De Hedonistische Sciëntisten - Merlijn Koch
De Hedonistische Sciëntisten - Merlijn Koch
De Hedonistische Sciëntisten - Merlijn Koch
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
COÖRDINATOR<br />
JOEP<br />
DOHMEN<br />
Over Bronnen van het zelf | <strong>Merlijn</strong> <strong>Koch</strong> 0040007<br />
[Type text] Page 1<br />
DE HEDONISTISCHE SCIËNTISTEN<br />
01-05-2009<br />
Page1
Inleiding<br />
Wat te doen met heer O.B. Bommel? Ik heb zijn identiteit gestolen en voor mijn eigen kar gespannen<br />
om verbeelding te geven aan de ideeën van Charles Taylor. Dit is natuurlijk geenszins een rationele<br />
overdenking geweest. Maar als men wil een romantische opwelling, die ik haast niet kon negeren.<br />
Al is het een ingeving geweest, het maakt het wat mij betreft alsnog een noodzakelijke stap om het<br />
werk van de heer Taylor te vertalen. Het gaat in Bronnen van het zelf om beïnvloedende ideeën die<br />
als de bouwfundamenten van de moderne identiteit begrepen kunnen worden. Het gaat vooral niet<br />
om kleine denkers te beginnen bij Plato en Augustinus. Het zijn dan ook niet zozeer de specifieke<br />
denkers, maar de omslagen in het denken en tendensen in de ontwikkeling van onze huidige<br />
beschaving waar Taylor zich op richt. <strong>De</strong> specifieke denkers zijn dan niet zonder belang geweest.<br />
Hier wil ik meteen twee dingen even kort door de bocht stellen. Taylor is een kundig intellectueel die<br />
een groot raamwerk opzet over de moderne identiteit en hij doet dat als oprecht moraalridder. Wat<br />
maakt hem een oprecht moraalridder? Taylor heeft al de kritiek gehad, en dit is veel besproken in de<br />
colleges, dat er geen fabriek of werkplaats in zijn boek voorkomt. <strong>De</strong> kritiek dat het boek in 773<br />
bladzijden elk greintje humor ontbeert heb ik echter nog niet gehoord. Dit is wat mij betreft veel<br />
belangrijker, dat maakt Taylor een typische en voorbeeldige moraalridder. Er zit geen spel in het<br />
boek, geen bokkensprongen en geen echte verbeelding. Het is stijf, het boek slaat je 773 stijve<br />
bladzijden om de oren.<br />
Een zijsprong: Als we kijken naar pedagogische en psychologische studies tikken we vanzelf aan bij<br />
het concept van de ervaring ofwel manieren van denken. Een belangrijke notie is voor mij het<br />
onderscheid dat C.G. Jung maakt tussen ‘directed’ thinking en’ fantasy’ thinking. Directed thinking is<br />
een modus van denken waarin we ons denken samenstellen gericht op de werkelijkheid die ons<br />
omringd in letterlijke omschrijvingen. Fantasy thinking is een meer archaïsche modus van denken<br />
waarin mythe en fantasie de enige manier is om een ervaring uit te drukken die zich niet laat<br />
uitdrukken in rationele termen. (Palmer, M. 1997 p. 95-97) Jung zegt dat in de omslag naar<br />
rationaliteit in het westerse denken het directed thinking de overhand heeft gekregen. <strong>De</strong>ze omslag is<br />
ook binnen de traditie te zien. In dit onderscheid van Jung komt het concept naar voren dat er een<br />
andere manier van denken is die de wereld niet benadert zoals hij is door gemeenschappelijke cultuur<br />
en gefixeerde betekenis waarin de wereld vaststaat. <strong>De</strong> pedagoog M.J. Langeveld noemt in zijn boek<br />
(let op de titel) ‘Scholen maken mensen’ juist dit verschil tussen een persoonlijke wereld en<br />
gemeenschappelijke wereld. (Langeveld 1967)Hij zegt dat op plekken als een zolder de alledaagse<br />
gefixeerde betekenis van dingen verdwijnt en we creatief kunnen zijn. Na een dergelijk moment van<br />
terugtreden vallen de gemeenschappelijke wereld en de persoonlijke wereld meer samen. Verder zegt<br />
hij dat mensen die het vermogen hebben verloren zich een persoonlijke wereld te maken op een<br />
zolder zich heel eenzaam zullen voelen. Voor die mensen is dat de plek waar ze zich ophangen tussen<br />
de rest van de spullen die geen betekenis hebben.<br />
Nu is natuurlijk de vraag wat en denker als Taylor op die zolder zou doen? Enige oplettende lezers<br />
zullen naar mijn vermoeden kunnen raden. Maar dit is meer dan een grappige uithaal naar de theorie<br />
van Taylor. Het is niet alleen dat Taylor geen praktijk noemt in zijn boek. Dit onderbouwt hij tevens<br />
erg goed en een boek zonder praktijk hoeft geen aanleiding tot kritiek te geven. <strong>De</strong> echte kritiek zou<br />
moeten zijn dat Taylor in het geheel niks doet met de ideeën. Het lijkt een beschrijving van een<br />
gedekte tafel, mes, vork, glas, bord, tafelkleed en daar gaat de volgende generatie aanzitten. Het zijn<br />
Page | 2
dingen die hij beschrijft en geen levende, bruisende symbolen in het denken. Taylor mist een stap<br />
van het denken, van het persoonlijk maken. Als we het eerder genoemde onderscheidt van C.G. Jung<br />
erbij halen, kunnen we concluderen dat Taylor in zijn werk alleen maar directed thinking gebruikt<br />
(zelfs de literatuur die hij aanhaalt is letterlijk door hem verwerkt). Dat is recht in de lijn van de<br />
moderne identiteit, erger nog het is een radicalisering ervan.<br />
Het maakt het ook wat minder leuk om te lezen.<br />
Wat te doen met de heer O.B. Bommel? Wij hebben zijn hulp nodig, Taylor heeft zijn hulp nodig. En<br />
een nobele heer als Olivier ontzegt zulks natuurlijk niet. Daarom heb ik zijn identiteit geleend en met<br />
al mijn kunnen getracht Taylor te doen verschijnen in een verhaaltje. Want sinds wanneer wordt<br />
moraal niet meer onderwezen in verhalen? Hierbij vraag ik bij voorbaat al excuses, ik ben geen<br />
meester-schrijver en ik kan zeker Marten Toonder niet evenaren. Maar het is een goedbedoelde<br />
poging en ik vraag de lezer het ook op die manier te lezen.<br />
Een laatste opmerking hier betreft de structuur van de paper. Ik ben mij zeer bewust van de eisen<br />
aan het aantal woorden en een bepaalde vorm en inhoud. Vandaar dat ik heb besloten in allerijl het<br />
verhaal te fabriceren en dit te gebruiken als kapstok voor een paper van het eerder bepaalde aantal<br />
woorden, die eventueel zonder het lezen van het verhaal beoordeeld kan worden.<br />
Page | 3
Inhoudsopgave<br />
Inleiding ..............................................................................................................................................2<br />
<strong>De</strong> hedonistische sciëntisten ...............................................................................................................5<br />
Waarom O.B. Bommel?..................................................................................................................... 21<br />
Genealogie ....................................................................................................................................... 23<br />
Innerlijkheid .................................................................................................................................. 24<br />
<strong>De</strong> bevestiging van het gewone leven ........................................................................................... 25<br />
<strong>De</strong> stem van de natuur .................................................................................................................. 27<br />
Subtielere talen............................................................................................................................. 29<br />
Conclusie (van Taylor) ................................................................................................................... 30<br />
Rechtzetten ...................................................................................................................................... 32<br />
Conclusie .......................................................................................................................................... 37<br />
Literatuur.......................................................................................................................................... 39<br />
Toegift .............................................................................................................................................. 40<br />
Page | 4
<strong>De</strong> hedonistische sciëntisten<br />
Op een schrille vrijdagavond zat heer Bommel in zijn studeerkamer, zijn glas was reeds leeg en zijn<br />
pijp uitgedoofd. Buiten woedde een zeer heftige storm die hem ontstemde. “Dit is geen weer voor<br />
een fijngevoelige heer, hoe anders kan ik dan weemoedig worden”, mompelde de heer Ollie tegen<br />
zichzelf. <strong>De</strong> luiken van de torenkamer piepte en kraakte in hun voegen en heer Bommel overpeinsde<br />
dat hij toch niet Joost in dergelijk weer naar buiten kon sturen om dit euvel te verhelpen. Aan de<br />
andere kant bedacht hij zich dat Joost dit al eerder had moeten doen, het zou zijn eigen schuld zijn.<br />
Een volgende windvlaag deed heer Ollie bibberen en hij vreesde zijn gezondheid.<br />
Joost, Joost, schreeuwde heer Bommel. <strong>De</strong> knecht had zich die avond spoedig van al zijn taken<br />
gekweten en had zich ingenesteld in een warme deken voor de tv om een spannende detective te<br />
volgen. Hij had zich één van de sigaren van heer Bommel toegeëigend en een glas van de betere port<br />
ingeschonken. “Men moet zich goed voorbereiden op een dergelijke stormachtige avond, ik snap niet<br />
dat heer Bommel in die tochtige studeerkamer wil verblijven”, overdacht hij.<br />
“Joost!” Heer Ollie had het voor elkaar gekregen de storm even te overschreeuwen. <strong>De</strong> knecht<br />
schrok op, waarbij hij zijn sigaar liet vallen op de deken waarin hij zich had gewikkeld. <strong>De</strong> deken vatte<br />
vlot vlam, maar de geschrokken knecht was snel en trapte het vuurtje uit. <strong>De</strong> knecht mompelde “wat<br />
onheil, niets dan onheil kan zo een avond brengen”. Hij haastte zich naar de studeerkamer waar heer<br />
Ollie het schreeuwen had opgegeven en verslagen in het dovende vuur van de brandhaard keek.<br />
Heer Bommel keek langzaam op naar Joost die nog niet helemaal bekomen was van de schrik. “Ben<br />
je daar eindelijk”, zie heer Ollie vermanend. “Mijn vuur is bijna uit, de wind waait door de kieren van<br />
de slecht onderhouden luiken en mijn drankje en versnaperingen zijn al langer op. <strong>De</strong> ontberingen<br />
die een heer moet doorstaan als zijn personeel niet denkt aan zijn teergevoelige gezondheid.” Dit<br />
laatste mompelde de heer Ollie in zichzelf.<br />
Verbeten snelde Joost zich om het vuur op te stoken, enkele uitgewaaide kaarsen aan te steken en<br />
een extra deken voor zijn werkgever te halen. Kort aangemeten maakte hij excuses aan heer Ollie en<br />
vroeg of hij nog iets anders kon beteken. Heer Ollie die zich direct al meer verwarmd voelde door de<br />
goed brandende haard en de excuses van Joost, besloot verder mild te zijn. “Het is al goed Joost, het<br />
is ook geen avond waardig om mee te maken. Wat meer dan onheil kan het brengen?”<br />
Alsof zij beidde het onheil hadden aangeroepen bonsde professor Prwlytzkofsky met stevige slag op<br />
de kasteeldeuren en hing met heel zijn gewicht aan de antieke bel. “Her Boml, open der tür, bid ik u”,<br />
schreeuwde de professor. Joost kwam al gauw, geschrokken van de onverwachte bezoeker. “In dit<br />
weer, welk onverlaat of verloren ziel kan dit zijn?” Joost gaf zich houding en opende statig de deur,<br />
terwijl hij probeerde te verhullen dat zijn knieën knikte. “<strong>De</strong>r Bomlfiguur, der weeromstandigheden<br />
zijn ja niet een excuus om fortuinlijkheid weg te lanterfanten, waar kan ik hem vinden? Joost<br />
antwoordde beleefd dat hij de professor voor zou gaan naar de studeerkamer om hem te<br />
introduceren, maar de professor snelde bij het woord studeerkamer al vooruit. “Is het ja deze kant?”<br />
Joost snelde er verward achteraan. “Ik kondig u graag aan, als u mij toestaat.” <strong>De</strong> professor moest de<br />
knecht volgen omdat hij zelf de weg niet kon vinden. Op ongeduldige toon maande hij hem tot meer<br />
snelheid. “uwer trage tred kost mij geld, ich bid u zich economischer op te stellen.”<br />
Page | 5
<strong>De</strong> oplettende lezer die zich enigszins heeft verdiept in enkele figuren van de avonturen van heer<br />
Bommel, zal al opgemerkt hebben dat de professor wat uit zijn doen is. Het is tenslotte een<br />
wetenschapper niet gewoon in economische termen mensen pogen te manipuleren voor het eigen<br />
gewin. Maar de professor was enkele maanden eerder begonnen aan een studie van de economische<br />
systemen en was erachter gekomen dat een dergelijke studie niet-wetenschappelijke<br />
persoonsveranderingen tot gevolg had. Een hoogstaand wetenschapper als de professor zal zich<br />
daardoor niet snel laten belemmeren meer te weten te komen en hij besloot dan ook te volharden<br />
terwijl hij de persoonsveranderingen psychologisch vastlegde voor latere analyses. Zodoende<br />
stormde de professor nu de tochtige studeerkamer van heer Bommel binnen en bestookte de arme<br />
heer met grote economische termen en economische verplichtingen van een vermogend man. “Uw<br />
oppotteren is een ja kwalijke zaak, als das geld niet rolt werkt der system nicht mehr. Das toeval wil<br />
dat ik uwer gelden ernstig nodig heb en einer heer van uwer stand wil toch niet verzaken de<br />
wetenschap en de economie te steunen.” Heer Bommel had niet alles begrepen of kunnen verstaan,<br />
maar de dingen die hij had opgevangen waren vleiend, hoewel hij niet helemaal begreep wat de<br />
professor bedoelde met een kwalijke zaak. Hij antwoordde dus maar bevestigend: “Ja, ja voor een<br />
heer van mijn stand speelt geld geen rol.”<br />
“Och her Boml, geld speelt alle rol! Maar wij hebben weinig tijd en ik persoonlich hatte weinig geduld<br />
om uw weiniger begripsvermogen uit te houden. Wij moeten snel sein, want Onania is bloot komen<br />
te liggen in de zee. Wij hebben de mogelikheid haar te besuchen en de geïsoleerde samenleving te<br />
aanschouwen.”<br />
Even geleden had de professor een signaal opgevangen via zijn vele ontvangstapparatuur van een<br />
geïsoleerde bevolking die een hoogstaand technisch en economisch niveau had bereikt. Zij waren<br />
afgescheiden van de rest van de wereld door kolkende zeeën, die slechts in een zeldzame storm als<br />
deze, tijdens de avond waar dit avontuur begint, bereikt kon worden door een ontstaand oog in de<br />
storm. <strong>De</strong> professor had lange tijd gesproken met de bevolking en zijn economisch bewustzijn was<br />
erdoor stevig versterkt. Geld vragen was nu een noodzaak en een gunst voor de ander en niet langer<br />
meer een ethische kwestie, het had allemaal te maken met het systeem. <strong>De</strong> professor begreep dit<br />
heel goed.<br />
Heer Bommel echter begreep er des te minder van, maar hij wilde zijn plicht als heer niet verzaken<br />
en zich toch vooral niet armoedig voordoen. Daar kwam bij dat hij in de uitleg van de professor had<br />
begrepen dat er een volk was dat een nobele redder als hijzelf nodig had. Hij hoefde slechts even aan<br />
de lessen van zijn vader te denken om in te zien dat het noodzaak was deze mensen van hulp te<br />
voorzien.<br />
Heer Ollie knikte en zei dat hij de professor zal vergezellen op zijn tocht om hem geestelijk en<br />
materieel bij te staan, zoals een goed heer betaamt die een nobel doel nastreeft. <strong>De</strong> professor had<br />
hierop gerekend.<br />
Heer Bommel liet zich meeslepen door de professor naar een extravagante taxi die stond te wachten<br />
op hen. <strong>De</strong> professor stormde de taxi in en gaf de chauffeur bevel verkwistend gas te geven. Heer<br />
Ollie probeerde nog in te stappen terwijl hij met één been buiten de taxi genoodzaakt was een stuk<br />
mee te lopen tot hij bij een vertraging van de taxi kans zag om daadwerkelijk in de taxi te gaan zitten<br />
en de deur te sluiten. <strong>De</strong> professor keek naar het bezwete hoofd van heer Ollie en overhandigde hem<br />
een dikke en hoog kwalitatieve handdoek die standaard in de taxi lag. “<strong>De</strong>p uzelf, uw geur en natte<br />
aangezicht doen uw status zo niet goed.”<br />
Heer Ollie wist niet wat hem overkwam en depte vertwijfeld zijn gezicht niet wetende wat hij aan<br />
moest met de gang van zaken die de professor zo had opgezet. <strong>De</strong> taxi remde met piepende banden<br />
Page | 6
voor het statige bankgebouw en de professor haastte zich om uit de taxi te geraken en aan het<br />
aangrenzende huis voor de tweede keer die avond stevig aan een bel te gaan hangen. Een chagrijnig<br />
gezicht kwam te voorschijn achter het raam van deur. “Wie daar? “ vroeg de bankdirecteur die<br />
verbaasd was over de onverwachte oproep. “Zaken!” Schreeuwde de professor.<br />
“Geld speelt geen rol, maar dit is toch wel gortig.” Bedacht heer Ollie terwijl hij de uitgezakte<br />
taxichauffeur een exorbitant bedrag betaalde voor de korte rit. Als snel kwam er van wie weet waar<br />
een muizige persoonlijkheid aangesneld in het stormachtige weer. Het persoontje kwam direct op de<br />
heer Bommel aflopen. “Professor Prwlytzkofsky astublieft?”<br />
Heer Ollie wapperde slap met zijn hand in de richting van de professor die net de bankdirecteur in<br />
weinig meer dan een pyjama aan de hand meesleepte naar het bankgebouw. Het ventje met het<br />
muizige gezicht snelde naar de professor, sprak een klein woord met deze en kwam direct terug<br />
rennen naar heer Ollie. “<strong>De</strong> professor bid u dat u meeloopt naar binnen, er moeten zaken gedaan<br />
worden.” Heer Bommel keek verongelijkt naar het ventje, maar wist hem van geen rechtvaardige<br />
terechtwijzende repliek te dienen en sjokte dus maar achter de professor aan de bank binnen, terwijl<br />
hij zijn hoofd schudde om de vreemde gang van zaken. <strong>De</strong> bankdirecteur had plaatsgenomen achter<br />
zijn statig bureau en vroeg beleefd waar hij de heer Bommel mee van dienst kon zijn op dit late uur.<br />
Heer Ollie begon een uitgebreide verontschuldiging voor de plotse oproep en hij wilde de<br />
bankdirecteur verzekeren dat er belangrijke dingen op het spel stonden die deze gang van zaken<br />
rechtvaardigde. Maar de professor onderbrak voor hij goed en wel was begonnen. “Loopt u het vuur<br />
uit der schloffen, der schlome. Veertig goudstaven van der kluis van Boml.” Het laatste blafte de<br />
professor haast. Heer Bommel prevelde zachtjes een bezwaar dat hij toch al lange tijd een goede<br />
band had onderhouden met de bankdirecteur. Maar de professor besteedde geen aandacht aan<br />
overbodige woorden of plichtplegingen van Bommel of enig ander persoon wat dat betreft, dat was<br />
te premodern in zijn economische visie. <strong>De</strong> professor knipte in zijn vingers en het ventje kwam<br />
toesnellen. Heer Bommel vond het maar een vreemde knaap want hij praatte al een tijdje tegen<br />
zichzelf. Het knaapje stak een vinger omhoog naar de professor om aan te geven dat hij nog in<br />
gesprek was verwikkeld. Met wie dan vroeg heer Ollie zich af. Maar het werd al snel duidelijk toen<br />
