Creatieve therapie - Nederlands Jeugdinstituut
Creatieve therapie - Nederlands Jeugdinstituut
Creatieve therapie - Nederlands Jeugdinstituut
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Creatieve</strong> <strong>therapie</strong><br />
Cora Bartelink<br />
Leonieke Boendermaker<br />
1<br />
<strong>Nederlands</strong> <strong>Jeugdinstituut</strong><br />
Infolijn t (030) 230 65 64<br />
e infojeugd@nji.nl<br />
Januari 2012 i www.nji.nl<br />
<strong>Creatieve</strong> <strong>therapie</strong> is een veelgebruikte methode bij allerlei problemen en stoornissen. Desondanks is<br />
er relatief weinig onderzoek naar gedaan en is het beschikbare onderzoek vaak van matige kwaliteit.<br />
Wel zijn de eerste resultaten hoopgevend en lijkt creatieve <strong>therapie</strong> een bruikbare en effectieve<br />
methode om problemen en stoornissen bij jeugdigen te verminderen. In het bijzonder geldt dit voor<br />
muziek<strong>therapie</strong> als middel om bij jeugdigen met autisme communicatievaardigheden te verbeteren<br />
en sociaal gedrag te stimuleren, en voor drama<strong>therapie</strong> in het verminderen van angstig, depressief<br />
en teruggetrokken gedrag.<br />
<strong>Creatieve</strong> <strong>therapie</strong> is een vorm van behandeling waarmee hulpverleners pogen de ontwikkeling en<br />
veranderingen op gang te brengen bij personen met psychische problemen of stoornissen. Binnen de<br />
creatieve <strong>therapie</strong> zijn verschillende vormen te onderscheiden: muziek<strong>therapie</strong>, drama<strong>therapie</strong>,<br />
beeldende <strong>therapie</strong> en dans- en bewegings<strong>therapie</strong>. Smeijsters (2008) stelt in het Handboek<br />
<strong>Creatieve</strong> Therapie dat de creatief therapeut met behulp van activiteiten die ontleend zijn aan<br />
kunstvormen een beroep doet op de emotionele en zintuiglijke beleving van cliënten.<br />
Diverse onderzoekers stellen dat creatieve <strong>therapie</strong> in de behandeling van jeugdigen veel gebruikt<br />
wordt (Gold, Voracek & Wigram, 2004). Zo zijn creatief therapeuten te vinden binnen de geestelijke<br />
gezondheidszorg, de jeugdhulpverlening, het speciaal onderwijs, de zorg voor mensen met een<br />
verstandelijke beperking, de forensische zorg, de verslavingszorg, gevangenissen en justitiële<br />
jeugdinrichtingen, de hulpverlening aan slachtoffers van delicten, de hulpverlening aan<br />
oorlogsslachtoffers en in het vluchtelingenwerk (Smeijsters, 2008).<br />
Exacte gegevens over het aantal jeugdigen dat een vorm van creatieve <strong>therapie</strong> krijgt, zijn echter niet<br />
bekend. In Nederland zijn ongeveer 1200 creatief therapeuten werkzaam (Hutschemaekers &<br />
Neijmeijer, 1998). Daarnaast blijken jaarlijks circa 400 à 500 studenten met een opleiding tot<br />
creatief therapeut te beginnen, van wie er tussen de 200 en 300 afstuderen. N<br />
Om de laatste stand van zaken rond de effectiviteit van creatieve <strong>therapie</strong> en de werkzame<br />
bestanddelen weer te geven hebben we een literatuursearch uitgevoerd in een aantal elektronische<br />
zoekmachines zoals PsychINFO voor onderzoek uit de psychologie en aanverwante terreinen,<br />
Cochrane Collaboration, voor onderzoek gericht op gezondheidszorg, en Campbell Collaboration. In<br />
eerste instantie heeft de search zich gericht op reviews en meta-analyses. Omdat de resultaten<br />
hiervan beperkt waren, is ook primair onderzoek opgenomen dat aan bepaalde kwaliteitscriteria<br />
voldeed.<br />
N http://www.azwinfo.nl/index2.php?page=dataframe4&tabel=2, mei 2009.
Uit het overzicht van onderzochte interventies blijkt dat er slechts vijf meta-analyses, vier reviews en<br />
zeven kwalitatief goede primaire studies op dit terrein gevonden zijn. <strong>Nederlands</strong> onderzoek naar de<br />
effectiviteit van creatieve <strong>therapie</strong> is niet bekend.<br />
Dit document biedt een overzicht van wat er inmiddels (internationaal) bekend is over de<br />
werkzaamheid van creatieve <strong>therapie</strong>. In paragraaf 1 gaan we nader in op de verschillende typen<br />
creatieve <strong>therapie</strong>. Wat zijn over het algemeen de doelen en wat doet een creatief therapeut? In<br />
paragraaf 2 zetten we de kenmerken van de onderzoeken op een rij. Omdat er weinig kwalitatief goed<br />
onderzoek gedaan is naar de behandeling van jeugdigen met een vorm van creatieve <strong>therapie</strong>, is<br />
ervoor gekozen om uitgebreid in te gaan op alle gevonden overzichtsstudies en primaire<br />
onderzoeken. Dit laat zien hoe specifiek de kennis is omtrent de effectiviteit van creatieve <strong>therapie</strong> en<br />
voorkomt dat te sterke conclusies worden getrokken. In paragraaf 3 komen de uitkomsten aan de<br />
orde. We sluiten af met een concluderende paragraaf.<br />
1. <strong>Creatieve</strong> <strong>therapie</strong> nader omschreven<br />
<strong>Creatieve</strong> <strong>therapie</strong> is een verzamelnaam voor uiteenlopende <strong>therapie</strong>vormen, waarmee hulpverleners<br />
een veelheid aan doelen nastreven. Het Handboek voor <strong>Creatieve</strong> Therapie (Smeijsters, 2008) noemt<br />
als doelen het terugdringen van een stoornis, het verminderen van de gevolgen van een stoornis, het<br />
op gang brengen van een gestagneerde ontwikkeling, het voorkomen van achteruitgang in het<br />
functioneren, het verwerken van of leren omgaan met problemen en het verbeteren van<br />
psychosociaal functioneren.<br />
Een creatief therapeut probeert psychische processen te beïnvloeden en maakt daarvoor gebruik van<br />
verschillende werkvormen: muziek, drama, beeldende materialen of dans en beweging. De cliënt kan<br />
met behulp van dit middel zijn problemen uitdrukken, bewerken en beïnvloeden. Wanneer het<br />
creatieve vermogen van een cliënt toeneemt, is dit een teken van psychische gezondheid (Smeijsters,<br />
2008).<br />
<strong>Creatieve</strong> <strong>therapie</strong> is geïndiceerd bij cliënten die zintuiglijk ingesteld zijn, moeite hebben om contact<br />
met hun eigen gevoelens en belevingswereld te maken, moeizaam verbaal communiceren of juist<br />
heel verbaal ingesteld zijn en ‘praten en rationalisering’ als afweermechanisme gebruiken (Gold, et<br />
al., 2004; Smeijsters, 2008).<br />
Uit het Handboek voor <strong>Creatieve</strong> Therapie blijkt dat de creatieve <strong>therapie</strong> haar inspiratie ontleent<br />
aan uiteenlopende psychotherapeutische stromingen. Smeijsters noemt onder andere de<br />
psychoanalyse, (cognitieve) gedrags<strong>therapie</strong>, cliëntgerichte <strong>therapie</strong> - ook wel non-directief of<br />
rogeriaans genoemd - en gestalt<strong>therapie</strong>. Daarnaast hebben ook diverse kunstzinnige stromingen en<br />
theorieën invloed op de inhoud en vormgeving van de <strong>therapie</strong>. Een helder veranderingsmodel voor<br />
creatieve <strong>therapie</strong> bestaat op dit moment nog niet. Elke vorm van creatieve <strong>therapie</strong> kent daardoor<br />
vele varianten. De variaties lijken voor een deel afhankelijk te zijn van de voorkeur, ervaring en<br />
opleiding van de therapeut.<br />
1.1 Muziek<strong>therapie</strong><br />
Muziek<strong>therapie</strong> is een interventie waarin de therapeut het welzijn van de cliënt helpt bevorderen<br />
door middel van muzikale ervaringen. Uitgangspunt is dat muziek in staat is om gevoelens uit te<br />
lokken door middel van symbolisering, associatie, analogie en activering van het lichaam.<br />
2
Van symbolisering is sprake als de muziek symbool staat voor een ding, persoon, gebeurtenis of<br />
ervaring met een diepere inhoud waaraan de cliënt op een andere manier nog niet adequaat<br />
uitdrukking heeft kunnen geven. Muziek is in staat herinneringen uit het verleden van een cliënt op<br />
te roepen door associaties die hij met muziek heeft. Van analogie is sprake als muziekelementen<br />
zoals dynamiek, tempo, ritme en melodie een directe afspiegeling zijn van de gemoedstoestand van<br />
de cliënt. Muziek zet mensen aan om te bewegen, waardoor zij hun gevoelens via deze lichamelijke<br />
