05.09.2013 Views

Uitvoeringsmap Bestuurlijke Aanpak Vastgoed - RIEC's

Uitvoeringsmap Bestuurlijke Aanpak Vastgoed - RIEC's

Uitvoeringsmap Bestuurlijke Aanpak Vastgoed - RIEC's

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Uitvoeringsmap</strong><br />

<strong>Bestuurlijke</strong> <strong>Aanpak</strong> <strong>Vastgoed</strong><br />

Rotterdam-Rijnmond<br />

Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC)<br />

Rotterdam-Rijnmond


<strong>Uitvoeringsmap</strong><br />

<strong>Bestuurlijke</strong> <strong>Aanpak</strong> <strong>Vastgoed</strong><br />

RIEC Rotterdam-Rijnmond


<strong>Uitvoeringsmap</strong><br />

<strong>Bestuurlijke</strong> <strong>Aanpak</strong> <strong>Vastgoed</strong><br />

Rotterdam-Rijnmond<br />

Colofon<br />

Hans Karels - adviseur keten vastgoed tel. 010 267 23 17, RIEC Rotterdam-Rijnmond<br />

Jeffrey Berkhof - adviseur vastgoed & mensenhandel, tel. 010 267 35 07, RIEC Rotterdam-Rijnmond<br />

Oplage 100<br />

www.riec.nl<br />

April 2012


Inhoudsopgave<br />

Inleiding 4<br />

Hoofdstuk 1 Informatie en achtergrond 6<br />

1.1 Doel van de bestuurlijke aanpak vastgoed 6<br />

1.2 Doel uitvoeringsmap vastgoed 7<br />

1.3 Gebruik van de uitvoeringsmap 8<br />

1.4 Gevraagde besluitvorming gemeenten 8<br />

Hoofdstuk 2 Definitie, achtergrond, ervaring en toekomstig beleid 9<br />

2.1 Het begrip vastgoedfraude 9<br />

2.2 Exploitatie 9<br />

2.3 Speculatie 9<br />

2.4 Aard en omvang 9<br />

2.5 Omvang van de fraude 10<br />

2.6 Risico’s van invloed misdaad op vastgoed 10<br />

2.7 Lokale samenwerking criminele netwerken 11<br />

2.8 Netwerktypen 11<br />

Hoofdstuk 3 Landelijk beleid 12<br />

3.1 Aanscherpen integriteit dienstverleners 12<br />

3.2 Verbetering transparantie binnen de sector zelf 12<br />

3.3 Wetswijziging Bibob 2012 12<br />

3.4 Toespitsing extern toezicht vastgoedsector 13<br />

3.5 Versteviging integrale aanpak (bestuurlijk, fiscaal, strafrechtelijk) 13<br />

3.6 Landelijke (politieke) aandacht 13<br />

3.7 Historie ketenaanpak <strong>Vastgoed</strong> 14<br />

3.8 Beleidskader aanpak <strong>Vastgoed</strong> 15<br />

3.9 De Fraude Voorbij 15<br />

Hoofdstuk 4 Verschijningsvormen vastgoedfraude 16<br />

4.1 Malafide activiteiten met betrekking tot exploitatie 16<br />

4.2 Malafide activiteiten met betrekking tot speculatie 18<br />

Hoofdstuk 5 <strong>Bestuurlijke</strong> aanpak vastgoed 20<br />

5.1 Informatiepositie gemeente 20<br />

5.2 Meldpunt misstanden vastgoed 21<br />

5.3 GBA-controles en inspectieteams, betreden van panden 22<br />

5.4 Meervoudig kijken tijdens inspecties 22<br />

5.5 Verschijningsvormen/herkennen misbruik vastgoed 23<br />

5.6 Juridisch kader bestuurlijke aanpak vastgoed 27<br />

Hoofdstuk 6 Overige instrumenten t.b.v. aanpak <strong>Vastgoed</strong> 36<br />

6.1 Samenwerking met de banken 36<br />

6.2 Rotterdams Piepsysteem (ROPS) 36<br />

6.3 <strong>Vastgoed</strong>kaart 37<br />

6.4 Samenwerking met de Rijksbelastingdienst 37<br />

Hoofdstuk 7 Korte werkbeschrijving keten <strong>Vastgoed</strong>-Regiogemeenten 39<br />

7.1 Casusoverleg 39<br />

7.2 Stroomschema signaal vastgoedfraude 40<br />

7.3 Processchema signalering vanuit gemeenten 41<br />

7.4 Wie zijn aangesloten bij het casusoverleg? 42<br />

7.5 Applicatie vastgoed 43<br />

2<br />

2


Bijlagen (vanaf pagina 44)*:<br />

I Richtlijnen onzelfstandige bewoning 44<br />

II Toelichting op de richtlijn onzelfstandige bewoning 46<br />

III Nadere regels Gebiedquota voor kamerverhuur 2009 48<br />

IV Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam 50<br />

(incl. bestuurlijke boete) 2006<br />

V Opzet Model beleidskader <strong>Aanpak</strong> <strong>Vastgoed</strong> 87<br />

VI Checklist/verslag van bevindingen na betreden van pand 90<br />

VII <strong>Bestuurlijke</strong> boete Huisvestingswet 92<br />

VIII Meldingsformulier aan hypothecair financiers 99<br />

(te gebruiken na gemaakte afspraken met de NVB)<br />

IX Voorbeelden van indicatoren die duiden op mogelijke betrokkenheid 101<br />

georganiseerde misdaad t.a.v. vastgoed<br />

* Bovenstaande documenten zijn reeds in gebruik o.a. door de keten <strong>Vastgoed</strong>,<br />

interventieteams of de Stadsregio Rotterdam. De documenten zijn toegevoegd als voorbeeld<br />

voor de gemeenten die nog geen gebruik maken van vergelijkbare richtlijnen, verordeningen<br />

of aanvullende documenten.<br />

3<br />

3


Inleiding<br />

Investering en witwassen van criminele gelden, frauduleuze vastgoedtransacties, misbruik in<br />

de sfeer van exploitatie en belegging en hypotheekfraude. Dit zijn vormen van<br />

vastgoedfraude die zich overal kunnen manifesteren 1 . Het brede terrein waarbinnen deze<br />

criminele praktijken plaatsvinden, maakt dat elke gemeente er kwetsbaar voor is. Uit het<br />

WODC-onderzoek ‘Malafide activiteiten in de vastgoedsector’ blijkt dat veel crimineel<br />

verdiend vermogen in de vastgoedsector terechtkomt. <strong>Vastgoed</strong> is waardevast en er wordt<br />

weinig toezicht gehouden op de vastgoedsector. Dit maakt de sector kwetsbaar voor malafide<br />

activiteiten 2 . De vastgoedsector is dé sector waar de illegale en legale economie<br />

samenkomen. De impact van financiële criminaliteit kan en mag daarom niet worden<br />

onderschat. Deze wordt wel eens vergeten tussen andere en meer zichtbare soorten<br />

criminaliteit, niettemin is financiële criminaliteit een permanent onderdeel van de<br />

samenleving.<br />

Op de punten waar de onderwereld in contact treedt met de bovenwereld, kan de bestuurlijke<br />

aanpak inbreken. Het feit dat de gelegenheidstructuur de georganiseerde criminaliteit kan<br />

faciliteren, betekent tegelijkertijd dat de aanpak van die gelegenheidstructuur de<br />

georganiseerde criminaliteit kan belemmeren of frustreren. Hét instrument om daar bij in te<br />

zetten, is de bestuurlijke aanpak.<br />

Kortom, gemeenten zijn waardevol en zelfs onmisbaar bij een effectieve bestrijding en<br />

voorkoming van vastgoedfraude. Daarom is een eenduidige bestuurlijke aanpak van alle<br />

gemeenten in de regio Rotterdam-Rijnmond van groot belang en van grote waarde.<br />

De bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit richt zich niet zozeer op de<br />

kernactiviteiten van de georganiseerde criminaliteit, maar juist op de cruciale ondersteunende<br />

activiteiten. De maatregelen richten zich niet op personen (de potentiële daders), maar op de<br />

situaties en gelegenheidsstructuren die de georganiseerde criminaliteit faciliteren en soms<br />

zelfs aanmoedigen. Zo kunnen overheden door regelgeving (zoals vergunningstelsels,<br />

subsidieregels, etcetera) onbewust illegale activiteiten faciliteren 3 .<br />

Taak lokale overheden<br />

Lokale overheden hebben een belangrijke taak bij de bestuurlijke aanpak van georganiseerde<br />

criminaliteit. Het is de gemeente die de regie voert, bestuursrechtelijk instrumenten inzet, alle<br />

betrokken partijen samenbrengt en met deze samenwerkingspartners de noodzakelijke<br />

maatregelen vorm geeft. Gemeenten hebben veel informatie die voor de regionale partners<br />

van belang is. Zo is informatie uit het GBA in combinatie met informatie van de gemeentelijke<br />

belastingdienst en uitkeringsinstanties een goede indicatie bij het opsporen van inkomens-,<br />

uitkerings- en hypotheekfraude die weer van pas kan komen bij controles, het verlenen van<br />

vergunningen en dergelijke. Deze informatie helpt bij het opsporen van vastgoedfraude en het<br />

voorkomen daarvan.<br />

<strong>Aanpak</strong> vraagt maatwerk<br />

Vanzelfsprekend bestaan er verschillen tussen gemeenten wat betreft de vorm en omvang<br />

van criminaliteit die er plaatsvindt. Deze verschillen zijn onder andere gerelateerd aan de<br />

grootte van een gemeente en de geografische ligging. Ook de mate van toezicht, handhaving<br />

en controle is relevant.<br />

Er is echter geen gouden formule om de vorm en omvang te kunnen bepalen aan de hand<br />

van de grootte en ligging van de gemeente. Dit betekent dat de aanpak maatwerk vereist.<br />

Criminelen en criminele netwerken zijn altijd op zoek naar manieren om crimineel vermogen<br />

wit te wassen, bijvoorbeeld door te investeren in vastgoed. Bij aankoop van vastgoed maakt<br />

een crimineel onder meer gebruik van de diensten van een notaris, advocaat, taxateur en een<br />

1<br />

Kamervragen TK, Irrgang & De Wit (2008). Kamervragen over aanpak vastgoedfraude aan de Minister van<br />

Financiën en de Minister van Justitie, Den Haag.<br />

2<br />

Ferwerda, H., Staring, R. Vries Robbé, E. de & Bunt, J. van de (2007). Malafide activiteiten in de vastgoedsector.<br />

Een exploratief onderzoek naar aard, actoren en aanpak. Amsterdam: Uitgeverij SWP.<br />

3<br />

Hees, O. van, Olsthoorn, L. (2010). Handboek bestuurlijke aanpak georganiseerde criminaliteit. Utrecht, Centrum<br />

voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid.<br />

4<br />

4


ank. Het grote gevaar van deze lokale inbedding is dat onder- en bovenwereld zich<br />

ongemerkt vermengen. Het biedt echter ook kansen.<br />

Om gemeenten te helpen bij het op een hoger plan brengen van de bestuurlijke aanpak heeft<br />

het RIEC inmiddels vier uitvoeringsmappen ontwikkeld op de terreinen Bibob, softdrugs,<br />

mensenhandel en vastgoed. Voor u ligt de <strong>Uitvoeringsmap</strong> <strong>Bestuurlijke</strong> <strong>Aanpak</strong> <strong>Vastgoed</strong><br />

Rotterdam-Rijnmond. Deze map is het resultaat van het besluit van het Regionaal College om<br />

in regionaal verband een sluitende integrale aanpak voor vastgoed op te stellen. Deze map<br />

bevat handvatten die een gemeente nodig heeft om vastgoedfraude effectief aan te kunnen<br />

pakken. Elke gemeente in samenwerking met het RIEC en de convenantpartners zal om<br />

concrete resultaten te halen zelf aan de slag moeten.<br />

Wat kan het RIEC voor u betekenen?<br />

Met de oprichting van het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC) is een<br />

organisatie gevonden die uw gemeente kan faciliteren en adviseren bij de implementatie en<br />

uitvoering van deze regionale aanpak. Indien u vragen heeft over deze map of het gebruik<br />

ervan, staat het RIEC dan ook tot uw beschikking. Een goed georganiseerde bestuurlijke<br />

aanpak van vastgoed is belangrijk en noodzakelijk. Want vergeet niet: georganiseerde<br />

criminaliteit komt overal voor, ook in uw gemeente.<br />

5<br />

5


1 | Informatie en achtergrond<br />

1.1 | Doel van de bestuurlijke aanpak vastgoed<br />

Binnen de bestuurlijke aanpak neemt het openbaar bestuur, veelal op lokaal niveau, vanuit de<br />

eigen bevoegdheden en verantwoordelijkheden die maatregelen, om de georganiseerde<br />

criminaliteit in de activiteiten te belemmeren of te frustreren. Deze bestuurlijke aanpak valt of<br />

staat met de samenwerking met andere partners op veiligheidsgebied, zoals het RIEC, de<br />

politie en het Openbaar Ministerie. Het delen van informatie vanuit de verschillende<br />

organisaties is hierbij een van de belangrijkste processen.<br />

Wanneer de strafrechtelijke opsporing en vervolging door politie en justitie gecombineerd<br />

wordt met bestuurlijke en fiscale middelen, ontstaat misschien wel de meest optimale vorm<br />

van de bestrijding van georganiseerde criminaliteit; de geïntegreerde aanpak. Hiervoor gaan<br />

verschillende partijen, zoals gemeente, politie, Openbaar Ministerie en belastingdienst, op<br />

basis van gelijkwaardigheid, een intensieve samenwerking met elkaar aan. De ene keer zal<br />

dat leiden tot bestuurlijk, de andere keer tot strafrechtelijk optreden. Per geval wordt<br />

gezamenlijk bekeken welke instantie de beste kaarten in handen heeft om uit te spelen. De<br />

bestuurlijke aanpak is dus geen alternatief voor de opsporing, maar een aanvulling erop 4 .<br />

Politieke wil<br />

De burgemeester speelt een belangrijke rol als bestuurder in deze aanpak. De burgemeester<br />

kan bijvoorbeeld in het driehoeksoverleg komen tot een mix van handhavingsmaatregelen<br />

voor een bepaalde branche. Bestuurders moeten zich bewust zijn van de waarde van de<br />

bestuurlijke aanpak van criminele praktijken in de gemeente. Enerzijds omdat deze praktijken<br />

de gemeente veel schade kunnen berokkenen. Anderzijds omdat de bestuurlijke aanpak een<br />

belangrijke aanvulling vormt op de strafrechtelijke aanpak. De lokale driehoek speelt hierbij<br />

een cruciale rol. Tot op het hoogste niveau dient men overtuigd te zijn van het nut en de<br />

noodzaak van een bestuurlijke aanpak. Met andere woorden, de politieke wil om<br />

veiligheidsproblemen bestuurlijk aan te pakken, is een voorwaarde. De strafrechtelijke en<br />

bestuurlijke aanpak van criminele praktijken zijn complementair. Daar waar de strafrechtelijke<br />

mogelijkheden voor politie en justitie ophouden, is de gemeente aan zet en vice versa.<br />

Criminele praktijken hebben op verschillende manieren impact op de gemeente. De meest<br />

manifeste schade die door criminelen op lokaal niveau wordt veroorzaakt, heeft op drie<br />

hoofddomeinen betrekking. De veiligheid en het woon- en leefklimaat in wijken en buurten<br />

verslechteren door overlast. Criminele activiteiten brengen verloedering met zich mee. Ook<br />

meer direct kunnen burgers last hebben van criminele praktijken, bijvoorbeeld wanneer zij<br />

een woning huren van een malafide huisjesmelker.<br />

Criminele praktijken druisen in tegen de regels, wetten en beleid die binnen de gemeente<br />

gelden. Ze ondermijnen het lokale gezag. Wanneer een gemeente hierop goed zicht en geen<br />

grip (meer) op heeft, kunnen illegale praktijken de bestuurskracht van het lokale bestuur<br />

aantasten. Pogingen van criminelen om het lokaal bestuur te corrumperen, vormen een<br />

andere bedreiging. De (dreiging van) aantasting van het bestuur op een of meerdere<br />

domeinen binnen de gemeente is een directe aanleiding om de problematiek bestuurlijk aan<br />

te pakken dan wel de aanpak te intensiveren.<br />

Gemeente: bestuurlijk ingrijpen<br />

Daar waar criminele praktijken de kop opsteken in de bovenwereld van een gemeente, is het<br />

mogelijk om het probleem via bestuurlijke weg te bestrijden. Criminelen zijn immers tot op<br />

zekere hoogte afhankelijk van de bovenwereld. Voor het gros van de criminele praktijken<br />

geldt namelijk dat de betrokkenen afhankelijk zijn van de beschikking over panden en/of<br />

bedrijven om de illegale activiteiten te kunnen exploiteren. Voor de benodigde bezittingen en<br />

betrekkingen van panden en bedrijven is men aangewezen op toewijzing van vergunningen<br />

en aanbestedingen door de gemeente. Juist vanwege dit aspect bestaat er een<br />

afhankelijkheidsrelatie met de lokale overheid en komen onder- en bovenwereld<br />

onvermijdelijk samen. Dit raakvlak biedt het lokale bestuur mogelijkheden om er wat aan te<br />

doen. Aan gemeenten de taak om via de bestuurlijke weg in te grijpen – bij voorkeur samen<br />

met externe partners. Een bestuurlijke aanpak biedt enerzijds de mogelijkheid om criminelen<br />

4<br />

Hees, O. van, Olsthoorn, L. (2010). Handboek bestuurlijke aanpak georganiseerde criminaliteit. Utrecht, Centrum<br />

voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid.<br />

6<br />

6


en criminele groepen te ontmoedigen zich in de gemeente te vestigen en anderzijds om<br />

gevestigde criminelen uit de gemeente te weren. Een adequate aanpak voorkomt dat<br />

criminelen of criminele groepen malafide activiteiten ontplooien, bijvoorbeeld door hen<br />

aanvragen van vergunningen en subsidies te weigeren. Daarnaast kan ook worden<br />

opgetreden tegen situaties waarin blijkt dat vergunningen of subsidies al worden aangewend<br />

voor criminele activiteiten. Een inrichting kan voor bepaalde of onbepaalde tijd worden<br />

gesloten, er kunnen nadere voorwaarden aan een vergunning worden verbonden of een<br />

vergunning kan worden ingetrokken.<br />

Bewustwording<br />

Aan het onderkennen van de taak om bestuurlijk op te treden tegen criminele praktijken gaat<br />

een bewustwordingsproces vooraf. De gemeente moet inzien dat er zich binnen de<br />

gemeentegrenzen criminele praktijken voordoen. Daarnaast moet zij er van doordrongen zijn<br />

dat zij – samen met de veiligheidspartners – een taak heeft om deze misstanden aan te<br />

pakken en dat zij ook de mogelijkheden heeft om er wat aan te doen. Het bestuurlijk optreden<br />

vraagt bovendien om een andere insteek van de gemeenteambtenaren. Om te voorkomen<br />

dat de gemeente de ontplooiing van criminele praktijken bijvoorbeeld faciliteert door middel<br />

van vergunningen, moeten aanvragen van burgers kritisch bekeken worden. Waar de nadruk<br />

normaliter ligt op het nagaan van de voorwaarden om een vergunning te verkrijgen, komt de<br />

nadruk nu meer te liggen op het nagaan van aanwijsbare redenen om een vergunning niet te<br />

verlenen. De gemeente moet daarom een meer kritische houding aannemen ten opzichte van<br />

aanvragen, maar ook ten opzichte van al verleende vergunningen (handhaving en controle).<br />

Gemeenteambtenaren moeten zich realiseren dat zij als kritische dienstverleners moeten<br />

optreden. Zij moeten altijd gespitst zijn op mogelijke criminele praktijken.<br />

Een goed georganiseerde en ingebedde bestuurlijke aanpak zal op termijn resulteren in een<br />

effectief, preventief gemeentebeleid. Aanvragers uit het criminele circuit zullen<br />

terughoudender zijn met het aanvragen van vergunningen en subsidies. Daarnaast draagt de<br />

bestuurlijke aanpak bij aan een geïntegreerde aanpak van criminele praktijken, waarbij elke<br />

deelnemende partij haar eigen verantwoordelijkheden draagt.<br />

1.2 | Doel uitvoeringsmap vastgoed<br />

Om een bijdrage te leveren aan beter zicht op de vastgoedsector en daarmee<br />

georganiseerde criminaliteit beter te bestrijden, is door het Regionaal Informatie- en Expertise<br />

Centrum Rotterdam-Rijnmond (RIEC) deze <strong>Uitvoeringsmap</strong> <strong>Bestuurlijke</strong> <strong>Aanpak</strong> <strong>Vastgoed</strong><br />

voor gemeenten opgesteld. Hierbij is gebruikgemaakt van de best practices uit het land, zoals<br />

het Emergo-project (Van Traa) in Amsterdam, het project Schone Handen in Limburg-Zuid en<br />

de Alijda-aanpak in Rotterdam.<br />

Praktische producten<br />

Deze uitvoeringsmap bevat een aantal praktische producten die de gemeenten kunnen<br />

benutten bij het verder vormgeven van hun lokale beleid tegen vastgoedfraude. De<br />

uitvoeringsmap is tevens bedoeld om gemeenten te verleiden om zoveel mogelijk uniforme<br />

maatregelen te nemen. Om een effectieve regionale samenwerking te kunnen realiseren is<br />

voor de regionaal georganiseerde partners van groot belang dat alle gemeenten in de regio<br />

op een vergelijkbare manier werken. Dit geldt niet alleen voor het ontwikkelen van uniforme<br />

werkwijzen maar ook voor de manier van informatiedeling. Daarnaast zal uniformiteit meer<br />

weerstand kunnen bieden aan criminele organisaties die altijd de weg van de minste<br />

weerstand zoeken. Als één of meer gemeenten achterblijven of een afwijken beleid invoeren<br />

kan dat consequenties hebben voor de verplaatsing van criminele activiteit naar die<br />

betreffende gemeente(n) in de regio. Nadrukkelijk wordt gesteld dat het uiteindelijk de<br />

gemeente is, die kiest welke maatregelen zij wenst.<br />

Vragen?<br />

Bij de implementatie en uitwerking van de maatregelen zal het RIEC een faciliterende en<br />

adviserende rol vervullen. Voor vragen over de inhoud, implementatie en uitvoering van deze<br />

map kunt u contact opnemen met de opstellers Hans Karels, adviseur keten vastgoed,<br />

tel. 010 267 23 17 en Jeffrey Berkhof, adviseur vastgoed & mensenhandel, tel. 010 267 35 07<br />

van het RIEC Rotterdam-Rijnmond.<br />

7<br />

7


1.3 | Gebruik van de uitvoeringsmap<br />

De uitvoeringsmap is gemaakt met het doel alle gemeenten in de regio Rotterdam-Rijnmond<br />

te adviseren over en faciliteren bij de implementatie en uitvoering van gemeentelijk<br />

softdrugsbeleid. De map bevat een hoofdstuk dat de aard en omvang van vastgoedfraude in<br />

de regio beschrijft voor zover dat nu bekend is. Vervolgens treft u allerlei praktische<br />

documenten aan die gebruikt kunnen worden bij de uitvoering van elk gemeentelijk<br />

vastgoedbeleid, zoals een model beleidskader, APV-artikelen, werkprocessen, etc. Deze<br />

modeldocumenten zijn zo opgesteld dat met minimale inspanning een bewezen effectief<br />

beleidskader kan worden gerealiseerd. Omdat gemeenten autonoom zijn bij het vormgeven<br />

van het eigen beleid zijn bij de modeldocumenten zo veel mogelijk opties benoemd en kan de<br />

gemeente zelf de optie invullen die de voorkeur heeft.<br />

1.4 | Gevraagde besluitvorming gemeenten<br />

Deze map bevat handvatten die een gemeente nodig heeft om de problematiek rondom<br />

vastgoed effectief aan te kunnen pakken. Bij een aantal van deze handvatten zal de<br />

gemeente op onderdelen een eigen invulling moeten verzorgen. Deze invulling houdt ook in<br />

het maken van specifieke beleidskeuzes.<br />

Een regionale aanpak van vastgoedfraude kan pas effectief zijn als alle partners, waaronder<br />

in het bijzonder de gemeenten, de problematiek erkennen en herkennen en de interne<br />

organisatie en instrumenten ter beschikking hebben om invulling te geven aan de eigen rol en<br />

verantwoordelijkheden. Gestreefd wordt naar regionale uniformiteit.<br />

Minimale besluitvorming (fase 1)<br />

Om een regionaal uniform basisniveau aan organisatie en bestuursrechtelijke instrumenten<br />

voor de aanpak en bestrijding van misstanden rondom vastgoed wordt alle gemeenten<br />

nadrukkelijk gevraagd besluitvorming te organiseren als het gaat om de volgende<br />

onderwerpen:<br />

1. Aanwijzen gemeentelijk contactpersoon RIEC (tevens gemeentelijk casemanager<br />

<strong>Vastgoed</strong>) inclusief vervanging; deze persoon is tevens meldpunt voor meldingen en<br />

signalen van vastgoedfraude vanuit de gemeentelijke organisatie;<br />

2. Vaststellen van het Model-Beleidskader, zie in de bijlagen pagina 89 en verder.<br />

3. Besluiten tot kennisbevordering van gemeenteambtenaren betrokken bij (het<br />

signaleren van) vastgoedfraude en of misstanden met vastgoed door middel van<br />

training en opleiding.<br />

4. Informatie-uitwisseling volledig privacyproof maken, gebaseerd op de Wet<br />

Bescherming Persoonsgegevens. Zie pagina 20 (paragraaf 5.1) in het kader<br />

‘Informatie uitwisseling met gemeenten’.<br />

Uitgebreide besluitvorming (fase 2)<br />

Afhankelijk van de behoeften en wensen van de gemeente kan de gemeentelijke<br />

besluitvorming worden uitgebreid met de volgende onderwerpen:<br />

5. Op basis van de Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam invoeren dan wel<br />

aanpassen van de regels omtrent kamerverhuur.<br />

6. Instellen van interventieteams of andere vorm van toezicht.<br />

7. Bundelen van bestuurlijke aanpak op pandniveau.<br />

8. Contacten met banken.<br />

9. Contacten met rijksbelastingdienst via het RIEC.<br />

De gemeente wordt geadviseerd een fasering aan te brengen in de besluitvorming. Deze<br />

moet leiden tot het implementeren en bereiken van een regionaal basisniveau aan<br />

bestuurlijke slagkracht voor de aanpak van vastgoedfraude<br />

8<br />

8


2 | Definitie, achtergrond, ervaringen en toekomstig beleid<br />

Wat wordt verstaan onder vastgoedfraude? En wat is de aard en omvang? Dat komt in dit<br />

hoofdstuk aan de orde, aan de hand van het onderzoek Malafide activiteiten in de<br />

vastgoedsector uit 2007 5 .<br />

2.1 | Het begrip vastgoedfraude<br />

Onder de term ‘vastgoedfraude’ kunnen zeer uiteenlopende criminele gedragingen worden<br />

verstaan. Van hypotheekfraude, investering en witwassen van criminele gelden, frauduleuze<br />

vastgoedtransacties, misbruik rondom beleggingen en vastgoed bv’s tot allerlei vormen van<br />

misbruik in de sfeer van exploitatie en bewoning.<br />

In de wetenschappelijke literatuur wordt onderscheid gemaakt tussen malafide activiteiten<br />

met betrekking tot exploitatie enerzijds en speculatie anderzijds.<br />

2.2 | Exploitatie<br />

Het exploiteren van en speculeren met panden is in beginsel rechtmatig en legitiem.<br />

Tegelijkertijd kunnen de opbrengsten zo lucratief zijn dat de verleiding om deze winsten op<br />

onrechtmatige wijze te realiseren, groot is. Bij de malafide activiteiten in panden (exploitatie)<br />

wordt een onderscheid gemaakt in drie verschijningsvormen. De eerste vorm is<br />

onrechtmatige bewoning, waarbij sprake is van illegale (door)verhuur aan legaal of illegaal in<br />

ons land verblijvende personen. De tweede vorm betreft onregelmatigheden rond de verhuur<br />

van particuliere woningen, waarbij de traditionele huisjesmelker zijn huurders uitbuit. Tot slot<br />

is er onrechtmatig gebruik. Binnen deze vorm wordt de woning voor andere doeleinden<br />

gebruikt dan reguliere huisvesting. Dit kan uiteenlopen van illegale pensions tot het gebruik<br />

van de woning als dekmantel voor criminele activiteiten. Denk aan wietplantages,<br />

vrouwenhandel, witwaspraktijken en illegale prostitutie (Ferwerda et al, 2007).<br />

2.3 | Speculatie<br />

De malafide activiteiten met panden (speculatie) worden op basis van het onderzoek<br />

onderverdeeld in zeven verschijningsvormen. Bij ABC-transacties gaat het om die transacties<br />

waarbij er bij de verkoop van partij A aan B en van B aan C zaken gebeuren die niet<br />

rechtmatig zijn. De tweede vorm; de verkoopcarrousel heeft betrekking op het via malafide<br />

praktijken buitenproportioneel snel doorverkopen van panden om hogere winsten te behalen.<br />

De derde onderscheiden vorm is hypotheekfraude waarbij personen of groepen onder valse<br />

voorwendselen (zoals vervalste inkomensgegevens of vervalste identiteitsbewijzen) een<br />

(hogere) hypotheek proberen te bemachtigen. Belastingontduiking als vorm binnen malafide<br />

speculatie kent meerdere verschijningsvormen. Het onderhands betalen van vastgoed is<br />

wellicht de meest bekende. Een andere vorm die onderscheiden wordt, is het witwassen van<br />

crimineel of zwart geld via de aankoop van vastgoed. Hypotheekdiscriminatie of redlining is<br />

een vorm van malafide handelen door banken waarbij personen in bepaalde riskante buurten<br />

uitgesloten worden van een hypotheek. Tot slot kan er op verschillende momenten in de<br />

vastgoedsector – bij het verwerven en afstoten – sprake zijn van intimidatie en bedreiging.<br />

Het kan gaan om kopers en verkopers op executieveilingen, maar ook om taxateurs en<br />

notarissen die onder druk worden gezet.<br />

Het is van belang om aan te geven dat we bij de beschrijving van malafide activiteiten in het<br />

vastgoed soms aandacht schenken aan in beginsel bonafide activiteiten die ook ten behoeve<br />

van malafide activiteiten kunnen worden ingezet. Zo is sec speculeren met vastgoed niet<br />

strafbaar, maar waar speculeren met vastgoed samengaat met bijvoorbeeld<br />

belastingontduiking, hypotheekfraude of bedreiging, is wel sprake van een strafbaar feit<br />

(Ferwerda et al, 2007).<br />

2.4 | Aard en omvang<br />

Van de totale omvang van vastgoedfraude in Nederland is geen beeld. Ook verschillen de<br />

verschijningsvormen per stad of regio. Dit is vooral bij de exploitatie-fraude het geval. Zo blijkt<br />

uit het eerdergenoemde onderzoek 'Malafide activiteiten in de vastgoedsector' dat illegale<br />

onderhuur in Amsterdam en Utrecht een groter probleem is dan in Den Haag en Rotterdam.<br />

In Den Haag en Rotterdam is weer meer sprake van uitbuiting van illegalen in de particuliere<br />

5 Ferwerda, H., Staring, R. Vries Robbé, E. de & Bunt, J. van de (2007). Malafide activiteiten in de vastgoedsector.<br />

Een exploratief onderzoek naar aard, actoren en aanpak. Amsterdam: Uitgeverij SWP.<br />

9<br />

9


sector. Uit het onderzoek blijkt wel dat malafide activiteiten in de speculatie en exploitatie met<br />

elkaar samenhangen.<br />

Signalen over vastgoedfraude kunnen komen van juridische en financiële dienstverleners,<br />

zoals notarissen, makelaars en banken. Daarnaast kunnen signalen ook komen vanuit het<br />

Kadaster, de Kamer van Koophandel, Openbaar Ministerie (OM), Belastingdienst,<br />

woningcorporaties, gemeenten en de Regionale Informatie- en Expertisecentra (<strong>RIEC's</strong>).<br />

Door de geringe transparantie is de vastgoedmarkt aantrekkelijk voor misbruik, in de brede<br />

zin van het woord. De vastgoedmarkt wordt daarom structureel bedreigd door fraude,<br />

witwassen en georganiseerde misdaad. Minstens zo belangrijk is dat het geld dat daarmee<br />

wordt verdiend, via investeringen in vastgoed, de samenleving op de lange termijn<br />

corrumpeert en het zo belangrijke vertrouwen in economische instituties schaadt. Zo is uit de<br />

analyse van strafdossiers gebleken dat corrupte gemeenteambtenaren in meer of mindere<br />

mate betrokken waren bij de criminele activiteiten. De vastgoedsector is door zijn omvang<br />

een sector die alle facetten van het economische leven (letterlijk) in zich draagt.<br />

2.5 | Omvang van de fraude<br />

Tot op heden zijn geen harde gegevens voorhanden over de omvang van het misbruik. Een<br />

relatief bescheiden misbruik heeft door de omvang van de sector al een forse betekenis. De<br />

totale sector kent een vermogen van meer dan € 1.000 miljard en ongeveer 8 miljoen panden<br />

met een totale hypotheek van +/- € 500 miljard. Daarnaast worden er 300.000 transacties per<br />

jaar gesloten.<br />

De Utrechtse hoogleraar mw. Unger tot is wel tot de conclusie gekomen dat in de<br />

vastgoedsector jaarlijks ongeveer € 6 miljard wordt witgewassen. Ook deze uitkomst is een<br />

(wetenschappelijk verantwoord) vermoeden. Medio maart 2011 kwam mw. Unger met een<br />

vervolgonderzoek. Haar conclusie: witwassen is systematisch op te sporen.<br />

2.6 | Risico’s van invloed misdaad op vastgoed<br />

Tijdens een analyse in de rapportage van het WODC <strong>Vastgoed</strong> & Fout blijkt dat uit de twaalf<br />

(grotere) strafdossiers sprake was van leefbaarheidproblemen en verpaupering van<br />

woonpanden. Leefbaarheidproblemen vormden aanleiding voor onderzoek, waarna later<br />

bleek dat financieel-economische criminaliteit ten grondslag te liggen aan de problemen.<br />

Tijdens de analyse van het WODC is gebleken dat vrijwel alle hoofdverdachten uit de<br />

strafzaken opereerde vanuit een legale, wettige positie: een meerderheid werkt in de<br />

vastgoedsector als handelaar in onroerend goed. Tevens was een deel van de<br />

hoofdverdachten werkzaam in de financieel-administratieve sector, als adviseur of<br />

tussenpersoon. Dus personen die als wettige marktpartijen in de ‘bovenwereld’ werkzaam<br />

waren. De legale wettige beroepspositie in het bedrijfsleven vormt de basis van waaruit<br />

illegale activiteiten worden ontplooid. Belangrijk is te beseffen dat de illegale activiteiten geen<br />

incidenteel karakter hebben, maar systematisch en routinematig worden toegepast!<br />

Bovenstaand fenomeen is lastig inzichtelijk te maken. Dat komt omdat er geen eenvoudige<br />

scheiding te maken is tussen de criminele onderwereld en de nette bovenwereld. Dit beeld<br />

wordt bevestigd in de rapportage van de parlementaire werkgroep verwevenheid<br />

onderwereld/bovenwereld. Het onderscheid tussen criminele en legale betrokkenheid in de<br />

vastgoedmarkt is subtiel, kent meerdere schakeringen en vormen van wisselwerking.<br />

Wel blijkt uit onderzoek dat het raakvlak van de onder- en bovenwereld ligt bij de juridische en<br />

financiële dienstverleners. Om de vastgoedtransacties te kunnen uitvoeren, hebben<br />

criminelen de hulp van financiële ondernemingen, makelaars, taxateurs, notarissen,<br />

belastingadviseurs, trustkantoren, advocaten en accountants nodig.<br />

Uit strafzaken is gebleken dat personen uit de vastgoedsector (zoals tussenpersonen,<br />

verhuurders) in contact komen met mensen uit de onderwereld die baat hebben bij situaties<br />

als illegale verhuur, deze bieden anonieme verblijfsplaatsen/bedrijfsruimten voor criminelen.<br />

Hieruit worden weer inkomsten gegenereerd.<br />

Daarnaast worden woningen gebruikt om hun criminele activiteiten uit te voeren, bijvoorbeeld<br />

door criminele exploitatie van panden voor mensenhandel, opslag van wapens en<br />

wietplantages of het opdrijven van de prijzen bij de (snelle) verkoop van de vastgoedobjecten.<br />

10<br />

10


2.7 | Lokale samenwerking criminele netwerken<br />

In hoeverre zijn de illegale netwerken lokaal georiënteerd? Uit studie is gebleken dat illegale<br />

netwerken sterk lokaal gebonden zijn. Dat geldt zowel voor de binding tussen de<br />

samenwerkende leden van het netwerk als voor de locaties waar de illegaliteit plaatsvindt. De<br />

leidinggevenden van het criminele netwerk en de faciliteerders/dienstverleners ontmoeten<br />

elkaar in eigen stad. Als collega’s, via legale werkrelaties of zakenrelaties, via vrienden- en<br />

familierelaties, via lokale ondernemingen en uitgaansgelegenheden.<br />

Verder is uit onderzoek gebleken dat leidinggevenden van het criminele netwerk nauwelijks<br />

de eigen regio overschrijden bij de uitoefening van hun illegale praktijken. Men is meestal<br />

actief op de woningmarkt van de stad waar zij zelf woonachtig zijn. Binnen één regio bestaan<br />

op een aantal punten dwarsverbanden tussen de daar opererende illegale netwerken.<br />

In de eerste plaats zijn de leidinggevende vastgoedhandelaren uit de verschillende netwerken<br />

binnen één stad handelspartners van elkaar. Ze verkopen woningen of setjes woningen aan<br />

elkaar. Het bestaan van banden tussen de illegale netwerken zien we ook terug in de manier<br />

waarop medewerkers van de illegale netwerken naar elkaar doorverwijzen bij bijvoorbeeld<br />

huurverzoeken. Bijvoorbeeld (zo blijkt uit de praktijk) in het geval van een wietteler die op<br />

zoek is naar bedrijfsruimte. Daarnaast is gebleken dat de leidinggevenden van verschillende<br />

illegale netwerken in één stad elkaar van dienst zijn bij het verstrekken van fictieve<br />

dienstverbanden, bijvoorbeeld t.b.v. hypotheekfraude. Daarnaast is gebleken uit de analyse<br />

van meerdere strafzaken dat criminele netwerken binnen één stad gebruikmaken van de<br />

diensten van dezelfde notaris.<br />

Banden/contacten met het buitenland worden ook gezien. Het betreft dan meestal het land<br />

van herkomst van de leidinggevenden binnen het criminele netwerk. Het betreft dan zaken als<br />

het wegsluizen van criminele gelden.<br />

2.8 | Netwerktypen<br />

Er zijn verschillende netwerktypen te onderscheiden, uiteenlopend van eenvoudige tot<br />

complexe netwerken. De eenvoudige netwerken zijn meestal gespecialiseerd in een beperkt<br />

aantal vormen van fraude waarbij een beperkt aantal actoren zijn betrokken. Meestal worden<br />

geen grote winsten gegenereerd.<br />

De meer complexe netwerken richten zich op een veelheid van activiteiten waarbij<br />

uiteenlopende actoren en specialisten zijn betrokken. De leiding van het netwerk bestaat uit<br />

meerdere personen en het netwerk telt tientallen medeverdachten.<br />

Gezamenlijk zijn zij actief op het terrein van hypotheekfraude, illegale onderhuur, oplichting,<br />

valsheid in geschrifte, belastingontduiking en de facilitering van productie en handel in drugs.<br />

Onderhuurders worden bedreigd en geïntimideerd.<br />

De winsten variëren van enkele tonnen tot enkele miljoenen euro’s. ABC-constructies worden<br />

toegepast om de winsten en activiteiten te verhullen. Bij de legale activiteiten treden<br />

dienstverleners als makelaars, notarissen en taxateurs op als dienstverleners. De diensten<br />

worden echter ook verleend bij de illegale activiteiten.<br />

11<br />

11


3 | Landelijk beleid<br />

Dit hoofdstuk beschrijft de belangrijkste ontwikkelingen die zich de afgelopen jaren hebben<br />

voorgedaan in beleid aangaande vastgoedfraude.<br />

3.1 | Het aanscherpen van de interne integriteit bij de juridische en financiële<br />

dienstverleners<br />

Juridische en financiële dienstverleners zijn onmisbaar voor het uitvoeren van<br />

vastgoedtransacties. En omdat criminelen voor het uitvoeren van hun illegale praktijken in<br />

veel gevallen gebruik maken van dezelfde juridische en financiële dienstverleners als<br />

burgers, zijn dienstverleners in deze markt kwetsbaar. Van de dienstverleners mag verwacht<br />

worden dat zij zich niet passief opstellen. E.e.a. heeft ertoe geleid dat het notariaat,<br />

advocatuur en makelaars/taxateurs interne en externe maatregelen hebben getroffen.<br />

Een aantal voorbeelden: een wijziging van de Wet op het notarisambt op 1 juli 2012 maakt<br />

het mogelijk bij de benoeming van notarissen (behalve de reeds bestaande toetsen) ook een<br />

persoonstoets uit te voeren. Daarnaast wordt de notaris wettelijk verplicht om de fiscus en het<br />

OM te informeren over de transacties die via zijn derdengeldrekening lopen. Deze maatregel<br />

draagt bij aan een betere bestrijding van financieel-economische criminaliteit.<br />

Bij de advocatuur zijn sinds juli 2009 de financiële richtlijnen verscherpt. Medio 2012 wordt<br />

een wetswijziging m.b.t. de Advocatenwet door de Tweede Kamer behandeld. In de wijziging<br />

zal o.a. het toezicht op de advocaten worden verscherpt.<br />

3.2 | Verbetering transparantie binnen de sector zelf<br />

In de periode 2008-2011 heeft een aantal grote spelers in de vastgoedbranche zich verenigd<br />

in het IOV. En heeft zich in die hoedanigheid tot de Nationale Regiegroep <strong>Aanpak</strong> Misbruik<br />

<strong>Vastgoed</strong> gewend tot de vraag hoe de vastgoedpartijen en de Regiegroep gezamenlijk<br />

zouden kunnen optrekken en elkaar zouden kunnen versterken bij het tegengaan van<br />

malafide praktijken in de vastgoedmarkt.<br />

Dit heeft geleid tot goede samenwerking en kennisuitwisseling in een aantal expertgroepen<br />

waarin vertegenwoordigers van overheid- en marktpartijen gezamenlijk werken aan<br />

oplossingen voor concrete problemen. Het IOV heeft de afgelopen jaren een aantal<br />

maatregelen in gang gezet die tot doel hebben de integriteit en transparantie te bevorderen<br />

bij marktpartijen en frauderisico’s te beperken.<br />

3.3 | Wetswijziging Bibob 2012<br />

In 2003 is de Wet Bibob (Bevordering IntegriteitsBeoordeling Openbaar Bestuur) in werking<br />

getreden. De wet heeft tot doel te voorkomen dat de overheid ongewild criminaliteit<br />

ondersteunt en dat er oneerlijke concurrentie ontstaat, en te voorkomen dat de bovenwereld<br />

en onderwereld zich met elkaar vermengen. Voor de invoering van de Wet Bibob konden<br />

alleen de politie en het Openbaar Ministerie ingrijpen als er sprake was van malafide<br />

praktijken. Nu hebben ook andere bestuursorganen (zoals gemeenten) de mogelijkheid om<br />

criminele activiteiten aan te pakken. Ze kunnen de achtergrond van een bedrijf of persoon<br />

onderzoeken.<br />

De minister van Veiligheid en Justitie heeft het wetsvoorstel om de Wet Bibob te wijzigen op<br />

21 maart 2011 aan de Tweede Kamer aangeboden. In het wetsvoorstel is onder meer<br />

opgenomen dat de wet wordt uitgebreid met:<br />

A) <strong>Vastgoed</strong>- en grondtransacties waarbij de overheid betrokken is als civiele partij;<br />

