dr VJ Feron • dr ir DJJ Heederik<br />

• dr G de Jong • drs LCMP Hontelez, adviseur • drs TM Pal<br />

• prof. dr IM Rietjens • dr H Roelfzema, adviseur • dr ir T Smid<br />

• dr GMH Swaen • dr HG Verschuuren • drs F de Wit<br />

• dr CA Bouwman, secretaris • dr ASAM van der Burght, secretaris<br />

• dr JL Rijnkels, secretaris<br />

• prof. dr WF Passchier, secretaris voor dit onderwerp<br />

Publicatie<br />

Aanpassing van grenswaarden bij flexibele werktijden. <strong>2001</strong>/06 OSH<br />

147 Ad hoc commissies en projecten


148 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Deel<br />

C.8<br />

Overige activiteiten<br />

In dit hoofdstuk zijn activiteiten opgesomd die niet direct samenhangen met<br />

werkzaamheden van een commissie van de Raad.<br />

C.8.1<br />

Graadmeter<br />

Het blad Graadmeter bevat informatie over adviezen en andere publicaties en<br />

over vragen van bewindslieden. Daarnaast worden in dit blad korte bijdragen<br />

gepubliceerd over ontwikkelingen in binnen- en buitenland die direct verband<br />

houden met het aandachtsgebied van de Raad. Het Secretariaat van de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

heeft in <strong>2001</strong> zes nummers van Graadmeter uitgebracht.en één speciale<br />

editie (d.d. 26 september <strong>2001</strong>) in verband met het afscheid van prof dr JJS<br />

Sixma als voorzitter en het aantreden van de nieuwe voorzitter, prof. dr JA<br />

Knottnerus.<br />

Samenstelling redactie<br />

• prof. dr JA Knottnerus, hoofdredacteur • drs AB Leussink, eindredacteur<br />

• dr ASAM van de Burght • ir W Bosman • dr HFG van Dijk<br />

• drs WA van Veen • AMC van Kan, redactiesecretaresse<br />

• MFC van Kan, redactiesecretaresse<br />

149 Ad hoc commissies en projecten


C.8.2<br />

Internationale contacten en ‘Network’<br />

Goede internationale contacten zijn onontbeerlijk voor de <strong>Gezondheidsraad</strong>. De<br />

Raad onderhoudt dan ook een uitgebreid nationaal en internationaal netwerk<br />

van deskundigen die kunnen worden geraadpleegd als bron van informatie, in<br />

aanvulling op de gegevens verkregen binnen het nationale kader en door het eigen<br />

literatuuronderzoek. Belangrijke kernen in dat netwerk zijn buitenlandse<br />

zusterorganisaties. Met deze organisaties worden rapporten uitgewisseld en via<br />

deze kanalen komen soms gegevens ter beschikking die nog niet gepubliceerd<br />

zijn. Driemaal per jaar ontvangen de buitenlandse relaties van de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

de publicatie Network, waarmee zij op de hoogte worden gebracht van de<br />

werkzaamheden van de Raad. Via zijn Secretariaat is de Raad actief in Euroscan,<br />

een internationaal netwerk voor vroegtijdige identificatie van potentieel<br />

belangijke ontwikkelingen in de gezondheidszorg (voorzitter, dr GHM Ten Velden)<br />

en in het International Network of Agencies for Health Technology Assessment<br />

(voorzitter: dr M van Leeuwen).<br />

C.8.3<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong>lezing en voorzitterswisseling<br />

(Boeknummer 596)<br />

Naar aanleiding van de inwerkingtreding op 1 januari 1997 van de Kaderwet<br />

adviescolleges — die, samen met de gelijktijdig herziene Gezondheidswet, de<br />

positie van de <strong>Gezondheidsraad</strong> als wetenschappelijk adviescollege voor Regering<br />

en Parlement bevestigt — heeft de Voorzitter van de Raad besloten tot het<br />

instellen van ‘de <strong>Gezondheidsraad</strong>lezing’. Beoogd wordt een jaarlijkse bijeenkomst<br />

van degenen die aan het werk van de Raad bijdragen, telkens gewijd aan<br />

een kernthema in dat werk. In het verslagjaar is er voor gekozen deze activiteit<br />

te laten samenvallen met de bijeenkomst ter gelegenheid van de wisseling van<br />

het Raadsvoorzitterschap. Tijdens deze bijeenkomst spraken: :<br />

Prof. dr DD Breimer, Rector Magnificus van de Rijksuniversiteit Leiden. –<br />

‘De wetenschap en de <strong>Gezondheidsraad</strong>’<br />

Prof. dr JP Mackenbach, Hoogleraar Maatschappelijke Gezondheidszorg,<br />

Erasmus Universiteit Rotterdam – ‘<strong>Gezondheidsraad</strong> en public health’<br />