expressie opnieuw kunnen beleven. Muziek zou cliënten helpen informatie te structureren, omdat<br />
muziek geen losse opeenstapeling van elementen is, maar geordend is (Gold, Wigram & Elefant,<br />
2006; Smeijsters, 2008).<br />
Muziektherapeuten gebruiken muziek om zelfbewustzijn en bewustzijn van cliënten voor anderen te<br />
vergroten, communicatievaardigheden te verbeteren en het zelfconcept van het kind te verbeteren<br />
door een vaardigheid te leren waarmee het anderen kan helpen (Gold, Wigram & Elefant, 2006;<br />
Sausser & Waller, 2006). Sausser en Waller (2006) menen dat in de behandeling van jeugdigen met<br />
emotionele problemen en gedragsstoornissen het bevorderen van concentratie, samenwerking,<br />
zelfcontrole, discipline en het gekanaliseerd uiten van energie en spanning centraal moet staan.<br />
Centrale technieken zijn vrije en gestructureerde improvisatie, zingen en luisteren naar muziek<br />
(Gold, Wigram & Elefant, 2006).<br />
1.2 Drama<strong>therapie</strong><br />
Drama<strong>therapie</strong> maakt doelgericht en methodisch gebruik van drama om psychische stoornissen en<br />
problemen te behandelen. Bij drama<strong>therapie</strong> laat de therapeut via het in scene zetten van situaties<br />
de cliënt ervaringen opdoen die psychische of psychosociale processen beïnvloeden . Doelen van de<br />
drama<strong>therapie</strong> zijn de expressie van emoties, ontwikkeling van zelfobservatie, uitbreiding van het<br />
rolrepertoire, uitbreiding van het zelfbeeld en stimulering van de sociale interactie. Daarbij kan de<br />
therapeut gebruik maken van onder andere rollenspel en improvisatiespel (Smeijsters, 2008).<br />
1.3 Beeldende <strong>therapie</strong><br />
De beeldend therapeut ondersteunt de cliënt met behulp van beeldend materiaal om emoties tot<br />
uitdrukking te brengen, conflicten weer te geven, de eigen mogelijkheden te ontdekken, sociaal<br />
contact te stimuleren en nieuw gedrag te ontwikkelen. In de beeldende variant van creatieve <strong>therapie</strong><br />
zijn teken- en schildermateriaal en klei de belangrijkste middelen waarvan de hulpverlener gebruik<br />
maakt.<br />
Volgens Wertheim-Cahen (1994 in Smeijsters, 2008) zijn er vier aspecten die vrije beeldende<br />
expressie tot iets therapeutisch maken: het doen en ervaren, het resultaat daarvan, de<br />
betekenisgeving aan dat resultaat en de relatie tussen de cliënt, het werkstuk en de therapeut. De<br />
therapeut leert zijn cliënten op een beeldende manier uit te drukken wat met woorden niet of<br />
onvoldoende mogelijk is. Afhankelijk van de problemen of risico´s waaraan gewerkt wordt, kan de<br />
therapeut zich richten op ‘structureren, ontdekken, acceptatie of verwerking’ (Smeijsters, 2008).<br />
1.4 Dans- en bewegings<strong>therapie</strong><br />
Doel van dans- en bewegings<strong>therapie</strong> is dat de cliënt nieuwe gevoelens en gedragingen leert<br />
onderzoeken en toegang krijgt tot moeilijk toegankelijke gevoelens met behulp van experimenten en<br />
improvisatie met (dans)bewegingen. Het algemene uitgangspunt in de dans- en bewegings<strong>therapie</strong> is<br />
3
de onderlinge afhankelijkheid van beweging en emotie. Bij dans- en bewegings<strong>therapie</strong> gaat het er<br />
om bewustwording van het eigen lichaam te stimuleren en gevoelens te ontdekken door beweging<br />
(Ritter & Graff Low, 1996; Smeijsters, 2008). De therapeut heeft daarvoor verschillende technieken<br />
tot zijn beschikking:<br />
• empathische technieken, waarbij de therapeut de bewegingen van de cliënt spiegelt;<br />
• verbredende technieken, waarmee de therapeut de cliënt stimuleert om het bewegingsrepertoire<br />
te vergroten en uit te breiden;<br />
• ontlokkende technieken, waarmee de therapeut door een rol of beweging een beroep op de cliënt<br />
doet om op een persoonlijke manier te reageren en in een dialoog met elkaar te komen;<br />
• synchroniserende groepstechnieken, waarbij de cliënt met behoud van zijn individualiteit wordt<br />
opgenomen in een groepsgebeuren;<br />
• integratieve technieken, die vooral bedoeld zijn om het verstand, gevoel en het lichaam met<br />
elkaar te integreren door middel van ritmische bewegingen;<br />
• thematische technieken, waarbij de cliënt met behulp van bewegingsmetaforen en ruimtelijke<br />
metaforen (bijvoorbeeld ‘greep krijgen op iets’, afstanden nemen van iets’) (onbewuste)<br />
psychische conflicten exploreert (Smeijsters, 2008).<br />
2. Kenmerken van de studies naar creatieve <strong>therapie</strong><br />
In het volgende overzicht zijn negen overzichtsstudies en zes primaire onderzoeken meegenomen<br />
naar de effectiviteit van creatieve <strong>therapie</strong>. Er is één review dat overall over de effecten van creatieve<br />
<strong>therapie</strong> rapporteert. Drie meta-analyses, drie reviews en twee primaire onderzoeken gaan over<br />
muziek<strong>therapie</strong>. Eén meta-analyse en één primair onderzoek heeft betrekking op dans- en<br />
bewegings<strong>therapie</strong>. Eén meta-analyse, een review en vier primaire onderzoeken gaan over<br />
drama<strong>therapie</strong>. Naar beeldende <strong>therapie</strong> is geen enkel onderzoek gevonden. Alle studies zijn<br />
gepubliceerd in de periode van 1995 tot heden (zie tabel 1). Onderzoek naar het gebruik van drama<br />
en muziek in het onderwijs is niet meegenomen in dit overzicht, omdat daarin geen sprake is van<br />
behandeling.<br />
De zeggingskracht van de uitkomsten van de meta-analyses en reviews wordt bepaald door hun<br />
kwaliteit. Wanneer is een meta-analyse of review een goede studie? Veelgebruikte kwaliteitscriteria<br />
voor meta-analyses en reviews zijn dat O<br />
:<br />
• er gebruik gemaakt wordt van studies met een controle- of vergelijkingsgroep, random clinical<br />
trial of dubbelblinde toewijzing aan de experimentele en controlegroep;<br />
• er op een gestructureerde manier gezocht is in gerenommeerde internationale databestanden<br />
(onder meer PsycINFO, Medline) met welomschreven zoektermen en een duidelijk<br />
gedefinieerde periode waarin de literatuur is gepubliceerd;<br />
• er helder omschreven is welke in- en exclusiecriteria voor de primaire studies zijn toegepast en<br />
de selectie door twee personen onafhankelijk van elkaar gedaan is;<br />
O Deze criteria zijn afgeleid van de richtlijn voor het beoordelen van de kwaliteit van systematische<br />
reviews, op gesteld door het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, Dutch Cochrane<br />
Centre, <strong>Nederlands</strong>e Huisartsen Genootschap (NHG), Institute for Medical Technology Assessment<br />
(IMTA), College voor Zorgverzekeringen (CVZ) en de Vereniging voor Integrale Kankercentra<br />
(VVIK). Zie ook: Konijn e.a. (2003).<br />
4
• van de oorspronkelijke studies de onderzochte interventies, gehanteerde statistische methoden,<br />
effectmaten en conclusies helder beschreven zijn;<br />
• de conclusies logisch voortkomen uit de gepresenteerde data en gerechtvaardigd en valide lijken.<br />
In overeenstemming met de kwaliteitscriteria voor meta-analyses en reviews is ervoor gekozen om<br />
voor de primaire studies de volgende criteria te hanteren:<br />
• er wordt gebruik gemaakt van een design met experimentele en controlegroep, al dan niet at<br />
random samengesteld;<br />
• de interventie is duidelijk omschreven;<br />
• de gehanteerde statistische methoden, effectmaten en conclusies zijn helder beschreven.<br />
Op basis van deze criteria zijn slechts zeven van de vijftien gevonden primaire onderzoeken in<br />
onderstaand overzicht meegenomen.<br />
2.1 Kwaliteit van de meta-analyses, reviews en primaire studies<br />
Alleen de studies van Gold en collega’s (2006) en Maratos en collega’s (2008) over muziek<strong>therapie</strong><br />
voldoen aan alle criteria en kunnen we aanduiden als een goede studie. Drie andere studies, van<br />
Gold en collega’s (2004), Whipple (2004) en Kipper en Ritchie (2003), voldoen niet helemaal, maar<br />
zijn redelijk. Aan het onderzoek van Whipple (2004) ontbreekt een goede beschrijving van de search.<br />