B) Exploitatie van speelautomaten en headshops;<br />

C) Importeren van vuurwerk.<br />

Het instrument Bibob is vanuit integriteitsoogpunt bij uitstek geschikt om te voorkomen dat de<br />

overheid (gemeenten) bij vastgoedtransacties criminele activiteiten faciliteert en past in het<br />

gezamenlijk aanpakken van plegers van misbruik en degene die hen daarbij helpen. De<br />

overheid (gemeenten) heeft bijvoorbeeld een betrokkenheid bij vastgoedtransacties als het<br />

gaat om (ver)huur van panden, aan- en verkoop en ook in het ontwikkelen van projecten. De<br />

overheid krijgt met de uitbreiding van de Wet Bibob de mogelijkheid om bij<br />

vastgoedtransacties te onderzoeken of er geen gevaar bestaat dat de partij met die wordt<br />

gecontracteerd strafbare feiten zal plegen. De rechtsbescherming vindt plaats bij de civiele<br />

rechter. Zoals zich het nu laat aanzien zal het wetsvoorstel per 1 juli 2012 in werking treden.<br />

Vanaf dat moment kunnen bestuursorganen een BIBOB-toets opleggen bij<br />

vastgoedtransacties.<br />

12<br />

12


3.4 | Toespitsing extern toezicht op de vastgoedsector<br />

Extern toezicht is van groot belang als stok achter de deur en als aanvulling op de<br />

maatregelen die de vastgoedsector zelf heeft genomen ter versterking van het interne<br />

toezicht. Zowel gemeenten als toezichthouders (AFM, DNB en BFT) spelen hierbij een<br />

serieuze rol. In het (landelijke) beleidsprogramma is met betrekking tot dit punt het volgende<br />

doel opgenomen: het toezicht op de vastgoedsector wordt uitgebreid en zal meer in<br />

gezamenlijkheid plaatsvinden waardoor signalen van misbruik sneller opvallen en preventief<br />

toezicht, met name door gemeenten, een impuls zal krijgen.<br />

3.5 | Versteviging integrale aanpak (bestuurlijk, fiscaal en strafrechtelijk)<br />

Door gezamenlijke inzet van de fiscale, bestuurlijke en strafrechtelijke instanties wordt het<br />

misbruik van vastgoed effectiever tegengegaan. De integrale aanpak is gericht op het<br />

aanpakken van misbruik en criminaliteit in de vastgoedsector en het opwerpen van barrières.<br />

Sinds 2003 zijn een aantal grote vastgoedzaken gedraaid door zowel de Rijksbelastingdienst<br />

als de FIOD en het OM. Het betreft dan onderzoeken als ‘’Nokvorst” en de “Klimopzaak’’.<br />

In de jaren 2007-2009 zijn circa 1.000 zaken per jaar bij het OM aangebracht. Deze zaken<br />

worden door verschillende opsporingsdiensten aangeleverd, onder andere door regionale<br />

politiediensten, FIOD en Koninklijke Marechaussee. Op basis van grootschalig onderzoek in<br />

de vastgoedsector heeft de Rijksbelastingdienst bij 600 bedrijven in de vastgoedsector voor<br />

totaal € 300,-- miljoen aan boetes en naheffingen opgelegd. De FIOD heeft in verschillende<br />

zaken strafrechtelijk onderzoek verricht.<br />

In de loop van 2010 zijn 11 RIEC’s opgericht. Hiermee is een belangrijke stap gezet om de<br />

bestuurlijke aanpak één van de pijlers binnen de bredere, geïntegreerde aanpak van<br />

georganiseerde criminaliteit- verder te versterken. Vergroting van kennis en kunde bij<br />

gemeenten over de toepassing van Bibob en andere bestuursrechtelijke instrumenten en<br />

meer intensieve samenwerking tussen het lokale bestuur, politie, OM, en Rijksbelastingdienst<br />

zullen leiden tot een effectievere aanpak van georganiseerde criminaliteit, ook daar waar er<br />

verbindingen zijn met vastgoedtransacties en verwevenheid en onder- en bovenwereld.<br />

3.6 | Landelijke (politieke) aandacht<br />

Landelijk heeft het thema <strong>Vastgoed</strong> en de georganiseerde misdaad steeds meer aandacht en<br />

staat het thema <strong>Vastgoed</strong> hoog op de politieke agenda.<br />

Met betrekking tot o.a. het thema vastgoed en de georganiseerde misdaad in zijn<br />

algemeenheid staat de landelijke politiek een meer en meer geïntegreerde aanpak voor ogen.<br />

Een aantal voorbeelden hiervan zijn:<br />

* Sinds 2006 is het thema ‘misbruik in de vastgoedsector’, met enige regelmaat bij de Kamer<br />

onder de aandacht gebracht.<br />

* Op 9 oktober 2008 werd het eindrapport van de parlementaire werkgroep Verwevenheid<br />

Onderwereld- en Bovenwereld gepresenteerd.<br />

* Sinds een aantal jaar bestaat een interdepartementaal overleg <strong>Vastgoed</strong>,<br />

en is een (landelijke) Regie- en Werkgroep <strong>Aanpak</strong> Misbruik <strong>Vastgoed</strong> in het leven geroepen.<br />

Op 3 november 2008 is een overheidsbreed beleidsprogramma “<strong>Aanpak</strong> Misbruik <strong>Vastgoed</strong>”<br />

aan de Kamer aangeboden. Globaal worden twee lijnen onderscheiden: 1) het aanscherpen<br />

van de interne integriteit bij de juridische en financiële dienstverleners en 2) het verbeteren<br />

van de transparantie van het vastgoedverkeer.<br />

* Op 25 maart 2008 is door de ministers van Justitie en Financiën een Nationale Regiegroep<br />

<strong>Aanpak</strong> Misbruik <strong>Vastgoed</strong> in het leven geroepen. Het mandaat van de Regiegroep is<br />

verlengd tot 1 januari 2015.<br />

* Op 29 september 2008 besloot de toenmalig minister ter Horst van Binnenlandse Zaken dat<br />

er een landelijke RIEC dekking moest komen, in navolging van Limburg-Zuid.<br />

13<br />

13


* Waarschijnlijk treedt op 1 juli 2012 de aangepaste Wet Bibob in werking. De wetswijziging<br />

biedt bestuursorganen de mogelijkheid om bij vastgoedtransacties partijen een Bibob-toets op<br />

te leggen.<br />

3.7 | Historie ketenaanpak <strong>Vastgoed</strong><br />

In Rotterdam is de gemeentelijke vastgoedaanpak ontstaan onder de noemer Alijdapandenaanpak.<br />

Het project is vernoemd een historisch figuur, namelijk Jonkvrouw Alijda van<br />

Spangen. Het project startte in 1997 met de aanpak van drugsrunners in de Rotterdamse wijk<br />

Spangen. De aanpak bleek succesvol. In 1999 is daarom besloten dat de aanpak breder<br />

ingezet moest worden. De aanpak richt zich nu op malafide pandeigenaren. Het project kreeg<br />

op 12 september 2003 een structureel karakter door middel van een convenant tussen het<br />

Openbaar Ministerie, Politie Rotterdam-Rijnmond, Belastingdienst Rotterdam-Rijmond, FIOD<br />

en de gemeente Rotterdam. In hoofdstuk 7 wordt de rol van de ketenpartners in het kader<br />

van het casusoverleg op hoofdlijnen nader toegelicht.<br />

Na de pandgerichte aanpak kwam het zwaartepunt van de Alijda-aanpak te liggen op de<br />

zogenaamde ABC-transacties. Door middel van vervalste taxatierapporten werden veelal<br />

zwaar verwaarloosde vastgoedobjecten voor veel te hoge prijzen verkocht aan gedupeerde<br />

goedgelovige afnemers die meestal niet thuis waren in de vastgoedwereld. Taxateurs,<br />

makelaars en veelal ook malafide notarissen verleenden hieraan hun medewerking. Als<br />

gevolg van de aanpak zijn enkele notarissen uit hun ambt ontzet en een aantal taxateurs<br />

geschorst/geroyeerd. De aanpak heeft een stevige impact gehad. Banken, taxateurs en<br />

notarissen zijn scherper en alerter geworden wanneer het gaat om ABC-transacties en<br />

overige transacties waar vraagtekens bij geplaatst kunnen worden. Sindsdien komen bij de<br />

Keten <strong>Vastgoed</strong> weinig tot geen signalen meer binnen m.b.t. ABC-transacties.<br />

Om met name de aanpak van (hypotheek)fraude mogelijk te maken, zijn private partijen actief<br />

bij de aanpak betrokken. Hiertoe is op 5 december 2006 een convenant met de volgende<br />

partijen afgesloten:<br />

• Gemeente Rotterdam<br />

• Openbaar Ministerie<br />

• Politie Rotterdam-Rijnmond<br />

• Stichting Fraudebestrijding Hypotheken (SFH)<br />

• Stichting Waarborgfonds Eigen Woning/NHG<br />

• Kadaster<br />

• Nederlandse Vereniging van Banken (NVB, namens de aangesloten hypothecair<br />

financiers)<br />

• Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB)<br />

• NVM<br />

• Nederlands Woning Waarde Instituut (NWWI)<br />

• VBO Makelaars<br />

Bovengenoemde private partijen geven in individuele casussen aanvullende informatie om in<br />

samenspraak een advies over de aanpak mogelijk te maken. Met de hypothecair financiers<br />

kent Rotterdam een intensieve samenwerking. Hier wordt in hoofdstuk 6 uitgebreider bij<br />

stilgestaan.<br />

In september 2007 werd het Alijdaproject opgenomen in het Actieprogramma<br />

Maatschappelijke Integriteit (MI) en werd het actieprogramma MI gepresenteerd. Speerpunt<br />

was en is de gerichte aanpak van de verwevenheid tussen de boven- en de onderwereld.<br />

<strong>Vastgoed</strong> speelt in een cruciale faciliterende rol bij tal van criminele en malafide activiteiten<br />

zoals bij:<br />

• Mensenhandel en mensensmokkel: safehouses, illegale prostitutie, uitbuiting, illegale<br />

verblijfsinrichtingen en huisjesmelkers;<br />

• Softdrugs: growshops, coffeeshops, hennepteelt;<br />

• Harddrugs: dealpanden, gebruikspanden xtc-laboratoria;<br />

• Fraude en witwassen, frauduleuze handel;<br />

Deze onderdelen krijgen dus de aandacht die het verdient in het kader van de aanpak<br />

vastgoed. Deze lijn wordt tot op de dag van vandaag voortgezet.<br />

14<br />

14


3.8 | Beleidskader aanpak <strong>Vastgoed</strong><br />

Medio april 2008 is door de gemeenteraad Rotterdam het beleidskader Alijda-aanpak<br />

vastgesteld. Hierin stelt de gemeente dat zij het als haar taak ziet om misstanden m.b.t.<br />

vastgoed (ketengewijs) aan te pakken. De Alijda-aanpak vastgoed is ondergebracht in het<br />

actieprogramma Maatschappelijke Integriteit (MI).<br />

In het actieprogramma worden de volgende verschijningsvormen van misstanden in de<br />

vastgoedsector genoemd: hypotheekfraude, speculeren, exploiteren, witwassen en het<br />

huisvesten van illegalen.<br />

14 september 2009 is naast het bovengenoemde convenant een tweede (herziene)<br />

convenant afgesloten met de hierboven genoemde private partijen. Dit convenant vervangt<br />

het convenant van 5 december 2006.<br />

3.9 | De Fraude Voorbij<br />

Met het ondertekenen van het convenant van 14 september 2009 is Rotterdam begonnen<br />

met een pilot ‘De Fraude Voorbij’. Dit in samenwerking met hierboven genoemde private<br />

partners. Doel van de pilot is het voorkomen van hypotheekfraude. Dat wil de gemeente<br />

bereiken door ervaring op te doen met een betere informatievoorziening voor en na het<br />

passeren van de leveringsakte; het ontwikkelen van een zogenaamd ‘piepsysteem’; het<br />

verbeteren van de informatie-uitwisseling tussen taxateurs en hypothecaire financiers; het<br />

deugdelijk maken van taxatierapporten en het tegengaan van dubbele borgstellingen.<br />

Actuele informatie over onroerend goed kunnen notaris of makelaar/taxateur krijgen via<br />

Kadaster-on-line. Niet alle gegevens, zo werd in het begin van de pilot ontdekt, zijn hierin<br />

opgeslagen. Zoals gemeentelijke publiekrechtelijke beperkingen die op een perceel rusten<br />

(bijvoorbeeld een door de burgemeester opgelegde sluiting). Daardoor waren notaris of<br />

makelaar genoodzaakt om aanvullende informatie bij de gemeente op te vragen. Binnenkort<br />

hoeft dat niet meer. De gemeente heeft een systeem ontwikkeld waarmee de<br />

publiekrechtelijke beperkingen automatisch aan het kadaster worden<br />

aangeleverd. Het systeem is in het voorjaar 2011 van operationeel. In gebruik is al een door<br />

de gemeente ontwikkeld piepsysteem (Rotterdams Piepsysteem ROPS), om kadastrale<br />

transactiedata op een percentage van de waardestijging te kunnen selecteren. Dit systeem<br />

geeft op wijkniveau relevante informatie over transacties, panden en betrokken notarissen,<br />

maar nog niet over de integriteit van de transacties. Hiervoor is aanvullende informatie nodig.<br />

Uit de pilot is gebleken dat de gegevensuitwisseling tussen taxateurs, hypothecaire financiers<br />

en het notariaat naar tevredenheid verloopt. Hypothecaire financiers merken dat het<br />

Rotterdamse notariaat alerter is geworden, hetgeen blijkt uit de contacten van notarissen met<br />

de veiligheidsafdelingen van financiers. Met de pilot wil de gemeente ook nagaan of met de<br />

informatie van de Nationale Hypotheek Garantie te voorkomen is dat meerdere borgstellingen<br />

aan één en dezelfde eigenaar worden afgegeven. Daarvoor maakt het NHG sinds 1 januari<br />

2011 gebruik van het unieke Burger Service Nummer dat iedere burger heeft. Daardoor is<br />

het voor een eigenaar niet langer mogelijk om dubbele hypotheken met nationale<br />

hypotheekgarantie af te sluiten.<br />

De taxateursverenigingen, NVM, VBO Makelaar en <strong>Vastgoed</strong>pro zijn het eens geworden over<br />

de normen waaraan een taxateur en een taxatierapport moeten voldoen bij gebruik voor de<br />

Nationale Hypotheek Garantie. Het Nederlands Woning Waarde Instituut is het<br />

valideringsinstituut geworden. Dat controleert de waardeonderbouwing en gaat na of de<br />

taxateur voldoet aan de eisen van deskundigheid, betrouwbaarheid, onafhankelijkheid en<br />

plaatselijke bekendheid.<br />

De keten vastgoed (MI) is sinds februari 2011 ondergebracht bij het RIEC Rotterdam-<br />

Rijnmond.<br />

15<br />

15


4 | Verschijningsvormen vastgoedfraude<br />

Naast de opbouw van de informatiepositie is inzicht nodig in de verschillende<br />

verschijningsvormen van vastgoed. Pas als deze inzichtelijk zijn, kunnen hier instrumenten<br />

aan gekoppeld worden ten behoeve van de aanpak. Hieronder volgt een overzicht van de<br />

verschijningsvormen van misstanden in de vastgoedsector. In hoofdstuk vijf wordt de<br />

bestuurlijke aanpak uiteengezet en in hoofdstuk zes volgt een overzicht van instrumenten die<br />

door gemeentes ingezet kunnen worden. Daarbij wordt per instrument aangegeven wat de rol<br />

is van de gemeente, wat de rol van het RIEC is, wat de randvoorwaarden zijn en wat een<br />

instrument kan opleveren. Voor wat betreft de verschijningsvormen kan onderscheid gemaakt<br />

worden tussen malafide activiteiten met betrekking tot exploitatie enerzijds en speculatie<br />

anderzijds, zoals in hoofdstuk twee al kort benoemd is 6 .<br />

4.1 | Malafide activiteiten met betrekking tot exploitatie<br />

Onrechtmatige bewoning<br />

Centraal bij onrechtmatige bewoning staat het illegaal verhuren van een woning in relatie tot<br />

het bewonen ervan. De woning wordt buiten de toewijzingsregels van de gemeente op grond<br />

van de huisvestingswet aan een derde verhuurd of de woning wordt gedeeltelijk zonder<br />

medeweten en toestemming van de verhuurder doorverhuurd. Bij huurders maken we een<br />

onderscheid tussen legale of illegale personen.<br />

Legalen<br />

Bij legalen gaat het dan in de eerste plaats om verslaafden, zwervers, asielzoekers met een<br />

verblijfsstatus en (tijdelijke seizoen)arbeiders uit het voormalige Oostblok (vooral Polen en<br />

Bulgaren, maar bijvoorbeeld ook Russen). Een middencategorie wordt gevormd door<br />

studenten, jonge stellen en (rugzak)toeristen. De laatste categorie wordt gevormd door<br />

gefortuneerde huurders (‘yuppen’ en ‘expats’) die veel willen en kunnen betalen om snel – en<br />

buiten alle wachtlijsten om – aan een etage te komen in bijvoorbeeld hartje Amsterdam.<br />

Binnen deze vorm van onrechtmatige bewoning kan er ook sprake zijn van inwoning of<br />

medebewoning zonder toestemming of medeweten van de eigenaar.<br />

Illegale vreemdelingen<br />

Ook worden woningen onrechtmatig bewoond door illegale vreemdelingen. Het verlenen van<br />

huisvesting aan personen zonder geldig verblijfsdocument is per definitie niet toegestaan en<br />

strafbaar.<br />

Onrechtmatige bewoning kan gepaard gaan met:<br />

• Verdringingseffecten op een krappe woningmarkt<br />

• Hoge huren en huuropdrijving<br />

• Hoge sleutelgeldbedragen c.q. bemiddelingskosten<br />

• Ontstaan van malafide kamerbemiddelingsbureaus<br />

• Onbelaste inkomsten uit de verhuur van woonruimte<br />

• Huursubsidiefraude, studiebeursfraude, uitkeringsfraude en documentfraude<br />

• Treiteren, intimideren en bedreigen van huurders door eigenaren c.q. huisjesmelkers<br />

• Overlast door overbewoning<br />

• Verkrotting van straten of delen van wijken door huisjesmelken<br />

• Ontstaan van netwerken die seizoenarbeiders ronselen en laten verblijven<br />

• Achterwege blijven van registratie van huurders in de GBA<br />

• Handelen in strijd met de splitsingsvoorwaarden van de gemeente<br />

• Problemen met de brandveiligheid en volksgezondheid<br />

• Mensensmokkel<br />

• Schijnhuwelijken<br />

• Illegale arbeid (koppelbazen en illegale of malafide uitzendbureaus)<br />

6 Ferwerda, H., Staring, R. Vries Robbé, E. de & Bunt, J. van de (2007). Malafide activiteiten in de vastgoedsector.<br />

Een exploratief onderzoek naar aard, actoren en aanpak. Amsterdam: Uitgeverij SWP.<br />

16<br />

16


Onregelmatigheden rond de verhuur van particuliere woningen<br />

Hierbinnen vinden we bijvoorbeeld de traditionele huisjesmelker die zijn huurders uitbuit, de<br />

huiseigenaar die zijn huurder door intimidatie probeert weg te krijgen of de huizenbezitter die<br />

zijn panden laat verkrotten.<br />

Onrechtmatig gebruik door herbestemming kan, naast bovengenoemde signalen, gepaard<br />

gaan met:<br />

• Uitbuiting door hoge huurprijzen te berekenen<br />

• Ontstaan van malafide bemiddelingsbureaus dan wel tussenpersonen<br />

• Verbouwingen zonder vergunning<br />

• Onbelaste inkomsten uit de verhuur van woonruimte<br />

• Handelen in strijd met de splitsingsvoorwaarden van de gemeente<br />

Onrechtmatig gebruik<br />

Binnen deze vorm wordt de woning voor andere doeleinden gebruikt dan reguliere<br />

huisvesting of het gebruik van panden (als dekmantel) voor criminele activiteiten.<br />

Overbewoning<br />

Bij de eerste vorm kan er sprake zijn van verkamering van de woning om deze in te richten<br />

als illegaal pension, hotel of voor beddenverhuur (overbewoning). Een hieraan gelieerde vorm<br />

van herbestemming is het al genoemde gebruik van bedrijfspanden om daarin illegalen te<br />

huisvesten of het onrechtmatig verbouwen en verhuren van voormalige winkelpanden op de<br />

begane grond tot woongelegenheid. Daarnaast valt permanente bewoning van een<br />

recreatiewoning ook onder deze vorm.<br />

Criminele activiteiten<br />

Bij onrechtmatig gebruik in relatie tot criminele activiteiten gaat het met name om het<br />

onrechtmatig gebruik van panden voor de wietteelt. Daarnaast worden panden gebruikt voor<br />

drugs- handel en -smokkel, vrouwenhandel, illegale prostitutie en mensensmokkel. In dit<br />

laatste geval gaat het dan om safehouses, panden in beheer van mensensmokkelaars waar<br />

gesmokkelde migranten in afwachting van hun verdere reis naar het bestemmingsland<br />

heimelijk en soms ook onvrijwillig verblijven. Tot slot blijkt dat er in panden activiteiten worden<br />

ontplooid die financieel gezien een dermate laag rendement hebben dat het zeer aannemelijk<br />

is dat er geld witgewassen wordt. Voorbeelden van gelegenheden waar dit soort praktijken<br />

kunnen plaatsvinden, zijn (illegale) hotels, oosterse supermarkten (toko’s), oosterse<br />

videotheken of belhuizen op toplocaties terwijl er weinig klandizie is of wordt toegelaten en er<br />

nauwelijks omzet wordt gedraaid.<br />

Uit het onderzoek komt naar voren dat er tussen onrechtmatig gebruik van woningen en<br />

onrechtmatige bewoning regelmatig een relatie te vinden is. Zo schetsen deskundigen<br />

situaties waarbij grote aantallen Poolse werknemers in illegale pensions worden<br />

ondergebracht waarin ook prostitutie plaatsvindt en wijzen zij op de zogenaamde<br />

matrassenverhuur aan illegaal verblijvende vreemdelingen 7 .<br />

Onrechtmatig gebruik voor criminele activiteiten kan naast bovengenoemde signalen gepaard<br />

gaan met:<br />

• Overlast voor de buurt (stank, aanloop door klanten)<br />

• Ontlopen van energie-inkomsten voor energiebedrijven<br />

• Misdrijven in het kader van de opiumwetgeving<br />

• Uitbuiting<br />

• Onderdrukking<br />

• Intimidatie en bedreiging van kwetsbare groepen (illegale vrouwen of arbeiders)<br />

• Verschraling c.q. monocultuur van activiteiten in binnensteden<br />

• Bedreiging van het reguliere ondernemingsklimaat, het woon- en leefklimaat<br />

• Verwevenheid met de georganiseerde misdaad: witwaspraktijken en underground<br />

banking<br />

7 Ferwerda, H., Staring, R. Vries Robbé, E. de & Bunt, J. van de (2007). Malafide activiteiten in de vastgoedsector.<br />

Een exploratief onderzoek naar aard, actoren en aanpak. Amsterdam: Uitgeverij SWP.<br />

17<br />

17


4.2. | Malafide activiteiten met betrekking tot speculatie<br />

Naast de verwevenheid van de vastgoedsector met huisjesmelkerij en uitbuiting, zoals<br />

beschreven in de voorafgaande hoofdstukken, is de vastgoedsector met de liquidaties van<br />

verschillende vastgoedhandelaren onlosmakelijk verbonden geraakt met de Nederlandse<br />

georganiseerde misdaad. Deze verstrengeling van de vastgoedsector met de georganiseerde<br />

misdaad is een nieuw fenomeen. Het negatieve imago vindt zijn oorsprong al in de<br />

woningschaarste die in Nederland al sinds het einde van de negentiende eeuw heerst. De<br />

vastgoedhandelaar wordt gezien als iemand die veel geld verdient over de ruggen van<br />

mensen die door de woningschaarste worden gedwongen duur van hem te huren of te kopen.<br />

Daarbij zorgt de krapte op delen van de woningmarkt er ook voor dat de waarde van het<br />

vastgoed in Nederland onevenredig hoog ligt ten opzichte van het algemene prijspeil. Zowel<br />

op het gebied van vraag naar vastgoed als op het gebied van vraag naar huurwoonruimte is<br />

in Nederland al decennia lang sprake van een vraagoverschot. Dit maakt de vastgoedmarkt<br />

een aantrekkelijke markt voor handel.<br />

Andere factoren die de vastgoedsector aantrekkelijk maken voor handel zijn de huidige lage<br />

rente op de hypotheekmarkt in combinatie met redelijk ruime financieringsmogelijkheden en<br />

het (tot voor kort) stabiele waardebehoud. Sinds het begin van de jaren tachtig van de<br />

twintigste eeuw zijn de huizenprijzen vrijwel uitsluitend gestegen. De financiering van<br />

geldverstrekkers op onroerend goed ligt op dit moment gemiddeld tussen de 70% voor<br />

verhuurde woningen tot soms wel 120% op woningen voor eigen gebruik.<br />

Buiten deze aantrekkelijke condities voor de bonafide onroerendgoedbelegger is gebleken<br />

dat speculeren met vastgoed zich ook leent voor malafide handel. Een factor die daarbij een<br />

rol speelt, is het weinig transparante karakter van sommige eigendomsverhoudingen en<br />

transacties. Gebruikmaking van BV’s en gesplitste eigendomsrechten kunnen er toe leiden<br />

dat eigendoms- en machtsverhoudingen nauwelijks inzichtelijk zijn. Financiering speelt hierbij<br />

ook een belangrijke rol aangezien er in financieringsovereenkomsten allerlei privaatrechtelijke<br />

afspraken over machtsverhoudingen gemaakt kunnen worden. Onregelmatigheden doen zich<br />

voor op verschillende gebieden, op verschillende niveaus en zijn – voor zover we hier zicht op<br />

hebben gekregen – van zeer verschillende omvang. Niet alleen de diversiteit, maar ook de<br />

grensgebieden waarin de vastgoedhandelaar zich vaak begeeft om winsten te optimaliseren,<br />

maakt dat de aard van de malafide activiteiten in de vastgoedsector als zeer breed en divers<br />

getypeerd moet worden. Kenmerkend is de stap van handel bedrijven in en met vastgoed,<br />

naar vormen van moreel verwerpelijk handel bedrijven en uiteindelijk naar handel drijven met<br />

vastgoed waarbij allerlei strafbare feiten gepleegd worden zoals bijvoorbeeld<br />

documentfraude, valsheid in geschrifte, intimidatie of zelfs geweld. Al deze malafide<br />

activiteiten rondom de handel in vastgoed kennen één overeenkomstig motief: geldelijk<br />

gewin. Alleen waar vastgoed gebruikt wordt voor het witwassen van zwart geld, is het motief<br />

afwijkend 8 .<br />

Er zijn verschillende malafide activiteiten die samenhangen met het speculeren met vastgoed.<br />

In het bijzonder ABC-transacties en hypotheekfraude worden als de meest prominente<br />

problemen genoemd op het terrein van speculatie met vastgoed. Deze activiteiten komen het<br />

meest frequent voor en lijken maatschappelijk gezien de grootste schade te veroorzaken.<br />

Belangrijkste actoren, naast de overheid en de speculanten, zijn notarissen, makelaars,<br />

intermediairs, taxateurs, financiers, fiscalisten, stromannen, en de al dan niet onwetende<br />

koper of verkoper. Soms spelen actoren uit andere hoeken als bijvoorbeeld een werkgever<br />

ook een rol. Hieronder volgt een korte beschrijving.<br />

ABC-transacties<br />

Hier gaat het om die transacties waarbij er bij de verkoop van partij A aan B en van B aan C<br />

zaken gebeuren die niet rechtmatig zijn.<br />

Verkoopcarrousel<br />

Deze heeft betrekking op het met behulp van malafide praktijken buitenproportioneel snel<br />

doorverkopen van panden om hogere winsten te behalen.<br />

8 Ferwerda, H., Staring, R. Vries Robbé, E. de & Bunt, J. van de (2007). Malafide activiteiten in de vastgoedsector.<br />

Een exploratief onderzoek naar aard, actoren en aanpak. Amsterdam: Uitgeverij SWP.<br />

18<br />

18


Hypotheekfraude<br />

Hierbij proberen personen of groepen onder valse voorwendselen (zoals vervalste<br />

inkomensgegevens of vervalste identiteitsbewijzen) een (hogere) hypotheek te bemachtigen.<br />

Belastingontduiking<br />

Kent als vorm binnen malafide speculatie meerdere verschijningsvormen. Het onderhands<br />

betalen van vastgoed is wellicht de meest bekende. Een andere vorm die onderscheiden<br />

wordt, is het witwassen van crimineel of zwart geld via de aankoop van vastgoed.<br />

Intimidatie en bedreiging<br />

Het kan daarbij zowel gaan om kopers en verkopers op executieveilingen als om taxateurs en<br />

notarissen die onder druk worden gezet.<br />

19<br />

19


5 | <strong>Bestuurlijke</strong> aanpak vastgoed<br />

Om de bestuurlijke aanpak daadwerkelijk te kunnen uitvoeren, wordt in dit hoofdstuk<br />

uiteengezet welke instrumenten ingezet kunnen worden bij het bestrijden van vastgoedfraude<br />

en misstanden rondom vastgoed. Hierbij wordt tevens het juridische kader geschetst. Een<br />

belangrijke voorwaarde voor een kansrijke aanpak is dat gemeenten hun informatiepositie op<br />

orde hebben. In algemene zin blijkt dat de aanpak van malafide activiteiten met betrekking tot<br />

de exploitatie van vastgoed zich kenmerkt door drie fasen: a) informatieverzameling, b)<br />

controle c.q. vaststelling en tot slot c) de daadwerkelijke aanpak.<br />

5.1 | Informatiepositie gemeente<br />

Om te komen tot een gedegen aanpak van malafide eigenaren, is het van belang om eerst de<br />

interne informatiehuishouding op orde te hebben. Van belang is om te registreren welke<br />

objecten en subjecten verantwoordelijk zijn voor misstanden. Dit kan gaan om verwaarloosde<br />

panden, leegstand, hennep, etc. Dit is informatie die bij de gemeenten zelf en bij de wijkagent<br />

bekend is. Wanneer deze bestanden gekoppeld worden, bestaat de kans dat opvallende<br />

conclusies getrokken kunnen worden. Een voorbeeld: na informatievergaring en<br />

dossieropbouw blijkt eigenaar x niet alleen aangeschreven te zijn i.v.m. slecht onderhoud,<br />

maar tevens was er in een ander object sprake van overbewoning. Ook kan blijken dat een<br />

bepaalde familie meerdere objecten binnen de gemeente bezit en dat de portefeuilles<br />

gestaag groeien. En dat meerdere objecten in verband kunnen worden gebracht met overlast<br />

en andere misstanden zoals illegale hennepteelt. Kortom: het monitoren en aanvullen van<br />

een database of het koppelen van bestanden die informatie bevatten m.b.t. objecten, (bouw)<br />

vergunningen en subjecten binnen de gemeente kan waardevolle informatie opleveren en de<br />

gemeente in staat stellen een stevig dossier op te bouwen die een gedegen aanpak (al dan<br />

niet in samenwerking met partners) mogelijk maakt.<br />

Het RIEC speelt een belangrijke rol wanneer het gaat om het verder veredelen van de<br />

informatie door informatie van de Rijksbelastingdienst, FIOD, Openbaar Ministerie en Politie<br />

bij elkaar te brengen en vervolgens te analyseren.<br />

Veel kennis en informatie is binnen de gemeenten zelf al voorhanden. Bijna alle diensten van<br />

de gemeente kunnen bij een bestuurlijke aanpak worden betrokken. Denk aan Sociale zaken,<br />

Woningtoezicht, Bouwtoezicht, Vergunningen, Juridische zaken, de ambtenaar Openbare<br />

Orde en Veiligheid/ Integrale Veiligheid, de brandweer, reinigingsdienst en publiekszaken. Zij<br />

kunnen optreden als tipgever als informatiebron of als handhaver. Gemeenten kunnen<br />

zichzelf daarbij afvragen welke informatiebronnen er zijn, wie deze beheert, welke informatie<br />

daarin wordt vastgelegd, hoe dat wordt gedaan, of de informatie wordt gedeeld met partners<br />

en of de bronbestanden privacy-proof zijn.<br />

20<br />

20


Informatie-uitwisseling met gemeenten<br />

Binnen de aanpak van vastgoedfraude is de informatie die gemeenten omtrent dit onderwerp<br />

bezitten, van onmisbare waarde. Te vaak wordt deze informatie door diezelfde gemeenten<br />

onvoldoende benut. Te denken valt hierbij aan informatie van de afdelingen Handhaving,<br />

Vergunningverlening, Bouwen, Milieu, Sociale Dienst, Belastingen, Ruimtelijke Ordening en<br />

de Brandweer. Indien deze informatie wordt gedeeld met het RIEC en zijn andere partners<br />

dan is het van belang dat de gemeente deze bestanden privacyproof maken. Dit<br />

privacyproof maken bestaat uit twee onderdelen:<br />

1. de bronbestanden met persoonsgegevens dienen te voldoen aan de bepalingen van<br />

de Wet Bescherming Persoonsgegevens (Wbp);<br />

2. de verstrekking van de persoonsinformatie uit deze bronbestanden moet op een<br />

wettelijke rechtmatigheid gestoeld zijn.<br />

Ad 1. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de beginselen van doelbinding<br />

(welbepaald, concreet, rechtmatig), kwaliteit (juist, nauwkeurig, toereikend, niet bovenmatig,<br />

niet meer dan bnoodzakelijk en met een bepaalde bewaartermijn), transparantie (melding aan<br />

het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) – actieve meldingsplicht en verwerking<br />

van de rechten van de betrokkene) en beveiliging (het nemen van passende technische en<br />

organisatorische maatregelen om het lekken van persoonsgegevens tegen te gaan).<br />

Ad 2. De vertrekking van gemeentelijke informatie uit de genoemde bronbestanden is veelal<br />

gestoeld op artikel 8 van de Wet Bescherming Personsgegevens, waarin wordt aangegeven<br />

dat de uitwisseling nodig wordt geacht om uitvoering te geven aan een overeenkomst waarin<br />

de gemeente zelf partij is en ten behoeve is van een afgesproken doel.<br />

Het huidige beeld met betrekking tot het privacyproof zijn van gemeenten zoals hierboven<br />

omschreven is zorgelijk. Veel gemeenten hebben hun privacy niet op orde en verkeren in de<br />

veronderstelling dat het melden aan het Cbp afdoende is.<br />

Daarnaast is de privacyverantwoordelijkheid ook vaak versnipperd of onduidelijk weggezet<br />

binnen gemeenten en zijn afdelingshoofden verantwoordelijk voor “hun” bronbestand zonder<br />

dat men het totaaloverzicht heeft van de meldingen of dat deze wordden onderhouden c.q.<br />

aangepast waar nodig. Het samenwerken met RIEC voor de afgesproken doelen impliceert<br />

dat gemeenten dan ook de verplichting hebben de meldingen van hun bronbestanden te<br />

doen c.q. aan te passen en uit te breiden naar de doelen die afgesproken zijn binnen het<br />

samenwerkingsverband met het RIEC. Het nalaten van dit privacyproof maken betekent een<br />

onrechtmatige informatie-uitwisseling en kan leiden tot onrechtmatig bewijs.<br />

Gemeenten kunnen elkaar helpen om een verplaatsingseffect van de criminele praktijken<br />

tegen te gaan. Behalve als tipgever over beschikkingen, kunnen andere gemeenten ook een<br />

bron zijn van informatie vanwege hun ervaringen op het gebied van de integrale en/of<br />

bestuurlijke aanpak.<br />

Om de informatiepositie te kunnen opbouwen en om tot doelgerichte dossiervorming te<br />

komen volgen hier een aantal indicatoren en de voornaamste tools om de genoemde<br />

misstanden te bestrijden.<br />

5.2 | Meldpunt misstanden vastgoed<br />

Via een speciaal telefoonnummer en een speciaal daartoe ingesteld e-mailadres kunnen<br />

burgers en andere betrokken partijen hun signalen met betrekking tot (mogelijke) misstanden<br />

rondom vastgoed kwijt. In het kader van het opbouwen van een informatiepositie met<br />

betrekking tot vastgoed kan dit een onmisbare rol spelen. Buurtbewoners, wijkagenten en<br />

makelaars zijn onmisbare informanten wanneer het gaat om de bestrijding van misstanden in<br />

de vastgoedsector. Het is daarom van fundamenteel belang dat de gemeente een centraal en<br />

algemeen bekend meldpunt inricht waar de signalen van betrokkenen hun constateringen<br />

kwijt kunnen. Het kan gaan om signalen betreffen van een verpauperd pand, een<br />

waargenomen henneplucht, illegale prostitutie en het vermoeden dat een pand overbevolkt is.<br />

21<br />

21


5.3 | GBA-controles en inspectieteams, betreden van panden<br />

Ieder binnengekomen signaal moet vervolgens afgewogen worden. Serieuze, concrete<br />

signalen leiden ertoe dat de gemeente over kan gaan tot een gerichte inspectie van het<br />

betreffende object. Krachtens de Algemene wet op het binnentreden is onder bepaalde<br />

(strikte) voorwaarden het betreden (al dan niet zonder toestemming van de bewoner(s))<br />

mogelijk. Betreden van het pand is mogelijk;<br />

a) na legitimatie én met toestemming van de bewoner(s);<br />

b) na het aanvragen en het verkrijgen van een schriftelijke machtiging.<br />

Artikel 3:2 stelt dat: Voor zover de wet niet anders bepaalt, is de burgemeester bevoegd tot<br />

het geven van een machtiging tot binnentreden in een woning gelegen binnen zijn gemeente<br />

voor andere doeleinden dan strafvordering.<br />

Een machtiging is overigens niet vereist wanneer er sprake is van het voorkomen/bestrijden<br />

van direct gevaar.<br />

De inspectie kan verricht worden door een (algemeen) inspecteur die vergezeld wordt door<br />

een collega ambtenaar van de afdeling Bouw&Wonen, de wijkagent en/of iemand van<br />

SoZaWe om eventuele fraudes met betrekking tot uitkeringen e.d. op te sporen. Dit maakt<br />

meervoudig kijken tijdens de inspectie mogelijk.<br />

Na de inspectie kan gericht worden gerapporteerd aan de ambtenaar die belast is met het<br />

veredelen van het dossier. De constateringen in het object kunnen aanleiding vormen voor<br />

verder onderzoek, veredelen van het dossier en het al dan niet aanschrijven van de eigenaar<br />

na het opstellen van een advies voor verdere aanpak.<br />

De inspectieteams zullen een belangrijke rol gaan spelen bij het inzichtelijk maken van de<br />

spelers die actief zijn binnen de gemeentegrenzen, welke misstanden zich voordoen en welke<br />

rol de georganiseerde misdaad in dit verband al dan niet speelt. Veel van dit soort belangrijke<br />

informatie wordt zonder gerichte inspecties niet inzichtelijk.<br />

Een belangrijke bijvangst van het verrichten van huisbezoeken is niet alleen het mogelijk<br />

constateren van misbruik van vastgoed. Ook het mogelijk constateren van sociale<br />

problematiek die tot dusver bij instanties ombekend was. De gemeente kan in beide gevallen<br />

gerichte interventies organiseren en zo nodig derde partijen inschakelen.<br />

5.4 | Meervoudig kijken tijdens inspectie<br />

Het huisvesten van personen in panden waar geen woonbestemming op rust, kan een<br />

indicatie zijn voor uitbuiting en/of mensenhandel. Het meervoudig kijken tijdens een inspectie<br />

is daarom noodzakelijk. In de bijlagen van deze map vindt u een zogenaamde checklist van<br />

zaken (pag. 92) waar inspectieteams naar informeren en/of op kunnen letten wanneer<br />

huurders/gebruikers in een pand worden bevraagd.<br />

Meervoudig kijken door multidisciplinaire teams is in verschillende gemeenten een belangrijk<br />

en krachtig instrument gebleken. Veel inspectieteams keken en kijken naar één probleem.<br />

Het succes van de teams die meervoudig kijken ligt in het feit dat deze wel breed<br />

georiënteerd zijn. Ze kijken niet alleen naar bijvoorbeeld hoeveel personen in het pand<br />

verblijven of in welke staat het pand verkeert. Ook is er oog voor sociale problematiek of<br />

signalen van mishandeling en uitbuiting e.d.<br />

Multidisciplinaire teams worden vooral ingezet wanneer na bestandsvergelijking blijkt dat er<br />

sprake zou kunnen zijn van meerdere adresgerelateerde misstanden (denk aan illegale<br />

verhuur, overbewoning en illegalen). De gemeente en/of corporatiecontroles reageren vaker<br />

na een melding van overlast of vermeende onrechtmatige bewoning.<br />

Goed om aan te geven, is dat het niet altijd eenvoudig is om een controle of vaststelling uit te<br />

voeren. Er is meestal sprake van vermoedens en niet altijd van vaststaande feiten dat er<br />

achter een voordeur iets mis is. De ‘controleur’ dient te beschikken over de nodige<br />

vaardigheden en mogelijkheden vanuit zijn functie (zo mogen sommige functionarissen wel<br />

naar bepaalde zaken vragen en andere niet) om zicht te krijgen op de mogelijke fraude omdat<br />

bewoners controleurs niet zomaar binnen hoeven te laten (huisvredebreuk) en/of niet aan<br />

iedereen hun identiteit hoeven prijs te geven.<br />

22<br />

22


Voorbeelden van aanleidingen om een pand te betreden:<br />

A) Wanneer bij de politie meldingen zijn binnengekomen;<br />

B) Wanneer bij SoZaWe bijv. 10 personen met een uitkering op het adres staan<br />

ingeschreven;<br />

C) Wanneer klachten bij de gemeente (meldpunt) zijn binnengekomen;<br />

D) Controleren of de eerder gemaakte afspraken (bijv. tijdens een eerdere inspectie) zijn<br />

nagekomen;<br />

E) GBA-controle.<br />

5.5 | Verschijningsvormen/herkennen misbruik vastgoed<br />

Hieronder staan een aantal belangrijke verschijningsvormen met betrekking tot het misbruik<br />

van vastgoed opgesomd. Aan de hand van deze indicatoren kunnen handhavers en andere<br />

betrokkenen herkennen wanneer vastgoed wordt misbruikt of wanneer er bij het bezit of de<br />

verwerving van het vastgoed mogelijk sprake is van betrokkenheid van de georganiseerde<br />

misdaad.<br />

Het betreft dan indicatoren als:<br />

- Illegale verblijfsinrichtingen (overbewoning);<br />

- GBA niet op orde;<br />

- Hennepteelt;<br />

- Deal en/of gebruikerspanden;<br />

- Illegale prostitutie in pand(en);<br />

- Huurders in pand waar geen woonbestemming op rust;<br />

- Leegstand en/of administratieve leegstand;<br />

- Malafide uitzendbureaus;<br />

- Hypotheek verschaft door natuurlijk persoon;<br />

- Windhapper (geen inkomsten eigenaar);<br />

- Prijsstijgingen- en dalingen bij vastgoedtransacties;<br />

- Eigenaar heeft een vermelding in het JDS;<br />

- Eigenaar heeft een opgegeven jaarinkomen van minder dan €15.000;<br />

- ABC-transacties in 1 dag;<br />

- Betrokkenheid van buitenlandse financiers;<br />

- Panden worden aangekocht zonder financiers;<br />

- Eigenaren die in korte tijd veel panden verwerven.<br />

Vormen van aanpak:<br />

Illegale verblijfsinrichtingen<br />

Woningen worden kamergewijs verhuurd, zijn illegaal gesplitst of samengevoegd om<br />

vervolgens (kamergewijs) verhuurd te worden aan bijvoorbeeld buitenlandse studenten of<br />

