Activeren, tenzij - TiasNimbas Business School
Activeren, tenzij - TiasNimbas Business School
Activeren, tenzij - TiasNimbas Business School
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
prof.dr. T.M. Berkhout *<br />
<strong>Activeren</strong>, <strong>tenzij</strong>:<br />
ingrijpende<br />
renovaties en<br />
transformaties van<br />
vastgoedcomplexen<br />
Zonder overdrijving kunnen we stellen dat de bouwsector<br />
zwaar te lijden heeft van de aanhoudende financiële crisis.<br />
Onzekerheid troef over economische vooruitzichten, terwijl<br />
het overheidsbeleid voor de sector, op zijn zachtst gezegd,<br />
niet dat lijkt op te leveren wat men ervan verwacht. Investeringen<br />
in nieuwbouw worden uitgesteld of getemporiseerd<br />
in afwachting van gunstiger tijden. In de bouwsector hoopt<br />
men dat de renovatie van de oude voorraad gebouwen het<br />
gemis aan nieuwbouwproductie nog enigszins zal compenseren.<br />
Vooralsnog is dat op macroniveau niet het geval.<br />
Toch zien wij in de (fiscale) praktijk dat voor tientallen<br />
miljoenen euro’s grootschalige renovatiewerkzaamheden<br />
aan woningcomplexen worden uitgevoerd. Gehele wijken<br />
worden aangepakt en grootschalige renovatie- en transformatietrajecten<br />
van andere gebouwencomplexen worden in<br />
gang gezet. Zo blijft er tenminste nog enig werk aan de<br />
winkel.<br />
Voor woningcorporaties gaan er miljarden euro’s per jaar<br />
om in renovaties van bestaande gebouwen. In sommige<br />
bestaande woningen wordt zelfs voor € 140.000 aan materialen<br />
en werk geïnvesteerd, bijkans het bedrag waarvoor<br />
een nieuwe opstal kan worden gebouwd. Dit soort renovatieprojecten<br />
riepen en roepen – wederom of nog steeds –<br />
in de fiscale praktijk de nodige vragen op. Want dat er fiscale<br />
consequenties aan de interpretatie van het begrip ‘renovatie’<br />
verbonden zijn, laat zich raden. Wat vervangen<br />
kan worden met een renovatie, kan fiscaal in aftrek worden<br />
gebracht. Onderhoud nietwaar? Maar als een object door<br />
een volledige metamorfose ‘als nieuw’ kan worden gepercipieerd,<br />
zullen de renovatiekosten geactiveerd moeten<br />
worden. En daar ligt een spanningsveld waarop de inspecteur<br />
en de adviseur de degens kruisen. Dit steekspel staat<br />
in deze bijdrage centraal.<br />
De klassieke, feitelijke en soms innerlijk tegenstrijdige jurisprudentie<br />
over onderhoud en verbetering heeft veelal<br />
betrekking op renovaties van gebouwonderdelen of afzonderlijke<br />
gebouwen als woningen of kleinschalige projecten;<br />
niet op grootschalige renovaties. In het fiscale speelveld<br />
hanteert men tal van aanduidingen voor renovatie- en verbouwingswerkzaamheden.<br />
Het algemeen spraakgebruik bij<br />
monde van het woordenboek (Van Dale) verstaat onder re-<br />
* Prof.dr. T.M. Berkhout is verbonden aan de Nyenrode <strong>Business</strong><br />
Universiteit en aan het Belastingdienst/Vastgoedkenniscentrum.<br />
Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht 16 mei 2013<br />
novatie ‘het door ingrijpende verbouwing weer bewoonbaar<br />
maken van een huis of stadswijk’. In deze bijdrage gebruik<br />
ik de term ‘renovatie’ als koepelbegrip verbouwingswerkzaamheden<br />
aan woningen en niet-woningen aan te duiden.<br />
Er is rechtspraak over renovaties in de particuliere sfeer en<br />
de winstsfeer, waarbij begrippen als ‘onderhoud’, ‘verbetering’,<br />
(wezenlijke) ‘verandering’, ‘modernisering’ en ‘radicale<br />
vernieuwing’ verschillend geïnterpreteerd worden. In<br />
deze opiniërende bijdrage wil ik een aantal uitgangspunten<br />
formuleren en fiscale vragen uit de huidige grootschalige<br />
renovatie- en transformatiepraktijk beantwoorden.<br />
Het fiscale begrippenarsenaal<br />
Fiscaal gesproken hebben we te maken met vier begrippen<br />
die elk voor zich redelijk eenduidig geformuleerd zijn: onderhoud,<br />
verbetering, modernisering en radicale vernieuwing.<br />
Onderhoud en verbetering<br />
De Hoge Raad definieerde in BNB 1957/190 onderhouds- en<br />
verbeteringskosten. 1 Het college gaf een behandeling aan<br />
voor uitgaven die zowel een onderhouds- als een verbeteringscomponent<br />
kennen. De formuleringen waren toen al<br />
vele decennia gangbaar in de fiscaliteit. 2 Het betrof uitgaven<br />
voor een woning die de belanghebbende ook zelf bewoonde.<br />
Als kosten van onderhoud — en die mogen als verwervingskosten<br />