Prof. dr WG van Aken, Voorzitter Gebiedsbestuur Medische Wetenschappen<br />

NWO – ‘Preventie van bloedtransfusie-risico’s: louter “evidence based”<br />

of (soms ook) opportunistisch?’<br />

150 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Mevrouw M de Boer, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Oud-<br />

Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer –<br />

‘Politiek en wetenschap: twee egeltjes, heel voorzichtig’’<br />

Mevrouw dr E Borst-Eilers, Minister van Volksgezondheid, Welzijn en<br />

Sport<br />

Prof. dr JJ Sixma, scheidend Voorzitter van de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

151 Ad hoc commissies en projecten


152 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Deel<br />

D<br />

Publicaties<br />

153


154 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Deel<br />

D.1<br />

Adviezen<br />

ISBN-nummer titel advies datum<br />

<strong>2001</strong>/01 90-5549-356-2 Bevolkingsonderzoek naar dikkedarmkanker.<br />

19-01-<strong>2001</strong><br />

Signalement<br />

<strong>2001</strong>/02 90-5549-340-6 Variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob en bloedtransfusie 01-02-<strong>2001</strong><br />

<strong>2001</strong>/02E 90-5549-372-4 Variant Creutzfeldt-Jakob disease and blood transfusion 01-02-<strong>2001</strong><br />

<strong>2001</strong>/03 90-5549-359-7 Algemene vaccinatie tegen hepatitis B 13-02-<strong>2001</strong><br />

<strong>2001</strong>/04 90-5549-358-9 Programmatische vaccinatie van volwassenen 08-03-<strong>2001</strong><br />

<strong>2001</strong>/05 90-5549-361-7 Desinfectantia in consumentenproducten 16-02-<strong>2001</strong><br />

<strong>2001</strong>/05E 90-5549-393-7 Disinfectants in consumer products 16-02-<strong>2001</strong><br />

<strong>2001</strong>/06 90-5549-362-7 Aidsbehandelcentra 22-02-<strong>2001</strong><br />

<strong>2001</strong>/07 90-5549-364-3 Celkerntransplantatie bij mutaties in het mitochondriale DNA 20-03-<strong>2001</strong><br />

<strong>2001</strong>/08 90-5549-365-1 Doelmatigheid van langdurige psychotherapie 28-02-<strong>2001</strong><br />

<strong>2001</strong>/08E 90-5549-373-2 The efficiency of long-term psychotherapy 28-02-<strong>2001</strong><br />

<strong>2001</strong>/09 90-5549-367-8 Kanttekeningen bij ontwerp-planningsbesluit neurochirurgie 15-03-<strong>2001</strong><br />

<strong>2001</strong>/10 90-5549-370-8 Ongerustheid over lokale milieufactoren: risicocommunicatie, 03-04-<strong>2001</strong><br />

blootstellingsbeoordeling en clusteronderzoek<br />

<strong>2001</strong>/11 90-5549-374-0 Prenatale screening: Downsyndroom, neuralebuisdefecten, 07-05-<strong>2001</strong><br />

routine-echoscopie<br />

<strong>2001</strong>/12 90-5549-375-0 Urine-incontinentie 25-06-<strong>2001</strong><br />

<strong>2001</strong>/13 90-5549-376-7 Gezondheidsrisico’s van blootstelling aan verarmd uranium. Een<br />

overzicht<br />

16-05-<strong>2001</strong><br />

155 Adviezen


ISBN-nummer titel advies datum<br />

<strong>2001</strong>/13E 90-5549-387-2 Health risks of exposure to depleted uranium 16-05-<strong>2001</strong><br />

<strong>2001</strong>/14 90-5549-379-1 Electromagnetische velden: Jaarbericht <strong>2001</strong><br />

29-05-<strong>2001</strong><br />

Electromagnetic fields: Annual Update <strong>2001</strong><br />

<strong>2001</strong>/15 90-5549-382-1 Kanttekeningen bij ontwerp-planningsbesluit hemopoëtische 17-07-<strong>2001</strong><br />

stamceltransplantatie<br />

<strong>2001</strong>/16 90-5549-380-5 Verdediging tegen bioterrorisme 14-06-<strong>2001</strong><br />

<strong>2001</strong>/17 90-5549-381-3 Milieurisico’s van geneesmiddelen 15-06-<strong>2001</strong><br />

<strong>2001</strong>/18 90-5549-383-X Rijgeschiktheid van mensen met tumoren of doorbloedingsstoornissen<br />

04-07-<strong>2001</strong><br />

van de hersenen<br />

<strong>2001</strong>/19R 90-5549-384-8 Voedingsnormen<br />

18-07-<strong>2001</strong><br />

Energie, eiwitten, vetten en verteerbare koolhydraten<br />

<strong>2001</strong>/19RE 90-5549-391-0 Dietary reference intakes: energy, proteins, fats, and digestible 18-07-<strong>2001</strong><br />

carbohydrates<br />

<strong>2001</strong>/20 90-5549-386-4 Gezondheidsrisico’s van contactlenzen 25-07-<strong>2001</strong><br />

