zie bijlage - Productschap Margarine, Vetten en Oliën

Behoort bij punt 2 van de agenda van de
244 ste vergadering van het bestuur
d.d. 17 november 2011
Verslag
van de 243ste vergadering van het bestuur van het Productschap Margarine, Vetten en Oliën,
gehouden op 16 juni 2011 bij het productschap in Rijswijk
Aanwezig:
Ondernemersleden Werknemersleden
Oliefabrikage, olieraffinage, spijsolie- en hardingsindustrie
A.C. van der Klauw -
-
Margarine-industrie
Mw. I. Tiesinga
Industrie van dierlijke vetten
- E. Staal
Veevoeder-industrie
L. Vogel
Chemische Industrie
R. de Oude
Groothandel en tussenpersonen
Mw. E.J. Jaspers
Detailhandel
- R.C. Roelofse
Ministerie van LNV
G. Heijink
Ministerie van VWS
-
Sociaal-Economische Raad
A. van der Velden
Productschap MVO
W. Oosterhuis, voorzitter
F.A.G.M. Claassen, secretaris
T.C.M. Vrancken
1. Opening

Bericht van verhindering is ontvangen van de heer Macnack en zijn plaatsvervanger de heer
Kant, de heer Ten Kate en zijn plaatsvervanger de heer Borgesius, de heer Gijsen alsmede
van de heer Van der Veen, de heer Jansen en mevrouw Boot.
2. Verslag van de vorige vergadering
Er zijn geen inhoudelijke of redactionele opmerkingen. Het verslag wordt ongewijzigd
vastgesteld.
Naar aanleiding van het verslag informeert de heer Staal naar de stand van zaken inzake de
enquête over de sociaal-economische kerngetallen. De secretaris geeft aan dat twee
productschappen de enquête dit jaar herhalen. De andere schappen, inclusief MVO, zullen
dat volgend jaar doen.
3. Mededelingen en ingekomen stukken
De voorzitter meldt dat een bericht van overlijden is ontvangen van de heer Dirk de Bruijn die
van 1984 tot 1988 voorzitter is geweest van dit productschap. De heer De Bruijn is 2 juni jl.
overleden. MVO heeft namens bestuur en directie een condoleancebrief gestuurd aan de
familie van de heer De Bruijn.
4. Financiële aangelegenheden
Desgevraagd door de voorzitter geeft de heer Vrancken een toelichting op de jaarrekening.
Spreker meldt dat de inkomsten zo’n € 80.000 lager zijn uitgekomen, daartegenover stonden
echter ook lagere uitgaven. Deze kwamen zo’n € 113.000 lager uit.
Het totaal van de inkomsten is uitgekomen op € 2.234.799 hetgeen € 80.201 (3,5%) lager is
dan begroot. Bij de administratieve heffingen was in de begroting uitgegaan van iets hogere
invoervolumes. Uiteindelijk werden deze volumes niet gehaald en kwamen de inkomsten uit
administratieve heffing € 71.787 lager uit.
De totale lasten bedroegen € 2.245.936 en kwamen daarmee € 113.064 (4,8%) lager uit dan
begroot. Alle hoofdrubrieken bleven ruim binnen de begroting.
Het jaar 2010 is afgesloten met een nadelig resultaat van € 11.137. In de begroting was
rekening gehouden met een iets groter tekort, namelijk € 44.000. Het nadelig resultaat is ten
laste gebracht van de Algemene Reserve. Ultimo 2010 bedroeg deze reserve € 1.069.715.
Dit is iets hoger dan het doelvermogen van € 1 miljoen waarnaar wordt gestreefd.
De Balans per ultimo van het jaar laat eveneens geen grote verschuivingen zien. Er is in
2010 meer aan automatiseringsmiddelen afgeschreven dan er is geïnvesteerd. Deze
investeringen zijn doorgeschoven naar 2011 en momenteel worden de servers en het
netwerk grondig vernieuwd. Verder wijst de heer Vrancken op de getekende
controleverklaring van de onafhankelijke accountant die is bijgevoegd bij de stukken.
Aangezien de jaarrekening ook op internet wordt gezet, is in de jaarrekening zelf een niet-
getekende versie opgenomen.
De heer Staal informeert hoeveel procent de Algemene Reserve uitmaakt van de totale
lasten. Verder is er in de tekst een verwijzing naar de verkeerde pagina. Hij zal dit na afloop
van de vergadering kortsluiten met de secretaris. De heer Vrancken geeft aan dat de
Algemene Reserve iets minder dan 50% van de jaarlijkse lasten bedraagt.
