AWBZ-Kompas - GGZ Nederland
AWBZ-Kompas - GGZ Nederland
AWBZ-Kompas - GGZ Nederland
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong><br />
In dit document treft u de tekst aan van het '<strong>AWBZ</strong> <strong>Kompas</strong>' zoals te vinden op de CVZ-website<br />
(exclusief de RZA-uitspraken).<br />
Kijk voor actuele informatie altijd op www.cvz.nl > <strong>AWBZ</strong> <strong>Kompas</strong><br />
oktober 2008
Wijzigingen ten opzichte van het vorige document<br />
Rubriek Onderdeel<br />
Beleidsvoornemens Korte termijn maatregelen<br />
Verblijf en behandeling Inhoud<br />
Verpleegartikelen Bijzonderheden<br />
Grondslag psychosociaal probleem<br />
Activerende begeleiding Afbakening met andere afspraken en<br />
Voorliggende voorzieningen Wsw<br />
voorzieningen<br />
Voorliggende voorzieningen Afbakening Zvw-<strong>AWBZ</strong><br />
Voorliggende voorzieningen Afbakening in de geestelijke gezondheidszorg<br />
(<strong>GGZ</strong>)<br />
Uitvoeringsstructuur Eigen bijdrage<br />
Voorliggende voorzieningen Zvw<br />
© CVZ 2
Inhoudsopgave<br />
Over het kompas 6<br />
Hoe vind ik mijn weg in het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong>?<br />
Totstandkoming<br />
Algemeen 9<br />
Functiegerichte aanspraken<br />
De 80/20 regel<br />
Grondslagen<br />
Voorliggende voorzieningen<br />
Gebruikelijke zorg<br />
Doelmatige zorgverlening<br />
Directe/indirecte zorg<br />
Cliëntgebonden zorg en overhead<br />
Overbruggingszorg<br />
Leveringsvoorwaarden<br />
<strong>AWBZ</strong>-zorg in het buitenland<br />
Cliëntenraad<br />
Grondslagen 26<br />
Somatische aandoening of beperking<br />
Psychogeriatrische aandoening of beperking<br />
Psychiatrische aandoening of beperking<br />
Verstandelijke handicap<br />
Lichamelijke handicap<br />
Zintuiglijke handicap<br />
Psychosociaal probleem<br />
Voorliggende voorzieningen 34<br />
Zorgverzekeringswet (Zvw)<br />
Samenloop Zvw en <strong>AWBZ</strong><br />
Afbakening Zvw en <strong>AWBZ</strong>-functies behandeling en activerende begeleiding<br />
Verpleging in de <strong>AWBZ</strong> en de Zvw<br />
Aanvullende verzekering<br />
Onderwijswetgeving<br />
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wia)<br />
Wet sociale werkvoorziening<br />
Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)<br />
Wet op de jeugdzorg<br />
Wet arbeid en zorg<br />
Justitie<br />
ADL-clusters (waaronder Focuswoningen)<br />
Kortdurende ondersteuning door MEE-organisaties<br />
Afbakening in de geestelijke gezondheidszorg (<strong>GGZ</strong>)<br />
Gebruikelijke voorzieningen 57<br />
Gebruikelijke zorg<br />
Mantelzorg<br />
Respijtzorg<br />
Behandeling 64<br />
De wettelijke aanspraak<br />
Het doel van de aanspraak<br />
Inhoud van de aanspraak<br />
Afbakening met andere aanspraken en voorzieningen<br />
Bijzonderheden<br />
Activerende begeleiding 71<br />
De wettelijke aanspraak<br />
Het doel van de aanspraak<br />
Inhoud van de aanspraak<br />
Afbakening met andere aanspraken en voorzieningen<br />
Bijzonderheden<br />
© CVZ 3
Ondersteunende begeleiding 77<br />
De wettelijke aanspraak<br />
Het doel van de aanspraak<br />
Inhoud van de aanspraak<br />
Afbakening met andere aanspraken en voorzieningen<br />
Bijzonderheden<br />
Verpleging 84<br />
De wettelijke aanspraak<br />
Het doel van de aanspraak<br />
Inhoud van de aanspraak<br />
Afbakening met andere aanspraken en voorzieningen<br />
Bijzonderheden<br />
Persoonlijke verzorging 91<br />
De wettelijke aanspraak<br />
Het doel van de aanspraak<br />
Inhoud van de aanspraak<br />
Afbakening met andere aanspraken en voorzieningen<br />
Bijzonderheden<br />
Verblijf 97<br />
De wettelijke aanspraak<br />
Het doel van de aanspraak<br />
Inhoud van de aanspraak<br />
Afbakening met andere aanspraken en voorzieningen<br />
Bijzonderheden<br />
Volledig pakket thuis 110<br />
De wettelijke aanspraak<br />
Het doel van de aanspraak<br />
Inhoud van de aanspraak<br />
Afbakening met andere aanspraken en voorzieningen<br />
Bijzonderheden<br />
Voortgezet verblijf 115<br />
De wettelijke aanspraak<br />
Het doel van de aanspraak<br />
Inhoud van de aanspraak<br />
Afbakening met andere aanspraken en voorzieningen<br />
Bijzonderheden<br />
Verblijf en behandeling 119<br />
De wettelijke aanspraak<br />
Het doel van de aanspraak<br />
Inhoud van de aanspraak<br />
Afbakening met andere aanspraken en voorzieningen<br />
Bijzonderheden<br />
Vervoer 129<br />
De wettelijke aanspraak<br />
Het doel van de aanspraak<br />
Inhoud van de aanspraak<br />
Afbakening met andere aanspraken en voorzieningen<br />
Verpleegartikelen 135<br />
De wettelijke aanspraak<br />
Het doel van de aanspraak<br />
Inhoud van de aanspraak<br />
Afbakening met andere aanspraken en voorzieningen<br />
Bijzonderheden<br />
Doventolkzorg 141<br />
De wettelijke aanspraak<br />
Het doel van de aanspraak<br />
© CVZ 4
Inhoud van de aanspraak<br />
Afbakening met andere aanspraken en voorzieningen<br />
Bijzonderheden<br />
Prenatale zorg 146<br />
De wettelijke aanspraak<br />
Het doel van de aanspraak<br />
Inhoud van de aanspraak<br />
Afbakening met andere aanspraken en voorzieningen<br />
Bijzonderheden<br />
Stofwisselingsziekten 151<br />
De wettelijke aanspraak<br />
Het doel van de aanspraak<br />
Inhoud van de aanspraak<br />
Bijzonderheden<br />
Vaccinaties 155<br />
De wettelijke aanspraak<br />
Het doel van de aanspraak<br />
Inhoud van de aanspraak<br />
Bijzonderheden<br />
Historische achtergrond 160<br />
1968: invoering van de <strong>AWBZ</strong><br />
Structuurnota Gezo ndheidszorg<br />
Commissie Dekker: "Bereidheid tot veranderen" (1987)<br />
Kabinet Kok; geen basisverzekering maar zorg op maat en samenhang in de langdurige zorg<br />
2003: modernisering van de <strong>AWBZ</strong><br />
Wet maatschappelijke ondersteuning<br />
Beleidsvoornemens 167<br />
Korte termijn maatregeeng<br />
Langere termijn maatregelen<br />
Uitvoeringsstructuur 169<br />
Functiegerichte aanspraken<br />
Indicatiestelling<br />
Zorgkantoor en zorginkoop<br />
Zorgbemiddeling<br />
Zorglevering<br />
Bekostiging en verantwoording<br />
Fondsbeheer en toezicht<br />
<strong>AWBZ</strong>-brede zorgregistratie (AZR)<br />
Eigen bijdragen<br />
Vrijwillige bewonersbijdrage voor extra diensten<br />
Zorg in natura en restitutie<br />
Lijst met afkortingen 182<br />
© CVZ 5
Over het kompas<br />
Wat is het doel van het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong>?<br />
Met het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> wil het CVZ uitleggen wat de aard en omvang van de aanspraken op grond<br />
van de <strong>AWBZ</strong> is. Daarvoor is het nodig iets te vertellen over de manier waarop de <strong>AWBZ</strong> in elkaar<br />
zit en hoe de wettelijke aanspraken zich verhouden tot andere wettelijke regelingen en andere<br />
zorgvormen. Het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> beschrijft die onderwerpen voor zover ze van belang zijn om de<br />
wettelijke aanspraken te verduidelijken.<br />
Voortschrijdend inzicht, verkregen door de behandeling van indicatiegeschillen, rechterlijke<br />
uitspraken, beantwoording van vragen uit het veld en dergelijke leidt ertoe dat veel scherpere en<br />
duidelijkere beschrijvingen van de aanspraken mogelijk zijn. Dat neemt niet weg dat op bepaalde<br />
punten nog meer inzicht noodzakelijk is en het <strong>Kompas</strong> nog niet de duidelijkheid kan geven die<br />
het veld wenst. Het CVZ zal nieuwe inzichten direct in het <strong>Kompas</strong> verwerken, zodat het steeds<br />
een actueel overzicht van de aanspraken is.<br />
Voor wie is het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> bedoeld?<br />
Het document richt zich vooral op diegenen die zich beroepsmatig met de aard en omvang van de<br />
verzekerde <strong>AWBZ</strong>-aanspraken bezighouden, zoals verzekeraars, zorgkantoren, indicatiestellers,<br />
hulpverleners als wijkverpleegkundigen en huisartsen, management en beleidsmedewerkers van<br />
zorgaanbieders, brancheorganisaties en belangenverenigingen van verzekerden.<br />
Ook is het bedoeld om de wettelijke aanspraken te verhelderen voor degenen die op andere<br />
beleidsterreinen zorgverlening organiseren of leveren, zodat afstemming tussen beleidsterreinen<br />
beter mogelijk is.<br />
Voor het bredere publiek brengt het CVZ aparte brochures uit. De geïnteresseerde burger kan<br />
natuurlijk ook gebruik maken van de beschikbare kennis in het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong>.<br />
Op de website staan de verschillende brochures. Ook kunt u daar de adviezen vinden die het CVZ<br />
in indicatiegeschillen heeft uitgebracht. De meeste daarvan staan ook in de uitgave Rechtspraak<br />
Zorgverzekeringen (RZA) [Uitgave van Kluwer].<br />
Wat is de status van het <strong>AWBZ</strong>-kompas?<br />
Het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> is een voorlichtingsdocument. Het vervangt de “Gids voor uitleg in de praktijk”<br />
die het CVZ in 2004 uitbracht. CVZ streeft ernaar de tekst van dit kompas altijd zoveel mogelijk<br />
actueel te houden. Wijzigingen in de regelgeving, rechterlijke uitspraken of voortschrijdend inzicht<br />
kunnen ertoe leiden dat het kompas moet worden aangepast. Hoewel bij het verzamelen en<br />
verwerken van de gegevens de uiterste zorgvuldigheid is betracht, kan het CVZ geen enkele<br />
aansprakelijkheid aanvaarden voor fouten en overige onjuistheden.<br />
© CVZ 6
Hoe vind ik mijn weg in het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong>?<br />
Het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> is opgebouwd rond een vijftal categorieën met informatie:<br />
• Over het kompas<br />
• Algemene thema’s<br />
• Functies<br />
• Overige aanspraken<br />
• Achtergronden<br />
Op de homepage van het kompas treft u deze categorieën aan, alsmede de rubrieken die tot die<br />
categorieën worden gerekend.<br />
Verwijzingen en onderbouwing<br />
Sommige informatie is van belang bij meer onderwerpen. Om doublures in de tekst te voorkomen<br />
zijn zoveel mogelijk verwijzingen aangebracht. Soms is ook gebruik gemaakt van verwijzingen<br />
naar informatie elders. Daarnaast zijn veel standpunten in de tekst onderbouwd door<br />
samenvattingen van uitspraken van de Commissie Verzekerings- en Indicatiegeschillen van het<br />
CVZ of van rechterlijke instanties. Deze onderbouwingen zijn in de tekst opgenomen als<br />
bijvoorbeeld RZA 2007, 123.<br />
Zoekstrategie<br />
Bij het aanklikken van het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> in de navigatiebalk links klapt het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> open en<br />
worden alle onderwerpen binnen het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> op het eerste niveau getoond. Dezelfde kopjes<br />
worden tegelijkertijd op het resultatenscherm in het midden getoond, gerubriceerd in de vijf<br />
categorieën informatie (zie Opbouw hierboven). Kopjes die rood zijn zijn aanklikbaar.<br />
U kunt navigeren via de rode kopjes op het resultatenscherm óf via de kopjes in de navigatiebalk.<br />
Deze laatste blijven altijd in beeld en klappen open als u erop klikt. Op dat moment worden de<br />
onderwerpen van het tweede niveau getoond. Ook deze kopjes zijn aanklikbaar. Als er sprake is<br />
van een verdere onderverdeling naar een derde niveau, dan vindt u deze onderverdeling bovenaan<br />
de pagina.<br />
De functionele en overige aanspraken hebben allemaal dezelfde structuur: Wettelijke aanspraak,<br />
Doel, Inhoud, Afbakening en Bijzonderheden.<br />
© CVZ 7
Totstandkoming<br />
Het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> is gebaseerd op de in 2004 geconcipieerde “Gids voor uitleg in de praktijk”.<br />
Onderzoek<br />
Voorafgaande aan de publicatie is een marktonderzoek gehouden onder de toekomstige<br />
gebruikers rond een aantal vragen:<br />
• beantwoordt het kompas aan zijn doel (verduidelijking van de aanspraken)?<br />
• is het kompas compleet?<br />
• sluit het kompas aan bij inhoudelijke problemen in de praktijk?<br />
• heeft het kompas voor uw werkzaamheden voldoende diepgang?<br />
• is de tekst voldoende helder en leesbaar?<br />
• hoe wilt u zoeken binnen het kompas?<br />
Aan het marktonderzoek deden medewerkers mee van CIZ, Zorgkantoren, Aanbieders en MEE-<br />
<strong>Nederland</strong>. Daarnaast heeft het CVZ een consultatiebijeenkomst georganiseerd over de inhoud van<br />
het kompas, waaraan vertegenwoordigers deelnamen van Actiz, VGN, <strong>GGZ</strong> <strong>Nederland</strong>, Federatie<br />
Opvang, NVVA, CIZ, Zorgverzekeraars <strong>Nederland</strong>, Per Saldo, LOC, CG-Raad, CSO Bureau, VWS,<br />
KNGF, NVE, V&VN en NVvP. Het CVZ is alle deelnemers erkentelijk voor de opmerkingen en<br />
suggesties. Het CVZ is van plan binnen een half jaar na publicatie op internet een<br />
evaluatieonderzoek te houden en dit periodiek te herhalen.<br />
Toekomstige aanpassingen<br />
Het CVZ streeft ernaar om het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> zo actueel mogelijk te houden. Het kompas zal<br />
regelmatig worden geactualiseerd naar aanleiding van wijzigingen in de regelgeving; nieuw<br />
ingenomen standpunten; en nieuwe jurisprudentie. Hiervoor zal intern een protocol worden<br />
geschreven.<br />
Feedback<br />
Het CVZ staat open voor feedback. Mocht u fouten ontdekken of ons willen attenderen op nieuwe<br />
inzichten, nieuwe jurisprudentie, handige verwijzingen of andere wetenswaardige zaken dan kunt<br />
u daarvoor onderstaande contactpersonen benaderen. Ook kunt u een e-mail sturen naar<br />
infokompassen@cvz.nl.<br />
Contact<br />
drs. A.M. Hopman (inhoud) - Afdeling Geschillen<br />
(020) 797 8601, FHopman@cvz.nl<br />
mr. A. van Gameren (publicatie) - Afdeling Communicatie & Informatie<br />
(020) 797 8567, AGameren@cvz.nl<br />
© CVZ 8
Algemeen<br />
In deze rubriek gaat het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> in op een aantal algemene onderwerpen, die voor meer of<br />
voor alle aanspraken van belang zijn. Het doel van deze rubriek is uitleg te geven over de<br />
betekenis van specifieke begrippen en om uitleg over een aantal algemene onderwerpen zoals<br />
<strong>AWBZ</strong>-zorg in het buitenland en de 80/20 regel. Een aantal onderwerpen worden in deze rubriek<br />
globaal uitgelegd, en in verdere rubrieken meer gedetailleerd uitgewerkt. Waar dit het geval is,<br />
staat dat direct vermeld, zodat de lezer die meer dan globale informatie wil direct door kan<br />
bladeren naar het betreffende onderwerp.<br />
Hieronder gaat het achtereenvolgens om de volgende onderwerpen:<br />
Functiegerichte aanspraken<br />
Het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> gaat hier uitgebreid in op de aard van functiegerichte aanspraken.<br />
De 80/20 regel<br />
Als niet goed is uit te maken tot welke aanspraak bepaalde zorg hoort, geldt de 80/20 regel.<br />
Grondslagen<br />
Een korte uitleg over wat grondslagen zijn. Een uitgebreide beschrijving staat in de rubriek<br />
Grondslagen.<br />
Voorliggende voorzieningen<br />
Als op een andere manier in de zorgvraag kan worden voorzien, is voor dat deel geen aanspraak<br />
op de <strong>AWBZ</strong>. Hier een korte uitleg.<br />
Uitgebreidere informatie staat in de rubrieken “Wettelijke voorzieningen” en “Gebruikelijke<br />
voorzieningen”.<br />
Gebruikelijke zorg<br />
Van naasten wordt verwacht dat zij elkaar zorg bieden. Hier een korte uitleg. Uitgebreidere<br />
informatie staat bij “gebruikelijke zorg” in de rubriek "Algemeen gebruikelijke voorzieningen".<br />
Doelmatige zorgverlening<br />
Er bestaat alleen aanspraak op doelmatige zorg. Het <strong>AWBZ</strong>-kompas gaat in op de vraag wat<br />
doelmatige zorgverlening inhoudt.<br />
Directe en indirecte zorg<br />
De zorg wordt meestal direct aan de verzekerde geboden, maar in bepaalde gevallen kan de zorg<br />
ook aan bijvoorbeeld ouders of partners worden gegeven. Lees verder<br />
Cliëntgebonden zorg en overhead<br />
Overhead behoort niet tot de geleverde productie. Het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> gaat in op het onderscheid<br />
tussen cliëntgebonden zorg en overhead.<br />
Overbruggingszorg<br />
Hier gaat het <strong>AWBZ</strong>-kompas in op de situatie dat de geïndiceerde zorg niet tijdig beschikbaar is.<br />
Lees verder<br />
Leveringsvoorwaarden<br />
Leveringsvoorwaarden geven aan of de zorg direct beschikbaar moet zijn of niet. Lees verder<br />
<strong>AWBZ</strong>-zorg in het buitenland<br />
Het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> geeft informatie over:<br />
• Zorg aan ex-verzekerden die op 31 december 2005 zorg ten laste vna de <strong>AWBZ</strong> kregen<br />
• De levering van zorg aan <strong>AWBZ</strong>-verzekerden die in het buitenland wonen<br />
• De levering van <strong>AWBZ</strong>-zorg in het buitenland voor <strong>Nederland</strong>se ingezetenen<br />
• <strong>AWBZ</strong>-zorg tijdens verblijf in het buitenland<br />
• PGB in het buitenland.<br />
Cliëntenraad<br />
De Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen (WMCZ) verplicht zorginstellingen een<br />
© CVZ 9
cliëntenraad in te stellen. De directie moet de cliëntenraad over allerlei zaken de gelegenheid<br />
geven advies uit de brengen, zoals over voeding, een verhuizing of de begroting. Lees verder<br />
© CVZ 10
Algemeen: functiegerichte aanspraken<br />
Tot 1 april 2003 waren de aanspraken in de <strong>AWBZ</strong> instellingsgericht omschreven. De aanspraak<br />
was bijvoorbeeld “opneming en verblijf in een gezinsvervangend tehuis voor lichamelijk<br />
gehandicapten”, “zorg te verlenen door een verpleeginrichting” of bijvoorbeeld “plaatsing in een<br />
dagverblijf voor lichamelijk gehandicapten”. Welke soort zorg wel en niet tot de aanspraak<br />
behoorde stond expliciet in het Besluit zorgaanspraken bijzondere ziektekostenverzekering (oud)<br />
beschreven. En meer in detail was de inhoud van de aanspraak bepaald door wat de verschillende<br />
soorten instellingen gebruikelijk waren te leveren. De verzekerde zorg bestond feitelijk uit een<br />
vast totaalpakket, waarin weinig ruimte was om zorg op maat te leveren.<br />
Zoals in de rubriek Historische achtergrond is beschreven, strookte zo’n dichtgetimmerd geheel<br />
aan aanspraken niet meer met de toenemende mondigheid van de verzekerden. De modernisering<br />
van de <strong>AWBZ</strong> had tot doel het veld de vrijheid te geven om een aanbod te maken dat paste bij de<br />
wensen van de verzekerde.<br />
De instellingsgerichte aanspraken zijn met ingang van 1 april 2003 vervangen door zeven<br />
functiegerichte aanspraken:<br />
• huishoudelijke verzorging<br />
• persoonlijke verzorging<br />
• verpleging<br />
• ondersteunende begeleiding<br />
• activerende begeleiding<br />
• behandeling<br />
• verblijf<br />
Deze zeven aanspraken worden ook “functies” genoemd. Bepalend is niet wat voor soort instelling<br />
de zorg levert, maar de inhoud en doel ervan. Elke functie heeft een globale inhoud, die vooral<br />
wordt bepaald door wat ermee moet worden bereikt. Behandeling is bijvoorbeeld aan de orde als<br />
de aandoening, stoornis of beperking kan worden verbeterd of verergering ervan kan worden<br />
voorkomen of tegengegaan. Dat is heel anders bij een functie als ondersteunende begeleiding. De<br />
beperking wordt als gegeven beschouwd, en met de ondersteuning worden de gevolgen ervan<br />
voor deelname aan de maatschappij en de zelfredzaamheid gecompenseerd, bijvoorbeeld door<br />
een verstandelijk gehandicapte te helpen met het organiseren van zijn dagindeling.<br />
Het is duidelijk dat de concrete inhoud van een functie heel divers kan zijn, afhankelijk van wat<br />
ermee wordt beoogd. Ondersteunende begeleiding van iemand met een hoge dwarslaesie met<br />
normale verstandelijke vermogens, heeft een heel andere inhoud dan in het voorbeeld van de<br />
verstandelijk gehandicapte. Bij de verzekerde met een dwarslaesie kan het bijvoorbeeld gaan om<br />
begeleiding bij sociale activiteiten (aanreiken van dingen enz.). Gemeenschappelijk is het doel van<br />
de zorg.<br />
Afhankelijk van de aard van de aandoening, stoornis en beperkingen en de sociale omgeving van<br />
een verzekerde is hij aangewezen op een individueel bepaalde mix van functies met per functie<br />
een bepaalde omvang in tijd.<br />
Die functies kunnen in verschillende combinaties, bij één of meer aanbieders worden verzilverd.<br />
Een veelgemaakte vergelijking is het maken van verschillende gerechten met dezelfde<br />
ingrediënten: met ei, bloem, melk of room, spek en kaas, is het zowel mogelijk spaghetti<br />
carbonara te maken als spek- en kaaspannenkoeken. Maar ook brood met beleg en een glas melk<br />
is mogelijk.<br />
Het is aan de aanbieders en zorgkantoren om het door de verzekerden gewenste gerecht te<br />
serveren. Aan de verzekerde om aan te geven wat hij wenst.<br />
Een echt functiegerichte uitvoering van de <strong>AWBZ</strong> is alleen mogelijk als de bekostiging daarop is<br />
toegerust. Als alleen pannenkoeken worden betaald, is spaghetti carbonara niet mogelijk. In de<br />
extramurale zorg zijn de prestatiebeschrijvingen op grond waarvan de zorg wordt bekostigd,<br />
gekoppeld aan de functies. Intramuraal is de bekostiging tot 1 juli 2007 nog instellingsgericht. De<br />
zorgzwaartebekostiging die vanaf die datum wordt ingevoerd biedt wel de nodige flexibiliteit om<br />
© CVZ 11
een divers aanbod te realiseren, maar geen mogelijkheid om verschillende functies bij<br />
verschillende aanbieders te betrekken. Bij de invoering van de zorgzwaartebekostiging geldt 2007<br />
als een overgangsjaar: het instellingsbudget is dan nog gebaseerd op het budget van vorige jaren.<br />
Met ingang van 2008 zal de bekostiging daadwerkelijk zijn gebaseerd op de zorgzwaarte [Wellicht<br />
zal er sprake zijn van een herallocatietraject van enkele jaren om de instellingen de gelegenheid te<br />
geven in de nieuwe situatie in te groeien].<br />
Voor extramurale zorg is het ook mogelijk dat de verzekerde zijn zorg zelf inkoopt met een<br />
persoonsgebonden budget [Zie "Zorglevering: zorg in natura of persoonsgebonden budget"]. Dat<br />
biedt veel mogelijkheden om een op het individu toegesneden zorgpakket samen te stellen.<br />
De brede omschrijving van de aanspraken heeft als keerzijde dat op voorhand niet steeds vaststaat<br />
welke zorg tot het <strong>AWBZ</strong>-pakket behoort, en onder welke functie die zorg valt. Bij de interpretatie<br />
welke zorg wel en niet tot de aanspraak behoort, zijn de thema’s hieronder van groot belang.<br />
© CVZ 12
Algemeen: de 80/20 regel<br />
De brede omschrijving van de functiegerichte aanspraken maakt het soms lastig om een scherp<br />
onderscheid te maken tussen twee functies. Zo is het onderscheid tussen behandeling en<br />
activerende begeleiding niet altijd scherp te maken. Het zelfde geldt voor de afbakening van<br />
activerende begeleiding en ondersteunende begeleiding en voor verpleging en persoonlijke<br />
verzorging.<br />
Het bestaan van enige overlap is niet erg. Het voorkomt lacunes in het verzekerd pakket en draagt<br />
bij tot de nodige flexibiliteit van het systeem.<br />
Voor zover het volstrekt helder is dat bepaalde zorg tot een bepaalde functie behoort, is het niet<br />
aan de orde de zorg onder een andere functie te brengen. Tenzij het zo’n gering deel van de totale<br />
zorg betreft dat die eenvoudig meegenomen kan worden bij de overige zorg, bijvoorbeeld het<br />
smeren van een broodje bij persoonlijke verzorging.<br />
Voor dat deel van de zorg waarvan echt niet duidelijk is of het tot de ene of tot de andere functie<br />
behoort, is de meest praktische benadering die zorg tot de functie te rekenen waartoe de rest van<br />
de activiteiten ook behoren. Dat is de zogenaamde 80/20 regel.<br />
© CVZ 13
Algemeen: grondslagen<br />
Om voor <strong>AWBZ</strong>-zorg in aanmerking te komen moet er sprake zijn van een ziekte, aandoening,<br />
stoornis, handicap of beperking of probleem op grond waarvan de verzekerde is aangewezen op<br />
<strong>AWBZ</strong>-zorg: de grondslag. Hier beschrijft het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> de grondslagen heel globaal. Voor<br />
gedetailleerdere informatie: zie de rubriek Grondslagen.<br />
De grondslagen zijn:<br />
• een somatische aandoening of beperking<br />
• een psychogeriatrische aandoening of beperking<br />
• een psychiatrische aandoening of beperking<br />
• een verstandelijke handicap<br />
• een lichamelijke handicap<br />
• een zintuiglijke handicap<br />
• een psychosociaal probleem<br />
Net als de inhoud van de <strong>AWBZ</strong>-aanspraken zijn de grondslagen alleen goed te begrijpen in<br />
historisch perspectief. Voor sommige grondslagen bestaan redelijk harde criteria, maar met name<br />
de somatische grondslag en de grondslag psychosociaal probleem leiden tot veel<br />
interpretatieproblemen.<br />
Het hebben van een grondslag is een eerste vereiste om voor <strong>AWBZ</strong>-zorg in aanmerking te komen.<br />
Het hebben van een grondslag betekent echter niet dat alle benodigde zorg ten laste van de <strong>AWBZ</strong><br />
komt.<br />
© CVZ 14
Algemeen: voorliggende voorzieningen<br />
De beperkingen van de verzekerde moeten ook zodanig zijn dat hij is aangewezen op <strong>AWBZ</strong>-zorg.<br />
Als er andere mogelijkheden zijn om te voorzien in zijn zorgvraag moet de verzekerde die eerst<br />
benutten.<br />
De aanspraak op <strong>AWBZ</strong>-zorg is daarom beperkt op grond van de volgende regels:<br />
• Als de zorg bekostigd kan worden op grond van een andere wettelijke regeling, is er geen<br />
aanspraak op de <strong>AWBZ</strong> (artikel 2 lid 1 Bza). Als er een andere wettelijke regeling is ten laste<br />
waarvan de zorg kan worden bekostigd, heet dat een wettelijk voorliggende voorziening.<br />
• De verzekerde moet, gelet op zijn behoefte, en uit een oogpunt van doelmatige<br />
zorgverlening, redelijkerwijs op de zorg zijn aangewezen (artikel 2 lid 2 Bza). Als de<br />
verzekerde zorg nodig heeft, kan het zijn dat het gebruikelijk is dat zijn partner of ouders<br />
daarin voorzien. Er is dan sprake van “gebruikelijke zorg” (zie onder "Algemeen" en<br />
"Gebruikelijke voorzieningen") Ook kan het zijn dat in de zorgvraag kan worden voorzien<br />
door bijvoorbeeld bejaardensoos, boodschappendienst vrijwilligerswerk e.d. Dergelijke<br />
voorzieningen heten algemeen gebruikelijke voorzieningen. Als die aanwezig zijn, is er<br />
geen aanspraak op <strong>AWBZ</strong>-zorg.<br />
De aanspraken kunnen bij ministeriële regeling nader worden geregeld en afhankelijk worden<br />
gesteld van te stellen voorwaarden. De minister heeft van deze laatste mogelijkheid gebruik<br />
gemaakt door middel van de Regeling zorgaanspraken <strong>AWBZ</strong>.<br />
In deze regeling staan aanvullende bepalingen over de aanspraak op tandheelkundige zorg, het<br />
individueel gebruik van een rolstoel, doventolk, onderzoek naar stofwisselingsziekten en het<br />
vaccinatieprogramma. In de rubrieken die over deze aanspraken gaan, neemt het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong><br />
ook de aanvullende regelgeving mee.<br />
© CVZ 15
Algemeen: gebruikelijke zorg<br />
Het is gebruikelijk dat mensen die een bepaalde relatie met elkaar hebben, elkaar verzorgen. Het<br />
meest duidelijk is de zorg die ouders aan hun kinderen geven. Ook van partners wordt verlangd<br />
dat zij elkaar tot op zekere hoogte verzorgen. Van huisgenoten wordt verwacht dat die bijdragen<br />
in de huishoudelijke verzorging. Men spreekt in dergelijke situaties van “gebruikelijke zorg”.<br />
Voor gebruikelijke zorg kan een verzekerde geen beroep doen op de <strong>AWBZ</strong>. Als de benodigde zorg<br />
de gebruikelijke zorg aanmerkelijk overstijgt is er sprake van “bovengebruikelijke zorg”, waarvoor<br />
een beroep op de <strong>AWBZ</strong> mogelijk is. Als degene die eigenlijk de gebruikelijke zorg zou moeten<br />
leveren daartoe niet in staat is, bijvoorbeeld omdat die vanwege werkzaamheden niet thuis is of<br />
omdat die persoon zélf beperkingen heeft, is er voor dat deel van de gebruikelijke zorg die niet<br />
geleverd kan worden, aanspraak op de <strong>AWBZ</strong>.<br />
In de rubriek "Gebruikelijke voorzieningen" staat een uitgebreide beschrijving van dit onderwerp.<br />
© CVZ 16
Algemeen: doelmatige zorgverlening<br />
Artikel 2 lid 2 Bza bepaalt dat er alleen aanspraak op de <strong>AWBZ</strong> bestaat als de verzekerde daar “uit<br />
het oogpunt van doelmatige zorgverlening” op is aangewezen.<br />
Zorg is doelmatig als het in ieder geval het gewenste effect sorteert (doeltreffend is), en daarbij<br />
ook efficiënt is: het te behalen doel moet met de minst mogelijke kosten worden bereikt.<br />
Dat betekent allereerst dat de omvang van de aanspraak niet onbeperkt is, maar het kostenaspect<br />
moet worden meegewogen. Er bestaat alleen aanspraak om op een basaal niveau adequaat te<br />
kunnen functioneren en maatschappelijk te participeren. Het CVZ heeft in een advies bij een<br />
indicatiegeschil uitgesproken dat dit basale niveau dat een verzekerde maatschappelijk moet<br />
kunnen participeren, een dagdeel per week is [RZA 2004, 76; RZA 2005, 119; RZA 2006, 39].<br />
Doelmatige zorgverlening betekent ook dat als kan worden voorzien in de zorg door een<br />
goedkopere functie, er geen aanspraak bestaat op een duurdere. Als bijvoorbeeld persoonlijke<br />
verzorging volstaat, heeft de verzekerde geen aanspraak op verpleging.<br />
Daarnaast betekent doelmatige zorgverlening dat als een verzekerde is aangewezen op verblijf,<br />
maar wenst thuis te blijven, hij in de thuissituatie zorg kan ontvangen tot het kostenniveau dat bij<br />
verblijf in een instelling aan de orde zou zijn. De verzekerde zal dan zelf in de rest van de<br />
zorgvraag moeten voorzien, hetzij door de inzet van mantelzorg, hetzij door zelf zorg in te kopen.<br />
Ook is het mogelijk dat de aanbieder alle zorg die de verzekerde in de instelling zou krijgen aan<br />
huis bij de verzekerde levert (Volledig pakket thuis).<br />
In bepaalde gevallen is een zekere mate van ondoelmatigheid acceptabel. Voor kleine kinderen is<br />
het van groot belang dat zij bij de eigen ouders opgroeien zodat langdurige opname (met<br />
maximale inzet van de ouders) zoveel mogelijk wordt vermeden. Om dezelfde reden is<br />
ondoelmatigheid acceptabel om een ouder van kleine kinderen is staat te stellen thuis te<br />
verblijven.<br />
Ook bij terminale zorg is het aanvaardbaar om opname in een instelling te voorkomen door inzet<br />
van meer <strong>AWBZ</strong>-zorg dan anders doelmatig zou zijn.<br />
© CVZ 17
Algemeen: directe/indirecte zorg<br />
Meestal is de zorg direct, face to face gericht op de verzekerde zelf. Hij ontvangt persoonlijke<br />
verzorging, krijgt begeleiding, traint bepaalde vaardigheden etc. Het is ook mogelijk dat de zorg<br />
zich niet direct richt op de verzekerde, maar op mensen uit zijn directe omgeving, bijvoorbeeld de<br />
ouders van een kind met een autistische stoornis die leren hoe ze hun kind het best kunnen<br />
benaderen en hanteren of ouders die leren hoe ze hun zieke kind moeten verplegen [RZA 2005,<br />
125]. Deze zorg komt indirect ten goede aan de verzekerde en valt onder de aanspraak.<br />
Het gaat om training en instructie van de directe persoonlijke omgeving van de verzekerde, zoals<br />
gezinsleden. Van mensen die professioneel zijn betrokken bij de zorg aan een bepaalde doelgroep<br />
mag worden verwacht dat zij de vereiste vaardigheden om met die doelgroep om te gaan en te<br />
communiceren al bezitten. Het is onderdeel van hun eigen (bij)scholing om daarin te voorzien. Die<br />
training komt niet ten laste van de <strong>AWBZ</strong>.<br />
Omdat in het gegeven voorbeeld het kind de verzekerde is, komt de indicatie op naam van de<br />
verzekerde te staan.<br />
© CVZ 18
Algemeen: cliëntgebonden zorg en overhead<br />
De aanspraak op <strong>AWBZ</strong> zorg is beperkt tot de cliëntgebonden activiteiten. Naast direct<br />
cliëntcontact hoort daar ook verslaglegging en cliëntgebonden overleg zoals multidisciplinair<br />
overleg toe. Uitleg over de inhoud van de zorg maakt integraal onderdeel van uit van de zorg, het<br />
in overleg met de verzekerde evalueren en bijstellen van het zorgplan ook.<br />
Reistijd, het aansturen van medewerkers, teamoverleg, het vastleggen van gegevens voor de<br />
organisatie, studie en dergelijke behoren tot de overhead. Het zijn noodzakelijke activiteiten om<br />
de aanspraak van de verzekerde te leveren, maar maken daar geen onderdeel van uit.<br />
© CVZ 19
Algemeen: overbruggingszorg<br />
De zorg waarop de verzekerde volgens zijn indicatie aanspraak heeft, is niet altijd direct<br />
voorhanden. Het indicatieorgaan houdt bij de indicatiestelling geen rekening met de vraag of de<br />
benodigde zorg aanwezig is of niet. Als die zorg niet beschikbaar is heeft het zorgkantoor de taak<br />
om ervoor te zorgen dat de verzekerde de wachttijd verantwoord kan overbruggen. Meestal is dit<br />
binnen de geïndiceerde functies (bij ZZP binnen de kostprijs van het zorgzwaartepakket) te<br />
realiseren. Maar als het nodig is moet het zorgkantoor duurdere zorg aanbieden. Het zorgkantoor<br />
moet dan zo snel mogelijk een binnen de indicatie passend aanbod doen [RZA 2006, 185;<br />
circulaire CVZ 03/59].<br />
© CVZ 20
Algemeen: leveringsvoorwaarden<br />
Het indicatieorgaan geeft in het indicatiebesluit aan in hoeverre de zorg planbaar is, en in welke<br />
mate de zorg beschikbaar moet zijn, de zogenaamde leveringsvoorwaarden.<br />
Het CIZ onderscheidt de volgende leveringsvoorwaarden:<br />
• Volgens afspraak, op geplande tijden;<br />
• Volgens afspraak, én direct oproepbaar;<br />
• Voortdurend in de nabijheid;<br />
• 24 uur per dag direct aanwezig.<br />
De leveringsvoorwaarden maken geen deel uit van het besluit maar zijn een advies aan het<br />
zorgkantoor over wat passende zorg is [RZA 2005, 127].<br />
© CVZ 21
Algemeen: <strong>AWBZ</strong>-zorg in het buitenland<br />
De zorg die verzekerden op grond van de <strong>AWBZ</strong> in <strong>Nederland</strong> ontvangen kan in beginsel ook in het<br />
buitenland verkregen worden.<br />
Het kan dan gaan om verzekerden die tijdelijk in het buitenland verblijven, bv. tijdens vakantie of<br />
om verzekerden die in het buitenland wonen. Deze laatste groep, <strong>AWBZ</strong>-verzekerden die in het<br />
buitenland wonen, is met de invoering van de Zorgverzekeringswet in 2006 aanzienlijk minder<br />
geworden. Voor personen die vanaf 2006 niet meer <strong>AWBZ</strong> verzekerd zijn, maar wel al <strong>AWBZ</strong>-zorg<br />
in het buitenland ontvingen is een overgangsregeling getroffen. Het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> gaat eerst in<br />
op deze ex-<strong>AWBZ</strong>-verzekerden en vervolgens op andere situaties. Deze andere situaties gaan over<br />
<strong>AWBZ</strong>-verzekerden.<br />
Voor de vraag naar de mogelijkheden van <strong>AWBZ</strong>-zorg in het buitenland is ook de definitie van de<br />
aanspraken van belang. De <strong>AWBZ</strong>-aanspraken zijn in het BZA omschreven in termen van door een<br />
instelling te verlenen zorg. Het begrip instelling is in artikel 1 <strong>AWBZ</strong> gedefinieerd als<br />
• een instelling in de zin van de Wet toelating zorginstellingen;<br />
• een in het buitenland gevestigde rechtspersoon die in het desbetreffende land zorg<br />
verleent in het kader van het in dat land geldende sociale zekerheidsstelsel, dan wel zich<br />
richt op het verlenen van zorg aan specifieke groepen van publieke functionarissen.<br />
Dit betekent dat er alleen aanspraak op <strong>AWBZ</strong>-zorg in het buitenland kan bestaan, als de zorg<br />
geleverd wordt door een toegelaten instelling of een instelling die meedraait in het stelstel van het<br />
betreffende land.<br />
Op grond van artikel 7a van de Regeling Zorgaanspraken <strong>AWBZ</strong> geldt echter, dat extramurale zorg<br />
in het buitenland niet door een toegelaten instelling mag worden geleverd.<br />
Zorg in het buitenland aan ex-<strong>AWBZ</strong>-verzekerden (overgangsregeling)<br />
[Artikel 3.1.2 Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet en artikel 1.22<br />
Aanpassingsbesluit Zorgverzekeringswet]<br />
Voor een deel van de in het buitenland wonende <strong>AWBZ</strong>-verzekerden is per 1 januari 2006 hun<br />
verzekering op grond van de <strong>AWBZ</strong> vervallen. De <strong>AWBZ</strong>-verzekering is per die datum vervallen<br />
voor:<br />
1. personen die vrijwillig <strong>AWBZ</strong> verzekerd waren en<br />
2. personen die van rechtswege <strong>AWBZ</strong> verzekerd waren omdat zij buiten <strong>Nederland</strong> woonden<br />
en verzekerd waren op grond van de Ziekenfondswet en op grond van een internationale<br />
regeling over sociale zekerheid ten laste van de middelen van de ziekenfondsverzekering<br />
recht hadden op verstrekkingen.<br />
Voor deze ex-<strong>AWBZ</strong>-verzekerden is een overgangsregeling getroffen. Deze houdt in dat mensen,<br />
die op 31 december 2005 zorg ontvangen en recht hebben op vergoeding van de kosten van zorg<br />
ten laste van de <strong>AWBZ</strong>, dit recht houden. De overgangsregeling is voor onbepaalde tijd, betreft ook<br />
vervolgzorg en gaat uit van het <strong>AWBZ</strong>-pakket zoals dat op 31 december 2005 luidde. Dit betekent<br />
dat zij aanspraak houden op huishoudelijke verzorging, terwijl deze zorg per 1 januari 2007 niet<br />
meer als aanspraak op grond van de <strong>AWBZ</strong> geregeld is. De regeling is wat betreft de hoogte van de<br />
vergoeding gelijk aan de vergoedingsregeling opgenomen in de CVZ-Regeling hulp in bijzondere<br />
omstandigheden.<br />
De uitvoering van deze overgangsregeling heeft het CVZ gelegd bij het zorgkantoor Utrecht, Agis.<br />
Zorg voor <strong>AWBZ</strong>-verzekerden in het buitenland<br />
De mogelijkheden voor het verkrijgen van zorg in het buitenland zijn geregeld in de artikelen 10<br />
en 11 <strong>AWBZ</strong>. Artikel 10 ziet op de situatie dat een verzekerde voor het verkrijgen van zorg naar<br />
het buitenland gaat en artikel 11 betreft de situatie dat een verzekerde al in het buitenland is en<br />
zorg nodig heeft. De artikelen 10 en 11 <strong>AWBZ</strong> zijn niet beperkt tot verdragslanden.<br />
© CVZ 22
Naast de mogelijkheden die de <strong>AWBZ</strong> biedt kunnen verzekerden ook een beroep doen op de<br />
Verordening EEG 1408/71. Als een verzekerde een beroep op zowel de <strong>AWBZ</strong>-bepalingen als<br />
verdragsaanspraken kan doen, kan hij kiezen op grond van welke regeling hij de zorg inroept.<br />
Voor het bepalen van deze keus kan een eventueel verschuldigde eigen bijdrage voor de zorg van<br />
belang zijn.<br />
Hieronder gaat het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> dieper in op de relevante <strong>AWBZ</strong>-artikelen en Europese verdragen.<br />
Naar het buitenland voor <strong>AWBZ</strong>-zorg<br />
Artikel 10 <strong>AWBZ</strong><br />
Op grond van artikel 10, lid 2 <strong>AWBZ</strong> kunnen verzekerden hun aanspraak op zorg tot gelding<br />
brengen bij een niet gecontracteerde instelling of persoon. In plaats van aanspraak op zorg heeft<br />
de verzekerde dan aanspraak op gehele of gedeeltelijke vergoeding van de kosten van deze zorg<br />
(restitutiebepaling).<br />
In sommige gevallen is eerst toestemming nodig van de verzekeraar (dus niet het zorgkantoor)<br />
voordat de verzekerde naar het buitenland kan gaan. Voor welke zorg wel of geen toestemming<br />
nodig is, is geregeld in de Regeling zorgaanspraken <strong>AWBZ</strong> (artikelen 6a en 6b). Ook is hier de<br />
hoogte van de vergoeding van de kosten van zorg geregeld.<br />
Er is geen toestemming vereist voor het verkrijgen van aanspraak op vergoeding van kosten voor<br />
extramurale zorg in een andere lidstaat (EU, EER en Zwitserland).<br />
Zo kan een verzekerde met een CIZ-indicatiebesluit voor persoonlijke verzorging deze extramurale<br />
zorg ook buiten <strong>Nederland</strong>, in een andere lidstaat, ontvangen.<br />
Voor intramurale zorg in een andere lidstaat kan toestemming worden verleend. De verzekeraar<br />
moet hebben vastgesteld dat het krijgen van deze zorg voor de geneeskundige verzorging van die<br />
verzekerde nodig is. De toestemming kan niet worden geweigerd, indien de betreffende zorg,<br />
gelet op de gezondheidstoestand van de verzekerde en het waarschijnlijke ziekteverloop, niet<br />
binnen een aanvaardbare termijn binnen <strong>Nederland</strong> kan worden verleend.<br />
De verzekerde heeft wel toestemming nodig voor zorg, zowel extra- als intramuraal, buiten<br />
lidstaten.<br />
Voor het aannemen van een medische noodzaak zijn de volgende criteria van toepassing:<br />
1. er bestaat geen redelijk uitzicht op verbetering of herstel bij een gecontracteerde<br />
zorgaanbieder en<br />
2. het is objectief aannemelijk dat de gewenste hulp bij een niet gecontracteerde<br />
zorgaanbieder dat uitzicht wel biedt.<br />
Het derde lid van artikel 6b van de Regeling zorgaanspraken <strong>AWBZ</strong> bepaalt dat de vergoeding voor<br />
deze zorg (intramurale zorg in een andere lidstaat en extra-/intramurale zorg buiten lidstaten)<br />
gelijk is aan de gemaakte kosten en niet meer bedraagt dan de kosten die in de <strong>Nederland</strong>se<br />
marktomstandigheden in redelijkheid passend zijn te achten.<br />
De hoogte van de vergoeding is dus beperkt, terwijl de verzekeraar uitdrukkelijk toestemming<br />
voor het verkrijgen van de zorg moet verlenen.<br />
Verordening EEG 1408/71<br />
Op grond van de Verordening kan de verzekeraar de verzekerde toestemming geven om een voor<br />
zijn gezondheidstoestand passende behandeling in het buitenland te ondergaan. De verzekerde<br />
heeft dan aanspraak op het verstrekkingenpakket overeenkomstig de wettelijke bepalingen van de<br />
andere lidstaat.<br />
Zoals hiervoor al aangegeven is het mogelijk dat een verzekerde zowel een beroep kan doen op de<br />
Verordening als op artikel 10 <strong>AWBZ</strong>. De verzekerde kan zelf bepalen volgens welke bepaling hij de<br />
zorg inroept. Voor de zorg in het buitenland kan evenals voor de zorg in <strong>Nederland</strong> een eigen<br />
© CVZ 23
ijdrage verschuldigd zijn. Als deze in het buitenland hoger is kan een beroep op artikel 10 <strong>AWBZ</strong><br />
gunstiger zijn voor de verzekerde.<br />
<strong>AWBZ</strong>-zorg tijdens verblijf in het buitenland<br />
Artikel 11 <strong>AWBZ</strong><br />
Artikel 11 <strong>AWBZ</strong> is verder uitgewerkt in artikel 20 Bza en de Regeling hulp in bijzondere<br />
omstandigheden <strong>AWBZ</strong> van het CVZ.<br />
De Regeling hulp in bijzondere omstandigheden <strong>AWBZ</strong> bevat een restitutiebepaling, op grond<br />
waarvan verzekerden kosten (geheel of gedeeltelijk) van <strong>AWBZ</strong>-zorg tijdens wonen of tijdelijk<br />
verblijf in het buitenland vergoed kunnen krijgen.<br />
Elke reden voor tijdelijk verblijf in het buitenland, ook vakantie en overwintering, is aangemerkt<br />
als een omstandigheid, waardoor men geen gecontracteerde zorg kan inroepen. Ook wonen in het<br />
buitenland wordt aangemerkt als een omstandigheid, waardoor men geen gecontracteerde zorg<br />
kan inroepen. Sinds 2006 zijn echter veel in het buitenland wonenden niet meer verzekerd voor de<br />
<strong>AWBZ</strong>.<br />
Op basis van deze regeling ontvangen veel overwinteraars in Spanje <strong>AWBZ</strong>-zorg ten laste van de<br />
<strong>AWBZ</strong>. Veelal is de indicatie voor zorg in <strong>Nederland</strong> gesteld door het CIZ. Als tijdens het verblijf de<br />
behoefte aan zorg zich voordoet dan is het de verzekeraar die de indicatie moet stellen. De<br />
verzekeraar kan hiervoor een verklaring verlangen van een onafhankelijke arts [Circulaire CVZ<br />
99/006].<br />
De laatste jaren zijn er aanbieders in <strong>Nederland</strong> die hun cliënten tijdens hun vakantie zorg willen<br />
blijven bieden. Deze aanbieder is gevestigd in <strong>Nederland</strong> en heeft een toelating voor het bieden<br />
van <strong>AWBZ</strong>-zorg. Deze extramurale zorg kan niet ten laste van de <strong>AWBZ</strong> vergoed worden. Artikel 7a<br />
Regeling zorgaanspraken <strong>AWBZ</strong> bepaalt namelijk dat verzekerden geen aanspraak hebben op deze<br />
zorg in het buitenland, die door een toegelaten instelling wordt geboden.<br />
Verordening EEG 1408/71/Verdragslanden<br />
Tijdens tijdelijk verblijf binnen een ander verdragsland hebben <strong>AWBZ</strong>-verzekerden aanspraak op<br />
het verstrekkingenpakket van de staat waar zij verblijven. Dit betreft alleen spoedhulp.<br />
PGB in het buitenland<br />
Een budgethouder mag met zijn PGB ook zorg in het buitenland inkopen, zolang hij <strong>Nederland</strong><br />
maar niet metterwoon heeft verlaten. Als de verzekerde langer dan zes weken een instelling<br />