in mindering van de opbrengst worden toegelaten<br />
— zijn de kosten te beschouwen die gemaakt worden voor<br />
werkzaamheden en materialen die dienen om een huis,<br />
zoals dit bij de stichting of na latere verandering bestond,<br />
in bruikbare staat te houden en aldus achteruitgang en<br />
verval te voorkomen.<br />
Als kosten van verbetering die niet voor aftrek in aanmerking<br />
komen, zijn die kosten te beschouwen die gemaakt<br />
zijn voor werkzaamheden en materialen die dienen om aan<br />
een gebouw in vergelijking met de toestand, waarin het<br />
zich bij de stichting of na mogelijke latere wijzigingen bevond,<br />
een wezenlijke verandering aan te brengen, waardoor<br />
het naar inrichting, aard of omvang wijziging ondergaat.<br />
En ook al is niet elke verandering een verbetering, de Hoge<br />
Raad gebruikt ‘verandering’ wel in verband met ‘verbete-<br />
1 HR 24 april 1957, nr. 13.193, BNB 1957/190, betreffende art. 14, lid<br />
2. Besluit IB 1941.<br />
2 HR 15 juni 1927, B. 4077.<br />
1
2013/982 OPINIE<br />
ring’. Terwijl ‘vernieuwing’ ook in verband wordt gebracht<br />
met ‘verbetering.’<br />
Deze lijn trok de Hoge Raad door en scherpte hij aan in een<br />
procedure over de aftrekbaarheid van onderhoudskosten<br />
in de privésfeer (BNB 1998/413). 3 De procedure betrof verhuurde<br />
garagepanden die in verband met (milieu)wetgeving<br />
aangepast moesten worden. Het hof had eerder geoordeeld<br />
— onder verwijzing naar BNB 1957/190 — dat de uitgaven<br />
in hun geheel aftrekbare onderhoudskosten waren. De<br />
werkzaamheden waren nodig om de panden met het oog<br />
op de verscherpte milieuwetgeving in bruikbare staat te<br />
houden en om achteruitgang en verval, in milieutechnisch<br />
opzicht, te voorkomen. Maar de Hoge Raad oordeelde anders.<br />
Het hof miskende volgens ons hoogste rechtscollege<br />
dat het voor de beantwoording van de vraag of we te maken<br />
hebben met onderhouds- of verbeteringskosten, aankomt<br />
op de aard van de werkzaamheden in bouwtechnische zin. Het<br />
verwijzingshof moest onderzoeken in hoeverre de werkzaamheden<br />
naar hun aard hadden gediend om het vastgoed<br />
– in vergelijking met de toestand waarin dit zich bij de<br />
stichting of na latere verandering had bevonden – ‘in<br />
bruikbare staat te herstellen en aldus de ingetreden achteruitgang<br />
op te heffen dan wel daaraan een wezenlijke verandering<br />
aan te brengen waardoor ze naar inrichting, aard of<br />
omvang een wijziging hebben ondergaan.’ 4<br />
Voor de kwalificatie fiscaal onderhoud gaat het erom de<br />
teruggang van de zaak in bouwtechnische zin, vergeleken<br />
met de toestand bij stichting of na latere verandering, op<br />
te heffen (‘de loutere herstelling of vernieuwing van wat<br />
versleten is of onbruikbaar is geworden’). Het gaat om<br />
herstel van de bouwtechnische toestand en niet om herstel<br />
van enige andere vorm van bruikbaarheid. 5 Van onderhoud<br />
is geen sprake wanneer er iets aan de onroerende zaak<br />
wordt toegevoegd of gewijzigd, wat er in bouwtechnische<br />
zin bij stichting of na latere verandering niet was. In de<br />
fiscale praktijk wordt wel treffend gezegd: ‘je kunt geen<br />
onderhoud plegen aan iets wat er niet is.’<br />
Of er op basis van wet- of regelgeving noodzakelijke aanpassingen<br />
moeten worden aangebracht – ik noem: brandwerende<br />
materialen toevoegen, sloten met politiekeurmerk<br />
aanbrengen, voldoen aan milieutechnische voorschriften<br />
– is van geen belang voor de vraag of er sprake is van onderhoud<br />
of verbetering. Evenmin is het van belang of het herstel<br />
in oude toestand onnuttig of onevenredig duur in vergelijking<br />
met andere (goedkopere, modernere, betere) materialen<br />
zou zijn. 6 Vertrekpunt voor de fiscale beoordeling<br />
van de kosten is uitsluitend de bouwtechnische toestand<br />
aan de vooravond van de renovatiewerkzaamheden. Als<br />
bijvoorbeeld eerst een roedeverdeling in de ramen zat die<br />
tijdens een latere renovatie is weggehaald, is het terugbrengen<br />
van roedeverdeling een verbetering.<br />
Modernisering<br />
In de casus van BNB 1957/190 gaf de Hoge Raad ook regels<br />
voor uitgaven die zowel een onderhouds- als een verbeteringscomponent<br />
kennen. De kosten die gemaakt waren<br />
voor de verbetering van de verwarming van een bepaald<br />