2

De leden van het bestuur vinden de jaarrekening duidelijk en hebben geen verdere vragen.
De voorzitter stelt vast dat het bestuur zich kan vinden in de Jaarrekening 2010.
Vaststelling bedrag van de inkomsten en uitgaven 2010
Het Besluit rekening baten en lasten 2010 wordt zonder hoofdelijke stemming vastgesteld.
Het bestuur verleent daarmee décharge aan het dagelijks bestuur over het gevoerde
financieel beleid.
5. Ontwikkelingen in de MVO-sector
De secretaris geeft een toelichting op de Nederlandse handelscijfers over de eerste vier
maanden. Er zijn meer oliën- en vettenproducten ingevoerd dan in dezelfde periode van
2010, ondanks een duidelijke terugval bij de import van tropische oliën. Bij de export is
sprake van een lichte teruggang; deze is veroorzaakt door de gedaalde wederuitvoer van
oliezaden. De waarde van de goederenstromen is echter flink gestegen vanwege het
gemiddelde prijspeil dat dit jaar fors hoger ligt dan in 2010.
Het is echter nog te vroeg om conclusies te trekken maar een herstel is nog niet te merken in
deze cijfers.
De heer Van der Klauw geeft aan dat verplaatsing van productie de voornaamste reden is. Er
is een grote palmoliefabriek geopend in Duitsland. De totale productie en consumptie in
Europa is waarschijnlijk stabiel gebleven. Er is echter minder via Nederland gegaan.
6. PBO-aangelegenheden en Ondernemerspeiling MVO-sector
De voorzitter brengt in herinnering dat ingevolg de discussie in de Tweede Kamer de minister
van SZW heeft bepaald dat de voorgenomen draagvlakonderzoeken geen doorgang zullen
vinden omdat eerst moet worden bepaald welke activiteiten van de PBO beslist moeten
blijven bestaan en welke eventueel elders ondergebracht kunnen worden. Daarom had de
minister geen behoefte meer aan een peiling van de achterban.
De productschappen vonden dat echter een te snelle conclusie en alle productschappen, met
uitzondering van Productschap Zuivel, hebben ondertussen een eigen ondernemerspeiling
uitgevoerd.
De resultaten van de peiling in de MVO-sector zijn recent beschikbaar gekomen en deze zijn
wat het Productschap MVO betreft erg goed. Het gaat bij deze peiling weliswaar om een
beperkt aantal ondernemingen binnen de sector maar deze vertegenwoordigen meer dan
95% van de productie en handel. De resultaten zijn wat spreker betreft een compliment aan
de organisatie.
Mevrouw Tiesinga sluit zich graag aan bij de woorden van de voorzitter. De resultaten
stroken met haar eigen ervaringen en waarneming.
Ook de heer Staal uit zijn complimenten richting deze organisatie. De rapportage laat
inderdaad zeer goede scores zien, daar kun je mee naar buiten komen.
Voor de vakbonden is het jammer dat er toch richting Scholing en Arbeidsmarkt lagere cijfers
uitrollen. Dat is ook enigszins te begrijpen maar spreker doet toch een beroep op de
organisatie en de brancheorganisaties hier aan tafel om de positie en de rol van de
vakbonden goed uit te dragen en e.e.a. op de juiste wijze kenbaar te maken.
3

De PBO is paritair samengesteld uit werkgevers- en werknemersorganisaties. De vakbonden
zitten dus ook aan tafel voor andere zaken dan de directe arbeidgerelateerde activiteiten.
Spreker geeft daarbij nadrukkelijk aan geen tweede platform te willen zijn voor de cao. Hij is
het er volstrekt mee eens dat dat niet goed zou zijn maar als er zaken zijn die in
productschapsverband efficiënt gedaan kunnen voor de hele sector,dan moeten wij dat niet
nalaten. Maar dat moet dan wel goed uitgedragen worden.
De heer Vogel kan het pleidooi van vorige spreker begrijpen. Hij heeft vanuit de industrie de
indruk dat er op het gebied van scholing en arbeidsmarkt niet zoveel mogelijkheden zijn voor
dit productschap. Het is daarbij natuurlijk zonde als BV Nederland dubbele dingen gaat doen.
De voorzitter vindt dit een terechte opmerking. Je moet goed weten wat je mogelijkheden en
beperkingen zijn. Daarbij moet je heel goed feeling houden met wat brancheorganisaties al
doen en wat er binnen de bonden leeft, additioneel op wat er in de cao’s is geregeld.
