30.08.2013 Views

Verslag Expertmeeting Harmonisatie - Nederlands Jeugdinstituut

Verslag Expertmeeting Harmonisatie - Nederlands Jeugdinstituut

Verslag Expertmeeting Harmonisatie - Nederlands Jeugdinstituut

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Nederlands</strong> <strong>Jeugdinstituut</strong> / NJi<br />

Utrecht, september 2007<br />

Auteurs<br />

Carolien Gelauff-Hanzon<br />

e-mail: c.gelauff-hanzon@nji.nl<br />

Liesbeth Schreuder<br />

e-mail : l.schreuder@nji.nl<br />

<strong>Nederlands</strong> Jeugsinstituut / NJi<br />

Catharijnesingel 47<br />

Postbus 19221<br />

3501 DE Utrecht<br />

Telefoon (030) 230 63 44<br />

Fax (030) 230 63 12<br />

Website www.nji.nl<br />

Infolijn (030) 230 65 64, e-mail infojeugd@nji.nl<br />

<strong>Verslag</strong> <strong>Expertmeeting</strong><br />

<strong>Harmonisatie</strong><br />

5 juli 2007


Inleiding<br />

Op 5 juli 2007 heeft een expertmeeting plaatsgevonden over de plannen van het kabinet om<br />

kinderopvang, peuterspeelzalen en voor- en vroegschoolse educatie te harmoniseren. De<br />

expertmeeting werd georganiseerd door het <strong>Nederlands</strong> <strong>Jeugdinstituut</strong> / NJi in samenwerking met de<br />

Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling van Amsterdam. Dick Jansen, voorzitter van de stedelijke<br />

stuurgroep VVE trad als gastheer op in het stadsdeel Westerpark. De genodigden waren<br />

vertegenwoordigers van kinderopvang, peuterspeelzalen, VVE, onderwijs, ministeries, gemeenten,<br />

branches, wetenschap en ondersteunende instellingen (deelnemerslijst zie bijlage).<br />

Het doel van de bijeenkomst was om kansen en knelpunten van de kabinetsplannen te benoemen en<br />

aanbevelingen te formuleren voor het landelijke beleid. Het verslag met de aanbevelingen wordt onder<br />

de aandacht gebracht van de staatssecretaris van het primair onderwijs, mevrouw Dijksma, de<br />

minister van Jeugd en Gezin, de heer Rouvoet, en de Tweede Kamercommissies van Onderwijs,<br />

Cultuur en Wetenschap en die van Jeugd en Gezin.<br />

Regeringsplannen voor harmonisatie<br />

In het regeerakkoord staat:<br />

‘Samen leven begint met samen spelen. De regelgeving ten aanzien van kinderopvang,<br />

peuterspeelzalen en voor- en vroegschoolse educatie, waaronder de financiële<br />

tegemoetkoming aan ouders, wordt geharmoniseerd. Belangrijkste oogmerken zijn het<br />

tegengaan van segregatie in de kinderopvang/peuterspeelzalen, het verhogen van de<br />

kwaliteit en het verbeteren van de aansluiting op het eerste jaar van de basisschool. Scholen<br />

behouden de mogelijkheid een 0-groep aan te bieden. Op deze manier ontstaat een sluitend<br />

systeem van voorzieningen waarbinnen taalachterstanden bij kinderen vroegtijdig kunnen<br />

worden onderkend en aangepakt.’<br />

In het beleidsprogramma Kabinet Balkenende IV staat actiepunt 39: Het realiseren van een sluitend<br />

systeem voor kinderopvang voor 0-4 jarigen:<br />

Toelichting<br />

Er moet een betere afstemming komen tussen de nu bestaande voorzieningen van<br />

kinderopvang, peuterspeelzalen en voorschoolse educatie. Om dit te bereiken zijn de<br />

volgende maatregelen in voorbereiding:<br />

• De kinderdagverblijven en peuterspeelzalen harmoniseren. Natuurlijk blijft er wel<br />

ruimte voor diversiteit;<br />

• Kinderen bij wie op driejarige leeftijd een taalachterstand wordt vastgesteld, kunnen<br />

in deze voorzieningen deelnemen aan VVE-programma’s. Het kabinet wil alle<br />

kinderen die tot de doelgroep behoren bereiken, te beginnen in de probleemwijken in<br />

de vier grote steden. Op dit moment wordt 50% van de doelgroep bereikt met<br />

voorschoolse educatie en 70% van de doelgroep met vroegschoolse educatie.<br />

O=


Dialoog<br />

In gesprekken met verschillende betrokkenen heeft het kabinet een groeiende behoefte<br />

geconstateerd aan betaalbare en kwalitatief goede voorzieningen waar kinderen niet alleen<br />

worden opgevangen, maar waar ook hun ontwikkeling wordt gestimuleerd. Op dit moment<br />

worden deze diensten gescheiden aangeboden in kinderdagverblijven en peuterspeelzalen.<br />