het ventje zijn kleine oortelefoon uitklikte. Hij keek vragend, met een zeer actieve houding naar de<br />
professor. <strong>De</strong> professor gebood hem zich te ontfermen over de goudstaven.<br />
Heer Bommel had toch wel bewondering voor de actieve en snelle dienstverlening van het ventje.<br />
“Daar kan Joost nog wel wat van leren, hoewel ik toch wel de persoonlijke gevoeligheid mis bij dit<br />
knaapje. Hij is zo steriel, als dat het juiste woord ervoor is.” Praatte hij door tegen de professor en<br />
wachtte zijn bevestigende reactie af die natuurlijk niet kwam want de professor schreeuwde<br />
ondertussen al naar de bankdirecteur. “<strong>De</strong>r schlome, klant is koning, anders mist u omzet. Windt u<br />
tot ongewone prestaties ja en kom als gisteren al met die goudstaven.” Nu werd het de heer Bommel<br />
te erg en hij pakte de professor bij de schouder en maande hem tot betere omgangsvormen.<br />
“Neen, neen”, weerlegde de professor hem ferm. “<strong>De</strong>ze man moet zijn gram krijgen, we hebben het<br />
hier over een economische dienst en we kunnen de economie niet op halve kracht laten draaien.” <strong>De</strong><br />
bankdirecteur kwam zwetend aanzetten en was beledigd door de gang van zaken. Hij liet dan ook als<br />
wraak bij het aanrijden van de veertig goudstaven, de laatste snel in zijn bureaula verdwijnen. Want<br />
tenslotte kostten extra diensten stilzwijgend extra geld, dat is een economische regel. Maar daar<br />
moet je klanten niet mee lastig vallen, want dat merken zij in hun haast toch niet.<br />
Ondertussen was er een gigantische auto voorgereden waar het knaapje de goudstaven inlaadde. Dit<br />
kostte noodzakelijk wat tijd zodat heer Bommel de schicht, zijn dierbare auto, van ver de straat in<br />
Page | 7
kon zien rijden. Hij was blij Joost en Tom poes te kunnen ontwaren in de schicht. Joost was ongerust<br />
geweest over het snelle vertrek van heer Bommel en had besloten Tom Poes te vragen heer Ollie bij<br />
te staan. Zodra hij wat versnaperingen en noodzakelijke dingen had ingepakt voor heer Bommel was<br />
hij langs Tom Poes gereden en hem het verhaal gedaan. Tom Poes had aandachtig geluisterd en<br />
bedacht dat het inderdaad beter was als hij heer Bommel vergezelde want het kon nog wel eens uit<br />
de hand gaan lopen. Want onze kleine vriend weet dat als wetenschappers plots van gedachten<br />
worden, het loos gaat met alle uitkomsten.<br />
Zo kwamen zij aanscheuren en de professor observeerde aandachtig terwijl Joost zijn goede kant liet<br />
zien, door heer Bommel met zijn goed bedoelde zorgen een hart onder de riem te steken. Heer Ollie<br />
prees Joost om zijn vriendelijke bejegening en zorgen. Maar de professor kwam tussenbeide. “Uw<br />
sentiment is doch stuitend van der romantischer periode. U doet er goed aan uw eigenbelang beter<br />
te peilen en na te streben. Dat is beter voor der economie, als iedereen aan zichzelf denkt wordt<br />
iedereen voorzien in hun behoeften en wordt het lijden gereduceerd. Het is daarbij ja, zeer<br />
onprofessioneel van u, zelf na te denken. Daarmee verstort u de orde van uw uitvoerende functie.<br />
Minder denken en meer werken is het credo. Uw vrijwillige dienstbaarheid…” Daar stokte de<br />
professor want hij werd geïnformeerd dat de ontzettend grote auto ingeladen was. “Wir mussen jetz<br />
gaan, het ventje kan mee als uw persoonlijke assistent, anders heeft hij geen waarde.” Heer Bommel<br />
was ontzet. “Jongeheer Tom Poes is een zeer gewaardeerd gezelschap, hoewel hij nog veel te leren<br />
heeft natuurlijk.”<br />
<strong>De</strong> professor knikte: “dat is hoe dan ook bijzaak. Het is werkelijk noodzakelijk dat hij zich economisch<br />
rechtvaardigt als hij wil deelnemen aan deze unieke ervaring.” Heer Bommel hield zijn woorden voor<br />
waar en liet zijn hoofd zakken. “Dat kan ik niet vragen van de kleine vriend hier.” Hij keek op naar<br />
Tom Poes. “Het is spijtig jonge vriend, hier staan economische eisen die ik niet aan je wil stellen, als<br />
je begrijpt wat ik bedoel. Men moet zich niet onbezonnen en met te weinig onderwijs begeven in het<br />
maatschappelijk domein van de economie.”<br />
Tom Poes keek even bedenkelijk en vond het gedrag van de professor zeer storend, maar besloot toe<br />
te geven. “Het is goed heer Ollie, als uw persoonlijk assistent kan ik ook veel van u leren. Ik vind het<br />
niet erg om het even mee te spelen.” Heer Bommel klaarde op. “Daar ben ik erg blij om en natuurlijk<br />
is het geen slechte ervaring voor je om onder mijn bezielende leiding je economisch licht te<br />
ontwikkelen.”<br />
Heer Bommel keek nog even naar de grote auto voor hij instapte. “Hummer, een vreemde naam voor<br />
een vreemde auto. Het lijkt meer een drukdoenersbak en niet zozeer voor een heer op stand met<br />
een gevoeligheid voor stijl.” Maar die woorden waren verloren geraakt onder het luidde gebrul van<br />
de auto en de vele boxen die lage bassen dreunde. Heer Bommel zag Rommeldam aan zich<br />
voorbijflitsen. Aan de andere kant was brigadier Bas het verkeer scherp in de gaten aan het houden<br />
na een aantal klachten die binnen waren gekomen over eerdere overtreding van een taxi. Brigadier<br />
Bas was van plan degene die te hard reed ernstig te straffen omdat hij in dit rotweer op de been<br />
moest om gevolg te geven aan de melding die was binnen gekomen. <strong>De</strong> Hummer reed zowat de<br />
brigadier uit zijn broek. <strong>De</strong>ze herstelde zich kort en zette de achtervolging in. Met loeiende sirenes en<br />
piepende wielen trachtte de brigadier het grote onding bij te houden, maar hij slaagde er slechts in<br />
de Hummer enigszins in zicht te houden.<br />
Ondertussen had heer Bommel zijn kaken strak op elkaar gezet en zijn ogen dichtgeknepen. Dit was<br />
begrijpelijk, want een heer is niet gewend onder zulke omstandigheden vervoerd te worden, maar<br />
Page | 8
erg slim was het niet. Want hierdoor had heer Ollie niet door dat de grote auto vol remde en<br />
zodoende schoot heer Bommel dan ook tegen de achterkant van de voorste stoel en bezeerde zich<br />
lelijk. Veel tijd om zich te bekommeren had hij echter niet want hij werd ongeduldig meegesleept<br />
door de professor in een nieuwerwetse helikopter. “Laat daar uwer persoonlijke assistent maar naar<br />
kijken, we hebben toch wat ledige uren voor der boeg. Es is nicht anders, zelfs nicht in deser<br />
nieuwste realisierung van technischer innovatie.” <strong>De</strong> professor maakte zichzelf ondertussen wel<br />
nuttig door eerst zijn assistent aantekeningen te laten maken van de zelfreflectieve analyses van zijn<br />
evidente persoonsveranderingen om daarna snel verder te studeren in enige artikelen betreffende<br />
economie. Heer Ollie kreunde en bekommerde zich om het feit dat zijn maag zo op de proef was<br />
gesteld dat hij niet kon genieten van de zorgvuldig klaargemaakte versnaperingen van Joost. Tom<br />
Poes had met hem te doen, maar vond het ook zijn eigen schuld omdat hij zich zo gemakkelijk had<br />
laten meeslepen. Tom Poes was slim genoeg om dat niet op dit moment te berde te brengen. Zo zat<br />
Tom poes stilletjes in een hoekje terwijl hij één van de artikelen van de professor las. “Dit zijn<br />
opzwepende teksten, je raakt zo verstrikt in deze systeemgedachten en persoonoverdenkingen”,<br />
dacht Tom Poes terwijl hij wantrouwig verder las. “Dit is niet goed, hier kan heer Bommel maar beter<br />
geen kennis van nemen, dan weet ik niet welke persoonveranderingen hem zullen tergen.” <strong>De</strong><br />
zorgen van Tom Poes waren terecht. Het moment en de situatie lieten hem echter geen ingrijpen toe.<br />
Hij kon niet anders dan meegaan in de stroom van gebeurtenissen tot hij in een kleine stilstand<br />
misschien even met heer Ollie kon praten en hem gewaar zou kunnen maken van de situatie. Het is<br />
nochtans een geluk dat Tom Poes een sterk ontwikkelde innerlijke stem heeft en zich niet zo<br />
gemakkelijk laat meeslepen of veranderen. Anders was de deze situatie met slechte vooruitzichten<br />
zo mogelijk nog slechter geweest.<br />
<strong>De</strong> helikopter landde op een schip met een landingsplatform. <strong>De</strong> storm was hier op het hevigst.<br />
Bliksem kwam over de hele horizon in constante flitsen naar beneden. Het donderde zo luid en zo<br />
aanhoudend dat het verspilde moeite was te proberen elkaar te verstaan. Heer Bommel stapte uit de<br />
helikopter en werd door de eerste de beste windvlaag bijna meteen het schip afgeblazen. Zijn<br />
gewicht was zijn redding. Maar slechts tot de eerste golf die het schip trotseerde sinds heer Ollie was<br />
uitgestapt. Nog niet bekomen van de windvlaag rolde heer Bommel hulpeloos van de ene kant van<br />
het schip naar de andere, waar hij hard tegen de reling botste en dan weer de andere kant op rolde.<br />
Tom Poes die iets oplettender was geweest bij het uitstappen, hield zich stevig vast. Behoedzaam<br />
bewoog hij zich naar de reddingsboei en toste deze naar rollende heer Ollie.<br />
“Heer Bommel, pakt u de reddingsboei dan kunt u zich hieraan optrekken.”<br />
<strong>De</strong> professor bekeek dit allemaal met arrogante vermakelijkheid. “Het zijn toch altijd de sterken die<br />
steunen op de zwakken. Dit is een economische wetmatigheid ja, die der overheid probeert te<br />
wederkeren door de zwakken te laten steunen op de sterken. Maar ach ziet, dat is fysiek onmogelijk<br />
wanneer der omgekeerde wet geldt, das voorbeeld hier duidt het onomstotelijk aan.”<br />
Heer Ollie klauterde met moeite aan de hand van de reddingboei schuin omhoog naar de professor<br />
en Tom Poes. Al puffend en waterproestend van al die opgeslagen golven waar hij geen weerstand<br />
tegen had kunnen bieden proestte heer Bommel dat de professor zich toch wel had kunnen snellen<br />
om een heer in nood bij te staan. “Het is kuch, kuch, toch een soort van plicht, als u begrijpt wat ik<br />
bedoel.”<br />
“Nee, nee, her Boml, daar is uw persoonlijke assistent voor. Anders leidt het tot functieverwarring.<br />
Daarbij, als ik mij zou gaan bezig houden met uwer ongelukkiger handelingen zou ik mijzelf naar<br />
Page | 9
eneden trekken. Begrijpt u, in de hierarchie van sterken kan ik mijzelf niet aan u optrekken. Wir<br />
mussen niet trachten das systeem tegen te werken. Wir kunnen slechts een klein bischen tegen de<br />
zwaartekracht opspringen.”<br />
Tom Poes had zich ondertussen al gerept om een dikke deken te halen voor heer Ollie en met alle<br />
voorzichtigheid leidde hij hem naar de kapiteinskombuis. <strong>De</strong>ze was bereid geweest zijn kamer tegen<br />
stevige vergoeding uit te lenen aan heer Bommel zodat deze zich kon verwarmen.<br />
Tom Poes had als persoonlijk assistent zijn handen vol om warme thee en kaakjes aan te slepen. Heer<br />
Bommel bleef maar mompelen. “Verschrikkelijk, verschrikkelijk.” Tom Poes was licht bezorgd om de<br />
gesteldheid van heer Ollie, die als een kameleon wisselde van gezichtskleur van groen, naar blauw en<br />
paars. “Hij moet in een shock zijn”.<br />
Gelukkig herstelde heer Ollie zich na enkele slokken thee en een paar kaakjes enigszins. Hij voelde<br />
zich nu wat door elkaar geschud en zeeziek, maar kon in ieder geval weer samenhangend denken.<br />
“Ach, jonge vriend. Dit is niks voor een heer. Dat geren en gehaast. Het zint me ook niet dat geld zo<br />
een grote rol speelt.”<br />
Tom Poes wilde net beamen dat heer Bommel zich misschien wat moest distantiëren van de<br />
professor die wel erg een geld bewuste en beluste wetenschapper was geworden.<br />
Hij kreeg echter niet de kans, want de professor stormde efficiënt binnen, dat wil zeggen door de<br />
kortste weg te nemen en plichtplegingen achterwege te laten.<br />
“<strong>De</strong> kapitein is in onderhandeling en der tijd dringt zich, wij bevinden ons aan der rand van das oog<br />
van der storm en hij wil het niet binnen gaan. Aber er ist wel voor rede vatbaar, wir mussen slechts<br />
einer kleine som maken voor seiner persoon.”<br />
“Wat, wat..de storm binnen gaan, ik bedoel is dat niet gevaarlijk?” Vroeg heer Ollie.<br />
“Ach kwatsj, es risico is berekend, daarom moet de kaptein ook meer geld. Es ist allerzins logisch. Her<br />
Boml dit is nicht de moeilijkste der wetenschappen.”<br />
Heer Bommel voelde zich wat aangetast in zijn imago en bralde terug: “…en hoeveel krijg ik dan<br />
betaald voor dat risico als u begrijpt wat ik bedoel.”<br />
<strong>De</strong> professor tuitte ongeduldig met zijn lippen, de tijd drong maar hij besefte dat hij heer Bommel<br />
toch moest overhalen. “Ach, das verkopen hort dabei” mompelde hij en stak kort nog een uitleg af.<br />
“Her Boml, u bent de groter geldschieter, al het geld komt altijd bij u weer terug. Dat is de wet van<br />
grote massa’s, die trekken altijd meer massa aan in een bepaalde cirkel. <strong>De</strong> ontsnappingssnelheid is<br />
zeer groot. U bent het zogezegd economischer zwarte gat, de grote versneller, de buiger van<br />
krachten.”<br />
Heer Bommel begreep niet alles van deze uitleg, maar het stond het hem helder voor ogen dat hij<br />
wetenschappelijk belangrijk was in de theorie van de professor en dat hij die eer en plicht niet<br />
zomaar kon verzaken.<br />
“Nu ja, ik heb a gezegd en ik zal niet verzaken ook b te zeggen. Hier hebt u enige duiten om de zaak<br />
recht te trekken als u begrijpt wat ik bedoel.”<br />
Tom Poes schudde zijn hoofd toen het geld van hand tot hand ging en hun aller lot bestempeld was.<br />
Hij besefte maar al te goed dat hij economisch te klein was om hier wending aan te geven.<br />
Toen de professor de kamer gehaast verlaatte richtte Tom Poes zich tot heer Bommel. “Heer Ollie u<br />
had ook de kapitein kunnen betalen om rechtsomkeert te maken. U bent per slot van rekening de<br />
hoogste bieder.”<br />
“Nee jonge vriend, je hebt hier nog wat te leren. Als grote versneller mag ik niet afremmen, dat staat<br />
me heel helder voor de ogen. <strong>De</strong> professor heeft het heel elegant uitgelegd, maar je zat zeker weer<br />
te suffen. ” Heer Bommel zei dit met grote zekerheid, maar hij voelde zich in het diepe geworpen.<br />
Page | 10
Maar ja, wie gaat er nu discussiëren met een wetenschapper, die heeft er tenslotte veel meer en op<br />
hoger niveau over nagedacht.<br />
Zo geschiedde het dat het grote schip in de draaikolk veertig rondes draaide alvorens op een gek<br />
geplaatste zandbank te midden van de oceaan strand te lopen. Het leek alsof zij op het afvoerputje<br />
van de oceaan waren geland met het verschil dat hier nu juist geen water door ging.<br />
<strong>De</strong> professor kwam de kamer instormen met een stopwatch. “Tijd is het grootste belang, deser oog<br />
beweegt zich met een gestadig tempo naar een kleiner formaat, over precies 96 uhr, 23 minuten en<br />
12 seconden is er een moment van 23,45 seconden waarin een onderstroom ener opstuwende<br />
kracht zal geven, waarin het schip als door het oog van de naald jeder op de golven zal kunnen<br />
worden geworpen. Wij mogen das moment onder geen bedding missen.”<br />
Tom Poes kon dit niet helemaal volgen, maar begreep dat deze draaikolk niet eeuwig kon aanhouden<br />
en dus ineen zal vallen. Hij was blij dat het niet van boven naar beneden in zou storten en hen hier<br />
voor altijd zou beknellen. Maar hij wist niet wat hij moest denken van een onderstromen dat hun heil<br />
zou moeten zijn. En een oog van een naald is niet heel groot. Het kon nog wel een gevaarlijker<br />
worden dan heer Ollie beseft dacht hij.<br />
<strong>De</strong> loopbrug werd zeer stijl naar beneden afgelegd en de kleine groep geleid door de professor liep<br />
over de zandbank naar het midden waar het ineens heel steil naar beneden ging. Heer Bommel wees<br />
op het gat. Dat is het enige wat hier is en we kunnen er slechts invallen, wat is de bedoeling van deze<br />
expeditie. “In das gat vallen ja, das ist ja onzer bestemming.” Heer Ollie was er niet op berust en<br />
naderde het gat heel voorzichtig en helde voorover om te zien hoe stijl het wel niet was. Maar onze<br />
held was zich niet bewust van de zuigende werking van nat zand. Zijn voet zoog zich naar beneden en<br />
in paniek gaf heer Bommel een grote ruk aan zijn been en voor de tweede keer in korte tijd was hij<br />
speelbal van de zwaartekracht. Hij sukkelde door het gat, stootte tegen de randen en gleed zonder<br />
pardon door de welvingen van de glijbaanstructuur van de oceanische afvoerput. Hij was dan ook blij<br />
toen hij na lang glijden, struikelen en tevergeefs houvast proberen te grijpen eindelijk een einde zag<br />
aan de gang. Korte tijd was hem een blik verschaft op de grote stad die ver onder hem verscheen. Zo<br />
graag als hij eerst uit de gang wilde komen, zo graag wilde hij nu in de gang blijven. Het enige wat<br />
hem namelijk toescheen was dat hij uit de gang naar beneden zou storten en zijn einde zou vinden in<br />
een vreemde stad. “Nee dan toch liever thuis, op gepaste wijze met dierbare vrienden en<br />
bewonderaars aan mijn graf.”<br />
Maar de uitgang van het gat hing niet recht boven de stad, maar helemaal aan het uiteinde ervan.<br />
Daar had een welvarende bewoner een grote zeef gebouwd met een fabriek eromheen, om het<br />
water af te laten en alle rommel van de bewoonde wereld om te zetten in producten die hij met<br />
grote winst kwijt kon in stad. Maar ook deze ondernemer zag dat zijn markt eigenlijk te klein was om<br />
verder door te groeien. Daarom was hij verheugd over het bericht dat buitenoceaners de welvarende<br />
stad zouden bezoeken. Hij was erop uit om een deal te sluiten om zijn producten op een ruimere<br />
markt kwijt te kunnen. Dat zou zijn aanbod per publiek kleiner maken ofwel dus de totale vraag<br />
groter maken en dus zou hij met meer winst het kunnen afzetten. Daar komt nog eens bij dat hij<br />
minder voorraad zou hoeven houden maar directer en met meer zekerheid het zou kunnen<br />
wegzetten. Handenknijpend had hij dan ook opdracht gegeven een trap te maken van de uitgang van<br />
de oceaan naar de top van zijn geweldige wolkenkrabber. Dit is dan ook waar Heer bommel<br />
tegenstribbelend op stuiterde na het ongewillig verlaten van de gang. Door zijn tegenstribbelen had<br />
heer Bommel juist alleen maar vaart gemaakt en kon daardoor ook niet goed landen en stilhouden<br />
op de trap. Hij stuiterde veertig treden op zijn kont de lange trap af voor hij enige grip kon hervatten.<br />
Page | 11
Met zere kont strompelde hij de volgende 160 treden af naar het gebouw. Hij keek af en toe<br />
achterom of de rest van de groep ook zou komen. “Ze zijn vast geschrokken van mijn vallen en<br />
komen nu heel voorzichtig met een touw afdalen om mij te redden. Laat ik maar kijken of zij in deze<br />
stad misschien ook een gastvrije herberg hebben waar ik kan bekomen van deze verschrikking.”<br />
<strong>De</strong> rest van de groep liet inderdaad op zich wachten, niet omdat de professor nu zo was geschrokken.<br />
Maar om de lading goud op juiste wijze door het gat te krijgen en veilig te stellen dat het heer Ollie<br />