MOE-landers (Midden en Oost Europeanen). In veel gevallen is sprake van overbewoning en<br />

is er de leefbaarheid en veiligheid van bewoners en/of omwonenden in het geding, omdat het<br />

pand niet is ingericht op het huisvesten van dergelijke aantallen huurders/gebruikers. In<br />

vrijwel alle gevallen delen niet-verwante personen de woning.<br />

Vaak worden de huren contant betaald, zijn er geen huurcontracten opgesteld en is het GBA<br />

niet op orde. De huurders/gebruikers zijn veelal kwetsbaar voor uitbuiting (hoge huren). Met<br />

enige regelmaat spelen malafide uitzendbureaus een belangrijke rol in dit verband.<br />

Wat kan een gemeente hieraan doen?<br />

De gemeenten die vallen onder de Stadsregio Rotterdam beschikken reeds over een<br />

Huisvestingsverordening die een gerichte aanpak van illegale verblijfsinrichtingen mogelijk<br />

maakt. Zie de bijlagen nr. I en verder. Daarnaast biedt artikel 30 van de Huisvestingswet<br />

gemeenten die nog geen verordening hebben de mogelijkheid om een<br />

huisvestingsverordening op te stellen.<br />

23<br />

23


Artikel 30 Huisvestingswet<br />

1. Het is verboden een woonruimte die behoort tot een door de gemeenteraad in de<br />

huisvestingsverordening daartoe met het oog op het behoud of de samenstelling van de<br />

woonruimtevoorraad aangewezen categorie, zonder vergunning van burgemeester en<br />

wethouders:<br />

a. aan de bestemming tot bewoning te onttrekken, of voor een zodanig gedeelte aan die<br />

bestemming te onttrekken, dat die woonruimte daardoor niet langer geschikt is voor<br />

bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze zonder zodanige<br />

onttrekking geschikt is;<br />

b. met andere woonruimte samen te voegen;<br />

c. van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten.<br />

2. Onder zelfstandige woonruimte als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt verstaan een<br />

woonruimte welke een eigen toegang heeft en welke door een huishouden kan worden<br />

bewoond zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die<br />

woonruimte.<br />

3. Woonruimte, aangewezen overeenkomstig artikel 5, wordt tevens aangewezen<br />

overeenkomstig het eerste lid, tenzij een zodanige aanwijzing naar het oordeel van de<br />

gemeenteraad met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad<br />

niet noodzakelijk is.<br />

Om een gedegen aanpak mogelijk te maken, is het noodzakelijk dat de gemeenteraad een<br />

huisvestingsverordening vaststelt met daarin specifiek geregeld wat artikel 30 lid 1 van de<br />

huisvestingswet hierboven aangeeft.<br />

Wanneer een eigenaar niet conform de huisvestingsverordening zijn pand verhuurt, is de<br />

gemeente in de gelegenheid om de eigenaar aan te schrijven en een preventieve last onder<br />

dwangsom (herhaling voorkomen) of een last onder dwangsom (dwang om overtreding stop<br />

te zetten) op te leggen. Ook kan (na het aanpassen van de huisvestingsverordening)<br />

overgegaan worden tot het opleggen van een bestuurlijke boete.<br />

GBA niet op orde<br />

Wanneer onderzoek wordt gedaan naar een subject of een vastgoedobject kan<br />

geconstateerd worden dat het GBA niet op orde is. Dit kan bijvoorbeeld blijken na het<br />

betreden van een woning. Dit kan duiden op fraude (zie hoofdstuk 6 over de fraude m.b.t. de<br />

hypotheekrente-aftrek), of de woning wordt gebruikt als postbusadres of in het pand zijn<br />

(teveel) huurders ondergebracht die bewust niet staan ingeschreven. Dit zijn veel<br />

voorkomende vormen van misbruik van vastgoed en ze dragen bij aan het “vervuilen” van het<br />

GBA.<br />

Wat kan de gemeente hieraan doen?<br />

Afdeling 3 van de Wet op de Gemeentelijke Basisadministratie bevat een aantal<br />

verplichtingen van de burger. Het systeem van de Wet GBA is dat burgers verplicht zijn<br />

aangifte ter inschrijving in het GBA te doen en, in de in de wet geregelde gevallen, door<br />

middel van een aangifte wijzingen door te geven. Ook kent de wet voor het College van B&W<br />

de verplichting om, wanneer de betrokkene in gebreke blijft bij het doen van aangifte,<br />

ambtshalve zorg te dragen voor opneming van de relevante gegevens. De bevoegdheid<br />

controle uit te oefenen wordt ontleend aan de in de Wet GBA veelvuldig opgenomen<br />

verplichtingen zorg te dragen voor een basisadministratie die in overeenstemming is met de<br />

werkelijkheid. Het middel van het huisbezoeken is een redelijke uitoefening van de aan het<br />

College van B&W toekomende bevoegdheden.<br />

Belangrijk: in de rechtspraak is de bevoegdheid om GBA-controles te houden niet betwist.<br />

Naast het bovenstaande is het GBA een belangrijke bron om leegstand en overbewoning op<br />

het spoor te komen. Van overbewoning is sprake wanneer er meer personen in een pand<br />

woonachtig zijn dan wettelijk voorgeschreven (zoals beschreven in de<br />

Huisvestingsverordening van de Stadsregio Rotterdam, of een zelf op te stellen<br />

huisvestingsverordening).<br />

24<br />

24


Hennepteelt<br />

In de <strong>Uitvoeringsmap</strong> <strong>Bestuurlijke</strong> <strong>Aanpak</strong> Softdrugs (hoofdstuk 29 en 31) wordt uitgebreid<br />

ingegaan op de aanpak van dit fenomeen. In ditzelfde hoofdstuk van de <strong>Bestuurlijke</strong> <strong>Aanpak</strong><br />

<strong>Vastgoed</strong> wordt de samenwerking met de banken aan de orde gesteld. Dit instrument vormt<br />

een aanvulling op de reeds bestaande bestuurlijke aanpak Hennepteelt. Door de bank in<br />

kennis te stellen van de misstanden wordt men in de mogelijkheid gesteld de eigenaar van<br />

het object ter verantwoording te roepen.<br />

Deal en/of gebruikerspanden<br />

In de <strong>Uitvoeringsmap</strong> <strong>Bestuurlijke</strong> <strong>Aanpak</strong> Softdrugs (hoofdstuk 22) wordt uitgebreid<br />

ingegaan op de aanpak van dit fenomeen. In ditzelfde hoofdstuk van de <strong>Bestuurlijke</strong> <strong>Aanpak</strong><br />

<strong>Vastgoed</strong> wordt de samenwerking met de banken aan de orde gesteld. Dit instrument vormt<br />

een aanvulling op de reeds bestaande bestuurlijke aanpak van deal- of gebruikerspanden.<br />

Door de bank in kennis te stellen van de misstanden wordt men in de mogelijkheid gesteld de<br />

eigenaar van het object ter verantwoording te roepen.<br />

Illegale prostitutie in pand(en)<br />

In de <strong>Uitvoeringsmap</strong> <strong>Bestuurlijke</strong> <strong>Aanpak</strong> Mensenhandel wordt uitgebreid ingegaan op de<br />

aanpak van dit fenomeen. In ditzelfde hoofdstuk van de <strong>Bestuurlijke</strong> <strong>Aanpak</strong> <strong>Vastgoed</strong> wordt<br />

de samenwerking met de banken aan de orde gesteld. Dit instrument vormt een aanvulling op<br />

de reeds bestaande <strong>Bestuurlijke</strong> <strong>Aanpak</strong> Hennepteelt. Door de bank in kennis te stellen van<br />

de misstanden wordt men in de mogelijkheid gesteld de eigenaar van het object ter<br />

verantwoording te roepen.<br />

Huurders in pand waar geen woonbestemming op rust<br />

Wanneer blijkt dat huurders in een winkel- of bedrijfspand zijn ondergebracht, kunnen dit<br />

werknemers of uitzendkrachten zijn. Het betreft een fenomeen dat te tackelen is, maar dat<br />

zonder toezicht op vastgoed binnen de gemeente niet snel inzichtelijk is te maken. Het<br />

constateren van dit feit vraagt immers een gericht toezicht en daarbij horende gerichte<br />

inspecties na bijvoorbeeld een signaal vanuit de wijk of een GBA-check op ‘’niet woningen’’.<br />

De Rijksbelastingdienst heeft serieuze signalen dat er fraude wordt gepleegd met toeslagen<br />

door personen die op ‘’niet woningen’’ staan ingeschreven. Het RIEC Rotterdam-Rijnmond en<br />

het RIEC Zuid-Holland-Zuid doen hier in samenwerking met de Rijksbelastingdienst<br />

onderzoek naar.<br />

Wat kan de gemeente hieraan doen?<br />

Zoals eerder gesteld is het van belang dat signalen van bewoners en betrokken partijen<br />

geïnventariseerd en nagetrokken worden. Burgers, wijkagenten en inspecteurs weten vaak<br />

veel over wijken, straten en objecten. Naar aanleiding van signalen kunnen gerichte<br />

inspecties uitgevoerd worden door bijvoorbeeld inspecteurs of een GBA-controleur. Dit kan<br />

ook na een GBA-steekproef op panden die geen woonbestemming hebben. Na het<br />

constateren van een misstand zoals het huisvesten van personen in strijd met het<br />

bestemmingsplan, kan direct actie worden ondernomen, zoals bij gevaarzetting het<br />

onmiddellijk ontruimen van het pand danwel het aanschrijven van de eigenaar en verhuurder.<br />

Malafide verhuurders<br />

Tevens helpt het verder informeren bij huurders bij het in kaart brengen van malafide<br />

tussenpersonen (verhuurders). Door de crisis op de huizenmarkt kiezen steeds meer<br />

eigenaren ervoor om hun (2 e ) woning via een makelaar/tussenpersoon te verhuren. Op de<br />

ontstane behoefte aan tussenpersonen die de verhuur willen organiseren spelen ook de<br />

tussenpersonen met dubieuze bedoelingen in.<br />

Dit is een groep die vrij ongrijpbaar is en moeilijk in kaart te brengen. Men staat niet<br />

geregistreerd en in principe kan iedereen zich opwerpen als verhuurder/beheerder. De naam<br />

van de verhuurder staat in beginsel alleen vermeld op het huurcontract, voor zover aanwezig.<br />

Daardoor is de groep bijna onzichtbaar en is niet na te gaan welke panden door de malafide<br />

verhuurder worden verhuurd. Dit gegeven benadrukt het belang van toezicht op- en inspectie<br />

van vastgoedobjecten.<br />

25<br />

25


Wat kan een gemeente hieraan doen?<br />

Wanneer panden waar vermoedelijk misstanden aan de orde zijn betreden worden, wordt<br />

inzichtelijk wie het pand ten tijde van de misstand(en) beheert. Na de constatering moet dit<br />

feit worden vastgelegd. Zo wordt inzichtelijk welke verhuurders actief zijn binnen de<br />

gemeentegrenzen en welke verhuurders meermalen over de schreef zijn gegaan. Naar<br />

aanleiding van deze constateringen zal een afweging gemaakt moeten worden of een<br />

gerichte aanpak kansrijk is.<br />

In samenspraak met het RIEC kan hierin een besluit worden genomen. Wanneer er ‘harde’<br />

informatie voorhanden is en een dossier is opgebouwd, kunnen de ketenpartners (als de<br />

FIOD en/of de Rijksbelastingdienst) van het RIEC tijdens een casusoverleg geïnformeerd<br />

worden. Wanneer daar mogelijkheden toe zijn, kunnen de partners een gericht onderzoek<br />

opstarten. Daarnaast behoren aanschrijvingen, bestuurlijke boete en (preventieve)<br />

dwangsommen tot de mogelijkheden.<br />

Malafide uitzendbureaus<br />

Ook malafide uitzendbureaus kunnen misbruik maken van vastgoed. Aangetrokken door de<br />

mogelijk te generen hoge huuropbrengsten is het ook voor hen aanlokkelijk geworden om<br />

vastgoedobjecten door te verhuren aan bijvoorbeeld MOE-landers die door hen zelf<br />

ingehuurd worden. Om de huuropbrengsten te maximaliseren, is het voor hen lonend om<br />

zoveel mogelijk personen in een object onder te brengen. Een pand kan zo al snel € 1.500 –<br />

€ 2.500 euro per maand opbrengen. De inkomsten zijn relatief zeker, aangezien deze veelal<br />

verrekend worden met de salarissen. Daarnaast zijn ingehuurde werknemers in sommige<br />

gevallen verplicht om gebruik te maken van de woningen die door het uitzendbureau zijn<br />

gehuurd. Alleen al in de stad Rotterdam zijn volgens schattingen ongeveer 1.000<br />

uitzendbureaus actief. De buitenlandse arbeiders zijn vaak niet op de hoogte van hun rechten<br />

en beheersen de Nederlandse taal niet. Bij misstanden weten ze niet waar ze terecht kunnen<br />

om hun recht te halen. Dit leidt ertoe dat zij voor de uitzendbureaus vaak makkelijke prooien<br />

zijn waar veel geld aan te verdienen valt. <strong>Vastgoed</strong> speelt een belangrijke rol in dit geheel.<br />

Wat kan de gemeente hieraan doen?<br />

SIOD informeren (via RIEC), Arbeidsinspectie, registratie, inspectie woningen door<br />

meervoudig kijken. Daarnaast behoren aanschrijvingen, bestuurlijke boete en (preventieve)<br />

dwangsommen tot de mogelijkheden.<br />

Leegstand:<br />

Leegstand kan een indicator zijn voor witwassen. In Den Haag is recent een casus aan de<br />

orde geweest waar panden leegstonden waar fictieve huurinkomsten werden genoten en<br />

zodoende geld werd witgewassen.<br />

De indicatoren waar een relatie gelegd kan worden tussen leegstand en vastgoedfraude zijn:<br />

- Hypotheek verschaft door natuurlijk persoon;<br />

- Windhapper (geen inkomsten eigenaar);<br />

- Prijsstijgingen- en dalingen bij vastgoedtransacties;<br />

- Eigenaar heeft een vermelding in het JDS;<br />

- Eigenaar heeft een opgegeven jaarinkomen van minder dan €15.000;<br />

- ABC-transacties in 1 dag;<br />

- Betrokkenheid van buitenlandse financiers;<br />

- Panden worden aangekocht zonder financiers;<br />

Eigenaren die in korte tijd veel panden verwerven.<br />

Wat kan de gemeente hieraan doen?<br />

Indien een van deze indicatoren zich voordoet, is verder onderzoek noodzakelijk. Het geeft<br />

immers een indicatie, geen garantie op vastgoedfraude. Het is namelijk zeker niet gezegd dat<br />

er sprake is van fraude wanneer een van de bovenstaande zaken wordt geconstateerd. Wel<br />

zijn de indicatoren van dien aard dat verder onderzoek gewenst is. Dergelijke signalen<br />

kunnen daarom ingebracht worden bij het maandelijks casusoverleg van het RIEC. Naast het<br />

raadplegen van verschillende (open) bronnen zal dan in samenwerking met de partners<br />

worden onderzocht of er aanleiding is voor verder onderzoek.<br />

De keten <strong>Vastgoed</strong> van het RIEC Rotterdam-Rijnmond heeft een uitgebreid netwerk met<br />

publieke en private partners die het RIEC van gedegen advies voorzien in bepaalde<br />

26<br />

26


casussen. Zo kan de Belastingdienst (al dan niet in samenwerking met de FIOD) een casus<br />

m.b.t. een zogenaamde ‘’winhapper’’ onderzoeken. Daarnaast kan parallel aan dat onderzoek<br />

een private instelling zoals een hypothecair financier (binnen de kaders van de WBP)<br />

geïnformeerd worden. De kans bestaat namelijk dat een hypotheek met vervalste<br />

werkgeversverklaringen is verkregen. De inkomsten van de ‘’windhapper’’ kunnen in de<br />

praktijk bestaan uit wederrechtelijk verkregen voordeel.<br />

Ook bevat het netwerk van de keten <strong>Vastgoed</strong> deskundigen die verdachte prijsstijgingen en<br />

dalingen en ABC-transacties op verzoek van het RIEC analyseren. Het advies van de externe<br />

private partijen worden meegenomen tijdens het casusoverleg.<br />

5.6 | Juridisch kader bestuurlijke aanpak vastgoed<br />

De hiervoor genoemde bestuurlijke instrumenten zijn uiteraard gebaseerd op juridische<br />

grondslagen. Dit overzicht is tot stand gekomen op basis van de informatie van de site van<br />

het CCV 9 .<br />

Algemene wet Bestuursrecht<br />

Gemeenten hebben de taak hun eigen verboden en geboden te controleren. Gemeentelijke<br />

toezichthouders voeren deze taak uit. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft<br />

toezichthouders een standaardpakket met bevoegdheden, zoals het vorderen van inlichtingen<br />

en het inzien van het identiteitsbewijs.<br />

Ook kunnen extra bevoegdheden aan een toezichthouder worden toegekend, bijvoorbeeld<br />

het onder voorwaarden betreden van een woning zonder toestemming van de eigenaar.<br />

Voor het uitoefenen van toezicht moeten toezichthouders voldoen aan de legitimatieplicht<br />

(artikel 5:12 Awb) en de materiële zorgvuldigheids- en evenredigheidsnorm (artikel 5:13<br />

Awb). Het toezicht mag niet verder gaan dan nodig is: dit is in principe het beginsel van de<br />

minste pijn (artikel 3:4 lid 2 Awb). Met de komst van de bestuurlijke boete en de bestuurlijke<br />

strafbeschikking zullen gemeentelijk toezichthouders, indien zij zijn benoemd tot<br />

buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA), ook bevoegd zijn boetes uit te delen.<br />

(Preventieve) last onder dwangsom<br />

Het opleggen van een last onder dwangsom is een tweede instrument om tot herstel van een<br />

met de wet strijdige situatie te komen of herhaling van een overtreding van de wet te<br />

voorkomen. Enkele gemeenten werken inmiddels ook met een preventieve dwangsom.<br />

Last onder dwangsom<br />

Het opleggen van een last onder dwangsom is een tweede instrument om tot herstel van een<br />

met de wet strijdige situatie te komen of herhaling van een overtreding van de wet te<br />

voorkomen. Aan de overtreder wordt door het bestuursorgaan de verplichting opgelegd om<br />

een geldsom te betalen, tenzij binnen de gestelde termijn wordt voldaan aan de in de<br />

beschikking opgenomen last (artikel 5:32 Awb).<br />

Deze last houdt in dat de overtreder de illegale situatie in overeenstemming met de wet dient<br />

te brengen of een overtreding achterwege dient te laten. Voor de dwangsom geldt een<br />

maximum bedrag waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd.<br />

Er bestaan drie mogelijkheden voor de op te leggen dwangsom.<br />

De overtreder moet:<br />

• een bedrag ineens betalen voor een handeling die voor een bepaalde datum<br />

verricht dient te worden;<br />

• per overtreding betalen;<br />

• per tijdseenheid (dag, week) dat hij de overtreding begaat/in stand laat/herhaalt<br />

een bedrag betalen.<br />

9 Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Bestuurlijk instrumentarium. Geraadpleegd op 5 april 2012 via<br />

http://www.hetccv.nl/instrumenten/bestuurlijke-aanpak/menu-bestuurlijk-instrumentarium/index?filter=19<br />

27<br />

27


Bijvoorbeeld: gesteld wordt dat binnen twee weken een illegaal bouwwerk afgebroken dient te<br />

worden. Gebeurt dit niet, dan dient per dag na die twee weken dat het bouwwerk niet wordt<br />

afgebroken/in stand blijft, een bedrag van bijvoorbeeld 200 euro (met een maximum van in<br />

totaal 5.000 euro) te worden betaald.<br />

Preventieve dwangsom<br />

Indien de regels steeds maar weer door dezelfde overtreder worden overtreden, kan een<br />

preventieve dwangsom worden opgelegd (artikel 5:32 lid 2 Awb). Omdat dit alleen wordt<br />

gedaan bij notoire overtreders kan het bedrag van de dwangsom relatief hoog zijn en zelfs bij<br />

iedere overtreding hoger worden.<br />

Het opleggen van een preventieve dwangsom is slechts mogelijk wanneer er gevaar bestaat<br />

dat een overtreding zal worden begaan. Aanleiding om dat te veronderstellen, kunnen<br />

uitlatingen van een (toekomstig) overtreder zijn, het eerder vertoonde naleefgedrag van de<br />

overtreder, het bij herhaling voorkomen van overtredingen, en uitzonderlijke omstandigheden<br />

die het begaan van overtredingen waarschijnlijk maken.<br />

Bestuursdwang of last onder dwangsom?<br />

Het bevoegd gezag heeft niet altijd de keuze tussen het opleggen van een dwangsom en het<br />

aanzeggen van bestuursdwang. Een dwangsom is bijvoorbeeld niet mogelijk bij een lozing<br />

van zeer milieugevaarlijke stoffen, omdat hier niet het risico gelopen kan worden dat de<br />

overtreding, ondanks de dwangsom, toch wordt voortgezet. Er dient dan bestuursdwang<br />

toegepast te worden.<br />

Verder blijkt uit jurisprudentie dat ook wanneer een overtreding van vergunningvoorschriften<br />

(bijvoorbeeld geluidsvoorschriften) alleen ongedaan gemaakt kan worden door de inrichting te<br />

sluiten, een dwangsom niet het geëigende middel is. Ook in dat geval is bestuursdwang het<br />

meest gepaste handhavinginstrument.<br />

Intrekken en weigeren beschikking<br />

Wordt een overtreding begaan door de houder van een begunstigende beschikking (subsidie,<br />

vergunning of ontheffing), dan is als sanctie vaak gehele of gedeeltelijke intrekking van de<br />

beschikking mogelijk. In het verlengde van het intrekken van een beschikking, kan een<br />

gemeente ook een vergunning weigeren.<br />

Intrekken begunstigende beschikking<br />

De wet- en regelgeving op basis waarvan vergunningen zijn verstrekt, bevat regels omtrent<br />

het intrekken van vergunningen. Het besluit daartoe is een beschikking die moet voldoen aan<br />

alle vereisten die voortvloeien uit geschreven en ongeschreven recht (zorgvuldige<br />

voorbereiding, materieel zorgvuldigheidsbeginsel, evenredigheidsbeginsel).<br />

Bestuursorganen kunnen een beschikking geheel of gedeeltelijk intrekken, bij:<br />

• onregelmatige totstandkoming van een beschikking;<br />

• omstandigheden na het verlenen van de vergunning (bijvoorbeeld misbruiken of<br />

gedurende een bepaalde periode geen gebruik maken van een vergunning);<br />

• gewijzigde beleidsinzichten of verandering van feitelijke omstandigheden.<br />

De mogelijkheden om een beschikking in te trekken, zijn met de komst van de Wet BIBOB<br />

uitgebreid. De sanctie van intrekking van de begunstigende vergunning is zowel preventief als<br />

reparatoir, omdat het doel is de wettelijke norm te herstellen.<br />

De intrekking van een vergunning hoeft niet het beoogde resultaat op te leveren, omdat de<br />

activiteit ook zonder vergunning kan worden voortgezet. De intrekking kan in een dergelijk<br />

geval worden gevolgd door bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom.<br />

Weigeren van een beschikking<br />

In het verlengde van het intrekken van een beschikking, kan een gemeente ook een<br />

vergunning weigeren. Dit kan indien:<br />

28<br />

28


• de aanvraag niet aan de eisen voldoet (bijvoorbeeld op het gebied van<br />

brandveiligheid);<br />

• de aanvraag niet overeenkomstig is met het gemeentelijk beleid;<br />

• er sprake is van een dreigende verstoring van de openbare orde en veiligheid;<br />

• onvoldoende informatie is aangeleverd (niet-ontvankelijk verklaring);<br />

• omwonenden bezwaar aantekenen;<br />

• ter verkrijging van de vergunning strafbare feiten zijn begaan;<br />

• er ernstig gevaar bestaat dat de aanvrager de vergunning zal gebruiken voor het<br />

plegen van strafbare feiten;<br />

• de vergunning wordt gefinancierd met geld verkregen uit strafbare feiten.<br />

<strong>Bestuurlijke</strong> boete en bestuurlijke strafbeschikking<br />

De wet stelt gemeenten in staat bij overtreding van de APV een bestuurlijke boete of een<br />

bestuurlijke strafbeschikking op te leggen aan de overtreder.<br />

Administratieve of bestuurlijke boete<br />

De bestuurlijke boete onderscheidt zich op een aantal wezenlijke punten van bestuurlijke<br />

handhavingsinstrumenten, zoals bestuursdwang en de dwangsom.<br />

Ten eerste is de bestuurlijke boete een zogenoemde punitieve sanctie. Dit in tegenstelling tot<br />

de andere bestuurlijke instrumenten die er niet op gericht zijn om een overtreding te<br />

bestraffen maar om een situatie die in strijd is met de voorschriften, op te heffen of om<br />

herhaling daarvan te voorkomen.<br />

Ten tweede hoeft bij de bestuurlijke boete de overtreder niet eerst een waarschuwing te<br />

ontvangen. Hierdoor kunnen vooraankondigingen (artikel 4 lid 8 Awb en artikel 125<br />

Gemeentewet) en aanschrijvingen (Woningwet) achterwege blijven. Zodra een overtreding<br />

wordt geconstateerd, kan direct tot handhaving worden overgegaan.<br />

Ten derde is het voordeel van de bestuurlijke boete dat deze wordt opgelegd en onmiddellijk<br />

uitgevoerd door een en dezelfde instantie: het bevoegde bestuursorgaan. Beleid en<br />

handhaving zijn daarmee dus in één hand.<br />

De bestuurlijke boete kan worden gebruikt bij de aanpak van overlast in de openbare ruimte<br />

(handhaving van de APV). Gemeenten kunnen een bestuurlijke boete opleggen voor<br />

overtreding van een aantal bepalingen die zijn opgenomen in de APV, met uitzondering van<br />

de feiten die zijn neergelegd in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB).<br />

<strong>Bestuurlijke</strong> strafbeschikking<br />

De Wet OM-afdoening is vanaf 2006 van kracht. De wet is vanaf 2010 ook van toepassing op<br />

gemeenten, provincie en waterschappen. De wet stelt gemeenten in staat bij overtreding van<br />

de APV een bestuurlijke strafbeschikking op te leggen aan de overtreder.<br />

Het instrument van de bestuurlijke strafbeschikking geeft de mogelijkheid om, net zoals bij de<br />

bestuurlijke boete, overlast in de openbare ruimte aan te pakken. Het feitencomplex is<br />

vergelijkbaar zijn met dat van de bestuurlijke boete.<br />

Een van de verschillen met de bestuurlijke boete is dat er een strafbaar feit wordt begaan<br />

waartegen in verzet kan worden opgekomen bij het OM (bij de bestuurlijke boete kan men<br />

bezwaar/beroep aantekenen bij het bestuurorgaan zelf).<br />

Sluiting en onteigening<br />

Het gemeentebestuur heeft verschillende mogelijkheden om panden, inrichtingen of<br />

woningen te sluiten of in het ergste geval te onteigenen.<br />

Sluiting op grond van de APV<br />

Het gemeentebestuur kan een vergunningplichtige inrichting – al dan niet voor bepaalde duur<br />

– gesloten verklaren. Dit kan indien die inrichting wordt geëxploiteerd zonder geldige<br />

29<br />

29


vergunning, indien die inrichting wordt geëxploiteerd in strijd met de aan de vergunning<br />

verbonden voorschriften of indien de burgemeester oordeelt dat zich bepaalde, in de APV<br />

vastgelegde situaties voordoen waarin intrekking van de vergunning mogelijk is.<br />

Sluiting op grond van artikel 174a Gemeentewet (Wet Victoria)<br />

De burgemeester kan op grond van dit artikel besluiten een woning, een niet voor het publiek<br />

toegankelijk lokaal of een erf te sluiten indien door gedragingen de openbare orde rond die<br />

locatie wordt verstoord. Sluiting kan ook in geval van ernstige vrees voor verstoring van de<br />

openbare orde, op grond dat de rechthebbende eerder een woning, lokaal of erf, op een<br />

zodanige wijze heeft gebruikt dat deze is gesloten en dat er aanwijzingen zijn dat betrokkene<br />

wederom de fout in zal gaan.<br />

De burgemeester bepaalt de duur van de sluiting. In geval van ernstige vrees voor herhaling<br />

van de verstoring van de openbare orde, kan hij besluiten de duur van de sluiting tot een door<br />

hem te bepalen tijdstip te verlengen. Deze bepaling wordt vooral gebruikt voor drugsoverlast,<br />

maar kan ook voor andere vormen van ernstige overlast worden ingezet.<br />

Sluiting van een pand of erf is echter een dusdanig ingrijpende maatregel, dat hij pas kan en<br />

mag worden toegepast nadat eerst geprobeerd is de overlast met andere, minder ingrijpende<br />

middelen, een halt toe te roepen. Het toepassen van het artikel vraagt daarom om grondige<br />

dossiervorming rondom het aan te pakken probleem.<br />

Sluiting op grond van artikel 14 Woningwet (Wet Victor)<br />

Indien een woning, woonkeet, woonwagen of ander gebouw is gesloten op grond van artikel<br />

174a Gemeentewet, op grond van een verordening als bedoeld in artikel 174 Gemeentewet<br />

of op grond van artikel 13b Opiumwet, dan kan het gemeentebestuur de eigenaar<br />

aanschrijven om naar keuze van het gemeentebestuur het gebouw aan een ander in gebruik<br />

te geven of het gebouw in beheer te geven aan een persoon of instelling werkzaam op het<br />

terrein van de huisvesting.<br />

Meestal is dit een woningcorporatie. Wanneer het gebouw in beheer wordt gegeven aan een<br />

persoon of instelling, bepalen burgemeester en wethouders een vergoeding voor beheer.<br />

Sluiting op grond van artikel 13b opiumwet (wet damocles) De Opiumwet is weliswaar een<br />

wet uit het strafrecht, toch kent de wet één bestuursrechtelijke component.<br />

Artikel 13b Opiumwet biedt de burgemeester namelijk de mogelijkheid om bestuursdwang,<br />

waaronder het opleggen van een dwangsom of uiteindelijk het sluiten van een pand, toe te<br />

passen als er in lokaal of woning drugs worden verhandeld.<br />

Dankzij dit artikel heeft de burgemeester de mogelijkheid om bestuursdwang, waaronder het<br />

opleggen van een dwangsom of uiteindelijk het sluiten van een pand, toe te passen als er<br />

drugs worden verhandeld. Voorheen was alleen het constateren van de handel in softdrugs<br />

niet genoeg. Om een woning te sluiten, moest er ook sprake zijn van overlast. Dit is nu niet<br />

meer noodzakelijk.<br />

Onteigening van panden op grond van artikel 77 Onteigeningswet<br />

De onteigening van panden is op grond van artikel 77 Onteigeningswet mogelijk:<br />

• ten behoeve van de uitvoering van of ter handhaving van de feitelijke toestand<br />

overeenkomstig een bestemmingsplan;<br />

• ten behoeve van de uitvoering van een bouwplan (bijvoorbeeld een<br />

herstructureringsproject);<br />

• in geval van een bedreiging van de leefbaarheid;<br />

• voor een gebouw als bedoeld in artikel 14 Woningwet in geval van handhaving van<br />

de openbare orde of overtreding van artikel 2 of 3 Opiumwet. Hierbij geldt dat<br />

onteigening mogelijk is indien de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in<br />

artikel 14 Woningwet, geen uitzicht heeft geboden op een duurzaam herstel van<br />

de openbare orde rond dat gebouw die is verstoord door gedragingen in dat<br />

gebouw.<br />

30<br />

30


De Wet Bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek biedt gemeenten met ernstige<br />

problemen onder andere de mogelijkheid om malafide huiseigenaren nog strenger aan te<br />

pakken door gemakkelijker panden te kunnen sluiten en het beheer daarvan over te kunnen<br />

nemen. Belangrijke bepalingen zijn een uitbreiding van artikel 77 Onteigeningswet, artikel 14<br />

Woningwet en opname van artikel 97 Woningwet.<br />

Het gemeentebestuur kan de verhuurder van het gebouw ook vragen de overtreder uit te<br />

zetten. De verhuurder kan immers de huurovereenkomst ontbinden, indien het gebouw is<br />

gesloten op grond van artikel 174a Gemeentewet, op grond van een verordening als bedoeld<br />

in artikel 174 Gemeentewet of op grond van artikel 13b Opiumwet.<br />

Bestuursdwang<br />

Het toepassen van bestuursdwang is een van de handhavingsinstrumenten die<br />

bestuursorganen hebben tegen overtredingen van de wet en illegale situaties. De bestaande<br />

illegale situatie kan door het optreden van het bestuursorgaan in overeenstemming gebracht<br />

worden met de wettelijk geldende normen.<br />

Dit wil zeggen dat de gemeente door middel van feitelijke maatregelen een illegale situatie<br />

kan opheffen om deze in overeenstemming te brengen met de wet. Bijvoorbeeld door een<br />

illegaal neergezet bouwwerk af te breken.<br />

Kenbaar maken<br />

Het bestuursorgaan is hierbij verplicht om de overtreder schriftelijk aan te schrijven en<br />

kenbaar te maken dat, na het verstrijken van een termijn waarbinnen de overtreder zelf de<br />

illegale situatie kan opheffen, overgegaan zal worden tot het treffen van maatregelen om de<br />

illegale situatie op te heffen. De schriftelijke beslissing (aanschrijving) is een beschikking<br />

waartegen bezwaar en beroep kan worden aangetekend. De beschikking vermeldt welk<br />

voorschrift is of wordt overtreden (artikel 5:24 Awb). De kosten van het uitvoeren van de<br />

sanctie worden verhaald op de overtreder (artikel 5:25 Awb).<br />

Preventieve toepassing<br />

In sommige gevallen kan ook preventief, dat wil zeggen voordat een overtreding van de wet<br />

wordt geconstateerd, worden overgegaan tot toepassing van bestuursdwang. Dit is alleen<br />

toegestaan indien overduidelijk is dat een overtreding van de wet zal worden begaan.<br />

Bijvoorbeeld wanneer de (toekomstige) overtreder te kennen geeft zich niet aan de bouw-<br />

vergunningvoorschriften te zullen houden. Of als op grond van de ervaringen in het verleden<br />

met de (toekomstig) overtreder met grote zekerheid ervan uit kan worden gegaan dat deze<br />

zich niet aan de desbetreffende voorschriften zal houden.<br />

Binnentreden<br />

Het gemeentebestuur heeft de bevoegdheid een machtiging tot binnentreden te geven (op<br />

basis van de Algemene wet op het binnentreden). Deze machtiging kan in uiteenlopende<br />

situaties worden gebruikt: zowel in het kader van de bestuurlijke handhaving als bij<br />

hulpverlening.<br />

De burgemeester kan alleen een machtiging geven voor niet-strafvorderlijke doeleinden. De<br />

Algemene wet op het binnentreden geeft vormvoorschriften. Welke personen in welke<br />

gevallen bevoegd zijn om een woning zonder toestemming binnen te treden, wordt in de<br />

bijzondere wetgeving bepaald.<br />

Voorbeeld<br />

Op grond van artikel 5:27 Awb is het bestuursorgaan dat bestuursdwang toepast, bevoegd tot<br />

het geven van een machtiging. Ook op grond van artikel 149a Gemeentewet kan de<br />

burgemeester deze bevoegdheid bij verordening verlenen, indien de zorg voor de nakoming<br />

van een voorschrift van een verordening, dat strekt tot handhaving van de openbare orde of<br />

veiligheid of tot bescherming van het leven of de gezondheid van personen, vereist dat de<br />

met de uitoefening van deze zorg belaste personen bevoegd zijn binnen te treden in een<br />

woning zonder toestemming van de bewoner.<br />

Rechtmatige uitoefening van functie<br />

Ten slotte is een ambtenaar van de gemeente in het kader van de rechtmatige uitoefening<br />

van zijn functie (bediening) bevoegd een woning (na legitimatie en mededeling van het doel<br />

van het bezoek) binnen te treden om een aantal zaken te controleren, zoals inschrijving in de<br />

31<br />

31


gemeentelijke basisadministratie, controle op persoon (de ambtenaar mag vragen naar de<br />

identiteit van de bewoner) en controle van de woning (bijvoorbeeld achterstallig onderhoud en<br />

brandgevaar). Er kunnen geen dwangmiddelen worden toegepast. Wel mag de ambtenaar in<br />

geval van aangetroffen misstanden bijvoorbeeld de politie (in geval van misdrijven) of de<br />

vreemdelingenpolitie (in geval van illegaliteit) inschakelen.<br />

BIBOB<br />

De Wet BIBOB geeft gemeenten de bevoegdheid om voor bepaalde branches vergunningen<br />

en subsidies te weigeren of in te trekken indien ernstig gevaar bestaat dat daarmee strafbare<br />

feiten zullen worden gepleegd of uit strafbare feiten verkregen voordelen zullen worden<br />

benut.<br />

Het toepassingsgebied van de Wet BIBOB heeft betrekking op:<br />

• het vergunningstelsel uit de Drank- en Horecawet;<br />

• milieuvergunningen en bouwvergunningen;<br />

• exploitatievergunningen voor: horeca-inrichtingen (waaronder coffeeshops),<br />

seksinrichtingen, escortbranche, smartshops en growshops,<br />

speelautomatenhallen;<br />

• vergunningen die door de rijksoverheid verstrekt worden: vergunningen voor<br />

personen en goederenvervoer over de weg, opiumontheffingen en vergunningen<br />

voor de verkoop van onroerend goed door woningcorporaties.<br />

Voor de vaststelling van de mate van gevaar, kan het college van B&W zich laten bijstaan<br />

door het Landelijk Bureau BIBOB van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Alvorens een<br />

adviesaanvraag in te dienen bij Bureau BIBOB, dienen gemeenten wel zelf grondig<br />

vooronderzoek te verrichten.<br />

Wetsvoorstel uitbreiding Wet BIBOB<br />

De Wet BIBOB is na drie jaar geëvalueerd. De doeltreffendheid en de effecten van de Wet<br />

BIBOB zijn in kaart gebracht. Eén van de behoeften die uit de evaluatie naar voren kwam, is<br />

de uitbreiding van de toepassing van de Wet BIBOB naar andere branches. Het gaat met<br />

name om de vastgoedsector, kansspelen, belwinkels en headshops. Daarnaast zijn in de<br />

evaluatie aanbevelingen gedaan over de informatiepositie van de bestuursorganen, en de<br />

adviestermijnen voor het Landelijke Bureau BIBOB.<br />

De Raad van State is kritisch over het wetsvoorstel en adviseert het op een aantal punten te<br />

heroverwegen. Het kabinet maakte dit advies op 14 maart 2011 openbaar.<br />

• Wetsvoorstel BIBOB<br />

• Memorie van Toelichting<br />

• Advies Raad van State<br />

Verordeningen en vergunningen<br />

De gemeente heeft naast en in combinatie met de wettelijke handhavingsmogelijkheden een<br />

scala aan lokaal vastgestelde instrumenten om te kunnen beïnvloeden welke bedrijvigheid<br />

zich waar en onder welke voorwaarden in de gemeente vestigt. Ook indien eigenaren of<br />

huurders zich niet aan de vastgelegde regels houden, kan hiertegen worden opgetreden en<br />

kunnen ongewenste situaties ongedaan gemaakt worden. Deels kunnen deze mogelijkheden<br />

zelfstandig worden gebruikt en deels kunnen zij in combinatie met elkaar worden ingezet.<br />

Op lokaal niveau kan een gemeente gebruikmaken van verschillende vergunningen en<br />

verordeningen. Niet al deze verordeningen en vergunningen zijn in elke gemeente hetzelfde<br />

geregeld en niet elke gemeente zal van al deze vergunningen en verordeningen<br />

gebruikmaken; op dit gebied bestaat een lokale autonomie.<br />

Op grond van artikel 149 Gemeentewet stelt de gemeenteraad in het belang van de<br />

gemeente de verordeningen op. In samenhang met artikel 108 Gemeentewet vormt dit artikel<br />

de juridische basis van de gemeentelijke autonomie om zelf regels vast te stellen in het<br />

32<br />

32


elang van de gemeentelijke huishouding. Bij het vaststellen moet rekening worden<br />

gehouden met de juridische bovengrens (hogere regelgeving) en de juridische ondergrens<br />

(de privacy van de burger).<br />

Exploitatievergunning<br />

Gemeenten kunnen ervoor kiezen bepaalde branches vergunningplichtig te maken via de<br />

APV. Dit maakt het voor de gemeente mogelijk om vergunningplichtige branches te screenen.<br />

Zo nodig kan de vergunning worden geweigerd of ingetrokken. Met een vergunningstelsel kan<br />

ook wildgroei van bepaalde branches voorkomen worden door een maximum te hanteren.<br />

Een vergunning zal slechts worden afgegeven met inachtneming van de regelgeving en het<br />

geformuleerde beleid daarover.<br />

Indien een gemeente de invoering van een vergunningsstelsel voor een bepaalde branche<br />

overweegt, moet daar allereerst voldoende aanleiding voor zijn. Dat wil zeggen dat er sprake<br />

moet zijn van enige vorm van overlast. Indien er in een gemeente sprake is van concrete<br />

overlast en problemen met de openbare orde verband houden met de aanwezigheid van<br />

bijvoorbeeld belwinkels, kunnen er nadere regels gesteld worden ter bescherming van het<br />

woon- en leefklimaat en de handhaving van de openbare orde.<br />

Een aanvraag voor een vergunning wordt in ieder geval geweigerd indien:<br />

• de exploitant of beheerder niet voldoet aan bepaalde gedragseisen;<br />

• de vestiging of exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan;<br />

• verboden middelen in de inrichting ter verkoop worden aangeboden;<br />

• de huishouding van de gemeente in het geding is. Denk aan de handhaving van<br />

de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, de bescherming van<br />

het woon- en leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de<br />

verkeersvrijheid en -veiligheid, de gezondheid of de zedelijkheid.<br />

Op grond van een lokale vergunningplicht in de APV kan een BIBOB-toets worden gedaan.<br />

Bij de vergunningplicht op grond van de APV moet een duidelijke begripsafbakening worden<br />

geformuleerd. Een duidelijke definitie van de betreffende branche is nodig die in de APV kan<br />

worden opgenomen. Zo kan bijvoorbeeld in het geval van growshops worden voorkomen dat<br />

de detailhandel die kweekbenodigdheden verkoopt (zoals tuincentra), ook onder de<br />

vergunningplicht valt.<br />

De gemeente kan in haar beleid bepalen dat een exploitatievergunning periodiek opnieuw<br />

moet worden aangevraagd. Dit betekent wel dat gemeenten voldoende capaciteit moeten<br />

vrijmaken voor handhaving en toezicht op de exploitatievergunningen.<br />

Beheersverordening<br />

Er kan ook voor gekozen worden om een beheersverordening vast te stellen. Dat is een<br />

verordening voor een bepaald gebied waar de komende periode (meestal tien jaar) geen<br />

ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien.<br />

De beheersverordening komt dan in de plaats van een bestemmingsplan. In deze<br />

verordening wordt het beheer van het gebied overeenkomstig het bestaande (planologische)<br />

gebruik geregeld. In de beheersverordening wordt vastgelegd welk gebruik van panden de<br />

gemeente toelaatbaar vindt.<br />

Hiervoor wordt per pand onderzocht of het gebruik van dit pand overeen komt met wat op<br />

grond van het bestemmingsplan al is al toegestaan. Zo wordt ook illegaal gebruik van panden<br />

opgespoord. De gemeente maakt een afweging of ze het illegale gebruik wil legaliseren of<br />

beëindigen. Het resultaat hiervan wordt opgenomen in de beheersverordening.<br />