contracteert die niet onder de <strong>Nederland</strong>se fiscale en sociale wetgeving valt, past het zorgkantoor<br />
de hoogte van het PGB aan aan het prijsniveau van het land waar de verzekerde verblijft. Het CVZ<br />
heeft hier normen voor ontwikkeld. Het zorgkantoor kan daarover informatie verstrekken.<br />
© CVZ 24
Algemeen: cliëntenraad<br />
De Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen (WMCZ, 1996) heeft als doel het bevorderen<br />
van medezeggenschap van cliënten van instellingen op het terrein van de maatschappelijke zorg<br />
en de gezondheidszorg. De WMCZ verplicht zorginstellingen een cliëntenraad in te stellen.<br />
De WMCZ is van toepassing op alle zorginstellingen die vanuit collectieve middelen worden<br />
gefinancierd. Dit zijn hele verschillende organisaties. De wet geeft daarom alleen grote lijnen weer:<br />
de algemene regels voor medezeggenschap. De instellingen moeten zelf de praktische uitwerking<br />
regelen. Allerlei zaken kunnen nader ingevuld en afgesproken worden, zoals over voeding, een<br />
verhuizing of de begroting. De directie moet hierover afspraken maken met de cliëntenraad.<br />
Uit artikel 3 van de WMCZ volgt dat de zorgaanbieder de cliëntenraad in ieder geval in de<br />
gelegenheid moet stellen advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit dat de instelling<br />
betreft, inzake:<br />
1. een wijziging van de doelstelling of de grondslag;<br />
2. het overdragen van de zeggenschap of fusie of het aangaan of verbreken van een<br />
duurzame samenwerking met een andere instelling;<br />
3. de gehele of een gedeeltelijke opheffing van de instelling, verhuizing of ingrijpende<br />
verbouwing;<br />
4. een belangrijke wijziging in de organisatie;<br />
5. een belangrijke inkrimping, uitbreiding of andere wijziging van de werkzaamheden;<br />
6. het benoemen van personen die rechtstreeks de hoogste zeggenschap zullen uitoefenen<br />
bij de leiding van arbeid in de instelling;<br />
7. de begroting en de jaarrekening;<br />
8. het algemeen beleid inzake de toelating van cliënten en de beëindiging van deze<br />
zorgverlening aan cliënten;<br />
9. voedingsaangelegenheden van algemene aard en het algemeen beleid op het gebied van de<br />
veiligheid, de gezondheid of de hygiëne en de geestelijke verzorging van, maatschappelijke<br />
bijstand aan en recreatiemogelijkheden en ontspanningsactiviteiten voor cliënten;<br />
10. de systematische bewaking, beheersing of verbetering van de kwaliteit van de aan cliënten<br />
te verlenen zorg;<br />
11. de vaststelling of wijziging van een regeling inzake de behandeling van klachten van<br />
cliënten en het aanwijzen van personen die belast worden met de behandeling van klachten<br />
van cliënten;<br />
12. wijziging van de regeling, bedoeld in artikel 2, tweede lid, (het aantal leden van de<br />
cliëntenraad, de wijze van benoeming, welke personen tot lid kunnen worden benoemd en<br />
de zittingsduur van de leden; en de materiële middelen van de instelling waarover de<br />
cliëntenraad ten behoeve van zijn werkzaamheden kan beschikken) en de vaststelling of<br />
wijziging van andere voor cliënten geldende regelingen;<br />
13. het belasten van personen met de leiding van een onderdeel van de instelling, waarin<br />
gedurende het etmaal zorg wordt verleend aan cliënten die in de regel langdurig in die<br />
instelling verblijven.<br />
De cliëntenraad heeft het recht om te adviseren en moet hiervoor de benodigde informatie krijgen.<br />
Tevens dient het advies op een zodanig tijdstip worden gevraagd dat het van wezenlijke invloed<br />
kan zijn op het te nemen besluit. De cliëntenraad is ook bevoegd de zorgaanbieder ongevraagd te<br />
adviseren over onderwerpen die voor de cliënten van belang zijn. In de wet staat ook wat de<br />
cliëntenraad kan doen als de instelling de verplichtingen niet nakomt. Cliënten kunnen onder<br />
andere de naleving van de wet afdwingen bij de kantonrechter.<br />
© CVZ 25
Grondslagen: algemeen<br />
Voor de functiegerichte aanspraken uit het Bza [Persoonlijke verzorging, verpleging,<br />
ondersteunenden begeleiding, activerende begeleiding, behandeling, en verblijf] moet er bij een<br />
verzekerde een grondslag aanwezig zijn om in aanmerking te komen voor <strong>AWBZ</strong>-zorg.<br />
Historisch gezien zijn de grondslagen gerelateerd aan de doelgroepen waarop de <strong>AWBZ</strong> zich altijd<br />
heeft gericht, zoals verstandelijk gehandicapten of mensen met een zintuiglijke handicap. Sinds<br />
2003 is de functiegerichte indicatiestelling ingevoerd, met als doel meer rekening te kunnen<br />
houden met de wensen van verzekerden.<br />
In het Besluit zorgaanspraken <strong>AWBZ</strong> (Bza) worden in hoofdstuk II de aanspraken functiegericht<br />
omschreven, waarbij uit artikel 2 t/m 9 is op te maken dat er zeven grondslagen zijn, namelijk<br />
somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke,<br />
lichamelijke of zintuiglijke handicap, of een psychosociaal probleem. De grondslagen worden<br />
hierna nader besproken.<br />
© CVZ 26
Grondslagen: somatische aandoening of beperking<br />
Van deze grondslag is sprake als er beperkingen zijn die hun oorzaak vinden in een actuele<br />
somatische (=lichamelijke) ziekte of anatomische afwijking c.q. stoornis. Voor omschrijving wordt<br />
aangesloten bij internationale classificatiesystemen als ICD (International Classification of<br />
Diseases) en ICF (International Classification of Functioning).<br />
© CVZ 27
Grondslagen: psychogriatrische aandoening of beperking<br />
Van een psychogeriatrische grondslag spreekt men als er een ziekte, niet-aangeboren aandoening<br />
of functiestoornis is in of van de hersenen. De toevoeging geriatrisch duidt erop dat het gaat om<br />
aandoeningen die meestal zijn gerelateerd aan ouderdom. Het komt echter voor dat een dergelijke<br />
aandoening, bijvoorbeeld dementie, al op jongere leeftijd optreedt.<br />
Deze aandoeningen gaan veelal gepaard met aantasting van o.a. denkvermogen, gevoelsleven,<br />
intellect, herinneringscapaciteit al of niet in combinatie met afname van motorische functies,<br />
communicatieve mogelijkheden en vermindering van de sociale redzaamheid.<br />
© CVZ 28
Grondslagen: psychiatrische aandoening of beperking<br />
Van een psychiatrische grondslag spreekt men als er sprake is van ziekte die wordt gekenmerkt<br />
door een stoornis in de psychische functies, gepaard gaand met lijden en/of sociaal<br />
disfunctioneren. Voor de omschrijving wordt aangesloten bij het internationale<br />
classificatiesysteem DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders).<br />
© CVZ 29
Grondslagen: verstandelijke handicap<br />
Men spreekt van verstandelijke handicap als er sprake is van cognitief/intellectueel beneden<br />
gemiddeld scoren op een algemene intelligentietest waardoor er blijvende beperkingen zijn op het<br />
gebied van de sociale redzaamheid, dit alles ontstaan voor het 18e levensjaar. Volgens<br />
internationale criteria is sprake van een verstandelijke handicap als het IQ lager dan 70 is, maar in<br />
<strong>Nederland</strong> onderscheiden we ook de categorie Licht verstandelijk gehandicapten (IQ 70-85) die in<br />
aanmerking kan komen voor <strong>AWBZ</strong>-zorg als er sprake is van beperkingen in de sociale<br />
redzaamheid, leer- en/of gedragsproblemen ten gevolge van het verminderd cognitief<br />
functioneren.<br />
© CVZ 30
Grondslagen: lichamelijke handicap<br />
Van een lichamelijke handicap is sprake als er beperkingen in de zelfredzaamheid, de mobiliteit<br />
en/of de lichaamsbeheersing zijn vastgesteld, die samenhangen met functiestoornissen of<br />
anatomische afwijkingen in het bewegingsapparaat en/of interne organen, waarbij er geen verder<br />
herstel meer mogelijk is.<br />
© CVZ 31
Grondslagen: zintuiglijke handicap<br />
De grondslag zintuiglijke handicap is onder te verdelen in drie subgroepen:<br />
• visuele stoornissen en beperkingen;<br />
• auditief-communicatieve handicap;<br />
• Spraak-/taalprobleem (of -stoornis)<br />
Visuele stoornissen en beperkingen<br />
Van een visuele handicap is sprake als de gezichtsscherpte van het beste oog ondanks een<br />
optimale brilcorrectie
Grondslagen: psychosociaal probleem<br />
Van een psychosociale grondslag is sprake als:<br />
• er psychosociale problemen zijn die leiden tot ernstige ontwrichting<br />
• er geen andere onderliggende grondslag is en<br />
• de beperkingen niet door verzekerde zelf of door andere hulpverleningsmogelijkheden<br />
kunnen worden opgeheven.<br />
Er is sprake van ernstige ontwrichting als de psychische problematiek van een verzekerde ertoe<br />
leidt dat hij aanzienlijke en langdurige participatieproblemen en/of problemen in zijn<br />
zelfredzaamheid ondervindt [In de "beleidsregel Grondslagen" (opgenomen in hoofdstuk 2 van de<br />
Beleidsregels indicatiestelling <strong>AWBZ</strong>) wordt, onder verwijzing naar de formulierenset, nadere<br />
invulling gegeven aan de criteria hiervoor].<br />
Als het psychosociaal probleem voortkomt uit een andere, onderliggende grondslag, dan dient die<br />
grondslag (meestal de grondslag psychiatrie, psychogeriatrie of verstandelijke handicap) te<br />
worden gehanteerd.<br />
Als het niet direct mogelijk is om te bepalen of de problematiek voortkomt uit een andere<br />
grondslag, dan kan op basis van de psychosociale grondslag kortdurend <strong>AWBZ</strong>-zorg worden<br />
ingezet. Gedurende deze (beperkte) periode dient nadere diagnostiek plaats te vinden, in het<br />
tweede compartiment. De functie behandeling kan dus niet worden toegekend.<br />
Bij psychosociale problemen zonder onderliggende andere grondslag kan <strong>AWBZ</strong>-zorg ingezet<br />
worden als de beperkingen van een verzekerde niet (voldoende) oplosbaar zijn: door verzekerde<br />
zelf en/of door andere bestaande hulpverleningsmogelijkheden zoals huisarts of maatschappelijk<br />
werk. [RZA 2007, 84]<br />
© CVZ 33
Voorliggende voorzieningen: inhoud<br />
Als iemand is aangewezen op zorg, bestaat er niet meteen aanspraak op de <strong>AWBZ</strong>. In bepaalde<br />
gevallen moet de verzekerde op een andere manier in zijn zorgvraag voorzien.<br />
Als de zorg waarop een verzekerde is aangewezen kan worden bekostigd op grond van een andere<br />
wettelijke regeling, is er geen aanspraak op de <strong>AWBZ</strong> [Bza artikel 2, lid 1].<br />
In de praktijk wordt dit wel aangeduid met de term: “wettelijk voorliggende voorziening”. Die term<br />
is in zoverre niet helemaal correct dat er geen sprake hoeft te zijn van een voorziening die ook<br />
daadwerkelijk beschikbaar is. Het gaat er om dat een bepaalde vorm van zorg tot een ander<br />
domein behoort, bij voorbeeld onderwijs of welzijn, en op een andere titel bekostigd kan worden.<br />
Als het verantwoordelijke orgaan in gebreke blijft moet de verzekerde zich tot het orgaan wenden<br />
dat die voorziening moet leveren.<br />
Het gaat achtereenvolgens om de volgende wetgeving:<br />
• Zorgverzekeringswet<br />
• Wetgeving op het gebied van onderwijs<br />
• Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen<br />
• Wet sociale werkvoorziening<br />
• Wet maatschappelijke ondersteuning<br />
• Wet op de jeugdzorg<br />
• Wet Arbeid en Zorg<br />
• Wetgeving op het terrein van justitie<br />
Als een verzekerde beroep kan doen op een subsidie is dat ook een voorliggende voorziening. In<br />
het onderwijs bestaat de “subsidieregeling leerlinggebonden financiering middelbaar<br />
beroepsonderwijs”. Het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> bespreekt die subsidieregeling in de rubriek<br />
"Onderwijswetgeving".<br />
Op grond van de “Regeling subsidies <strong>AWBZ</strong>” kan de ADL-ondersteuning in ADL-clusters (zoals<br />
Volkswoningen) en kortdurende ondersteuning door MEE-organisaties worden bekostigd.<br />
Hieronder gaat het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> eerst in op de in de vorige alinea genoemde wetten, daarna<br />
bespreekt het de subsidies voor ADL-clusters en MEE-organisaties.<br />
Van veel voorliggende voorzieningen kan de verzekerde direct gebruik maken, maar sommige<br />
voorzieningen, zoals een woningaanpassing, zijn nu eenmaal niet direct te realiseren. De<br />
verzekerde heeft dan tijdelijk aanspraak op <strong>AWBZ</strong>-zorg om de tijd tot de realisatie van de<br />
voorliggende voorziening te overbruggen [RZA 2004, 79; RZA 2007, 22]. De voorliggende<br />
voorziening moet echter wel binnen redelijke termijn zijn gerealiseerd. Daarna vervalt de<br />
aanspraak [RZA 2007, 22]. Wat een redelijke termijn is, hangt af van de te treffen voorzieningen.<br />
Het realiseren van een douchestoel vergt uiteraard minder tijd dan het verbouwen van een woning.<br />
© CVZ 34
Voorliggende voorzieningen: Zorgverzekeringswet<br />
Zowel de <strong>AWBZ</strong> als de Zvw zijn zorgverzekeringen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat tussen die<br />
twee wetten veel overlap en afbakeningsproblemen bestaan. Dat is des te meer het geval omdat de<br />
inhoud van de <strong>AWBZ</strong> niet zozeer logisch, maar vooral historisch is te verklaren (zie de rubriek<br />
"Invoering van de <strong>AWBZ</strong>").<br />
Het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> gaat eerst in op de vraag welke wettelijke regeling van toepassing is als er<br />
sprake is van “samenloop”. Samenloop betekent dat meerdere wettelijke regelingen van toepassing<br />
zijn. Daarna gaat het in op de belangrijkste afbakeningsproblemen. Deze rubriek is dus opgedeeld<br />
in de volgende onderdelen:<br />
• Samenloop<br />
• Afbakening behandeling en activerende begeleiding<br />
• Afbakening verpleging in de <strong>AWBZ</strong> en in de Zvw<br />
© CVZ 35
Voorliggende voorzieningen: samenloop Zvw en <strong>AWBZ</strong><br />
Van samenloop van Zvw en <strong>AWBZ</strong> is sprake als de verzekerde op grond van beide wetten zorg zou<br />
kunnen krijgen. Het is dan belangrijk te weten welke wet voorgaat. Samenloop van Zvw en <strong>AWBZ</strong><br />
doet zich vooral voor:<br />
• tussen geneeskundige zorg (Zvw) en behandeling en activerende begeleiding (<strong>AWBZ</strong>);<br />
• tussen paramedische zorg (Zvw) en behandeling en activerende begeleiding (<strong>AWBZ</strong>);<br />
• Geneeskundige zorg zoals huisartsen die plegen te bieden (Zvw) en verpleging (<strong>AWBZ</strong>);<br />
• tussen verpleging zoals verpleegkundigen die plegen te bieden, en die noodzakelijk is in<br />
verband met medisch-specialistische zorg (Zvw) en verpleging in de (<strong>AWBZ</strong>);<br />
• tussen de Zvw-prestatie geneeskundige zorg zoals huisartsen die plegen te bieden,<br />
farmaceutische zorg, hulpmiddelen (Zvw) en de aanvullende aanspraken van artikel 15 Bza<br />
(medische zorg van algemene aard, farmaceutische zorg, tandheelkundige zorg,<br />
hulpmiddelen in verband met de door de instelling geleverde zorg).<br />
Als bepaalde zorg naar zijn aard onder de verzekerde prestaties van de Zvw behoort, is de <strong>AWBZ</strong><br />
niet aan de orde [RZA 2005, 195]. De Zvw gaat dan voor [De Ziekenfondswet bepaalde in artikel 8<br />
dat er geen aanspraak op de ZFW was voor zover een verzekerde aanspraak had op <strong>AWBZ</strong>-zorg. De<br />
Zvw kent zo’n artikel niet meer].<br />
Artikel 2 lid 1 Bza regelt dat als bepaalde zorg kan worden bekostigd op grond van een andere<br />
wettelijke regeling, er geen aanspraak bestaat op de <strong>AWBZ</strong>.<br />
Betekent dit nu, dat als er sprake is van samenloop tussen Zvw en <strong>AWBZ</strong>, er nooit sprake is van<br />
<strong>AWBZ</strong>-zorg omdat er een andere wettelijke regeling voorligt? Het antwoord is nee. De wetgever<br />
heeft met het Bza bedoeld bepaalde zorg expliciet ten laste van de <strong>AWBZ</strong> te laten komen en niet<br />
tot het domein van de Zvw te laten behoren.<br />
Ook is duidelijk dat het niet de bedoeling van de wetgever was aan de invoering van de Zvw het<br />
gevolg te verbinden, dat het <strong>AWBZ</strong>-pakket in deze zin zou wijzigen.<br />
Verder blijkt uit de toelichting op artikel 2 Bza, dat het niet zozeer bedoeld is als afbakening<br />
tussen <strong>AWBZ</strong> en ZFW (nu Zvw), maar als afbakening naar andere beleidsterreinen, zoals onderwijs,<br />
welzijn, jeugdzorg e.d., die overlappingen kunnen vertonen met <strong>AWBZ</strong>-zorg. Zo wordt voorkomen<br />
dat er zorg ten laste van de <strong>AWBZ</strong> geleverd wordt waar dat niet nodig is omdat het tot de<br />
verantwoordelijkheid van een ander beleidsterrein behoort.<br />
De toepassing van artikel 2 Bza is alleen aan de orde als het om een afbakening gaat bij een<br />
onbedoelde samenloop van regelingen. Als de wetgever echter uitdrukkelijk heeft beoogd iets tot<br />
het pakket van de Zvw dan wel de <strong>AWBZ</strong> te rekenen, doet die vraag zich niet voor.<br />
Kortom: zorg waarvan de wetgever uitdrukkelijk heeft bedoeld dat die ten laste van de <strong>AWBZ</strong><br />
komt, komt bij samenloop ten laste van de <strong>AWBZ</strong>, de overige zorg valt bij samenloop onder de<br />
verzekerde prestaties van de Zvw.<br />
Een voorbeeld van samenloop tussen Zvw en <strong>AWBZ</strong>: Een steunkousenuittrekhulp is een hulpmiddel<br />
dat een patiënt in staat stelt om zelfstandig een steunkous uit te trekken. Dit hulpmiddel valt<br />
onder de verzekerde aanspraak op steunkousen in de Zvw. De steunkousenuittrekhulp moet door<br />
de zorgverzekeraar worden vergoed als de verzekerde daarop is aangewezen en fysiek in staat is<br />
de uittrekhulp te gebruiken [RZA 2006, 91]. Dit is voorliggend op <strong>AWBZ</strong>-zorg.<br />
© CVZ 36
Voorliggende voorzieningen: afbakening tussen de Zvw en de <strong>AWBZ</strong>-functies<br />
behandeling en ondersteunende / activerende begeleiding<br />
Bij de functies behandeling en activerende begeleiding is het van belang te bepalen welke zorg ten<br />
laste van de <strong>AWBZ</strong> komt. Bij samenloop behoort de zorg tot de verzekerde prestaties van de Zvw.<br />
Zorg die medisch specialisten plegen te bieden behoort tot de geneeskundige zorg die in het<br />
kader van de Zvw is verzekerd [Artikel 2.4 Besluit Zv]. Deze zorg is gericht op herstel of<br />
voorkoming van verergering van een aandoening. Het moet gaan om zorg zoals huisartsen,<br />
medisch-specialisten, klinisch-psychologen en verloskundigen die plegen te bieden. Dit betekent<br />
geenszins dat de genoemde professionals ook altijd degenen zijn die de zorg verlenen. Het<br />
betekent overigens ook niet dat alles wat de hiervoor genoemde beroepsbeoefenaren bieden tot<br />
de verzekerde zorg behoort.<br />
De behandeling is niet beperkt tot de medische interventies, maar omvat (afhankelijk van de aard<br />
van de ingreep) in de Zvw ook de nodige begeleiding [RZA 2006, 187, RZA 2008, 58]. Als de<br />
noodzaak van psychische begeleiding pas na verloop van langere tijd optreedt, behoort dit niet<br />
meer tot de eigenlijke medische behandeling, en kan de verzekerde wél aanspraak op <strong>AWBZ</strong>-zorg<br />
hebben [RZA 2007, 23].<br />
De zorg en begeleiding die als integraal onderdeel van een revalidatietraject vanuit een<br />
revalidatiecentrum nodig is valt ook onder de prestatie geneeskundige (medisch-specialistische)<br />
zorg van de Zvw. Het maakt onderdeel uit van de integrale behandeling door de revalidatiearts<br />
[RZA 2005, 11].<br />
Bij de <strong>AWBZ</strong>-functies behandeling en activerende begeleiding gaat het in eerste instantie om<br />
behandeling van specifieke aard. Daarnaast is <strong>AWBZ</strong>-zorg te kenmerken als CSLM-zorg: continue,<br />
systematische, langdurige multidisciplinaire zorg. Uitzondering daarop is de psychiatrische<br />
behandeling: die kan ook monodisciplinair van aard zijn [De geneeskundige psychiatrische zorg is<br />
op 1 januari 2008 overgeheveld naar de Zvw].<br />
Daarnaast zijn er een aantal activiteiten, die historisch ten laste van de <strong>AWBZ</strong> komen. Het gaat om<br />
consultatie, medebehandeling, kortdurende verpleeghuisrevalidatie of reactivering en functionele<br />
diagnostiek. Deze rubriek gaat achtereenvolgens in op de volgende onderwerpen:<br />
• Specifieke zorg<br />
• CSLM-zorg<br />
• Consultatie<br />
• Medebehandeling<br />
• Kortdurende “verpleeghuisrevalidatie” [De term “revalidatie” heeft in de meeste Zvwpolissen<br />
een eigen betekenis. Daar maakt het onderdeel uit van de medisch-specialistische<br />
zorg die op grond van artikel 2.4 Besluit Zvw een verzekerde prestatie is. In de <strong>AWBZ</strong> gaat<br />
het vooral om mensen die vanwege hun comorbiditet en verminderde belastbaarheid,<br />
leerbaarheid motivatie en verwacht herstel, niet in staat zijn een revalidatietraject in een<br />
revalidatiecentrum te volgen] en activering<br />
• Functionele diagnostiek<br />
Specifieke zorg<br />
De term specifiek doelt op de gerichtheid van de deskundigheid op de specifieke doelgroepen<br />
waar het bij de <strong>AWBZ</strong> om gaat. Het gaat om behandeling en activerende begeleiding die aansluit<br />
bij de grondslag op basis waarvan de verzekerde toegang tot de <strong>AWBZ</strong> heeft, zoals (de gevolgen<br />
van) een verstandelijke of zintuiglijke handicap, een somatische of psychogeriatrische aandoening.<br />
CSLM-zorg<br />
Een veelgebruikte typering van wat <strong>AWBZ</strong>-zorg is, is de term “CSLM”-zorg. Het gaat om een<br />
typering, niet om een absoluut criterium. Het is dus mogelijk dat (vaak historische gegroeid)<br />
bepaalde zorg die geen “CSLM”-zorg is, toch tot de <strong>AWBZ</strong>-zorg behoort, zoals de consultatie van<br />
een verpleeghuisarts.<br />
© CVZ 37
Het gaat bij <strong>AWBZ</strong>-behandeling en activerende begeleiding vooral om continue, systematische,<br />
langdurige en multidisciplinaire zorg (CSLM). Er bestaat complexe (multi)-problematiek waarbij<br />
specifieke deskundigheid zoals van een verpleeghuisarts, een arts verstandelijk gehandicapten,<br />
een gedragswetenschapper of paramedicus met specifieke kennis noodzakelijk is. Het doel van de<br />
behandeling is meestal niet herstel, maar het voorkomen van gevolgen/complicaties van de<br />
aandoening of het ontstaan van een met de aandoening gerelateerde stoornis [RZA 2005, 193].<br />
De problematiek is zo complex dat substantiële en duurzame coördinatie, regie en supervisie van<br />
een multidisciplinair team noodzakelijk zijn [RZA 2005, 117; RZA 2005, 128]. Er is voortdurend<br />
afstemming nodig over hetgeen de verschillende disciplines doen, zodat monodisciplinaire<br />
behandeling niet volstaat. Monodisciplinaire behandeling hoort meestal tot de verzekerde<br />
prestaties van de Zvw en is in principe geen <strong>AWBZ</strong>-zorg [RZA 2004, 75; RZA 2004, 154; RZA 2005,<br />
193; RZA 2006, 181].<br />
Als het om monodisciplinaire zorg gaat die niet op grond van de Zvw is verzekerd, is het mogelijk<br />
dat de zorg ten laste van de <strong>AWBZ</strong>-zorg komt, bijvoorbeeld psychiatrische behandeling door<br />
psychiaters en psychotherapeuten.<br />
Vaak gaat de behandeling gepaard met verblijf, maar dit is niet noodzakelijk. Behandeling kan ook<br />
deel uitmaken van een dagprogramma (dagbehandeling) dat is gericht op de specifieke <strong>AWBZ</strong>grondslag.<br />
Verzekerden kunnen een of meer dagdelen per week aan zo’n programma deelnemen.<br />
Consultatie<br />
Het is mogelijk dat de huisarts of een medisch specialist een <strong>AWBZ</strong>-behandelaar consulteert om<br />
bijvoorbeeld een advies te krijgen over de behandeling, de aanpak of om een zorgplan op te<br />
stellen. De huisarts of specialist blijft medisch eindverantwoordelijk. De <strong>AWBZ</strong>-behandelaar is<br />
incidenteel betrokken.<br />
Medebehandeling<br />
Als een verzekerde met complexe, specifieke problematiek thuis verblijft, omdat bijvoorbeeld<br />
mantelzorgers opname wensen te voorkomen, kan er sprake zijn van medebehandeling. De<br />
huisarts blijft medisch eindverantwoordelijk, maar de <strong>AWBZ</strong>-behandelaar behandelt het specifieke<br />
<strong>AWBZ</strong>-probleem.<br />
Kortdurende verpleeghuisrevalidatie en reactivering<br />
Het is historisch zo gegroeid dat kortdurende hersteltrajecten na een ziekenhuisopname ten laste<br />
van de <strong>AWBZ</strong> kunnen komen. Bijvoorbeeld na een CVA of na een heup- of knieoperatie. Er is dan<br />
meestal wel sprake van comorbiditeit waarvoor de specifieke deskundigheid van de<br />
verpleeghuisarts noodzakelijk is. Deze zorg lijkt inhoudelijk veel op de revalidatiezorg uit het<br />
tweede compartiment. Revalidatiezorg in het tweede compartiment (Zvw) maakt onderdeel uit van<br />
de Zvw-prestatie geneeskundige zorg [Namelijk zorg zoals medisch-specialisten die plegen te<br />
bieden. Artikel 2.4. Besluit zorgverzekering], en kan al dan niet ook verblijf omvatten. Het<br />
belangrijkste verschil tussen de zorg die gebruikelijk ten laste van het tweede compartiment komt<br />
en de zorg die ten laste van de <strong>AWBZ</strong> komt, ligt in de intensiviteit van de zorg en de aanwezige<br />
comorbiditeit. In de revalidatie in de Zvw is er sprake van complexere revalidatieproblematiek en is<br />
er sprake van een intensief programma, terwijl bij de kortdurende revalidatie en activering die<br />
gebruikelijk in de <strong>AWBZ</strong> wordt geboden meestal sprake is van comorbiditeit en een mindere<br />
belastbaarheid van verzekerden. Het programma is daarom minder intensief dan in een<br />
revalidatiecentrum [Revalidatie in <strong>Nederland</strong>, de grenzen van <strong>AWBZ</strong> en Zvw, ETC-Tangram<br />
september 2006]. In de praktijk beoordelen medisch specialist, revalidatiearts en verpleeghuisarts<br />
in welk traject een verzekerde het beste past. Voor zover begeleiding thuis onderdeel uitmaakt van<br />
het revalidatietraject in het kader van de Zvw, kan dit niet ten laste van de <strong>AWBZ</strong> komen. Dat is<br />
bijvoorbeeld het geval als de verzekerde in het kader van zijn revalidatieprogramma “op<br />
proefverlof” naar huis gaat [RZA 2005, 11]. Revalidatiezorg ten laste van het tweede compartiment<br />
omvat een totaalprogramma, ook als die in dagbehandeling wordt geboden. Ondersteuning en<br />
begeleiding bij het verwerken van een trauma en functieverlies behoren daartoe en vallen dus<br />
onder de prestatie geneeskundige zorg van de Zvw.<br />
© CVZ 38
Functionele diagnostiek<br />
Klinische basisdiagnostiek bv. bij een vermoeden van psychogeriatrische problematiek, hoort thuis<br />
in de tweede lijn van het tweede compartiment. Het betreft medisch specialistische zorg,<br />
uitgevoerd door een medisch specialist (i.c. geriater) al dan niet in samenwerking met andere<br />
specialisten. Deze zorg maakt onderdeel uit van de prestatie geneeskundige zorg van de Zvw. Als<br />
een verzekerde bijvoorbeeld vergeetachtig en/of inactief wordt, is het onderzoek en diagnostiek<br />
dat tot doel heeft om een psychogeriatrische aandoening vast te stellen of uit te sluiten, onderdeel<br />
van het tweede compartiment. Alleen psychiatrische diagnostiek is tot 1 januari 2008 nog<br />
onderdeel van de <strong>AWBZ</strong>.<br />
De klinische basisdiagnostiek is gericht op het stellen van de medische diagnose, inclusief het<br />
stadium van de ziekte, de stoornissen en een indruk van de beperkingen, en inclusief sociale<br />
context. De uitkomst ervan is de diagnose en een (globale) indruk van het functioneren van de<br />
patiënt.<br />
Na de klinische basisdiagnostiek kan nadere functionele diagnostiek nodig zijn, vooral bij<br />
complexe problematiek. Dat is bijvoorbeeld het geval als al wel Alzheimer is geconstateerd, en de<br />
ernst ervan is bepaald, maar het noodzakelijk is te beoordelen wat dit voor het functioneren van<br />
de verzekerde betekent, en welke vaardigheden de verzekerde nog moet en kan herwinnen of<br />
behouden.<br />
Deze functionele diagnostiek is gericht op het beperkingenniveau en het onderzoeken van<br />
behandelmogelijkheden (verbeteren van het functioneren voor zover mogelijk, voorkomen van<br />
verergering, zo lang mogelijk handhaven van zelfstandigheid). Het is gericht op het kunnen<br />
vaststellen van een passend behandel- en/of zorgplan. Deze nadere functionele diagnostiek<br />
behoort tot de <strong>AWBZ</strong>.<br />
© CVZ 39
Voorliggende voorzieningen: verpleging in de <strong>AWBZ</strong> en de Zvw<br />
Verpleging is een van de functiegerichte aanspraken van de <strong>AWBZ</strong>, maar is ook een verzekerde<br />
prestatie in het kader van de Zvw. De afbakening tussen beide is alleen historisch te verklaren (zie<br />
"Invoering van de <strong>AWBZ</strong>"). Met de overheveling van het kruiswerk naar de <strong>AWBZ</strong> werden in 1980<br />
niet alleen de langdurige wijkverpleging, maar ook de kortdurende verpleging en de adviserende<br />
en instruerende taken van de wijkverpleging (Advies, Instructie en Voorlichting) onder de <strong>AWBZ</strong><br />
gebracht. Vooral in transmurale zorg [Transmurale zorg is meestal ook transcompartimentale<br />
zorg, wat inhoudt dat een deel van de zorg een verzekerde Zvw-prestatie is, en een deel ten laste<br />
van de <strong>AWBZ</strong> komt], ziekenhuisverplaatste zorg en zorg als thuisbeademing en thuisdialyse levert<br />
dit afbakeningsproblemen op.<br />
Met de invoering van de Zorgverzekeringswet is in artikel 2.11 Besluit Zv expliciet beschreven dat<br />
verpleging, die noodzakelijk is in verband met medisch-specialistische zorg tot het domein van de<br />
Zorgverzekeringswet hoort, ook als die zorg niet gepaard gaat met verblijf. Materieel is er niet veel<br />
gewijzigd. Zorgvormen als thuisbeademing en thuisdialyse waren in de ZFW aparte aanspraken. In<br />
de Zvw valt deze zorg onder de prestatie geneeskundige zorg (medisch specialistische zorg).<br />
Artikel 2.11 Besluit Zv bepaalt dat de daarbij noodzakelijke verpleging onder de Zvw valt. In de<br />
praktijk bestond daarover voorheen onduidelijkheid.<br />
Medisch-specialistische zorg en verpleegkundige zorg thuis<br />
Artikel 2.11 Besluit Zv bepaalt dat, als er geen sprake is van verblijf in het ziekenhuis, de zorg,<br />
zoals verpleegkundigen die plegen te bieden, en die noodzakelijk is in verband met de medischspecialistische<br />
zorg, tot de verzekerde prestaties van de Zvw behoort.<br />
De term “zoals verpleegkundigen die plegen te bieden” is in principe breder dan de functie<br />
verpleging in de <strong>AWBZ</strong>. Bepaalde zorg die in de <strong>AWBZ</strong> onder persoonlijke verzorging (het wassen<br />
van een patiënt) of activerende begeleiding valt, valt in de Zvw wél onder de noemer “zorg zoals<br />
verpleegkundigen die plegen te bieden”. In de praktijk zal dit verschil niet tot grote problemen<br />
leiden. De activiteiten die in de <strong>AWBZ</strong> onder persoonlijke verzorging of activerende begeleiding<br />
horen, zijn, behalve bij psychiatrische behandeling, vrijwel nooit “noodzakelijk in verband met de<br />
medisch-specialistische zorg”, en zijn dus geen verzekerde prestatie in het kader van de Zvw.<br />
De zorg die direct samenhangt met de medisch specialistische zorg hoort tot de Zvw [RZA 2003,<br />
116]. Het gaat in ieder geval om de voorbehouden handelingen die in opdracht van de medisch<br />
specialist worden uitgevoerd, maar ook om andere activiteiten en handelingen waarover hij de<br />
directe regie voert (opdracht geeft, instrueert en terugkoppeling krijgt). Het gaat ook over de<br />
noodzakelijke instructie en voorlichting die direct samenhangt met de behandeling. Die hoort dus<br />
ook tot de Zvw.<br />
De term “noodzakelijk” kan strak worden geïnterpreteerd. Alle zorg die de verzekerde ontvangt,<br />
maar die niet direct noodzakelijk is voor de medisch-specialistische zorg op zich (persoonlijke<br />
verzorging, decubitusbehandeling, etc.) valt in de thuissituatie onder de <strong>AWBZ</strong>.<br />
Als de medisch specialist bepaalde zorg voorschrijft zonder dat hij voor die zorg de<br />
verantwoordelijkheid houdt, valt dit niet meer onder de prestatie geneeskundige zorg van de Zvw.<br />
Het kan bijvoorbeeld gaan om het regelmatig catheteriseren van de verzekerde. Dit is een<br />
zelfstandige bevoegdheid van de verpleegkundige [Artikel 2 Besluit functionele zelfstandigheid].<br />
Bij de beoordeling of verpleging behoort tot de verzekerde prestatie van de Zvw of behoort tot de<br />
aanspraak verpleging in de <strong>AWBZ</strong>, spelen een aantal factoren een rol: de ernst van de<br />
aandoening/ingreep (levensbedreigend/risicovol), de complexiteit van de situatie<br />
(stabiel/instabiel, voorspelbaar/onvoorspelbaar), en de mate van bemoeienis van de medisch<br />
specialist (aanwijzingen, toezicht, tussenkomst, controle).<br />
Samenvattend zijn vier categoriën te onderscheiden [RZA 2007, 138]:<br />
1. de complexe verpleging, d.w.z. die verpleging die in opdracht van de medisch specialist<br />
plaatsvindt, en waarop hij toezicht houdt, waarbij de specialist direct beschikbaar is voor<br />
tussenkomst en waarover hij terugkoppeling vraagt, behoort tot de Zvw. Het is dan niet van<br />
© CVZ 40
elang of de verzekerde die zorg thuis of in het ziekenhuis ontvangt. Bijvoorbeeld<br />
infuustherapie thuis.<br />
2. de minder complexe verpleging die direct verband houdt met de medisch specialistische<br />
zorg, en die de verzekerde redelijkerwijs kan verkrijgen in het ziekenhuis<br />
(klinisch/poliklinisch), behoort eveneens tot de Zvw. Het gaat bijvoorbeeld om een<br />
periodieke injectie die onder verantwoordelijkheid van de specialist wordt gegeven.<br />
3. de minder complexe verpleging, waarbij de specialist weliswaar opdracht geeft, maar<br />
waarvoor toezicht en tussenkomst niet direct nodig zijn, behoort tot de <strong>AWBZ</strong> als van de<br />
verzekerde redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij die zorg in het ziekenhuis<br />
ontvangt. Hiervoor is een indicatiebesluit nodig. Het gaat bijvoorbeeld om frequent uit te<br />
voeren handelingen of om een verzekerde die immobiel is. Het is dan niet redelijk die zorg<br />
in het ziekenhuis te gaan halen.<br />
4. de verpleging die in opdracht van de huisarts plaatsvindt, maakt in beginsel onderdeel uit<br />
van zorg, zoals huisartsen die plegen te bieden, en behoort tot de Zvw (bijvoorbeeld<br />
periodieke bloedcontrole). Als van de verzekerde redelijkerwijs niet kan worden verwacht<br />
dat hij de zorg in de huisartsenpraktijk ontvangt, behoort die zorg tot de <strong>AWBZ</strong>. Het gaat<br />
bijvoorbeeld om dagelijkse wondverzorging of uitgebreidere verpleging thuis.<br />
Hemodialyse en peritoneaaldialyse thuis<br />
Hemodialyse thuis was in de ZFW een aparte aanspraak. De bij hemodialyse benodigde assistentie<br />
was onderdeel van de aanspraak. Ook het aanleren van de benodigde handelingen aan<br />
mantelzorgers viel onder de aanspraak. Hiervoor kon geen beroep worden gedaan op de <strong>AWBZ</strong><br />
[RZA 2004, 100]. In de Zvw valt hemodialyse onder de medisch-specialistische zorg. Op grond van<br />
artikel 2.11 Besluit Zv is de voor de behandeling noodzakelijke verpleging een verzekerde<br />
prestatie in het kader van de Zvw.<br />
Hierboven is uitgelegd hoe de term “noodzakelijk in verband met medisch-specialistische zorg”<br />
moet worden uitgelegd.<br />
Wat de zorg betreft die is gericht op de dialyse zelf is het onderscheid tussen hemodialyse en<br />
peritoneaaldialyse van belang.<br />
Hemodialyse vindt plaats met een kunstnier. Het dialyseren met een kunstnier vereist specifieke<br />
verpleegkundige handelingen die de verzekerde meestal niet zelf kan uitvoeren.<br />
Bij peritoneaal dialyse zijn geen handelingen vereist die specifieke deskundigheid of opleiding<br />
vereisen. De te verrichten handelingen zijn eenvoudig uit te leggen en uit te voeren, en brengen<br />
geen specifieke risico’s met zich mee. Onder normale omstandigheden is een patiënt goed in staat<br />
om dit zelf te doen. De handelingen nemen weinig tijd in beslag en toezicht is niet nodig. Het is<br />
gebruikelijk dat verzekerden deze zorg zelf uitvoeren.<br />
Deze eenvoudige handelingen vallen niet onder artikel 2.11 Zvw. Het betreft hier zelfzorg, te<br />
vergelijken met het verzorgen van een stoma of het innemen van medicijnen. Als een verzekerde<br />
door omstandigheden [Bijvoorbeeld bewegingsbeperkingen aan de handen, visusstoornis,<br />
beperkte intelligentie] niet in staat is zelfzorg uit te voeren, kan <strong>AWBZ</strong>-zorg (in de vorm van<br />
persoonlijke verzorging) wél aan de orde zijn. Het gaat dan puur om het uitvoeren van de<br />
benodigde handelingen. [RZA 2004, 100 ; RZA 2005, 187]<br />
Thuisbeademing<br />
Na invoering van de Zvw behoort beademing net als hemodialyse tot de medisch specialistische<br />
zorg, en behoort de verpleegkundige zorg die in verband daarmee noodzakelijk is expliciet tot de<br />
Zvw. Voor de overige zorg is een beroep op de <strong>AWBZ</strong> mogelijk.<br />
In 2006 heeft het CVZ in zijn adviezen standpunten ingenomen over de afbakening Zvw en <strong>AWBZ</strong><br />
in verband met beademing in de thuissituatie [RZA 2006, 189]. Het gaat bij beademing om<br />
verpleegkundige handelingen als het aan- en afkoppelen van de apparatuur, uitzuigen van slijm,<br />
vernevelen en het verwisselen van de beademingscanule.<br />
© CVZ 41
In veel gevallen is er voor de noodzakelijke verpleging in verband met thuisbeademing in het<br />
verleden <strong>AWBZ</strong>-zorg geïndiceerd. Omdat het levensbedreigend zou zijn als de noodzakelijke<br />
verpleging zou stoppen, kunnen verzekerden die al een indicatie hadden, bij herindicatie de zorg<br />
voortzetten tot eind 2007. Voorzien is dat er dan een structurele oplossing zal zijn [RZA 2007,<br />
26].<br />
Per 1 januari 2008 heeft de minister de beleidsregel Verpleging zodanig aangepast, dat voor<br />
verpleegkundige handelingen die samenhangen met thuisbeademing <strong>AWBZ</strong>-zorg kan worden<br />
geïndiceerd. Dit geldt niet alleen voor bestaande gevallen waarin de <strong>AWBZ</strong>-indicatie wordt<br />
gecontinueerd, maar ook voor nieuwe aanvragen. Het Bzv is echter nog niet aangepast, maar in de<br />
praktijk is dit dus al gerealiseerd [RZA 2008, 61].<br />
Het CVZ heeft de bewindslieden van VWS geadviseerd om de verpleging die noodzakelijk is in<br />
verband met thuisbeademing en palliatief terminale zorg uit te sluiten van artikel 2.11 Bza, zodat<br />
die verpleging onder de <strong>AWBZ</strong> valt. Het gaat in beide gevallen om complexe zorg, waarbij de<br />
verpleging die noodzakelijk is in verband met de medisch-specialistische zorg verweven is met<br />
zorg vanuit de <strong>AWBZ</strong>, zoals persoonlijke verzorging en andere verpleegkundige zorg (bv<br />
decubituszorg). Bij thuisbeademing speelt daarbij ook dat de verpleegkundige zorg (met name<br />
uitzuigen van slijm) acuut beschikbaar moet zijn om levensbedreigende situaties te voorkomen. In<br />
de praktijk is dit alleen met een PGB te organiseren. Vooralsnog is dit alleen mogelijk in de <strong>AWBZ</strong>.<br />
De bewindspersonen van VWS hebben aangegeven dit voorstel te volgen, en gaan ervan uit dat in<br />
de praktijk al op deze manier wordt gewerkt.<br />
Huisartsenzorg en verpleging<br />
Alle handelingen die vallen onder de zorg die “huisartsen plegen te bieden” vallen onder de<br />
prestatie geneeskundige zorg van de Zvw. Het afnemen van een anamnese, het uitvoeren van<br />
onderzoek, het stellen van een diagnose en het instellen (bijstellen) van de therapie is een taak van<br />
de (huis)arts. Het voorschrijven van medicijnen eveneens.<br />
Ook als een verpleegkundige (enkele van) die handelingen uitvoert blijft er sprake van<br />
huisartsenzorg en behoort die zorg dus niet tot de <strong>AWBZ</strong> [Te denken valt aan het doen van<br />
metingen (bloeddrukmeting, cholesterolbepaling, bloedafname, etc.) ter voorbereiding van het<br />
huisartsenconsult, het inventariseren van gegevens ten behoeve van de anamnese, het geven van<br />
instructies aan de verzekerde over innemen van medicatie, bijwerkingen, instructies over gedrag<br />
etc. Ook behandelingen die tot de huisartsenzorg behoren (oor uitspuiten, wratverwijdering etc.)<br />
en die de huisarts overlaat aan een verpleegkundige of andere beroepsbeoefenaar, blijven<br />
onderdeel van de huisartsenzorg]. Het feit dat de verpleegkundige of andere discipline<br />
verantwoordelijk is voor het eigen handelen, doet niets af aan de verantwoordelijkheid van de<br />
huisarts voor zijn zorg.<br />
De praktijkondersteuning van huisartsen valt ook niet onder de <strong>AWBZ</strong>-gefinancierde zorg. Ook bij<br />
taakherschikking, bijvoorbeeld nurse-practitioners en gespecialiseerde verpleegkundigen die taken<br />
van de huisarts uitvoeren, geldt dat uitgegaan moet worden van de oorspronkelijke taakverdeling.<br />
De activiteiten uitgevoerd door anderen moeten worden beschouwd als activiteiten van de<br />
desbetreffende arts, en de kosten behoren ook tot het door hem geleverde product.<br />
Het ligt anders bij de verpleegkundige zorg bij de verzekerde thuis. Anders dan bij medischspecialistische<br />
zorg komt de uitvoering van voorbehouden handelingen in opdracht van de<br />
huisarts ten laste van de <strong>AWBZ</strong>. Dit is een historisch gegeven.<br />
Ook andere activiteiten die tot de functie verpleging horen en in opdracht van de huisarts worden<br />
geleverd vallen onder de <strong>AWBZ</strong>-functie verpleging. Daarnaast zijn er ook verpleegkundige taken<br />
die de verpleegkundige onder eigen verantwoordelijkheid uitvoert. Zie de rubriek Activerende<br />
begeleiding.<br />
Advies, instructie en voorlichting<br />
Advies, instructie en voorlichting is een specifieke vorm van de functie verpleging. AIV wordt<br />
ingezet ten behoeve van mensen met chronische ziekten, waarin de verpleegkundige samen met<br />
de verzekerde nagaat hoe deze met de ziekte om kan gaan. Dit kan een eenmalige activiteit zijn,<br />
maar het kan ook zijn dat er een periodiek contact is (enkele keren per jaar), waarin, veelal op<br />
basis van een protocol, wordt nagegaan of aanpassing van attitude en gedrag kan leiden tot het<br />
© CVZ 42
eter hanteren van de ziektegevolgen. Ook motiveren van de verzekerde dit gedrag daadwerkelijk<br />
te tonen valt onder AIV.<br />
© CVZ 43
Voorliggende voorzieningen: aanvullende verzekering<br />
De wettelijke aanspraken worden niet beperkt als de verzekerde daarvoor een aanvullende<br />
verzekering heeft afgesloten. Het afsluiten van een aanvullende verzekering is vrijwillig.<br />
Het staat verzekeraars vrij welke inhoud zij geven aan de polissen voor aanvullende verzekering zij<br />
aanbieden. De verzekerde heeft de keuze of, en zo ja, op welk aanbod van een aanvullende<br />
verzekering hij ingaat.<br />
© CVZ 44
Voorliggende voorzieningen: onderwijswetgeving<br />
[Het gaat om de Wet op het primair onderwijs, Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op de<br />
expertisecentra]<br />
In het reguliere basisonderwijs wordt geen zorg geleverd. In het speciaal onderwijs is dit wel het<br />
geval. De aard en omvang van de beschikbare zorg varieert tussen de verschillende soorten<br />
(clusters) speciaal onderwijs.<br />
In deze rubriek gaat het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> in op de vraag welke zorg tijdens en rond onderwijs ten<br />
laste van Onderwijs, en welke zorg ten laste van de <strong>AWBZ</strong> komt.<br />
De thema’s die aan de orde komen zijn:<br />
• <strong>AWBZ</strong>-zorg en speciaal onderwijs;<br />
• <strong>AWBZ</strong>-zorg en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie;<br />
• <strong>AWBZ</strong>-zorg en regulier onderwijs;<br />
• <strong>AWBZ</strong>-zorg en voortgezet onderwijs:<br />
• leerlingenvervoer;<br />
• <strong>AWBZ</strong>-zorg bij stagelopen;<br />
• Verblijf ten behoeve van onderwijs.<br />
<strong>AWBZ</strong>-zorg en speciaal onderwijs<br />
In het Formatiebesluit Wet op het Primair Onderwijs [Deze regeling gold tot 10 februari 2006] was<br />
per cluster tot op de minuut vastgelegd wat de gemiddelde beschikbaarheid van zorg vanuit het<br />
speciaal onderwijs was [Onder een cluster wordt verstaan op welke doelgroep een bepaald type<br />
speciaal onderwijs zich richt, bijvoorbeeld op dove kinderen of op kinderen met een verstandelijke<br />
handicap]. Op grond van het Formatiebesluit is de “Richtlijn afbakening en reikwijdte <strong>AWBZ</strong>-zorg<br />
en onderwijs" vastgesteld [Richtlijn afbakening en reikwijdte <strong>AWBZ</strong>-zorg en onderwijs, VWS, 1<br />
augustus 2004. De richtlijn is vastgesteld in overleg met het Ministerie van<br />
OCW].<br />
Hoewel het Formatiebesluit niet meer van kracht is, is de Richtlijn nog steeds geldig. De richtlijn is<br />
van toepassing op leerlingen die een indicatie voor speciaal onderwijs hebben, en geldt ook voor<br />
de leerlinggebonden financiering in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs.<br />