Spreker heeft het idee dat de activiteiten zich steeds meer richten op de toekomstige
arbeidsvoorziening van de bedrijven in deze sector. De vraag daarbij is in hoeverre het
mogelijk is om gezamenlijk richting scholings- en opleidingsinstellingen activiteiten te
ontplooien die op langere termijn voor het bedrijfsleven van belang zijn en aldus op dit
moment een zinnige bijdrage te leveren.
Datgene wat zinnig is pakken we als MVO op. Datgene wat ligt op het bordje van iemand
anders laten we daar rusten. Tegen die achtergrond is het ook logisch dat er vanuit
ondernemerszijde verschillend gedacht wordt over dit soort activiteiten. Spreker staat volledig
achter de oproep van de heer Staal om dit op een goede wijze voor het voetlicht te brengen.
De heer Roelofse vindt de resultaten van de peiling bijzonder goed. Het is en blijft nuttig om
vanuit de vakbeweging steeds weer aandacht te vragen voor arbeid en scholing en zaken die
de vakbeweging zeer aan het hart liggen. Spreker proeft uit de peiling dat er natuurlijk nog
wat werk te verzetten is maar hij heeft de indruk dat het ook steeds beter gaat.
Het budget voor arbeidgerelateerde activiteiten is de afgelopen jaren fors toegenomen en de
ervaringen met de HRM-werkgroep zijn prima.
Tenslotte informeert de heer Staal hoe MVO de resultaten verder nog gaat communiceren.
De voorzitter geeft aan dat er straks na afloop van de vergadering een persbericht wordt
uitgebracht en verder zal ervoor worden gezorgd dat dit rapport bij de ondernemingen in de
sector en de aangesloten organisaties komt. Natuurlijk zullen ook kopieën worden gestuurd
naar de Commissie Jorritsma en naar de verschillende departementen.
Het concept-rapport zal door Bureau Bartels zo snel mogelijk definitief worden gemaakt en
het is de bedoeling dat volgende week alle bedrijven in de MVO-sector dan een kopie hiervan
krijgen toegestuurd.
De voorzitter vervolgt de discussie over de PBO en het onderzoek naar de activiteiten dat
loopt in opdracht van SZW.
Enkele organisaties hebben gemeend van hun kant een visie op de PBO naar voren te willen
brengen om daarmee ook duidelijk te maken hoe zij de toekomst van de PBO zien.
Bij de agenda zaten de visie van de Raad van Centrale Ondernemersorganisaties RCO en
de visie van de Stichting van de Arbeid.
4

Spreker geeft aan dat beide documenten een sfeer ademen van: er moet hier en daar iets
bijgesteld worden in de richting van modernisering van de schappen maar het zijn op zich
nuttige organisaties die zouden moeten blijven bestaan. Met name als het gaat om
elementen als voedselveiligheid, gezondheid, duurzaamheid en innovatie hebben die
organisaties, in die sectoren waarin het bedrijfsleven dit zelf wil, een duidelijke taak en een
missie.
De heer Staal is verheugd dat deze organisaties een positief rapport over de PBO hebben
uitgebracht. Uit het RCO-rapport is goed en duidelijk leesbaar dat dit ondernemers zijn die de
punten op het gebied van arbeid minder belangrijk vinden. In het vorige agendapunt heeft hij
al duidelijk willen maken dat deze activiteiten aanvullend zijn waar bovendien efficiënt mee
wordt omgegaan. Verder is er het punt van de paritaire verdeling. Van de zijde van de
vakbonden is sedert de oprichting van de PBO herhaaldelijk aangegeven pariteit belangrijk te
vinden. De vakbonden vonden dat destijds maar ook nu een goed beleid.
Mevrouw Tiesinga heeft geen probleem met het behouden van de pariteit. Zij wil wel
benadrukken dat op het gebied van de factor arbeid doublures moeten worden voorkomen.
De heer Roelofse geeft aan dat de vakbonden zelf ook kritisch kijken naar de schappen. De
grootste werknemersorganisatie is niet aanwezig. Het is ook voor de vakbonden belangrijk
dat het draagvlak wordt bepaald door het feit dat we iets kunnen betekenen voor de sector en
de werknemers die in deze sector werkzaam zijn.
De voorzitter vindt het een kwestie van ontwikkeling zoals die heeft plaatsgehad. De
oorspronkelijke bedoeling van de PBO was om vakbonden medeverantwoordelijkheid te
geven voor het reilen en zeilen van een sector als zodanig en niet zozeer om
arbeidgerelateerde activiteiten in directe zin te ontplooien.