<strong>2001</strong>/21 90-5549-388-0 Cochleaire implantatie bij kinderen 07-08-<strong>2001</strong><br />

<strong>2001</strong>/22 90-5549-390-2 Workshop toekomst Wet bevolkingsonderzoek<br />

06-08-<strong>2001</strong><br />

Verslag van een bij de <strong>Gezondheidsraad</strong> gevoerde discussie<br />

<strong>2001</strong>/23 90-5549-394-5 Deoxynivalenol (DON) 23-10-<strong>2001</strong><br />

<strong>2001</strong>/23E 90-5549-410-0 Deoxynivalenol (DON) 23-10-<strong>2001</strong><br />

<strong>2001</strong>/24 90-5549-399-6 Onderzoek gezondheidsrisico’s stoffen:<br />

20-11-<strong>2001</strong><br />

een gerichtere benadering<br />

<strong>2001</strong>/24E 90-5549-415-1 Toxicity testing: a more efficient approach 20-11-<strong>2001</strong><br />

<strong>2001</strong>/25 90-5549-401-1 Microbiële risico’s van zwemmen in de natuur 27-11-<strong>2001</strong><br />

<strong>2001</strong>/25E 90-5549-416-X Microbial risks of recreational waters 27-11-<strong>2001</strong><br />

<strong>2001</strong>/26 90-5549-402-X Familiaire hypercholesterolemie en de Wet op de medische 13-12-<strong>2001</strong><br />

keuringen<br />

<strong>2001</strong>/27 90-5549-408-9 Algemene vaccinatie tegen meningokokken C en<br />

31-12-<strong>2001</strong><br />

pneumokokken<br />

<strong>2001</strong>/27E 90-5549-414-3 Universal vaccination against meningococcal serogroup C and 31-12-<strong>2001</strong><br />

pneumococcal disease<br />

<strong>2001</strong>/28 90-5549-407-0 Normering van huidblootstelling op de werkplek 31-12-<strong>2001</strong><br />

<strong>2001</strong>/01OSH 90-5549-357-0 Chromium VI and its compounds.<br />

Evaluation of the effects on reproduction, recommendation for<br />

classification<br />

25-01-<strong>2001</strong><br />

<strong>2001</strong>/02OSH 90-5549-369-4 Manganese and its compounds<br />

Evaluation of the effects on reproduction, recommendation for<br />

classification<br />

<strong>2001</strong>/03OSH 90-5549-397-X n-, iso-, sec-, tert-Butylacetate<br />

Health-based recommended occupational exposure limits<br />

30-03-<strong>2001</strong><br />

15-11-<strong>2001</strong><br />

156 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


ISBN-nummer titel advies datum<br />

<strong>2001</strong>/04OSH 90-5549-396-1 Lactate esters<br />

06-12-<strong>2001</strong><br />

Health-based recommended occupational exposure limits<br />

<strong>2001</strong>/05OSH 90-5549-398-8 Chlorotrimethylsilane<br />

15-11-<strong>2001</strong><br />

Health-based recommended occupational exposure limit<br />

<strong>2001</strong>/06OSH 90-5549-395-3 Aanpassing van grenswaarden bij flexibele werktijden 06-12-<strong>2001</strong><br />

<strong>2001</strong>/07OSH 90-5549-400-3 Lindane (y-hexachlorocyclohexane)<br />

06-12-<strong>2001</strong><br />

Health-based recommended occupational exposure limit<br />

<strong>2001</strong>/08OSH 90-5549-403-8 Styrene<br />

Evaluation of the effects on reproduction, recommendation for<br />

classification<br />

20-12-<strong>2001</strong><br />

<strong>2001</strong>/09OSH 90-5549-406-2 Toluene<br />

Evaluation of the effects on reproduction, recommendation for<br />

classification<br />

<strong>2001</strong>/10OSH 90-5549-405-4 Xylene<br />

Evaluation of the effects on reproduction, recommendation for<br />

classification<br />

<strong>2001</strong>/11OSH 90-5549-404-6 Ethylene oxide<br />

Evaluation of the effects on reproduction, recommendation for<br />

classification<br />

20-12-<strong>2001</strong><br />

20-12-<strong>2001</strong><br />

20-12-<strong>2001</strong><br />

<strong>2001</strong>/01VNV Fytosterolen / Phytosterols 15-05-<strong>2001</strong><br />

<strong>2001</strong>/02VNV<br />

Genotoxiciteit van fytosterol(esters)<br />

13-12-<strong>2001</strong><br />

Genotoxicity of phytosterol(esters)<br />

<strong>2001</strong>/03VNV<br />

Nonisap<br />

13-12-<strong>2001</strong><br />

Noni juice<br />

<strong>2001</strong>/04VNV Fytosterolen (2)<br />

13-12-<strong>2001</strong><br />

Phytosterols (2)<br />

<strong>2001</strong>/01WBO 90-5549-368-6 Wet bevolkingsonderzoek: erfelijke prostaatkanker 09-03-<strong>2001</strong><br />

