PThUnie mei 2012 - Protestantse Theologische Universiteit
PThUnie mei 2012 - Protestantse Theologische Universiteit
PThUnie mei 2012 - Protestantse Theologische Universiteit
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Magazine van de <strong>Protestantse</strong> <strong>Theologische</strong> <strong>Universiteit</strong><br />
BIJLAGE:<br />
Alle PE-cursussen<br />
<strong>2012</strong> – 2013<br />
2<br />
JAARGANG 6<br />
MEI <strong>2012</strong><br />
Thema:<br />
einde en nieuw begin<br />
Terugblikken op Utrecht,<br />
Kampen en Leiden<br />
Andere vorm voor<br />
seminarium
2 Magazine van de <strong>Protestantse</strong> <strong>Theologische</strong> <strong>Universiteit</strong> Nummer 2 - <strong>mei</strong> <strong>2012</strong> 3<br />
inhoud 15<br />
Thema<br />
einde en nieuw<br />
begin<br />
6<br />
In dit nummer<br />
In Kampen worden sinds 1854 predikanten<br />
opgeleid. In Utrecht sinds 1636. En in Leiden<br />
– de oudste universiteit van Nederland – zelfs<br />
sinds 1575. Dat de <strong>Protestantse</strong> <strong>Theologische</strong><br />
<strong>Universiteit</strong> (PThU) komende zomer uit deze drie<br />
plaatsen vertrekt, mag dan ook niet ongemerkt<br />
passeren. In alle drie de huidige vestigingen<br />
zijn dit voorjaar vrolijke, interessante, soms<br />
ook nostalgische, bijeenkomsten geweest om<br />
de verhuizing naar Amsterdam en Groningen<br />
te markeren. In dit nummer laten we iets van<br />
de sfeer van de afscheidsbijeenkomsten in<br />
Leiden en Utrecht zien – die in Kampen moest<br />
bij het ter perse gaan nog plaatsvinden. We<br />
besteden in dit themanummer inhoudelijk ruim<br />
aandacht aan verleden en heden op deze drie<br />
vestigingsplekken, en aan de veranderingen op<br />
het seminarium van de universiteit.<br />
Van de redactie<br />
Gemengde gevoelens<br />
Het zijn tijden van gemengde gevoelens op de PThU. We gaan immers verhuizen. Dat brengt veel onrust met zich mee. De kamers<br />
moeten zo langzamerhand worden ontruimd. Daarbij komt men voor de onvermijdelijke vragen wat er mee moet en kan. Dat heeft<br />
ook iets heilzaams. Het is een goede gelegenheid om kritisch te kijken naar de dingen waar je mee bezig bent en naar wat je allemaal<br />
met je mee sleept. Dat geldt ook voor het onderwijs. De colleges kunnen niet zomaar worden overgeplaatst naar de nieuwe<br />
situatie. Sterker nog: het gaat allemaal op de schop. Alles wordt opnieuw doordacht en krijgt een nieuwe vorm en samenhang. Dat<br />
levert een aantal fikse onderwijsverbeteringen op. Ook wat betreft de huisvesting mag men wel spreken van een wenkend perspectief.<br />
In Groningen betrekken we een fraai pand in de binnenstad. In Amsterdam komen we op een toplocatie in het gebouw van<br />
de Vrije <strong>Universiteit</strong>. Sowieso is het geen straf om in die nieuwe omgeving te gaan werken.<br />
Vanwaar dan die heftige emoties? Dat heeft alles te maken met de keerzijde van dit alles: we gaan plekken verlaten waaraan we<br />
gehecht zijn. De universiteit noemt men alma mater, de moeder die ons voedt. Nu we weg gaan uit Kampen, Leiden en Utrecht<br />
voelen we treffend deze benaming is. Het verklaart de boosheid en verwarring die je voelt of waarneemt bij anderen. Het kan zich<br />
uiten in defensieve reacties: ‘Kom niet aan mijn moeder!’ Het omgekeerde kom je veel minder tegen. Een kind zal niet snel zijn<br />
moeder verloochenen.<br />
Als redactie kunnen en willen we niet om het afscheid heen, al beseffen we dat het bij deze gevoelige materie niet snel goed is.<br />
We hebben ervoor gekozen om u de verslagen van de afscheidsbijeenkomsten te besparen – daarvoor verwijzen we graag naar de<br />
(vernieuwde) website. Mooie foto’s ervan laten we in dit nummer wel graag zien. Een weloverwogen historisch overzicht hebben<br />
we u in dit nummer ook niet te bieden en evenmin een evenwichtige evaluatie. Misschien dat we over vijf of tien jaar kunnen analyseren<br />
waarom dit besluit tot verhuizing zo wijs was. Wat we u bieden zijn een aantal verhalen, heel subjectief, soms een beetje<br />
boos, maar vooral met liefde geschreven.<br />
Foto voorpagina:<br />
In Leiden vond op 15 maart de eerste van drie afscheidsbijeenkomsten van de PThU plaats. Meer dan tweehonderd gasten, waaronder veel oud-studenten, stonden stil<br />
bij de erfenis van drie ‘uitgesproken’ Leidse theologen: Berkhof, Ven Gennep en Biezeveld. (Foto: Stefanie uit den Bogaard)
4 Magazine van de <strong>Protestantse</strong> <strong>Theologische</strong> <strong>Universiteit</strong> Nummer 2 - <strong>mei</strong> <strong>2012</strong> 5<br />
door Henk van den Bosch<br />
Het Seminarium in transitie<br />
‘Wanneer verhuizen we nu naar Gronia?’, vroeg<br />
Daniël, mijn zoontje van vijf, onlangs aan mijn vrouw.<br />
Hij is geboren en goeddeels getogen in Zambia, waar<br />
we tot vorig jaar woonden. En de klank van zijn geboorteland<br />
klinkt hem duidelijk nog vertrouwder in<br />
de oren dan die van z’n toekomstige provincie. En dat<br />
geldt niet alleen voor hem: ik heb ook nog steeds het<br />
gevoel dat Lusaka dichterbij is dan Leek (vanaf juli<br />
onze woonplaats).<br />
Wanneer de verhuizing naar Amsterdam en Groningen<br />
in september een feit is, is het Seminarium van de<br />
universiteit op het landgoed Hydepark in Doorn de<br />
enige van de vier oude vestigingen die haar deuren<br />
voorlopig openhoudt. De studenten van de verschillende<br />
master-opleidingen die de PThU aanbiedt, zullen<br />
voor een aantal meerdaagse cursussen de reis<br />
naar Doorn blijven maken. En hetzelfde geldt voor<br />
de predikanten die deelnemen aan de primaire of de<br />
voortgezette nascholing. ‘Voorlopig’, schreef ik hierboven:<br />
ook de toekomst van Hydepark is ongewis, en<br />
mogelijk beslist de synode van de <strong>Protestantse</strong> Kerk<br />
binnenkort al over die toekomst, maar dat is weer<br />
een ander verhaal.<br />
Het feit dat Hydepark haar functie als locatie voor<br />
het Seminarium voorlopig behoudt betekent niet dat<br />
er daar helemaal niets verandert. De verhuisdozen in<br />
de docentengang spreken wat dat betreft boekdelen:<br />
vanaf september zal er geen universitaire staf meer<br />
op Hydepark gestationeerd zijn, en we zijn inmiddels<br />
druk bezig om ons boeltje te pakken. De collega’s<br />
Jodien van Ark, Bert de Leede, Trudy Struijs en Theo<br />
Witkamp hebben in Amsterdam een flexplek toegewezen<br />
gekregen, terwijl Eward Postma en ik ons geluk<br />
gaan beproeven aan de voet van de Martinitoren.<br />
Ingebed<br />
Het grote voordeel van die wijziging, zo lijkt mij, is<br />
dat het Seminarium (of in ieder geval de staf van het<br />
Seminarium) veel meer een deel zal worden van de<br />
universiteit als geheel. Formeel is het natuurlijk zo dat<br />
het Seminarium al sinds 2007 helemaal is ingebed<br />
in de universitaire organisatie. Maar ik vrees dat de<br />
incorporatie van het Seminarium in de PThU in de<br />
praktijk hooguit ten dele is geslaagd: nog steeds is de<br />
afstand tussen beide vrij groot, zijn het twee gescheiden<br />
werelden die elkaar niet altijd goed verstaan. En<br />
dat zal na de verhuizing ongetwijfeld anders zijn.<br />
Maar ook hier geldt: elk voordeel heeft een nadeel.<br />
Een van de mooiste aspecten van het werken op het<br />
Seminarium vind ik de zeer goede collegiale verhoudingen.<br />
De deuren staan altijd open, er is veel ruimte<br />
voor overleg, en we zijn nauw op elkaars werk betrokken.<br />
Voor iemand als ik, de jongste bediende die<br />
nog druk doende is om zich het vak eigen te maken,<br />
is zo’n collegiaal team als leerschool bijzonder waardevol.<br />
En dat gaat verdwijnen, nu dat team in tweeën<br />
wordt geknipt. Als ik het goed heb begrepen is het<br />
weliswaar de bedoeling dat we ons teamoverleg<br />
voortzetten met behulp van moderne communicatiemiddelen<br />
als tele-conferencing en Skype. Maar dergelijke<br />
vormen van overleg zullen toch niet helemaal<br />
dezelfde gevoelswaarde hebben als een ontmoeting<br />
bij een bakje koffie. Ik hoop dat daar snel de vorming<br />
van nieuwe collegiale teams in Amsterdam en<br />
Groningen tegenover zal staan.<br />
Voor de overige gebruikers van Hydepark, de studenten<br />
in diverse cursussen en de predikanten in primaire<br />
en voortgezette nascholing, verandert er door de<br />
transitie vermoedelijk betrekkelijk weinig. Of eigenlijk<br />
helemaal niets: de meerdaagse cursussen zullen op<br />
de gebruikelijke manier worden verzorgd, het eten<br />
zal goed blijven, en ook de bar blijft open. Niets aan<br />
de hand, dus.<br />
Zo bekeken is de transitie wellicht nog het grootst<br />
voor mijn beide kinderen. ‘Praten de mensen in<br />
Gronia Engels of Nederlands?’, wilde Daniël weten.<br />
Tja, wat moet je daar nu eens op antwoorden?<br />
Henk van den Bosch is docent Nascholing van de<br />
PThU in Doorn (vanaf 1 september in Groningen).