Op grond van de Richtlijn kan binnen het speciaal onderwijs aanspraak bestaan op persoonlijke<br />
verzorging, verpleging of ondersteunende begeleiding vanuit het onderwijs.<br />
Uitgangspunt van de Richtlijn is dat kinderen op het speciaal onderwijs aanspraak hebben op de<br />
benodigde <strong>AWBZ</strong>-zorg minus de tijd die voor de betreffende zorg in het Formatiebesluit is bepaald<br />
[RZA 2005, 124]. De Richtlijn biedt een tabel waarin per type onderwijs staat aangegeven hoeveel<br />
minuten zorg per week de geïndiceerde schoolsoort per functie per leerling maximaal kan bieden.<br />
De tijd die in mindering wordt gebracht is afgeleid van het Formatiebesluit [RZA 2004, 107].<br />
De Richtlijn bepaalt dat tijdens het speciaal onderwijs geen activerende begeleiding mogelijk is.<br />
Activerende begeleiding behelst het aanleren van vaardigheden en gedrag, wat de kern van<br />
onderwijs is [RZA 2006, 182].<br />
Het is mogelijk dat de hoeveelheid zorg die via het onderwijs geleverd kan worden niet toereikend<br />
is. In een dergelijk geval kan extra <strong>AWBZ</strong>-zorg worden geïndiceerd tijdens schooltijd. Het is ook<br />
mogelijk dat een kind op school minder zorg nodig heeft dan het aantal minuten dat volgens de<br />
richtlijn per week per leerling voor de desbetreffende onderwijsvorm is uitgetrokken. Bij de<br />
berekening van de indicatie voor zorg thuis dient rekening te worden gehouden met de werkelijke<br />
benodigde zorg thuis. Als op school minder zorg nodig is dan in de Richtlijn is vermeld, wordt dit<br />
niet in mindering gebracht op de zorg thuis [RZA 2007, 141].<br />
Op grond van de Wet op de leerlinggebonden financiering (lgf-Wet) kunnen kinderen met een<br />
indicatie voor (voortgezet) speciaal onderwijs een bedrag meekrijgen om bij deelname aan regulier<br />
onderwijs extra begeleiding en zorg te kunnen bekostigen.<br />
© CVZ 45
Rugzakje<br />
Voor leerlingen die zijn geïndiceerd voor het speciaal onderwijs maar met een “rugzakje”<br />
deelnemen aan het reguliere onderwijs geldt dat zij aanspraak hebben op <strong>AWBZ</strong>-zorg voor zover<br />
zij dat op de school voor speciaal onderwijs zouden hebben [Op basis van het Besluit<br />
Leerlinggebonden financiering kan een kind dat een indicatie voor speciaal onderwijs een budget<br />
krijgen (het “rugzakje”) dat kan worden ingezet om deelname aan regulier onderwijs mogelijk te<br />
maken]. Ook als het rugzakje onvoldoende is om de zorg die ten laste van Onderwijs komt te<br />
kunnen financieren.<br />
Pauze<br />
Bij speciaal onderwijs hoort de pauze tot de schooltijd, en de school draagt dan ook de<br />
verantwoordelijkheid voor de leerlingen. Activerende begeleiding tijdens schoolpauzes is niet<br />
mogelijk [RZA 2005, 197].<br />
<strong>AWBZ</strong>-zorg en middelbaar beroepsonderwijs<br />
In het Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO) is er geen speciaal onderwijs. Voor verzekerden die aan<br />
het MBO deelnemen is wel een leerlinggebonden financiering (LGF) beschikbaar. In afwachting van<br />
een aanpassing van de Wet op de Expertisecentra (WEC) [Streven is de aanpassing van de WEC per<br />
1 augustus 2008 te realiseren], is sinds 1 januari 2006 de tijdelijke Subsidieregeling<br />
Leerlinggebondenfinanciering Middelbaar beroepsonderwijs (LGF-MBO) van toepassing. Deze<br />
regeling sluit zoveel mogelijk aan op de systematiek van de LGF in het (voortgezet) speciaal<br />
onderwijs (SO en VSO) en de Richtlijn ‘Afbakening en reikwijdte <strong>AWBZ</strong> en onderwijs’. Voor een<br />
leerling met een indicatie voor speciaal onderwijs in het MBO, gelden dan ook dezelfde normen als<br />
de normen die in de Richtlijn staan voor een leerling in het VSO met een indicatie voor een<br />
overeenkomend cluster.<br />
De onderwijsinstelling moet een samenwerkingsovereenkomst hebben met een regionaal<br />
expertisecentrum (REC) of een school voor VSO voor ambulante begeleiding en een handelingsplan<br />
opstellen.<br />
De hoogte van het bedrag dat de onderwijsinstelling en het REC of de school voor VSO ontvangen,<br />
is afhankelijk van de aard van de beperkingen (cluster) van de leerling en de leerweg die hij volgt.<br />
LGF voor beroepsonderwijs geldt overigens niet voor volwasseneneducatie (zie toelichting bij art.<br />
1, sub d van de Subsidieregeling LGF-MBO). Tijdens volwasseneneducatie kan er dus aanspraak<br />
bestaan op persoonlijke verzorging, verpleging en ondersteunende begeleiding vanuit de <strong>AWBZ</strong>.<br />
<strong>AWBZ</strong>-zorg en HBO/WO<br />
Voor leerlingen en studenten die deelnemen aan hoger beroepsonderwijs (HBO) of<br />
wetenschappelijk onderwijs (WO) is er geen zorg beschikbaar vanuit het onderwijs. Voor zover er<br />
geen andere mogelijkheden open staan, heeft de leerling/student aanspraak op de noodzakelijke<br />
persoonlijke verzorging en verpleging vanuit de <strong>AWBZ</strong> [RZA 2004, 102].<br />
Om aanspraak te kunnen maken op ondersteunende begeleiding moet er sprake zijn van<br />
beperkingen van de leerling/student die tot ernstige problemen leiden en die niet<br />
onderwijsgerelateerd zijn. Te denken valt bijvoorbeeld aan een ernstig lichamelijk gehandicapte<br />
student die praktische ondersteuning nodig heeft bij het onderwijs. Daarbij moet ook rekening<br />
worden gehouden met voorliggende voorzieningen (zowel gebruikelijke als wettelijke).<br />
De leerling/student kan geen aanspraak maken op activerende begeleiding: deze functie is immers<br />
gericht op het aanleren van vaardigheden en gedrag. Dat is de kern van onderwijs, en komt tijdens<br />
de lesuren ten laste van onderwijs [RZA 2005, 123].<br />
Op grond van de Wet inkomen naar arbeidsvermogen (Wia) bestaat er voor werknemers aanspraak<br />
op hulpmiddelen, aanpassingen en intermediaire activiteiten (bijvoorbeeld voorleeshulp) tijdens<br />
opleidingen in het kader van de reïntegratie (zie de rubriek Wia).<br />
Leerlingenvervoer<br />
Gemeenten hebben de taak te zorgen voor passend leerlingenvervoer naar de school. Passend<br />
vervoer betekent dat het vervoer zó georganiseerd moet zijn, dat rekening wordt gehouden met de<br />
© CVZ 46
omstandigheden, bijvoorbeeld de handicap van het kind. Daartoe behoort ook de eventueel<br />
benodigde begeleiding [RZA 2005, 83 en RZA 2005, 186].<br />
Een aanvullende indicatie voor <strong>AWBZ</strong>-zorg kan worden afgegeven, als het kind tijdens het<br />
leerlingenvervoer is aangewezen op specifieke individuele zorg [RZA 2006,87].<br />
Stagelopen<br />
Begeleiding bij stage is de taak van de school, en kan niet ten laste van de <strong>AWBZ</strong> komen [RZA<br />
2005, 14]. Het komt echter ook voor dat kinderen met een handicap zo beperkt zijn dat er geen<br />
uitzicht is op een reguliere arbeidsplek. Zij zijn dan voor de rest van hun leven aangewezen op een<br />
dagactiviteitencentrum. Ter voorbereiding daarop nemen deze kinderen tijdens hun schoolperiode<br />
al deel aan het dagactiviteitencentrum. De doelstelling daarvan is alvast kennis te maken met de<br />
situatie daar of acceptatie van de beperkingen door het kind en/of de ouders te bereiken.<br />
Hoewel dit door betrokkenen als “stagelopen” wordt aangeduid, gaat het feitelijk om deelname aan<br />
een zorgprogramma. In tegenstelling tot reguliere stages is er geen sprake van enige<br />
productiviteit voor de “stage-instelling”. De betrokkene heeft dezelfde (wellicht zelfs meer)<br />
begeleiding nodig als andere deelnemers. Het gaat in principe om een gewenningsfase van korte<br />
duur. Deze zorg is feitelijk geen onderwijs maar voorbereiding op verdere <strong>AWBZ</strong>-zorg, en behoort<br />
tot het verzekerde <strong>AWBZ</strong>-pakket.<br />
Verblijf ten behoeve van onderwijs<br />
Kinderen met beperkingen zijn in bepaalde gevallen aangewezen op verblijf. Om hen in staat te<br />
stellen tijdens dat verblijf onderwijs te volgen is het onderwijs vaak gekoppeld aan de betreffende<br />
<strong>AWBZ</strong>-instelling. Als het verblijf echter niet noodzakelijk is in verband met de <strong>AWBZ</strong>-zorg, maar<br />
alleen vanwege het feit dat de afstand tussen de thuissituatie en een passende onderwijsinstelling<br />
te groot is, is er géén aanspraak op verblijf ten laste van de <strong>AWBZ</strong> [RZA 2007, 25].<br />
Remedial teaching en huiswerkbegeleiding<br />
Remedial teaching is naar zijn aard geen <strong>AWBZ</strong>-zorg maar onderwijs [RZA 2004, 101].<br />
Huiswerkbegeleiding die nodig is vanwege leerproblemen is ook geen <strong>AWBZ</strong>-zorg [RZA 2004, 155].<br />
Voorbereiding op deelname aan onderwijs<br />
Als een kind aan een orthopedagogisch kinderdagverblijf (activerende begeleiding in dagdelen)<br />
deelneemt, is de voorbereiding op deelname aan onderwijs de taak van het kinderdagverblijf, en<br />
bestaat er geen aanspraak voor activerende begeleiding thuis [RZA 2004, 160].<br />
© CVZ 47
Voorliggende voorzieningen: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen<br />
(Wia)<br />
De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen heeft als doel deelname aan het arbeidsproces<br />
door mensen met beperkingen mogelijk te maken. Het UWV kan aan mensen met een functionele<br />
beperking de volgende voorzieningen ter beschikking stellen om deel te nemen aan arbeid of<br />
onderwijs:<br />
• vervoersvoorzieningen voor het bereiken van de opleiding of werkplek (bijvoorbeeld een<br />
taxikostenvergoeding of een bruikleenauto plus kilometervergoeding) [Als het bruto<br />
gezinsinkomen per jaar hoger is dan € 30.700 (bedrag voor 2006) dan wordt een auto als<br />
normaal ('algemeen gebruikelijk') gezien. Een vergoeding voor taxikosten of een<br />
bruikleenauto is dan niet mogelijk. Aanpassingen aan de eigen auto kunnen wel worden<br />
vergoed];<br />
• intermediaire activiteiten voor mensen met een visuele, auditieve of motorische handicap,<br />
zoals een doventolk of een voorleeshulp;<br />
• persoonlijke ondersteuning bij het uitvoeren van opgedragen taken (iemand die<br />
ondersteunt en begeleidt bij het werken);<br />
• meeneembare aanpassingen aan werk- of opleidingsplek, zoals een aangepaste<br />
bureaustoel of een brailleleesregel bij de computer.<br />
Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) kan aan werkgevers subsidie geven voor<br />
niet-meeneembare werkplekaanpassingen voor zijn werknemer en voor meerkosten die de<br />
werkgever heeft om iemand in dienst te houden.<br />
De voorzieningen die het UWV ter beschikking stelt zijn direct gericht op het werk. Persoonlijke<br />
verzorging en verpleging die tijdens het werk noodzakelijk kan zijn is niet in de Wia geregeld.<br />
Er bestaat tijdens arbeid daarom geen aanspraak op begeleiding ten laste van de <strong>AWBZ</strong> die is<br />
gericht op de arbeidstaken, stages of onderwijsopdrachten, maar wel op persoonsgebonden zorg<br />
als persoonlijke verzorging en verpleging.<br />
Arbeidsreïntegratie is geen <strong>AWBZ</strong>-zorg. Wel is het mogelijk dat zorg die specifiek is gericht op de<br />
aandoening, stoornis, beperking of handicap ten laste van de <strong>AWBZ</strong> komt [RZA 2004, 27]. Het gaat<br />
bijvoorbeeld dan om het aanleren van algemene vaardigheden of gedrag, zoals het maken van<br />
contact, of het kunnen omgaan met kritiek of falen. Het aanleren van vaardigheden en gedrag dat<br />
is gericht op de arbeid zelf is géén <strong>AWBZ</strong>-zorg.<br />
De term “jobcoach” is in dit verband verwarrend. De term wordt soms gebruikt voor degene die in<br />
het kader van de Wia persoonlijke ondersteuning biedt bij het uitvoeren van opgedragen taken.<br />
Maar de term wordt soms ook gebruikt voor degene die algemene vaardigheden in het kader van<br />
de <strong>AWBZ</strong> aanleert of begeleidt bij arbeidsvervangende activiteiten. Voor het onderscheid tussen<br />
Wia en <strong>AWBZ</strong> is de benaming van de uitvoerder niet relevant, maar gaat het om de aard van zijn<br />
activiteiten.<br />
© CVZ 48
Voorliggende voorzieningen: Wet sociale werkvoorziening<br />
De Wet sociale werkvoorziening voorziet in de mogelijkheid aangepast werk te verrichten voor<br />
mensen die niet aan het reguliere arbeidsproces kunnen deelnemen. De begeleiding die is gericht<br />
op het uitvoeren van het werk komt ten laste van de Wsw.<br />
Voor zover iemand in staat is deel te nemen aan de Wsw-voorziening, is er geen aanspraak op<br />
dagbesteding ten laste van de <strong>AWBZ</strong>.<br />
Soms is iemand slechts in staat om enkele dagdelen deel te nemen aan de Wsw-voorziening. Het is<br />
dan mogelijk dat de verzekerde daarnaast voor enkele dagen is aangewezen op dagactiviteiten.<br />
Als iemand wel is geïndiceerd voor de Wsw, maar nog op een plek wacht, is geen aanspraak op<br />
dagactiviteiten ten laste van de <strong>AWBZ</strong> mogelijk. De Wsw is immers een wettelijk voorliggende<br />
voorziening [RZA 2004, 197].<br />
Als iemand niet wil meewerken aan een indicatieonderzoek in het kader van de Wsw door het CWI,<br />
maar de consequenties van zijn weigering niet kan overzien is een beperkte inzet van <strong>AWBZ</strong>-zorg<br />
mogelijk om een verzekerde toe te leiden naar werk in Wsw-verband [RZA 2007, 82].<br />
Een werknemer die werkzaam is in het kader van de Wsw kan onder voorwaarden gebruik maken<br />
van een seniorenregeling. Vanaf het moment van pensionering is vervangend werk in het kader<br />
van de Wsw geen optie meer als voorliggende voorziening voor dagbesteding [RZA 2007, 83].<br />
Uitzondering<br />
Als de dagbesteding (deels) van therapeutische aard is en deel uitmaakt van een door de<br />
behandelaar voorgestelde behandeling, kan de Wsw niet als voorliggende voorziening worden<br />
aangemerkt. Of de verzekerde vervolgens na verloop van tijd alsnog in Wsw-verband kan werken is<br />
dan afhankelijk van het resultaat van de behandeling [RZA 2008, 86].<br />
© CVZ 49
Voorliggende voorzieningen: Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)<br />
De Wmo benoemt negen prestatievelden waarop gemeenten beleid moeten ontwikkelen. Deze<br />
prestatievelden zijn:<br />
1. Sociale samenhang en leefbaarheid in dorpen, wijken en buurten;<br />
2. Jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden;<br />
3. Informatie, advies en cliëntondersteuning;<br />
4. Mantelzorg en vrijwilligerswerk;<br />
5. Bevorderen van participatie van mensen met beperkingen, chronisch psychische problemen of<br />
psychosociale problemen;<br />
6. Verlenen van voorzieningen aan mensen met beperkingen, chronisch psychische problemen of<br />
psychosociale problemen;<br />
7. Maatschappelijke opvang, advies en steunpunten huiselijk geweld;<br />
8. Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (O<strong>GGZ</strong>);<br />
9. Ambulante verslavingszorg.<br />
De prestatievelden zijn niet concreet uitgewerkt. Wel is in de wet bepaald dat er op de<br />
prestatievelden 5 en 6, die zich richten op burgers met beperkingen en specifieke problemen, voor<br />
de gemeente een compensatieplicht geldt. Dit houdt in dat de gemeente de beperkingen van de<br />
genoemde groepen burgers moet compenseren door het treffen van voorzieningen die hen in staat<br />
stellen:<br />
• een huishouden te voeren;<br />
• zich te verplaatsen in de woning;<br />
• zich lokaal te verplaatsen via een vervoermiddel;<br />
• medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.<br />
Gemeenten hebben echter veel beleidsvrijheid om de prestatievelden vorm en inhoud te geven.<br />
Het hangt af van de gemeentelijke Wmo-verordening welke zorg en voorzieningen de gemeente<br />
precies moet leveren. De Wmo-voorziening kan bestaan uit allerlei zaken: maatschappelijk werk,<br />
buurthuis, maatschappelijke opvang, woonvoorzieningen, etc.<br />
In artikel 2 Wmo is bepaald dat er geen aanspraak op maatschappelijke ondersteuning bestaat<br />
voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de<br />
noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling<br />
bestaat. De wetgever geeft hiermee aan dat de Wmo aanvullend is op andere wetten. Dat betekent<br />
dat de aanspraak op de <strong>AWBZ</strong> voorgaat.<br />
Dat is uiteraard alleen het geval, voor zover de verzekerde ook op de <strong>AWBZ</strong>-zorg is aangewezen,<br />
en alleen voor wat tot de verzekerde aanspraken behoort. Als de gemeente bepaalde zorg niet<br />
biedt, betekent dat niet dat de aanspraak op <strong>AWBZ</strong>-zorg groter wordt.<br />
In de vroegere Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) was bepaald dat de Wvg niet gold voor<br />
mensen die in een <strong>AWBZ</strong>-instelling verbleven. De regeling sociaal vervoer regelde dat het sociaal<br />
vervoer wél ten laste van de Wvg kwam, evenals de verstrekking van rolstoelen als de verzekerde<br />
daarop geen aanspraak had op grond van de <strong>AWBZ</strong> (artikel 15 Bza). Op grond van de Wvg hadden<br />
bewoners van <strong>AWBZ</strong>-instellingen die frequent naar een thuissituatie reisden, ook recht op het<br />
bezoekbaar maken van die woning.<br />
Gemeenten bieden waarschijnlijk in hun verordening deze voorzieningen ook onder de Wmo.<br />
Mocht dat niet het geval zijn, betekent dat niet dat sociaal vervoer, gebruik van een rolstoel of het<br />
bezoekbaar maken van de thuissituatie ten laste van de <strong>AWBZ</strong> komt.<br />
Begeleiding die noodzakelijk is bij sociaal vervoer kan wél ten laste komen van de <strong>AWBZ</strong>, mits dat<br />
vervoer (inclusief het vervoer van de begeleider) adequaat is geregeld.<br />
Ondersteuning mantelzorg en respijtzorg<br />
© CVZ 50
De Wmo noemt “ondersteunen van mantelzorgers” als een van de taakgebieden van gemeenten. In<br />
de <strong>AWBZ</strong> is de term “respijtzorg” gangbaar (zie rubriek Respijtzorg).<br />
Het taakgebied van de gemeente omvat niet de directe zorgverlening aan de verzekerde, ook niet<br />
als dat is om de mantelzorger in staat te stellen om de zorgverlening vol te houden. De directe<br />
zorg is <strong>AWBZ</strong>-zorg.<br />
De ondersteuning die direct is gericht op de mantelzorger, zoals het begeleiding bij het aanvragen<br />
van voorzieningen, het zoeken van passende oplossingen, lotgenotencontact e.d. zijn het domein<br />
van de gemeente.<br />
Structureren van het huishouden<br />
Het (leren) structureren en organiseren van het huishouden is <strong>AWBZ</strong>-zorg als de verzekerde het<br />
huishouden zelf kan uitvoeren, maar daarbij ondersteuning nodig heeft.<br />
Als het huishouden moet worden overgenomen is de organisatie van het huishouden onderdeel<br />
van de Wmo.<br />
Bemoeizorg, minimale zorginzet, en motiveren voor behandeling<br />
Een van de prestatievelden is dat van de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (O<strong>GGZ</strong>).<br />
Onderdelen van de O<strong>GGZ</strong> zijn collectieve preventie en bemoeizorg. Bemoeizorg houdt in het<br />
bereiken en begeleiden van kwetsbare personen. Het toeleiden naar zorg is ook bemoeizorg en<br />
valt onder de reikwijdte van de WMO. Het gaat dan om mensen die wel zorg nodig hebben maar<br />
zelf geen zorg vragen als gevolg van de aard van hun problematiek of als gevolg van eerdere<br />
ervaringen met het zorgaanbod. Activiteiten die vallen onder de toeleidingsfunctie naar zorg zijn<br />
het signaleren, opsporen, contact leggen én contact houden, het toeleiden zelf én de ongevraagde<br />
nazorg (volgen van cliënten om terugval te voorkomen) [TK 2004-2005, 29325, nr. 5]. Op het<br />
moment dat een cliënt wél zorg vraagt en accepteert kan zonodig reguliere <strong>AWBZ</strong>-zorg worden<br />
ingezet.<br />
Daarnaast is er een categorie personen die wel zorg vragen, maar expliciet geen behandeling<br />
willen. Het CVZ heeft in indicatiegeschillen uitgesproken dat in zijn algemeenheid inzet van <strong>AWBZ</strong>zorg<br />
niet is aangewezen als de verzekerde de aanwezige behandelmogelijkheden niet wenst te<br />
benutten; het ongebruikt laten van behandelmogelijkheden komt dan volledig voor rekening van<br />
verzekerde zelf.<br />
Dit kan anders zijn als de oordeelsvorming over behandelmogelijkheden niet volledig voor<br />
rekening van verzekerde kan komen vanwege de aanwezige psychiatrische problematiek. Een<br />
minimale zorginzet kan dan redelijkerwijs aangewezen zijn. Deze zorg dient dan alleen om te<br />
voorkomen dat verzekerde aan zijn of haar lot wordt overgelaten [RZA 2006, 89 en RZA 2005,<br />
126].<br />
Dit betekent dat als verzekerden met psychiatrische problematiek wel <strong>AWBZ</strong>-zorg, maar geen<br />
behandeling willen, zij geïndiceerd kunnen worden voor activerende begeleiding. Het CIZ kan dit<br />
besluit nemen in het kader van hun integrale indicatiestelling. De activerende begeleiding is erop<br />
gericht de verzekerde te motiveren voor behandeling en is voor een beperkte periode (bv. één<br />
jaar).<br />
© CVZ 51
Voorliggende voorzieningen: Wet op de jeugdzorg<br />
De Wet op de jeugdzorg geeft een jeugdige, zijn ouders of verzorgenden, aanspraak op jeugdzorg<br />
bij opgroei- en opvoedingsproblemen. Het bureau jeugdzorg heeft de taak vast te stellen of de<br />
jeugdige of zijn verzorger op jeugdzorg is aangewezen. Tot de taak van bureau jeugdzorg hoort<br />
eveneens het beoordelen of een jeugdige is aangewezen op <strong>AWBZ</strong>-zorg of Zvw-zorg in verband<br />
met psychiatrische problemen.<br />
De aanspraak op jeugdzorg omvat: jeugdhulp, verblijf en observatiediagnostiek.<br />
Jeugdhulp<br />
Jeugdhulp omvat behandeling of begeleiding van een jeugdige, gericht op het oplossen,<br />
verminderen of voorkomen van verergering dan wel het omgaan met de gevolgen van zijn<br />
psychosociale, psychische of gedragsproblemen, voor zover die niet het gevolg zijn van een<br />
psychiatrische aandoening. Als een kind is aangewezen op behandeling of begeleiding in verband<br />
met opgroei- of opvoedingsproblemen bestaat er geen aanspraak op <strong>AWBZ</strong>-zorg [RZA 2004, 104;<br />
RZA 2004, 108; RZA 2004, 195; RZA 2005, 53].<br />
Jeugdhulp voorziet ook in behandeling of begeleiding van anderen (ouders, verzorgers) gericht op<br />
het verkrijgen van zodanige vaardigheden dat hij aan psychosociale, psychische of<br />
gedragsproblemen in het gezin het hoofd kan bieden.<br />
Als de oorzaak van de psychosociale, psychische of gedragsproblemen geheel of gedeeltelijk is<br />
gelegen in een psychiatrische aandoening en er is een psychiatrische aanpak van de problemen<br />
noodzakelijk, is geen jeugdzorg maar psychiatrische behandeling (Zvw) en/of <strong>AWBZ</strong>-zorg<br />
(begeleiding) aangewezen. Bureau jeugdzorg indiceert daarvoor [RZA 2008, 88]. Als de<br />
problematiek zijn oorsprong vindt in een psychiatrische aandoening van één van de ouders, is<br />
voor behandeling van de ouder(s) in het kader van de Zvw een verwijzing door de huisarts nodig.<br />
Voor <strong>AWBZ</strong>-zorg voor de ouder(s) indiceert het CIZ [RZA 2007, 24].<br />
Ook als gedragsproblemen hun oorzaak vinden in een achterliggende somatische aandoening of<br />
een verstandelijke handicap bestaat er aanspraak op <strong>AWBZ</strong>-zorg [RZA 2006, 88].<br />
Het in kaart brengen van de gezinssituatie en het beoordelen van de veiligheid van kinderen<br />
zonder dat er een psychiatrische grondslag is vastgesteld is geen <strong>AWBZ</strong>-zorg maar jeugdzorg.<br />
Verblijf in de zin van de Wet op de jeugdzorg<br />
Verblijf in de zin van jeugdzorg betekent het aan een jeugdige gedurende het etmaal of een deel<br />
daarvan bieden van verblijf met een passend pedagogisch klimaat bij een pleegouder of in een<br />
accommodatie van een zorgaanbieder.<br />
Het verblijf komt ten laste van de jeugdzorg als er sprake is van psychosociale, psychische of<br />
gedragsproblemen die niet het gevolg zijn van een psychiatrische aandoening. Als het verblijf<br />
noodzakelijk is voor <strong>AWBZ</strong>-zorg komt het verblijf ten laste van de <strong>AWBZ</strong>.<br />
Verblijf ten laste van de jeugdzorg sluit niet uit dat in die situatie <strong>AWBZ</strong>-zorg wordt geboden. De<br />
zorg die is gericht op de opvoedings- en opgroeiproblematiek komt ten laste van de jeugdzorg.<br />
Als geneeskundige zorg nodig is, bijvoorbeeld in verband met een psychische stoornis, bestaat<br />
daarop aanspraak ten laste van de Zvw. Als tengevolge van een <strong>AWBZ</strong>-grondslag <strong>AWBZ</strong>-zorg nodig<br />
is, bestaat daarop aanspraak. Een pleeggezin is voor de bepaling van de <strong>AWBZ</strong>-aanspraak gelijk<br />
aan een regulier gezin [RZA 2006, 192].<br />
Het verblijf in een justitiële jeugdinrichting komt ten laste van Justitie. Dit is inclusief alle<br />
benodigde zorg. Er is geen <strong>AWBZ</strong>-zorg mogelijk.<br />
Observatiediagnostiek<br />
Van observatiediagnostiek is sprake als het bureau jeugdzorg meer gegevens nodig heeft voor het<br />
nemen van een indicatiebesluit. Het betreft dan geen <strong>AWBZ</strong>-zorg maar jeugdzorg.<br />
© CVZ 52
Jeugdzorg is voorliggend op de <strong>AWBZ</strong>. Als er sprake is van psychosociale, psychische of<br />
gedragsproblemen die niet het gevolg zijn van een <strong>AWBZ</strong>-grondslag (zoals een psychiatrische<br />
aandoening of een verstandelijke handicap) is er geen aanspraak op <strong>AWBZ</strong>-zorg.<br />
© CVZ 53
Voorliggende voorzieningen: Wet arbeid en zorg<br />
De Wet Arbeid en Zorg regelt dat burgers onder bepaalde omstandigheden recht hebben op verlof.<br />
Het gaat om zaken als zwangerschapsverlof, ouderschapsverlof en zorgverlof.<br />
Voor zorgverlof geldt, dat het gaat om een recht dat de werknemer heeft ten opzichte van zijn<br />
werkgever. Als de werknemer er zelf niet voor kiest verlof te nemen, is er voor degenen die hij zou<br />
kunnen verzorgen wél aanspraak op <strong>AWBZ</strong>-zorg. De werknemer is immers niet verplicht zorgverlof<br />
te nemen.<br />
Zorgverlof is geen voorliggende voorziening voor <strong>AWBZ</strong>-zorg. Het feit dat de partner van een<br />
verzekerde zorgverlof heeft, betekent niet dat de aard of omvang van de aanspraak op <strong>AWBZ</strong>-zorg<br />
vermindert.<br />
De werkgever kan het opnemen van verlof alleen weigeren om zwaarwegende bedrijfeconomische<br />
redenen. Als dit het geval is, is het aan de werknemer dit besluit al dan niet aan te vechten. Zolang<br />
het verlof niet is gerealiseerd heeft de verzekerde die door de werknemer zou worden verzorgd<br />
aanspraak op de <strong>AWBZ</strong> [RZA 2007, 135].<br />
© CVZ 54
Voorliggende voorzieningen: justitie<br />
Binnen de <strong>AWBZ</strong> bestond de term justitiepatiënten. Deze kregen tot 1 januari 2007 reguliere<br />
<strong>AWBZ</strong>-zorg. Vanaf 1 januari 2007 valt de forensische zorg onder de directe verantwoordelijkheid<br />
van Justitie. Per genoemde datum is het budget van forensische psychiatrie overgeheveld van de<br />
<strong>AWBZ</strong> naar de Justitie-begroting. Uitgezonderd zijn de kosten van zorg op basis van het<br />
jeugdstrafrecht.<br />
Forensische zorg is zorg in een strafrechtelijk kader en is als volgt afgebakend:<br />
• <strong>GGZ</strong> (inclusief forensische verslavingszorg) in het kader van een strafrechtelijk vonnis<br />
(bijvoorbeeld terbeschikkingstelling, voorwaardelijke gevangenisstraf) én<br />
• <strong>GGZ</strong> (inclusief forensische verslavingszorg) aan gedetineerden in het gevangeniswezen<br />
tijdens en na de detentie.<br />
Het gaat hier bijvoorbeeld om behandeling en/of verblijf dat wordt geleverd door een forensische<br />
psychiatrische kliniek of polikliniek. In dit geval is sprake van een voorliggende voorziening.<br />
Zorg binnen een justitiële inrichting, zoals een huis van bewaring of een gevangenis, valt onder de<br />
verantwoordelijkheid van justitie. Er is dan een voorliggende voorziening.<br />
© CVZ 55
Voorliggende voorzieningen: ADL-clusters (waaronder Focuswoningen)<br />
De subsidiëring van ADL-assistentie in een ADL-cluster is geregeld in paragraaf 2.9 van de<br />
Regeling subsidies <strong>AWBZ</strong>. Op basis hiervan worden instellingen gesubsidieerd voor het leveren van<br />
ADL-assistentie aan personen die in een ADL-cluster wonen.<br />
Een ADL-cluster is een cluster van woningen die met behulp van een andere <strong>AWBZ</strong>-subsidie<br />
[subsidieparagraaf “Het verwezenlijken van ADL-clusters” (paragraaf 2.7 van de Regeling subsidies<br />
<strong>AWBZ</strong>)] tot stand is gekomen. Het gaat dus om een limitatief aantal, concreet aan te wijzen clusters<br />
van woningen. Onderdeel van het cluster is de ADL-eenheid: dit is een centraal binnen het cluster<br />
gelegen ruimte, waarin en van waaruit de ADL-assistentie wordt verleend aan bewoners van het<br />
cluster.<br />
Bij ADL-assistentie gaat het om hulp bij algemene dagelijkse levensverrichtingen. Feitelijk gaat het<br />
om alle activiteiten die tot de functie persoonlijke verzorging behoren en eenvoudige<br />
verpleegtechnische handelingen.<br />
De ADL-assistentie wordt alleen binnen het cluster geleverd, dat wil zeggen in de ADL-eenheid<br />
(waar de centrale badkamer met hoog-laag-bad is) en in de woning van de verzekerde. Daarbuiten<br />
niet.<br />
Iemand die woont in een ADL-cluster, kan voor persoonlijke verzorging in het cluster geen<br />
aanspraak maken op <strong>AWBZ</strong>-zorg. De subsidieregeling, op grond waarvan de persoonlijke<br />
verzorging binnen het cluster wordt bekostigd is voorliggend. Voor andere functies is wél een<br />
indicatie mogelijk.<br />
De subsidieregeling betreft alleen de persoonlijke verzorging binnen het ADL-cluster. Voor de<br />
mo menten dat men buiten het cluster is, is er aanspraak op persoonlijke verzorging.<br />
Ook verpleegtechnische handelingen bij beademing vallen onder de zorg die ADL-assistenten<br />
gebruikelijk leveren als een verzekerde binnen het cluster verblijft. Voor deze zorg kan niet de<br />
<strong>AWBZ</strong>-functie verpleging worden geïndiceerd [RZA 2008, 62].<br />
© CVZ 56
Voorliggende voorzieningen: kortdurende ondersteuning door MEEorganisaties<br />
MEE-organisaties richten zich op verzekerden met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke<br />
handicap of een beperking uit het autistisch spectrum, hun ouders, andere verwanten, verzorgers<br />
of vertegenwoordigers.<br />
Op grond van de Regeling subsidies <strong>AWBZ</strong> [Paragraaf 2.5 Regeling subsidies <strong>AWBZ</strong>] ontvangen<br />
MEE-organisaties subsidie voor het uitvoeren van een aantal taken. Naast collectieve taken voeren<br />
de MEE-organisaties de volgende taken uit in het kader van individuele cliëntondersteuning.<br />
De individuele cliëntondersteuning houdt een aantal diensten in om de verzekerde te<br />
ondersteunen bij het realiseren van bij zijn situatie passende zorg en ondersteuning. Het gaat om<br />
diensten als:<br />
• informatieverstrekking en advisering;<br />
• vraagverduidelijking: het in kaart brengen van de participatiemogelijkheden en –<br />
beperkingen om een goed beeld te krijgen van de gewenste ondersteuning nu en in de<br />
toekomst;<br />
• praktische ondersteuning bij het aanvragen en realiseren van externe dienstverlening en<br />
zorg op een breed terrein (bijvoorbeeld ook bij arbeid en wonen);<br />
• ondersteunen bij klacht en bezwaar en beroep waaronder ook het voorkomen daarvan;<br />
• Monitoren en evalueren van de geleverde zorg en ondersteuning op een breed terrein;<br />
• Ondersteuning in een crisissituatie;<br />
• volledige beeldvorming van de beperkingen en mogelijkheden van de verzekerde;<br />
• kortdurende en kortcyclische ondersteuning: het gedurende korte tijd en met een beperkte<br />
intensiteit ondersteunen van cliënten die tijdelijk niet goed in staat zijn tot<br />
zelfredzaamheid, en ondersteuning nodig hebben om te voorkomen dat de zelfstandigheid<br />
ernstig achteruit gaat en/of een beroep gedaan moet worden op geïndiceerde zorg;<br />
• aanbieding van cursussen in groepen die voor de totale doelgroep open staat, bijvoorbeeld<br />
een cursus sociale vaardigheden.<br />
Vooral de kortdurende en kortcyclische cliëntondersteuning (een beperkt aantal face-to-facecontacten<br />
gedurende maximaal 6 maanden) vertoont raakvlakken met <strong>AWBZ</strong>-zorg.<br />
Voor zover in de vraag van de verzekerde is te voorzien door een MEE-organisatie, is dit<br />
voorliggend voor reguliere <strong>AWBZ</strong>-zorg.<br />
© CVZ 57
Voorliggende voorzieningen: afbakening in de geestelijke gezondheidszorg<br />
(<strong>GGZ</strong>)<br />
Met ingang van 1 januari 2008 is de geneeskundige <strong>GGZ</strong> overgeheveld van de <strong>AWBZ</strong> naar de Zvw.<br />
Het gaat daarbij om alle extramurale geneeskundige <strong>GGZ</strong> en het eerste jaar van alle intramurale<br />
geneeskundige <strong>GGZ</strong>. De geneeskundige <strong>GGZ</strong> is gericht op herstel of voorkoming van verergering<br />
van een psychische stoornis.<br />
De Zvw kent niet de te verzekeren prestaties behandeling en activerende begeleiding, maar de<br />
prestatie geneeskundige zorg. In de geneeskundige <strong>GGZ</strong> wordt geen duidelijk onderscheid<br />
gemaakt tussen behandeling en activerende begeleiding. De activiteiten van activerende<br />
begeleiding vallen onder de noemer ‘behandeling’. Deze activiteiten sluiten aan op de<br />
omschrijving van geneeskundige zorg in de Zvw (artikel 2.4, eerste lid Bzv).<br />
De niet-geneeskundige <strong>GGZ</strong> valt nog steeds onder de <strong>AWBZ</strong>. Hiervoor is dus een <strong>AWBZ</strong>-indicatie<br />
vereist. Het kan dan gaan om persoonlijke verzorging, ondersteunende begeleiding, verblijf en/of<br />
activerende begeleiding in verband met een psychiatrische aandoening met een niet-geneeskundig<br />
doel (zogenoemde niet-geneeskundige activerende begeleiding).<br />
Bij niet-geneeskundige activerende begeleiding gaat het om begeleiding die gericht is op<br />
vaardigheidstraining in het kader van de zelfredzaamheid. Hierbij kan gedacht worden aan het<br />
leren omgaan met de psychische stoornis en vaardigheidstraining om zelfstandig te kunnen<br />
wonen.<br />
De geneeskundige activerende begeleiding in de <strong>GGZ</strong> is sinds 1 januari 2008 dus onderdeel van de<br />
Zvw-prestatie geneeskundige zorg (<strong>GGZ</strong>-behandeling). Een verzekerde die volgens zijn<br />
behandelaar is uitbehandeld, is niet meer aangewezen op geneeskundige zorg.<br />
Als een verzekerde die uitbehandeld is volgens zijn behandelaar nog wél is aangewezen op<br />
activerende begeleiding, dan kan er sprake zijn van <strong>AWBZ</strong>-zorg en moet worden aangenomen dat<br />
het om niet-geneeskundige activerende begeleiding gaat. Dit is ter beoordeling aan het<br />
indicatieorgaan [RZA 2008, 103].<br />
© CVZ 58
Gebruikelijke voorzieningen: inhoud<br />
Het kan zijn dat het mogelijk is in de zorgvraag te voorzien door bijvoorbeeld bejaardensoos,<br />
boodschappendienst vrijwilligerswerk e.d. Dergelijke voorzieningen worden algemeen<br />
gebruikelijke voorzieningen genoemd. Men spreekt ook wel van niet-wettelijke voorliggende<br />
voorzieningen. Als die aanwezig zijn, is er geen aanspraak op <strong>AWBZ</strong>-zorg. De verzekerde moet<br />
immers op grond van artikel 2 lid 2 Bza gelet op zijn behoefte, en uit een oogpunt van doelmatige<br />
zorgverlening, redelijkerwijs op de zorg zijn aangewezen.<br />
Een algemeen gebruikelijke voorziening is alleen voorliggend als die daadwerkelijk beschikbaar is<br />
en voor de verzekerde een adequate oplossing biedt.<br />
Van ouders, partners, inwonende kinderen en huisgenoten is het gebruikelijk dat zij in bepaalde<br />
mate de zorg voor hun kind, partner, ouder of huisgenoot op zich nemen. Dit noemt men<br />
“gebruikelijke zorg”.<br />
Mensen die in een sociale relatie met elkaar staan, bieden elkaar vaak verzorging zonder daartoe<br />
verplicht te zijn en zonder daarvoor een tegenprestatie te vragen. Dit heet mantelzorg. Mantelzorg<br />
is niet afdwingbaar, maar als verzekerde en mantelzorger dit overeenkomen kan daarmee bij de<br />
indicatiestelling rekening worden gehouden.<br />
Soms valt de term respijtzorg. Het gaat dan om het ontlasten van de mantelzorger. Feitelijk is het<br />
een onjuiste term. De mantelzorger is niet verplicht om mantelzorg te bieden, en kan dus zijn<br />
eigen grenzen stellen waarbuiten de verzekerde gewoon aanspraak op <strong>AWBZ</strong>-zorg heeft.<br />
Een verzekerde heeft op grond van artikel 2 lid 2 Bza alleen aanspraak op <strong>AWBZ</strong>-zorg als hij daar<br />
uit het oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op is aangewezen. Dat betekent dat<br />
als het mogelijk is op een andere manier in de zorgvraag te voorzien, er geen aanspraak op de<br />
<strong>AWBZ</strong> is. De alternatieve manieren waarop een verzekerde in zijn zorgvraag kan voorzien zijn de<br />
volgende: algemeen gebruikelijke voorzieningen, gebruikelijke zorg en mantelzorg. Het <strong>AWBZ</strong>-<br />
<strong>Kompas</strong> gaat hieronder in op gebruikelijke zorg, mantelzorg en respijtzorg. Deze paragraaf gaat<br />
over algemeen gebruikelijke voorzieningen.<br />
Algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn alle mogelijkheden die er zijn om in de zorgvraag van<br />
mensen te voorzien en in principe voor iedereen openstaan, maar die niet zijn gebaseerd op een<br />
wettelijke regeling.<br />
Het gaat om een heel divers pakket aan voorzieningen, zoals vrijwilligerswerk [RZA 2003, 227],<br />
boodschappenservice of maaltijdenvoorziening [RZA 2002, 206; Rb Zwolle-Lelystad, 14 september<br />
2004, nr. Awb 03/1396], oppascentrale of crèche [RZA 2003, 126; Arrondissementsrechtbank<br />
Middelburg, 16 februari 2004, nr. Awb 03/428], maatschappelijk werk [RZA 2004, 108; RZA 2005,<br />
12], sportactiviteiten en vrijetijdsbesteding [RZA 2004, 192; RZA 2005, 14] enzovoorts.<br />
Ook kan het gaan om activiteiten die mensen normaal gesproken zélf betalen, zoals een<br />
schildercursus [RZA 2005, 52].<br />
Bovenstaande voorbeelden zijn geen limitatieve lijst: als er andere mogelijkheden zijn om in de<br />
zorgvraag te voorzien moet de verzekerde er gebruik van maken. De mogelijkheden zijn<br />
afhankelijk van de omstandigheden, zoals de woonplaats.<br />
Het grote verschil met wettelijk voorliggende voorzieningen is dat de verzekerde zich voor de<br />
beschikbaarheid ervan niet kan beroepen op een wettelijke regeling. Er is geen orgaan dat de<br />
wettelijke taak heeft om die voorziening te leveren. Algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn<br />
daarom alleen een redelijke oplossing voor zijn zorgvraag als de voorziening ook daadwerkelijk<br />
beschikbaar is. Het is daarom altijd nodig te onderzoeken of er een algemeen gebruikelijke<br />
voorziening écht aanwezig is of niet [RZA 2006, 62; RZA 2006, 63].<br />
De algemeen gebruikelijke voorziening moet een passende en toereikende oplossing bieden voor<br />
de zorgvraag van de verzekerde [RZA 2006, 65].<br />
© CVZ 59
Financieel-administratieve ondersteuning bijvoorbeeld is meestal een algemeen gebruikelijke<br />
voorziening, aangeboden door administratiekantoren, maar kan onder omstandigheden toch tot<br />
het <strong>AWBZ</strong>-domein behoren [RZA 2004, 78]. Als dat zo is kan een vrijwilligersorganisatie een<br />
voorliggende voorziening zijn, maar de financiële risico’s die een verzekerde daarbij loopt kan<br />
maken dat dit geen passende oplossing biedt [RZA 2006, 67]. Als de voorziening objectief voldoet,<br />
maar niet voldoet aan de subjectieve wensen van de verzekerde, is er geen aanspraak op <strong>AWBZ</strong>zorg<br />
[RZA 2003, 194].<br />
Van verzekerden die daartoe in staat zijn wordt ook de nodige actie en initiatief verwacht om hun<br />
netwerk in te schakelen om te voorzien in hun vraag naar zorg en ondersteuning. Een sociaal<br />
zelfredzaam persoon kan voor sociale contacten en begeleiding bij activiteiten een beroep doen<br />
op familie en vrienden [RZA 2006, 66].<br />
© CVZ 60
Gebruikelijke voorzieningen: gebruikelijke zorg<br />
Voor zover het gebruikelijk is dat mensen elkaar bepaalde zorg bieden, bestaat er geen aanspraak<br />
op <strong>AWBZ</strong>-zorg. Het hangt af van de sociale relatie welke zorg mensen elkaar moeten bieden. Hoe<br />
intiemer de relatie, des te meer zorg mensen elkaar horen te geven.<br />
Als het gebruikelijk is dat mensen in een bepaalde relatie elkaar zorg bieden, bijvoorbeeld ouders<br />
voor kinderen, is dat niet vrijblijvend. Voor de gebruikelijke zorg moet de verzekerde een beroep<br />
doen op degene die de gebruikelijke zorg moet leveren. Er is voor die zorg geen beroep op de<br />
<strong>AWBZ</strong> mogelijk.<br />
Gebruikelijke zorg betreft onder andere huishoudelijke verzorging. Deze functie is met ingang van<br />
1 januari 2007 overgeheveld naar de Wmo en is dus geen onderdeel van de <strong>AWBZ</strong> meer. Toch gaat<br />
het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> in op de gebruikelijke zorg bij huishoudelijke taken. Daarvoor zijn twee<br />
redenen. Ten eerste is in de loop der tijd uitgebreide jurisprudentie ontstaan die ook voor<br />
gemeenten van belang kan zijn. Vanuit het oogpunt van de <strong>AWBZ</strong> is het echter ook van belang te<br />
weten welke activiteiten partners, ouders van kinderen en huisgenoten al geacht worden te doen,<br />
omdat dat meeweegt bij de mate waarin zij overbelast zijn of dreigen te raken. De mate waarin<br />
mensen overbelast dreigen te raken speelt mee bij de vraag in hoeverre van hen verlangd kan<br />
worden om bijvoorbeeld persoonlijke verzorging of ondersteunende begeleiding te bieden aan<br />
hun partner, kind of huisgenoot [RZA 2005, 112].<br />
Gezamenlijke huishouding<br />
Het is gebruikelijk dat huisgenoten die duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren onderling<br />
ervoor zorgen dat de huishoudelijke taken worden verzorgd [RZA 2003, 53; RZA 2003, 54]. Ook is<br />
het gebruikelijk dat huisgenoten elkaar enige ondersteuning bieden bij het sociaal verkeer. Het feit<br />
of er sprake is van een duurzaam gezamenlijk huishouden moet feitelijk worden beoordeeld<br />
[CRvB, 4 februari 2004, nr. 02/16660 <strong>AWBZ</strong>; RZA 2005, 51; RZA 2006, 156]. Als huisgenoten<br />
feitelijk een bijdrage aan de huishoudelijke taken en/of de kosten van het huishouden leveren is er<br />
sprake van een gezamenlijk huishouden [RZA 2003, 231].<br />
Gebruikelijke zorg en werktijden<br />
Het feit dat de partner van de zorgvrager een ongebruikelijk lange werkweek heeft, is niet<br />
relevant. Ook dan moet hij de gebruikelijke zorg leveren [RZA 2003, 124; RZA 2006, 153].<br />
Voor zover de verplichte werktijden van de partner tot gevolg hebben dat deze bepaalde taken niet<br />
kan uitvoeren, vallen deze taken niet onder de gebruikelijke zorg. Dat is bijvoorbeeld het geval als<br />
de partner ploegendienst moet draaien, of vanwege het werk langere tijd van huis is. Voor de nietuitstelbare<br />
taken, zoals de afwas doen, kinderen verzorgen, bestond [De huishoudelijke<br />
verzorging is met ingang van 1 januari 2007 overegeheveld naar de Wmo] er dan aanspraak op de<br />
<strong>AWBZ</strong> [RZA 2003, 188]. Uitstelbare taken zoals de was doen, stofzuigen en bed verschonen<br />
kunnen op de vrije dagen worden gedaan. Drukke seizoensarbeid is echter geen reden om geen<br />
gebruikelijke zorg te leveren [RZA 2003, 230].<br />
Persoonlijke verzorging van partners voor elkaar<br />
Voor partners onderling geldt dat zij geacht worden ook enige persoonlijke verzorging te leveren.<br />
Die zorgplicht is beperkt tot drie maanden. Daarna heeft de partner geen zorgplicht voor de<br />
persoonlijke verzorging meer. Volwassen kinderen en ouders zijn niet verplicht elkaar persoonlijke<br />
verzorging te bieden [RZA 2003, 127]. Huisgenoten die geen partnerrelatie met elkaar hebben ook<br />
niet [RZA 2003, 229].<br />
Gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen<br />
Van ouders wordt verwacht dat zij de gebruikelijke zorg leveren aan hun kinderen. Wat<br />
gebruikelijk is hangt vooral af van de leeftijd van het kind. Naarmate een kind ouder is, hoeft een<br />
ouder doorgaans minder zorg te leveren. Bij een baby of een klein kind is de gebruikelijke inzet<br />
van ouders veel groter dan bij een 15-jarige [Vergelijk RZA 2004, 193; RZA 2004, 47 en RZA 2003,<br />
223; RZA 2005, 185; RZA 2005, 186; RZA 2006, 112]. Bij de bepaling van de extra zorg die ouders<br />
© CVZ 61
moeten bieden, speelt niet alleen extra toezicht en het verrichten van extra handelingen mee,<br />
maar ook dat het uitvoeren van bepaalde handelingen bij een gehandicapt kind veel langer kunnen<br />
duren dan bij een gezond kind [RZA 2006, 112]. Het is gebruikelijk dat ouders tijdens de<br />
schoolvakantie meer aandacht en tijdsinvestering leveren aan hun kinderen. Voor zorg die boven<br />
die gebruikelijke inzet gaat bestaat er dan aanspraak op <strong>AWBZ</strong>-zorg [RZA 2005, 16].<br />
Het inhuren van oppas, naschoolse opvang en dergelijke is niet mogelijk ten laste van de <strong>AWBZ</strong>.<br />