Daar moet verandering in komen. Ouders willen hun kinderen ‘met een gerust hart’<br />

toevertrouwen aan deze voorzieningen. Stimulering van taalontwikkeling is hierbij van<br />

groot belang. Vooral voor kinderen die thuis (nog) onvoldoende <strong>Nederlands</strong> aangeboden<br />

krijgen. Hoe eerder daarmee wordt begonnen, hoe beter het is. Het draagt bij aan een betere<br />

ontwikkeling op school en uiteindelijk een betere arbeidsmarktpositie. Investeren in voor- en<br />

vroegschoolse educatie is noodzakelijk om onderwijsachterstanden te voorkomen en te<br />

bestrijden.<br />

Centrale vragen in de discussie<br />

De plannen van het kabinet zijn ingrijpend en roepen vragen op. Centrale vragen voor deze<br />

expertmeeting zijn:<br />

1. Welke veranderingen brengen de plannen met zich mee voor kinderopvangondernemingen en<br />

peuterspeelzalen? Hoe zou een nieuw kindercentrum en de samenwerking tussen<br />

kinderopvang en peuterspeelzalen er uit moeten zien?<br />

2. Wat betekenen deze plannen voor het lokale jeugdbeleid en de samenwerking tussen de<br />

verschillende voorzieningen binnen gemeenten?<br />

3. Wat zijn de consequenties en mogelijkheden van de nieuwe wet voor het VVE-beleid?<br />

4. Hoe kan harmonisatie effectief worden ingezet om segregatie, het gescheiden opgroeien van<br />

kinderen, tegen te gaan?<br />

Opzet van de expertmeeting<br />

De bijeenkomst begint met een woord van welkom van Kees Bakker, Voorzitter van de Raad van<br />

Bestuur van het NJi en voorzitter van deze bijeenkomst. Hij licht het programma van de middag toe.<br />

Het eerste onderdeel bestaat uit drie inleidingen die de plannen elk vanuit een andere invalshoek<br />

belichten. Vervolgens worden de aanwezigen uitgenodigd zich over drie groepen te verdelen om de<br />

bovenstaande vragen te behandelen. In elke groep is een inventarisatie gemaakt van en een discussie<br />

gevoerd over de kansen en bedreigingen die men voorziet. De belangrijkste punten zijn vervolgens<br />

verzameld en als aanbevelingen geformuleerd.<br />

Korte weergave van de drie inleidingen<br />

1. Inleiding van Dick Jansen over harmonisatie en VVE<br />

Dick Jansen is voorzitter van de stedelijke stuurgroep Voorschool in Amsterdam, tevens wethouder<br />

welzijn en onderwijs in stadsdeel Westerpark. Hij bekijkt de harmonisatieplannen vanuit de<br />

invalshoek voor- en vroegschoolse educatie. Hij is geen voorstander van de keuze van het kabinet om<br />

te komen tot brede kindercentra 0-4 jaar, los van de scholen, waar de huidige peuterspeelzalen en dus<br />

ook de voorschoolpeuterspeelzalen in opgaan. De reden voor de landelijke politiek om hiertoe over te<br />

gaan, is volgens Jansen de segregatie van ‘witte’ kinderen van tweeverdieners in de kinderopvang en<br />

P=


‘zwarte’ kinderen van laagopgeleide ouders in de VVE-peuterspeelzalen. De segregatie in de<br />

samenleving wordt zo maximaal zichtbaar. De remedie vanuit de landelijke politiek is simpel: voeg die<br />

twee samen en het leed is geleden. We krijgen dan integrale kindercentra. Ouders die niet (beide)<br />

werken krijgen ook een tegemoetkoming in de kosten, vooral in de hoop daarmee laagopgeleide ouders<br />

te verleiden hun kind naar het kindercentrum te laten gaan, waar VVE wordt aangeboden. Jansen<br />

beargumenteert waarom dit idee voor het VVE-beleid in Amsterdam niet werkt. Inmiddels biedt de<br />

helft van de Amsterdamse stadsdelen VVE gratis aan. De ouderbijdrage is geschrapt. Als ouders in de<br />

nieuwe opzet weer moeten gaan betalen, leidt dit tot forse vraaguitval. Of de integratie van de<br />

voorzieningen de segregatie zal tegengaan betwijfelt Dick Jansen ten zeerste. Het onderwijs is ook voor<br />

iedereen, de integraliteit is formeel gegarandeerd, maar dat neemt niet weg dat er sprake is van forse<br />

segregatie in het primair onderwijs.<br />

Dick Jansen pleit voor een leerrecht voor alle kinderen vanaf 2,5 jaar. Andere landen, zoals Frankrijk<br />

gaan ons daarin al jaren voor. De school is dan de grote regelaar: de school bepaalt het dagritme van<br />

de kinderen en de gezinnen. Alle andere voorzieningen moeten aan de school gekoppeld worden. Hou<br />

de voorschool op de school, breidt het onderwijs vanaf 2,5 jaar uit, maak dat vier dagdelen per week<br />

gratis. De huidige kinderopvang blijft bestaan voor kinderen van 0 tot en met 2,5 jaar.<br />

2. Interview over het wetsvoorstel met Elke Jacobs, inhoudelijk medewerker van Mariëtte Hamer,<br />

kamerlid van de PvdA<br />

Elke Jacobs vervangt Mariëtte Hamer die helaas niet aanwezig kan zijn. Zij is nauw betrokken geweest<br />

bij de opstelling van de initiatiefwet en heeft mede alle besprekingen met het werkveld en deskundigen<br />

hierover gevoerd. Zij hoopt dat het oorspronkelijke wetsvoorstel door staatsecretaris Dijksma wordt<br />

overgenomen in het kader van de harmonisatie. Zo niet, dan verwacht zij dat Mariëtte Hamer haar<br />

initiatiefwet alsnog in de Tweede Kamer zal agenderen. Elke Jacobs geeft aan dat de harmonisatie een<br />

stelselwijziging voor peuterspeelzalen zal betekenen. Van een gesubsidieerde voorziening worden zij<br />

een onderneming die geheel wordt gefinancierd uit de ouderbijdragen. Hiervoor is gekozen om<br />

