03.09.2013 Views

PGS 21 - Databank Milieu

PGS 21 - Databank Milieu

PGS 21 - Databank Milieu

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

7.3.5 Materiaalkeuze<br />

• Het reservoir moet zijn vervaardigd van koolstofstaal of van gelegeerd staal.<br />

• Uitgaande van de laagste in rekening te brengen metaaltemperatuur moeten de aan het materiaal<br />

te stellen eisen met behulp van de “Regels” zijn bepaald.<br />

7.3.6 Lasverbindingen<br />

Uitvoering en keuring van lasverbindingen moeten voldoen aan het gestelde in de “Regels”.<br />

7.3.7 Aantal en plaats van de aansluitingen<br />

• Het aantal aansluitingen moet zoveel mogelijk zijn beperkt.<br />

• Het reservoir moet zijn voorzien van een rond mangat.<br />

Indien de lengte van een dergelijk reservoir meer dan 6 meter bedraagt moeten in het reservoir zo<br />

ver mogelijk van elkaar verwijderd, twee ronde mangaten aanwezig zijn dan wel één rond mangat<br />

en één ontluchtingsopening.<br />

Reservoirs mogen geen andere openingen heben dan de hierboven genoemde.<br />

• Het reservoir moet zijn voorzien van de volgende aansluitingen:<br />

a. aansluitingen voor één of meer veerbelaste veiligheidskleppen;<br />

b. een aansluiting voor een vaste binnenpijp met een doorlaat van ten hoogste 2 mm 2 ter controle<br />

van de maximaal toelaatbare vulling;<br />

c. een aansluiting voor een vloeistofstandaanwijzer;<br />

d. een aansluiting voor een manometer. Deze aansluiting moet bij voorkeur gecombineerd worden<br />

met de onder b. genoemde aansluiting;<br />

e. aansluitingen voor het aftappen van vloeibaar propaan/butaan;<br />

f. een aansluiting voor het vullen van het reservoir met vloeibaar propaan/butaan;<br />

g. een aansluiting voor het onttrekken van dampvormig propaan/butaan;<br />

h. een aansluiting voor de maximum-niveaubeveiliging.<br />

• Behoudens de aansluittubelures bedoeld in b., c., d. en e. moeten de tubelures van de aansluitingen<br />

zijn aangebracht op mangatdeksel danwel op de afdichtflens van de ontluchtingsopening. De aansluittubelures<br />

voor een vaste binnenpijp en voor een vloeistofstandaanwijzer .mogen zijn aangebracht<br />

in een front van het reservoir, terwijl de aansluittubelure voor het aftappen van vloeibaar propaan/<br />

butaan mag zijn aangebracht aan de onderzijde van het reservoir.<br />

• Behoudens de onder b. en c. genoemde, moéten alle tubelures zijn voorzien van voorlasflenzen.<br />

Behoudens de vloeistofafvoerleiding mogen leidingen niet in de opgeslagen vloeistof steken.<br />

• De minimale diameter van de tubelures moet uit oogpunt van robuustheid, DN 50 (2") bedragen.<br />

Tubelures die geen grotere doorlaat hebben dan 2 mm 2 mogen echter minimaal DN 15 ( 1 ⁄2")zijn.<br />

• Een reservoir groter dan 20 m 3 mag zijn voorzien van een spui-inrichting.<br />

7.3.8 Mangaten en ontluchfingsopeningen<br />

• Mangaten en ontluchtingsopeningen moeten zijn aangebracht in de dampruimte aan de bovenzijde<br />

van het reservoir.<br />

• De inwendige diameter van het mangat moet voldoen aan het gestelde in de “Regels”. De inwendige<br />

diameter van de ontluchtingsopening moet ten minste 150 mm bedragen.<br />

• De afdichting moet zodanig zijn uitgevoerd dat de pakking is opgesloten (bijvoorbeeld kamer/<br />

voorsprong of groef/rand) teneinde de kans op het uitblazen van de pakking minimaal te doen zijn.<br />

• Het mangatdeksel en de afdichtflens van de ontluchtingsopening moeten met behulp van deugdelijke<br />

bouten en moeren zijn bevestigd aan de flens van het mangat, respectievelijk de ontluchtingsopening.<br />

De flenzen moeten van het type voorlasflens zijn.<br />

• Bij montage moet er voor zijn gezorgd dat de bevestigingsbouten niet door inwateren aan corrosie<br />

worden blootgesteld. Dit kan bijvoorbeeld geschieden door doelmatig invetten van de bouten<br />

endoor afdichting van de ruimten tussen de flenzen.<br />

7.3.9 Flenzen<br />

De tubelures van aansluitingen aan het reservoir moeten voorzien zijn van voorlasflenzen. De flensverbindingen<br />

moeten zodanig zijn uitgevoerd dat de pakking is opgesloten (bijvoorbeeld kamer/<br />

voorsprong, groef/rand óf spiraalgewonden pakkingringen met een stalen buitenring), teneinde het<br />

onverhoopt uitblazen van de pakking te voorkomen. Flensverbindingen moeten met behulp van<br />

deugdelijke bouten en moeren tot stand zijn gebracht.<br />

Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen <strong>21</strong> Propaan Pagina 36/101

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!