4 Op paaszondag 2006, als paus Benedictus XVI het Urbi et Orbi over het Sint Pieterplein en de rest van de wereld uitspreekt, wordt aspirant-geleidehond Orbi geboren. Als eerste van het O-nest wordt de golden retriever vernoemd naar deze beroemde zegen. Urbi et Orbi is Latijn voor ‘de stad (Rome) en de hele wereld’. Voor <strong>Gerrit</strong> <strong>Stein</strong> is Orbi de hele wereld. En een zegen is ze ook. <strong>Gerrit</strong> <strong>Stein</strong> INTERVIEW MET GERRIT STEIN GEEN PIL MEER GESLIKT ‘Ik hoef geen hond’. Het zijn de besliste woorden van <strong>Gerrit</strong> <strong>Stein</strong> (72) als de zelfstandigheidtherapeute van Visio Sittard-Geleen oppert om eens aan een geleidehond te gaan denken. Er zijn genoeg mensen die het harder nodig hebben dan hij. Hij heeft dat niet nodig. Hij redt zich wel. Vindt hij. Toch wandelt hij op 14 januari 2008 <strong>met</strong> geleidehond Orbi in tuig de poort van de geleidehondenschool uit. ‘Prinsheerlijk en apetrots’. <strong>Gerrit</strong> <strong>Stein</strong> wordt op 6 augustus 1939 in Geleen geboren als middelste zoon van wat uiteindelijk ‘een nest van elf’ zal worden. Een gezonde jongen, tien tenen, tien vingers, neus in het midden en twee gezonde ogen. Niks aan het handje. ‘Ik denk niet’ zegt zijn vrouw Alice ‘dat <strong>Gerrit</strong> zo’n braaf jongetje was, hoor’. Zelf omschrijft <strong>Gerrit</strong> zich iets minder subtiel, als een ‘eigenwijze donderstraal’. Na de lagere school en een technische opleiding gaat hij, net als vader <strong>Stein</strong> en een heleboel andere mannen in Zuid-Limburg, in de mijnen werken. Jongens krijgen zo vrijstelling van militaire dienst, maar zelfs dat voordeel blijkt niet voldoende om <strong>Gerrit</strong> lang ondergronds te houden. ‘Ik ging er iedere dag <strong>met</strong> tegenzin naartoe. En een angst dat ik had. Je zit 700 <strong>met</strong>er diep en ik was bang dat de boel zou instorten.’ Een paar weken nadat hij de mijnen de rug toekeert, moet <strong>Gerrit</strong> alsnog in dienst. ‘En daarna ben ik bij Alice’ vader gaan werken. <strong>In</strong> de steigerbouw. Ik ging overal naar toe, van Antwerpen naar Terneuzen, van Rotterdam, naar Noorwegen. Altijd onderweg en hard werken’ glundert hij. Het is ook onderweg dat de eerste kink in de kabel komt. <strong>In</strong> de buurt van Dronten raakt hij verwikkeld in een ernstig autoongeluk en verliest zijn linkeroog. Nog geen week uit het ziekenhuis, <strong>met</strong> een pleister op de plek waar eerst het oog zat, stapt <strong>Gerrit</strong> weer in de auto. Aan het werk. ‘Ik kan niet stilzitten’, zegt hij. Een zin die hij gedurende de rest van het gesprek nog vaak zal uitspreken. Drie jaar later wordt <strong>Gerrit</strong>s leven opnieuw ruw verstoord als hij op het haventerrein van Antwerpen door een stilstaande vrachtwagen een rood stoplicht mist en zichzelf pardoes onder de trein rijdt. <strong>In</strong> het ziekenhuis kijkt de dienstdoende arts <strong>met</strong> een lampje in zijn oog. Geen reactie. De arts weet niet beter dan dat <strong>Gerrit</strong> dood is. Hij wordt dus in afwachting van de familie naar het lijkenhuis gebracht. ‘Maar die arts, had in m’n kunstoog gekeken’ grijnst <strong>Gerrit</strong>. Hij is dus niet dood, hij leeft, maar mag vanwege een zware hersenschudding absoluut niet opstaan. Toch treffen Alice en haar broer een leeg bed aan als ze in het ziekenhuis arriveren. Als ze bij een verpleegkundige om opheldering vragen, hoort Alice haar broer zeggen: ‘Kijk, daar loopt ie’. En daar komt <strong>Gerrit</strong> doodleuk door de gang aangewandeld. <strong>Gerrit</strong> klopt zichzelf ferm op één schouder. ‘Een beschermengel hè?’ U WORDT BLIND Dat kan zo zijn, toch laat die beschermengel het nog lelijk afweten. Als <strong>Gerrit</strong> op een zondag zit te vissen, merkt hij dat hij de dobber niet <strong>meer</strong> kan zien. Hoewel de buitenwereld er weinig van merkt, wordt het zicht in zijn rechteroog steeds minder. Dan komt de dag dat hij zijn rijbewijs moet laten verlengen en omdat hij maar één oog heeft, gaat daar een medische keuring aan vooraf. ‘Ik verleng je rijbewijs niet’ zegt de huisarts, nadat hij in <strong>Gerrit</strong>s oog heeft zitten turen. Dan komt de dreun. Door een netvliesloslating en ontstekingen zal ook het licht in het rechteroog verdwijnen. Twee andere oogartsen komen <strong>met</strong> dezelfde jobstijding: ‘Meneer <strong>Stein</strong>, u wordt blind.’ ‘Ik ben zelf naar huis gereden en ben blijven rijden totdat het rijbewijs echt verlopen was. Daarna heb ik nooit <strong>meer</strong> achter het stuur gezeten’ vertelt <strong>Gerrit</strong>. Autorijden is één ding, werken is een ander verhaal. Hoewel het klimmen op steigers <strong>met</strong> één oog al link en onverantwoord is, blijft <strong>Gerrit</strong> <strong>met</strong> het falende rechteroog gewoon doorwerken. Totdat op een kwade dag het elastiekje breekt. ‘Ik was totaal overspannen’ zegt hij. ‘Ik kon het werk niet <strong>meer</strong> aan. Ik ging steeds slechter zien. ‘ Ik wou gewoon doen’ Soms zag ik op de ene dag nog iets en de volgende dag zag ik dat niet <strong>meer</strong>. Ik deed wel alles, want ik wilde niet klagen. Maar ik wist natuurlijk best dat het niet <strong>meer</strong> kon. Ik ging er kapot aan. Op een dag zei ik tegen m’n zwager: ‘Ik stop ermee’. En ik ben naar huis gegaan.’ Toen zat de man die niet kan stilzitten, noodgedwongen stil. ‘Tjonge, jonge’, zucht <strong>Gerrit</strong> bij de herinnering. ‘Ik heb toen een hele poos <strong>met</strong> m’n kop onder m’n arm gelopen. Totdat een kennis <strong>met</strong> een boekje kwam over wijn maken. Dat vond ik prachtig’, zegt hij enthousiast. ‘Dat deed ik toch zo graag. Lekker in de Ardennen sleedoorn plukken of appels om wijn van te maken. En het was lekkere wijn!’ zegt hij. Maar na autorijden, vissen, varen en werken, viel ook dat een paar jaar geleden af. ‘Ik stootte de glazen fl essen kapot en ik kon niet <strong>meer</strong> zien wat ik moest af<strong>met</strong>en. Dus viel dat ook weg.’ GEEN HOND, PUNT UIT ‘En toen’, zegt <strong>Gerrit</strong>, ‘terwijl de tot nu toe steeds aanwezige glimlach van zijn gezicht glijdt, ‘begon de ellende.’ En die heeft jaren en jaren geduurd. Piekeren, piekeren en nog eens piekeren. Over zijn kleinkinderen die hij niet kon zien opgroeien, over het verdriet van de kinderen omdat papa blind werd. ‘Ik word niet blind’ stelde hij ze gerust. Maar blind was hij eigenlijk al, <strong>met</strong> links een kunstoog en rechts minder dan een half procent zicht. <strong>Gerrit</strong> sliep niet <strong>meer</strong> van het malen in zijn hoofd. Want als je blind bent, dan kun je helemaal niks <strong>meer</strong> en afhankelijk zijn, dat nooit. Van de huisarts kreeg hij de zwaarste antidepressiva om het leven leefbaar te maken.’Ik was helemaal versuft. Had ik bezoek, dan merkte je niks aan me. Maar waren ze weg, dan kwam het weer.’ Alleen de deur uit ging niet <strong>meer</strong>. Met een stok lopen was een ellende. ‘Ik wilde niet laten blijken dat ik blind was. Ik wou gewoon doen.’ Dan, als <strong>Gerrit</strong> op de bodem van de put zit, is er de zelfstandigheidtherapeute, die voor het eerst een geleidehond ter sprake brengt. Maar <strong>Gerrit</strong> wijst dat resoluut van de hand. ‘Ik hoefde geen hond. Er waren mensen genoeg die dat harder nodig hadden, vond ik. We hadden nooit huisdieren. Ja, wel cavia’s voor de 5