niet zou raken. Daar had Tom Poes zorg voor gedragen. <strong>De</strong> professor had even gemopperd dat een<br />
dergelijke kluns het zelf in de hand had gewerkt, maar Tom Poes had slim gedreigd de expeditie en<br />
het goud in gevaar te brengen en had daarmee heer Ollie gered. <strong>De</strong> professor koos namelijk<br />
redelijkerwijs de weg van de minste weerstand en hervatte zijn zaken met kleine nieuwe<br />
aanwijzingen jegens zijn personeel voorzichtig om te springen met de klungelige figuur in de gang.<br />
Het was dus ook zeker een uur later voor de rest van de groep op beheerste wijze de trap afdaalde.<br />
Aan het einde van de trap had heer Ollie de pech dat hij niet werd opgevangen door de magnaat die<br />
de wolkenkrabber bezat. <strong>De</strong>ze was net druk in gesprek over een lichte teruggang in de marktwaarde<br />
van zijn aandeel. Want met de storm was ook de aanvoer van producten kort gestopt en dat had<br />
aandeelhouders verontrust. Hij sprak met enige financiële experts over het introduceren van<br />
berichten over de buitenoceaners die grote voorspoed brachten voor zijn onderneming. Hij hield de<br />
telefoon dichter tegen zijn oor en omsloot zijn hand erom zodat hij niet zo worden gehoord.<br />
“Verspreid maar vast het gerucht dat ik een megadeal heb kunnen sluiten, verse varkens hoor je wel.<br />
Niet zomaar wat ons komt aanspoelen van wat buitenoceaners kwijt moeten om de prijs hoog te<br />
houden. En suiker, zie je het voor je.” Aan de andere kant van de telefoon waren ze zeer verbaasd.<br />
“Heeft u dat kunnen afsluiten, hoe gaat het dan met vervoer. Wat willen ze dan terug en hoe gaan<br />
we dat sturen tegen het oog in?”<br />
<strong>De</strong> magnaat fluisterde geagiteerd dat het natuurlijk helemaal nog niet rond was, maar dat het details<br />
waren van de onderhandelingen. Daarnaast hadden zij geen zaak bij de werkelijkheid, hun enige<br />
opdracht was het gerucht te verspreiden.<br />
Zo kwam het dat heer Bommel ongemerkt in dat kleine onbewaakte ogenblik door het gebouw<br />
bewoog en na kort zoeken een uitgang vond. Sommige lezers zal dit verbazen, want een dergelijk<br />
groot gebouw als een wolkenkrabber zit vol met hardwerkende mensen en veinzers. Maar deze<br />
lezers moeten zich bedenken dat in de hypereconomische dynamiek mensen het aangezicht van de<br />
ander niet snel opmerken. Tenzij ze een bevrediging van behoeften verwachtten bij de ander. Maar<br />
de kleding van heer Bommel viel uit de toon in deze stad en niemand vermoedde dat zij hier met een<br />
vermogend heer op stand te maken hadden.<br />
Zo liep heer Ollie zonder tegenwerking door de ruime elektrische schuifdeuren van de opzichtige<br />
wolkenkrabber en struikelde bij buitenkomst bijna over een zwerver.<br />
“Excuseert u mij zich toch vooral, ik bedoel ik zag u niet zo zitten…ehr u zit ook niet zo handig in de<br />
loop ziet u, zodoende.” Het is duidelijk dat Heer Bommel niet zo gewend is te struikelen over een<br />
zwerver. Maar de zwerver leek het gewend dat men over hem heen loopt en gaf onverstoord zijn<br />
waarschuwing, zoals hij aan iedere voorbijganger deed.<br />
“Laat u niet gek maken door de hedonistische sciëntisten.”<br />
Heer Ollie bekommerde zich om deze zwerver die een heel integer en intelligent voorkomen had.<br />
“Hebt u hulp nodig beste man? U hoeft niet te zwerven als u mijn erbarmelijke raad en steun neemt,<br />
als u begrijpt wat ik bedoel?” Hierop was het antwoord van de zwerver even verbazend als<br />
doeltreffend. “Nee, nee, ik wil niet meer dan wat ik hier heb en raad geeft iedereen al.”<br />
Page | 12
Heer Ollie voelde zich beschaamd, haast afgewezen. “Als men de hulp van een heer al niet meer kan<br />
gebruiken, wat moet er dan komen van…van wat niet eigenlijk.” Met zijn hoofd naar beneden<br />
strompelde heer Bommel weg van de zwerver. Hij was zich plots bewust van zijn moeheid, van alle<br />
tegenstromen van zijn reis hierheen. Het viel hem opeens ook op dat er geen zon kon schijnen zo aan<br />
onderkant van de oceaan. Er groeide dan ook geen bloem in deze natie waar heer Bommel zich plots<br />
zo eenzaam voelde. “Het is een lichtpuntje dat ik onderhand een drukker centrum lijk te bereiken.”<br />
Heer Ollie liep een winkelstraat in, hoge gebouwen torende heel donker boven hem uit en de<br />
neonlichten van de grote logo’s en weelderige reclames konden slechts zijn ogen verblinden, maar<br />
zijn voetstappen niet verlichten. Heer Ollie zocht in het winkelpubliek een keurig uitziende persoon<br />
waarbij hij informatie zou kunnen winnen over de dichtstbijzijnde herberg. Een net uitziend meisje<br />
passeerde hem en hij schoot haar aan. Heer Ollie schrok danig toen hij zag dat slechts de ene helft<br />
keurig was. <strong>De</strong> andere kant van de tuniek van het meisje was laveloos en haar gezicht zat onder de<br />
gaten en piercings die allesbehalve natuurlijk waren. Heer Ollie kon op haar buik een deel van een<br />
felrode tatoeage ontwaren. Het was een zon waarvan de stralen uitmondde in slangen die met<br />
felrode lichamen en gifgroene koppen naar heer Bommel grijnsde. Heer Bommel was wat uit het veld<br />
geslagen, maar sprak haar toch aan. “Mevrouw weet u misschien een herberg te vinden voor een<br />
vermoeide heer die erg toe is aan goede verzorging?” Het meisje schokte achteruit waarbij heer<br />
Bommel geschokt zag hoe een van haar tepels uit het gescheurde deel van haar tuniek danste. “Wat<br />
denk je wel, ouwe freak. Flikker op, ga je moeder neuken!”<br />
Het werd heer Ollie lichtrood om de schaamkaken en hij begreep dat hij hier weinig kon goedmaken<br />
en liep snel door. Terwijl hij wegliep hoonde passieve voorbijgangers naar hem. Terwijl heer Ollie<br />
snel doorliep naar een ander deel van de winkelstraat merkte hij dat mensen hem de hele tijd achter<br />
zijn rug om en soms zelfs recht in het gezicht aan het uitlachen waren.<br />
“Het is alles vreselijk, hoe men hier een heer weghoont. Er is hier geen erbarmelijkheid, de straten<br />
zijn leeg als men begrijpt wat ik bedoel.” Heer Bommel keek omhoog in de grauwe bedoening en zag<br />
een glimmende reclame met grote gele titel: “UV-sofa, uw trip naar gelukzaligheid.” en daaronder:<br />
“beter dan de zon!” <strong>De</strong> hele reclame gaf een indruk van luxe, weelderige baden, prettig licht,<br />
gelukkige mensen. Aan de zijkant was ook nog klein bijgeschreven: Make-over specialisten,<br />
haarboetiek en pedicure in huis.”<br />
Heer Bommel keek een tijdje naar de reclame. “Het ziet er wel leuk uit, al die lachende mensen.<br />
Maar ik mis toch Joost en één van zijn voedzame maaltijden.”<br />
Toch volgde heer Bommel de pijlen van de reclame want het had zijn zware gedachten iets verlicht.<br />
Hij liep over een prachtige oprit met aan weerszijden plastic palmen en rode lopers over een<br />
marmeren stoep. “Ze weten wel hoe ze hier een entree moeten maken, het is een heer waardig.<br />
Jammer dat ze niet een dergelijke voorziening hebben in Rommeldam. Ik zal toch eens moeten<br />
overleggen met de kleine club.” Zo liep hij naar binnen en werd aangesproken door een lieftallig<br />
meisje waarbij deze keer beide kanten van de tuniek klopte. “Ah u komt voor een make-over<br />
meneer…”<br />
“Nee, nee. Ik zou graag een maaltijd nuttigen en gebruik maken van een sofa terwijl ik wacht op mijn<br />
reisgezellen.”<br />
“Wilt u dan niet gelukkig worden?”<br />
Heer Bommel was even stil na deze vraag.<br />
“Wel wat is geluk voor een heer?”<br />
Page | 13
“Geluk is ook voor u hoor, maakt u zich maar geen zorgen. Ik zal een hapje verzorgen en sofa regelen<br />
waarna u direct een gesprek hebt met Ima. Hij is geweldig.” Het meisje wiegde en lachte lief tijdens<br />
dat ze sprak. Ze knipoogde naar heer Bommel en liep weg.<br />
Heer Bommel was blij verrast met deze vriendelijke bejegening. “Geluk halen, wat een apart concept.<br />
Maar precies waar ik nu behoefte aan heb. Voor het eerst deze reis lijk ik wat geluk…geluk te hebben<br />
dat ik geluk kan krijgen.” Heer Bommel lachte om zijn eigen grapje.<br />
<strong>De</strong> verzorging was uitstekend en heer Bommel voelde zich verrijkt toen Ima aanklopte. “Heer<br />
Bommel?” Een zeer verzorgd hoofd stak de hoek om. <strong>De</strong> man had grijs en zwart golvend haar, bruine<br />
ogen met lange wimpers en rechte witte tanden. “Oei la la la. heer Bommel hoe heeft u het zo ver<br />
kunnen laten komen.” <strong>De</strong> man stapte nu binnen en heer Bommel zag zijn zwarte overhemd dat om<br />
zijn zeer strak getrainde buik zat. “We hebben verschillende programma’s, ik kan u wat bijwerken of<br />
ik kan u president maken van onze trotse natie. Dat laatste is wel erg duur moet ik u waarschuwen,<br />
maar als president verdient u het wel weer terug.”<br />
“Och, geld speelt geen rol.” Heer Bommel was erg blij dat hij die uitspraak eindelijk weer zonder<br />
commentaar kon zeggen.<br />
“Ik ben Ima Goedsucces, bent u klaar voor uw reis naar de top?” Ima stak zijn hand ver naar voren en<br />
heer Ollie pakte hem stevig vast. “Dank u wel.”<br />
Tom Poes was ondertussen doorgedrongen tot de wolkenkrabber van de groot fabrieksmagnaat en<br />
hij was wel opgemerkt. Samen met de professor en diens persoonlijke knecht werden zij onthaald<br />
door de magnaat. “Eindelijk daar bent u dan professor. Ik zie dat u kleine assistenten hebt<br />
meegenomen, heel slim.” <strong>De</strong> grootfabriek directeur richtte zich op de Tom Poes en de muizige<br />
assistent van de professor: “Als jullie deze gang uitlopen komen jullie bij het bureau van mijn derde<br />
secretaresse. Zij kan jullie wel wijzen naar de kantine op deze verdieping. Ik neem aan dat jullie wel<br />
even toe zijn aan een kop koffie?” Daarop omarmde de magnaat de professor en liep naar zijn<br />
gigantische kantoor dat als een koningsverblijf uitkeek over de hele natie. <strong>De</strong> directeur zakte in een<br />
gigantische leren leunstoel en wees zijn gast op een bijna even luxe uitziende zitting tegenover hem.<br />
Een knecht kwam aanstormen met gekoelde drankjes en exclusieve hapjes. Dat was tot waar Tom<br />
Poes kon zien want hij werd meegesleept door de persoonlijke assistent. “Het is niet netjes hier te<br />
blijven staan kijken, dit is niet voor ons.” Tom Poes werd tegen zijn zin een stukje meegesleept, maar<br />
zag zijn kans schoon toen zij langs een opengaande lift bewogen. Hij rukte zich wat los van de<br />
assistent en rende de lift in. “Het spijt me, maar ik moet heer Bommel bijstaan.”<br />
<strong>De</strong> assistent keek Tom Poes bewonderend na: “wat een professional. Misschien moet ik mij ook eerst<br />
afvragen wat ik nog voor de professor kan betekenen voor ik een welverdiende pauze neem.”<br />
Tom Poes struikelde ook over de zwerver. “Laat je niet gek maken door de hedonistische sciëntisten!”<br />
<strong>De</strong>ze uitspraak was voor Tom Poes voldoende om even naast de zwerver te gaan zitten en de man uit<br />
te horen. Want hoewel de reuk niet altijd optimaal is, weet Tom Poes dat een zwerver heel veel kan<br />
weten van het werkelijke gezicht van een natie. Het gezicht zonder opsmuk die je met ochtendadem<br />
en al tegenkomt pas nadat je echt intiem bent geweest. Het is waardevolle informatie en daarom<br />
deelde Tom Poes enige versnaperingen die hij eigenlijk had meegenomen voor heer Bommel en de<br />
zwerver vertelde.<br />
Het was al laat toen Tom Poes verder de stad in trok om heer Bommel te vinden.<br />
Page | 14
Het was niet moeilijk heer Bommel te vinden, want hij reed zeer opzichtig door de winkelstraat in<br />
een open Hummer met een jacuzzi achterin. “Legt u me toch eens uit hoe het zit met die Hummers,<br />
heer Ima, ze zijn mijn inziens stijlloos.” Ima glimlachte. “Heer Bommel, u heeft helemaal gelijk. Ze zijn<br />
afzichtelijk, overdadig en lomp. Wansmaak is ‘het’ helemaal, als er maar heel veel geld achter zit,<br />
snapt u.” Heer Bommel keek hem verward aan. “Een heer moet toch stijl hebben.”<br />
Nu lachte Ima hardop. “Och heer Bommel, u bent een uniek geval. Alsof u in een grot geleefd hebt.<br />
Alles draait om geld en gezien worden. Dat moet u inprenten ”<br />
Het was wel lastig om heer Bommel te herkennen. Tom Poes had al een hele tijd met verbazing<br />
gekeken naar de grote auto en de patser die erin zat toen hij ontdekte dat het heer Ollie was. “Heer<br />
Ollie, heer Ollie!”<br />
Heer Bommel keek opzij naar het rumoer naast zijn auto en was blij Tom Poes te zien. “Ah jonge<br />
vriend, stap in.”<br />
Tom Poes steeg in en keek wantrouwend naar de nieuwe verschijning van heer Bommel en het<br />
aparte figuur naast hem. “Ik was bang dat u verdwaald zou zijn in deze stad, ik hoorde dat het een<br />
gevaarlijke en onvriendelijke omgeving kan zijn.”<br />
Heer Bommel keek Tom Poes bedenkelijk aan. “Daar zeg je wat, toen ik aankwam was ik inderdaad<br />
niet op mijn gemak. Het is heel goed als ik president ben om de jongelui wat met vriendelijke<br />
bejegening en wijsheid te onderwijzen om meer fatsoenlijk met elkaar om te gaan. Och, helemaal het<br />
hysterische meisje wat ik eerder tegenkwam. Maar met de juiste onderwijzers kan er wat aan gedaan<br />
worden.”<br />
“Hou dat vast heer Bommel. Dat is wat u nodig hebt. U doet zich voor als een aardige oom en geeft<br />
een plan en de hoop om de verharding van de samenleving aan te pakken. Dit moet een speerpunt<br />
van u worden. U excelleert hierin. Mijn baan gaat makkelijker worden dan ik dacht.” Meneer<br />
Goedsucces was helemaal lyrisch geworden over de woorden van heer Bommel en die op zijn beurt<br />
was erg blij met de positieve waardering van Ima.<br />
Alleen Tom Poes humde. “wat hum je nu toch weer Tom Poes. Juist als mijn inzichten als heer zo<br />
goed op waarde worden geschat door Ima.”<br />
“Nu het is alleen maar dat er misschien wel meer aan de hand is in de stad als een gebrek aan<br />
onderwijs. Ik sprak met Govel IJver en die had erg veel te zeggen over de stad.”<br />
“Jonge vriend, je moet je niet bemoeien met het presidentschap. Dat is te hoog gegrepen voor jou,<br />
hier rust de taak van een heer die met rechtvaardige en harde hand uithaalt naar de schobbejakken<br />
en met zachte welwillende hand de harde werkers ondersteunt.”<br />
Ima kakelde van geluk. “Dit wordt een stemmentrekker.”<br />
“Heer Bommel wat is er ook gebeurd met uw uiterlijk. Is dat horloge niet veel te zwaar voor uw pols<br />
en dat pak. Het lijkt me niets voor u. U moet zich niet anders voor gaan doen dan u bent heer Ollie,<br />
dat is niet goed.”<br />
Heer Bommel begon nu een beetje kwaad te worden op Tom Poes. “Zit niet te raaskallen jonge<br />
vriend, je bederft mijn gelukkige stemming en daar heb ik juist goed voor betaald.”<br />
“U heeft betaald voor geluk?! Dat kan niet, dat is oplichterij!” Tom Poes keek kwaad naar Ima. “Het<br />
spijt me heer Ollie, maar ik denk dat u bedrogen bent. Het is beter gewoon naar huis te gaan. Dit is<br />
geen land om te verblijven.”<br />
Heer Bommel had het gehad met Tom Poes en verordonneerde dat de auto onmiddellijk gestopt<br />
werd. “Dit is een belediging naar mijn nieuwe vriend en ik wordt president van dit land waar jij niet<br />
Page | 15
wil verblijven. Het is jammer dat je me dit misgunt Tom Poes en ik vind je opstelling kwalijk. Je moet<br />
beter weten, ik bedoel …als je niet verbeterd kan je liever uitstappen.”<br />
Tom Poes was verongelijkt dat heer Bommel boos op hem werd terwijl hij hem goede raad gaf en<br />
stapte uit de auto. “Dan moet u het zelf maar weten.”<br />
Tom Poes wilde weglopen, maar heer Bommel schreeuwde hem uit woede nog achterna dat hij<br />
ontslagen was als persoonlijke assistent. Tom Poes stak zijn hand in de lucht en liep stug door zonder<br />
om te kijken.<br />
Ima keek tevreden naar heer Bommel. “Het is beter zo, de kleine jongen remt u te veel af in uw weg<br />
naar de top. Uw jonge vriend is te stug om zich de weg naar de top te banen. Ik zou hem niet eens<br />
kunnen veranderen.” Heer bommel knikte peinzend. Hij hield er niet van ruzie te hebben met Tom<br />
Poes. Hij was tenslotte een vriend.<br />
Maar Ima praatte op hem in over succes, geslaagde borrelavonden met belangrijke mensen,<br />
bewonderend publiek, net zo lang tot heer Bommel het voorval vergeten was en helemaal<br />
opgetogen was over wie hij was geworden in zo een korte tijd. “Ik heb er goed aan gedaan u te<br />
betalen heer Ima. Geluk is inderdaad te koop. Mijn slechte stemming is teniet gedaan.”<br />
Wij stoppen even met het volgen van heer Bommel en zijn weg naar succes en concentreren ons op<br />
Tom Poes die al dwalend in één van de slechtere gedeelten van de stad belandde. Met zijn hoofd<br />
naar beneden sjokte hij door een paar verlaten straten. Hij vroeg zich af of hij niet te streng was<br />
geweest voor heer Ollie. Het leek hem inderdaad voor de wind te gaan. Misschien was het wel goed<br />
voor hem om zoveel mensen te hebben die voor hem juichen. Nee, als Tom Poes Govel mocht<br />
geloven was dit een gevaarlijke stad waar je makkelijk in kan verzinken. Ondergedompeld in weelde<br />
vindt niemand zichzelf nog terug. Meer kon Tom Poes echter niet bedenken want hij werd gestopt<br />
door een groep gure figuren. “Wat kom je doen onderdeurtje, in onze wijk. Heb je het leven niet lief?”<br />
Dit was de voorste van de groep die sprak en de hele groep lachte om zijn woorden. “Heb je geld?”<br />
Tom Poes dacht kort na hoe hij zich het beste kon redden uit deze situatie. “Wel, wel. Ons<br />
doodzwijgen is niet beleefd hé!”de groep ging dreigend om Tom Poes heen staan. Maar deze was<br />
niet heel bang. “Wel ik heb geen geld en momenteel weinig leven. Ik probeerde uit de grimas te<br />
komen door een baan aan te nemen in het centrum, begrijp je. Alles gedaan voor de grote baas.<br />
Maar het is willekeurig. Zonder enige overweging ben ik ontslagen. Wat wil je van mij hebben dat ik<br />
zou kunnen geven? Want mijn leven kan je alleen nemen, als ik het kon geven had ik dat al eerder<br />
gedaan.” <strong>De</strong> groep keek met enige deelneming naar onze jonge vriend. <strong>De</strong> voorste van de groep<br />
schraapte zijn keel. “Sorry maat. Je hebt ons verkeerd begrepen. Wij stelen alleen van mofo’s, vat je?<br />
Tom Poes keek verbaasd, maar was het niet. Hij had namelijk de kennis van Govel toegepast om zich<br />
te redden in deze situatie. “Wat is een mofo?” <strong>De</strong> voorste van de groep antwoordde weer. “Een<br />
mofo is een motherfucker, vat je. Een klootzak in zijn pak, met rijke ouders en goede opleiding. Die<br />
met een burgerlijke trut en dito auto het leven veinzend doorcruisen. Vat je. Die denken dat zij beter<br />
dan ons zijn.” Een van de andere jongens lachte. “trip, trip, trip!” <strong>De</strong> hele groep lachte hard mee.<br />
Tom Poes keek weer verbaasd, maar deze keer kon hij niet weten waar het om ging. “Mofo’s zijn ook<br />
hoestdranken en hoesttabletten. Daar zit DMX in, dat brengt je weg van deze gruwelzooi en recht de<br />