33<br />

33


Huisvestingsvergunning<br />

De overheid vindt dat schaarse woningen evenwichtig en rechtvaardig verdeeld moeten<br />

worden. Daarom heeft het parlement in 1993 de Huisvestingswet aangenomen. Uitgangspunt<br />

van deze wet is de vrije vestiging van burgers.<br />

Tegelijkertijd geeft de wet gemeenten de mogelijkheid om regels te stellen aan de verdeling<br />

van de woonruimte. Een van de middelen die gemeenten daarbij ter beschikking staan, is de<br />

huisvestingsvergunning.<br />

De huisvestingsvergunning kan bijvoorbeeld worden ingetrokken wanneer bij een huurder<br />

een illegaal pension wordt aangetroffen. De gemeente heeft vervolgens de bevoegdheid om<br />

zelf de woning toe te wijzen aan huurders die voor een distributiewoning in aanmerking<br />

komen.<br />

De eigenaar wordt op deze manier het recht ontnomen zelf zijn huurders uit te zoeken. Zo<br />

kan een einde worden gemaakt aan de illegale verhuurpraktijken van de eigenaar.<br />

Omgevingvergunning<br />

Als in of aan woningen installaties of constructies worden aangebracht die niet aan de<br />

voorschriften voldoen, kunnen deze overlast of gevaar veroorzaken bij bewoners, bezoekers,<br />

gebruikers en omwonenden. In het kader van de Woningwet, het Bouwbesluit en de<br />

Bouwverordening kunnen gemeenten eenvoudige overtredingen aanpakken met<br />

bestuursdwang en een dwangsom.<br />

Dit zijn in verhouding zware middelen. Bovendien zijn sommige overtredingen onomkeerbaar<br />

en hebben bestuursdwang of een dwangsom soms geen effect (bijvoorbeeld bij illegaal<br />

slopen).<br />

Met de Wet BIBOB is het ook mogelijk om de omgevingsvergunning te weigeren of in te<br />

trekken. De Wet BIBOB geldt in dit verband ook voor personen die redelijkerwijs met de<br />

aanvrager van de omgevingsvergunning gelijk kunnen worden gesteld. Bijvoorbeeld als het<br />

om de financier van een project gaat. De overdracht van de vergunning is in de Woningwet<br />

aangepast, zodat ook de nieuwe vergunninghouder voor een BIBOB-toets in aanmerking kan<br />

komen.<br />

Niet-vergunningplichtige bedrijvigheid<br />

Sommige gemeenten of regio’s gaan verder, door ook niet-vergunningsplichtige panden,<br />

exploitanten of bedrijven aan te pakken. Hierbij kan gedacht worden aan uitzendbureaus,<br />

kapperszaken en cadeauwinkels.<br />

Wanneer het vermoeden bestaat dat dergelijke bedrijven worden gebruikt voor criminele<br />

doeleinden (bijvoorbeeld het fingeren van omzet om geld te ‘witten’ dat met criminele<br />

activiteiten is verkregen), kan beleid worden vastgesteld om deze toch te screenen. Ook<br />

zakelijke dienstverleners als advocatuur, notariaat, accountancy en makelaardij kunnen in de<br />

screening worden betrokken.<br />

Daarbij wordt, op basis van gegevens waarover bijvoorbeeld de politie, de Belastingdienst en<br />

de afdeling Burgerzaken beschikken, beoordeeld of het pand wordt gebruikt voor het<br />

faciliteren van criminele activiteiten. Als op grond van de screening vermoed wordt dat er<br />

sprake is van criminele activiteiten, worden afspraken gemaakt over de aanpak daarvan.<br />

Ook bij deze aanpak is de samenwerking met de partners cruciaal. Binnen de mogelijkheden<br />

van het privacyreglement kunnen Openbaar Ministerie, politie, de Belastingdienst, FIOD en<br />

SIOD, gemeente en provincie gezamenlijk de bij hen beschikbare informatie analyseren en<br />

bepalen welke partners bepaalde problemen aanpakken.<br />

Een convenant waarin al deze afspraken zijn vastgelegd, is hierbij onmisbaar. Let wel: het<br />

maken van afspraken via convenanten binnen de beperkingen van het privacyreglement kan<br />

juridisch erg lastig zijn.<br />

34<br />

34


De overheid en de aanpak van speculatie met vastgoed<br />

Zoals al eerder gesteld, heeft de overheid meer prioriteit gelegd bij de aanpak van de<br />

problematiek rond exploitatie dan bij het bestrijden van speculatieproblematiek. Tot dusverre<br />

heeft de overheid zich dan ook maar mondjesmaat beziggehouden met de aanpak van<br />

malafide speculatie met vastgoed. De onveiligheid die samen gaat met exploitatie en die zich<br />

onder meer vertaalt in een slechtere leefbaarheid, vormt een zichtbaarder probleem in<br />

buurten dan de malafide handel met panden, die zich grotendeels aan het zicht onttrekt en<br />

ook niet gepaard gaat met directe overlast. Het Van Traa-team in Amsterdam houdt zich nog<br />

maar recentelijk en in beperkte mate met speculatie bezig om de doodeenvoudige reden dat<br />

criminelen die zich met onroerend goed bezig houden niet per definitie strafbare feiten<br />

plegen. Ook hier geldt nadrukkelijk dat de prioriteiten van de overheid anders liggen. ‘Er wordt<br />

vast en zeker veel gekocht met crimineel geld en er wordt vast witgewassen, maar als<br />

gemeente ligt daar niet de focus’, aldus een Amsterdamse ambtenaar. Pas in combinatie met<br />

bijvoorbeeld exploitatie of andere strafbare feiten komt ook vastgoedspeculatie in beeld. De<br />

liquidaties van onder andere vastgoedhandelaren in Amsterdam vormden voor het Van Traateam<br />

mede aanleiding om zich sterker te richten op de malafide speculatie met vastgoed. Wie<br />

zijn betrouwbare vastgoedhandelaren en wie niet? Het is voor de overheid van belang te<br />

weten met wie men zaken kan doen en wie daar niet voor in aanmerking komen.<br />

Mede omdat de georganiseerde misdaad zich in Nederland zichtbaar heeft gemaakt in het<br />

vastgoed, lijkt er wel sprake te zijn van een kentering. De overheid is momenteel vooral bezig<br />

kennis te verzamelen over de problematiek, die complex is en de nodige specifieke expertise<br />

vereist die op dit moment nog lang niet altijd voorhanden lijkt. De complexiteit van de materie<br />

gaat bovendien samen met professionele, malafide vastgoedhandelaren die wel deze<br />

expertise voorradig hebben of deze inhuren.<br />

Inmiddels is er een beperkt aantal succesvolle strafzaken tegen (Rotterdamse) vastgoedhandelaren<br />

afgerond waarbij er sprake was van samenwerking tussen het OM, de<br />

Belastingdienst en interventieteams. Deze interdisciplinaire aanpak lijkt de meest<br />

veelbelovende aanpak van malafide speculatie met vastgoed.<br />

FIU-meldingen<br />

FIU-meldingen (Financial Intelligence Unit), voorheen MOT-meldingen vormen een belangrijk<br />

instrument voor het signaleren van witwassen. Kredietinstellingen, geldtransfers en vrije<br />

beroepsgroepen zoals advocaten, makelaars, bemiddelaars in onroerend goed en notarissen<br />

zijn verplicht om ongebruikelijke transacties te melden. Daarvoor bestaat een aantal<br />

meldindicatoren die als het ware handen en voeten geven aan de meldplicht. De meldingen<br />

ongebruikelijke transacties komen binnen bij de Financial Intelligence Unit. Deze unit is<br />

ondergebracht bij het Korps landelijke politiediensten. De Unit bepaalt of de transacties al dan<br />

niet als verdacht worden doorgemeld. Wanneer de beroepsgroepen de meldplicht ontduiken,<br />

maken ze zich schuldig aan een economisch delict. Er wordt dan ook toezicht gehouden op<br />

de naleving van de richtlijnen.<br />

Naast de eerder geschetste juridische en bestuurlijke mogelijkheden biedt het RIEC<br />

Rotterdam-Rijnmond onderstaande instrumenten aan om de bestuurlijke aanpak <strong>Vastgoed</strong> te<br />

intensiveren. Het betreft dan vier instrumenten die in Hoofdstuk 6 worden toegelicht.<br />

35<br />

35


H 6 | Overige instrumenten t.b.v. aanpak <strong>Vastgoed</strong><br />

6.1 | Samenwerking met de banken<br />

Wat is het?<br />

Sinds eind 2006 kent de keten <strong>Vastgoed</strong> (MI) en later RIEC een intensieve samenwerking<br />

met private partijen zoals de hypothecair financiers. Sinds drie jaar worden de financiers door<br />

de keten <strong>Vastgoed</strong> actief van gemeentelijke informatie voorzien wanneer het gaat om<br />

misstanden in de vastgoedsector. Men moet dan denken aan hennepteelt, illegale<br />

verblijfsinrichtingen, illegale prostitutie in vastgoedobjecten, gebruik- en dealpanden, etc.<br />

Wanneer door de gemeente inzake dit soort dossiers een besluit of bestuurlijke maatregelen<br />

wordt genomen danwel opgelegd, wordt de hypothecair financier hiervan in kennis gesteld.<br />

Hiertoe wordt een kopie van het besluit naar de betreffende contactpersoon gezonden.<br />

Wat levert het op?<br />

Nadat de hypothecair financier in kennis is gesteld m.b.t. een maatregel van de gemeente<br />

jegens een klant, nemen zij (na zelfstandig een afweging gemaakt te hebben) een besluit<br />

t.a.v. van de lopende hypotheek en t.a.v. van de relatie met de klant. Dit kan variëren van een<br />

eerste en laatste waarschuwing jegens de eigenaar tot het opeisen van de hypotheek. De<br />

laatst genoemde maatregel wordt genomen in 30 - 40% van de gevallen. In 2011 zijn door de<br />

ketenaanpak <strong>Vastgoed</strong> 210 signalen van misstanden uitgedaan. Dit leidt er dus uiteindelijk<br />

toe dat minimaal 70 objecten zijn onttrokken aan eigenaren die de objecten (laten) gebruikten<br />

voor het uitoefenen van criminele activiteiten.<br />

De financiers van eigenaren in kennis stellen van bepaalde feiten leidt ertoe dat gemeenten in<br />

korte tijd een malafide eigenaar onder hoge druk kan zetten, en de overlast/misstanden snel<br />

een halt kan toeroepen.<br />

Wat moet de gemeente zelf doen?<br />

Het is raadzaam dat gemeenten haar inwoners er op wijzen waar zij voor signalen van<br />

(mogelijk) misbruik van vastgoed terecht kunnen. De gemeente kan als signalen hiertoe<br />

aanleiding geven gerichte inspecties verrichten. Hierdoor krijgt een gemeente (nog) meer<br />

zicht op mogelijk misbruik van vastgoed.<br />

Wanneer dit is gerealiseerd kan worden overgegaan tot het daadwerkelijk<br />

constateren/vaststellen van (strafbare) feiten in relatie tot vastgoed. Wanneer door politie of<br />

ambtenaren misstanden zijn geconstateerd, kan de bank een (op hoofdlijnen) geïnformeerd<br />

worden. Te denken valt dan aan een kopie van een besluit of aanschrijving. De gemeente<br />

dient ter voorbereiding hierop:<br />

- bronnen te raadplegen (GBA, Kadaster, etc)<br />

- Eigen informatiepositie op orde te hebben (dossier opbouw)<br />

- Contact opnemen met de betreffende financiers signaal uitzetten en zo nodig de<br />

voortgang monitoren.<br />

6.2 | Rotterdams Piepsysteem (ROPS)<br />

Wat is het?<br />

In het kader van de pilot die in de gemeente Rotterdam voor de duur van 1 jaar is gehouden<br />

is een applicatie ontwikkeld die geautomatiseerd afwijkende vastgoedtransacties kan<br />

opsporen. De applicatie is in staat om transacties die gepaard gaan met prijsdaling en<br />

-stijgingen te signaleren. De gebruiker kan hiertoe zelf aangeven met hoeveel procent de<br />

waardestijging of -daling gepaard gaat.<br />

Het systeem kan worden ingezet om binnen bepaalde (kwetsbare) postcodegebieden met<br />

terugwerkende kracht dubieuze vastgoedtransacties op te sporen en tevens in kaart te<br />

brengen welke eigenaar/verkoper, koper, notaris en hypothecair financier betrokken zijn.<br />

Wat levert het op?<br />

Het systeem zal de gemeenten helpen om na te gaan of binnen de gemeentegrenzen<br />

woningprijzen kunstmatig worden opgedreven door dubieuze vastgoedtransacties. Dit kunnen<br />

o.a. ABC-transacties zijn (aan- en verkoop van vastgoed binnen 6 maanden, zodat geen<br />

overdrachtsbelasting hoeft worden afgedragen). ABC-transacties die gepaard gaan met soms<br />

forse waardestijgingen zijn namelijk indicatoren die duiden op criminele activiteiten. Deze<br />

informatie is zonder het ROPS een stuk moeilijker te traceren. Daarnaast is in één oogopslag<br />

36<br />

36


te zien of steeds dezelfde notaris bij de transacties berokken is. Zo ja, dan is dat een redelijk<br />

vermoeden dat deze optreedt als faciliteerder.<br />

Wat moet de gemeente zelf doen?<br />

De functioneren van het ROPS is volledig afhankelijk van kadastrale informatie. Het Kadaster<br />

levert dergelijke informatie echter niet kosteloos aan. Daardoor zijn aan het “voeden” van het<br />

ROPS vrij hoge kosten verbonden.<br />

Daarnaast dient de gemeente uiteindelijk zelf een gebied(en) te selecteren waarvan vooraf<br />

ingeschat is dat daar het (hoogste) risico bestaat op malafide vastgoedtransacties. De keuze<br />

kan uiteraard gemaakt worden in overleg met het RIEC en/of één van de partners.<br />

Wat doet het RIEC?<br />

- Doorontwikkelen van het systeem en/of de methodiek.<br />

- Assisteren en adviseren bij de uitvoering en het interpreteren van de uikomsten van het<br />

ROPS.<br />

6.3 | <strong>Vastgoed</strong>kaart<br />

Wat is het?<br />

De recherche van de politie Rotterdam-Rijnmond werkt momenteel aan zogenaamde<br />

vastgoedkaart van een aantal postcodegebieden binnen de gemeente Rotterdam. De<br />

vastgoedkaart wordt opgesteld door indicatoren zoals: prijsstijgingen- en dalingen bij<br />

vastgoedtransacties, betrokkenheid van buitenlandse financiers, panden worden aangekocht<br />

zonder financiers, eigenaren die in korte tijd veel panden verwerven en etc. te matchen met<br />

namen van vastgoedeigenaren/handelaren die landelijk actief zijn en welke op dit moment<br />

een fors aantal objecten op hun naam hebben staan.<br />

De uitkomsten van de match van de namen en de indicatoren biedt inzicht in de<br />

eigenaren/handelaren en/of betrokkenen die nader onderzocht dienen te worden. De output<br />

van de vastgoedkaart kan leiden tot een aantal casussen die door de keten <strong>Vastgoed</strong><br />

opgepakt gaan worden.<br />

Wat levert het op?<br />

De vastgoedkaart moet resulteren in een overzicht van personen die actief zijn binnen een<br />

bepaald postcodegebied of gemeente en of zij bijvoorbeeld antecedenten op hun naam<br />

hebben en/of betrokken waren bij transacties waar vraagtekens bij te plaatsen zijn. Zonder<br />

bovenstaand hulpmiddel komt deze informatie alleen min of meer toevallig aan het licht. Met<br />

de vastgoedkaart kan systematisch de gewenste informatie in beeld worden gebracht en krijgt<br />

de gemeente zicht op dubieuze of ongewenste personen die actief zijn binnen de<br />

gemeentegrenzen.<br />

Wat moet de gemeente zelf doen?<br />

- Aanwijzen van het te onderzoeken doelgebied;<br />

- In overleg met het RIEC Rotterdam-Rijnmond en de partners zal een plan van aanpak<br />

worden opgesteld.<br />

6.4 | Samenwerking met de Rijksbelastingdienst (aanpak hypotheekrenteaftrek fraude)<br />

Wat behelst de samenwerking?<br />

Tijdens de aanpak van misstanden m.b.t. vastgoed is ook de Rijksbelastingdienst een<br />

waardevolle partner gebleken. Gemeentelijke informatie kan voor hen een waardevolle bron<br />

zijn wanneer het gaat om bijvoorbeeld de hypotheekrente-aftrek en genoten inkomsten van<br />

woningen die vallen in categorie inkomstenbox 1 (inkomsten uit Werk en Woning). Het betreft<br />

dan woningeigenaren die een pand verhuren en van het betreffende pand de hypotheekrente<br />

aftrekken. Daartoe staat men op het betreffende adres ingeschreven, hoewel men er niet<br />

woonachtig is. Wanneer een pand door een inspecteur betreden is en is vastgesteld dat de<br />

woning wordt verhuurd, moet er oog zijn voor eigen gemeentelijke informatie waaruit<br />

opgemaakt kan worden dat door de betreffende eigenaar fraude gepleegd wordt. Een van de<br />

bronnen is dan de Gemeentelijke Basisadministratie en de rapportage van het inspectieteam.<br />

Door deze twee bronnen te matchen kan worden geconstateerd dat de situatie zoals deze in<br />

de woning is aangetroffen, niet strookt met het GBA. Deze constatering kan gedeeld worden<br />

37<br />

37


met de Rijksbelastingdienst. Hierop wordt de aftrek onmiddellijk stopgezet en verder/breder<br />

onderzoek verricht.<br />

Wat levert het op?<br />

Sinds drie jaar werkt de keten <strong>Vastgoed</strong> met betrekking tot dit aspect intensief samen met de<br />

Rijksbelastingdienst. Dit heeft tot op heden € 500.000,-- opgeleverd. Dit geld komt dus niet<br />

meer (op onrechtmatige wijze) in de portemonnee van malafide vastgoedeigenaren. De reeds<br />

uitgekeerde bedragen worden inclusief boete teruggevorderd.<br />

Wat moet de gemeente zelf doen?<br />

Tijdens inspecties van objecten is het wenselijk dat de inspecteur registreert wie er op dat<br />

moment in het pand verblijft en of dit conform het GBA is. Mocht blijken dat de eigenaar niet<br />

in het pand verblijft, maar hier desalniettemin ingeschreven staat moet het RIEC (en daarmee<br />

de Rijksbelastingdienst) door middel van een korte rapportage in kennis worden gesteld. De<br />

Rijksbelastingdienst zet dan onverwijld de aftrek stop.<br />

Wat doet het RIEC<br />

Het RIEC fungeert als verbindende schakel tussen de Rijksbelastingdienst en de<br />

regiogemeenten. Het RIEC zet de rapportages door naar de contactpersoon van de<br />

Rijksbelastingdienst. Deze neemt het signaal met een directie collega persoonlijk in<br />

behandeling.<br />

38<br />

38


H 7 | Korte werkbeschrijving ketenaanpak <strong>Vastgoed</strong> -<br />

Regiogemeenten<br />

7.1 | Casusoverleg<br />

Wanneer een regiogemeente serieuze signalen van georganiseerde misdaad heeft of<br />

aanleiding ziet om te twijfelen aan een eigenaar, transactie of handelwijze dan kan dit signaal<br />

worden voorgelegd aan de keten <strong>Vastgoed</strong> van het RIEC. Alvorens dit te doen moet de<br />

gemeente eerst haar eigen (interne)bronnen raadplegen. Collega’s of bijv. de wijkagent<br />

kunnen over waardevolle aanvullende informatie beschikken.<br />

Wanneer de informatie-inventarisatie is afgerond, wordt het signaal overhandigd aan het<br />

RIEC. Het RIEC raadpleegt de open bronnen zoals het Kadaster, KvK en etc. en gaat zo<br />

nodig met de indiener van het signaal in overleg wanneer er aanvullende vragen zijn gerezen.<br />

De volgende stap is om in het casusvoorbereidingsteam te bepalen of het signaal voldoende<br />

bevat om als casus ingebracht te worden in het maandelijks casusoverleg. Mocht dit het<br />

geval zijn, dan wordt de casus opgenomen in de applicatie vastgoed (zie paragraaf 7.5). Ter<br />

voorbereiding op het casusoverleg raadplegen alle deelnemers hun interne<br />

informatiesystemen op mogelijke aanvullende informatie.<br />

Tijdens het casusoverleg wordt de verdere strategie bepaald, wordt nagegaan wat er<br />

eventueel nog aan informatie ontbreekt en welke zaken nog verder nagetrokken moeten<br />

worden. De informatie van partners biedt immers in sommige vallen weer nieuwe<br />

aanknopingspunten die nagelopen moeten worden. Iedere partner gaat na wat binnen zijn<br />

organisatie en bevoegdheden de mogelijkheden zijn in die specifieke casus. Zodoende wordt<br />

per casus geprobeerd om tot een integrale aanpak te komen. Lukt dit niet? Dan zullen één of<br />

twee partners de casus verder afgehandeld in afstemming met het casusoverleg.<br />

Het casusoverleg wordt door de gemeente die het signaal heeft ingebracht bijgewoond.<br />

Hierdoor wordt de betreffende gemeente zo goed mogelijk geïnformeerd en zijn alle<br />

betrokkenen bij eventuele onduidelijkheden in de gelegenheid om aanvullende vragen te<br />

stellen en elkaar te informeren.<br />

Het afsluiten van een casus gebeurt in goed onderling overleg en wanneer er geen<br />

mogelijkheden worden gezien voor een eventuele verdere aanpak of wanneer de effectiviteit<br />

in twijfel wordt getrokken.<br />

Het casusoverleg wordt ondersteund door de applicatie <strong>Vastgoed</strong>.<br />

39<br />

39


7.2 Stroomschema & Overzicht gemeentelijke diensten<br />

Figuur 1: Stroomschema signaal vastgoedfraude<br />

Figuur 2: Overzicht gemeentelijke diensten t.b.v. informatiepositie<br />

40<br />

40


7.3 | Processchema signalering vanuit gemeenten<br />

Fase Stap Acties<br />

1 Signalering Signalering Burger/inspecteur of<br />

andere betrokkenen<br />

constateren een<br />

misstand of een<br />

opvallend feit in<br />

relatie tot vastgoed<br />

met een indicatie die<br />

kan duiden op<br />

betrokkenheid<br />

georganiseerde<br />

criminaliteit.<br />

2 Behandeling Gemeente neemt signaal in<br />

behandeling en raadpleegt diverse<br />

bronnen.<br />

Wanneer nodig wordt<br />

het pand/panden<br />

bezocht.<br />

3 Bundeling Informatiebundeling. Raadplegen<br />

Kadaster, GBA,<br />

relevante interne<br />

gemeentelijke<br />

informatie, etc.<br />

4 Afweging Afweging signaal. Na raadplegen<br />

bronnen en<br />

veredelen van de<br />

informatie ontstaat<br />

een compleet beeld<br />

en vindt een check<br />

op juistheid en<br />

indicatoren plaats.<br />

5 Advisering Contact en advies RIEC Het RIEC veredelt<br />

wanneer mogelijk en<br />

verricht eerste<br />

analyse.<br />

6 Afweging<br />

casus<br />

Afweging: is het signaal<br />

casuswaardig?*<br />

Ja: Casus op agenda casusoverleg.<br />

Nee: casus afvoeren.<br />

7 Bespreking Casus besproken tijdens<br />

casusoverleg<br />

Levert de<br />

aanvullende<br />

informatie van<br />

partners RIEC<br />

voldoende<br />

aanknopingspunten?<br />

Afspraken over<br />

interventies. Welke<br />

partner doet wat?<br />

Wat beogen we?<br />

2 e Casusoverleg Partners rapporteren<br />

over de voortgang en<br />

de (mogelijke)<br />

effecten van hun<br />

interventies. Zijn de<br />

doel(en) bereikt?<br />

8 Afsluiting Doel(en) bereikt Casus afsluiten.<br />

Gemeente gaat na of<br />

bestuurlijke<br />

instrumenten kunnen<br />

worden ingezet.<br />

omvang portefeuille,<br />

wijze van financiering<br />

vastgoed, leegstand<br />

vastgoed,<br />

aanschrijvingen uit het<br />

verleden, type<br />

bewoners vastgoed,<br />

betrokkenheid<br />

(soft)drugs, etc.<br />

Advies m.b.t. inzet<br />

bestuurlijke<br />

instrumenten.<br />

FIOD,<br />

Rijksbelastingdienst,<br />

Politie en OM<br />

raadplegen systemen.<br />

Gemeente sluit aan bij<br />

casusoverleg<br />

Gemeente sluit aan bij<br />

casusoverleg<br />

* Een casus is voor het RIEC relevant wanneer er vermoeden bestaan van betrokkenheid van georganiseerde<br />

misdaad, dit in relatie tot vastgoed, hennepteelt en/of mensenhandel.<br />

41<br />

41


7.4 | Wie zijn aangesloten bij het casusoverleg?<br />

Binnen de gemeente Rotterdam zijn met name de directie Veiligheid, Stadsontwikkeling<br />

(wonen en buitenruimte) en de dienst Gemeentebelastingen aangesloten.<br />

Stadsontwikkeling is belast met de zowel inspectie als het aanschrijven van vastgoed en<br />

hun eigenaren. Daarnaast is het belast met het beheer van gemeentelijk <strong>Vastgoed</strong> en het<br />

bemiddelen van de aan- en verkoop van o.a. (gemeentelijk) vastgoed. Tevens monitort men<br />

de transacties op de vastgoedveiling.<br />

De dienst Gemeentebelastingen kent de volgende taken:<br />

Het heffen en invorderen van belastingen die de gemeente volgens de Gemeentewet mag<br />

opleggen aan inwoners, bezoekers en eigenaren van onroerende zaken in de stad.<br />

(Gemeentewet hfst. XV par. 4 art. 230 e.v.)<br />

Het waarderen van onroerende zaken t.b.v. de heffing van belastingen door het Rijk, de<br />

gemeenten en de waterschappen.<br />

Daarnaast wordt de dienst Gemeentebelastingen ingezet voor de volgende specifieke taken:<br />

faciliterende rol bij de incasso van uitvoeringen van gemeentewege, dwangsom-<br />

beschikkingen en hennepbesluiten van dS+V jegens malafide handelaren of eigenaren.<br />

Faciliterende rol bij de incasso van verhaal van kosten bij burgemeestersluitingen o.g.v. art<br />

174a GW en dwangsombeschikkingen van Directie Veiligheid. Incasso o.a. door middel van:<br />

- (Conservatoire) beslagen onroerende zaken;<br />

- (Conservatoire) beslagen roerende zaken;<br />

- (Conservatoire) beslagen onder derden.<br />

De dienst Gemeentebelastingen beschikt over informatie die voor andere partners zoals<br />

politie en Rijksbelastingdienst waardevol kan zijn. Het betreft dan zaken als: wie betaalde de<br />

OZB m.b.t. een pand? Vanaf welk bankrekeningnummer is de betaling gedaan?<br />

Tools van de partners<br />

Hieronder staat een kleine greep uit de mogelijkheden die de partners hebben m.b.t. de<br />

aanpak van misstanden en georganiseerde criminaliteit.<br />

Openbaar Ministerie Rotterdam:<br />

Het Openbaar Ministerie beschikt over diverse wettelijke mogelijkheden om een<br />

opsporingsonderzoek te verrichten, bv het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van<br />

strafvordering. Ook zijn er Aanwijzingen en Beleidsregels opgesteld.<br />

Al deze wetgeving is erop gericht de officier van justitie (en de opsporingsinstanties) in de<br />

praktijk handvaten te bieden het opsporingsonderzoek zo goed mogelijk te laten verlopen.<br />

Na het opsporingsonderzoek zijn er diverse mogelijkheden om een strafzaak af te doen: een<br />

verdachte van strafbare feiten kan voor de rechter worden gebracht. Ook kan een zaak<br />

(voorwaardelijk) worden geseponeerd, danwel een transactie of een taakstraf worden<br />

aangeboden, ter voorkoming van verdere strafvervolging.<br />

Politie Rotterdam-Rijnmond:<br />

- Dossiervorming door de wijkagent bij overlast. In samenwerking met externe partners<br />

zou betrokkene uit het pand gezet kunnen worden;<br />

- Reactief reageren met strafrechtelijke bevoegdheden op gepleegde strafbare feiten,<br />

zoals mensenhandel en –smokkel, witwassen en hypotheekfraude;<br />

- Verbeurdverklaring / ontneming van het pand;<br />

- “bestuurlijke” rapportage richting gemeente voor intrekking vergunning/<br />

burgemeestersluiting.<br />

Rijksbelastingdienst Rotterdam-Rijnmond<br />

De Belastingwetgeving is voor de Belastingdienst het uitgangspunt. Daar waar<br />

overlastgevende en/of malafide praktijken, gerelateerd aan vastgoed, een fiscaal belang met<br />

zich meebrengen, kan de Belastingdienst deze wetgeving als instrument inzetten. De aanpak<br />

varieert van het van achter het bureau beoordelen van ingediende belastingaangiften tot het<br />

instellen van (boeken)onderzoek ter plaatse. Indien blijkt dat fiscale verplichtingen niet juist<br />

zijn nagekomen, worden aanslagen opgelegd.<br />

42<br />

42


Tools van de FIOD-ECD<br />

De FIOD is de opsporingsdienst van de Rijksbelastingdienst en Douane. Tot de<br />

opdrachtgevers van FIOD-ECD behoren naast de Rijksbelastingdienst en Douane, ook<br />

andere opdrachtgevers zoals bijvoorbeeld de AFM en DNB. De FIOD onderscheidt de<br />

volgende soorten onderzoeken: fiscaal strafrechtelijke onderzoeken, financiële fraude<br />

(beleggingsfraude, schending integriteit bedrijfsleven, aantasting financiële stelsel en<br />

aantasting vergunningenstelsel). Tevens onderscheidt de FIOD de volgende bijzondere<br />

taakgebieden (expertise): witwassen, ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel (plukze),<br />

(complexe) faillissementsfraude, vastgoed en btw-fraude.<br />

Keuze van de onderzoeken en inzet van capaciteit wordt bepaald in overleg met<br />

opdrachtgevers (Belastingdienst, Douane, AFM, DNB) en Functioneel Parket (OM).<br />

Aansluiting met Handhavingsarrangement Belastingdienst (dezelfde thema's en projecten).<br />

Inzet van het middel opsporing is gericht op het behalen van optimaal effect.<br />

FIOD-ECD zoekt samenwerking met andere opsporingsdiensten en politie. Daarnaast bestaat<br />

er voorkeur voor deelname aan projecten in het kader van integrale overheidsaanpak, mits de<br />

FIOD daarin een toegevoegde waarde heeft (bezien vanuit het algemeen belang). FIOD is<br />

betrokken bij alle <strong>RIEC's</strong>. FIOD beschikt over een eigen inlichtingendienst (CIE,<br />

opsporingsinformatie strategisch en operationeel, informatiedesk, buitenland-loket).<br />

7.5 | Applicatie vastgoed<br />

Eén van de voorwaarden voor een effectieve en efficiënte samenwerking is een soepele<br />

informatie-uitwisseling. Om de uitwisseling goed te borgen, is door het RIEC Rotterdam-<br />

Rijnmond een applicatie ontwikkeld. Deze is sinds een jaar in gebruik en gedurende de<br />

periode verder verfijnd. De applicatie is zo ingericht dat op casusniveau in een beveiligde<br />

omgeving informatie kan worden uitgewisseld. Deze is alleen zichtbaar voor de gemeenten<br />

en partners voor wie de informatie relevant is.<br />

De applicatie is zo ingericht dat tijdens het casusoverleg het proces in vier stappen wordt<br />

doorlopen (van casusbeschrijving tot casusafhandeling). In de applicatie kunnen relevante<br />

stukken als bijlagen worden opgenomen, daarnaast kan iedere partner een analyse m.b.t. de<br />

casus in de applicatie kwijt. Betrokken partners kunnen van deze informatie kennisnemen.<br />

Het inloggen gebeurt middels een gebruikersnaam en password, d.m.v. een token.<br />

Beleidsmatig overleg<br />

Naast een casusoverleg vormen afgevaardigden met een leidinggevende functie vanuit de<br />

ketenpartners ook een beleidsmatig overleg. De groep komt ongeveer eens per 2 maanden<br />

bijeen. In dit overleg zijn de voornaamste ketenpartners vertegenwoordigd. De agenda wordt<br />

bepaald door verschillende beleidsthema’s en de te bepalen koers van de keten. Denk hierbij<br />

aan de te ontwikkelen nieuwe instrumenten die ingezet kunnen worden t.b.v. de aanpak<br />

vastgoed of initiatieven om de samenwerking verder te optimaliseren.<br />

Daarnaast rapporteren de deelnemers naar de Stuurgroep RIEC dat wordt voorgezeten door<br />

burgemeester van Belzen van de gemeente Barendrecht. Jaarlijks stelt het beleidsmatig<br />

overleg een jaarrapportage op waarin verantwoording wordt afgelegd over de samenwerking,<br />

behaalde doelstellingen, resultaten, werkwijze en etc.<br />

Stuurgroep RIEC<br />

De stuurgroep RIEC bepaalt de koers op strategisch niveau en ook in dit overleg zijn de<br />

partners vertegenwoordigd.<br />

De burgemeester van Barendrecht, de gemeentesecretaris van Maassluis en<br />

vertegenwoordigers van de gemeente Rotterdam Directie Veiligheid, de Sociale Inlichtingen-<br />

en Opsporingsdienst (SIOD) en Arbeidsinspectie (AI), de politie Rotterdam-Rijnmond, het<br />

Openbaar Ministerie (Arrondissementsparket Rotterdam), de Belastingdienst Rijnmond, de<br />

FIOD, de directeur Veiligheid van de gemeente Rotterdam en de coördinator van het RIEC<br />

Rotterdam-Rijnmond vormen de Stuurgroep RIEC. De Stuurgroep RIEC ziet toe op de<br />

strategie en uitvoering van de taken van het RIEC, waarvan de regionale ketenaanpak<br />

vastgoed onderdeel uitmaakt.<br />

De voorzitter van de Stuurgroep RIEC, tevens portefeuillehouder namens het Regionaal<br />

College, rapporteert aan het Regionaal College van de politie Rotterdam-Rijnmond.<br />

43<br />

43


BIJLAGE I<br />

Richtlijnen onzelfstandige bewoning (Stadsontwikkeling)<br />

1. Inleiding<br />

In deze Richtlijn onzelfstandige bewoning wordt nader aangegeven hoe bij de<br />

praktische uitvoering van de in de considerans genoemde regelingen omgegaan<br />

wordt met de begrippen ‘kamergewijze verhuur’ en ‘verhuur van een zelfstandige<br />

woonruimte aan een huishouden’. Deze richtlijn is tevens van belang voor de wijze<br />

waarop de gemeente Rotterdam in dit verband handhavend optreedt.<br />

2. Kamergewijze verhuur<br />

2.1 Er is sprake van kamergewijze verhuur als:<br />

een samenstel van verblijfsruimten in een woonfunctie uitsluitend of mede bestemd is<br />

of gebruikt wordt om daarin aan anderen dan aan de rechthebbende (zoals de<br />

eigenaar/bewoner/huurder) en de personen behorende tot zijn of haar huishouden,<br />

woonverblijf (geen zelfstandige woongelegenheid) te verschaffen. Hiermee richt het<br />

begrip kamergewijze verhuur zich op de verhuur van kamers in een woning aan<br />

afzonderlijke huurders die geen sociale band met elkaar of de verhuurder hebben en<br />

zodoende zelf geen of weinig invloed op de brandveiligheidssituatie kunnen<br />

uitoefenen.<br />

2.2 Als er sprake is van kamergewijze verhuur kan vereist zijn:<br />

• een onttrekkingsvergunning op grond van de Huisvestingswet, de<br />

Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam 2006 of de<br />

Huisvestingsverordening aangewezen gebieden Rotterdam;<br />

• indien het gebouw geen woonfunctie heeft, een toestemming tot gebruikswijziging<br />

en een bouwvergunning;<br />

• bij meer dan vier personen een gebruiksmelding op grond van het Besluit<br />

brandveilig gebruik bouwwerken, ook wel aangeduid als Gebruiksbesluit.<br />

2.3 Er is geen sprake van een kamergewijze verhuur als:<br />

• de eigenaar/bewoner/huurder (met of zonder gezin), die tevens bewoner is, één<br />

of twee kamers verhuurt aan niet meer dan twee personen en<br />

• er sprake is van (een) zelfstandige woonruimte(n) en<br />

• er sprake is van een duurzaam gemeenschappelijk huishouden.<br />

3. Zelfstandige woonruimte<br />

3.1 Er is sprake van een zelfstandige woonruimte als:<br />

• de woonruimte een eigen toegang heeft en<br />

• de bewoner exclusief gebruik maakt van zogeheten “wezenlijke voorzieningen”<br />

(keuken, douche/badkamer en toilet) binnen zijn woonruimte.<br />

NB. Een huishouden heeft voor de bewoning van een zelfstandige woonruimte onder de<br />

huur/koopprijsgrens in de aangewezen gebieden een huisvestingsvergunning nodig.<br />

4. Huishouden<br />

4.1 Er is sprake van een duurzaam gemeenschappelijk huishouden als:<br />

• een gezin van twee of meer personen (gehuwd of samenwonend) zijn<br />

hoofdverblijf in dezelfde woning heeft. Dit wordt geacht één duurzaam<br />

gemeenschappelijk huishouden te zijn;<br />

• een groep van twee of meer personen een gemeenschappelijke duurzame<br />

huishouding voert of wil voeren. Hieronder wordt ook een woongroep verstaan.<br />

Dit wordt van geval tot geval bepaald. Het gebruik van de woning speelt hierbij<br />

een rol.<br />

44<br />

44


NB. Wanneer één persoon in een woning zijn hoofdverblijf heeft, speelt het vraagstuk<br />

van een duurzaam gemeenschappelijk huishouden uiteraard niet. Leden van het<br />

duurzaam gemeenschappelijk huishouden hebben tenminste 12 m 2 per persoon aan<br />

gebruiksoppervlakte tot de beschikking. Wordt hier niet aan voldaan, dan is er sprake<br />

van strijdigheid met de Bouwverordening Rotterdam 1993.<br />

4.2 Indicaties, die een rol spelen bij de beoordeling of er sprake is van (de intentie tot)<br />

een duurzaam gemeenschappelijk huishouden zijn:<br />

• er bestaat een band tussen de bewoners, die de enkele wil om gezamenlijk te<br />

wonen te boven gaat. Daarnaast bestaat de intentie om langdurig samen te<br />

blijven;<br />

• er is sprake van wederzijdse zorg;<br />

• de bewoners beschikken over een gemeenschappelijke rekening, waarvan de<br />

gemeenschappelijke kosten betaald worden;<br />

• indien vereist, beschikken de bewoners over een Huisvestingsvergunning;<br />

• alle bewoners staan ingeschreven in het GBA;<br />

• de ruimtes in de woning zijn van dien aard, dat ze niet zelfstandig bewoond<br />

worden. Alle ruimten zijn gemeenschappelijk (dus niet met sloten afsluitbaar, niet<br />

allemaal een eigen kooktoestel en koelkast e.d. en in de woning is een<br />

gezamenlijke woonkamer aanwezig die niet in gebruik is als slaapkamer);<br />

• de woning is aan te merken als een zelfstandige woonruimte in de zin van de<br />

Huisvestingswet.<br />

De hierboven genoemde indicaties spelen allemaal een rol bij de beoordeling of er sprake is<br />

van (de intentie tot) een duurzaam gemeenschappelijk huishouden. Dit zijn echter slechts de<br />

in de jurisprudentie uitgekristalliseerde indicaties. Overige feiten en omstandigheden van het<br />

geval dienen meegewogen te worden. Deze lijst van indicaties is dus niet uitputtend. Alle<br />

indicaties dienen zorgvuldig afgewogen te worden. Er dient zowel sprake te zijn van<br />

duurzaamheid als van gemeenschappelijkheid, voordat van een duurzaam<br />

gemeenschappelijk huishouden gesproken kan worden.<br />

45<br />

45


BIJLAGE II<br />

Toelichting op de richtlijn onzelfstandige bewoning<br />

Ad 3 Zelfstandige woonruimte<br />

Eigen toegang:<br />

• de toegang hoeft niet perse op de straat uit te komen;<br />

• etagewoningen met een uitgang naar een gemeenschappelijke hal, galerij of<br />

trappenhuis worden ook als zelfstandig aangemerkt;<br />

• hetzelfde geldt voor woningen met één of meer afsluitbare toegangsdeuren naar<br />

een gemeenschappelijke ruimte, zoals een hal in een groot (heren)huis (een<br />

zogeheten: onvrije woning);<br />

• de woning met alle wezenlijke voorzieningen maar met de toegang door de privéruimte<br />

van een derde is geen zelfstandige woonruimte.<br />

Wezenlijke voorzieningen:<br />

• onder wezenlijke voorzieningen wordt verstaan: tenminste de keuken, het toilet<br />

en de wasruimte (dat wil zeggen douche- of badkamer);<br />

• zij moeten niet alleen binnen de woonruimte zijn gelegen maar ook exclusief ten<br />

gebruik staan van de huurder van die woonruimte. Dit moet uit feitelijke<br />

omstandigheden en de situatie ter plaatse worden afgeleid. Het exclusief gebruik<br />

kan bijvoorbeeld blijken uit het huurcontract;<br />

• onder “binnen de woning” wordt ook verstaan verscheidene vertrekken, zoals<br />

bijvoorbeeld een keuken, toilet of douche, die bereikbaar zijn via een<br />

gemeenschappelijke verkeersruimte, zoals een hal of overloop. Als de wezenlijke<br />

voorzieningen tevens exclusief ten gebruik staan van de huurder, betreft het hier<br />

een onvrije, zelfstandige woonruimte;<br />

• als ook anderen dan de huurder of zijn huisgenoten aanspraak kunnen maken op<br />

het gebruik van deze wezenlijke voorzieningen, is er geen sprake van een<br />

zelfstandige woonruimte. Andere eigen voorzieningen zijn niet strikt vereist, zoals<br />

een energie- en watermeter.<br />

Ad4 Duurzaam gemeenschappelijk huishouden<br />

Bij de bepaling of er sprake is van (de intentie tot) een duurzaam gemeenschappelijk<br />

huishouden of woongroep, wordt gekeken naar de feiten en omstandigheden van het<br />

geval (indicaties). Deze indicaties zijn onuitputtelijk. De hieronder genoemde<br />

indicaties volgen in ieder geval uit jurisprudentie.<br />

Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Raad van State d.d. 5 oktober 2005<br />

(zaaknummer 200501342/1) en d.d. 17 januari 2007 (zaaknummer 200605247/1).<br />

1. De bewoners hebben de intentie om langdurig samen te blijven wonen<br />

(duurzaamheid).<br />

De tijdelijkheid van de bewoning mag niet vóóraf al vaststaan, waar de grens van<br />

deze tijdelijkheid ligt is een andere zaak.<br />

2. Er is sprake van wederzijdse zorg.<br />

Daaronder wordt bijvoorbeeld verstaan:<br />

- het hebben van een gezamenlijke bank- of girorekening;<br />

- het gezamenlijke doen van uitgave ten behoeve van het huishouden;<br />

- tenaamstelling van (telefoon- gas- en/of elektriciteits-) rekeningen.<br />

3. Het huishouden is in de periode van één jaar niet van samenstelling gewijzigd,<br />

tenzij de wijzigingen naar algemene maatstaven binnen een duurzaam<br />

gemeenschappelijk huishouden passen.<br />

46<br />

46


Wanneer de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens een wisseling van<br />

bewoners aangeeft of bewoners niet staan ingeschreven, kan dit dienen om het<br />

bestaan van een samenlevingswens te ontkrachten. Vindt de wisseling van bewoners<br />

plaats in een periode van één jaar voor de controle, dan is dit een indicatie dat er<br />

geen sprake is van een duurzaam gemeenschappelijk huishouden. Veranderingen<br />

die binnen reguliere wijzigingen van een duurzaam gemeenschappelijk huishouden<br />

vallen worden uiteraard buiten beschouwing gelaten (bijvoorbeeld scheiding, het<br />

krijgen van een kind enz.).<br />

4. De ruimtes zijn gemeenschappelijk.<br />

Er is een gemeenschappelijke woonkamer c.q. woonkeuken. Bovendien mogen<br />

individuele ruimtes niet afsluitbaar zijn. De afsluitbaarheid van ruimtes duidt op een<br />

zekere individualiteit richting medebewoners. Bovendien geeft dit een sterke behoefte<br />

aan privacy aan. Bij een duurzaam gemeenschappelijk huishouden zal hier geen of in<br />

mindere mate sprake van zijn. Ook de inrichting van de verschillende ruimtes kan een<br />

indicatie zijn. Staan er in diverse ruimtes kooktoestellen, koelkasten, televisies en<br />

andere huisraad, dan duidt dat op een individueel gebruik van een ruimte. Met name<br />

het ontbreken van een gemeenschappelijke woonkamer is een sterke indicatie, dat<br />

er geen sprake is van een duurzaam gemeenschappelijk huishouden.<br />

NB. Een gemeenschappelijke woonruimte heeft tenminste zoveel zitplaatsen als<br />

leden van de duurzaam gemeenschappelijke huishouding/ woongroep. Daarnaast<br />

voldoet de woonruimte aan de eisen die voortvloeien uit Bouwverordening en het<br />