Het instrueren van een oppasser/begeleider is in eerste instantie de taak van de ouder. Als dat niet<br />
mogelijk is, bestaat er zonodig tijdelijk aanspraak op verpleegkundige coaching en begeleiding<br />
[RZA 2005, 185; RZA 2005, 186; RZA 2005, 187].<br />
Het is wel mogelijk om de bovengebruikelijke zorg tijdens de opvang te indiceren, als een kind als<br />
gevolg van zijn beperkingen/zorgbehoefte geen gebruik kan maken van (reguliere) kinderopvang.<br />
Hiermee kan vervolgens de extra zorgbehoefte van een verzekerde tijdens de door de ouder(s)<br />
gewenste opvang worden bekostigd. De opvang als zodanig blijft echter de (financiële)<br />
verantwoordelijkheid van de ouders. Hiervoor kan ook in dat geval dus geen aanspraak op <strong>AWBZ</strong>zorg<br />
worden gemaakt [RZA 2008, 39].<br />
Bij de beoordeling van de omvang van gebruikelijke zorg gelden zekere marges. Er zijn nu<br />
éénmaal “makkelijke”en “moeilijke” kinderen (tegenstribbelen is niet ongewoon): een<br />
standaardkind bestaat niet. Ook bij gezonde kinderen van dezelfde leeftijd kan de zorg die het<br />
kind vergt (per dag) in omvang verschillen. <strong>AWBZ</strong>-zorg komt pas aan de orde als het gaat om een<br />
chronische situatie, waarbij de gebruikelijke zorg in vergelijking tot gezonde kinderen van<br />
dezelfde leeftijdscategorie substantieel wordt overschreden [RZA 2006, 181]. Ook weegt mee of<br />
de zorg gemakkelijk meegenomen kan worden in de dagelijkse zorg voor het kind.<br />
Het is niet ongebruikelijk dat ouders extra aandacht besteden aan hun kind, bijvoorbeeld door<br />
thuis oefeningen met het kind te doen of het te begeleiden naar zwemles [RZA 2005, 118]. De<br />
beleidsregel gebruikelijke zorg van het Centrum Indicatiestelling Zorg bevat richtlijnen over wat<br />
gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen bij verschillende leeftijden inhoudt.<br />
Voor inwonende meerderjarige kinderen is de gebruikelijke zorg die zij aan hun ouders bieden<br />
gelijk aan die van huisgenoten onderling.<br />
Overbelasting of eigen beperkingen van degene die gebruikelijke zorg levert<br />
Bij de beoordeling speelt de belastbaarheid van degene die de gebruikelijke zorg moet leveren een<br />
rol. Als sprake is van (dreigende) overbelasting van de zorgende huisgenoot, partner of ouder, is<br />
inzet van <strong>AWBZ</strong>-zorg mogelijk [RZA 2004, 193; RZA 2005, 112].<br />
Beperkingen in de belastbaarheid moeten door of onder verantwoordelijkheid van een arts<br />
vastgesteld worden [RZA 2003, 102; RZA 2004, 51]. De beperkingen moeten zodanig zijn dat de<br />
partner daadwerkelijk niet in staat is de gebruikelijke zorg te bieden [RZA 2006, 149; RZA 2006,<br />
152]. Die beoordeling moet integraal plaatsvinden, niet per afzonderlijke functie [Rb 's<br />
Hertogenbosch, 13 augustus 2004, nr. Awb 04/848 <strong>AWBZ</strong>]. De huishoudelijke taken die iemand<br />
moet doen spelen daarbij ook mee.<br />
Ook als degene die gebruikelijke zorg zou moeten leveren zelf beperkingen heeft waardoor hij dat<br />
niet kan, is er aanspraak op <strong>AWBZ</strong>-zorg.<br />
De psychische belasting van ouders die een gehandicapt kind krijgen kan zodanig zijn dat zij toch<br />
zijn aangewezen op <strong>AWBZ</strong>-zorg, ook als de gebruikelijke zorg niet wordt overschreden.<br />
Activerende begeleiding (coaching en coping) kan in dergelijke situaties bijdragen tot herstel van<br />
de balans tussen draaglast en draagkracht [RZA 2005, 199].<br />
"Uitruil" van functies bij bovengebruikelijke zorg<br />
Het is mogelijk dat een huisgenoot, partner of ouder aanzienlijk meer zorg levert dan gebruikelijk<br />
is. Voor zover dit het geval is, is “uitruil” met een andere functie mogelijk. Als de partner<br />
bijvoorbeeld veel persoonlijke verzorging levert, is het mogelijk dit te compenseren met een<br />
indicatie voor een andere functie [RZA 2003, 222]. Als maximum geldt de omvang van zorg die<br />
zónder uitruil aan de orde zou zijn [RZA 2005, 120]. Die uitruil is echter alleen mogelijk als de<br />
bovengebruikelijke zorg door de huisgenoot, partner of ouder wordt geleverd. Niet als die door<br />
© CVZ 62
een mantelzorger van buiten wordt geboden [RZA 2006, 91]. De uitruil is alleen binnen de <strong>AWBZ</strong><br />
mogelijk. Uitruil met huishoudelijke verzorging is niet mogelijk nu deze functie is overgeheveld<br />
naar de Wmo.<br />
Gebruikelijke zorg bij verpleging en activerende begeleiding<br />
Bij activerende begeleiding is gebruikelijke zorg niet aan de orde. Het bieden van activerende<br />
begeleiding vereist specifieke professionele deskundigheid.<br />
Ook als het gaat om het aanleren van activiteiten die onder gebruikelijke zorg vallen, heeft de<br />
verzekerde aanspraak op het aanleren ervan. Als de verzekerde een partner heeft die de<br />
gebruikelijke zorg kan leveren, wordt hij geacht dat te doen zolang de verzekerde daartoe niet in<br />
staat is. Dat laat onverlet dat de verzekerde moet in staat moet worden gesteld de nodige mogelijk<br />
vaardigheden aan te leren [RZA 2005, 19].<br />
Het uitvoeren van verpleegkundige handelingen behoort niet tot gebruikelijke zorg. Voor<br />
verpleegkundige handelingen die de verzekerde zelf of de ouder van een kind kan aanleren, is de<br />
verzekerde echter redelijkerwijs niet aangewezen op <strong>AWBZ</strong>-zorg, bijvoorbeeld als die handelingen<br />
vaker of gedurende langere tijd moeten worden uitgevoerd [RZA 2006, 188]. Als de uitvoering van<br />
die handelingen in de normale verzorging mee kan lopen, is het doelmatige zorg die handelingen<br />
aan te leren. Er is in die gevallen wel aanspraak op het gedegen aanleren van de handeling en<br />
zonodig op begeleiding.<br />
Voor zover de verzekerde of de ouder van een kind fysiek of mentaal niet in staat is de handeling<br />
aan te leren bestaat er wél aanspraak op verpleging ten laste van de <strong>AWBZ</strong>. Dat geldt ook voor de<br />
periodes dat een kind op school is of de ouders werken.<br />
© CVZ 63
Gebruikelijke voorzieningen: mantelzorg<br />
Verzekerden worden geacht een beroep te doen op hun partner, ouders of huigenoten voor zover<br />
het gaat om gebruikelijke zorg. Partner, ouders en huisgenoten worden geacht die zorg te leveren.<br />
Veel mensen zijn bereid om zonder tegenprestatie méér dan gebruikelijke zorg te leveren aan<br />
iemand in hun directe omgeving. Er is dan sprake van mantelzorg.<br />
Voor zover een verzekerde kan en wil voorzien in zijn zorgvraag door de inzet van mensen uit zijn<br />
directe omgeving, mantelzorgers, is er geen indicatie voor <strong>AWBZ</strong>-zorg [CRvB, 4 februari 2004, nr.<br />
02/1940 <strong>AWBZ</strong>].<br />
Het gaat bij mantelzorg om niet-verplichte zorg. Als de mantelzorger aangeeft de zorg niet (meer)<br />
zonder tegenprestatie te willen leveren bestaat er wel aanspraak op <strong>AWBZ</strong>-zorg [RZA 2004, 24;<br />
RZA 2004, 77; RZA 2004, 81]. Dit geldt ook voor ouders die bovengebruikelijke zorg bieden aan<br />
hun kind [RZA 2004, 80]. <strong>AWBZ</strong>-zorg is dan ook mogelijk zonder dat ouders overbelast zijn of<br />
dreigen te worden. Ze zijn immers niet verplicht de bovengebruikelijke zorg te leveren [RZA 2005,<br />
198].<br />
Het staat ook de verzekerde zelf vrij mantelzorg te accepteren of niet. Als de verzekerde niet wil<br />
worden geholpen door een mantelzorger die dat aanbiedt, kan hij dat weigeren. Hij heeft dan<br />
gewoon aanspraak op <strong>AWBZ</strong>-zorg.<br />
© CVZ 64
Gebruikelijke voorzieningen: respijtzorg<br />
<strong>AWBZ</strong>-zorg kan ook noodzakelijk zijn om de vaste verzorger(s) van de verzekerde in staat te<br />
stellen eigen activiteiten te ontplooien. Te denken valt aan het logeren in een instelling gedurende<br />
een aantal weekenden per jaar of tijdens de vakantie van de vaste verzorgers. Ook komt het veel<br />
voor dat de verzekerde enkele dagdelen per week ondersteunende begeleiding in een instelling<br />
ontvangt, of ’s nachts in een instelling slaapt. Dit wordt vaak aangeduid als respijtzorg.<br />
De term respijtzorg wordt vaak ten onrechte gebruikt [RZA 2007, 28]. In de volgende drie situaties<br />
spreekt men vaak van “respijtzorg”.<br />
1. degene die gebruikelijke zorg moet leveren is daartoe niet in staat, bijvoorbeeld wegens<br />
(dreigende) overbelasting;<br />
2. degene die gebruikelijke zorg moet leveren, levert andere, niet gebruikelijke zorg, en<br />
wordt daarvoor gecompenseerd door de levering van de (gebruikelijke) zorg die hij<br />
eigenlijk zou moeten leveren.<br />
3. degene die mantelzorg levert stelt daaraan grenzen.<br />
De term “respijtzorg” is verwarrend omdat hij suggereert dat respijtzorg “toestaat” dat de<br />
informele verzorger enige tijd voor zichzelf heeft. Als er sprake is van gebruikelijke zorg is die<br />
benadering juist, maar als het gaat om mantelzorg (niet-verplicht te leveren zorg), staat het de<br />
mantelzorger vrij om zijn eigen grenzen te stellen aan de zorg die hij wil leveren. De verzekerde<br />
heeft voor de overige zorg dan reguliere aanspraak op <strong>AWBZ</strong>-zorg. De zorg is niet gericht op de<br />
mantelzorger maar op de verzekerde tijdens de periode dat de mantelzorger geen zorg wenst te<br />
leveren.<br />
Hieronder gaat het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> dieper in op de drie genoemde situaties.<br />
Degene die gebruikelijke zorg moet leveren is daartoe niet in staat<br />
De term respijtzorg is alleen op deze situatie van toepassing. De huisgenoot, partner of ouder die<br />
feitelijk verplicht is de zorg op zich te nemen wordt daarin ontlast omdat hij daartoe niet in staat<br />
is wegens eigen beperkingen, (dreigende) overbelasting.<br />
Respijtzorg kan dus enkel worden ingezet indien de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt<br />
door zorg die als gebruikelijke zorg moet worden beschouwd. Als bijvoorbeeld een ouder van een<br />
kind met een indicatie voor <strong>AWBZ</strong>-zorg deze zorg zelf met een PGB levert, is dat een eigen keuze.<br />
De dreigende overbelasting kan dan worden voorkomen door zorg in natura te regelen of de zorg<br />
bij derden in te kopen. [RZA 2007, 141].<br />
Degene die gebruikelijke zorg moet leveren levert andere zorg<br />
Als degene die gebruikelijke zorg moet leveren andere, niet gebruikelijke zorg levert aan zijn<br />
huisgenoot, partner of kind, kan hij daarvoor gecompenseerd worden. De verzekerde krijgt dan<br />
een indicatie voor de zorg die zijn huisgenoot, partner of ouder anders als gebruikelijke zorg had<br />
moeten leveren. Dit is geen respijtzorg, maar uitruil van functies.<br />
De mantelzorger stelt grenzen aan zijn zorg<br />
Mantelzorg is onverplicht. De term respijtzorg als ontlasting van de mantelzorger suggereert ten<br />
onrechte dat de mantelzorg een “last”, een verplichting zou hebben.<br />
Het staat mantelzorgers vrij zelf de grenzen te stellen aan de zorg die zij willen leveren. Voor<br />
zover een mantelzorger niet in de zorgvraag wil of kan voorzien, is er geen sprake van het<br />
ontlasten van de mantelzorg, maar van een reguliere aanspraak op zorg van de verzekerde. Als de<br />
mantelzorger er niet zou zijn, zou er immers ook voor dat deel van de zorg dat de mantelzorger<br />
levert, aanspraak op de <strong>AWBZ</strong> zijn.<br />
© CVZ 65
Behandeling: de wettelijke aanspraak<br />
De aanspraak op behandeling staat in artikel 8 Besluit zorgaanspraken <strong>AWBZ</strong> (Bza):<br />
Behandeling omvat behandeling van specifiek medische, specifiek gedragswetenschappelijke of<br />
specifiek paramedische aard gericht op herstel of voorkoming van verergering van een somatische<br />
of psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, te<br />
verlenen door een instelling.<br />
© CVZ 66
Behandeling: het doel van de aanspraak<br />
<strong>AWBZ</strong>-behandeling richt zich op het verbeteren, stabiliseren of voorkomen van verergering van de<br />
aandoening, stoornis en beperkingen die zijn gerelateerd aan de specifieke <strong>AWBZ</strong>-grondslag. De<br />
behandeling is gericht op specifieke doelgroepen zoals ouderen en gehandicapten, waarvoor<br />
specifieke kennis en vaardigheden nodig zijn en die vaak een specifieke aanpak vereisen.<br />
© CVZ 67
Behandeling: inhoud van de aanspraak<br />
Kenmerkend voor de <strong>AWBZ</strong>-functie behandeling (in relatie tot de Zvw-behandeling) is dat het gaat<br />
om specifieke behandeling. Met het gebruiken van het woord “specifiek” wordt gedoeld op de<br />
gerichtheid op specifieke doelgroepen waar het bij de <strong>AWBZ</strong> om gaat. Daarmee komt de<br />
afbakening met de Zvw beter tot uitdrukking [Toelichting op artikel 1.10 Aanpassingsbesluit<br />
Zorgverzekeringswet]. Het gaat om behandeling die aansluit bij de grondslag op basis waarvan de<br />
verzekerde toegang tot de <strong>AWBZ</strong> heeft:<br />
• somatische aandoening;<br />
• (psycho)-geriatrische aandoening;<br />
• lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap;<br />
De behandeling kan specifiek medisch, specifiek gedragswetenschappelijk of specifiek<br />
paramedisch van aard zijn.<br />
Behandeling komt in een aantal verschillende vormen voor. Het gaat om:<br />
• Consultatie<br />
• Medebehandeling<br />
• Kortdurende revalidatie en reactivering<br />
• Functionele diagnostiek<br />
• CSLM-zorg<br />
Hieronder gaat het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> in op deze verschillende verschijningsvormen van behandeling.<br />
Daarnaast gaat het ook in op een specifiek thema:<br />
• Paramedische zorg<br />
Consultatie<br />
Het is mogelijk dat de huisarts of een medisch specialist een <strong>AWBZ</strong>-behandelaar consulteert om<br />
bijvoorbeeld een advies te krijgen over de behandeling, de aanpak of om een zorgplan op te<br />
stellen. De huisarts of specialist blijft medisch verantwoordelijk. De <strong>AWBZ</strong>-behandelaar is<br />
incidenteel betrokken. Het gaat om een beperkt aantal contacten.<br />
Medebehandeling<br />
Als een verzekerde met complexe, specifieke problematiek thuis verblijft, omdat bijvoorbeeld de<br />
verzekerde en zijn mantelzorgers opname wensen te voorkomen, kan er sprake zijn van<br />
medebehandeling. De huisarts blijft medisch eindverantwoordelijk, maar de <strong>AWBZ</strong>-behandelaar<br />
behandelt het specifieke <strong>AWBZ</strong>-probleem.<br />
Kortdurende revalidatie en reactivering<br />
Het is historisch zo gegroeid dat bepaalde zorg die naar zijn aard niet vanzelfsprekend tot de<br />
<strong>AWBZ</strong> hoort, daar toch is ondergebracht. Het gaat dan vooral om kortdurende hersteltrajecten na<br />
een ziekenhuisopname. Bijvoorbeeld na een CVA of een heup- of knieoperatie. Er is dan meestal<br />
wel sprake van comorbiditeit, waardoor de leerbaarheid, inspanningstolerantie en motivatie<br />
onvoldoende is om een revalidatietraject in een revalidatiecentrum te volgen, en waarvoor de<br />
specifieke deskundigheid van de verpleeghuisarts noodzakelijk is.<br />
Functionele diagnostiek<br />
Klinische basisdiagnostiek hoort thuis in de tweede lijn van het tweede compartiment.<br />
De klinische basisdiagnostiek is gericht op het stellen van de medische diagnose, inclusief het<br />
stadium van de ziekte, de stoornissen en een indruk van de beperkingen, inclusief sociale context.<br />
De uitkomst ervan is de diagnose en een (globale) indruk van het functioneren van de patiënt.<br />
Na de klinische basisdiagnostiek kan nadere functionele diagnostiek nodig zijn, in het bijzonder<br />
bij complexe problematiek (CSLM). Deze functionele diagnostiek is vooral gericht op het<br />
beperkingenniveau en het onderzoeken van behandelmogelijkheden (verbeteren van het<br />
functioneren voor zover mogelijk, voorkomen van verergering, zo lang mogelijk handhaven van<br />
zelfstandigheid). Deze nadere functionele diagnostiek is <strong>AWBZ</strong>-zorg. Dit kan bij alle grondslagen<br />
© CVZ 68
aan de orde zijn. Het gaat om multidisciplinaire zorg, die specifiek is gericht op de <strong>AWBZ</strong>grondslag.<br />
Daarbij is er vaak sprake van comorbiditeit, die van invloed is op de behandeling.<br />
Continue, Systematische, Langdurige en Multidisciplinaire (CSLM) zorg<br />
<strong>AWBZ</strong>-zorg is in de meeste gevallen te typeren als CSLM-zorg. Het gaat om Continue,<br />
Systematische, Langdurige en Multidisciplinaire zorg.<br />
Vooral bij <strong>AWBZ</strong>-behandeling en activerende begeleiding gaat het om dergelijke CSLM-zorg,<br />
meestal ook in combinatie met andere functies. Er bestaat complexe (multi)-problematiek waarbij<br />
specifieke deskundigheid zoals van een verpleeghuisarts, een arts verstandelijk gehandicapten,<br />
een gedragswetenschapper of paramedicus met specifieke kennis noodzakelijk is. Het doel is<br />
meestal niet herstel, maar het voorkomen van gevolgen/complicaties van de aandoening of het<br />
ontstaan van een met de aandoening gerelateerde stoornis [RZA 2005, 128]. De problematiek is zo<br />
complex dat substantiële en duurzame coördinatie, regie en supervisie van een multidisciplinair<br />
team noodzakelijk zijn [RZA 2005, 117; RZA 2005, 128]. Er is voortdurend afstemming nodig over<br />
wat de verschillende disciplines doen, zodat monodisciplinaire behandeling, bijvoorbeeld voor<br />
lymfedrainage en dyslexie, in principe geen <strong>AWBZ</strong>-zorg is [RZA 2004, 75; RZA 2004, 154; RZA<br />
2005, 154; RZA 2005, 193].<br />
Vaak gaat de behandeling gepaard met verblijf, maar dit is niet noodzakelijk. Behandeling kan ook<br />
deel uitmaken van een dagprogramma (dagbehandeling) dat is gericht op de specifieke <strong>AWBZ</strong>grondslag.<br />
Verzekerden kunnen een of meer dagdelen per week aan zo’n programma deelnemen.<br />
Paramedische behandeling<br />
Paramedische zorg omvat fysiotherapie, oefentherapie, logopedie, ergotherapie en dieetadvisering<br />
(artikel 2.6 lid 1 Zorgverzekeringswet).<br />
Monodisciplinaire paramedische zorg betreft zorg die valt onder de Zorgverzekeringswet (2e<br />
compartiment). Bij deze vorm van zorg is geen voortdurende en langdurige afstemming met<br />
andere disciplines nodig.<br />
Indien de paramedische zorg echter onderdeel uitmaakt van een multidisciplinair behandelplan en<br />
onder verantwoordelijkheid van een (<strong>AWBZ</strong>-) arts of gedragswetenschapper wordt uitgevoerd dan<br />
valt de paramedische zorg onder <strong>AWBZ</strong>-zorg. Kenmerkend voor de functie behandeling in de <strong>AWBZ</strong><br />
is dat deze zorg specifiek en complex van aard is en een multidisciplinaire aanpak vereist [RZA<br />
2005/193; RZA 2006/86].<br />
De specifieke paramedische zorg staat, behalve als onderdeel van functionele diagnostiek niet op<br />
zichzelf, maar maakt onderdeel uit van de multidisciplinaire zorg onder verantwoordelijkheid van<br />
een (<strong>AWBZ</strong>-) arts of gedragswetenschapper. Als onderdeel van functionele diagnostiek kan sprake<br />
zijn van eenmalige, enkelvoudige paramedische zorg ten behoeve van de verpleeghuisarts of arts<br />
voor verstandelijk gehandicapten.<br />
Als onderdeel van de specifieke CSLM-zorg (continue, systematische, langdurige, multidisciplinaire<br />
zorg) bestaat de paramedische behandeling uit gerichte interventies, die deel uitmaken van het<br />
zorgplan dat onder regie en verantwoordelijkheid van een arts of gedragswetenschapper is<br />
opgesteld en wordt uitgevoerd. Algemene richtlijn is dat disciplines in samenhang bij de zorg zijn<br />
betrokken en dat er periodieke inhoudelijke afstemming in een multidisciplinair overleg<br />
plaatsvindt. Paramedische zorg die geen onderdeel uitmaakt van CSLM-zorg is geen <strong>AWBZ</strong>-zorg.<br />
De verzekerde moet in dat geval een beroep doen op de Zvw of de aanvullende polis.<br />
Als andere functies, zoals activerende begeleiding of verpleging, deel uitmaken van het<br />
behandelplan maken die daarmee geen onderdeel uit van de functie behandeling, maar blijven dat<br />
afzonderlijke aanspraken [Voor de andere functies moet een indicatie zijn afgegeven]. Dat dit in de<br />
Zorgverzekeringswet anders is geregeld (alle zorg die deel uitmaakt van het behandelplan en<br />
waarover de behandelaar de directe regie heeft hoort in de Zvw tot de prestatie geneeskundige<br />
zorg) doet daar niet aan af.<br />
Als er sprake is van behandeling die gepaard gaat met verblijf in dezelfde instelling bestaat er op<br />
grond van artikel 15 Bza ook aanspraak op een aantal aanvullende voorzieningen. Zie daarvoor de<br />
rubriek Verblijf en behandeling.<br />
© CVZ 69
Paramedische zorg die niet is gericht op de specifieke <strong>AWBZ</strong>-problematiek (de grondslag), maar op<br />
andere problematiek, bijvoorbeeld een tenniselleboog bij een zintuiglijke handicap, behoort niet<br />
tot de <strong>AWBZ</strong>, maar valt onder de prestatie paramedische zorg in het kader van de Zvw.<br />
Paramedische zorg is overigens beperkt verzekerd in de basisverzekering. Het feit dat bepaalde<br />
zorg, zoals fysiotherapie en dieetadvisering, in de basisverzekering is beperkt, betekent niet dat er<br />
een aanspraak bestaat op de <strong>AWBZ</strong>. De kosten komen voor eigen rekening of ten laste van een<br />
aanvullende verzekering.<br />
© CVZ 70
Behandeling: afbakening met andere aanspraken en voorzieningen<br />
Er is een sterke relatie tussen behandeling en bepaalde vormen van activerende begeleiding. Vaak<br />
is een adequate behandeling alleen mogelijk met de inzet van voldoende activerende begeleiding<br />
[Het College voor zorgverzekeringen heeft de staatssecretaris geadviseerd dat deel van<br />
activerende begeleiding dat onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van de behandeling onder één<br />
aanspraak te brengen: behandeling. De op maatschappelijke participatie gerichte activerende<br />
begeleiding vormt dan samen met ondersteunende begeleiding de aanspraak begeleiding. Zie:<br />
“Ondersteunende begeleiding, activerende begeleiding, en behandeling in de <strong>AWBZ</strong>,” CVZ, 28 juli<br />
2005, publicatienummer 224]. Het onderscheid tussen beide functies ligt in het aangrijpingspunt:<br />
behandeling grijpt in op de aandoening, stoornis of beperking, terwijl het bij activerende<br />
begeleiding gaat om een programmatische aanpak waarmee de verzekerde gedrag en<br />
vaardigheden leert waarmee hij de gevolgen van zijn beperkingen kan compenseren of<br />
verminderen.<br />
Behandeling en activerende begeleiding hebben, voor zover het medisch gerichte zorg betreft,<br />
grote raakvlakken met de Zvw-prestaties “geneeskundige zorg” en “paramedische zorg”. Het<br />
onderscheid ligt vooral in het feit dat de zorg in de <strong>AWBZ</strong> is gericht op de specifieke <strong>AWBZ</strong>problematiek<br />
(grondslag). Zie voor een uitgebreide beschouwing de rubriek Zorgverzekeringswet.<br />
Als het gaat om gedragswetenschappelijke behandeling, bijvoorbeeld door een orthopedagoog is<br />
de overlap met de Zvw vrijwel afwezig.<br />
© CVZ 71
Behandeling: bijzonderheden<br />
Behandeling voorliggend op andere zorg<br />
Behandeling, hetzij vanuit het tweede, hetzij vanuit het eerste compartiment, verdient zowel vanuit<br />
het oogpunt van kwaliteit van de zorg als vanuit het oogpunt van doelmatigheid de voorkeur<br />
boven het inzetten van andere zorg. De verzekerde moet er alles aan doen om de “schadelast”<br />
voor de <strong>AWBZ</strong> zoveel mogelijk te beperken [RZA 2007, 21]. Die plicht is echter beperkt door het<br />
recht op onaantastbaarheid van het lichaam [Artikel 11 Grondwet; Rb Almelo 4 februari 2005,<br />
04/222 WAO N1 A]: de verzekerde is niet verplicht een operatieve ingreep te ondergaan [Analoog<br />
aan de beleidsregel voor het UWV: “Beleidsregel beoordelingskader poortwachter”, Stcrt 16-11-<br />
2006, nr. 224, pag. 34)].<br />
Bij bepaalde ziektebeelden, zoals bij Medisch Moeilijk Objectiveerbare Aandoeningen (MMOA), kan<br />
de inzet van zorg antirevaliderend werken. Voor zover dat het geval is, bestaat er geen aanspraak<br />
op de <strong>AWBZ</strong>.<br />
Bij de beoordeling of er sprake is van een antirevaliderend effect of niet is de beoordeling van de<br />
behandelaar van groot belang [RZA 2003, 189; RZA 2003, 192; RZA 2003, 128; RZA 2004, 113;<br />
RZA 2005, 15; RZA 2005, 49; RZA 2005, 125].<br />
Als de verzekerde behandeling weigert, maar dit op grond van het (psychiatrisch) ziektebeeld niet<br />
aan de verzekerde is te wijten, is er wel reden een minimale zorginzet te bieden om de verzekerde<br />
niet aan zijn lot over te laten [RZA 2005, 126].<br />
Medisch onderzoek aangevraagd door <strong>AWBZ</strong>-behandelaar<br />
Onderzoek dat is aangevraagd door een <strong>AWBZ</strong>-behandelaar is onderdeel van de behandeling van<br />
die behandelaar en valt daarom ook onder de <strong>AWBZ</strong>-functie behandeling. Te denken valt daarbij<br />
aan een ECG, een EEG, laboratoriumonderzoek, radiologisch onderzoek, enz.<br />
© CVZ 72
Activerende begeleiding: de wettelijke aanspraak<br />
De aanspraak op activerende begeleiding staat in artikel 7 Besluit zorgaanspraken <strong>AWBZ</strong> (Bza):<br />
Activerende begeleiding omvat door een instelling te verlenen activerende activiteiten gericht op<br />
het omgaan met de gevolgen van een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische<br />
aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, waaronder<br />
voorkoming van verergering van gedragsproblemen in verband met een zodanige aandoening,<br />
beperking of handicap.<br />
© CVZ 73
Activerende begeleiding: doel van de aanspraak<br />
Activerende begeleiding richt zich op de gevolgen die gezondheidsproblemen met zich<br />
meebrengen. Het aangrijpingspunt is niet de achterliggende aandoening, stoornis of beperking<br />
(wat bij behandeling het geval is), maar grijpt in op de gevolgen daarvan: gedragsproblematiek, en<br />
vaardigheid om mét beperkingen zo goed mogelijk te functioneren. Het gaat dus om<br />
vaardigheidstraining of om gedragstraining.<br />
© CVZ 74
Activerende begeleiding: inhoud<br />
Bij activerende begeleiding gaat het meestal om zorg die deel uitmaakt van continue,<br />
systematische, langdurige en multidisciplinaire zorg (CSLM). In het algemeen gaat het om<br />
complexe problematiek, waarvoor specifieke deskundigheid nodig is.<br />
Bij activerende begeleiding in verband met een psychiatrische aandoening gaat het om nietgeneeskundige<br />
activiteiten, zoals het in het dagelijks leven leren omgaan met de psychische<br />
stoornis en vaardigheidstraining om zelfstandig te kunnen wonen. Deze niet-geneeskundige<br />
activiteiten vallen onder de <strong>AWBZ</strong>-aanspraak activerende begeleiding. De geneeskundige<br />
activiteiten van activerende begeleiding zijn als onderdeel van de geneeskundige geestelijke<br />
gezondheidszorg m.i.v. 1 januari 2008 overgeheveld naar de Zvw. De activerende begeleiding op<br />
grondslag psychiatrie is met ingang van 1 januari 2008 overgeheveld naar de Zvw.<br />
Er kan bij activerende begeleiding sprake zijn van individuele zorg of zorg in groepsverband. Als<br />
er sprake is van activerende begeleiding in groepsverband gaat het om zorg in dagdelen. Bij<br />
individuele activerende begeleiding is de contactduur per keer korter.<br />
Er is sprake van een programmatische aanpak volgens een door de beroepsgroep als effectief<br />
geaccepteerde methode [RZA 2006, 36], gericht op het behalen van een specifiek (van tevoren<br />
vastgelegd) doel. Activerende begeleiding is daarom in principe in de tijd begrensd [RZA 2005,<br />
17]. Daarbij is niet uitgesloten dat tijdens of na afloop van het programma nieuwe of bijgestelde<br />
doelstellingen worden geformuleerd die leiden tot een ander of nieuw programma. De gekozen<br />
methodiek en het te verwachten resultaat moeten een redelijke verhouding met de kosten hebben<br />
[RZA 2006, 36].<br />
Niet elke vaardigheidstraining of gedragstraining valt onder activerende begeleiding. Het moet<br />
gaan om problematiek die samenhangt met de specifieke <strong>AWBZ</strong>-grondslag (somatische,<br />
psychiatrische of psychogeriatrische aandoening of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke<br />
of zintuiglijke handicap), en het moet gaan om zorg die naar zijn aard tot het <strong>AWBZ</strong>-domein<br />
behoort [RZA 2004, 101; RZA 2005, 155].<br />
Het is gebruikelijk dat kinderen naast school ook vaardigheden leren, zoals omgaan met verkeer.<br />
In principe is het een taak van de ouders om het kind dergelijke vaardigheden aan te leren. Als het<br />
in specifieke gevallen niet mogelijk is dergelijke vaardigheden op de gebruikelijke manier<br />
(zwemles) aan te leren, kán activerende begeleiding noodzakelijk zijn [RZA 2006, 13].<br />
Het leren structureren van het huishouden, het leren bijhouden van de eigen administratie kan<br />
onder de functie activerende begeleiding behoren, als het onvermogen daartoe berust op een<br />
grondslag. Dat is ook het geval als de verzekerde een partner heeft die deze taken over zou<br />
kunnen nemen. Bij activerende begeleiding is er immers geen sprake van gebruikelijke zorg [RZA<br />
2005, 19].<br />
Monodisciplinaire zorg behoort naar zijn aard niet tot de <strong>AWBZ</strong>-zorg [RZA 2004, 154].<br />
Monodisciplinaire zorg is alleen <strong>AWBZ</strong>-zorg als het gaat om specifieke, op de grondslag gerichte<br />
interventies. Veel monodisciplinaire zorg behoort tot het tweede compartiment. Het feit dat<br />
bepaalde zorg niet tot de Zvw behoort, betekent echter niet dat het daarmee automatisch tot het<br />
<strong>AWBZ</strong>-pakket behoort [RZA 2006, 86; zie echter ook RZA 2006, 56, Rb Roermond, 07-03-05,<br />
04/936 <strong>AWBZ</strong> K1; hoger beroep is ingesteld].<br />
© CVZ 75
Activerende begeleiding: afbakening met andere aanspraken en<br />
voorzieningen<br />
Er is een sterke relatie tussen behandeling en bepaalde vormen van activerende begeleiding. Vaak<br />
is een adequate behandeling alleen mogelijk met de inzet van voldoende activerende begeleiding<br />
[Het College voor zorgverzekeringen heeft de staatssecretaris geadviseerd dat deel van<br />
activerende begeleiding dat onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van de behandeling onder één<br />
aanspraak te brengen: behandeling. De op maatschappelijke participatie gerichte activerende<br />
begeleiding vormt dan samen met ondersteunende begeleiding de aanspraak begeleiding. Zie:<br />
“Ondersteunende begeleiding, activerende begeleiding, en behandeling in de <strong>AWBZ</strong>”, CVZ, 28 juli<br />
2005, publicatienummer 224]. Het onderscheid tussen beide functies ligt in het aangrijpingspunt:<br />
behandeling grijpt in op de aandoening, stoornis of beperking, terwijl het bij activerende<br />
begeleiding gaat om een programmatische aanpak waarmee de verzekerde gedrag en<br />
vaardigheden leert waarmee hij de gevolgen van zijn beperkingen kan compenseren of<br />
verminderen.<br />
Activerende begeleiding in verband met een psychiatrische aandoening is alleen <strong>AWBZ</strong>-zorg<br />
voorzover het is gericht op maatschappelijke participatie en geen onderdeel uitmaakt van de<br />
geneeskundige zorg [RZA 2008, 103]. Behandeling en geneeskundige activerende begeleiding in<br />
verband met een psychiatrische aandoening zijn per 1 januari 2008 overgeheveld naar de Zvw.<br />
Andere vormen van activerende begeleiding zijn vooral gericht op maatschappelijke participatie,<br />
bijvoorbeeld op arbeidsmatige of sociale activiteiten.<br />
Behandeling en activerende begeleiding hebben grote raakvlakken met de aanspraken op de<br />
prestaties geneeskundige zorg en paramedische zorg van de Zvw. Het onderscheid ligt vooral in<br />
het feit dat de zorg in de <strong>AWBZ</strong> is gericht op de specifieke <strong>AWBZ</strong>-problematiek (grondslag). Zie<br />
voor een uitgebreide beschouwing de rubriek Zorgverzekeringswet.<br />
Als het aanleren van gedrag en vaardigheden onlosmakelijk onderdeel is van een behandeling in<br />
het kader van de Zvw, maakt het daar onderdeel van uit. Als bijvoorbeeld de begeleiding thuis<br />
onderdeel uitmaakt van een revalidatieprogramma, gaat het niet om <strong>AWBZ</strong>-zorg, maar behoort dit<br />
tot de verzekerde prestatie geneeskundige (medisch-specialistische) zorg van de Zvw [RZA 2005,<br />
11].<br />
Ook het (begeleiden bij) oefenen thuis is geen activerende begeleiding als dit nauw samenhangt<br />
met de zorg die in het tweede compartiment wordt geboden, zoals fysiotherapie of revalidatiezorg<br />
[RZA 2005, 83; RZA 2005, 118].<br />
Een op zich zelf staande cursus “spraakafzien en communicatie” behoort tot de aanspraak<br />
logopedie en audiologische zorg in het tweede compartiment. Er is dan geen aanspraak op de<br />
<strong>AWBZ</strong> [RZA 2005, 195]. Maar als een multidisciplinaire aanpak noodzakelijk is (bijvoorbeeld bij een<br />
jong kind met een ernstige gehoorstoornis en beperkingen in de communicatie) is naast<br />
audiologische zorg wél activerende begeleiding mogelijk als dit noodzakelijk is voor een optimale<br />
ontwikkeling van de communicatie [RZA 2005, 196].<br />
Tijdens onderwijs is activerende begeleiding uitgesloten. De “Richtlijn afbakening <strong>AWBZ</strong>-zorg en<br />
onderwijs” [Richtlijn afbakening <strong>AWBZ</strong>-zorg en onderwijs, VWS, 1 augustus 2004. De richtlijn is<br />
vastgesteld in overleg met het Ministerie van OCW] sluit dat uit. Leren en gedragscorrectie is<br />
tijdens de schooluren het domein van onderwijs. Wel is het mogelijk dat activerende begeleiding in<br />
dagdelen wordt geboden als alternatief voor het volgen van onderwijs. Voorwaarde daarvoor is wel<br />
dat de verzekerde leerplichtontheffing heeft [RZA 2006, 182].<br />
© CVZ 76
Activerende begeleiding: bijzonderheden<br />
Activerende begeleiding als onderdeel van het behandelplan<br />
Als activerende begeleiding deel uitmaakt van het behandelplan, maakt het daarmee geen<br />
onderdeel uit van de functie behandeling, maar blijft het een afzonderlijke aanspraak [Er moet een<br />
eigen indicatie voor zijn afgegeven]. Dat dit in de Zorgverzekeringswet anders is geregeld (alle<br />
zorg die deel uitmaakt van het behandelplan en waarover de behandelaar de directe regie heeft<br />
hoort in de Zvw tot de prestatie geneeskundige zorg) doet daar niet aan af [RZA 2005, 17]. Bij de<br />
beoordeling of een verzekerde al dan niet is aangewezen op activerende begeleiding is het oordeel<br />
van de behandelaar van belang [RZA 2005, 18; RZA 2005, 125].<br />
Toeleiden naar behandeling<br />
Hoewel in zijn algemeenheid geldt dat behandeling voorliggend is op de inzet van <strong>AWBZ</strong>-zorg kan<br />
onder omstandigheden wel degelijk een indicatie voor activerende begeleiding worden gesteld<br />
teneinde verzekerde toe te leiden naar behandeling. Voorwaarde is wel dat er sprake is van een<br />
programmatische aanpak, dat wil zeggen volgens een door de beroepsgroep als effectief<br />
geaccepteerde methode. Deze aanpak moet gericht zijn op het behalen van een concreet van<br />
tevoren vastgelegd doel [RZA 2006, 135; RZA 2007, 140].<br />
Onderwijs<br />
“Tijdens de uren en tussen de muren” van het onderwijs is geen activerende begeleiding mogelijk.<br />
Het aanleren van vaardigheden en gedrag behoren dan tot de taak van de school [Richtlijn<br />
afbakening <strong>AWBZ</strong>-zorg en onderwijs, VWS, 1 augustus 2004. De richtlijn is vastgesteld in overleg<br />
met het Ministerie van OCW] zodat er tijdens het onderwijs geen ruimte is voor activerende<br />
begeleiding ten laste van de <strong>AWBZ</strong> [RZA 2004, 103; RZA 2005, 123. Ook niet tijdens de pauzes<br />
(RZA 2005, 197)]. Remedial teaching bij een Non Learning Disorder (NLD) is daarvan een voorbeeld<br />
[RZA 2004, 101]. Ook huiswerkbegeleiding of huiswerkcoaching thuis bij NLD is naar zijn aard<br />
geen <strong>AWBZ</strong>-zorg [RZA 2005, 155]. Als een kind al activerende begeleiding in een kinderdagverblijf<br />
ontvangt is geen extra activerende begeleiding mogelijk ter voorbereiding op het reguliere<br />
basisonderwijs. Dat behoort tot de taak van het kinderdagverblijf [RZA 2004, 160].<br />
Disharmonisch profiel<br />
Er is wel activerende begeleiding thuis mogelijk als de kinderlijke ontwikkeling een disharmonisch<br />
profiel vertoont: specifieke problemen zoals gedragsproblematiek. Specifieke problematiek ten<br />
gevolge van een disharmonische ontwikkeling binnen de gezinssituatie, zoals de interactie tussen<br />
ouders en kind kan een reden zijn voor de inzet van activerende begeleiding [RZA 2005, 113].<br />
De term disharmonisch profiel vindt zijn oorsprong in de bepaling van het intelligentiequotiënt en<br />
wordt gebruikt als er op de verschillende onderdelen van de subtests van de IQ-bepaling (zoals<br />
PIQ, VIQ,) grote verschillen zijn. Deze term dient dan ook op die wijze te worden gebruikt in de<br />
beoordeling of aanvullende begeleiding noodzakelijk is [RZA 2007, 139].<br />
Ouders<br />
Activerende begeleiding kan ook indirect ten goede komen van een verzekerde, bijvoorbeeld door<br />
de ouders van een kind te leren op welke manier zij hun kind het best kunnen benaderen of<br />
stimuleren [RZA 2005, 125]. Begeleiding die direct is gericht op de gezonde partner/ouder zélf,<br />
bijvoorbeeld in verband met verwerking van de situatie, is in principe géén <strong>AWBZ</strong>-zorg. Daarvoor<br />
staan andere voorzieningen, zoals algemeen maatschappelijk werk open.<br />
Niet toegelaten instelling<br />
Er staat in beginsel niets aan in de weg dat een verzekerde een indicatie voor activerende<br />
begeleiding middels een PGB laat uitvoeren door een niet erkende instelling. Een ander punt is dat<br />
een <strong>AWBZ</strong>-indicatie wel dient te worden ingezet voor <strong>AWBZ</strong>-zorg. Dit echter is ter beoordeling van<br />
het zorgkantoor [RZA 2007, 140]. Deze beoordeling vindt achteraf plaats. Het is voor verzekerden<br />
aan te bevelen om bij twijfel vooraf bij het zorgkantoor te informeren of de zorg die men als<br />
activerende begeleiding wil inkopen, wordt aangemerkt als <strong>AWBZ</strong>-zorg.<br />
Behandelplan<br />
Bij een eerste indicatie kan de inzet van activerende begeleiding juist bedoeld zijn om bij een<br />
bestaand behandeldoel tot het opstellen van een behandelplan te komen. De aanwezigheid van<br />
een behandelplan is dan ook niet altijd een voorwaarde voor de indicatie voor activerende<br />
© CVZ 77
egeleiding. Daarentegen is het uiteraard wel zo dat een concreet behandeldoel noodzakelijk is<br />
[RZA 2007, 140].<br />
© CVZ 78
Ondersteunende begeleiding: de wettelijke aanspraak<br />
De aanspraak op ondersteunende begeleiding staat in artikel 6 Besluit zorgaanspraken <strong>AWBZ</strong><br />
(Bza):<br />
1. Ondersteunende begeleiding omvat ondersteunende activiteiten in verband met een<br />
somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een<br />
verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap of een psychosociaal probleem, gericht<br />
op bevordering of behoud van zelfredzaamheid of bevordering van de integratie van de<br />
verzekerde in de samenleving, te verlenen door een instelling.<br />
2. In afwijking van het eerste lid omvat ondersteunende begeleiding in geval van een<br />
somatische aandoening of beperking of een psychosociaal probleem, slechts<br />
ondersteunende activiteiten:<br />
1. gedurende een dagdeel in een instelling,<br />
2. als onderdeel van palliatieve terminale zorg, of<br />
3. indien tevens verblijf is geïndiceerd.<br />
© CVZ 79
Ondersteunende begeleiding: het doel van de aanspraak<br />
Ondersteunende begeleiding is erop gericht de zelfredzaamheid en integratie in de samenleving<br />
van de verzekerde te handhaven of te bevorderen.<br />
Zelfredzaamheid is volgens het NIZW (nu Vilans) [<strong>Nederland</strong>s Instituut voor Zorg en Welzijn. NIZWzorg<br />
is met ingang van 1 januari 2007 samen met de KBOH en KITTZ opgegaan in het nieuwe<br />
kennisinstituut Vilans] het vermogen om dagelijks algemene levensverrichtingen zelfstandig te<br />
kunnen doen, bv. wassen, aankleden en koken.<br />
Daarnaast onderscheidt het NIZW het begrip “psychosociale zelfredzaamheid “: het vermogen tot<br />
sociaal functioneren in de dagelijkse leefsituaties, zoals thuis, bij winkelen, vrijetijdsbesteding, in<br />
relatie met vrienden, collega’s enz.<br />
Het is mogelijk een logisch verband te leggen tussen de terminologie van de internationale<br />
classificatie van het menselijk functioneren en de termen zelfredzaamheid, psychosociale<br />
zelfredzaamheid en integratie in de samenleving [RZA 2006, 39].<br />
De International Classification of Functioning (ICF) maakt onderscheid in de volgende gebieden:<br />
• leren en toepassen van kennis (d1)<br />
• algemene taken en eisen (d2)<br />
• communicatie (d3)<br />
• mobiliteit (d4)<br />
• zelfverzorging (d5)<br />
• huishouden (d6)<br />
• tussenmenselijke interacties en relaties (d7)<br />
• belangrijke levensgebieden (opleiding, beroep en werk, economisch leven, waaronder ook<br />
vrijwilligerswerk) (d8)<br />
• maatschappelijk, sociaal en burgerlijk leven (d9).<br />
Beperkingen op de ICF-gebieden 1 t/m 7 komen overeen met beperkingen ten aanzien van<br />
zelfredzaamheid, beperkingen op de gebieden 1, 2, 3 en 7 komen overeen met beperkingen ten<br />
aanzien van psychosociale zelfredzaamheid, en beperkingen op de gebieden 8 en 9 met<br />
beperkingen in de integratie in de samenleving.<br />
Bij ondersteunende begeleiding gaat het om begeleiding bij de psychosociale zelfredzaamheid en<br />
integratie in de samenleving. Beperkingen op de gebieden 4 en 5 worden gecompenseerd door de<br />
functies verpleging, persoonlijke verzorging en op gebied 6 door de Wmo (huishoudelijke<br />
verzorging). Het gaat om situaties waarin het niet mogelijk is de beperkingen te genezen, of te<br />
verbeteren, en het ook niet mogelijk is de verzekerde zo met de gevolgen van die beperkingen om<br />
te leren gaan dat hij zelfstandig kan functioneren. In die gevallen gaat het om het overnemen van<br />
verloren functionaliteit.<br />
© CVZ 80
Ondersteunende begeleiding: inhoud van de aanspraak<br />
Ondersteunende begeleiding kan vele vormen aannemen, afhankelijk van de aard en omvang van<br />
de beperkingen en het beoogde niveau van functioneren van de verzekerde.<br />
De aanspraak op ondersteunende begeleiding is met ingang van 1 januari 2008 beperkt. Er<br />
bestaat sinds die datum geen aanspraak meer op ondersteunende begeleiding algemeen (=<br />
individueel) op basis van een somatische of psychosociale grondslag, tenzij het gaat om<br />
ondersteunende begeleiding gedurende een dagdeel in een instelling (= in groepsverband), als<br />
onderdeel van palliatief terminale zorg of als tevens verblijf is geïndiceerd (Stb. 2007, 516).<br />
De verzekerde zal in de uitgesloten situaties een beroep moeten doen op zijn sociale netwerk of<br />
andere voorzieningen, zoals vrijwilligers, MEE-organisaties of de Wmo.<br />
Voor verzekerden met een somatische of psychosociale grondslag die voor 2008 al een indicatie<br />
voor ondersteunende begeleiding algemeen hadden, doorlopend in 2008, geldt een<br />
overgangsregime. De indicatie blijft in dat geval geldig tot uiterlijk 1 januari 2009. Als de indicatie<br />
voor die datum afloopt zal de verzekerde eerder een beroep moeten doen op andere<br />
voorzieningen.<br />
Compenseren van verloren regelvermogen<br />
In de eerste plaats kan het gaan om het compenseren van verloren regelvermogen waardoor de<br />
verzekerde geen regie over het eigen leven kan voeren. Het gaat dan om zaken als het helpen<br />
plannen van activiteiten, regelen van dagelijkse zaken, het nemen van besluiten, structureren van<br />
de dag en het organiseren van sociale participatie.<br />
Het (leren) structureren en organiseren van het huishouden is <strong>AWBZ</strong>-zorg als de verzekerde het<br />
huishouden zelf kan uitvoeren, maar daarbij ondersteuning nodig heeft.<br />
Als het huishouden moet worden overgenomen is de organisatie van het huishouden onderdeel<br />
van de Wmo.<br />
Toezicht en interventie<br />
In de tweede plaats kan het gaan om toezicht en interventie in de vorm van correctie van het<br />
gedrag bij gedragsstoornissen die hun oorsprong vinden in een van de volgende grondslagen: een<br />
psychiatrische aandoening, een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap.<br />
Gedragsproblemen die een andere oorzaak hebben, zoals opvoedingsproblemen of<br />
maatschappelijk onaangepast gedrag leiden niet tot een aanspraak op ondersteunende<br />
begeleiding.<br />
Deze interventies kunnen ook activerend van aard zijn, zoals het stimuleren om bepaalde<br />
activiteiten te ondernemen of sociale contacten te onderhouden. Het verschil met activerende<br />
begeleiding is dat er geen sprake is van een programmatische benadering om een specifiek doel te<br />