6 Magazine van de <strong>Protestantse</strong> <strong>Theologische</strong> <strong>Universiteit</strong> Nummer 2 - <strong>mei</strong> <strong>2012</strong> 7<br />
door Antoon Vos<br />
Meer dan een millennium theologie in Utrecht<br />
Utrecht is bijna steeds de kerkelijke hoofdstad van<br />
Nederland geweest, maar was dat niet altijd in<br />
dezelfde zin. Het begon met Willibrord – ‘de man<br />
op het peerd.’ Als ik langs het standbeeld fietste,<br />
zette ik mijn pet af, mompelend: ‘Dominee, dank<br />
U wel dat U gekomen bent, anders zouden we nog<br />
steeds in onze hunebedden gezeten hebben en in<br />
onze moerassen verdronken zijn.’ De domschool<br />
bood al spoedig uitstekend academisch onderwijs<br />
en later zouden de kloosterscholen van de<br />
Franciscanen (Minrebroederstraat), de Dominicanen<br />
(Predikherenstraat, waar ik als student begon: mijn<br />
familie vond dat wel mooi) en de Augustijnen dit<br />
niveau nog versterken. Het gebied van de noordelijke<br />
Nederlanden viel bijna samen met het bisdom<br />
Utrecht. Daarbij kwamen – onophoudelijk – de grote<br />
golven van de vernieuwing: vanaf de Benedictijnse<br />
Reformatie in de tiende en elfde eeuw (Cluny) zouden<br />
ze via de Cisterciënzers en Norbertijnen van de<br />
twaalfde en de Franciscanen en Karmelieten van de<br />
dertiende eeuw, via de Brabantse mystiek en de devotio<br />
moderna in Reformatie en Nadere Reformatie<br />
uitmonden.<br />
Voetius<br />
Na het intermezzo van de Reformatie kwam het<br />
Utrechtse stadsbestuur met een eigen universiteit<br />
(1634), de enige stedelijke universiteit in ons land<br />
in die eeuwen, en het onwaarschijnlijke gebeurde.<br />
Voor de theologie nodigde men een kleine Brabantse<br />
dominee uit, die met geen geweld uit het geliefde<br />
Heusden was los te weken. Na de benoeming in<br />
juni 1634 preekte hij echter afscheid op woensdagmorgen<br />
20 augustus – om 8 uur in een afgeladen<br />
Catharijnekerk – en zwaaide ’s middags geheel<br />
Heusden dit voetje onder tranen uit.<br />
Voetius, de grote theoloog aan wie Utrecht zoveel te<br />
danken heeft, was een man van ora et labora. Hij was<br />
wetenschappelijk ontembaar. Als student volgde hij<br />
ook anatomische lessen. Toen Diodati tijdens zijn verblijf<br />
in Dordt voor de Nationale Synode (1618-19) les in<br />
het Italiaans gaf, leerde hij er even Italiaans bij. Voetius<br />
belichaamde een ontspannen, gemoedelijke sfeer<br />
waarin hij extravert, monter en vroom, dag en nacht<br />
kon werken. Met zijn collega’s en leerlingen stempelde<br />
hij niet alleen de Academia voetiana en de stad, maar<br />
door de Nadere Reformatie ook grote delen van ons<br />
land met een dynamisch, opgewekt en vernieuwend<br />
geloof. Als buitenlandse gasten zich later in Utrecht<br />
aandienden om de wereldberoemde hoogleraar te bezoeken,<br />
moest men hem vaak bij de catechisaties voor<br />
de weesjes aan ‘het’ Springweg wegplukken. Als er<br />
moeders hand niet was om naar Jezus te gaan, dan<br />
was er de hand van de grote theoloog.<br />
Hij was sociaal bewogen. In de kwestie van de pandjeshouders<br />
zette hij het ideaal van de theocratie in<br />
voor armen en misdeelden – voor ‘de schamele gemeente’,<br />
om met Knappert te spreken. Hij maakte<br />
theologie niet alleen voor zijn zoons maar ook voor<br />
zijn collegae tot een feest, die elke week na de kerkenraadsvergadering<br />
‘tot leringhe ende vermaeck’<br />
bij Voetius op college zaten. De stokoude Voetius<br />
stierf zoals hij geleefd had. Op zijn sterfbed klonken<br />
uit zijn mond de woorden van Bernard van<br />
Clairvaux: Desidero te millies, mi Jesu! Quando venies?<br />
Duizendmaal verlang ik naar U, mijn Jezus!<br />
Wanneer zult Gij komen? Zijn collega en wijkpredikant<br />
ds. Gentman vulde aan, alsof het de gewoonste<br />
zaak van de wereld was: Me de te quando saties?<br />
Wanneer zult Gij mij met Uzelf verzadigen? Bij het<br />
wondere leven van Voetius blijft er dan ook reden te<br />
over om met Anton van Duinkerken te vragen: ‘Wie<br />
is op heden groter, wie oprechter?’ Dit niveau zou<br />
Utrecht niet altijd blijven halen, maar de toon was<br />
gezet en bleef gezet.<br />
De laatste eeuw<br />
De afgelopen eeuw stond ook de Utrechtse theologie<br />
in het teken van de duplex ordo. De nieuwe<br />
Hoger Onderwijswet van 1876 betekende niet alleen<br />
dat er twee kerkelijke hoogleraren tot de Faculteit<br />
Theologie toetraden – zij hadden overigens geen zitting<br />
in de ‘hooglerarenfaculteit’ – maar dat er ook<br />
een vierde hoogleraar in de faculteit benoemd kon<br />
worden. Nicolaas Beets reisde speciaal naar de pastorie<br />
van Bloemendaal om de jonge Josué Jean Philippe<br />
Valeton (geboren 1848) hiervoor te winnen. Zijn missie<br />
slaagde en Valeton jr. zou zich van 1877 tot zijn<br />
overlijden in 1912 niet alleen tot een gewaardeerde<br />
en geliefde prof ontwikkelen, maar ook een drijvende<br />
kracht van de faculteit worden. De king makers van<br />