De meta-analyse van Kipper en Ritchie (2003) beschikt niet over een beschrijving van de<br />
zoektermen. De meta-analyse van Gold en collega’s (2004) vergelijkt diverse vormen van<br />
muziek<strong>therapie</strong> bij uiteenlopende doelgroepen, maar houdt er geen rekening mee of deze<br />
interventies en doelgroepen vergelijkbaar zijn. De andere studies voldoen niet aan bovenstaande<br />
criteria voor een goede meta-analyse of review. Aan deze overzichtsstudies ontbreken vaak de<br />
beschrijving van de search en inclusie- en exclusiecriteria. Ook zijn de interventies niet of nauwelijks<br />
omschreven.<br />
Het meest opvallende aspect aan alle overzichtsstudies is de summiere beschrijving van de<br />
onderzochte interventie. In vrijwel geen enkel artikel maken de auteurs duidelijk welke kenmerken<br />
de interventie heeft. Daarnaast blijkt in de analyses dat onderzoekers soms zeer uiteenlopende<br />
vormen van een <strong>therapie</strong> vergelijken. In één studie (Gold, Voracek & Wigram, 2004) rapporteerden<br />
de onderzoekers één effectgrootte van diverse vormen van muziek<strong>therapie</strong> en verschillende<br />
effectmaten zonder hierbij rekenschap af te leggen over de reikwijdte van de conclusies.<br />
Diverse onderzoekers merken op dat onderzoek naar creatieve <strong>therapie</strong> vaak methodologisch zwak in<br />
elkaar steekt (o.a. Yeaw, 2001). De meetinstrumenten zijn vaak niet gestandaardiseerd. In diverse<br />
onderzoeken is de onderzoeksgroep slechts heel klein. Omdat er zo weinig onderzoek gedaan is<br />
nemen onderzoekers niet alleen studies waarvoor zowel een experimentele groep als een<br />
controlegroep at random is samengesteld, maar ook onderzoek zonder controlegroep mee (o.a. Ritter<br />
& Graff Low, 1996).<br />
3. Uitkomsten van de studies<br />
5
Hierna worden per vorm van creatieve <strong>therapie</strong> de resultaten beschreven. Die resultaten zijn<br />
geordend naar de kwaliteit van de meta-analyse, review of primaire studie. De beste onderzoeken<br />
worden als eerste vermeld.<br />
Goodman en collega’s (2009) gingen na wat de effecten van creatieve <strong>therapie</strong> in het algemeen bij<br />
kinderen met een posttraumatische stressstoornis zijn. Er blijkt weinig onderzoek naar gedaan te<br />
zijn. Er zijn vooral casestudies gedaan, waarin gerapporteerd wordt over niet gestandaardiseerde<br />
behandelingen. Onderzoekers van casestudies melden vooruitgang, maar er wordt weinig gebruik<br />
gemaakt van objectieve meetinstrumenten. Goodman en collega’s (2009) constateren dat er meer<br />
onderzoek nodig is naar de effecten op de lange termijn, met name op de ontwikkeling van het kind<br />
en op het trauma. Op basis van de literatuur concluderen zij ook dat creatieve <strong>therapie</strong><br />
mogelijkheden biedt in de behandeling van trauma’s bij kinderen die niet met een verbale <strong>therapie</strong><br />
bereikt kan worden.<br />
3.1 Muziek<strong>therapie</strong><br />
Van de verschillende vormen van creatieve <strong>therapie</strong> is muziek<strong>therapie</strong> het verst ontwikkeld.<br />
Hiernaar is dan ook het meeste onderzoek gedaan. In onderstaande tabel staat daarvan een<br />
overzicht.<br />
Tabel 1: Overzicht van onderzoeken naar muziek<strong>therapie</strong><br />
Auteurs Meta-<br />
Gold, Wigram<br />
& Elefant<br />
(2006)<br />
Gold, Voracek<br />
& Wigram<br />
(2004)<br />
Whipple<br />
(2004)<br />
Maratos, Gold,<br />
Wang &<br />
analyse (M)<br />
review (R)<br />
Primaire<br />
studie (P) +<br />
<strong>therapie</strong>-<br />
soort<br />
aantal studies in de<br />
meta-analyse of review<br />
M / Muziek 3 primaire studies<br />
(Brownell, 2002; Buday,<br />
1995; Farmer, 2003)<br />
(Verwijst naar review<br />
Whipple, 2004)<br />
M / Muziek 11 primaire studies,<br />
waarvan 8 in de USA<br />
uitgevoerd, 1 in<br />
Oostenrijk, 1 in Duitsland<br />
en 1 in Groot-Brittannië<br />
6<br />
In of<br />
exclusie<br />
criteria<br />
duidelijk?<br />
aantal<br />
jeugdigen<br />
totaal<br />
N=<br />
leeftijd<br />
jeugdigen<br />
in de<br />
studie<br />
Ja 24 2-9 jaar Ja:<br />
Ja 188 4-19 jaar,<br />
gemiddelde<br />
onbekend<br />
Informatie<br />
over inhoud<br />
interventie<br />
aanwezig?<br />
(ja/nee)<br />
Individueel, in<br />
hoge mate<br />
M / Muziek 9 primaire studies Ja Onbekend 4-21 jaar Ja, drie<br />
gestructureerd.<br />
Ja, heel globaal<br />
verschillende<br />
benaderingen<br />
kort beschreven<br />
R / Muziek 5 Ja Onbekend 14-85 jaar Ja, heel globaal
Crawford<br />
(2008)<br />
Wigram & Gold<br />
(2006)<br />
Yeaw (2001;<br />
doctoraal<br />
scriptie)<br />
Gooding<br />
(2010)<br />
Oelkers-Ax et<br />
al. (2008)<br />
Robb, et al.<br />
(2008)<br />
R / Muziek Twee reviews (nl. Whipple,<br />
2004; Ball, 2004) en 4<br />
primaire studies<br />
(Brownell, 2002; Buday,<br />
1995; Edgerton, 1994; Lee,<br />
2004)<br />
R / muziek Niet systematisch<br />
beschreven<br />
P/Muziek Niet van<br />
7<br />
Nee Onbekend 0-21 jaar Ja, heel globaal<br />
Nee Onbekend Onbekend Nee<br />
toepassing<br />
P / Muziek RCT Niet van<br />
toepassing<br />
P / Muziek RCT Niet van<br />
toepassing<br />
45 6-17 jaar Ja<br />
58 8-12 jaar Ja:<br />
Individueel,<br />
gericht op<br />
ontspannings-<br />
technieken,<br />
bewustzijn van<br />
het lichaam en<br />
conflicthante-<br />
ring<br />
83 4-7 jaar Ja<br />
De beste studie naar de effectiviteit van muziek<strong>therapie</strong> is de meta-analyse van Gold en collega’s<br />
(2006). Zij onderzochten de effecten van muziek<strong>therapie</strong> bij jeugdigen met een stoornis in het<br />
autistisch spectrum. Specifiek keken zij naar het effect van muziek<strong>therapie</strong> op communicatieve<br />
vaardigheden, zowel verbale als non-verbale, en op gedragsproblemen. Zij vergeleken dit effect met<br />
een placebobehandeling waaruit alle muziekspecifieke elementen verwijderd waren. In hun analyse<br />
namen zij drie primaire studies mee, waaraan in totaal 24 cliënten in de leeftijd van twee tot negen<br />
jaar deelnamen. Zij vonden een effectgrootte (d) P van 0.50 voor non-verbale en van 0.36 voor<br />
verbale communicatieve vaardigheden. Dat zijn kleine effecten. Voor de gedragsproblemen vonden<br />
zij geen resultaten als gevolg van het kleine aantal cliënten dat hierop onderzocht was. Dus zowel<br />
voor de verbale als de non-verbale communicatieve vaardigheden werd met muziek<strong>therapie</strong> een<br />
beter resultaat behaald dan met de placebobehandeling. Gold en collega’s onderzochten kortdurende<br />
interventies. Deze zijn relevant in situaties waarin acute zorg vereist is. Autisme spectrum<br />
stoornissen vragen juist om langdurige therapeutische behandeling door het pervasieve karakter. Op<br />
basis van de huidige studie kan geen conclusie getrokken worden over de mogelijke voordelen van<br />
langdurige muziek<strong>therapie</strong>. Eindconclusie van Gold en collega’s is dat muziek<strong>therapie</strong> mogelijk<br />
positieve effecten heeft op de communicatieve vaardigheden van kinderen met een autisme<br />
spectrumstoornis. Het kleine aantal primaire studies en het kleine aantal behandelde kinderen<br />
nopen tot voorzichtigheid rond de conclusies.<br />
P Uitleg over wat een effectgrootte is, is te vinden in het Dossier Effectiviteit van jeugdinterventies:<br />
ïïïKåàáKåäLàÉìÖÇáåíÉêîÉåíáÉë
Maratos, Gold, Wang en Crawford (2008) onderzochten in een review de effectiviteit van<br />
muziek<strong>therapie</strong> bij mensen met een depressie. Omdat er slechts vijf kwalitatief goede primaire<br />
studies waren, was het niet mogelijk een meta-analyse uit te voeren. Vier van de vijf onderzoeken<br />
laten zien dat de stemming van mensen met een depressie verbetert na muziek<strong>therapie</strong>. Zij<br />
verbeteren sterker dan mensen die de gebruikelijke behandeling – onder andere cognitieve<br />
gedrags<strong>therapie</strong> – krijgen.<br />
Hoewel de kwaliteit van de twee andere meta-analyses naar muziek<strong>therapie</strong> minder goed is, kan met<br />
de nodige voorzichtigheid toch het een en ander opgemerkt worden over de werkzaamheid.<br />