hemel in. Soms letterlijk.” <strong>De</strong> jongen lachte nogmaals. “Soms gaat het mis man, dan trip je dus recht<br />
de hemel terwijl ze je lijk snel erna via een kort bezoek aan het ziekenhuis afleveren aan het<br />
mortuarium.” Tom Poes keek zorgelijk naar de groep, want het klonk helemaal niet zo leuk dat<br />
trippen en nog eens gevaarlijk ook. “Maak je zorgen kleintje, vanavond mag je met ons mee. We<br />
gaan stelen, neuken en trippen man.” <strong>De</strong> groep lachte weer.<br />
Page | 16
Een dikke auto, weer een Hummer kwam voorrijden en de hele bende sprong erin. Zodra Tom Poes<br />
een plek bij het raam had bemachtigd scheurde het asfaltmonster met piepende banden weg naar<br />
het uitgaanscentrum van de stad. Tom Poes keek toe hoe een groepje net uitziende jongens werden<br />
beroofd en een beetje in elkaar geslagen werden. Eén van de guur uitziende figuren stopte met<br />
inbeuken op de ribben van één van beroofde jongens. “Nu heb ik zin in een dikke mofo, begrijp jullie<br />
me. Laat deze mofo’s maar voor wat ze zijn. Ik moet trippen.” Hij lachte er heel hoog bij. <strong>De</strong> rest van<br />
de groep kon instemmen. Zo maakte Tom Poes mee hoe de hele groep wegzakte in de gebruikte<br />
sofa’s van het bouwvallige pand waar ze zich ophielden. <strong>De</strong> bendeleider begon plots tegen hem te<br />
praten. “Weet je, wij zijn dieven. Dieven zijn niet geketend door de regels van de samenleving.<br />
Daarom willen ze ons echt ketenen, met dikke ijzeren ringen aan nog dikkere bakstenen muren, vat<br />
je?” Tom Poes knikte. “Op de één of andere manier moet je geketend worden, snappie.” Tom Poes<br />
knikte weer. “Kijk we hebben beperkte opties, het is vechten, vluchten of gevangen zitten. Wij gaan<br />
vechten. Het moet om ons te bevrijden en we moeten blijven vechten om die vrijheid te houden<br />
survival of the fittest vat je?” Tom Poes knikte van nee. “Wel, we kunnen hier blijven en als Robin<br />
Hood mensen beroven en wachten tot de goede koning terugkomt. Maar dit is geen sprookje, er<br />
komt geen goede koning en betere tijden.” Tom Poes knikte: “Ik denk dat ik het begrijp, maar wat<br />
gaan jullie dan doen?” <strong>De</strong> bendeleider lachte zacht. “We gaan vechten, tegen de president. Want hij<br />
is niet de sterkste en wij zijn dat wel.”<br />
Tom Poes wachtte het moment af dat de hele groep dieper in roes en slaap was gezakt en maakte<br />
zich uit de voeten. Hij moest heer Bommel gaan waarschuwen. Het zou er niet goed uit zien als die<br />
bende echt gaat vechten. Hij rende naar de wolkenkrabber toe die het hoogst uitstak en natuurlijk<br />
het gebouw was van de groot fabriekhouder die hem had verwelkomd in Onania. Hij bonsde op de<br />
glazen schuifdeuren en die gingen vrij snel open. <strong>De</strong> professor ontmoette hem bij de uitgang. “Het is<br />
bijna ja tijd om weder te gaan. Ik heb genug observaties. Daarbij verwoekert der economie door al<br />
mijn gedachten. Als ik dit participatief experiment langer volhoudt kan ik mijn wetenschappelijker<br />
objectiviteit nicht mehr waarborgen. Waar est her Boml, ik hatte hem danig op de proef gesteld, est<br />
is doch niet sehr humanistisch geweest von mir.” Tom Poes deed zijn verhaal en de professor<br />
reageerde verontrust. “Das ist ja een kwalijke zaak, wir mussen her Boml stonde vinden anders kan<br />
ich es nicht meer controlerren.”<br />
<strong>De</strong> professor bestelde een taxi en won informatie in bij de chauffeur over de inmiddels zeer bekende<br />
aanstormend politicus en smaaksetter O.B.B. Het huis was één van de weinig vrijstaande huizen en<br />
was vijf verdiepingen hoog. Tom Poes en de professor kwamen bij de portier die hen zonder morren<br />
binnenliet. Heer Bommel had namelijk een beschrijving gegeven van Tom Poes en had<br />
verordonneerd dat hij altijd binnengelaten mocht worden. Hij had het spijtig gevonden dat er een<br />
ruzie was geweest en hij kon ook nog eens zijn advies goed gebruiken.<br />
Zo kwamen de professor bij heer Bommel binnen die vertwijfeld voor de spiegel stond. “Ah jonge<br />
vriend, het spijt mij van de andere dag. Ik was mijzelf niet zo, als je begrijpt wat ik bedoel?”<br />
“Het is al goed heer Ollie. Ik heb de professor ook meegebracht. Het wordt al gauw tijd om weer<br />
terug te gaan.”<br />
“Jonge vriend, weet je dan niet dat ik op het punt sta president te worden van deze zonloze natie. Ik<br />
kan nu niet verzaken. Al die mensen die op mij gestemd hebben en mijn bezielende leiding<br />
verwachten. Als ik die met een kluitje in het riet instuur wat er moet er dan komen van ze? Daarbij is<br />
heer Ima een goede vriend geworden van mij de afgelopen tijd. Ik kan hem toch niet teleurstellen,<br />
ook al heb ik hem in dienst genomen.”<br />
Page | 17
Heer Bommel draaide wat voor de spiegel. “Tom Poes, zeg nu alsjeblieft. Ima dacht dit een goede<br />
outfit zal zijn voor de verkiezing morgen. Ik heb geen verstand meer van wat kleding is voor een heer<br />
als je begrijpt wat ik bedoel. Dat is mij heel stevig onder de neus gewreven de afgelopen dagen.”<br />
Heer Bommel bekeek zich van alle kanten. “Psychologisch gezien betrekken mensen het uiterlijk op<br />
de innerlijke psyche van de mens en dusdanig bepaalt of mensen een leider zien of no-go, hoe<br />
noemde Ima het? Ow, ja een “geen ganer”, die persoon die nergens komt. Je ziet jonge vriend deze<br />
bezigheid is uiterst belangrijk voor een heer. Daar was ik mij eerder nooit zo bewust van.”<br />
“Heer Bommel, waar is uw geruite overhemd dat u altijd draagt. Daar is toch niets mis mee?”<br />
“Luister je dan helemaal niet jonge vriend, Ima heeft mijn dierbare overhemd verbrand omdat het<br />
geen heerschappij uitdraagt en zeg nu zelf, wat is een heer zonder heerschappij?”<br />
Ima kwam binnenlopen en zag vol trots zijn creatie aan. “Oh Olivier, je ziet er uit als een winnaar.<br />
Werkelijk subliem. We moeten onze zinnen even oefenen. Het is van het grootste belang wat je<br />
morgen zegt, hoe je staat en de gebaren die je maakt.”<br />
“Het spijt me jonge vriend. Zou je ons willen excuseren terwijl wij voorbereiden voor morgen? <strong>De</strong> tijd<br />
dringt mij.”<br />
Tom Poes probeerde nog heer Ollie te bevragen dat een heer toch geen oefening nodig heeft om zich<br />
voor te doen als een heer. Dat is alleen als men geen heer is. Maar heer Ollie had de simpele repliek<br />
dat de samenleving van hem vraagt zich te tooien als een pauw, zodat zij op kunnen kijken naar de<br />
geslaagde mens die hen gaat leiden.”<br />
“Vindt u het erg als de professor en ik uw oefenen bijwonen?”<br />
“Oh, de professor, u was me nog niet opgevallen. Misschien hebben jullie nog aanvullend advies<br />
terwijl ik mij de kunst van het openbaar spreken volledig eigen maak.”<br />
Het was geen toeval dat de professor nog niet zo was opgevallen. Hij had zich wat verdekt opgesteld<br />
zodat hij de situatie zo goed mogelijk kon analyseren zonder subjectief ermee gemengd te worden.<br />
<strong>De</strong> professor en Tom Poes gingen zitten en Bommel stak het verhaal af vanaf een kartonnen bord dat<br />
Ima ophield. Met overdreven gebaren ondersteunde heer Bommel zijn verhaal.<br />
“Beste lieden, het is uit met de betutteling als u mij verkiest. Ik ga harde werkers niet lastigvallen met<br />
allerlei procedurele regels en hoge belastingen. Nietsdoeners hangen onnodig aan de voedende tiet<br />
van het huidige kabinet.” Heer Bommel hakkelende hier even want het was geen taal die hij<br />
doorgaans bezigde. “We moeten deze klaplopers afstoten, zij moeten werken en niet parasiteren.<br />
We moeten meer politie inzetten en niet langer zo streng zijn met de rechten van de dader, maar<br />
strenger met de onschendbaarheid van het slachtoffer. Toegepast geweld door politiefunctionarissen<br />
moet mogelijk gemaakt worden. Normen en waarden moeten weer geleerd worden op school, we<br />
beseffen niet genoeg wat het is om burger te zijn. Het draait allemaal om verantwoordelijk hebben<br />
en nemen. Daar gaat mijn kabinet heel hard om strijden.”<br />
Heer Bommel keek even bedenkelijk. “Heer Ima, dit is niet helemaal wat ik gedachten had. Ik bedoel<br />
het is goed jonge mensen degelijk te onderwijzen in het respectvol accepteren van het gezag van<br />
ouderen en de politie moet aanwezig zijn om kwetsbare lieden te beschermen tegen<br />
schermutselingen. Maar als heer zijnde moet ik ook erbarmelijk zijn met de minder bedeelde<br />
individuen. Dit ieder voor zichzelf klinkt nauwelijks heerlijk.” Heer Bommel bedoelde natuurlijk niet<br />
heerlijk, maar passend bij een heer en dat zorgde voor enige verwarring in de opvolgende discussie,<br />
want Ima reageerde fel. “Olivier, wat is er niet heerlijk aan. Het is de juiste man op de juiste plaats als<br />
ieder voor zichzelf geldt. Mensen komen niet hoger als zij horen, de winnaars krijgen wat hen<br />
toekomt en de verliezers bijten in het stof. Uiteindelijk wordt er daardoor het meeste geproduceerd,<br />
gaat er het meeste geld rond en worden er zoveel mogelijk mensen rijk. <strong>De</strong> meeste mensen hadden<br />
Page | 18
heel arme voorouders in vergelijking tot nu. <strong>De</strong> arme mensen nu krijgen kinderen die door dit<br />
systeem al weer veel rijker worden dan zijzelf. Anders wordt de vooruitgang geremd en worden de<br />
armste families over tijd nooit meer rijker en de rijken alleen maar armer.”<br />
Ima was bij deze rede zijn normale goede voorkomen verloren. Terwijl hij vurig sprak vlogen er<br />
klodders kwijl uit zijn mondhoeken en zijn lichaam raakte plots uit balans. Direct na zijn rede kwam<br />
hij tot besef dat hij zich had laten gaan en werd rood rond de kaken. “Excuseer voor deze<br />
onbeheerste uitspatting, maar u begrijpt wat ik bedoel, heer Bommel?”<br />
“Als u bedoelt dat ik voor mijn onderdanen zal zorgen door hen mijn steun te ontkennen, juist<br />
diegene die het niet kunnen ontberen, dan is dat niet heerlijk.”<br />
Ima beheerste zichzelf deze keer beter. “U wilt toch president worden en zonder mijn hulp valt u<br />
door de mand. We hebben weinig tijd, laten we het zo doen.”<br />
“Het is niet heerlijk en dus kan ik het niet doen! Mijnheer Ima, u moet dit toch aanvoelen.”<br />
“Ik zou u helpen president te worden en nu wilt u ineens niet meer. Is dit een geval van<br />
plankenkoorts? Van angst? Want ik kan a.s.a.p. een personal coach aanroepen die u erdoorheen<br />
loodst. Dat is geen probleem.”<br />
Heer Bommel begon in vertwijfeling te geraken.<br />
Hier besloot de professor in te grijpen want hij had zijn analyse afgerond. “Ima? Als ik het zo gut heb<br />
verstehen. Her Boml had er op gedoeld te zeggen dat seiner vader ein heer was die hem het<br />
heerschap aangeleerd heeft. Het gaat hem te ver seiner ziele zover in de schaal te leggen om de door<br />
u beloofde roem te proeven.”<br />
Dit raakte een snaar bij heer Bommel, maar dat had Ima niet in de gaten en die gaf een directe<br />
repliek die heer Bommel het verkeerde keelgat in schoot. “Prof, u gaat over een lijn. Ik ben bezig met<br />
advies aan mijn klant hier. Het is zo al moeilijk genoeg. Wat moeten wij met zijn vader en diens<br />
lessen over heer zijn? Hij zat er naast. Heren bestaan niet die worden gemaakt in opinies en wij<br />
blijven het elkaar zolang wijs maken tot het heerschap door de mand valt. Want doen ze altijd.”<br />
Op dit punt was heer Bommel rood geworden. “U matigt zich nogal wat aan, mijn vader en zijn lessen<br />
zo laag te waarderen Ima Goedsucces. Een heer leeft bij regels, die onvervreemdbaar zijn. Een heer<br />
valt niet door de mand.”<br />
“Heel goed heer Ollie”, juichte Tom Poes. “Het is maar goed ook want ik nog vertellen dat een stel<br />
ongure figuren morgen de macht wilde overnemen.”<br />
Heer Ima schrok van deze uitspraak. “Een getto-opstand? Dat is niet best. Het spijt me heer Ollie ik<br />
neem ontslag uit uw dienst. Gettoklanten lijken morgen aan de macht te komen en daar kan ik heel<br />
veel aan verdienen.”<br />
Tom Poes was verbaasd over deze uitspraak.”U bedoelt dat die figuren u zullen aannemen?!”<br />
“Natuurlijk onderdeurtje”, zie Ima arrogant. “Aan de top is iedereen hetzelfde en hebben ze allemaal<br />
een imagoadviseur nodig. Zonder imago geen macht, dat is duidelijk.”<br />
Het is te begrijpen dat bij een machtscoupe nogal wat geweld plaats zal vinden en onze avonturiers<br />
hadden weinig trek in dergelijke maatschappelijke ondeugden betrokken te raken. Zij maakte zich<br />
dan ook snel uit de voeten.<br />
Exact zoals de berekeningen van de professor werd het schip door een opwaartse golf door het<br />
sluitende oog in de oceaan getild en landde verbazend zachtjes op het rustige wateroppervlak. <strong>De</strong><br />
zon scheen verwarmend op het dek waar heer Bommel, de professor en Tom Poes aan de reling<br />
stonden. Een grote glimlach verscheen om hun gezichten. “Wat een weldaad is deze zon voor het<br />
gemoed van een mens, geluk is niet te koop maar schijnt over ons allen.” Dit mooie inzicht kwam van<br />
Page | 19
heer Bommel die niet alleen genoot van de zon maar ook de frisse zeewind over zijn gezicht en de<br />
rust van niets te moeten zijn wat hij niet was. Het ging precies op zijn tempo en dat is zeldzaam<br />
besefte hij. “Heer Ollie bent u dan niet teleurgesteld dat u geen president hebt kunnen worden?”<br />
Vroeg Tom Poes. “Nee jonge vriend, je had gelijk, Ima was een oplichter. Hij verkoopt lucht en daar<br />
worden mensen opgeblazen van. Het was een waarlijk beproeving voor mij, stel je voor hoe ik bijna<br />
de lessen van mijn vader had verlaten. <strong>De</strong> tussenkomst van de professor was erg prettig, die weet<br />
waar het om gaat bij het zielenleven bij een heer.” <strong>De</strong> professor knikte bevestigend bij dit<br />
compliment aan zijn adres. “U had uw ziel aan de duivel verkocht. Succes vereist<br />
persoonveranderingen. Das heb ik selbst ondervonden. Es ist ein ja nabije moglichkeit in deser zeit<br />
op te klimmen nach der top door es opgeven van uwer persoon. Das noemt men winst, het vergroten<br />
van het menselijk kapitaal. Haha, kwatsj is het en nicht meer.”<br />
Heer Bommel hief deftig zijn vinger. “Een heer is niets anders als een heer, daar kan niet aan<br />
getoornd worden hoewel men het heel goed kan proberen, als u begrijpt wat ik bedoel.” Na deze<br />
concluderende woorden liep heer Bommel statig en vervuld naar de kapitein om een schatting te<br />
vragen van de verwachte reisduur, want hij keek vooruit naar een maaltijd van Joost.<br />
Tom Poes informeerde bij de professor hoe hij had geweten dat hij heer Bommel kon doen omslaan<br />
bij het noemen van zijn vader en diens lessen. <strong>De</strong> professor lachte en zei dat het al te simpel was:<br />
“<strong>De</strong> capaciteit van Boml en zijn onschuldige denkwijze zijn niet sterk genoeg om zijn ouders te<br />
ontgroeien. Het is beter als hij niet tot volwassendom groeit. Hij zou zich geen horizon weten en als<br />
een dolleman rondrennen. Het is maar weinig mensen toegekend zich zonder enige irrationele<br />
handvaten te volgroeien naar volwassendom. Gelukkig weet heer Bommel zijn vader durend te eren<br />
en daarmee zijn persoon vast te houden.” Dit klinkt erg moeilijk maar voor de professor wiens<br />
dagelijks werk het is de betoverende lagen van de wereld te pellen was dit een al te gemakkelijke<br />
analyse geweest. Tom Poes kon alleen maar knikken.<br />
Bij thuiskomst moest één en ander nog uitgelegd worden aan het politiële apparaat vanwege de<br />
verkeersovertredingen en niet voldoen aan een oproep. Na enige telefoontjes en het trekken aan de<br />
juiste touwtjes was heer Bommel in staat geweest de problemen te keren in enthousiasme bij de<br />
andere partijen. Hij had zelfs een congres kunnen organiseren onder zijn naam waar de professor zijn<br />
bevindingen zou kunnen presenteren.<br />
Maar voor het zo ver was nodigde heer Bommel de hele onderzoeksgroep en enkele vooraanstaande<br />
figuren en ook de bankdirecteur uit voor een diner bij zijn kasteel. Voor de aanvang van het eten<br />
maakte hij zoals gebruikelijk een toost: “Mijn waarde gasten, ik waardeer jullie aanwezigheid zeer<br />
vanavond. In de afgelopen dagen is mijn persoonlijkheid danig op de proef gesteld. Ik ben<br />
uitgelachen in het vreemde land en opgevangen door de valse beloften en verleid in het kopen van<br />
geluk door enige aanpassingen aan mijzelf te doen. Gelukkig is dit alles achter ons en kan ik als heer<br />
genieten van de geneugten van een ambachtelijk klaargemaakte maaltijd door mijn trouwe knecht<br />
die altijd zorgt voor een welkom thuis. Dat kan men niet kopen, dat is aan de persoon, als u begrijpt<br />
wat ik bedoel. Misschien kunt mij volgen als ik zeg dat er uiteindelijk niets boven een goede maaltijd<br />
gaat.”<br />
Daarop klonken de glazen en het werd een waarlijk gezellige avond waarbij heer Bommel als<br />
gastheer uitblonk.<br />
Page | 20
Waarom O.B. Bommel?<br />
Marten Toonder schrijft de avonturen van heer Bommel altijd met een sterke moraal. <strong>De</strong>ze moraal is<br />
altijd onlosmakelijk verweven met een maatschappijkritiek. Hij verliest hier ook nooit posities in de<br />
maatschappij uit het oog. Een mooi voorbeeld is de manier waarop heer Toonder in 1982 het<br />
Boekenweekgeschenk “<strong>De</strong> andere wereld” heeft geschreven. Ik kwam het vorig jaar tegen in een<br />
tweedehands boekenzaak voor een halve euro en was verrast over actualiteit die het boek nog<br />
steeds bezit. Ik wijdt het aan de kunde van Toonder om bepaalde maatschappelijke problemen zo<br />
kernachtig te beschrijven dat bepaalde fenomenen die langer blijven gelden mooi boven komen<br />
drijven. In dit Boekenweekgeschenk is ook te lezen hoe heer Bommel is ontstaan als figurant in de<br />
verhalen van Tom Poes. Daar is hij begonnen als rijke luiaard zonder manieren en later als ophakker<br />
zonder achtergrond en als een materialistische lekkerbek. In het licht van de strijd van Taylor tegen<br />
de lockiaanse hedonist zonder achtergrond is dat uiterst interessant. Tom Poes wordt gesteld als een<br />
bedacht figuurtje, dat in het brein geboren werd en daardoor altijd uiterst redelijk gebleven is. (M.<br />
Toonder 1982) Daarnaast is Tom Poes niet alleen heel redelijk maar ook moralistisch. Hij kiest nooit<br />
voor zijn eigen genot. Hij is de tegenhanger van de hedonistische zelf-eerst-moraal. Hij is daarmee<br />
enigszins een Kantiaans figuur. Later is het Bommelfiguur een heer geworden voor wie geld geen rol<br />
speelt.<br />
In de opzet van de persoon Bommel zie ik een tendens die interessant is. Namelijk dat heer Bommel<br />
een soort Donald Duck is. Beide hoofdpersonen lijken meer op de normale mens die niet met<br />
uitstekende denkvermogens of hoogstaande moraal begiftigd zijn. Ze bedoelen het vaak goed, maar<br />
komen in de problemen door allerlei minder gewaardeerde eigenschappen. Zogezegd de<br />
schaduwkant van hun persoon is ook sterk aanwezig zoals normaal is bij het gewone leven. We<br />
kunnen dit misschien scharen onder de aandacht voor het gewone leven die ontstaat in de 18 e eeuw.<br />