Bouwbesluit.<br />

5. Indien vereist is er een huisvestingsvergunning aanwezig.<br />

Het ontbreken van een huisvestingsvergunning bij een groep personen in een woning, waar<br />

een huisvestingsvergunning verplicht is, is een indicatie dat er geen sprake is van een<br />

duurzaam gemeenschappelijk huishouden. Heeft een groep personen deze vergunning wel<br />

dan is dit een indicatie, dat er wel sprake is van een duurzaam gemeenschappelijk huishoud.<br />

47<br />

47


BIJLAGE III<br />

Nadere regels Gebiedsquota voor kamerverhuur 2009<br />

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,<br />

Gelezen het voorstel van de directeur van de dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting van de<br />

gemeente Rotterdam van 3 februari 2009, dS+V 08/9423;<br />

overwegende dat het wenselijk is nadere regels vast te stellen waaraan aanvragen om<br />

vergunning voor woonruimteonttrekking voor kamerverhuur kunnen worden getoetst met<br />

name door het voor delen van de gemeente vaststellen van een quotumregeling voor het<br />

aantal toegestane slaapplaatsen voor kamerverhuur, zogenaamde gebiedsquota voor<br />

kamerverhuur;<br />

gelet op artikel 16f, eerste lid, van de Huisvestingsverordening stadsregio Rotterdam 2006;<br />

gelet op artikel 3.1.4, zesde en zevende lid, alsmede artikel 3.1.9 van de<br />

Huisvestingsverordening aangewezen gebieden Rotterdam;<br />

Besluit vast te stellen de hierna volgende:<br />

Nadere regels “Gebiedsquota voor kamerverhuur” voor aanvragen van een<br />

woonruimteonttrekkingsvergunning voor kamerverhuur als bedoeld in artikel 16b,<br />

eerste lid, van de Huisvestingsverordening stadsregio Rotterdam en in artikel 3.1.2<br />

juncto artikel 3.1.4, vierde tot en met zevende lid, van de Huisvestingsverordening<br />

aangewezen gebieden Rotterdam<br />

Artikel 1 Begripsbepaling<br />

Voor de toepassing van deze nadere regels wordt verstaan onder:<br />

- woonruimteonttrekkingsvergunning voor kamerverhuur: vergunning voor het omzetten van<br />

zelfstandige in onzelfstandige woonruimte ten behoeve van kamerverhuur als bedoeld in<br />

artikel 16b, eerste lid, van de Huisvestingsverordening stadsregio Rotterdam en in artikel<br />

3.1.2 juncto artikel 3.1.4, vierde tot en met zevende lid, van de Huisvestingsverordening<br />

aangewezen gebieden Rotterdam;<br />

- kwetsbaar gebied: gebied dat behoort tot een van de Adoptiegebieden of WWI-wijken of tot<br />

een gebied dat reeds in het Uitvoeringsbesluit kamerverhuur d.d. 14 juni 2005 was<br />

opgenomen als nul-quotumgebied, of een ander gebied dat is opgenomen in artikel 6 van<br />

deze regeling;<br />

- adoptiegebieden: gebieden die door gemeente en woningcorporaties zijn aangewezen<br />

voor een gezamenlijke aanpak voor woningverbetering die leiden tot maatschappelijke<br />

effecten, als bedoeld in het Uitvoeringsprogramma bestaande woningvoorraad (vastgesteld<br />

door het college van burgemeester en wethouders op 1 mei 2007);<br />

- WWI-wijken: wijken met een stapeling van sociale, fysieke en economische problemen<br />

(aangewezen door de minister van Wonen, Wijken en Integratie op 22 maart 2007).<br />

Artikel 2 Kamergewijze verhuur van één of twee slaapplaatsen in elk gebied<br />

Een woonruimteonttrekkingsvergunning voor kamerverhuur is niet vereist in geval van<br />

kamergewijze verhuur van één of twee slaapplaatsen per woning, ongeacht in welk gebied<br />

het woonverblijf wordt verschaft.<br />

Een woonruimteonttrekkingsvergunning voor kamerverhuur is niet vereist in geval van<br />

kamergewijze verhuur van één of twee slaapplaatsen per woning, ongeacht in welk gebied<br />

het woonverblijf wordt verschaft.<br />

Artikel 3 Kamergewijze verhuur van drie of vier slaapplaatsen in niet-kwetsbaar<br />

gebied<br />

Een woonruimteonttrekkingsvergunning voor kamerverhuur ten behoeve van kamergewijze<br />

verhuur van drie of vier slaapplaatsen per woning in niet-kwetsbaar gebied wordt verleend<br />

indien:<br />

48<br />

48


a. het woonverblijf niet wordt verschaft in een kwetsbaar gebied en<br />

b. wordt voldaan aan het bepaalde in paragraaf 3.1 van de Huisvestingsverordening<br />

aangewezen gebieden Rotterdam of paragraaf 3.2 van de Huisvestingsverordening<br />

stadsregio Rotterdam 2006 en<br />

c. wordt voldaan aan het bepaalde in de Nadere regels voor aanvragen van een<br />

woonruimteonttrekkingsvergunning en<br />

d. de inrichting en indeling van het gebouw zich niet verzetten tegen afgifte van de<br />

vergunning en<br />

e. wordt voldaan aan de in artikel 5 vastgelegde quotumregeling.<br />

Artikel 4 Kamergewijze verhuur van vijf of meer slaapplaatsen in niet-kwetsbaar<br />

gebied<br />

Een woonruimteonttrekkingsvergunning voor kamerverhuur ten behoeve van kamerverhuur<br />

van vijf of meer slaapplaatsen per woning in niet-kwetsbaar gebied wordt verleend indien:<br />

a. wordt voldaan aan de in artikel 3 gestelde eisen en<br />

b. een gebruiksmelding als bedoeld in het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken is gedaan.<br />

Artikel 5 Quotumregeling; toegestane maximale uitbreiding kamerverhuur met<br />

slaapplaatsen<br />

Voor de periode 1 juli 2004 tot 1 juli 2014 gelden de in de onderstaande tabel vermelde<br />

maximum quota voor de toevoeging van legale kamerverhuur met slaapplaatsen in de sociale<br />

en particuliere sector.<br />

De onderstaande getallen hebben betrekking op het aantal slaapplaatsen.<br />

Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen een quotum voor de sociale sector /<br />

woningcorporaties en een quotum voor de particuliere sector.<br />

Het dagelijks bestuur van de deelgemeente kan aan burgemeester en wethouders verzoeken<br />

het quotum voor de desbetreffende deelgemeente te verhogen.<br />

Burgemeester en wethouders zullen twee jaar na inwerkingtreding van deze nadere regels de<br />

werking van de quotumregeling evalueren. De uitkomst van deze evaluatie kan tot<br />

aanpassing van de quotumregeling leiden.<br />

49<br />

49


Bijlage IV<br />

Tekst van de regeling<br />

Intitulé<br />

Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam 2006<br />

De regioraad van de stadsregio Rotterdam,<br />

gelet op:<br />

de Huisvestingswet;<br />

de Wet gemeenschappelijke regelingen;<br />

artikel 11, lid 5 van de Gemeenschappelijke Regeling stadsregio Rotterdam;<br />

gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur d.d. 7 juni 2006<br />

b e s l u i t :<br />

de hierna volgende Huisvestingsverordening stadsregio Rotterdam 2006 met bijlagen vast te<br />

stellen.<br />

HOOFDSTUK 1 - ALGEMEEN<br />

Artikel 1<br />

In deze verordening wordt verstaan onder:<br />

• a. aandachtsgroep: de doelgroep met een huishoudinkomen als bedoeld in artikel 4<br />

lid 1 van de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten<br />

instellingen volkshuisvesting;<br />

• b. Aftoppingsgrens: zoals bedoeld in de Wet op de Huurtoeslag;<br />

• c. BBSH: Besluit Beheer Sociale Huursector;<br />

• d. Bestuurlijk Overleg: overleg tussen de voorzitter van de Maaskoepel en de<br />

portefeuillehouder Wonen van de stadsregio;<br />

• e. Burgemeester en wethouders: Burgemeester en wethouders van de gemeente<br />

binnen wier grenzen zich de betreffende woonruimte of het betreffende gebouw zich<br />

bevindt;<br />

• f. doorstromer: woningzoekende die aantoonbaar na verhuizing een zelfstandige<br />

woning in Nederland leeg achterlaat;<br />

• g. GBA: de gemeentelijke basisadministratie;<br />

• h. huishouden<br />

1. Alleenstaande;<br />

2. Samenwonenden, zijnde twee personen die hoofdverblijf in dezelfde woning<br />

hebben en blijk geven zorg te dragen voor elkaar;<br />

3. De alleenstaande of de samenwonenden en de kinderen van de<br />

alleenstaande of tenminste één van de samenwonenden, voor zover<br />

- die kinderen de leeftijd van 27 jaar niet hebben bereikt, of<br />

- die kinderen altijd bij hun ouders hebben gewoond;<br />

4. de alleenstaande of samenwonenden, waaronder begrepen kinderen van de<br />

alleenstaande of tenminste één van de samenwonenden, indien er in de relatie tot die<br />

alleenstaande of samenwonenden een aantoonbare zorgbehoefte bestaat;<br />

5. de alleenstaande of samenwonenden en het ongeboren kind van de<br />

alleenstaande of tenminste één van de samenwonenden, voor zover er sprake is van<br />

50<br />

50


een zwangerschap van tenminste drie maanden oud en de aanwezigheid van het<br />

ongeboren kind is aangetoond middels een door een medicus of een verloskundige<br />

opgestelde zwangerschapsverklaring;<br />

6. de alleenstaande en één of meerdere personen met wie de alleenstaande<br />

nog niet samenwoont, indien er in de relatie tot de alleenstaande een aantoonbare<br />

zorgrelatie bestaat.<br />

• i. huurprijs: de rekenhuur volgens artikel 5 van de Wet op de Huurtoeslag;<br />

• j. huurprijsgrens: zoals bedoel in artikel 5 van de Wet op de Huurtoeslag;<br />

• k. huishoudinkomen: een huishoudinkomen zoals bedoeld in artikel 4 lid 1 van de<br />

Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen<br />

volkshuisvesting;<br />

• l. inkomensgrens: de bovengrens aan een huishoudinkomen, welke bovengrens<br />

overeenkomstig het bedrag is als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de Tijdelijke regeling<br />

diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting;<br />

• m. inschrijfduur: de periode welke is verstreken sinds de datum waarop de<br />

woningzoekende is geregistreerd conform het regionale aanbodmodel. De<br />

inschrijfduur is in alle gemeenten van de stadsregio Rotterdam geldig;<br />

• n. kleinstedelijke gemeenten: de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht,<br />

Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs, Bernisse, Bleiswijk, Brielle, Krimpen aan den<br />

IJssel en Westvoorne en de deelgemeente Hoek van Holland;<br />

• o. partijen: de gemeenten, de corporaties, de Maaskoepel en de stadsregio, zoals die<br />

in de inleiding van deze overeenkomst beschreven zijn;<br />

• p. regionale aanbodmodel: het daaromtrent in artikel 3 bepaalde;<br />

• q. starter: iedere woningzoekende die geen doorstromer is;<br />

• r. urgentieverlener: de door de gemeenten bij separaat besluit aangewezen instantie<br />

die besluit op aanvragen van urgentieverklaringen;<br />

• s. eigen toedoen: het veroorzaken van een situatie die voorkomen had kunnen<br />

worden door eigen handelen of juist niet handelen;<br />

• t. inwoning: het bewonen van woonruimte of een deel daarvan die door een ander<br />

huishouden als hoofdbewoner in gebruik is genomen;<br />

• u. kamer: elke afzonderlijke ruimte in een woonruimte, geschikt voor wonen en<br />

slapen met een oppervlakte van ten minste 6m²;<br />

• v. kamerverhuur: de verhuur van een deel van al dan niet zelfstandige woonruimte<br />

ten behoeve van langdurige bewoning aan personen, voor welke bewoning<br />

inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie als bedoeld in de Wet<br />

gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens noodzakelijk is;<br />

• w. onzelfstandige woonruimte: een binnen de Stadsregio Rotterdam gelegen<br />

woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen<br />

toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat<br />

die daarbij afhankelijk is van gemeenschappelijke voorzieningen buiten die<br />

woonruimte, zoals keuken, toilet, badkamer, douche;<br />

• x. rechtmatige bewoning: een woning die verhuurd wordt aan de aanvrager met<br />

toestemming van de verhuurder waarbij de verhuur van de woonruimte is vastgelegd<br />

in een huurcontract;<br />

• y. resocialisatietraject: een traject dat gericht is op herintegratie in de eigen of nieuwe<br />

sociale omgeving;<br />

• z. voorliggende voorzieningen; Voorliggende voorzieningen zijn o.a de Wet op de<br />

huurtoeslag, WMO-individuele voorzieningen, Wet werk en bijstand<br />

(woonkostentoeslag, verhuisverplichting). Van deze voorzieningen kan aanvrager<br />

gebruik maken om eventueel voorliggende problemen tot een minimum te beperken<br />

dan wel op te lossen;<br />

• AA. Woonlasten: Woonlasten zijn lasten die het wonen met zich meebrengt, zoals de<br />

huur van de woning, energielasten, aanslag afvalstoffenheffing,<br />

waterschapsomslagen, waterschapsbelasting (ingezetenenomslag,<br />

verontreinigingsheffing), aanslag onroerend zaakbelasting, aanslag rioolrecht,<br />

hypotheeklasten, bijdrage Vereniging van Eigenaren, opstalverzekering,<br />

maandelijkse bijdrage erfpachtcanon, lasten levensverzekering gekoppeld aan de<br />

hypotheek;<br />

• BB. zelfstandige woonruimte: een woonruimte gelegen in Nederland welke een eigen<br />

toegang heeft en welke door een huishouden kan worden bewoond zonder dat die<br />

51<br />

51


daarbij afhankelijk is van gemeenschappelijke voorzieningen buiten die woonruimte<br />

zoals keuken, toilet, badkamer, douche;<br />

• CC. labelen: labelen als bedoeld in artikel 23; woning: een woonruimte als bedoeld in<br />

artikel 1, derde lid van de Huisvestingswet.<br />

• DD. urgent woningzoekende: de natuurlijke persoon aan wie een urgentieverklaring<br />

als bedoeld in artikel 18 van deze verordening is verleend;<br />

• EE. herhuisvestingsverklaring: de verklaring als bedoeld in artikel 12;<br />

• FF. urgentieverlener: het bestuursorgaan dat ingevolge artikel 19 beslist op<br />

aanvragen om een urgentieverklaring;<br />

• GG. woning: zelfstandige woonruimte;<br />

• HH. woonruimte: zelfstandige woonruimte.<br />

• s. woning: een woonruimte als bedoeld in artikel 1 derde lid van de Huisvestingswet.<br />

Artikel 2<br />

• 1. Hoofdstuk 2 van deze verordening is van toepassing op alle van de corporaties<br />

voor verhuur vrijkomende woningen onder de huurprijsgrens.<br />

• 2. Hoofdstuk 3 en 4 van deze verordening zijn van toepassing op alle woningen en<br />

gebouwen.<br />

HOOFDSTUK 2 – WOONRUIMTEVERDELING<br />

Artikel 3<br />

• 1. De aan de stadsregio Rotterdam deelnemende gemeenten werken allen mee aan<br />

de deelname van de op haar grondgebied actieve woningcorporaties aan het<br />

regionale aanbodmodel, zoals dit in hoofdstuk 5 van deze verordening en, op grond<br />

van artikel 4 van de Huisvestingswet, in de als bijlage 1 bij deze verordening<br />

gevoegde Ontwerp-Overeenkomst Woonruimteverdeling stadsregio Rotterdam 2006<br />

is beschreven, voor zover dit de corporaties niet verhindert om te voldoen aan het<br />

besluit d.d. 15 december 2009 van de Europese Commissie over staatssteun aan<br />

corporaties (kenmerk: C(2009)9963) en uitgewerkt is in Nederlandse regelgeving,<br />

zoals meest recentelijk in de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch<br />

belang toegelaten instellingen volkshuisvesting (bekendgemaakt op 8 november<br />

2010 in de Staatscourant nr. 17151).<br />

• 2. Alleen indien uitvoering van het in hoofdstuk 5 van deze verordening en in de<br />

Ontwerp-Overeenkomst Woonruimteverdeling beschreven regionale aanbodmodel<br />

corporaties belemmert om te voldoen aan het in lid 1 genoemde besluit van de<br />

Europese Commissie en de in lid 1 genoemde Tijdelijke regeling diensten van<br />

algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting, hebben<br />

corporaties de bevoegdheid woningen zodanig te labelen dat zij aan bedoeld besluit<br />

en bedoelde regeling kunnen voldoen.<br />

• 3. Voor zover er tegenstrijdigheden zijn tussen de beschrijving van het regionale<br />

aanbodmodel in hoofdstuk 5 van deze verordening en die in de Ontwerp-<br />

Overeenkomst Woonruimteverdeling, prevaleert de beschrijving in hoofdstuk 5 van<br />

deze verordening.<br />

Artikel 4<br />

De in het derde artikel genoemde gemeenten dragen er zorg voor, dat de in het derde artikel<br />

genoemde overeenkomst in de plaats komt van alle op het moment van het sluiten van de<br />

overeenkomst van kracht zijnde lokale regelgeving met betrekking tot de verdeling van de<br />

vrijkomende huurwoningen van de woningcorporaties in de gemeenten van de stadsregio<br />

Rotterdam.<br />

52<br />

52


Artikel 5<br />

Het Dagelijks Bestuur van de stadsregio kan aan een corporatie voor maximaal 1 jaar<br />

vrijstelling verlenen van de verplichting de werkwijze uit artikel 3 te hanteren, indien een<br />

corporatie niet werkt volgens het regionale aanbodmodel en eenmalig een overgangsperiode<br />

behoeft.<br />

Artikel 6<br />

Bij ingebreke blijven van één of meer van de aan de stadsregio Rotterdam deelnemende<br />

gemeenten met betrekking tot het gestelde in de artikelen 3 en 4, is het Dagelijks Bestuur op<br />

grond van artikel 115 van de Wet gemeenschappelijke regelingen bevoegd om de in artikel 3<br />

genoemde overeenkomst in plaats van en namens de desbetreffende gemeente te sluiten en<br />

de in artikel 4 genoemde lokale regelgeving in te trekken.<br />

Artikel 7<br />

Het Dagelijks Bestuur gaat niet over tot het gestelde in artikel 6 dan nadat de desbetreffende<br />

gemeente in staat is gesteld haar zienswijze ten aanzien van het in gebreke blijven kenbaar<br />

te maken aan het Dagelijks Bestuur.<br />

Artikel 8<br />

Om zich als woningzoekende te kunnen laten registreren en in aanmerking te komen voor het<br />

huren van een woning, moet het woningzoekende huishouden altijd aan de volgende eisen<br />

voldoen:<br />

• a. tenminste één der leden van het huishouden heeft de leeftijd van 18 jaar bereikt, of<br />

is het hoofd van een huishouden met (een) minderjarig(e) kind(eren);<br />

• b. het huishouden voldoet aan de bepalingen van artikel 9, lid 2 van de<br />

Huisvestingswet (Nederlanderschap of wettige verblijfsstatus).<br />

Artikel 9<br />

Indien zich voor een via het regionale aanbodmodel aangeboden woning meer gegadigden<br />

melden, geldt de volgende rangorde bij de verhuring van de woning:<br />

• a. Woningzoekenden met een op grond van artikel 11 verstrekte urgentieverklaring of<br />

een op grond van artikel 12 verstrekte herhuisvestingsverklaring hebben absolute<br />

voorrang, mits de woning voldoet aan het desbetreffende zoekprofiel. Indien zich voor<br />

een woning meerdere houders van een urgentieverklaring of een<br />

herhuisvestingsverklaring hebben gemeld, wordt de woning verhuurd aan degene<br />

van hen waarvan de eerste fase van urgentietermijn het eerste zal verlopen;<br />

• b. Daarna komen in aanmerking de overige woningzoekenden. De woning wordt<br />

verhuurd aan de woningzoekende met de langste inschrijfduur. Een woningzoekende<br />

met een urgentieverklaring of een herhuisvestingsverklaring die op de woning<br />

reageert, terwijl deze niet voldoet aan het desbetreffende zoekprofiel, doet mee in de<br />

rangordebepaling op basis van zijn inschrijfduur;<br />

• c. In afwijking van het gestelde onder b mag corporatie Woonbron de rangorde<br />

bepalen op basis van loting, mits hierover op lokaal niveau met de betreffende<br />

gemeente overeenstemming is bereikt;<br />

• d. Na verhuizing naar een zelfstandige woning vervalt de inschrijfduur van de<br />

desbetreffende woningzoekende, behalve in de gevallen genoemd in artikel 22.<br />

Artikel 10<br />

• 1. Woningen met 5 kamers of meer en een huurprijs onder de aftoppingsgrens<br />

volgens de Wet op de huurtoeslag voor drie- of meerpersoonshuishoudens worden<br />

53<br />

53


uitsluitend verhuurd aan huishoudens waarvan het aantal leden tenminste gelijk is<br />

aan het aantal kamers en waarvan het huishoudensinkomen niet boven de<br />

inkomensgrens ligt.<br />

• 2. Woningen die speciaal bestemd zijn voor de huisvesting van ouderen worden<br />

uitsluitend verhuurd aan huishoudens waarvan tenminste één van de leden 55 jaar of<br />

ouder is.<br />

• 3. Voor woningen die ingrijpend t.b.v. minder validen zijn aangepast kunnen meer<br />

specifieke, met de handicap verband houdende criteria gesteld worden door de<br />

corporatie.<br />

• 4. Standplaatsen voor een woonwagen kunnen eveneens met specifieke regels via<br />

het regionale aanbodmodel of buiten het aanbodmodel om verhuurd worden. Deze<br />

verhuringen worden niet betrokken bij de aanbiedingscategorieën uit artikel 5 van de<br />

Ontwerp-Overeenkomst Woonruimteverdeling stadsregio Rotterdam 2006.<br />

Artikel 11<br />

• 1. Een huishouden dat wegens een persoonlijke noodsituatie zeer dringend een<br />

woning behoeft en geen gebruik kan maken van een voorliggende voorziening, kan in<br />

aanmerking komen voor een urgentieverklaring. Deze verklaring is in alle bij de<br />

stadsregio Rotterdam aangesloten gemeenten geldig en omvat hetgeen hierover in<br />

Hoofdstuk 4 is bepaald. De urgentieverklaring wordt verstrekt door de<br />

urgentieverlener die daartoe aangewezen is door de gemeente waarvan de<br />

aanvrager ingezetene is, of, indien de aanvrager buiten de stadsregio Rotterdam<br />

woonachtig is, de gemeente waarin de aanvrager voornemens is zich te vestigen. De<br />

aanvraag kan namens de urgentieverlener in ontvangst genomen worden door een<br />

daartoe door de urgentieverlener aangewezen andere instantie;<br />

• 2. [vervallen]<br />

• 3. De urgentieverlener verstrekt de urgentieverklaring, indien aan de volgende<br />

voorwaarden wordt voldaan:<br />

o a. bij de aanvraag is alle informatie (bewijsstukken en andere gegevens)<br />

gevoegd die nodig is om de aanvraag te kunnen beoordelen;<br />

o b. de aanvrager voldoet aan het bepaalde in artikel 8;<br />

o c. het inkomen van het huishouden van de aanvrager ligt niet boven de<br />

inkomensgrens;<br />

o d. de aanvrager voldoet aan één of meer van de urgentiegronden, zoals deze<br />

zijn opgenomen in Hoofdstuk 4;<br />

o e. de aanvrager verkeert niet in de omstandigheden als genoemd in artikel<br />

13;<br />

o f. de aanvraag is niet ingediend binnen twee jaar nadat zich één van de<br />

omstandigheden heeft voorgedaan als aangegeven in paragraaf 5.1. van<br />

bijlage 1 van de Ontwerp-Overeenkomst Woonruimteverdeling stadsregio<br />

Rotterdam 2006 (intrekking);<br />

o g. de aanvraag is niet ingediend binnen twee jaar nadat de voorgelegde<br />

huisvestingsproblematiek door eigen toedoen is ontstaan;<br />

o h. de aanvrager heeft geen gebruik kunnen maken van voorliggende<br />

voorzieningen zoals bepaald in artikel 1;<br />

o i. de aanvrager moet direct voorafgaand aan de aanvraag woonachtig zijn in<br />

één van de regiogemeenten van de stadsregio Rotterdam.<br />

• 4. Bij gewijzigde omstandigheden kan de urgentieverlener, al dan niet op verzoek van<br />

de aanvrager, besluiten de verstrekte urgentieverklaring te wijzigen. Dit wordt ter<br />

kennis van de aanvrager gebracht door middel van een nieuwe urgentieverklaring,<br />

waarin eventueel een nieuwe zelfzoektermijn opgenomen is, onder intrekking van de<br />

verstrekte urgentieverklaring.<br />

• 5. De urgentieverlener trekt een door hem verstrekte urgentieverklaring in, indien zich<br />

één van de omstandigheden voordoet als aangegeven in paragraaf 5.1. van bijlage 1<br />

bij deze overeenkomst.<br />

• 6. Partijen dragen er zorg voor, dat bij de plaatsing van woningzoekenden met een<br />

urgentieverklaring gehandeld wordt overeenkomstig Hoofdstuk 4;<br />

• 7. De bepalingen die in bijlage 1 van de Ontwerp-Overeenkomst<br />

Woonruimteverdeling stadsregio Rotterdam 2006 zijn opgenomen kunnen na advies<br />

54<br />

54


Artikel 12<br />

van het Bestuurlijk Overleg door het Dagelijks Bestuur van de stadsregio gewijzigd<br />

worden.<br />

• 1. Een huishouden dat wegens sloop of ingrijpende verbetering van zijn woning moet<br />

verhuizen, kan in aanmerking komen voor een herhuisvestingsverklaring. Deze<br />

verklaring is in alle bij de stadsregio Rotterdam aangesloten gemeenten geldig. De<br />

herhuisvestingsverklaring wordt verstrekt door de corporatie die de woning waaraan<br />

de ingreep wordt verricht, verhuurt.<br />

• 2. Partijen dragen er zorg voor, dat bij de plaatsing van woningzoekenden met een<br />

herhuisvestingsverklaring gehandeld wordt overeenkomstig bijlage 2 van de<br />

Ontwerp-Overeenkomst Woonruimteverdeling stadsregio Rotterdam 2006.<br />

• 3. Ten aanzien van de herhuisvestingsverklaring is het daarover bepaalde in bijlage 2<br />

van de Overeenkomst Woonruimteverdeling stadsregio Rotterdam (bijlage 1 bij deze<br />

verordening) van toepassing.<br />

Artikel 13<br />

In afwijking van het bepaalde in artikel 9 kan de corporatie weigeren de woning te verhuren<br />

aan de kandidaat met de hoogste positie in de rangorde. Dit kan uitsluitend op grond van één<br />

of meer van de hieronder genoemde omstandigheden:<br />

• a. onrechtmatigheid: de hoogste positie in de rangorde is op onrechtmatige wijze<br />

verkregen;<br />

• b. huur- of andere schuld zonder afbetalingsregeling: de kandidaat heeft een<br />

huurschuld of een schuld als gevolg van op kosten van de kandidaat uitgevoerde<br />

onderhouds- of herstelwerkzaamheden bij de huidige of een vorige verhuurder<br />

waarvoor geen afbetalingsregeling is getroffen;<br />

• c. overlast/misdraging: de kandidaat heeft in de afgelopen drie jaar in de huidige of<br />

een vorige woning herhaaldelijk voor overlast gezorgd, of heeft zich daar ernstig<br />

misdragen;<br />

• d. indien de huurprijs boven de voor de kandidaat relevante aftoppingsgrens ligt is<br />

weigeren mogelijke indien de verhuurder geen redelijke zekerheid kan verkrijgen dat<br />

de huurder zijn financiële verplichtingen kan nakomen.<br />

Artikel 14<br />

Indien vanwege de bijzondere omstandigheden van het geval een strikte toepassing van de<br />

artikelen 8, 9 en 10 van deze verordening zou leiden tot een besluit dat naar de maatstaven<br />

van redelijkheid en billijkheid ongewenst is, kan het dagelijks bestuur afwijken van deze<br />

artikelen.<br />

HOOFDSTUK 3- OVERIGE WONINGEN EN WIJZIGINGEN VAN DE<br />

WOONRUIMTEVOORRAAD<br />

Paragraaf 3.1 huisvestingsvergunning<br />

Artikel 15<br />

• 1. Alle woonruimten binnen de grenzen van de stadsregio, die niet vallen onder<br />

hoofdstuk 2 van deze verordening en voor zover dit toegestaan is op grond van<br />

artikel 6 van de Huisvestingswet, mogen pas voor bewoning in gebruik genomen of<br />

gegeven worden, indien voor het in gebruik nemen daarvan een<br />

huisvestingsvergunning is verleend door burgemeester en wethouders<br />

• 2. Een huisvestingsvergunning voor een woonruimte wordt schriftelijk aangevraagd<br />

bij burgemeester en wethouders.<br />

• 3. De aanvraag bevat tenminste:<br />

55<br />

55


o a. naam en adres van de aanvrager;<br />

o b. de samenstelling van het huishouden dat de woonruimte wil betrekken;<br />

o c. het adres van de woonruimte waar de aanvraag betrekking op heeft.<br />

• 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere gegevens op te vragen die<br />

nodig zijn om de aanvraag te beoordelen.<br />

• 5. Burgemeester en wethouders beslissen binnen 13 weken na datum van indiening<br />

op de aanvraag. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de beslistermijn<br />

eenmalig te verdagen met 13 weken.<br />

• 6. De beschikking op de aanvraag bevat tenminste de persoonsgegevens van de<br />

aanvrager en de samenstelling van het huishouden dat de woonruimte wil betrekken<br />

en het adres van de woonruimte waar de aanvraag betrekking op heeft.<br />

• 7. De aanvraag tot een huisvestingsvergunning zal in behandeling worden genomen<br />

als de aanvrager aannemelijk kan maken dat hij die woonruimte ook daadwerkelijk in<br />

gebruik zal kunnen nemen.<br />

• 8. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels op te stellen voor het<br />

binnen hun gemeente verstrekken van een vergunning als bedoeld in dit artikel.<br />

• 9. Het dagelijks bestuur van de stadsregio kan bij nadere regels bepalen dat de<br />

huisvestingsvergunning niet vereist is binnen bepaalde geografische gebieden of<br />

voor bepaalde categorieën van woonruimten.<br />

Paragraaf 3.2 onttrekking, samenvoeging en omzetting<br />

Artikel 16a<br />

De artikelen in deze paragraaf gelden voor alle woonruimten en gebouwen binnen de<br />

grenzen van de stadsregio.<br />

Artikel 16b Onttrekkingsvergunning<br />

• 1. Het is verboden om zonder een onttrekkingsvergunning van burgemeester en<br />

wethouders een woonruimte:<br />

o a. aan de bestemming tot bewoning te onttrekken, of voor een zodanig<br />

gedeelte aan die bestemming te onttrekken, dat die woonruimte daardoor<br />

niet langer geschikt is voor bewoning door een huishouden van dezelfde<br />

omvang als waarvoor deze zonder onttrekking geschikt is<br />

o b. met andere woonruimte samen te voegen<br />

o c. van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten<br />

• 2. Een onttrekkingsvergunning wordt schriftelijk aangevraagd bij burgemeester en<br />

wethouders.<br />

• 3. De aanvraag tot een onttrekkingsvergunning bevat tenminste:<br />

o a. naam en correspondentieadres in Nederland van de aanvrager;<br />

o b. naam en correspondentieadres in Nederland van de eigenaar van de te<br />

onttrekken, samen te voegen of om te zetten woonruimte(n);<br />

o c. naam en correspondentieadres in Nederland van belanghebbende;<br />

o d. plaats en aard van de te onttrekken, samen te voegen of om te zetten<br />

woonruimte;<br />

o e. een duidelijke omschrijving van de aanvraag en de grond(en) waarop deze<br />

berust;<br />

o f. de namen van eventuele bewoners van de te onttrekken woonruimte.<br />

• 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere gegevens op te vragen die<br />

nodig zijn om de aanvraag te beoordelen<br />

• 5. Burgemeester en wethouders beslissen binnen 13 weken na datum van indiening<br />

op de aanvraag. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de beslistermijn<br />

eenmalig te verdagen met 13 weken.<br />

Artikel 16c<br />

• 1. Een vergunning als bedoeld in artikel 30, eerste lid van de Huisvestingswet, wordt<br />

verleend, tenzij het belang van het behoud of de samenstelling van de<br />

56<br />

56


woonruimtevoorraad groter is dan het met het onttrekken aan de bestemming tot<br />

bewoning gediende belang en het belang van het behoud of de samenstelling van de<br />

woonruimtevoorraad niet door het stellen van voorwaarden en voorschriften<br />

voldoende kan worden gediend.<br />

• 2. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen voor tijdelijke<br />

onttrekking, indien de onttrekking voorziet in een tijdelijke behoefte.<br />

• 3. De beschikking op de aanvraag bevat tenminste:<br />

o a. de termijn waarbinnen van de vergunning gebruikgemaakt kan worden;<br />

o b. de woonruimte(n) waarop de vergunning betrekking heeft.<br />

Artikel 16d<br />

• 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan de verlening van de vergunning de<br />

voorwaarde verbinden dat de onttrekking dient te worden gecompenseerd.<br />

• 2. Compensatie als bedoeld in het vorige lid kan worden geboden door het toevoegen<br />

aan de woningvoorraad van andere, vervangende woonruimte, die naar het oordeel<br />

van burgemeester en wethouders gelijkwaardig is aan de te onttrekken woonruimte.<br />

Compensatie kan ook worden geboden door betaling van compensatiegeld. Het<br />

fonds dat door deze compensatiegelden wordt gevormd kan uitsluitend binnen het<br />

kader van de Volkshuisvesting worden aangewend.<br />

Artikel 16e<br />

• 1. Burgemeester en wethouders kunnen een onttrekkingsvergunning intrekken,<br />

indien:<br />

o a. niet binnen de in de beschikking bepaalde termijn, nadat de beschikking<br />

onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot onttrekking, samenvoeging of<br />

omzetting;<br />

o b. de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder<br />

verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat<br />

zij onjuist of onvolledig waren.<br />

Artikel 16f<br />

• 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels op te stellen voor het<br />

binnen hun gemeente verstrekken van een vergunning als bedoeld in deze paragraaf.<br />

• 2. Het dagelijks bestuur van de stadsregio kan bij nadere regels bepalen dat de<br />

onttrekkingsvergunning niet vereist is binnen bepaalde geografische gebieden of voor<br />

bepaalde categorieën van woonruimten.<br />

Paragraaf 3.3 splitsing<br />

Artikel 17a<br />

De artikelen in deze paragraaf gelden voor alle woonruimten en gebouwen binnen de<br />

grenzen van de stadsregio.<br />

Artikel 17b Splitsing<br />

• 1. Het is verboden een recht op een gebouw, zonder splitsingsvergunning van<br />

Burgemeester en wethouders, te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in<br />

artikel 106, eerste en derde lid, van boek 5 van het Burgerlijk wetboek, indien een of<br />

meer van de appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een<br />

of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.<br />

• 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het verlenen van<br />

deelnemings- of lidmaatschapsrechten of het aangaan van een verbintenis door een<br />

rechtspersoon met betrekking tot een gebouw als bedoeld in het eerste lid.<br />

57<br />

57


• 3. Een splitsingsvergunning wordt schriftelijk aangevraagd bij burgemeester en<br />

wethouders.<br />

• 4. De aanvraag tot een splitsingsvergunning bevat tenminste:<br />

o a. naam en correspondentieadres in Nederland van de aanvrager;<br />

o b. naam en correspondentieadres in Nederland van de opdrachtgever, indien<br />

dit een ander is dan de aanvrager;<br />

o c. straat en huisnummer van het te splitsen gebouw;<br />

o d. bouwjaar van het te splitsen gebouw;<br />

o e. het aantal appartementsrechten waarin het recht op het gebouw zal<br />

worden gesplitst;<br />

o f. de tegenwoordige en toekomstige bestemming van de te vormen<br />

appartementsrechten.<br />

• 5. De aanvraag om een splitsingsvergunning dient tenminste vergezeld te gaan van:<br />

o a. de namen en adressen van de bewoners van het te splitsen gebouw:<br />

o b. een splitsingsplan dat voldoet aan de vereisten als neergelegd in artikel<br />

109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, en<br />

o c. een taxatierapport betreffende het gebouw en de tot afzonderlijke<br />

woonruimte bestemde gedeelten van het gebouw, opgemaakt door een<br />

beëdigd taxateur. Dit rapport bevat in elk geval mede een beschrijving en een<br />

beoordeling van de onderhoudstoestand van het gebouw.<br />

• 6. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere gegevens op te vragen die<br />

nodig zijn om de aanvraag te beoordelen.<br />

• 7. Burgemeester en wethouders beslissen binnen 13 weken na datum van indiening<br />

op de aanvraag. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de beslistermijn<br />

eenmalig te verdagen met 13 weken.<br />

• 8. De beschikking op de aanvraag bevat tenminste:<br />

o a. de termijn waarbinnen van de splitsingsvergunning gebruikgemaakt kan<br />

worden;<br />

o b. het gebouwd onroerend goed waarop de splitsing betrekking heeft.<br />

Artikel 17c<br />

• 1. Burgemeester en wethouders van de gemeente binnen wier grenzen het in het<br />

artikel 17b eerste lid, bedoelde gebouw zich bevindt kunnen een vergunning als<br />

bedoeld dat lid weigeren, indien:<br />

o a. het gebouw of het gedeelte van een gebouw waarop de<br />

vergunningaanvraag betrekking heeft, een of meer woonruimten bevat die<br />

verhuurd worden of die laatstelijk verhuurd zijn geweest;<br />

o b. de huurprijs van een of meer van die woonruimten of voormalige<br />

woonruimten lager is dan de huurprijsgrens;<br />

o c. niet gewaarborgd is, dat die woonruimte of woonruimten na de<br />

voorgenomen splitsing bestemd blijven voor verhuur ter bewoning, en<br />

o d. het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft, niet opweegt<br />

tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad binnen de<br />

gemeente als geheel dan wel een deel daarvan, voor zover die<br />

woonruimtevoorraad voor verhuur is bestemd.<br />

• 2. Burgemeester en wethouders van de gemeente binnen wier grenzen het in het<br />

artikel 17b eerste lid bedoelde gebouw zich bevindt kunnen een vergunning als<br />

bedoeld in dat lid weigeren, indien:<br />

o a. het gebouw of het gedeelte van een gebouw waarop de<br />

vergunningaanvraag betrekking heeft, voor zover het geheel of gedeeltelijk<br />

verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd met de voorschriften van een<br />

bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke<br />

Ordening, of met enig wettelijk voorschrift geheel of gedeeltelijk voor een<br />

ander doel dan voor bewoning in gebruik is genomen;<br />

o b. de huurprijs van een of meer der voormalige woonruimten lager is dan het<br />

krachtens het eerste lid, onder b, vastgestelde bedrag;<br />

o c. niet gewaarborgd is, dat de voormalige woonruimte of woonruimten na de<br />

voorgenomen splitsing opnieuw bestemd zullen worden voor verhuur ter<br />

bewoning, en<br />

58<br />

58


o d. het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft, niet opweegt<br />

tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad binnen de<br />

gemeente als geheel dan wel een deel daarvan, voor zover die<br />

woonruimtevoorraad voor verhuur is bestemd.<br />

• 3. Burgemeester en wethouders van de gemeente binnen wier grenzen het in het<br />

artikel 17b eerste lid, bedoelde gebouw zich bevindt kunnen een vergunning als<br />

bedoeld in dat lid weigeren, indien:<br />

o a. de toestand van het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking<br />

heeft, zich uit een oogpunt van indeling of staat van onderhoud geheel of ten<br />

dele tegen splitsing verzet, en<br />

o b. de desbetreffende gebreken niet door het treffen van voorzieningen of het<br />

aanbrengen van verbeteringen kunnen worden opgeheven, dan wel<br />

onvoldoende verzekerd is dat die gebreken zullen worden opgeheven.<br />

Artikel 17d<br />

• 1. Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing op een aanvraag om een<br />

splitsingsvergunning aanhouden, indien de aanvrager aannemelijk kan maken dat hij<br />

binnen een daarvoor redelijke termijn de gebreken, als bedoeld in het voorgaande lid<br />

met het oog op de voorgenomen splitsing zal opheffen;<br />

• 2. Indien burgemeester en wethouders de beslissing op een aanvraag om een<br />

splitsingsvergunning overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid aanhouden,<br />

vermelden zij in het besluit tot aanhouding welke gebreken met het oog op de<br />

voorgenomen splitsing moeten worden hersteld en binnen welke termijn zij dit redelijk<br />

achten. Indien de in het besluit tot aanhouding vermelde gebreken zijn hersteld<br />

binnen de in datzelfde besluit aangegeven termijn, wordt de vergunning verleend.<br />

• 3. Burgemeester en wethouders van de gemeente binnen wier grenzen het in artikel<br />

17b eerste lid bedoelde gebouw zich bevindt kunnen een vergunning als bedoeld in<br />

dat lid weigeren, indien:<br />

o a. voor het gebied waarin het gebouw is gelegen waarop de<br />

vergunningaanvraag betrekking heeft, een stadsvernieuwingsplan als<br />

bedoeld in artikel 31 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing of een<br />

leefmilieuverordening als bedoeld in artikel 9 van die wet van kracht is, dan<br />

wel een ontwerp voor zodanig plan of een zodanige verordening of voor een<br />

herziening daarvan in procedure is;<br />

o b. het ontwerp voor dat plan of voor die verordening, dan wel voor de<br />

herziening daarvan ter inzage is gelegd voordat de aanvraag om vergunning<br />

is ingediend, dan wel, indien de aanvraag krachtens het tweede lid is<br />

aangehouden, voordat die aanhouding is geëindigd;<br />

o c. de voorgenomen splitsing nadelige gevolgen kan hebben voor de met het<br />

plan of de verordening nagestreefde of na te streven doeleinden, en<br />

o d. het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft, niet opweegt<br />

tegen het belang van het voorkomen van belemmering van de<br />

stadsvernieuwing.<br />

• 4. Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing op de aanvraag voor een<br />

splitsingsvergunning aanhouden, indien:<br />

o a. voor het gebied waarin het gebouw is gelegen waarop de<br />

vergunningaanvraag betrekking heeft, een voorbereidingsbesluit als bedoeld<br />

in artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van kracht is met het oog<br />

op de voorbereiding van een stadsvernieuwingsplan of van een herziening<br />

daarvan;<br />

o b. dat besluit is genomen voordat de aanvraag om vergunning werd<br />

ingediend;<br />

o c. redelijkerwijs verwacht mag worden dat de in het stadsvernieuwingsplan<br />

op te nemen maatregelen nadelig kunnen worden beïnvloed door de<br />

voorgenomen splitsing, en<br />

o d. redelijkerwijs verwacht mag worden dat het belang dat de<br />

vergunningaanvrager bij splitsing heeft, niet opweegt tegen het belang van<br />

het voorkomen van belemmering van de stadsvernieuwing.<br />

59<br />

59


• 5. De aanhouding als bedoeld in het vorige lid duurt tot het moment dat het<br />

voorbereidingsbesluit ingevolge artikel 21 van de Wet op de ruimtelijke ordening is<br />

vervallen.<br />

Artikel 17e<br />

Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning intrekken, indien:<br />