<strong>2001</strong>/02WBO 90-5549-378-3 Wet bevolkingsonderzoek: landelijke borstkankerscreening (2) 21-05-<strong>2001</strong><br />

<strong>2001</strong>/03WBO 90-5549-377-5 Wet bevolkingsonderzoek: gezondheidsonderzoek<br />

vuurwerkramp Enschede<br />

09-08-<strong>2001</strong><br />

157 Adviezen


158 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Deel<br />

D.2<br />

Overige publicaties<br />

ISBN-nummer titel advies datum<br />

A<strong>2001</strong>/01 90-5549-360-0 Health Council of the Netherlands Reports 2000<br />

09-02-<strong>2001</strong><br />

Executive summaries<br />

A<strong>2001</strong>/02 90-5549-385-6 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> 2000 24-07-<strong>2001</strong><br />

A<strong>2001</strong>/03 90-5549-392-9 Werkprogramma 2002 <strong>Gezondheidsraad</strong> 11-09-<strong>2001</strong><br />

159 Overige publicaties


160 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Deel<br />

D.3<br />

Publicaties en voordrachten van<br />

medewerkers<br />

Publicaties<br />

Beemsterboer PMM, Frings-Dresen MHW. RSI: nog veel onbekend. Arbeidsomstandigheden <strong>2001</strong>;<br />

77: 44-45.<br />

Dieën JH van, Beemsterboer PMM, Frings-Dresen MHW. <strong>Gezondheidsraad</strong> adviseert over ‘RSI’.<br />

Tijdschrift voor ergonomie <strong>2001</strong>; 26: 23, 38.<br />

Bolhuis PA: Het belang van de farmacogenetica, Nederlands Tijdschrift Geneeskunde <strong>2001</strong>; 145;<br />

15-8.<br />

Bolhuis PA, Trijsburg RW: Doelmatigheid van langdurige psychotherapie. Het advies van de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

aan de Minister van VWS. Maandblad Geestelijke Volksgezondheid <strong>2001</strong>;<br />

56;521-36.<br />

Dondorp WJ. Boekrecensie van: Van Delden JJM, Hertogh CMPM en Manschot HAM (red). Morele<br />

problemen in de ouderenzorg. Assen: Van Gorcum, 1999. Tijdschrift voor Gezondheidsrecht<br />

<strong>2001</strong>; 25: 350-2.<br />

Gunning-Schepers LJ, Houweling H, Algemene vaccinatie tegen hepatitis B, Jeugdgezondheidszorg,<br />

oktober <strong>2001</strong>.<br />

161 Overige publicaties


Knottnerus JA, Birfelder EJ, Hartman GT, van Bekkum DW, Dunning AJ, van Rongen E (red). Xenotransplantatie.<br />

ISBN 90 7319628 0. Woerden: Biowetenschappen en Maatschappij, <strong>2001</strong>.<br />

Maas PJ van der, Dondorp WJ. Tripeltest voor alle zwangeren. Medisch Contact <strong>2001</strong>; 56: 1056-8.<br />

Passchier-Vermeer W, Passchier WF. Luchtvaart, tegen elke prijs? [Civil aviation at any price?].<br />

Den Haag: Ministerie Verkeer en Waterstaat, Directoraat-generaal Luchtvaart; <strong>2001</strong>; Essay.<br />

Passchier WF. Het Nederlandse externe-veiligheidsbeleid. Koninklijke Nederlandse Chemische Vereniging:<br />

Den Haag; <strong>2001</strong>; debat ‘calamiteit en beleid’. -Internet:<br />

http://www.kncvdebat.nl/home_volledig_artikel.asp?artikel=3.<br />

Poll van R, Drijver M. Inventarisatie van milieu-gerelateerde ziekteclusters. Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen<br />

<strong>2001</strong>; 79: 9-15.<br />

Pijls LTJ. New Dutch dietary reference intakes for calcium, vitamin D, energy, proteins, fats, and digestible<br />

carbohydrates. Ann Nutr Metab <strong>2001</strong>; 45(Suppl 1): 587.<br />

Veen WA van. Landelijk bevolkingsonderzoek naar darmkanker nadere bestudering waard; een advies<br />

van de <strong>Gezondheidsraad</strong>, Nederlands Tijdschrift Geneeskunde <strong>2001</strong> 25 augustus;145(34).<br />

Visser HKA, Pijls LTJ; Onterechte aanbeveling voor extra vitamine D bij zwangeren en zogenden.<br />

Nederlands Tijdschrift Geneeskunde <strong>2001</strong>; 145: 2253-4.<br />

Lezingen<br />

Berg MMHE van de, Lichthinder: gevolgen voor mens en natuur. Workshop:Samenwerken aan<br />

duisternis (Expertisecentrum LNV), Planetarium Gaasperplas, 29 november <strong>2001</strong>. Dubo=groen=gezond:<br />

de relatie tussen natuur en gezondheid. Nationale Dubodag <strong>2001</strong>. De Doelen Rotterdam, 8 november<br />