Dat wordt bevestigd in de huidige tijd. Bij Aristoteles ging het om het goede leven dat naast en<br />
buiten het alledaagse stond. In de achttiende eeuw werd het goede leven begrepen in de uitvoering<br />
van het gewone leven. (Taylor, C. 2007) Maar de tendens past ook enigszins bij de aandacht in de<br />
Romantiek voor de schaduwkant, onze natuur. Het zoals Toonder beschrijft in “<strong>De</strong> zelfkant” (M.<br />
Toonder 1983) over een zwarte magister die probeert Bommel slecht te maken. In dit verhaal staat<br />
een bomenkring waarin iedereen met meerdere kanten wordt gesplitst. Alleen een elementaal kan<br />
daar zonder gevaar doorheen lopen. Maar wij zijn verre van elementaal en worden gemakkelijk<br />
gesplitst.<br />
Maar deze tendens gaat verder als O.B. Bommel en Donald Duck. Ook de langstlopende comedyserie<br />
the Simpsons (ook niet zonder moraal) gebruikt een zelfde hoofdfiguur. Nieuwe series als Familyman<br />
en American Dad hebben weer hetzelfde. Het is niet alleen het simpele hoofdfiguur met al zijn<br />
hedonistische neigingen. Het is altijd het hoofd van de familie of in ieder geval degene met autoriteit<br />
die niet altijd goed luistert. Ze worden altijd tegen gehangen door figuren die uiterst slim, redelijk en<br />
moralistisch uitmuntend zijn (Tom Poes, Kwik, kwek en kwak, Lisa Simpson). <strong>De</strong>ze figuren lossen heel<br />
veel op maar hebben nauwelijks macht. Vandaar in mijn verhaal de metafoor de zwakken steunen de<br />
sterken. Dat is de huidige moraal lijkt het wel, want het wordt in heel veel verhalen verteld. Dit sluit<br />
ook aan op de kritiek dat Taylor weinig rekening houdt met machtverhoudingen en natuurlijk de<br />
verleidingen en onoplosbare dilemma’s die de samenleving ons levert. Dit is nog een reden dat de<br />
structuur van de Bommelverhalen zich zo goed lenen om Taylor mee te mengen.<br />
Page | 21
Een ander ding dat hier naar voren komt is de verwarring die Taylor wel beschrijft. Dat we sympathie<br />
voelen voor held en antiheld. We verkeren in conflict wat het betekent om het gewone leven te<br />
bevestigen. We zien dit conflict in al deze verhalen steeds terug door de ondersteuning van de<br />
antiheld door een meer heldhaftig persoon.<br />
Een ander thema in de Bommelavonturen is de vraag naar juist die verhevenheid van de hogere<br />
klassen. Het thema speelt in elk verhaal van Toonder. Het wordt steeds bekritiseerd en tegelijkertijd<br />
wordt het doorgeschoten gelijktrekken bevraagd. Zeer sprekend is het verhaal “Het platmaken” van<br />
Toonder. In dit verhaal draait alles om het gelijktrekken van de verhoudingen in de samenleving en<br />
de verontwaardiging over mensen die denken dat ze beter zijn als degene tegenover hen. Dan vraagt<br />
heer Bommel zich af: “Is dat allemaal nu wel waar? Is de één nu werkelijk niet beter als de ander?<br />
Waar blijft een heer op die manier? Maar aan de andere kant zijn er teveel dikdoeners op de wereld,<br />
dat is zeker!” (M. Toonder 1969)<br />
Dat lijkt me nu juist het probleem van de huidige tijd. We kunnen wel dikdoen maar onszelf niet<br />
meer verheffen, dat leidt tot hoongelach. Dat moet gelijk getrokken worden en platgemaakt. Want<br />
er zijn teveel dikdoeners. Het is een lastige problematiek waar Taylor op een andere manier mee<br />
worstelt. Taylor zoekt het steeds in waarden die buiten onze subjectiviteit bestaan. We zien dit in de<br />
Bommelverhalen terug komen in de principes van een heer die vaker gebruikt worden bij<br />
beslissingen die de heer Bommel moet maken in de verhalen.<br />
Een andere reden dat ik de Bommelverhalen heb gekozen als mijn kapstok is dat heer Bommel met<br />
die spanning omtrent verhevenheid toch niet kiest voor het gewone leven. In al zijn simpelheid<br />
hanteert hij onwrikbare principes van een heer. In het verhaal de ‘zelfkant’ wordt hij geconfronteerd<br />
met gigantische tegenslagen en hij verliest alles. Hij krijgt de mogelijkheid voorgeschoteld om met<br />
weinig moeite uit zijn problemen te geraken door wat vuil illegaal te lozen. Maar hier zet heer<br />
Bommel zichzelf liever aan de kant als dat hij zich schuldig maakt aan gedrag dat een heer niet<br />
waardig is. Eenzelfde ethiek zie ik terug in de populaire Japanse animatieserie Naruto. Wederom<br />
draait het om een intellectueel onvermogend figuur. Naruto, de hoofdpersoon, is in opleiding een<br />
ninja te worden en formuleert daarbij zijn eigen wijze. Dit houdt in dat bereid is zichzelf op te offeren<br />
voor de vriendschap en dat hij een vriend niet zou achterlaten. Dit wordt geformuleerd in de ‘will of<br />
fire’ die alle dorpsbewoners hebben en waardoor het dorp blijft bestaan. Dit is natuurlijk een<br />
bekende legermoraal, jezelf te offeren voor een hoger doel. Maar hier gaat het nog sterker om de<br />
identiteit. Het is erger de identiteit te verliezen dan het leven. Dit is wat Taylor bedoelt dat moraal te<br />
maken heeft met wie ben ik en welke waarden zijn belangrijk. Maar we moeten ons afvragen of met<br />
het carpe diem denken, het gewone leven deze principes en het bewonderenswaardige leven zijn<br />
weggevallen. Zoals Taylor beschrijft was dit gewone leven eerst nog theologisch en door God<br />
geheiligd. Bij het verwerpen van de theologische basis van het leven is het gebruik van hogere<br />
betekenis van het gewone leven weggevallen. Dit is een specifiek zijnsdenken dat redelijk uit toon<br />
valt tegenwoordig. Vandaar dat heer Bommel zo uit toon valt in Onania. Taylor brengt deze beweging<br />
vooral in het nieuwe omgaan met lijden. We zijn er hedonistisch in geworden en aanvaarden geen<br />
lijden meer.<br />
Page | 22
Genealogie<br />
Toen ik klein was, een jaar of acht zat ik bij een opa en oma op het platteland en keek uit over de<br />
ellenlange lappen niet gemaaid gras. Daar heb ik een tijd gezeten en toen de grasmaaimachine<br />
uitgevonden. Verheugd informeerde ik mijn ouders, die mij natuurlijk vreemd aankeken want ik was<br />
zeker niet de eerste die het bedacht had. Op een zelfde manier heb ik mij door filosofie op de<br />
middelbare school heen gewerkt. Ik zat altijd achterin te flirten met een meisje terwijl de docent<br />
doorkakelde. Vlak voor een tentamen las ik enkele regels van een betreffende filosoof en leefde mij<br />
dan in. Bij Schopenhauer bedacht ik me dat ik een depressieve klootzak was en ging dan de vragen<br />
van het tentamen beantwoorden. Dat ging uitstekend. Ik heb het vak dan ook met een 9 afgesloten<br />
waar anderen met veel leren net een zes haalde. Mijn punt is hier niet om op te scheppen over mijn<br />
intellectuele vermogens, want die zijn niet opzienbarend hoger dan andere studenten. Mijn punt hier<br />
is dat het niet altijd moeilijk is om bepaalde ideeën te her-bedenken met maar weinig voorkennis. Zo<br />
heb ik ook Frans gehaald. Ik had eerst havo gedaan en daar had ik het vak al snel uit mijn pakket<br />
gehaald want mijn gevoel van grammatica van talen is waanzinnig slecht. Daarna op het vwo kreeg ik<br />
weer Frans. Met de mazzel dat het slechts leesvaardigheid was. Ik hoefde slechts een titel te vertalen<br />
en misschien een eerste en laatste zin van een alinea om mij zonder een snars van het Frans te<br />
begrijpen met succes door test heen te slaan. Het is misschien te begrijpen als een sudoku (een<br />
populair spelletje op het moment). Enkele cijfers zijn gegeven en de rest kan daarmee ingevuld<br />
worden. Hierbij rijst natuurlijk de vraag van oorspronkelijkheid. Wanneer vullen we een sudoku in en<br />
wanneer zetten we een eigen op?<br />
Dit is samengevat de theorie van Taylor. Door de loop van de geschiedenis zijn er verschillende<br />
denkramen opgezet, waarbij af en toe drastische wijzigingen zijn gekomen en de moderne identiteit<br />
is in bepaalde mate het invullen van de vooropgezette sudoku. Met de pest dat een deel van die<br />
opzet inhoudt dat we denken dat we het hele denkraam zelf hebben opgezet. Taylor’s doel is ons die<br />
bronnen terug te geven waarin wij de sudoku opzetten om de mogelijkheid te hebben een andere<br />
identiteit te maken. Een wijziging in de opzet als je wil. Natuurlijk is dit veel te individualistisch<br />
uitgelegd. Taylor zou eerder spreken over een tapijt, een weefsel van onze moderne samenleving en<br />
probeert daarvan de draden terug te volgen naar het uiteindelijke ontwerp van dit tapijt in wording.<br />
We moeten hier de hoge behoefte aan orde en structuur herkennen van Taylor, dat hem<br />
onuitgesproken nog eens extra plaatst tegenover verlichting en postmodern denken, waar willekeur<br />
en zelf denken veel belangrijker is.<br />
In het bijzonder het punt waar we onszelf ontbinden van onze hummuslaag 1 zoals Harry Kunneman<br />
en Ton Jorna het noemen en gaan voor winst, waarbij de wereld om ons heen uitleggen in een<br />
sciëntistisch verklaringsmodel. Dat werkt niet volgens Taylor. Daar moeten we ons tegen verzetten.<br />
Verder is een gemis in deze genealogie van Taylor dat hij zich niet eerst heeft gewend tot het werk<br />
van C.G. Jung. Het is natuurlijk een veel vergeten denker, die ook nog eens onterecht wel eens wordt<br />
verwezen naar de esoterische hoek. Jung heeft een zeer uitgebreide studie gedaan naar<br />
terugkerende ideeën in samenlevingen. Het valt hem op dat in talloze onderzochte verhalen van zeer<br />
uiteenlopende culturen, maar ook alchemie steeds een zelfde structuur of idee naar voren komt.<br />
<strong>De</strong>ze ideeën worden steeds heel helder opnieuw bedacht, zonder dat de bedenker enige kennis<br />
1 Het begrip ‘humuslaag’ gebruikt Kunneman op meerdere plaatsen in zijn boek. Hij refereert hier aan gedeelde<br />
waarden, verhalen, levensverhalen, ervaringen en voorbeelden die vanuit de cultuur worden overgebracht en<br />
wat tussen mensen ontstaat. Het is hierin dat mensen een interactieve hermeneutische proces van eigen<br />
levensverhaal vormen laten plaatsvinden.<br />
Page | 23
heeft van de klassieke schrijvers. Jung verklaart het door uit te gaan van bepaalde denkstructuren,<br />
disposities van het denken. Hij zegt daarop dat we met alle beschaving nog steeds een continuïteit<br />
kunnen zien van de primitieve geest zoals Jung uitlegt als hij spreekt over archetypes (disposities van<br />
het denken). (Jung, C.G. 1996) Hij zegt dat het geen wonder is dat wij dergelijke onbewuste beelden<br />
nog dragen omdat wij ter wereld zijn gekomen met een menselijk brein dat vandaag de dag<br />
waarschijnlijk nog op dezelfde wijze functioneert als bij de oude Germanen. (Jung, C.G. 1995 p.22) Dit<br />
is waar het me om gaat, met de omslagen van het denken laat Taylor een veranderde identiteit zien,<br />
maar ook een veranderd denken. Juist hierdoor mist hij dat de ‘God’ inhouden blijven opspelen<br />
alleen in een andere taal. <strong>De</strong>ze inhouden worden nu toegevoegd aan het eigen vermogen (dit is wel<br />
een stap die Taylor beschrijft). We hebben dus te maken met een nieuwe mindset in de moderne tijd<br />
die ook nog steeds in bepaalde opzichten primitief is. Juist de plaats van het primitieve is<br />
problematisch. Zonder dit kunnen we niet serieus naar de moderne identiteit kijken. Uitdrukkingen<br />
hiervan zie je wel in het vroege humanisme van Van Praag die de betekenis erkende van een<br />
levensvisie die eenheid gaf in de fragmentarische beleving. <strong>De</strong> termen die hij gebruikt voor heelheid<br />
van de persoonservaringen is volgens Jung een dergelijke dispositie van het denken die je typisch ziet<br />
in verhalen over profeten en concepten van Goden.<br />
Taylor heeft de voortgang van het denken en de bronnen van de moderne identiteit in herkenbare<br />
delen opgedeeld in zijn boek. Die structuur zal ik hieronder volgen om de kernpunten van zijn theorie<br />
te kunnen vatten.<br />
Innerlijkheid<br />
Het eerste deel van de genealogie gaat om de wending naar de innerlijkheid als concept van het zelf<br />
in de westerse cultuur. Hierbij begint Taylor noodzakelijk bij Plato die uitgebreid schrijft over de<br />
persoon die als het ware blind voor de waarheid en de orde van de wereld leeft. Maar men kan<br />
ontsnappen aan deze betreurenswaardige staat door zich te wenden naar de echte wereld. Dit is<br />
waar de filosoof verblijft. Dit kunnen wij alleen door het hogere deel van onszelf aan te spreken en te<br />
ontwikkelen. Dit is de ratio die over het lagere deel van onszelf, onze hartstochten, moet heersen. Als<br />
wij op die manier onszelf beheersen kunnen we de kosmische orde van de wereld bewonderen. Als<br />
wij eenmaal de echte wereld hebben kunnen aanschouwen zullen wij niet meer terug willen naar<br />
onze relatieve blindheid. We kunnen hier een wantrouwen jegens onszelf herkennen dat heel veel<br />
later nog wordt geuit in de psychologie. Verder kunnen we zien dat Plato zich richt op het uiterlijke<br />
zien van de kosmos.<br />
Augustinus neemt de volgende stap door het gedachtegoed van Plato op te nemen in een idee van<br />
innerlijkheid. Hierbij ging hij uit van ons innerlijke oog dat ons door God is gegeven. Maar wij zien<br />
niet zomaar de prachtige orde van God, wij worden tegengehouden door onze eigen wil die eerder<br />
neigt naar het lagere deel van onszelf. Wij moeten de genade van God winnen door ons naar binnen<br />
te wenden en onze wil te beteugelen. Via deze innerlijke weg komen we pas uit bij de kosmische<br />
orde buiten ons die wij bewonderen en waarvan de aard voor ons een openbaring is en ons verlicht.<br />
In het geval van Augustinus is dit God. Bij Augustinus is de bron van moraliteit nog steeds buiten ons,<br />
alleen moeten we daarvoor een innerlijke weg afleggen.<br />
<strong>De</strong>scartes die in zekere zin de innerlijke weg van Augustinus volgt maakt hier een heel belangrijke<br />
wending. Daarvoor moeten we begrijpen dat er een omslag heeft plaatsgevonden in de wetenschap.<br />
Page | 24
Het natuurbegrip van Aristoteles heeft veel kritiek te verduren gekregen en heeft moeten<br />
plaatsmaken voor een begrip van de natuur die wij kennen van de moderne natuurwetenschappen.<br />
Hiermee verliest de natuur een belangrijke normatieve lading en het wordt gemaakt tot een object.<br />
Het tot object maken van de wereld is een neutrale houding innemen tegen dit zijnsdomein, waar<br />
het eerder normen en maatstaven verleende aan ons. Om op deze manier te kijken naar de wereld<br />
moeten we onthechten van de directe ervaring met de wereld. We moeten niet alleen de wereld van<br />
een rationele afstand onderzoeken als een object, maar ook onszelf moeten we benaderen als een<br />
object. Daarmee komt <strong>De</strong>scartes op een onderscheid tussen lichaam een geest. In de geest zit onze<br />
toegang tot God, door het pure inzicht van de rede. <strong>De</strong> geest krijgt daarmee het vermogen van de<br />
morele rede, terwijl het bij Augustinus nog een bron buiten ons was. We moeten dit begrijpen als dat<br />
de rede inzicht en controle heeft op de instrumentele hartstochten en dat rationele controle en de<br />
instrumentele houding tegenover de wereld en onszelf de hoogste deugd wordt.<br />
Door de theorie van Locke en denkers van de verlichting wordt dit standpunt van <strong>De</strong>scartes<br />
geradicaliseerd in wat Taylor het puntvormige zelf noemt. Waar <strong>De</strong>scartes nog een concept van de<br />
geest hanteerde die vrij was van de mechanische aard van het lichaam, hartstochten en wereld, daar<br />
mechaniseert Locke ook de geest. Het puntvormige zelf heeft volgens Taylor geen punt buiten het<br />
zelf waar het zich nog op kan richten, het is een vervreemding van het zelf door een vergevorderde<br />
onthechte visie op onszelf.<br />
Naast deze ontwikkeling van het onthechte zelf ziet Taylor nog een andere bron van de moderne<br />
identiteit die een wending neemt naar het innerlijke dat verschilt en soms tegenover het idee van het<br />
onthechte zelf staat. Montaigne is een goede representatief van deze stroming. Het gaat in deze<br />
stroming niet zozeer om het objectiveren van onszelf. Het doel is eerder onszelf te onderzoeken wat<br />
we zijn om onze identiteit beter vast te kunnen stellen. <strong>De</strong> vooronderstelling is dat we nog niet<br />
weten wie we zijn voor het zelfonderzoek.<br />
Beide ontwikkelingen noemt Taylor onder het concept van radicale reflexiviteit. Taylor bedoelt<br />
hiermee dat de wereld niet van een positie wordt bekeken alsof de persoon die kijkt niet uitmaakt,<br />
maar een radicaal keren naar diegene die kijkt en met inachtneming van die werking van het subject<br />
wordt er naar het zelf gekeken.<br />
<strong>De</strong>ze ontwikkelingen, zelfonderzoek en onthechte zelfbeheersing worden herkenbaar als deel van de<br />
moderne identiteit in de achttiende eeuw als ze uitmonden in aspecten van het moderne<br />
individualisme: zelfverantwoordelijke onafhankelijkheid en erkende individualiteit. Een derde aspect<br />
van het individualisme die Taylor ziet is de persoonlijke toewijding. Die vindt zijn wortels in de<br />
ontwikkeling van religie. Met name bij de opkomst van protestantisme, waar de halve uitvoering van<br />
religie in het katholicisme wordt bekritiseerd. Er wordt geredeneerd dat het bij religie en moraliteit<br />
gaat om een volledige toewijding en dat er geen tussenweg of minimale regels zouden moeten<br />
bestaan.<br />
Een laatste belangrijke ontwikkeling in dit keren naar innerlijkheid is dat de geest een vaste plaats<br />
wordt gegeven in de hersenen. Vanaf dat gaat men ook proberen vermogens te plaatsen in delen van<br />
het brein. Een ander gevolg hiervan is dat het subject tegenover het object komt te staan in een<br />
scherp onderscheid.<br />
<strong>De</strong> bevestiging van het gewone leven<br />
Page | 25
Het tweede van de genealogie van Taylor gaat om de aandacht voor het gewone leven. Hier gaat het<br />
om een idee dat een goed leven te behalen is in het gewone leven van de gewone man. Dit heeft tot<br />
gevolg dat er een sociale nivellering plaatsvindt in het denken. Het zijn niet slechts enkele verlichte of<br />
heilige figuren die een goed leven bereiken en speciale plaats innemen in het aardse leven en de<br />
genegenheid van God. Wederom is het hier een theorie van Aristoteles die wordt omgegooid.<br />
Aristoteles formuleerde een concept van het gewone leven dat draait om de continuering en<br />
hernieuwing van het leven, deze alledaagse bezigheden moesten een ondersteuning zijn voor het<br />
goede leven waarin men onalledaagse activiteiten betracht zoals politiek. Het gewone leven is<br />
volgens Aristoteles geen volledig menselijk leven. <strong>De</strong> waardering van het gewone leven komt ook<br />
voort uit de wetenschappelijke revolutie.<br />
Francis Bacon zet zich in die tijd fel af tegen de geïsoleerde wetenschappen die intellectuele<br />
voldoening geven, maar geen technologische vooruitgang geven of voor maatschappelijke<br />
vooruitgang zorgen. Hier wordt wetenschap niet meer gewaardeerd als hogere activiteit<br />
voorbehouden aan enkelingen, maar een activiteit die op een bepaalde manier moet bijdragen aan<br />