Voor de bonden die medeverantwoordelijkheid dragen in de productschappen moet het gaan
om het belang van de sector gerelateerd aan het algemeen belang daarbij in gedachten
houdend dat het belang van de sector in algemene zin ook het belang van de werknemers is.
De heren Staal en Roelofse benadrukken dat zij het ook op deze wijze zien.
De voorzitter stelt vast dat het bestuur met genoegen kennisneemt van de positieve insteek
van eerdergenoemde organisaties. Hopelijk hebben zij een positieve bijdrage aan de politieke
besluitvorming.
7. Actuele items
De voorzitter wijst op de uitgebreide toelichtingen die er ten aanzien van de verschillende
aandachtsgebieden zijn gemaakt. Deze geven op zich een helder beeld welke zaken er
spelen. Mocht daar aanleiding voor zijn dan kunnen er ook buiten de vergadering om altijd
extra toelichtingen worden gevraagd. De voorzitter vraagt de secretaris om kort de dingen te
noemen die specifiek aandacht vragen.
De secretaris geeft aan dat de Europese verordening etikettering en
voedingswaardedeclaratie zich op dit moment in een cruciale laatste fase bevindt. Het gaat
om de wens van het Europees Parlement om de benoeming van plantaardige oliën op het
etiket af te schaffen en in plaats daarvan de gebruikte oliesoorten te benoemen. Samen met
5

VWS en de industrie wordt gekeken naar een werkbare uitwerking. De samenwerking met de
Nederlandse overheid is prima maar wij zijn slechts een radertje in het geheel.
Verder geeft hij aan dat van 18 tot 21 september 2011 in de Doelen in Rotterdam het 9 th Euro
Fed Lipid Congress zal worden gehouden. Het congres heeft als titel “Oils, fats and lipids for
a healthier and sustainable World”. Het is de eerste keer dat dit Europese congres over de
wetenschap en de technologie van oliën en vetten in Nederland wordt gehouden. Het
congres trekt jaarlijks zo’n 600 technologen en wetenschappers uit geheel Europa en
daarbuiten. MVO is actief betrokken bij de voorbereidingen van dit congres. MVO zal in de
vorm van promotiemateriaal en een rondvaart door de Rotterdamse haven de positie en rol
van de Nederlandse MVO-sector onder de aandacht brengen.
Op het gebied van Duurzame ontwikkeling meldt spreker dat de eerste RTRS-soja door de
Nederlandse industrie is gekocht, zo’n 85.000 ton. RTRS-soja wordt momenteel
gecertificeerd en de RTRS is door de Europese Commissie als systeem erkend. Dat betekent
dat RTRS-soja als duurzame olie mag worden meegeteld in de RED.
MVO is bezig om een soja-factsheet te maken en deze zal deze maand worden
gepubliceerd.
Ten aanzien van palmolie wordt er gewerkt aan verschillende actieplannen in het kader van
de Task Force Duurzame Palmolie. Daarnaast werken MVO en IDH samen aan een
actieplan voor palmolie.
De heer Heijnk geeft aan bezig te zijn met het opzetten van een agenda voor een
landbouwwerkgroep Nederland-Indonesië die gepland is voor september. Een belangrijk
onderwerp zal palmolie zijn. De MVO-bedrijven zullen daarvoor t.z.t. worden uitgenodigd.
MVO heeft van de Nederlandse overheid ondersteuning gekregen om routekaarten uit te
zetten. Routekaarten gaan in op innovaties die voor onze sectoren in de toekomst relevant
zouden kunnen zijn en die leiden tot nieuwe processen en producten die minder energie en
grondstoffen vergen en die gebruik maken van hernieuwbare grondstoffen. Inmiddels zijn
drie werkgroepen bijna klaar met het bepalen van de richting. De drie werkgroepen zijn:
- Werkgroep Innovatieve scheidingstechnologieën
- Werkgroep Biobased Economy
- Werkgroep Procesbeheeersing
Deze werkgroepen moeten voor het einde van het jaar met hun resultaten komen.
De secretaris geeft verder aan dat MVO wil komen tot een sectorbrede campagne voor de
inzameling van gebruikte frituurvetten. Door dit gezamenlijk op te pakken laten we zien dat
we als sector onze brede maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen en wordt tevens het
volume van de te verwerken vetten vergroot. Tegelijkertijd wordt het maatschappelijke doel
gediend om reststromen te hergebruiken en de brandstofvoorziening te vergroenen. Tot slot
worden concrete besparingen gerealiseerd bij rioolbeheerders die jaarlijks veel kosten maken
vanwege verstoppingen door vetten in het riool.