bereiken, maar van een voortdurende situatie, waarin nog bestaande (of door behandeling of<br />
activerende begeleiding herwonnen) functionaliteit wordt onderhouden.<br />
Praktische ondersteuning<br />
Ten derde kan ondersteunende begeleiding de vorm aannemen van praktische ondersteuning bij<br />
het uitvoeren van handelingen. De grondslag is dan meestal een lichamelijke of zintuiglijke<br />
handicap of een somatische aandoening.<br />
Individueel of in groepsverband<br />
Ondersteunende begeleiding kan individueel of in groepsverband plaatsvinden. De begeleiding in<br />
groepsverband wordt aangeduid met de term “OB-Dag” (in dagdelen), of “OB-Groep” (in dagdelen).<br />
De individuele ondersteunende begeleiding heet ”OB-Alg” (algemeen), of “OB-Ind” (individueel).<br />
Logeren tijdens de nacht valt ook onder ondersteunende begeleiding in dagdelen. Pas als er<br />
sprake is van verblijf gedurende het etmaal is er sprake van de functie verblijf [artikel 1, onderdeel<br />
c, Bza; RZA 2005, 21].<br />
© CVZ 81
“OB-Alg” of “OB-Ind” kan in het geval van een somatische of psychosociale grondslag alleen ingezet<br />
worden als onderdeel van palliatief terminale zorg of als tevens verblijf is geïndiceerd. In andere<br />
gevallen kan verzekerde een beroep doen op de Wmo.<br />
Ondersteunende begeleiding bij verblijf<br />
Ondersteunende begeleiding kan al dan niet samengaan met verblijf. Enige sociale en recreatieve<br />
of sociaal-culturele activiteiten behoren tot de aanspraak verblijf, en dus niet tot de functie<br />
ondersteunende begeleiding. Een verzekerde ontleent daaraan, maar ook aan een gestructureerd<br />
aanbod van andere functies en activiteiten (maaltijden, koffiedrinken, persoonlijke verzorging e.d.)<br />
een bepaalde mate van structuur. Samen met het feit dat tot het verblijf ook een bepaalde mate<br />
van toezicht hoort is dit van invloed op de mate waarin de verzekerde tijdens het verblijf is<br />
aangewezen op ondersteunende begeleiding. Dit is daarom minder dan in de extramurale situatie<br />
[RZA 2005, 194].<br />
Verblijf en ondersteunende begeleiding zijn echter wezenlijk verschillende functies [RZA 2005,<br />
21]. Toezicht behoort tot de functie verblijf. De interventiemomenten die nodig zijn behoren tot de<br />
functie ondersteunende begeleiding [RZA 2005, 188]. Ook in het geval van ‘tijdelijk’ verblijf<br />
(maximaal 3 etmalen per week) is de reële zorgbehoefte van verzekerde op basis van zijn<br />
beperkingen leidend voor het indiceren van één of meer functies die noodzakelijk zijn naast de<br />
functie verblijf [RZA 2007, 136].<br />
Ondersteunende begeleiding als onderdeel van de behandeling in de <strong>GGZ</strong><br />
Per 1 januari 2008 is de geneeskundige <strong>GGZ</strong> overgeheveld naar de Zvw.<br />
De <strong>AWBZ</strong>-aanspraak ondersteunende begeleiding wijzigt in beginsel niet met de overheveling.<br />
Verzekerden kunnen naast geneeskundige zorg in het kader van de Zvw aanspraak hebben op<br />
ondersteunende begeleiding.<br />
In uitzonderingssituaties is het echter mogelijk dat activiteiten die normaal gesproken onder<br />
ondersteunende begeleiding in het kader van de <strong>AWBZ</strong> vallen onder de geneeskundige zorg vallen.<br />
Die activiteiten moeten dan onlosmakelijk onderdeel zijn van de behandeling (geneeskundige<br />
zorg). Dit is het geval als de activiteiten voortvloeien uit het behandelplan, noodzakelijk zijn om<br />
het behandeldoel te bereiken, worden aangestuurd door de behandelaar en er terugkoppeling<br />
plaats vindt naar de behandelaar.<br />
Als de ondersteunende begeleiding echter integraal onderdeel uitmaakt van de <strong>GGZ</strong>-behandeling,<br />
is deze ondersteunende begeleiding dus geen <strong>AWBZ</strong>-zorg meer, maar valt onder de Zvw.<br />
Als er sprake is van ondersteunende begeleiding tijdens verblijf in verband met een psychiatrische<br />
aandoening/beperking, terwijl behandeling niet noodzakelijk is in de verblijfssetting, dan is de<br />
ondersteunende begeleiding, en eventuele andere zorg, vanaf de eerste dag ten laste van de<br />
<strong>AWBZ</strong>.<br />
Als alsnog geneeskundige zorg tijdens dit verblijf nodig is, dan komt deze ambulante<br />
geneeskundige zorg, ongeacht de duur én zolang geen medisch noodzakelijk verblijf in verband<br />
met de geneeskundige zorg is aangewezen, ten laste van de Zvw. De overige, niet geneeskundige<br />
zorg, zoals ondersteunende begeleiding tijdens het verblijf blijft ten laste van de <strong>AWBZ</strong><br />
Ondersteunende begeleiding en respijtzorg<br />
Ondersteunende begeleiding kan ook tot doel hebben de vaste informele verzorger van een<br />
verzekerde de gelegenheid te bieden eigen activiteiten te ontplooien. Meestal wordt dit aangeduid<br />
als respijtzorg. (Zie de rubriek "Respijtzorg")<br />
Ondersteunende begeleiding als onderdeel van de behandeling in de <strong>GGZ</strong><br />
Per 1 januari 2008 is de geneeskundige <strong>GGZ</strong> overgeheveld naar de Zvw. De <strong>AWBZ</strong>-aanspraak<br />
ondersteunende begeleiding wijzigt in beginsel niet met de overheveling. Verzekerden kunnen<br />
© CVZ 82
naast geneeskundige zorg in het kader van de Zvw aanspraak hebben op ondersteunende<br />
begeleiding.<br />
In uitzonderingssituaties is het echter mogelijk dat activiteiten die normaal gesproken onder<br />
ondersteunende begeleiding in het kader van de <strong>AWBZ</strong> vallen onder de geneeskundige zorg vallen.<br />
Die activiteiten moeten dan onlosmakelijk onderdeel zijn van de behandeling (geneeskundige<br />
zorg). Dit is het geval als de activiteiten voortvloeien uit het behandelplan, noodzakelijk zijn om<br />
het behandeldoel te bereiken, worden aangestuurd door de behandelaar en er terugkoppeling<br />
plaats vindt naar de behandelaar.<br />
Als de ondersteunende begeleiding echter integraal onderdeel uitmaakt van de <strong>GGZ</strong>-behandeling,<br />
is deze ondersteunende begeleiding dus geen <strong>AWBZ</strong>-zorg meer, maar valt onder de Zvw.<br />
Als er sprake is van ondersteunende begeleiding tijdens verblijf in verband met een psychiatrische<br />
aandoening/beperking, terwijl behandeling niet noodzakelijk is in de verblijfssetting, dan is de<br />
ondersteunende begeleiding, en eventuele andere zorg, vanaf de eerste dag ten laste van de<br />
<strong>AWBZ</strong>.<br />
Als alsnog geneeskundige zorg tijdens dit verblijf nodig is, dan komt deze ambulante<br />
geneeskundige zorg, ongeacht de duur én zolang geen medisch noodzakelijk verblijf in verband<br />
met de geneeskundige zorg is aangewezen, ten laste van de Zvw. De overige, niet geneeskundige<br />
zorg, zoals ondersteunende begeleiding tijdens het verblijf blijft ten laste van de <strong>AWBZ</strong>.<br />
Begeleiding bij vervoer naar dagbesteding in geval van verblijf<br />
Als een instelling op basis van zijn toelating gehouden is om naast verblijf ook behandeling en<br />
ondersteunende begeleiding in dagdelen te leveren, kan een verzekerde, uit een oogpunt van<br />
doelmatigheid, de dagopvang niet bij een andere instelling betrekken ten laste van de <strong>AWBZ</strong> [RZA<br />
2006, 180]. De instelling mag voor een verzekerde wel ondersteunende begeleiding in dagdelen<br />
elders inkopen ten laste van haar eigen budget. Voor de benodigde (extra) begeleiding tijdens het<br />
vervoer van en naar de extramurale dagbesteding kan echter, gelet op artikel 2, tweede lid Bza,<br />
geen indicatie voor <strong>AWBZ</strong>-zorg worden toegekend. De begeleiding tijdens het vervoer van en naar<br />
de (extramurale) dagbesteding valt onder de verantwoordelijkheid van de intramurale instelling<br />
[RZA 2008, 60].<br />
Aanvullende <strong>AWBZ</strong>-zorg kan worden geïndiceerd, als er sprake is van specifieke individuele<br />
problematiek in verband met de handicap. Dit geldt alleen als voorzienbaar is dat een hulpverlener<br />
actief moet ingrijpen tijdens het vervoer [RZA 2006, 87].<br />
© CVZ 83
Ondersteunende begeleiding: afbakening met andere aanspraken en<br />
voorzieningen<br />
De aanspraak is beperkt door wettelijk voorliggende voorzieningen (artikel 2 lid 1 Bza), door<br />
gebruikelijke zorg, algemeen gebruikelijke voorzieningen, en doelmatige zorgverlening (artikel 2<br />
lid 2 Bza). Zie de rubrieken "Voorliggende voorzieningen" en "Gebruikelijke voorzieningen".<br />
Voor zover er sprake is van gebruikelijke zorg is er geen aanspraak op de <strong>AWBZ</strong>. Ook is het in veel<br />
gevallen mogelijk ondersteuning te krijgen op grond van andere wettelijke regelingen of door<br />
gebruik te maken van algemeen gebruikelijke voorzieningen zoals maatschappelijk werk [RZA<br />
2004, 108; RZA 2005, 12]. Voor die ondersteuning is er ook geen aanspraak op <strong>AWBZ</strong>-zorg.<br />
Ondersteunende begeleiding komt niet in de plaats van taken en activiteiten die gebruikelijk door<br />
mensen zelf worden uitgevoerd of bekostigd. Bijvoorbeeld het begeleiden van een kind naar<br />
zwemles is gebruikelijke zorg. Ook kinderen zonder een beperking hebben daarbij begeleiding<br />
nodig [RZA 2003, 101]. Zwemles, paardrijden, muziekles, schilderles en andere vrijtijdsbesteding<br />
komen ten laste van de persoon zelf, ook als die activiteiten specifiek zijn gericht op<br />
gehandicapten, het is geen <strong>AWBZ</strong>-zorg [RZA 2004, 102; RZA 2005, 14; RZA 2005, 52].<br />
Historisch kunnen creatieve therapieën, zoals muziektherapie, als onderdeel van een<br />
behandelprogramma wél ten laste van de <strong>AWBZ</strong> komen. Het gaat dan echter niet om<br />
ondersteunende begeleiding maar om activerende begeleiding of behandeling.<br />
Ondersteunende begeleiding en Wmo<br />
In artikel 2 Wmo is bepaald dat er geen aanspraak op maatschappelijke ondersteuning bestaat<br />
voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de<br />
noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling<br />
bestaat. De wetgever geeft hiermee aan dat de Wmo aanvullend is op andere wetten. Dat betekent<br />
dat de aanspraak op de <strong>AWBZ</strong> voorgaat.<br />
Dat is uiteraard alleen het geval, voor zover de verzekerde ook op de <strong>AWBZ</strong>-zorg is aangewezen,<br />
en alleen voor wat tot de verzekerde aanspraken behoort. Het verzekerd pakket van de <strong>AWBZ</strong><br />
wijzigt, door de invoering van de Wmo [Per 1 januari 2007 is de Wmo ingevoerd] alleen voor wat<br />
betreft de overheveling van de huishoudelijke verzorging naar de Wmo.<br />
In de vroegere Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) was bepaald dat de Wvg niet gold voor<br />
mensen die in een <strong>AWBZ</strong>-instelling verbleven. De regeling sociaal vervoer regelde dat het sociaal<br />
vervoer wél ten laste van de Wvg kwam, evenals de verstrekking van rolstoelen als de verzekerde<br />
daarop geen aanspraak had op grond van de <strong>AWBZ</strong> (artikel 15 Bza). Op grond van de Wvg hadden<br />
bewoners van <strong>AWBZ</strong>-instellingen die frequent naar een thuissituatie reisden, ook recht op het<br />
bezoekbaar maken van die woning.<br />
Gemeenten bieden waarschijnlijk in hun verordening deze voorzieningen ook onder de Wmo.<br />
Mocht dat niet het geval zijn, betekent dat niet dat sociaal vervoer, gebruik van een rolstoel of het<br />
bezoekbaar maken van de thuissituatie ten laste van de <strong>AWBZ</strong> komt.<br />
Vervoersvoorzieningen waarin de gemeente voorziet moeten ‘passend’ zijn. Dat wil zeggen dat het<br />
vervoer zó georganiseerd moet zijn dat rekening wordt gehouden met de omstandigheden van de<br />
doelgroep waar het vervoer voor is georganiseerd. Daartoe behoort ook de eventueel benodigde<br />
begeleiding.<br />
Aanvullende <strong>AWBZ</strong>-zorg kan worden geïndiceerd, als er sprake is van specifieke individuele<br />
problematiek in verband met de handicap. Dit geldt alleen als voorzienbaar is dat een hulpverlener<br />
actief moet ingrijpen tijdens het vervoer [RZA 2006, 87].<br />
© CVZ 84
Ondersteunende begeleiding: bijzonderheden<br />
Omvang van de aanspraak<br />
Als de zelfredzaamheidsproblemen en de participatieproblemen niet door de inzet van het eigen<br />
netwerk of door de inzet van vrijwilligers zijn te ondervangen, is het mogelijk dat de verzekerde<br />
aanspraak op ondersteunende begeleiding heeft. De omvang van de begeleiding die ten laste van<br />
de <strong>AWBZ</strong> kan komen is afhankelijk van de omstandigheden [RZA 2005, 14].<br />
Doelmatige zorgverlening houdt (naast effectiviteit) ook in dat de verzekerde zodanige<br />
ondersteuning ontvangt dat hij op een basisniveau kan functioneren. Hij wordt in staat gesteld de<br />
noodzakelijke activiteiten te ontplooien om te voorkomen dat hij in een sociaal isolement komt te<br />
verkeren en/of om op een aanvaardbaar niveau te functioneren. De mate waarin de <strong>AWBZ</strong> bijdraagt<br />
aan de integratie van de verzekerde kan niet onbeperkt zijn. Het deelnemen aan een sociale<br />
activiteit gedurende één dagdeel per week wordt voldoende geacht om een sociaal isolement te<br />
voorkomen [RZA 2004, 76; RZA 2005, 119; RZA 2006, 36].<br />
Een verzekerde wordt geacht zelf de nodige moeite te doen om te voorzien in zijn behoefte aan<br />
maatschappelijke participatie, en daarvoor zonodig anderen in te schakelen. Ook is het<br />
gebruikelijk hulp van vrijwilligers te benutten bij maatschappelijke activiteiten [RZA 2003, 227].<br />
Als de verzekerde vrijwilligerswerk verricht, is het redelijk om voor de ondersteuning daarbij een<br />
beroep te doen op de organisatie waarvoor de verzekerde het vrijwilligerswerk verricht [RZA 2004,<br />
46].<br />
Als een verzekerde voldoende regelvermogen heeft, er geen problematische regie over het eigen<br />
leven is, en er geen sociaal isolement dreigt, is er slechts beperkt ruimte voor ondersteunende<br />
begeleiding [RZA 2003, 221; RZA 2004, 46; RZA 2004, 191]. Het is gebruikelijk dat als de<br />
verzekerde een partner heeft, deze de verzekerde begeleidt naar sociale activiteiten [RZA 2004,<br />
46].<br />
© CVZ 85
Verpleging: de wettelijke aanspraak<br />
De aanspraak op verpleging ten laste van de <strong>AWBZ</strong> staat in artikel 5 Besluit zorgaanspraken <strong>AWBZ</strong><br />
(Bza):<br />
Verpleging omvat verpleging in verband met een somatische of psychogeriatrische aandoening of<br />
beperking of een lichamelijke handicap, gericht op herstel of voorkoming van verergering van de<br />
aandoening, beperking of handicap, te verlenen door een instelling.<br />
© CVZ 86
Verpleging: doel van de aanspraak<br />
De aanspraak maakt het mogelijk dat de verzekerde thuis of in een <strong>AWBZ</strong>-instelling de verpleging<br />
ontvangt die hij vanwege zijn <strong>AWBZ</strong>-grondslag nodig heeft.<br />
© CVZ 87
Verpleging: inhoud van de aanspraak<br />
Verpleging is een van de functiegerichte aanspraken in de <strong>AWBZ</strong>, maar is ook een verzekerde<br />
prestatie in het kader van de Zvw. Vooral in de thuissituatie is vaak de vraag aan de orde welke<br />
verpleging behoort tot een verzekerde prestatie van de Zvw en welke verpleging ten laste van de<br />
<strong>AWBZ</strong> moet komen. Dat is vooral het geval bij verpleging in het kader van medisch-specialistische<br />
zorg en bij de afbakening van huisartsenzorg en <strong>AWBZ</strong>-zorg.<br />
Omdat de Zvw voorliggend is op de <strong>AWBZ</strong> is het eerst nodig te bepalen welke verpleging tot de<br />
verzekerde prestaties van de Zvw behoort.<br />
Verpleegkundigen doen ook taken in de huisartsenpraktijk: praktijkverpleegkundigen, nursepractitioners<br />
physisian-assistents. Voor zover de zorg valt onder wat “huisartsen plegen te bieden”<br />
valt die zorg onder de prestatie geneeskundige zorg van de Zvw. Voorbehouden handelingen die<br />
de verpleegkundige bij de verzekerde thuis in opdracht van de huisarts uitvoert horen wél tot de<br />
functie verpleging.<br />
Maar slechts voor zover de verzekerde, gelet op zijn behoefte en uit een oogpunt van doelmatige<br />
zorgverlening, redelijkerwijs op de verpleging is aangewezen. Een verzekerde is alleen<br />
redelijkerwijs aangewezen op verpleging ten laste van de <strong>AWBZ</strong> als er sprake is van geneeskundige<br />
zorg die voldoet aan de stand van de wetenschap en praktijk. [RZA 2007,133]<br />
Daarnaast omvat verpleging ook taken die de verpleegkundige op eigen gezag en<br />
verantwoordelijkheden uitvoert.<br />
Hieronder gaat het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> op de volgende onderwerpen dieper in:<br />
• Verpleging zonder verblijf ten laste van de Zvw<br />
• Verpleging en huisartsenzorg<br />
• Verpleging als zelfstandige activiteit<br />
• Advies, Instructie en Voorlichting (AIV)<br />
• Benodigdheden voor verpleging<br />
Medisch-specialistische zorg en verpleegkundige zorg thuis<br />
Artikel 2.11 Besluit Zv bepaalt dat, als er geen sprake is van verblijf in het ziekenhuis, de zorg,<br />
zoals verpleegkundigen die plegen te bieden, en die noodzakelijk is in verband met de medischspecialistische<br />
zorg, tot de verzekerde prestaties van de Zvw behoort.<br />
De term “zoals verpleegkundigen die plegen te bieden” is in principe breder dan de functie<br />
verpleging in de <strong>AWBZ</strong>. Bepaalde zorg die in de <strong>AWBZ</strong> onder persoonlijke verzorging (het wassen<br />
van een patiënt) of activerende begeleiding valt, valt in de Zvw wél onder de noemer “zorg zoals<br />
verpleegkundigen die plegen te bieden”. In de praktijk zal dit verschil niet tot grote problemen<br />
leiden. De activiteiten die in de <strong>AWBZ</strong> onder persoonlijke verzorging of activerende begeleiding<br />
horen, zijn vrijwel nooit “noodzakelijk in verband met de medisch-specialistische zorg”, en zijn dus<br />
geen verzekerde prestatie in het kader van de Zvw.<br />
De zorg die direct samenhangt met de medisch specialistische zorg hoort tot de Zvw [RZA 2003,<br />
116]. Het gaat in ieder geval om de voorbehouden handelingen die in opdracht van de medisch<br />
specialist worden uitgevoerd, maar ook om andere activiteiten en handelingen waarover hij de<br />
directe regie voert (opdracht geeft, instrueert en terugkoppeling krijgt). Het gaat ook over de<br />
noodzakelijke instructie en voorlichting die direct samenhangt met de behandeling. Die hoort dus<br />
ook tot de Zvw.<br />
De term “noodzakelijk” kan strak worden geïnterpreteerd. Alle zorg die de verzekerde ontvangt,<br />
maar die niet direct noodzakelijk is voor de medisch-specialistische zorg op zich (persoonlijke<br />
verzorging, decubitusbehandeling, etc.) valt in de thuissituatie onder de <strong>AWBZ</strong>.<br />
Als de medisch specialist bepaalde zorg voorschrijft zonder dat hij voor die zorg de<br />
verantwoordelijkheid houdt, valt dit niet meer onder de prestatie geneeskundige zorg van de Zvw.<br />
© CVZ 88
Het kan bijvoorbeeld gaan om het regelmatig catheteriseren van de verzekerde. Dit is een<br />
zelfstandige bevoegdheid van de verpleegkundige [Artikel 2 Besluit functionele zelfstandigheid].<br />
Bij de beoordeling of verpleging behoort tot de verzekerde prestatie van de Zvw of behoort tot de<br />
aanspraak verpleging in de <strong>AWBZ</strong>, spelen een aantal factoren een rol: de ernst van de<br />
aandoening/ingreep (levensbedreigend/risicovol), de complexiteit van de situatie<br />
(stabiel/instabiel, voorspelbaar/onvoorspelbaar), en de mate van bemoeienis van de medisch<br />
specialist (aanwijzingen, toezicht, tussenkomst, controle).<br />
Samenvattend zijn vier categoriën te onderscheiden [RZA 2007, 138]:<br />
1. de complexe verpleging, d.w.z. die verpleging die in opdracht van de medisch specialist<br />
plaatsvindt, en waarop hij toezicht houdt, waarbij de specialist direct beschikbaar is voor<br />
tussenkomst en waarover hij terugkoppeling vraagt, behoort tot de Zvw. Het is dan niet van<br />
belang of de verzekerde die zorg thuis of in het ziekenhuis ontvangt. Bijvoorbeeld<br />
infuustherapie thuis.<br />
2. de minder complexe verpleging die direct verband houdt met de medisch specialistische<br />
zorg, maar waarvoor toezicht en tussenkomst niet direct nodig zijn en die de verzekerde<br />
redelijkerwijs kan verkrijgen in het ziekenhuis (klinisch/poliklinisch), behoort eveneens tot<br />
de Zvw. Het gaat bijvoorbeeld om een periodieke injectie die onder verantwoordelijkheid<br />
van de specialist wordt gegeven.<br />
3. de minder complexe verpleging die direct verband houdt met de medisch specialistische<br />
zorg, maar waarvoor toezicht en tussenkomst niet direct nodig zijn, behoort tot de <strong>AWBZ</strong><br />
als van de verzekerde redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij die zorg in het<br />
ziekenhuis ontvangt. Hiervoor is dus een indicatiebesluit nodig. Het gaat bijvoorbeeld om<br />
frequent uit te voeren handelingen of om een verzekerde die immobiel is. Het is dan niet<br />
redelijk die zorg in het ziekenhuis te laten halen.<br />
4. de verpleging die in opdracht van de huisarts plaatsvindt, maakt in beginsel onderdeel uit<br />
van zorg, zoals huisartsen die plegen te bieden, en behoort tot de Zvw (bijvoorbeeld<br />
periodieke bloedcontrole). Als van de verzekerde redelijkerwijs niet kan worden verwacht<br />
dat hij de zorg in de huisartsenpraktijk ontvangt, behoort die zorg tot de <strong>AWBZ</strong>. Het gaat<br />
bijvoorbeeld om dagelijkse wondverzorging of uitgebreidere verpleging thuis.<br />
Verpleging en huisartsenzorg<br />
Alle handelingen die vallen onder de zorg die “huisartsen plegen te bieden” behoren tot de<br />
prestatie geneeskundige zorg van de Zvw. Het uitvoeren van onderzoek, het afnemen van een<br />
anamnese, het stellen van een diagnose en het instellen (bijstellen) van de therapie is een taak van<br />
de (huis)arts. Het voorschrijven van medicijnen eveneens.<br />
Ook als een verpleegkundige ( enkele van) die handelingen uitvoert blijft er sprake van<br />
huisartsenzorg en behoort die zorg dus niet tot de <strong>AWBZ</strong> [Te denken valt aan het doen van<br />
metingen (bloeddrukmeting, cholesterolbepaling, bloedafname, etc.) ter voorbereiding van het<br />
huisartsenconsult, het inventariseren van gegevens ten behoeve van de anamnese, het geven van<br />
instructies aan de verzekerde over innemen van medicatie, bijwerkingen, instructies over gedrag<br />
etc. Ook behandelingen die tot de huisartsenzorg behoren (oor uitspuiten, wratverwijdering etc.)<br />
en die de huisarts overlaat aan een verpleegkundige of andere beroepsbeoefenaar, blijven<br />
onderdeel van de huisartsenzorg]. Het feit dat de verpleegkundige of andere discipline<br />
verantwoordelijk is voor het eigen handelen, doet niets af aan de verantwoordelijkheid van de<br />
huisarts voor zijn zorg.<br />
De praktijkondersteuning van huisartsen valt ook niet onder de <strong>AWBZ</strong>-gefinancierde zorg. Ook bij<br />
taakherschikking, bijvoorbeeld nurse-practitioners en gespecialiseerde verpleegkundigen die taken<br />
van de huisarts uitvoeren, geldt dat uitgegaan moet worden van de oorspronkelijke taakverdeling.<br />
De activiteiten uitgevoerd door anderen moeten worden beschouwd als activiteiten van de<br />
desbetreffende arts, en de kosten behoren ook tot het door hem geleverde product.<br />
Het ligt anders bij de verpleegkundige zorg bij de verzekerde thuis. Anders dan bij medischspecialistische<br />
zorg komt de uitvoering van voorbehouden handelingen in opdracht van de<br />
huisarts ten laste van de <strong>AWBZ</strong>. Dit is een historisch gegeven.<br />
© CVZ 89
Ook andere activiteiten die tot de functie verpleging horen en in opdracht van de huisarts worden<br />
geleverd vallen onder de <strong>AWBZ</strong>-functie verpleging. Daarnaast zijn er ook verpleegkundige taken<br />
die de verpleegkundige onder eigen verantwoordelijkheid uitvoert.<br />
Verpleging als zelfstandige activiteit<br />
Hierboven is beschreven dat het uitvoeren van voorbehouden handelingen in opdracht van de<br />
huisarts tot de <strong>AWBZ</strong>-functie verpleging behoort. Onder die functie vallen ook een aantal andere<br />
verpleegkundige taken.<br />
In het beroepsprofiel verpleging is verplegen als volgt omschreven:<br />
“Beroepsmatig verplegen is het herkennen, analyseren alsmede advies en bijstand verlenen ten<br />
aanzien van feitelijke of dreigende gevolgen, van lichamelijke en/of geestelijke ziekteprocessen,<br />
handicaps, ontwikkelingsstoornissen en hun behandeling voor de fundamentele<br />
levensverrichtingen van het individu.<br />
Verpleegkundig handelen houdt tevens in het zodanig beïnvloeden van mensen, dat menselijke<br />
vermogens worden benut met het oog op het in stand houden en bevorderen van gezondheid”.<br />
Een deel van de in het beroepsprofiel beschreven zorg is een zelfstandige verantwoordelijkheid<br />
van de verpleegkundige. Het gaat dan vooral om signalerende, begeleidende en voorlichtende<br />
taken, en het bieden van bijstand bij ziekte. Het oefenen in zelfzorg (leren injecteren, omgaan met<br />
zelfzorgapparatuur, etc.) valt onder de functie verpleging. Uit het profiel volgt ook dat de<br />
activiteiten van verpleegkundigen gericht zijn op (het voorkomen van) de gevolgen van<br />
(lichamelijke en/of geestelijke) ziekteprocessen. Het gaat dan in het bijzonder om het geven van<br />
leefstijladviezen bij chronische aandoeningen (zie hieronder).<br />
In de praktijk zal de inzet van verpleegkundigen voor dergelijke activiteiten op verwijzing of<br />
aanvraag van de arts plaatsvinden, maar deze heeft daarna geen verantwoordelijkheid over de<br />
uitvoering van de verpleegkundige handelingen. Dergelijke zorg kan ook zonder tussenkomst van<br />
een arts door de verpleegkundige worden geboden.<br />
Advies, Instructie en Voorlichting (AIV)<br />
Advies, instructie en voorlichting (AIV) is een onderdeel van de <strong>AWBZ</strong>-functie verpleging. Voor het<br />
product AIV is een arts niet direct verantwoordelijk. AIV wordt ingezet ten behoeve van mensen<br />
met chronische ziekten, waarin de verpleegkundige samen met de verzekerde nagaat hoe deze<br />
met de ziekte om kan gaan. Dit kan een eenmalige activiteit zijn, maar het kan ook zijn dat er een<br />
periodiek contact is (enkele keren per jaar), waarin, veelal op basis van een protocol, wordt<br />
nagegaan of aanpassing van attitude en gedrag kan leiden tot het beter hanteren van de<br />
ziektegevolgen. Ook motiveren van de verzekerde dit gedrag daadwerkelijk te tonen valt onder<br />
AIV.<br />
AIV is dus in het bijzonder gericht op secundaire en tertiaire preventie bij chronisch zieke mensen.<br />
Vaak is in een keten afstemming bereikt over de manier waarop de verschillende actoren in de<br />
keten hun taak uitoefenen, en is dit in een protocol vastgelegd. Continuïteit van zorg binnen een<br />
keten, zoals van ziekenhuis naar thuis, is een belangrijk aandachtspunt. Dit laat onverlet dat de<br />
arts voor deze activiteiten geen verantwoordelijkheid draagt, maar dat er sprake is van een<br />
zelfstandige verantwoordelijkheid van de verpleegkundige. Veelal hebben de betrokken<br />
verpleegkundigen een specifieke aanvullende expertise ten aanzien van een bepaald ziektebeeld<br />
ontwikkeld.<br />
Voor deze vorm van verpleging is geen indicatie van het CIZ vereist. Omdat het vaak om goed<br />
geprotocolleerde zorg gaat, die in omvang zeer klein is.<br />
Benodigdheden voor verpleging<br />
Benodigdheden voor de verpleging, zoals steriele handschoenen, pincetten en jassen voor<br />
wondverzorging, vallen onder de aanspraak verpleging [RZA 2002, 59; RZA 2002, 62], en komen<br />
dus ten laste van de zorgaanbieder.<br />
© CVZ 90
Verpleging: afbakening van andere aanspraken en voorzieningen<br />
Verpleging komt zowel voor in de <strong>AWBZ</strong> als in de Zvw. In de rubriek "Zorgverzekeringswet" gaat<br />
het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> uitgebreid in op de afbakening tussen <strong>AWBZ</strong> en Zvw.<br />
Binnen de <strong>AWBZ</strong> is de afbakening tussen verpleging en persoonlijke verzorging en de afbakening<br />
tussen verpleging en activerende begeleiding van belang. Hieronder gaat het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> in op<br />
beide onderwerpen.<br />
Onderscheid verpleging en persoonlijke verzorging<br />
De taakverdeling tussen beroepsgroepen is niet bepalend.<br />
Het onderscheid tussen de aanspraken (functies) verpleging en persoonlijke verzorging loopt niet<br />
parallel met de historische taakverdeling tussen verpleegkundigen en verzorgenden.<br />
Bij de vraag tot welke aanspraak bepaalde zorg hoort is het beroep van de zorgverlener niet van<br />
belang. Het feit dat voor bepaalde zorg bepaalde deskundigheid is vereist, is ook niet van belang.<br />
De instelling moet op grond van de Kwaliteitswet zorginstellingen er zorg voor dragen dat de<br />
geleverde zorg verantwoord is, en moet er dus voor zorgen dat degenen die de zorg levert<br />
daarvoor bekwaam is. De Wet BIG [Artikel 96 Wet BIG] stelt het strafbaar om zonder noodzaak<br />
(kans op) schade te veroorzaken bij de individuele gezondheidszorg.<br />
Bepalend is de aard van de zorg.<br />
Bij het onderscheid tussen de <strong>AWBZ</strong>-functies persoonlijke verzorging (PV) en verpleging (VP) gaat<br />
het CVZ uit van de aard van de geleverde zorg. Het uitgangspunt is, dat alles wat mensen<br />
gebruikelijk aan zelfzorg uitvoeren, persoonlijke verzorging is [RZA 2006, 188]. Dat geldt niet<br />
alleen voor de persoonlijke verzorging die iederéén nodig heeft (wassen), maar ook voor de<br />
persoonlijke verzorging die nodig is in verband met een gezondheidsprobleem, zoals een stoma.<br />
• De apotheek moet de medicijnen in een voor de verzekerde passende vorm moet<br />
aanleveren. Als dat mogelijk en nodig is, moet de apotheek de medicijnen gedoseerd<br />
(bijvoorbeeld in een weekdoos) afleveren. Het aanreiken/toedienen van medicijnen behoort<br />
tot persoonlijke verzorging.<br />
• Ook valt het toedienen van medicatie bij een intacte huid (orale medicatie, zalf, oog- oor-<br />
en neusdruppels onder PV [RZA 2005, 118].<br />
• Het toedienen van medicatie is VP als de huid daarbij niet intact is, zoals bij injecteren en<br />
het aanbrengen van medicatie op een niet-intacte huid.<br />
• Het inbrengen en verwijderen van sondes, katheters e.d. is VP, het inbrengen en af laten<br />
vloeien van (vloei)stoffen via sondes, katheters e.d. (voeding, blaasspoelen, etc.) is PV.<br />
• Het in laten lopen en af laten vloeien van vloeistof bij peritoneaaldialyse doen verzekerden<br />
normaal gesproken zelf: er zijn geen speciale vaardigheden voor nodig. Het gaat dus om<br />
zelfzorg. Overnemen daarvan is PV.<br />
• Het inspecteren, schoonhouden en verzorgen van natuurlijke en onnatuurlijke<br />
lichaamsopeningen (stoma, tracheastoma, insteekopening PEG-sonde) is bij een intacte<br />
huid PV, bij een niet-intacte huid VP [RZA 2005, 50; RZA 2005, 83].<br />
• Verzorging van wonden is VP [RZA 2005, 50; RZA 2006, 188].<br />
• Het uitvoeren van voorbehouden handelingen in opdracht van een arts is VP, mits aan<br />
voorwaarden als bekwaamheid, en duidelijke opdracht is voldaan en het geen<br />
verpleegkundige handelingen betreft die op grond van de Zvw kunnen worden bekostigd.<br />
Onderscheid tussen verpleging en activerende begeleiding<br />
Voor het bepalen welke functie aan de orde is, is niet het beroep, maar de aard van de zorg van<br />
belang. Verpleegkundigen plegen ook zorg te leveren die onder activerende begeleiding valt. Het<br />
gaat vooral om activiteiten die gericht zijn op gedragsbeïnvloeding, bijvoorbeeld door een<br />
Sociaalpsychiatrisch verpleegkundige (SPV) verricht.<br />
Het aanleren van verpleegkundige handelingen op zich valt onder de functie verpleging.<br />
© CVZ 91
Verpleging: bijzonderheden<br />
Het uitvoeren van verpleegkundige handelingen behoort niet tot gebruikelijke zorg. Voor<br />
verpleegkundige handelingen die de verzekerde of de ouder van een kind zelf kan aanleren is de<br />
verzekerde redelijkerwijs niet aangewezen op <strong>AWBZ</strong>-zorg, zeker als die handelingen vaker of<br />
gedurende langere tijd moeten worden uitgevoerd. Het is dan doelmatige zorg als de uitvoering<br />
van deze handelingen worden aangeleerd [RZA 2006, 188]. Er is dan wel aanspraak op het<br />
gedegen aanleren van de handeling en zonodig op begeleiding.<br />
Het gaat om alle handelingen die mensen redelijkerwijs zelf kunnen uitvoeren. Wat redelijk is,<br />
hangt af van een aantal factoren, zoals de leerbaarheid van ouders of verzekerde, de duur waarop<br />
de verzekerde op de zorg is aangewezen, enz. Het gaat bijvoorbeeld om handelingen, als het<br />
injecteren, controle van de bloedsuikers en afstellen van een infuuspomp bij een kind met<br />
diabetes of het uitvoeren van handelingen bij peritoneaaldialyse, zeker als dit synchroon kan lopen<br />
met de normale zorg van een kind van die leeftijd. Daarbuiten bestaat onder omstandigheden<br />
(vooral voor controles ’s nachts) wél aanspraak op de <strong>AWBZ</strong>. Een limitatieve lijst van aan te leren<br />
handelingen is niet te geven.<br />
Beperkingen in deze regel zijn gelegen in:<br />
• Technische onmogelijkheid (zelf injecteren op een moeilijk bereikbare plaats);<br />
• Beperkingen in de persoon (fysiek of mentaal) die de handeling zou moeten uitvoeren;<br />
• Tijdens reguliere arbeidsuren en schooluren is zorg van ouders voor kinderen niet<br />
mogelijk.<br />
© CVZ 92
Persoonlijke verzorging: de wettelijke aanspraak<br />
De aanspraak op persoonlijke verzorging staat in artikel 4 Besluit zorgaanspraken <strong>AWBZ</strong> (Bza):<br />
Persoonlijke verzorging omvat het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het<br />
gebied van de persoonlijke verzorging in verband met een somatische, psychogeriatrische of<br />
psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap<br />
of een psychosociaal probleem, gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid, te<br />
verlenen door een instelling.<br />
© CVZ 93
Persoonlijke verzorging: het doel van de aanspraak<br />
Bij persoonlijke verzorging gaat het om het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op<br />
het gebied van de zelfzorg, zoals wassen, aan- en uitkleden, eten en drinken. Ook het stimuleren<br />
om deze activiteiten zelf te doen en het aanleren ervan behoren tot de functie. Daarnaast maakt<br />
het opheffen of compenseren van zelfredzaamheid om deze activiteiten uit te voeren deel uit van<br />
de functie, tenzij er een specifieke aanpak met een programmatische opbouw noodzakelijk is<br />
(activerende begeleiding). Voor het onderscheid tussen verpleging en persoonlijke verzorging: zie<br />
"Inhoud aanspraak".<br />
© CVZ 94
Persoonlijke verzorging: de inhoud van de aanspraak<br />
Het uitgangspunt van het CVZ is dat alles wat mensen gebruikelijk aan zelfzorg uitvoeren,<br />
persoonlijke verzorging is [RZA 2006, 188]. Dat geldt niet alleen voor de persoonlijke verzorging<br />
die iederéén nodig heeft (wassen), maar ook voor de persoonlijke verzorging die nodig is in<br />
verband met een gezondheidsprobleem, zoals een stoma.<br />
Meer concreet houdt de functie het volgende in:<br />
Hulp en begeleiding bij persoonlijke verzorging en hygiëne<br />
• wassen (geheel of gedeeltelijk, in bed, douche of aan de wastafel), haarwassen. Het<br />
opmaken van het bed bij een bedlegerige patiënt behoort ook tot de functie;<br />
• hulp en begeleiding bij aan- en uitkleden;<br />
• hulp bij het aanbrengen of aantrekken van hulpmiddelen, prothesen, elastische kousen<br />
e.d.;<br />
• hulp en begeleiding bij toiletgang waaronder ook is begrepen het aanleggen van een<br />
urinaal, hulp bij het op de po gaan, verwisselen van incontinentiemateriaal [RZA 2005, 50];<br />
• hulp en begeleiding bij:<br />
o tanden poetsen,<br />
o mond- en gebitsverzorging (w.o. prothese);<br />
o scheren;<br />
o hand- en voetverzorging;<br />
o sieraden omdoen;<br />
o etc.<br />
Hulp en begeleiding bij eten en voeding<br />
• hulp bij het eten en drinken;<br />
• toedienen van sondevoeding;<br />
Hulp bij beweging en houding<br />
• hulp en begeleiding bij transfers (in/uit bed, bed-stoel, in/uit bad e.d.).<br />
• hulp bij wisselliggingen<br />
• hulp bij houding in bed, stoel;<br />
• etc.<br />
Hulp bij huidverzorging<br />
• reguliere huidverzorging;<br />
• smetten voorkomen en smetvlekken (roodheid en irritaties van de huid) verzorgen [RZA<br />
2005, 50]<br />
• voorkomen decubitus/ verzorgen niet-open huid [RZA 2004, 156]<br />
• verzorgen van stoma en andere onnatuurlijke lichaamsopeningen bij intacte huid;<br />
• etc.<br />
Hulp bij medicijngebruik<br />
• uitzetten van medicijnen;<br />
• aanreiken van medicijnen;<br />
• hulp bij innemen medicijnen;<br />
• zalf/crème aanbrengen op een intacte huid;<br />
• druppelen van ogen;<br />
© CVZ 95
• etc.<br />
© CVZ 96
Persoonlijke verzorging: afbakening met andere aanspraken en<br />
voorzieningen<br />
Onderscheid verpleging en persoonlijke verzorging<br />
De taakverdeling tussen beroepsgroepen is niet bepalend.<br />
Het onderscheid tussen de aanspraken (functies) verpleging en persoonlijke verzorging loopt niet<br />
parallel met de historische taakverdeling tussen verpleegkundigen en verzorgenden.<br />
Bij de vraag tot welke aanspraak bepaalde zorg hoort is het beroep van de zorgverlener niet van<br />
belang. Het feit dat voor bepaalde zorg bepaalde deskundigheid is vereist, is ook niet van belang.<br />
De instelling moet op grond van de Kwaliteitswet zorginstellingen er zorg voor dragen dat de<br />
geleverde zorg verantwoord is, en moet er dus voor zorgen dat degenen die de zorg levert<br />
daarvoor bekwaam is. De Wet BIG [Artikel 96 Wet BIG] stelt het strafbaar om zonder noodzaak<br />
(kans op) schade te veroorzaken bij de individuele gezondheidszorg.<br />
Bepalend is de aard van de zorg.<br />
Bij het onderscheid tussen de <strong>AWBZ</strong>-functies persoonlijke verzorging (PV) en verpleging (VP) gaat<br />
het CVZ uit van de aard van de geleverde zorg. Het uitgangspunt is, dat alles wat mensen<br />
gebruikelijk aan zelfzorg uitvoeren, persoonlijke verzorging is [RZA 2006, 188]. Dat geldt niet<br />
alleen voor de persoonlijke verzorging die iederéén nodig heeft (wassen), maar ook voor de<br />
persoonlijke verzorging die nodig is in verband met een gezondheidsprobleem, zoals een stoma.<br />
• De apotheek moet de medicijnen in een voor de verzekerde passende vorm aanleveren. Als<br />
dat mogelijk en nodig is, moet de apotheek de medicijnen gedoseerd (bijvoorbeeld in een<br />
weekdoos) afleveren. Het aanreiken/toedienen van medicijnen behoort tot persoonlijke<br />
verzorging.<br />
• Ook valt het toedienen van medicatie bij een intacte huid (orale medicatie, zalf, oog- oor-<br />
en neusdruppels onder PV [RZA 2005, 118].<br />
• Het toedienen van medicatie is VP als de huid daarbij niet intact is, zoals bij injecteren en<br />
het aanbrengen van medicatie op een niet-intacte huid.<br />
• Het inbrengen en verwijderen van sondes, katheters e.d. is VP, het inbrengen en af laten<br />
vloeien van (vloei)stoffen via sondes, katheters e.d. (voeding, blaasspoelen, etc.) is PV.<br />
• Het in laten lopen en af laten vloeien van vloeistof bij peritoneaaldialyse doen verzekerden<br />
normaal gesproken zelf: er zijn geen speciale vaardigheden voor nodig. Het gaat dus om<br />
zelfzorg. Overnemen daarvan is PV.<br />
• Het inspecteren, schoonhouden en verzorgen van natuurlijke en onnatuurlijke<br />
lichaamsopeningen (stoma, tracheastoma, insteekopening PEG-sonde) is bij een intacte<br />
huid PV, bij een niet-intacte huid VP [RZA 2005, 50; RZA 2005, 83].<br />
• Verzorging van wonden is VP [RZA 2005, 50; RZA 2006, 188].<br />
• Het uitvoeren van voorbehouden handelingen in opdracht van een arts is VP, mits aan<br />
voorwaarden als bekwaamheid, en duidelijke opdracht is voldaan en het geen<br />
verpleegkundige handelingen betreft die op grond van de Zvw kunnen worden bekostigd.<br />
Hulpmiddelen<br />
In artikel 2, lid 1 van het Besluit zorgaanspraken <strong>AWBZ</strong> is expliciet geregeld dat, als de zorg kan<br />
worden geleverd op grond van een andere wettelijke regeling, er geen aanspraak bestaat op <strong>AWBZ</strong>zorg,<br />
tenzij in de <strong>AWBZ</strong> uitdrukkelijk is bepaald dat deze zorg ten laste van de <strong>AWBZ</strong> komt.<br />
Een steunkousenuittrekhulp is een hulpmiddel dat een patiënt in staat stelt om zelfstandig een<br />
steunkous uit te trekken. Dit hulpmiddel valt onder de verzekerde aanspraak op steunkousen in de<br />
Zorgverzekeringswet. De steunkousenuittrekhulp moet daarom door de zorgverzekeraar worden<br />
vergoed als de verzekerde daarop is aangewezen en fysiek in staat is de uittrekhulp te gebruiken.<br />
Dit is voorliggend op <strong>AWBZ</strong>-zorg.<br />
© CVZ 97
Persoonlijke verzorging: bijzonderheden<br />
Persoonlijke verzorging houdt niet alleen het overnemen van zelfzorgtaken in. Het kan ook zijn<br />
dat de verzekerde moet worden gestimuleerd om die taken zélf uit te voeren of dat hij die<br />
handelingen kan aanleren. Voor zover dit geen specifieke programmatische aanpak vereist (door<br />
bijvoorbeeld een ergotherapeut), valt het stimuleren van zelfzorg en het aanleren van persoonlijke<br />
verzorging onder de functie persoonlijke verzorging.<br />
Ook het aanleren van zelfzorgactiviteiten zoals het toedienen van sondevoeding is persoonlijke<br />
verzorging.<br />
© CVZ 98
Verblijf: de wettelijke aanspraak<br />
De aanspraak op verblijf staat in artikel 9 Besluit Zorgaanspraken <strong>AWBZ</strong> (Bza):<br />
Verblijf omvat het verblijven in een instelling indien de zorg, bedoeld in de artikelen 4, 5, 6, 7 of 8<br />
noodzakelijkerwijs gepaard gaat met een beschermende woonomgeving, therapeutisch leefklimaat<br />
dan wel permanent toezicht.<br />
De echtgenoot [De term “echtgenoot” heeft in de <strong>AWBZ</strong> een bredere betekenis dan “gehuwde<br />
partner”: zie rubriek "Bijzonderheden"] van een persoon met een somatische of psychogeriatrische<br />
aandoening of beperking die op grond van een indicatiebesluit als bedoeld in het<br />
Zorgindicatiebesluit in een instelling verblijft, heeft aanspraak op verblijf in dezelfde instelling. Hij<br />
behoudt aanspraak op verblijf in die instelling na het overlijden van zijn echtgenoot dan wel na het<br />
vertrek van zijn echtgenoot naar een andere instelling.<br />
© CVZ 99
Verblijf: het doel van de aanspraak<br />
Verblijf in de zin van “een dak boven het hoofd” of in de zin van “wonen”, de beschikking hebben<br />
over een eigen ruimte, is geen zorg.<br />
De bedoeling van de functie verblijf is anders: het creëren van de noodzakelijke voorwaarden om<br />
zorg te kunnen leveren die in de thuissituatie niet adequaat of niet doelmatig geleverd kan<br />
worden.<br />
Adequate zorgverlening kan inhouden dat direct ingrijpen noodzakelijk is, hetzij vanwege<br />
gedragsproblematiek, hetzij vanwege somatische problematiek. Continu professioneel toezicht is<br />
in de thuissituatie niet te organiseren, tenzij er in de directe omgeving een centrum is van waaruit<br />
die zorg geclusterd wordt aangeboden.<br />
Uit het oogpunt van doelmatige zorgverlening is het niet mogelijk om bij een zorgvraag die zich<br />
kenmerkt door frequente, onplanbare zorgmomenten, in de thuissituatie te organiseren.<br />
Bij verblijf gaat het niet zozeer om het wonen. Artikel 9 lid 1 Bza geeft aan dat het gaat om een<br />
beschermende woonomgeving, een therapeutisch leefklimaat of permanent toezicht.<br />
© CVZ 100
Verblijf: de inhoud van de aanspraak<br />
Verblijf voorziet in het scheppen van de voorwaarden die nodig zijn om adequaat zorg te kunnen<br />
bieden.<br />
Hoewel steeds meer initiatieven ontstaan die het bieden van een beschermende woonomgeving,<br />
een therapeutisch leefklimaat of permanent toezicht mogelijk maken buiten reguliere <strong>AWBZ</strong>instellingen,<br />
zijn de eisen die aan de bouwkundige voorzieningen worden gesteld van belang.<br />
Als een verzekerde binnen een <strong>AWBZ</strong>-instelling verblijft, komen een aantal voorzieningen die<br />
normaal voor eigen rekening van de verzekerde zijn ten laste van de instelling.<br />
Hieronder gaat het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> in op de volgende onderwerpen:<br />
• beschermende woonomgeving<br />
• therapeutisch leefklimaat<br />
• permanent toezicht<br />
• bouwkundige voorzieningen<br />
• voorzieningenniveau<br />
Beschermende woonomgeving<br />
Een beschermende woonomgeving is een veilige en afgeschermde woon- en leefomgeving voor<br />
verzekerden die door hun beperkingen niet in staat zijn zelfstandig te leven en een mogelijk<br />
gevaar voor zichzelf of anderen vormen.<br />
Een beschermende woonomgeving kan verschillende vormen aannemen, afhankelijk van het doel<br />
en de doelgroep. Het kan gaan om mensen die niet (meer) in staat zijn zelfstandig te wonen door<br />
onvoldoende zelfredzaamheid, organisatievermogen of zelfregie, mensen waarbij het noodzakelijk<br />