na de Tweede Wereldoorlog, Maarten van Rhijn (‘Sint<br />
Maarten’) en Wim van Unnik, waren beiden nog<br />
Valeton-bewonderaars en wisten dat ook op mij over<br />
te dragen – in het inspirerende gezelschap van de lectuur<br />
van Isaäc van Dijk, 1847-1922, een geniale generalist,<br />
maar wel specialist op de moderne devotie.<br />
De Utrechtse sfeer zou nog tot ver in de twintigste<br />
eeuw door de ethische theologie, die christocentrisch<br />
is, gestempeld worden: Beets, Valeton Jr., J. Cramer,<br />
Lamers, Baljon, Van Veen, Daubanton, Obbink (vader<br />
en zoon), J. A. Cramer, Brouwer, M. van Rhijn,<br />
Berkelbach van der Sprenkel, Edelkoort, Van Unnik,<br />
Vriezen, Loen.<br />
De duplex ordo van de ‘kerkelijke vakken’ (systemati-<br />
sche en praktische theologie – met een reeks satellieten:<br />
vaderlandse kerkgeschiedenis en hervormd kerkrecht,<br />
apostolaat en christelijke ethiek, en bijbelse<br />
theologie) en de ‘staatsvakken’ was indirect het gevolg<br />
van Utrechts grootste drama. In 1846 leidden de<br />
woeste conflicten tussen de jonge Opzoomer (*1821:
8 Magazine van de <strong>Protestantse</strong> <strong>Theologische</strong> <strong>Universiteit</strong> Nummer 2 - <strong>mei</strong> <strong>2012</strong> 9<br />
hoogleraar in de wijsbegeerte in Utrecht van 1846 tot<br />
1889) en Scholten tot de ommezwaai van Scholten,<br />
die hem tot de vader van de moderne theologie zou<br />
maken. Deze Moderne Theologie, die in moordend<br />
tempo ‘korte metten met de gehele heilsgeschiedenis<br />
maakte’, heeft nooit de Hervormde Kerk veroverd,<br />
maar wel een zeer groot deel van het predikantencorps.<br />
Het waren Utrechtse studenten die deze ‘clash’<br />
aan de hand van Daniel Chantepie de la Saussaye<br />
overleefden: Pierre Daniel Chantepie de la Saussaye,<br />
Valeton Jr. en Isaäc van Dijk – de drie vrienden!<br />
Uit deze kring kwam Utrechts grootste prestatie<br />
voort: de lijn van Valeton Jr., Obbink Sr., De Groot en<br />
Vriezen - de vader van Dr. Karel Vriezen. Zij creëerden<br />
een nieuwe visie op de relatie tussen geschiedenis en<br />
openbaring. De Moderne Theologie maakt de heilsgeschiedenis<br />
overbodig: volgens de neocalvinistische<br />
theologie moet men zich verre houden van historisch<br />
denken om het orthodoxe geloof niet te verliezen,<br />
en volgens Barth is openbaring niet historisch. De<br />
Utrechtse lijn van Valeton-Vriezen gaat daartegenin:<br />
de geschiedenis is volgens hen juist de sleutel tot<br />
de openbaring. Ik voeg daaraan nog graag toe: de<br />
openbaring is ook de bron van de geschiedenis en<br />
dat geldt niet alleen voor de bijbelse geschiedenis,<br />
maar ook voor de geschiedenis van de philosophia<br />
christiana; nadenken over de openbaring leidt tot<br />
nieuw denken.<br />
Zelfs het College van Curatoren van de UU was vaak<br />
vrij sterk ‘ethisch’ gericht. Mijn grootse leermeester<br />
Loen (1955-66) is eerst in de faculteit van letteren<br />
en wijsbegeerte benoemd. Er was een ongeschreven<br />
regel, dat ook de wijsgeer uit het brede orthodoxe<br />
midden van de Hervormde Kerk – het ethische midden<br />
– voortkwam. Niet alleen in de zeventiende en<br />
achttiende, maar ook in de twintigste eeuw stonden<br />
de Utrechtse theologen op de vaste grond en de faculteit<br />
Godgeleerdheid voer er wel bij.<br />
Hoe elementair deze spiritualiteit was, blijkt uit een<br />
gebeurtenis op een college van Berkelbach van der<br />
Sprenkel (1935-52). Mijn vader en moeder woonden<br />
voor mijn geboorte in het begin van de oorlog in het<br />
Babyloniënbroek van wielrenster Marianne Vos – tegenover<br />
de pastorie van dominee en mevrouw De<br />
Heer. Voor de Oorlog had ds. De Heer in Utrecht gestudeerd.<br />
Ook toen kwamen studenten regelmatig te<br />
laat op college en de aristocratische Prof. Berkelbach<br />
van der Sprenkel vond dat verschrikkelijk. Weer was<br />
een student te laat. Toornig merkte Berkelbach op:<br />
‘De volgende komt er niet meer in.’ Weer werd er<br />
geklopt. Berkelbach: ‘Wie bent U?’ De student antwoordde:<br />
‘De Heer, Professor!’ Berkelbach werd<br />
krijtbleek en zei: ‘Gaat U dan maar zitten.’ Later heb<br />
ik vele van zijn boeken gelezen en sloeg ik in Huize<br />
Swellengrebel zijn broze gestalte gade, wanneer hij<br />
in de tuin wandelde. Ik heb hem nooit aangesproken.<br />
Evenals Sint Maarten liet hij iets van de presentie van<br />
Jezus Christus voelen. Dat was Utrecht.<br />
Prof.dr. A. Vos was tot zijn pensionering in 2009<br />
universitair docent dogmatiek bij de PThU, vestiging<br />
Utrecht<br />
Afscheid Utrecht<br />
Op 20 april vond in Utrecht de tweede in een<br />
reeks afscheidsbijeenkomsten van de PThU<br />
plaats. Het was een programma met voor elk<br />
wat wils: studentenliederen, stadswandelingen<br />
en presentaties door de disputen. Prof.dr. Jan<br />
Muis hield de afscheidsrede, met als titel ‘Une<br />
certaine idée de la théologie d’Utrecht’.<br />
(Foto’s Gerard Helt.)