de vooruitgang. Het draait om resultaten, niet om de activiteit. Wetenschap moet bijdragen aan het<br />
verlichten van de omstandigheden van mensen. Dit draait het concept van het goede leven van<br />
Aristoteles om. Wetenschap is niet een hogere activiteit die door het gewone leven ondersteund<br />
moet worden. Wetenschap moet het gewone leven ondersteunen. Bacon concludeert in zijn theorie<br />
dat tot dan toe ambachtslieden voor meer vooruitgang hebben gezorgd als filosofen. <strong>De</strong>ze conclusie<br />
van Bacon vraagt om meer sociale nivellering. Er komt een nieuw levensideaal: dat van verstandige<br />
en gedisciplineerde productie. <strong>De</strong> jacht op eer werd weggehoond.<br />
Handel wordt ook in de theorieën steeds belangrijker gevonden. Handel wordt in tegenstelling tot<br />
millitaire grootmacht door Albert Hirschman aangetoond als brenger van vrede en beschaving en<br />
gezien als wat de basis vormt voor verfijnde zeden. <strong>De</strong> productie van de mens wordt een belangrijke<br />
waarde. Hierbij haalt Taylor het verband tussen protestantisme en katholicisme aan. In deze<br />
revolutie van religie komt de mens alleen te staan in zijn relatie tot God. Het idee is dat de volheid<br />
van het christelijke leven niet meer wordt uitgevoerd in speciale meer heilige zones zoals het<br />
klooster maar dat de volheid wordt geleefd in het gewone alledaagse leven van de gewone man.<br />
Een andere ontwikkeling die Taylor noemt is in de lijn van de instrumentele houding jegens de natuur.<br />
In deze wetenschappelijke ontwikkeling krijgt God ook noodzakelijk een andere plaats. In een<br />
metafoor kunnen we God zien als groot klokkenmaker waarvan wij door zorgvuldige onderzoekingen<br />
het mechanisme kunnen ontwaren en onze eigen plaats in het mechanisme kunnen begrijpen. Dit is<br />
wat Taylor aanduidt als de voorzienige orde. <strong>De</strong>ze orde is net als de werking van de klok een eenheid,<br />
waarin het gebruik van de verschillende delen logischerwijze in elkaar grijpen om het groter geheel<br />
te doen werken. Op deze manier wordt de mens gezien als een onderdeel van een groter geheel<br />
waarin de aard van de mens zal bijdragen aan het heil van het groter geheel. Daarvoor moeten wij<br />
ons geluk nastreven, want wat ons gelukkig maakt dient het algemeen geluk in dit idee van een<br />
voorzienige orde. <strong>De</strong>votie aan God wordt hiermee een rationeel leven waarmee wij de juiste plaats<br />
innemen in het ontwerp van God. Het geloof in God is in deze stroming nog oprecht, maar het gooit<br />
wel veel orthodoxe tradities omver. In deze ontwikkeling is het dan ook gelegen om gemakkelijk de<br />
stap te maken God als architect van de orde achterwege te laten en niet meer te geloven.<br />
Wat belangrijk is in deze visie is dat met de onderzoekingen van de aard van de mens als onderdeel<br />
van Gods ontwerp gevoelens niet langer als lager gezien kunnen worden. <strong>De</strong> gevoelens hebben ook<br />
een belangrijke plaats in de doelstellingen van God. Hutcheson vraagt zich bijvoorbeeld af hoe de<br />
mens moreel zou kunnen zijn als zij het gevoel ontberen. In deze tijd ontstaat dus een waardering<br />
Page | 26
van het gevoel die eerder in de geschiedenis nog ongekend was. Dat geeft nieuwe kleur aan<br />
innerlijkheid en aan de rechtvaardiging en doelstelling lijden te verminderen en meer genoeglijkheid<br />
te creëren. Want dat ligt in Gods plan.<br />
Op dit punt bevestigd Taylor dat deze ontwikkeling van de bevestiging van het gewone leven niet op<br />
de conto van filosofen geschreven kan worden. Het gaat om een cultuurbrede stroming waar de<br />
filosofen slechts een deel van uitmaken. Enkele dingen die Taylor uitlicht is de opkomst van de roman.<br />
Het gaat in deze romans op persoonlijke verhalen, gevoelens zijn belangrijk en het gaat in<br />
tegenstelling tot eerder niet meer zo om universele grote verhalen. Verder licht Taylor uit dat rond<br />
dezelfde tijd het ideaal van liefde in het huwelijk de kop opsteekt. Een laatste wat Taylor hier uitlicht<br />
is dat het belang van gevoelens voor het idee van het goede wortels legt voor wat later uitmondt in<br />
meer emotionele vrijheid in het gezin.<br />
<strong>De</strong> stem van de natuur<br />
In het derde deel van de genealogie behandelt Taylor de vraag hoe wij ongelovig zijn geworden.<br />
Dit is één van de delen waar de schrijfstijl van Taylor die toch al niet heel overzichtelijk is, een<br />
enorme duik neemt in het vooral niet onderscheiden van hoofd -en bijzaak. Het komt misschien<br />
omdat Taylor zich vooral verzet tegen deze ontwikkeling in de geschiedenis van de moderne<br />
identiteit. Waar het Taylor om lijkt te gaan is dat de morele bronnen die eerst noodzakelijk aan God<br />
verbonden waren worden losgeweekt van deze traditie in de Verlichting. Als wij God aanroepen voor<br />
de kracht ons moreel te gedragen dan is dat tegelijkertijd een beroep op ons innerlijk. Als dit innerlijk<br />
zoals hiervoor beschreven verandert in de manier waarop wij het zien en de controle over het<br />
innerlijk groter wordt in die theorie, dan verdwijnt God van die plek in ons innerlijk. Dat kan alleen<br />
door andere morele bronnen te vinden waar God niet noodzakelijk is. Dat is een deel van het project<br />
van de Verlichting.<br />
Om dit beter te begrijpen kunnen we ons beter wenden naar Luc Ferry die in Religie na de<br />
religie een beschrijving geeft van deze voortgang. Ferry neemt het voorbeeld van de mensenrechten.<br />
Hij zegt dat een gelijksoortige inhoud als de verklaring van de mensenrechten te vinden is in<br />
religieuze geschriften en geboden. Het verschil is dat bij die eerdere geschriften God eraan vooraf<br />
gaat. Bij de verklaring van de mensenrechten komt het voort uit een rationele bron van de<br />
Verlichting, maar het komt uit bij een universeel gegeven. Het gaat volgens Ferry om het filosofisch<br />
vertalen van religieuze moraal. (Luc Ferry &Marcel Gauchet 2005) Maar volgens Taylor is hier juist<br />
een probleem.<br />
In de 18 e eeuw en de Verlichting kwam een moraal op waarin het praktisch nut en het<br />
wetenschappelijk bewegen naar meer geluk voorop stond. Het probleem van dit utilarisme is dat zij<br />
de bronnen waarop zij parasiteren niet kunnen erkennen, zonder de theorie van het utilarisme te<br />
ontkrachten. <strong>De</strong> bronnen zijn er dus wel in de ethiek van de verlichting, ze kunnen alleen niet meer<br />
genoemd worden.<br />
Een ander probleem dat Taylor ziet is het gevolg van de gerichtheid om ons van de<br />
verdrukkende moraal te ontdoen in die tijd. Het gaat hier om de natuurlijke neigingen van de mens<br />
te erkennen en niet meteen als slecht te bestempelen en te onderdrukken. Want dat is veelal<br />
gebaseerd op slecht onderbouwde dwalingen in de wetenschap en bijgeloof. Dit is wat de<br />
onvervalste eisen van de natuur worden genoemd. Benadrukt worden de wrede dwalingen van de<br />
religie. Het opzij zetten van eerdere metafysische en religieuze leerstellingen over de menselijke<br />
Page | 27
motivatie voor het hogere en het betere, de bevestiging van de fysieke aard van het morele leven en<br />
de reductie van motivatie tot genotmatige impulsen maken dat het onderscheid van hogere waarden<br />
die voor het leven gelden wegvallen. Dit is voor de denkers van de Verlichting de enige wijze waarop<br />
we echt menslievend kunnen worden. Voor Taylor geeft dit een heel specifiek probleem voor de<br />
uitwerking van zijn ethiek van sterke waardering. Hij onderscheidt onze motivatie in keuzes die<br />
triviaal zijn van aard en daar waar hogere waarden en onze identiteit op het spel staan. <strong>De</strong> keuzes<br />
waar onze hogere waarden op het spel staan kunnen we een sterke waardering maken waarbij we<br />
kiezen voor wat belangrijk is in het licht van die hogere waarden. In de niet onderscheidende theorie<br />
van de verlichting is die activiteit een onmogelijkheid volgens Taylor.<br />
Hij noemt hier dat het vervallen van al het onderscheid tussen menselijk verlangens moet<br />
leiden tot het meeste menselijke geluk. Dat doel is evenwel een moreel doel dat niet past in het<br />
vervallen van het onderscheid. <strong>De</strong> morele motivatie kan niet meer worden geformuleerd en daarmee<br />
vervalt een morele dimensie. <strong>De</strong>ze denkers verwijt Taylor dat zij verantwoordelijk zijn voor het<br />
wegvallen van de morele horizon waardoor wij verward en gedesoriënteerd achterblijven. <strong>De</strong>ze<br />
onuitgesproken premisse van een betekenisvolle en goede natuur mondt maar al te makkelijk uit in<br />
het huidige cynische ontmaskeren zonder enige waardering van het goede.<br />
Een andere ontwikkeling die Taylor ziet is dat door het zoeken naar de eigenlijke natuurlijke<br />
aard van de mens en de erkenning van de betekenis ervan de sensuele vervulling als<br />
nastrevenswaardig doel geformuleerd wordt. Dit is natuurlijk in de huidige tijd een groot goed om te<br />
kunnen zeggen dat je sensueel vervuld bent. (welk mens is niet gelukkiger dan die sensueel vervuld is?<br />
En wie chronisch niet gelukkig is, krijgt achter zijn rug om vaak het verwijt dat er “eens goed<br />
overheen gegaan moet worden”)<br />
Hij noemt nog een andere lijn: die van Hume en wittgenstein die het aanvaarden van wie we<br />
zijn als het doel van zelfonderzoek zien, dit in een willekeurige wereld en willekeurig ontstane<br />
levenswijze. Maar in het naturalisme is wel spiritualiteit te vinden in de erkenning van de grote<br />
anonimiteit van de natuur. Taylor spreekt over een tegenbeweging en noemt dan Rousseau en Pascal.<br />
Pascal staat tegenover <strong>De</strong>scartes door te zeggen dat we niet transparant zijn aan onszelf maar in de<br />
zin van Augustinus zegt dat we de diepten van ons hart niet kennen. Rousseau introduceert het<br />
concept van een innerlijke gids. Een innerlijke stem die gehoord kan worden, maar veel vaker wordt<br />
overstemd of geïmiteerd. We moeten transformeren om een heel andere kwaliteit van wil te krijgen.<br />
Rousseau is ook degene die zegt dat in het naturalisme geen plaats is voor deugdzaamheid en dat we<br />
rijkdom niet moeten willen omdat het de burgerdeugd corrumpeert. Vanuit de impulsen van onze<br />
eigen wezen weten we wat de natuur als betekenisvol aanduidt.<br />
In deze twee stromingen van de verlichting waar het gaat om de natuur te kennen gaat het<br />
om scherper te luisteren naar de natuur of om onze eigen natuurlijke aard meer te accepteren en<br />
niet onredelijk te onderdrukken valt de menselijke controle over zijn natuur weg uit het centrum van<br />
de theorie. Bij Kant komt dit terug. Hij is bezorgd om de vrijheid van de mens. Hij roept dan ook op<br />
om zelf te denken. Kant erkent onze neigingen die zijn ingegeven door de natuur en ook ziet hij de<br />
invloed van de mening en inzichten van anderen. Hij zegt: dit is geen vrijheid, wij kunnen ons niet de<br />
wet laten voorschrijven door anderen en onze begeerten. Wij zijn in zekere mate vrij om onszelf de<br />
wet te stellen, dat is autonomie. Het gaat bij Kant dus weer om het beheersen van onze lagere kant,<br />
maar met een radicaal nieuwe benadering namelijk het erkennen van onze innerlijke redelijke<br />
bronnen.<br />
Page | 28
Een andere bron van de moderne identiteit komt uit de Romantiek. Taylor gebruikt voor het<br />
beschrijven van de Romantiek de ontwikkeling van de kunst en literatuur van de Romantiek. In de<br />
Romantiek gaat het om de bevestiging van de rechten van het individu, van de verbeelding, van de<br />
gevoelens en in de Romantiek zet men zich af tegen rationalisme, traditie en formele harmonie. Als<br />
we het op deze manier beschrijven dan wordt het verband met de filosofieën met de natuur als bron<br />
duidelijk. <strong>De</strong> innerlijke stem van Rousseau is heel belangrijk voor dit begrip. Het gaat vaak om een<br />
harmonie met de natuur en een vorm van voorzienige orde, maar dan is de toegang een innerlijke<br />
weg. Het idee is dat we de natuur niet kunnen begrijpen vanuit een extern perspectief. Als je het niet<br />
via de weg van innerlijkheid de natuur hebt beleefd, dan mis je een kwaliteit van de natuur die je op<br />
een andere manier als de innerlijkheid niet kunt ervaren. Het draait dan om de kwaliteit van het<br />
ervaren en niet het onthechte onderzoeken van het object. In deze theorie van de Romantiek gaat<br />
esthetiek en ethiek samen op. <strong>De</strong> realisatie van de innerlijke stem van Rousseau is een expressie van<br />
onszelf waarbij de expressie deel is van de boodschap. Het gaat om een realiseren van het zelf<br />
waarbij een bepaalde diepte wordt aangesproken die zich alleen maar in bepaalde vorm kan uiten.<br />
Zo wordt ook de natuur bewonderd om de essentie en de verborgen dieptes. Met deze stroming in<br />
de Romantiek wordt de uniekheid van de mens belangrijk. Onze roeping wordt individueel en ook<br />
het pad dat we nemen in het leven is niet langer vergelijkbaar met anderen. Maar heeft onpeilbare<br />
dieptes waar onze eigenheid onvervreemdbaar ligt.<br />
Subtielere talen<br />
In dit laatste deel van zijn genealogie buigt Taylor zich over het gebruik van de bronnen en morele<br />
vraagstukken in de moderne tijd. Daarvoor plaatst hij deze tijd nog in ideeënwereld van de<br />
Verlichting en de Romantiek. Hij beredeneert dat we het misschien niet eens zijn met sommige<br />
ideeën van die stromingen, maar de ideeën in de tijd ervoor zijn ons vreemd geworden. Het is nooit<br />
meer voor te stellen wat hen aantrekkelijk heeft gemaakt. Dit is dus een grote culturele omslag<br />
geweest. Maar omdat we nog steeds terug grijpen op het vocabulaire van de Verlichting en<br />
Romantiek is het niet te denken dat we nu in het proces van een verglijkbaar grote culturele omslag<br />
zitten. <strong>De</strong>ze stromingen hebben ons met de morele imperatieven universele menslievendheid,<br />
universele rechtvaardigheid en het verminderen van het lijden achtergelaten. <strong>De</strong>ze imperatieven<br />
hebben we in de twintigste eeuw volledig uitgewerkt en daarmee denken we dat we een unieke stap<br />
hebben gemaakt in de geschiedenis ten opzichte van onze voorouders. Maar zegt Taylor, datzelfde<br />
dachten onze voorouders ook al. <strong>De</strong> hoge eis die de morele imperatieven aan ons stellen, is niet<br />
haalbaar of moeten we in ieder geval met een dosis relativisme nemen. Dan kunnen we ons enerzijds<br />
geborgen voelen dat menslievendheid in de procedures en de structuur van onze samenleving is<br />
opgenomen en anderzijds zien dat deze structuren ook hun eigen lijden veroorzaken en<br />
buitensluitingen veroorzaakt en dat deze bureaucratie het lijden niet zozeer verlicht alswel<br />
onzichtbaar maakt. <strong>De</strong>ze universele eis wordt door Taylor gezien als een concept dat geen rekening<br />
houdt met onze morele grenzen.<br />
Taylor gaat verder in dit laatste deel in op wetenschap religie heeft verdreven. Hij zegt dat die<br />
opvatting te simpel is, maar dat het alleen mogelijk was ongelovig te zijn door het alternatief dat het<br />
sciëntisme te bieden had. Het sciëntisme vertegenwoordigt een geloof in het principe<br />
zelfverantwoordelijke rationele vrijheid en dat de procedure van het sciëntisme onze waarheid<br />
Page | 29
engt. Verder geeft het een heroïsche inslag aan het ongelovig zijn. En als laatste een diepe<br />
spirituele voldoening dat we tegenover de waarheid staan, hoe somber en troosteloos die ook is.<br />
Uitgangspunt hierbij is dat we niet horen te geloven in wat we in onvoldoende mate kunnen<br />
bewijzen. Het is de ethiek van niet voor te wenden iets te geloven waarin we niet geloven. Verder gaf<br />
het sciëntisme geloof in de vooruitgang van de mens en het algemeen welzijn. Daarmee leek het de<br />
juiste weg naar menslievendheid.<br />
Taylor gaat verder op de ontwikkeling van de moderniteit dat aanvangt op het moment dat de<br />
samenleving naar de inzichten van de Verlichting gevormd is. <strong>De</strong> wereld was gevormd door<br />
technologie die ver verheven was boven het natuurbehoud. Er was sprake van standaardisering, de<br />
vormgeving van de massasamenleving. Verder was een terugval in het gemeenschapsleven. Het<br />
Modernisme verzette zich tegen deze stand van zaken. Maar niet op dezelfde manier als de<br />
Romantiek. Het subjectivistische van de Romantiek werd bekritiseerd en tegelijkertijd was ook het<br />
Modernisme zelf in hoge mate subjectivistisch. Maar zoals de titel van dit deel al zegt, dit gebeurt in<br />
subtiele talen. <strong>De</strong> innerlijke diepten zijn niet zomaar in een tekst, maar in een zogenoemde<br />
tussenruimte. Het woord dus niet opgeroepen door de tekst die een diepte ontsluit. Maar meer in de<br />
manier waarop we ons verhouden tot de tekst kan iets ontstaan.<br />
Een andere richting die Taylor noemt in het modernisme ligt meer in lijn met het moedig<br />
tegenover de waarheid staan. Het gaat in deze stroming om het ja-zeggen (Nietzsche) tegen de<br />
wereld, de wereld ontdoen van mooie desillusies en de wereld in al zijn lelijkheid weergeven. Een<br />
laatste richting in de moderniteit waartegen Taylor zich verzet is die van <strong>De</strong>rrida en Foucault. In de<br />
onbeteugelde vrijheid van het zelf dat zij beredeneren is er volgens Taylor niets meer dat zich kan<br />
openbaren aan ons.<br />
Conclusie (van Taylor)<br />
In de conclusie stelt hij dat de moderne identiteit bestaat uit het hele complex van eerder genoemde<br />
factoren. Hierin ziet hij drie spanningsvelden. Ten eerste ziet hij een verdeeldheid over de<br />
constitutieve waarden in de samenleving. Hij zegt dat iedereen het wel eens lijkt te zijn over de<br />
universele uitgangspunten maar dat de onderliggende bronnen wezenlijk van elkaar verschillen. Dat<br />
is het tweede spanningveld dat hij daarmee ziet, dat we ons niet bewust zijn van onze bronnen.<br />
Mensen die meer in de lijn liggen van de onthechte rede zijn zich niet bewust van de principes van<br />
het Romantisch, Modernistisch verzet dat zij ook hanteren en visa versa natuurlijk. Het derde<br />
spanningveld speelt zich af tussen persoonlijke vervulling en moraal. Hier brengt Taylor uit het niets<br />
de ‘therapeutische triomf’ op die maakt dat we zo subjectivistisch bezig zijn met onze eigen<br />
vervulling dat moraliteit daaraan ondergeschikt wordt. Daarmee komt hij op simpele wijze tot de<br />
volgende zorg: “maar in een wereld van wisselende verbintenissen en relaties neemt het verlies aan<br />
substantie, de verschraling van verbondenheid en de oppervlakkigheid van de dingen die we<br />
gebruiken, in hoog tempo toe. En de publieke gevolgen zijn van nog directere aard. Een samenleving<br />
van zelfvervullers, die hun verbintenissen meer en meer als herroepbaar zien, kan de sterke<br />
identificatie met de politieke gemeenschap die publieke vrijheid nodig heeft, niet in stand<br />
houden.”(Taylor 2007, p.656)<br />