3 HR 7 oktober 1998, nr. 31.810, BNB 1998/413, art. 35 Wet IB 1964.<br />
4 Hof Amsterdam legde nog een verband met afschrijvingen. De<br />
kosten behoorden tot de aftrekbare kosten, behoudens voor zover<br />
in het verleden bij de afschrijving geen rekening was gehouden met<br />
tussentijdse maatregelen als de onderhavige. Gezien het gehanteerde<br />
afschrijvingspercentage was dat laatste niet het geval geweest.<br />
2<br />
gedeelte van een huis en voor de vervanging van de kolenstookinstallatie<br />
door een oliestookinstallatie, waren kosten<br />
van verbetering. En die kwamen niet voor aftrek in aanmerking<br />
voor zover ze meer hadden bedragen dan de kosten<br />
voor normaal onderhoud, die de belanghebbende anders<br />
had moeten maken om de centrale verwarming naar behoren<br />
te laten werken.<br />
Uit deze overweging kan men de regel destilleren dat verbeteringskosten<br />
niet in aftrek komen, voor zover ze meer<br />
bedragen dan de kosten van onderhoud die men bij herstel<br />
in de oorspronkelijke toestand had moeten maken. Als<br />
verbeteringsuitgaven minder bedragen dan de uitgaven<br />
voor herstel in de bouwtechnische toestand aan de vooravond<br />
van de renovatie, komen ze — in beginsel, waarover<br />
later meer — in aftrek. In de fiscale rechtspraak worden<br />
deze uitgaven wel als ‘moderniseringsuitgaven’ betiteld.<br />
In BNB 1980/231 ging het om een boer die in een bestaande<br />
schuur oude houten kalverboxen had vervangen door<br />
nieuwe stenen boxen. 7 Hij stelde dat vervanging goedkoper<br />
was dan herstel en ‘dus’ had hij de kosten geheel ten laste<br />
van de winst gebracht. De Hoge Raad oordeelde dat de vervanging<br />
van houten kalverboxen door stenen exemplaren<br />
in de regel geen wezenlijke verandering van de schuur tot<br />
gevolg had gehad: het waren en bleven nog steeds kalverboxen.<br />
Dat de boxen nu van steen waren en de schuur<br />
daarmee was gemoderniseerd, waardoor hij beter dienstbaar<br />
was geworden aan het bedrijf, was onvoldoende om van<br />
een wezenlijke verandering te spreken. Als de boer ertoe<br />
overging kalverboxen in een schuur te vervangen door<br />
grotere en betere, moest men van de totale uitgaven een<br />
zodanig deel als onderhoudskosten beschouwen, als nodig<br />
geweest zou zijn om alleen maar datgene te herstellen wat<br />
versleten of onbruikbaar was geworden. Het overige was<br />
dan een uitgave tot verandering die geactiveerd moest<br />
worden. Ook hier zien wij dat de Hoge Raad bouwtechnisch<br />
— vergelijk BNB 1998/413 voor de privésfeer — toetst of er<br />
sprake is van onderhoud of verbetering. Of het vervangende<br />
‘sneller, hoger of sterker’ is, doet niet ter zake. Een koppeling<br />
tussen enerzijds de verhoging van de huurwaarde of -<br />
prijs en marktwaarde en anderzijds het begrip ‘verbetering’<br />
wordt fiscaal niet gemaakt. 8<br />
Radicale vernieuwing<br />
Het begrip ‘radicale vernieuwing’ moet men interpreteren<br />
in de context van de particuliere sfeer en de winstsfeer. Het<br />
begrip werd van oudsher voornamelijk gereserveerd voor<br />
en gebruikt in de particuliere sfeer; tegenwoordig bij de<br />
monumentenregeling (art. 6.31 Wet IB 2001).<br />
Primair wordt beoordeeld of het pand als zodanig, vóór de<br />
aanvang van de werkzaamheden, nog een bron van inkomen<br />
is: op lange termijn moeten de baten van de woning de<br />
kosten (exclusief financieringskosten) overtreffen; de economische<br />
huurwaarde is positief. Als er geen sprake is van<br />
een bron, kunnen de onderhoudskosten niet in aftrek<br />
worden gebracht. Bijvoorbeeld omdat het gaat om een krot,<br />
een onbewoonbaar pand of een object dat voor verkoop is<br />
verworven en bestemd. Kosten voor de instandhouding van<br />
5 Onder ‘bouwtechnische toestand’ begrijp ik ook de installatietechnische<br />
toestand.<br />
6 Vergelijk HR 20 oktober 1971, nr. 16.591, BNB 1971/237.<br />
7 HR 3 oktober 1979, nr. 19.452, BNB 1980/231, art. 9 Wet IB 1964.<br />
8 Voor de jaarverslaggeving kan dit anders liggen, maar deze regels<br />
zijn voor de fiscaliteit niet maatgevend.<br />
16 mei 2013 Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht
OPINIE 2013/982<br />
de bron zijn daarentegen wel aftrekbaar. Kosten voor verkrijging<br />
of verbetering van de bron zelf zijn bronkosten,<br />
maar weer niet aftrekbaar.<br />
Subsidiair komt de vraag aan bod of er in bouwkundig opzicht<br />