kinderdagverblijven, die deze omslag enkele jaren geleden gemaakt hebben niet opnieuw met een<br />

stelselwijziging op te zadelen. Het grote voordeel van het wetsvoorstel is dat alle kindercentra<br />

gelijkelijk toegankelijk worden voor alle kinderen. Iedere ouder heeft gelijke rechten op een<br />

basispakket aan kinderopvang, of zij de opvang nu nodig hebben voor hun werk of omdat zij het goed<br />

vinden voor hun kind om enkele dagdelen per week naar een kindercentrum te gaan. Kinderen van<br />

werkende en niet werkende ouders gaan samen naar de nieuwe kinderopvang, in plaats van naar<br />

gescheiden voorzieningen.<br />

3. Inleiding van Marie-Louise van Mourik over harmonisatie en de kinderopvang<br />

Marie-Louise van Mourik is directeur van de Stichting Kinderopvang Alphen aan den Rijn, waar<br />

wekelijks 3000 kinderen worden opgevangen in kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang en<br />

gastouderopvang. Binnenkort zijn ook (VVE)peuterspeelzalen onderdeel van de stichting.<br />

Kinderdagverblijven en peuterspeelzalen moeten streven naar kindercentra als pedagogische<br />

basisvoorzieningen met een gedifferentieerd kindgericht aanbod. Zo kunnen wij werken aan<br />

verbetering van de zorg en opvoeding in verschillende programma’s voor de kinderen. Zo’n<br />

kindercentrum moet niet focussen op taalontwikkeling, maar op brede sociaal-emotionele en<br />

Q=


cognitieve ontwikkeling van jonge kinderen. Het zijn geen onderwijsinstituten maar kindercentra waar<br />

kinderen zich spelenderwijs ontwikkelen. Die pedagogische basisvoorzieningen hebben –evenals<br />

onderwijs – een breed gedragen definiëring nodig van hun opdracht. Samen met een groep directeuren<br />

in het land zijn we hiermee bezig. Bij een school heeft iedereen een beeld, dat moet ook het geval<br />

worden bij de kindercentra voor 0 tot 4- jarigen. We kunnen hierbij aansluiten bij de vier<br />

opvoedingsdoelen van Riksen Walraven uit de Wet Kinderopvang. We werken samen met het<br />

Landelijk Pedagogenplatform Kinderopvang dat een curriculum ontwikkelt.<br />

Er is één belangrijk aandachtspunt en dan spreek ik uit praktijkervaring: de harmonisatie kan de<br />

nieuwe kindercentra op afstand van het gemeentelijk jeugdbeleid zetten. Gemeenten nemen afstand<br />

als ze geen subsidierelatie hebben. De overheid zou deelname van de nieuwe kindercentra in het<br />

gemeentelijk jeugdbeleid verplicht moeten stellen.<br />

Kansen en bedreigingen<br />

De discussies in de drie werkgroepen leveren drie lijsten van kansen en bedreigingen op die voor een<br />

groot deel overlappen. Wij geven daarom een geïntegreerd overzicht.<br />

Kansen<br />

• Aandacht voor ontwikkeling van kinderen<br />

• Eén landelijk kader qua regelgeving<br />

• Duidelijkheid en efficiëntie<br />

• Minder segregatie en betere toegang tot VVE<br />

• Deelname aan zorgstructuur<br />

• Sterke kanten gecombineerd<br />

• Samenwerking met de basisschool<br />

• Steun in de rug voor peuterspeelzalen<br />

Aandacht voor ontwikkeling van kinderen<br />

Als belangrijkste kans wordt gezien dat er nu meer aandacht komt voor de ontwikkeling van jonge<br />

kinderen. De harmonisatie maakt het mogelijk het kind en zijn ontwikkelingsbehoeften in het<br />

kindercentrum centraal te stellen. Dit is een stimulans om pedagogisch-didactische methoden op<br />

elkaar af te stemmen en te verbeteren. Een pleidooi voor een landelijk pedagogisch-didactisch kader of<br />

(raam)curriculum voor 0 tot 4-jarigen wordt breed onderschreven door de deelnemers.<br />

Eén landelijk kader qua regelgeving<br />

De basiskwaliteit van de nieuwe voorziening wordt op landelijk niveau gewaarborgd in de regelgeving.<br />

Het is gunstig dat het kabinet een groot bedrag beschikbaar stelt voor de harmonisatie. Dat bedrag kan<br />

worden ingezet om de samenwerking en integratie tot een nieuwe voorziening te stimuleren. De<br />

harmonisatie kan een stimulans betekenen voor de ontwikkeling van kindercentra op het platteland,<br />

waar voor twee aparte voorzieningen vaak onvoldoende emplooi is.<br />

R=


Duidelijkheid en efficiëntie<br />

Eén soort voorziening voor alle kinderen is helder voor ouders. Het bereik van de doelgroep zou<br />

kunnen toenemen omdat de voorziening bekender wordt voor ouders. Ook leidt harmonisatie tot<br />

vereenvoudiging op het terrein van arbeidsvoorwaarden en inspectie.<br />

Minder segregatie en betere toegang tot VVE<br />

De harmonisatie leidt ertoe dat kinderen gelijke ontwikkelingskansen krijgen. De huidige regelgeving<br />

stimuleert dat kinderen met achterstanden vooral op peuterspeelzalen terecht komen en kinderen van<br />

werkende ouders in kinderdagverblijven. Na harmonisatie is er sprake van één soort voorziening. VVE<br />

wordt toegankelijk voor alle kinderen die het nodig hebben. Bovendien kunnen kinderen jonger dan<br />

twee jaar al terecht in de kindercentra, waardoor je ontwikkelingsachterstanden eerder kunt<br />

voorkomen of aanpakken.<br />

Deelname aan zorgstructuur<br />

Na het opheffen van de versnippering van voorzieningen, is de kans groter dat het nieuwe<br />

kindercentrum makkelijker een zorgstructuur om zich heen kan organiseren zoals de Zorgadviesteams<br />

in het onderwijs. Het nieuwe kindercentrum kan deelnemen aan het nieuwe Centrum voor Jeugd en<br />