• a. niet binnen de in artikel 17b achtste lid bedoelde termijn nadat de<br />

beschikkingonherroepelijk is geworden, is overgegaan tot overschrijving in de<br />

openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in<br />

artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van<br />

deelnemings- of lidmaatschapsrechten;<br />

• b. de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte<br />

gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of<br />

onvolledig waren.<br />

Artikel 17f<br />

• 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels op te stellen voor het<br />

binnen hun gemeente verstrekken van een vergunning als bedoeld in deze paragraaf.<br />

• 2. Het dagelijks bestuur van de stadsregio kan bij nadere regels bepalen dat de<br />

splitsingsvergunning niet vereist is binnen bepaalde geografische gebieden of voor<br />

bepaalde categorieën van gebouwen.<br />

Hoofdstuk 4 DE URGENTIEREGELING<br />

Artikel 18<br />

De hoofdlijn van het urgentiesysteem is als volgt:<br />

• 1. In alle gemeenten van de Stadsregio Rotterdam worden dezelfde, in artikel 20<br />

uitgewerkte gronden voor de urgentietoekenning gehanteerd. Alle corporaties in de<br />

Stadsregio Rotterdam erkennen alle door de verschillende urgentieverleners in de<br />

Stadsregio Rotterdam afgegeven urgentieverklaringen.<br />

• 2. Een urgentieverklaring wordt alleen verstrekt in noodsituaties waarbij niet via de<br />

reguliere mogelijkheden door eigen inspanningen binnen drie maanden een woning<br />

kan worden gevonden. In de beoordeling wordt betrokken of deze situatie door eigen<br />

toedoen is ontstaan. Wanneer dat het geval is zal in het algemeen geen<br />

urgentieverklaring verleend worden.<br />

• 3. In het regionale aanbodmodel heeft de urgent woningzoekende gedurende drie<br />

maanden binnen het van de urgentieverklaring deeluitmakende zoekprofiel (zie<br />

hierna en artikel 21, eerste lid) voorrang bij de reacties op advertenties van woningen<br />

in de hele regio (zie artikel 7 van de Overeenkomst). Deze periode wordt de eerste<br />

fase genoemd.<br />

• 4. Indien na de in lid 3 bedoelde periode het huisvestingsprobleem van de urgent<br />

woningzoekende nog steeds bestaat, volgt vervolgens binnen twee maanden één<br />

aanbieding binnen het zoekprofiel (artikel 21, tweede lid). Deze fase wordt de tweede<br />

fase genoemd.<br />

• 5. De regio wordt opgedeeld in regiodelen. De gemeente Rotterdam is opgedeeld in<br />

veertien regiodelen. Een urgent woningzoekende moet bij de toekenning van de<br />

urgentie één van deze regiodelen kiezen voor eventuele bemiddeling in de tweede<br />

fase. Uitzondering hierbij is dat wanneer een urgent woningzoekende de voorkeur<br />

heeft voor Rotterdam, er door de urgent woningzoekende binnen deze gemeente drie<br />

regiodelen moeten worden gekozen. Het gekozen regiodeel of de gekozen<br />

regiodelen worden opgenomen in het zoekprofiel, dat deel uitmaakt van de<br />

urgentieverklaring.<br />

• 6. Na drie maanden wordt onderzocht in welke mate de urgent woningzoekende zelf<br />

inspanningen verricht om te komen tot beëindiging van zijn huisvestingsprobleem.<br />

60<br />

60


Tevens worden zijn eventuele weigeringen van passende aanbiedingen van<br />

woonruimten onderzocht. Indien de urgent woningzoekende zich onvoldoende<br />

inspant of indien hij zonder zwaarwegende redenen passende aanbiedingen weigert,<br />

kan overeenkomstig artikel 22 tot intrekking van de urgentieverklaring worden<br />

besloten.<br />

• 7. Onverminderd het bepaalde in lid 2 wordt een urgentieverklaring geweigerd indien<br />

binnen een termijn van twee jaar voorafgaand aan de ontvangst van de aanvraag een<br />

urgentieverklaring om één van de in artikel 22 bedoelde redenen is ingetrokken, voor<br />

zover die urgentieverklaring betrekking had op dezelfde huisvestingsproblematiek als<br />

waarop de aanvraag betrekking heeft.<br />

• 8. Het niet reageren van een urgent woningzoekende op de schriftelijke uitnodiging<br />

voor het intakegesprek, welk als doel heeft te komen tot een woningaanbieding,<br />

wordt aangemerkt als het weigeren van een woningaanbieding.<br />

Artikel 19<br />

• 1. Het college van burgemeester en wethouders tot wie de aanvrager zich richt,<br />

beslissen op een aanvraag om een urgentieverklaring.<br />

• 2. Het college van burgemeester en wethouders die een urgentieverklaring hebben<br />

verleend, kunnen deze intrekken of wijzigen. Op intrekking van urgentie is het in<br />

artikel 22 bepaalde van overeenkomstige toepassing.<br />

• 3. Het college van burgemeester en wethouders kunnen de in het eerste en tweede<br />

lid genoemde bevoegdheden mandateren.<br />

• 4. Een aanvraag om een urgentieverklaring wordt ingediend bij het college van<br />

burgemeester en wethouders van de gemeente waar de aanvrager zijn woonplaats<br />

heeft als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk<br />

Wetboek, voor zover die woonplaats gelegen is binnen Stadsregio Rotterdam. Indien<br />

een aanvrager niet zijn woonplaats heeft binnen Stadsregio Rotterdam, wordt de<br />

aanvraag ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de<br />

gemeente waar aanvrager wil gaan wonen.<br />

• 5. Voor het in behandeling nemen van een aanvraag van een urgentieverklaring<br />

wordt de aanvrager een bedrag van € 35,- in rekening gebracht.<br />

• 6. Het college van burgemeester en wethouders kunnen het in lid 5 bedoelde bedrag<br />

verhogen met de kosten die zij maken in verband het inwinnen van een medisch<br />

advies, nodig ter beoordeling van de aanvraag.<br />

• 7. Het in lid 5 en 6 bedoelde bedrag dient binnen vier weken na indiening van de<br />

aanvraag te zijn betaald.<br />

• 8. Burgemeester en wethouders van de gemeenten binnen Stadsregio Rotterdam<br />

dragen zorg voor een eenduidige uitvoering van hoofdstuk 4. Zij stelt daartoe voor de<br />

medewerkers belast met de uitvoering van hoofdstuk 4 een uitvoeringsoverleg en<br />

dragen verder zorg voor een adequate informatieuitwisseling en afstemming met<br />

betrekking tot het vaststellen van zoekprofielen en woningtyperingen.<br />

• 9. In afwijking van het bepaalde in lid 1 beslist in plaats van het college van<br />

burgemeester en wethouders van de gemeenten Maassluis, Vlaardingen, Rotterdam<br />

en Schiedam het bestuur van Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden<br />

Rijnmond op een aanvraag om urgentieverklaring. De leden 2, 3, 5 tot en met 8 zijn<br />

van overeenkomstige toepassing.<br />

• 10. Indien de in de artikelen 10, eerste lid, en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk<br />

Wetboek bedoelde woonplaats van aanvrager de gemeente Maassluis, Vlaardingen,<br />

Rotterdam of Schiedam is, of aanvrager in één van deze gemeenten wil gaan<br />

worden, dient aanvrager zijn aanvraag in bij het bestuur van Stichting<br />

Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond. De leden 5 tot en met 8 zijn van<br />

overeenkomstige toepassing.<br />

• 11. De gemeenteraad kan het in lid 5 genoemde bedrag bij verordening verhogen tot<br />

maximaal € 45 indien:<br />

o - het college van de desbetreffende gemeente zelf bevoegd is te beslissen op<br />

aanvragen om urgentie; en,<br />

o - deze bevoegdheid niet is gemandateerd aan Stichting Urgentiebepaling<br />

Woningzoekenden Rijnmond.<br />

61<br />

61


Artikel 20<br />

Een woningzoekende komt voor een urgentieverklaring in aanmerking, indien hij of zij<br />

zelfstandig kan wonen en aan alle voorwaarden voldoet die bij één van onderstaande<br />

urgentiegronden worden genoemd.<br />

• 1. Medische gronden<br />

a) Er is sprake van zelfstandige woonruimte binnen de Stadsregio Rotterdam, die<br />

rechtmatig wordt bewoont.<br />

b) Er is sprake van medische problematiek die verband houdt met de zelfstandige<br />

woonruimte van de aanvrager. Dit wordt in opdracht van de urgentieverlener zonodig<br />

beoordeeld door een door de urgentieverlener aan te wijzen medisch adviseur. De<br />

alsnog uitgebrachte beoordeling van de medische adviseur leidt tot een advies aan<br />

de urgentieverlener.<br />

• 2. Onbewoonbaarheid van de woonruimte t.g.v. een calamiteit<br />

a) Er is sprake van zelfstandige woonruimte binnen de Stadsregio Rotterdam, die<br />

rechtmatig wordt bewoont.<br />

b)<br />

1. De woonruimte is feitelijk onbewoonbaar, hetgeen blijkt uit een verklaring van de<br />

gemeente gericht aan de urgentieverlener, of<br />

2. De woonruimte is t.g.v. een calamiteit feitelijk onbewoonbaar en is niet binnen drie<br />

maanden te herstellen;<br />

c) De aanvraag moet binnen één maand nadat de calamiteit heeft plaatsgevonden,<br />

worden ingediend.<br />

• 3. Woonlasten<br />

a) Er is sprake van zelfstandige woonruimte binnen de Stadsregio Rotterdam, die<br />

rechtmatig wordt bewoont.<br />

b)<br />

1. Er is door de instantie die belast is met de uitvoering van de ‘Wet werk en bijstand<br />

woonkostentoeslag met verhuisverplichting toegekend, of<br />

2. Het huishouden houdt in de huidige zelfstandige woonruimte, na aftrek van de<br />

woonlasten, minder dan de helft van de voor dat huishouden geldende netto<br />

bijstandsnorm over èn de huurprijs van de woonruimte (wanneer het een huurwoning<br />

betreft) ligt boven de voor het desbetreffende huishouden geldende aftoppingsgrens<br />

volgens de Wet op de Huurtoeslag;<br />

c) Het gebruik (kunnen) maken van voorliggende voorzieningen wordt in de<br />

urgentiebeoordeling betrokken;<br />

d) Indien de situatie onder b. het gevolg is van echtscheiding of beëindiging<br />

samenwoning, of deze situatie dreigt te ontstaan als gevolg van voorgenomen<br />

echtscheiding of beëindiging samenwoning, kan een urgentieverklaring op deze<br />

grond slechts worden verstrekt aan één van beide partners, op voorwaarde dat tot<br />

zijn of haar huishouding na de echtscheiding of de beëindiging samenwoning één of<br />

meer minderjarige kinderen behoren; de (voorgenomen) echtscheiding of beëindiging<br />

samenwoning moet ten genoegen van de urgentieverlener met officiële<br />

bewijsstukken worden aangetoond.<br />

• 4. Geweld en bedreiging<br />

a) Er is sprake van zelfstandige woonruimte binnen de Stadsregio Rotterdam, die<br />

rechtmatig wordt bewoont;<br />

b) Er is sprake van ernstig psychisch en/of fysiek (huiselijk)geweld, of bedreiging<br />

daarmee, wat tot gevolg heeft dat aanvrager niet langer in zijn huidige zelfstandige<br />

woonruimte kan blijven wonen;<br />

c) Het geweld en/of bedreiging moet zich hebben afgespeeld in één van de<br />

regiogemeenten van de stadsregio Rotterdam;<br />

d) Het geweld of de bedreiging is aangetoond door een schriftelijke verklaring van de<br />

(wijk)politie, waaruit blijkt dat de aanvrager vanwege veiligheidsredenen niet meer in<br />

de huidige zelfstandige woonruimte kan blijven wonen.<br />

• 5 Afhankelijkheid van instellingen of personen in één van de regiogemeenten<br />

a) De aanvrager is geen ingezetene van één van de regiogemeenten van de<br />

stadsregio Rotterdam en moet zich in één van deze regiogemeenten vestigen, omdat<br />

de aanvrager afhankelijk is van bepaalde instellingen of personen in één van deze<br />

62<br />

62


egiogemeenten;<br />

b) Er dient een directe behoefte aan zorg te bestaan, waarbij de zorgmogelijkheden<br />

in de gemeente van herkomst ontbreken;<br />

c) De aanvrager is geen ingezetene van één van de regiogemeenten van de<br />

stadsregio Rotterdam en moet zich in één van deze regiogemeenten vestigen,<br />

aangezien de aanvrager de persoon is waarvan de zorgbehoevende voor zijn directe<br />

behoefte aan zorg afhankelijk is van aanvrager én de aangepaste woning van de<br />

zorgbehoevende aantoonbaar een verhuizing blokkeert.<br />

• 6. Doorstroming uit opvanginstellingen<br />

• 6.1. Vrouwen / mannen in opvang<br />

a) De aanvrager verblijft in een opvanginstelling en was direct voorafgaand aan het<br />

verblijf in de opvanginstelling woonachtig in één van de regiogemeenten van de<br />

stadsregio Rotterdam. Wanneer een aanvrager binnen de regio (in een 24 uurs<br />

opvanginstelling met een minimum van 31 dagen) wordt opgevangen, maar<br />

afkomstig is van buiten de regio en terugkeer naar de gemeente van herkomst is<br />

vanwege veiligheidsredenen onmogelijk is, kan eveneens urgentie worden<br />

toegekend;<br />

c) Naar het oordeel van de urgentieverlener is sprake van een dringend<br />

huisvestingsprobleem.<br />

De rapportage van de opvanginstelling wordt als een zwaarwegend advies<br />

beschouwd. Uit deze rapportage blijkt in ieder geval, dat:<br />

• de woonruimte is verlaten in verband met ernstig psychisch en/of fysiek geweld of<br />

bedreiging daarmee;<br />

• terugkeer naar de woonruimte is vanwege veiligheidsredenen onmogelijk;<br />

• opvang plaatsvindt in een 24 uurs opvanginstelling;<br />

• aanvrager meer dan 31 dagen in de opvanginstelling verblijft;<br />

• 6.2 Schippersinternaten<br />

De aanvrager verblijft minimaal een jaar in een schippersinternaat in één van de<br />

regiogemeenten van de stadsregio Rotterdam en moet binnen vier maanden het<br />

schippersinternaat verlaten.<br />

• 6.3 Woontrainingscentra<br />

a) De aanvrager verblijft in een woontrainingscentrum in één van de regiogemeenten<br />

van de stadsregio Rotterdam;<br />

b) Naar het oordeel van de urgentieverlener is sprake van een dringend huisvestings-<br />

probleem. De rapportage van het woontrainingscentrum wordt als een zwaarwegend<br />

advies beschouwd. Uit deze rapportage blijkt in ieder geval, dat: • aanvrager direct<br />

voorafgaand aan het verblijf in het woontrainingscentrum minimaal een jaar<br />

aansluitend in de regio gewoond heeft;<br />

• aanvrager volgt minimaal 9 maanden een woontrainingstraject; • aanvrager binnen<br />

4 maanden het woontrainingscentrum moet verlaten;<br />

• de rapportage wordt vergezeld van een afschrift van een overeenkomst tussen de<br />

instelling en de aanvrager waaruit blijkt wat de doelstellingen zijn van de training;<br />

c) indien de aanvrager in een woontrainingscentrum in één van de regiogemeenten<br />

van de stadsregio Rotterdam verblijft, maar daarvoor niet minimaal een jaar in één<br />

van de regiogemeenten van de stadsregio Rotterdam heeft gewoond, kan niettemin<br />

een urgentieverklaring afgegeven worden, indien terugkeer naar de gemeente van<br />

herkomst niet tot de mogelijkheden behoort en aan de overige voorwaarden wordt<br />

voldaan.<br />

• 7. Resocialisatie<br />

a) Naar het oordeel van de urgentieverlener is sprake van een dringend<br />

huisvestingsprobleem en er is een resocialisatietraject afgerond;<br />

b) Betrokkene is minimaal een half jaar clean van drugs, dan wel aantoonbaar<br />

gestabiliseerd, c.q. heeft een beheersbaar middelengebruik;<br />

c) Aanvrager heeft direct voorafgaand aan de periode van resocialisatie een<br />

aansluitend regionaal woonverleden van tenminste een jaar. De aanvraag urgentie<br />

kan worden ingediend in de periode 2 maanden voorafgaand tot 1 maand nadat het<br />

resocialisatietraject is beëindigd;<br />

d) Er was sprake van zelfstandige woonruimte die door of tijdens de problematiek<br />

63<br />

63


Artikel 21<br />

verloren is gegaan of terugkeer naar het laatste (in)woonadres is op basis van een<br />

contra-indicatie niet mogelijk;<br />

e) Extra voorwaarde bij detentie: detentie van minstens een jaar;<br />

f) De rapportage van de desbetreffende (zorg)instelling wordt als een zwaarwegend<br />

advies beschouwd. In de uitgebreide rapportage van de hulpverleningsinstelling dient<br />

in alle gevallen te zijn opgenomen:<br />

1. de voorgeschiedenis van de aanvrager;<br />

2. het behandelplan;<br />

3. het nazorgtraject;<br />

4. stand van zaken problematiek;<br />

5. dagvulling (bijvoorbeeld: studie, werk of uitzicht hierop);<br />

6. datum einde resocialisatietraject;<br />

7. zelfstandige woonruimte is de enige mogelijkheid voor het oplossen van het<br />

huisvestingsprobleem.<br />

• 1. Zoekprofiel<br />

De urgentieverklaring omvat ook een zogenaamd zoekprofiel. Dit geeft de kenmerken<br />

van de woning aan, waarmee het huisvestingsprobleem kan worden opgelost.<br />

Het zoekprofiel bevat de volgende elementen: het kamertal en typering van de<br />

woonruimte waarvoor het urgente huishouden met voorrang in aanmerking komt.<br />

Bij het vast stellen van het zoekprofiel blijft het uitgangspunt dat een specifiek<br />

huisvestingsprobleem moet worden opgelost en niet dat er wooncarriëre gemaakt zal<br />

worden. Het zoekprofiel geeft een woningtype aan dat voldoende is om het<br />

huisvestingsprobleem op te lossen en geeft derhalve geen voorrang voor<br />

woningtypen die uitgaan boven dat niveau. Voor niet-medisch urgenten zal er een<br />

standaard woningtypering afgegeven worden, namelijk alle woningtypen, uitgesloten<br />

de eengezinswoningen, benedenwoningen en woningen welke bereikbaar zijn per lift.<br />

Alleen als de urgentie daar aanleiding toe geeft, wordt er een meer specifieke<br />

woningtypering opgenomen. Dat zal veelal het geval zijn bij medische urgenten.<br />

• 1.1. Regiodeel<br />

De grenzen van de regiodelen worden gevormd door de thans vigerende<br />

gemeentegrenzen. Een uitzondering wordt gemaakt voor Rotterdam. Het daar<br />

geldende woonruimteverdelingmodel gaat uit van veertien deelgemeentegrenzen.<br />

De deelgemeenten zijn:<br />

Rotterdam Centrum: Cool, Dijkzigt, Kop van Zuid, Oude Westen,<br />

Scheepvaartkwartier, Stadsdriehoek, C.S. kwartier.<br />

Charlois: Carnisse, Heijplaat, Oud-Charlois, Pendrecht, Tarwewijk, Wielewaal,<br />

Zuidwijk, Zuidplein.<br />

Delfshaven: Bospolder/Tussendijken, Delfshaven/Schiemond, Middelland, Nieuwe<br />

Westen, Spangen, het Witte Dorp, Oud-Mathenesse.<br />

Feijenoord: Afrikaanderwijk, Bloemhof, Feijenoord, Hillesluis, Katendrecht,<br />

Noordereiland, Vreewijk.<br />

Hillegersberg-Schiebroek: Hillegersberg, Honderd en Tien Morgen, Kleiwegkwartier,<br />

Molenlaankwartier, Nieuw Terbregge, Schiebroek, Terbregge.<br />

Hoek van Holland: Hoek van Holland, Oude Hoek.<br />

Hoogvliet: Boomgaardshoek, Meeuwenplaat, Middengebied, Nieuw Engeland,<br />

Oudeland, Tussenwater, Westpunt, Zalmplaat. IJsselmonde: Beverwaard, De<br />

Veranda, Groenenhagen-Tuinenhoven, Hordijkerveld, Kreekhuizen, Lombardijen,<br />

Oud-IJsselmonde, Reyeroord, Sportdorp, Zomerland.<br />

Kralingen-Crooswijk: Crooswijk, De Esch, Kralingen, Rubroek, Struisenburg.<br />

Noord: Agniesebuurt, Bergpolder, Blijdorp, Blijdorpse polder, Liskwartier, Oude<br />

Noorden, Provenierswijk.<br />

Overschie: Kandelaar, Kleinpolder, Landzicht.<br />

Pernis<br />

Prins Alexander: Het Lage Land, Kralingseveer, Nesselande, Ommoord, Oosterflank,<br />

Prinsenland, Zevenkamp.<br />

Rozenburg<br />

64<br />

64


• 1.2. Kamertal<br />

Kamertal (eerste fase)<br />

In het zoekprofiel wordt het kamertal en typering van de woonruimte opgenomen<br />

waarvoor het urgente huishouden in aanmerking komt.<br />

Aantal personen Kamertal<br />

1. 1 t/m 3 (uitzondering jongeren tot 23 jaar 1 t/m 2 kmrs)<br />

2. 2 t/m 3<br />

3. 3 t/m 4<br />

4. (ouders + 2 kinderen) 4<br />

4. (één ouder + 3 kinderen) 4 t/m 5<br />

5. (ouders + 3 kinderen) 4 t/m 5<br />

5. één ouder + 4 kinderen) 5 of meer<br />

6. pers of meer 5 of meer<br />

Kamertal (tweede fase)<br />

In het zoekprofiel wordt het kamertal opgenomen waarvoor het urgente huishouden in<br />

aanmerking komt. Nadruk ligt op het oplossen van het als urgent vastgestelde<br />

huisvestingsprobleem. Daarom wordt een woning toegewezen die voldoet aan de<br />

minimale eisen. Het aantal kamers wordt vastgesteld aan de hand van de volgende<br />

uitgangspunten:<br />

• naast een woonkamer dient er tenminste een slaapkamer te zijn; • er moet een<br />

mogelijkheid zijn voor het gescheiden kunnen slapen van jongens en meisjes;<br />

• er geldt een maximum van twee kinderen per kamer;<br />

• bij huishoudens van 7 personen of groter geldt een minimum aantal kamers 5.<br />

• 1.3. Woningtypering<br />

Om tot uitdrukking te brengen dat een urgentieverklaring dient om een specifiek<br />

huisvestingsprobleem op te lossen en het verkrijgen van urgentie niet gelijk staat aan<br />

het vergroten van de kansen op woningen die bij iedereen in trek zijn, wordt op het<br />

urgentiebewijs vermeld dat de voorrang alleen geldt voor bepaalde woningtypen.<br />

Deze woningtypering geeft het woningtype aan dat voldoende is om het<br />

huisvestingsprobleem op te lossen. Voor woningtypen die uitgaan boven dit niveau<br />

heeft de urgent woningzoekende geen voorrang. Het zoekprofiel wordt altijd zodanig<br />

geformuleerd, dat er geen situatie ontstaat waarbij voorrang wordt verkregen voor<br />

woningtypen die uitgaan boven het als voldoende aangemerkte woningtype.<br />

Alleen indien de reden van urgentie daartoe aanleiding geeft, wordt een nog meer<br />

specifieke woningtypering opgenomen. Dat zal met name het geval zijn bij huisvestingsproblematiek<br />

van medische aard.<br />

Er wordt overigens geen onderscheid gemaakt tussen de kwaliteitssoorten (zoals<br />

nieuwbouw, renovatie, kleine beurt, oudbouw, naoorlogse bouw).<br />

• 2. Aanbiedingstermijn<br />

Het streven is erop gericht het urgente huisvestingsprobleem binnen drie maanden<br />

op te lossen. Indien na de zelfzoektermijn er geen aanbod is conform het zoekprofiel,<br />

dient er in het gekozen regiodeel gezocht te worden naar een oplossing. Deze<br />

oplossing mag uitgaan boven het niveau van het afgegeven zoekprofiel, doch dient<br />

dat in zo min mogelijke mate te doen. Indien er geen oplossing geboden kan worden<br />

in het gekozen regiodeel, wordt door de urgentieverlener na de belanghebbende<br />

gehoord te hebben een ander regiodeel vastgesteld.<br />

Wanneer de toegemeten voorrangspositie na drie maanden (gedurende de eerste<br />

fase) niet heeft geresulteerd in een passende oplossing, dan volgt binnen twee<br />

maanden (gedurende de tweede fase) één aanbieding in het gevraagde regiodeel<br />

door één van de verhuurders.<br />

Mocht dit na twee maanden niet hebben geleid tot een oplossing, dan treedt de 3e<br />

fase in, waarin een daartoe door de urgentieverlener aangewezen corporatie op<br />

voordracht van de urgentieverlener de eerstvolgende woning beschikbaar stelt, die<br />

past binnen het zoekprofiel. De urgent woningzoekende blijft na de zelfzoektermijn<br />

urgent tot de eerstvolgende passende woningaanbieding.<br />

65<br />

65


Artikel 22<br />

• 1. Intrekking van de afgegeven urgentieverklaring vindt plaats:<br />

o 1. Na twee geweigerde aanbiedingen binnen de periode van<br />

zelfwerkzaamheid in één van de regiogemeenten van de Stadsregio<br />

Rotterdam, overeenkomstig het zoekprofiel of uitgaat boven het niveau van<br />

het afgegeven zoekprofiel;<br />

o 2. Wanneer na de eerste fase is vastgesteld, dat de urgent woningzoekende<br />

in deze periode niet tenminste drie maal heeft gereageerd op het<br />

woningaanbod overeenkomstig het zoekprofiel in het gekozen regiodeel,<br />

tenzij in deze periode niet met minstens drie passende woningen zijn<br />

geadverteerd;<br />

o 3. Wanneer in de tweede fase een aanbieding is gedaan overeenkomstig het<br />

zoekprofiel of uitgaat boven het niveau van het afgegeven zoekprofiel;<br />

o 4. Wanneer wordt vastgesteld dat bij het aanvragen van urgentie onjuiste<br />

gegevens zijn verstrekt;<br />

o 5. Wanneer niet meer aan de vereisten zoals genoemd in het<br />

urgentiesysteem wordt voldaan (gewijzigde omstandigheden);<br />

o 6. Wanneer de belanghebbende zelf aangeeft geen behoefte meer te hebben<br />

aan zijn urgentieverklaring;<br />

o 7. Bij verhuizing, tenzij de woningzoekende binnen 30 dagen na verhuizing<br />

een verzoek tot handhaving van de urgentieverklaring heeft ingediend bij de<br />

instantie die de urgentie heeft afgegeven, waarbij wordt aangetoond dat het<br />

huisvestingsprobleem niet is opgelost.<br />

• 2. Met de invoering van het voorliggende urgentiesysteem is veel meer nadruk<br />

komen te liggen op een snelle oplossing van het huisvestingsprobleem. De<br />

keuzevrijheid van de urgent woningzoekende is daarom in enige mate beperkt. Om<br />

de woningzoekende niet te belemmeren (op termijn) een woning naar zijn keuze te<br />

vinden, houdt de aanvrager automatisch de eerder opgebouwde inschrijfduur na<br />

acceptatie van de woning.<br />

• 3. De urgentieverlener is bevoegd om in bijzondere gevallen ten gunste van de<br />

aanvrager van de bepalingen in deze verordening urgentieregels immer in de<br />

verordening af te wijken, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van<br />

overwegende aard leidt.<br />

• 4. Indien de plaatsing van de urgent woningzoekende is overgenomen door een<br />

ander college van burgemeester en wethouders dan het college van burgemeester<br />

en wethouders dat de urgentieverklaring is verstrekt, informeert laatstbedoeld college<br />

het eerstbedoeld college over plaatsing van de urgent woningzoekende en de<br />

eventuele aanwezigheid van gronden tot intrekking van de urgentieverklaring.<br />

• 5. Indien de urgentieverklaring ingevolge artikel 19 lid 9 of 10 is afgegeven door<br />

SUWR, informeert het college van burgemeester en wethouders dat de plaatsing van<br />

de urgent woningzoekende ter hand heeft genomen, SUWR over de plaatsing van de<br />

urgent woningzoekende en de eventuele aanwezigheid van gronden tot intrekking<br />

van de urgentieverklaring.<br />

Hoofdstuk 5 AANBIEDEN EN VERHUREN VAN WONINGEN<br />

Artikel 23<br />

• 1. Het aanbod van de corporaties wordt onderscheiden in de volgende categorieën,<br />

waarvoor verschillende verdelingsregels gelden:<br />

o a. de woningen die via de media vanhet regionale aanbodmodel<br />

voorwaardenvrij aangeboden worden: hiervoor gelden de toelatings- en de<br />

rangordecriteria van de artikelen 8 en 9 en de eventuele aanvullende<br />

bepalingen als gevolg van de bijsturing, zoals deze in artikel 4 van de<br />

overeenkomst is weergegeven;<br />

o b. de woningen die directverhuurd worden aan de zogenaamde tweede en<br />

derde fase urgenten aan de zogenaamde tweede fase<br />

herhuisvestingskandidaten (zie bijlage 2 van de overeenkomst) en aan de<br />

zogenaamde bijzondere groepen waarover separate afspraken zijn gemaakt<br />

66<br />

66


(zie artikel 3, lid 7 en artikel 4, lid 3, onder c van de overeenkomst): deze<br />

woningen worden niet aangeboden via de media vanhet regionale<br />

aanbodmodel;<br />

o c. de woningen die op grond van lokaal maatwerk via de media van het<br />

regionale aanbodmodel aangeboden worden of op grond van lokaal<br />

maatwerk via directe bemiddeling verhuurd worden: hiervoor gelden de<br />

regels van artikel 24;<br />

o d. de woningen die via de media van het regionale aanbodmodel<br />

aangeboden worden, en waarbij gelabeld mag worden naar leeftijd, inkomen<br />

en/of huishoudensgrootte: hiervoor gelden in elk geval de toelatings-,<br />

rangorde- en passendheidscriteria van de artikelen 8, 9 en 10.<br />

• 2. Hierbij gelden gemeentelijk de volgende ijkpunten:<br />

Voorwaardenvrij (categorie a) Minimaal<br />

40%<br />

Directe bemiddeling (categorie b) Maximaal<br />

25%<br />

Lokaal maatwerk (categorie c) Maximaal<br />

15%<br />

Labelen naar leeftijd, inkomen en/of huishoudensgrootte (categorie<br />

d)<br />

Maximaal<br />

20%<br />

totaal 100 %<br />

• De corporaties volgen deze ijkpunten in de centrale registratie nauwkeurig per<br />

corporatie, per gemeente en voor de gehele regionale woningmarkt. Partijen spreken<br />

elkaar onderling aan op de resultaten per corporatie en per gemeente. Indien<br />

daarvoor op het schaalniveau van de gehele regionale woningmarkt aanleiding is,<br />

volgt nader Bestuurlijk Overleg tussen de Maaskoepel en de stadsregio, waarin de<br />

ijkpunten eventueel kunnen worden bijgesteld.<br />

Artikel 24<br />

• 1. Vanwege argumenten in verband met de bevordering van de leefbaarheid, wijk- of<br />

buurtbinding, beheeraspecten of het invulling geven aan woonzorgprojecten, kunnen<br />

de corporaties vrijkomende huurwoningen met specifieke passendheidseisen via het<br />

regionale aanbodmodel aanbieden of via directe bemiddeling verhuren. Hierbij gelden<br />

de ijkpunten zoals aangegeven in artikel 23, als begrenzing. De toe te passen<br />

specifieke regels staan in een redelijke verhouding tot de aard van het probleem, zijn<br />

van tijdelijke aard en worden na uiterlijk twee jaar geëvalueerd.<br />

• 2. Argumenten in verband met de bevordering van de leefbaarheid of<br />

beheeraspecten kunnen ingegeven worden door de verwachting, dat het gemiddelde<br />

niveau van de sociaal-economische draagkracht in een bepaald complex, straat of<br />

buurt te laag wordt, of de mate van overlast te hoog wordt, indien geen specifieke<br />

regels zouden worden toegepast.<br />

• 3. Argumenten in verband met woonzorgprojecten kunnen gelegen zijn in het feit dat<br />

er in de woning, het complex of de directe omgeving speciale voorzieningen<br />

aanwezig zijn die ten goede moeten komen aan mensen met een zorgindicatie en/of<br />

medische urgentie.<br />

• 4. De toe te passen specifieke regels worden, voordat ze in werking treden, door de<br />

corporaties gemeld bij de desbetreffende gemeente en bij de stadsregio. De<br />

gemeente geeft binnen vier weken na de melding te kennen, dat zij ofwel met de toe<br />

67<br />

67


Artikel 25<br />

te passen regels instemt, ofwel dat zij de inwerkingtreding opschort totdat<br />

overeenstemming is bereikt. Indien binnen vier weken na de melding geen bericht<br />

van de gemeente is ontvangen, wordt zij geacht in te stemmen.<br />

• 1. Voor de vrijkomende woningen in de kleinstedelijke gemeenten gelden de<br />

volgende afwijkende afspraken:<br />

o a. Albrandswaard:<br />

woningen met een huurprijs onder de aftoppingsgrenzen van de<br />

Huursubsidiewet worden alleen verhuurd aan huishoudens die een inkomen<br />

van ten hoogste € 35.000,- per jaar hebben en die voldoen aan de volgende<br />

bezettingsnorm: 4 kamers tenminste 2 personen, 5 of meer kamers<br />

tenminste aantal personen gelijk aan aantal kamers minus één.<br />

o b. Barendrecht: woningen met een huurprijs onder de aftoppingsgrens voor<br />

1- en 2-persoonshuishoudens van de Huursubsidiewet worden alleen<br />

verhuurd aan huishoudens die een inkomen onder de inkomensgrens<br />

hebben en die voldoen aan de volgende bezettingsnorm: 4 kamers tenminste<br />

2 personen, 5 of meer kamers tenminste aantal personen gelijk aan aantal<br />

kamers minus één.<br />

o c. Lansingerland:<br />

woningen met een huurprijs tot de kwaliteitskortingsgrens worden (bij<br />

voorkeur) verhuurd aan de primaire doelgroep met een inkomen volgens de<br />

BBSH-norm; woningen met een huurprijs onder de aftoppingsgrens van de<br />

Wet op de Huurtoeslag worden (bij voorkeur) verhuurd aan huishoudens met<br />

een inkomen genoemd in artikel 1 sub k van de Overeenkomst<br />

Woonruimteverdeling; 4-kamerwoningen worden alleen verhuurd aan<br />

huishoudens van tenminste 2 personen; 5-kamerwoningen worden alleen<br />

verhuurd aan huishoudens van tenminste 3 personen.<br />

o d. Bernisse<br />

a) woningen onder de aftoppingsgrenzen van de Huursubsidiewet worden<br />

uitsluitend verhuurd aan huishoudens die een inkomen van ten hoogste €<br />

35.000 per jaar hebben;<br />

b) woningen met vier kamers worden uitsluitend verhuurd aan huishoudens<br />

van tenminste twee personen;<br />

c) woningen met vijf kamers of meer worden uitsluitend verhuurd aan<br />

huishoudens waarvan het aantal personen tenminste gelijk is aan het aantal<br />

kamers minus één.<br />

o e. Brielle: geen.<br />

o f. Hoek van Holland: geen.<br />

o g. Krimpen aan den IJssel: woningen met een huurprijs onder de<br />

aftoppingsgrenzen van de Huursubsidiewet worden alleen verhuurd aan<br />

huishoudens die een inkomen hebben dat voldoet aan de door Burgemeester<br />

en Wethouders van Krimpen aan den IJssel vastgestelde tabel en die<br />

voldoen aan de volgende bezettingsnorm: 4 kamers tenminste 2 personen, 5<br />

of meer kamers tenminste aantal personen gelijk aan aantal kamers minus<br />

één.<br />

o h. Westvoorne: geen.<br />

• 2. Voor de gebieden binnen de stadsregio die ingevolge artikel 5 lid 1 van de Wet<br />

bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek zijn aangewezen, geldt:<br />

o a. datgene wat conform de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke<br />

problematiek in de gemeentelijke huisvestingsverordening is gesteld ten<br />

aanzien van de vereiste van een huisvestingsvergunning;<br />

o b. dat woningen via het regionale aanbodmodel aangeboden en verhuurd<br />

worden voor zover dat niet strijdig is met de gemeentelijke verordening.<br />

68<br />

68


Hoofdstuk 6 BESTUURLIJKE BOETE<br />

Artikel 26 <strong>Bestuurlijke</strong> boete<br />

• 1. Het college van burgemeester en wethouders kan een bestuurlijke boete opleggen<br />

bij overtreding van de artikel 30 van de Huisvestingswet.<br />

• 2. De hoogte van de bestuurlijke wordt overeenkomstig het bepaalde in bijlage 2<br />

bepaald.<br />

HOOFDSTUK 7 – OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN<br />

Artikel 27 handhaving<br />

• 1. Met het toezicht op de handhaving van het bij of krachtens hoofdstuk 3 bepaalde<br />

zijn belast de daartoe door Burgemeester en Wethouders op grond van artikel 75,<br />

eerste lid van de Huisvestingswet aangewezen ambtenaren, die de bevoegdheid<br />

hebben als genoemd in de artikelen 77 en 78 van de Huisvestingswet.<br />

• 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels op te stellen voor het<br />

binnen hun gemeente uitvoeren van de handhavingsbevoegdheid als bedoeld in dit<br />

artikel.<br />

Artikel 28<br />

Deze verordening kan worden aangehaald als Huisvestingsverordening stadsregio Rotterdam<br />

2006.<br />

Artikel 29<br />

• 1. Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2006.<br />

• 2. De Huisvestingsrichtlijn 2005 met bijlagen wordt ingetrokken per 1 juli 2006.<br />

Aldus besloten in de openbare vergadering van 5 juli 2006 van de regioraad.<br />

De secretaris, de voorzitter,<br />

mr M.C. Jansen. mr I.W. Opstelten.<br />

69<br />

69


Bijlage 1 Overeenkomst Woonruimteverdeling stadsregio Rotterdam 2006<br />

Overeenkomst Woonruimteverdeling stadsregio Rotterdam 2006<br />

Overeenkomst, houdende afspraken inzake de verdeling van huurwoningen in de aan de<br />

stadsregio Rotterdam deelnemende gemeenten en de daarbij te hanteren regels.<br />

Ondergetekenden,<br />

I. Burgemeester en Wethouders van de gemeenten:<br />

1. Albrandswaard<br />

2. Barendrecht<br />

3. Bergschenhoek<br />

4. Berkel en Rodenrijs<br />

5. Bernisse<br />

6. Bleiswijk<br />

7. Brielle<br />

8. Capelle aan den IJssel<br />

9. Hellevoetsluis<br />

10. Krimpen aan den IJssel<br />

11. Maassluis<br />

12. Ridderkerk<br />

13. Rotterdam<br />

14. Rozenburg<br />

15. Schiedam<br />

16. Spijkenisse<br />

17. Vlaardingen<br />

18. Westvoorne,<br />

ten deze vertegenwoordigd door de burgemeester (hierna te noemen ‘de gemeenten’),<br />

70<br />

70


II. de woningcorporaties:<br />

1. 3B-Wonen (Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs en Bleiswijk)<br />

2. Bouwvereniging Onze Woning (Rotterdam)<br />

3. De 6 kernen (Bernisse)<br />

4. De Goede Woning (Rotterdam)<br />

5. De Leeuw van Putten (Spijkenisse)<br />

6. De Nieuwe Unie (Rotterdam)<br />

7. De Stromen (stadsregio Rotterdam)<br />

8. Eendracht (Rotterdam)<br />

9. Gemeente Westvoorne (Westvoorne)<br />

10. Huis en Hof (Bernisse)<br />

11. Humanitas Huisvesting (Rotterdam)<br />

12. Laurens Wonen (Barendrecht en Rotterdam)<br />

13. Maasdelta (Hellevoetsluis, Maassluis, Spijkenisse en Rotterdam)<br />

14. PWS Krimpen (Krimpen aan den IJssel)<br />

15. PWS Woningstichting (Albrandswaard, Rotterdam, Schiedam en Vlaardingen)<br />

16. QuaWonen (Krimpen aan den IJssel)<br />

17. Resort Wonen (Rozenburg)<br />

18. Stadswonen (Rotterdam)<br />

19. Stichting Com.Wonen (Barendrecht, Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel,<br />

Rotterdam)<br />

20. Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam (Brielle, Krimpen aan den IJssel en<br />

Rotterdam)<br />

21. Vestia Midden Nederland (Brielle en Maassluis)<br />

22. Vestia Rotterdam Feijenoord (Rotterdam)<br />

23. Vestia Rotterdam Hoogvliet (Rotterdam)<br />

24. Vestia Rotterdam Noord (Rotterdam)<br />

25. Vestia Rotterdam Zuid (Rotterdam)<br />

26. Volksbelang Rhoon (Albrandswaard)<br />

71<br />

71


27. Waterweg Wonen (Vlaardingen)<br />

28. Woningbedrijf Rotterdam (Rotterdam)<br />

29. Woningbouwvereniging Hoek van Holland (Rotterdam)<br />

30. Woningbouwvereniging Patrimonium (Barendrecht)<br />

31. Woningbouwvereniging Poortugaal (Albrandswaard)<br />

32. Woningstichting Samenwerking Vlaardingen (Vlaardingen)<br />

33. Woonbron (Rotterdam en Spijkenisse)<br />

34. Wooncompas (Rotterdam)<br />

35. Woonplus Schiedam (Schiedam)<br />

36. Woonvisie (Ridderkerk)<br />

37. Woonzorg Nederland (stadsregio Rotterdam)<br />

ten deze vertegenwoordigd door de directeur-bestuurder (hierna te noemen ‘de corporaties’),<br />

III. de Maaskoepel, federatie van woningcorporaties in de stadsregio Rotterdam, ten deze<br />

vertegenwoordigd door de voorzitter (hierna te noemen ‘de Maaskoepel’),<br />

en<br />

IV. het Dagelijks Bestuur van de stadsregio Rotterdam, ten deze vertegenwoordigd door de<br />

portefeuillehouder Wonen (hierna te noemen ‘de stadsregio’);<br />

overwegende,<br />

1. dat het gewenst is op elkaar afgestemde afspraken te maken over de verdeling van de<br />

huurwoningen van de corporaties in de aan de stadsregio Rotterdam deelnemende<br />

gemeenten,<br />

2. dat de verdeling van deze woningen dient plaats te vinden op een evenwichtige,<br />

rechtvaardige en voor woningzoekenden, gemeenten, corporaties, Maaskoepel en stadsregio<br />

inzichtelijke wijze;<br />

3. dat de Huisvestingsverordening stadsregio Rotterdam 2006 deze overeenkomst eist;<br />

gelet op<br />

1. artikel 4 van de Huisvestingswet,<br />

2. de Huisvestingsverordening stadsregio Rotterdam;<br />

3. de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek;<br />

4. het Besluit Beheer Sociale Huurwoningen;<br />

72<br />

72


komen het volgende overeen:<br />

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen<br />

Artikel 1 Begripsbepalingen<br />

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:<br />

a. aandachtsgroep: de primaire doelgroep met de lage inkomens zoals bedoeld in het<br />