10 Magazine van de <strong>Protestantse</strong> <strong>Theologische</strong> <strong>Universiteit</strong> Nummer 2 - <strong>mei</strong> <strong>2012</strong> 11<br />
door Gert van Klinken<br />
Uit de Kamper School:<br />
Lucas Lindeboom<br />
Nu de PThU gaat vertrekken uit Kampen mag de vraag<br />
gesteld worden welke geestelijke erfenis zij vanuit de<br />
IJsselstad meeneemt naar Groningen en Amsterdam.<br />
Die traditie is gebaseerd op het christelijk geloof, op<br />
liefde voor kerk en theologie, maar óók op praktisch<br />
handelen in de samenleving. Zó zijn de studenten in<br />
Kampen opgeleid, van meet af aan. Een van die voor<br />
‘Kampen’ typerende studenten was Lucas Lindeboom:<br />
een erflater voor de PThU van nu.<br />
Lucas Lindeboom (1845-1933) werd op 17 januari<br />
1845 in een gezin van tien kinderen geboren in<br />
de buurtschap Frankhuis, gelegen aan de weg van<br />
Zwolle naar Kampen. Op die laatste plek hadden de<br />
Afgescheiden Kerken in 1854 hun predikantenopleiding<br />
gevestigd. Na aankomst van het ‘kwieke kereltje’<br />
uit Frankhuis ging dogmaticus Helenius de Cock<br />
persoonlijk met hem in gebed.<br />
Lindeboom doorliep de studie vlot. Omdat hij zich<br />
te jong voelde voor het predikantschap knoopte hij<br />
er een extra jaar aan vast. Significant is dat hij deze<br />
periode ondermeer gebruikte voor een bezoek aan<br />
het diaconessenhuis van Theodor Fliedner (1800-<br />
1864) in het Duitse Kaiserswerth, in de omgeving<br />
van Düsseldorf. In deze ‘Anstalt’ werden protestantschristelijke<br />
vrouwen getraind in de ziekenverpleging.<br />
Samen met studiegenoot Derk Jan te Grootenhuis<br />
deed Lindeboom ook een soortgelijke instelling<br />
in Wezel aan. Een bezoek aan een zorginstelling<br />
maakte geen onderdeel uit van het standaard curriculum<br />
van de studie theologie. Lindeboom besefte<br />
in Kaiserswerth dat een belangrijk terrein voor christelijke<br />
sociale actie in Nederland nog vrijwel braak<br />
lag: ‘Bijzonder groote indruk maakte dat op mij, en ik<br />
dacht: waarom hebben wij dat niet?’<br />
Terug in Nederland nam hij in 1866 een beroep aan<br />
naar de christelijk gereformeerde (afgescheiden) gemeente<br />
van Den Bosch. Lindeboom was een geregeld<br />
bezoeker van het plaatselijk ziekengasthuis en<br />
krankzinnigengesticht. Anders dan de pastoor las hij<br />
er niet voor uit het gebedenboek, maar uit de bijbel.<br />
Ook werden de zieken bedacht met traktaten als De<br />
doodsvallei is niet donker. Ondertussen groeide de afgescheiden<br />
gemeente per saldo naar driehonderd leden.<br />
Dat er ook honderd afvielen deerde Lindeboom<br />
niet. Hij verwachtte een actieve participatie van ieder,<br />
plus, niet te vergeten, bereidheid om financiële offers<br />
te brengen voor het ideaal. De opbrengst van de<br />
collecten beschouwde hij als thermometer voor de<br />
geestelijke welstand van zijn kerk.<br />
Gelovig en actief<br />
Over structurele veranderingen in de maatschappij te<br />
bewerkstelligen was samenwerking nodig met geestverwanten<br />
van buiten het eigen kerkgenootschap.<br />
Lindeboom deed er in 1875 een brochure over verschijnen,<br />
waarin hij bijzondere aandacht besteedde<br />
aan de christelijke zorg: ‘Er is ook in ons Vaderland<br />
een liefelijke strooming van geestelijk leven. Ook<br />
buiten onze Kerk. Ja, buiten haar ontwikkelen zich<br />
gaven en krachten, die in haar nauwelijks te bespeuren<br />
zijn. Daar hebt ge b.v. de Christelijke philantropie.<br />
Wat doen we er aan? Waar zijn onze gemeentelijke<br />
of kerkelijke Ziekenhuizen, Krankzinnigengestichten,<br />
Doofstommen- en Blindeninrichtingen?’<br />
In 1883 werd Lindeboom docent aan de <strong>Theologische</strong><br />
School, met als aanspreektitel professor. Hij doceerde<br />
de nieuwtestamentische vakken, inclusief Grieks en<br />
Latijn. Daarnaast, en dat was typisch voor ‘Kampen’,<br />
legde hij een sterke maatschappelijke betrokkenheid<br />
aan de dag. Zo werd op 9 oktober 1884 op initiatief<br />
van Lindeboom de Vereniging tot Christelijke<br />
Verzorging van Krankzinnigen en Zenuwlijders in<br />
Nederland opgericht. De eerste algemene vergadering<br />
telde zeventien hervormde afgevaardigden,<br />
tweeëntwintig christelijk gereformeerden en één<br />
vrij-evangelische. De gedachte was dat ieder een diaconie,<br />
kerkenraad of gemeente representeerde, die<br />
zich verbond aan het doen welslagen van de doelstellingen<br />
van de Vereniging. Onder Lindebooms leiding<br />
maakte het werk van de Vereniging een sterke uitbreiding<br />
door. De eerste kliniek, op het terrein van<br />
het voor f 40.000,- aangeschafte buiten Veldwijk<br />
in Ermelo, werd geopend in 1886. Liever dan voor<br />
zalen in één groot gebouw werd gekozen voor een<br />
paviljoenstelsel. Het was het eerste complex van<br />
deze aard in Nederland. De met het staatstoezicht<br />
op de verzorging van geesteszieken belaste inspectie<br />
had het aanbevolen, maar de paviljoens - apart<br />
voor mannen en voor vrouwen - pasten ook goed
12 Magazine van de <strong>Protestantse</strong> <strong>Theologische</strong> <strong>Universiteit</strong> Nummer 2 - <strong>mei</strong> <strong>2012</strong> 13<br />
in de opvattingen van de Vereniging. Die streefde<br />
naar de een omgeving die zoveel mogelijk overeen<br />
diende te komen met die van het gezinsverband.<br />
De algehele leiding over het complex was in handen<br />
van een geneesheer-directeur. In 1889 installeerde<br />
Lindeboom bovendien een geestelijk verzorger. Het<br />
was Jan Willem Andries Notten (1845-1914), die net<br />
als hijzelf christelijk gereformeerd predikant was geweest<br />
in ’s-Hertogenbosch en die daar in het gesticht<br />
Reinier van Arkel al enige ervaring had opgedaan met<br />
de opvang van psychiatrische patiënten.<br />
Salem en Bethesda<br />
Op Veldwijk volgden Bloemendaal in Loosduinen,<br />
Dennenoord in Zuidlaren, Wolfheze en Vogelenzang<br />
in Bennebroek. In 1924 werd de vijfduizendste patiënt<br />
ingeschreven. Vrijwillige bijdragen maakten<br />
dit alles mogelijk: tussen 1888 en 1924 was er f<br />
750.000,- aan giften en legaten binnengekomen. In<br />
1900 werd de Vereniging tot Christelijke Verzorging<br />
van Zenuwlijders verzelfstandigd, met een eigen sanatorium<br />
in Zeist. Op initiatief van Van den Bergh<br />
waren vanaf 1890 bovendien psychiatrische inrichtingen<br />
voor kinderen verrezen (’s-Heerenloo,<br />
Groot Emmaus). Lindeboom was in 1888 betrokken<br />
geweest bij de oprichting van de Vereniging tot<br />
Christelijk onderwijs en verzorging van doofstomme<br />
en blinde kinderen en jongelieden. Hieruit zou het<br />
bekende instituut Effatha in Voorburg voortkomen.<br />
Een ander initiatief was de Vereniging tot<br />
Bevordering van Gereformeerde Ziekenverzorging,<br />
met de klinieken Salem in Ermelo en Bethesda in<br />
Hoogeveen.<br />
Essentieel voor het welslagen van deze grootschalige<br />
projecten was een goede samenwerking tussen<br />
de theologie (die de juiste grondslag bepaalde) en<br />
de ‘christelijke vakmensen’ op medisch en pedagogisch<br />
terrein. In beide expertises diende gestreefd te<br />
worden naar de hoogst mogelijke professionaliteit.<br />
Een instelling als Veldwijk kon zich mede daarom<br />
zo voorspoedig ontwikkelen, omdat de geneesheren-directeur<br />
door de Vereniging en haar voorzitter<br />
gestimuleerd werden om zich in binnen- en buitenland<br />
op de hoogte te stellen van de jongste ontwikkelingen<br />
in de psychiatrie. De belangstelling ging<br />
daarbij vooral uit naar universiteiten en instellingen<br />
in Duitsland. De door Friedrich von Bodelschwingh<br />
(1831-1910) opgerichte Anstalten waren tijdens de<br />
opening van Veldwijk met een delegatie vertegenwoordigd.<br />
De gewenste wisselwerking van expertises<br />
werd door Lindeboom uiteen gezet in een rede,<br />
in 1887, over de betekenis van het christelijk geloof<br />
voor de geneeskundige wetenschap en psychiatrie.<br />