Ten eerste hebben Gold, Voracek en Wigram (2004) een meta-analyse op elf primaire studies<br />
uitgevoerd om de effectiviteit van muziek<strong>therapie</strong> voor jeugdigen met diverse psychische problemen<br />
te onderzoeken. Naast het algemene effect van muziek<strong>therapie</strong> wilden de onderzoekers identificeren<br />
hoe het type stoornis, de leeftijd van de cliënt, de benadering van de muziek<strong>therapie</strong> en het type<br />
uitkomst van invloed waren op de grootte van het effect van de behandeling. Hiervoor is de<br />
behandeling van in totaal 188 jeugdigen van vier tot negentien jaar onderzocht. Zij vonden een<br />
effectgrootte d van 0.61, wat een grote verandering betekent. Echter, de verschillen tussen de diverse<br />
uitkomstmetingen waren groot: voor sociale vaardigheden vonden zij een klein negatief effect (d = -<br />
0.17), voor zelfconcept een middelgroot effect (d = 0.46) en voor ontwikkeling en gedrag een groot<br />
effect (d = 0.76 resp. 0.96). Zij constateerden dat cliënten uit de controlegroep geen verbetering<br />
doormaakten, ongeacht of zij een alternatieve dan wel geen behandeling ontvingen. Vooral door het<br />
kleine aantal studies concluderen de onderzoekers met enige voorzichtigheid dat muziek<strong>therapie</strong> het<br />
meest effectief is voor jeugdigen met een dubbele diagnose (d = 0.82), gevolgd door jeugdigen met<br />
ontwikkelings- en gedragsproblemen (d = 0.65 resp. 0.78). Het minst effectief bleek muziek<strong>therapie</strong><br />
te zijn voor jeugdigen met emotionele problemen (d = 0.16). Muziek<strong>therapie</strong> was even effectief voor<br />
kinderen als voor adolescenten. Gold, Voracek en Wigram merken op dat eclectische vormen het<br />
meest effectief zijn. Behavioristische muziek<strong>therapie</strong> bleek het minst effectief te zijn. In studies die<br />
zichtbaar gedrag als uitkomstmaat hanteerden, werden grotere veranderingen gerapporteerd dan in<br />
studies die subjectieve ervaringen maten. Kanttekening bij dit onderzoek is dat er een totale<br />
effectgrootte is berekend van heel verschillende concepten, waardoor het de vraag is wat de<br />
betekenis van de gevonden effectgrootte is.<br />
Ook Whipple (2004) onderzocht via een meta-analyse de effectiviteit van muziek<strong>therapie</strong> bij<br />
jeugdigen met autisme. Daarbij vergeleek zij cliënten bij wie muziek een onderdeel van de<br />
behandeling vormde met cliënten die geen muziek<strong>therapie</strong> ontvingen. Zij analyseerde negen<br />
primaire studies, waarin de cliënten tussen de vier en 21 jaar oud waren. De meeste cliënten waren<br />
jongens. In de onderzochte studies analyseerde de onderzoeker de effecten van muziek<strong>therapie</strong> op<br />
sociaal gedrag, cognitieve vaardigheden en communicatie. Whipple rapporteert een effectgrootte d<br />
van 0.77, een middelgroot effect. De effectgroottes varieerden echter tussen 0.09 en 3.36. De<br />
interventies in de onderzochte primaire studies waren zo heterogeen dat het moeilijk is om<br />
specifieke conclusies te trekken over de effectiviteit van muziek<strong>therapie</strong>. Ook is geen onderscheid<br />
gemaakt tussen verschillende typen variabelen. Whipple concludeert dat verder onderzoek nodig is<br />
om te achterhalen welke specifieke toepassingen van muziek in de behandeling van kinderen en<br />
adolescenten effect hebben.<br />
8
De twee onderstaande reviews (Wigram & Gold, 2006; Yeaw, 2001) voldeden niet aan diverse<br />
kwaliteitscriteria. Omdat er over de effectiviteit van muziek<strong>therapie</strong> zo weinig bekend is, worden de<br />
resultaten van deze reviews hier toch beschreven.<br />
Wigram en Gold (2006) deden een review naar de effectiviteit van muziek<strong>therapie</strong> bij autisme.<br />
Daarvoor bekeken zij de overzichtsstudies van Whipple (2004) en Ball (2004) en daarnaast vier<br />
primaire studies. Dat onderzoek laat enig bewijs zien voor de effectiviteit van muziek<strong>therapie</strong> bij<br />
autisme. Volgens Wigram en Gold biedt muziek<strong>therapie</strong> de structuur die kinderen met autisme<br />
nodig hebben om te kunnen leren en zich aan te passen. Tegelijkertijd bestaat muziek<strong>therapie</strong> uit<br />
improvisatie wat ook bijdraagt aan het leer- en aanpassingsvermogen. De interventie brengt het<br />
meest teweeg in de interpersoonlijke communicatie, de wederkerigheid in relaties en de<br />
ontwikkeling van vaardigheden om relaties aan te gaan.<br />
Yeaw (2001) beschrijft de effecten van muziek<strong>therapie</strong> bij uiteenlopende problemen. Hij concludeert<br />
dat muziek<strong>therapie</strong> bij kinderen met uiteenlopende problemen positieve effecten heeft, onder andere<br />
op aandachtsproblemen en concentratie. Het lijkt erop dat met muziek<strong>therapie</strong> het ruimtelijk inzicht<br />
verbeterd kan worden en dat het leren versterkt wordt. In de behandeling van stemmingsstoornissen<br />
blijkt muziek<strong>therapie</strong> zelfvertrouwen en zelfwaardering te verbeteren. Het gepresenteerde onderzoek<br />
laat weliswaar positieve resultaten zien, maar kent ook diverse beperkingen. Veel studies hadden<br />
slechts een kleine groep deelnemers en vaak ontbrak het aan een controlegroep. Daarnaast zijn er<br />
weinig adequate instrumenten gebruikt om veranderingen te meten.<br />
Van een primaire studie is de bewijskracht kleiner dan die van een meta-analyse of review. Toch zijn<br />
de volgende drie primaire studies interessant. Oelkers-Ax en collega’s (2008) vergeleken de effecten<br />
van medicatie en muziek<strong>therapie</strong> met die van een placebomedicijn bij kinderen met migraine. Zij<br />
gebruikten hiervoor een prospectief, gerandomiseerd, deels dubbelblind onderzoeksdesign. De<br />
onderzoekers vergeleken drie groepen: kinderen die medicatie ontvingen, kinderen die<br />
muziek<strong>therapie</strong> ontvingen en kinderen in de controlegroep die een placebo ontvingen. Het<br />
onderzoek bestond uit vier fasen: een acht weken durende ‘baseline’ periode, twaalf weken<br />
behandeling, een acht weken durende fase na de behandeling, en een acht weken durende follow-up<br />
periode zes maanden na afloop van de behandeling. Aan het onderzoek deden 58 kinderen mee van<br />
wie 19 medicatie kregen, 19 een placebo en 20 muziek<strong>therapie</strong>. De onderzoekers gingen na of het<br />
aantal migraineaanvallen gedurende een periode van vier weken verminderde en of de intensiteit<br />
van de hoofdpijn tijdens een migraineaanval afnam met tenminste 50 procent.<br />
Oelkers-Ax en collega’s (2008) concluderen dat zowel de placebo als de behandelcondities effect<br />
hebben op het aantal migraineaanvallen van kinderen. Bij de kinderen in de medicatiegroep en de<br />
muziek<strong>therapie</strong>groep trad meer verbetering op dan bij de kinderen die de placebo ontvingen. Een<br />
vermindering van de intensiteit van de hoofdpijn trad slechts bij enkele kinderen op. Daarin waren<br />
er geen verschillen tussen de behandelgroepen en de controlegroep.<br />
Het onderzoek kent een paar beperkingen. In de eerste plaats was de onderzoeksgroep vrij klein, wat<br />
de generaliseerbaarheid beperkt. Ten tweede is muziek<strong>therapie</strong> niet vergeleken met een<br />
psychotherapeutische placebo, waardoor conclusies met betrekking tot muziek<strong>therapie</strong> met enige<br />
voorzichtigheid bekeken moeten worden.<br />
Robb en collega’s (2008) onderzochten met een Randomized Controlled Trial (RCT) de effecten van<br />
muziek<strong>therapie</strong> op de stresscopingvaardigheden van kinderen met kanker. Muziek<strong>therapie</strong> was<br />
effectiever dan luisteren naar muziek of audioboeken. De onderzoekers vonden geen verschillen<br />
9
tussen jongens en meisjes. Hoewel naar muziek luisteren niet zo effectief was als Active Music<br />
Engagement (AME), toonden kinderen die naar muziek luisterden meer positieve emoties en meer<br />
eigen initiatieven. Echter, wanneer een muziektherapeut dezelfde muziek intentioneel toepaste, dan<br />
waren de effecten op alle copingvaardigheden nog groter. Kinderen die muziek<strong>therapie</strong> ontvingen<br />