sprake is van radicale vernieuwing. Hiervoor is het niet van<br />
doorslaggevend belang of er met de verbouwing zelfstandige<br />
wooneenheden ontstaan of tenietgaan, al kan dat wel enig<br />
licht werpen op de aard van de kosten. 9 Als er 1. wél een<br />
bron is bij aanvang van de werkzaamheden, maar die gaat<br />
door een ‘radicale vernieuwing’ teniet en als er 2. na voltooiing<br />
van het werk een nieuwe bron ontstaat, mogen de<br />
kosten niet in aftrek worden gebracht. De redenering is dat<br />
er nieuwbouw is gerealiseerd: er is een onroerende zaak<br />
gekomen die voordien niet bestond. De kosten worden dan<br />
aangemerkt als stichtingskosten van een nieuwe bron.<br />
Uit BNB 2012/153 – het ging om de verbouwing van een<br />
monumentale koekfabriek tot een appartementencomplex<br />
– mogen wij afleiden dat grootscheepse verbouwingen niet<br />
automatisch leiden tot radicale vernieuwing. 10 Onderhoudskosten<br />
kunnen in aftrek worden gebracht als er in bouwkundig<br />
opzicht zo weinig is veranderd dat niemand in redelijkheid<br />
kan volhouden dat de werkzaamheden hebben<br />
geleid tot een zodanig radicale vernieuwing dat er in<br />
bouwkundig opzicht van nieuwbouw kan worden gesproken.<br />
11<br />
Twee vragen zijn relevant voor de beoordeling of er in<br />
bouwkundige zin een nieuw gebouw is ontstaan. Ten eerste:<br />
is de constructie (fundament en dragende delen) gewijzigd?<br />
Zo ja, dan is er in bouwkundig opzicht sprake van sloop<br />
van oudbouw en eventueel vervanging door nieuwbouw.<br />
Ten tweede: is de bouwkundige identiteit onherkenbaar<br />
gewijzigd? Met andere woorden: zijn de bouwtechnische<br />
ingrepen zodanig ingrijpend dat de bouwkundige identiteit<br />
van het gebouw onherkenbaar wordt gewijzigd zodat het<br />
niet meer met het eerder aanwezige gebouw kan worden<br />
vereenzelvigd? Een bestemmings- of functiewijziging (bijvoorbeeld<br />
van pakhuis of koekfabriek tot appartementencomplex)<br />
doet niet ter zake, als de identiteit van het oude<br />
gebouw (voormalig pakhuis, koekfabriek) herkenbaar is<br />
gebleven.<br />
Van Dijck schreef vijftien jaar vóór dit arrest dat we van<br />
een radicale vernieuwing kunnen spreken als het oorspronkelijke<br />
pand als zodanig niet in het uiteindelijke resultaat<br />
na verbouwing is terug te zien. Als een onbewoonbaar verklaarde<br />
woning teruggebracht wordt in haar oorspronkelijke<br />
staat, is er geen radicale vernieuwing. Een onbewoonbaar<br />
verklaarde woning die omgetoverd wordt tot een comfortabele<br />
vakantiewoning, is wel een radicale vernieuwing.<br />
Hiervan is volgens Van Dijck in elk geval sprake als volledige<br />
nieuwbouw goedkoper zou zijn geweest dan als oude gedeelten,<br />
zoals een oude buitenmuur of een oude vloer, opnieuw<br />
gebruikt zouden zijn. Met andere woorden: als de<br />
oude bouw alleen maar als bouwplaats fungeerde of op<br />
grond van bouwvoorschriften niet verwijderd kon worden. 12<br />
9 Hof Amsterdam 3 juni 2003, nr. 02/2023, NTFR 2004/13, V-N<br />
2004/19.1.10, art. 35 Wet IB 1964. De Hoge Raad doet de zaak af met<br />
81 RO, 21 januari 2005, nr. 40.065, NTFR 2005/133, V-N 2005/12.1.6.<br />
10 HR 24 februari 2012, nr. 10/05560, NTFR 2012/538, BNB 2012/155,<br />
zie met name rechtsoverweging 4.3.7.2. van Hof Den Bosch, art.<br />
6.31 Wet IB 2001.<br />
11 HR 10 februari 1999, nr. 34.012, BNB 1999/154.<br />
12 HR 24 september 1997, nr. 32.756, FED 1997/765, art. 35 Wet IB<br />
1964.<br />
Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht 16 mei 2013<br />
Wanneer er bij een grootscheepse verbouwing geen sprake<br />
is van een radicale vernieuwing, is het nog mogelijk dat de<br />
kosten volledig als verbeteringskosten worden aangemerkt.<br />
Een belanghebbende verbouwde de zolderetage van een<br />
pand, waar voorheen de bergingen van de eerste, tweede<br />
en derde etage waren gesitueerd. Daarbij werden op de<br />
zolderetage een woonruimte met open keuken, een slaapkamer,<br />
een toiletruimte, een badkamer en een hal en drie<br />
kleinere bergingen voor de eerste, tweede en derde etage<br />
gerealiseerd. Na de verbouwing had de belanghebbende de<br />
woonruimte verhuurd. Er was geen sprake van radicale<br />
vernieuwing. Edoch, de kosten van de verbouwing moesten,<br />
gelet op de aard en omvang van de werkzaamheden, volledig<br />
als kosten van verbetering worden aangemerkt. 13<br />