Gezin. Vroegtijdige signalering van risico’s en problemen kan beter uitgevoerd worden.<br />

Sterke kanten gecombineerd<br />

<strong>Harmonisatie</strong> biedt de kans de sterke kanten van peuterspeelzaalwerk, waaronder<br />

ontwikkelingsstimulering en die van de kinderopvang, waaronder de opvang op maat, samen te<br />

brengen.<br />

Samenwerking met de basisschool<br />

De harmonisatie kan een impuls zijn voor bredeschoolontwikkeling. Een voordeel is dat het nieuwe<br />

kindercentrum een duidelijke partner is voor de basisschool. In peuterspeelzalen is samenwerking,<br />

overdracht en het ontwikkelen van een doorgaande lijn met de basisschool al meer gebruikelijk dan in<br />

kinderdagverblijven. Sommigen pleiten voor het vestigen van centra voor 0-12 jaar, zodat de<br />

doorgaande ontwikkelingslijn voor 0-12-jarigen beter gewaarborgd wordt. Anderen vinden een aparte<br />

sector voor 0-4 jaar (of 0-6 jaar) een betere invalshoek, omdat de nadruk bij jonge kinderen anders te<br />

veel op formeel leren kan komen te liggen.<br />

Steun in de rug voor peuterspeelzalen<br />

Veel peuterspeelzalen worden in hun bestaan bedreigd vanwege vermindering van gemeentelijke<br />

subsidies. Een voordeel van de harmonisatie voor de peuterspeelzalen is dat zij in de nieuwe situatie<br />

een landelijk wettelijk kader hebben, wat de kwaliteit en de toegankelijkheid van de peuterspeelzalen<br />

ten goede komt. De peuterspeelzaal zal voor ouders goedkoper worden, vanwege het basisaanbod van<br />

16 uur per week dat voor alle ouders geldt.<br />

S=


Bedreigingen<br />

• Prijsverhoging<br />

• Nieuwe drempels voor laagopgeleiden<br />

• Minder invloed van gemeenten<br />

• Minder betrokkenheid bij gemeentelijk jeugdbeleid<br />

• Verschillende systemen voor onderwijs (publiek) en kindercentra (privaat)<br />

• Ouderparticipatie onder druk<br />

• Weerstanden werken vertraging in de hand<br />

• Alles over één kam geschoren<br />

Prijsverhoging<br />

De kinderopvang krijgt naast de opvangfunctie een pedagogisch-didactische taak. Dit betekent dat<br />

leidsters bijgeschoold en de opleidingen aangepast moeten worden. Sommigen voorzien dat meer<br />

HBO-personeel nodig zal zijn. Hogere opleidingen betekenen hogere salarissen en dus hogere<br />

uurprijzen.<br />

Nieuwe drempels voor laagopgeleiden<br />

Het toeslagensysteem maakt de voorziening ontoegankelijk voor laagopgeleiden. Als peuterspeelzalen<br />

en voorscholen private ondernemingen worden, moeten ouders in eerste instantie de rekening betalen<br />

en vervolgens een toeslag aanvragen bij de belastingdienst. Dit geeft veel administratieve rompslomp<br />

voor ouders en wellicht angst dat zij onvoldoende geld zullen terugkrijgen. De ervaring met dezelfde<br />

omslag die de kinderopvang heeft doorgemaakt, leert dat ouders hierdoor afhaken.<br />

De grote steden, zoals Amsterdam hebben in de achterliggende tijd veel geïnvesteerd om<br />

doelgroepkinderen te werven. In Amsterdam is deelname aan VVE in een aantal stadsdelen gratis,<br />

omdat de financiële drempel te hoog was voor veel ouders. Men vindt in de grote steden dat de<br />

invoering van dit toeslagensysteem alle inspanningen tot dusver te niet doet.<br />

Minder invloed van gemeenten op VVE-beleid<br />

Hoe gaat de gemeente de nieuwe kindercentra verleiden om te investeren in VVE en<br />

doelgroepkinderen te werven? De VVE-subsidie werd voorheen door gemeenten toegewezen aan<br />

basisscholen en peuterspeelzalen die samenwerkten in een VVE-traject. Sinds 2006 ontvangen de<br />

schoolbesturen rechtstreeks van het rijk hun VVE-middelen als onderdeel van een lumpsumbedrag. De<br />

gemeenten hebben nog wel zeggenschap over de VVE-subsidie voor peuterspeelzalen (en<br />

kinderopvang). Deze tweedeling (‘de knip’ genoemd) wordt als nadelig ervaren voor de uitvoering van<br />

een doorlopend VVE-traject. Schoolbesturen draaien VVE-uitvoering soms terug, omdat zij andere<br />

zaken prioriteit geven. Gemeenten hebben minder mogelijkheden voor hun regierol. Als<br />

peuterspeelzalen nu door de harmonisatie private ondernemingen worden, wordt de greep van de<br />