is direct op het gedrag in te kunnen grijpen, of mensen die zich gemakkelijk laten misbruiken,<br />
verleiden, intimideren of manipuleren.<br />
De bescherming richt zich primair op de verzekerde zelf, niet op zijn omgeving of de<br />
maatschappij. Als de verzekerde gevaar oplevert voor zichzelf of anderen kan gedwongen opname<br />
aan de orde zijn. Zie daarvoor rubriek "Bijzonderheden" bij Verpleging.<br />
Therapeutisch leefklimaat<br />
Een therapeutisch leefklimaat is een verblijfsomgeving waar, gelet op de beperkingen van de<br />
verzekerde een adequate infrastructuur aan therapie- en zorgfuncties aanwezig is.<br />
Het gaat dan bijvoorbeeld om situaties waarin de zorg zo frequent en intensief of specifiek is, dat<br />
specifieke voorzieningen in de directe nabijheid nodig zijn, zoals oefenruimten, behandelruimten,<br />
snoezelruimten, specifieke badruimten en dergelijke.<br />
Het kan ook gaan om situaties waarin een specifiek woon- en leefklimaat noodzakelijk is,<br />
bijvoorbeeld met een specifiek dagritme, specifieke omgangsvormen of sociale omgeving.<br />
Ook kan het gaan om de noodzaak van een structurerende omgeving.<br />
Permanent toezicht<br />
Permanent toezicht kan verschillende doelen hebben en verschillen in intensiteit. Afhankelijk<br />
daarvan kan de toezichtsfunctie op verschillende manieren vorm krijgen.<br />
Het kan zijn dat het toezicht vooral is gericht op fysieke zorg, zodat tijdig in kan worden gegrepen<br />
bij bijvoorbeeld valgevaar, of complicaties bij een ziekte. Het kan ook gaan om de noodzaak dat er<br />
op ongeregelde en/of frequente tijden zorg verleend moet worden, en de verzekerde zelf niet<br />
meer in staat is om hulp in te roepen.<br />
© CVZ 101
Ook kan het zijn dat het noodzakelijk is in te grijpen bij gedragsproblemen. Het ingrijpen kan<br />
therapeutisch van aard zijn (gericht op verbetering van de gedragsstoornis of aanleren van ander<br />
gedrag), of preventief: voorkomen van escalatie en gevaar.<br />
De aard en intensiteit van het toezicht verschilt naar doelgroep en ernst van de problematiek. Het<br />
kan volstaan als er een min of meer passief toezicht is (bijvoorbeeld regelmatig even langslopen),<br />
maar ook kan het nodig zijn dat er continu actief toezicht is waarbij direct kan worden ingegrepen.<br />
In een verblijfssetting is toezicht geen zelfstandige aanspraak (i.c. ondersteunende begeleiding),<br />
maar kan toezicht worden geboden tijdens het leveren van andere zorg en diensten als het geven<br />
van persoonlijke verzorging, het aanbieden van maaltijden, koffie en thee, recreatieve activiteiten<br />
en dergelijke [RZA 2005, 194]. Noodzakelijke interventies (helpen bij ADL, gedragscorrectie, etc.)<br />
zijn géén onderdeel van het verblijf.<br />
Als actief toezicht noodzakelijk is, volstaat meestal toezicht in groepsverband.<br />
Bouwkundige voorzieningen<br />
De wijze waarop het verblijf in de praktijk vorm krijgt varieert sterk. Het kan gaan om een relatief<br />
zelfstandige woonvorm in de wijk, een appartement op een instellingsterrein, groepswonen in de<br />
wijk of op het instellingsterrein, of wonen binnen een instelling, al dan niet met een eigen kamer.<br />
Een doelstelling kan ook het vervangen van het normale gezinsleven zijn.<br />
De eisen waaraan de huisvesting moet voldoen hangen samen met hetgeen waarin het verblijf<br />
moet voorzien. Als actief toezicht noodzakelijk is, zijn andere eisen aan de orde dan als toezicht<br />
op afstand voldoet. Een therapeutische leefomgeving vraagt andere voorzieningen dan een<br />
beschermende woonomgeving in de vorm van een gezinsvervangende voorziening.<br />
In veel gevallen is het niet persé zo dat speciale bouwkundige voorzieningen nodig zijn, maar dat<br />
reguliere, geclusterde woningen feitelijk volstaan.<br />
Dit is vooral het geval als het gaat om directe beschikbaarheid van zorg en toezicht op afstand.<br />
Technische voorzieningen voor alarmering en zorgoproepen en een goede zorgorganisatie zijn<br />
dan belangrijker dan bouwkundige kenmerken.<br />
De Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi) maakt onderscheid tussen groot- en kleinschalige<br />
woonvoorzieningen, en vervolgens tussen licht, zwaar en beveiligd verblijf [Zie Uitvoeringsbesluit<br />
WTZi, artikel 5.4, 3 november 2005, en de Beleidsregels ex artikel 4 WTZi, gepubliceerd in de<br />
Staatscourant, 30 januari 2006, nr. 21]. Het College Bouw heeft deze drie verblijfsvarianten in de<br />
vorm van bouwmaatstaven uitgewerkt voor verschillende doelgroepen [Bouwmaatstaven <strong>AWBZ</strong>voorzieningen,<br />
College Bouw zorgvoorzieningen, 2004]. De bouwmaatstaven hebben geen directe<br />
relatie met de zorgzwaartebekostiging, maar staan op zichzelf.<br />
De bouwkundige voorzieningen moeten uiteraard zo goed mogelijk aansluiten bij de eisen die de<br />
zorg aan een bepaalde doelgroep stelt. De feitelijke bouwkundige voorzieningen variëren echter<br />
doordat nieuwe inzichten in de zorgverlening niet direct kunnen worden vertaald in andere<br />
gebouwen.<br />
Voorzieningenniveau<br />
Hoewel de kern van het verblijf niet de “stenen” is, is het wonen een belangrijke factor voor de<br />
kwaliteit van leven van verzekerden. De mate waarin allerlei faciliteiten worden geboden, zoals<br />
restaurant, winkel, kapsalon, bruin café, dierenpark, stilteruimte, snoezelruimte, biljartkamer,<br />
sportaccommodatie etc. hangt af van de eigen mogelijkheden van de doelgroep en de<br />
bouwkundige en financiële mogelijkheden van de instelling.<br />
Naar de aard van de <strong>AWBZ</strong>-verzekering (aanvullend op eigen mogelijkheden) en in het kader van<br />
behoud van functionaliteit is het (zeker bij jongere mensen) redelijk een beroep te doen op de<br />
eigen mogelijkheden van verzekerden. Die mogelijkheden verschillen uiteraard tussen<br />
verschillende doelgroepen en daarbinnen van persoon tot persoon. Zo zal iemand met een licht<br />
verstandelijke handicap nog zelfstandig sociale contacten kunnen onderhouden en deel kunnen<br />
© CVZ 102
nemen aan recreatieve activiteiten buitenshuis en (onder begeleiding) huishoudelijke taken uit<br />
kunnen voeren, en moet dit aan een ouder persoon met sterk verlies van zelfregie en ernstige<br />
fysieke beperkingen actief worden aangeboden.<br />
Er zijn daarom geen algemeen geldende regels te geven over het benodigde voorzieningenniveau.<br />
De instelling is op grond van de Kwaliteitswet zorginstellingen verplicht “verantwoorde zorg” te<br />
leveren.<br />
De wet definieert verantwoorde zorg als:<br />
“zorg van goed niveau, die in ieder geval doeltreffend, doelmatig en patiëntgericht wordt verleend<br />
en die afgestemd is op de reële behoefte van de patiënt.”<br />
De Kwaliteitswet zorginstellingen stelt de Inspectie voor de Volksgezondheid verantwoordelijk<br />
voor het toezicht op de naleving van de wet. Als de aanbieder geen verantwoorde zorg biedt kan<br />
de Minister maatregelen nemen, zoals schriftelijke aanwijzingen of bestuursdwang.<br />
De rechtbank Leeuwarden heeft in het kader van een geschil over de te betalen eigen bijdrage een<br />
uitspraak gedaan over de ondergrens van wat verantwoorde zorg is. In navolging van de Centrale<br />
Raad van Beroep [CRvB, 24 juli 2002, RZA 2002, 220] stelt de rechtbank dat van verantwoorde<br />
zorg geen sprake meer is, indien individueel geboden zorg structureel en op essentiële<br />
onderdelen tekort is geschoten en niet afgestemd is geweest op de reële behoefte van verzekerde.<br />
Daarbij gelden de door de instelling ten behoeve van de verzekerde opgestelde zorgplannen als<br />
leidraad [RZA 2006, 18]. Het “Toetsingskader voor Verantwoorde Zorg”, dat een aantal bij de zorg<br />
betrokken partijen heeft opgesteld in overleg met VWS, de Inspectie voor de Gezondheidszorg<br />
(IVG) en ZN, kan ook behulpzaam zijn [RZA 2006, 49; Toetsingskader voor verantwoorde zorg,<br />
Arcares, AVVV, LOC, NVVA, Sting, Z-org, november 2005].<br />
Hieronder gaat deze notitie in op een aantal voorzieningen die onderdeel kunnen uitmaken van de<br />
aanspraak.<br />
Outillagemiddelen<br />
Outillagemiddelen maken geen onderdeel uit van artikel 15 Bza (zie rubriek "Persoonlijke<br />
verzorging") maar van de functie verblijf. Wat zijn outillagemiddelen?<br />
Een instelling die <strong>AWBZ</strong>-verblijf aanbiedt, moet zijn toegerust voor het bieden van de zorg die het<br />
volgens zijn doelstelling verleent. Met dat “toegerust zijn” gaat het in beginsel om bepaalde<br />
voorzieningen die voor bewoners (standaard) aanwezig moeten zijn als outillage voor het verblijf<br />
en de zorgverlening binnen de betreffende instelling.<br />
Voor de definitie van het begrip outillage wordt aangesloten bij het algemene spraakgebruik. Daar<br />
wordt het begrip gehanteerd voor datgene waarmee een instelling is uitgerust ter<br />
operationalisering van zijn doelstelling; het gaat om voorzieningen die voor meer mensen,<br />
eventueel navolgbaar, bruikbaar zijn. De inrichting moet zijn uitgerust met die<br />
standaardvoorzieningen die nodig zijn om de doelgroep waarop de instelling zich richt adequaat<br />
te kunnen verzorgen [RZA 1999, 190].<br />
Artikelen die op een bepaald moment slechts door één persoon te gebruiken zijn, maar, zonodig<br />
met kleine aanpassingen, daarna ook door een volgende persoon zijn te gebruiken behoren óók<br />
tot de outillage [RZA 2002, 58; RZA 2002, 60; RZA 2002, 209].<br />
Hulpmiddelen die weliswaar navolgend door verschillende personen zijn te gebruiken, maar alleen<br />
met kostbare individuele aanpassingen, behoren niet tot de outillage. Dat is bijvoorbeeld het geval<br />
bij de infraroodbesturing (IR) voor het aansturen van apparaten in de omgeving [Het gaat dan<br />
bijvoorbeeld om de aansturing van radio, televisie, gordijnopeners, deur- en raamopeners,<br />
zonneschermen, alarmering, etc.] bij zwaar lichamelijk gehandicapten. Het basis<br />
besturingselement kan door de ene verzekerde bijvoorbeeld alleen door blazen en door de andere<br />
alleen door beweging worden aangestuurd. De aangepaste IR-inrichtingselementen (o.a. deur- en<br />
gordijnopeners) horen, gezien de doelgroep, wél tot de outillage van de instelling [RZA 2007, 15].<br />
© CVZ 103
Met de invoering van de functiegerichte aanspraken is het mogelijk dat instellingen zich op heel<br />
verschillende doelgroepen richten. Wát tot de outillage van de instelling behoort, kan daarom per<br />
instelling verschillen. Daarbij moet worden beoordeeld in hoeverre het redelijkerwijs te verwachten<br />
is dat de doelgroep van de instelling met enige regelmaat is aangewezen op bepaalde artikelen als<br />
hulpmiddelen, transfermiddelen en inrichtingselementen [RZA 2007, 14].<br />
Een instelling die zich bijvoorbeeld richt op de verzorging van ouderen met beperkingen zal<br />
(onder andere) standaard beschikken over zaken als postoelen, douchestoelen, een of meer<br />
tilliften, enkele standaard rolstoelen voor algemeen gebruik. Een instelling die zich richt op de<br />
verzorging van licht verstandelijk gehandicapte jongere mensen zal een dergelijke outillage niet<br />
hebben. Een gezinsvervangend tehuis voor verstandelijk gehandicapten zal in tegenstelling tot een<br />
doveninstituut niet standaard beschikken over voorzieningen voor doven [RZA 2002, 58], een<br />
kinderdagverblijf beschikt over kinderstoelen [RZA 2002, 60], en een kinderdagcentrum beschikt<br />
ook over sta-orthesen [RZA 2002, 209]. Een simpele lijst van wat wel en niet tot de outillage<br />
behoort, is dus niet te maken.<br />
Inrichting van de kamer/appartement<br />
Tot de aanspraak hoort het desgewenst bieden van standaardmeubilair (bed, tafel, stoel en kast),<br />
en de stoffering (vloerbedekking en gordijnen). Vaak bieden aanbieders verzekerden de<br />
mogelijkheid om de kamer of het appartement zelf geheel of gedeeltelijk in te richten. Als de<br />
verzekerde dat ook wenst, komen de kosten voor de eigen inrichting voor rekening van de<br />
verzekerde.<br />
Als de zorgaanbieder bepaalde woonelementen (bijvoorbeeld een hoog-laag bed) verplicht stelt,<br />
komen de kosten voor zijn rekening [RZA 2001, 51].<br />
Als de zorgaanbieder de verzekerde een andere kamer of appartement wil laten betrekken, komen<br />
de kosten van de verhuizing ten laste van de zorgaanbieder.<br />
Schoonmaak<br />
Het schoonhouden van zowel het appartement of kamer als de gemeenschappelijke en openbare<br />
ruimten, maakt onderdeel uit van de functie verblijf. Voor zover een verzekerde in staat is taken<br />
zelf uit te voeren, bijvoorbeeld jongere mensen in een gezinsvervangende voorziening, kan de<br />
verzekerde daarbij worden ingeschakeld.<br />
Voeding<br />
Voeding behoort tot de aanspraak op verblijf. Het gaat om alle voeding die gebruikelijk is. Naast<br />
alle maaltijden omvat het ook voldoende drinken, tussendoortjes, fruit, koffie, thee en dergelijke.<br />
De maaltijden en overige voeding moeten voldoen aan basale kwaliteitseisen, zoals bijvoorbeeld<br />
het Voedingscentrum die stelt.<br />
Een medisch noodzakelijk dieet behoort tot de aanspraak [RZA 2001, 33; RZA 2002, 24]. Ook<br />
medisch noodzakelijke voedingssupplementen zoals een voedingsverdikkingsmiddel hoort tot de<br />
aanspraak. Medisch niet noodzakelijke diëten of voeding die voldoet aan religieuze eisen hoort<br />
niet tot de aanspraak. Het is aan de instelling om daarin al dan niet te voorzien.<br />
Het is mogelijk dat verzekerden die daartoe in staat zijn worden betrokken bij de<br />
maaltijdbereiding en het doen van boodschappen, bijvoorbeeld bij een kleinschalige woonvorm.<br />
De aanspraken van de <strong>AWBZ</strong> zijn aanspraken in natura. Als de verzekerde ermee instemt, en het<br />
vanuit het oogpunt van verantwoorde zorg redelijk is, kan voor de broodmaaltijden restitutie van<br />
een geldbedrag overeengekomen worden. De verzekerde kan echter altijd levering in natura eisen.<br />
Verzekeringen<br />
Iedere (rechts)persoon is verantwoordelijk voor de verzekering van zijn eigen risico’s. De instelling<br />
is verantwoordelijk voor de verzekering van de opstal en inventaris voor zover zij daar eigenaar<br />
van is. De verzekerde is verantwoordelijk voor de eigen WA-verzekering, verzekering van de eigen<br />
inboedel, ziektekostenverzekering en dergelijke. De meeste aanbieders bieden de mogelijkheid<br />
tegen betaling gebruik te maken van een collectieve verzekering.<br />
© CVZ 104
Televisie<br />
De instelling biedt de mogelijkheid televisie te kijken, al dan niet in een gemeenschappelijke<br />
ruimte. Als er sprake is van een eigen verblijfsruimte is het gebruikelijk dat er aansluitingen voor<br />
televisie en telefoon zijn. De abonnementskosten komen ten laste van de verzekerde, de<br />
energiekosten niet.<br />
Energiekosten<br />
Kosten voor gas, water en licht zijn voor rekening van de instelling. Daar vallen ook extra<br />
energiekosten onder voor persoonlijke zaken van de verzekerde zoals het opladen van een<br />
scootmobiel.<br />
Geestelijke verzorging<br />
De Kwaliteitswet zorginstellingen bepaalt dat de zorgaanbieder ervoor moet zorgen dat in de<br />
instelling geestelijke verzorging beschikbaar is, die zoveel mogelijk aansluit bij de godsdienst of<br />
levensovertuiging van de patiënten of cliënten.<br />
Geestelijke verzorging heeft drie aspecten:<br />
• begeleiding bij coping en zingeving, de manier waarop iemand omgaat met ziekte en<br />
beperkingen, deze accepteert en daar zin aan geeft.<br />
• het bieden van een vrijplaats, de mogelijkheid te spreken over de zorg en de eigen situatie<br />
met iemand die de instelling goed kent, maar daar geen terugkoppeling aan hoeft te<br />
geven.<br />
• Begeleiding bij religie en spiritualiteit.<br />
Het is aan de zorgaanbieder om te bepalen op welke manier hij voorziet in de beschikbaarheid van<br />
geestelijke verzorging. Eigen mogelijkheden van verzekerden om te participeren in de lokale<br />
geloofsgemeenschap (bijvoorbeeld bij kleinschalige woonvormen) kunnen daarbij een rol spelen.<br />
Welzijn en recreatie<br />
Tot het verblijf behoort ook enige mate van recreatie. De manier waarop dit wordt ingevuld hangt<br />
af van de zelfredzaamheid van de verzekerde en de mate waaraan hij deel kan nemen aan<br />
recreatieve en sociaal-culturele activiteiten. Verzekerden die voldoende zelfredzaam zijn kunnen<br />
(vaak in beperkte mate) aan welzijnsactiviteiten en sociaal-culturele activiteiten buiten de<br />
instellingen deelnemen.<br />
Reiniging van kleding en linnen<br />
De kosten voor het wassen en stomen van de eigen kleding (ondergoed en bovenkleding) van<br />
verzekerden komen ten laste van de verzekerde zelf. Alleen als de kleding vanwege de aandoening<br />
van de verzekerde vaker verschoond moet worden dan gebruikelijk is, of door de instelling is<br />
verstrekt, komen de extra waskosten die daarmee zijn verbonden ten laste van de <strong>AWBZ</strong>. Op dit<br />
moment bestaat daarop één uitzondering. Bewoners van “verzorgingshuizen” [De term<br />
verzorgingshuis bestaat feitelijk niet meer. Bedoeld zijn de instellingen die zich richten op<br />
verzekerden met een somatische of psychogeriatrische grondslag die zorg met verblijf behoeven<br />
zónder behandeling]. Voor hen behoort het wassen van het ondergoed en de wasbare<br />
bovenkleding tot de aanspraak.<br />
De instelling moet er voor zorgen dat de verzekerde de mogelijkheid heeft zijn kleding (te laten)<br />
wassen. Tot de was behoort het strijken en vouwen ervan. Het opruimen en verzamelen ervan<br />
komt ten laste van de <strong>AWBZ</strong> voor zover de verzekerde daar zelf niet toe in staat is.<br />
De bewassing van bedlinnen en door de instelling verstrekte handdoeken en dergelijke komen ten<br />
laste van de instelling.<br />
Verzorgingsproducten<br />
Standaard verzorgingsproducten zoals shampoo, zeep en tandpasta vallen onder de aanspraak bij<br />
de functie verblijf. Indien een verzekerde luxere of bijzondere artikelen wenst zal verzekerde dit<br />
zelf moeten bekostigen.<br />
© CVZ 105
Laatste zorg<br />
Het schouwen, gereedmaken voor transport en tijdelijk koelen hoort tot de aanspraak [circulaire<br />
CVZ 01/32].<br />
Het afleggen en opbaren zijn voor rekening van de familie.<br />
Cliëntenraad<br />
De Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen (WMCZ, 1996) heeft als doel het bevorderen<br />
van medezeggenschap van cliënten van instellingen op het terrein van de maatschappelijke zorg<br />
en de gezondheidszorg. De WMCZ verplicht zorginstellingen een cliëntenraad in te stellen.<br />
De WMCZ is van toepassing op alle zorginstellingen die vanuit collectieve middelen worden<br />
gefinancierd. Dit zijn hele verschillende organisaties. De wet geeft daarom alleen grote lijnen weer:<br />
de algemene regels voor medezeggenschap. De instellingen moeten zelf de praktische uitwerking<br />
regelen. Allerlei zaken kunnen nader ingevuld en afgesproken worden, zoals over voeding, een<br />
verhuizing of de begroting. De directie moet hierover afspraken maken met de cliëntenraad.<br />
Uit artikel 3 van de WMCZ volgt dat de zorgaanbieder de cliëntenraad in ieder geval in de<br />
gelegenheid moet stellen advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit dat de instelling<br />
betreft, inzake:<br />
1. een wijziging van de doelstelling of de grondslag;<br />
2. het overdragen van de zeggenschap of fusie of het aangaan of verbreken van een<br />
duurzame samenwerking met een andere instelling;<br />
3. de gehele of een gedeeltelijke opheffing van de instelling, verhuizing of ingrijpende<br />
verbouwing;<br />
4. een belangrijke wijziging in de organisatie;<br />
5. een belangrijke inkrimping, uitbreiding of andere wijziging van de werkzaamheden;<br />
6. het benoemen van personen die rechtstreeks de hoogste zeggenschap zullen uitoefenen<br />
bij de leiding van arbeid in de instelling;<br />
7. de begroting en de jaarrekening;<br />
8. het algemeen beleid inzake de toelating van cliënten en de beëindiging van deze<br />
zorgverlening aan cliënten;<br />
9. voedingsaangelegenheden van algemene aard en het algemeen beleid op het gebied van de<br />
veiligheid, de gezondheid of de hygiëne en de geestelijke verzorging van, maatschappelijke<br />
bijstand aan en recreatiemogelijkheden en ontspanningsactiviteiten voor cliënten;<br />
10. de systematische bewaking, beheersing of verbetering van de kwaliteit van de aan cliënten<br />
te verlenen zorg;<br />
11. de vaststelling of wijziging van een regeling inzake de behandeling van klachten van<br />
cliënten en het aanwijzen van personen die belast worden met de behandeling van klachten<br />
van cliënten;<br />
12. wijziging van de regeling, bedoeld in artikel 2, tweede lid, (het aantal leden van de<br />
cliëntenraad, de wijze van benoeming, welke personen tot lid kunnen worden benoemd en<br />
de zittingsduur van de leden; en de materiële middelen van de instelling waarover de<br />
cliëntenraad ten behoeve van zijn werkzaamheden kan beschikken) en de vaststelling of<br />
wijziging van andere voor cliënten geldende regelingen;<br />
13. het belasten van personen met de leiding van een onderdeel van de instelling, waarin<br />
gedurende het etmaal zorg wordt verleend aan cliënten die in de regel langdurig in die<br />
instelling verblijven.<br />
De cliëntenraad heeft het recht om te adviseren en moet hiervoor de benodigde informatie krijgen.<br />
Tevens dient het advies op een zodanig tijdstip worden gevraagd dat het van wezenlijke invloed<br />
kan zijn op het te nemen besluit. De cliëntenraad is ook bevoegd de zorgaanbieder ongevraagd te<br />
adviseren over onderwerpen die voor de cliënten van belang zijn. In de wet staat ook wat de<br />
cliëntenraad kan doen als de instelling de verplichtingen niet nakomt. Cliënten kunnen onder<br />
andere de naleving van de wet afdwingen bij de kantonrechter.<br />
© CVZ 106
Verblijf: afbakening met andere aanspraken en voorzieningen<br />
Bij traditioneel verblijf in een instelling is afbakening van de aanspraak met andere aanspraken en<br />
voorzieningen meestal niet problematisch. Bij scheiden van wonen en zorg is in principe geen<br />
sprake van verblijf. De aanspraken zijn dan niet anders dan voor iemand die geen verblijfsindicatie<br />
heeft. Zie ook de rubriek Volledig pakket thuis.<br />
© CVZ 107
Verblijf: bijzonderheden<br />
Verblijf in een <strong>AWBZ</strong>-instelling is meestal niet een positieve keuze van de verzekerde. De meeste<br />
mensen zouden liever thuis blijven, maar zien zich vanwege hun beperkingen genoodzaakt om<br />
naar de instelling te verhuizen. De bijzonderheden die bij verblijf spelen zijn terug te voeren op<br />
het relatief “onvrijwillige” karakter van verblijf in een instelling.<br />
Soms is het zo dat een verzekerde tegen zijn uitdrukkelijke wens wordt opgenomen in een <strong>AWBZ</strong>instelling.<br />
Soms kan de verzekerde zijn wil niet kenbaar maken, en is dus niet duidelijk of hij<br />
instemt met de opname of niet. In die gevallen biedt de Wet Bijzondere Opnemingen<br />
Psychiatrische Ziekenhuizen (Wet BOPZ) extra rechtsbescherming aan de verzekerde.<br />
Voor mensen die hun leven lang partners waren is het schrijnend als zij door omstandigheden<br />
gedwongen zijn gescheiden te wonen. Artikel 9 lid 2 Bza biedt de mogelijkheid aan partners van<br />
mensen die vanwege een psychogeriatrische of somatische aandoening worden opgenomen in een<br />
<strong>AWBZ</strong>-instelling om met hun partner mee te verhuizen.<br />
Veel mensen die op zich voor verblijf in aanmerking komen kiezen er toch uitdrukkelijk voor om<br />
thuis te blijven. Als, met inzet van mantelzorg en beschikbare voorzieningen, doelmatige en<br />
verantwoorde zorgverlening in de thuissituatie mogelijk is, hebben zijn aanspraak op zorg thuis.<br />
Voor (kleine) kinderen is het van groot belang dat zij in hun eigen gezin opgroeien. Enige<br />
ondoelmatigheid is dan acceptabel [RZA 2005, 186; RZA 2006, 10].<br />
Bewoners in een <strong>AWBZ</strong>-instelling willen vaak méér diensten ter beschikking hebben dan wat de<br />
instelling ten laste van de <strong>AWBZ</strong> kan leveren. Veel instellingen bieden extra diensten tegen<br />
betaling aan.<br />
Ook het omgekeerde komt voor, als de verzekerde zelf voorziet in bijvoorbeeld een broodmaaltijd<br />
en daarvoor een geldbedrag van de aanbieder ontvangt (restitutie).<br />
Hieronder gaat het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> in op deze onderwerpen:<br />
• Wet Bijzondere Opnemingen Psychiatrische Ziekenhuizen (Wet BOPZ)<br />
• Partneropname<br />
• Doelmatigheid<br />
• Ondoelmatigheid bij kinderen acceptabel<br />
• Vrijwillige bewonersbijdrage voor extra diensten<br />
• Restitutie<br />
Volledig pakket thuis (VPT)<br />
Het kabinet heeft het voornemen het mogelijk te maken dat mensen die voor verblijf zijn<br />
geïndiceerd alle verblijfszorg thuis te ontvangen die zij anders in de instelling zouden krijgen.<br />
Het VPT is geen afdwingbaar recht. Het kabinet wil het mogelijk maken dat aanbieders die dit<br />
concept aanbieden, de zorg thuis bieden. Als er geen aanbieder is die de zorg bij de verzekerde<br />
thuis wil leveren, heeft de verzekerde geen rechtsmiddel om dit af te dwingen.<br />
De exacte inhoud van het VPT, bijvoorbeeld welke zaken ten laste van de Wmo of voor eigen<br />
rekening van de verzekerde komen, is nog niet vastgesteld.<br />
De lage eigen bijdrage voor intramurale zorg zal van toepassing zijn.<br />
Wet Bijzondere Opnemingen Psychiatrische Ziekenhuizen (Wet BOPZ)<br />
De wet BOPZ regelt wanneer, en op welke manier, iemand tegen zijn zin kan worden opgenomen.<br />
Ook regelt de wet wanneer iemand kan worden opgenomen terwijl hij niet in staat is zich uit te<br />
spreken of hij daarmee instemt of niet. Anders dan de titel van de wet doet vermoeden, beperkt de<br />
Wet zich niet tot psychiatrische ziekenhuizen. Deze is ook van toepassing op daartoe aangemerkte<br />
© CVZ 108
zorginstellingen voor mensen met een verstandelijke handicap of een psychogeriatrische<br />
aandoening.<br />
De wet is van toepassing op situaties waarin de verzekerde een gevaar voor zichzelf en zijn<br />
omgeving vormt en tegen zijn wil moet worden opgenomen in een instelling. In principe is het de<br />
rechter die bepaalt of iemand gedwongen wordt opgenomen. Er is een aantal rechtsmiddelen op<br />
grond waarvan iemand tegen zijn wil kan worden opgenomen. De wet regelt onder welke<br />
omstandigheden en onder welke voorwaarden de rechter daartoe kan besluiten en wie tot zo’n<br />
opname kan verzoeken, bijvoorbeeld de officier van justitie.<br />
Op het principe dat de rechter beslist over een gedwongen verblijf bestaat één uitzondering. In<br />
spoedeisende situaties kan de burgemeester iemand in bewaring laten stellen. De wet bevat<br />
allerlei zorgvuldigheidseisen, zoals de plicht dat eerst een deskundige arts (psychiater) heeft<br />
verklaard dat er sprake is van (een ernstig vermoeden van) een geestelijke aandoening, en de<br />
plicht de inbewaringstelling te melden aan de officier van justitie zodat zo snel mogelijk de juiste<br />
procedure in gang gezet wordt, met de waarborgen die daarbij horen.<br />
BOPZ bij psychogeriatrische patiënten en verstandelijk gehandicapten<br />
Een andere situatie is die waarin de verzekerde vanwege een verstandelijke handicap of een<br />
psycho-geriatrische stoornis niet in staat is zich uit te spreken. Hij kan geen toestemming geven<br />
voor opname in een instelling voor verstandelijk gehandicapten of een verpleeginrichting, maar<br />
verzet zich er ook niet tegen. Als de verzekerde “ervan blijk geeft” zich tegen opname te verzetten<br />
is de procedure hetzelfde als die hiervoor is beschreven voor psychiatrische patiënten. De term<br />
“ervan blijk geven” betekent dat het verzet vormvrij is. Ook gedrag kan duiden op verzet.<br />
Verstandelijk gehandicapten en psycho-geriatrische patiënten van 12 jaar en ouder die noch blijk<br />
geven van instemming, noch blijk geven van bezwaar, kunnen worden opgenomen als een bij<br />
AMVB aan te wijzen commissie vaststelt dat de verzekerde zich “tengevolge van de stoornis van<br />
zijn geestesvermogens” niet kan handhaven buiten de instelling. Het Zorgindicatiebesluit wijst het<br />
indicatieorgaan aan als een dergelijke commissie. De verzekerde wordt, voordat de commissie een<br />
verzoek in behandeling neemt, zowel mondeling als schriftelijk ervan op de hoogte gebracht dat<br />
hij zich daartegen kan verzetten. Dit besluit op grond van de BOPZ is een zelfstandige beschikking<br />
naast het indicatiebesluit.<br />
Voorwaarden om een dergelijk beschikking af te geven zijn dus dat het indicatieorgaan:<br />
• vaststelt dat er sprake is van een psychogeriatrische stoornis of een verstandelijke<br />
handicap;<br />
• vaststelt dat de verzekerde geen blijk geeft van bereidheid noch van verzet;<br />
• aan de verzekerde zowel mondeling als schriftelijk heeft meegedeeld dat hij zich kan<br />
verzetten;<br />
• vaststelt dat de verzekerde vanwege zijn geestesstoornis niet in staat is zich buiten de<br />
instelling te handhaven;<br />
De beoordeling moet gebeuren door een commissie, dus multidisciplinair.<br />
Als de verzekerde toestemt, is geen procedure nodig. Als hij zich verzet is de commissie niet<br />
bevoegd, maar moet een rechterlijke machtiging worden aangevraagd.<br />
Aan verzekerden die zijn opgenomen op grond van de Wet BOPZ, biedt de wet extra<br />
rechtsbescherming.<br />
Partneropname<br />
Artikel 9 lid 2 Bza maakt het mogelijk dat de echtgenoot van de verzekerde die op grond van een<br />
somatische of psychogeriatrische grondslag wordt opgenomen zonder eigen indicatie mee mag<br />
verhuizen naar dezelfde instelling. De instelling is de organisatie op wiens naam de toelating voor<br />
het verblijf staat. Als er sprake is van meer instellingen binnen één concern, heeft de partner<br />
alleen aanspraak op verblijf in dezelfde instelling. Niet in een ander onderdeel van het concern.<br />
© CVZ 109
Het gaat alleen om verzekerden met een somatische of psycho-geriatrische grondslag. Voor<br />
mensen met een andere grondslag is er geen mogelijkheid dat de partner in de <strong>AWBZ</strong>-instelling<br />
verblijft.<br />
Wie kan meeverhuizen?<br />
De term echtgenoot heeft een bredere betekenis dan alleen degene die gehuwd is. Artikel 1 lid 2<br />
t/m 7 <strong>AWBZ</strong> regelt het volgende:<br />
Een geregistreerde partner is gelijkgesteld met een echtgenoot.<br />
Een ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke<br />
huishouding voert, wordt ook als gehuwd of als echtgenoot mede aangemerkt. Tenzij het betreft<br />
een bloedverwant in de eerste graad (ouder-kind).<br />
De broer of zus waarmee een verzekerde een gezamenlijke huishouding voert kan dus wél<br />
meeverhuizen naar de instelling, maar de zoon of dochter van een verzekerde waarmee hij of zij<br />
een gezamenlijke huishouding voerde níet.<br />
Als een gehuwde duurzaam gescheiden leeft van degene waarmee hij is getrouwd wordt hij als<br />
ongehuwd aangemerkt.<br />
Bepalend is de grondslag. Als er sprake is van een psychogeriatrische of somatische grondslag<br />
mag de partner meeverhuizen. De soort instelling (verzorgingshuis, verpleeghuis) is niet bepalend.<br />
Wat is een gezamenlijk huishouden?<br />
Van een gezamenlijke huishouding is sprake als twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde<br />
woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een<br />
bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.<br />
Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de betrokkenen hun<br />
hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:<br />
zij met elkaar gehuwd zijn geweest of eerder voor de toepassing van de <strong>AWBZ</strong> daarmee gelijk zijn<br />
gesteld;<br />
uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een<br />
door de ander;<br />
zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend<br />
samenlevingscontract; of<br />
zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar<br />
aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding, bedoeld in het vierde lid.<br />
Als de verzekerde waarvan de partner is meeverhuisd naar de instelling, daaruit moet verhuizen<br />
(bijvoorbeeld omdat zijn zorgvraag is veranderd of toegenomen), of overlijdt, mag de<br />
meeverhuisde partner in de instelling blijven. Als zijn partner naar een andere <strong>AWBZ</strong>-instelling<br />
moet verhuizen mag hij weer meeverhuizen, of blijven wonen in de instelling waar hij op dat<br />
moment verblijft. Hij heeft geen mogelijkheid om zonder eigen indicatie naar een ándere instelling<br />
te verhuizen.<br />
Doelmatigheid<br />
Een verzekerde die een beschermende woonomgeving of permanent toezicht nodig heeft, is niet<br />
persé aangewezen op verblijf. Een verzekerde heeft vaak geen verblijf nodig als de omgeving van<br />
de verzekerde (mantelzorgers, voorliggende voorzieningen) bijvoorbeeld kan en wil voorzien in<br />
een deel van de zorgvraag en de verzekerde stemt daarmee in.<br />
Veel verzekerden geven er de voorkeur aan zo lang mogelijk thuis te blijven. Vaak zijn partners,<br />
ouders, kinderen of andere mantelzorgers bereid om een deel van de zorg te leveren. Als dan<br />
blijkt dat het mogelijk is om thuis een verantwoorde situatie te regelen met dezelfde of minder<br />
kosten dan bij verblijf aan de orde zouden zijn, is de verzekerde niet aangewezen op verblijf, maar<br />
op een of meer extramurale functies [Artikel 2, lid 2, Bza: de verzekerde heeft alleen aanspraak op<br />
(i.c. verblijf) als hij daarop redelijkerwijs, en uit het oogpunt van doelmatige zorgverlening, op is<br />
aangewezen].<br />
© CVZ 110
Enige ondoelmatigheid bij kinderen acceptabel<br />
Bij kinderen is er veel aan gelegen om ze in hun eigen thuissituatie op te laten groeien. Enige<br />
financiële ondoelmatigheid is acceptabel, als dat voorkomt dat het kind in een instelling moet<br />
wonen [RZA 2005, 186; RZA 2006, 10].<br />
Als een alleenstaande ouder, die de verantwoordelijkheid heeft over zijn of haar minderjarige<br />
kind(eren), is aangewezen op verblijf als gevolg van een aandoening of beperking, is enige<br />
ondoelmatigheid ook acceptabel.<br />
Als in een gezin met (kleine) kinderen de verzorgende partner plotseling overlijdt of ernstig ziek<br />
wordt, is er gedurende een beperkte tijd (drie maanden) aanspraak op zorg, zodat de<br />
achterblijvende partner de tijd heeft om een oplossing te vinden voor de ontstane situatie [RZA<br />
2003, 52; RZA 2004, 191].<br />
Vrijwillige bewonersbijdrage voor extra diensten<br />
Instellingen die verblijf bieden moeten ten laste van hun eigen budget alle verblijfselementen<br />
leveren die tot de verzekerde aanspraak horen (zie rubriek "Vrijwillige bewonersbijdrage voor extra<br />
diensten"). Daarvoor mag de instelling geen extra bijdrage aan de verzekerde vragen. De<br />
verzekerde is alleen de wettelijke eigen bijdrage verschuldigd.<br />
Wel is het mogelijk dat de instelling aanvullend op het verzekerde pakket extra diensten aanbiedt,<br />
zoals het wassen van de eigen kleding van de verzekerde. Voor de diensten die niet tot het<br />
verzekerde pakket horen, mag de instelling een vergoeding vragen aan de verzekerde.<br />
De instelling mag de bewoner niet verplichten de aanvullende diensten af te nemen. De instelling<br />
moet de bewoner informeren over het vrijwillige karakter ervan: de bewoner kan er altijd voor<br />
kiezen van de extra diensten af te zien, ook als de cliëntenraad akkoord is met de prijsstelling<br />
ervan.<br />
Zorg in natura en restitutie<br />
De <strong>AWBZ</strong> is een verzekering in natura. De instelling die verblijf levert moet alle verblijfselementen<br />
in natura leveren. Voor sommige onderdelen, zoals de broodmaaltijd, kan de instelling met de<br />
verzekerde overeenkomen dat de instelling een geldbedrag aan de bewoner geeft, die dan zelf<br />
voorziet in het betreffende deel van het verblijf.<br />
Noch de instelling, noch de verzekerde kan restitutie afdwingen. Het is alleen mogelijk als beiden<br />
ermee akkoord gaan. De verzekerde kan altijd levering in natura verlangen, ook als hij eerder met<br />
restitutie akkoord was gegaan. Hetzelfde geldt voor de instelling.<br />
Langdurig verblijf, kortdurend verblijf en logeren<br />
In de praktijk spreekt men wel van langdurig verblijf, kortdurend verblijf en logeren. Deze termen<br />
maken onderscheid in de duur van het verblijf. Voor de inhoud van de aanspraak maakt dat geen<br />
verschil. Verblijf is in artikel 1 onderdeel c Bza gedefinieerd als “verblijf gedurende het etmaal”. Als<br />
de verzekerde gedurende een etmaal in de instelling verblijft, heeft hij aanspraak op alles wat tot<br />
de functie verblijf hoort. Ook als dat slechts een of enkele dagen is.<br />
Als de verzekerde alleen gedurende een deel van het etmaal in de instelling verblijft, is er geen<br />
sprake van verblijf. Nachtopvang, waarbij de verzekerde 's avonds in de instelling komt en de<br />
volgende morgen weer naar huis gaat is ondersteunende begeleiding in dagdelen [Zie de<br />
toelichting op het Besluit zorgaanspraken].<br />
© CVZ 111
Volledig pakket thuis: de wettelijke aanspraak<br />
Artikel 14 Besluit zorgaanspraken <strong>AWBZ</strong> (Bza) regelt het zogenaamde volledig pakket thuis (VPT):<br />
Op verzoek van de verzekerde die in het bezit is van een indicatiebesluit voor verblijf als bedoeld<br />
in artikel 9, eerste lid, kan de instelling in afwijking van die bepalingen het verblijf en overige zorg<br />
ten huize van de verzekerde leveren.<br />
© CVZ 112
Volledig pakket thuis: het doel van de aanspraak<br />
Het overheidsbeleid is erop gericht het voor verzekerden mogelijk te maken zorg in de eigen<br />
thuissituatie te ontvangen, ook voor verzekerden die op zwaardere zorg zijn aangewezen.<br />
Het VPT verruimt de mogelijkheden hiervoor. De aanbieder heeft de mogelijkheid om de zorg aan<br />
huis te leveren. Als de aanbieder dit niet verantwoord of doelmatig vindt om de zorg aan huis te<br />
leveren, zal deze daarvan afzien.<br />
© CVZ 113
Volledig pakket thuis: de inhoud van de aanspraak<br />
Het VPT is niet afdwingbaar. Zowel de verzekerde als de aanbieder moeten akkoord gaan met<br />
levering van de zorg bij de verzekerde thuis.<br />
De inhoud van de zorg is gelijk aan de zorg die de verzekerde in de instelling zou krijgen. Daartoe<br />
behoort ook voldoende toezicht en bescherming, het verstrekken van voeding, het schoonhouden<br />
van de leefruimten (huishoudelijke verzorging) en enige recreatieve activiteiten.<br />
Aanpassingen aan de woning en de inrichting ervan behoren niet tot de aanspraak. De inrichting<br />
komt geheel ten laste van de verzekerde. Voor woningaanpassingen moet hij (in het kader van de<br />
Wmo) een beroep doen op de gemeente.<br />
Verzekeringen, energiekosten, televisie, telefoon en alle andere gebruikelijke voorzieningen in een<br />
woning komen ten laste van de verzekerde.<br />
Waskosten komen in principe ten laste van de verzekerde. De instelling biedt wel de mogelijkheid<br />
de was tegen een redelijke vergoeding te laten doen. Als de instelling het bedlinnen verstrekt,<br />
komt het wassen daarvan ten laste van de instelling.<br />
De laatste zorg (afleggen, opbaren, koelen, transport etc.) komt niet ten laste van de <strong>AWBZ</strong>.<br />
Hetzelfde geldt voor andere thuiswonenden.<br />
© CVZ 114
Volledig pakket thuis: afbakening met andere aanspraken en voorzieningen<br />
Bij het volledig pakket thuis spelen afbakeningsproblemen vooral ten aanzien van de Wmo en de<br />
Zvw.<br />
Volledig pakket thuis en Wmo<br />
Artikel 2 Wmo bepaalt dat er geen aanspraak op Wmo-voorzieningen is, als er een voorziening<br />
mogelijk is op grond van een andere wettelijke regeling. Hoewel artikel 2 lid 1 Besluit<br />
zorgaanspraken ook een dergelijke bepaling inhoudt, gaat de bepaling van de Wmo voor, omdat<br />
het Bza een Algemen Maatregel van Bestuur is, een regeling van een lagere orde dan de Wmo, dat<br />
een formele wet is. Dat betekent dat als <strong>AWBZ</strong>-zorg mogelijk is, er geen aanspraak op de Wmo<br />
mogelijk is.<br />
Vaak gaat het echter niet om dezelfde voorzieningen, maar om voorzieningen van heel<br />
verschillende aard. Woonvoorzieningen zoals een douchestoel is van een andere aard dan<br />
persoonlijke verzorging. Er is dan geen samenloop.<br />
Op grond van het compensatiebeginsel van artikel 4 Wmo moet de gemeente het voor zijn burgers<br />
mogelijk maken:<br />
• zich te verplaatsen in en om de woning (meestal ingevuld door het verstrekken van<br />
rolstoelen);<br />
• zich locaal te verplaatsen (sociaal vervoer, scootmobiel etc.).<br />
De verzekerde die geen aanspraak heeft op artikel 15 Bza krijgt zijn rolstoel van de gemeente.<br />
Sociaal vervoer staat ook ter beschikking aan bewoners van <strong>AWBZ</strong>-instellingen.<br />
Volledig pakket thuis en Zvw<br />
Als de verzekerde is aangewezen op <strong>AWBZ</strong>-behandeling komt alleen dát deel van de medische zorg<br />
ten laste van de <strong>AWBZ</strong>. De verzekerde heeft een eigen huisarts, die eindverantwoordelijk is voor de<br />
medische behandeling en een eigen apotheek heeft. Voor hulpmiddelen en tandheelkundige zorg<br />
is hij aangewezen op de Zvw.<br />
Volledig pakket thuis en artikel 15 Bza<br />
Artikel 15 Bza geeft alleen aanspraak op (o.a.) hulpmiddelen en rolstoelen als de verzekerde<br />
behandeling krijgt geleverd door dezelfde instelling als waar hij verblijft. Als de instelling het VPT<br />
thuis levert, is er geen sprake van verblijf. Artikel 15 Bza is dan ook niet van toepassing in het<br />
geval van een VPT. Ook niet als de instelling zowel het VPT als de behandeling levert.<br />
© CVZ 115
Volledig pakket thuis: bijzonderheden<br />
Artikel 14 Bza is geen afdwingbare aanspraak. Als de verzekerde geen zorgaanbieder kan vinden<br />
die bereid is om de zorg aan huis te leveren, zal hij alsnog zijn aangewezen op zorg in de<br />
instelling.<br />
Formeel gaat het om levering van de functie verblijf van artikel 9 Bza. De instelling moet daarom in<br />
het kader van de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi) zijn toegelaten voor de levering van<br />
verblijf. Instellingen die alleen voor extramurale zorg zijn toegelaten mogen deze zorg niet<br />
leveren.<br />
De verzekerde betaalt de lage intramurale eigen bijdrage. Daartegenover staat dat hij zelf de<br />
woning, verzekeringen etc. moet betalen.<br />
Volledig pakket thuis en overbruggingszorg<br />
Het VPT is niet hetzelfde als overbruggingszorg. Het VPT is een manier om het geïndiceerde<br />
verblijf te leveren. Als VPT wordt geleverd is in de aanspraak voorzien.<br />
Van overbruggingszorg is sprake als een verzekerde een indicatie voor verblijf heeft en hier ook<br />
gebruik van wil maken, maar die zorg niet beschikbaar is, bijvoorbeeld als gevolg van een<br />
wachtlijst. Ter overbrugging totdat de de geïndiceerde zorg kan worden geleverd heeft het<br />
zorgkantoor de plicht ervoor te zorgen dat de verzekerde tijdens de wachttijd verantwoorde zorg<br />
ontvangt. De overbruggingszorg kan minder, meer of anders zijn dan de geïndiceerde zorg (RZA<br />
2006/185; circulaire CVZ 03/59).<br />
© CVZ 116
Voortgezet verblijf: de wettelijke aanspraak<br />
De aanspraak op voortgezet verblijf staat in artikel 13 Besluit Zorgaanspraken <strong>AWBZ</strong> (Bza):<br />
1. Voortgezet verblijf omvat verblijf in een instelling gepaard gaande met medisch<br />
noodzakelijke geneeskundige zorg in aansluiting op verblijf als bedoeld in het Besluit<br />
zorgverzekering voor zover dit verblijf een ononderbroken periode van 365 dagen te boven<br />
gaat, al dan niet gepaard gaande met verpleging, verzorging of paramedische zorg.<br />
2. In afwijking van het eerste lid gaat het voortgezet verblijf, indien er sprake is van een<br />
psychiatrische aandoening, gepaard met behandeling van specifiek medische, specifiek<br />
gedragswetenschappelijke of specifiek paramedische aard gericht op herstel of voorkoming<br />
van verergering van de psychiatrische aandoening en al dan niet met persoonlijke<br />
verzorging, verpleging, ondersteunende begeleiding of activerende begeleiding.<br />
3. Voor de berekening van de 365 dagen geldt een onderbreking niet langer dan dertig dagen<br />
niet als onderbreking, doch deze dagen tellen voor de berekening van de 365 dagen<br />
evenmin mee. Indien de periode van 365 dagen is verstreken en binnen dertig dagen<br />
opnieuw verblijf nodig is, is er evenmin sprake van een onderbreking.<br />
© CVZ 117
Voortgezet verblijf: het doel van de aanspraak<br />
Van voortgezet verblijf is sprake als de verzekerde langer dan 365 dagen ten laste van de Zvw<br />
(bijvoorbeeld in een ziekenhuis, psychiatrische ziekenhuis of revalidatieinstelling) heeft verbleven,<br />
en aansluitend nog op verder verblijf in verband met geneeskundige zorg is aangewezen. De<br />
termijn van een jaar wordt gehanteerd als grens tussen verzekerbare en onverzekerbare zorg in<br />