De dokter en de dominee waren in hun werk op elkaar<br />
aangewezen, al werd dat nog te weinig beseft<br />
door de academische beoefening van zowel theologie<br />
als medicijnen. Christelijke artsen demonstreerden<br />
hoe een vruchteloze tegenstelling van geloof<br />
en wetenschap doorbroken kon worden: ‘Al wat de<br />
wetenschap bood, de psychiatrie leerde en de gezondheidsleer<br />
aanbeval gebruikten zij als middelen,<br />
door God geschonken.’<br />
De Vereniging demonstreerde hoe vanuit een christelijk<br />
perspectief een bijdrage geleverd kon worden<br />
aan een zorgzame samenleving: ‘De ware van God<br />
opgelegde, naar Zijn wil en methode uitgeoefende<br />
arbeid overwint ook hier het bekrompen en enge van<br />
ons eigen ik, het beperkte van onze gedachtenkring,<br />
het belemmerende van ons zelfgevoel. Zulk een arbeiden<br />
is het ruimer worden des levens, het vergroot<br />
de kracht der gemeenschap.’ Woorden als deze nemen<br />
we in <strong>2012</strong> mee van Kampen naar Amsterdam<br />
en Groningen – en verder.<br />
Gert van Klinken is universitair docent Kerkgeschiedenis<br />
aan de vestiging Kampen van de PThU<br />
(vanaf 1 september in Groningen).<br />
De universiteit<br />
van Kor Schippers<br />
In 2004 maakte ik voor een symposium ter gelegenheid<br />
van het 150-jarig bestaan een lezing over de betekenis<br />
van de gereformeerde Kamper theologische<br />
traditie en ik verbond die toen aan persoon en werk<br />
van Kor Schippers (1925-1997). Voor mij, als VU<strong>mei</strong>sje,<br />
was Schippers de verpersoonlijking van die<br />
traditie die vooral in de jaren zeventig en tachtig zo’n<br />
bloeiperiode kende. Schippers was dat al lang voor ik<br />
in 1993 in Kampen ging werken. Veel oud-studenten<br />
op de reünie in 2004 noemden spontaan zijn naam bij<br />
het ophalen van de goede herinneringen aan hun studietijd.<br />
Nu, bij het afscheid van Kampen, roepen we<br />
die naam opnieuw in herinnering.<br />
Kor Schippers (studie te Kampen vanaf 1943, predikant<br />
te Sibculo en Ermelo, verblijf in Nieuw-Guinea,<br />
vanaf 1968 verbonden aan Kampen, sinds 1980 als<br />
hoogleraar Praktische Theologie) was voor een hele<br />
generatie gereformeerde theologiestudenten (ook<br />
die van de VU) een belangrijke inspirator waar het<br />
ging om het zoeken naar een positieve verhouding<br />
tot de kerk. Waar elders het verstarde gereformeerde<br />
denken werd opengebroken (Kuitert, Wiersinga)<br />
stond Schippers voor een nieuwe visie op kerk-zijn,<br />
een nieuwe praktijk. Daarin kwam de gemeente centraal<br />
te staan, zij was subject, draagster van alle bedoelingen<br />
van het kerk-zijn in de wereld, subject ook<br />
van de ambten. Die kerk had als opdracht om er te<br />
zijn voor anderen. Dit hield in dat er in de gemeente<br />
van alles kon en moest gebeuren, er leerprocessen<br />
op gang gebracht moesten worden, de deuren<br />
open konden, de wereld in het vizier kwam en de<br />
positie van de predikant ingrijpend moest veranderen.<br />
Schippers’ onderzoek naar en betrokkenheid bij<br />
het oude-wijkenpastoraat opende een mogelijkheid<br />
maatschappelijk engagement te verbinden met kerkenwerk.<br />
Wat in de studie (we spreken over de jaren<br />
zeventig en tachtig) vaak neerkwam op denken over<br />
onrecht ver weg, kreeg een vertaling hier en nu.<br />
Het Kampen van 2004, zo hield ik mijn gehoor voor,<br />
wilde in allerlei opzichten nog steeds de universiteit<br />
van Kor Schippers zijn. In zijn teksten komt het beeld<br />
naar voren van iemand bij wie persoonlijk geloof,<br />
maatschappelijk engagement, kerkelijke betrokkenheid<br />
(liefde voor de kerk én lijden eraan) en verlangen<br />
naar theologische verdieping steeds volkomen samen<br />
op gaan. De gemeente als subject kreeg een theologische<br />
verantwoording vanuit de theologie van Barth<br />
en Bonhoeffer, het ideaal van de lerende gemeenschap<br />
bracht op het snijvlak van kerk en universiteit<br />
een Catechetisch Centrum voort, voor onderzoek en<br />
reflectie, maar ook heel praktisch om de nieuwste<br />
methoden in te kunnen zien. Schippers hield de boel<br />
bij elkaar. In de strategische heroriëntatie die Kampen<br />
na de doorstart van 2000 had doorgemaakt, waren<br />
Schipperiaanse idealen als praktijkoriëntatie, integratie,<br />
samenhang van theorie en praktijk en persoonlijke<br />
en spirituele ontwikkeling leidraad voor<br />
de ontwikkeling van het onderwijs. Kampen wilde<br />
ook kenniscentrum zijn van de PKN: zoiets als het<br />
Catechetisch Centrum, maar dan voor nu …<br />
Sinds 2004 heeft Kampen zich – als onderdeel van<br />
de PThU vanaf 2007 – nog een keer opnieuw uitgevonden.<br />
Nog maar nauwelijks daaraan gewend,<br />
verhuist ze nu naar Amsterdam en Groningen. Wat<br />
formeel in 2004 bij de totstandkoming van de PKN<br />
door Lieke Werkman
14 Magazine van de <strong>Protestantse</strong> <strong>Theologische</strong> <strong>Universiteit</strong> Nummer 2 - <strong>mei</strong> <strong>2012</strong> 15<br />
en in 2007 bij de fusie met het ThWI eigenlijk al zijn<br />
beslag had gekregen, voltrekt zich nu ook heel fysiek<br />
en materieel: een van de laatste instituten van<br />
de gereformeerde traditie (die van de GKN bedoel ik<br />
dan) verdwijnt. Als uitgesproken voorstander van het<br />
SoW-proces zou Schippers dat wellicht niet eens zo<br />
erg hebben gevonden. Het ging hem overduidelijk<br />
niet om de instituten op zich - kerk noch universiteit.<br />
Over de mensen maakte hij zich wel zorgen: een jaar<br />
voor zijn overlijden noemt hij in een lezing voor de<br />
reünisten van Kampen de jongste generatie theologen<br />
kwetsbaar, de persoonlijk zoekende generatie op<br />
de drempel van een onbekende toekomst, verweesd,<br />
zonder de steun van een gemeenschap van gelijkgezinden.<br />
Hij spreekt dan over de noodzaak van een<br />
normerend centrum en vraagt zich af of wij ‘werkelijk<br />
op de weg van Jezus’ zijn.<br />
Het gereformeerde ‘wij’ waarover Schippers spreekt,<br />
bestaat straks echt nog uitsluitend in herinnering,<br />
maar de weg van Jezus verwijst altijd naar toekomst,<br />
een toekomst waarnaar we straks, kwetsbaar, verweesd<br />
én ook nog verhuisd en ontheemd samen met<br />
nieuwe anderen op zoek moeten. Zo ver van huis is<br />
dat nu ook weer niet.<br />
Lieke Werkman is universitair docent Ethiek aan de<br />
vestiging Kampen van de PThU (per 1 september in<br />
Groningen).<br />
Afscheid van Leiden<br />
In zijn bundel Afscheid van Leiden vertelt Karel van<br />
het Reve een anekdote over Einstein, die na zijn ontslag<br />
in nazi-Duitsland even naar Leiden komt om daar<br />
met een bevriende weduwe te praten over een hem<br />
in Leiden aangeboden leerstoel. ‘Zij legde Einstein<br />
uit dat Leiden een heel rustige stad was: nergens, zei<br />
ze, heeft de overgang van het leven naar de dood zo<br />
ongemerkt plaats als in Leiden. Einstein besloot toen<br />
naar Princeton te gaan.’<br />
Hoewel het afscheid van de vestiging Leiden op 15<br />
maart jl. een drukbezochte, inhoudelijk interessante<br />
en bijkans feestelijke gebeurtenis was, overheerst het<br />
geluid van de stille trom waarmee ‘de kerk verdwijnt<br />
uit de oudste theologieopleiding van Nederland’<br />
(Reformatorisch Dagblad, daags voor het afscheid).<br />
De uittocht van enkele studenten en medewerkers<br />
veroorzaakt op het oog nog niet de minste rimpeling<br />
in het rustige water aan de Witte Singel. Het Leids<br />
Instituut voor Godsdienstwetenschappen, inclusief<br />
de studie godgeleerdheid, gaat vol vertrouwen en op<br />
eigen kracht verder. Van een overgang van leven naar<br />
dood lijkt geen sprake te zijn. Toch sterft er iets, of<br />
eigenlijk iemand: de typisch Leidse theologiestudent,<br />
die na een gedegen studie godgeleerdheid ter plaatse<br />
de kerkelijke opleiding volgde om predikant te worden.<br />
Zij verdient postuum een kleine gedenksteen.<br />
De typisch Leidse theologiestudent onderscheidde<br />
zich op tal van fronten, waaronder een ferme bedrevenheid<br />
