31.08.2013 Views

1 Een hoogleraar als mentor “Meneer Pasveer, ik zou graag zien dat ...

1 Een hoogleraar als mentor “Meneer Pasveer, ik zou graag zien dat ...

1 Een hoogleraar als mentor “Meneer Pasveer, ik zou graag zien dat ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Drenthe, de provincie van mijn afkomst, een bedrag <strong>dat</strong> <strong>ik</strong> in de ruime zomervakantie probeerde aan<br />

te vullen met aardappels rooien en een paar weken militaire training in het kamp Golflinks van de<br />

Nationale Reserve, waarbij <strong>ik</strong> mij zo<strong>als</strong> verschillende van mijn medestudenten had aangesloten; niet<br />

om<strong>dat</strong> <strong>ik</strong> een overtuigende militairist was, maar om<strong>dat</strong> het mij financieel zeer van pas kwam én<br />

om<strong>dat</strong> <strong>ik</strong> het eigenlijk niet terecht vond <strong>dat</strong> wij <strong>als</strong> theologiestudenten van militaire dienst waren<br />

vrijgesteld. Welk argument voor mij het belangrijkste was laat <strong>ik</strong> maar in het midden. Het douceurtje<br />

<strong>dat</strong> mij van de kant van de Canadese broeder ten deel viel spaarde mij in ieder geval een jaar<br />

studietoelage (van 1200 gulden) uit, die <strong>ik</strong> dan later niet hoefde terug te betalen. Van die 1500<br />

gulden kon <strong>ik</strong> nu ruimschoots mijn kostgeld aan mijn hospita betalen (helemaal 85 gulden per<br />

maand, waarvoor <strong>ik</strong> volledig kost en inwoning genoot; in de vakantietijd kon <strong>ik</strong> met 20 gulden per<br />

maand volstaan) en waarvoor <strong>ik</strong> me ook nog wat extra boeken en een borreltje op de sociëteit kon<br />

permitteren, plus <strong>dat</strong> <strong>ik</strong> mijn moeder die van een schamel weduwepensioentje moest rondkomen, in<br />

de vakantieperiode kostgeld kon geven. Professor Den Hartog verbond nog wel een soort<br />

voorwaarde aan deze gift. De hoogleraren <strong>zou</strong>den <strong>graag</strong> <strong>zien</strong> <strong>dat</strong> <strong>ik</strong>, eenmaal in de pastorie, <strong>als</strong>nog<br />

mijn doctoraal <strong>zou</strong> doen. Wat <strong>ik</strong> <strong>graag</strong> toezegde. Ik wilde niets liever dan wat verder studeren.<br />

Om<strong>dat</strong> <strong>ik</strong>, pecuniae causa, zo snel mogelijk moest proberen af te studeren - wat binnen 5 jaar ook<br />

gelukt is - was <strong>ik</strong> tijdens mijn kandidaats, buiten het werken voor tentamens, te weinig aan een<br />

bredere aanpak van de studie toegekomen.<br />

Van <strong>dat</strong> studeren voor doctoraal kwam, eenmaal in de pastorie, niets terecht. Ik was te veel in beslag<br />

genomen door het werk in mijn gemeente. Daarin kwam verandering tijdens mijn tweede gemeente.<br />

Niet <strong>dat</strong> daar mijn tijd niet gevuld werd met gemeentewerk, maar het kon kennelijk efficiënter. Daar<br />

wees mijn oud-<strong>hoogleraar</strong>, professor K. Dijk, die toen in Driebergen woonde, mij op. Hij was op een<br />

avond spreker op een wijkavond in mijn gemeente over het onderwerp ‘De vrouw in het ambt’, waar<br />

hij voorstander van was, iets wat ook in die tijd nog niet geheel vanzelfsprekend was in<br />

gereformeerde kring. Na afloop vroeg hij mij hoe het stond met mijn doctora<strong>als</strong>tudie. Ik moest hem<br />

bekennen <strong>dat</strong> er niets van was gekomen, om<strong>dat</strong> het gemeentewerk mij geheel in beslag nam. Hij<br />

vroeg hoe <strong>ik</strong> mijn werk dan indeelde en was daarop zo vrij mij te zeggen <strong>dat</strong> dit heel anders kon.<br />

Volgens hem moest <strong>ik</strong> vier morgens in de week van 8 – 12 mij aan mijn doctora<strong>als</strong>tudie wijden;<br />

daarna bleef er nog tijd genoeg over voor het gemeentewerk. Wel vond hij <strong>dat</strong> <strong>ik</strong> dit plan moest<br />

afstemmen met de kerkenraad en <strong>dat</strong> <strong>ik</strong> in het kerkblad mijn gemeenteleden hiervan op de hoogte<br />

moest stellen, zo<strong>dat</strong> zij hier rekening mee konden houden bij het doen van een beroep op mij. Ik heb<br />

zijn advies opgevolgd. Zo gezegd, zo gedaan. Vrij kort daarna heb <strong>ik</strong> contact opgenomen met zijn<br />

opvolger, professor Bakker, en mij aan de studie van de praktische theologie gezet. Na drie jaar heb<br />

<strong>ik</strong> die afgesloten met een doctoraalexamen, 23 jaar later nog gevolgd door een promotie bij de<br />

opvolger van professor Bakker, professor Schippers.<br />

Mijn aandacht is de laatste tijd nogal eens getroffen door wat <strong>mentor</strong>en kunnen betekenen. En<br />

onder een <strong>mentor</strong> versta <strong>ik</strong> dan, met Lilian Rubin in haar boek Het onverwoestbare kind, iemand die<br />

een jong mens met talent maar met van huis uit minder startkansen, ziet en zich, mee dank zij de<br />

invloed die hij of zij heeft, zich moeite gaat getroosten om hem of haar op een positief spoor te<br />

zetten. Ik heb er meerdere van in mijn leven leren kennen. De hoogleraren behoorden in mijn tijd,<br />

door hun directe betrokkenheid bij de studenten, tot <strong>dat</strong> soort mensen.<br />

Hans <strong>Pasveer</strong>, student van 1952-1957<br />

2

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!