<strong>2001</strong>.<br />

Bolhuis PA, Farmacogenetica, Symposium Delftse Ziekenhuizen, 29 november <strong>2001</strong>.<br />

Dondorp WJ, <strong>Gezondheidsraad</strong> over routine-echoscopie in de zwangerschap. Voordracht op Symposium<br />

van de Werkgroep Echoscopie van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie<br />

“Is er plaats voor routine echoscopisch onderzoek in de zwangerschap”, UMC St Radboud , Nijmegen,<br />

22 juni <strong>2001</strong>.<br />

162 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Dondorp WJ, Prenatale Screening. Voordracht op Congres Menselijke Genetica. Over de ethische<br />

dilemma’s in de moderne geneeskunde en de rol van de EU. Europa van Democratieën in Diversiteit;<br />

Eurofractie ChristenUnie/SGP. Rotterdam, 2 november <strong>2001</strong>.<br />

Dondorp WJ, Prenatal Screening for Down’s Syndrome. Voordracht op 6th European Conference of<br />

National Ethics Committees (COMETH, Raad van Europa), Paphos, Cyprus, 13 november <strong>2001</strong>.<br />

Drijver M, Perspective on risk communication and cluster management. Advanced Course (ESS-<br />

RAR-AC) in Human Reproduction Epidemiology. Pisa (It), 22-27 October <strong>2001</strong>.<br />

Knottnerus, JA, Primary care in the Netherlands. Scottish School of Primary Care. Stirling, Schotland,<br />

9 maart <strong>2001</strong>.<br />

Knottnerus, JA, The societal impact of applied health research, KNAW 19 juni <strong>2001</strong>, Amsterdam.<br />

Knottnerus, JA, De ethiek van de onderzoeksmethodologie – van vraagstelling tot en met publicatie.<br />

Wetenschappelijke vergadering Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, Amsterdam , 8 september<br />

<strong>2001</strong>.<br />

Knottnerus, JA, De <strong>Gezondheidsraad</strong> en het volksgezondheidsbeleid. Netherlands School of Public<br />

Health, 18 september <strong>2001</strong>.<br />

Knottnerus, JA, Wetenschap en veldwerk, vandaag en overmorgen. Symposium ‘Academische Netwerkvorming,<br />

een nieuw perspectief’, Vrije Universiteit Amsterdam, 14 september <strong>2001</strong>.<br />

Knottnerus, JA, How to link community genetics and community medicine, Annual Congress Community<br />

Genetics, past and future’, Dutch Association for Community Genetics, Universiteit Utrecht,<br />

8 november <strong>2001</strong>.<br />

Knottnerus, JA, Stand van wetenschap en individuele besluitvorming. <strong>Gezondheidsraad</strong>symposium<br />

over Publieksvoorlichting Genetica, Utrecht, 21 november <strong>2001</strong>.<br />

Knottnerus, JA, Advisering van de <strong>Gezondheidsraad</strong> inzake het onderzoek aan menselijke embryo’s.<br />

Jaarvergadering Vereniging Filosofie en Geneeskunde, Universiteit Utrecht, 15 december <strong>2001</strong>.<br />

Knottnerus, JA, Overige aktieve congresbijdragen: dagvoorzitter Jaarcongres Electronisch Medisch<br />

Dossier (EMD-congres) ‘Privacy, beveiliging en verantwoordelijkheid’, 5 oktober <strong>2001</strong>, Ede.<br />

163 Overige publicaties


Knottnerus, JA, Deelname forum symposium ‘De wetenschappelijke praktijk, van wetenschappelijk<br />

onderzoek naar toepasbare kennis, NHG, Utrecht, 1 februari <strong>2001</strong>.<br />

Knottnerus, JA, Deelname paneldiscussie Zorg en Onderzoek, Jaarvergadering Astmafonds, Amersfoort,<br />

6 december <strong>2001</strong>.<br />

Leeuwen, M van, Symposium Evidence assessment for improved health care. Stockholm, 17 mei<br />

<strong>2001</strong>. Voordracht: Networks in HTA.<br />

Passchier WF, Voorzorg is geen stilstand. Voordracht/Presentation: Den Haag: Bijeenkomst voorzorgbeginsel<br />

niet-ioniserende straling. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 21 februari<br />

<strong>2001</strong>.<br />

Passchier-Vermeer W, Passchier WF, Aircraft noise exposure and adverse effects. San Diego, CA:<br />

<strong>2001</strong>: An Airspace Odyssey. 16th Annual Airport Noise and 2nd Annual Air Quality Symposium.<br />

University of California at Berkeley., 28 februari <strong>2001</strong>.<br />

Passchier WF, Cleair Airports: Good for Health. San Diego, CA: <strong>2001</strong>: An Airspace Odyssey. 16th<br />