EL&I is voorstander van een sectorale aanpak zoals door MVO gepresenteerd en heeft een
principe-toezegging gedaan voor het verlenen van een subsidie van € 80.000.
De komende weken/maanden zal MVO in nauw overleg met de betrokken bedrijven en de
overheid de start van twee pilots ter hand nemen.
6

Tenslotte geeft de secretaris aan dat er op het gebied van arbeid en scholing twee projecten
zijn gestart. In het project scholingsconsulent wordt gestreefd naar het tot stand brengen van
meerjarige verbindingen tussen MVO-bedrijven en ROC’s. Gekozen is voor de regio
Rotterdam Rijnmond. Een aantal bedrijven zijn bijelkaar gekomen en hebben een plan
opgesteld. Het is wel duidelijk dat er meer bedrijven bij moeten komen omdat
verhoudingsgewijs het aantal procesoperators en onderhoudsmonteurs te gering is.
De heer De Oude doet de suggestie om contact op te nemen met Deltalinqs daar zijn alle
chemische bedrijven vertegenwoordigd en deze zijn ook met diverse projecten bezig.
De heer Roelofse wil graag betrokken worden bij dit proces omdat hij de ROC’s goed kent.
Spreker wil tussentijds meedenken en via de mail meepraten.
De heer Van der Klauw kan zich voorstellen dat ROC’s terughoudend zijn om met de
sectoren aan tafel te zitten. Bedrijven daarentegen kunnen rechtstreekse commitments
afgeven en daarom is het voor bedrijven gemakkelijker om deze ROC’s te benaderen.
De secretaris gelooft in een regionale aanpak. Blijkbaar is er wel een markt als er meer
bedrijven uit onze eigen sector bij betrokken zijn.
Verder noemt de secretaris het project GRIP op de arbeidsmarkt. Dit project heeft ten doel
het stimuleren van MVO-bedrijven om hun personeelsvoorziening op lange termijn structureel
te laten doorlichten. De heer Van der Klauw merkt op dat wat hem betreft leeftijdsbewust
personeelsbeleid hier een onderdeel van zou moeten uitmaken. Andere elementen daarin
zijn het aantrekken van nieuwe mensen en het langer aan het werk houden van bestaande
medewerkers. De secretaris geeft aan dat dit in de HRM-werkgroep zal worden besproken.
Deze werkgroep geeft in ieder geval stevig aan wat zij willen, dat is positief. Spreker is ervan
overtuigd dat niet alleen de activiteiten in aantal toenemen maar ook de kwaliteit.
8. Besluit MVO heroverweging Verordening 2011
De heer Vrancken geeft aan dat iedere vier jaar moet worden gekeken of een verordening
nog bestaansrecht heeft. De MVO-verordening 2002, Eetbare oliën en vetten is thans aan de
beurt. Deze verordening regelt ondermeer de regels met betrekking tot productbenamingen.
Het MVO-secretariaat stelt voor deze verordening te laten bestaan omdat er nog steeds
vanuit de industrie behoefte hieraan is.
Mevrouw Tiesinga onderschrijft deze mening. Er wordt in deze verordening vastgesteld wat
eetbare oliën en vetten zijn met definities van spijsolie en kwaliteitseisen ten aanzien van
olijfolie. Voor de margarinefabrikanten is het belangrijkste onderdeel van de verordening de
definitie van olie en vetten. Olie is vloeibaar bij 20 graden en vetten zijn vast bij 20 graden.
Dat is iets wat nergens anders is vastgelegd en dat willen de fabrikanten graag handhaven.
De heer Staal merkt op dat in het bijbehorende besluit Den Haag wordt genoemd in plaats
van Rijswijk.
De voorzitter constateert dat er geen administratieve lasten met deze verordening zijn
gemoeid. Het bestuur gaat akkoord om deze verordening te handhaven.
9. Rondvraag
De heer Staal wijst erop dat, conform de afspraken in de Code Goed Bestuur, sommige
productschappen bij de opening van een bestuursvergadering vragen een rechtstreeks
belang bij een bepaald agendapunt te melden. Dat doen zij door middel van een
standaardtekst op de agenda. Spreker stelt voor dit ook bij MVO te gaan doen.
De voorzitter geeft aan dit voorstel over te nemen.
7

10. Vaststelling volgende vergadering en sluiting
De volgende vergadering zal worden gehouden op donderdag 17 november 2011 bij het
productschap.
De voorzitter dankt iedereen voor de positieve deelname en sluit de vergadering.
Rijswijk, 10 november 2011
-0-0-0-0-0-
8