Besluit Beheer Sociale Huursector;<br />

b. Aftoppingsgrens: zoals bedoeld in de Wet op de Huurtoeslag;<br />

c. BBSH: Besluit Beheer Sociale Huursector;<br />

d. Bestuurlijk Overleg: overleg tussen de voorzitter van de Maaskoepel en de<br />

portefeuillehouder Wonen van de stadsregio;<br />

e. doorstromer: woningzoekende die aantoonbaar na verhuizing een zelfstandige woning<br />

in Nederland leeg achterlaat;<br />

f. GBA: de gemeentelijke basisadministratie;<br />

g. huishouden:<br />

1. alleenstaande;<br />

2. twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of<br />

willen gaan voeren;<br />

- bij éénouderhuishoudens telt het hoofd van het huishouden voor twee personen;<br />

- wanneer sprake is van een zwangerschap van tenminste drie maanden, telt het<br />

huishouden het aantal personen dat naar verwachting als gevolg van die zwangerschap<br />

geboren zal worden extra. In het geval van een zwangerschap moet een door een medicus of<br />

verloskundige opgestelde zwangerschapsverklaring overlegd worden.<br />

h. huurprijs: de rekenhuur volgens artikel 5 van de Wet op de Huurtoeslag;<br />

i. huurprijsgrens: zoals bedoel in artikel 5 van de Wet op de Huurtoeslag;<br />

j. inkomen: het rekeninkomen volgens artikel 14 van de Wet op de Huurtoeslag;<br />

k. inkomensgrens: € 34.600,-. Deze grens wordt jaarlijks per 1 juli geïndexeerd conform<br />

artikel 27 van de Wet op de Huurtoeslag;<br />

l. inschrijfduur: de periode welke is verstreken sinds de datum waarop de<br />

woningzoekende is geregistreerd conform het regionale aanbodmodel. De inschrijfduur is in<br />

alle gemeenten van de stadsregio Rotterdam geldig;<br />

m. kleinstedelijke gemeenten: de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht,<br />

Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs, Bernisse, Bleiswijk, Brielle, Krimpen aan den IJssel en<br />

Westvoorne en de deelgemeente Hoek van Holland;<br />

73<br />

73


n. partijen: de gemeenten, de corporaties, de Maaskoepel en de stadsregio, zoals die in<br />

de inleiding van deze overeenkomst beschreven zijn;<br />

o. regionale aanbodmodel: het daaromtrent in artikel 3 bepaalde;<br />

p. starter: iedere woningzoekende die geen doorstromer is;<br />

q. urgentieverlener: de door de gemeenten bij separaat besluit aangewezen instantie die<br />

besluit op aanvragen van urgentieverklaringen.<br />

Artikel 2 Werkingsgebied<br />

Deze overeenkomst is van toepassing op alle van de corporaties voor verhuur vrijkomende<br />

woningen onder de huurprijsgrens.<br />

Artikel 3 Taakverdeling in hoofdlijnen<br />

1. De corporaties verdelen de in artikel 2 genoemde woningen via het regionale<br />

aanbodmodel. Het regionale aanbodmodel is het door de corporaties toegepaste systeem<br />

van het aanbieden en verhuren van woningen met de volgende kenmerken:<br />

a. het aanbod wordt in voor alle woningzoekenden in de stadsregio toegankelijke media<br />

gepubliceerd;<br />

b. de verhuringen worden in diezelfde media zodanig verantwoord, dat per verhuring<br />

duidelijk is op welke gronden de verhuring heeft plaatsgevonden;<br />

c. hierbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van gezamenlijke media voor het aanbod<br />

en een gezamenlijk technisch systeem voor de match van vraag en aanbod en voor de<br />

registratie van vraag, aanbod en verhuringen.<br />

2. De gemeenten hebben op grond van de Huisvestingswet de taak toe te zien op de<br />

evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woningen. In het verband van deze<br />

overeenkomst volgen zij actief in welke mate de verschillende categorieën woningzoekenden<br />

in hun gebied erin slagen via het regionale aanbodmodel hun verhuisbehoefte te realiseren.<br />

3. De Maaskoepel draagt mede zorg voor de instandhouding van het regionale<br />

aanbodmodel door een volledige deelname van al haar leden aan het regionale aanbodmodel<br />

te bevorderen. Zij faciliteert het regionale aanbodmodel en de daaraan verbonden<br />

uitvoeringsorganisaties met een passende overleg- en besluitvormingsstructuur aan de kant<br />

van de corporaties.<br />

4. De stadsregio draagt mede zorg voor de instandhouding van het regionale<br />

aanbodmodel door de aan haar deelnemende gemeenten bij huisvestingsverordening te<br />

verplichten mee te werken aan de deelname van de op hun grondgebied actieve corporaties<br />

aan het regionale aanbodmodel. Zij faciliteert het regionale aanbodmodel met een passende<br />

overleg- en besluitvormingsstructuur aan de kant van de gemeenten.<br />

5. Het Dagelijks Bestuur van de stadsregio kan aan een corporatie voor maximaal 1 jaar<br />

vrijstelling verlenen van de verplichting de werkwijze uit het eerste lid te hanteren, indien een<br />

corporatie niet werkt volgens het regionale aanbodmodel en eenmalig een overgangsperiode<br />

behoeft.<br />

6. Aan de in het vijfde lid genoemde vrijstelling worden minimaal de volgende<br />

voorwaarden verbonden:<br />

a. de corporatie dient een gedegen werkplan in waarin zij het overgangsproces beschrijft<br />

voor het invoeren van het in het eerste lid bedoelde aanbodmodel;<br />

74<br />

74


. de corporatie draagt er zorg voor dat haar aanbod toegankelijk is voor alle<br />

woningzoekenden in de stadsregio;<br />

c. de corporatie levert tijdig de nodige informatie ten behoeve van de in artikel 4 bedoelde<br />

‘Regionale monitor aanbodmodel’.<br />

7. Partijen bepalen in onderling overleg welke bijzondere groepen direct bemiddeld<br />

worden; hieronder vallen in ieder geval de woningen die volgens de wettelijke<br />

huisvestingstaakstelling aan statushouders verhuurd moeten worden (zie artikel 5, lid 1,<br />

onder b).<br />

Artikel 4 Registratie, monitoring, verantwoording en bijsturing<br />

1. De corporaties dragen zorg voor de volledige, centrale registratie van vraag, aanbod en<br />

verhuringen en voor de kwartaalsgewijze uitgave van een op deze registratie gebaseerde<br />

‘Regionale monitor aanbodmodel’. Een op basis van dezelfde registratie samengestelde<br />

jaarrapportage (die gelijk loopt aan het kalenderjaar) wordt ieder jaar ter verantwoording<br />

voorgelegd aan de gemeenten en de stadsregio.<br />

2. Partijen stellen tesamen een werkgroep in die de definitieve opzet van deze monitor<br />

bepaalt, vervolgens de monitor ieder kwartaal beoordeelt en partijen adviseert over eventuele<br />

bijsturing van de aanbiedingen en de verhuringen.<br />

3. De in het vorige lid genoemde bijsturing vindt op basis van de volgende uitgangspunten<br />

plaats:<br />

a. partijen spreken af dat zij de slaagkansen in de regio voor de volgende doelgroepen<br />

nauwgezet volgen:<br />

• de primaire doelgroep met de lage inkomens zoals bedoeld in het BBSH (Besluit<br />

Beheer Sociale Huursector)<br />

• de doorstromers<br />

• de starters<br />

• de ouderen (personen met een leeftijd van meer dan 55 jaar)<br />

• de jongeren (personen met een leeftijd lager dan 23 jaar)<br />

• de grote huishoudens (huishoudens die bestaan uit ten minste 5 personen)<br />

• eventueel nog nader af te spreken doelgroepen;<br />

hierbij is de slaagkans gedefinieerd als het aantal geslaagden (per subgroep) dat in een<br />

bepaalde periode een woning heeft verkregen (verhuringen) via de media of directe<br />

bemiddeling, gedeeld door het aantal actief woningzoekenden (per subgroep) dat op die<br />

woningen heeft gereageerd plus het aantal geslaagde directe bemiddelden (die niet actief<br />

waren), uitgedrukt als percentage;<br />

b. partijen spreken af, dat de slaagkans in de regio voor de BBSH-doelgroep minstens<br />

gelijk moet zijn aan die voor de niet-BBSH-doelgroep;<br />

c. naast de onder a en b en art. 3, lid 7 genoemde afspraken voor de gehele stadsregio<br />

Rotterdam kunnen corporaties en gemeenten per gemeente lokale afspraken maken over<br />

slaagkansen en bijzondere groepen; de optelsom van de lokale afspraken mag niet strijdig<br />

zijn met de regionale afspraak;<br />

75<br />

75


d. de in het tweede lid genoemde werkgroep doet op basis van de hiervoor genoemde<br />

afspraken en de Regionale monitor aanbodmodel aanbevelingen aan<br />

het Bestuurlijk Overleg tussen de Maaskoepel en de stadsregio, met betrekking tot eventuele<br />

bijsturing op de gehele regionale woningmarkt. Indien het om bijsturing op lokaal niveau gaat<br />

wordt vanuit het Bestuurlijk Overleg actie ondernomen richting de betreffende lokale partijen;<br />

e. het Bestuurlijk Overleg zoals genoemd in art. 4, lid 3d is op grond van deze<br />

overeenkomst bevoegd bijsturingen vast te stellen.<br />

4. De in het voorafgaande genoemde bijsturingen kunnen verschillende vormen hebben.<br />

Wanneer gekozen wordt voor bijsturing binnen de woonruimteverdeling, kunnen, in afwijking<br />

van het in artikel 5 bepaalde, toch tijdelijk passendheidseisen gesteld worden bij (een deel<br />

van) het aanbod, bijvoorbeeld m.b.t. inkomen, leeftijd of huishoudenssamenstelling.<br />

HOOFDSTUK II Aanbieden en verhuren van woningen<br />

Artikel 5 Verschillende manieren van aanbieden<br />

1. Het aanbod van de corporaties wordt onderscheiden in de volgende categorieën,<br />

waarvoor verschillende verdelingsregels gelden:<br />

a. de woningen die via de media van het regionale aanbodmodel voorwaardenvrij<br />

aangeboden worden: hiervoor gelden de toelatings- en de rangordecriteria van de artikelen 6<br />

en 7 en de eventuele aanvullende bepalingen als gevolg van de bijsturing, zoals deze in<br />

artikel 4 is weergegeven;<br />

b. de woningen die direct verhuurd worden aan de zgn. tweede en derde fase urgenten<br />

(zie bijlage 1 bij deze overeenkomst), aan de zgn. tweede fase herhuisvestingskandidaten<br />

(zie bijlage 2 bij deze overeenkomst) en aan de zgn. bijzondere groepen waarover separate<br />

afspraken zijn gemaakt (zie artikel 3, lid 7 en artikel 4, lid 3, onder c): deze woningen worden<br />

niet aangeboden via de media van het regionale aanbodmodel;<br />

c. de woningen die op grond van lokaal maatwerk via de media van het regionale<br />

aanbodmodel aangeboden worden of op grond van lokaal maatwerk via directe bemiddeling<br />

verhuurd worden: hiervoor gelden de regels van artikel 9;<br />

d. de woningen die via de media van het regionale aanbodmodel aangeboden worden, en<br />

waarbij gelabeld mag worden naar leeftijd, inkomen en/of huishoudensgrootte: hiervoor<br />

gelden in elk geval de toelatings-, rangorde- en passendheidscriteria van de artikelen 6, 7 en<br />

8.<br />

2. Hierbij gelden gemeentelijk de volgende ijkpunten:<br />

Voorwaardenvrij (categorie a) Minimaal 40 %<br />

Directe bemiddeling (categorie b) Maximaal 25 %<br />

Lokaal maatwerk (categorie c) Maximaal 15 %<br />

Labelen naar leeftijd, inkomen en/of huishoudensgrootte (categorie d) Maximaal 20 %<br />

totaal 100 %<br />

76<br />

76


De corporaties volgen deze ijkpunten in de centrale registratie nauwkeurig per corporatie, per<br />

gemeente en voor de gehele regionale woningmarkt. Partijen spreken elkaar onderling aan<br />

op de resultaten per corporatie en per gemeente. Indien daarvoor op het schaalniveau van de<br />

gehele regionale woningmarkt aanleiding is, volgt nader Bestuurlijk Overleg tussen de<br />

Maaskoepel en de stadsregio, waarin de ijkpunten eventueel kunnen worden bijgesteld.<br />

Artikel 6 Toelating<br />

Om zich als woningzoekende te kunnen laten registreren en in aanmerking te komen voor het<br />

huren van een woning, moet het woningzoekende huishouden altijd aan de volgende eisen<br />

voldoen:<br />

a. tenminste één der leden van het huishouden heeft de leeftijd van 18 jaar bereikt, of is<br />

het hoofd van een huishouden met (een) minderjarig(e) kind(eren);<br />

b. het huishouden voldoet aan de bepalingen van artikel 9, lid 2 van de Huisvestingswet<br />

(Nederlanderschap of wettige verblijfsstatus).<br />

Artikel 7 Rangorde<br />

Indien zich voor een via het regionale aanbodmodel aangeboden woning meer gegadigden<br />

melden, geldt de volgende rangorde bij de verhuring van de woning:<br />

a. woningzoekenden met een op grond van artikel 11 verstrekte urgentieverklaring of een<br />

op grond van artikel 12 verstrekte herhuisvestingsverklaring hebben absolute voorrang, mits<br />

de woning voldoet aan het desbetreffende zoekprofiel. Indien zich uit deze categorie meer<br />

gegadigden hebben gemeld, wordt de woning verhuurd aan degene van hen die de verklaring<br />

met de oudste datum van afgifte heeft;<br />

b. daarna komen in aanmerking de overige woningzoekenden. De woning wordt verhuurd<br />

aan de woningzoekende met de langste inschrijfduur. Een woningzoekende met een<br />

urgentieverklaring of een herhuisvestingsverklaring die op de woning reageert, terwijl deze<br />

niet voldoet aan het desbetreffende zoekprofiel, doet mee in de rangordebepaling op basis<br />

van zijn inschrijfduur;<br />

c. in afwijking van het gestelde onder b mag corporatie Woonbron de rangorde bepalen<br />

op basis van loting, mits hierover op lokaal niveau met de betreffende gemeente<br />

overeenstemming is bereikt;<br />

d. na verhuizing naar een zelfstandige woning vervalt de inschrijfduur van de<br />

desbetreffende woningzoekende, behalve in de gevallen genoemd in paragraaf 5.2 van<br />

Bijlage 1 en in Bijlage 2.<br />

Artikel 8 Passendheid<br />

1. Woningen met 5 kamers of meer en een huurprijs onder de aftoppingsgrens volgens de<br />

Wet op de Huurtoeslag voor drie- of meerpersoonshuishoudens worden uitsluitend verhuurd<br />

aan huishoudens waarvan het aantal leden tenminste gelijk is aan het aantal kamers en<br />

waarvan het huishoudensinkomen niet boven de inkomensgrens ligt.<br />

2. Woningen die speciaal bestemd zijn voor de huisvesting van ouderen worden<br />

uitsluitend verhuurd aan huishoudens waarvan tenminste één van de leden 55 jaar of ouder<br />

is.<br />

3. Voor woningen die ingrijpend t.b.v. minder validen zijn aangepast kunnen meer<br />

specifieke, met de handicap verband houdende criteria gesteld worden.<br />

77<br />

77


4. Standplaatsen voor een woonwagen kunnen eveneens met specifieke regels via het<br />

regionale aanbodmodel of buiten het aanbodmodel om verhuurd worden. Deze verhuringen<br />

worden niet betrokken bij de aanbiedingscategorieën uit artikel 5.<br />

Artikel 9 Lokaal maatwerk<br />

1. Vanwege argumenten in verband met de bevordering van de leefbaarheid, wijk- of<br />

buurtbinding, beheeraspecten of het invulling geven aan woonzorgprojecten, kunnen de<br />

corporaties vrijkomende huurwoningen met specifieke passendheidseisen via het regionale<br />

aanbodmodel aanbieden of via directe bemiddeling verhuren. Hierbij gelden de ijkpunten<br />

zoals aangegeven in artikel 5, als begrenzing. De toe te passen specifieke regels staan in<br />

een redelijke verhouding tot de aard van het probleem, zijn van tijdelijke aard en worden na<br />

uiterlijk twee jaar geëvalueerd.<br />

2. Argumenten in verband met de bevordering van de leefbaarheid of beheeraspecten<br />

kunnen ingegeven worden door de verwachting, dat het gemiddelde niveau van de sociaaleconomische<br />

draagkracht in een bepaald complex, straat of buurt te laag wordt, of de mate<br />

van overlast te hoog wordt, indien geen specifieke regels zouden worden toegepast.<br />

3. Argumenten in verband met woonzorgprojecten kunnen gelegen zijn in het feit dat er in<br />

de woning, het complex of de directe omgeving speciale voorzieningen aanwezig zijn die ten<br />

goede moeten komen aan mensen met een zorgindicatie en/of medische urgentie.<br />

4. De toe te passen specifieke regels worden, voordat ze in werking treden, door de<br />

corporaties gemeld bij de desbetreffende gemeente en bij de stadsregio. De gemeente geeft<br />

binnen vier weken na de melding te kennen, dat zij ofwel met de toe te passen regels instemt,<br />

ofwel dat zij de inwerkingtreding opschort totdat overeenstemming is bereikt. Indien binnen<br />

vier weken na de melding geen bericht van de gemeente is ontvangen, wordt zij geacht in te<br />

stemmen.<br />

Artikel 10 Afwijkingen voor de kleinstedelijke gemeenten en de gebieden die zijn<br />

aangewezen in het kader van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke<br />

problematiek<br />

1. Voor de vrijkomende woningen in de kleinstedelijke gemeenten (zie artikel 1 onder m)<br />

gelden de volgende afwijkende afspraken:<br />

a. Albrandswaard:<br />

woningen met een huurprijs onder de aftoppingsgrenzen van de Huursubsidiewet worden<br />

alleen verhuurd aan huishoudens die een inkomen van ten hoogste € 35.000,- per jaar<br />

hebben en die voldoen aan de volgende bezettingsnorm: 4 kamers tenminste 2 personen, 5<br />

of meer kamers tenminste aantal personen gelijk aan aantal kamers minus één.<br />

b. Barendrecht:<br />

woningen met een huurprijs onder de aftoppingsgrens voor 1- en 2-persoonshuishoudens van<br />

de Huursubsidiewet worden alleen verhuurd aan huishoudens die een inkomen onder de<br />

inkomensgrens hebben en die voldoen aan de volgende bezettingsnorm: 4 kamers tenminste<br />

2 personen, 5 of meer kamers tenminste aantal personen gelijk aan aantal kamers minus<br />

één.<br />

c. Lansingerland:<br />

1. woningen met een huurprijs tot de kwaliteitskortingsgrens worden (bij voorkeur)<br />

verhuurd aan de primaire doelgroep met een inkomen volgens de BBSH-norm; woningen met<br />

een huurprijs onder de aftoppingsgrens van de Wet op de Huurtoeslag worden (bij voorkeur)<br />

verhuurd aan huishoudens met een inkomen genoemd in artikel 1 sub k van de<br />

78<br />

78


Overeenkomst Woonruimteverdeling; 4-kamerwoningen worden alleen verhuurd aan<br />

huishoudens van tenminste 2 personen; 5-kamerwoningen worden alleen verhuurd aan<br />

huishoudens van tenminste 3 personen.<br />

d. Bernisse:<br />

a) woningen onder de aftoppingsgrenzen van de Huursubsidiewet worden uitsluitend<br />

verhuurd aan huishoudens die een inkomen van ten hoogste € 35.000 per jaar hebben;<br />

b) woningen met vier kamers worden uitsluitend verhuurd aan huishoudens van tenminste<br />

twee personen;<br />

c) woningen met vijf kamers of meer worden uitsluitend verhuurd aan huishoudens waarvan<br />

het aantal personen tenminste gelijk is aan het aantal kamers minus één.<br />

e. Brielle: geen.<br />

f. Hoek van Holland: Geen.<br />

g. Krimpen aan den IJssel:<br />

woningen met een huurprijs onder de aftoppingsgrenzen van de Huursubsidiewet worden<br />

alleen verhuurd aan huishoudens die een inkomen hebben dat voldoet aan de door<br />

Burgemeester en Wethouders van Krimpen aan den IJssel vastgestelde tabel en die voldoen<br />

aan de volgende bezettingsnorm: 4 kamers tenminste 2 personen, 5 of meer kamers<br />

tenminste aantal personen gelijk aan aantal kamers minus één.<br />

h. Westvoorne: geen.<br />

2. Voor de gebieden binnen de stadsregio die door de minister van VROM zijn<br />

aangewezen in het kader van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek,<br />

geldt:<br />

a. datgene wat conform de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek in de<br />

gemeentelijke huisvestingsverordening is gesteld ten aanzien van de vereiste van een<br />

huisvestingsvergunning;<br />

b. dat woningen via het regionale aanbodmodel aangeboden en verhuurd worden voor<br />

zover dat niet strijdig is met de gemeentelijke verordening.<br />

HOOFDSTUK III Bijzondere bepalingen<br />

Artikel 11 Urgentiesysteem<br />

1. Een huishouden dat wegens een persoonlijke noodsituatie zeer dringend een (andere)<br />

woning behoeft en geen gebruik kan maken van een voorliggende voorziening, kan in<br />

aanmerking komen voor een urgentieverklaring. Deze verklaring is in alle bij de stadsregio<br />

Rotterdam aangesloten gemeenten geldig en omvat hetgeen hierover in bijlage 1 bij deze<br />

overeenkomst is bepaald. De urgentieverklaring wordt verstrekt door de urgentieverlener die<br />

daartoe aangewezen is door de gemeente waarvan de aanvrager ingezetene is, of, indien de<br />

aanvrager buiten de stadsregio Rotterdam woonachtig is, de gemeente waarin de aanvrager<br />

voornemens is zich te vestigen. De aanvraag kan namens de urgentieverlener in ontvangst<br />

genomen worden door een daartoe door de urgentieverlener aangewezen andere instantie.<br />

79<br />

79


2. De urgentieverlener neemt de aanvraag van een urgentieverklaring niet in behandeling<br />

voordat de aanvrager een bedrag van € 45,- aan de urgentieverlener heeft betaald. Dit<br />

bedrag wordt gerestitueerd, indien de urgentieverklaring is verstrekt. Indien het bedrag van €<br />

45,- niet binnen 8 weken na indiening van de aanvraag is betaald, wordt de aanvraag<br />

onbehandeld teruggezonden naar de aanvrager.<br />

3. De urgentieverlener verstrekt de urgentieverklaring, indien aan de volgende<br />

voorwaarden wordt voldaan:<br />

a. bij de aanvraag is alle informatie (bewijsstukken en andere gegevens) gevoegd die<br />

nodig is om de aanvraag te kunnen beoordelen;<br />

b. de aanvrager voldoet aan het bepaalde in artikel 6 (toelating);<br />

c. het inkomen van het huishouden van de aanvrager ligt niet boven de inkomensgrens;<br />

d. de aanvrager voldoet aan één of meer van de urgentiegronden, zoals deze zijn<br />

opgenomen in bijlage 1 bij deze overeenkomst;<br />

e. de aanvrager verkeert niet in de omstandigheden als genoemd in artikel 13<br />

(huurschuld, overlast);<br />

f. de aanvraag is niet ingediend binnen twee jaar nadat zich één van de omstandigheden<br />

heeft voorgedaan als aangegeven in paragraaf 5.1. van bijlage 1 bij deze overeenkomst<br />

(intrekking);<br />

g. de aanvraag is niet ingediend binnen twee jaar nadat de voorgelegde<br />

huisvestingsproblematiek door eigen toedoen is ontstaan.<br />

4. Bij gewijzigde omstandigheden kan de urgentieverlener, al dan niet op verzoek van de<br />

aanvrager, besluiten de verstrekte urgentieverklaring te wijzigen. Dit wordt ter kennis van de<br />

aanvrager gebracht door middel van een nieuwe urgentieverklaring, waarin eventueel een<br />

nieuwe zelfzoektermijn opgenomen is, onder intrekking van de verstrekte urgentieverklaring.<br />

5. De urgentieverlener trekt een door hem verstrekte urgentieverklaring in, indien zich één<br />

van de omstandigheden voordoet als aangegeven in paragraaf 5.1. van bijlage 1 bij deze<br />

overeenkomst.<br />

6. Partijen dragen er zorg voor, dat bij de plaatsing van woningzoekenden met een<br />

urgentieverklaring gehandeld wordt overeenkomstig bijlage 1 bij deze overeenkomst.<br />

7. De bepalingen die in bijlage 1 zijn opgenomen kunnen na advies van het Bestuurlijk<br />

Overleg door het Dagelijks Bestuur van de stadsregio gewijzigd worden.<br />

Artikel 12 Herhuisvesting<br />

1. Een huishouden dat wegens sloop of ingrijpende verbetering van zijn woning moet<br />

verhuizen, kan in aanmerking komen voor een herhuisvestingsverklaring. Deze verklaring is<br />

in alle bij de stadsregio Rotterdam aangesloten gemeenten geldig. De<br />

herhuisvestingsverklaring wordt verstrekt door de corporatie die de woning waaraan de<br />

ingreep wordt verricht, verhuurt.<br />

2. Partijen dragen er zorg voor, dat bij de plaatsing van woningzoekenden met een<br />

herhuisvestingsverklaring gehandeld wordt overeenkomstig bijlage 2 bij deze overeenkomst.<br />

80<br />

80


Artikel 13 Weigering kandidaat met hoogste positie in rangorde<br />

In afwijking van het bepaalde in artikel 7 kan de corporatie weigeren de woning te verhuren<br />

aan de kandidaat met de hoogste positie in de rangorde. Dit kan uitsluitend op grond van één<br />

of meer van de hieronder genoemde omstandigheden:<br />

a. onrechtmatigheid: de hoogste positie in de rangorde is op onrechtmatige wijze<br />

verkregen;<br />

b. huur- of andere schuld zonder afbetalingsregeling: de kandidaat heeft een huurschuld<br />

of een schuld als gevolg van op kosten van de kandidaat uitgevoerde onderhouds- of<br />

herstelwerkzaamheden bij de huidige of een vorige verhuurder waarvoor geen<br />

afbetalingsregeling is getroffen;<br />

c. overlast/misdraging: de kandidaat heeft in de afgelopen drie jaar in de huidige of een<br />

vorige woning herhaaldelijk voor overlast gezorgd, of heeft zich daar ernstig misdragen;<br />

d. indien de huurprijs boven de voor de kandidaat relevante aftoppingsgrens ligt is<br />

weigeren mogelijke indien de verhuurder geen redelijke zekerheid kan verkrijgen dat de<br />

huurder zijn financiële verplichtingen kan nakomen.<br />

HOOFDSTUK IV Slotbepalingen<br />

Artikel 14 Experimenten<br />

1. Eén of meer van de gemeenten en één of meer van de corporaties kunnen met elkaar<br />

afspreken, dat zij (een deel van) de in artikel 2 genoemde woningen bij wijze van experiment<br />

zullen verdelen met van deze overeenkomst afwijkende regels. In dat geval sluiten zij<br />

hierover een aanvullende overeenkomst, waarin in ieder geval afspraken gemaakt worden<br />

over:<br />

a. de inhoud van het experiment;<br />

b. het toepassingsgebied van het experiment;<br />

c. de tijdsduur van het experiment;<br />

d. de wijze waarop het experiment begeleid en geëvalueerd wordt;<br />

e. de punten waarop het experiment geëvalueerd wordt.<br />

2. De in lid 1 genoemde aanvullende overeenkomst behoeft voorafgaande goedkeuring<br />

door de stadsregio.<br />

Artikel 15 Looptijd en beëindiging van de overeenkomst<br />

1. Deze overeenkomst is met ingang van 1 juli 2006 aangegaan en is voor onbepaalde<br />

tijd van kracht.<br />

2. Jaarlijks bezien partijen in overleg met de Provincie Zuid-Holland wat de concrete<br />

werking van de in artikel 9 genoemde vestigingsbeperkende elementen in de overeenkomst is<br />

geweest. De Provincie beoordeelt op basis hiervan, telkens voor een jaar, of de met<br />

betrekking tot deze elementen aan de stadsregio verleende principetoestemming omgezet<br />

kan worden in een definitieve toestemming aan de betrokken gemeente.<br />

81<br />

81


Artikel 16 Bindend advies Geschillencommissie<br />

De uitspraken van de door de gemeenten bij separaat besluit ingestelde, onafhankelijke<br />

Geschillencommissie, voor zover ze betrekking hebben op de uitvoering van deze<br />

overeenkomst, strekken de gemeenten, de corporaties, de urgentieverleners en de<br />

uitvoeringsorganisaties van het regionale aanbodmodel als bedoeld in artikel 3, tot bindend<br />

advies.<br />

Artikel 17 Overgangsbepaling<br />

Aanvragen van urgentieverklaringen en herhuisvestingsverklaringen die zijn ingediend vóór<br />

het in werking treden van deze overeenkomst en waarop ten tijde van het in werking treden<br />

van deze overeenkomst nog niet is beslist, worden behandeld op grond van de in deze<br />

overeenkomst vervatte criteria, tenzij het voordien geldende recht voor de aanvrager<br />

gunstiger is.<br />

Opgemaakt in ……voud en ondertekend te ……….. op …………<br />

Hoofdstuk 5. Overige uitvoeringsregels<br />

5.2. Inschrijfduur<br />

Met de invoering van het voorliggende urgentiesysteem is veel meer nadruk komen te liggen<br />

op een snelle oplossing van het huisvestingsprobleem. De keuzevrijheid van de urgent<br />

woningzoekende is daarom in enige mate beperkt. Om de woningzoekende niet te<br />

belemmeren (op termijn) een woning naar zijn keuze te vinden, houdt de aanvrager<br />

automatisch de eerder opgebouwde inschrijfduur na acceptatie van de woning.<br />

5.3. Hardheidsclausule<br />

De urgentieverlener is bevoegd om - in gevallen waarin toepassing van de regelgeving naar<br />

zijn oordeel leidt tot een bijzondere hardheid - in het voordeel van de aanvrager af te wijken<br />

van bovenstaande urgentiegronden.<br />

Bijlage 2 De herhuisvestingsverklaring<br />

als bedoeld in artikel 12 van de Overeenkomst Woonruimteverdeling Stadsregio Rotterdam<br />

2006 (in het vervolg de Overeenkomst genoemd.<br />

De in artikel 12 van de Overeenkomst genoemde corporatie die wegens een voorgenomen<br />

ingreep aan een woning de bewoner moet herhuisvesten, geeft aan deze bewoner een<br />

herhuisvestingsverklaring af.<br />

Deze verklaring wordt niet eerder dan 18 maanden vóór de geplande datum van de sloop of<br />

de ingrijpende verbetering afgegeven.<br />

Een herhuisvestingsverklaring heeft dezelfde waarde op de woningmarkt als een<br />

urgentieverklaring, d.w.z. geeft dezelfde voorrang binnen een aanbodmodel of een<br />

distributiemodel. Alle gemeenten en woningcorporaties in de stadsregio erkennen een door<br />

een corporatie afgegeven herhuisvestingsverklaring. Er is ook een eerste fase van zelf<br />

zoeken in het regionale aanbodmodel en een tweede fase van actieve bemiddeling, zoals bij<br />

woningzoekenden met een urgentieverklaring<br />

82<br />

82


Er zijn t.o.v. de urgentieverklaring echter enkele verschillen:<br />

• De eerste fase van zelf zoeken duurt bij herhuisvesting 9 maanden.<br />

• De tweede fase van actieve bemiddeling duurt bij herhuisvesting 6 maanden.<br />

• Daarna is er eventueel nog een derde fase voor een juridische traject.<br />

• Hoewel eerst zelf zoeken ook bij herhuisvesting uitgangspunt blijft, mag een<br />

woningzoekende met een herhuisvestingsverklaring in bijzondere gevallen daarnaast ook<br />

direct door de desbetreffende corporatie in de tweede fase geplaatst worden en actief<br />

bemiddeld worden.<br />

• Een herhuisvestingsverklaring bevat een zoekprofiel voor een gelijkwaardige woning,<br />

d.w.z. met dezelfde kenmerken als de woning die verlaten moet worden. Indien een<br />

woningzoekende met een herhuisvestingsverklaring een dergelijke, gelijkwaardige woning<br />

accepteert, houdt hij de eerder opgebouwde inschrijfduur, op dezelfde wijze als een<br />

woningzoekende met een urgentieverklaring. Hierbij wordt rekening gehouden met de<br />

overgangsregeling woonduur – inschrijfduur, zoals weergegeven in artikel 7 onder d<br />

van de Overeenkomst. Indien een woningcorporatie een woningzoekende met een<br />

herhuisvestingsverklaring direct voor een andere woning buiten het aanbodmodel om<br />

bemiddelt en het betreft tevens een duidelijke stap in een gewenste wooncarrière<br />

(bijvoorbeeld van flatwoning naar eengezinswoning), behoudt de woningzoekende de eerder<br />

opgebouwde inschrijfduur niet.<br />

Bijlage 2 bij het besluit tot wijziging van de Huisvestingsverordening Stadsregio<br />

Rotterdam 2006<br />

Artikel 1<br />

De bestuurlijke boete bij overtreding van artikelen 30 van de Huisvestingswet, binnen<br />

andere gemeenten dan die genoemd in artikel 2<br />

1. Dit artikel is van toepassing op overtredingen van artikel 30 lid 1 van de<br />

Huisvestingswet, welke hebben plaatsgevonden in andere gemeenten dan die genoemd in<br />

artikel 2.<br />

2. De in artikel 26, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam<br />

2006 bedoelde boete bedraagt voor de eerste overtreding van de bepalingen genoemd in het<br />

eerste lid, de bedragen die in de tabellen 1 en 2 zijn opgenomen in de kolom ‘eerste<br />

overtreding’.<br />

3. Indien degene aan wie eenmaal eerder wegens overtreding van de bepaling genoemd<br />

in artikel 26, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam 2006 bedoelde<br />

boete is opgelegd, opnieuw in strijd met de in het eerste lid bedoelde bepalingen handelt,<br />

bedraagt de hoogte van de op te leggen boete het bedrag opgenomen in de tabellen 1 en 2,<br />

in de kolom ‘tweede overtreding’.<br />

4. Indien degene aan wie tweemaal eerder wegens overtreding van de bepaling<br />

genoemd in artikel 26, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam 2006<br />

bedoelde boete is opgelegd, opnieuw in strijd met de in het eerste lid genoemde bepalingen<br />

handelt, bedraagt de hoogte van de op te leggen boete het bedrag opgenomen in de tabellen<br />

1 en 2, in de kolom ‘derde overtreding’.<br />

5. Indien degene aan wie drie of meer maal eerder wegens overtreding van de bepaling<br />

genoemd in artikel 26, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam 2006<br />

bedoelde boete is opgelegd, opnieuw in strijd met de in het eerste lid genoemde bepalingen<br />

83<br />

83


handelt, bedraagt de hoogte van de op te leggen boete het bedrag opgenomen in de tabellen<br />

1 en 2, in de kolom ‘vierde overtreding en verder’.<br />

Tabel 1: <strong>Bestuurlijke</strong> boete bij overtreding van artikel 30, lid 1 sub a en b van de<br />

Huisvestingswet<br />

Onvergund samenvoegen of<br />

onttrekken van woonruimte<br />

Onvergund samenvoegen of<br />

onttrekken van woonruimte<br />

vanuit een bedrijfsmatige<br />

exploitatie<br />

Eerste<br />

overtreding<br />

Tweede<br />

overtreding<br />

Derde<br />

overtreding<br />

Vierde<br />

overtreding en<br />

verder<br />

€ 2.000,- € 4.000,- € 8.000,- € 18.500,-<br />

€ 4.000,- € 8.000,- € 16.000,- € 18.500,-<br />

Tabel 2: <strong>Bestuurlijke</strong> boete bij overtreding van artikel 30, lid 1, sub c van de Huisvestingswet<br />

Onvergund omzetten van<br />

zelfstandige in onzelfstandige<br />

woonruimte<br />

Onvergund omzetten van<br />

zelfstandige in onzelfstandige<br />

woonruimte vanuit een<br />

bedrijfsmatige exploitatie<br />

Artikel 2<br />

Eerste<br />

overtreding<br />

Tweede<br />

overtreding<br />

Derde<br />

overtreding<br />

Vierde<br />

overtreding en<br />

verder<br />

€ 4.000,- € 6.000,- € 12.000,- € 18.500,-<br />

€ 8.000,- € 12.000,- € 18.500,- € 18.500,-<br />

De bestuurlijke boete bij overtreding van artikel 30 van de Huisvestingswet, binnen de<br />

gemeente Rotterdam<br />

1. Dit artikel is van toepassing op overtredingen van artikelen 30 lid 1 van de<br />

Huisvestingswet, welke hebben plaatsgevonden in de gemeente Rotterdam.<br />

2. De in artikel 26, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam<br />

2006 bedoelde boete bedraagt voor de eerste overtreding van de bepalingen genoemd in het<br />

eerste lid, de bedragen die in de tabellen 1 en 2 zijn opgenomen in de kolom ‘eerste<br />

overtreding’.<br />

3. Indien degene aan wie eenmaal eerder wegens overtreding van de bepaling genoemd<br />

in artikel 26, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam 2006 bedoelde<br />

boete is opgelegd, opnieuw in strijd met de in het eerste lid bedoelde bepalingen handelt,<br />

bedraagt de hoogte van de op te leggen boete het bedrag opgenomen in de tabellen 1 en 2,<br />

in de kolom ‘tweede overtreding’.<br />

84<br />

84


4. Indien degene aan wie tweemaal eerder wegens overtreding van de bepaling<br />

genoemd in artikel 26, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam 2006<br />

bedoelde boete is opgelegd, opnieuw in strijd met de in het eerste lid genoemde bepalingen<br />

handelt, bedraagt de hoogte van de op te leggen boete het bedrag opgenomen in de tabellen<br />

1 en 2, in de kolom ‘derde overtreding’.<br />

5. Indien degene aan wie drie of meer maal eerder wegens overtreding van de bepaling<br />

genoemd in artikel 26, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam 2006<br />

bedoelde boete is opgelegd, opnieuw in strijd met de in het eerste lid genoemde bepalingen<br />

handelt, bedraagt de hoogte van de op te leggen boete het bedrag opgenomen in de tabellen<br />

1 en 2, in de kolom ‘vierde overtreding en verder’.<br />

Tabel 1: <strong>Bestuurlijke</strong> boete bij overtreding van artikel 30, lid 1 a en b van de Huisvestingswet<br />

Onvergund samenvoegen of<br />

onttrekken van woonruimte<br />

Onvergund samenvoegen of<br />

onttrekken van woonruimte<br />

vanuit een bedrijfsmatige<br />

exploitatie<br />

Eerste<br />

overtreding<br />

Tweede<br />

overtreding<br />

Derde<br />

overtreding<br />

Vierde<br />

overtreding en<br />

verder<br />

€ 2.000,- € 4.000,- € 8.000,- € 18.500,-<br />

€ 4.000,- € 8.000,- € 16.000,- € 18.500,-<br />

Tabel 2: <strong>Bestuurlijke</strong> boete bij overtreding van artikel 30, lid 1, sub c van de Huisvestingswet<br />

Onvergund omzetten van<br />

zelfstandige in onzelfstandige<br />

woonruimte<br />

Onvergund omzetten van<br />

zelfstandige in onzelfstandige<br />

woonruimte vanuit een<br />

bedrijfsmatige exploitatie<br />

Eerste<br />

overtreding<br />

Tweede<br />

overtreding<br />

Derde<br />

overtreding<br />

Vierde<br />

overtreding en<br />

verder<br />

€ 4.000,- € 6.000,- € 12.000,- € 18.500,-<br />

€ 8.000,- € 12.000,- € 18.500,- € 18.500,-<br />

Bijlage I bij de Wijziging van de Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam 2006<br />

Bijlage als bedoeld in artikel II van het besluit tot wijziging van de Huisvestingsverordening<br />

Stadsregio Rotterdam 2006 zoals op 2 februari 2011 vastgesteld door het algemeen bestuur.<br />

Aantal personen<br />

per huishouden<br />

Aantal kamers opgenomen in het<br />

zoekprofiel in de situatie vóór de<br />

85<br />

Aantal kamers opgenomen in het<br />

zoekprofiel in de situatie met<br />

85


datum bedoeld in lid 4 van artikel<br />

II van het besluit tot wijziging van<br />

de Huisvestingsverordening<br />

Stadsregio Rotterdam 2006 (zoals<br />

vastgesteld op 2 februari 2011)<br />

[zie opmerking 5]<br />

1 2 1 tot en met 3<br />

2 (in het geval van<br />

een<br />

samenwonenden)<br />

2 (in het geval van<br />

een ouder en een<br />

kind)<br />

3 (in het geval van<br />

een ouder en twee<br />

kinderen van gelijk<br />

geslacht)<br />

3 (in het geval van<br />

een ouder en twee<br />

kinderen van<br />

ongelijk geslacht)<br />

4 (in het geval van<br />

ouders en twee<br />

kinderen van gelijk<br />

geslacht)<br />

4 (in het geval van<br />

ouders en twee<br />

kinderen van<br />

ongelijk geslacht)<br />

4 (in het geval van<br />

een ouder en drie<br />

kinderen)<br />

2 tot en met 3 2 tot en met 3<br />

3 2 tot en met 3<br />

3 3 tot en met 4<br />

4 3 tot en met 4<br />

3 4<br />

4 4<br />

4 4 tot en met 5<br />

ingang van de datum bedoeld in lid<br />

4 van artikel II van het besluit tot<br />

wijziging van de<br />

Huisvestingsverordening<br />

Stadsregio Rotterdam 2006 (zoals<br />

vastgesteld op 2 februari 2011)<br />

[zie opmerking 5]<br />

5 5 In het geval van ouders en drie<br />

kinderen: 4 tot en met 5 In het<br />

geval van een ouder met vier<br />

kinderen: 5 of meer<br />

6 of meer 5 of meer 5 of meer<br />

86<br />

86


BIJLAGE V<br />

Opzet Model beleidskader <strong>Aanpak</strong> <strong>Vastgoed</strong><br />

Model beleidskader<br />

De gemeente […] rekent het tot haar publieke taak om bij te dragen aan het tegengaan van<br />

misstanden bij woningbezit, woningverhuur en woninghandel. De gemeente spreekt van<br />

misstanden als haar inwoners ernstig nadeel ondervinden van wanpraktijken bij vastgoed en<br />

hypotheken. Deze wanpraktijken leiden tot verloedering van straten en soms zelfs hele<br />

wijken. Verschijningsvormen zijn onder andere hypotheekfraude, speculeren, exploiteren,<br />

witwassen en huisvesten van illegalen. De algemene werkwijze bestaat uit signalering,<br />

bundelen van informatie, toezichtacties, diepteonderzoek en handhaving met alle ter<br />

beschikking staande instrumenten.<br />

Dit beleidskader beschrijft de uitwerking van de aanpak. De gemeentelijke inspanningen om<br />

de malafide activiteiten binnen met name de woningsector in [gemeente] in te perken en te<br />

stoppen. Na vaststelling door het college van burgemeester en wethouders zal het openbaar<br />

worden gemaakt, in de raad worden behandeld en vervolgens al dan niet gewijzigd<br />

gepubliceerd.<br />

Met het vaststellen van dit beleidskader wordt de ontwikkelde praktijk gecodificeerd Teven<br />

wordt zo helderheid over de vastgoed-aanpak en over de wettelijke kaders verkregen<br />

waarbinnen de gemeente opereert. Dit beleidskader beschrijft een autonome taakstelling van<br />

de gemeente.<br />

<strong>Vastgoed</strong>sector<br />

Het kader voor de aanpak is de vastgoedsector. Deze sector kan onderverdeeld worden in<br />

woningen, winkels, horeca, kantoren en bedrijfswoningen. In dit beleidskader gaat het<br />

voornamelijk om de misstanden binnen de woningsector. In sommige gevallen strekt deze<br />

aanpak zich uit tot commercieel vastgoed, seksinrichtingen en bedrijfsmatige (ver)huurders<br />

van panden.<br />

De publieke taak van de gemeente<br />

De gemeente ziet het als haar publieke taak om de als gevolg van de genoemde misstanden<br />

genoemde verloedering in wijken aan te pakken om de leefbaarheid voor haar bewoners te<br />

verbeteren.<br />

Misstanden bij woningverhuur en woninghandel (veilingen) hoeven op zich nog geen directe<br />

bemoeienis van de gemeente te rechtvaardigen. Indien deze misstanden echter leiden tot<br />

ernstige aantasting van de leefbaarheid en veiligheid komt het publieke belang van de<br />

gemeente [] in het geding. Woningen waarmee hypotheekfraude wordt gepleegd verloederen<br />

door de bank genomen eerder dan woningen die bonafide worden verhandeld.<br />

Fraudewoningen worden eerder gebruikt voor hennepteelt, worden uitgewoond, worden<br />

verhuurd aan mensen die legaal niet mogen of kunnen huren, of ze staan leeg. De gemeente<br />

treedt daarmee niet in de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van politie en OM<br />

in het kader van de opsoring van strafbare feiten. Binnen dit verband kan de gemeente wel<br />

bijdragen aan een optimaal optreden van de convenantpartijen via het RIEC, ieder binnen<br />

hun eigen wettelijk vastgelegde taken. Dit doet ze door gegevens te verzamelen en te<br />

verwerken. Welke gegevens en die verstrekt worden, komt hierna aan bod.<br />

Met dit beleidskader wordt de juridische grondslag gegeven om rechtmatig gegevens te<br />

verwerken. In de rechtspraak is het gemeentelijk belang bij aanpak van malafide huiseigenaren<br />

aan de orde geweest.<br />

In een procedure bij het Hof Amsterdam van 25 oktober 2007 (rekestnummer 1611/06 NOT) is<br />

in beroep uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van de gemeente bij tuchtklachten.<br />