waren ook meer actief betrokken. Dat bleek uit het feit dat ze meededen aan een spelactiviteit, meer<br />
gefocust waren op de activiteit, keuzes maakten en aanwijzingen van de therapeut opvolgden.<br />
Gooding (2010) onderzocht de effecten van muziek<strong>therapie</strong> op sociale vaardigheden van kinderen en<br />
jongeren. De kinderen hadden uiteenlopende problemen, waaronder ADHD, syndroom van<br />
Asperger, angststoornissen en posttraumatische stress stoornis. De interventie bestond uit een<br />
combinatie van actieve muziek<strong>therapie</strong> en cognitieve gedrags<strong>therapie</strong>. Hoewel de onderzoeksgroep<br />
klein was (45 kinderen van 6-17 jaar), laat het onderzoek positieve resultaten zien: het sociaal<br />
functioneren van kinderen met aanzienlijke problemen verbeterde.<br />
Bij welke problemen helpt muziek<strong>therapie</strong>?<br />
Hoewel het onderzoek naar muziek<strong>therapie</strong> nog grote beperkingen kent en de resultaten dus met<br />
grote voorzichtigheid geïnterpreteerd moeten worden, lijkt muziek<strong>therapie</strong> op een aantal problemen<br />
en stoornissen een positief effect te hebben. Uit diverse reviews en meta-analyses komt naar voren<br />
dat muziek<strong>therapie</strong> helpt om communicatieproblemen aan te pakken en sociaal gedrag te stimuleren<br />
bij kinderen met autisme (Gold et al., 2006; Whipple, 2004; Wigram & Gold, 2006). Muziek<strong>therapie</strong><br />
lijkt eveneens bij kinderen met andere stoornissen een positief effect op de sociale vaardigheden te<br />
hebben. Ook heeft muziek<strong>therapie</strong> een positieve invloed op de ontwikkeling en het gedrag van<br />
jeugdigen met ontwikkelings- en gedragsproblemen (Gold et al., 2006). Bij jeugdigen met<br />
stemmingsproblemen leidt muziek<strong>therapie</strong> mogelijk tot een verbetering van het zelfvertrouwen en<br />
de zelfwaardering (Yeaw, 2001; Maratos et al., 2008).<br />
Bij kinderen met kanker bleek muziek<strong>therapie</strong> vaardigheden om met stress om te gaan te bevorderen<br />
(Robb et al., 2008). Bij kinderen met migraineaanvallen bleek na behandeling met muziek<strong>therapie</strong><br />
het aantal migraineaanvallen te verminderen, hoewel de ernst van de aanvallen niet verminderde<br />
(Oelkers-Ax et al., 2008).<br />
Muziek<strong>therapie</strong> blijkt nauwelijks effect te hebben op de emotionele problemen van kinderen met<br />
autisme (Gold et al., 2006). Op hun sociale vaardigheden bleek muziek<strong>therapie</strong> zelfs een licht<br />
negatief effect te hebben (Gold et al., 2006).<br />
Van de verschillende onderzochte varianten blijkt behavioristische muziek<strong>therapie</strong> het minst<br />
effectief te zijn (Gold et al., 2006).<br />
3.2 Dans- en bewegings<strong>therapie</strong><br />
Naar dans- en bewegings<strong>therapie</strong> is nog heel weinig onderzoek gedaan. Zeker recent onderzoek is<br />
niet voor handen. In onderstaande tabel geven we een overzicht.<br />
Tabel 2: Overzicht van onderzoeken naar de effecten van dans- en bewegings<strong>therapie</strong><br />
Auteurs Meta-<br />
analyse (M)<br />
review (R)<br />
Primaire<br />
aantal studies in de<br />
meta-analyse of review<br />
10<br />
In of<br />
exclusie<br />
criteria<br />
duidelijk?<br />
aantal<br />
jeugdigen<br />
totaal<br />
N=<br />
leeftijd<br />
jeugdigen<br />
in de<br />
studie<br />
Informatie<br />
over inhoud<br />
interventie<br />
aanwezig?
Ritter & Graff<br />
Low (1996)<br />
Caf, Kroflič &<br />
Tancig (1997)<br />
studie (P) +<br />
<strong>therapie</strong>-<br />
soort<br />
M / Dans 23 primaire studies<br />
(waarvan 4 over kinderen,<br />
6 over adolescenten, 13<br />
over volwassenen)<br />
P / Dans Experimentele en<br />
controlegroep (niet<br />
gerandomiseerd)<br />
11<br />
Ja Aantal<br />
Niet van<br />
toepassing<br />
jeugdigen<br />
onbekend,<br />
totaal 781<br />
(ja/nee)<br />
Onbekend Ja, in algemene<br />
16 7-10 jaar Ja<br />
termen<br />
Alleen Ritter en Graff Low (1996) hebben een meta-analyse uitgevoerd naar de effectiviteit van dans-<br />
en bewegings<strong>therapie</strong> voor verschillende doelgroepen en diverse stoornissen, waaronder<br />
angststoornissen, schizofrenie en ontwikkelingsstoornissen.De kwaliteit van de meta-analyse is<br />
matig omdat zeer uiteenlopende doelgroepen zijn vergeleken, een beschrijving van de zoektermen<br />
ontbreekt en niet nauwkeurig is beschreven over welke doelgroepen de primaire onderzoeken gaan.<br />
In totaal analyseerden Ritter en Graff Low 23 primaire studies. Van de primaire studies gingen er<br />
vier over de behandeling van kinderen, zes over adolescenten en dertien over volwassenen. In totaal<br />
maakten 781 cliënten deel uit van de meta-analyse. De totale effectgrootte (d) voor alle onderzoeken<br />
was 0.82, wat een groot effect is. Voor kinderen waren de effecten middelgroot (d = 0.60), voor<br />
adolescenten en volwassen groot (d voor beide = 1.06).<br />
De effectgrootte voor mensen met een psychiatrische stoornis, waaronder schizofrenie, obsessiefcompulsieve<br />
stoornis en meervoudige persoonlijkheidsstoornis, was 0.79 (7 studies). Doordat de<br />
groep psychiatrische patiënten behoorlijk heterogeen is, zijn veranderingen moeilijk te meten.<br />
Patiënten met uiteenlopende stoornissen kregen dezelfde methode aangeboden en daarbij is niet<br />
goed bijgehouden bij wie welke veranderingen optraden. Alle patiënten zijn met dezelfde<br />
instrumenten onderzocht, terwijl de problematiek van de individuen onderling sterk verschilde.<br />
Ritter en Graff Low deelden alle 23 studies in naar de afhankelijke variabelen: 11 studies<br />
onderzochten lichaamsbewustzijn, 7 bewegingsanalyses en 14 psychologische veranderingen. Bij<br />
lichaamsbewustzijn gaat het om ruimtelijk bewustzijn, lichaamsbeeld, ruimtelijke oriëntatie,<br />
lichaamsconcept en lichaamsschema. Bewegingsanalyse draait om veranderingen in algemene<br />
lichaamsbeweging, interactionele beweging, fijne motoriek, lenigheid, coördinatie, volharding en<br />
balans. Onder de psychologische variabelen vielen angst, vermoeidheid, zelfwaardering, vertrouwen,<br />
depressie, seksuele differentiatie, vriendelijkheid en woede. De effectgrootte voor studies naar<br />
lichaamsbewustzijn was 0.72, een middelgroot effect. Voor bewegingsanalyse was het effect groot (d<br />
= 1.01). Ook een groot effect (d= 0.93) trad op voor psychologische veranderingen. De grootste<br />
verandering was zichtbaar bij angst (d = 1.96). Een verklaring van de onderzoekers hiervoor is dat<br />
dans- en bewegings<strong>therapie</strong> een positief effect heeft op het ontspannen van de spieren. Een<br />
middelgroot effect was er op zelfconcept (d = 0.56), wat erop kan duiden dat dans- en<br />
bewegings<strong>therapie</strong> het zelfbewustzijn niet sterk beïnvloedt.<br />
Ritter en Graff Low menen dat dans- en bewegings<strong>therapie</strong> kinderen de mogelijkheid biedt om hun<br />
lichaam te exploreren, persoonlijkheid uit te drukken, bewegingsvaardigheden te ontdekken, sociaal<br />
contact te bevorderen en zelfwaardering te versterken. De studies rapporteren verbetering, maar er<br />
zijn slechts enkele goed gecontroleerde kwantitatieve onderzoeken. De effectgrootte is middelmatig,<br />
waarschijnlijk doordat het meeste onderzoek bij kinderen focust op motorische vaardigheden.<br />
Verbeteringen op dit gebied zijn vaak klein. Daarnaast is het meeste onderzoek uitgevoerd bij
kinderen met ontwikkelingsstoornissen. Dans- en bewegings<strong>therapie</strong> zou bij hen minder effectief<br />
kunnen zijn door leerproblemen en een slecht begripsvermogen. Adolescenten en volwassenen<br />
profiteren meer van dans- en bewegings<strong>therapie</strong> dan kinderen. Onduidelijk bij deze meta-analyse is<br />
op welke uitkomstmaten dans- en bewegings<strong>therapie</strong> specifiek van invloed is bij kinderen en<br />
adolescenten. Naar de effecten van dans- en bewegings<strong>therapie</strong> bij jeugdigen is weinig kwalitatief<br />
goed onderzoek gedaan.<br />