Annual Airport Noise and 2nd Annual Air Quality Symposium. University of California ate<br />

Berkeley.,28 februari <strong>2001</strong>.<br />

Passchier WF, ‘Onzekere risico’s’. Eindhoven: Zomercongres <strong>2001</strong> KNCV: Biotechnologie - (Expert)Visie<br />

& Debat, 30 augustus <strong>2001</strong>.<br />

Passchier WF, Risico, meer dan geluid alleen. Leuven: Opleiding Mens en Milieu. KU Leuven, 8<br />

december <strong>2001</strong>.<br />

Pijls LTJ, New Dutch dietary reference intakes for calcium, vitamin D, energy, proteins, fats, and digestible<br />

carbohydrates. Ann Nutr Metab <strong>2001</strong>; 45(Suppl 1): 587. 17th International Congress of Nutrition,<br />

27-31 augustus <strong>2001</strong> te Wenen.<br />

Velden GHM ten, Identification and early assessment of new and emerging health care technologies.<br />

International symposium Evidence and assessment for improved health care. Stockholm, 17 mei<br />

<strong>2001</strong>.<br />

Velden GHM ten, The European Information Network on New and Changing Health Technologies<br />

(EuroScan). Symposium ‘Evaluación de tecnologías sanitarias nuevas y emergentes’. Vitoria-Gasteiz<br />