in de historisch-kritische exegese (de naam<br />
van nieuwtestamenticus H.J. de Jonge mag hier niet<br />
onvermeld blijven) en een grote vrijmoedigheid om<br />
eigen wegen te gaan door het theologische landschap,<br />
vanwege de kleinschaligheid van de opleiding<br />
en het ontbreken van grote groepen gelijkgezinden.<br />
Meest in het oog springt echter de behendigheid van<br />
de typisch Leidse theologiestudent waarmee hij, wanneer<br />
zijn tijd gekomen was, de weliswaar inpandige<br />
maar toch riskante sprong maakte van de ene naar de<br />
andere ordo: een sprong van wetenschap naar kerk.<br />
En soms, bij gelegenheid, weer terug. Nu was het ba-<br />
door Hans de Waal
16 Magazine van de <strong>Protestantse</strong> <strong>Theologische</strong> <strong>Universiteit</strong> Nummer 2 - <strong>mei</strong> <strong>2012</strong> 17<br />
lanceren tussen twee ordines uiteraard niet voorbehouden<br />
aan de Leidse theologiestudent, maar vrijwel<br />
nergens anders werd het bestaan van deze modus<br />
vivendi met evenveel verve onderschreven en verdedigd<br />
(‘geïnternaliseerd’, zou de psycholoog zeggen)<br />
als in Leiden. Dit betekent niet dat het allemaal vanzelf<br />
ging, dat er niet af en toe spanningen waren, dat<br />
het de best mogelijke van alle mogelijkheden was,<br />
etcetera, nee. Iedereen haalde wel eens een nat pak.<br />
Maar in Leiden wist men eenvoudigweg dat het uitgesproken<br />
lastig is om wetenschap en kerk onder één<br />
dak te huisvesten, maar dat ook dan een lat-relatie de<br />
voorkeur verdient boven een scheiding. Beter voor de<br />
kinderen. Als de duplex ordo een typisch Nederlands<br />
poldermodel was, dan was de Leidse theologiestudent<br />
de klassieke representant van de ‘oude politiek’<br />
die zich hierbij als een vis in het water voelde.<br />
Niet alleen in de collegebanken werd aan de sprongtechniek<br />
gewerkt, ook binnen de disputen en collegia<br />
werden ware atleten geboren. De Leidse disputen<br />
kennen geen confessionele grondslagen: ze weerspiegelen<br />
dezelfde diversiteit als het instituut en de<br />
studenten. Niettemin wordt er flink op los gepreekt,<br />
ondermeer in het oudste theologische collegium van<br />
Nederland (misschien wel ter wereld), Quisque Suis<br />
Viribus, sinds 1841. Preken voor de vierschaar van de<br />
wetenschap: dat moet wel goede predikanten opleveren.<br />
De duplex ordo op huiskamerformaat. Vreugde,<br />
vriendschap en theologie gaan hand in hand.<br />
Met het afscheid van Leiden verdwijnt ook het<br />
aanleren, verfijnen én waarderen van de unieke en<br />
ingewikkelde behendigheid waar de Leidse theologiestudent<br />
in uitblonk. Voor de beoefenaars en bewonderaars<br />
voelt het alsof er kort voor de Spelen een<br />
Olympische discipline wordt geschrapt. Voorgoed, al<br />
geldt in de wereld van de theologie evenzeer als in<br />
die van de sport: zeg nooit nooit. En natuurlijk zijn<br />
er argumenten voor. Waarom halsbrekende toeren<br />
uithalen langs de afgrond als er veertig kilometer verderop<br />
een (provisorische) brug is gebouwd? Waarom<br />
zo moeilijk doen? De Leidse theologiestudent die<br />
predikant wilde worden is met zijn beheersing van de<br />
sprongkunst geworden als die aardige buurman die<br />
een heel bijzonder kunstje kan, bij de barbecue: het<br />
ziet er gevaarlijk uit, en inderdaad, hij is er goed in,<br />
maar wat doet het er eigenlijk toe?<br />
Een gedenksteen, als een lieu de mémoire, waardeert<br />
het verleden en biedt troost in het heden. En daarmee<br />
beïnvloedt het de toekomst. Daarom, als wens voor<br />
de nieuwe PThU in Amsterdam en Groningen: dat de<br />
nagedachtenis van de typisch Leidse theologiestudent<br />
die predikant wilde worden ons allen tot zegen strekt,<br />
opdat hij / zij in deze ongemerkte overgang van leven<br />
naar dood onverhoopt een eigen paasmorgen krijgt<br />
en (in een andersoortig lichaam, met nieuwe behendigheden)<br />
aan een nieuw leven begint.<br />
Hans de Waal is aio Diaconaat aan de vestiging<br />
Leiden van de PThU.<br />
Duplex ordo als<br />
vanzelfsprekendheid<br />
‘Je gaat het toch niet over de duplex ordo en zo<br />
hebben?’ Dit, of ongeveer dit, was blijkbaar de reactie<br />
van prof.dr. Gerrit de Kruijf toen dr. Johannes<br />
Tromp, manager van het Leids Instituut voor<br />
Godsdienstwetenschappen, de titel van zijn lezing<br />
bij het afscheid van de PThU uit Leiden bekendmaakte:<br />
‘Uitgesproken lastig’. Johannes Tromp refereerde<br />
in zijn lezing aan deze reactie van De Kruijf om er<br />
direct aan toe te voegen: ‘Ik besefte dat ik het niet<br />
niet over de duplex ordo kon hebben.’<br />
Ik kwam tot dezelfde ontdekking. Als ik iets wil zeggen<br />
over wat de PThU in Leiden, of de kerkelijke opleiding,<br />
zoals het in mijn studententijd nog heette,<br />
kenmerkte, dan moet ik het over de duplex ordo<br />
hebben, over de – als het gaat om de theologiestudie<br />
niet makkelijke – scheiding van kerk en staat,<br />
en over de strikte wijze waarop deze scheiding in<br />
Leiden werd gehandhaafd.<br />
Ik heb graag theologie gestudeerd en deze brede<br />
studie altijd als een grote luxe ervaren. En ik heb<br />
graag in Leiden gestudeerd. De duplex ordo was<br />
voor mij een vanzelfsprekendheid: eerst studeerde<br />
je zo wetenschappelijk mogelijk theologie, onder<br />
uitsluiting van het transcendente, zoals dat werd<br />
genoemd, en daarna maakte je als het ware de<br />
sprong (Berkhof) om God wél te vooronderstellen in<br />
door Christiane van den Berg-<br />
Seiffert
18 Magazine van de <strong>Protestantse</strong> <strong>Theologische</strong> <strong>Universiteit</strong> Nummer 2 - <strong>mei</strong> <strong>2012</strong> 19<br />
Wat neem je mee?<br />
Op de dag van het afscheid van Leiden was<br />
onder de titel Wat neem je mee? in het<br />
Academiegebouw een expositie te zien van foto’s<br />
van alumnus drs. Jos Wolthaus en Marianne<br />
Wolthaus-De Ridder. Een kleine selectie hiervan<br />
is op deze pagina te zien. De kleurenfoto’s bij de<br />
artikelen over Leiden zijn op de dag zelf genomen<br />
door Stefanie uit den Bogaard.<br />
je theologiseren en begon je aan de kerkelijke opleiding.<br />
Tijdens de eerste jaren van mijn studie had ik<br />
dan ook eigenlijk alleen via het dunne lijntje van de<br />
door de kerkelijke opleiding georganiseerde ‘kerkelijke<br />
avonden’ contact met de kerkelijke docenten<br />
(nu de PThU dus), maar ik kende hen en zij kenden<br />
mij. Tijdens deze eerste jaren genoot ik van vakken<br />
als kerkgeschiedenis en godsdienstwijsbegeerte en<br />
van godsdienstpsychologie en godsdienstsociologie.<br />
Pas nu, terugkijkend, besef ik dat de vakken op het<br />
gebied van Nieuwe Testament en Oude Testament<br />
niet bij dit rijtje van mijn favorieten zaten. De uitleg<br />
van de bijbel ging, zo begrijp ik het nu, voor mij pas<br />
leven toen ik aan de andere kant van de duplex ordo<br />
stond. Toen ik ook dogmatiek erbij kreeg. En toen ik<br />
de Bijbel ook tijdens mijn studie mocht lezen met de<br />
vraag hoe God erin spreekt. Tot de mensen toen, in<br />
een bepaalde context en tijd. En tot ons nu. Tot mij.<br />
Achteraf is het ook niet toevallig dat ik deze sprong<br />
naar de andere kant van de duplex ordo zo gauw<br />
mogelijk heb genomen, met een kerkelijk hoofdvak,<br />
Praktische Theologie, binnen de staatsopleiding –<br />
die mogelijkheid was er toen net.<br />
Daarna, tijdens de kerkelijke opleiding, was er een<br />
rijkdom aan nieuwe vakken. Dogmatiek inderdaad.<br />
Bijvoorbeeld de colleges ‘Kerk en Israël’. Of de colleges<br />
over seksualiteit binnen christelijke ethiek. Of de<br />
dagen in Dordrecht bij dr. Gerrit-Jan van der Kolm.<br />
En dan de preekcolleges in de Waalse Kerk en het<br />
borrelen daarna… Ik denk dat ik toen theoloog ben<br />
geworden. Toen mijn handen niet meer gebonden<br />
waren door de ‘uitsluiting van het transcendente’.<br />
Toen ik mezelf en mijn wereld voluit mee kon nemen<br />
in de theologische reflectie.