Naast de meta-analyse van Ritter en Graff Low is er ook een primair onderzoek naar dans- en<br />
bewegings<strong>therapie</strong>. De Sloveense onderzoekers Caf, Kroflič en Tangic (1997) gingen na welke<br />
effecten dans- en bewegings<strong>therapie</strong> had op hypoactieve kinderen. Het onderzoek kent grote<br />
beperkingen omdat de onderzoeksgroep klein is en de instrumenten niet gestandaardiseerd waren.<br />
Ook zijn de conclusies deels gebaseerd op observaties van leerkrachten en onderzoekers.<br />
Hypoactieve kinderen vertonen passief, teruggetrokken en traag gedrag. Zij zijn vaak introvert en<br />
stil. Ook passen zij zich langzamer aan nieuwe of onverwachte situaties aan, komen zij weinig actief<br />
over en zijn hun reacties op anderen afgevlakt. Veel hypoactieve kinderen hebben problemen met<br />
verbale communicatie en met hun motoriek. Hypoactiviteit is dus het tegenovergestelde van het veel<br />
bekendere fenomeen hyperactiviteit..<br />
De verwachting was dat dans- en bewegings<strong>therapie</strong> bij hypoactieve kinderen hun creativiteit,<br />
lichaamsbeeld en mate van activiteit positief zou beïnvloeden. Acht kinderen kregen dans- en<br />
bewegings<strong>therapie</strong>. De leerkrachten van een basisschool selecteerden hiervoor kinderen uit hun klas<br />
die het meeste hypoactieve gedrag vertoonden. Deze kinderen werden vergeleken met een<br />
controlegroep, die ook door de leerkrachten geselecteerd werd, nadat de experimentele groep was<br />
samengesteld. De kinderen uit de controlegroep waren ook hypoactief, maar in mindere mate dan de<br />
kinderen uit de experimentele groep.<br />
Kinderen in de experimentele groep konden zich gaandeweg meer ontspannen door creatieve<br />
bewegingsspelletjes. Zij communiceerden ook meer met elkaar. Hun motoriek was meer ontspannen<br />
en hun motorische vaardigheden verbeterden. De leerkrachten vonden na afloop van de behandeling<br />
dat de kinderen in de experimentele groep actiever waren. Maar de behandeling leek geen effect te<br />
hebben op de creativiteit van de kinderen. De meeste kinderen hadden een beter lichaamsbeeld,<br />
maar sommige kinderen hadden nog steeds moeite met lichaamsoriëntatie en spiegelen.<br />
Hoewel de onderzoeksgroep met acht kinderen in de experimentele groep en acht in de<br />
controlegroep beperkt is, laten de resultaten zien dat met dans- en bewegings<strong>therapie</strong> positieve<br />
resultaten te behalen zijn bij hypoactieve kinderen. In de <strong>therapie</strong>sessies konden de kinderen zichzelf<br />
uitdrukken en enthousiast en ontspannen zijn. Zij leerden zich te ontspannen, lawaai te maken,<br />
creatief te zijn en ideeën naar voren te brengen, zich vrij te bewegen in de ruimte, te praten zonder<br />
onder druk te staan en gelukkig te zijn.<br />
Bij welke problemen helpt dans- en bewegings<strong>therapie</strong>?<br />
Over de behandeling van kinderen met dans- en bewegings<strong>therapie</strong> is nog nauwelijks iets bekend. Er<br />
zijn maar een paar goed gecontroleerde onderzoeken en de resultaten daarvan zijn matig. Het<br />
grootste deel van de onderzoeken bij kinderen concentreert zich op motorische vaardigheden.<br />
Kinderen blijken met behulp van dans- en bewegings<strong>therapie</strong> slechts beperkt vooruitgang op hun<br />
motoriek te boeken (Ritter & Graff Low, 1996).<br />
12
Vermoedelijk biedt dans- en bewegings<strong>therapie</strong> aan kinderen ook de kans om hun lichaam te<br />
exploreren, persoonlijkheid uit te drukken, bewegingsvaardigheden te ontdekken, sociaal contact te<br />
bevorderen en zelfwaardering te versterken (Ritter & Graff Low, 1996).<br />
Bij hypoactieve kinderen hielp dans- en bewegings<strong>therapie</strong> om zich te ontspannen en hun creativiteit<br />
te ontplooien (Caf, Kroflič & Tangic, 1997).<br />
3.3 Drama<strong>therapie</strong><br />
Ook over de werkzaamheid van drama<strong>therapie</strong> is slechts in beperkte mate iets bekend. In<br />
onderstaande tabel zijn alle kwalitatief goede onderzoeken vermeld.<br />
Tabel 3: Overzicht van onderzoeken naar de effecten van drama<strong>therapie</strong><br />
Auteurs Meta-<br />
Kipper &<br />
Ritchie (2003)<br />
Notermans<br />
(2010)<br />
Carbonell &<br />
Parteleno-<br />
Barehmi<br />
(1999)<br />
analyse (M)<br />
review (R)<br />
Primaire<br />
studie (P) +<br />
<strong>therapie</strong>-<br />
soort<br />
aantal studies in de<br />
meta-analyse of review<br />
M / Drama 25 studies (waarvan 2 over<br />
adolescenten, 16 over<br />
college en university<br />
studenten)<br />
13<br />
In of<br />
exclusie<br />
criteria<br />
duidelijk?<br />
aantal<br />
jeugdigen<br />
totaal<br />
N=<br />
Ja 1325,<br />
waarvan 57<br />
adolescente<br />
n<br />
leeftijd<br />
jeugdigen<br />
in de<br />
studie<br />
Niet bekend Ja:<br />
Informatie<br />
over inhoud<br />
interventie<br />
aanwezig?<br />
(ja/nee)<br />
rolwisseling<br />
rollenspel<br />
verdubbeling<br />
combinatie van<br />
technieken<br />
(waaronder<br />
bovenstaande)<br />
R / Drama Niet omschreven Nee Niet bekend Niet bekend Ja, onderzoek<br />
P / Drama Experimentele en<br />
controlegroep design met<br />
random toewijzing<br />
Controlegroep = wachtlijst<br />
Niet van<br />
toepassing<br />
28 Getraumati<br />
seerde<br />
meisjes van<br />
11 tot 13<br />
jaar<br />
naar<br />
drama<strong>therapie</strong><br />
bij adolescenten<br />
met<br />
internaliserende<br />
problemen<br />
Ja,<br />
groepsdrama-<br />
<strong>therapie</strong> die 20<br />
weken duurt.<br />
Gefaseerde<br />
opbouw van<br />
sessie: warming-<br />
up om kennis te<br />
maken met<br />
kernideeën en<br />
technieken van
Freeman,<br />
Sullivan &<br />
Fulton (2003)<br />
Hamamci<br />
(2006)<br />
P / Drama Solomon four-group<br />
design<br />
P / Drama Experimentele en<br />
controlegroep at random<br />
toegewezen met<br />
voormeting, nameting en<br />
follow-up na 6 maanden<br />
14<br />
Niet van<br />
toepassing<br />
Niet van<br />
toepassing<br />
237 3 e /4 de klas<br />
basisonder<br />
wijs<br />
31 Studenten Ja<br />
drama<strong>therapie</strong>;<br />
actie om<br />
traumatische<br />
ervaring uit te<br />
spelen; delen<br />
waarin ervaring<br />
van sessie en<br />
trauma<br />
besproken<br />
worden<br />
Ja: groepen,<br />
improvisatie en<br />
gericht op<br />
aanleren van<br />
sociale<br />
vaardigheden<br />
(bestaand uit<br />
response<br />
acquisition,<br />
response<br />
practice,<br />
response<br />
shaping en<br />
cognitive<br />
restructuring)<br />
De kwaliteit van de uitgevoerde meta-analyse van Kipper en Ritchie (2003) is vrij goed. Zij<br />
vergeleken de effecten van de afzonderlijke technieken van drama<strong>therapie</strong> en onderzochten ook het<br />
‘overall’ effect. Tussen de effecten van specifieke technieken blijken grote verschillen te bestaan. In<br />
algemene zin is met drama<strong>therapie</strong> een groot effect te bereiken (d = 0.95). Kipper en Ritchie vonden<br />
het grootste effect bij verdubbeling (d = 1.29). Dat is een techniek waarbij een persoon zichzelf<br />
uitbeeldt terwijl een andere persoon hem tegelijkertijd nadoet. Ook met rolwisseling werden goede<br />
resultaten behaald (d = 0.93). Bij rolwisseling wisselen de spelers gedurende het spel van rol. Een<br />
combinatie van technieken, waarvan bij drama<strong>therapie</strong> in het algemeen sprake is, was minder<br />
effectief (d = 0.42). Dat kan het gevolg zijn van de kleine effecten die de afzonderlijke studies<br />
rapporteren. Ook de slechte kwaliteit van het primaire onderzoek vertroebelt de resultaten van de<br />
meta-analyse. Met rollenspellen werd vrijwel geen resultaat behaald (d = 0.17).<br />
De meta-analyse van Kipper en Ritchie laat niet zien of er verschillen tussen mannen en vrouwen<br />
zijn. Daarnaast rapporteren zij geen leeftijd van de respondenten in het onderzoek, waardoor het<br />
niet mogelijk is om een conclusie te trekken over de werkzaamheid van drama<strong>therapie</strong> bij jeugdigen.<br />
Ook rapporteren zij niet op welke problemen en stoornissen drama<strong>therapie</strong> effect heeft.