<strong>De</strong> oplossing is niet even simpel voor Taylor. Zijn belangrijkste punt is dat we niet de<br />
onthechte rede volledig hoeven op te geven om voorbij het probleem te geraken. We moeten slechts<br />
Page | 30
de exclusief subjectivistische wending beteugelen zodat het onderdeel is van het pakket van waarden<br />
en evaluaties die wij maken en niet de enige of belangrijkste waarde en evaluatie die wij hanteren.<br />
Als laatste komt Taylor nog terug op het eerste spanningveld dat we een gezamenlijke universele<br />
moraal onderschrijven zonder de onderliggende bronnen gelijk te stellen of zelfs maar bewust te zijn.<br />
Taylor ziet dit als een erfenis van eerdere generaties die nu als een externe verplichting op ons drukt<br />
zonder we toegang hebben tot de onderliggende bronnen die ons kracht moeten geven te voldoen<br />
aan deze hoge morele eis aan onszelf.<br />
Taylor vraagt zich dus af of we wel kunnen opleven aan de universele morele eisen die<br />
gelden in de moderne samenleving. Het grootste probleem van het gebrek aan bronnen bij deze<br />
verlichtende moraal is dat het corrumpeert want het leidt tot schuld bij het niet vervullen en<br />
zelfvoldaanheid bij het wel voldoen aan de verplichting. Taylor zegt dat menslievendheid in opdracht<br />
van de verplichting iets vernederends heeft. Hier overdenkt hij de spanning tussen hoge morele eisen<br />
en persoonlijke verminking die ermee gepaard gaat, of het vernietigende er niet aan kunnen voldoen.<br />
Hier kan Taylor geen vrede mee hebben en wendt zich dan toch naar het theïsme dat als enige een<br />
krachtig genoeg bron is om de hoge morele eis leven te geven. Hij beroept zich dan op de centrale<br />
belofte van het theïsme van een goddelijke bevestiging van het menselijke, vollediger dan de mens<br />
ooit zelf zouden kunnen bereiken.<br />
Page | 31
Rechtzetten<br />
Ik heb geprobeerd het uiten van kritiek en gedachten bij de beknopte weergave van de theorie van<br />
Taylor in te houden en slechts de belangrijkste punten hier weer te geven. Dit om zeker te stellen dat<br />
dit werkstuk geen boek op zichzelf wordt. Het eerste wat recht moet worden getrokken is de<br />
wetenschappelijke omslag die Taylor wel noemt, maar steeds slechts als ondersteuning van een<br />
ontwikkeling. Zo noemt hij ook het nivellerende effect van Bacon als deze spreekt over de waarde<br />
van ambachtswerklieden. Als we kijken naar het werk en leven van Galileo zien we dat dit geen<br />
nieuwe gedachte is maar al een langer lopende ontwikkeling. Galileo was een van de<br />
wetenschappers die in zijn tijd zich fel uitte tegen de leer van Aristoteles. In het werk waarin hij laat<br />
zien dat de aarde niet het centrum van het universum is, richt Galileo zich al op een breed publiek.<br />
Zijn visie is dat iedereen zijn redenering zal kunnen volgen. Hierin zien we al grote waardering voor<br />
de meer gewone mens. Helemaal in de opdracht die hij vrienden geeft nadat hij huisarrest heeft<br />
gekregen van de Paus, om zijn werk uit te geven in de rest van de europa om iedereen de waarheid<br />
in te laten zien. Het was al op dat punt dat men de exclusiviteit van de wetenschappelijke activiteit<br />
omver wierp en in het domein van het algemeen toegankelijke plaatste. Bacon noemt zoals Taylor<br />
aangeeft hoever de ambachtslieden al zijn gekomen in de ontwikkeling van techniek die de mens<br />
vooruit helpt. Wat Taylor daarbij niet aangeeft is hoe het terrein van technische vooruitgang<br />
gewonnen is in het verloop van de tijd.<br />
Als we teruggaan naar de elfde eeuw en het feodale stelsel zien we een stilstand in de techniek,<br />
hoewel nieuwere technieken al wel voorhanden zijn. In het bijzonder het gebruik van waterkracht<br />
heeft een grote potentie die niet wordt ingewisseld. Dit heeft te maken met de strakke regie van<br />
gildes en nog veel belangrijker de drukkende regie van de kerk. <strong>De</strong>ze macht van de kerk en gildes op<br />
de handel en het gelijk houden van concurrentie door geen voorsprong toe te staan op anderen,<br />
neemt af in de ontwikkeling van de samenleving. Het is moeilijk hier een goede waardering aan te<br />
geven maar in deze voortgang ontstaat een voorzichtige herwaardering van geld en handel. Slimme<br />
handelaren bouwen voorraad op en zo ontstaat een op opbouw van kapitaal. Met dit kapitaal<br />
ontstaat er macht. (Sacha Bem 1985)<br />
Een andere vroege ontwikkeling is het complexer worden van steden als meer mensen naar de stad<br />
trekken en meer ambachten ontstaan. In die tijd wordt de klok ontwikkeld en komen er financiële<br />
ambachten. (Sacha Bem 1985) Wat we hieruit moeten opmaken is dat er al vroeg een<br />
machtsverschuiving is ontstaan waarin handelaren meer macht krijgen. Dit uit zich later in wat Taylor<br />
noemt als handel belangrijker voor de beschaving wordt geacht als een militaire grootmacht. We<br />
kunnen ons heel goed voorstellen dat handelaren een andere ethiek hanteren als kerkheren en<br />
adelheren. In de ontwikkeling van de westerse cultuur is het dus kenmerkend dat de ethiek niet<br />
alleen maar van hoger geplaatste lieden komt die de handel beheersen, maar dat de handelaarethiek<br />
in bepaalde mate op zichzelf komt te staan en een eigen invloed heeft op de cultuur. We kunnen de<br />
moderne identiteit niet begrijpen als we handel en de bijbehorende ethiek niet als belangrijke bron<br />
met heel verreikende wortels zien. Dit valt wel enigszins onder het utilarisme, maar zonder de<br />
bijbehorende machtverhoudingen kunnen we dit misschien maar moeilijk begrijpen.<br />
<strong>De</strong>ze ontwikkeling sluit enigszins aan op het volgende punt dat ik hier wil noemen. Taylor<br />
noemt enige kenmerken hier en daar en brengt het in de conclusie plots op: ‘de therapeutische<br />
triomf’. Dit is een werkelijke misser van Taylor een dergelijk grote ontwikkeling zo licht te bespreken.<br />
Page | 32
In een eerder historisch onderzoek heb ik geprobeerd te onderzoeken hoe de voortgang van de<br />
psychologie heeft plaatsgevonden. <strong>De</strong> resultaten hebben mij in hoge mate verbaasd en nog meer dat<br />
er zo weinig is geschreven over dit onderwerp. Er wordt steeds terugverwezen naar vroegere<br />
bronnen als de ontwikkeling van de psychologie aan bod komt alsof dat genoeg van die stroming<br />
verklaart. Dit doet grondig onrecht aan de positie van de psychologie. We kunnen wel spreken van de<br />
een psychologisering van de maatschappij, van het zelf en grote levensvragen. In die volgorde. Ten<br />
eerste moeten we begrijpen dat psychologie een utilaristische stroming bij uitstek is. Het is in<br />
vroegere handelsvisies ontstaan om de productiefactor mens te beheersen. Maar het gaat veel<br />
dieper, het gaat om de redelijke verdeling van posities in de samenleving op wetenschappelijke basis.<br />
Hier zien we een leuze steeds terugkomen die voor het eerst wordt genoemd in de Frenologie: “<strong>De</strong><br />
juiste man op de juiste plaats!”<br />
<strong>De</strong> Frenologie karakteriseert een ontwikkeling waarin mensen worden ingedeeld in de<br />
maatschappij op basis van eigenschappen en geestelijke vermogens. Het is een stroming die vooral<br />
onder een groot deel van de normale bevolking populair was. Aan het begin van de 20 e eeuw komt<br />
deze leuze weer terug in het Nederlands psychologisch testinstituut voor beroepskeuze. (Strien,<br />
Pieter J. en Jacques Dane (red.) 2001) Tot op de dag van vandaag worden mensen op het gebied van<br />
arbeid en onderwijs ingedeeld op psychische vermogens wat in grote lijnen bepaalt welke<br />
maatschappelijke positie iemand kan behalen. <strong>De</strong> prestaties van individuen wordt in de voortgang<br />
van deze visie heel belangrijk. Op dat punt nemen mensen deze externe bepaling van vermogens in<br />
eigen hand. We zouden misschien kunnen vatten in de leuze: “Wordt de juiste man voor de plaats<br />
die je maar wilt.” In dit licht kunnen we heel veel persoonstesten verklaren in bijna alle hedendaagse<br />
magazines, in bijna alle organisatieadviespraktijken en coachingspraktijken. Het gaat allemaal om<br />
maximalisatie van jezelf. Wordt een betere minnaar, wordt een betere cowerker, pimp je IQ etc, etc.<br />
Het is ook pas in deze ontwikkeling dat in Nederland het subjectivistische de plichtmoraal verdringt.<br />
Dit is heel duidelijk te zien in de vraagrubriek van de Margiet (in andere Europese landen is een<br />
vergelijkbare omslag te zien).<br />
Vrouwen schreven die rubriek aan om advies in een persoonlijke situatie. Tot aan de jaren 50<br />
werd het antwoord gegeven door een oudere vrouw die een moederlijk advies gaf en steeds<br />
herinnerde aan de plicht van een vrouw. Men moet hier denken aan problemen van een<br />
vreemdgaande man en het advies dat dit met liefde benaderd moet worden en dat een goede vrouw<br />
haar goede zorgen blijft voortzetten in het volle vertrouwen dat haar man dan wel tot inzicht komt.<br />
In tien jaar tijd is dit omgeslagen in de vraag wat de vrouw eigenlijk zelf wil in dit geval. Hierbij<br />
worden nu ook deskundigen aan het woord gelaten in plaats van moederlijke types. (Brinkgreve, C.<br />
en M. Korzec 1978) Het is deze ingewikkelde omslag in de moraal en de cultuur die we niet simpel<br />
kunnen afdoen als een therapeutische triomf. Als we praten in omslagen waardoor we vervreemd<br />
raken van voorgaande ideeën dan is dat er een exemplarisch voorbeeld van. Want weinig mensen<br />
kunnen zich voorstellen hoe men in die plichtethiek zat. <strong>De</strong> bronnen hiervan en eerste tekenen zijn<br />
natuurlijk eerder in de geschiedenis opgezet. Maar de echte uitwerking is van recentere aard. Zonder<br />
begrip van de cultuur van de Psychologisering kunnen we het moderne individu niet begrijpen. Taylor<br />
spreekt dan over het aanleren van nieuwe taal om buiten de puur subjectivistische bronnen te<br />
geraken. Dat kan hij alleen zo stellen omdat hij geen goed zicht heeft op omvangrijkheid van deze<br />
recente ontwikkeling, de voordelen en de nadelen.<br />
Verder is een probleem met de conclusie van Taylor dat de milieuproblematiek wordt<br />
aangedragen als voorbeeld van te grote subjectiviteit waardoor we het probleem niet kunnen<br />
tackelen. Dit moeten we beter bestuderen. <strong>De</strong> eerste stap is te zien dat het in grote mate een<br />
Page | 33
luxeprobleem is. Lees de volgende interne memo van chief economist Lawrence Summer van de<br />
wereldbank (gevonden in het boek de eeuwige schaarste van Rutger Claassen): “Tussen jou en mij.<br />
Zou de Wereldbank niet meer verplaatsing van vuile industrieën naar de minst ontwikkelde landen<br />
moeten aanmoedigen? Ik kan daarvoor drie redenen bedenken: 1 Het meten van de kosten van<br />
gezondheidsschadende vervuiling hangt af van de opgeofferde inkomsten door toegenomen ziekte en<br />
sterfte. Vanuit dit gezichtspunt zou een gegeven hoeveelheid gezondheidsschadende vervuiling in het<br />
land met de laagste kosten moeten plaatsvinden, wat het land is met de laagste lonen. Ik denk dat de<br />
economische logica achter het dumpen van giftig afval in het laagstelonenland onberispelijk is en dat<br />
we dat zouden met erkennen.2 <strong>De</strong> kosten van vervuiling zijn waarschijnlijk niet lineair, omdat de<br />
initiële vermeerderingen van vervuiling waarschijnlijk erg lage kosten hebben. Ik heb altijd al gedacht<br />
dat onderbevolkte landen in Afrika enorm onder - vervuilt zijn. 3 <strong>De</strong> vraag naar een schoon milieu<br />
vanwege esthetische en gezondheidsredenen heeft waarschijnlijk een hoge inkomenselasticiteit.” (R.<br />
Claassen 2004 p. 21-22)<br />
Als we hebben geconstateerd dat milieu een luxe is en dat ‘en masse’ zorg voor de wereld dus pas<br />
mogelijk is als de rest van de wereld (en dat is niet onaanzienlijk) een zelfde welvaartstand heeft als<br />
wij hier hebben (vanwege de hoge inkomstelasticiteit van milieuzorg), dan weten we dat het dan al<br />
lichtelijk te laat is. Verder moeten we hier toch gebruik maken van de onthechte rede om te zien dat<br />
het probleem slechts tijdelijk en menselijk is. <strong>De</strong> aarde zal de mensheid vanzelf uitspugen en in<br />
enkele miljoenen jaren is onze afdruk netjes uitgewist (dit is uiteraard een geloof in het<br />
zelfherstellende systeem zoals in de verlichting opkwam). Dat moeten we voorkomen volgens Taylor.<br />
In het slechtste geval is dit een primitieve overlevingsethiek en in het beste geval een ethiek<br />
om het lijden van toekomstige generaties te reduceren. Als we dan verder redeneren, zien we dat de<br />
mens een plaag is op deze wereld. <strong>De</strong> enige oplossing voor de mensheid lijkt te zijn de wil tot leven<br />
op te geven, als we het moralistisch aan willen pakken. Enige andere oplossing die ik zie is dat we<br />
selectief wat zware bommen gaan gooien op China, Rusland het volledige Midden-Oosten en last but<br />
not least natuurlijk Afrika. Op die manier voorkomen we rigoureus technologische vooruitgang en<br />
vermeerdering van vervuiling die aanstonds zijn in die continenten. Dan is het afwachten tot de<br />
huidige trend zich in het westen voortzet waarin de kindergeboorte daalt en de levensverwachting<br />
stijgt. Dan is het nog slechts een kwestie van verdere technologische vooruitgang om te zorgen dat<br />
mensen minder hoeven te werken zodat er maximale tijd is voor het goede leven in Aristoteliaanse<br />
zin. Dan komen we in een prachtig ecologische balans en het probleem van onderbevolking.<br />
<strong>De</strong> enige belemmering is natuurlijk de eeuwig durende schuld die gevoeld wordt na een<br />
dergelijke massamoord. Dat kan lang een cultureel verhaal blijven en dat is niet goed voor de<br />
onderlinge moraal als dergelijk disrespect voor het leven op zo grote schaal wordt uitgevoerd. Een<br />
dergelijke samenleving zou dus onleefbaar zijn. Dan blijft er slechts de optie over te wachten tot de<br />
natuur met enkele rampen hetzelfde bewerkstelligd. Dan krijgen we weer het probleem van moraal<br />
dat we de natuur meer gaan vereren, terwijl dan het probleem juist opgelost is. Mensen zullen dat<br />
alleen niet inzien. Hiertoe kunnen we dan niet anders concluderen dat onze subjectieve bronnen niet<br />
de beperking zijn van het aanpakken van de problematiek, maar dat de bronnen de problematiek zijn<br />
en maken. We hoeven slechts immoreel te worden en onthecht te zijn om te doen wat de beste<br />
uitkomst levert voor een kleine groep mensen in de toekomst. Maar dat is ongetwijfeld een eng<br />
perspectief. Daarom kunnen we ons beter zoals Taylor voorstelt aan de genade van God werpen en<br />
met onze ogen gesloten een heerlijke dood tegemoet gaan.<br />
Een andere problematiek is hier dat Taylor weigert te zien welke andere waarden hier aan de orde<br />
zijn. Namelijk het tegenovergestelde van sufheid. Noem het expansiedrift of krachtgeilheid, dat is mij<br />
Page | 34
om het even, zaak is dat het niet onbelangrijk in het menselijk leven. <strong>De</strong> wens van Taylor onszelf te<br />
beperken, achteruit te gaan (ja in economische waarden en termen) is compleet nonsense. In een<br />
dergelijke krachtige taal van vooruitgang die behoort tot de moderne identiteit is er niet minder voor<br />
nodig dan eenzelfde gewelddadige revolutie als mijn eerdere voorstel het grootste deel van de<br />
bevolking uit te roeien. Als Taylor het meent met zijn oplossing doet hij misschien een even immoreel<br />
voorstel.<br />
Het werkelijke probleem van de moderniteit lijkt mij niet zozeer direct te liggen in het<br />
overmatige subjectivisme, maar in het consumentistische denken van de overheid. <strong>De</strong>ze tendens<br />
brengt bureaucratisch morele beslissingen in het speelveld van economische belangen en dat is een<br />
kwalijke zaak. Het verwijt van Taylor is dat we die algemene menslievendheid onderbrengen in<br />
bureaucratie. Mijn zorg is dat juist een omgekeerde tendens te zien is van belachelijke<br />
zelfverantwoordelijkheid, die ons een ethische druk geeft die individueel niet te vervullen is.<br />
Daarvoor kan ik het tweede probleem met milieu direct aandragen. Dat is de zorg om de<br />
omgang met dieren. We kunnen argumenteren dat door onthechte rede de vleesproductie wat<br />
onbetrokken het lot van dieren voltrekt. In deze problematiek komt onze identiteit als samenleving<br />
dwingend naar voren, als wat wij toestaan aan barbaarse methoden. Hier komt het subjectivistische<br />
om de hoek kijken als er een beroep wordt gedaan op de individuele consument te kiezen voor<br />
biologisch vlees. Eerste bijkomend nadeel is natuurlijk de schetenwrijvende arrogantie van de<br />
mensen die zich moreel verheven voelen over gedachteloos vleesverorberende medemensen. Groter<br />
nadeel is echter dat de bureaucratie niet meer de belangrijkste weg is om deze problemen aan te<br />
pakken. Het is namelijk geen kwestie van onze expansiedrift of krachtgeilheid te bedwingen, het is<br />
alleen maar economisch belang. Het is dan uiterst simpel deze wijze moreel te verwerpen als niet<br />
passend bij deze beschaving en overheidswege regels op te stellen die het economisch belang ietwat<br />
beteugeld of in ieder geval minder hedonistisch overweegt. Maar hier is het probleem dat de keuze<br />
wordt gelegd bij een economische grootmacht, de consument.<br />
<strong>De</strong> bureaucratie heeft te lijden omdat dit niet meer als noodzakelijke morele bron van onze<br />
moderne identiteit wordt gezien. Zelfs niet door Taylor die zo mooi de bronnen van de moderniteit<br />
optelt. Dit is wanneer een morele keuze alleen maar subjectivistisch wordt en we ons zorgen moeten<br />
maken. Dat is als we het bureaucratische systeem als morele bron buiten ons verwerpen en als we<br />
een eigen keuze maken van wat in de hele samenleving als morele regel hoort te gelden. <strong>De</strong><br />
volgende stap zal wel zijn dat mensenrechten een keuze wordt van de consument. Sterker nog,<br />
wacht even, dat is al zo. We kunnen kiezen voor fair trade producten die mensen rechten in acht<br />
nemen. Zo wordt moraliteit een subjectivitische beslissing zonder morele bronnen buiten ons. Maar<br />
dit moeten we steeds aanvullen door aan te geven dat het een subjectivistische economische<br />
beslissing is die overheidswege als overkoepelende morele structuur wordt geweigerd.<br />
Ditzelfde falende perspectief dat Taylor naar voren brengt is ook wat de humanistische educatie<br />
vergiftigd. Het gaat opeens om burgerschap, om de subjectivistische verantwoordelijk te bevestigen<br />
en te vermijden mensen bewust te maken welke rol de overheid hier hoort te spelen. Dit plaatst een<br />
enorme druk op individuen. Het nieuwsartikel dat kinderen gebukt gaan onder zorgen over het<br />
milieu was dan ook geen verassing voor mij, maar een bevestiging dat we een verkeerde weg inslaan<br />
met onze analyse van de moderne identiteit en waartoe we moeten opleiden. Door deze<br />
verplaatsing naar het individu en Taylor maakt zich hier schuldig aan door ons weer terug te<br />