Radicale vernieuwing – winstsfeer<br />
In de winstsfeer gebruikt men de woordcombinatie ‘radicale<br />
vernieuwing’ ook. Als in de winstsfeer sprake is van een<br />
technisch en economisch ‘hoogst verouderde toestand’ van<br />
een vastgoed aan de vooravond van de werkzaamheden,<br />
brengt goed koopmansgebruik mee dat de renovatiekosten<br />
geactiveerd moeten worden (BNB 1958/14). 14 Ik interpreteer<br />
deze uitspraak zo, dat er sprake is van een object dat geheel<br />
versleten en onbruikbaar is en waarvan de technische en<br />
economische slijtage al ten laste van de winst is gekomen<br />
door middel van afschrijvingen en eventuele ‘vóórsloopse’<br />
afwaarderingen.<br />
In BNB 1958/296 werd een bedrijfsgebouw (woonhuis annex<br />
veestal) grondig verbouwd en hersteld. 15 Een bouwvallig<br />
gedeelte werd geheel afgebroken. In het overblijvende gedeelte<br />
werd een groot aantal veranderingen en vernieuwingen<br />
aangebracht. Met de verbouwing werd een verbetering<br />
verkregen waarbij de belanghebbende over een reeks van<br />
jaren gebaat zou zijn. De Hoge Raad oordeelde dat de verbouwing<br />
niet op één lijn kon worden gesteld met het onderhoud<br />
dat op de instandhouding van het bedrijfsmiddel<br />
gericht was en periodiek weerkeerde; ook niet als ‘groot<br />
onderhoud.’ Goed koopmansgebruik eist dat de boekwaarde<br />
van het pand wordt verhoogd met het bedrag van de kosten<br />
die aan deze duurzame verbetering besteed zijn, waarna<br />
men op de aldus verhoogde boekwaarde dient af te schrijven.<br />
Hof Amsterdam gebruikte in 1996 de term ‘radicale vernieuwing’<br />
voor de verbouwing van een bovenwoning tot twee<br />
wooneenheden. 16 De indeling van de bovenwoning, die<br />
oorspronkelijk uit twee verdiepingen bestond, was ingrijpend<br />
gewijzigd en er waren nieuwe voorzieningen getroffen.<br />
Daardoor was de oorspronkelijke functie van één ouderwetse<br />
bovenwoning boven een laat negentiende-eeuws winkelpand<br />
veranderd in twee moderne appartementen. Het gedeelte<br />
dat boven de winkel van de belanghebbende lag, had<br />
daarmee een radicale vernieuwing ondergaan. De totale<br />
kosten van de verbouwing/renovatie moesten worden geactiveerd.<br />
Er kwamen geen onderhoudskosten in aftrek. De<br />
13 Hof Amsterdam 3 juni 2003, nr. 02/2023, NTFR 2004/13, V-N<br />
2004/19.1.10, art. 35 Wet IB 1964. De Hoge Raad doet de zaak af met<br />
81 RO, 21 januari 2005, nr. 40.065, NTFR 2005/133, V-N 2005/12.1.6.<br />
14 Hof Den Haag 10 oktober 1957, nr. 34/1957, BNB 1958/14, art. 7 Wet<br />
IB 1964.<br />
15 HR 17 september 1958, nr. 13.672, BNB 1958/296, art. 7 Wet IB 1964.<br />
16 Hof Amsterdam 23 januari 1996, nr. 94/2956, V-N 1996/2101, 14, art<br />
9 Wet IB 1964.<br />
3
2013/982 OPINIE<br />
omstandigheid dat de voormalige bovenwoning ook achterstallig<br />
onderhoud had, dat in het kader van de 'radicale<br />
vernieuwing' was hersteld, deed daaraan niets af. De kosten<br />
voor de vervanging van het dak, een ander onderdeel van<br />
het object, kwamen wel in aftrek: ongeacht wat er onder<br />
lag, bleef het immers nog steeds een dak.<br />
Vergelijkbare situaties zijn aan de orde wanneer een verhuurd<br />
object zeer ingrijpend ‘tegen nieuwbouwkosten’<br />
wordt verbouwd; in de praktijk wel als ‘vernieuwbouw’<br />
getypeerd. Het CBS rapporteerde dat de gemiddelde bouwkosten<br />
in 2011 van een huurwoning € 100.000 bedroegen,<br />
van een koopwoning € 140.000. Als bestaande woningen<br />
tegen deze bedragen worden gerenoveerd, is er in mijn<br />
optiek sprake van een ‘zeer ingrijpende verbouwing’ of van<br />
een ‘substantiële renovatie’ en moeten de uitgaven geactiveerd<br />
worden.<br />
Wel of niet activeren in de winstsfeer: toerekenen<br />
In de literatuur wordt wel gesteld dat de Hoge Raad kosten<br />
in de winstsfeer eerder als kosten van verbetering en dus<br />
te activeren kosten ziet dan in de privésfeer. In de privésfeer<br />
wordt de problematiek immers vanuit het object benaderd:<br />
wordt het object veranderd? Terwijl in de winstsfeer de<br />
betekenis van de uitgaaf voor de ondernemer op de voorgrond<br />
staat. 17 Wat daar (de argumentering) ook van zij, ik<br />
ben van mening dat het relevante onderscheid gezocht<br />
moet worden in de toerekeningssystematiek van goed<br />
koopmansgebruik: wanneer kosten, veroorzaakt door het<br />
gebruik binnen de onderneming, al zijn toegerekend aan<br />