het kader van de <strong>AWBZ</strong>. Als de termijn van een jaar is verstreken komt het verblijf van de<br />
verzekerde dus ten laste van de <strong>AWBZ</strong>.<br />
Van voortgezet verblijf is alleen sprake als het verblijf noodzakelijk is in verband met de<br />
behandeling.<br />
Als verblijf niet vanwege behandeling noodzakelijk is, maar om een andere reden, zoals toezicht<br />
of begeleiding, dan is er geen sprake van voortgezet verblijf, maar van verblijf in de zin van artikel<br />
9 van het Besluit zorgaanspraken. Ook als de verzekerde los daarvan een psychiatrische<br />
behandeling ondergaat.<br />
© CVZ 118
Voortgezet verblijf: inhoud van de aanspraak<br />
Het gaat om verblijf in verband met geneeskundige zorg. Medisch niet noodzakelijk verblijf,<br />
bijvoorbeeld vanwege de afstand of gemak is geen verzekerde prestatie in het kader van de Zvw.<br />
Verblijf dat noodzakelijk is omdat er geen plaats is in een <strong>AWBZ</strong>-instelling overigens ook niet.<br />
Tot het verblijf behoren, naast de geneeskundige zorg, ook eventueel noodzakelijke verzorging,<br />
verpleging en paramedische zorg. Ook de aanvullende aanspraken van artikel 15 Bza, zoals<br />
farmaceutische zorg, hulpmiddelen e.d. (zie "Aanvullende aanspraken bij behandeling en verblijf")<br />
horen tot de aanspraak.<br />
© CVZ 119
Voortgezet verblijf: afbakening van de aanspraak met andere aanspraken en<br />
voorzieningen<br />
De inhoud van de aanspraak is de facto hetzelfde als de aanspraak op geneeskundige zorg met<br />
verblijf in de Zvw. Toch is er weinig onduidelijkheid over de vraag tot welk compartiment deze<br />
zorg op een bepaald moment behoort. Hieronder is weergegeven op welke manier dit is te<br />
berekenen.<br />
© CVZ 120
Voortgezet verblijf: bijzonderheden<br />
De aanspraak is in de tijd beperkt tot een ononderbroken periode van 365 dagen.<br />
Voorbeeld:<br />
Als iemand op 1 maart 2005 werd opgenomen in het ziekenhuis, en daar tot 1 maart 2006<br />
ononderbroken verblijft, heeft hij vanaf die datum aanspraak op voortgezet verblijf.<br />
Een onderbreking van hoogstens 30 dagen telt niet als onderbreking, maar telt ook niet mee bij de<br />
berekening van de 365 dagen.<br />
Voorbeeld:<br />
Als iemand op 1 maart 2005 werd opgenomen in het ziekenhuis, op 1 september 2005<br />
werd ontslagen, en op 20 september weer werd opgenomen, komt de opname (zonder<br />
verdere onderbrekingen) niet op 1 maart 2006 (365 dagen na de eerste opname), maar op<br />
20 maart 2006 ten laste van de <strong>AWBZ</strong>. De onderbreking telt niet mee bij de berekening van<br />
365 dagen.<br />
Meer onderbrekingen van korter dan 30 dagen is ook mogelijk. Als er sprake is van meer<br />
onderbrekingen komt de datum waarop de zorg ten laste van de <strong>AWBZ</strong> komt steeds later te liggen.<br />
In het voorbeeld: als de verzekerde ook nog op 20 december werd ontslagen en op 2<br />
januari weer werd opgenomen, komt de zorg op 27 maart 2006 ten laste van de <strong>AWBZ</strong>.<br />
Ook als de periode van 365 dagen is verstreken en er is na ontslag binnen dertig dagen weer<br />
verblijf nodig is er geen sprake van een onderbreking.<br />
In het voorbeeld: Als de verzekerde op 5 mei 2006 wordt ontslagen en op 1 juni 2006 weer<br />
wordt opgenomen, komt de zorg direct ten laste van de <strong>AWBZ</strong>.<br />
Als de verzekerde langer dan dertig dagen is ontslagen en daarná weer wordt opgenomen, begint<br />
de periode van 365 dagen weer opnieuw te lopen.<br />
Als de verzekerde op 15 juni 2006 wordt ontslagen, en op 22 september 2006 weer wordt<br />
opgenomen, is de zorg een verzekerde prestatie in het kader van de Zvw en begint de<br />
termijn van 365 dagen weer opnieuw te lopen.<br />
© CVZ 121
Verblijf en behandeling: de wettelijke aanspraak<br />
De aanvullende aanspraken bij behandeling en verblijf in dezelfde instelling staan in artikel 15<br />
Besluit zorgaanspraken <strong>AWBZ</strong> (Bza):<br />
1. Voor zover gepaard gaande met verblijf in dezelfde instelling, omvat de zorg, bedoeld<br />
in de artikelen 8 en 13, tevens:<br />
• geneeskundige zorg van algemeen medische aard, niet zijnde paramedische zorg;<br />
• behandeling van een psychiatrische aandoening indien de behandeling integraal<br />
onderdeel uitmaakt van de behandeling van een van de in artikel 8 genoemde<br />
aandoeningen of handicaps;<br />
• farmaceutische zorg;<br />
• hulpmiddelen, noodzakelijk in verband met de in de instelling gegeven zorg;<br />
• tandheelkundige zorg:<br />
• kleding, verband houdende met het karakter en de doelstelling van de instelling;<br />
• het individueel gebruik van een rolstoel.<br />
2. De zorg, bedoeld in het eerste lid, aanhef, omvat niet het verkrijgen van onderwijs,<br />
kleedgeld en zakgeld.<br />
© CVZ 122
Verblijf en behandeling: doel van de aanspraak<br />
Als er sprake is van behandeling en verblijf in een <strong>AWBZ</strong>-instelling is het van belang dat de<br />
instelling een integraal zorgaanbod kan leveren. Artikel 15 Bza beoogt een integraal aanbod<br />
mogelijk te maken.<br />
© CVZ 123
Verblijf en behandeling: inhoud van de aanspraak<br />
De aanspraak omvat een aantal relatief losstaande zaken. Hieronder gaat het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong><br />
afzonderlijk in op elk van die onderdelen.<br />
Medische zorg van algemene aard, niet zijnde paramedische zorg van algemene aard<br />
Feitelijk gaat het hier om huisartsenzorg, dus dat deel van de zorg dat in andere gevallen als<br />
“geneeskundige zorg zoals huisartsen die plegen te bieden” een verzekerde prestatie in het kader<br />
van de Zvw zou zijn. Het verschil met de behandeling dat op grond van artikel 8 Bza wordt<br />
geboden is dat díe zorg specifiek is gericht op de <strong>AWBZ</strong>-grondslag en specifieke kennis en<br />
deskundigheid vereist, zoals die van een verpleeghuisarts, arts verstandelijk gehandicapten,<br />
orthopedagoog of een andere gedragswetenschapper.<br />
Onderzoek dat is aangevraagd door een <strong>AWBZ</strong>-behandelaar is onderdeel van de behandeling van<br />
die behandelaar en valt daarom ook onder artikel 15 Bza (of bij aanspraak op grond van artikel 8<br />
Bza onder de <strong>AWBZ</strong>-functie behandeling). Te denken valt daarbij aan een ECG, een EEG,<br />
laboratoriumonderzoek, radiologisch onderzoek, enz.<br />
Medisch-specialistische zorg zoals dit is geregeld in artikel 2.4 Besluit zorgverzekering<br />
(geneeskundige zorg zoals medisch-specialisten die plegen te bieden) komt niet ten laste van de<br />
<strong>AWBZ</strong>, maar is een verzekerde prestatie in het kader van de Zvw.<br />
Paramedische zorg maakt geen onderdeel uit van artikel 15 Bza. Paramedische zorg komt alleen<br />
ten laste van de <strong>AWBZ</strong> als het activerende begeleiding betreft of de specifieke <strong>AWBZ</strong>-behandeling<br />
op grond van artikel 8 Bza. De paramedische zorg is dan specifiek gericht op de aandoening<br />
waarvoor de verzekerde aanspraak op de <strong>AWBZ</strong> heeft.<br />
Andere paramedische zorg (die niet op de <strong>AWBZ</strong>-grondslag is gericht) valt onder de aanspraken<br />
van artikel 2.6 Besluit zorgverzekering. Als de verzekerde bijvoorbeeld is opgenomen in een<br />
psychiatrisch ziekenhuis en ook artrose heeft, komt de eventueel benodigde fysiotherapie voor de<br />
artrose niet ten laste van de <strong>AWBZ</strong>.<br />
Als een verzekerde meer grondslagen heeft, is de aanspraak op paramedische zorg niet beperkt<br />
tot de dominante grondslag, maar kan (als de verzekerde daarop is aangewezen) er ook aanspraak<br />
zijn op behandeling of activerende begeleiding voor de andere grondslag(en).<br />
Integrale behandeling<br />
Het gaat hier om behandeling van een psychiatrische aandoening die integraal onderdeel uitmaakt<br />
van behandeling van specifiek medische, specifiek gedragswetenschappelijke of specifiek<br />
paramedische aard, gericht op het herstel of het voorkomen van verergering van een somatische<br />
of psychogeriatrische aandoening, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, te<br />
verlenen door een instelling (art. 8 Bza).<br />
Binnen <strong>AWBZ</strong>-instellingen verblijven verzekerden die naast hun primaire grondslag, meestal een<br />
verstandelijke handicap, ook een grondslag psychiatrie hebben. Voor deze doelgroepen zijn er<br />
specifieke behandeleenheden (ook wel multifunctionele centra genoemd), waar een integrale<br />
behandeling wordt geboden. Deze integrale behandeling houdt in dat de behandeling gericht is op<br />
een combinatie van ziektebeelden, waaronder een psychische stoornis.<br />
Een integrale behandeling, waaronder behandeling in verband met een psychiatrische aandoening,<br />
is sinds 1 januari 2008 een aanspraak in het kader van de <strong>AWBZ</strong>. Artikel 15 Besluit<br />
zorgaanspraken <strong>AWBZ</strong> (BZA) regelt sinds 1 januari 2008 onder meer het volgende:<br />
Voor zover gepaard gaande met verblijf in dezelfde instelling omvat behandeling tevens:<br />
behandeling van een psychiatrische aandoening indien de behandeling integraal onderdeel<br />
uitmaakt van de behandeling van een somatische of psychogeriatrische aandoening of<br />
verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap.<br />
In dit geval is ook de geneeskundige zorg in verband met een psychiatrische aandoening in de<br />
<strong>AWBZ</strong> verzekerd.<br />
© CVZ 124
Dit betekent niet dat er altijd een integrale behandeling moet plaatsvinden als er sprake is van óók<br />
een grondslag in verband met een psychiatrische aandoening. Een bewoner van een <strong>AWBZ</strong>instelling<br />
heeft aanspraak op geneeskundige zorg, ook <strong>GGZ</strong>, in het kader van de Zvw. Alleen als<br />
verblijf en behandeling is geïndiceerd (voor een niet-psychiatrische grondslag) en een integrale<br />
behandeling nodig is, komt deze integrale behandeling (inclusief de psychiatrische behandeling)<br />
ten laste van de <strong>AWBZ</strong>.<br />
Farmaceutische zorg<br />
Alle farmaceutische zorg waarop de verzekerde is aangewezen valt onder de aanspraak van artikel<br />
15 Bza. Dus ook de medicatie die is voorgeschreven door een medisch specialist. De<br />
farmaceutische zorg is niet beperkt tot wat tot het Geneesmiddelen Vergoedingssysteem (GVS)<br />
behoort. Bepalend is of een middel is voorgeschreven met een medisch doel [RZA 2002, 23].<br />
Ook farmaceutische zorg die niet te maken heeft met de grondslag waarop de verzekerde verblijft,<br />
valt onder de aanspraak van artikel 15 Bza.<br />
Hulpmiddelen, noodzakelijk in verband met de door de instelling geleverde zorg<br />
De aanspraak op hulpmiddelen op grond van artikel 15 Bza is alleen te begrijpen in relatie tot<br />
regelingen op grond waarvan hulpmiddelen kunnen worden verstrekt. Daarom gaat dit document<br />
hieronder achtereenvolgens in op:<br />
• outillagemiddelen;<br />
• hulpmiddelen in verband met de door de instelling geleverde zorg;<br />
• gebruik van verpleegartikelen;<br />
• hulpmiddelen als verzekerde prestatie van de Zvw;<br />
• Wmo;<br />
• Wet Inkomen naar arbeidsvermogen (Wia).<br />
Outillagemiddelen<br />
Outillagemiddelen maken geen onderdeel uit van artikel 15 Bza, maar van de functie verblijf. Wat<br />
zijn outillagemiddelen?<br />
Een instelling die <strong>AWBZ</strong>-verblijf aanbiedt, moet zijn toegerust voor het bieden van de zorg die het<br />
volgens zijn doelstelling verleent. Met dat “toegerust zijn” gaat het in beginsel om bepaalde<br />
voorzieningen die voor bewoners (standaard) aanwezig moeten zijn als outillage voor het verblijf<br />
en de zorgverlening binnen de betreffende instelling.<br />
Voor de definitie van het begrip outillage wordt aangesloten bij het algemene spraakgebruik. Daar<br />
wordt het begrip gehanteerd voor datgene waarmee een instelling is uitgerust ter<br />
operationalisering van zijn doelstelling; het gaat om voorzieningen die voor meerdere mensen,<br />
eventueel navolgbaar, bruikbaar zijn. De inrichting moet zijn uitgerust met die<br />
standaardvoorzieningen die nodig zijn om de doelgroep waarop de instelling zich richt adequaat<br />
te kunnen verzorgen [RZA 1999, 190].<br />
Artikelen die op een bepaald moment slechts door één persoon te gebruiken zijn, maar, zonodig<br />
met kleine aanpassingen, daarna ook door een volgende persoon zijn te gebruiken behoren óók<br />
tot de outillage [RZA 2002, 58; RZA 2002, 60; RZA 2002, 209].<br />
Als het gaat om hulpmiddelen die weliswaar navolgend door verschillende personen zijn te<br />
gebruiken, maar alleen met kostbare aanpassingen, behoort dat niet tot de outillage. Dat is<br />
bijvoorbeeld het geval bij de infraroodbesturing voor omgevingsbesturing [Het gaat dan<br />
bijvoorbeeld om de aansturing van radio, televisie, gordijnen, deuren en ramen, zonneschermen,<br />
alarmering, etc.] bij zwaar lichamelijk gehandicapten. Het besturingselement kan door de ene<br />
verzekerde bijvoorbeeld alleen door blazen en door de andere alleen door beweging worden<br />
aangestuurd. De omgevingsbesturing zelf hoort dan, gezien de doelgroep, wél tot de outillage<br />
[RZA 2007, 15].<br />
Met de invoering van de functiegerichte aanspraken is het mogelijk dat instellingen zich op heel<br />
verschillende doelgroepen richten. Wát tot de outillage van de instelling behoort, kan daarom per<br />
instelling verschillen. Daarbij moet worden beoordeeld in hoeverre het redelijkerwijs te verwachten<br />
© CVZ 125
is dat de doelgroep van de instelling met enige regelmaat is aangewezen op bepaalde artikelen als<br />
hulpmiddelen, transfermiddelen en inrichtingselementen [RZA 2007, 14].<br />
Een instelling die zich bijvoorbeeld richt op de verzorging van ouderen met beperkingen zal<br />
(onder andere) standaard beschikken over zaken als postoelen, douchestoelen, een of meer<br />
tilliften, enkele standaard rolstoelen voor algemeen gebruik. Een instelling die zich richt op de<br />
verzorging van licht verstandelijk gehandicapte jongere mensen zal een dergelijke outillage niet<br />
hebben. Een gezinsvervangend tehuis voor verstandelijk gehandicapten zal in tegenstelling tot een<br />
doveninstituut niet standaard beschikken over voorzieningen voor doven [RZA 2002, 58], een<br />
kinderdagverblijf beschikt over kinderstoelen [RZA 2002, 60], en een kinderdagcentrum beschikt<br />
ook over sta-orthesen [RZA 2002, 209]. Een simpele lijst van wat wel en niet tot de outillage<br />
behoort, is dus niet te maken.<br />
Hulpmiddelen in verband met de door de instelling geleverde zorg (artikel 15 Bza)<br />
De aanspraak op hulpmiddelen in verband met de door de instelling geleverde zorg als onderdeel<br />
van artikel 15 Bza omvat niet alleen hulpmiddelen die nodig zijn voor de behandeling, maar ook<br />
hulpmiddelen die nodig zijn in verband met de andere zorg die de instelling levert. Het kan<br />
bijvoorbeeld gaan om orthesen bij somatische aandoeningen of een lichamelijke handicap,<br />
communicatieapparatuur bij zintuiglijk gehandicapten, incontinentiemateriaal, spuiten met<br />
toebehoren, verbandmiddelen etc. Net als bij farmaceutische zorg is de aanspraak niet beperkt tot<br />
wat in de Zvw onder de Regeling zorgverzekering paragraaf 1.4 is geregeld, maar omvat de<br />
aanspraak alle hulpmiddelen die noodzakelijk zijn voor de zorg. Óók hulpmiddelen die niet in de<br />
Regeling zorgverzekering paragraaf 1.4 staan.<br />
Regeling zorgverzekering paragraaf 1.4<br />
Het is natuurlijk ook mogelijk dat een verzekerde is aangewezen op hulpmiddelen die niet<br />
noodzakelijk zijn in verband met de geleverde zorg, maar om een andere reden. Bijvoorbeeld een<br />
beenprothese bij iemand die is opgenomen in verband met een verstandelijke handicap.<br />
Dan is er geen aanspraak op verstrekking van het hulpmiddel op grond van artikel 15 Bza. Voor<br />
die hulpmiddelen is de verzekerde aangewezen op zijn zorgverzekering die aanspraak geeft op de<br />
hulpmiddelen die vallen onder de Regeling Zorgverzekering.<br />
Gebruik van verpleegartikelen<br />
Op grond van artikel 11 Bza bestaat er aanspraak op verpleegartikelen, waaronder artikelen als<br />
hoog/laag bedden, tilliften, antidecubitusmatrassen en standaardrolstoelen worden begrepen. Die<br />
aanspraak is in de tijd beperkt tot 26 weken. Het is een voorziening voor tijdelijke problematiek of<br />
ter overbrugging tot de levering van een hulpmiddel, verpleegartikel of rolstoel voor langdurig<br />
gebruik. Zie de rubriek "Gebruik verpleegartikelen". Ook bewoners van een instelling kunnen een<br />
beroep doen op het gebruik van verpleegartikelen, voor zover het benodigde artikel niet tot de<br />
outillagemiddelen van de instelling behoort, en er geen sprake is van aanspraak op hulpmiddelen<br />
op grond van artikel 15 Bza (zie hierboven).<br />
Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)<br />
Een verzekerde die verblijft in een <strong>AWBZ</strong>-instelling heeft geen aanspraak op woonvoorzieningen<br />
ten laste van de Wmo. Alle woonvoorzieningen komen ten laste van de instelling. Bewoners van<br />
een <strong>AWBZ</strong>-instelling hebben wel aanspraak op sociaal vervoer ten laste van de Wmo. Sociaal<br />
vervoer gaat over vervoer naar sociale activiteiten, zoals familiebezoek en vervoer buitenshuis. De<br />
manier waarop de gemeente in het sociaal vervoer voorziet is gemeentelijk beleid. Vervoer naar<br />
zorgvoorzieningen hoort niet tot de Wmo. Zie de rubriek "Verblijf".<br />
Als er geen aanspraak bestaat op een rolstoel ten laste van de <strong>AWBZ</strong>, heeft een verzekerde recht<br />
op verstrekking van een rolstoel ten laste van de Wmo (zie hieronder onder rolstoel voor<br />
persoonlijk gebruik).<br />
Tandheelkundige zorg<br />
De verzekerde die verblijft in een <strong>AWBZ</strong>-instelling, heeft aanspraak op tandheelkundige zorg. Die<br />
aanspraak is niet onbeperkt. Ten eerste moet het gaan om doelmatige zorg (artikel 2 lid 2 Bza).<br />
Daarnaast stelt de Regeling zorgaanspraken <strong>AWBZ</strong> in artikel 2 nog een aantal aanvullende regels:<br />
Dit artikel luidt als volgt:<br />
© CVZ 126
1. Indien het verblijf van de verzekerde in een instelling wordt beëindigd in verband met<br />
verblijf als bedoeld in artikel 2.10 van het Besluit zorgverzekering bestaat nog gedurende<br />
een periode van ten hoogste acht dagen aanspraak op tandheelkundige zorg.<br />
2. Tot negen weken na beëindiging van het verblijf in een instelling bestaat aanspraak op de<br />
levering en het aanbrengen van een nieuwe of overgezette tandheelkundige prothese,<br />
zijnde een plaat-, overkappings-, opbouw- of frameprothese, alsmede van kronen of<br />
bruggen, indien deze tandheelkundige hulp voor het beëindigen van het verblijf was<br />
begonnen. De zorgverzekeraar kan, gehoord de adviserend tandarts, een langere termijn<br />
van ten hoogste tweeënvijftig weken vaststellen.<br />
3. De verzekerde die in verband met een psychiatrische aandoening in een instelling verblijft,<br />
kan zijn aanspraak op tandheelkundige zorg pas tot gelding brengen met ingang van de<br />
dag waarop zijn verblijf een periode van tweeënvijftig weken heeft overschreden. Voor de<br />
berekening van deze periode worden de dagen van onderbreking wegens weekeind- en<br />
vakantieverlof in aanmerking genomen.<br />
4. In afwijking van het derde lid heeft de verzekerde aanspraak op tandheelkundige zorg met<br />
ingang van de dag waarop hij in verband met een psychiatrische aandoening in een<br />
instelling verblijft, indien de aanvang van het verblijf plaatsvindt binnen zesentwintig<br />
weken na beëindiging van zijn verblijf in een instelling en gedurende dat verblijf artikel 15,<br />
aanhef en onderdeel d, van het Besluit op hem van toepassing was.<br />
Artikel 9 van de Regeling zorgaanspraken <strong>AWBZ</strong> regelt dat er voor “specifieke” tandheelkundige<br />
zorg toestemming van de zorgverzekeraar nodig is.<br />
De tekst van dit artikel is:<br />
“De verzekerde heeft slechts aanspraak op tandheelkundige zorg die nodig is met het oog op een<br />
ernstige aangeboren of verworven tandheelkundige aandoening of een lichamelijke of geestelijke<br />
aandoening, indien het uitvoeringsorgaan vooraf toestemming heeft verleend.”<br />
Kleding, verband houdende met het karakter en de doelstelling van de instelling<br />
Meestal hebben mensen in een instelling hun eigen kleding. Ze zijn zelf verantwoordelijk voor de<br />
aanschaf en het herstel daarvan. Soms is het voor de verzorging noodzakelijk dat de verzekerde<br />
speciale kleding heeft. Voorbeelden hiervan zijn heupbeschermers voor mensen die in een<br />
instelling verblijven en valgevaarlijk zijn [RZA 2002, 131], speciale kleding om zelfverminking<br />
tegen te gaan (krabpak), extra kleding voor mensen met gedragsproblemen(scheuren), of kleding<br />
die gemakkelijk aan- en uit is te trekken (t.b.v. verpleging en verzorging).<br />
Rolstoelen<br />
Artikel 15 Bza omvat ook aanspraak op het individueel gebruik van een rolstoel. De aanspraak is<br />
verder uitgewerkt in artikel 3 van de Regeling zorgaanspraken <strong>AWBZ</strong>.<br />
De aanspraak bestaat als dat nodig is in verband met een ontbrekende loopfunctie of in verband<br />
met blijvende en langdurige loopfunctiestoornissen.<br />
De rolstoel moet adequaat zijn aangepast aan eventuele specifieke omstandigheden. De<br />
aanpassing van de rolstoel hoort dus ook tot de aanspraak, evenals het noodzakelijke onderhoud<br />
en herstel.<br />
Als het noodzakelijk is, kan er ook een tweede exemplaar in een andere uitvoering worden<br />
verstrekt. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als er naast een rolstoel voor binnengebruik een<br />
tweede voor gebruik buiten nodig is.<br />
De zorgverzekeraar (zorgkantoor) is ervoor verantwoordelijk dat de aanspraak adequaat wordt<br />
geleverd. Tot de aanspraak behoren alle toebehoren die nodig zijn om de rolstoel adequaat te<br />
kunnen gebruiken [RZA 2006, 46; RZA 2006, 48].<br />
© CVZ 127
Vervanging van de rolstoel komt ook ten laste van de <strong>AWBZ</strong>. De Regeling zorgaanspraken <strong>AWBZ</strong><br />
bepaalt in artikel 3 lid 4 dat de afschrijvingstermijn van een elektrische rolstoel drie jaar is, en van<br />
een niet-elektrische rolstoel vijf jaar.<br />
Voor rolstoelen ontbreekt een bepaling dat deze noodzakelijk moet zijn in verband met de in de<br />
instelling geleverde zorg. Dat betekent dat een verzekerde die behandeling ontvangt, gepaard aan<br />
verblijf in dezelfde instelling, óók aanspraak heeft op een rolstoel, als die nodig is vanwege heel<br />
andere problematiek dan die waarop de zorg door de instelling zich richt.<br />
Het hebben van een indicatie voor behandeling en verblijf is niet voldoende om aanspraak te<br />
hebben op artikel 15 Bza. Het gaat om de vraag of behandeling en verblijf in dezelfde instelling<br />
worden geleverd. Zie rubriek "Bijzonderheden".<br />
Als de verzekerde niet voldoet aan de voorwaarden voor het hebben van de aanspraken van artikel<br />
15 Bza (behandeling, gepaard gaande met verblijf in dezelfde instelling of voortgezet verblijf, zie<br />
hierboven), is er geen aanspraak op een rolstoel ten laste van de <strong>AWBZ</strong>. Artikel 4 onderdeel b van<br />
de Wmo regelt de compensatieplicht van de gemeente om haar inwoners in staat te stellen zich in<br />
en om de woning te verplaatsen.<br />
© CVZ 128
Verblijf en behandeling: afbakening met andere aanspraken en voorzieningen<br />
Bij algemene medische zorg en paramedische zorg is de afbakening met de Zvw van belang. Voor<br />
algemene medische zorg levert dit weinig problemen op. Paramedische zorg die niet is gericht op<br />
de <strong>AWBZ</strong>-grondslag komt niet ten laste van de <strong>AWBZ</strong>, maar is (onder voorwaarden) een verzekerde<br />
prestatie in het kader van de Zvw. Voor farmaceutische zorg geldt dat, als de verzekerde<br />
aanspraak heeft op artikel 15 Bza, dit álle farmaceutische zorg betreft, waardoor er weinig<br />
afbakeningsproblemen zijn.<br />
De aanspraak op hulpmiddelen is alleen goed te begrijpen in samenhang met andere aanspraken.<br />
In de rubriek over hulpmiddelen gaat het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> daar uitgebreid op in.<br />
De aanspraak op tandheelkundige zorg is in de Regeling zorgaanspraken <strong>AWBZ</strong> goed afgebakend.<br />
Voor rolstoelen is de afbakening met de Wmo helder: als de verzekerde geen aanspraak heeft op<br />
een rolstoel ten laste van de <strong>AWBZ</strong>, moet de gemeente die verstrekken op grond van artikel 4<br />
onderdeel b van de Wmo [De gemeente heeft compensatieplicht om de verzekerde in staat te<br />
stellen zich in en om de woning te verplaatsen].<br />
© CVZ 129
Verblijf en behandeling: bijzonderheden<br />
Voorwaarde om aanspraak te hebben op de aanvullende aanspraken van artikel 15 Bza is dat er<br />
sprake is van behandeling gepaard gaand aan verblijf in dezelfde instelling.<br />
Het gaat om de feitelijke situatie. Alleen het hebben van een indicatie voor (onder andere)<br />
behandeling en verblijf is niet voldoende. Als de verzekerde van één van beide aanspraken geen<br />
gebruik maakt, is er geen aanspraak op de aanvullende aanspraken van artikel 15 Bza. Dat is<br />
bijvoorbeeld het geval als de verzekerde afziet van verblijf of daarvoor op een wachtlijst staat,<br />
maar wél behandeling (bv. dagbehandeling) ontvangt.<br />
Ook is er geen aanspraak als beide functies door verschillende instellingen worden geleverd,<br />
bijvoorbeeld als de verzekerde in de ene instelling (verzorgingshuis) verblijft en vanuit de andere<br />
(verpleeghuis) behandeling krijgt. De instelling is de organisatie die de formele toelating op grond<br />
van de WTZi heeft. Als meer instellingen onderdeel uitmaken van een grotere organisatie<br />
(concern), blijven het voor de interpretatie van artikel 15 Bza afzonderlijke instellingen.<br />
Als er sprake is van voortgezet verblijf (zie de rubriek "Voortgezet verblijf"), is artikel 15 Bza altijd<br />
van toepassing.<br />
© CVZ 130
Vervoer: de wettelijke aanspraak<br />
De aanspraak op vervoer staat in artikel 10 Besluit zorgaanspraken <strong>AWBZ</strong> (Bza):<br />
Indien de verzekerde zorg als bedoeld in de artikelen 6 en 7 gedurende een dagdeel in een<br />
instelling ontvangt, omvat de zorg tevens vervoer naar en van de instelling indien daarvoor een<br />
medische noodzaak bestaat.<br />
© CVZ 131
Vervoer: het doel van de aanspraak<br />
Ondersteunende of activerende begeleiding in dagdelen wordt meestal geleverd in een instelling.<br />
De aanspraak op vervoer waarborgt dat de verzekerde zijn zorg ook daadwerkelijk kan afnemen.<br />
© CVZ 132
Vervoer: de inhoud van de aanspraak<br />
Als er sprake is van ondersteunende begeleiding of activerende begeleiding gedurende een<br />
dagdeel bestaat er aanspraak op het medisch noodzakelijke vervoer. Het gaat om begeleiding in<br />
groepsverband in een instelling.<br />
Voor kinderen tot twaalf jaar die zijn aangewezen op ondersteunende of activerende begeleiding<br />
in groepsverband kan worden aangenomen dat er een medische noodzaak is voor vervoer. Vanaf<br />
twaalf jaar dient de medische noodzaak voor vervoer te worden beoordeeld.<br />
Voor andere <strong>AWBZ</strong>-zorg, zoals behandeling, of voor individuele ondersteunende of activerende<br />
begeleiding is vervoer ten laste van de <strong>AWBZ</strong> niet mogelijk.<br />
© CVZ 133
Vervoer: afbakening met andere aanspraken en voorzieningen<br />
Ook de Zvw, zij het beperkt, kent mogelijkheden voor vervoer, evenals de Wmo.<br />
Vervoer op grond van de Zvw<br />
Het Besluit zorgverzekering regelt in artikel 2.13 het ambulancevervoer. Naast vervoer naar en van<br />
behandelingen in het kader van de Zvw omvat dit ook het ambulancevervoer naar en van een<br />
<strong>AWBZ</strong>-instelling waar de verzekerde ten laste van de <strong>AWBZ</strong> gaat verblijven of heeft verbleven.<br />
Ook heeft de bewoner van een <strong>AWBZ</strong>-instelling aanspraak op ambulancevervoer naar:<br />
1. een persoon of instelling waar zij geheel of gedeeltelijk voor rekening van de <strong>AWBZ</strong> een<br />
onderzoek of behandeling zullen ondergaan;<br />
2. een persoon of instelling voor het aanmeten en passen van een prothese die geheel of<br />
gedeeltelijk voor rekening van de <strong>AWBZ</strong> komt;<br />
3. vervoer vanaf één van de hiervoor genoemde bestemmingen naar zijn woning of een<br />
andere woning, indien hij in zijn woning redelijkerwijze niet de nodige verzorging kan<br />
krijgen.<br />
Tenzij de zorgverzekeraar toestemming heeft gegeven zich tot een bepaalde instelling of persoon<br />
te wenden is de maximale reisafstand 200 kilometer.<br />
Het Besluit zv regelt ook het ziekenvervoer per auto. Het benoemt een viertal categorieën<br />
verzekerden die aanspraak hebben op vervoer per auto (anders dan per ambulance) of openbaar<br />
vervoer (art. 2.14 Besluit zorgverzekering e.v.).<br />
Het gaat om:<br />
• verzekerden die nierdialyses moeten ondergaan;<br />
• verzekerden die oncologische behandelingen met chemotherapie of radiotherapie moeten<br />
ondergaan.<br />
• verzekerden die zich uitsluitend met een rolstoel kunnen verplaatsen;<br />
• verzekerden van wie het gezichtsvermogen dusdanig is beperkt dat zij zich niet zonder<br />
begeleiding kunnen verplaatsen.<br />
Art. 2.14 Besluit Zv formuleert in lid 3 nog een hardheidsclausule. Naast de hierboven genoemde<br />
categorieën, hebben ook nog die verzekerden aanspraak die in verband met een langdurige ziekte<br />
of aandoening langdurig zijn aangewezen op vervoer. Het niet verstrekken van vervoer zou in die<br />
gevallen leiden tot onbillijkheid van overwegende aard.<br />
Om inhoud te geven aan beide begrippen langdurig, hanteren zorgverzekeraars een beleidsregel.<br />
Deze beleidsregel omvat criteria voor duur, frequentie, en afstand van het vervoer. Het zou<br />
moeten gaan om vervoer gedurende minimaal 5 maanden, minimaal 2 keer per week, over een<br />
afstand van 25 kilometer of een uur reizen (enkele reis).<br />
Vervoer per auto betekent vervoer per taxi of per eigen auto.<br />
De zorgverzekeraar moet toestemming verlenen voor het vervoer.<br />
Als vervoer per openbaar vervoer of auto niet mogelijk is, kan de verzekerde toestemming krijgen<br />
voor vervoer met een ander vervoermiddel.<br />
Inter-klinisch vervoer<br />
Voor vervoer vanuit de <strong>AWBZ</strong>-instelling waar verzekerde verblijft naar een andere <strong>AWBZ</strong>-instelling<br />
voor onderzoek of behandeling, is er aanspraak op (besteld) ambulancevervoer.<br />
Vanuit een <strong>AWBZ</strong>- of Zvw-instelling naar een algemeen ziekenhuis/vrijgevestigd hulpaanbieder<br />
voor onderzoek of behandeling: conform de regeling voor het zittend ziekenvervoer alleen de<br />
omschreven categorieën en de hardheidsclausule.<br />
© CVZ 134
Als begeleiding nodig is, omvat de aanspraak ook het vervoer van de begeleider. Bij kinderen<br />
onder de zestien jaar behoort begeleiding altijd tot de aanspraak. Zonodig kan de verzekeraar ook<br />
toestemming geven voor het vervoer van twéé begeleiders.<br />
In sommige gevallen kan de verzekeraar een eigen bijdrage vragen voor het vervoer [Artikel 2.16<br />
Besluit Zvw].<br />
Vervoer op grond van de Wmo<br />
Het begrip maatschappelijke ondersteuning valt uiteen in negen bele idsterreinen/prestatievelden.<br />
De voorzieningen, zoals vervoersvoorzieningen zijn in de Wmo opgenomen in artikel 1, eerste lid,<br />
onder g, onderdelen 5 en 6.<br />
De gemeente is vrij om te bepalen welke concrete voorzieningen zij zal verlenen, en welke niet.<br />
Als er geen vervoersmogelijkheden zijn op grond van een andere wettelijke regeling, zoals <strong>AWBZ</strong><br />
en Zvw, kunnen verzekerden een beroep doen op de door de gemeente gecreëerde mogelijkheden.<br />
© CVZ 135
Vervoer: bijzonderheden<br />
Als een instelling op basis van zijn toelating gehouden is om naast verblijf ook behandeling en<br />
ondersteunende begeleiding in dagdelen te leveren, kan een verzekerde, uit een oogpunt van<br />
doelmatigheid, de dagopvang niet bij een andere instelling betrekken ten laste van de <strong>AWBZ</strong> [RZA<br />
2006, 180]. De instelling mag voor een verzekerde wel ondersteunende begeleiding in dagdelen<br />
elders inkopen ten laste van haar eigen budget. Voor de benodigde (extra) begeleiding tijdens het<br />
vervoer van en naar de extramurale dagbesteding kan geen indicatie voor <strong>AWBZ</strong>-zorg worden<br />
toegekend (artikel 2, tweede lid Bza). De begeleiding tijdens het vervoer van en naar de<br />
(extramurale) dagbesteding valt onder de verantwoordelijkheid van de intramurale instelling [RZA<br />
2008, 60].<br />
Aanvullende <strong>AWBZ</strong>-zorg kan worden geïndiceerd, als er sprake is van specifieke individuele<br />
problematiek in verband met de handicap. Dit geldt alleen als voorzienbaar is dat een hulpverlener<br />
actief moet ingrijpen tijdens het vervoer [RZA 2006, 87].<br />
© CVZ 136
Verpleegartikelen: de wettelijke aanspraak<br />
De aanspraak op het gebruik van verpleegartikelen staat in artikel 11 Besluit zorgaanspraken<br />
<strong>AWBZ</strong> (Bza):<br />
Het gebruik van een verpleegartikel omvat het door een instelling in bruikleen verstrekken van een<br />
verpleegartikel gedurende een termijn van ten hoogste zesentwintig weken in verband met een<br />
somatische aandoening of beperking.<br />
© CVZ 137
Verpleegartikelen: het doel van de aanspraak<br />
Door gebruik te kunnen maken van verpleegartikelen is het mogelijk dat verzekerden met een<br />
somatische aandoening of beperking zelfredzaam zijn of blijven of daarmee thuis verzorgd en<br />
verpleegd worden. Doordat de artikelen meestal uit voorraad leverbaar zijn en opeenvolgend aan<br />
verschillende verzekerden kunnen worden uitgeleend zijn de verpleegartikelen meestal meteen te<br />
verkrijgen.<br />
© CVZ 138
Verpleegartikelen: de inhoud van de aanspraak<br />
Als een verzekerde tijdelijk (d.w.z. maximaal 26 weken) verpleegartikelen nodig heeft, kan hij<br />
daarvoor terecht bij de thuiszorgwinkel of het thuiszorguitleenmagazijn in zijn regio. Er zijn geen<br />
kosten aan verbonden en men hoeft geen lid te zijn van een thuiszorginstelling. Een geldig<br />
legitimatiebewijs is wel verplicht.<br />
Alle grote artikelen worden kosteloos thuis bezorgd en weer opgehaald. De kleinere artikelen kan<br />
men zelf ophalen en terugbrengen bij de thuiszorgwinkel of het uitleenmagazijn, maar soms is<br />
bezorging van die kleinere artikelen thuis ook mogelijk.<br />
Een verwijzing door een arts is niet nodig. Wel is voor bepaalde artikelen een indicatie van een<br />
verpleegkundige van de thuiszorg nodig. Voor andere artikelen stelt de medewerker aan de<br />
uitleenbalie de indicatie.<br />
Heeft men langer dan 26 weken een verpleegartikel nodig, dan kan men het artikel na afloop van<br />
die periode huren of kopen bij de instelling. Dat is dan op eigen kosten van de verzekerde.<br />
Voor structureel gebruik en gebruik langer dan 26 weken, kan de verzekerde terecht bij de eigen<br />
zorgverzekeraar (Regeling Zorgverzekering) en voor bepaalde voorzieningen en hulpmiddelen kan<br />
men terecht bij de gemeente (Wmo).<br />
De uitleen beschikt over een standaard assortiment van verpleegartikelen en hulpmiddelen (zgn.<br />
basispakket).<br />
Deze verpleegartikelen en hulpmiddelen zijn:<br />
Hulpmiddelen voor de mobiliteit<br />
• wandelstok 4-poot (eifeltje)<br />
• looprek:<br />
o standaard<br />
o in hoogte verstelbaar en/of<br />
o opvouwbaar<br />
• rollator:<br />
o 3-wiel<br />
o 4-wiel (met onderarmschaalhandvatten)<br />
• handbewogen opvouwbare (kinder) rolstoel:<br />
o duwwagen standaard/voetsteun<br />
o duwwagen comfort/beensteun<br />
o zelfvoortbeweger standaard/voetsteun<br />
o zelfvoortbeweger comfort/beensteun<br />
• gipssteun<br />
• kruk:<br />
o elleboogkruk voor kinderen of volwassenen<br />
o okselkruk<br />
o onderarmschaalkruk<br />
• trippel- en/of arthodesestoel:<br />
o standaard<br />
o in hoogte verstelbaar<br />
Inrichtingselementen woningen<br />
• bedtafel<br />
• antidecubituskussen<br />
• in hoogte verstelbaar kinderbed met hoge spijlen of zijwanden<br />
• hoog/laag bed met:<br />
o verstelbare rug<br />
o verstelbare rug met fowlerpositie<br />
o verstelbare rug met fowlerpositie en voetverstelling<br />
• dekensteun<br />
© CVZ 139
• onrusthekken (set van 2 stuks)<br />
• bedheffer/papegaai:<br />
o standaard<br />
o verstelbaar<br />
o verplaatsbaar<br />
• infuusstandaard<br />
• bedverlenger<br />
• bedverhogers (set van 4 stuks)<br />
• rugsteun<br />
• drempelhulp<br />
• badplank<br />
Transferhulpmiddelen<br />
• draaischijf:<br />
o standaard<br />
o draaischijf met opstabeugel<br />
o (verrijdbare) sta- en loopbeugel<br />
• patiëntentillift met standaardsling<br />
• extra en/of speciale sling:<br />
o toiletsling<br />
o amputatiesling<br />
o netsling<br />
• glijlaken/ rollaken<br />
• transferplank / glijplank<br />
Overige verpleegartikelen en hulpmiddelen<br />
• ondersteek:<br />
o voor volwassenen<br />
o voor kinderen slofmodel<br />
• toiletverhoger<br />
• overtoiletstoel<br />
• toiletstoel<br />
• douche(toilet)stoel:<br />
o standaard<br />
o hoog/laag verstelbaar<br />
o met (opklapbare of uitneembare) zijleuningen<br />
o verrijdbaar<br />
• luchtring (windring)<br />
Uitleen anti-decubitus matrassen<br />
• statische<br />
• licht dynamische<br />
• sterk dynamische<br />
© CVZ 140
Verpleegartikelen: afbakening van de aanspraak met andere aanspraken en<br />
voorzieningen<br />
Als de verzekerde structureel is aangewezen op verpleegartikelen is het mogelijk dat hij daarvoor<br />
aanspraak heeft op grond van de Regeling zorgverzekering of op grond van de Wmo.<br />
Realisatie van een dergelijke aanspraak neemt meestal enige tijd in beslag. Gedurende een termijn<br />
van ten hoogste 26 weken heeft de verzekerde op grond van de <strong>AWBZ</strong> aanspraak op gebruik van<br />
verpleegartikelen.<br />
© CVZ 141
Verpleegartikelen: bijzonderheden<br />
Ook een bewoner van een <strong>AWBZ</strong>-instelling kan aanspraak maken op het gebruik van een<br />
verpleegartikel [RZA 2000, 21], voor zover dat artikel niet behoort tot de outillage van de instelling<br />
of tot de hulpmiddelen van artikel 15 Bza behoort. Zie daarvoor de rubriek ‘Verblijf en<br />
behandeling’.<br />
Ook een aangepaste rolstoel kan tot het basispakket behoren [RZA 2001, 74]. Het moet dan gaan<br />
om een rolstoel met relatief eenvoudige aanpassingen.<br />
© CVZ 142
Doventolkzorg: de wettelijke aanspraak<br />
De aanspraak op doventolkzorg staat in artikel 12 Besluit zorgaanspraken <strong>AWBZ</strong> (Bza).<br />
Doventolkzorg omvat zorg door een doventolk bij het voeren van een gesprek in de leefsituatie.<br />
© CVZ 143
Doventolkzorg: doel van de aanspraak<br />
De aanspraak maakt het mensen mogelijk in hun privésituatie, bijvoorbeeld voor een bezoek aan<br />
huisarts of specialist, aan een notaris, aan de kerk, een conferentie of een ouderavond op school,<br />
ondersteuning te krijgen bij het voeren van een gesprek.<br />
© CVZ 144
Doventolkzorg: inhoud van de aanspraak<br />
In de Regeling zorgaanspraken <strong>AWBZ</strong> is in de artikelen 1b, 4 en 7 nader ingevuld wat<br />
doventolkzorg inhoudt en onder welke voorwaarden een verzekerde die zorg kan krijgen.<br />
Er is alléén sprake van doventolkzorg als deze zorg wordt verleend door een tolk Gebarentaal, een<br />
schrijftolk of een tolk in opleiding tot tolk Gebarentaal of schrijftolk (art. 1.b).<br />
Tolken Gebarentaal die voor vergoeding van getolkte uren in aanmerking willen komen, dienen in<br />
het Register Tolken Gebarentaal te zijn ingeschreven. Dit registratiesysteem is sinds 1 juli 2001<br />
operationeel. Schrijftolken dienen met goed gevolg de Minorenopleiding voor schrijftolk aan het<br />
Seminarium voor Orthopedagogiek te hebben doorlopen.<br />
De aanspraak op doventolkzorg is beperkt tot maximaal 30 uren zorg per kalenderjaar; als een<br />
verzekerde doofblind is, bestaat er aanspraak op maximaal 168 uren per kalenderjaar (art. 4 lid 1).<br />
In bijzondere gevallen kan het uitvoeringsorgaan deze maxima verhogen (art. 4 lid 2). De redenen<br />
waarvoor een uitvoeringsorgaan extra uren kan toekennen zijn erg divers. Mogelijke redenen zijn:<br />
• religieuze activiteiten (kerkbezoek, conferenties, Bijbelschool, jeugdkampen etc.);<br />
• vrijwilligerswerk;<br />
• politieke werkzaamheden (lidmaatschap gemeenteraad, vrijwilligerswerk bij<br />
gemeenteraadsfractie);<br />
• bezoek aan arts of het ondergaan van behandelingen/therapieën;<br />
• gesprekken op school of met kinderbescherming, voogdijinstellingen, advocaten e.d.;<br />
• uitoefening van hobby of (niet werk gerelateerde) cursussen;<br />
• het trainen met een blindengeleidehond (voor een doofblinde);<br />
Deze opsomming is niet uitputtend. Zowel de reden voor extra uren als het aantal extra uren staan<br />
ter beoordeling van het uitvoeringsorgaan.<br />
Verder is in de nadere regeling opgenomen dat de aanspraak op zorg door een doventolk slechts<br />
bestaat als de zorg minimaal 30 minuten duurt (art. 4 lid 3). Deze wat cryptische bepaling heeft<br />
zijn historie in de subsidieparagraaf Doventolkuren, die tot 1 januari 2006 van kracht was. De<br />
bepaling moet niet zozeer gezien worden als een beperking van de aanspraak van de verzekerde,<br />
maar moet vooral gezien worden in het licht van de declaratiesystematiek van doventolken. Ook<br />
als een tolk minder dan 30 minuten bezig is met tolken, zal het uitvoeringsorgaan minimaal 30<br />
minuten aan een bepaalde verzekerde toerekenen en dus ten laste van de <strong>AWBZ</strong>-verzekering<br />
brengen.<br />
Een verzekerde heeft zonder meer aanspraak op doventolkzorg als hij of zij:<br />
• dovenonderwijs volgt of heeft gevolgd;<br />
• op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wia) een vergoeding<br />
ontvangt voor een doventolk in de werk- en onderwijssituatie, of<br />
• vóór 1 januari 2006 op basis van de Regeling subsidies <strong>AWBZ</strong> en Ziekenfondswet voor<br />
vergoeding van een doventolk in de leefsituatie in aanmerking kwam.<br />
In de drie opgesomde situaties is de noodzaak voor doventolkzorg immers al vastgesteld.<br />
In alle overige gevallen dient een verzekerde aan zijn uitvoeringsorgaan een verklaring van de<br />
huisarts of behandelend keel-, neus- en oorarts over te leggen waaruit blijkt dat hij of zij op<br />
doventolkzorg is aangewezen (art. 7. lid 4 en 5).<br />
© CVZ 145
Doventolkzorg: afbakening van andere aanspraken en voorzieningen<br />
De zorg die een doventolk biedt is te vergelijken met de functie ondersteunende begeleiding. Op<br />
ondersteunende begeleiding bestaat echter alleen aanspraak als deze wordt geboden door een<br />
toegelaten instelling en verder valt ondersteunende begeleiding onder de werking van het<br />
Zorgindicatiebesluit. Omdat het bij de ondersteuning door een doventolk juist niet gaat om hulp<br />
door een instelling – de meeste tolken oefenen hun beroep zelfstandig uit – en het ook niet zinvol<br />
is het indicatieorgaan een indicatie te laten stellen voor de diensten door een doventolk, is ervoor<br />
gekozen om de zorg voor doventolken als aparte aanspraak te regelen.<br />
© CVZ 146
Doventolkzorg: bijzonderheden<br />
De aanspraak was vóór 1 januari 2006 geregeld in een subsidieregeling.<br />
© CVZ 147
Prenatale zorg: de wettelijke aanspraak<br />
De aanspraak op prenatale zorg staat in artikel 16 Besluit zorgaanspraken <strong>AWBZ</strong>:<br />
Prenatale zorg omvat door een instelling te verlenen begeleiding, voorlichting en andere zorg die<br />
met de zwangerschap verband houdt, met uitzondering van kraamzorg.<br />
© CVZ 148
Prenatale zorg: doel van de aanspraak<br />
Prenatale zorg bereidt aanstaande ouders voor op het krijgen van een kind, vooral door het bieden<br />
van voorlichting en begeleiding.<br />
© CVZ 149
Prenatale zorg: inhoud van de aanspraak<br />
Meestal is de zorg groepsgericht van aard. Het gaat dan om cursussen, bijvoorbeeld prenatale<br />
cursussen zwangerschapsgymnastiek en cursussen voor aanstaande ouders. Prenatale zorg kan<br />
ook een individueel karakter hebben en wordt dan meestal bij de zwangere vrouw thuis geleverd.<br />
© CVZ 150
Prenatale zorg: afbakening van de aanspraak met andere aanspraken en<br />
voorzieningen<br />
Kraamzorg is expliciet uitgesloten. Ook medische en verloskundige zorg valt niet onder de<br />
aanspraak omdat dit in de Zvw is geregeld, en deze voorliggend is. In de praktijk levert de<br />
afbakening geen problemen op.<br />
© CVZ 151
Prenatale zorg: bijzonderheden<br />
De zorg is kosteloos. Instellingen die de zorg ten laste van de <strong>AWBZ</strong> leveren mogen daarnaast<br />
geen eigen bijdrage van verzekerden vragen.<br />
© CVZ 152
Stofwisselingsziekten: de wettelijke aanspraak<br />