20 jaar jong: Nu totaal vernieuwd!<br />
Bijbelse theologie en hedendaagse cultuur in<br />
grote en kleine, stevige en speelse<br />
bijdragen.<br />
Zesmaal per jaar<br />
een ontmoeting<br />
tussen Bijbel en<br />
cultuur, joodse en<br />
christelijke traditie,<br />
exegese en praktijk;<br />
48 pagina’s full<br />
colour over de<br />
Leo Mock<br />
Dag 3 van de schepping<br />
Wat is er toch zo speciaal aan de dinsdag? Er gebeuren<br />
in de Bijbel en in het jodendom allerlei<br />
bijzondere dingen op deze ‘derde dag’. De oorzaak<br />
zou wel eens in de schepping ingebakken<br />
kunnen zijn.<br />
D<br />
e Tenach/het jodendom lijkt iets met het getal 3 te<br />
hebben (en ook met 7 en 10, maar dat is een ander<br />
verhaal…). Zo lijken belangrijke gebeurtenissen zich<br />
vooral op de derde dag voor te doen: het is de derde dag<br />
waarop Abraham de plek van de offerande van Isaak al uit de<br />
verte ziet (Gen. 22:4); Sichem wordt op de derde dag ná de besnijdenis<br />
door de twee zonen van Jakob aangevallen (Gen.<br />
34:25); het is op de derde dag dat Farao zijn verjaardag viert,<br />
de dromen van de overste der wijnschenkers en de opperbak-<br />
ker uitkomen en Josefs bevrijding begint (Gen. 40:20). Natuurlijk<br />
was de openbaring op Sinaï op de derde dag van de<br />
maand (Ex. 19:16); iemand die onrein is, moet op de derde en<br />
de zevende dag bespat worden met het reinigingswater van<br />
de Rode Koe (Num. 19:12); op de derde dag na de strijd komt<br />
een boodschapper aan David vertellen dat Saul en Jonathan in<br />
de oorlog gesneuveld zijn (2 Sam. 1:2-4). En dan heb je nog de<br />
joodse Bijbel, die ingedeeld is in drieën: Tora, Profeten, en Geschriften;<br />
het joodse volk, dat bij de rabbijnen uit drie delen<br />
bestaat: Israëlieten, levieten en priesters; zijn er drie aartsvaders;<br />
en is het kleinste rechtscollege bij de rabbijnen een drietal<br />
wijze mannen…<br />
Dat rechtvaardigt de vraag of er ook iets bijzonders aan de<br />
hand is met de derde scheppingsdag in Genesis 1. Nu is het<br />
scheppingsverhaal een heikel stuk om over te schrijven. Niet<br />
omdat de taal van de Tora hier nu zo ingewikkeld is, het lijkt<br />
4 I N T E R P R E T A T I E | maart <strong>2012</strong><br />
bijbelse boodschap in de 21ste eeuw.<br />
Maak gebruik van onze<br />
speciale aanbiedingen:<br />
Elk jaar verschijnt de derde dag opnieuw: sinaasappelboomgaard op Rhodos<br />
juist best concrete taal. Maar misschien is dat wel juist het<br />
probleem, want wat staat er nu eigenlijk, wat betekent het?<br />
Het scheppingsverhaal wordt al in de oude rabbijnse bronnen<br />
druk becommentarieerd en verklaard, maar vaak roepen<br />
die verklaringen weer nieuwe vragen op. En ook de middeleeuwse<br />
joodse bijbelexegeten hadden het er druk mee: wat<br />
betekent het eerste woord – bereesjiet – nu eigenlijk? In het<br />
begin, in een begin, of ‘In het begin van het scheppen van<br />
hemel en aarde’? In de Talmoed worden de scheppingswerken,<br />
de maäsee bereesjiet, genoemd als een gebied van de esoterie<br />
waarover je maar het beste niet kan uitweiden in het<br />
openbaar. Je mag deze kennis alleen met één geschikte leerling<br />
tegelijk bestuderen, niet met twee (Misjna Chagiga 2:1).<br />
Natuurlijk was de<br />
openbaring op Sinaï<br />
op de derde dag van<br />
de maand<br />
gebeurd. Na de<br />
eerste scheppings‘daad’<br />
van<br />
God uit het niets<br />
lijkt alles in een toestand<br />
van vermenging<br />
en chaos te bestaan: licht<br />
en duisternis, vloeibaar en<br />
vast, boven en beneden – hemel<br />
en aarde – lopen in elkaar over. Volgens Nach-<br />
manides is de afgrond (tehom) uit het tweede vers van Genesis<br />
een amorf mengsel van aarde en water. Nu komt veel van het<br />
scheppingswerk erop aan om de verschillende materie, enti-<br />
In zijn commentaar op het scheppingsverhaal verwijst Nachteiten, en vormen van elkaar te scheiden, te begrenzen. Licht<br />
manides dan ook meerdere keren naar de esoterische dimen- en donker worden op de eerste dag van elkaar gescheiden, en<br />
sie van dit verhaal, en dat het alleen aan een enkeling is dag en nacht ontstaan – een vast tijdsritme.<br />
gegeven om het te doorgronden. Anderen stellen dat het naïef<br />
zou zijn om te denken dat de Tora werkelijk een exacte, feite- Op de tweede dag vindt er een scheiding plaats tussen het<br />
lijke beschrijving geeft van de schepping. Kortom, het is een water dat de wereld vult – het uitspansel (rakia) zal een schei-<br />
uitdaging om over het scheppingsverhaal te schrijven… ding maken tussen het water beneden dat zich op de aarde<br />
bevindt en het water boven. Het uitspansel wordt ook hemel<br />
Water en aarde<br />
genoemd door God – sjamajim. De vraag rijst dan natuurlijk<br />
De derde dag begint met de begrenzing tussen water en aarde wat er zich boven het uitspansel bevindt – blijkbaar is er ook<br />
– land en zee. Hierzonder zou de aarde niet bewoonbaar zijn nog ‘iets’ boven de hemel, een iets dat vooral water is volgens<br />
voor de mens en de meeste dier-en plantensoorten. Op deze de Tora. Boven de ‘gewone’ zichtbare hemel bevindt zich vol-<br />
derde dag wordt duidelijk wat er in de twee eerdere dagen is gens sommigen de Hemel der Hemelen – de allerhoogste<br />
I N T E R P R E T A T I E | maart <strong>2012</strong> 5<br />
• Direct een abonnement: het eerste half jaar gratis<br />
• Proefabonnement: 3 nummers voor € 12,-<br />
Kijk voor meer informatie op www.interpretatie.nl of bel: 079-3 628 628,<br />
(’s ochtends), e- mail: abonnementen@boekencentrum.nl<br />
Kennismaken?<br />
www.interpretatie.nl<br />
Dit leren uitslaan van mijn theologische vleugels gebeurde<br />
binnen de ruimte die de docenten van de<br />
kerkelijke opleiding voor studenten hebben geschapen.<br />
Met elkaar vertegenwoordigden de kerkelijke<br />
docenten in Leiden de breedte van de Kerk. Het<br />
hele spectrum van de PKN én de Remonstrantse<br />
Broederschap. Wij studenten zagen het wederzijdse<br />
respect van de collega’s van de kerkelijke staf, wij<br />