een eerder jaar of aan het onderhavige gebruiksjaar, worden<br />
de daaropvolgende uitgaven geactiveerd en afgeschreven.<br />
Anders gezegd: wanneer eerder in de winstberekening met<br />
de onderhoudskosten van vastgoed rekening is gehouden<br />
door middel van afschrijvingen, afwaarderingen of dotaties<br />
aan een voorziening of een kostenegalisatiereserve, wordt<br />
de daarop betrekking hebbende uitgave geactiveerd.<br />
In de winstsfeer zijn er tal van omstandigheden te noemen<br />
waarin men tot activering van renovatiekosten moet overgaan.<br />
Het dagelijkse onderhoud van bedrijfsmiddelen, die<br />
de kwaliteitsvermindering van bouw- en installatiedelen<br />
vertragen, is aftrekbaar. Maar voor ingrijpende renovaties<br />
van bedrijfsmiddelen geldt als uitgangspunt: ‘activeren,<br />
<strong>tenzij</strong>.’<br />
Op zichzelf vormt de aanzienlijke omvang van onderhoudskosten<br />
geen aanleiding om de gevraagde aftrek niet te verlenen.<br />
18 Onderhoudskosten van vastgoed dat tot de residuwaarde<br />
is afgeschreven, zijn aftrekbaar. 19 Volgens goed<br />
koopmansgebruik mogen de kosten van vele jaren verwaarloosd<br />
en in één keer ingehaald onderhoud ten laste komen<br />
van de winst in het jaar waarin de onderhoudsuitgaven zijn<br />
gedaan. Goed koopmansgebruik schrijft geenszins voor om<br />
zulke kosten die in het verleden achterwege zijn gebleven,<br />
door activering en afschrijving ten laste van de toekomstige<br />
winsten te brengen. De oorzaak van achterstalligheid van<br />
onderhoud doet niet ter zake. 20 Omvangrijke uitgaven<br />
17 Zie bijvoorbeeld Vakstudie Encyclopedie Wet IB 1964, art. 9, aantekening<br />
105.<br />
18 Hof Den Haag 20 maart 1963, nr. 811/1962, BNB 1963/297.<br />
19 Vergelijk Hof Den Haag 22 september 1964, BNB 1965/144.<br />
4<br />
kunnen wel een aanwijzing opleveren voor het feit dat<br />
vastgoed ingrijpend gerenoveerd is.<br />
Volgens goed koopmansgebruik moeten verbeteringsuitgaven<br />
worden geactiveerd, omdat ze ook na balansdatum nog<br />
een waarde vertegenwoordigen. Zij komen in de jaren na<br />
het jaar van uitgave ten laste van het fiscale resultaat door<br />
de uitgaven toe te rekenen aan de jaren (afschrijving/afwaarderen<br />
gedurende de gebruiksperiode) of aan de gerelateerde<br />
opbrengsten (zoals de verkoopopbrengst na verkoop van<br />
het vastgoedobject).<br />
Toerekenen 21<br />
In de winstsfeer kunnen onderhoudskosten die aan een<br />
bepaald jaar zijn toe te rekenen, op verschillende manieren<br />
wordt verwerkt: 1. door in een jaar uitgevoerd onderhoud<br />
af te trekken van het fiscale resultaat; 2. door onderhoud<br />
als technische slijtagecomponent in het afschrijvingspercentage<br />
op te nemen; 3. door te doteren aan een onderhoudsvoorziening<br />
of een kostenegalisatiereserve groot onderhoud.<br />
In de praktijk komt men meestal niet toe aan deze uitwerking<br />
van onderhoudslasten en afschrijvingen. Ondernemers<br />
splitsen hun vastgoed veelal niet in componenten om vervolgens<br />
voor elke component de technische en economische<br />
slijtage te bepalen die aan het jaar in kwestie is toe te rekenen.<br />
Integendeel, zij stellen schattenderwijs een afschrijvingspercentage<br />
vast. Het staat door deze handelwijze niet<br />
vast wat nu precies als technische slijtage in de afschrijvingslast<br />
is begrepen. Als er dan een onderhoudsuitgave wordt<br />
gedaan, dient de vraag zich aan of de last al is genomen of<br />
dat de uitgave moet worden geactiveerd. In wezen heeft<br />
zowel de ondernemer als de fiscus hier dus een bewijsprobleem.<br />
Als het onderhoud op een van deze manieren is<br />
verwerkt, kan een daarop aansluitende uitgave niet ineens<br />
ten laste van het fiscale resultaat worden gebracht. De last<br />
is immers in het verleden al ten laste van het (juiste) resultaat<br />
gebracht en dan zou er dus sprake zijn van een dubbeltelling.<br />
De daarop volgende onderhoudsuitgave moet in<br />
zo’n geval geacht worden zijn nut in de toekomstige jaren<br />
af te werpen. De rechtspraak en de praktijk hebben, min<br />
of meer gedwongen, een aantal vuistregels en een eigen<br />
begrippenkader ontwikkeld voor (met name) het geval dat<br />
er onderhoudsuitgaven worden gedaan naast een niet-uitgesplitst<br />
afschrijvingspercentage. De contouren van het<br />
theoretische kader zijn daarin nog wel vaag te zien.<br />