Notermans (2010) biedt een overzicht van onderzoek naar drama<strong>therapie</strong> bij adolescenten met<br />
internaliserende problemen. Hieronder valt bijvoorbeeld extreme teruggetrokkenheid, lichamelijke<br />
klachten, angstig en depressief gedrag. Hij concludeert dat drama<strong>therapie</strong> effect lijkt te hebben op<br />
angst- en stemmingsklachten. Er zijn aanwijzingen dat drama<strong>therapie</strong> invloed heeft op ‘mind<br />
reading’ (het invullen van de gedachten van anderen) en automatische negatieve gedachten. In<br />
contact met anderen lijkt drama<strong>therapie</strong> eraan bij te dragen dat adolescenten zich minder<br />
terugtrekken en minder probleemgedrag vertonen. Ook nemen onrealistische verwachtingen van<br />
vriendschappen af en verbetert het zelfbeeld. Notermans merkt daarbij wel op dat het vooral om<br />
kleinschalig onderzoek gaat, waaruit nog moeilijk definitieve conclusies over de effectiviteit te<br />
trekken zijn.<br />
Naar drama<strong>therapie</strong> zijn enkele kwalitatief goede primaire studies uitgevoerd.<br />
Carbonell en Parteleno-Barehmi (1999) boden twaalf getraumatiseerde meisjes een twintig weken<br />
durende drama<strong>therapie</strong> aan. Meisjes mochten alleen deelnemen als zij tenminste zeven van de<br />
volgende tien traumatische gebeurtenissen hadden meegemaakt: seksueel misbruik, moord op een<br />
familielid, slachtoffer van geweld of fysieke mishandeling, drugs- en/of alcoholmisbruik door de<br />
ouders, zelfmoord door een familielid, getuige van geweld, betrokkenheid bij een ongeluk, ervaring<br />
met brand, uithuiszetting of dakloosheid en immigratie onder moeilijke omstandigheden. De<br />
onderzoekers vergeleken voor en na de behandeling de resultaten met een controlegroep door<br />
middel van de Youth Self Report (YSR). De controlegroep van veertien meisjes stond op de wachtlijst<br />
voor de behandeling. Bij vergelijking tussen de experimentele en de controlegroep blijken de effecten<br />
voor teruggetrokken gedrag klein (Cohen’s d = 0.18) en matig voor angstig of depressief gedrag<br />
(Cohen’s d = 0.42). Hoewel de onderzoekers geen significante verschillen vonden voor de andere<br />
subschalen van YSR, laten de scores wel zien dat de behandelgroep sterker verbeterde dan de<br />
controlegroep. Carbonell en Parteleno-Barehmi (1999) concluderen dat drama<strong>therapie</strong> in groepen<br />
een potentieel effectieve behandelvorm is voor de behandeling van trauma’s. Juist een verandering<br />
van teruggetrokken en angstig of depressief gedrag is cruciaal voor het herstel van een trauma en<br />
chronische stress. De conclusies van het onderzoek zijn slechts beperkt generaliseerbaar, omdat het<br />
aantal deelnemers klein is en de gegevens alleen afkomstig zijn uit zelfrapportage. Wanneer ook<br />
andere meetinstrumenten of meerdere informanten gebruikt zouden zijn, zou dit de bewijskracht<br />
voor de effecten van drama<strong>therapie</strong> vergroot hebben.<br />
Freeman, Sullivan en Fulton (2003) onderzochten de effecten van creatieve drama-activiteiten op<br />
het zelfconcept, probleemgedrag en sociale vaardigheden bij 237 kinderen uit de derde en vierde klas<br />
van het basisonderwijs. <strong>Creatieve</strong> drama-activiteiten bleken geen bijdrage te leveren aan het<br />
verbeteren van het zelfconcept, het verminderen van probleemgedrag of het verbeteren van de<br />
sociale vaardigheden. Hierin waren geen verschillen tussen jongens en meisjes. De uitvoerder<br />
signaleerde dat verlegen leerlingen meer ontspannen werden en steeds meer deelnamen. Meer<br />
extraverte leerlingen werden zich bewust van de noodzaak om samen te werken. De onderzoekers<br />
menen daarom dat gedragsveranderingen in kenmerken als verlegenheid en samenwerking<br />
voorafgaan aan veranderingen in meer globale constructen als zelfconcept, probleemgedrag en<br />
sociale vaardigheden. Daarom vinden zij dat deze mogelijk mediërende factoren in toekomstige<br />
onderzoeken zouden moeten worden meegenomen. Een verklaring voor het gebrek aan effecten is<br />
dat de leerlingen al voor het onderzoek adequaat sociaal gedrag en weinig probleemgedrag<br />
15
vertoonden. Als gevolg daarvan konden de activiteiten slechts marginaal invloed hebben op sociale<br />
vaardigheden en probleemgedrag.<br />
Hamamci (2006) onderzocht wat het effect was van een combinatie van cognitieve gedrags<strong>therapie</strong><br />
en drama<strong>therapie</strong> op depressie bij studenten. Hij vergeleek daarbij studenten die cognitieve<br />
gedrags<strong>therapie</strong> (CGT) kregen met studenten die een combinatie van CGT en drama<strong>therapie</strong> kregen,<br />
en een controlegroep zonder behandeling. De vooruitgang op depressieve symptomen, negatieve<br />
automatische gedachten en disfunctionele houding werd daarbij onderzocht met behulp van de Beck<br />
Depression Inventory (BDI), Automatic Thoughts Questionnaire (ATQ) en de Dysfunctional Attitude<br />
Scale (DAS). Alle groepen, ook de controlegroep, verbeterden, maar de experimentele groepen het<br />
meest. Tussen de twee experimentele groepen was er geen verschil. Dat betekent dat de<br />
gecombineerde CGT en drama<strong>therapie</strong> voor de behandeling van een depressie even effectief was als<br />
CGT. Bij de follow-up liet de combinatie<strong>therapie</strong> een grotere reductie van depressieniveau, negatieve<br />
automatische gedachten en disfunctionele attitude zien. Opvallend in dit onderzoek is dat ook de<br />
controlegroep verbeterde, zonder dat die behandeling kreeg.<br />
Bij welke problemen helpt drama<strong>therapie</strong>?<br />
Gezien de beperkingen van de genoemde onderzoeken, is het moeilijk om duidelijke conclusies te<br />
trekken over de effectiviteit van drama<strong>therapie</strong>. Enkele effectonderzoeken laten positieve resultaten<br />
zien van drama<strong>therapie</strong> op teruggetrokken en angstig of depressief gedrag (Carbonell & Parteleno-<br />
Barehmi, 1999; Hamamci, 2006; Notermans, 2010). Freeman, Sullivan en Fulton (2003) vonden<br />
geen effecten voor drama<strong>therapie</strong> op het probleemgedrag, het zelfconcept en de sociale vaardigheden<br />
van basisschoolkinderen.<br />
Met verschillende dramatechnieken zijn uiteenlopende resultaten te behalen. Het grootste resultaat<br />
wordt bereikt met verdubbeling en rolwisseling. Over de algemene resultaten kunnen nog geen<br />
uitspraken gedaan worden, omdat daar weinig onderzoek naar is gedaan. Het beschikbare onderzoek<br />
is daarnaast van een dusdanig slechte kwaliteit dat de geldigheid van de uitspraken over de<br />
effectiviteit in twijfel getrokken moet worden (Kipper & Ritchie, 2003).<br />
4. Conclusie<br />
<strong>Creatieve</strong> <strong>therapie</strong>, waaronder muziek-, dans- en bewegings-, drama- en beeldende <strong>therapie</strong>, wordt<br />
ingezet voor allerlei problemen bij jeugdigen. Therapeuten streven met muziek, dans en beweging,<br />
drama en beeldend materiaal diverse doelen na: het terugdringen van problemen en stoornissen, het<br />
op gang brengen van een gestagneerde ontwikkeling en het verwerken of leren omgaan met<br />
problemen.<br />
Ook al worden deze <strong>therapie</strong>ën veel gebruikt, toch is er nog maar weinig kwalitatief goed onderzoek<br />
naar de effectiviteit beschikbaar. De resultaten van het gedane onderzoek zijn echter positief. Dat is<br />
hoopgevend. Uit de diverse onderzoeken blijkt dat creatieve <strong>therapie</strong> de problemen van kinderen<br />
vermindert.<br />
Voor muziek<strong>therapie</strong> geldt dat vooral van de behandeling van kinderen met een autisme spectrum<br />