gemeente op het VVE-beleid verder verzwakt.<br />

T=


Minder betrokkenheid bij het gemeentelijke jeugdbeleid<br />

Gemeenten zullen minder vanzelfsprekend sturing hebben op private kindercentra. Peuterspeelzalen<br />

konden vrij eenvoudig aangestuurd worden om een rol te spelen in het lokale beleid, zoals zorgen voor<br />

ouderbetrokkenheid, problemen en risico’s signaleren, meedoen in een buurtnetwerk, kortom een plek<br />

hebben in de jeugdketen. Als de peuterspeelzalen private ondernemingen worden, moeten gemeenten<br />

andere middelen dan voorheen krijgen om de kindercentra te laten participeren in de jeugdketen. Bij<br />

de omslag van kinderdagverblijven tot private ondernemingen is ook gebleken dat zij zich<br />

terugtrokken uit gemeentelijke overleggen over jeugdbeleid of dat zij door gemeenten niet meer<br />

betrokken werden bij dit overleg.<br />

Verschillende systemen basisschool (publiek) en kindercentrum (privaat)<br />

De samenwerking tussen de voorschoolse voorziening en de basisschool is voor de effectiviteit van<br />

VVE van cruciaal belang. Men werkt met hetzelfde educatieve programma, werkt idealiter met<br />

eenzelfde pedagogisch concept, zorgt voor een goede overdracht van kinderen naar de basisschool,<br />

volgt gezamenlijk trainingen, gebruikt dezelfde observatie- en registratiesystemen en dergelijke.<br />

Effecten van VVE zijn alleen te behalen als voldaan wordt aan een set van voorwaarden, waaronder de<br />

continuïteit van het aanbod voor 2,5 tot 6 jarigen. Als de nieuwe kindercentra private ondernemingen<br />

worden wordt de afstand tot de basisschool wellicht groter. Dit kan leiden tot een verzwakking en<br />

verwatering van VVE. Het onderwijs speelt in de harmonisatieplannen geen belangrijke rol en zou een<br />

terugtrekkende beweging kunnen maken. Vanuit de grote steden wordt een pleidooi gehouden om de<br />

VVE te koppelen aan het onderwijs. Zij zouden graag zien dat kinderen vanaf 2,5 jaar naar<br />

(voor)school kunnen. De kinderopvang moet dan daarvoor (voor kinderen van 0 tot 2,5 jaar) en<br />

eromheen (van 2,5 tot 12 jaar) georganiseerd worden.<br />

Ouderparticipatie onder druk<br />

Een belangrijke voorwaarde voor succesvol VVE-beleid is de betrokkenheid van ouders.<br />

Peuterspeelzalen zijn van oudsher sterk in ouderparticipatie. Gaan de nieuwe kindercentra dit in de<br />

particuliere sector behouden of opbouwen, vooral ook wanneer zij VVE-programma’s uitvoeren? Of<br />

worden ouders consumenten?<br />

Weerstanden werken vertraging in de hand<br />

Sommigen vrezen dat de ingrijpende veranderingen kwaliteitsverbetering en invoering van VVE in de<br />

kinderopvang zal vertragen. Bij kinderdagverblijven is soms weerstand tegen educatie en vaste<br />

programma’s voor jonge kinderen. Werkwijzen moeten op elkaar worden afgestemd. Er bestaan grote<br />

verschillen in beeldvorming over peuterspeelzalen en kinderopvang. Worden de wijzigingen straks<br />

door ouders als een verlies ervaren, bijvoorbeeld: geen peuterspeelzaal meer die zich alleen op spel en<br />

ontwikkeling richt? Geen kinderdagverblijf meer dat de opvangwens van de ouders als richtsnoer<br />

heeft? Gaan de voordelen voldoende opwegen tegen de nadelen?<br />

U=


Alles over één kam geschoren<br />

De verschillen in de situatie van kinderopvang, peuterspeelzaalwerk en VVE zijn tussen grote steden,<br />

middelgrote, kleine en platteland erg groot. Wijzigingen die goed zijn voor het platteland kunnen<br />

nadelig zijn voor de grote steden. Een te strakke landelijke wet- en regelgeving kan in dit opzicht voor<br />

de een of voor de ander grote nadelen opleveren.<br />

Aanbevelingen<br />

1. Sturingsmiddelen voor gemeenten garanderen<br />

Gemeenten moeten in de nieuwe situatie over voldoende middelen en gereedschap beschikken om<br />

kindercentra te laten samenwerken en te laten participeren in het lokaal jeugd-, onderwijs- en<br />

VVE-beleid. Sommigen vinden dat de gemeente niet zozeer moet sturen, maar een toezichtfunctie<br />

moet hebben (er op toezien dat er wordt samengewerkt en geparticipeerd). De nieuwe<br />

kindercentra moeten worden opgenomen in de lokale en educatieve agenda.<br />

2. Regiefunctie voor gemeente bij VVE<br />

Er moet samenwerking tussen het kindercentrum en de basisschool tot stand komen. De gemeente<br />

is de aangewezen partij om hierover de regie te voeren. Ditzelfde geldt voor de beslissing of er<br />

VVE-programma’s worden uitgevoerd. Dit mag niet alleen aan de vrije markt worden overgelaten.<br />

Definiëring van deze regierol is nodig.<br />

3. Bijkomende taken van kindercentra expliciteren<br />

Een kindercentrum moet problemen en risico’s bij kinderen kunnen signaleren en kunnen<br />

doorverwijzen. Ouderbetrokkenheid is een noodzaak bij VVE. Het nieuwe kindercentrum moet<br />

signalering, doorverwijzing en het bevorderen van ouderparticipatie expliciet tot zijn taak krijgen.<br />