/ Bilbao, 18-19 oktober <strong>2001</strong>.<br />

164 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Deel<br />

E<br />

Leden <strong>Gezondheidsraad</strong> en personeel<br />

165


166 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Deel<br />

E.1<br />

Leden van de <strong>Gezondheidsraad</strong><br />

op 31 december <strong>2001</strong><br />

Voorzitter en vice-voorzitters<br />

prof. dr JA Knottnerus, voorzitter<br />

prof. dr JGAJ Hautvast, vice-voorzitter<br />

Ereleden<br />

prof. dr L Ginjaar<br />

prof dr JJ Sixma<br />

Leden<br />

prof. dr WG van Aken<br />

prof. dr JN van den Anker<br />

mevrouw prof. dr ID de Beaufort<br />

dr RB Beems<br />

prof. dr ir JH van Bemmel<br />

mevrouw prof. dr JM Bensing<br />

prof. dr M van den Berg<br />

dr BJ Blaauboer<br />

dr JSM Boleij<br />

dr PJ Boogaard<br />

prof. dr LHDJ Booij<br />

prof. dr D Bootsma<br />

mevrouw prof. dr GAM van den Bos<br />

prof. dr WJHM van den Bosch<br />

prof. dr LM Bouter<br />

prof. dr DD Breimer<br />

prof. dr E Briët<br />

prof. dr W van den Brink<br />

prof. dr JJ Broerse<br />

mevrouw prof. dr CAFM Bruijnzeel-Koomen<br />

prof. dr ir B Brunekreef<br />

prof. dr ir G Brussaard<br />

prof. dr DP Bruynzeel<br />

prof. dr HR Büller<br />

prof. dr RCW Burgersdijk<br />

prof. dr CHCM Buys<br />

prof. dr AF Casparie<br />

dr KH Chadwick<br />

mevrouw dr GCML Christiaens<br />

prof. dr EHJHM Claassen<br />

prof. dr AF Cohen<br />

mevrouw dr JHJ Copius Peereboom-<br />

Stegeman<br />

prof. dr RA Coutinho<br />

prof. dr WAJ van Daal<br />

167 Leden van de <strong>Gezondheidsraad</strong> op 31 december <strong>2001</strong>


prof. dr ir H van Dam<br />

prof. dr JE Degener<br />

prof. dr J Desmyter<br />

mevrouw dr AM Dingemans-Dumas<br />

dr R Dobbelaer<br />

dr ir P Doelman<br />

mevrouw prof. dr E van Donk<br />

mevrouw drs HC Dreef-van der Meulen<br />

prof. dr AJ Dunning<br />

mr dr JCJ Dute<br />

prof. dr HJP Eijsackers<br />

prof. dr H van Engeland<br />

prof. dr DW Erkelens<br />

prof. dr WHO Ernst<br />

prof. dr LA van Es<br />

prof. dr VJ Feron<br />

mevrouw prof. dr MHW Frings-Dresen<br />

prof. dr BPR Gersons<br />

prof. dr JKM Gevers<br />

dr ir PH van der Giessen<br />

prof. dr J van Gijn<br />

prof. dr ir JJM de Goeij<br />

prof. dr RJA Goris<br />

prof. dr FWJ Gribnau<br />

prof. dr TED van der Grinten<br />

drs C van de Guchte<br />

dr R Guicherit<br />

mevrouw prof. dr LJ Gunning-Schepers<br />

prof. dr JDF Habbema<br />

mevrouw prof. dr JCJM de Haes<br />

prof. dr JGAJ Hautvast<br />

prof. dr HAMJ ten Have<br />

dr JM Havenaar<br />

dr ir DJJ Heederik<br />

prof. dr PT Henderson<br />

prof dr ir RJJ Hermus<br />

prof. dr PHJ Hoedemaeker<br />

mevrouw prof. dr JAA Hoogkamp-Korstanje<br />

prof. dr A Hofman<br />

prof. dr J Huisman<br />

prof. dr EH Huizing<br />

ir ChrJ Huyskens<br />

drs FrCA Jaspers<br />

dr G de Jong<br />

dr HFP Joosten<br />

mevrouw prof. mr WR Kastelein<br />

prof. dr MB Katan<br />

prof dr LP ten Kate<br />

prof dr HCG Kemper<br />

prof. dr JCS Kleinjans<br />

prof. dr F van Knapen<br />

prof. dr JA Knottnerus<br />

prof. dr RAP Koene<br />

mevrouw ir EJ Kok<br />

prof. dr ir FJ Kok<br />

drs FBJ Koops<br />

prof. dr G Kootstra<br />

dr O Korver<br />

dr CF van Kreijl<br />

prof. dr R Kroes<br />

prof. dr ir D Kromhout<br />

prof. dr ir JJW Lagendijk<br />

prof. dr H Lamberts<br />

dr P Leeuwangh<br />

mevrouw prof. dr ir FE van Leeuwen<br />

prof. mr J Legemaate<br />

prof. dr NJ Leschot<br />

prof. dr JC van der Leun<br />

prof. dr Sj van der Linden<br />

prof. dr D Lindhout<br />

prof. dr ir PHM Lohman<br />

prof. dr ir CJ Lucas<br />

prof. dr PJ van der Maas<br />

mevrouw prof. dr EMH Mathus-Vliegen<br />

prof. dr JWM van der Meer<br />

mevrouw dr RM Meertens<br />

prof. dr AE Meinders<br />

prof. dr FWHM Merkus<br />

mevrouw prof. dr B Meyboom-de Jong<br />

dr HME Miedema<br />

prof. dr GR Mohn<br />

prof. dr JC Molenaar<br />

168 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


mevrouw J Molier-Bloot, bedrijfsarts<br />

prof. dr GJ Mulder<br />

prof. dr HJ Neijens<br />

prof. dr MF Niermeijer<br />

mevrouw dr MJM Nivard<br />

prof. dr J van der Noordaa<br />

prof. dr J Noordhoek<br />

prof. dr D van Norren<br />

prof. dr WRF Notten<br />

prof. dr ADME Osterhaus<br />

mevrouw JL Paardekooper<br />

dr JM Pekelharing<br />

prof. dr ACB Peters<br />

dr AH Piersma<br />

YS Poortman<br />

prof. dr D Post<br />

prof. dr LBA van de Putte<br />

dr ir JMA van Raaij<br />

prof. dr JS Reinders<br />

prof. dr RS Reneman<br />

dr GC van Rhoon<br />

dr HPJ te Riele<br />

mevrouw prof. dr IMCM Rietjens<br />

prof. dr WH van Riemsdijk<br />

prof. dr HGM Rigter<br />

prof. dr ir FM Rombouts<br />

prof. dr HGM Rooijmans<br />

prof. drs EW Roscam Abbing<br />