stoornis resultaten bekend zijn. Die resultaten zijn veelbelovend voor het verminderen van<br />
communicatieve problemen en voor het stimuleren van sociaal gedrag. Over de effectiviteit van<br />
16
muziek<strong>therapie</strong> bij andere stoornissen is minder bekend. Er lijken positieve effecten bij depressie<br />
bereikt te worden. Hiernaar zou zeker verder onderzoek gedaan moeten worden.<br />
Voor dans- en bewegings<strong>therapie</strong> zijn de resultaten van onderzoek te beperkt om te kunnen<br />
concluderen dat die effectief is bij jeugdigen. Op het gebied van motoriek blijken kinderen die dans-<br />
en bewegings<strong>therapie</strong> ontvangen slechts beperkt vooruitgang te boeken. Zeker om een meer<br />
specifieke conclusie te kunnen trekken over de stoornissen waarbij dans- en bewegings<strong>therapie</strong><br />
werkt bij jeugdigen is meer informatie nodig.<br />
Hoewel het onderzoek naar de effectiviteit nog te beperkt is om eenduidige conclusies te trekken,<br />
lijkt drama<strong>therapie</strong> een methode waarmee in ieder geval op het gebied van internaliserende<br />
problemen, zoals angstig, depressief en teruggetrokken gedrag, positieve resultaten te behalen zijn.<br />
Over de resultaten bij externaliserende problematiek is nog niets bekend.<br />
De reikwijdte van deze conclusies is beperkt. De meta-analyses en reviews zijn slechts op een klein<br />
aantal primaire studies gebaseerd. Daarnaast zijn de studies weinig gedifferentieerd naar specifieke<br />
stoornissen of problemen, behalve de meta-analyses naar de effectiviteit van muziek<strong>therapie</strong> bij<br />
kinderen met een autisme spectrum stoornis.<br />
Voor beeldende <strong>therapie</strong> zijn geen meta-analyses of reviews gevonden die de effectiviteit<br />
onderzochten. Ook zijn hiervoor geen kwalitatief goede primaire onderzoeken gevonden.<br />
In Nederland is geen onderzoek gedaan naar de effectiviteit van creatieve <strong>therapie</strong> bij jeugdigen.<br />
Momenteel zijn daarvoor wel enkele initiatieven genomen. Vanuit de Hogeschool Zuid worden in<br />
samenwerking met een aantal justitiële jeugdinrichtingen de verschillende vormen van creatieve<br />
<strong>therapie</strong> systematisch beschreven en theoretisch onderbouwd. Aan de Hogeschool Utrecht loopt een<br />
onderzoek naar de effectiviteit van drama<strong>therapie</strong> bij adolescenten met angst- en<br />
stemmingsstoornissen.<br />
Hoewel we iets weten over de mogelijke effecten van creatieve <strong>therapie</strong>, is er nog weinig bekend over<br />
wat precies de werkzame bestanddelen zijn en welke theorieën een verklaring geven voor de<br />
effectiviteit. <strong>Creatieve</strong> <strong>therapie</strong> blijkt gebaseerd op allerlei uiteenlopende theorieën vanuit zowel de<br />
kunst en als de psycho<strong>therapie</strong>. Nog niet bekend is hoe en met welke middelen creatief therapeuten<br />
in staat zijn om specifieke problemen en stoornissen te verhelpen of te verminderen. Om dit op te<br />
lossen is het nodig dat de werkwijze van creatieve <strong>therapie</strong> helder beschreven wordt en dat<br />
vervolgens onderbouwd wordt hoe creatieve <strong>therapie</strong> de problemen van jeugdigen kan verminderen.<br />
De volgende stap zou dan kunnen zijn te onderzoeken in hoeverre deze theoretische onderbouwing<br />
klopt.<br />
17
Literatuur<br />
Caf, B., Kroflič, B. & Tangic, S. (1997). Activation of hypoactive children with creative movement and<br />
dance in primary school. The Arts in Psychotherapy, 24, 355-365.<br />
Carbonell, D.M. & Parteleno-Barehmi, C. (1999). Psychodrama groups for girls coping with trauma.<br />
International Journal of Group Psychotherapy, 49, 285-306.<br />
Freeman, G.D., Sullivan, K. & Fulton, C.R. (2003). Effects of creative drama on self-concept, social<br />
skills, and problem behavior. The Journal of Educational Research, 96, 131-138.<br />
Gold, C., Voracek, M. & Wigram, T. (2004). Effects of music therapy for children and adolescents<br />
with psychopathology: a meta-analysis. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 45, 1054-1063.<br />
Gold, C., Wigram, T. & Elefant, C. (2006). Music therapy for autistic spectrum disorder (Review).<br />
The Cochrane Collaboration, issue 3.<br />
Gooding, L.F. (2010). The effect of a music therapy-based social skills training program on social<br />
competence in children and adolescents with social skills deficits. Tallahassee (Florida): Florida<br />
State University/College of Music.<br />
Goodman, R. F., Chapman, L.M. & Gantt, L. (2009). Creative arts <strong>therapie</strong>s for children. In E.B. Foa,<br />
T.M. Keane, M.J. Friedman, J.A. Cohen (Eds.). Effective treatments for PTSD: Practice guidelines<br />
from the International Society for Traumatic Stress Studies (2nd ed.). New York, NY, US: Guilford<br />
Press, US (pp. 491-507).<br />
Hamamci, Z. (2006). Integrating psychodrama and cognitive behavioral therapy to treat moderate<br />
depression. The Arts in Psychotherapy, 33, 199-207.<br />
Hutschemaekers, G. & Neijmeijer, L. (1998). Beroepen in beweging. Professionalisering en grenzen<br />
van een multidisciplinaire GGZ. Utrecht: Trimbos-instituut.<br />
Kipper, D.A. & Ritchie, T.D. (2003). The effectiveness of psychodramatic techniques: a metaanalysis.<br />
Group Dynamics: Theory, Research and Practice, 7, 13-25.<br />
Konijn, C. (2003; red.). Internationaal overzicht effectieve interventies in de jeugdzorg. Utrecht:<br />
NIZW.<br />
Maratos, A.S., Gold, C., Wang, X. & Crawford., M.J. (2008). Music therapy for depression. Cochrane<br />
Database of Systematic Reviews 2008, Issue 1.<br />
Notermans, H. (2010). Wat speelt er? Een reflectie op drama<strong>therapie</strong> voor adolescenten met<br />
internaliserende problemen. Kind en Adolescent, 31, 15-28.<br />
18
Oelkers-Ax, R., Leins, A., Parzer, P., Hillecke, T., Bolay, H.V., Fischer, J., Bender, S., Hermanns, U. &<br />
Resch, F. (2008). Butterbur root extract and music therapy in the prevention of childhood migraine:<br />
an explorative study. European Journal of Pain, 12, 301-313.<br />
Ritter, M. & Graff Low, K. (1996). Effects of dance/movement therapy: a meta-analysis. The Arts in<br />
Psychotherapy, 23, 249-260.<br />
Robb, S.L., Clair, A.A., Watanabe, M., Monahan, P.O., Azzouz, F., Stouffer, J.W., Ebbers, A., Darsie,<br />
E., Whitmer, C., Walker, J., Nelson, K., Hanson-Abromeit, D., Lane, D. & Hannan, A. (2008).<br />
Randomized controlled trial of the active music engagement (AME) intervention on children with<br />
cancer. Psycho-Oncology, 17, 699-708.<br />
Sausser, S. & Waller, R.J. (2006). A model for music therapy with students with emotional and<br />
behavioral disorders. The Arts in Psychotherapy, 33, 1-10.<br />
Smeijsters, H. (2008). Handboek <strong>Creatieve</strong> Therapie. Bussum: Coutinho (2 de herziene druk).<br />
Wertheim-Cahen, T. (2003). Een brug tussen intuïtie en cognitie: veertig jaar beeldend creatieve<br />
<strong>therapie</strong> in de <strong>Nederlands</strong>e GGZ. Maandblad Geestelijke Volksgezondheid, 58, 666-682.<br />
Whipple, J. (2004). Music in intervention for children and adolescents with autism: a meta-analysis.<br />
Journal of Music Therapy, 41 (2), 90-106.<br />
Wigram, T. & Gold, C. (2006). Music therapy in the assessment and treatment of autistic spectrum<br />
disorder: clinical application and research evidence. Child: care, health and development, 32, 535-<br />
542.<br />
Yeaw, J.D.A. (2001). Music therapy with children: a review of clinical utility and application to<br />
special populations. Biola University (doctoral research paper).<br />
19