zagen hun oprechte interesse in de positie van de<br />
ander en wij zagen hun begrip en waardering voor<br />
elkaar. Het schiep een sfeer waarin aan studenten<br />
ruimte, maar ook de nodige veiligheid werd geboden.<br />
En het gaf ons een mooi voorbeeld hoe Kerk<br />
kan zijn. In haar breedte en diversiteit. En dat voorbeeld<br />
hadden wij ook hard nodig, wij worstelden<br />
in ons kleine jaargroepje immers behoorlijk met alle<br />
onderlinge verschillen… Deze wijdse ruimte en de<br />
betrokkenheid van de docenten op de studenten<br />
maakten de kerkelijke opleiding tot de meest kostbare<br />
tijd van mijn studie.<br />
Christiane van den Berg-Seiffert is aio praktische<br />
theologie aan de vestiging Leiden van de PThU.<br />
Nummer 2 - <strong>mei</strong> <strong>2012</strong> 21
Het dominass team<br />
is er voor u!<br />
Dominass assurantiën bv<br />
“De predikanten verzekeraar”<br />
Dagelijks zetten onze specialisten zich in om de verzekeringen van<br />
inmiddels ruim 3.500 predikanten zo goed mogelijk te beheren.<br />
Kennis van zaken, een uitgekiend verzekeringspakket en<br />
een grote betrokkenheid bij uw persoonlijke situatie!<br />
Kennismaken is eenvoudig:<br />
bel en u ervaart het Dominass gevoel.<br />
0344-642404<br />
INFO@DOMINASS.NL - WWW.DOMINASS.NL<br />
Boeken<br />
Klaas Spronk en Achibald van Wieringen<br />
(red.), De Bijbel Theologisch: Hoofdlijnen<br />
en thema’s. Zoetermeer: Meinema 2011,<br />
€ 47,50. 450 pp.<br />
Dit boek is bedoeld als een nieuw theologisch<br />
handboek bij de bijbel. Het sluit een indrukwekkende<br />
serie handboeken af die begon met De Bijbel literair.<br />
In deze bundel wordt de lezer langs hoofdlijnen van<br />
de belangrijkste bijbelboeken gevoerd. Daarnaast<br />
wordt er ingegaan op centrale thema’s als geweld,<br />
schepping, seksualiteit en leven na de dood. Op<br />
deze manier wordt duidelijk dat in de Bijbel op heel<br />
verschillende manier wordt verteld en gezongen<br />
over God en de ervaringen van mensen met<br />
hun God. De bijbel biedt geen samenhangende<br />
geloofsleer maar een veelvoud aan stemmen en<br />
benaderingen die de lezer voor vragen stelt. Aan<br />
de ene kant wordt er overzicht en samenhang<br />
geboden, terwijl er aan de andere kant ruimte blijft<br />
voor die vele stemmen. De redactie werd gevormd<br />
door Klaas Spronk, hoogleraar Oude Testament<br />
aan de PThU, Archibald van Wieringen, universitair<br />
hoofddocent voor Oude Testament aan de<br />
Faculteit Katholieke Theologie, Naast hen werkten<br />
Nederlandstalige bijbelgeleerden mee vanuit heel<br />
verschillende denominaties en richtingen.<br />
Harry Bisseling, Henk de Roest en<br />
Peet Valstar (red.), Meer dan hout<br />
en steen. Handboek voor sluiting en<br />
herbestemming van kerkgebouwen.<br />
Zoetermeer: Boekencentrum, € 24,50<br />
De komende jaren verwacht men dat in Nederland<br />
van duizend kerkgebouwen (protestants en<br />
rooms-katholiek) de deur wordt gesloten. In dit<br />
lijvige maar zeer toegankelijk geschreven handboek<br />
wordt ruimschoots aandacht geschonken<br />
aan de vaak moeilijke en emotionele besluitvorming<br />
rond kerksluiting, maar ook aan (verrassende)<br />
mogelijkheden voor herbestemming. Foto’s<br />
helpen om een indruk te krijgen. De auteurs<br />
reiken daarbij informatie aan over het beleid van<br />
de landelijke en gemeentelijke overheid en geven<br />
inzage in het beleid van kerkgenootschappen.<br />
Tevens biedt het handboek, aan de hand van vele<br />
praktijkbeschrijvingen, mogelijkheden om aan de<br />
pastorale begeleiding vorm te geven. Daarnaast<br />
wordt een beschrijving gegeven van teksten, liederen,<br />
symbolen en rituelen voor een afscheidsdienst.<br />
De auteurs delen de overtuiging dat het<br />
sluiten van een kerkgebouw niet het einde van<br />
een geloofsgemeenschap hoeft te betekenen,<br />
maar laten zien dat daartoe wel een zorgvuldig<br />
besluitvormingsproces, goede pastorale begeleiding<br />
en een inspirerende visie voor de toekomst<br />
nodig zijn. Soms kan een kerksluiting een reden<br />
zijn voor een nieuw begin.<br />
Nummer 2 - <strong>mei</strong> <strong>2012</strong> 23
PThU vestiging Utrecht<br />
(tot 1 september <strong>2012</strong>)<br />
Postbus 80105<br />
3508 TC UTRECHT<br />
tel. (088) 337 17 02<br />
info@pthu.nl<br />
PThU vestiging Kampen<br />
(tot 1 september <strong>2012</strong>)<br />
Postbus 5021<br />
8260 GA Kampen<br />
tel. (088) 337 1600<br />
fax (088) 337 1613<br />
info@pthu.nl<br />
Colofon<br />
PThU vestiging Leiden<br />
(tot 1 september <strong>2012</strong>)<br />
Postbus 9515<br />
2300 RA LEIDEN<br />
tel. (088) 337 18 01<br />
fax (071) 527 2571<br />
info@pthu.nl<br />
Seminarium Doorn<br />
(kantoor tot 1 september <strong>2012</strong>)<br />
Postbus 220<br />
3940 AE DOORN<br />
tel. (088) 337 17 50<br />
fax (0343) 533 034<br />
seminarium@pthu.nl<br />
PThU vestiging Amsterdam<br />
(vanaf 1 september <strong>2012</strong>)<br />
De Boelelaan 1105<br />
1081 HV AMSTERDAM<br />
(088) 3371600<br />
info@pthu.nl<br />
PThU vestiging Groningen<br />
(vanaf 1 september <strong>2012</strong>)<br />
Oude Ebbingestraat 25<br />
9712 HA GRONINGEN<br />
(088) 3371600<br />
info@pthu.nl<br />
www.pthu.nl<br />
<strong>PThUnie</strong> is een magazine dat drie keer per jaar verschijnt. Het blad is met name bedoeld voor predikanten in de PKN en het wordt ook toegezonden aan<br />
studenten, medewerkers en relaties van de PThU. Het magazine wordt uitgegeven door de <strong>Protestantse</strong> <strong>Theologische</strong> <strong>Universiteit</strong>.<br />
Redactie<br />
Jodien van Ark<br />
Theo Boer<br />
Elsbeth Ro<strong>mei</strong>jn, eindredacteur<br />
Caspar Dullemond, eindredacteur a.i.<br />
Henk de Roest<br />
Klaas Spronk, hoofdredacteur<br />
Redactieadres<br />
Postbus 5021<br />
8260 GA Kampen<br />
Tel. (088) 337 16 00<br />
Fax (088) 337 16 13<br />
Internet: www.pthu.nl<br />
Vormgeving<br />
Borrias, Kampen<br />
www.borrias.nl<br />
Foto’s<br />
Stefanie uit den Bogaard<br />
Gerard Helt<br />
ISSN nummer<br />
1876-9233