Het Hof oordeelde dat de gemeente geen (rechtstreeks) belanghebbende bij<br />

onroerendgoedtransacties kan zijn als zij niet als partij betrokken is. Dat kan alleen als de<br />

gemeente kan aantonen zodanig in een eigen belang te zijn getroffen dat ze op mag komen ter<br />

bescherming van dat belang. Het Amsterdamse Hof vond de motivering van de gemeente,<br />

waarin verwezen werd naar de Gemeentewet, de Woningwet en de Huisvestingswet<br />

87<br />

87


onvoldoende. Het is niet gezegd dat in de toekomst een ander ontvankelijkheidsoordeel wordt<br />

gegeven gezien het hiervoor benoemde aanknopingspunt.<br />

Met deze inhoudelijke beschrijving van de integrale aanpak van misstanden binnen de<br />

woningsector in het belang van de inwoners van gemeente [] geeft het gemeentebestuur<br />

uitdrukking aan een publieke taakuitoefening, waartoe zij op grond van haar autonomie<br />

bevoegd is. Het rechtsbeginsel van autonomie kent een gemeentewettelijke en ook<br />

grondwettelijke erkenning (artikel 124, eerste lid GW). In dit beleidskader stelt de<br />

gemeenteraad vast dat dit een publieke taak van de gemeen [] is. Het beleidskader met de<br />

verwoording van onze publieke taak biedt een extra aanknopingspunt om als gemeente in de<br />

toekomst ontvakelijk te worden verklaard bij tuchtklachten jegens notarissen en, indien van<br />

toepassing, andere facilitators. Voor een goede afstemming is de tekst van dit beleidskader<br />

tevoren voorgelegd aan het RIEC. Het RIEC werkt in de aanpak van vastgoedfraude samen<br />

met de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond, Openbaar Ministerie Rotterdam, Belastingdienst<br />

Rotterdam-Rijnmond en FIOD-ECD.<br />

Het convenant<br />

Het convenant regelt de samenwerking en informatie-uitwisseling op het gebied van de<br />

aanpak van malafide eigenaren en is ondertekend door de burgemeester, het RIEC en<br />

deelnemende partijen.<br />

Drie fasen<br />

De vastgoedaanpak bestaat uit drie fasen;<br />

1) gegevens verzamelen;<br />

2) gegevens verwerken;<br />

3) daadwerkelijke aanpak.<br />

1) gegevens verzamelen<br />

De eerste fase in de vastgoedaanpak bestaat uit het verzamelen, ordenen en uitwisselen van<br />

op personen betrekking hebbende informatie en gegevens door de deelnemende partners.<br />

Het uitwisselen van dit soort informatie is gebonden aan zowel nationale wet- en regelgeving<br />

als aan een aantal verdragen.<br />

Wat de nationale wet- en regelgeving betreft: het College Bescherming Persoonsgegevens<br />

(CBP) oordeelt over de legitimiteit van gegevensuitwisseling. Het CPB vindt dat<br />

samenwerking tussen overheidsinstanties kan, mits taken en bevoegdheden op elkaar<br />

aansluiten. Deze samenwerking kan ook informatie-uitwisseling inhouden.<br />

2) gegevens verwerken<br />

De door de informatieverzameling verkregen persoonsgegevens worden door de gemeente<br />

nauwgezet beoordeeld en verwerkt, met inachtneming en respectering van de wettelijk<br />

vereiste privacy. Alleen die gegevens worden door de gemeente verwerkt die noodzakelijk<br />

zijn voor de goede vervulling van haar publiekrechtelijke taak (als bedoeld in artikel 8 onder<br />

de Wet bescherming persoonsgegevens), mits vallend binnen begrenzingen van de wet en<br />

die welke zijn gesteld in de privacyregelingen. Zoals gezegd vormt de juridische grondslag<br />

voor de verwerking van (persoons)gegevens de publiekrechtelijke aak die de gemeente tot<br />

haar huishouding rekent bij de aanpak van misstanden bij woningbezit, woningverhuur en<br />

woninghandel waarvan ingezetenen en/of huurders ernstig nadeel ondervinden.<br />

3) Daadwerkelijke aanpak<br />

Voor het aanpakken van malafide activiteiten met betrekking tot de handel in en exploitatie<br />

van panden heeft de gemeente beschikking over een aantal wettelijke mogelijkheden.<br />

Een daarvan is artikel 174a Gemeentewet. Dit artikel biedt de burgemeester de mogelijkheid<br />

om overlastgevende woningen te sluiten. Een andere, belangrijke mogelijkheid om malafide<br />

activiteiten in vastgoed aan te pakken wordt geboden door de Woningwet en de<br />

Huisvestingswet. Deze wetten geven de gemeente de gelegenheid om malafide<br />

woningeigenaren en verhuurders aan te schrijven, zo nodig dwangsommen op te leggen en<br />

irreguliere verblijfsinrichtingen te ontruimen.<br />

88<br />

88


De gemeentelijke rol bij de aanpak van malafide praktijken wordt nog verder onderstreept in<br />

een kritische houding ten aanzien van vergunningverlening en aanbestedingen. Dit om te<br />

voorkomen dat de gemeente – ongewild – criminele activiteiten gaat faciliteren zoals het<br />

gebruik van panden voor illegale en criminele activiteiten. Sinds 1 juni 2003 geeft de Wet<br />

Bibob de gemeente een instrument in handen om zich tegen dit risico (het ongewild faciliteren<br />

van criminele activiteiten) te wapenen.<br />

89<br />

89


Bijlage VI - CHECKLIST/ VERSLAG BEVINDINGEN<br />

Adres: ___________________________________________________ Wijk: _________________________<br />

Reden bezoek: ______________________________________________________________<br />

Datum: ________- ________ - __________<br />

Bewoner niet thuis: Tijdstip:_____________<br />

Aanwezige ambtenaren:<br />

Bezocht door: ______________________________<br />

Dienst: _____________________________________ Naam: ___________________________________<br />

Dienst: _____________________________________ Naam: ___________________________________<br />

Dienst: _____________________________________ Naam: ___________________________________<br />

Dienst: _____________________________________ Naam: ___________________________________<br />

Legitimatie getoond<br />

Ik heb de bewoner het doel van het huisbezoek meegedeeld<br />

De bewoner heeft mij uitdrukkelijk toestemming verleend de woning te betreden, hetgeen mij bleek uit<br />

het volgende: de bewoner gaf mij in de ______________________________ taal toestemming de woning<br />

binnen te komen; anders ___________________________________________________________________.<br />

Kaartje/ Folder achtergelaten.<br />

1. Achternaam:_____________________________m/v<br />

Voornaam: ___________________________________<br />

Nationaliteit: __________________________________<br />

GBA klopt? ja / nee niet in /niet uit<br />

2. Achternaam: ____________________________m/v<br />

Voornaam: ___________________________________<br />

Nationaliteit: __________________________________<br />

GBA klopt? ja / nee niet in /niet uit<br />

Personalia<br />

Personalia<br />

Personalia<br />

Geb.datum: _____ - ______-_______<br />

Tel.nummer: __________________________________<br />

Identiteitsnummer: ____________________________<br />

Geb.datum: _____ - ______-_______<br />

Tel.nummer: __________________________________<br />

Identiteitsnummer: ____________________________<br />

3. Achternaam: _____________________________________________m/v Geb.datum: _____ - ______-_______<br />

Nationaliteit: ____________________________________ Identiteitsnr.: _________________________________<br />

4. Achternaam: _____________________________________________m/v Geb.datum: _____ - ______-_______<br />

Nationaliteit: ____________________________________ Identiteitsnr.: _________________________________<br />

5. Achternaam: _____________________________________________m/v Geb.datum: _____ - ______-_______<br />

Nationaliteit: ____________________________________ Identiteitsnr.: _________________________________<br />

6. Achternaam: _____________________________________________m/v Geb.datum: _____ - ______-_______<br />

Nationaliteit: ____________________________________ Identiteitsnr.: ________________________________<br />

90<br />

90


Melding voor Burgerzaken: _________________________________________________<br />

eigenaar<br />

huurder: particulier/ wooncoöperatie: __________<br />

huurprijs: €__________ incl /excl<br />

betaalt aan: __________________<br />

__________________<br />

Eneco: € ___________________<br />

kamer _____________________________________<br />

etage/woning ______________________________<br />

IVI: ja/ nee ________________________________<br />

onderverhuur: ja/ nee _______________________<br />

Woonsituatie<br />

Inkomenspositie<br />

eneco: ___________________________________<br />

achterstallig onderhoud: ____________________<br />

vervuiling: ________________________________<br />

ongedierte: _______________________________<br />

hoge huur: ________________________________<br />

geluidsoverlast : ___________________________<br />

last van buren: _____________________________<br />

overig: ____________________________________<br />

vervolgactie: _______________________________<br />

loondienst _________________________________________________________________________________<br />

eigen bedrijf _______________________________________________________________________________<br />

uitzendbureau ______________________________________________________________________________<br />

uitkering : Sozawe/ Asielzoeker/ Vluchteling/ Illegaal/ ___________________________________________<br />

studiefinanciering __________________________________________________________________________<br />

pensioen __________________________________________________________________________________<br />

anders: ___________________________________________________________________________________<br />

Problematiek/ hulp gewenst bij:<br />

Hulpverlening Bevindingen:<br />

schulden:_________________________________<br />

gezondheidsklachten:_______________________<br />

opleiding:_________________________________<br />

verslaving: ________________________________<br />

overig: ____________________________________<br />

Aangemeld bij/ doorverwezen naar:<br />

Maatschappelijk werk/ LZN ________________<br />

Huurteams ______________________________<br />

Juridisch Loket __________________________<br />

dS+V ___________________________________<br />

DOSA ___________________________________<br />

SoZaWe/ CWI ____________________________<br />

anders: _________________________________<br />

_________________________________<br />

91<br />

______________________________________________<br />

______________________________________________<br />

______________________________________________<br />

______________________________________________<br />

______________________________________________<br />

______________________________________________<br />

______________________________________________<br />

______________________________________________<br />

______________________________________________<br />

______________________________________________<br />

______________________________________________<br />

______________________________________________<br />

______________________________________________<br />

______________________________________________<br />

______________________________________________<br />

______________________________________________<br />

Bijlage: Ja/ Nee<br />

91


Bijlage VII<br />

<strong>Bestuurlijke</strong> boete Huisvestingswet<br />

Versie 13 januari 2011<br />

Inhoudsopgave<br />

1. Inleiding .................................................................................................................................................<br />

2. Wat is een bestuurlijke boete? ..............................................................................................................<br />

3. De huidige aanpak .................................................................................................................................<br />

4. Beboetbare overtredingen .....................................................................................................................<br />

5. Wie krijgt de boete? ...............................................................................................................................<br />

6. De hoogte van de boete ........................................................................................................................<br />

7. De boete in de praktijk ...........................................................................................................................<br />

8. Afspraken met verhuurders ...................................................................................................................<br />

9. De handhaving ......................................................................................................................................<br />

11. Capaciteit en inkomsten ......................................................................................................................<br />

12. Communicatie ......................................................................................................................................<br />

13. Bestuurlijk traject .................................................................................................................................<br />

14. Monitoring en evaluatie .......................................................................................................................<br />

92<br />

92


1. Inleiding<br />

In veel gemeenten, maar met name in de grote steden, is woonfraude een toenemend<br />

probleem. In woonruimte wordt hennep verbouwd; in woningen worden zonder vergunning<br />

kamers verhuurd; woonruimte wordt zonder de verplichte huisvestingsvergunning betrokken.<br />

Woonfraude leidt vaak tot overlast en verloedering. Daarnaast verstoort woonfraude de<br />

werking van de woningmarkt. De afgelopen jaren is veel geïnvesteerd in handhaving van de<br />

geldende wet- en regelgeving. Het is echter een hardnekkig probleem, omdat met<br />

woonfraude veel geld te verdienen is. Uitbreiding van het huidige instrumentarium is daarom<br />

gewenst.<br />

In G4 verband is vanaf 2006 met de Ministeries van VROM, BZK en Justitie overleg gevoerd<br />

over het opnemen van de bestuurlijke boete in de Huisvestingswet. Een bestuurlijke boete<br />

past in een ‘’lik op stuk beleid”, waarbij op duidelijke en snelle wijze sancties kunnen worden<br />

opgelegd die dermate streng zijn dat zij als een werkelijke straf worden ervaren. Hierdoor zal<br />

de bestuurlijke boete ook preventief werken.<br />

Als resultaat van dit overleg is in de Huisvestingswet per 24 januari 2010 de bestuurlijke<br />

boete opgenomen voor een aantal overtredingen, namelijk voor het zonder vergunning in<br />

gebruik geven en nemen van woonruimte en voor het zonder vergunning aan de voorraad<br />

onttrekken van woonruimte.<br />

In de gemeentelijke zowel als de regionale huisvestingsverordening moet de bestuurlijke<br />

boete worden uitgewerkt. De regionale huisvestingsverordening wordt naar verwachting<br />

februari 2011 gewijzigd.<br />

In deze notitie wordt voorgesteld hoe met de bestuurlijke boete om te gaan.<br />

2. Wat is een bestuurlijke boete?<br />

Een bestuurlijke boete is een boete die door het bestuursorgaan zonder tussenkomst van een<br />

rechter aan een overtreder kan worden opgelegd als deze een bepaalde, hiertoe bij wet<br />

aangewezen, overtreding begaat. Het is een “punitieve sanctie” sanctie en daarom wezenlijk<br />

anders dan een last onder dwangsom. De last onder dwangsom beoogt een onrechtmatige<br />

situatie ongedaan te maken en wordt niet ingevorderd als de overtreder binnen een bepaalde<br />

termijn aan de last gehoor geeft. De bestuurlijke boete wordt opgelegd als de overtreding<br />

wordt geconstateerd, en moet ook worden betaald als de overtreding ongedaan gemaakt<br />

wordt. Het is een strafmaatregel en, door zijn afschrikwekkende werking, een middel om<br />

overtredingen te voorkomen. De overtreding wordt met een boete niet ongedaan gemaakt;<br />

met dat doel wordt de last onder dwangsom of de last onder bestuursdwang opgelegd.<br />

Afwijkend van de boete uit het strafrecht wordt de boete geheel via de bestuurlijke weg<br />

afgehandeld. Toezichthouders van de gemeente constateren de overtreding, de gemeente<br />

(B&W) legt de boete op en de bezwaar- en beroepsprocedure is als bij normale<br />

overheidsbesluiten. Dit is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht. Politie en Openbaar<br />

Ministerie spelen dus geen rol en het is niet de rechter die de boete oplegt.<br />

3. De huidige aanpak<br />

Op het zonder vergunning in gebruik geven en nemen van woonruimte en voor het zonder<br />

vergunning aan de voorraad onttrekken van woonruimte, staan op dit moment strafrechtelijke<br />

sancties. In de praktijk blijken overtredingen van de Huisvestingswet bij het Openbaar<br />

Ministerie geen prioriteit te hebben, omdat overtredingen van zwaarder criminele en/of<br />

maatschappelijk bedreigender aard voor gaan. Bovendien is de strafrechtelijke weg lang en<br />

ingewikkeld. Hierdoor is landelijk zelden van de strafbepaling gebruik gemaakt.<br />

De overheid kan bestuursdwang toepassen en daarmee zelf daadwerkelijk een eind maken<br />

aan de illegale situatie. Vanwege de kosten die hiermee gemoeid zijn en om de eigenaar de<br />

gelegenheid te geven zijn overtreding ongedaan te maken, wordt pp dit moment steeds meer<br />

de last onder dwangsom toegepast bij woonfraude. De last onder dwangsom is geen boete<br />

op onrechtmatig handelen, maar een dwangmiddel om een onrechtmatige toestand<br />

ongedaan te maken. De last onder dwangsom werkt goed bij overtreders die niet willens en<br />

93<br />

93


wetens of uit onzorgvuldigheid een overtreding begaan. Bij hen zorgt de last onder<br />

dwangsom ervoor dat zij hun fout ongedaan maken en niet wederom een overtreding begaan.<br />

Echter, overtreders die de regels bewust, ernstig en herhaald overtreden, laten zich door de<br />

last onder dwangsom niet afschrikken: zij ‘wagen het erop’ en voldoen bij ontdekking van de<br />

overtreding aan de last zonder er veel nadeel van te ondervinden. Een “lik op stuk beleid” in<br />

de vorm van een bestuurlijke boete, in combinatie met een last onder dwangsom, treft deze<br />

overtreders wél. Zo wordt voorkomen dat ’misdaad loont’.<br />

De bestuurlijke boete zal de last onder dwangsom dus niet vervangen, maar deze aanvullen,<br />

en zal worden ingezet bij overtredingen die dermate ernstig zijn dat een steviger aanpak op<br />

zijn plaats is. Samen vormen ze een effectief handhaafinstrumentarium tegen alle vormen<br />

van overtredingen van de huisvestingsverordening.<br />

In het kader van het voorkomen van herhaling wordt momenteel in specifieke gevallen een<br />

last onder dwangsom ter voorkoming van herhaling ingezet. De overtreder die na oplegging<br />

van deze dwangsom opnieuw de regels overtreedt verbeurt direct deze dwangsom. De<br />

werking van deze last ter voorkoming van herhaling vertoont overeenkomsten met de<br />

bestuurlijke boete. De bestuurlijke boete is een extra strafmaatregel die ook direct bij de<br />

eerste overtreding kan worden ingezet. Voorlopig is er voor gekozen de bestuurlijke boete in<br />

alle gevallen ook op te leggen. Bestudering van de effectiviteit en efficiency van deze beide<br />

instrumenten zou kunnen leiden tot het maken van een keuze voor wat betreft inzet van een<br />

van beide instrumenten.<br />

4. Beboetbare overtredingen<br />

In de Huisvestingswet zijn drie beboetbare overtredingen aangewezen.<br />

a) Artikel 7, lid 1: Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders<br />

een woonruimte, aangewezen overeenkomstig artikel 5, in gebruik te nemen voor<br />

bewoning.<br />

b) Artikel 7, lid 2: Het is verboden een woonruimte, aangewezen overeenkomstig artikel<br />

5, voor bewoning in gebruik te geven aan een persoon die niet beschikt over een<br />

huisvestingsvergunning.<br />

c) Artikel 30, lid 1: Het is verboden een woonruimte die behoort tot een door de<br />

gemeenteraad in de huisvestingsverordening daartoe met het oog op het behoud of<br />

de samenstelling van de woonruimtevoorraad aangewezen categorie, zonder<br />

vergunning van burgemeester en wethouders:<br />

a. aan de bestemming tot bewoning te onttrekken, of voor een zodanig gedeelte aan die<br />

bestemming te onttrekken, dat die woonruimte daardoor niet langer geschikt is voor<br />

bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze zonder zodanige<br />

onttrekking geschikt is;<br />

b. met andere woonruimte samen te voegen;<br />

c. van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten.<br />

Voor artikel 7 geldt dat de boete alleen kan worden opgelegd als de overtreding een woning<br />

betreft die tot de vergunningplichtige voorraad behoort. Artikel 30 geldt voor de hele voorraad.<br />

Dit betekent dat de boete ingezet kan worden tegen de belangrijkste vormen van woonfraude,<br />

namelijk het zonder vergunning in gebruik geven van woningen en het buiten de voorraad<br />

brengen van woningen zoals bij illegale kamerverhuur en hennepteelt veelal het geval is.<br />

5. Wie krijgt de boete?<br />

De boete wordt opgelegd aan degene die de overtreding heeft begaan. Dat is in principe de<br />

eigenaar van het pand waarin de overtreding is geconstateerd. Wanneer echter duidelijk is of<br />

door de eigenaar kan worden aangetoond dat de overtreding begaan is buiten zijn<br />

medeweten en zonder dat hij er profijt van heeft, wordt niet de eigenaar maar een andere<br />

partij beboet. Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarin de eigenaar het beheer uit handen<br />

heeft gegeven aan een bonafide beheerder, die volgens het huurcontract een woning in<br />

gebruik heeft gegeven aan een huurder zonder de benodigde huisvestingsvergunning.<br />

94<br />

94


6. De hoogte van de boete<br />

Wettelijk vastgelegd is de boete voor<br />

- het in gebruik nemen van de woning zonder vergunning: maximaal € 340<br />

- het in gebruik geven van een woning zonder vergunning: maximaal € 18.500<br />

- het aan de voorraad onttrekken van een woning: maximaal € 18.500<br />

Het staat de gemeente vrij de hoogte van de boete te bepalen, mits het maximumbedrag per<br />

overtreding niet wordt overschreden. De gemeente kan per overtreding nuances aanbrengen,<br />

en zo door de hoogte van de boete duidelijk maken welke overtredingen het felst bestreden<br />

worden. Dit moet vooraf duidelijk omschreven worden.<br />

In de Algemene wet bestuursrecht wordt een artikel opgenomen dat bovenstaande<br />

nuanceringen regelt.<br />

De hoogtes van de boetes worden in de huisvestingsverordening opgenomen. De regionale<br />

huisvestingsverordening zal nog worden aangepast. Conform planning zal de aangepaste<br />

regionale huisvestingsverordening februari 2011 in werking treden.<br />

Onderstaande fasering is in het boetestelsel aangebracht. De bestuurlijke boete op basis van<br />

art. 7, lid 1 Huisvestingswet bedraagt in alle gevallen maximaal € 340. Dit betreft de boete<br />

voor de huurder. Overigens wordt voorgesteld deze boete nog niet toe te passen. Dit komt<br />

overeen met het beleid van de andere G4 gemeenten.<br />

Tabel 1 <strong>Bestuurlijke</strong> boete bij overtreding van art. 7, lid 2 Huisvestingswet<br />

In gebruik geven van woning<br />

zonder<br />

huisvestingsvergunning<br />

In gebruik geven van woning<br />

zonder<br />

huisvestingsvergunning<br />

vanuit een bedrijfsmatige<br />

exploitatie<br />

Eerste<br />

overtreding<br />

Tweede<br />

overtreding<br />

Derde<br />

overtreding<br />

Vierde<br />

overtreding en<br />

verder<br />

€ 2.000 € 4.000 € 8.000 € 8.000<br />

€ 4.000 € 8.000 € 16.000 € 18.500<br />

Tabel 2 <strong>Bestuurlijke</strong> boete overtreding van art. 30, lid 1, sub a en b Huisvestingswet<br />

Onvergund samenvoegen of<br />

onttrekken van woonruimte<br />

Onvergund samenvoegen of<br />

onttrekken van woonruimte<br />

vanuit een bedrijfsmatige<br />

exploitatie<br />

Eerste<br />

overtreding<br />

Tweede<br />

overtreding<br />

Derde<br />

overtreding<br />

Vierde<br />

overtreding en<br />

verder<br />

€ 2.000 € 4.000 € 8.000 € 18.500<br />

€ 4.000 € 8.000 € 16.000 € 18.500<br />

95<br />

95


Tabel 3 <strong>Bestuurlijke</strong> boete bij overtreding van art. 30, lid 1, sub c Huisvestingswet<br />

Onvergund omzetten van<br />

zelfstandige in<br />

onzelfstandige woonruimte<br />

Onvergund omzetten van<br />

zelfstandige in<br />

onzelfstandige woonruimte<br />

vanuit een bedrijfsmatige<br />

exploitatie<br />

Eerste<br />

overtreding<br />

Tweede<br />

overtreding<br />

Derde<br />

overtreding<br />

Vierde<br />

overtreding en<br />

verder<br />

€ 4.000 € 6.000 € 12.000 € 18.500<br />

€ 8.000 € 12.000 € 18.500 € 18.500<br />

Bij de bepaling van de hoogte van de boete is gekozen voor een systematiek waarin bij<br />

herhaling van de overtreding steeds zwaarder wordt gestraft, en overtredingen vanuit<br />

bedrijfsmatige exploitatie zwaarder worden beboet dan wanneer geen sprake is van<br />

bedrijfsmatige exploitatie:<br />

• Bij een bedrijfsmatige exploitatie kan ervan uitgegaan worden dat de verhuurder (de<br />

eigenaar, de beheerder of de exploitant) met het oog op financieel gewin bewust de<br />

regels overtreedt. Bij niet-bedrijfsmatige exploitatie is dit minder stellig het geval. Dit<br />

verschil komt tot uiting in de andere boetebedragen.<br />

• Bedrijfsmatige exploitatie:<br />

o De overtreder verhuurt aantoonbaar meerdere woonruimten. De<br />

bedrijfsmatige opzet blijkt uit de omvang van de exploitatie.<br />

o De overtreder behoort uit hoofde van zijn beroep op de hoogte te zijn van de<br />

regelgeving voor huisvesting en exploitatie van onroerend goed.<br />

Voorbeelden: vastgoedontwikkelaars, makelaars, woning- en<br />

kamerbemiddelingsbureaus, bedrijven die eigen werknemers huisvesten.<br />

Bedrijfsmatige exploitatie blijkt uit de aard van het bedrijf of het beroep van<br />

de overtreder.<br />

o Een illegale verblijfsinrichting of een hennepkwekerij wordt altijd<br />

bedrijfsmatig geëxploiteerd.<br />

• Voor alle overtredingen geldt dat recidive zwaarder wordt beboet. Van recidive is<br />

sprake wanneer na tenminste één maand na constatering van een overtreding wordt<br />

vastgesteld dat de overtreder opnieuw dezelfde overtreding begaat, in hetzelfde of<br />

een ander pand. Na een termijn van drie jaar wordt een herhaalde overtreding weer<br />

als eerste overtreding beschouwd.<br />

Een toelichting op de toepassing in de praktijk wordt gegeven in het volgende hoofdstuk.<br />

7. De boete in de praktijk<br />

De bestuurlijke boete is een aanvulling op de al bestaande last onder dwangsom en wordt<br />

niet in alle gevallen, maar selectief, ingezet. De juridische werking en de uitvoering van het<br />

boetebeleid worden vastgelegd door B&W.<br />

De bestuurlijke boete zal gefaseerd worden ingevoerd. In eerste instantie bij het in gebruik<br />

geven zonder vergunning van een woning (artikel 7 Huisvestingswet), op het onvergund<br />

omzetten van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte en op woningonttrekking ten<br />

behoeve van hennepteelt. Om te beginnen worden alleen de ‘zekere’ zaken’ beboet.<br />

Na evaluatie kunnen de toepassingsmogelijkheden worden uitgebreid. De gefaseerde<br />

opbouw geeft de gelegenheid eventuele ’kinderziektes’ eenvoudig op te lossen.<br />

8. Afspraken met verhuurders<br />

Met de woningcorporaties wordt samengewerkt om woonoverlast en verloedering te<br />

bestrijden. Afspraken hieromtrent worden vastgelegd in het convenant dat met de<br />

woningcorporaties wordt gesloten. Uitgangspunt is dat corporaties alles in het werk stellen om<br />

woonfraude te voorkomen en indien noodzakelijk te bestrijden. Daartoe maken corporaties en<br />

gemeente concrete afspraken. Deze afspraken betreffen onder andere controle van de<br />

96<br />

96


ewoning aan de GBA; controle op de identiteit van de huurder; actief klachtenbeleid; beleid<br />

omtrent opzegging van de huur bij woonoverlast en/of woonfraude.<br />

Een verhuurder die zich houdt aan deze afspraken doet voldoende om woonfraude te<br />

voorkomen, waardoor oplegging van de bestuurlijke boete niet op zijn plaats is. Voorgesteld<br />

wordt daarom de corporaties waarmee de afspraken zijn gemaakt (voorlopig) buiten<br />

beschouwing te laten. Andere verhuurders waarmee dezelfde afspraken gemaakt worden,<br />

komen eveneens voor deze uitzondering in aanmerking.<br />

9. De handhaving<br />

Alvorens handhavend te kunnen optreden, moet een overtreding gesignaleerd worden. Dit<br />

signaal kan via verschillende kanalen binnenkomen, waarvan de belangrijkste zijn:<br />

- melding via interventieteam Stadstoezicht;<br />

- melding via interventieteam deelgemeente;<br />

- melding meldpunt woonoverlast;<br />

- signaal via andere dienst zoals SoZaWe, JOS, GGD;<br />

- melding via burger<br />

- melding via inspecteurs dS+V.<br />

Afhankelijk van het soort overtreding zal een inspecteur van Stadstoezicht en/of een<br />

inspecteur van dS+V, afdeling Toezicht Gebouwen het adres onderzoeken. Indien een<br />

overtreding heeft plaatsgevonden, maakt de toezichthouder een rapport van bevindingen<br />

(verplicht bij overtredingen met een maximum van meer dan € 340), waarna de gemeente de<br />

overtreder een vooraankondiging van de bestuurlijke boete stuurt. De overtreder kan hierop<br />

zijn zienswijze geven. Vervolgens volgt het definitieve boetebesluit.<br />

De boete wordt geïnd door de gemeente (dit staat los van de vraag aan wie het geld toekomt,<br />

zie hiervoor hoofdstuk 11) . De procedure wijkt in principe niet af van de inning van andere<br />

vorderingen van de gemeente op burgers betreffende overtredingen van de Huisvestingswet,<br />

zoals de inning van de last onder dwangsom.<br />

Bij een boete bestaat uiteraard het risico dat de boete niet geïnd kan worden: de overtreder<br />

heeft geen geld, vertrekt met de noorderzon of betaalt simpelweg niet. Momenteel wordt met<br />

de dienst GBR het gebruikelijke incassotraject onderzocht op verbeterpunten, zoals<br />

conservatoir beslagleggen.<br />

De overtreder kan bezwaar aantekenen tegen het opleggen van de boete. Ook hiervoor geldt<br />

de normale weg zoals voorgeschreven in de Algemene Wet Bestuursrecht. Het<br />

bezwaarschrift wordt behandeld door de Algemeen Bezwaarschriftencommissie, die B&W<br />

een bepaalde uitspraak op het bezwaar adviseert. Juridische Diensten van de Bestuursdienst<br />

verdedigt bij een eventueel beroep bij de rechtbank ten slotte de gevolgde handelswijze.<br />

10. Capaciteit en inkomsten<br />

Een inschatting van de benodigde capaciteit ten behoeve van de uitvoering van de<br />

bestuurlijke boete is op dit moment moeilijk te maken. Door een gefaseerde invoering van het<br />

instrument zal de benodigde capaciteit geleidelijk aan toenemen. Vooralsnog wordt<br />

voorgesteld geen extra capaciteit te reserveren.<br />

In Amsterdam is inmiddels enige ervaring opgedaan. Een projectteam bestaande uit 5fte<br />

neemt daar alle werkzaamheden op zich ten behoeve van de bestuurlijke boete op de<br />

huisvestingswet. In 2010 zijn in Amsterdam tot nog toe circa 40 boetes opgelegd. Van een<br />

kostendekkend instrument is daar vooralsnog geen sprake.<br />

De geïncasseerde boetes dienen ter dekking van gemaakte kosten. Deze betreffen naast<br />

personeelskosten voor inspecteurs, financieel-administratief medewerkers en juridisch<br />

medewerkers ook opleiding, inhuur van de juridische diensten en (externe) kosten van de<br />

invordering van de boetes.<br />

Na het eerste jaar zullen de consequenties worden aangeboden aan het college van B&W en<br />

aan de Gemeenteraad.<br />

97<br />

97


De eisen aan het personeel zijn hoog. De inspecteurs moeten uiterst zorgvuldig de<br />

overtreding constateren en een juridisch sluitend rapport maken. Voor de overige<br />

medewerkers wijken, afgezien van de juridische onderbouwing, de werkzaamheden niet<br />

bijzonder af van die bij de last onder dwangsom. Een goede opleiding en training van met<br />

name de inspecteurs heeft dan ook prioriteit.<br />

Deugdelijke dossieropbouw is van groot belang. Goede onderbouwing van een zaak verkleint<br />

het risico op bezwaar- en beroepszaken. Deze kosten sowieso veel tijd en daarnaast schaadt<br />

een gegrond bezwaar- of beroep het aanzien van de gemeente.<br />

11. Communicatie<br />

Over de invoering en het gebruik van de bestuurlijke boete moet goed gecommuniceerd<br />

worden. Behalve de gebruikelijke publicatie van de beleidsnotitie is een brede<br />

voorlichtingscampagne nodig.<br />

Deze begint voorafgaand aan de invoering, opdat de burgers niet overvallen worden door de<br />

boete, en gaat door wanneer de bestuurlijke boete inmiddels is ingevoerd. Goede<br />

communicatie is essentieel, wil van de bestuurlijke boete de beoogde preventieve werking<br />

uitgaan.<br />

Ook kan een goed en uitgebreid geïnformeerde burger zich niet op onwetendheid beroepen<br />

in een eventuele bezwaarprocedure.<br />

Effectieve communicatie vergroot zo de effectiviteit van het instrument.<br />

12. Bestuurlijk traject<br />

Het is van groot belang dat alle partijen goed worden betrokken bij de beleidsvorming en de<br />

uitvoering. Dit geldt zowel voor de betrokkenen binnen het concern als voor de corporaties,<br />

de stadsregio en de belangenorganisaties.<br />

De bestuurlijke boete is onderwerp van gesprek in het kader van de bestuursopdracht keten<br />

handhaving pand en persoon, waar de te hanteren werkwijze nader wordt uitgewerkt.<br />

De stuurgroep Veiligheid zal over de toepassing van de bestuurlijke boete worden<br />

geïnformeerd. Besluitvorming omtrent de invoering van de bestuurlijke boete zal in het<br />

college van B&W plaatsvinden. Vervolgens zal de raad worden geïnformeerd.<br />

Gestreefd wordt per 1 januari 2011 te beginnen bij de handhaving van de<br />

huisvestingsvergunning. Vervolgens zal de bestuurlijke boete worden uitgebreid naar de<br />

overige overtredingen.<br />

13. Monitoring en evaluatie<br />

Zowel de werkwijze als de effectiviteit van het instrument bestuurlijke boete moeten<br />

geëvalueerd worden. Een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van alle betrokken<br />

partijen zal de tussentijdse monitoring en de evaluatie ter hand nemen. Daarbij komen in elk<br />

geval het aantal boetes per type overtreding, het vóórkomen van recidive, de balans ten<br />

aanzien van de geïncasseerde boetes en de categorieën overtreders (bedrijfsmatig of niet)<br />

aan de orde. Dit kan leiden tot aanpassing van de inzet van het instrument of eventueel tot<br />

inzicht dat aanvulling op het instrument gewenst of noodzakelijk is.<br />

98<br />

98


Bijlage VIII<br />

Meldingsformulier aan hypothecair financiers<br />

Melding aan financier Gemeente: nr:<br />

Datum melding<br />

Meldende instantie<br />

Contactpersoon<br />

E-mailadres<br />

Tel No:<br />

Geel gearceerde vlakken aan te vullen door financiers?<br />

Adres onderpand Huisnummer<br />

Plaats onderpand Postcode<br />

Hypotheekgever Voorletters IO<br />

Geboortedatum Geslacht<br />

(GBA) Adres Hypotheekgever Huisnummer<br />

Plaats Hypotheekgever Postcode<br />

Beroep Hypotheekgever<br />

Salaris Hypotheekgever<br />

Werkgever Persoon IO<br />

Adres werkgever Huisnummer<br />

Plaats werkgever Postcode<br />

Hypotheekgever 2 Voorletters IO<br />

Gebdat Hyp.gever 2 Geslacht<br />

Beroep Hyp.gever 2<br />

Salaris Hyp.gever 2<br />

Werkg Hypotheekgever 2 Persoon IO<br />

Adres werkg Hyp.gever 2 Huisnummer<br />

Plaats werkg Hyp.gever 2 Postcode<br />

Tussenpersoon Persoon IO<br />

Adres tussenpersoon Huisnummer<br />

Plaats tussenpersoon Postcode<br />

Makelaar/taxateur Persoon IO<br />

Plaats makelaar<br />

Notaris Persoon IO<br />

Plaats notaris<br />

Verkoper Persoon IO<br />

Geboortedatum verkoper<br />

Adres verkoper Huisnummer<br />

Plaats verkoper Postcode<br />

Koopprijs<br />

Hypotheekbedrag<br />

Taxatiewaarde EW<br />

Taxatiewaarde VOV<br />

Aanvraag afgewezen? NEE<br />

Passeerdatum<br />

In SFH gezet? NEE Wie? NEE<br />

Aangifte gedaan? JA/NEE/VOORNEMENS<br />

Datum aangifte<br />

Aanleiding melding<br />

Extra informatie (zie tabblad<br />

'Toelichting')<br />

99<br />

99


TOELICHTING MELDFORMULIER CONVENANTEN<br />

Graag voor convenantsmeldingen gebruik maken van het tabblad 'Meldformulier'. De<br />

financiers kunnen de data uit dit formulier en alle cellen automatisch laten inlezen in hun<br />

systemen.<br />

De onderwerpen waarvoor geen apart veld is opgenomen zouden wij graag in het vrije<br />

tekstveld terug zien. Indien beschikbaar zouden de financiers graag nog de volgende<br />

informatie ontvangen:<br />

1. Algemeen<br />

1.1 Datum van onderzoek/bezichtiging pand<br />

1.2 Wat is de bestemming van het onderpand<br />

1.3 Is het pand bewoond (door hypotheekgever)<br />

1.4 Rust er een aanschrijving of executoriaal op het pand<br />

1.5 Reactie en mate van medewerking door hypotheekgever<br />

1.6 Rol van hypotheekgever in verhuur/kwekerij<br />

1.7 Ingangsdatum dienstverband hypotheekgever<br />

1.8 Is hypotheekgever in het bezit van meerdere objecten<br />

1.9 Indien ja, is hier ook sprake van onregelmatigheden<br />

1.10 Is er sprake geweest van een AB-BC transactie<br />

2. Verhuur<br />

2.1 Heeft de gemeente toestemming gegeven voor de verhuur<br />

2.2 Is er sprake van enkel- of meervoudige verhuur<br />

2.3 Wat is de ingangsdatum geweest van de verhuur<br />

2.4 Gegevens over de huurder<br />

2.5 Staat van onderhoud van het pand voor ontruiming<br />

2.6 Staat van onderhoud van het pand na ontruiming<br />

2.7 Beeldmateriaal van hierbovengenoemde situaties<br />

2.8 Indien beschikbaar aanvullende informatie, zoals huurcontract<br />

3 Hennepkwekerij<br />

3.1 Staat van onderhoud van het pand voor ontruiming<br />

3.2 Staat van onderhoud van het pand na ontruiming<br />

3.3 Beeldmateriaal van hierbovengenoemde situaties<br />

3.4 Gegevens van in het pand aangetroffen betrokkenen<br />

100<br />

100


Bijlage IX<br />

Voorbeelden van indicatoren die duiden op mogelijke betrokkenheid<br />

georganiseerde misdaad t.a.v. vastgoed<br />

Indicatoren Bron<br />

Snelle groei omvang vastgoed<br />

Kadaster.<br />

portefeuille<br />

Snelle daler vastgoedportefeuille Kadaster.<br />

Eigenaar heeft 1 of meerdere<br />

OM of Politie.<br />

vermeldingen in het JDS.<br />

De eigenaar/verkoper heeft meerdere Meldpunt FIU Nederland. O.a. de FIOD<br />

Melding Ongebruikelijke Transacties en de politie kunnen gegevens<br />

op zijn naam staan.<br />

opvragen.<br />

Aantal panden zonder hypotheek Kadaster.<br />

Aantal panden met hypotheek verstrekt Kadaster.<br />

door buitenlandse hypotheekgever.<br />

Aantal panden met hypotheek verstrekt Kadaster.<br />

door natuurlijk persoon.<br />

Aantal panden met hypotheek verstrekt Nederlandse Vereniging van Banken<br />

door niet geregistreerde<br />

hypotheekgever.<br />

Aantal panden met hypotheek verstrekt Kadaster<br />

door hypotheekgever afkomstig uit<br />

risicoland.<br />

Panden met ABC transactie uitgevoerd Kadaster<br />

op één dag.<br />

Windhapper. Onmogelijkheid om gezien Rijksbelastingdienst of SoZaWe<br />

het inkomen en/of vermogen onroerende<br />

zaken te kopen en/of financiering te<br />

krijgen.<br />

Risicovol gebruik. Eigenaar meerdere Interne/gemeentelijke informatie. Ook in<br />

keren aanschreven.<br />

gemeenten waar eigenaar panden in<br />

bezit heeft.<br />

Onlogische geldstromen en/of facturen<br />

Meerdere provisies naar verschillende<br />

personen. Personen die voor elkaar<br />

betalen.<br />

<strong>Vastgoed</strong>ondernemingen die volgens het Kamer van Koophandel<br />

handelsregister geen werkzame<br />

personen hebben.<br />

Grootaandeelhouder heeft geen weet<br />

van wat in de onderneming gaande is.<br />

Onverklaarbare waardesprongen. Kadaster<br />

Provisiebetaling zonder zichtbare<br />

tegenprestatie.<br />

Gebruik van stromannen. De persoon<br />

(koper, bestuurder, aandeelhouder)<br />

heeft geen daadwerkelijke bemoeienis<br />

met de exploitatie, maar komen alleen<br />

met een volmacht naar voren bij de<br />

notaris.<br />

Verlies op vastgoedtransacties na Kadaster (koopakten)<br />

101<br />

101


ecente aankoop.<br />

Gefinancierde bedrag staat niet in<br />

verhouding tot de koopsom.<br />

Koopsom staat niet in verhouding tot de<br />

WOZ-waarde.<br />

Eigenaar voert een disproportionele<br />

hoeveelheid transacties uit.<br />

Kadaster<br />

Kadaster en gemeentelijke informatie<br />

Kadaster (overzicht historie transacties<br />

of data aankopen panden in kadaster<br />

online)<br />

Illegale hennepteelt in panden Interne/gemeentelijke informatie<br />

Meerdere objecten waar bijvoorbeeld Interne/gemeentelijke informatie<br />

MOE-landers of illegalen worden<br />

gehuisvest.<br />

(illegale) prostitutie<br />

102<br />

102


RIEC Rotterdam-Rijnmond<br />

Bezoekadres: Coolsingel 6, Rotterdam<br />

Postadres: Postbus 70012, 3000 KP Rotterdam<br />

Telefoonnummer: (010) 267 2944

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!