Het kindercentrum werkt daarbij samen met het Centrum voor Jeugd en Gezin.<br />

4. Behoud van peuterspeelzaalwerk vergt snel handelen<br />

Een gelijke financieringssystematiek voor kinderopvang en peuterspeelzaalwerk zorgt ervoor dat<br />

het peuterspeelzaalwerk behouden kan blijven. Aangezien de subsidie voor dit werk in veel<br />

gemeenten afneemt, is de nieuwe regeling een uitkomst voor het behoud van peuterspeelzalen en<br />

expertise die Nederland op dit terrein heeft opgebouwd. Haast is hierbij wel geboden.<br />

5. Vorming geïntegreerde kindercentra stimuleren<br />

Een stimuleringssubsidie voor samenwerkende kinderdagverblijven en peuterspeelzalen zal het<br />

proces versnellen en stroomlijnen.<br />

6. Eenvoudig ouderbijdragensysteem<br />

Ervaring met kinderdagverblijven leert dat het ouderbijdragensysteem heel eenvoudig moet zijn,<br />

om te voorkomen dat laagopgeleiden afhaken.<br />

V=


7. Landelijk inhoudelijk kader 0-4 jaar<br />

Voor de pedagogisch-didactische inhoud van het nieuwe kindercentrum dient een landelijk kader<br />

of (raam)curriculum opgesteld te worden. Dit kan in tweede instantie worden afgestemd met het<br />

basisonderwijs. Hierbij kan bijvoorbeeld worden aangesloten bij de werkzaamheden die het<br />

Landelijk Pedagogenplatform Kinderopvang al verricht.<br />

8. Ruimte geven voor lokaal beleid<br />

Houd in de wet- en regelgeving rekening met verschillen tussen grote, middelgrote, kleine steden<br />

en het platteland. Lokale invulling onder regie van gemeenten moet mogelijk zijn.<br />

9. Realistische doelen stellen<br />

Doelen moeten in verhouding zijn met de financiën die daar tegenover staan. Als de ontwikkeling<br />

van het kind centraal moet staan en VVE voor ieder kind die dat nodig heeft, toegankelijk moet<br />

zijn, dan vraagt dit om hoger opgeleid personeel en dus een hogere kostprijs per kindplaats.<br />

10. Kwaliteit VVE behouden<br />

Besteed extra aandacht aan de implementatie van die aspecten van VVE waarvan uit onderzoek<br />

bekend is dat zij tot goede resultaten leiden: vier dagdelen, dubbele bezetting, goed opgeleide en<br />

goed <strong>Nederlands</strong> sprekende leidsters, training van leidsters, certificering, nauwe samenwerking<br />

voorschoolse voorziening en basisschool, alleen werken met effectieve programma’s.<br />

11. Evalueren<br />

Er moet onderzoek gedaan worden naar de vraag of de maatregelen segregatie verminderen en<br />

VVE toegankelijker maken, kortom of de doelen van de harmonisatie worden bereikt.<br />

NM=


Achtergrondinformatie<br />

Welke aanspraken worden gemaakt op kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en<br />

voorscholen ?<br />

Vanuit verschillende invalshoeken worden aanspraken gedaan op voorzieningen die een aanbod<br />

hebben voor kinderen in de leeftijdsperiode van 0 tot 4 à 6 jaar. Deze aanspraken spelen op<br />

verschillende momenten in de discussies een rol. Wij hebben getracht aan te geven hoe over het<br />

Bijlage 1.<br />

algemeen door de kinderopvang en peuterspeelzalen aan deze aanspraken wordt voldaan. Maar er is<br />

momenteel veel in beweging in deze voorzieningen en er is weinig recent onderzoek beschikbaar. Toch<br />

is het voor de discussie belangrijk om de verschillende aanspraken en verwachtingen in ogenschouw te<br />

nemen.<br />

a. Opvang: Ouders die werken, studeren, vrijwilligerswerk of mantelzorg doen, hebben behoefte<br />

aan opvang van hun kinderen (0 -12 jaar) tijdens de uren dat zij zelf niet hen kunnen zorgen.<br />

Ook maatschappelijk is het van belang om te investeren in kinderopvang, zodat ouders arbeid<br />

en zorg kunnen combineren. Kinderdagverblijven, gastouderopvang en buitenschoolse opvang<br />

voldoen aan de behoefte aan opvang. De Wet Kinderopvang biedt het kader. Sinds er meer<br />

geld is vrijgekomen voor kinderopvang, is de voorziening toegankelijker geworden vooral voor<br />

werkende ouders met een laag inkomen. Door koppeling aan de basisschool wordt ook de<br />

buitenschoolse opvang toegankelijker (want dichtbij en bekend) voor ouders. Werkende<br />

ouders kunnen een toeslag krijgen via de belastingdienst, naar rato van het gezinsinkomen.<br />

Door personeelstekort dreigt er een tekort aan opvang te ontstaan. De peuterspeelzaal of de<br />

voorschool is geen opvangvoorziening, al wordt hij soms wel zo gebruikt (in combinatie met<br />

oppas of gastouder). De meeste kinderen gaan twee tot vier dagdelen gedurende<br />

tweeëneenhalf uur. In een peuterspeelzaal of voorschool zijn geen zorgvoorzieningen<br />