mevrouw prof. dr HDC Roscam Abbing<br />

prof. dr EW Roubos<br />

prof. dr EJ Ruitenberg<br />

prof. dr FFH Rutten<br />

prof. dr ir WHM Saris<br />

prof. dr PJJ Sauer<br />

prof. dr HP Sauerwein<br />

prof. dr TJF Savelkou<br />

profdr ir G Schaafsma<br />

prof. dr R van Schilfgaarde<br />

prof. dr LM Schoonhoven<br />

dr JH Schornagel<br />

prof. dr EG Schouten<br />

prof. dr W Seinen<br />

dr AJBI Sips<br />

prof. dr JMA Sitsen<br />

prof. dr JJ Sixma<br />

prof. Dr W Slob<br />

prof. mr B Sluyters<br />

prof. dr ir T Smid<br />

prof. Dr PABM Smits<br />

dr GJA Speijers<br />

prof. dr AFH Stalenhoef<br />

mevrouw prof. dr WA van Staveren<br />

prof. dr WJ Stiekema<br />

mevrouw dr A Stijkel<br />

prof. dr NM van Straalen<br />

prof. dr HAJ Struijker Boudier<br />

prof. dr F Sturmans<br />

mr EPHR Sutorius<br />

dr GMH Swaen<br />

prof. dr JC Terlouw<br />

prof dr ir JM Thijssen<br />

prof. dr RW Trijsburg<br />

prof. dr CAF Tulleken<br />

prof. dr JP Vandenbroucke<br />

prof. dr ER te Velde<br />

prof. dr ALM Verbeek<br />

dr MM Verberk<br />

prof. dr HA Verbrugh<br />

mevrouw prof. dr SP Verloove-Vanhorick<br />

dr HG Verschuuren<br />

prof. dr W van Vierssen<br />

prof. dr HKA Visser<br />

mevrouw prof. dr M de Visser<br />

prof.dr WM de Vos<br />

mevrouw prof. dr EGE de Vries<br />

prof. dr PFGM van Waes<br />

prof. dr C van Weel<br />

DHJ van de Weerdt, arts<br />

prof. dr HJJ Wellens<br />

dr GMWR de Wert<br />

dr PJJM Weterings<br />

dr AAE Wibowo<br />

169 Leden van de <strong>Gezondheidsraad</strong> op 31 december <strong>2001</strong>


mevrouw ir A Wijbenga<br />

dr JH van Wijnen<br />

dr DL Willems<br />

F de Wit, arts<br />

prof. dr JW Wladimiroff<br />

prof. dr FA de Wolff<br />

dr RA Woutersen<br />

prof. dr FG Zitman<br />

prof. dr EJJ van Zoelen<br />

prof. dr ir AOM Zwamborn<br />

170 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>


Deel<br />

E.2<br />

Leiding en medewerkers van de<br />

<strong>Gezondheidsraad</strong> op 31 december <strong>2001</strong><br />

Voorzitter<br />

prof. dr JA Knottnerus (vanaf 01-09-<strong>2001</strong>)<br />

secretaresse: N Steenhuisen-Premchand<br />

Vice-voorzitters<br />

vacature<br />

prof. dr JGAJ Hautvast<br />

secretaresse: J Hoorens van de Bergde<br />

Vlieger<br />

Algemeen Secretaris<br />

dr M van Leeuwen<br />

secretaresse: MH Kouwenberg-Rietbroek<br />

Plaatsvervangend Algemeen Secretaris<br />

prof. dr WF Passchier<br />

secretaresse: MFC van Kan<br />

Wetenschappelijke staf<br />

dr PMM Beemsterboer<br />

dr MMHE van den Berg<br />

mr A Bood<br />

dr PA Bolhuis<br />

drs MA Bos<br />

ir W Bosman<br />

dr CA Bouwman<br />

dr ASAM van der Burght<br />

drs JW Dogger<br />

dr WJ Dondorp<br />

drs M Drijver<br />

dr YA van Duivenboden<br />

dr HFG van Dijk<br />

drs DChM Gersons-Wolfensberger<br />

MA Goppel<br />

dr K Groeneveld<br />

dr H Houweling<br />

drs AB Leussink<br />

mr dr CJ van der Klippe<br />

dr JND de Neeling<br />

dr ir LTJ Pijls<br />

dr E van Rongen<br />

dr CMA van Rossum<br />

dr JL Rijnkels<br />

dr ir M Rutgers<br />

drs EJ Schoten<br />

171 Leiding en medewerkers van de <strong>Gezondheidsraad</strong> op 31 december <strong>2001</strong>


drs J Sekhuis<br />

dr ir CJK Spaaij<br />

drs JTJ Stouten<br />

drs WA van Veen<br />

dr GHM ten Velden<br />

dr ir PW van Vliet<br />

dr JAG van de Wiel<br />

Hoofd informatievoorziening<br />

en ondersteuning<br />

drs JS van Egmond<br />

Informatisering<br />

F Cornelisse<br />

MFC van Kan<br />

Coördinerend bibliotheekmedewerker<br />

VHM Tap<br />

Bibliotheek en documentatie<br />

NJFP Allen-Simonis<br />

PF Gooskens<br />

A Miklikowski<br />

CSJ Scholte<br />

Dcumentair Informatiebeheer<br />

A Miklikowski<br />

Hoofd bedrijfsvoering<br />

JH Jansen<br />

Adviseur bedrijfsvoering<br />

en managementondersteuning<br />

H van Tol<br />

Coördinerend secretariaatsmedewerker<br />

MI Roskam<br />

Projectassistent<br />

A van der Klugt-Schipper<br />

C Nederpelt-Brussee<br />

N Steenhuisen-Premchand<br />

Secretaresses<br />

R Aksel-Gauri<br />

DAP van Bladel<br />

M Javanmardi<br />

WY Lee<br />

TME Smith-Mets<br />

CJM Vianello-Roodbol<br />

Comptabiliteit<br />

ThWC Maes<br />

Managementassistent<br />

JM Los-van Dintel<br />

Medewerker vormgeving<br />

AMC van Kan<br />

Reprografie<br />

J Krispijn<br />

RQM van Zeventer<br />

Telefooncentrale<br />

JWT Hoeberechts<br />

FJ Prins-van Alphen<br />

Ondernemingsraad<br />

drs MA Bos<br />

dr CA Bouwman, voorzitter<br />

drs DChM Gersons-Wolfensberger,<br />

vice-voorzitter<br />

MFC van Kan, secretaris<br />

dr ir LTJ Pijls<br />

172 <strong>Jaarverslag</strong> <strong>Gezondheidsraad</strong> <strong>2001</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!