De aanspraak op onderzoek naar aangeboren stofwisselingsziekten staat in artikel 17 Besluit<br />
zorgaanspraken <strong>AWBZ</strong>:<br />
1. Onderzoek naar aangeboren stofwisselingsziekten omvat zodanig onderzoek voor<br />
daarvoor in aanmerking komende, bij ministeriële regeling aan te wijzen groepen van<br />
verzekerden.<br />
2. Het onderzoek geschiedt door een bij ministeriële regeling aangewezen entadministratie<br />
op een daarbij aan te geven wijze.<br />
© CVZ 153
Stofwisselingsziekten: het doel van de aanspraak<br />
De aangeboren stofwisselingsziekten waarover het gaat zijn ziekten die bij vroegtijdige<br />
herkenning geen gezondheidsschade tot gevolg hebben, maar bij latere herkenning wel. Het is<br />
daarom van belang vroegdiagnostiek te plegen.<br />
© CVZ 154
Stofwisselingsziekten: de inhoud van de aanspraak<br />
In artikel 5 van de Regeling zorgaanspraken <strong>AWBZ</strong> is nader invulling gegeven aan dit onderzoek en<br />
ook is daar geregeld wie ervoor in aanmerking komen en door wie het onderzoek wordt<br />
uitgevoerd.<br />
Tot de aanspraak behoren: onderzoek naar het voorkomen van Phenylketonurie, Congenitale<br />
Hypotheroïde en Andrenogenitaal Syndroom. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een<br />
laboratorium dat daartoe door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu is aangewezen.<br />
Voor het onderzoek komen in principe alleen zuigelingen in aanmerking die de leeftijd van twee<br />
maanden nog niet hebben bereikt. Maar in zeer bijzondere gevallen kunnen ook oudere<br />
zuigelingen voor het onderzoek in aanmerking komen. Meestal vindt het onderzoek binnen vier<br />
tot en met zeven dagen na de geboorte plaats.<br />
© CVZ 155
Stofwisselingsziekten: bijzonderheden<br />
Het laboratoriumonderzoek wordt uitgevoerd volgens de onderzoeksmethoden, vastgesteld door<br />
het RIVM, dat tevens voor dit laboratoriumonderzoek wordt aangewezen als referentieinstituut.<br />
© CVZ 156
Vaccinaties: de wettelijke aanspraak<br />
De aanspraak op vaccinaties staat in artikel 18 Besluit zorgaanspraken <strong>AWBZ</strong>:<br />
1. Vaccinaties omvatten de vaccinaties, opgenomen in een bij ministeriële regeling vast te<br />
stellen vaccinatieprogramma, waarin wordt aangegeven welke groepen van verzekerden<br />
voor vaccinatie in aanmerking komen alsmede hoe de uitvoering van dat programma<br />
plaatsvindt.<br />
2. Onze Minister draagt zorg voor de vaccinaties.<br />
© CVZ 157
Vaccinaties: doel van de aanspraak<br />
Met het vaccinatieprogramma worden een aantal ernstige ziekten voorkomen. Het belang daarvan<br />
is reden om dit in de <strong>AWBZ</strong> te regelen, zodat het vaccinatieprogramma breed beschikbaar is.<br />
© CVZ 158
Vaccinaties: inhoud van de aanspraak<br />
De aanspraak op vaccinaties is nader ingevuld in artikel 6 van de Regeling zorgaanspraken <strong>AWBZ</strong>.<br />
Tot de aanspraak behoren alléén vaccinaties die zijn opgenomen in het door de minister van VWS<br />
vastgestelde vaccinatieprogramma. Dit programma bestaat uit vaccins die worden afgeleverd door<br />
of vanwege het <strong>Nederland</strong>s Vaccin Instituut aan de daartoe opgeroepen verzekerden. Per vaccin is<br />
bepaald welke leeftijdsgroep er voor in aanmerking komt. Op dit moment bevat het programma de<br />
volgende vaccins voor de volgende leeftijdsgroepen:<br />
Vaccin Leeftijd opgeroepen<br />
verzekerde<br />
gecombineerd Difterie-, Kinkhoest-, 2-15 maanden<br />
Tetanus-, Poliomyelitis-vaccin<br />
gemengd met Haemophilus<br />
influenza type b vaccin alsmede<br />
geconjugeerd pneumokokkenvaccin<br />
gecombineerd Difterie-, Kinkhoest-, 3-16 maanden<br />
Tetanus-, Poliomyelitis-vaccin<br />
gemengd met Haemophilus<br />
influenza type b vaccin alsmede<br />
geconjugeerd pneumokokkenvaccin<br />
gecombineerd Difterie-, Kinkhoest-, 4-17 maanden<br />
Tetanus-, Poliomyelitis-vaccin<br />
gemengd met Haemophilus<br />
influenza type b vaccin alsmede<br />
geconjugeerd pneumokokkenvaccin<br />
gecombineerd Difterie-, Kinkhoest-, 11-23 maanden<br />
Tetanus-, Poliomyelitis-vaccin<br />
gemengd met Haemophilus<br />
influenza type b vaccin alsmede<br />
geconjugeerd pneumokokkenvaccin<br />
gecombineerd Bof-, Mazelen-, 14-23 maanden<br />
Rubellavaccin alsmede geconjugeerd<br />
meningokokken C-vaccin<br />
gecombineerd Difterie-, Tetanus-, geboren in het vierde<br />
Polio-vaccin alsmede Kinkhoest- kalenderjaar, voorafgaand<br />
vaccin<br />
aan het lopende<br />
kalenderjaar<br />
gecombineerd Difterie-, Tetanus-, geboren in het negende<br />
Polio-vaccin alsmede gecombineerd kalenderjaar, voorafgaand<br />
Bof-, Mazelen-, Rubellavaccin aan het lopende<br />
kalenderjaar<br />
Hepatitis B-vaccin 2-15 maanden<br />
3-16 maanden<br />
4-17 maanden<br />
11-23 maanden<br />
Hepatitis B-vaccin 0-1 maanden<br />
2-15 maanden<br />
3-16 maanden<br />
4-17 maanden<br />
11-23 maanden<br />
Bijlage<br />
De landen die van belang zijn in verband met de Hepatitis B vaccinatie:<br />
Andorra<br />
Australië<br />
Bahamas<br />
Barbados<br />
België<br />
El Salvador<br />
Estland<br />
Finland<br />
Frankrijk<br />
Hongarije<br />
voorwaarde<br />
Tenminste één van de<br />
ouders is afkomstig uit een<br />
ander land dan genoemd in<br />
de bijlage.<br />
De moeder van de<br />
verzekerde is HbsAgpositief<br />
Oostenrijk<br />
Paraguay<br />
Peru<br />
San Marino<br />
Sri Lanka<br />
© CVZ 159
Bermuda<br />
Canada<br />
Chili<br />
Colombia<br />
Costa Rica<br />
Cuba<br />
Cyprus<br />
Denemarken<br />
Duitsland<br />
Ierland<br />
Luxemburg<br />
Mexico<br />
Monaco<br />
<strong>Nederland</strong><br />
Nicaragua<br />
Nieuw Zeeland<br />
Noorwegen<br />
Slowakije<br />
Tsjechië<br />
Uruguay<br />
Ijsland<br />
Verenigd Koninkrijk<br />
Verenigde Staten<br />
Zweden<br />
Zwitserland<br />
© CVZ 160
Vaccinaties: bijzonderheden<br />
Per 1 januari 2008 draagt de minister van VWS zorg voor de uitvoering van het onderzoek naar<br />
aangeboren stofwisselingsziekten (de neonatale screening van pasgeborenen ook wel de hielprik<br />
genoemd) en voor de uitvoering van het Rijksvaccinatieprogramma (artikelen 17 lid 2 en 18 lid 2<br />
Bza). Voorheen werd dit uitgevoerd door bij ministeriele regeling aangewezen entadministraties.<br />
Het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) is een programma waarmee de overheid <strong>Nederland</strong>se<br />
kinderen tegen ernstige infectieziekten wil beschermen door ze te vaccineren. De overheid biedt<br />
alle kinderen in <strong>Nederland</strong> een aantal vaccinaties aan volgens een bepaald programma. In het RVP<br />
zijn vaccinaties opgenomen tegen elf ernstige infectieziekten (te weten: difterie, kinkhoest,<br />
tetanus, polio, Hib-ziekte, bof, mazelen, rode hond, groep C meningokokkenziekte,<br />
pneumokokkenziekte en (voor sommige kinderen) hepatitus B). Vaccineren gebeurt in <strong>Nederland</strong><br />
op vrijwillige basis. De kosten voor de vaccinaties worden betaald vanuit de <strong>AWBZ</strong>.<br />
Het programma ziet er sinds april 2006 als volgt uit:<br />
Leeftijd injectie 1 injectie 2<br />
0 maanden Hepatitis B* -<br />
2 maanden Difterie, kinkhoest, tetanus, polio, Hibziekte<br />
(DKTP-Hib)**<br />
Pneumokokkenziekte (Pneu)<br />
3 maanden DKTP-Hib** Pneu<br />
4 maanden DKTP-Hib** Pneu<br />
11 maanden DKTP-Hib** Pneu<br />
14 maanden Bof, mazelen, rode hond (BMR) Groep C meningokokkenziekte<br />
4 jaar DKTP -<br />
9 jaar DTP (difterie, tetanus, polio) BMR<br />
* Alleen voor kinderen van wie de moeder besmet is met het hepatitis B-virus.<br />
** Kinderen van wie de moeder besmet is met het hepatitis B-virus en kinderen van wie ministens één ouder<br />
geboren is in een land waar hepatitis B nog veel voorkomt krijgen het combinatievaccin DKTP-Hib-HepB<br />
waarin ook een vaccin tegen hepatitis B zit.<br />
© CVZ 161
Historische achtergrond<br />
De aanspraken van de <strong>AWBZ</strong> zijn beïnvloed door beleidswijzigingen die zich in de loop der jaren<br />
hebben voorgedaan. Om de aard en omvang van de aanspraken goed te begrijpen is het nodig<br />
inzicht te hebben in de historie van de <strong>AWBZ</strong>. De inhoud van de aanspraken is niet steeds helemaal<br />
logisch, maar is voor een deel alleen historisch te verklaren.<br />
Uit het onderstaande historisch overzicht zal blijken dat de inhoud van de <strong>AWBZ</strong> om wisselende<br />
redenen is uitgebreid of juist is ingeperkt. Dat leidt ertoe dat het huidige pakket niet vanuit één<br />
rationeel onderscheid is te verduidelijken. Zo zijn, ondanks het feit dat de <strong>AWBZ</strong> aanvankelijk was<br />
gericht op langdurige onverzekerbare zorg, ook kortdurende zorgvormen, zoals kortdurende<br />
verpleging, of verpleeghuisrevalidatie en reactivering in een <strong>AWBZ</strong>-instelling, tot het verzekerde<br />
pakket gaan behoren.<br />
Voor een goed begrip van de inhoud van de <strong>AWBZ</strong>-aanspraken is het belangrijk de historische<br />
ontwikkeling ervan te kennen. In deze rubriek staat een overzicht. De rubriek is ingedeeld op<br />
grond van de belangrijkste beleidsbeslissingen rond de <strong>AWBZ</strong>.<br />
1968: Invoering van de <strong>AWBZ</strong><br />
Bij de invoering van de <strong>AWBZ</strong> richtte de wet zich op de zware geneeskundige risico’s.<br />
Structuurnota Gezondheidszorg<br />
Deze nota richtte zich op samenhang in de zorg en substitutie van zware naar lichtere<br />
zorgvormen.<br />
Commissie Dekker: “bereidheid tot veranderen”<br />
De commissie Dekker stelde voor marktwerking in de <strong>AWBZ</strong> te introduceren. Het kabinet Lubbers II<br />
wilde de <strong>AWBZ</strong> omvormen tot een basisverzekering.<br />
Kabinet Kok geen basisverzekering<br />
Het kabinet Kok zag af van invoering van de basisverzekering, maar nam maatregelen om meer<br />
flexibiliteit, zorg op maat en samenhang in de langdurige zorg te bewerkstelligen.<br />
2003: Modernisering van de <strong>AWBZ</strong><br />
De moderinsering van de <strong>AWBZ</strong> is erop gericht het veld meer mogelijkheden te geven flexibele en<br />
klantgerichte zorg leveren. De invoering van de functiegerichte aanspraken was daarbij de eerste<br />
stap.<br />
Wet maatschappelijke ondersteuning<br />
De Wmo is erop gericht de gemeenten in staat te stellen een op de lokale situatie toegesneden<br />
aanbod aan maatschappelijke ondersteuning tot stand te brengen.<br />
© CVZ 162
Historische achtergrond: 1968: invoering van de <strong>AWBZ</strong><br />
De <strong>AWBZ</strong> is in 1968 van kracht geworden. De wet is oorspronkelijk bedoeld als een<br />
volksverzekering tegen zware geneeskundige risico’s. Aanvankelijk voorzag de <strong>AWBZ</strong> in langdurige<br />
intramurale zorg, zoals verpleeghuiszorg en instellingen voor verstandelijk gehandicapten, maar<br />
in de loop der jaren is de <strong>AWBZ</strong> van karakter veranderd.<br />
© CVZ 163
Historische achtergrond: structuurnota Gezondheidszorg<br />
De Structuurnota Gezondheidszorg (1974) was het eerste document waarin een samenhangende<br />
visie op de structuur van de <strong>Nederland</strong>se gezondheidszorg werd geboden.<br />
De beschikbaarheid van kwalitatief goede intramurale zorg had een aanzuigende werking.<br />
Ontwikkeling van de extramurale zorg was noodzakelijk om de kosten in de hand te houden en<br />
integratie van gehandicapten en chronisch zieken in de samenleving mogelijk te maken. De<br />
regering nam een aantal maatregelen om substitutie van dure intramurale zorg naar goedkopere<br />
extramurale zorg mogelijk te maken.<br />
In 1980 werd het gehele kruiswerk onder de <strong>AWBZ</strong> gebracht. Dus niet alleen de langdurige zorg,<br />
maar ook de kortdurende wijkverpleging, dieetadvisering en moederschapszorg (prenatale zorg en<br />
consultatiebureaus).<br />
In 1982 is de <strong>AWBZ</strong> uitgebreid met de hulp door de Regionale instelling voor ambulante<br />
geestelijke gezondheidszorg (Riagg). De Riagg moest de ruimte opvullen tussen de eerste en<br />
tweede lijn, zodat meer samenhang in het aanbod kon ontstaan en substitutie van duurdere zorg<br />
door goedkopere zorg mogelijk werd. Ook de zorg van de RIAGG was niet alleen gericht op<br />
langdurige zorg, maar omvatte ook kortdurende zorg.<br />
Kostenbeheersing door substitutie en samenhang in de structuur van de gezondheidszorg stonden<br />
ook voor andere zorgvormen hoog op de beleidsagenda.<br />
© CVZ 164
Historische achtergrond: Commissie Dekker: "Bereidheid tot veranderen"<br />
(1987)<br />
De door het kabinet Lubbers II ingestelde Commissie Dekker [Commissie Structuur en Financiering<br />
Gezondheidszorg Commissie Structuur en financiering gezondheidszorg (commissie-Dekker),<br />
Bereidheid tot verandering, Den Haag, 1987] stelde in zijn rapport “Bereidheid tot verandering”<br />
voor om marktwerking in de gezondheidszorg te introduceren. Er zou één<br />
ziektekostenverzekering moeten komen, die door risicodragende, concurrerende<br />
ziektekostenverzekeraars zou worden uitgevoerd. De aanspraken zouden niet op basis van<br />
institutionele criteria, maar functiegericht moeten zijn omschreven, zodat flexibiliteit en zorg op<br />
maat mogelijk zou zijn.<br />
Het kabinet wilde de <strong>AWBZ</strong> gebruiken om tot de voorgestelde basisverzekering te komen. Door<br />
gefaseerde overheveling van zorg vanuit de Ziekenfondswet naar de <strong>AWBZ</strong> zou op den duur alleen<br />
de laatste overblijven.<br />
Als eerste zijn in 1989 psychiatrische zorg en hulpmiddelen naar de <strong>AWBZ</strong> overgeheveld.<br />
Sociaalpedagogische zorg en gezinszorg werden ten laste van de Rijksbegroting als subsidie onder<br />
de <strong>AWBZ</strong> gebracht. De Regionale instellingen voor beschermd wonen, pensiontehuizen e.d. die tot<br />
1984 voor het grootste deel uit de Algemene Bijstandswet werden betaald, en daarna op basis van<br />
een subsidieregeling werden bekostigd, werden een <strong>AWBZ</strong>-verstrekking, om zo substitutie binnen<br />
de psychiatrie te bevorderen.<br />
Het kabinet Lubbers III hevelde in 1992 farmaceutische hulp, audiologische hulp,<br />
erfelijkheidsonderzoek en revalidatiezorg over naar de <strong>AWBZ</strong>. ADL-clusters en ADL-ondersteuning<br />
werden als subsidie geregeld.<br />
© CVZ 165
Historische achtergrond: Kabinet Kok; geen basisverzekering maar zorg op<br />
maat en samenhang in de langdurige zorg<br />
Kabinet Kok I wilde echter niet verdergaan met de basisverzekering, en hevelde, behalve de<br />
psychiatrie alle zorg die eerder vanuit de Ziekenfondswet naar de <strong>AWBZ</strong> was overgeheveld weer<br />
terug naar de Ziekenfondswet. De <strong>AWBZ</strong> moest zich weer richten op de langdurige en<br />
onverzekerbare zorgverstrekkingen.<br />
De starheid in het aanbod en het gebrek aan doelmatigheid en flexibiliteit die de <strong>AWBZ</strong> kenmerkte,<br />
verhield zich steeds minder met de toenemende emancipatie en mondigheid van de verzekerden.<br />
Het kabinet besloot om met subsidies “zorg op maat” te stimuleren. Om de samenhang binnen de<br />
<strong>AWBZ</strong> te verbeteren, bracht het kabinet in 1997 de bejaardenoorden onder de <strong>AWBZ</strong>, en bracht het<br />
de gezinszorg onder de <strong>AWBZ</strong>. Samen met de al bestaande aanspraak op kruiswerk werd dit de<br />
aanspraak op thuiszorg.<br />
De gewenste flexibilisering van de aanspraken begon in 1998 met de flexibilisering van de<br />
aanspraken op geestelijke gezondheidszorg, en eindigde op 1 april 2003 met de invoering van de<br />
functiegerichte aanspraken. De oude aanspraken, die op grond van de soorten <strong>AWBZ</strong>-instellingen<br />
aanbodsgericht waren geformuleerd, maakte plaats voor zogenaamde functiegerichte aanspraken<br />
waarbij de benodigde zorg, en niet het aanbod centraal staat. Daardoor is het mogelijk een<br />
flexibel aanbod te organiseren dat zo goed mogelijk is afgestemd op de vraag van verzekerden.<br />
© CVZ 166
Historische achtergrond: 2003: Modernisering van de <strong>AWBZ</strong><br />
Met de invoering van de functiegerichte aanspraken, onderdeel van de Modernisering van de<br />
<strong>AWBZ</strong>, is beoogd de <strong>AWBZ</strong> van een aanbodgericht systeem naar een vraaggericht systeem om te<br />
vormen. In plaats van een vast totaalpakket af te nemen kan een verzekerde een combinatie van<br />
functies ontvangen die is toegesneden op de concrete zorgvraag van een verzekerde. Ook is het<br />
mogelijk verschillende delen van de zorg bij verschillende aanbieders te betrekken. Sinds 1995 is<br />
het ook mogelijk dat verzekerden de zorg (behalve voor verblijf en behandeling) geheel of<br />
gedeeltelijk zélf inkopen met een persoonsgebonden budget (PGB).<br />
© CVZ 167
Historische achtergrond: Wet maatschappelijke ondersteuning<br />
Het kabinet Balkenende II heeft een visie ontwikkeld over de toekomst van de zorg. In die visie is<br />
voor gemeenten een belangrijke taak weggelegd om te voorzien in een samenhangend stelsel van<br />
maatschappelijke ondersteuning. De gemeente is bij uitstek geschikt om voorzieningen te<br />
ontwikkelen die zijn afgestemd op de lokale omstandigheden. Het kabinet voorziet het<br />
overhevelen van enkele functies van de <strong>AWBZ</strong> naar de Wmo. De Wet maatschappelijke<br />
ondersteuning (Wmo) is de wettelijke vertaling van dat beleid. Op 1 januari 2007 is de Wmo van<br />
kracht geworden. Op dat moment is de huishoudelijke verzorging die eerst onderdeel uitmaakte<br />
van de <strong>AWBZ</strong> overgeheveld naar de Wmo.<br />
© CVZ 168
Beleidsvoornemens<br />
Belangrijkste beleidsvoornemens<br />
In deze rubriek licht het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> summier de belangrijkste beleidsvoornemens toe die VWS<br />
met betrekking tot de <strong>AWBZ</strong> heeft. Het betreft zowel beleidsvoornemens voor de korte termijn,<br />
ingaand per 1 januari 2009, als beleidsvoornemens voor de lange(re) termijn.<br />
Korte termijn maatregelen<br />
Zorgzwaartebekostiging<br />
Intramurale zorg<br />
De bekostiging voor intramurale zorg is nu nog gebaseerd op standaardprijzen per soort<br />
instelling. Afgezien van een aantal toeslagen gaat het om gemiddelde prijzen, zodat een instelling<br />
die veel “zwaardere” bewoners heeft, vrijwel hetzelfde budget heeft als een vergelijkbare instelling<br />
met minder zorgbehoeftige bewoners.<br />
Om ervoor te zorgen dat de bekostiging van instellingen meer overeenkomt met de te leveren<br />
zorg, bereidt VWS de invoering van de zorgzwaartebekostiging voor. Per sector (verpleging en<br />
verzorging, <strong>GGZ</strong> en gehandicaptenzorg) zijn een aantal zorgzwaartepakketten (ZZP’s)<br />
geformuleerd. Een ZZP geeft een typering van de verzekerden die voor het betreffende<br />
zorgzwaartepakket in aanmerking komen (een cliëntprofiel), en geeft aan welke functies aan de<br />
orde zijn en om hoeveel uur zorg het in totaal gaat.<br />
Sinds 1 juli 2007 houdt het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) bij het indiceren voor verblijf al<br />
rekening met deze systematiek. Het CIZ geeft in de indicatie aan op welke functies de verzekerde<br />
is aangewezen en hoeveel uur de zorg in totaal omvat. In het indicatiebesluit geeft het CIZ aan met<br />
welk ZZP dit overeenstemt.<br />
Met ingang van 1 januari 2009 zal de bekostiging van de instellingen die <strong>AWBZ</strong>-verblijf bieden op<br />
de ZZP’s van de bewoners aansluiten. De zorgzwaartebekostiging betreft dan alleen de<br />
zorgkosten.<br />
De bedoeling is dat op langere termijn naast de zorgkosten óók de gebouwgebonden kosten<br />
onderdeel uit gaan maken van de ZZP’s.<br />
De verzekerde overlegt met de aanbieder op welke manier de aanbieder de geïndiceerde zorg zal<br />
leveren. Dit wordt in een zorgplan vastgelegd. VWS bereidt een wijziging van de Kwaliteitswet<br />
zorginstellingen voor, waarin het maken van een individueel zorgplan verplicht wordt gesteld.<br />
Een overzicht van de ZZP’s en de meest actuele informatie over de invoering van de<br />
zorgzwaartebekostiging vindt u op www.minvws.nl.<br />
Begeleiding en behandeling<br />
Met ingang van 1 januari 2009 worden de functies ondersteunende begeleiding, activerende<br />
begeleiding en behandeling omgevormd tot twee nieuwe functies: begeleiding en behandeling.<br />
Een deel van de zorg die nu onder de functie activerende begeleiding valt, komt met ingang van 1<br />
januari 2009 onder de functie behandeling te vallen. Het gaat vaak om activiteiten die nu als<br />
activerende begeleiding worden verleend, maar onderdeel uitmaken van het integrale<br />
behandelplan.<br />
De rest van de activerende begeleiding zal onder de nieuwe functie begeleiding komen te vallen,<br />
samen met wat nu ondersteunende begeleiding is.<br />
De aanspraak op de nieuwe functie begeleiding wordt verder beperkt:<br />
Alleen verzekerden die een ernstig regieverlies of een ernstig invaliderende aandoening hebben<br />
kunnen op deze functie aanspraak maken. Het doel van de functie begeleiding is daarbij om<br />
iemand in staat te stellen (langer) zelfstandig te blijven wonen.<br />
Eén van de redenen waarom een verzekerde op dit moment aangewezen kan zijn op<br />
ondersteunende en/of activerende begeleiding is het ondervinden van beperkingen in de<br />
© CVZ 169
maatschappelijke participatie. Dit komt per 1 januari 2009 te vervallen in de <strong>AWBZ</strong>. Hiervoor moet<br />
de verzekerde dan een beroep doen op de Wmo.<br />
Er komt een overgangsregeling voor verzekerden die een indicatie voor ondersteunende en/of<br />
activerende begeleiding hebben die dateert van vóór 1 januari 2009. Deze indicatie loopt dan door<br />
tot uiterlijk 1 januari 2010, tenzij de indicatie eerder afloopt.<br />
Grondslag psychosociaal probleem<br />
Met ingang van 1 januari 2008 is de ondersteunende begeleiding algemeen (= individueel) niet<br />
meer bereikbaar voor de grondslag psychosociaal probleem.<br />
Hierop zijn twee uitzonderingen:<br />
Er kan wél aanspraak op ondersteunende begeleiding algemeen bestaan als onderdeel van<br />
palliatieve terminale zorg, of in combinatie met verblijf.<br />
Met ingang van 1 januari 2009 zal de grondslag psychosociaal probleem helemaal uit de <strong>AWBZ</strong><br />
verdwijnen. De hulp voor deze groep (bijvoorbeeld dak- en thuislozen zonder ernstig regieverlies)<br />
wordt dan ondergebracht bij de gemeenten.<br />
Indicatiestelling jongeren met een licht verstandelijke handicap<br />
VWS streeft er naar op 1 januari 2009 een protocol voor het indiceren van zorg voor jongeren met<br />
een licht verstandelijke handicap (LVG) te hebben. De bedoeling is om duidelijker te maken<br />
wanneer een onder deze doelgroep vallende verzekerde is aangewezen op <strong>AWBZ</strong>-zorg en wanneer<br />
onder jeugdzorg.<br />
VWS wil zo bereiken dat de indicatiestelling door Bureau Jeugdzorg en het CIZ wordt<br />
geüniformeerd en dat de instroom van de zogenoemde LVG’ers in de <strong>AWBZ</strong> wordt beperkt tot<br />
jongeren die ook daadwerkelijk op <strong>AWBZ</strong>-zorg zijn aangewezen.<br />
Verblijf en bouwkundige voorzieningen<br />
Voorzieningen voor <strong>AWBZ</strong>-verblijf moeten zo goed mogelijk aansluiten bij de eisen die de zorg aan<br />
een bepaalde doelgroep stelt. De wijze waarop het verblijf in de praktijk vorm krijgt varieert dan<br />
ook sterk.<br />
Met ingang van 1 januari 2009 wordt het zogenoemde bouwregime voor de <strong>AWBZ</strong>-zorg afgeschaft.<br />
Dit betekent dat er vanaf die datum geen toelatingen met bouw of vergunningen meer nodig zijn<br />
voor het realiseren van verblijfsvoorzieningen ten behoeve van de <strong>AWBZ</strong>.<br />
Langere termijn maatregelen<br />
Eigen bijdrage<br />
Op dit moment wordt voor de (ondersteunende en activerende) begeleiding geen eigen bijdrage<br />
geheven.<br />
Met ingang van 1 januari 2010 zal iedere verzekerde van 18 jaar en ouder die <strong>AWBZ</strong>-zorg verleend<br />
krijgt een eigen bijdrage gaan betalen, óók voor begeleiding.<br />
© CVZ 170
Uitvoeringsstructuur<br />
Inhoud<br />
Voor een goed begrip van de <strong>AWBZ</strong>-aanspraken is enig inzicht in de uitvoeringsstructuur van<br />
belang. Hieronder beschrijft het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> globaal de manier waarop de <strong>AWBZ</strong> nu werkt. Het<br />
systeem bestaat uit de volgende elementen: verzekerde aanspraken, indicatiestelling, zorginkoop,<br />
levering van zorg, bekostiging en verantwoording. Het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> beperkt zich hier tot de<br />
functiegerichte aanspraken. Het geeft ook kort aan hoe het fondsbeheer en de informatiestroom is<br />
geregeld en gaat heel kort in op de eigen bijdragen.<br />
© CVZ 171
Uitvoeringsstructuur: functiegerichte aanspraken<br />
Vóór 1 april 2003 hadden verzekerden aanspraak op zorg die was gedefinieerd door de soort<br />
instelling die de zorg leverde, zoals verzorgingshuiszorg, zorg door een instelling voor<br />
verstandelijk gehandicapten, een gezinsvervangend tehuis enz. De verzekerde kreeg een<br />
vaststaand pakket aan zorg, het was voor instellingen moeilijk om echt zorg op maat te leveren.<br />
Met de modernisering van de <strong>AWBZ</strong> is beoogd vraaggestuurde zorg mogelijk te maken: de<br />
aanspraken werden functiegericht beschreven. In plaats van de vroegere instellingsgerichte<br />
aanspraken kwamen er zeven functies:<br />
• huishoudelijke verzorging<br />
• persoonlijke verzorging<br />
• verpleging<br />
• ondersteunende begeleiding<br />
• activerende begeleiding<br />
• behandeling<br />
• verblijf<br />
Het vervoer naar ondersteunende of activerende begeleiding in dagdelen is ook een aanspraak,<br />
mits dit medisch noodzakelijk is.<br />
Het <strong>AWBZ</strong>-<strong>Kompas</strong> gaat in latere rubrieken in op de inhoud van de aanspraken. Hier volstaat te<br />
vermelden dat de functies verschillende doelen en inhoud hebben.<br />
Een verzekerde kan in meerdere of mindere mate zijn aangewezen op een of meer functies. Zo<br />
ontstaat er per persoon een mix van functies in verschillende omvang, die de verzekerde bij één of<br />
meer instellingen kan krijgen, in een vorm die hem aanspreekt: zorg op maat.<br />
Naast de functiegerichte aanspraken kent de <strong>AWBZ</strong> nog een aantal andere aanspraken. Alle <strong>AWBZ</strong>aanspraken<br />
zijn vastgelegd in het Besluit zorgaanspraken <strong>AWBZ</strong> (Bza).<br />
© CVZ 172
Uitvoeringsstructuur: indicatiestelling<br />
Procedure<br />
Om aanspraak te hebben op <strong>AWBZ</strong>-zorg is meestal een indicatiebesluit nodig van het<br />
indicatieorgaan. Het Zorgindicatiebesluit (ZIB) regelt in artikel 2 voor welke aanspraken van het Bza<br />
dat het geval is, namelijk voor:<br />
• persoonlijke verzorging<br />
• verpleging<br />
• ondersteunende begeleiding<br />
• activerende begeleiding<br />
• behandeling<br />
• verblijf<br />
• vervoer naar ondersteunende of activerende begeleiding in dagdelen<br />
• voorgezet verblijf in verband met een psychiatrische aandoening.<br />
Het ZIB [Artikel 2 ZIB, onderdelen a t/m e] maakt daarop een aantal uitzonderingen, namelijk:<br />
• Advies, instructie en voorlichting (AIV);<br />
• Consultatie door een verpleeghuisarts of arts voor verstandelijk gehandicapten;<br />
• Opname van de partner van een verzekerde die een somatische of psychogeriatrische<br />
grondslag heeft.<br />
Het ZIB bepaalt ook dat als er direct zorg nodig is, het zorgkantoor maximaal twee weken<br />
zorgverlening mag toestaan zonder indicatie. Het indicatieorgaan moet dan vóór het verstrijken<br />
van die twee weken een indicatie stellen.<br />
Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) stelt meestal de indicatie. Voor jeugdigen met een<br />
psychiatrisch probleem stelt het Bureau Jeugdzorg (BJZ) de indicatie vast.<br />
Het ZIB regelt vervolgens op welke manier het indicatieorgaan de indicaties stelt. De verzekerde of<br />
zijn vertegenwoordiger kan zowel schriftelijk als mondeling een aanvraag indienen.<br />
Het indicatieorgaan onderzoekt de situatie van de verzekerde en geeft binnen zes weken na de<br />
aanvraag een indicatiebesluit af waarin staat op welke zorg de verzekerde is aangewezen en in<br />
welke omvang dat is. Voor extramurale zorg geeft het indicatieorgaan de omvang per functie aan<br />
in klassen: een klasse is een bandbreedte van bijvoorbeeld 2 tot 3.9 uur. Als het gaat om zorg met<br />
verblijf geeft het indicatieorgaan aan op welke functies de verzekerde is aangewezen, en de totale<br />
omvang van de zorg in tijd [wijziging van artikel 13 Zorgindicatiebesluit per 1-4-2007 (Stb. 2006,<br />
655)].<br />
Ook geeft het indicatiebesluit de grondslag aan en hoelang de zorg nodig is.<br />
Het indicatiebesluit is een beschikking waartegen de verzekerde bezwaar kan maken op grond van<br />
de Algemene wet bestuursrecht. Als het CIZ een verzekerde in bezwaar geheel of gedeeltelijk in<br />
het ongelijk wil stellen moet het advies over de voorgenomen beslissing op bezwaar vragen aan<br />
het CVZ [Artikel 58 <strong>AWBZ</strong>]. Tegen de beslissing op bezwaar van het CIZ staat beroep open bij de<br />
rechtbank [Artikel 58 Awb]. Deze adviesprocedure geldt niet voor de indicatiestelling van de<br />
Bureaus Jeugdzorg.<br />
Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)<br />
De <strong>AWBZ</strong> regelt [Artikel 9a <strong>AWBZ</strong>] dat gemeenten een indicatieorgaan in stand houden. In eerste<br />
instantie (1998) waren er bijna 80 regionale indicatieorganen. Het bleek dat er te weinig<br />
uniformiteit was in de werkwijze van de indicatieorganen, waardoor mensen in vergelijkbare<br />
situaties, verschillende indicatiebesluiten kregen. Daarom is de indicatiestelling met ingang van 1<br />
januari 2005 gecentraliseerd. Alle gemeenten hebben de indicatiestelling opgedragen aan het<br />
Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), dat wordt gefinancierd door het ministerie van VWS.<br />
Recent is een wetsvoorstel ingediend om de centralisering van de indicatiestelling wettelijk te<br />
regelen in de <strong>AWBZ</strong> [Tweede Kamer 30926, nr. 2]. Het CIZ is dan een zelfstandig bestuursorgaan.<br />
Het CIZ is onderverdeeld in 6 districten. De website van het CIZ is www.ciz.nl.<br />
© CVZ 173
Beleidsregels indicatiestelling<br />
Artikel 11 Zorgindicatiebesluit (ZIB) geeft de minister of staatssecretaris de bevoegdheid<br />
beleidsregels te stellen over de wijze waarop het indicatieorgaan zijn taken uitvoert. De<br />
staatssecretaris heeft in maart 2007 van die bevoegdheid gebruik gemaakt.<br />
De beleidsregel indicatiestelling bestaat uit de volgende onderdelen:<br />
• een algemeen deel: hierin staan definities. Ook is hierin aangegeven op welke manier het<br />
CIZ de afweging maakt of en in hoeverre een verzekerde is aangewezen op <strong>AWBZ</strong>-zorg;<br />
• een deel dat gaat over de grondslagen: de achterliggende problematiek op grond waarvan<br />
iemand aanspraak maakt op <strong>AWBZ</strong>-zorg (zie de rubrieken "Gebruikelijke zorg" (algemeen)<br />
en "Gebruikelijke zorg" (gebruikelijke voorzieningen));<br />
• een deel over de criteria die het CIZ moet hanteren ten aanzien van gebruikelijke zorg die<br />
partners aan elkaar of ouders aan hun kinderen geacht worden te bieden;<br />
• per afzonderlijke functie een deel waarin de criteria staan die het CIZ moet hanteren om te<br />
bepalen of, en zo ja in welke mate de verzekerde is aangewezen op <strong>AWBZ</strong>-zorg.<br />
De beleidsregels zijn te vinden op de website van het CIZ: www.ciz.nl.<br />
© CVZ 174
Uitvoeringsstructuur: zorgkantoor en zorginkoop<br />
De zorgverzekeraars zijn ervoor verantwoordelijk dat de verzekerde zijn aanspraak op <strong>AWBZ</strong>-zorg<br />
kan realiseren. Omdat bij de <strong>AWBZ</strong> regionale afstemming van zorg nodig is om te voorzien in een<br />
klantgericht aanbod, hebben alle zorgverzekeraars de uitvoering van de <strong>AWBZ</strong> per regio<br />
gemandateerd aan één zorgverzekeraar, meestal de verzekeraar die van oudsher de meeste<br />
verzekerden in die regio heeft. Het onderdeel van de gemandateerde zorgverzekeraar dat de <strong>AWBZ</strong><br />
in een regio uitvoert heet het zorgkantoor.<br />
Er zijn 32 zorgkantoorregio’s. De indeling van regio’s staat op de website van Zorgverzekeraars<br />
<strong>Nederland</strong> (ZN): www.zn.nl.<br />
Als het gaat om zorg in het buitenland is dit niet gemandateerd. In die situaties is de eigen<br />
zorgverzekeraar, en niet het zorgkantoor verantwoordelijk voor de uitvoering.<br />
Het zorgkantoor koopt zorg in op grond van de beleidsregels die de <strong>Nederland</strong>se zorgautoriteit<br />
(Nza) voor de verschillende prestaties heeft vastgesteld. Een prestatie is vaak specifieker<br />
omschreven dan een functie. Bij persoonlijke verzorging maakt de NZa bijvoorbeeld onderscheid<br />
tussen planbare en onplanbare zorg.<br />
De beleidsregels van de NZa bepalen de maximum af te spreken prijs. Het staat partijen vrij een<br />
lagere prijs af te spreken.<br />
Het zorgkantoor koopt namens alle zorgverzekeraars zorg in voor de <strong>AWBZ</strong>-verzekerden in de<br />
regio. Het zorgkantoor vult in zijn inkoopbeleid de aanspraak concreet in, en zorgt voor een<br />
passend palet aan zorgproducten. Een aanbieder kan met één zorgkantoor een overeenkomst<br />
sluiten, namelijk het zorgkantoor van de regio waarin de instelling is gevestigd.<br />
Voor intramurale zorg geldt daarbij een contracteerplicht: zorgkantoor en aanbieder zijn verplicht<br />
een overeenkomst te sluiten, tenzij er ernstige bezwaren zijn. Voor extramurale zorg geldt een<br />
dergelijke contracteerplicht niet. In de overeenkomst tussen het zorgkantoor en de zorgaanbieder<br />
leggen beide partijen onder andere vast welke zorg de aanbieder moet leveren, de hoeveelheid en<br />
de prijs ervan.<br />
© CVZ 175
Uitvoeringsstructuur: zorgbemiddeling<br />
De verzekerde die een indicatie heeft kan zich wenden tot elke instelling die door het zorgkantoor<br />
is gecontracteerd. Omdat elk zorgkantoor namens alle verzekeraars de instelling heeft<br />
gecontracteerd kan hij zich ook wenden tot een instelling die buiten de regio van zijn zorgkantoor<br />
is gevestigd.<br />
Voor verzekerden die geen voorkeur hebben voor een bepaalde instelling of die op een wachtlijst<br />
komen, bemiddelt het zorgkantoor in de zorglevering. Het zorgkantoor verwijst de verzekerde zo<br />
mogelijk naar een aanbieder die de geïndiceerde zorg kan leveren. Als dat niet mogelijk is, regelt<br />
het zorgkantoor zonodig passende overbruggingszorg. Zorgkantoren richten hun werkwijze zelf<br />
in.<br />
© CVZ 176
Uitvoeringsstructuur: zorglevering<br />
Zorg in natura of persoonsgebonden budget<br />
De <strong>AWBZ</strong> is een “naturaverzekering”. Dat houdt in dat de verzekeraar ervoor moet zorgen dat de<br />
zorg, waarop de verzekerde is aangewezen, voor hem beschikbaar is. De zorg moet ook doelmatig<br />
en kwalitatief verantwoord zijn.<br />
De verzekerde heeft aanspraak op zorg ten opzichte van zijn zorgverzekeraar [Artikel 6, lid 3,<br />
<strong>AWBZ</strong>], i.c. het zorgkantoor, niet ten opzichte van de aanbieder. De zorgaanbieder levert de zorg<br />
aan de verzekerde op basis van de overeenkomst tussen aanbieder en zorgkantoor. Als de<br />
verzekerde ontevreden is over de geleverde zorg, kan hij het zorgkantoor daarop aanspreken,<br />
uiteraard nadat overleg met de aanbieder tot niets heeft geleid.<br />
Naast de levering van “Zorg in natura (ZIN)”, bestaat de mogelijkheid dat de verzekerde kiest voor<br />
een persoonsgebonden budget (PGB). De verzekerde ontvangt dan van het zorgkantoor een<br />
geldbedrag dat is gebaseerd op de geïndiceerde functies en klassen. Het bedrag is gebaseerd op<br />
75% van de kosten van ZIN. De reden is de besparing op de overheadkosten die bij ZIN aan de<br />
orde zijn.<br />
De verzekerde kan per functie kiezen of hij gebruik maakt van ZIN of een PGB. Als hij ook verblijf<br />
geïndiceerd heeft gekregen kan de verzekerde ervoor kiezen de overige functies en voor<br />
gemiddeld twee dagen per week verblijf een PGB te nemen.<br />
Met dat bedrag kan de verzekerde zelf zijn zorg inkopen. Een persoonsgebonden budget (PGB) is<br />
niet mogelijk voor behandeling, en ook niet voor continu verblijf. Voor tijdelijk verblijf<br />
(logeeropvang), maximaal 104 dagen per jaar, is wél een PGB mogelijk.<br />
Op de website www.pgb.cvz.nl staat uitgebreide informatie over het persoonsgebonden budget.<br />
Kwaliteit van zorg<br />
Het zorgkantoor koopt kwalitatief verantwoorde zorg in. De aanbieder is op grond van de<br />
overeenkomst met het zorgkantoor en op grond van artikel 2 Kwaliteitswet zorginstellingen<br />
verplicht verantwoorde zorg te leveren. De Kwaliteitswet zorginstellingen omschrijft verantwoorde<br />
zorg als volgt: “Onder verantwoorde zorg wordt verstaan zorg van goed niveau, die in ieder geval<br />
doeltreffend, doelmatig en patiëntgericht wordt verleend en die afgestemd is op de reële behoefte<br />
van de patiënt.”<br />
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) is belast met het toezicht op de kwaliteit van zorg.<br />
De normen die gelden voor verantwoorde zorg zijn door de brancheorganisaties van<br />
zorgaanbieders, cliëntorganisaties en beroepsorganisaties in afstemming met de IGZ, VWS en ZN<br />
concreet uitgewerkt.<br />
Zie de volgende websites:<br />
www.actiz.nl, www.loc.nl.<br />
© CVZ 177
Uitvoeringsstructuur: bekostiging en verantwoording<br />
De prijs die de aanbieder ontvangt voor de levering van zorg is in de overeenkomst met het<br />
zorgkantoor vastgesteld. Die prijs mag op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg niet<br />
hoger zijn dan het maximum dat de <strong>Nederland</strong>se Zorgautoriteit in beleidsregels heeft vastgesteld.<br />
De aanbieder meldt aan het zorgkantoor wanneer de zorg is begonnen en beëindigd, en<br />
verantwoordt zich over de geleverde kwaliteit. Daarvoor staan het zorgkantoor verschillende<br />
methoden ter beschikking: certificering, klanttevredenheidsonderzoek en materiële controle, wat<br />
onder meer inhoudt dat het zorgkantoor steekproefsgewijs controleert of de zorg kwalitatief en<br />
kwantitatief voldoende was.<br />
© CVZ 178
Uitvoeringsstructuur: fondsbeheer en toezicht<br />
De kosten van de <strong>AWBZ</strong> worden opgebracht door wettelijk verplichte premies, eigen bijdragen en<br />
rijksbijdragen [Wet financiering sociale verzekeringen]. Deze gelden vloeien naar het Algemeen<br />
Fonds Bijzondere Ziektekosten, dat door het CVZ wordt beheerd.<br />
Het CVZ betaalt via het Centraal Administratie Kantoor (CAK) voorschotten aan de zorgkantoren op<br />
basis van de gerealiseerde productie.<br />
De <strong>Nederland</strong>se Zorgautoriteit toetst de rechtmatigheid van de uitgaven van zorgkantoren.<br />
© CVZ 179
Uitvoeringsstructuur: <strong>AWBZ</strong>-brede zorgregistratie (AZR)<br />
Om de gegevensstroom tussen het indicatieorgaan, het zorgkantoor en de zorgaanbieder digitaal<br />
mogelijk te maken, is de <strong>AWBZ</strong>-brede Zorgregistratie (AZR) ontwikkeld.<br />
Het indicatieorgaan voert de indicatie in de AZR in, en verstuurt die naar het zorgkantoor. Als een<br />
aanbieder zorg gaat leveren aan een verzekerde meldt de aanbieder dit via de AZR aan het<br />
zorgkantoor. Ook als de zorg wordt beëindigd meldt de aanbieder dat via de AZR aan het<br />
zorgkantoor. Het zorgkantoor kan die informatie gebruiken om te beoordelen of de geleverde<br />
zorg binnen de indicatie valt, en of er sprake is van wachtlijsten.<br />
Op termijn is het ook mogelijk dat de AZR wordt gebruikt voor de heffing van eigen bijdragen.<br />
Uitgebreide informatie over de AZR is te vinden op www.zorgregistratie.nl.<br />
© CVZ 180
Uitvoeringsstructuur: eigen bijdragen<br />
Voor veel <strong>AWBZ</strong>-zorg is een eigen bijdrage verschuldigd. De eigen bijdrage is inkomensafhankelijk,<br />
en is verschillend voor extramurale zorg en intramurale zorg.<br />
De eigen bijdrage voor extramurale zorg is gebaseerd op het aantal uren genoten zorg.<br />
Afhankelijk van het inkomen is er een bovengrens aan de verschuldigde eigen bijdrage.<br />
Voor intramurale zorg is, afhankelijk van de omstandigheden, de zogenaamde “hoge eigen<br />
bijdrage” of de “lage eigen bijdrage” verschuldigd. Het maakt bijvoorbeeld uit of de verzekerde<br />
nog een partner of inwonende kinderen heeft, en of het de verwachting is dat verzekerde weer<br />
naar huis zal gaan. De berekening van de eigen bijdrage is alleen op individueel niveau mogelijk.<br />
Op de site van het Centraal Administratie Kantoor (CAK) is uitgebreidere informatie te vinden over<br />
de eigen bijdrage (zie www.hetcak.nl).<br />
© CVZ 181
Uitvoeringsstructuur: vrijwillige bewonersbijdrage voor extra diensten<br />
Instellingen die verblijf bieden moeten ten laste van hun eigen budget alle verblijfselementen<br />
leveren die tot de verzekerde aanspraak horen (zie de rubriek "Verblijf"). Daarvoor mag de<br />
instelling geen extra bijdrage aan de verzekerde vragen. De verzekerde is alleen de wettelijke<br />
eigen bijdrage verschuldigd.<br />
Wel is het mogelijk dat de instelling aanvullend op het verzekerde pakket extra diensten aanbiedt,<br />
zoals het wassen van de eigen kleding van de verzekerde. Voor de diensten die niet tot het<br />
verzekerde pakket horen, mag de instelling een vergoeding vragen aan de verzekerde.<br />
De instelling mag de bewoner niet verplichten de aanvullende diensten af te nemen. De instelling<br />
moet de bewoner informeren over het vrijwillige karakter ervan: de bewoner kan er altijd voor<br />
kiezen van de extra diensten af te zien, ook als de cliëntenraad akkoord is met de prijsstelling<br />
ervan.<br />
© CVZ 182
Uitvoeringsstructuur: zorg in natura en restitutie<br />
De <strong>AWBZ</strong> is een verzekering in natura. De instelling die verblijf levert moet alle verblijfselementen<br />
in natura leveren. Voor sommige onderdelen, zoals de broodmaaltijd, kan de instelling met de<br />
verzekerde overeenkomen dat de instelling een geldbedrag aan de bewoner geeft, die dan zelf<br />
voorziet in het betreffende deel van het verblijf.<br />
Noch de instelling, noch de verzekerde kan een dergelijke restitutie afdwingen. Het is alleen<br />
mogelijk als beiden ermee akkoord gaan. De verzekerde kan altijd levering in natura verlangen,<br />
ook als hij eerder met restitutie akkoord was gegaan. Hetzelfde geldt voor de instelling.<br />
© CVZ 183
Lijst met afkortingen<br />
AB-Alg Activerende begeleiding individueel (Syn: AB-Ind)<br />
AB-Dag Activerende begeleiding in dagprogramma (Syn: AB-Groep)<br />
AB-Groep Activerende begeleiding in dagprogramma (Syn: AB-Dag)<br />
AB-IND Activerende begeleiding individueel (Syn: AB-Alg)<br />
ADL Algemene dagelijkse levensverrichtingen<br />
AIV Advies, Instructie en Voorlichting<br />
AMW Algemeen Maatschappelijk Werk<br />
<strong>AWBZ</strong> Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten<br />
AZR <strong>AWBZ</strong>-brede Zorgregistratie<br />
Besluit Zv Besluit Zorgverzekering<br />
BH Behandeling<br />
Bza Besluit zorgaanspraken <strong>AWBZ</strong><br />
CAK Centraaal Administratie Kantoor Bijzondere Zorgkosten<br />
CIZ Centrum Indicatiestelling Zorg<br />
CSLM-zorg Complexe, systematische, langdurige en multidisciplinaire zorg<br />
CVA Cerebrovasculair accident<br />
CVZ College voor zorgverzekeringen<br />
DSM-IV Diagnostical and Statistical Manual of Mental Disorders nr. IV<br />
<strong>GGZ</strong> Geestelijke Gezondheidszorg<br />
GVS Geneesmiddelenvergoedingssysteem<br />
HBO Hoger beroepsonderwijs<br />
ICD International Classification of Diseases<br />
ICF International Classification of Functioning<br />
MBO Middelbaar beroepsonderwijs<br />
MMOA Medisch moeilijk objectiveerbare aandoening<br />
NIZW <strong>Nederland</strong>s Instituut vor Zorg en Welzijn<br />
NLD Non-Learning Disorder<br />
NPI <strong>Nederland</strong>s Psychoanalytisch Instituut<br />
OB-Alg Ondersteunende begeleiding individueel (syn: OB-Ind)<br />
OB-Dag Ondersteunende begeleiding in groepsverband (gedurende dagdelen). Syn: OB-<br />
Groep<br />
OB-Groep Ondersteunende begeleiding in groepsverband (gedurende dagdelen)<br />
OB-Ind Ondersteunende begeleiding individueel (syn: OB-Alg)<br />
O<strong>GGZ</strong> Openbare geestelijke gezondheidszorg<br />
PV Persoonlijke verzorging<br />
RZA Rechtspraak zorgverzekeringen<br />
SPV Sociaal-psychiatrisch verpleegkundige<br />
UWV Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen<br />
VB Verblijf<br />
VP Verpleging<br />
VSO Voortgezet speciaal onderwijs<br />
Wia Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen<br />
Wmo Wet maatschappelijke ondersteuning<br />
Wsw Wet sociale werkvoorziening<br />
Zib Zorgindicatiebesluit<br />
ZFW Ziekenfondswet<br />
ZN Zorgverzekeraars <strong>Nederland</strong><br />
Zvw Zorgverzekeringswet<br />
© CVZ 184