(slaapmogelijkheid, lunchmogelijkheid).<br />

b. Samenspelen. Ouders willen graag dat kinderen van 2 tot 4 jaar met andere kinderen kunnen<br />

spelen. Deze spelmogelijkheden zijn niet gemakkelijk privé te organiseren wegens kleine<br />

gezinnen, weinig ruimte binnen en buiten, verkeersdrukte en andere bezigheden van ouders.<br />

Peuterspeelzalen zijn ooit opgericht omdat ouders in grote steden vonden dat hun kinderen<br />

onvoldoende (samen)speelmogelijkheden hadden in eigen omgeving. Het is een bekende en<br />

wijdverbreide voorziening, waar gemiddeld door de jaren heen ongeveer 60 tot 70% van de<br />

peuters gebruik van maken.<br />

c. Voor- en vroegschoolse educatie. Voor kinderen is het van belang dat zij zonder achterstand<br />

(op welk terrein dan ook) op hun zesde jaar aan groep 3 van het basisonderwijs beginnen. Er<br />

zijn een aantal groepen kinderen die een risico lopen op onderwijsachterstand omdat hun<br />

ouders laag zijn opgeleid en/of de <strong>Nederlands</strong>e taal niet spreken en of kampen met<br />

NN=


psychosociale problematiek. Deze ouders hebben hulp van de voorschoolse voorzieningen<br />

nodig voor de ontwikkeling van hun kinderen. Alle ouders willen graag hun driejarige peuter<br />

in sociaal emotioneel opzicht voorbereiden op groep 1 van de basisschool. Sinds de jaren<br />

negentig en verhevigd vanaf het jaar 2000 voert de overheid een VVE-beleid, waarbij<br />

gemeenten geld kregen om VVE-programma’s uit te voeren in peuterspeelzalen/voorscholen<br />

en het basisonderwijs. Het gaat om educatieve programma’s voor kinderen van 2,5 tot 6 jaar.<br />

Ze beginnen in de peuterspeelzaal/voorschool en lopen door tot en met groep 2 van de<br />

basisschool en hebben tot doel de onderwijskansen te verbeteren van kinderen van<br />

laagopgeleide ouders. De peuterspeelzaal/voorschool en de basisschool zijn vanaf het begin de<br />

belangrijkste voorzieningen voor dit beleid geweest. De laatste tijd beginnen ook steeds meer<br />

kinderdagverblijven aan VVE. De organisatie ervan is hier moeilijker omdat de groepsindeling<br />

vaak verticaal is (0-4 jaar) en ook omdat kinderdagverblijven minder vaste banden hebben<br />

met één basisschool.<br />

d. Doorlopende ontwikkelingslijn. Voor alle kinderen is het gunstig als er een goede aansluiting<br />

is tussen de voorschoolse voorziening en de basisschool, qua activiteitenopbouw, didactische<br />

aanpak en pedagogische aanpak. Datgene wat voorschools is opgebouwd, moet zich<br />

moeiteloos kunnen doorontwikkelen in de volgende fase. Voorscholen zijn bijna altijd in de<br />

basisschool gehuisvest en daarom werken zij het meest vanzelfsprekend aan een doorlopende<br />

ontwikkelingslijn, samen met de basisschool. Qua activiteiten sluiten zij ook aan op de<br />

kleutergroepen De leidsters van de voorschool zijn opgenomen in het leerkrachtenteam. Dit<br />

geldt voor peuterspeelzalen al in wat mindere mate, zeker bij aparte huisvesting.<br />

Kinderdagverblijven werken zelden actief aan een doorlopende ontwikkelingslijn met de<br />

basisschool. Zij geven soms wel een portfolio mee aan het kind.<br />

e. Opvoeding en gezondheid: Er is een maatschappelijk belang dat jonge kinderen een goede<br />

opvoeding krijgen en zich gezond ontwikkelen. Ten aanzien van de opvoeding gaat het in dit<br />

tijdsgewricht vooral om democratisch opvoeden, normen en waarden. Ten aanzien van de<br />

gezondheid staat vooral het overgewicht in de belangstelling. Dit is de primaire<br />

verantwoordelijkheid van ouders, maar sommige ouders hebben ondersteuning nodig.<br />

Kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, voorscholen en basisscholen nemen her en der<br />

initiatieven om gezondheid te bevorderen. Bijvoorbeeld meer bewegen, meer sport, meer<br />

aandacht voor gezonde voeding. Opvoedingsondersteuning is een aandachtspunt in<br />

kindercentra en basisscholen die in risicowijken liggen. Zij organiseren bijvoorbeeld cursussen<br />

of werken samen met jeugdgezondheidszorg, opstapprojecten e.a. Op deze aanspraak is geen<br />

verschil te constateren tussen de inzet van de verschillende voorzieningen.<br />

f. Vroegtijdige signalering. Er is een maatschappelijk belang om risico’s op lichamelijke,<br />

psychische en sociale problemen van kinderen en gezinnen vroegtijdig te onderkennen, zodat<br />

in een vroeg stadium hulp kan worden geboden en zaken niet escaleren. Alle kindercentra<br />

kunnen hierin een belangrijke rol vervullen. Het is voor signalering en<br />

doorverwijzing/hulpverlening bevorderlijk als kindercentra weten bij wie ze signalen (onder<br />

andere van kindermishandeling) kunnen melden. Samenwerking in de (toekomstige) Centra<br />

voor jeugd en Gezin en Zorgadviesteams (ZAT) is van groot belang om deze functie goed uit te<br />

oefenen. Peuterspeelzalen en basisscholen lijken veel vaker dan kinderdagverblijven in<br />

dergelijke circuits te participeren, die vaak door de gemeente geregisseerd of geïnitieerd<br />

worden. Peuterspeelzalen worden hierop aangesproken door de gemeente, met het<br />