verwijzen naar een religie die persoonlijke vroomheid voorstaat, wordt de huidige tendens van<br />
subjectiviteit bevestigd. Als dit zich voortzet kunnen we komende decennia verwachten dat het<br />
ingrijpen van de overheid op het gebied van moraal steeds verder wordt verlaten en dat mensen die<br />
Page | 35
dit overdenken vanuit een bewustzijn van de rol van de overheid steeds minder wordt tot we<br />
inderdaad uiteindelijk geen morele bron buiten onszelf hebben. <strong>De</strong> oplettende lezer zal het hier<br />
opvallen dat ik de scheiding tussen bronnen binnen ons en buiten ons fysiek maak (persoonlijke<br />
ethiek en democratische ethiek). Ik zie niet in waarom Taylor dit onderscheid niet noemt in zijn<br />
voortgang van bronnen van de moderne identiteit.<br />
Voor een laatste punt van kritiek wend ik mij tot het Bommelverhaal dat ik heb geschreven.<br />
Hierin wordt heer Bommel verleid zichzelf te veranderen voor roem en succes en eenzelfde lijn als<br />
veel moderne make-over programma’s. Een onveranderlijk doel van die programma’s is meer succes<br />
te bereiken, sociale acceptatie en erkenning te verkrijgen en gelukkig worden met jezelf. In de makeover<br />
gaat het dan heel puur om de subjectivistische vervulling die Taylor hekelt. <strong>De</strong> moraal die de<br />
professor in het verhaal te berde brengt is dat je makkelijk je ziel kan verkopen voor persoonlijke<br />
vervulling. We gaan er makkelijk aan voorbij in het boek van Taylor, maar een essentie lijkt toch wel<br />
een vorm van zielzorg te zijn. Want zoals het verhaal van Bommel laat zien is het in de moderne tijd<br />
veel makkelijker om je ziel te verkopen aan grote verscheidenheid van cosmeticabeloften om maar<br />
succes te winnen en gelukkig te worden ten koste van meer belangrijke waarderingen. Dit is exact de<br />
zorg van Taylor en dat is misschien waarom hij ons wil doen terugkeren naar de religie die zorg<br />
draagt voor onze ziel.<br />
Page | 36
Conclusie<br />
Ik ben deze paper begonnen met Taylor te verwijten dat hij gebrek aan humor en verbeelding heeft<br />
en dat het hem classificeert als een echte moraalridder. We zullen moeten spelen met ideeën om het<br />
eigen te maken en onszelf werkelijk te verhouden tot onze bronnen. We zien dan ook dat Taylor in<br />
zijn werk de bronnen alleen maar optelt en er een aantal uitsorteert die aansluiten bij zijn visie op<br />
moraal. Alleen dan kan men bij de gekke conclusie komen terug te gaan naar de bronnen en erin te<br />
willen verblijven.<br />
Ik krijg de kriebels bij het lezen van Taylor dat hij de genealogie slechts volgt naar de moderne<br />
identiteit om te kijken waar het mis is gegaan. Dit moeten we met wantrouwen aanzien. We komen<br />
namelijk dan al snel in de vergissing onszelf buiten de moderne identiteit te willen zetten en dan<br />
gaan we simplificeren in heel grote verbanden zoals Taylor doet in zijn conclusie.<br />
Dat is het onvermogen trots te zijn op de moderne identiteit, zoals ook onze voorouders de<br />
Victorianen slechts kritiek konden uiten op de tijd waarin zij leefden. Daarmee sluit Taylor aan bij een<br />
grote lijn van hedendaagse schrijvers waar humanisten geen klein deel aan nemen, die allemaal het<br />
moderne individu verwerpen en teruggrijpen naar traditionele bronnen. Het is maar al te simpel het<br />
normen en waarden debat in de huidige politiek maar weer eens te benoemen, of de poging van<br />
Kunneman om traditionele waarden te verbinden met moderne waarden. (Kunneman, H. 2006)<br />
Hoezeer die schrijvers ook beweren dat we de moderne ontwikkeling deels, in gematigde<br />
vorm kunnen behouden, het blijft een polarisatie tussen twee bewegingen: een moderne en<br />
premoderne. Dan komen we bij een impasse waar Jung ons streng voor waarschuwt. Dat we in<br />
reactie op de premoderne positie in de moderne positie geraken en daar zodanig in doorschieten dat<br />
we in reactie op het moderne weer terugneigen naar het premoderne. Daarmee raken we niet uit de<br />
dynamiek van eerdere generaties. (Jung, C.G. 1950) <strong>De</strong> betere weg is natuurlijk de moderne identiteit<br />
en status van de samenleving begrijpen en dan niet vanaf een buitenstaanders positie. Vanuit het<br />
perspectief van de binnenstaander kunnen we de specifieke problemen van de moderniteit begrijpen<br />
en eraan ontstijgen in een voortrekkersrol naar de toekomst.<br />
Dit is niet wat Taylor doet met zijn onderzoek naar de moderne identiteit, of naar wat ik<br />
vermoed ooit de opzet is geweest van zijn werk. <strong>De</strong> moderne identiteit sluit niet aan bij zijn idee van<br />
moraal en daarom moet de moderne identiteit aangepast worden. Dat lijkt me een grote vergissing<br />
die ook nog eens niet weinig gemaakt wordt in analyses van de status van onze cultuur.<br />
Ik heb enige kanttekeningen geplaatst bij genealogie zoals Taylor het beschrijft. Zeer storend is dat<br />
hij niet meer benadrukt hoe de handelethiek en later de economische wetenschappen (vanaf 1666;<br />
Sacha Bem 1985) een belangrijk aandeel namen in het denken over onszelf. Het is heel moeilijk dit<br />
soort kritiek te uiten omdat Taylor heel veel wel noemt, maar de verhoudingen en het belang is wat<br />
hij niet naar voren doet komen. Dat heeft te maken met mijn eerdere verwijt dat hij veel te weinig<br />
hoofdzaken van bijzaken onderscheidt. Anders gezegd Taylor maakt er teveel een letterlijke<br />
optelsom van. Verder heb ik proberen aan te geven dat Taylor mogelijk iets mist in de bronnen.<br />
Namelijk het belang van de psychologie en de wijdverbreidheid van de concepten ervan in de huidige<br />
cultuur, zodanig dat we misschien wel kunnen spreken van een overgang. Ik ga hier misschien erg ver<br />
te suggereren dat wij in een tijdperk leven dat heel goed het psychologische tijdperk genoemd kan<br />
worden. Misschien ben ik ook niet de eerste die dit bedenkt.<br />
Page | 37
Verder heb ik mij verzet tegen het terugkeren naar bronnen buiten onszelf door eerst proberen aan<br />
te tonen dat het subjectivistische dat Taylor benoemt alleen een probleem is als de overheid een<br />
economisch subjectivistische ethiek hanteert. Daarvoor noem ik een onderscheid tussen innerlijke<br />
persoonlijke ethiek en de democratische ethiek. Taylor noemt wel dat menslievendheid is<br />
opgenomen in de bureaucratie, maar geeft daar verder geen gevolg aan. Sterker nog, Taylor is ervan<br />
overtuigd dat de bureaucratie het lijden verbergt en niet bestrijd. Juist het uitsluiten van de<br />
bureaucratie als morele bron zie ik als een probleem. Daardoor worden we terug geworpen op<br />
individuen die op hun beurt terug moeten grijpen op religie om morele bronnen buiten zichzelf te<br />
vinden. Wederom is deze fout niet van Taylor alleen maar sluit hij weer aan bij een grote lijn van<br />
schrijvers. <strong>De</strong>nk aan al de burgerschapsvorming theorieën die de kop opsteken, niet in de laatste<br />
plaats vanuit het humanisme.<br />
Natuurlijk was nog een punt van kritiek dat Taylor met deze genealogie iets zegt over de<br />
oorspronkelijkheid van onze denken. Het is ongemerkt een visie die van wel heel veel heteronomie<br />
uitgaat en weinig autonomie. In deze lijn moeten we misschien ook zijn conclusie begrijpen dat we<br />
beter naar een heteronomie kunnen terugkeren die ons echt krachtig de les leest. Maar verder gaat<br />
de genealogie ook voorbij aan herhaald voorkomen van ideeën in uitlopende culturen zoals Jung<br />
aantoont in zijn megaproject van cultuurvergelijking. Dat leidt tot het niet inzien dat religieuze<br />
inhouden in elke cultuur blijven spelen, maar dat het verschil zit in uitdrukkingenvormen en niveau<br />
van de uiting. Maar in de moderne identiteit kunnen we in het verhaal van Taylor maar weinig<br />
herkennen van dit soort constanten.<br />
Als laatste heb ik een onderliggende structuur van zorg om de ziel ontsloten dat onderdeel is van de<br />
retoriek van Taylor. Het is een heilsboodschap die niet slecht zou staan op één van de nieuwerwetse<br />
folders om kerkleden te werven onder ongelovigen. “Wees gewaarschuwd tegen de verleiding van<br />
de moderne identiteit om onze innerlijke stem te negeren en onze ziel te verkopen”. Dit inzicht<br />
relativeert de conclusie van Taylor enigszins.<br />
Wat blijft er eigenlijk over van het boek na al deze kritiek? Heb ik het in deze paper helemaal<br />
afgebrand? Geen spaander van heel gelaten? Natuurlijk niet. Dat zou heel dom van mij zijn, niet in de<br />
laatste plaats omdat dit boek door de beoordelende docent is uitgekozen omdat het een waarde<br />
heeft voor ons humanistici. Niet voor niets heb ik nauwgezet de theorie van Taylor gevolgd. Om het<br />
utilaristisch te stellen: het boek werkt. <strong>De</strong> bronnen die Taylor noemt zijn herkenbaar. <strong>De</strong> eerste<br />
stappen van Plato en Augustinus klinken heel redelijk. Het juist lezen van de bronnen geeft ons meer<br />
inzicht in de moderne identiteit, maar alleen als we het fragmentarisch lezen en onze eigen<br />
conclusies trekken.<br />
Om als afsluiting nog mijn laatste kritiek op Taylor naar voren te halen: de ontkenning van<br />
krachtgeilheid van de mens. We moeten daar geen onrecht aan doen. Laat de mens de wereld<br />
vertrappelen om recht te doen aan zijn grootsheid, maar doe het met principes want zoals heer<br />
Bommel de moraal uitstekend samenvat: uiteindelijk gaat er niets boven een goede maaltijd.<br />
Page | 38
Literatuur<br />
- Abma, Ruud et al. (1995). Het verlangen naar openheid: over de psychologisering van het<br />
alledaagse. Amsterdam: <strong>De</strong> Balie.<br />
- Bem, Sacha (1985). Het bewustzijn te lijf: een geschiedenis van de psychologie. Meppel (etc.):<br />
Boom<br />
- Brinkgreve, C. en M. Korzec (1978). “Margriet weet raad” : gevoel, gedrag, moraal in<br />
Nederland 1938-1978. Utrecht: Het Spectrum.<br />
- Claassen, Rutger (2004). Het eeuwig tekort; een filosofie van de schaarste. Amsterdam; Ambo<br />
- Ferry, Luc & Marcel Gauchet (2005). Religie na de religie; gesprekken over de toekomst van<br />
het religieuze. Kampen; Uitgeverij Klement.<br />
- Jansz, Jeroen en Peter van Drunen (red.) (1997). Met zachte hand: opkomst en verbreiding<br />
van het psychologisch perspectief. Maarssen: Eslevier/<strong>De</strong> Tijdstroom.<br />
- Jung, C.G. (1950). <strong>De</strong> mens op weg zelfontdekking; structuur en functie van het onbewuste<br />
geestesleven. Amsterdam; H. Meulenhoff.<br />
- Jung, C.G. (1987). Mens en cultuur; verzameld werk deel 9. Rotterdam; Lemniscaat.<br />
- Jung, C.G. (1991). Ik en zelf. Tweede druk: Rotterdam: Lemniscaat (eerste druk 1982).<br />
- Jung, C.G. (1995). Persoonlijkheid en overdracht; verzameld werk deel 3. <strong>De</strong>rde druk:<br />
Rotterdam: Lemniscaat (eerste druk 1985)<br />
- Kunneman, Harry (2006). Voorbij het dikke-ik; bouwstenen voor een kritisch humanisme.<br />
Tweede druk: Amsterdam; Uitgeverij SWP (eerste druk 2005).<br />
- Langeveld M.J. (1967). Hoofdstuk 4: de ‘geheime plaats’ in het leven van een kind. In: Scholen<br />
maken mensen. Purmerend: Muusses. Opgenomen in Veugelers, W. en A.C. Suransky (2008)<br />
reader GD2 deel 2: Pedagogiek. (vierde druk)<br />
- Palmer, Michael (1997). Freud and Jung on religion. London: Routledge.<br />
- Strien, Pieter J. en Jacques Dane (red.) (2001) Driekwart eeuw psychotechniek in Nederland:<br />
de magie van het testen. Assen: Koninklijke van Gorcum.<br />
- Taylor, Charles (2007). Bronnen van het zelf; de ontstaansgeschiedenis van de moderne<br />
identiteit. Rotterdam; Lemniscaat.<br />
- Toonder, Marten (1969). Het platmaken. In: Toonder, Marten (2005). Als je alles gehad hebt;<br />
het beste van Bommel 4. Amsterdam: <strong>De</strong> Bezige Bij.<br />
- Toonder, Marten (1983). <strong>De</strong> zelfkant. In: Toonder, Marten (2005). Als je alles gehad hebt; het<br />
beste van Bommel 4. Amsterdam: <strong>De</strong> Bezige Bij.<br />
- Toonder, Marten (1982). <strong>De</strong> andere wereld. Uitgegeven door de Commissie voor de<br />
Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek ter gelegenheid van de Boekenweek 1982.<br />
- Afbeelding Cover:<br />
http://www.bommelprent.nl/popup.html?i=/albums/kaarten/2701828_G.jpg<br />
Page | 39
Toegift<br />
Zoals C.G. Jung mooi samenvat over analyses van de samenleving: wat mis is met de samenleving is<br />
ook mis met ons. Juist in deze zaken is het slecht de subjectiviteit te ontkennen of het alleen maar<br />
aan subjectiviteit te weiden. Onderstaande speech komt uit de geniale film ‘The 25th hour’ of zoals<br />
de mooiere franse titel luidt ’24 Heures avant le nuit’. Een mooiere film over de moderne identiteit<br />
en een stad in crisis na de vernietiging van de ‘Twin Towers’, waarmee de moderne samenleving over<br />
de hele wereld is aangeslagen, is er niet te vinden. Dit komt niet in de laatste plaats door het<br />
prachtige acteerwerk. <strong>De</strong> speech wordt afgestoken door het hoofdpersoon, Montgomery Brogan, die<br />
nog slechts één dag in vrijheid leeft en op de wc voor de spiegel staat. Op de spiegel is een sticker<br />
geplakt waarop ‘fuck you’ te lezen is. ‘Monty’ voelt zich hierdoor aangesproken.<br />
(voor het videofragment online: http://www.youtube.com/watch?v=GXtDVov2drk )<br />
Fuck me? Fuck you! Fuck you and this whole city and everyone in it.<br />
Fuck the panhandlers, grubbing for money, and smiling at me behind my back.<br />
Fuck squeegee men dirtying up the clean windshield of my car. Get a fucking job!<br />
Fuck the Sikhs and the Pakistanis bombing down the avenues in decrepit cabs, curry steaming out<br />
their pores and stinking up my day. Terrorists in fucking training. Slow the fuck down!<br />
Fuck the Chelsea boys with their waxed chests and pumped up biceps. Going down on each other in<br />
my parks and on my piers, jingling their dicks on my Channel 35.<br />
Fuck the Korean grocers with their pyramids of overpriced fruit and their tulips and roses wrapped in<br />
plastic. Ten years in the country, still no speaky English?<br />
Fuck the Russians in Brighton Beach. Mobster thugs sitting in cafés, sipping tea in little glasses, sugar<br />
cubes between their teeth. Wheelin’ and dealin’ and schemin’. Go back where you fucking came from!<br />
Fuck the black-hatted Chassidim, strolling up and down 47th street in their dirty gabardine with their<br />
dandruff. Selling South African apartheid diamonds!<br />
Fuck the Wall Street brokers. Self-styled masters of the universe. Michael Douglas, Gordon Gecko<br />
wannabe mother fuckers, figuring out new ways to rob hard working people blind. Send those Enron<br />
assholes to jail for fucking life! You think Bush and Cheney didn’t know about that shit? Give me a<br />
fucking break! Tyco! Imclone! Adelphia! Worldcom!<br />
Fuck the Puerto Ricans. 20 to a car, swelling up the welfare rolls, worst fuckin’ parade in the city. And<br />
don’t even get me started on the Dom-in-i-cans, because they make the Puerto Ricans look good.<br />
Fuck the Bensonhurst Italians with their pomaded hair, their nylon warm-up suits, and their St.<br />
Anthony medallions. Swinging their, Jason Giambi, Louisville slugger, baseball bats, trying to audition<br />
for the Sopranos.<br />
Fuck the Upper East Side wives with their Hermés scarves and their fifty-dollar Balducci artichokes.<br />
Overfed faces getting pulled and lifted and stretched, all taut and shiny. You’re not fooling anybody,<br />
sweetheart!<br />
Fuck the uptown brothers. They never pass the ball, they don’t want to play defense, they take fives<br />
steps on every lay-up to the hoop. And then they want to turn around and blame everything on the<br />
white man. Slavery ended one hundred and thirty seven years ago. Move the fuck on!<br />
Fuck the corrupt cops with their anus violating plungers and their 41 shots, standing behind a blue<br />
wall of silence. You betray our trust!<br />
Fuck the priests who put their hands down some innocent child’s pants. Fuck the church that protects<br />
them, delivering us into evil. And while you’re at it, fuck JC! He got off easy! A day on the cross, a<br />
Page | 40
weekend in hell, and all the hallelujahs of the legioned angels for eternity! Try seven years in fuckin<br />
Otisville, Jay!<br />
Fuck Osama Bin Laden, Alqueda, and backward-ass, cave-dwelling, fundamentalist assholes<br />
everywhere. On the names of innocent thousands murdered, I pray you spend the rest of eternity with<br />
your seventy-two whores roasting in a jet-fueled fire in hell. You towel headed camel jockeys can kiss<br />
my royal, Irish ass!<br />
Fuck Jacob Elinski, whining malcontent.<br />
Fuck Francis Xavier Slaughtery, my best friend, judging me while he stares at my girlfriend’s ass.<br />
Fuck Naturel Rivera. I gave her my trust and she stabbed me in the back. Sold me up the river. Fucking<br />
bitch.<br />
Fuck my father with his endless grief, standing behind that bar. Sipping on club soda, selling whiskey<br />
to firemen and cheering the Bronx Bombers.<br />
Fuck this whole city and everyone in it. From the row houses of Astoria to the penthouses on Park<br />
Avenue. From the projects in the Bronx to the lofts in Soho. From the tenements in Alphabet City to<br />
the brownstones in Park slope to the split levels in Staten Island. Let an earthquake crumble it. Let the<br />
fires rage. Let it burn to fuckin ash then let the waters rise and submerge this whole, rat-infested<br />
place.<br />
No.<br />
No fuck you Montgomery Brogan. You had it all and you threw it away you dumb fuck!<br />
“25th Hour is een film uit 2002 onder regie van Spike Lee. <strong>De</strong> film is gebaseerd op David Benioff's The<br />
25th Hour. Het boek werd door David Beniof zelf bewerkt tot een script, dat zich in de filmversie<br />
afspeelt tegen het New York van ná 11 september. Zo werd de "fuck" monoloog veractualiseerd met<br />
beelden van o.a. Osama Bin Laden en is in de film duidelijk te zien hoe het Amerika-gevoel is<br />
versterkt in de stad. Ook speelt er zich een scene letterlijk af bij ground zero. <strong>De</strong> personages van<br />
Barry Pepper en Philip Seymour Hoffman zitten hierin in een raam dat uitzicht biedt op de<br />
opruimwerkzaamheden.<br />
Kenmerkend aan "the 25th hour" is de "fuck" monoloog. <strong>De</strong>ze begint Montgomory Brogan tegen<br />
zichzelf in een spiegel wanneer hij er de woorden "fuck you" op ziet staan. In 5 minuten tijd vloekt<br />
Montgomery de hele stad New York, zijn inwoners en de wereld stijf met het woord "fuck", waarna<br />
hij met de woorden "No, Montgomery Brogan. You had it all and you threw it away you dumb FUCK!"<br />
zichzelf terugfluit en concludeert dat hij iedereen de schuld kan geven maar dat hij toch echt zelf te<br />
ver is gegaan en dat hij de gevangenisstraf aan zichzelf te danken heeft. Voor vele kijkers is deze<br />
monoloog, waarin maar liefst 40 keer het woord "fuck" wordt gebruikt, de reden waarom de film in<br />
hun geheugen gegrift staat.” (Bron Wikipedia)<br />
Page | 41