Regels<br />
De volgende regels zijn te onderkennen (van geheel activeren,<br />
via gedeeltelijk activeren naar gehele aftrek):<br />
1. Verbeteringskosten zien niet op lasten uit het verleden<br />
of op herstel in de oude toestand en worden geactiveerd.<br />
2. Als een ondernemer een pand verwerft en daaraan<br />
werkzaamheden laat verrichten om het in de staat te<br />
brengen waarin hij het voor zijn bedrijf wil gebruiken,<br />
gaan de kosten van die werkzaamheden, onverschillig<br />
of het onderhouds- of verbeteringskosten betreft, deel<br />
uitmaken van de aanschaffingskosten van het pand. 22<br />
Anders dan in de winstsfeer, zijn onderhoudsuitgaven<br />
in de privésfeer bij aanschaf van een monumentenpand<br />
aftrekbaar. Volgens de Hoge Raad doet het er niet toe<br />
20 Vergelijk HR 2 maart 1955, nr. 12.147, BNB 1955/132; Hof Den Haag<br />
19 februari 1979, nr. 598/78, V-N 1980, 1819, 7.<br />
21 T.M. Berkhout, Fiscaal afschrijven op vastgoed, Kluwer, Deventer 2013,<br />
p. 380 e.v.<br />
22 HR 16 januari 1957, nr. 12.992, BNB 1957/65.<br />
16 mei 2013 Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht
OPINIE 2013/982<br />
of de belastingplichtige, toen hij de uitgaven deed, reeds<br />
lang of kort in het bezit van het betrokken pand was,<br />
noch in welke staat van onderhoud dit zich bevond toen<br />
hij het verkreeg, noch of het verkregen pand door de<br />
aangewende kosten is verbeterd. 23<br />
3. In sloop-nieuwbouwsituaties worden vastgoedbedrijfsmiddelen<br />
afgewaardeerd naar lagere bedrijfswaarde<br />
voor aanvang van de werkzaamheden, waarna alle uitgaven<br />
voor de nieuwbouw worden geactiveerd. 24<br />
4. Wanneer een onroerende zaak door een abnormale gebeurtenis<br />
(brand, overstroming, oorlogsgeweld en dergelijke)<br />
fysiek beschadigd raakt, kan de ondernemer<br />
een extra afschrijving toerekenen aan het jaar waarin<br />
deze onvoorziene gebeurtenis zich voordeed. Deze calamiteit<br />
ziet op de gehele of gedeeltelijke teloorgang van<br />
aanwezige werkeenheden. Men noemt dit ‘extra afschrijven’.<br />
De schade is dan zo ernstig of omvangrijk, dat de<br />
herstelkosten als kapitaaluitgaven of aanschaffings- of<br />
voortbrengingskosten moeten worden beschouwd. 25<br />
Niet alleen fysieke schade, maar ook economische<br />
schade kan volgens Hof Arnhem leiden tot een extra<br />
afschrijving. Het ging in deze zaak om een opslagloods<br />
voor vuurwerk, die vanwege de vuurwerkramp in Enschede<br />
en de nadien gewijzigde wet- en regelgeving niet<br />
meer als opslagloods gebruikt mocht worden. 26 Voor de<br />
privésfeer kan dit anders liggen wanneer een pand min<br />
of meer ernstig beschadigd is, maar als zodanig is blijven<br />
bestaan. De herstelkosten van de beschadiging worden<br />
als onderhoudskosten aangemerkt. 27<br />
5. Wanneer er sprake is van een ‘ingrijpende verbouwing’,<br />
een ‘algehele vernieuwing’ 28 of een ‘radicale vernieuwing’<br />
worden (achterstallig) onderhoud en verbetering<br />
in één bedrag geactiveerd, een kostenaftrek is volledig<br />
uitgesloten.<br />
6. De kosten van de vervanging van een (onzelfstandig)<br />
onderdeel van een bedrijfsmiddel of van een (onzelfstandig)<br />
onderdeel van een complex, waarvoor apart een<br />
afschrijving is berekend of een voorziening is gevormd,<br />
moet men activeren wanneer in de afschrijving van het<br />
onderdeel of de dotatie aan de voorziening rekening is<br />
gehouden met de vervanging ervan. 29<br />
7. Gedeeltelijke activering moet, wanneer een gebruikt<br />
vastgoed wordt aangekocht, waarna de koper, nadat hij<br />
het pand een zekere periode in gebruik heeft gehad,<br />
groot onderhoud aan een versleten onderdeel uitvoert<br />
of laat uitvoeren. De slijtage moet dan wel zijn opgetreden<br />
toen het pand nog in bezit van de verkoper was<br />
(bodemplaatarresten). 30 De rechters nemen wel aan dat<br />
de kosten die op deze periode betrekking hebben, zijn<br />
verdisconteerd in de koopprijs van de panden. 31 De Hoge<br />
Raad besliste in BNB 1989/157 dat kosten geactiveerd<br />
moeten worden. 32 ‘In een geval als het onderhavige,<br />
waarin een versleten onderdeel van een bedrijfsmiddel<br />
wordt vernieuwd en de kosten van deze vernieuwing<br />
in verhouding tot de aanschaffingskosten van het bedrijfsmiddel<br />
aanzienlijk zijn, eist goed koopmansgebruik<br />
dat de vernieuwingskosten worden geactiveerd voor<br />