NO=


gemeentelijke subsidiebeleid in de hand. De gemeente kan in de subsidievoorwaarden<br />

hierover eisen opnemen. Kinderdagverblijven hebben geen subsidierelatie en willen vaak geen<br />

uren besteden aan deze taak van algemeen publiek belang. Of de gemeente vergeet hen ook<br />

vaak uit te nodigen voor dergelijke overlegcircuits.<br />

g. Ouderbetrokkenheid. Vanwege hun primaire verantwoordelijkheid voor hun kinderen, dienen<br />

alle ouders bij de ontwikkeling van hun kind in de voorziening betrokken te zijn. De<br />

voorziening heeft haar specifieke onderwijs of educatieve doelstelling en om dit beter te<br />

kunnen uitoefenen is betrokkenheid van de ouder belangrijk. Daarom werken de<br />

voorzieningen samen met de ouders of ze ondersteunen de ouders. Laagopgeleide of<br />

onmachtige ouders kunnen door deze ondersteuning hun kind thuis beter begeleiden. Vaak is<br />

ouderbetrokkenheid deel van het lokaal jeugd- of onderwijsachterstandenbeleid. In veel<br />

peuterspeelzalen worden moeders uitgenodigd, krijgen ze informatie of volgen een cursus of<br />

ouderprogramma. Ouders helpen vaak mee in de groep, praten bij het binnenkomen met<br />

leidsters, volgen een ouderprogramma in of nabij een peuterspeelzaal. Kinderopvang kent wel<br />

de haal- en brengcontacten voor overdracht van informatie over het kind. De betrokkenheid is<br />

daar meer via de officiële kanalen geregeld via oudercommissies en ouderraden, waarin ouders<br />

inspraak hebben in het pedagogisch beleid. In de basisschool is ook veel aandacht voor<br />

ouderbetrokkenheid zowel informeel via hulpouders als formeel via vertegenwoordiging.<br />

h. Samen opgroeien. Kinderen met verschillende achtergronden en kenmerken (sociaal-<br />

economisch, etnisch, sekse, handicaps, religieuze achtergrond) moeten de gelegenheid hebben<br />

om samen op te groeien. Zo kunnen ze van elkaar leren, zich aan elkaar optrekken en staan zij<br />

nu en later niet als vreemden tegenover elkaar. Segregatie heeft te maken met de wijken<br />

waarin de kindercentra staan, maar dat is niet de enig bepalende factor. Momenteel is het zo<br />

dat tweeverdieners zijn oververtegenwoordigd in de kinderopvang en kinderen met een risico<br />

op onderwijsachterstand in de peuterspeelzalen en in nog sterkere mate in de voorscholen.<br />

Het overheidsbeleid waarbij alleen geld voor VVE voor doelgroepen beschikbaar is, werkt<br />

segregatie ook in de hand. Althans dit wordt verondersteld. Kindercentra nemen in het<br />

algemeen kinderen met een beperking op. Er is hierbij geen verschil tussen de voorzieningen.<br />

Het rugzakje of persoonsgebonden budget kan in alle genoemde voorzieningen gebruikt<br />

worden voor extra hulp.<br />

i. Toegankelijkheid. Ouders hebben er belang bij als de voorzieningen bereikbaar zijn in hun<br />

buurt of in hun basisschool. Een tweede belang voor ouders is dat de voorzieningen niet te<br />

duur zijn in relatie tot hun besteedbaar inkomen. En een derde belang is dat zij niet te veel<br />

moeite hoeven te doen om hun kind op te geven (geen papierwinkel). Het beleid om<br />

peuterspeelzalen, voorscholen en buitenschoolse opvang aan basisscholen te koppelen en hen<br />

daar ook fysiek te huisvesten, maakt deze voorzieningen toegankelijker. Er wordt daardoor<br />

meer gebruik van gemaakt dan als zij niet in of bij scholen gevestigd zouden zijn.<br />

Kinderdagverblijven zitten minder vaak in een school. Voor hun huidige doelgroep zijn zij in<br />

het algemeen wel bereikbaar (per auto of fiets). Kinderdagverblijven zijn voor ouders met<br />

weinig inkomen goedkoop, goedkoper dan peuterspeelzalen die wegens bezuinigingen vaak<br />

hoge ouderbijdragen moeten vragen. Voorscholen krijgen meer subsidie en zijn daardoor<br />

betaalbaar voor ouders met lage inkomens. De papierwinkel is een drempel voor veel ouders<br />

om van kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang gebruik te maken, zeker als het ook<br />

NP=


maar om beperkte tijd gaat (bijvoorbeeld één dag per week). Dit geldt op dit moment niet voor<br />

peuterspeelzalen en voorscholen.<br />

j. Kwaliteit. Ouders willen dat hun jonge kind veilig is, zich prettig en op zijn gemak voelt en<br />

zich goed kan ontwikkelen in de voorzieningen. De kwaliteit van kinderdagverblijven voor<br />

kinderen heeft niet altijd een goed imago bij ouders die er geen gebruik van maken. Dit<br />

verandert als ouders de kinderopvang uit ervaring leren kennen. Er zijn landelijke<br />

kwaliteitsregels waaraan de sector zich houdt en waarop inspectie plaatsvindt. De kwaliteit<br />

van peuterspeelzalen is minder gereguleerd, maar het imago is positiever. Dit komt<br />

gedeeltelijk doordat kinderen er korter per dag zijn. Ouders zijn dan minder snel ongerust.<br />

NQ=

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!