PGS 21 - Databank Milieu
PGS 21 - Databank Milieu
PGS 21 - Databank Milieu
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
a. Voorbehandeling<br />
De voorbehandeling moet bijvoorbeeld door middel van beitsen of door middel van straalreiniging<br />
geschieden. De voorbehandeling moet onmiddellijk worden gevolgd door het aanbrengen van de<br />
hechtlaag voor de bekleding. Bij bekleding met asfaltbitumen is het toegestaan niet de gehele tank,<br />
doch de onderdelen waaruit de tank wordt opgebouwd, voor te behandelen. De onderdelen behoeven<br />
in dit geval niet onmiddellijk van de hechtlaag te worden voorzien indien tot het moment waarop dit<br />
wèl gebeurt, geen zichtbare corrosie optreedt.<br />
Worden de onderdelen wel onmiddellijk na de voorbehandeling van de hechtlaag voorzien, dan moeten<br />
de laszones en laskanten hiervan zijn vrijgehouden.<br />
Het aanbrengen van de bekleding ter plaatse van de lassen moet onmiddellijk geschieden nadat de<br />
lassen en laszones van vet, vuil, vocht, lasslakken, etc. zijn ontdaan.<br />
Toelichting<br />
• Het beitsen moet in verband met de eventueel toe te passen kathodische bescherming overeenkomstig<br />
NEN 6901 zijn uitgevoerd.<br />
• Straalreiniging moet tot een reinheidsgraad SA 2 1 ⁄2 zijn uitgevoerd, overeenkomstig NEN 6901.<br />
b. Asfaltbitumenbekleding<br />
Als materiaal voor de hechtlaag en de bekleding moet asfaltbitumen overeenkomstig NEN 6910 zijn<br />
gebruikt.<br />
De bekleding moet als volgt zijn opgebouwd:<br />
• een hechtlaag van asfaltbitumen in oplossing aangebracht met een dikte van ongeveer 0,05 mm;<br />
• een laag asfaltbitumen met een dikte van ten minste 5 mm;<br />
• een kalklaag.<br />
De bekleding moet goed hechtend en poriënvrij zijn aangebracht overeenkomstig NEN 3350.<br />
c. Epoxybekleding<br />
Voor de bekleding met epoxy’s, zie tabel 7-IV.<br />
7.5.15 Eerste keuring van het reservoir<br />
Het reservoir moet door de Dienst voor het Stoomwezen, of een ingevolge de EEG-kaderrichtlijn<br />
76/767/EEG aangewezen instantie, zijn beproefd en goedgekeurd overeenkomstig het gestelde in de<br />
“Regels”.<br />
Als teken van goedkeuring moet de datum (maand en jaar) van de keuring op de stempelplaat van<br />
het reservoir zijn ingeslagen en gemerkt met het kenmerk van de keuringsinstantie.<br />
7.5.16 Herkeuring van het reservoir<br />
Zo vaak de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoals bijvoorbeeld bij wijzigingen of reparaties,<br />
doch ten hoogste zes jaar nadat de laatste keuring heeft plaatsgevonden, moet het reservoir zijn<br />
herkeurd door de Dienst voor het Stoomwezen.<br />
Als teken van goedkeuring moet de datum van herkeuring op de stempelplaat van het reservoir zijn<br />
ingeslagen en gemerkt met het kenmerk van de keuringsinstantie.<br />
7.5.17 Eerste keuring van de uitwendige bekleding en de kathodische bescherming<br />
De bekleding van het reservoir of van ondergrondse leidingen moet, op de plaats waar het reservoir<br />
of de leidingen zijn ingegraven, door of namens het KIWA zijn gecontroleerd door afvonken; eventuele<br />
beschadigingen moeten worden hersteld.<br />
Door of namens het KIWA moet worden gecontroleerd of de voorbehandeling en de toegepaste<br />
bekleding voldoen aan de gestelde eisen.<br />
Door of namens het KIWA moet, indien aangebracht, een kathodische bescherming vóór het in<br />
gebruik nemen op zijn goede werking worden gecontroleerd. Van genoemde keuringen moeten de<br />
bevindingen aan hef bevoegd gezag worden overgelegd. Van de bevindingen van de keuringen moet<br />
een afschrift worden gezonden aan de Dienst voor het Stoomwezen.<br />
7.5.18 Herkeuring van de uitwendige bekleding met kathodische bescherming<br />
Een kathodische bescherming moet ten minste jaarlijks op haar goede werking worden gecontroleerd<br />
door of namens het KIWA.<br />
Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen <strong>21</strong> Propaan Pagina 44/101