zover zij niet in hoofdzaak zijn veroorzaakt door het<br />
23 Vergelijk HR 17 maart 1954, nr. 11.676, BNB 1955/140.<br />
24 HR 28 oktober 1992, nr. 28.374, BNB 1993/37; HR 21 april 1993, nr.<br />
28.418, BNB 1993/240.<br />
25 HR 27 april 1949, B. 8631.<br />
26 Hof Arnhem 22 oktober 2008, nr. 07/00508, NTFR 2008/2127, V-N<br />
2009/9.14, staatssecretaris niet in cassatie.<br />
Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht 16 mei 2013<br />
gebruik dat van het bedrijfsmiddel is gemaakt na de<br />
aanschaffing ervan door de ondernemer.’<br />
8. Als een object wordt gemoderniseerd, moeten de uitgaven<br />
worden gesplitst in onderhoudsuitgaven die op het<br />
verleden betrekking hebben. Die uitgaven zijn ineens<br />
aftrekbaar. De kosten voor verbetering komen niet in<br />
aftrek voor zover ze meer bedragen dan de kosten van<br />
onderhoud die men bij herstel in de oorspronkelijke<br />
toestand had moeten maken. Overige verbeteringskosten<br />
mogen wel in aftrek worden gebracht.<br />
9. Als het afschrijvingspercentage ‘zekere bandbreedtes’<br />
niet te boven gaat, zijn onderhoudskosten of achterstallige<br />
onderhoudsuitgaven ineens aftrekbaar. Het gaat<br />
dan om herstel van de oude toestand. De uitgave ziet<br />
op het verleden. Indien het echter duidelijk is dat de<br />
waardevermindering, doordat onderhoud achterwege<br />
is gebleven, is verwerkt in de voorheen toegepaste afschrijvingen,<br />
moet de uitgave worden geactiveerd en<br />
afgeschreven. Met deze uitgave is dan al in het verleden<br />
rekening gehouden.<br />
Enkele praktijkvoorbeelden<br />
Wat betekenen deze regels in de praktijk voor ingrijpende<br />
renovaties en transformaties van vastgoedcomplexen? Ik<br />
geef een paar voorbeelden.<br />
- In een wijk worden 80 nog bewoonbare, maar gedateerde<br />
huurwoningen samengevoegd tot 40 woningen,<br />
waarbij de indeling van de woningen ingrijpend wordt<br />
gewijzigd. De constructies worden aangepast. Gedeelten<br />
van woningen worden gesloopt en er wordt aangebouwd.<br />
De investeringskosten bedragen € 250.000 per<br />
woning. Volledige nieuwbouw was goedkoper geweest.<br />
- Drie appartementencomplexen met in totaal 75 verouderde<br />
woningen worden volledig gestript. Alleen de<br />
fundering en het skelet blijven intact. De gevel wordt<br />
gesloopt en alle installaties en inrichtingen worden<br />
verwijderd. Vervolgens worden binnen de ‘restanten’<br />
van de oude woningen weer 75 woningen gecreëerd,<br />
waarbij de indeling van de woningen verandert en<br />
nieuwe voorzieningen worden getroffen.<br />
- Een verouderd kantoor wordt getransformeerd tot een<br />
woningcomplex, waarvoor ingrijpende investeringen<br />
en werkzaamheden nodig zijn. Alleen de fundering, het<br />
skelet en de liftinstallatie blijven intact.<br />
In deze gevallen hebben de kosten niet het karakter van<br />
louter instandhouding. Alle renovatie- of transformatiekosten<br />
moeten volledig worden geactiveerd. Een benadering<br />
op detailniveau, waarbij men voor elk onderdeeltje (scharnier,<br />
deurklink, deur, deurkozijn) beoordeelt of er sprake<br />
is van aftrekbare onderhoudskosten, is niet (meer) aan de<br />
orde. Het totaalbeeld van de werkzaamheden moet in<br />
ogenschouw worden genomen, waarbij men de schaalgrootte<br />
van het project voor ogen moet houden. Dat leidt tot de<br />
conclusie dat ingrijpende renovaties conform goed koopmansgebruik<br />
moeten worden geactiveerd. Omvangrijk uit-<br />
27 HR 11 november 1953, nr. 11.470, BNB 1954/2 (schade door oorlogsgeweld).<br />
28 Kamerstukken II, 1979-1980, nr. 15.562, nr. 7, p. 53.<br />
29 HR 18 mei 1983, nr. 21.590, BNB 1983/235.<br />
30 HR 5 februari 1992, nr. 27.741, BNB 1992/136.<br />
31 Hof Amsterdam 15 januari 2002, nr. 00/1295, V-N 2002/8.3.4<br />
32 HR 12 april 1989, nr. 24.935, BNB 1989/157.<br />
5
2013/982 OPINIE<br />
gaven kunnen hiervan een aanwijzing zijn. Als doekje voor<br />
het bloeden kan men de objecten aan de vooravond van de<br />
werkzaamheden afwaarderen naar lagere bedrijfswaarde.<br />
6<br />
Ten slotte<br />
De rechtspraak is feitelijk en gefragmenteerd, maar biedt<br />
door redelijk consistente formuleringen houvast voor een<br />
oplossing van grootschalige renovatie- en transformatievraagstukken<br />
in de huidige praktijk.<br />
16 mei 2013 Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht