Uitvoeringsmap Bestuurlijke Aanpak Vastgoed - RIEC's
Uitvoeringsmap Bestuurlijke Aanpak Vastgoed - RIEC's
Uitvoeringsmap Bestuurlijke Aanpak Vastgoed - RIEC's
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Uitvoeringsmap</strong><br />
<strong>Bestuurlijke</strong> <strong>Aanpak</strong> <strong>Vastgoed</strong><br />
Rotterdam-Rijnmond<br />
Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC)<br />
Rotterdam-Rijnmond
<strong>Uitvoeringsmap</strong><br />
<strong>Bestuurlijke</strong> <strong>Aanpak</strong> <strong>Vastgoed</strong><br />
RIEC Rotterdam-Rijnmond
<strong>Uitvoeringsmap</strong><br />
<strong>Bestuurlijke</strong> <strong>Aanpak</strong> <strong>Vastgoed</strong><br />
Rotterdam-Rijnmond<br />
Colofon<br />
Hans Karels - adviseur keten vastgoed tel. 010 267 23 17, RIEC Rotterdam-Rijnmond<br />
Jeffrey Berkhof - adviseur vastgoed & mensenhandel, tel. 010 267 35 07, RIEC Rotterdam-Rijnmond<br />
Oplage 100<br />
www.riec.nl<br />
April 2012
Inhoudsopgave<br />
Inleiding 4<br />
Hoofdstuk 1 Informatie en achtergrond 6<br />
1.1 Doel van de bestuurlijke aanpak vastgoed 6<br />
1.2 Doel uitvoeringsmap vastgoed 7<br />
1.3 Gebruik van de uitvoeringsmap 8<br />
1.4 Gevraagde besluitvorming gemeenten 8<br />
Hoofdstuk 2 Definitie, achtergrond, ervaring en toekomstig beleid 9<br />
2.1 Het begrip vastgoedfraude 9<br />
2.2 Exploitatie 9<br />
2.3 Speculatie 9<br />
2.4 Aard en omvang 9<br />
2.5 Omvang van de fraude 10<br />
2.6 Risico’s van invloed misdaad op vastgoed 10<br />
2.7 Lokale samenwerking criminele netwerken 11<br />
2.8 Netwerktypen 11<br />
Hoofdstuk 3 Landelijk beleid 12<br />
3.1 Aanscherpen integriteit dienstverleners 12<br />
3.2 Verbetering transparantie binnen de sector zelf 12<br />
3.3 Wetswijziging Bibob 2012 12<br />
3.4 Toespitsing extern toezicht vastgoedsector 13<br />
3.5 Versteviging integrale aanpak (bestuurlijk, fiscaal, strafrechtelijk) 13<br />
3.6 Landelijke (politieke) aandacht 13<br />
3.7 Historie ketenaanpak <strong>Vastgoed</strong> 14<br />
3.8 Beleidskader aanpak <strong>Vastgoed</strong> 15<br />
3.9 De Fraude Voorbij 15<br />
Hoofdstuk 4 Verschijningsvormen vastgoedfraude 16<br />
4.1 Malafide activiteiten met betrekking tot exploitatie 16<br />
4.2 Malafide activiteiten met betrekking tot speculatie 18<br />
Hoofdstuk 5 <strong>Bestuurlijke</strong> aanpak vastgoed 20<br />
5.1 Informatiepositie gemeente 20<br />
5.2 Meldpunt misstanden vastgoed 21<br />
5.3 GBA-controles en inspectieteams, betreden van panden 22<br />
5.4 Meervoudig kijken tijdens inspecties 22<br />
5.5 Verschijningsvormen/herkennen misbruik vastgoed 23<br />
5.6 Juridisch kader bestuurlijke aanpak vastgoed 27<br />
Hoofdstuk 6 Overige instrumenten t.b.v. aanpak <strong>Vastgoed</strong> 36<br />
6.1 Samenwerking met de banken 36<br />
6.2 Rotterdams Piepsysteem (ROPS) 36<br />
6.3 <strong>Vastgoed</strong>kaart 37<br />
6.4 Samenwerking met de Rijksbelastingdienst 37<br />
Hoofdstuk 7 Korte werkbeschrijving keten <strong>Vastgoed</strong>-Regiogemeenten 39<br />
7.1 Casusoverleg 39<br />
7.2 Stroomschema signaal vastgoedfraude 40<br />
7.3 Processchema signalering vanuit gemeenten 41<br />
7.4 Wie zijn aangesloten bij het casusoverleg? 42<br />
7.5 Applicatie vastgoed 43<br />
2<br />
2
Bijlagen (vanaf pagina 44)*:<br />
I Richtlijnen onzelfstandige bewoning 44<br />
II Toelichting op de richtlijn onzelfstandige bewoning 46<br />
III Nadere regels Gebiedquota voor kamerverhuur 2009 48<br />
IV Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam 50<br />
(incl. bestuurlijke boete) 2006<br />
V Opzet Model beleidskader <strong>Aanpak</strong> <strong>Vastgoed</strong> 87<br />
VI Checklist/verslag van bevindingen na betreden van pand 90<br />
VII <strong>Bestuurlijke</strong> boete Huisvestingswet 92<br />
VIII Meldingsformulier aan hypothecair financiers 99<br />
(te gebruiken na gemaakte afspraken met de NVB)<br />
IX Voorbeelden van indicatoren die duiden op mogelijke betrokkenheid 101<br />
georganiseerde misdaad t.a.v. vastgoed<br />
* Bovenstaande documenten zijn reeds in gebruik o.a. door de keten <strong>Vastgoed</strong>,<br />
interventieteams of de Stadsregio Rotterdam. De documenten zijn toegevoegd als voorbeeld<br />
voor de gemeenten die nog geen gebruik maken van vergelijkbare richtlijnen, verordeningen<br />
of aanvullende documenten.<br />
3<br />
3
Inleiding<br />
Investering en witwassen van criminele gelden, frauduleuze vastgoedtransacties, misbruik in<br />
de sfeer van exploitatie en belegging en hypotheekfraude. Dit zijn vormen van<br />
vastgoedfraude die zich overal kunnen manifesteren 1 . Het brede terrein waarbinnen deze<br />
criminele praktijken plaatsvinden, maakt dat elke gemeente er kwetsbaar voor is. Uit het<br />
WODC-onderzoek ‘Malafide activiteiten in de vastgoedsector’ blijkt dat veel crimineel<br />
verdiend vermogen in de vastgoedsector terechtkomt. <strong>Vastgoed</strong> is waardevast en er wordt<br />
weinig toezicht gehouden op de vastgoedsector. Dit maakt de sector kwetsbaar voor malafide<br />
activiteiten 2 . De vastgoedsector is dé sector waar de illegale en legale economie<br />
samenkomen. De impact van financiële criminaliteit kan en mag daarom niet worden<br />
onderschat. Deze wordt wel eens vergeten tussen andere en meer zichtbare soorten<br />
criminaliteit, niettemin is financiële criminaliteit een permanent onderdeel van de<br />
samenleving.<br />
Op de punten waar de onderwereld in contact treedt met de bovenwereld, kan de bestuurlijke<br />
aanpak inbreken. Het feit dat de gelegenheidstructuur de georganiseerde criminaliteit kan<br />
faciliteren, betekent tegelijkertijd dat de aanpak van die gelegenheidstructuur de<br />
georganiseerde criminaliteit kan belemmeren of frustreren. Hét instrument om daar bij in te<br />
zetten, is de bestuurlijke aanpak.<br />
Kortom, gemeenten zijn waardevol en zelfs onmisbaar bij een effectieve bestrijding en<br />
voorkoming van vastgoedfraude. Daarom is een eenduidige bestuurlijke aanpak van alle<br />
gemeenten in de regio Rotterdam-Rijnmond van groot belang en van grote waarde.<br />
De bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit richt zich niet zozeer op de<br />
kernactiviteiten van de georganiseerde criminaliteit, maar juist op de cruciale ondersteunende<br />
activiteiten. De maatregelen richten zich niet op personen (de potentiële daders), maar op de<br />
situaties en gelegenheidsstructuren die de georganiseerde criminaliteit faciliteren en soms<br />
zelfs aanmoedigen. Zo kunnen overheden door regelgeving (zoals vergunningstelsels,<br />
subsidieregels, etcetera) onbewust illegale activiteiten faciliteren 3 .<br />
Taak lokale overheden<br />
Lokale overheden hebben een belangrijke taak bij de bestuurlijke aanpak van georganiseerde<br />
criminaliteit. Het is de gemeente die de regie voert, bestuursrechtelijk instrumenten inzet, alle<br />
betrokken partijen samenbrengt en met deze samenwerkingspartners de noodzakelijke<br />
maatregelen vorm geeft. Gemeenten hebben veel informatie die voor de regionale partners<br />
van belang is. Zo is informatie uit het GBA in combinatie met informatie van de gemeentelijke<br />
belastingdienst en uitkeringsinstanties een goede indicatie bij het opsporen van inkomens-,<br />
uitkerings- en hypotheekfraude die weer van pas kan komen bij controles, het verlenen van<br />
vergunningen en dergelijke. Deze informatie helpt bij het opsporen van vastgoedfraude en het<br />
voorkomen daarvan.<br />
<strong>Aanpak</strong> vraagt maatwerk<br />
Vanzelfsprekend bestaan er verschillen tussen gemeenten wat betreft de vorm en omvang<br />
van criminaliteit die er plaatsvindt. Deze verschillen zijn onder andere gerelateerd aan de<br />
grootte van een gemeente en de geografische ligging. Ook de mate van toezicht, handhaving<br />
en controle is relevant.<br />
Er is echter geen gouden formule om de vorm en omvang te kunnen bepalen aan de hand<br />
van de grootte en ligging van de gemeente. Dit betekent dat de aanpak maatwerk vereist.<br />
Criminelen en criminele netwerken zijn altijd op zoek naar manieren om crimineel vermogen<br />
wit te wassen, bijvoorbeeld door te investeren in vastgoed. Bij aankoop van vastgoed maakt<br />
een crimineel onder meer gebruik van de diensten van een notaris, advocaat, taxateur en een<br />
1<br />
Kamervragen TK, Irrgang & De Wit (2008). Kamervragen over aanpak vastgoedfraude aan de Minister van<br />
Financiën en de Minister van Justitie, Den Haag.<br />
2<br />
Ferwerda, H., Staring, R. Vries Robbé, E. de & Bunt, J. van de (2007). Malafide activiteiten in de vastgoedsector.<br />
Een exploratief onderzoek naar aard, actoren en aanpak. Amsterdam: Uitgeverij SWP.<br />
3<br />
Hees, O. van, Olsthoorn, L. (2010). Handboek bestuurlijke aanpak georganiseerde criminaliteit. Utrecht, Centrum<br />
voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid.<br />
4<br />
4
ank. Het grote gevaar van deze lokale inbedding is dat onder- en bovenwereld zich<br />
ongemerkt vermengen. Het biedt echter ook kansen.<br />
Om gemeenten te helpen bij het op een hoger plan brengen van de bestuurlijke aanpak heeft<br />
het RIEC inmiddels vier uitvoeringsmappen ontwikkeld op de terreinen Bibob, softdrugs,<br />
mensenhandel en vastgoed. Voor u ligt de <strong>Uitvoeringsmap</strong> <strong>Bestuurlijke</strong> <strong>Aanpak</strong> <strong>Vastgoed</strong><br />
Rotterdam-Rijnmond. Deze map is het resultaat van het besluit van het Regionaal College om<br />
in regionaal verband een sluitende integrale aanpak voor vastgoed op te stellen. Deze map<br />
bevat handvatten die een gemeente nodig heeft om vastgoedfraude effectief aan te kunnen<br />
pakken. Elke gemeente in samenwerking met het RIEC en de convenantpartners zal om<br />
concrete resultaten te halen zelf aan de slag moeten.<br />
Wat kan het RIEC voor u betekenen?<br />
Met de oprichting van het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC) is een<br />
organisatie gevonden die uw gemeente kan faciliteren en adviseren bij de implementatie en<br />
uitvoering van deze regionale aanpak. Indien u vragen heeft over deze map of het gebruik<br />
ervan, staat het RIEC dan ook tot uw beschikking. Een goed georganiseerde bestuurlijke<br />
aanpak van vastgoed is belangrijk en noodzakelijk. Want vergeet niet: georganiseerde<br />
criminaliteit komt overal voor, ook in uw gemeente.<br />
5<br />
5
1 | Informatie en achtergrond<br />
1.1 | Doel van de bestuurlijke aanpak vastgoed<br />
Binnen de bestuurlijke aanpak neemt het openbaar bestuur, veelal op lokaal niveau, vanuit de<br />
eigen bevoegdheden en verantwoordelijkheden die maatregelen, om de georganiseerde<br />
criminaliteit in de activiteiten te belemmeren of te frustreren. Deze bestuurlijke aanpak valt of<br />
staat met de samenwerking met andere partners op veiligheidsgebied, zoals het RIEC, de<br />
politie en het Openbaar Ministerie. Het delen van informatie vanuit de verschillende<br />
organisaties is hierbij een van de belangrijkste processen.<br />
Wanneer de strafrechtelijke opsporing en vervolging door politie en justitie gecombineerd<br />
wordt met bestuurlijke en fiscale middelen, ontstaat misschien wel de meest optimale vorm<br />
van de bestrijding van georganiseerde criminaliteit; de geïntegreerde aanpak. Hiervoor gaan<br />
verschillende partijen, zoals gemeente, politie, Openbaar Ministerie en belastingdienst, op<br />
basis van gelijkwaardigheid, een intensieve samenwerking met elkaar aan. De ene keer zal<br />
dat leiden tot bestuurlijk, de andere keer tot strafrechtelijk optreden. Per geval wordt<br />
gezamenlijk bekeken welke instantie de beste kaarten in handen heeft om uit te spelen. De<br />
bestuurlijke aanpak is dus geen alternatief voor de opsporing, maar een aanvulling erop 4 .<br />
Politieke wil<br />
De burgemeester speelt een belangrijke rol als bestuurder in deze aanpak. De burgemeester<br />
kan bijvoorbeeld in het driehoeksoverleg komen tot een mix van handhavingsmaatregelen<br />
voor een bepaalde branche. Bestuurders moeten zich bewust zijn van de waarde van de<br />
bestuurlijke aanpak van criminele praktijken in de gemeente. Enerzijds omdat deze praktijken<br />
de gemeente veel schade kunnen berokkenen. Anderzijds omdat de bestuurlijke aanpak een<br />
belangrijke aanvulling vormt op de strafrechtelijke aanpak. De lokale driehoek speelt hierbij<br />
een cruciale rol. Tot op het hoogste niveau dient men overtuigd te zijn van het nut en de<br />
noodzaak van een bestuurlijke aanpak. Met andere woorden, de politieke wil om<br />
veiligheidsproblemen bestuurlijk aan te pakken, is een voorwaarde. De strafrechtelijke en<br />
bestuurlijke aanpak van criminele praktijken zijn complementair. Daar waar de strafrechtelijke<br />
mogelijkheden voor politie en justitie ophouden, is de gemeente aan zet en vice versa.<br />
Criminele praktijken hebben op verschillende manieren impact op de gemeente. De meest<br />
manifeste schade die door criminelen op lokaal niveau wordt veroorzaakt, heeft op drie<br />
hoofddomeinen betrekking. De veiligheid en het woon- en leefklimaat in wijken en buurten<br />
verslechteren door overlast. Criminele activiteiten brengen verloedering met zich mee. Ook<br />
meer direct kunnen burgers last hebben van criminele praktijken, bijvoorbeeld wanneer zij<br />
een woning huren van een malafide huisjesmelker.<br />
Criminele praktijken druisen in tegen de regels, wetten en beleid die binnen de gemeente<br />
gelden. Ze ondermijnen het lokale gezag. Wanneer een gemeente hierop goed zicht en geen<br />
grip (meer) op heeft, kunnen illegale praktijken de bestuurskracht van het lokale bestuur<br />
aantasten. Pogingen van criminelen om het lokaal bestuur te corrumperen, vormen een<br />
andere bedreiging. De (dreiging van) aantasting van het bestuur op een of meerdere<br />
domeinen binnen de gemeente is een directe aanleiding om de problematiek bestuurlijk aan<br />
te pakken dan wel de aanpak te intensiveren.<br />
Gemeente: bestuurlijk ingrijpen<br />
Daar waar criminele praktijken de kop opsteken in de bovenwereld van een gemeente, is het<br />
mogelijk om het probleem via bestuurlijke weg te bestrijden. Criminelen zijn immers tot op<br />
zekere hoogte afhankelijk van de bovenwereld. Voor het gros van de criminele praktijken<br />
geldt namelijk dat de betrokkenen afhankelijk zijn van de beschikking over panden en/of<br />
bedrijven om de illegale activiteiten te kunnen exploiteren. Voor de benodigde bezittingen en<br />
betrekkingen van panden en bedrijven is men aangewezen op toewijzing van vergunningen<br />
en aanbestedingen door de gemeente. Juist vanwege dit aspect bestaat er een<br />
afhankelijkheidsrelatie met de lokale overheid en komen onder- en bovenwereld<br />
onvermijdelijk samen. Dit raakvlak biedt het lokale bestuur mogelijkheden om er wat aan te<br />
doen. Aan gemeenten de taak om via de bestuurlijke weg in te grijpen – bij voorkeur samen<br />
met externe partners. Een bestuurlijke aanpak biedt enerzijds de mogelijkheid om criminelen<br />
4<br />
Hees, O. van, Olsthoorn, L. (2010). Handboek bestuurlijke aanpak georganiseerde criminaliteit. Utrecht, Centrum<br />
voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid.<br />
6<br />
6
en criminele groepen te ontmoedigen zich in de gemeente te vestigen en anderzijds om<br />
gevestigde criminelen uit de gemeente te weren. Een adequate aanpak voorkomt dat<br />
criminelen of criminele groepen malafide activiteiten ontplooien, bijvoorbeeld door hen<br />
aanvragen van vergunningen en subsidies te weigeren. Daarnaast kan ook worden<br />
opgetreden tegen situaties waarin blijkt dat vergunningen of subsidies al worden aangewend<br />
voor criminele activiteiten. Een inrichting kan voor bepaalde of onbepaalde tijd worden<br />
gesloten, er kunnen nadere voorwaarden aan een vergunning worden verbonden of een<br />
vergunning kan worden ingetrokken.<br />
Bewustwording<br />
Aan het onderkennen van de taak om bestuurlijk op te treden tegen criminele praktijken gaat<br />
een bewustwordingsproces vooraf. De gemeente moet inzien dat er zich binnen de<br />
gemeentegrenzen criminele praktijken voordoen. Daarnaast moet zij er van doordrongen zijn<br />
dat zij – samen met de veiligheidspartners – een taak heeft om deze misstanden aan te<br />
pakken en dat zij ook de mogelijkheden heeft om er wat aan te doen. Het bestuurlijk optreden<br />
vraagt bovendien om een andere insteek van de gemeenteambtenaren. Om te voorkomen<br />
dat de gemeente de ontplooiing van criminele praktijken bijvoorbeeld faciliteert door middel<br />
van vergunningen, moeten aanvragen van burgers kritisch bekeken worden. Waar de nadruk<br />
normaliter ligt op het nagaan van de voorwaarden om een vergunning te verkrijgen, komt de<br />
nadruk nu meer te liggen op het nagaan van aanwijsbare redenen om een vergunning niet te<br />
verlenen. De gemeente moet daarom een meer kritische houding aannemen ten opzichte van<br />
aanvragen, maar ook ten opzichte van al verleende vergunningen (handhaving en controle).<br />
Gemeenteambtenaren moeten zich realiseren dat zij als kritische dienstverleners moeten<br />
optreden. Zij moeten altijd gespitst zijn op mogelijke criminele praktijken.<br />
Een goed georganiseerde en ingebedde bestuurlijke aanpak zal op termijn resulteren in een<br />
effectief, preventief gemeentebeleid. Aanvragers uit het criminele circuit zullen<br />
terughoudender zijn met het aanvragen van vergunningen en subsidies. Daarnaast draagt de<br />
bestuurlijke aanpak bij aan een geïntegreerde aanpak van criminele praktijken, waarbij elke<br />
deelnemende partij haar eigen verantwoordelijkheden draagt.<br />
1.2 | Doel uitvoeringsmap vastgoed<br />
Om een bijdrage te leveren aan beter zicht op de vastgoedsector en daarmee<br />
georganiseerde criminaliteit beter te bestrijden, is door het Regionaal Informatie- en Expertise<br />
Centrum Rotterdam-Rijnmond (RIEC) deze <strong>Uitvoeringsmap</strong> <strong>Bestuurlijke</strong> <strong>Aanpak</strong> <strong>Vastgoed</strong><br />
voor gemeenten opgesteld. Hierbij is gebruikgemaakt van de best practices uit het land, zoals<br />
het Emergo-project (Van Traa) in Amsterdam, het project Schone Handen in Limburg-Zuid en<br />
de Alijda-aanpak in Rotterdam.<br />
Praktische producten<br />
Deze uitvoeringsmap bevat een aantal praktische producten die de gemeenten kunnen<br />
benutten bij het verder vormgeven van hun lokale beleid tegen vastgoedfraude. De<br />
uitvoeringsmap is tevens bedoeld om gemeenten te verleiden om zoveel mogelijk uniforme<br />
maatregelen te nemen. Om een effectieve regionale samenwerking te kunnen realiseren is<br />
voor de regionaal georganiseerde partners van groot belang dat alle gemeenten in de regio<br />
op een vergelijkbare manier werken. Dit geldt niet alleen voor het ontwikkelen van uniforme<br />
werkwijzen maar ook voor de manier van informatiedeling. Daarnaast zal uniformiteit meer<br />
weerstand kunnen bieden aan criminele organisaties die altijd de weg van de minste<br />
weerstand zoeken. Als één of meer gemeenten achterblijven of een afwijken beleid invoeren<br />
kan dat consequenties hebben voor de verplaatsing van criminele activiteit naar die<br />
betreffende gemeente(n) in de regio. Nadrukkelijk wordt gesteld dat het uiteindelijk de<br />
gemeente is, die kiest welke maatregelen zij wenst.<br />
Vragen?<br />
Bij de implementatie en uitwerking van de maatregelen zal het RIEC een faciliterende en<br />
adviserende rol vervullen. Voor vragen over de inhoud, implementatie en uitvoering van deze<br />
map kunt u contact opnemen met de opstellers Hans Karels, adviseur keten vastgoed,<br />
tel. 010 267 23 17 en Jeffrey Berkhof, adviseur vastgoed & mensenhandel, tel. 010 267 35 07<br />
van het RIEC Rotterdam-Rijnmond.<br />
7<br />
7
1.3 | Gebruik van de uitvoeringsmap<br />
De uitvoeringsmap is gemaakt met het doel alle gemeenten in de regio Rotterdam-Rijnmond<br />
te adviseren over en faciliteren bij de implementatie en uitvoering van gemeentelijk<br />
softdrugsbeleid. De map bevat een hoofdstuk dat de aard en omvang van vastgoedfraude in<br />
de regio beschrijft voor zover dat nu bekend is. Vervolgens treft u allerlei praktische<br />
documenten aan die gebruikt kunnen worden bij de uitvoering van elk gemeentelijk<br />
vastgoedbeleid, zoals een model beleidskader, APV-artikelen, werkprocessen, etc. Deze<br />
modeldocumenten zijn zo opgesteld dat met minimale inspanning een bewezen effectief<br />
beleidskader kan worden gerealiseerd. Omdat gemeenten autonoom zijn bij het vormgeven<br />
van het eigen beleid zijn bij de modeldocumenten zo veel mogelijk opties benoemd en kan de<br />
gemeente zelf de optie invullen die de voorkeur heeft.<br />
1.4 | Gevraagde besluitvorming gemeenten<br />
Deze map bevat handvatten die een gemeente nodig heeft om de problematiek rondom<br />
vastgoed effectief aan te kunnen pakken. Bij een aantal van deze handvatten zal de<br />
gemeente op onderdelen een eigen invulling moeten verzorgen. Deze invulling houdt ook in<br />
het maken van specifieke beleidskeuzes.<br />
Een regionale aanpak van vastgoedfraude kan pas effectief zijn als alle partners, waaronder<br />
in het bijzonder de gemeenten, de problematiek erkennen en herkennen en de interne<br />
organisatie en instrumenten ter beschikking hebben om invulling te geven aan de eigen rol en<br />
verantwoordelijkheden. Gestreefd wordt naar regionale uniformiteit.<br />
Minimale besluitvorming (fase 1)<br />
Om een regionaal uniform basisniveau aan organisatie en bestuursrechtelijke instrumenten<br />
voor de aanpak en bestrijding van misstanden rondom vastgoed wordt alle gemeenten<br />
nadrukkelijk gevraagd besluitvorming te organiseren als het gaat om de volgende<br />
onderwerpen:<br />
1. Aanwijzen gemeentelijk contactpersoon RIEC (tevens gemeentelijk casemanager<br />
<strong>Vastgoed</strong>) inclusief vervanging; deze persoon is tevens meldpunt voor meldingen en<br />
signalen van vastgoedfraude vanuit de gemeentelijke organisatie;<br />
2. Vaststellen van het Model-Beleidskader, zie in de bijlagen pagina 89 en verder.<br />
3. Besluiten tot kennisbevordering van gemeenteambtenaren betrokken bij (het<br />
signaleren van) vastgoedfraude en of misstanden met vastgoed door middel van<br />
training en opleiding.<br />
4. Informatie-uitwisseling volledig privacyproof maken, gebaseerd op de Wet<br />
Bescherming Persoonsgegevens. Zie pagina 20 (paragraaf 5.1) in het kader<br />
‘Informatie uitwisseling met gemeenten’.<br />
Uitgebreide besluitvorming (fase 2)<br />
Afhankelijk van de behoeften en wensen van de gemeente kan de gemeentelijke<br />
besluitvorming worden uitgebreid met de volgende onderwerpen:<br />
5. Op basis van de Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam invoeren dan wel<br />
aanpassen van de regels omtrent kamerverhuur.<br />
6. Instellen van interventieteams of andere vorm van toezicht.<br />
7. Bundelen van bestuurlijke aanpak op pandniveau.<br />
8. Contacten met banken.<br />
9. Contacten met rijksbelastingdienst via het RIEC.<br />
De gemeente wordt geadviseerd een fasering aan te brengen in de besluitvorming. Deze<br />
moet leiden tot het implementeren en bereiken van een regionaal basisniveau aan<br />
bestuurlijke slagkracht voor de aanpak van vastgoedfraude<br />
8<br />
8
2 | Definitie, achtergrond, ervaringen en toekomstig beleid<br />
Wat wordt verstaan onder vastgoedfraude? En wat is de aard en omvang? Dat komt in dit<br />
hoofdstuk aan de orde, aan de hand van het onderzoek Malafide activiteiten in de<br />
vastgoedsector uit 2007 5 .<br />
2.1 | Het begrip vastgoedfraude<br />
Onder de term ‘vastgoedfraude’ kunnen zeer uiteenlopende criminele gedragingen worden<br />
verstaan. Van hypotheekfraude, investering en witwassen van criminele gelden, frauduleuze<br />
vastgoedtransacties, misbruik rondom beleggingen en vastgoed bv’s tot allerlei vormen van<br />
misbruik in de sfeer van exploitatie en bewoning.<br />
In de wetenschappelijke literatuur wordt onderscheid gemaakt tussen malafide activiteiten<br />
met betrekking tot exploitatie enerzijds en speculatie anderzijds.<br />
2.2 | Exploitatie<br />
Het exploiteren van en speculeren met panden is in beginsel rechtmatig en legitiem.<br />
Tegelijkertijd kunnen de opbrengsten zo lucratief zijn dat de verleiding om deze winsten op<br />
onrechtmatige wijze te realiseren, groot is. Bij de malafide activiteiten in panden (exploitatie)<br />
wordt een onderscheid gemaakt in drie verschijningsvormen. De eerste vorm is<br />
onrechtmatige bewoning, waarbij sprake is van illegale (door)verhuur aan legaal of illegaal in<br />
ons land verblijvende personen. De tweede vorm betreft onregelmatigheden rond de verhuur<br />
van particuliere woningen, waarbij de traditionele huisjesmelker zijn huurders uitbuit. Tot slot<br />
is er onrechtmatig gebruik. Binnen deze vorm wordt de woning voor andere doeleinden<br />
gebruikt dan reguliere huisvesting. Dit kan uiteenlopen van illegale pensions tot het gebruik<br />
van de woning als dekmantel voor criminele activiteiten. Denk aan wietplantages,<br />
vrouwenhandel, witwaspraktijken en illegale prostitutie (Ferwerda et al, 2007).<br />
2.3 | Speculatie<br />
De malafide activiteiten met panden (speculatie) worden op basis van het onderzoek<br />
onderverdeeld in zeven verschijningsvormen. Bij ABC-transacties gaat het om die transacties<br />
waarbij er bij de verkoop van partij A aan B en van B aan C zaken gebeuren die niet<br />
rechtmatig zijn. De tweede vorm; de verkoopcarrousel heeft betrekking op het via malafide<br />
praktijken buitenproportioneel snel doorverkopen van panden om hogere winsten te behalen.<br />
De derde onderscheiden vorm is hypotheekfraude waarbij personen of groepen onder valse<br />
voorwendselen (zoals vervalste inkomensgegevens of vervalste identiteitsbewijzen) een<br />
(hogere) hypotheek proberen te bemachtigen. Belastingontduiking als vorm binnen malafide<br />
speculatie kent meerdere verschijningsvormen. Het onderhands betalen van vastgoed is<br />
wellicht de meest bekende. Een andere vorm die onderscheiden wordt, is het witwassen van<br />
crimineel of zwart geld via de aankoop van vastgoed. Hypotheekdiscriminatie of redlining is<br />
een vorm van malafide handelen door banken waarbij personen in bepaalde riskante buurten<br />
uitgesloten worden van een hypotheek. Tot slot kan er op verschillende momenten in de<br />
vastgoedsector – bij het verwerven en afstoten – sprake zijn van intimidatie en bedreiging.<br />
Het kan gaan om kopers en verkopers op executieveilingen, maar ook om taxateurs en<br />
notarissen die onder druk worden gezet.<br />
Het is van belang om aan te geven dat we bij de beschrijving van malafide activiteiten in het<br />
vastgoed soms aandacht schenken aan in beginsel bonafide activiteiten die ook ten behoeve<br />
van malafide activiteiten kunnen worden ingezet. Zo is sec speculeren met vastgoed niet<br />
strafbaar, maar waar speculeren met vastgoed samengaat met bijvoorbeeld<br />
belastingontduiking, hypotheekfraude of bedreiging, is wel sprake van een strafbaar feit<br />
(Ferwerda et al, 2007).<br />
2.4 | Aard en omvang<br />
Van de totale omvang van vastgoedfraude in Nederland is geen beeld. Ook verschillen de<br />
verschijningsvormen per stad of regio. Dit is vooral bij de exploitatie-fraude het geval. Zo blijkt<br />
uit het eerdergenoemde onderzoek 'Malafide activiteiten in de vastgoedsector' dat illegale<br />
onderhuur in Amsterdam en Utrecht een groter probleem is dan in Den Haag en Rotterdam.<br />
In Den Haag en Rotterdam is weer meer sprake van uitbuiting van illegalen in de particuliere<br />
5 Ferwerda, H., Staring, R. Vries Robbé, E. de & Bunt, J. van de (2007). Malafide activiteiten in de vastgoedsector.<br />
Een exploratief onderzoek naar aard, actoren en aanpak. Amsterdam: Uitgeverij SWP.<br />
9<br />
9
sector. Uit het onderzoek blijkt wel dat malafide activiteiten in de speculatie en exploitatie met<br />
elkaar samenhangen.<br />
Signalen over vastgoedfraude kunnen komen van juridische en financiële dienstverleners,<br />
zoals notarissen, makelaars en banken. Daarnaast kunnen signalen ook komen vanuit het<br />
Kadaster, de Kamer van Koophandel, Openbaar Ministerie (OM), Belastingdienst,<br />
woningcorporaties, gemeenten en de Regionale Informatie- en Expertisecentra (<strong>RIEC's</strong>).<br />
Door de geringe transparantie is de vastgoedmarkt aantrekkelijk voor misbruik, in de brede<br />
zin van het woord. De vastgoedmarkt wordt daarom structureel bedreigd door fraude,<br />
witwassen en georganiseerde misdaad. Minstens zo belangrijk is dat het geld dat daarmee<br />
wordt verdiend, via investeringen in vastgoed, de samenleving op de lange termijn<br />
corrumpeert en het zo belangrijke vertrouwen in economische instituties schaadt. Zo is uit de<br />
analyse van strafdossiers gebleken dat corrupte gemeenteambtenaren in meer of mindere<br />
mate betrokken waren bij de criminele activiteiten. De vastgoedsector is door zijn omvang<br />
een sector die alle facetten van het economische leven (letterlijk) in zich draagt.<br />
2.5 | Omvang van de fraude<br />
Tot op heden zijn geen harde gegevens voorhanden over de omvang van het misbruik. Een<br />
relatief bescheiden misbruik heeft door de omvang van de sector al een forse betekenis. De<br />
totale sector kent een vermogen van meer dan € 1.000 miljard en ongeveer 8 miljoen panden<br />
met een totale hypotheek van +/- € 500 miljard. Daarnaast worden er 300.000 transacties per<br />
jaar gesloten.<br />
De Utrechtse hoogleraar mw. Unger tot is wel tot de conclusie gekomen dat in de<br />
vastgoedsector jaarlijks ongeveer € 6 miljard wordt witgewassen. Ook deze uitkomst is een<br />
(wetenschappelijk verantwoord) vermoeden. Medio maart 2011 kwam mw. Unger met een<br />
vervolgonderzoek. Haar conclusie: witwassen is systematisch op te sporen.<br />
2.6 | Risico’s van invloed misdaad op vastgoed<br />
Tijdens een analyse in de rapportage van het WODC <strong>Vastgoed</strong> & Fout blijkt dat uit de twaalf<br />
(grotere) strafdossiers sprake was van leefbaarheidproblemen en verpaupering van<br />
woonpanden. Leefbaarheidproblemen vormden aanleiding voor onderzoek, waarna later<br />
bleek dat financieel-economische criminaliteit ten grondslag te liggen aan de problemen.<br />
Tijdens de analyse van het WODC is gebleken dat vrijwel alle hoofdverdachten uit de<br />
strafzaken opereerde vanuit een legale, wettige positie: een meerderheid werkt in de<br />
vastgoedsector als handelaar in onroerend goed. Tevens was een deel van de<br />
hoofdverdachten werkzaam in de financieel-administratieve sector, als adviseur of<br />
tussenpersoon. Dus personen die als wettige marktpartijen in de ‘bovenwereld’ werkzaam<br />
waren. De legale wettige beroepspositie in het bedrijfsleven vormt de basis van waaruit<br />
illegale activiteiten worden ontplooid. Belangrijk is te beseffen dat de illegale activiteiten geen<br />
incidenteel karakter hebben, maar systematisch en routinematig worden toegepast!<br />
Bovenstaand fenomeen is lastig inzichtelijk te maken. Dat komt omdat er geen eenvoudige<br />
scheiding te maken is tussen de criminele onderwereld en de nette bovenwereld. Dit beeld<br />
wordt bevestigd in de rapportage van de parlementaire werkgroep verwevenheid<br />
onderwereld/bovenwereld. Het onderscheid tussen criminele en legale betrokkenheid in de<br />
vastgoedmarkt is subtiel, kent meerdere schakeringen en vormen van wisselwerking.<br />
Wel blijkt uit onderzoek dat het raakvlak van de onder- en bovenwereld ligt bij de juridische en<br />
financiële dienstverleners. Om de vastgoedtransacties te kunnen uitvoeren, hebben<br />
criminelen de hulp van financiële ondernemingen, makelaars, taxateurs, notarissen,<br />
belastingadviseurs, trustkantoren, advocaten en accountants nodig.<br />
Uit strafzaken is gebleken dat personen uit de vastgoedsector (zoals tussenpersonen,<br />
verhuurders) in contact komen met mensen uit de onderwereld die baat hebben bij situaties<br />
als illegale verhuur, deze bieden anonieme verblijfsplaatsen/bedrijfsruimten voor criminelen.<br />
Hieruit worden weer inkomsten gegenereerd.<br />
Daarnaast worden woningen gebruikt om hun criminele activiteiten uit te voeren, bijvoorbeeld<br />
door criminele exploitatie van panden voor mensenhandel, opslag van wapens en<br />
wietplantages of het opdrijven van de prijzen bij de (snelle) verkoop van de vastgoedobjecten.<br />
10<br />
10
2.7 | Lokale samenwerking criminele netwerken<br />
In hoeverre zijn de illegale netwerken lokaal georiënteerd? Uit studie is gebleken dat illegale<br />
netwerken sterk lokaal gebonden zijn. Dat geldt zowel voor de binding tussen de<br />
samenwerkende leden van het netwerk als voor de locaties waar de illegaliteit plaatsvindt. De<br />
leidinggevenden van het criminele netwerk en de faciliteerders/dienstverleners ontmoeten<br />
elkaar in eigen stad. Als collega’s, via legale werkrelaties of zakenrelaties, via vrienden- en<br />
familierelaties, via lokale ondernemingen en uitgaansgelegenheden.<br />
Verder is uit onderzoek gebleken dat leidinggevenden van het criminele netwerk nauwelijks<br />
de eigen regio overschrijden bij de uitoefening van hun illegale praktijken. Men is meestal<br />
actief op de woningmarkt van de stad waar zij zelf woonachtig zijn. Binnen één regio bestaan<br />
op een aantal punten dwarsverbanden tussen de daar opererende illegale netwerken.<br />
In de eerste plaats zijn de leidinggevende vastgoedhandelaren uit de verschillende netwerken<br />
binnen één stad handelspartners van elkaar. Ze verkopen woningen of setjes woningen aan<br />
elkaar. Het bestaan van banden tussen de illegale netwerken zien we ook terug in de manier<br />
waarop medewerkers van de illegale netwerken naar elkaar doorverwijzen bij bijvoorbeeld<br />
huurverzoeken. Bijvoorbeeld (zo blijkt uit de praktijk) in het geval van een wietteler die op<br />
zoek is naar bedrijfsruimte. Daarnaast is gebleken dat de leidinggevenden van verschillende<br />
illegale netwerken in één stad elkaar van dienst zijn bij het verstrekken van fictieve<br />
dienstverbanden, bijvoorbeeld t.b.v. hypotheekfraude. Daarnaast is gebleken uit de analyse<br />
van meerdere strafzaken dat criminele netwerken binnen één stad gebruikmaken van de<br />
diensten van dezelfde notaris.<br />
Banden/contacten met het buitenland worden ook gezien. Het betreft dan meestal het land<br />
van herkomst van de leidinggevenden binnen het criminele netwerk. Het betreft dan zaken als<br />
het wegsluizen van criminele gelden.<br />
2.8 | Netwerktypen<br />
Er zijn verschillende netwerktypen te onderscheiden, uiteenlopend van eenvoudige tot<br />
complexe netwerken. De eenvoudige netwerken zijn meestal gespecialiseerd in een beperkt<br />
aantal vormen van fraude waarbij een beperkt aantal actoren zijn betrokken. Meestal worden<br />
geen grote winsten gegenereerd.<br />
De meer complexe netwerken richten zich op een veelheid van activiteiten waarbij<br />
uiteenlopende actoren en specialisten zijn betrokken. De leiding van het netwerk bestaat uit<br />
meerdere personen en het netwerk telt tientallen medeverdachten.<br />
Gezamenlijk zijn zij actief op het terrein van hypotheekfraude, illegale onderhuur, oplichting,<br />
valsheid in geschrifte, belastingontduiking en de facilitering van productie en handel in drugs.<br />
Onderhuurders worden bedreigd en geïntimideerd.<br />
De winsten variëren van enkele tonnen tot enkele miljoenen euro’s. ABC-constructies worden<br />
toegepast om de winsten en activiteiten te verhullen. Bij de legale activiteiten treden<br />
dienstverleners als makelaars, notarissen en taxateurs op als dienstverleners. De diensten<br />
worden echter ook verleend bij de illegale activiteiten.<br />
11<br />
11
3 | Landelijk beleid<br />
Dit hoofdstuk beschrijft de belangrijkste ontwikkelingen die zich de afgelopen jaren hebben<br />
voorgedaan in beleid aangaande vastgoedfraude.<br />
3.1 | Het aanscherpen van de interne integriteit bij de juridische en financiële<br />
dienstverleners<br />
Juridische en financiële dienstverleners zijn onmisbaar voor het uitvoeren van<br />
vastgoedtransacties. En omdat criminelen voor het uitvoeren van hun illegale praktijken in<br />
veel gevallen gebruik maken van dezelfde juridische en financiële dienstverleners als<br />
burgers, zijn dienstverleners in deze markt kwetsbaar. Van de dienstverleners mag verwacht<br />
worden dat zij zich niet passief opstellen. E.e.a. heeft ertoe geleid dat het notariaat,<br />
advocatuur en makelaars/taxateurs interne en externe maatregelen hebben getroffen.<br />
Een aantal voorbeelden: een wijziging van de Wet op het notarisambt op 1 juli 2012 maakt<br />
het mogelijk bij de benoeming van notarissen (behalve de reeds bestaande toetsen) ook een<br />
persoonstoets uit te voeren. Daarnaast wordt de notaris wettelijk verplicht om de fiscus en het<br />
OM te informeren over de transacties die via zijn derdengeldrekening lopen. Deze maatregel<br />
draagt bij aan een betere bestrijding van financieel-economische criminaliteit.<br />
Bij de advocatuur zijn sinds juli 2009 de financiële richtlijnen verscherpt. Medio 2012 wordt<br />
een wetswijziging m.b.t. de Advocatenwet door de Tweede Kamer behandeld. In de wijziging<br />
zal o.a. het toezicht op de advocaten worden verscherpt.<br />
3.2 | Verbetering transparantie binnen de sector zelf<br />
In de periode 2008-2011 heeft een aantal grote spelers in de vastgoedbranche zich verenigd<br />
in het IOV. En heeft zich in die hoedanigheid tot de Nationale Regiegroep <strong>Aanpak</strong> Misbruik<br />
<strong>Vastgoed</strong> gewend tot de vraag hoe de vastgoedpartijen en de Regiegroep gezamenlijk<br />
zouden kunnen optrekken en elkaar zouden kunnen versterken bij het tegengaan van<br />
malafide praktijken in de vastgoedmarkt.<br />
Dit heeft geleid tot goede samenwerking en kennisuitwisseling in een aantal expertgroepen<br />
waarin vertegenwoordigers van overheid- en marktpartijen gezamenlijk werken aan<br />
oplossingen voor concrete problemen. Het IOV heeft de afgelopen jaren een aantal<br />
maatregelen in gang gezet die tot doel hebben de integriteit en transparantie te bevorderen<br />
bij marktpartijen en frauderisico’s te beperken.<br />
3.3 | Wetswijziging Bibob 2012<br />
In 2003 is de Wet Bibob (Bevordering IntegriteitsBeoordeling Openbaar Bestuur) in werking<br />
getreden. De wet heeft tot doel te voorkomen dat de overheid ongewild criminaliteit<br />
ondersteunt en dat er oneerlijke concurrentie ontstaat, en te voorkomen dat de bovenwereld<br />
en onderwereld zich met elkaar vermengen. Voor de invoering van de Wet Bibob konden<br />
alleen de politie en het Openbaar Ministerie ingrijpen als er sprake was van malafide<br />
praktijken. Nu hebben ook andere bestuursorganen (zoals gemeenten) de mogelijkheid om<br />
criminele activiteiten aan te pakken. Ze kunnen de achtergrond van een bedrijf of persoon<br />
onderzoeken.<br />
De minister van Veiligheid en Justitie heeft het wetsvoorstel om de Wet Bibob te wijzigen op<br />
21 maart 2011 aan de Tweede Kamer aangeboden. In het wetsvoorstel is onder meer<br />
opgenomen dat de wet wordt uitgebreid met:<br />
A) <strong>Vastgoed</strong>- en grondtransacties waarbij de overheid betrokken is als civiele partij;<br />
B) Exploitatie van speelautomaten en headshops;<br />
C) Importeren van vuurwerk.<br />
Het instrument Bibob is vanuit integriteitsoogpunt bij uitstek geschikt om te voorkomen dat de<br />
overheid (gemeenten) bij vastgoedtransacties criminele activiteiten faciliteert en past in het<br />
gezamenlijk aanpakken van plegers van misbruik en degene die hen daarbij helpen. De<br />
overheid (gemeenten) heeft bijvoorbeeld een betrokkenheid bij vastgoedtransacties als het<br />
gaat om (ver)huur van panden, aan- en verkoop en ook in het ontwikkelen van projecten. De<br />
overheid krijgt met de uitbreiding van de Wet Bibob de mogelijkheid om bij<br />
vastgoedtransacties te onderzoeken of er geen gevaar bestaat dat de partij met die wordt<br />
gecontracteerd strafbare feiten zal plegen. De rechtsbescherming vindt plaats bij de civiele<br />
rechter. Zoals zich het nu laat aanzien zal het wetsvoorstel per 1 juli 2012 in werking treden.<br />
Vanaf dat moment kunnen bestuursorganen een BIBOB-toets opleggen bij<br />
vastgoedtransacties.<br />
12<br />
12
3.4 | Toespitsing extern toezicht op de vastgoedsector<br />
Extern toezicht is van groot belang als stok achter de deur en als aanvulling op de<br />
maatregelen die de vastgoedsector zelf heeft genomen ter versterking van het interne<br />
toezicht. Zowel gemeenten als toezichthouders (AFM, DNB en BFT) spelen hierbij een<br />
serieuze rol. In het (landelijke) beleidsprogramma is met betrekking tot dit punt het volgende<br />
doel opgenomen: het toezicht op de vastgoedsector wordt uitgebreid en zal meer in<br />
gezamenlijkheid plaatsvinden waardoor signalen van misbruik sneller opvallen en preventief<br />
toezicht, met name door gemeenten, een impuls zal krijgen.<br />
3.5 | Versteviging integrale aanpak (bestuurlijk, fiscaal en strafrechtelijk)<br />
Door gezamenlijke inzet van de fiscale, bestuurlijke en strafrechtelijke instanties wordt het<br />
misbruik van vastgoed effectiever tegengegaan. De integrale aanpak is gericht op het<br />
aanpakken van misbruik en criminaliteit in de vastgoedsector en het opwerpen van barrières.<br />
Sinds 2003 zijn een aantal grote vastgoedzaken gedraaid door zowel de Rijksbelastingdienst<br />
als de FIOD en het OM. Het betreft dan onderzoeken als ‘’Nokvorst” en de “Klimopzaak’’.<br />
In de jaren 2007-2009 zijn circa 1.000 zaken per jaar bij het OM aangebracht. Deze zaken<br />
worden door verschillende opsporingsdiensten aangeleverd, onder andere door regionale<br />
politiediensten, FIOD en Koninklijke Marechaussee. Op basis van grootschalig onderzoek in<br />
de vastgoedsector heeft de Rijksbelastingdienst bij 600 bedrijven in de vastgoedsector voor<br />
totaal € 300,-- miljoen aan boetes en naheffingen opgelegd. De FIOD heeft in verschillende<br />
zaken strafrechtelijk onderzoek verricht.<br />
In de loop van 2010 zijn 11 RIEC’s opgericht. Hiermee is een belangrijke stap gezet om de<br />
bestuurlijke aanpak één van de pijlers binnen de bredere, geïntegreerde aanpak van<br />
georganiseerde criminaliteit- verder te versterken. Vergroting van kennis en kunde bij<br />
gemeenten over de toepassing van Bibob en andere bestuursrechtelijke instrumenten en<br />
meer intensieve samenwerking tussen het lokale bestuur, politie, OM, en Rijksbelastingdienst<br />
zullen leiden tot een effectievere aanpak van georganiseerde criminaliteit, ook daar waar er<br />
verbindingen zijn met vastgoedtransacties en verwevenheid en onder- en bovenwereld.<br />
3.6 | Landelijke (politieke) aandacht<br />
Landelijk heeft het thema <strong>Vastgoed</strong> en de georganiseerde misdaad steeds meer aandacht en<br />
staat het thema <strong>Vastgoed</strong> hoog op de politieke agenda.<br />
Met betrekking tot o.a. het thema vastgoed en de georganiseerde misdaad in zijn<br />
algemeenheid staat de landelijke politiek een meer en meer geïntegreerde aanpak voor ogen.<br />
Een aantal voorbeelden hiervan zijn:<br />
* Sinds 2006 is het thema ‘misbruik in de vastgoedsector’, met enige regelmaat bij de Kamer<br />
onder de aandacht gebracht.<br />
* Op 9 oktober 2008 werd het eindrapport van de parlementaire werkgroep Verwevenheid<br />
Onderwereld- en Bovenwereld gepresenteerd.<br />
* Sinds een aantal jaar bestaat een interdepartementaal overleg <strong>Vastgoed</strong>,<br />
en is een (landelijke) Regie- en Werkgroep <strong>Aanpak</strong> Misbruik <strong>Vastgoed</strong> in het leven geroepen.<br />
Op 3 november 2008 is een overheidsbreed beleidsprogramma “<strong>Aanpak</strong> Misbruik <strong>Vastgoed</strong>”<br />
aan de Kamer aangeboden. Globaal worden twee lijnen onderscheiden: 1) het aanscherpen<br />
van de interne integriteit bij de juridische en financiële dienstverleners en 2) het verbeteren<br />
van de transparantie van het vastgoedverkeer.<br />
* Op 25 maart 2008 is door de ministers van Justitie en Financiën een Nationale Regiegroep<br />
<strong>Aanpak</strong> Misbruik <strong>Vastgoed</strong> in het leven geroepen. Het mandaat van de Regiegroep is<br />
verlengd tot 1 januari 2015.<br />
* Op 29 september 2008 besloot de toenmalig minister ter Horst van Binnenlandse Zaken dat<br />
er een landelijke RIEC dekking moest komen, in navolging van Limburg-Zuid.<br />
13<br />
13
* Waarschijnlijk treedt op 1 juli 2012 de aangepaste Wet Bibob in werking. De wetswijziging<br />
biedt bestuursorganen de mogelijkheid om bij vastgoedtransacties partijen een Bibob-toets op<br />
te leggen.<br />
3.7 | Historie ketenaanpak <strong>Vastgoed</strong><br />
In Rotterdam is de gemeentelijke vastgoedaanpak ontstaan onder de noemer Alijdapandenaanpak.<br />
Het project is vernoemd een historisch figuur, namelijk Jonkvrouw Alijda van<br />
Spangen. Het project startte in 1997 met de aanpak van drugsrunners in de Rotterdamse wijk<br />
Spangen. De aanpak bleek succesvol. In 1999 is daarom besloten dat de aanpak breder<br />
ingezet moest worden. De aanpak richt zich nu op malafide pandeigenaren. Het project kreeg<br />
op 12 september 2003 een structureel karakter door middel van een convenant tussen het<br />
Openbaar Ministerie, Politie Rotterdam-Rijnmond, Belastingdienst Rotterdam-Rijmond, FIOD<br />
en de gemeente Rotterdam. In hoofdstuk 7 wordt de rol van de ketenpartners in het kader<br />
van het casusoverleg op hoofdlijnen nader toegelicht.<br />
Na de pandgerichte aanpak kwam het zwaartepunt van de Alijda-aanpak te liggen op de<br />
zogenaamde ABC-transacties. Door middel van vervalste taxatierapporten werden veelal<br />
zwaar verwaarloosde vastgoedobjecten voor veel te hoge prijzen verkocht aan gedupeerde<br />
goedgelovige afnemers die meestal niet thuis waren in de vastgoedwereld. Taxateurs,<br />
makelaars en veelal ook malafide notarissen verleenden hieraan hun medewerking. Als<br />
gevolg van de aanpak zijn enkele notarissen uit hun ambt ontzet en een aantal taxateurs<br />
geschorst/geroyeerd. De aanpak heeft een stevige impact gehad. Banken, taxateurs en<br />
notarissen zijn scherper en alerter geworden wanneer het gaat om ABC-transacties en<br />
overige transacties waar vraagtekens bij geplaatst kunnen worden. Sindsdien komen bij de<br />
Keten <strong>Vastgoed</strong> weinig tot geen signalen meer binnen m.b.t. ABC-transacties.<br />
Om met name de aanpak van (hypotheek)fraude mogelijk te maken, zijn private partijen actief<br />
bij de aanpak betrokken. Hiertoe is op 5 december 2006 een convenant met de volgende<br />
partijen afgesloten:<br />
• Gemeente Rotterdam<br />
• Openbaar Ministerie<br />
• Politie Rotterdam-Rijnmond<br />
• Stichting Fraudebestrijding Hypotheken (SFH)<br />
• Stichting Waarborgfonds Eigen Woning/NHG<br />
• Kadaster<br />
• Nederlandse Vereniging van Banken (NVB, namens de aangesloten hypothecair<br />
financiers)<br />
• Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB)<br />
• NVM<br />
• Nederlands Woning Waarde Instituut (NWWI)<br />
• VBO Makelaars<br />
Bovengenoemde private partijen geven in individuele casussen aanvullende informatie om in<br />
samenspraak een advies over de aanpak mogelijk te maken. Met de hypothecair financiers<br />
kent Rotterdam een intensieve samenwerking. Hier wordt in hoofdstuk 6 uitgebreider bij<br />
stilgestaan.<br />
In september 2007 werd het Alijdaproject opgenomen in het Actieprogramma<br />
Maatschappelijke Integriteit (MI) en werd het actieprogramma MI gepresenteerd. Speerpunt<br />
was en is de gerichte aanpak van de verwevenheid tussen de boven- en de onderwereld.<br />
<strong>Vastgoed</strong> speelt in een cruciale faciliterende rol bij tal van criminele en malafide activiteiten<br />
zoals bij:<br />
• Mensenhandel en mensensmokkel: safehouses, illegale prostitutie, uitbuiting, illegale<br />
verblijfsinrichtingen en huisjesmelkers;<br />
• Softdrugs: growshops, coffeeshops, hennepteelt;<br />
• Harddrugs: dealpanden, gebruikspanden xtc-laboratoria;<br />
• Fraude en witwassen, frauduleuze handel;<br />
Deze onderdelen krijgen dus de aandacht die het verdient in het kader van de aanpak<br />
vastgoed. Deze lijn wordt tot op de dag van vandaag voortgezet.<br />
14<br />
14
3.8 | Beleidskader aanpak <strong>Vastgoed</strong><br />
Medio april 2008 is door de gemeenteraad Rotterdam het beleidskader Alijda-aanpak<br />
vastgesteld. Hierin stelt de gemeente dat zij het als haar taak ziet om misstanden m.b.t.<br />
vastgoed (ketengewijs) aan te pakken. De Alijda-aanpak vastgoed is ondergebracht in het<br />
actieprogramma Maatschappelijke Integriteit (MI).<br />
In het actieprogramma worden de volgende verschijningsvormen van misstanden in de<br />
vastgoedsector genoemd: hypotheekfraude, speculeren, exploiteren, witwassen en het<br />
huisvesten van illegalen.<br />
14 september 2009 is naast het bovengenoemde convenant een tweede (herziene)<br />
convenant afgesloten met de hierboven genoemde private partijen. Dit convenant vervangt<br />
het convenant van 5 december 2006.<br />
3.9 | De Fraude Voorbij<br />
Met het ondertekenen van het convenant van 14 september 2009 is Rotterdam begonnen<br />
met een pilot ‘De Fraude Voorbij’. Dit in samenwerking met hierboven genoemde private<br />
partners. Doel van de pilot is het voorkomen van hypotheekfraude. Dat wil de gemeente<br />
bereiken door ervaring op te doen met een betere informatievoorziening voor en na het<br />
passeren van de leveringsakte; het ontwikkelen van een zogenaamd ‘piepsysteem’; het<br />
verbeteren van de informatie-uitwisseling tussen taxateurs en hypothecaire financiers; het<br />
deugdelijk maken van taxatierapporten en het tegengaan van dubbele borgstellingen.<br />
Actuele informatie over onroerend goed kunnen notaris of makelaar/taxateur krijgen via<br />
Kadaster-on-line. Niet alle gegevens, zo werd in het begin van de pilot ontdekt, zijn hierin<br />
opgeslagen. Zoals gemeentelijke publiekrechtelijke beperkingen die op een perceel rusten<br />
(bijvoorbeeld een door de burgemeester opgelegde sluiting). Daardoor waren notaris of<br />
makelaar genoodzaakt om aanvullende informatie bij de gemeente op te vragen. Binnenkort<br />
hoeft dat niet meer. De gemeente heeft een systeem ontwikkeld waarmee de<br />
publiekrechtelijke beperkingen automatisch aan het kadaster worden<br />
aangeleverd. Het systeem is in het voorjaar 2011 van operationeel. In gebruik is al een door<br />
de gemeente ontwikkeld piepsysteem (Rotterdams Piepsysteem ROPS), om kadastrale<br />
transactiedata op een percentage van de waardestijging te kunnen selecteren. Dit systeem<br />
geeft op wijkniveau relevante informatie over transacties, panden en betrokken notarissen,<br />
maar nog niet over de integriteit van de transacties. Hiervoor is aanvullende informatie nodig.<br />
Uit de pilot is gebleken dat de gegevensuitwisseling tussen taxateurs, hypothecaire financiers<br />
en het notariaat naar tevredenheid verloopt. Hypothecaire financiers merken dat het<br />
Rotterdamse notariaat alerter is geworden, hetgeen blijkt uit de contacten van notarissen met<br />
de veiligheidsafdelingen van financiers. Met de pilot wil de gemeente ook nagaan of met de<br />
informatie van de Nationale Hypotheek Garantie te voorkomen is dat meerdere borgstellingen<br />
aan één en dezelfde eigenaar worden afgegeven. Daarvoor maakt het NHG sinds 1 januari<br />
2011 gebruik van het unieke Burger Service Nummer dat iedere burger heeft. Daardoor is<br />
het voor een eigenaar niet langer mogelijk om dubbele hypotheken met nationale<br />
hypotheekgarantie af te sluiten.<br />
De taxateursverenigingen, NVM, VBO Makelaar en <strong>Vastgoed</strong>pro zijn het eens geworden over<br />
de normen waaraan een taxateur en een taxatierapport moeten voldoen bij gebruik voor de<br />
Nationale Hypotheek Garantie. Het Nederlands Woning Waarde Instituut is het<br />
valideringsinstituut geworden. Dat controleert de waardeonderbouwing en gaat na of de<br />
taxateur voldoet aan de eisen van deskundigheid, betrouwbaarheid, onafhankelijkheid en<br />
plaatselijke bekendheid.<br />
De keten vastgoed (MI) is sinds februari 2011 ondergebracht bij het RIEC Rotterdam-<br />
Rijnmond.<br />
15<br />
15
4 | Verschijningsvormen vastgoedfraude<br />
Naast de opbouw van de informatiepositie is inzicht nodig in de verschillende<br />
verschijningsvormen van vastgoed. Pas als deze inzichtelijk zijn, kunnen hier instrumenten<br />
aan gekoppeld worden ten behoeve van de aanpak. Hieronder volgt een overzicht van de<br />
verschijningsvormen van misstanden in de vastgoedsector. In hoofdstuk vijf wordt de<br />
bestuurlijke aanpak uiteengezet en in hoofdstuk zes volgt een overzicht van instrumenten die<br />
door gemeentes ingezet kunnen worden. Daarbij wordt per instrument aangegeven wat de rol<br />
is van de gemeente, wat de rol van het RIEC is, wat de randvoorwaarden zijn en wat een<br />
instrument kan opleveren. Voor wat betreft de verschijningsvormen kan onderscheid gemaakt<br />
worden tussen malafide activiteiten met betrekking tot exploitatie enerzijds en speculatie<br />
anderzijds, zoals in hoofdstuk twee al kort benoemd is 6 .<br />
4.1 | Malafide activiteiten met betrekking tot exploitatie<br />
Onrechtmatige bewoning<br />
Centraal bij onrechtmatige bewoning staat het illegaal verhuren van een woning in relatie tot<br />
het bewonen ervan. De woning wordt buiten de toewijzingsregels van de gemeente op grond<br />
van de huisvestingswet aan een derde verhuurd of de woning wordt gedeeltelijk zonder<br />
medeweten en toestemming van de verhuurder doorverhuurd. Bij huurders maken we een<br />
onderscheid tussen legale of illegale personen.<br />
Legalen<br />
Bij legalen gaat het dan in de eerste plaats om verslaafden, zwervers, asielzoekers met een<br />
verblijfsstatus en (tijdelijke seizoen)arbeiders uit het voormalige Oostblok (vooral Polen en<br />
Bulgaren, maar bijvoorbeeld ook Russen). Een middencategorie wordt gevormd door<br />
studenten, jonge stellen en (rugzak)toeristen. De laatste categorie wordt gevormd door<br />
gefortuneerde huurders (‘yuppen’ en ‘expats’) die veel willen en kunnen betalen om snel – en<br />
buiten alle wachtlijsten om – aan een etage te komen in bijvoorbeeld hartje Amsterdam.<br />
Binnen deze vorm van onrechtmatige bewoning kan er ook sprake zijn van inwoning of<br />
medebewoning zonder toestemming of medeweten van de eigenaar.<br />
Illegale vreemdelingen<br />
Ook worden woningen onrechtmatig bewoond door illegale vreemdelingen. Het verlenen van<br />
huisvesting aan personen zonder geldig verblijfsdocument is per definitie niet toegestaan en<br />
strafbaar.<br />
Onrechtmatige bewoning kan gepaard gaan met:<br />
• Verdringingseffecten op een krappe woningmarkt<br />
• Hoge huren en huuropdrijving<br />
• Hoge sleutelgeldbedragen c.q. bemiddelingskosten<br />
• Ontstaan van malafide kamerbemiddelingsbureaus<br />
• Onbelaste inkomsten uit de verhuur van woonruimte<br />
• Huursubsidiefraude, studiebeursfraude, uitkeringsfraude en documentfraude<br />
• Treiteren, intimideren en bedreigen van huurders door eigenaren c.q. huisjesmelkers<br />
• Overlast door overbewoning<br />
• Verkrotting van straten of delen van wijken door huisjesmelken<br />
• Ontstaan van netwerken die seizoenarbeiders ronselen en laten verblijven<br />
• Achterwege blijven van registratie van huurders in de GBA<br />
• Handelen in strijd met de splitsingsvoorwaarden van de gemeente<br />
• Problemen met de brandveiligheid en volksgezondheid<br />
• Mensensmokkel<br />
• Schijnhuwelijken<br />
• Illegale arbeid (koppelbazen en illegale of malafide uitzendbureaus)<br />
6 Ferwerda, H., Staring, R. Vries Robbé, E. de & Bunt, J. van de (2007). Malafide activiteiten in de vastgoedsector.<br />
Een exploratief onderzoek naar aard, actoren en aanpak. Amsterdam: Uitgeverij SWP.<br />
16<br />
16
Onregelmatigheden rond de verhuur van particuliere woningen<br />
Hierbinnen vinden we bijvoorbeeld de traditionele huisjesmelker die zijn huurders uitbuit, de<br />
huiseigenaar die zijn huurder door intimidatie probeert weg te krijgen of de huizenbezitter die<br />
zijn panden laat verkrotten.<br />
Onrechtmatig gebruik door herbestemming kan, naast bovengenoemde signalen, gepaard<br />
gaan met:<br />
• Uitbuiting door hoge huurprijzen te berekenen<br />
• Ontstaan van malafide bemiddelingsbureaus dan wel tussenpersonen<br />
• Verbouwingen zonder vergunning<br />
• Onbelaste inkomsten uit de verhuur van woonruimte<br />
• Handelen in strijd met de splitsingsvoorwaarden van de gemeente<br />
Onrechtmatig gebruik<br />
Binnen deze vorm wordt de woning voor andere doeleinden gebruikt dan reguliere<br />
huisvesting of het gebruik van panden (als dekmantel) voor criminele activiteiten.<br />
Overbewoning<br />
Bij de eerste vorm kan er sprake zijn van verkamering van de woning om deze in te richten<br />
als illegaal pension, hotel of voor beddenverhuur (overbewoning). Een hieraan gelieerde vorm<br />
van herbestemming is het al genoemde gebruik van bedrijfspanden om daarin illegalen te<br />
huisvesten of het onrechtmatig verbouwen en verhuren van voormalige winkelpanden op de<br />
begane grond tot woongelegenheid. Daarnaast valt permanente bewoning van een<br />
recreatiewoning ook onder deze vorm.<br />
Criminele activiteiten<br />
Bij onrechtmatig gebruik in relatie tot criminele activiteiten gaat het met name om het<br />
onrechtmatig gebruik van panden voor de wietteelt. Daarnaast worden panden gebruikt voor<br />
drugs- handel en -smokkel, vrouwenhandel, illegale prostitutie en mensensmokkel. In dit<br />
laatste geval gaat het dan om safehouses, panden in beheer van mensensmokkelaars waar<br />
gesmokkelde migranten in afwachting van hun verdere reis naar het bestemmingsland<br />
heimelijk en soms ook onvrijwillig verblijven. Tot slot blijkt dat er in panden activiteiten worden<br />
ontplooid die financieel gezien een dermate laag rendement hebben dat het zeer aannemelijk<br />
is dat er geld witgewassen wordt. Voorbeelden van gelegenheden waar dit soort praktijken<br />
kunnen plaatsvinden, zijn (illegale) hotels, oosterse supermarkten (toko’s), oosterse<br />
videotheken of belhuizen op toplocaties terwijl er weinig klandizie is of wordt toegelaten en er<br />
nauwelijks omzet wordt gedraaid.<br />
Uit het onderzoek komt naar voren dat er tussen onrechtmatig gebruik van woningen en<br />
onrechtmatige bewoning regelmatig een relatie te vinden is. Zo schetsen deskundigen<br />
situaties waarbij grote aantallen Poolse werknemers in illegale pensions worden<br />
ondergebracht waarin ook prostitutie plaatsvindt en wijzen zij op de zogenaamde<br />
matrassenverhuur aan illegaal verblijvende vreemdelingen 7 .<br />
Onrechtmatig gebruik voor criminele activiteiten kan naast bovengenoemde signalen gepaard<br />
gaan met:<br />
• Overlast voor de buurt (stank, aanloop door klanten)<br />
• Ontlopen van energie-inkomsten voor energiebedrijven<br />
• Misdrijven in het kader van de opiumwetgeving<br />
• Uitbuiting<br />
• Onderdrukking<br />
• Intimidatie en bedreiging van kwetsbare groepen (illegale vrouwen of arbeiders)<br />
• Verschraling c.q. monocultuur van activiteiten in binnensteden<br />
• Bedreiging van het reguliere ondernemingsklimaat, het woon- en leefklimaat<br />
• Verwevenheid met de georganiseerde misdaad: witwaspraktijken en underground<br />
banking<br />
7 Ferwerda, H., Staring, R. Vries Robbé, E. de & Bunt, J. van de (2007). Malafide activiteiten in de vastgoedsector.<br />
Een exploratief onderzoek naar aard, actoren en aanpak. Amsterdam: Uitgeverij SWP.<br />
17<br />
17
4.2. | Malafide activiteiten met betrekking tot speculatie<br />
Naast de verwevenheid van de vastgoedsector met huisjesmelkerij en uitbuiting, zoals<br />
beschreven in de voorafgaande hoofdstukken, is de vastgoedsector met de liquidaties van<br />
verschillende vastgoedhandelaren onlosmakelijk verbonden geraakt met de Nederlandse<br />
georganiseerde misdaad. Deze verstrengeling van de vastgoedsector met de georganiseerde<br />
misdaad is een nieuw fenomeen. Het negatieve imago vindt zijn oorsprong al in de<br />
woningschaarste die in Nederland al sinds het einde van de negentiende eeuw heerst. De<br />
vastgoedhandelaar wordt gezien als iemand die veel geld verdient over de ruggen van<br />
mensen die door de woningschaarste worden gedwongen duur van hem te huren of te kopen.<br />
Daarbij zorgt de krapte op delen van de woningmarkt er ook voor dat de waarde van het<br />
vastgoed in Nederland onevenredig hoog ligt ten opzichte van het algemene prijspeil. Zowel<br />
op het gebied van vraag naar vastgoed als op het gebied van vraag naar huurwoonruimte is<br />
in Nederland al decennia lang sprake van een vraagoverschot. Dit maakt de vastgoedmarkt<br />
een aantrekkelijke markt voor handel.<br />
Andere factoren die de vastgoedsector aantrekkelijk maken voor handel zijn de huidige lage<br />
rente op de hypotheekmarkt in combinatie met redelijk ruime financieringsmogelijkheden en<br />
het (tot voor kort) stabiele waardebehoud. Sinds het begin van de jaren tachtig van de<br />
twintigste eeuw zijn de huizenprijzen vrijwel uitsluitend gestegen. De financiering van<br />
geldverstrekkers op onroerend goed ligt op dit moment gemiddeld tussen de 70% voor<br />
verhuurde woningen tot soms wel 120% op woningen voor eigen gebruik.<br />
Buiten deze aantrekkelijke condities voor de bonafide onroerendgoedbelegger is gebleken<br />
dat speculeren met vastgoed zich ook leent voor malafide handel. Een factor die daarbij een<br />
rol speelt, is het weinig transparante karakter van sommige eigendomsverhoudingen en<br />
transacties. Gebruikmaking van BV’s en gesplitste eigendomsrechten kunnen er toe leiden<br />
dat eigendoms- en machtsverhoudingen nauwelijks inzichtelijk zijn. Financiering speelt hierbij<br />
ook een belangrijke rol aangezien er in financieringsovereenkomsten allerlei privaatrechtelijke<br />
afspraken over machtsverhoudingen gemaakt kunnen worden. Onregelmatigheden doen zich<br />
voor op verschillende gebieden, op verschillende niveaus en zijn – voor zover we hier zicht op<br />
hebben gekregen – van zeer verschillende omvang. Niet alleen de diversiteit, maar ook de<br />
grensgebieden waarin de vastgoedhandelaar zich vaak begeeft om winsten te optimaliseren,<br />
maakt dat de aard van de malafide activiteiten in de vastgoedsector als zeer breed en divers<br />
getypeerd moet worden. Kenmerkend is de stap van handel bedrijven in en met vastgoed,<br />
naar vormen van moreel verwerpelijk handel bedrijven en uiteindelijk naar handel drijven met<br />
vastgoed waarbij allerlei strafbare feiten gepleegd worden zoals bijvoorbeeld<br />
documentfraude, valsheid in geschrifte, intimidatie of zelfs geweld. Al deze malafide<br />
activiteiten rondom de handel in vastgoed kennen één overeenkomstig motief: geldelijk<br />
gewin. Alleen waar vastgoed gebruikt wordt voor het witwassen van zwart geld, is het motief<br />
afwijkend 8 .<br />
Er zijn verschillende malafide activiteiten die samenhangen met het speculeren met vastgoed.<br />
In het bijzonder ABC-transacties en hypotheekfraude worden als de meest prominente<br />
problemen genoemd op het terrein van speculatie met vastgoed. Deze activiteiten komen het<br />
meest frequent voor en lijken maatschappelijk gezien de grootste schade te veroorzaken.<br />
Belangrijkste actoren, naast de overheid en de speculanten, zijn notarissen, makelaars,<br />
intermediairs, taxateurs, financiers, fiscalisten, stromannen, en de al dan niet onwetende<br />
koper of verkoper. Soms spelen actoren uit andere hoeken als bijvoorbeeld een werkgever<br />
ook een rol. Hieronder volgt een korte beschrijving.<br />
ABC-transacties<br />
Hier gaat het om die transacties waarbij er bij de verkoop van partij A aan B en van B aan C<br />
zaken gebeuren die niet rechtmatig zijn.<br />
Verkoopcarrousel<br />
Deze heeft betrekking op het met behulp van malafide praktijken buitenproportioneel snel<br />
doorverkopen van panden om hogere winsten te behalen.<br />
8 Ferwerda, H., Staring, R. Vries Robbé, E. de & Bunt, J. van de (2007). Malafide activiteiten in de vastgoedsector.<br />
Een exploratief onderzoek naar aard, actoren en aanpak. Amsterdam: Uitgeverij SWP.<br />
18<br />
18
Hypotheekfraude<br />
Hierbij proberen personen of groepen onder valse voorwendselen (zoals vervalste<br />
inkomensgegevens of vervalste identiteitsbewijzen) een (hogere) hypotheek te bemachtigen.<br />
Belastingontduiking<br />
Kent als vorm binnen malafide speculatie meerdere verschijningsvormen. Het onderhands<br />
betalen van vastgoed is wellicht de meest bekende. Een andere vorm die onderscheiden<br />
wordt, is het witwassen van crimineel of zwart geld via de aankoop van vastgoed.<br />
Intimidatie en bedreiging<br />
Het kan daarbij zowel gaan om kopers en verkopers op executieveilingen als om taxateurs en<br />
notarissen die onder druk worden gezet.<br />
19<br />
19
5 | <strong>Bestuurlijke</strong> aanpak vastgoed<br />
Om de bestuurlijke aanpak daadwerkelijk te kunnen uitvoeren, wordt in dit hoofdstuk<br />
uiteengezet welke instrumenten ingezet kunnen worden bij het bestrijden van vastgoedfraude<br />
en misstanden rondom vastgoed. Hierbij wordt tevens het juridische kader geschetst. Een<br />
belangrijke voorwaarde voor een kansrijke aanpak is dat gemeenten hun informatiepositie op<br />
orde hebben. In algemene zin blijkt dat de aanpak van malafide activiteiten met betrekking tot<br />
de exploitatie van vastgoed zich kenmerkt door drie fasen: a) informatieverzameling, b)<br />
controle c.q. vaststelling en tot slot c) de daadwerkelijke aanpak.<br />
5.1 | Informatiepositie gemeente<br />
Om te komen tot een gedegen aanpak van malafide eigenaren, is het van belang om eerst de<br />
interne informatiehuishouding op orde te hebben. Van belang is om te registreren welke<br />
objecten en subjecten verantwoordelijk zijn voor misstanden. Dit kan gaan om verwaarloosde<br />
panden, leegstand, hennep, etc. Dit is informatie die bij de gemeenten zelf en bij de wijkagent<br />
bekend is. Wanneer deze bestanden gekoppeld worden, bestaat de kans dat opvallende<br />
conclusies getrokken kunnen worden. Een voorbeeld: na informatievergaring en<br />
dossieropbouw blijkt eigenaar x niet alleen aangeschreven te zijn i.v.m. slecht onderhoud,<br />
maar tevens was er in een ander object sprake van overbewoning. Ook kan blijken dat een<br />
bepaalde familie meerdere objecten binnen de gemeente bezit en dat de portefeuilles<br />
gestaag groeien. En dat meerdere objecten in verband kunnen worden gebracht met overlast<br />
en andere misstanden zoals illegale hennepteelt. Kortom: het monitoren en aanvullen van<br />
een database of het koppelen van bestanden die informatie bevatten m.b.t. objecten, (bouw)<br />
vergunningen en subjecten binnen de gemeente kan waardevolle informatie opleveren en de<br />
gemeente in staat stellen een stevig dossier op te bouwen die een gedegen aanpak (al dan<br />
niet in samenwerking met partners) mogelijk maakt.<br />
Het RIEC speelt een belangrijke rol wanneer het gaat om het verder veredelen van de<br />
informatie door informatie van de Rijksbelastingdienst, FIOD, Openbaar Ministerie en Politie<br />
bij elkaar te brengen en vervolgens te analyseren.<br />
Veel kennis en informatie is binnen de gemeenten zelf al voorhanden. Bijna alle diensten van<br />
de gemeente kunnen bij een bestuurlijke aanpak worden betrokken. Denk aan Sociale zaken,<br />
Woningtoezicht, Bouwtoezicht, Vergunningen, Juridische zaken, de ambtenaar Openbare<br />
Orde en Veiligheid/ Integrale Veiligheid, de brandweer, reinigingsdienst en publiekszaken. Zij<br />
kunnen optreden als tipgever als informatiebron of als handhaver. Gemeenten kunnen<br />
zichzelf daarbij afvragen welke informatiebronnen er zijn, wie deze beheert, welke informatie<br />
daarin wordt vastgelegd, hoe dat wordt gedaan, of de informatie wordt gedeeld met partners<br />
en of de bronbestanden privacy-proof zijn.<br />
20<br />
20
Informatie-uitwisseling met gemeenten<br />
Binnen de aanpak van vastgoedfraude is de informatie die gemeenten omtrent dit onderwerp<br />
bezitten, van onmisbare waarde. Te vaak wordt deze informatie door diezelfde gemeenten<br />
onvoldoende benut. Te denken valt hierbij aan informatie van de afdelingen Handhaving,<br />
Vergunningverlening, Bouwen, Milieu, Sociale Dienst, Belastingen, Ruimtelijke Ordening en<br />
de Brandweer. Indien deze informatie wordt gedeeld met het RIEC en zijn andere partners<br />
dan is het van belang dat de gemeente deze bestanden privacyproof maken. Dit<br />
privacyproof maken bestaat uit twee onderdelen:<br />
1. de bronbestanden met persoonsgegevens dienen te voldoen aan de bepalingen van<br />
de Wet Bescherming Persoonsgegevens (Wbp);<br />
2. de verstrekking van de persoonsinformatie uit deze bronbestanden moet op een<br />
wettelijke rechtmatigheid gestoeld zijn.<br />
Ad 1. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de beginselen van doelbinding<br />
(welbepaald, concreet, rechtmatig), kwaliteit (juist, nauwkeurig, toereikend, niet bovenmatig,<br />
niet meer dan bnoodzakelijk en met een bepaalde bewaartermijn), transparantie (melding aan<br />
het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) – actieve meldingsplicht en verwerking<br />
van de rechten van de betrokkene) en beveiliging (het nemen van passende technische en<br />
organisatorische maatregelen om het lekken van persoonsgegevens tegen te gaan).<br />
Ad 2. De vertrekking van gemeentelijke informatie uit de genoemde bronbestanden is veelal<br />
gestoeld op artikel 8 van de Wet Bescherming Personsgegevens, waarin wordt aangegeven<br />
dat de uitwisseling nodig wordt geacht om uitvoering te geven aan een overeenkomst waarin<br />
de gemeente zelf partij is en ten behoeve is van een afgesproken doel.<br />
Het huidige beeld met betrekking tot het privacyproof zijn van gemeenten zoals hierboven<br />
omschreven is zorgelijk. Veel gemeenten hebben hun privacy niet op orde en verkeren in de<br />
veronderstelling dat het melden aan het Cbp afdoende is.<br />
Daarnaast is de privacyverantwoordelijkheid ook vaak versnipperd of onduidelijk weggezet<br />
binnen gemeenten en zijn afdelingshoofden verantwoordelijk voor “hun” bronbestand zonder<br />
dat men het totaaloverzicht heeft van de meldingen of dat deze wordden onderhouden c.q.<br />
aangepast waar nodig. Het samenwerken met RIEC voor de afgesproken doelen impliceert<br />
dat gemeenten dan ook de verplichting hebben de meldingen van hun bronbestanden te<br />
doen c.q. aan te passen en uit te breiden naar de doelen die afgesproken zijn binnen het<br />
samenwerkingsverband met het RIEC. Het nalaten van dit privacyproof maken betekent een<br />
onrechtmatige informatie-uitwisseling en kan leiden tot onrechtmatig bewijs.<br />
Gemeenten kunnen elkaar helpen om een verplaatsingseffect van de criminele praktijken<br />
tegen te gaan. Behalve als tipgever over beschikkingen, kunnen andere gemeenten ook een<br />
bron zijn van informatie vanwege hun ervaringen op het gebied van de integrale en/of<br />
bestuurlijke aanpak.<br />
Om de informatiepositie te kunnen opbouwen en om tot doelgerichte dossiervorming te<br />
komen volgen hier een aantal indicatoren en de voornaamste tools om de genoemde<br />
misstanden te bestrijden.<br />
5.2 | Meldpunt misstanden vastgoed<br />
Via een speciaal telefoonnummer en een speciaal daartoe ingesteld e-mailadres kunnen<br />
burgers en andere betrokken partijen hun signalen met betrekking tot (mogelijke) misstanden<br />
rondom vastgoed kwijt. In het kader van het opbouwen van een informatiepositie met<br />
betrekking tot vastgoed kan dit een onmisbare rol spelen. Buurtbewoners, wijkagenten en<br />
makelaars zijn onmisbare informanten wanneer het gaat om de bestrijding van misstanden in<br />
de vastgoedsector. Het is daarom van fundamenteel belang dat de gemeente een centraal en<br />
algemeen bekend meldpunt inricht waar de signalen van betrokkenen hun constateringen<br />
kwijt kunnen. Het kan gaan om signalen betreffen van een verpauperd pand, een<br />
waargenomen henneplucht, illegale prostitutie en het vermoeden dat een pand overbevolkt is.<br />
21<br />
21
5.3 | GBA-controles en inspectieteams, betreden van panden<br />
Ieder binnengekomen signaal moet vervolgens afgewogen worden. Serieuze, concrete<br />
signalen leiden ertoe dat de gemeente over kan gaan tot een gerichte inspectie van het<br />
betreffende object. Krachtens de Algemene wet op het binnentreden is onder bepaalde<br />
(strikte) voorwaarden het betreden (al dan niet zonder toestemming van de bewoner(s))<br />
mogelijk. Betreden van het pand is mogelijk;<br />
a) na legitimatie én met toestemming van de bewoner(s);<br />
b) na het aanvragen en het verkrijgen van een schriftelijke machtiging.<br />
Artikel 3:2 stelt dat: Voor zover de wet niet anders bepaalt, is de burgemeester bevoegd tot<br />
het geven van een machtiging tot binnentreden in een woning gelegen binnen zijn gemeente<br />
voor andere doeleinden dan strafvordering.<br />
Een machtiging is overigens niet vereist wanneer er sprake is van het voorkomen/bestrijden<br />
van direct gevaar.<br />
De inspectie kan verricht worden door een (algemeen) inspecteur die vergezeld wordt door<br />
een collega ambtenaar van de afdeling Bouw&Wonen, de wijkagent en/of iemand van<br />
SoZaWe om eventuele fraudes met betrekking tot uitkeringen e.d. op te sporen. Dit maakt<br />
meervoudig kijken tijdens de inspectie mogelijk.<br />
Na de inspectie kan gericht worden gerapporteerd aan de ambtenaar die belast is met het<br />
veredelen van het dossier. De constateringen in het object kunnen aanleiding vormen voor<br />
verder onderzoek, veredelen van het dossier en het al dan niet aanschrijven van de eigenaar<br />
na het opstellen van een advies voor verdere aanpak.<br />
De inspectieteams zullen een belangrijke rol gaan spelen bij het inzichtelijk maken van de<br />
spelers die actief zijn binnen de gemeentegrenzen, welke misstanden zich voordoen en welke<br />
rol de georganiseerde misdaad in dit verband al dan niet speelt. Veel van dit soort belangrijke<br />
informatie wordt zonder gerichte inspecties niet inzichtelijk.<br />
Een belangrijke bijvangst van het verrichten van huisbezoeken is niet alleen het mogelijk<br />
constateren van misbruik van vastgoed. Ook het mogelijk constateren van sociale<br />
problematiek die tot dusver bij instanties ombekend was. De gemeente kan in beide gevallen<br />
gerichte interventies organiseren en zo nodig derde partijen inschakelen.<br />
5.4 | Meervoudig kijken tijdens inspectie<br />
Het huisvesten van personen in panden waar geen woonbestemming op rust, kan een<br />
indicatie zijn voor uitbuiting en/of mensenhandel. Het meervoudig kijken tijdens een inspectie<br />
is daarom noodzakelijk. In de bijlagen van deze map vindt u een zogenaamde checklist van<br />
zaken (pag. 92) waar inspectieteams naar informeren en/of op kunnen letten wanneer<br />
huurders/gebruikers in een pand worden bevraagd.<br />
Meervoudig kijken door multidisciplinaire teams is in verschillende gemeenten een belangrijk<br />
en krachtig instrument gebleken. Veel inspectieteams keken en kijken naar één probleem.<br />
Het succes van de teams die meervoudig kijken ligt in het feit dat deze wel breed<br />
georiënteerd zijn. Ze kijken niet alleen naar bijvoorbeeld hoeveel personen in het pand<br />
verblijven of in welke staat het pand verkeert. Ook is er oog voor sociale problematiek of<br />
signalen van mishandeling en uitbuiting e.d.<br />
Multidisciplinaire teams worden vooral ingezet wanneer na bestandsvergelijking blijkt dat er<br />
sprake zou kunnen zijn van meerdere adresgerelateerde misstanden (denk aan illegale<br />
verhuur, overbewoning en illegalen). De gemeente en/of corporatiecontroles reageren vaker<br />
na een melding van overlast of vermeende onrechtmatige bewoning.<br />
Goed om aan te geven, is dat het niet altijd eenvoudig is om een controle of vaststelling uit te<br />
voeren. Er is meestal sprake van vermoedens en niet altijd van vaststaande feiten dat er<br />
achter een voordeur iets mis is. De ‘controleur’ dient te beschikken over de nodige<br />
vaardigheden en mogelijkheden vanuit zijn functie (zo mogen sommige functionarissen wel<br />
naar bepaalde zaken vragen en andere niet) om zicht te krijgen op de mogelijke fraude omdat<br />
bewoners controleurs niet zomaar binnen hoeven te laten (huisvredebreuk) en/of niet aan<br />
iedereen hun identiteit hoeven prijs te geven.<br />
22<br />
22
Voorbeelden van aanleidingen om een pand te betreden:<br />
A) Wanneer bij de politie meldingen zijn binnengekomen;<br />
B) Wanneer bij SoZaWe bijv. 10 personen met een uitkering op het adres staan<br />
ingeschreven;<br />
C) Wanneer klachten bij de gemeente (meldpunt) zijn binnengekomen;<br />
D) Controleren of de eerder gemaakte afspraken (bijv. tijdens een eerdere inspectie) zijn<br />
nagekomen;<br />
E) GBA-controle.<br />
5.5 | Verschijningsvormen/herkennen misbruik vastgoed<br />
Hieronder staan een aantal belangrijke verschijningsvormen met betrekking tot het misbruik<br />
van vastgoed opgesomd. Aan de hand van deze indicatoren kunnen handhavers en andere<br />
betrokkenen herkennen wanneer vastgoed wordt misbruikt of wanneer er bij het bezit of de<br />
verwerving van het vastgoed mogelijk sprake is van betrokkenheid van de georganiseerde<br />
misdaad.<br />
Het betreft dan indicatoren als:<br />
- Illegale verblijfsinrichtingen (overbewoning);<br />
- GBA niet op orde;<br />
- Hennepteelt;<br />
- Deal en/of gebruikerspanden;<br />
- Illegale prostitutie in pand(en);<br />
- Huurders in pand waar geen woonbestemming op rust;<br />
- Leegstand en/of administratieve leegstand;<br />
- Malafide uitzendbureaus;<br />
- Hypotheek verschaft door natuurlijk persoon;<br />
- Windhapper (geen inkomsten eigenaar);<br />
- Prijsstijgingen- en dalingen bij vastgoedtransacties;<br />
- Eigenaar heeft een vermelding in het JDS;<br />
- Eigenaar heeft een opgegeven jaarinkomen van minder dan €15.000;<br />
- ABC-transacties in 1 dag;<br />
- Betrokkenheid van buitenlandse financiers;<br />
- Panden worden aangekocht zonder financiers;<br />
- Eigenaren die in korte tijd veel panden verwerven.<br />
Vormen van aanpak:<br />
Illegale verblijfsinrichtingen<br />
Woningen worden kamergewijs verhuurd, zijn illegaal gesplitst of samengevoegd om<br />
vervolgens (kamergewijs) verhuurd te worden aan bijvoorbeeld buitenlandse studenten of<br />
MOE-landers (Midden en Oost Europeanen). In veel gevallen is sprake van overbewoning en<br />
is er de leefbaarheid en veiligheid van bewoners en/of omwonenden in het geding, omdat het<br />
pand niet is ingericht op het huisvesten van dergelijke aantallen huurders/gebruikers. In<br />
vrijwel alle gevallen delen niet-verwante personen de woning.<br />
Vaak worden de huren contant betaald, zijn er geen huurcontracten opgesteld en is het GBA<br />
niet op orde. De huurders/gebruikers zijn veelal kwetsbaar voor uitbuiting (hoge huren). Met<br />
enige regelmaat spelen malafide uitzendbureaus een belangrijke rol in dit verband.<br />
Wat kan een gemeente hieraan doen?<br />
De gemeenten die vallen onder de Stadsregio Rotterdam beschikken reeds over een<br />
Huisvestingsverordening die een gerichte aanpak van illegale verblijfsinrichtingen mogelijk<br />
maakt. Zie de bijlagen nr. I en verder. Daarnaast biedt artikel 30 van de Huisvestingswet<br />
gemeenten die nog geen verordening hebben de mogelijkheid om een<br />
huisvestingsverordening op te stellen.<br />
23<br />
23
Artikel 30 Huisvestingswet<br />
1. Het is verboden een woonruimte die behoort tot een door de gemeenteraad in de<br />
huisvestingsverordening daartoe met het oog op het behoud of de samenstelling van de<br />
woonruimtevoorraad aangewezen categorie, zonder vergunning van burgemeester en<br />
wethouders:<br />
a. aan de bestemming tot bewoning te onttrekken, of voor een zodanig gedeelte aan die<br />
bestemming te onttrekken, dat die woonruimte daardoor niet langer geschikt is voor<br />
bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze zonder zodanige<br />
onttrekking geschikt is;<br />
b. met andere woonruimte samen te voegen;<br />
c. van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten.<br />
2. Onder zelfstandige woonruimte als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt verstaan een<br />
woonruimte welke een eigen toegang heeft en welke door een huishouden kan worden<br />
bewoond zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die<br />
woonruimte.<br />
3. Woonruimte, aangewezen overeenkomstig artikel 5, wordt tevens aangewezen<br />
overeenkomstig het eerste lid, tenzij een zodanige aanwijzing naar het oordeel van de<br />
gemeenteraad met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad<br />
niet noodzakelijk is.<br />
Om een gedegen aanpak mogelijk te maken, is het noodzakelijk dat de gemeenteraad een<br />
huisvestingsverordening vaststelt met daarin specifiek geregeld wat artikel 30 lid 1 van de<br />
huisvestingswet hierboven aangeeft.<br />
Wanneer een eigenaar niet conform de huisvestingsverordening zijn pand verhuurt, is de<br />
gemeente in de gelegenheid om de eigenaar aan te schrijven en een preventieve last onder<br />
dwangsom (herhaling voorkomen) of een last onder dwangsom (dwang om overtreding stop<br />
te zetten) op te leggen. Ook kan (na het aanpassen van de huisvestingsverordening)<br />
overgegaan worden tot het opleggen van een bestuurlijke boete.<br />
GBA niet op orde<br />
Wanneer onderzoek wordt gedaan naar een subject of een vastgoedobject kan<br />
geconstateerd worden dat het GBA niet op orde is. Dit kan bijvoorbeeld blijken na het<br />
betreden van een woning. Dit kan duiden op fraude (zie hoofdstuk 6 over de fraude m.b.t. de<br />
hypotheekrente-aftrek), of de woning wordt gebruikt als postbusadres of in het pand zijn<br />
(teveel) huurders ondergebracht die bewust niet staan ingeschreven. Dit zijn veel<br />
voorkomende vormen van misbruik van vastgoed en ze dragen bij aan het “vervuilen” van het<br />
GBA.<br />
Wat kan de gemeente hieraan doen?<br />
Afdeling 3 van de Wet op de Gemeentelijke Basisadministratie bevat een aantal<br />
verplichtingen van de burger. Het systeem van de Wet GBA is dat burgers verplicht zijn<br />
aangifte ter inschrijving in het GBA te doen en, in de in de wet geregelde gevallen, door<br />
middel van een aangifte wijzingen door te geven. Ook kent de wet voor het College van B&W<br />
de verplichting om, wanneer de betrokkene in gebreke blijft bij het doen van aangifte,<br />
ambtshalve zorg te dragen voor opneming van de relevante gegevens. De bevoegdheid<br />
controle uit te oefenen wordt ontleend aan de in de Wet GBA veelvuldig opgenomen<br />
verplichtingen zorg te dragen voor een basisadministratie die in overeenstemming is met de<br />
werkelijkheid. Het middel van het huisbezoeken is een redelijke uitoefening van de aan het<br />
College van B&W toekomende bevoegdheden.<br />
Belangrijk: in de rechtspraak is de bevoegdheid om GBA-controles te houden niet betwist.<br />
Naast het bovenstaande is het GBA een belangrijke bron om leegstand en overbewoning op<br />
het spoor te komen. Van overbewoning is sprake wanneer er meer personen in een pand<br />
woonachtig zijn dan wettelijk voorgeschreven (zoals beschreven in de<br />
Huisvestingsverordening van de Stadsregio Rotterdam, of een zelf op te stellen<br />
huisvestingsverordening).<br />
24<br />
24
Hennepteelt<br />
In de <strong>Uitvoeringsmap</strong> <strong>Bestuurlijke</strong> <strong>Aanpak</strong> Softdrugs (hoofdstuk 29 en 31) wordt uitgebreid<br />
ingegaan op de aanpak van dit fenomeen. In ditzelfde hoofdstuk van de <strong>Bestuurlijke</strong> <strong>Aanpak</strong><br />
<strong>Vastgoed</strong> wordt de samenwerking met de banken aan de orde gesteld. Dit instrument vormt<br />
een aanvulling op de reeds bestaande bestuurlijke aanpak Hennepteelt. Door de bank in<br />
kennis te stellen van de misstanden wordt men in de mogelijkheid gesteld de eigenaar van<br />
het object ter verantwoording te roepen.<br />
Deal en/of gebruikerspanden<br />
In de <strong>Uitvoeringsmap</strong> <strong>Bestuurlijke</strong> <strong>Aanpak</strong> Softdrugs (hoofdstuk 22) wordt uitgebreid<br />
ingegaan op de aanpak van dit fenomeen. In ditzelfde hoofdstuk van de <strong>Bestuurlijke</strong> <strong>Aanpak</strong><br />
<strong>Vastgoed</strong> wordt de samenwerking met de banken aan de orde gesteld. Dit instrument vormt<br />
een aanvulling op de reeds bestaande bestuurlijke aanpak van deal- of gebruikerspanden.<br />
Door de bank in kennis te stellen van de misstanden wordt men in de mogelijkheid gesteld de<br />
eigenaar van het object ter verantwoording te roepen.<br />
Illegale prostitutie in pand(en)<br />
In de <strong>Uitvoeringsmap</strong> <strong>Bestuurlijke</strong> <strong>Aanpak</strong> Mensenhandel wordt uitgebreid ingegaan op de<br />
aanpak van dit fenomeen. In ditzelfde hoofdstuk van de <strong>Bestuurlijke</strong> <strong>Aanpak</strong> <strong>Vastgoed</strong> wordt<br />
de samenwerking met de banken aan de orde gesteld. Dit instrument vormt een aanvulling op<br />
de reeds bestaande <strong>Bestuurlijke</strong> <strong>Aanpak</strong> Hennepteelt. Door de bank in kennis te stellen van<br />
de misstanden wordt men in de mogelijkheid gesteld de eigenaar van het object ter<br />
verantwoording te roepen.<br />
Huurders in pand waar geen woonbestemming op rust<br />
Wanneer blijkt dat huurders in een winkel- of bedrijfspand zijn ondergebracht, kunnen dit<br />
werknemers of uitzendkrachten zijn. Het betreft een fenomeen dat te tackelen is, maar dat<br />
zonder toezicht op vastgoed binnen de gemeente niet snel inzichtelijk is te maken. Het<br />
constateren van dit feit vraagt immers een gericht toezicht en daarbij horende gerichte<br />
inspecties na bijvoorbeeld een signaal vanuit de wijk of een GBA-check op ‘’niet woningen’’.<br />
De Rijksbelastingdienst heeft serieuze signalen dat er fraude wordt gepleegd met toeslagen<br />
door personen die op ‘’niet woningen’’ staan ingeschreven. Het RIEC Rotterdam-Rijnmond en<br />
het RIEC Zuid-Holland-Zuid doen hier in samenwerking met de Rijksbelastingdienst<br />
onderzoek naar.<br />
Wat kan de gemeente hieraan doen?<br />
Zoals eerder gesteld is het van belang dat signalen van bewoners en betrokken partijen<br />
geïnventariseerd en nagetrokken worden. Burgers, wijkagenten en inspecteurs weten vaak<br />
veel over wijken, straten en objecten. Naar aanleiding van signalen kunnen gerichte<br />
inspecties uitgevoerd worden door bijvoorbeeld inspecteurs of een GBA-controleur. Dit kan<br />
ook na een GBA-steekproef op panden die geen woonbestemming hebben. Na het<br />
constateren van een misstand zoals het huisvesten van personen in strijd met het<br />
bestemmingsplan, kan direct actie worden ondernomen, zoals bij gevaarzetting het<br />
onmiddellijk ontruimen van het pand danwel het aanschrijven van de eigenaar en verhuurder.<br />
Malafide verhuurders<br />
Tevens helpt het verder informeren bij huurders bij het in kaart brengen van malafide<br />
tussenpersonen (verhuurders). Door de crisis op de huizenmarkt kiezen steeds meer<br />
eigenaren ervoor om hun (2 e ) woning via een makelaar/tussenpersoon te verhuren. Op de<br />
ontstane behoefte aan tussenpersonen die de verhuur willen organiseren spelen ook de<br />
tussenpersonen met dubieuze bedoelingen in.<br />
Dit is een groep die vrij ongrijpbaar is en moeilijk in kaart te brengen. Men staat niet<br />
geregistreerd en in principe kan iedereen zich opwerpen als verhuurder/beheerder. De naam<br />
van de verhuurder staat in beginsel alleen vermeld op het huurcontract, voor zover aanwezig.<br />
Daardoor is de groep bijna onzichtbaar en is niet na te gaan welke panden door de malafide<br />
verhuurder worden verhuurd. Dit gegeven benadrukt het belang van toezicht op- en inspectie<br />
van vastgoedobjecten.<br />
25<br />
25
Wat kan een gemeente hieraan doen?<br />
Wanneer panden waar vermoedelijk misstanden aan de orde zijn betreden worden, wordt<br />
inzichtelijk wie het pand ten tijde van de misstand(en) beheert. Na de constatering moet dit<br />
feit worden vastgelegd. Zo wordt inzichtelijk welke verhuurders actief zijn binnen de<br />
gemeentegrenzen en welke verhuurders meermalen over de schreef zijn gegaan. Naar<br />
aanleiding van deze constateringen zal een afweging gemaakt moeten worden of een<br />
gerichte aanpak kansrijk is.<br />
In samenspraak met het RIEC kan hierin een besluit worden genomen. Wanneer er ‘harde’<br />
informatie voorhanden is en een dossier is opgebouwd, kunnen de ketenpartners (als de<br />
FIOD en/of de Rijksbelastingdienst) van het RIEC tijdens een casusoverleg geïnformeerd<br />
worden. Wanneer daar mogelijkheden toe zijn, kunnen de partners een gericht onderzoek<br />
opstarten. Daarnaast behoren aanschrijvingen, bestuurlijke boete en (preventieve)<br />
dwangsommen tot de mogelijkheden.<br />
Malafide uitzendbureaus<br />
Ook malafide uitzendbureaus kunnen misbruik maken van vastgoed. Aangetrokken door de<br />
mogelijk te generen hoge huuropbrengsten is het ook voor hen aanlokkelijk geworden om<br />
vastgoedobjecten door te verhuren aan bijvoorbeeld MOE-landers die door hen zelf<br />
ingehuurd worden. Om de huuropbrengsten te maximaliseren, is het voor hen lonend om<br />
zoveel mogelijk personen in een object onder te brengen. Een pand kan zo al snel € 1.500 –<br />
€ 2.500 euro per maand opbrengen. De inkomsten zijn relatief zeker, aangezien deze veelal<br />
verrekend worden met de salarissen. Daarnaast zijn ingehuurde werknemers in sommige<br />
gevallen verplicht om gebruik te maken van de woningen die door het uitzendbureau zijn<br />
gehuurd. Alleen al in de stad Rotterdam zijn volgens schattingen ongeveer 1.000<br />
uitzendbureaus actief. De buitenlandse arbeiders zijn vaak niet op de hoogte van hun rechten<br />
en beheersen de Nederlandse taal niet. Bij misstanden weten ze niet waar ze terecht kunnen<br />
om hun recht te halen. Dit leidt ertoe dat zij voor de uitzendbureaus vaak makkelijke prooien<br />
zijn waar veel geld aan te verdienen valt. <strong>Vastgoed</strong> speelt een belangrijke rol in dit geheel.<br />
Wat kan de gemeente hieraan doen?<br />
SIOD informeren (via RIEC), Arbeidsinspectie, registratie, inspectie woningen door<br />
meervoudig kijken. Daarnaast behoren aanschrijvingen, bestuurlijke boete en (preventieve)<br />
dwangsommen tot de mogelijkheden.<br />
Leegstand:<br />
Leegstand kan een indicator zijn voor witwassen. In Den Haag is recent een casus aan de<br />
orde geweest waar panden leegstonden waar fictieve huurinkomsten werden genoten en<br />
zodoende geld werd witgewassen.<br />
De indicatoren waar een relatie gelegd kan worden tussen leegstand en vastgoedfraude zijn:<br />
- Hypotheek verschaft door natuurlijk persoon;<br />
- Windhapper (geen inkomsten eigenaar);<br />
- Prijsstijgingen- en dalingen bij vastgoedtransacties;<br />
- Eigenaar heeft een vermelding in het JDS;<br />
- Eigenaar heeft een opgegeven jaarinkomen van minder dan €15.000;<br />
- ABC-transacties in 1 dag;<br />
- Betrokkenheid van buitenlandse financiers;<br />
- Panden worden aangekocht zonder financiers;<br />
Eigenaren die in korte tijd veel panden verwerven.<br />
Wat kan de gemeente hieraan doen?<br />
Indien een van deze indicatoren zich voordoet, is verder onderzoek noodzakelijk. Het geeft<br />
immers een indicatie, geen garantie op vastgoedfraude. Het is namelijk zeker niet gezegd dat<br />
er sprake is van fraude wanneer een van de bovenstaande zaken wordt geconstateerd. Wel<br />
zijn de indicatoren van dien aard dat verder onderzoek gewenst is. Dergelijke signalen<br />
kunnen daarom ingebracht worden bij het maandelijks casusoverleg van het RIEC. Naast het<br />
raadplegen van verschillende (open) bronnen zal dan in samenwerking met de partners<br />
worden onderzocht of er aanleiding is voor verder onderzoek.<br />
De keten <strong>Vastgoed</strong> van het RIEC Rotterdam-Rijnmond heeft een uitgebreid netwerk met<br />
publieke en private partners die het RIEC van gedegen advies voorzien in bepaalde<br />
26<br />
26
casussen. Zo kan de Belastingdienst (al dan niet in samenwerking met de FIOD) een casus<br />
m.b.t. een zogenaamde ‘’winhapper’’ onderzoeken. Daarnaast kan parallel aan dat onderzoek<br />
een private instelling zoals een hypothecair financier (binnen de kaders van de WBP)<br />
geïnformeerd worden. De kans bestaat namelijk dat een hypotheek met vervalste<br />
werkgeversverklaringen is verkregen. De inkomsten van de ‘’windhapper’’ kunnen in de<br />
praktijk bestaan uit wederrechtelijk verkregen voordeel.<br />
Ook bevat het netwerk van de keten <strong>Vastgoed</strong> deskundigen die verdachte prijsstijgingen en<br />
dalingen en ABC-transacties op verzoek van het RIEC analyseren. Het advies van de externe<br />
private partijen worden meegenomen tijdens het casusoverleg.<br />
5.6 | Juridisch kader bestuurlijke aanpak vastgoed<br />
De hiervoor genoemde bestuurlijke instrumenten zijn uiteraard gebaseerd op juridische<br />
grondslagen. Dit overzicht is tot stand gekomen op basis van de informatie van de site van<br />
het CCV 9 .<br />
Algemene wet Bestuursrecht<br />
Gemeenten hebben de taak hun eigen verboden en geboden te controleren. Gemeentelijke<br />
toezichthouders voeren deze taak uit. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft<br />
toezichthouders een standaardpakket met bevoegdheden, zoals het vorderen van inlichtingen<br />
en het inzien van het identiteitsbewijs.<br />
Ook kunnen extra bevoegdheden aan een toezichthouder worden toegekend, bijvoorbeeld<br />
het onder voorwaarden betreden van een woning zonder toestemming van de eigenaar.<br />
Voor het uitoefenen van toezicht moeten toezichthouders voldoen aan de legitimatieplicht<br />
(artikel 5:12 Awb) en de materiële zorgvuldigheids- en evenredigheidsnorm (artikel 5:13<br />
Awb). Het toezicht mag niet verder gaan dan nodig is: dit is in principe het beginsel van de<br />
minste pijn (artikel 3:4 lid 2 Awb). Met de komst van de bestuurlijke boete en de bestuurlijke<br />
strafbeschikking zullen gemeentelijk toezichthouders, indien zij zijn benoemd tot<br />
buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA), ook bevoegd zijn boetes uit te delen.<br />
(Preventieve) last onder dwangsom<br />
Het opleggen van een last onder dwangsom is een tweede instrument om tot herstel van een<br />
met de wet strijdige situatie te komen of herhaling van een overtreding van de wet te<br />
voorkomen. Enkele gemeenten werken inmiddels ook met een preventieve dwangsom.<br />
Last onder dwangsom<br />
Het opleggen van een last onder dwangsom is een tweede instrument om tot herstel van een<br />
met de wet strijdige situatie te komen of herhaling van een overtreding van de wet te<br />
voorkomen. Aan de overtreder wordt door het bestuursorgaan de verplichting opgelegd om<br />
een geldsom te betalen, tenzij binnen de gestelde termijn wordt voldaan aan de in de<br />
beschikking opgenomen last (artikel 5:32 Awb).<br />
Deze last houdt in dat de overtreder de illegale situatie in overeenstemming met de wet dient<br />
te brengen of een overtreding achterwege dient te laten. Voor de dwangsom geldt een<br />
maximum bedrag waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd.<br />
Er bestaan drie mogelijkheden voor de op te leggen dwangsom.<br />
De overtreder moet:<br />
• een bedrag ineens betalen voor een handeling die voor een bepaalde datum<br />
verricht dient te worden;<br />
• per overtreding betalen;<br />
• per tijdseenheid (dag, week) dat hij de overtreding begaat/in stand laat/herhaalt<br />
een bedrag betalen.<br />
9 Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Bestuurlijk instrumentarium. Geraadpleegd op 5 april 2012 via<br />
http://www.hetccv.nl/instrumenten/bestuurlijke-aanpak/menu-bestuurlijk-instrumentarium/index?filter=19<br />
27<br />
27
Bijvoorbeeld: gesteld wordt dat binnen twee weken een illegaal bouwwerk afgebroken dient te<br />
worden. Gebeurt dit niet, dan dient per dag na die twee weken dat het bouwwerk niet wordt<br />
afgebroken/in stand blijft, een bedrag van bijvoorbeeld 200 euro (met een maximum van in<br />
totaal 5.000 euro) te worden betaald.<br />
Preventieve dwangsom<br />
Indien de regels steeds maar weer door dezelfde overtreder worden overtreden, kan een<br />
preventieve dwangsom worden opgelegd (artikel 5:32 lid 2 Awb). Omdat dit alleen wordt<br />
gedaan bij notoire overtreders kan het bedrag van de dwangsom relatief hoog zijn en zelfs bij<br />
iedere overtreding hoger worden.<br />
Het opleggen van een preventieve dwangsom is slechts mogelijk wanneer er gevaar bestaat<br />
dat een overtreding zal worden begaan. Aanleiding om dat te veronderstellen, kunnen<br />
uitlatingen van een (toekomstig) overtreder zijn, het eerder vertoonde naleefgedrag van de<br />
overtreder, het bij herhaling voorkomen van overtredingen, en uitzonderlijke omstandigheden<br />
die het begaan van overtredingen waarschijnlijk maken.<br />
Bestuursdwang of last onder dwangsom?<br />
Het bevoegd gezag heeft niet altijd de keuze tussen het opleggen van een dwangsom en het<br />
aanzeggen van bestuursdwang. Een dwangsom is bijvoorbeeld niet mogelijk bij een lozing<br />
van zeer milieugevaarlijke stoffen, omdat hier niet het risico gelopen kan worden dat de<br />
overtreding, ondanks de dwangsom, toch wordt voortgezet. Er dient dan bestuursdwang<br />
toegepast te worden.<br />
Verder blijkt uit jurisprudentie dat ook wanneer een overtreding van vergunningvoorschriften<br />
(bijvoorbeeld geluidsvoorschriften) alleen ongedaan gemaakt kan worden door de inrichting te<br />
sluiten, een dwangsom niet het geëigende middel is. Ook in dat geval is bestuursdwang het<br />
meest gepaste handhavinginstrument.<br />
Intrekken en weigeren beschikking<br />
Wordt een overtreding begaan door de houder van een begunstigende beschikking (subsidie,<br />
vergunning of ontheffing), dan is als sanctie vaak gehele of gedeeltelijke intrekking van de<br />
beschikking mogelijk. In het verlengde van het intrekken van een beschikking, kan een<br />
gemeente ook een vergunning weigeren.<br />
Intrekken begunstigende beschikking<br />
De wet- en regelgeving op basis waarvan vergunningen zijn verstrekt, bevat regels omtrent<br />
het intrekken van vergunningen. Het besluit daartoe is een beschikking die moet voldoen aan<br />
alle vereisten die voortvloeien uit geschreven en ongeschreven recht (zorgvuldige<br />
voorbereiding, materieel zorgvuldigheidsbeginsel, evenredigheidsbeginsel).<br />
Bestuursorganen kunnen een beschikking geheel of gedeeltelijk intrekken, bij:<br />
• onregelmatige totstandkoming van een beschikking;<br />
• omstandigheden na het verlenen van de vergunning (bijvoorbeeld misbruiken of<br />
gedurende een bepaalde periode geen gebruik maken van een vergunning);<br />
• gewijzigde beleidsinzichten of verandering van feitelijke omstandigheden.<br />
De mogelijkheden om een beschikking in te trekken, zijn met de komst van de Wet BIBOB<br />
uitgebreid. De sanctie van intrekking van de begunstigende vergunning is zowel preventief als<br />
reparatoir, omdat het doel is de wettelijke norm te herstellen.<br />
De intrekking van een vergunning hoeft niet het beoogde resultaat op te leveren, omdat de<br />
activiteit ook zonder vergunning kan worden voortgezet. De intrekking kan in een dergelijk<br />
geval worden gevolgd door bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom.<br />
Weigeren van een beschikking<br />
In het verlengde van het intrekken van een beschikking, kan een gemeente ook een<br />
vergunning weigeren. Dit kan indien:<br />
28<br />
28
• de aanvraag niet aan de eisen voldoet (bijvoorbeeld op het gebied van<br />
brandveiligheid);<br />
• de aanvraag niet overeenkomstig is met het gemeentelijk beleid;<br />
• er sprake is van een dreigende verstoring van de openbare orde en veiligheid;<br />
• onvoldoende informatie is aangeleverd (niet-ontvankelijk verklaring);<br />
• omwonenden bezwaar aantekenen;<br />
• ter verkrijging van de vergunning strafbare feiten zijn begaan;<br />
• er ernstig gevaar bestaat dat de aanvrager de vergunning zal gebruiken voor het<br />
plegen van strafbare feiten;<br />
• de vergunning wordt gefinancierd met geld verkregen uit strafbare feiten.<br />
<strong>Bestuurlijke</strong> boete en bestuurlijke strafbeschikking<br />
De wet stelt gemeenten in staat bij overtreding van de APV een bestuurlijke boete of een<br />
bestuurlijke strafbeschikking op te leggen aan de overtreder.<br />
Administratieve of bestuurlijke boete<br />
De bestuurlijke boete onderscheidt zich op een aantal wezenlijke punten van bestuurlijke<br />
handhavingsinstrumenten, zoals bestuursdwang en de dwangsom.<br />
Ten eerste is de bestuurlijke boete een zogenoemde punitieve sanctie. Dit in tegenstelling tot<br />
de andere bestuurlijke instrumenten die er niet op gericht zijn om een overtreding te<br />
bestraffen maar om een situatie die in strijd is met de voorschriften, op te heffen of om<br />
herhaling daarvan te voorkomen.<br />
Ten tweede hoeft bij de bestuurlijke boete de overtreder niet eerst een waarschuwing te<br />
ontvangen. Hierdoor kunnen vooraankondigingen (artikel 4 lid 8 Awb en artikel 125<br />
Gemeentewet) en aanschrijvingen (Woningwet) achterwege blijven. Zodra een overtreding<br />
wordt geconstateerd, kan direct tot handhaving worden overgegaan.<br />
Ten derde is het voordeel van de bestuurlijke boete dat deze wordt opgelegd en onmiddellijk<br />
uitgevoerd door een en dezelfde instantie: het bevoegde bestuursorgaan. Beleid en<br />
handhaving zijn daarmee dus in één hand.<br />
De bestuurlijke boete kan worden gebruikt bij de aanpak van overlast in de openbare ruimte<br />
(handhaving van de APV). Gemeenten kunnen een bestuurlijke boete opleggen voor<br />
overtreding van een aantal bepalingen die zijn opgenomen in de APV, met uitzondering van<br />
de feiten die zijn neergelegd in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB).<br />
<strong>Bestuurlijke</strong> strafbeschikking<br />
De Wet OM-afdoening is vanaf 2006 van kracht. De wet is vanaf 2010 ook van toepassing op<br />
gemeenten, provincie en waterschappen. De wet stelt gemeenten in staat bij overtreding van<br />
de APV een bestuurlijke strafbeschikking op te leggen aan de overtreder.<br />
Het instrument van de bestuurlijke strafbeschikking geeft de mogelijkheid om, net zoals bij de<br />
bestuurlijke boete, overlast in de openbare ruimte aan te pakken. Het feitencomplex is<br />
vergelijkbaar zijn met dat van de bestuurlijke boete.<br />
Een van de verschillen met de bestuurlijke boete is dat er een strafbaar feit wordt begaan<br />
waartegen in verzet kan worden opgekomen bij het OM (bij de bestuurlijke boete kan men<br />
bezwaar/beroep aantekenen bij het bestuurorgaan zelf).<br />
Sluiting en onteigening<br />
Het gemeentebestuur heeft verschillende mogelijkheden om panden, inrichtingen of<br />
woningen te sluiten of in het ergste geval te onteigenen.<br />
Sluiting op grond van de APV<br />
Het gemeentebestuur kan een vergunningplichtige inrichting – al dan niet voor bepaalde duur<br />
– gesloten verklaren. Dit kan indien die inrichting wordt geëxploiteerd zonder geldige<br />
29<br />
29
vergunning, indien die inrichting wordt geëxploiteerd in strijd met de aan de vergunning<br />
verbonden voorschriften of indien de burgemeester oordeelt dat zich bepaalde, in de APV<br />
vastgelegde situaties voordoen waarin intrekking van de vergunning mogelijk is.<br />
Sluiting op grond van artikel 174a Gemeentewet (Wet Victoria)<br />
De burgemeester kan op grond van dit artikel besluiten een woning, een niet voor het publiek<br />
toegankelijk lokaal of een erf te sluiten indien door gedragingen de openbare orde rond die<br />
locatie wordt verstoord. Sluiting kan ook in geval van ernstige vrees voor verstoring van de<br />
openbare orde, op grond dat de rechthebbende eerder een woning, lokaal of erf, op een<br />
zodanige wijze heeft gebruikt dat deze is gesloten en dat er aanwijzingen zijn dat betrokkene<br />
wederom de fout in zal gaan.<br />
De burgemeester bepaalt de duur van de sluiting. In geval van ernstige vrees voor herhaling<br />
van de verstoring van de openbare orde, kan hij besluiten de duur van de sluiting tot een door<br />
hem te bepalen tijdstip te verlengen. Deze bepaling wordt vooral gebruikt voor drugsoverlast,<br />
maar kan ook voor andere vormen van ernstige overlast worden ingezet.<br />
Sluiting van een pand of erf is echter een dusdanig ingrijpende maatregel, dat hij pas kan en<br />
mag worden toegepast nadat eerst geprobeerd is de overlast met andere, minder ingrijpende<br />
middelen, een halt toe te roepen. Het toepassen van het artikel vraagt daarom om grondige<br />
dossiervorming rondom het aan te pakken probleem.<br />
Sluiting op grond van artikel 14 Woningwet (Wet Victor)<br />
Indien een woning, woonkeet, woonwagen of ander gebouw is gesloten op grond van artikel<br />
174a Gemeentewet, op grond van een verordening als bedoeld in artikel 174 Gemeentewet<br />
of op grond van artikel 13b Opiumwet, dan kan het gemeentebestuur de eigenaar<br />
aanschrijven om naar keuze van het gemeentebestuur het gebouw aan een ander in gebruik<br />
te geven of het gebouw in beheer te geven aan een persoon of instelling werkzaam op het<br />
terrein van de huisvesting.<br />
Meestal is dit een woningcorporatie. Wanneer het gebouw in beheer wordt gegeven aan een<br />
persoon of instelling, bepalen burgemeester en wethouders een vergoeding voor beheer.<br />
Sluiting op grond van artikel 13b opiumwet (wet damocles) De Opiumwet is weliswaar een<br />
wet uit het strafrecht, toch kent de wet één bestuursrechtelijke component.<br />
Artikel 13b Opiumwet biedt de burgemeester namelijk de mogelijkheid om bestuursdwang,<br />
waaronder het opleggen van een dwangsom of uiteindelijk het sluiten van een pand, toe te<br />
passen als er in lokaal of woning drugs worden verhandeld.<br />
Dankzij dit artikel heeft de burgemeester de mogelijkheid om bestuursdwang, waaronder het<br />
opleggen van een dwangsom of uiteindelijk het sluiten van een pand, toe te passen als er<br />
drugs worden verhandeld. Voorheen was alleen het constateren van de handel in softdrugs<br />
niet genoeg. Om een woning te sluiten, moest er ook sprake zijn van overlast. Dit is nu niet<br />
meer noodzakelijk.<br />
Onteigening van panden op grond van artikel 77 Onteigeningswet<br />
De onteigening van panden is op grond van artikel 77 Onteigeningswet mogelijk:<br />
• ten behoeve van de uitvoering van of ter handhaving van de feitelijke toestand<br />
overeenkomstig een bestemmingsplan;<br />
• ten behoeve van de uitvoering van een bouwplan (bijvoorbeeld een<br />
herstructureringsproject);<br />
• in geval van een bedreiging van de leefbaarheid;<br />
• voor een gebouw als bedoeld in artikel 14 Woningwet in geval van handhaving van<br />
de openbare orde of overtreding van artikel 2 of 3 Opiumwet. Hierbij geldt dat<br />
onteigening mogelijk is indien de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in<br />
artikel 14 Woningwet, geen uitzicht heeft geboden op een duurzaam herstel van<br />
de openbare orde rond dat gebouw die is verstoord door gedragingen in dat<br />
gebouw.<br />
30<br />
30
De Wet Bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek biedt gemeenten met ernstige<br />
problemen onder andere de mogelijkheid om malafide huiseigenaren nog strenger aan te<br />
pakken door gemakkelijker panden te kunnen sluiten en het beheer daarvan over te kunnen<br />
nemen. Belangrijke bepalingen zijn een uitbreiding van artikel 77 Onteigeningswet, artikel 14<br />
Woningwet en opname van artikel 97 Woningwet.<br />
Het gemeentebestuur kan de verhuurder van het gebouw ook vragen de overtreder uit te<br />
zetten. De verhuurder kan immers de huurovereenkomst ontbinden, indien het gebouw is<br />
gesloten op grond van artikel 174a Gemeentewet, op grond van een verordening als bedoeld<br />
in artikel 174 Gemeentewet of op grond van artikel 13b Opiumwet.<br />
Bestuursdwang<br />
Het toepassen van bestuursdwang is een van de handhavingsinstrumenten die<br />
bestuursorganen hebben tegen overtredingen van de wet en illegale situaties. De bestaande<br />
illegale situatie kan door het optreden van het bestuursorgaan in overeenstemming gebracht<br />
worden met de wettelijk geldende normen.<br />
Dit wil zeggen dat de gemeente door middel van feitelijke maatregelen een illegale situatie<br />
kan opheffen om deze in overeenstemming te brengen met de wet. Bijvoorbeeld door een<br />
illegaal neergezet bouwwerk af te breken.<br />
Kenbaar maken<br />
Het bestuursorgaan is hierbij verplicht om de overtreder schriftelijk aan te schrijven en<br />
kenbaar te maken dat, na het verstrijken van een termijn waarbinnen de overtreder zelf de<br />
illegale situatie kan opheffen, overgegaan zal worden tot het treffen van maatregelen om de<br />
illegale situatie op te heffen. De schriftelijke beslissing (aanschrijving) is een beschikking<br />
waartegen bezwaar en beroep kan worden aangetekend. De beschikking vermeldt welk<br />
voorschrift is of wordt overtreden (artikel 5:24 Awb). De kosten van het uitvoeren van de<br />
sanctie worden verhaald op de overtreder (artikel 5:25 Awb).<br />
Preventieve toepassing<br />
In sommige gevallen kan ook preventief, dat wil zeggen voordat een overtreding van de wet<br />
wordt geconstateerd, worden overgegaan tot toepassing van bestuursdwang. Dit is alleen<br />
toegestaan indien overduidelijk is dat een overtreding van de wet zal worden begaan.<br />
Bijvoorbeeld wanneer de (toekomstige) overtreder te kennen geeft zich niet aan de bouw-<br />
vergunningvoorschriften te zullen houden. Of als op grond van de ervaringen in het verleden<br />
met de (toekomstig) overtreder met grote zekerheid ervan uit kan worden gegaan dat deze<br />
zich niet aan de desbetreffende voorschriften zal houden.<br />
Binnentreden<br />
Het gemeentebestuur heeft de bevoegdheid een machtiging tot binnentreden te geven (op<br />
basis van de Algemene wet op het binnentreden). Deze machtiging kan in uiteenlopende<br />
situaties worden gebruikt: zowel in het kader van de bestuurlijke handhaving als bij<br />
hulpverlening.<br />
De burgemeester kan alleen een machtiging geven voor niet-strafvorderlijke doeleinden. De<br />
Algemene wet op het binnentreden geeft vormvoorschriften. Welke personen in welke<br />
gevallen bevoegd zijn om een woning zonder toestemming binnen te treden, wordt in de<br />
bijzondere wetgeving bepaald.<br />
Voorbeeld<br />
Op grond van artikel 5:27 Awb is het bestuursorgaan dat bestuursdwang toepast, bevoegd tot<br />
het geven van een machtiging. Ook op grond van artikel 149a Gemeentewet kan de<br />
burgemeester deze bevoegdheid bij verordening verlenen, indien de zorg voor de nakoming<br />
van een voorschrift van een verordening, dat strekt tot handhaving van de openbare orde of<br />
veiligheid of tot bescherming van het leven of de gezondheid van personen, vereist dat de<br />
met de uitoefening van deze zorg belaste personen bevoegd zijn binnen te treden in een<br />
woning zonder toestemming van de bewoner.<br />
Rechtmatige uitoefening van functie<br />
Ten slotte is een ambtenaar van de gemeente in het kader van de rechtmatige uitoefening<br />
van zijn functie (bediening) bevoegd een woning (na legitimatie en mededeling van het doel<br />
van het bezoek) binnen te treden om een aantal zaken te controleren, zoals inschrijving in de<br />
31<br />
31
gemeentelijke basisadministratie, controle op persoon (de ambtenaar mag vragen naar de<br />
identiteit van de bewoner) en controle van de woning (bijvoorbeeld achterstallig onderhoud en<br />
brandgevaar). Er kunnen geen dwangmiddelen worden toegepast. Wel mag de ambtenaar in<br />
geval van aangetroffen misstanden bijvoorbeeld de politie (in geval van misdrijven) of de<br />
vreemdelingenpolitie (in geval van illegaliteit) inschakelen.<br />
BIBOB<br />
De Wet BIBOB geeft gemeenten de bevoegdheid om voor bepaalde branches vergunningen<br />
en subsidies te weigeren of in te trekken indien ernstig gevaar bestaat dat daarmee strafbare<br />
feiten zullen worden gepleegd of uit strafbare feiten verkregen voordelen zullen worden<br />
benut.<br />
Het toepassingsgebied van de Wet BIBOB heeft betrekking op:<br />
• het vergunningstelsel uit de Drank- en Horecawet;<br />
• milieuvergunningen en bouwvergunningen;<br />
• exploitatievergunningen voor: horeca-inrichtingen (waaronder coffeeshops),<br />
seksinrichtingen, escortbranche, smartshops en growshops,<br />
speelautomatenhallen;<br />
• vergunningen die door de rijksoverheid verstrekt worden: vergunningen voor<br />
personen en goederenvervoer over de weg, opiumontheffingen en vergunningen<br />
voor de verkoop van onroerend goed door woningcorporaties.<br />
Voor de vaststelling van de mate van gevaar, kan het college van B&W zich laten bijstaan<br />
door het Landelijk Bureau BIBOB van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Alvorens een<br />
adviesaanvraag in te dienen bij Bureau BIBOB, dienen gemeenten wel zelf grondig<br />
vooronderzoek te verrichten.<br />
Wetsvoorstel uitbreiding Wet BIBOB<br />
De Wet BIBOB is na drie jaar geëvalueerd. De doeltreffendheid en de effecten van de Wet<br />
BIBOB zijn in kaart gebracht. Eén van de behoeften die uit de evaluatie naar voren kwam, is<br />
de uitbreiding van de toepassing van de Wet BIBOB naar andere branches. Het gaat met<br />
name om de vastgoedsector, kansspelen, belwinkels en headshops. Daarnaast zijn in de<br />
evaluatie aanbevelingen gedaan over de informatiepositie van de bestuursorganen, en de<br />
adviestermijnen voor het Landelijke Bureau BIBOB.<br />
De Raad van State is kritisch over het wetsvoorstel en adviseert het op een aantal punten te<br />
heroverwegen. Het kabinet maakte dit advies op 14 maart 2011 openbaar.<br />
• Wetsvoorstel BIBOB<br />
• Memorie van Toelichting<br />
• Advies Raad van State<br />
Verordeningen en vergunningen<br />
De gemeente heeft naast en in combinatie met de wettelijke handhavingsmogelijkheden een<br />
scala aan lokaal vastgestelde instrumenten om te kunnen beïnvloeden welke bedrijvigheid<br />
zich waar en onder welke voorwaarden in de gemeente vestigt. Ook indien eigenaren of<br />
huurders zich niet aan de vastgelegde regels houden, kan hiertegen worden opgetreden en<br />
kunnen ongewenste situaties ongedaan gemaakt worden. Deels kunnen deze mogelijkheden<br />
zelfstandig worden gebruikt en deels kunnen zij in combinatie met elkaar worden ingezet.<br />
Op lokaal niveau kan een gemeente gebruikmaken van verschillende vergunningen en<br />
verordeningen. Niet al deze verordeningen en vergunningen zijn in elke gemeente hetzelfde<br />
geregeld en niet elke gemeente zal van al deze vergunningen en verordeningen<br />
gebruikmaken; op dit gebied bestaat een lokale autonomie.<br />
Op grond van artikel 149 Gemeentewet stelt de gemeenteraad in het belang van de<br />
gemeente de verordeningen op. In samenhang met artikel 108 Gemeentewet vormt dit artikel<br />
de juridische basis van de gemeentelijke autonomie om zelf regels vast te stellen in het<br />
32<br />
32
elang van de gemeentelijke huishouding. Bij het vaststellen moet rekening worden<br />
gehouden met de juridische bovengrens (hogere regelgeving) en de juridische ondergrens<br />
(de privacy van de burger).<br />
Exploitatievergunning<br />
Gemeenten kunnen ervoor kiezen bepaalde branches vergunningplichtig te maken via de<br />
APV. Dit maakt het voor de gemeente mogelijk om vergunningplichtige branches te screenen.<br />
Zo nodig kan de vergunning worden geweigerd of ingetrokken. Met een vergunningstelsel kan<br />
ook wildgroei van bepaalde branches voorkomen worden door een maximum te hanteren.<br />
Een vergunning zal slechts worden afgegeven met inachtneming van de regelgeving en het<br />
geformuleerde beleid daarover.<br />
Indien een gemeente de invoering van een vergunningsstelsel voor een bepaalde branche<br />
overweegt, moet daar allereerst voldoende aanleiding voor zijn. Dat wil zeggen dat er sprake<br />
moet zijn van enige vorm van overlast. Indien er in een gemeente sprake is van concrete<br />
overlast en problemen met de openbare orde verband houden met de aanwezigheid van<br />
bijvoorbeeld belwinkels, kunnen er nadere regels gesteld worden ter bescherming van het<br />
woon- en leefklimaat en de handhaving van de openbare orde.<br />
Een aanvraag voor een vergunning wordt in ieder geval geweigerd indien:<br />
• de exploitant of beheerder niet voldoet aan bepaalde gedragseisen;<br />
• de vestiging of exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan;<br />
• verboden middelen in de inrichting ter verkoop worden aangeboden;<br />
• de huishouding van de gemeente in het geding is. Denk aan de handhaving van<br />
de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, de bescherming van<br />
het woon- en leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de<br />
verkeersvrijheid en -veiligheid, de gezondheid of de zedelijkheid.<br />
Op grond van een lokale vergunningplicht in de APV kan een BIBOB-toets worden gedaan.<br />
Bij de vergunningplicht op grond van de APV moet een duidelijke begripsafbakening worden<br />
geformuleerd. Een duidelijke definitie van de betreffende branche is nodig die in de APV kan<br />
worden opgenomen. Zo kan bijvoorbeeld in het geval van growshops worden voorkomen dat<br />
de detailhandel die kweekbenodigdheden verkoopt (zoals tuincentra), ook onder de<br />
vergunningplicht valt.<br />
De gemeente kan in haar beleid bepalen dat een exploitatievergunning periodiek opnieuw<br />
moet worden aangevraagd. Dit betekent wel dat gemeenten voldoende capaciteit moeten<br />
vrijmaken voor handhaving en toezicht op de exploitatievergunningen.<br />
Beheersverordening<br />
Er kan ook voor gekozen worden om een beheersverordening vast te stellen. Dat is een<br />
verordening voor een bepaald gebied waar de komende periode (meestal tien jaar) geen<br />
ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien.<br />
De beheersverordening komt dan in de plaats van een bestemmingsplan. In deze<br />
verordening wordt het beheer van het gebied overeenkomstig het bestaande (planologische)<br />
gebruik geregeld. In de beheersverordening wordt vastgelegd welk gebruik van panden de<br />
gemeente toelaatbaar vindt.<br />
Hiervoor wordt per pand onderzocht of het gebruik van dit pand overeen komt met wat op<br />
grond van het bestemmingsplan al is al toegestaan. Zo wordt ook illegaal gebruik van panden<br />
opgespoord. De gemeente maakt een afweging of ze het illegale gebruik wil legaliseren of<br />
beëindigen. Het resultaat hiervan wordt opgenomen in de beheersverordening.<br />
33<br />
33
Huisvestingsvergunning<br />
De overheid vindt dat schaarse woningen evenwichtig en rechtvaardig verdeeld moeten<br />
worden. Daarom heeft het parlement in 1993 de Huisvestingswet aangenomen. Uitgangspunt<br />
van deze wet is de vrije vestiging van burgers.<br />
Tegelijkertijd geeft de wet gemeenten de mogelijkheid om regels te stellen aan de verdeling<br />
van de woonruimte. Een van de middelen die gemeenten daarbij ter beschikking staan, is de<br />
huisvestingsvergunning.<br />
De huisvestingsvergunning kan bijvoorbeeld worden ingetrokken wanneer bij een huurder<br />
een illegaal pension wordt aangetroffen. De gemeente heeft vervolgens de bevoegdheid om<br />
zelf de woning toe te wijzen aan huurders die voor een distributiewoning in aanmerking<br />
komen.<br />
De eigenaar wordt op deze manier het recht ontnomen zelf zijn huurders uit te zoeken. Zo<br />
kan een einde worden gemaakt aan de illegale verhuurpraktijken van de eigenaar.<br />
Omgevingvergunning<br />
Als in of aan woningen installaties of constructies worden aangebracht die niet aan de<br />
voorschriften voldoen, kunnen deze overlast of gevaar veroorzaken bij bewoners, bezoekers,<br />
gebruikers en omwonenden. In het kader van de Woningwet, het Bouwbesluit en de<br />
Bouwverordening kunnen gemeenten eenvoudige overtredingen aanpakken met<br />
bestuursdwang en een dwangsom.<br />
Dit zijn in verhouding zware middelen. Bovendien zijn sommige overtredingen onomkeerbaar<br />
en hebben bestuursdwang of een dwangsom soms geen effect (bijvoorbeeld bij illegaal<br />
slopen).<br />
Met de Wet BIBOB is het ook mogelijk om de omgevingsvergunning te weigeren of in te<br />
trekken. De Wet BIBOB geldt in dit verband ook voor personen die redelijkerwijs met de<br />
aanvrager van de omgevingsvergunning gelijk kunnen worden gesteld. Bijvoorbeeld als het<br />
om de financier van een project gaat. De overdracht van de vergunning is in de Woningwet<br />
aangepast, zodat ook de nieuwe vergunninghouder voor een BIBOB-toets in aanmerking kan<br />
komen.<br />
Niet-vergunningplichtige bedrijvigheid<br />
Sommige gemeenten of regio’s gaan verder, door ook niet-vergunningsplichtige panden,<br />
exploitanten of bedrijven aan te pakken. Hierbij kan gedacht worden aan uitzendbureaus,<br />
kapperszaken en cadeauwinkels.<br />
Wanneer het vermoeden bestaat dat dergelijke bedrijven worden gebruikt voor criminele<br />
doeleinden (bijvoorbeeld het fingeren van omzet om geld te ‘witten’ dat met criminele<br />
activiteiten is verkregen), kan beleid worden vastgesteld om deze toch te screenen. Ook<br />
zakelijke dienstverleners als advocatuur, notariaat, accountancy en makelaardij kunnen in de<br />
screening worden betrokken.<br />
Daarbij wordt, op basis van gegevens waarover bijvoorbeeld de politie, de Belastingdienst en<br />
de afdeling Burgerzaken beschikken, beoordeeld of het pand wordt gebruikt voor het<br />
faciliteren van criminele activiteiten. Als op grond van de screening vermoed wordt dat er<br />
sprake is van criminele activiteiten, worden afspraken gemaakt over de aanpak daarvan.<br />
Ook bij deze aanpak is de samenwerking met de partners cruciaal. Binnen de mogelijkheden<br />
van het privacyreglement kunnen Openbaar Ministerie, politie, de Belastingdienst, FIOD en<br />
SIOD, gemeente en provincie gezamenlijk de bij hen beschikbare informatie analyseren en<br />
bepalen welke partners bepaalde problemen aanpakken.<br />
Een convenant waarin al deze afspraken zijn vastgelegd, is hierbij onmisbaar. Let wel: het<br />
maken van afspraken via convenanten binnen de beperkingen van het privacyreglement kan<br />
juridisch erg lastig zijn.<br />
34<br />
34
De overheid en de aanpak van speculatie met vastgoed<br />
Zoals al eerder gesteld, heeft de overheid meer prioriteit gelegd bij de aanpak van de<br />
problematiek rond exploitatie dan bij het bestrijden van speculatieproblematiek. Tot dusverre<br />
heeft de overheid zich dan ook maar mondjesmaat beziggehouden met de aanpak van<br />
malafide speculatie met vastgoed. De onveiligheid die samen gaat met exploitatie en die zich<br />
onder meer vertaalt in een slechtere leefbaarheid, vormt een zichtbaarder probleem in<br />
buurten dan de malafide handel met panden, die zich grotendeels aan het zicht onttrekt en<br />
ook niet gepaard gaat met directe overlast. Het Van Traa-team in Amsterdam houdt zich nog<br />
maar recentelijk en in beperkte mate met speculatie bezig om de doodeenvoudige reden dat<br />
criminelen die zich met onroerend goed bezig houden niet per definitie strafbare feiten<br />
plegen. Ook hier geldt nadrukkelijk dat de prioriteiten van de overheid anders liggen. ‘Er wordt<br />
vast en zeker veel gekocht met crimineel geld en er wordt vast witgewassen, maar als<br />
gemeente ligt daar niet de focus’, aldus een Amsterdamse ambtenaar. Pas in combinatie met<br />
bijvoorbeeld exploitatie of andere strafbare feiten komt ook vastgoedspeculatie in beeld. De<br />
liquidaties van onder andere vastgoedhandelaren in Amsterdam vormden voor het Van Traateam<br />
mede aanleiding om zich sterker te richten op de malafide speculatie met vastgoed. Wie<br />
zijn betrouwbare vastgoedhandelaren en wie niet? Het is voor de overheid van belang te<br />
weten met wie men zaken kan doen en wie daar niet voor in aanmerking komen.<br />
Mede omdat de georganiseerde misdaad zich in Nederland zichtbaar heeft gemaakt in het<br />
vastgoed, lijkt er wel sprake te zijn van een kentering. De overheid is momenteel vooral bezig<br />
kennis te verzamelen over de problematiek, die complex is en de nodige specifieke expertise<br />
vereist die op dit moment nog lang niet altijd voorhanden lijkt. De complexiteit van de materie<br />
gaat bovendien samen met professionele, malafide vastgoedhandelaren die wel deze<br />
expertise voorradig hebben of deze inhuren.<br />
Inmiddels is er een beperkt aantal succesvolle strafzaken tegen (Rotterdamse) vastgoedhandelaren<br />
afgerond waarbij er sprake was van samenwerking tussen het OM, de<br />
Belastingdienst en interventieteams. Deze interdisciplinaire aanpak lijkt de meest<br />
veelbelovende aanpak van malafide speculatie met vastgoed.<br />
FIU-meldingen<br />
FIU-meldingen (Financial Intelligence Unit), voorheen MOT-meldingen vormen een belangrijk<br />
instrument voor het signaleren van witwassen. Kredietinstellingen, geldtransfers en vrije<br />
beroepsgroepen zoals advocaten, makelaars, bemiddelaars in onroerend goed en notarissen<br />
zijn verplicht om ongebruikelijke transacties te melden. Daarvoor bestaat een aantal<br />
meldindicatoren die als het ware handen en voeten geven aan de meldplicht. De meldingen<br />
ongebruikelijke transacties komen binnen bij de Financial Intelligence Unit. Deze unit is<br />
ondergebracht bij het Korps landelijke politiediensten. De Unit bepaalt of de transacties al dan<br />
niet als verdacht worden doorgemeld. Wanneer de beroepsgroepen de meldplicht ontduiken,<br />
maken ze zich schuldig aan een economisch delict. Er wordt dan ook toezicht gehouden op<br />
de naleving van de richtlijnen.<br />
Naast de eerder geschetste juridische en bestuurlijke mogelijkheden biedt het RIEC<br />
Rotterdam-Rijnmond onderstaande instrumenten aan om de bestuurlijke aanpak <strong>Vastgoed</strong> te<br />
intensiveren. Het betreft dan vier instrumenten die in Hoofdstuk 6 worden toegelicht.<br />
35<br />
35
H 6 | Overige instrumenten t.b.v. aanpak <strong>Vastgoed</strong><br />
6.1 | Samenwerking met de banken<br />
Wat is het?<br />
Sinds eind 2006 kent de keten <strong>Vastgoed</strong> (MI) en later RIEC een intensieve samenwerking<br />
met private partijen zoals de hypothecair financiers. Sinds drie jaar worden de financiers door<br />
de keten <strong>Vastgoed</strong> actief van gemeentelijke informatie voorzien wanneer het gaat om<br />
misstanden in de vastgoedsector. Men moet dan denken aan hennepteelt, illegale<br />
verblijfsinrichtingen, illegale prostitutie in vastgoedobjecten, gebruik- en dealpanden, etc.<br />
Wanneer door de gemeente inzake dit soort dossiers een besluit of bestuurlijke maatregelen<br />
wordt genomen danwel opgelegd, wordt de hypothecair financier hiervan in kennis gesteld.<br />
Hiertoe wordt een kopie van het besluit naar de betreffende contactpersoon gezonden.<br />
Wat levert het op?<br />
Nadat de hypothecair financier in kennis is gesteld m.b.t. een maatregel van de gemeente<br />
jegens een klant, nemen zij (na zelfstandig een afweging gemaakt te hebben) een besluit<br />
t.a.v. van de lopende hypotheek en t.a.v. van de relatie met de klant. Dit kan variëren van een<br />
eerste en laatste waarschuwing jegens de eigenaar tot het opeisen van de hypotheek. De<br />
laatst genoemde maatregel wordt genomen in 30 - 40% van de gevallen. In 2011 zijn door de<br />
ketenaanpak <strong>Vastgoed</strong> 210 signalen van misstanden uitgedaan. Dit leidt er dus uiteindelijk<br />
toe dat minimaal 70 objecten zijn onttrokken aan eigenaren die de objecten (laten) gebruikten<br />
voor het uitoefenen van criminele activiteiten.<br />
De financiers van eigenaren in kennis stellen van bepaalde feiten leidt ertoe dat gemeenten in<br />
korte tijd een malafide eigenaar onder hoge druk kan zetten, en de overlast/misstanden snel<br />
een halt kan toeroepen.<br />
Wat moet de gemeente zelf doen?<br />
Het is raadzaam dat gemeenten haar inwoners er op wijzen waar zij voor signalen van<br />
(mogelijk) misbruik van vastgoed terecht kunnen. De gemeente kan als signalen hiertoe<br />
aanleiding geven gerichte inspecties verrichten. Hierdoor krijgt een gemeente (nog) meer<br />
zicht op mogelijk misbruik van vastgoed.<br />
Wanneer dit is gerealiseerd kan worden overgegaan tot het daadwerkelijk<br />
constateren/vaststellen van (strafbare) feiten in relatie tot vastgoed. Wanneer door politie of<br />
ambtenaren misstanden zijn geconstateerd, kan de bank een (op hoofdlijnen) geïnformeerd<br />
worden. Te denken valt dan aan een kopie van een besluit of aanschrijving. De gemeente<br />
dient ter voorbereiding hierop:<br />
- bronnen te raadplegen (GBA, Kadaster, etc)<br />
- Eigen informatiepositie op orde te hebben (dossier opbouw)<br />
- Contact opnemen met de betreffende financiers signaal uitzetten en zo nodig de<br />
voortgang monitoren.<br />
6.2 | Rotterdams Piepsysteem (ROPS)<br />
Wat is het?<br />
In het kader van de pilot die in de gemeente Rotterdam voor de duur van 1 jaar is gehouden<br />
is een applicatie ontwikkeld die geautomatiseerd afwijkende vastgoedtransacties kan<br />
opsporen. De applicatie is in staat om transacties die gepaard gaan met prijsdaling en<br />
-stijgingen te signaleren. De gebruiker kan hiertoe zelf aangeven met hoeveel procent de<br />
waardestijging of -daling gepaard gaat.<br />
Het systeem kan worden ingezet om binnen bepaalde (kwetsbare) postcodegebieden met<br />
terugwerkende kracht dubieuze vastgoedtransacties op te sporen en tevens in kaart te<br />
brengen welke eigenaar/verkoper, koper, notaris en hypothecair financier betrokken zijn.<br />
Wat levert het op?<br />
Het systeem zal de gemeenten helpen om na te gaan of binnen de gemeentegrenzen<br />
woningprijzen kunstmatig worden opgedreven door dubieuze vastgoedtransacties. Dit kunnen<br />
o.a. ABC-transacties zijn (aan- en verkoop van vastgoed binnen 6 maanden, zodat geen<br />
overdrachtsbelasting hoeft worden afgedragen). ABC-transacties die gepaard gaan met soms<br />
forse waardestijgingen zijn namelijk indicatoren die duiden op criminele activiteiten. Deze<br />
informatie is zonder het ROPS een stuk moeilijker te traceren. Daarnaast is in één oogopslag<br />
36<br />
36
te zien of steeds dezelfde notaris bij de transacties berokken is. Zo ja, dan is dat een redelijk<br />
vermoeden dat deze optreedt als faciliteerder.<br />
Wat moet de gemeente zelf doen?<br />
De functioneren van het ROPS is volledig afhankelijk van kadastrale informatie. Het Kadaster<br />
levert dergelijke informatie echter niet kosteloos aan. Daardoor zijn aan het “voeden” van het<br />
ROPS vrij hoge kosten verbonden.<br />
Daarnaast dient de gemeente uiteindelijk zelf een gebied(en) te selecteren waarvan vooraf<br />
ingeschat is dat daar het (hoogste) risico bestaat op malafide vastgoedtransacties. De keuze<br />
kan uiteraard gemaakt worden in overleg met het RIEC en/of één van de partners.<br />
Wat doet het RIEC?<br />
- Doorontwikkelen van het systeem en/of de methodiek.<br />
- Assisteren en adviseren bij de uitvoering en het interpreteren van de uikomsten van het<br />
ROPS.<br />
6.3 | <strong>Vastgoed</strong>kaart<br />
Wat is het?<br />
De recherche van de politie Rotterdam-Rijnmond werkt momenteel aan zogenaamde<br />
vastgoedkaart van een aantal postcodegebieden binnen de gemeente Rotterdam. De<br />
vastgoedkaart wordt opgesteld door indicatoren zoals: prijsstijgingen- en dalingen bij<br />
vastgoedtransacties, betrokkenheid van buitenlandse financiers, panden worden aangekocht<br />
zonder financiers, eigenaren die in korte tijd veel panden verwerven en etc. te matchen met<br />
namen van vastgoedeigenaren/handelaren die landelijk actief zijn en welke op dit moment<br />
een fors aantal objecten op hun naam hebben staan.<br />
De uitkomsten van de match van de namen en de indicatoren biedt inzicht in de<br />
eigenaren/handelaren en/of betrokkenen die nader onderzocht dienen te worden. De output<br />
van de vastgoedkaart kan leiden tot een aantal casussen die door de keten <strong>Vastgoed</strong><br />
opgepakt gaan worden.<br />
Wat levert het op?<br />
De vastgoedkaart moet resulteren in een overzicht van personen die actief zijn binnen een<br />
bepaald postcodegebied of gemeente en of zij bijvoorbeeld antecedenten op hun naam<br />
hebben en/of betrokken waren bij transacties waar vraagtekens bij te plaatsen zijn. Zonder<br />
bovenstaand hulpmiddel komt deze informatie alleen min of meer toevallig aan het licht. Met<br />
de vastgoedkaart kan systematisch de gewenste informatie in beeld worden gebracht en krijgt<br />
de gemeente zicht op dubieuze of ongewenste personen die actief zijn binnen de<br />
gemeentegrenzen.<br />
Wat moet de gemeente zelf doen?<br />
- Aanwijzen van het te onderzoeken doelgebied;<br />
- In overleg met het RIEC Rotterdam-Rijnmond en de partners zal een plan van aanpak<br />
worden opgesteld.<br />
6.4 | Samenwerking met de Rijksbelastingdienst (aanpak hypotheekrenteaftrek fraude)<br />
Wat behelst de samenwerking?<br />
Tijdens de aanpak van misstanden m.b.t. vastgoed is ook de Rijksbelastingdienst een<br />
waardevolle partner gebleken. Gemeentelijke informatie kan voor hen een waardevolle bron<br />
zijn wanneer het gaat om bijvoorbeeld de hypotheekrente-aftrek en genoten inkomsten van<br />
woningen die vallen in categorie inkomstenbox 1 (inkomsten uit Werk en Woning). Het betreft<br />
dan woningeigenaren die een pand verhuren en van het betreffende pand de hypotheekrente<br />
aftrekken. Daartoe staat men op het betreffende adres ingeschreven, hoewel men er niet<br />
woonachtig is. Wanneer een pand door een inspecteur betreden is en is vastgesteld dat de<br />
woning wordt verhuurd, moet er oog zijn voor eigen gemeentelijke informatie waaruit<br />
opgemaakt kan worden dat door de betreffende eigenaar fraude gepleegd wordt. Een van de<br />
bronnen is dan de Gemeentelijke Basisadministratie en de rapportage van het inspectieteam.<br />
Door deze twee bronnen te matchen kan worden geconstateerd dat de situatie zoals deze in<br />
de woning is aangetroffen, niet strookt met het GBA. Deze constatering kan gedeeld worden<br />
37<br />
37
met de Rijksbelastingdienst. Hierop wordt de aftrek onmiddellijk stopgezet en verder/breder<br />
onderzoek verricht.<br />
Wat levert het op?<br />
Sinds drie jaar werkt de keten <strong>Vastgoed</strong> met betrekking tot dit aspect intensief samen met de<br />
Rijksbelastingdienst. Dit heeft tot op heden € 500.000,-- opgeleverd. Dit geld komt dus niet<br />
meer (op onrechtmatige wijze) in de portemonnee van malafide vastgoedeigenaren. De reeds<br />
uitgekeerde bedragen worden inclusief boete teruggevorderd.<br />
Wat moet de gemeente zelf doen?<br />
Tijdens inspecties van objecten is het wenselijk dat de inspecteur registreert wie er op dat<br />
moment in het pand verblijft en of dit conform het GBA is. Mocht blijken dat de eigenaar niet<br />
in het pand verblijft, maar hier desalniettemin ingeschreven staat moet het RIEC (en daarmee<br />
de Rijksbelastingdienst) door middel van een korte rapportage in kennis worden gesteld. De<br />
Rijksbelastingdienst zet dan onverwijld de aftrek stop.<br />
Wat doet het RIEC<br />
Het RIEC fungeert als verbindende schakel tussen de Rijksbelastingdienst en de<br />
regiogemeenten. Het RIEC zet de rapportages door naar de contactpersoon van de<br />
Rijksbelastingdienst. Deze neemt het signaal met een directie collega persoonlijk in<br />
behandeling.<br />
38<br />
38
H 7 | Korte werkbeschrijving ketenaanpak <strong>Vastgoed</strong> -<br />
Regiogemeenten<br />
7.1 | Casusoverleg<br />
Wanneer een regiogemeente serieuze signalen van georganiseerde misdaad heeft of<br />
aanleiding ziet om te twijfelen aan een eigenaar, transactie of handelwijze dan kan dit signaal<br />
worden voorgelegd aan de keten <strong>Vastgoed</strong> van het RIEC. Alvorens dit te doen moet de<br />
gemeente eerst haar eigen (interne)bronnen raadplegen. Collega’s of bijv. de wijkagent<br />
kunnen over waardevolle aanvullende informatie beschikken.<br />
Wanneer de informatie-inventarisatie is afgerond, wordt het signaal overhandigd aan het<br />
RIEC. Het RIEC raadpleegt de open bronnen zoals het Kadaster, KvK en etc. en gaat zo<br />
nodig met de indiener van het signaal in overleg wanneer er aanvullende vragen zijn gerezen.<br />
De volgende stap is om in het casusvoorbereidingsteam te bepalen of het signaal voldoende<br />
bevat om als casus ingebracht te worden in het maandelijks casusoverleg. Mocht dit het<br />
geval zijn, dan wordt de casus opgenomen in de applicatie vastgoed (zie paragraaf 7.5). Ter<br />
voorbereiding op het casusoverleg raadplegen alle deelnemers hun interne<br />
informatiesystemen op mogelijke aanvullende informatie.<br />
Tijdens het casusoverleg wordt de verdere strategie bepaald, wordt nagegaan wat er<br />
eventueel nog aan informatie ontbreekt en welke zaken nog verder nagetrokken moeten<br />
worden. De informatie van partners biedt immers in sommige vallen weer nieuwe<br />
aanknopingspunten die nagelopen moeten worden. Iedere partner gaat na wat binnen zijn<br />
organisatie en bevoegdheden de mogelijkheden zijn in die specifieke casus. Zodoende wordt<br />
per casus geprobeerd om tot een integrale aanpak te komen. Lukt dit niet? Dan zullen één of<br />
twee partners de casus verder afgehandeld in afstemming met het casusoverleg.<br />
Het casusoverleg wordt door de gemeente die het signaal heeft ingebracht bijgewoond.<br />
Hierdoor wordt de betreffende gemeente zo goed mogelijk geïnformeerd en zijn alle<br />
betrokkenen bij eventuele onduidelijkheden in de gelegenheid om aanvullende vragen te<br />
stellen en elkaar te informeren.<br />
Het afsluiten van een casus gebeurt in goed onderling overleg en wanneer er geen<br />
mogelijkheden worden gezien voor een eventuele verdere aanpak of wanneer de effectiviteit<br />
in twijfel wordt getrokken.<br />
Het casusoverleg wordt ondersteund door de applicatie <strong>Vastgoed</strong>.<br />
39<br />
39
7.2 Stroomschema & Overzicht gemeentelijke diensten<br />
Figuur 1: Stroomschema signaal vastgoedfraude<br />
Figuur 2: Overzicht gemeentelijke diensten t.b.v. informatiepositie<br />
40<br />
40
7.3 | Processchema signalering vanuit gemeenten<br />
Fase Stap Acties<br />
1 Signalering Signalering Burger/inspecteur of<br />
andere betrokkenen<br />
constateren een<br />
misstand of een<br />
opvallend feit in<br />
relatie tot vastgoed<br />
met een indicatie die<br />
kan duiden op<br />
betrokkenheid<br />
georganiseerde<br />
criminaliteit.<br />
2 Behandeling Gemeente neemt signaal in<br />
behandeling en raadpleegt diverse<br />
bronnen.<br />
Wanneer nodig wordt<br />
het pand/panden<br />
bezocht.<br />
3 Bundeling Informatiebundeling. Raadplegen<br />
Kadaster, GBA,<br />
relevante interne<br />
gemeentelijke<br />
informatie, etc.<br />
4 Afweging Afweging signaal. Na raadplegen<br />
bronnen en<br />
veredelen van de<br />
informatie ontstaat<br />
een compleet beeld<br />
en vindt een check<br />
op juistheid en<br />
indicatoren plaats.<br />
5 Advisering Contact en advies RIEC Het RIEC veredelt<br />
wanneer mogelijk en<br />
verricht eerste<br />
analyse.<br />
6 Afweging<br />
casus<br />
Afweging: is het signaal<br />
casuswaardig?*<br />
Ja: Casus op agenda casusoverleg.<br />
Nee: casus afvoeren.<br />
7 Bespreking Casus besproken tijdens<br />
casusoverleg<br />
Levert de<br />
aanvullende<br />
informatie van<br />
partners RIEC<br />
voldoende<br />
aanknopingspunten?<br />
Afspraken over<br />
interventies. Welke<br />
partner doet wat?<br />
Wat beogen we?<br />
2 e Casusoverleg Partners rapporteren<br />
over de voortgang en<br />
de (mogelijke)<br />
effecten van hun<br />
interventies. Zijn de<br />
doel(en) bereikt?<br />
8 Afsluiting Doel(en) bereikt Casus afsluiten.<br />
Gemeente gaat na of<br />
bestuurlijke<br />
instrumenten kunnen<br />
worden ingezet.<br />
omvang portefeuille,<br />
wijze van financiering<br />
vastgoed, leegstand<br />
vastgoed,<br />
aanschrijvingen uit het<br />
verleden, type<br />
bewoners vastgoed,<br />
betrokkenheid<br />
(soft)drugs, etc.<br />
Advies m.b.t. inzet<br />
bestuurlijke<br />
instrumenten.<br />
FIOD,<br />
Rijksbelastingdienst,<br />
Politie en OM<br />
raadplegen systemen.<br />
Gemeente sluit aan bij<br />
casusoverleg<br />
Gemeente sluit aan bij<br />
casusoverleg<br />
* Een casus is voor het RIEC relevant wanneer er vermoeden bestaan van betrokkenheid van georganiseerde<br />
misdaad, dit in relatie tot vastgoed, hennepteelt en/of mensenhandel.<br />
41<br />
41
7.4 | Wie zijn aangesloten bij het casusoverleg?<br />
Binnen de gemeente Rotterdam zijn met name de directie Veiligheid, Stadsontwikkeling<br />
(wonen en buitenruimte) en de dienst Gemeentebelastingen aangesloten.<br />
Stadsontwikkeling is belast met de zowel inspectie als het aanschrijven van vastgoed en<br />
hun eigenaren. Daarnaast is het belast met het beheer van gemeentelijk <strong>Vastgoed</strong> en het<br />
bemiddelen van de aan- en verkoop van o.a. (gemeentelijk) vastgoed. Tevens monitort men<br />
de transacties op de vastgoedveiling.<br />
De dienst Gemeentebelastingen kent de volgende taken:<br />
Het heffen en invorderen van belastingen die de gemeente volgens de Gemeentewet mag<br />
opleggen aan inwoners, bezoekers en eigenaren van onroerende zaken in de stad.<br />
(Gemeentewet hfst. XV par. 4 art. 230 e.v.)<br />
Het waarderen van onroerende zaken t.b.v. de heffing van belastingen door het Rijk, de<br />
gemeenten en de waterschappen.<br />
Daarnaast wordt de dienst Gemeentebelastingen ingezet voor de volgende specifieke taken:<br />
faciliterende rol bij de incasso van uitvoeringen van gemeentewege, dwangsom-<br />
beschikkingen en hennepbesluiten van dS+V jegens malafide handelaren of eigenaren.<br />
Faciliterende rol bij de incasso van verhaal van kosten bij burgemeestersluitingen o.g.v. art<br />
174a GW en dwangsombeschikkingen van Directie Veiligheid. Incasso o.a. door middel van:<br />
- (Conservatoire) beslagen onroerende zaken;<br />
- (Conservatoire) beslagen roerende zaken;<br />
- (Conservatoire) beslagen onder derden.<br />
De dienst Gemeentebelastingen beschikt over informatie die voor andere partners zoals<br />
politie en Rijksbelastingdienst waardevol kan zijn. Het betreft dan zaken als: wie betaalde de<br />
OZB m.b.t. een pand? Vanaf welk bankrekeningnummer is de betaling gedaan?<br />
Tools van de partners<br />
Hieronder staat een kleine greep uit de mogelijkheden die de partners hebben m.b.t. de<br />
aanpak van misstanden en georganiseerde criminaliteit.<br />
Openbaar Ministerie Rotterdam:<br />
Het Openbaar Ministerie beschikt over diverse wettelijke mogelijkheden om een<br />
opsporingsonderzoek te verrichten, bv het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van<br />
strafvordering. Ook zijn er Aanwijzingen en Beleidsregels opgesteld.<br />
Al deze wetgeving is erop gericht de officier van justitie (en de opsporingsinstanties) in de<br />
praktijk handvaten te bieden het opsporingsonderzoek zo goed mogelijk te laten verlopen.<br />
Na het opsporingsonderzoek zijn er diverse mogelijkheden om een strafzaak af te doen: een<br />
verdachte van strafbare feiten kan voor de rechter worden gebracht. Ook kan een zaak<br />
(voorwaardelijk) worden geseponeerd, danwel een transactie of een taakstraf worden<br />
aangeboden, ter voorkoming van verdere strafvervolging.<br />
Politie Rotterdam-Rijnmond:<br />
- Dossiervorming door de wijkagent bij overlast. In samenwerking met externe partners<br />
zou betrokkene uit het pand gezet kunnen worden;<br />
- Reactief reageren met strafrechtelijke bevoegdheden op gepleegde strafbare feiten,<br />
zoals mensenhandel en –smokkel, witwassen en hypotheekfraude;<br />
- Verbeurdverklaring / ontneming van het pand;<br />
- “bestuurlijke” rapportage richting gemeente voor intrekking vergunning/<br />
burgemeestersluiting.<br />
Rijksbelastingdienst Rotterdam-Rijnmond<br />
De Belastingwetgeving is voor de Belastingdienst het uitgangspunt. Daar waar<br />
overlastgevende en/of malafide praktijken, gerelateerd aan vastgoed, een fiscaal belang met<br />
zich meebrengen, kan de Belastingdienst deze wetgeving als instrument inzetten. De aanpak<br />
varieert van het van achter het bureau beoordelen van ingediende belastingaangiften tot het<br />
instellen van (boeken)onderzoek ter plaatse. Indien blijkt dat fiscale verplichtingen niet juist<br />
zijn nagekomen, worden aanslagen opgelegd.<br />
42<br />
42
Tools van de FIOD-ECD<br />
De FIOD is de opsporingsdienst van de Rijksbelastingdienst en Douane. Tot de<br />
opdrachtgevers van FIOD-ECD behoren naast de Rijksbelastingdienst en Douane, ook<br />
andere opdrachtgevers zoals bijvoorbeeld de AFM en DNB. De FIOD onderscheidt de<br />
volgende soorten onderzoeken: fiscaal strafrechtelijke onderzoeken, financiële fraude<br />
(beleggingsfraude, schending integriteit bedrijfsleven, aantasting financiële stelsel en<br />
aantasting vergunningenstelsel). Tevens onderscheidt de FIOD de volgende bijzondere<br />
taakgebieden (expertise): witwassen, ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel (plukze),<br />
(complexe) faillissementsfraude, vastgoed en btw-fraude.<br />
Keuze van de onderzoeken en inzet van capaciteit wordt bepaald in overleg met<br />
opdrachtgevers (Belastingdienst, Douane, AFM, DNB) en Functioneel Parket (OM).<br />
Aansluiting met Handhavingsarrangement Belastingdienst (dezelfde thema's en projecten).<br />
Inzet van het middel opsporing is gericht op het behalen van optimaal effect.<br />
FIOD-ECD zoekt samenwerking met andere opsporingsdiensten en politie. Daarnaast bestaat<br />
er voorkeur voor deelname aan projecten in het kader van integrale overheidsaanpak, mits de<br />
FIOD daarin een toegevoegde waarde heeft (bezien vanuit het algemeen belang). FIOD is<br />
betrokken bij alle <strong>RIEC's</strong>. FIOD beschikt over een eigen inlichtingendienst (CIE,<br />
opsporingsinformatie strategisch en operationeel, informatiedesk, buitenland-loket).<br />
7.5 | Applicatie vastgoed<br />
Eén van de voorwaarden voor een effectieve en efficiënte samenwerking is een soepele<br />
informatie-uitwisseling. Om de uitwisseling goed te borgen, is door het RIEC Rotterdam-<br />
Rijnmond een applicatie ontwikkeld. Deze is sinds een jaar in gebruik en gedurende de<br />
periode verder verfijnd. De applicatie is zo ingericht dat op casusniveau in een beveiligde<br />
omgeving informatie kan worden uitgewisseld. Deze is alleen zichtbaar voor de gemeenten<br />
en partners voor wie de informatie relevant is.<br />
De applicatie is zo ingericht dat tijdens het casusoverleg het proces in vier stappen wordt<br />
doorlopen (van casusbeschrijving tot casusafhandeling). In de applicatie kunnen relevante<br />
stukken als bijlagen worden opgenomen, daarnaast kan iedere partner een analyse m.b.t. de<br />
casus in de applicatie kwijt. Betrokken partners kunnen van deze informatie kennisnemen.<br />
Het inloggen gebeurt middels een gebruikersnaam en password, d.m.v. een token.<br />
Beleidsmatig overleg<br />
Naast een casusoverleg vormen afgevaardigden met een leidinggevende functie vanuit de<br />
ketenpartners ook een beleidsmatig overleg. De groep komt ongeveer eens per 2 maanden<br />
bijeen. In dit overleg zijn de voornaamste ketenpartners vertegenwoordigd. De agenda wordt<br />
bepaald door verschillende beleidsthema’s en de te bepalen koers van de keten. Denk hierbij<br />
aan de te ontwikkelen nieuwe instrumenten die ingezet kunnen worden t.b.v. de aanpak<br />
vastgoed of initiatieven om de samenwerking verder te optimaliseren.<br />
Daarnaast rapporteren de deelnemers naar de Stuurgroep RIEC dat wordt voorgezeten door<br />
burgemeester van Belzen van de gemeente Barendrecht. Jaarlijks stelt het beleidsmatig<br />
overleg een jaarrapportage op waarin verantwoording wordt afgelegd over de samenwerking,<br />
behaalde doelstellingen, resultaten, werkwijze en etc.<br />
Stuurgroep RIEC<br />
De stuurgroep RIEC bepaalt de koers op strategisch niveau en ook in dit overleg zijn de<br />
partners vertegenwoordigd.<br />
De burgemeester van Barendrecht, de gemeentesecretaris van Maassluis en<br />
vertegenwoordigers van de gemeente Rotterdam Directie Veiligheid, de Sociale Inlichtingen-<br />
en Opsporingsdienst (SIOD) en Arbeidsinspectie (AI), de politie Rotterdam-Rijnmond, het<br />
Openbaar Ministerie (Arrondissementsparket Rotterdam), de Belastingdienst Rijnmond, de<br />
FIOD, de directeur Veiligheid van de gemeente Rotterdam en de coördinator van het RIEC<br />
Rotterdam-Rijnmond vormen de Stuurgroep RIEC. De Stuurgroep RIEC ziet toe op de<br />
strategie en uitvoering van de taken van het RIEC, waarvan de regionale ketenaanpak<br />
vastgoed onderdeel uitmaakt.<br />
De voorzitter van de Stuurgroep RIEC, tevens portefeuillehouder namens het Regionaal<br />
College, rapporteert aan het Regionaal College van de politie Rotterdam-Rijnmond.<br />
43<br />
43
BIJLAGE I<br />
Richtlijnen onzelfstandige bewoning (Stadsontwikkeling)<br />
1. Inleiding<br />
In deze Richtlijn onzelfstandige bewoning wordt nader aangegeven hoe bij de<br />
praktische uitvoering van de in de considerans genoemde regelingen omgegaan<br />
wordt met de begrippen ‘kamergewijze verhuur’ en ‘verhuur van een zelfstandige<br />
woonruimte aan een huishouden’. Deze richtlijn is tevens van belang voor de wijze<br />
waarop de gemeente Rotterdam in dit verband handhavend optreedt.<br />
2. Kamergewijze verhuur<br />
2.1 Er is sprake van kamergewijze verhuur als:<br />
een samenstel van verblijfsruimten in een woonfunctie uitsluitend of mede bestemd is<br />
of gebruikt wordt om daarin aan anderen dan aan de rechthebbende (zoals de<br />
eigenaar/bewoner/huurder) en de personen behorende tot zijn of haar huishouden,<br />
woonverblijf (geen zelfstandige woongelegenheid) te verschaffen. Hiermee richt het<br />
begrip kamergewijze verhuur zich op de verhuur van kamers in een woning aan<br />
afzonderlijke huurders die geen sociale band met elkaar of de verhuurder hebben en<br />
zodoende zelf geen of weinig invloed op de brandveiligheidssituatie kunnen<br />
uitoefenen.<br />
2.2 Als er sprake is van kamergewijze verhuur kan vereist zijn:<br />
• een onttrekkingsvergunning op grond van de Huisvestingswet, de<br />
Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam 2006 of de<br />
Huisvestingsverordening aangewezen gebieden Rotterdam;<br />
• indien het gebouw geen woonfunctie heeft, een toestemming tot gebruikswijziging<br />
en een bouwvergunning;<br />
• bij meer dan vier personen een gebruiksmelding op grond van het Besluit<br />
brandveilig gebruik bouwwerken, ook wel aangeduid als Gebruiksbesluit.<br />
2.3 Er is geen sprake van een kamergewijze verhuur als:<br />
• de eigenaar/bewoner/huurder (met of zonder gezin), die tevens bewoner is, één<br />
of twee kamers verhuurt aan niet meer dan twee personen en<br />
• er sprake is van (een) zelfstandige woonruimte(n) en<br />
• er sprake is van een duurzaam gemeenschappelijk huishouden.<br />
3. Zelfstandige woonruimte<br />
3.1 Er is sprake van een zelfstandige woonruimte als:<br />
• de woonruimte een eigen toegang heeft en<br />
• de bewoner exclusief gebruik maakt van zogeheten “wezenlijke voorzieningen”<br />
(keuken, douche/badkamer en toilet) binnen zijn woonruimte.<br />
NB. Een huishouden heeft voor de bewoning van een zelfstandige woonruimte onder de<br />
huur/koopprijsgrens in de aangewezen gebieden een huisvestingsvergunning nodig.<br />
4. Huishouden<br />
4.1 Er is sprake van een duurzaam gemeenschappelijk huishouden als:<br />
• een gezin van twee of meer personen (gehuwd of samenwonend) zijn<br />
hoofdverblijf in dezelfde woning heeft. Dit wordt geacht één duurzaam<br />
gemeenschappelijk huishouden te zijn;<br />
• een groep van twee of meer personen een gemeenschappelijke duurzame<br />
huishouding voert of wil voeren. Hieronder wordt ook een woongroep verstaan.<br />
Dit wordt van geval tot geval bepaald. Het gebruik van de woning speelt hierbij<br />
een rol.<br />
44<br />
44
NB. Wanneer één persoon in een woning zijn hoofdverblijf heeft, speelt het vraagstuk<br />
van een duurzaam gemeenschappelijk huishouden uiteraard niet. Leden van het<br />
duurzaam gemeenschappelijk huishouden hebben tenminste 12 m 2 per persoon aan<br />
gebruiksoppervlakte tot de beschikking. Wordt hier niet aan voldaan, dan is er sprake<br />
van strijdigheid met de Bouwverordening Rotterdam 1993.<br />
4.2 Indicaties, die een rol spelen bij de beoordeling of er sprake is van (de intentie tot)<br />
een duurzaam gemeenschappelijk huishouden zijn:<br />
• er bestaat een band tussen de bewoners, die de enkele wil om gezamenlijk te<br />
wonen te boven gaat. Daarnaast bestaat de intentie om langdurig samen te<br />
blijven;<br />
• er is sprake van wederzijdse zorg;<br />
• de bewoners beschikken over een gemeenschappelijke rekening, waarvan de<br />
gemeenschappelijke kosten betaald worden;<br />
• indien vereist, beschikken de bewoners over een Huisvestingsvergunning;<br />
• alle bewoners staan ingeschreven in het GBA;<br />
• de ruimtes in de woning zijn van dien aard, dat ze niet zelfstandig bewoond<br />
worden. Alle ruimten zijn gemeenschappelijk (dus niet met sloten afsluitbaar, niet<br />
allemaal een eigen kooktoestel en koelkast e.d. en in de woning is een<br />
gezamenlijke woonkamer aanwezig die niet in gebruik is als slaapkamer);<br />
• de woning is aan te merken als een zelfstandige woonruimte in de zin van de<br />
Huisvestingswet.<br />
De hierboven genoemde indicaties spelen allemaal een rol bij de beoordeling of er sprake is<br />
van (de intentie tot) een duurzaam gemeenschappelijk huishouden. Dit zijn echter slechts de<br />
in de jurisprudentie uitgekristalliseerde indicaties. Overige feiten en omstandigheden van het<br />
geval dienen meegewogen te worden. Deze lijst van indicaties is dus niet uitputtend. Alle<br />
indicaties dienen zorgvuldig afgewogen te worden. Er dient zowel sprake te zijn van<br />
duurzaamheid als van gemeenschappelijkheid, voordat van een duurzaam<br />
gemeenschappelijk huishouden gesproken kan worden.<br />
45<br />
45
BIJLAGE II<br />
Toelichting op de richtlijn onzelfstandige bewoning<br />
Ad 3 Zelfstandige woonruimte<br />
Eigen toegang:<br />
• de toegang hoeft niet perse op de straat uit te komen;<br />
• etagewoningen met een uitgang naar een gemeenschappelijke hal, galerij of<br />
trappenhuis worden ook als zelfstandig aangemerkt;<br />
• hetzelfde geldt voor woningen met één of meer afsluitbare toegangsdeuren naar<br />
een gemeenschappelijke ruimte, zoals een hal in een groot (heren)huis (een<br />
zogeheten: onvrije woning);<br />
• de woning met alle wezenlijke voorzieningen maar met de toegang door de privéruimte<br />
van een derde is geen zelfstandige woonruimte.<br />
Wezenlijke voorzieningen:<br />
• onder wezenlijke voorzieningen wordt verstaan: tenminste de keuken, het toilet<br />
en de wasruimte (dat wil zeggen douche- of badkamer);<br />
• zij moeten niet alleen binnen de woonruimte zijn gelegen maar ook exclusief ten<br />
gebruik staan van de huurder van die woonruimte. Dit moet uit feitelijke<br />
omstandigheden en de situatie ter plaatse worden afgeleid. Het exclusief gebruik<br />
kan bijvoorbeeld blijken uit het huurcontract;<br />
• onder “binnen de woning” wordt ook verstaan verscheidene vertrekken, zoals<br />
bijvoorbeeld een keuken, toilet of douche, die bereikbaar zijn via een<br />
gemeenschappelijke verkeersruimte, zoals een hal of overloop. Als de wezenlijke<br />
voorzieningen tevens exclusief ten gebruik staan van de huurder, betreft het hier<br />
een onvrije, zelfstandige woonruimte;<br />
• als ook anderen dan de huurder of zijn huisgenoten aanspraak kunnen maken op<br />
het gebruik van deze wezenlijke voorzieningen, is er geen sprake van een<br />
zelfstandige woonruimte. Andere eigen voorzieningen zijn niet strikt vereist, zoals<br />
een energie- en watermeter.<br />
Ad4 Duurzaam gemeenschappelijk huishouden<br />
Bij de bepaling of er sprake is van (de intentie tot) een duurzaam gemeenschappelijk<br />
huishouden of woongroep, wordt gekeken naar de feiten en omstandigheden van het<br />
geval (indicaties). Deze indicaties zijn onuitputtelijk. De hieronder genoemde<br />
indicaties volgen in ieder geval uit jurisprudentie.<br />
Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Raad van State d.d. 5 oktober 2005<br />
(zaaknummer 200501342/1) en d.d. 17 januari 2007 (zaaknummer 200605247/1).<br />
1. De bewoners hebben de intentie om langdurig samen te blijven wonen<br />
(duurzaamheid).<br />
De tijdelijkheid van de bewoning mag niet vóóraf al vaststaan, waar de grens van<br />
deze tijdelijkheid ligt is een andere zaak.<br />
2. Er is sprake van wederzijdse zorg.<br />
Daaronder wordt bijvoorbeeld verstaan:<br />
- het hebben van een gezamenlijke bank- of girorekening;<br />
- het gezamenlijke doen van uitgave ten behoeve van het huishouden;<br />
- tenaamstelling van (telefoon- gas- en/of elektriciteits-) rekeningen.<br />
3. Het huishouden is in de periode van één jaar niet van samenstelling gewijzigd,<br />
tenzij de wijzigingen naar algemene maatstaven binnen een duurzaam<br />
gemeenschappelijk huishouden passen.<br />
46<br />
46
Wanneer de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens een wisseling van<br />
bewoners aangeeft of bewoners niet staan ingeschreven, kan dit dienen om het<br />
bestaan van een samenlevingswens te ontkrachten. Vindt de wisseling van bewoners<br />
plaats in een periode van één jaar voor de controle, dan is dit een indicatie dat er<br />
geen sprake is van een duurzaam gemeenschappelijk huishouden. Veranderingen<br />
die binnen reguliere wijzigingen van een duurzaam gemeenschappelijk huishouden<br />
vallen worden uiteraard buiten beschouwing gelaten (bijvoorbeeld scheiding, het<br />
krijgen van een kind enz.).<br />
4. De ruimtes zijn gemeenschappelijk.<br />
Er is een gemeenschappelijke woonkamer c.q. woonkeuken. Bovendien mogen<br />
individuele ruimtes niet afsluitbaar zijn. De afsluitbaarheid van ruimtes duidt op een<br />
zekere individualiteit richting medebewoners. Bovendien geeft dit een sterke behoefte<br />
aan privacy aan. Bij een duurzaam gemeenschappelijk huishouden zal hier geen of in<br />
mindere mate sprake van zijn. Ook de inrichting van de verschillende ruimtes kan een<br />
indicatie zijn. Staan er in diverse ruimtes kooktoestellen, koelkasten, televisies en<br />
andere huisraad, dan duidt dat op een individueel gebruik van een ruimte. Met name<br />
het ontbreken van een gemeenschappelijke woonkamer is een sterke indicatie, dat<br />
er geen sprake is van een duurzaam gemeenschappelijk huishouden.<br />
NB. Een gemeenschappelijke woonruimte heeft tenminste zoveel zitplaatsen als<br />
leden van de duurzaam gemeenschappelijke huishouding/ woongroep. Daarnaast<br />
voldoet de woonruimte aan de eisen die voortvloeien uit Bouwverordening en het<br />
Bouwbesluit.<br />
5. Indien vereist is er een huisvestingsvergunning aanwezig.<br />
Het ontbreken van een huisvestingsvergunning bij een groep personen in een woning, waar<br />
een huisvestingsvergunning verplicht is, is een indicatie dat er geen sprake is van een<br />
duurzaam gemeenschappelijk huishouden. Heeft een groep personen deze vergunning wel<br />
dan is dit een indicatie, dat er wel sprake is van een duurzaam gemeenschappelijk huishoud.<br />
47<br />
47
BIJLAGE III<br />
Nadere regels Gebiedsquota voor kamerverhuur 2009<br />
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,<br />
Gelezen het voorstel van de directeur van de dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting van de<br />
gemeente Rotterdam van 3 februari 2009, dS+V 08/9423;<br />
overwegende dat het wenselijk is nadere regels vast te stellen waaraan aanvragen om<br />
vergunning voor woonruimteonttrekking voor kamerverhuur kunnen worden getoetst met<br />
name door het voor delen van de gemeente vaststellen van een quotumregeling voor het<br />
aantal toegestane slaapplaatsen voor kamerverhuur, zogenaamde gebiedsquota voor<br />
kamerverhuur;<br />
gelet op artikel 16f, eerste lid, van de Huisvestingsverordening stadsregio Rotterdam 2006;<br />
gelet op artikel 3.1.4, zesde en zevende lid, alsmede artikel 3.1.9 van de<br />
Huisvestingsverordening aangewezen gebieden Rotterdam;<br />
Besluit vast te stellen de hierna volgende:<br />
Nadere regels “Gebiedsquota voor kamerverhuur” voor aanvragen van een<br />
woonruimteonttrekkingsvergunning voor kamerverhuur als bedoeld in artikel 16b,<br />
eerste lid, van de Huisvestingsverordening stadsregio Rotterdam en in artikel 3.1.2<br />
juncto artikel 3.1.4, vierde tot en met zevende lid, van de Huisvestingsverordening<br />
aangewezen gebieden Rotterdam<br />
Artikel 1 Begripsbepaling<br />
Voor de toepassing van deze nadere regels wordt verstaan onder:<br />
- woonruimteonttrekkingsvergunning voor kamerverhuur: vergunning voor het omzetten van<br />
zelfstandige in onzelfstandige woonruimte ten behoeve van kamerverhuur als bedoeld in<br />
artikel 16b, eerste lid, van de Huisvestingsverordening stadsregio Rotterdam en in artikel<br />
3.1.2 juncto artikel 3.1.4, vierde tot en met zevende lid, van de Huisvestingsverordening<br />
aangewezen gebieden Rotterdam;<br />
- kwetsbaar gebied: gebied dat behoort tot een van de Adoptiegebieden of WWI-wijken of tot<br />
een gebied dat reeds in het Uitvoeringsbesluit kamerverhuur d.d. 14 juni 2005 was<br />
opgenomen als nul-quotumgebied, of een ander gebied dat is opgenomen in artikel 6 van<br />
deze regeling;<br />
- adoptiegebieden: gebieden die door gemeente en woningcorporaties zijn aangewezen<br />
voor een gezamenlijke aanpak voor woningverbetering die leiden tot maatschappelijke<br />
effecten, als bedoeld in het Uitvoeringsprogramma bestaande woningvoorraad (vastgesteld<br />
door het college van burgemeester en wethouders op 1 mei 2007);<br />
- WWI-wijken: wijken met een stapeling van sociale, fysieke en economische problemen<br />
(aangewezen door de minister van Wonen, Wijken en Integratie op 22 maart 2007).<br />
Artikel 2 Kamergewijze verhuur van één of twee slaapplaatsen in elk gebied<br />
Een woonruimteonttrekkingsvergunning voor kamerverhuur is niet vereist in geval van<br />
kamergewijze verhuur van één of twee slaapplaatsen per woning, ongeacht in welk gebied<br />
het woonverblijf wordt verschaft.<br />
Een woonruimteonttrekkingsvergunning voor kamerverhuur is niet vereist in geval van<br />
kamergewijze verhuur van één of twee slaapplaatsen per woning, ongeacht in welk gebied<br />
het woonverblijf wordt verschaft.<br />
Artikel 3 Kamergewijze verhuur van drie of vier slaapplaatsen in niet-kwetsbaar<br />
gebied<br />
Een woonruimteonttrekkingsvergunning voor kamerverhuur ten behoeve van kamergewijze<br />
verhuur van drie of vier slaapplaatsen per woning in niet-kwetsbaar gebied wordt verleend<br />
indien:<br />
48<br />
48
a. het woonverblijf niet wordt verschaft in een kwetsbaar gebied en<br />
b. wordt voldaan aan het bepaalde in paragraaf 3.1 van de Huisvestingsverordening<br />
aangewezen gebieden Rotterdam of paragraaf 3.2 van de Huisvestingsverordening<br />
stadsregio Rotterdam 2006 en<br />
c. wordt voldaan aan het bepaalde in de Nadere regels voor aanvragen van een<br />
woonruimteonttrekkingsvergunning en<br />
d. de inrichting en indeling van het gebouw zich niet verzetten tegen afgifte van de<br />
vergunning en<br />
e. wordt voldaan aan de in artikel 5 vastgelegde quotumregeling.<br />
Artikel 4 Kamergewijze verhuur van vijf of meer slaapplaatsen in niet-kwetsbaar<br />
gebied<br />
Een woonruimteonttrekkingsvergunning voor kamerverhuur ten behoeve van kamerverhuur<br />
van vijf of meer slaapplaatsen per woning in niet-kwetsbaar gebied wordt verleend indien:<br />
a. wordt voldaan aan de in artikel 3 gestelde eisen en<br />
b. een gebruiksmelding als bedoeld in het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken is gedaan.<br />
Artikel 5 Quotumregeling; toegestane maximale uitbreiding kamerverhuur met<br />
slaapplaatsen<br />
Voor de periode 1 juli 2004 tot 1 juli 2014 gelden de in de onderstaande tabel vermelde<br />
maximum quota voor de toevoeging van legale kamerverhuur met slaapplaatsen in de sociale<br />
en particuliere sector.<br />
De onderstaande getallen hebben betrekking op het aantal slaapplaatsen.<br />
Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen een quotum voor de sociale sector /<br />
woningcorporaties en een quotum voor de particuliere sector.<br />
Het dagelijks bestuur van de deelgemeente kan aan burgemeester en wethouders verzoeken<br />
het quotum voor de desbetreffende deelgemeente te verhogen.<br />
Burgemeester en wethouders zullen twee jaar na inwerkingtreding van deze nadere regels de<br />
werking van de quotumregeling evalueren. De uitkomst van deze evaluatie kan tot<br />
aanpassing van de quotumregeling leiden.<br />
49<br />
49
Bijlage IV<br />
Tekst van de regeling<br />
Intitulé<br />
Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam 2006<br />
De regioraad van de stadsregio Rotterdam,<br />
gelet op:<br />
de Huisvestingswet;<br />
de Wet gemeenschappelijke regelingen;<br />
artikel 11, lid 5 van de Gemeenschappelijke Regeling stadsregio Rotterdam;<br />
gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur d.d. 7 juni 2006<br />
b e s l u i t :<br />
de hierna volgende Huisvestingsverordening stadsregio Rotterdam 2006 met bijlagen vast te<br />
stellen.<br />
HOOFDSTUK 1 - ALGEMEEN<br />
Artikel 1<br />
In deze verordening wordt verstaan onder:<br />
• a. aandachtsgroep: de doelgroep met een huishoudinkomen als bedoeld in artikel 4<br />
lid 1 van de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten<br />
instellingen volkshuisvesting;<br />
• b. Aftoppingsgrens: zoals bedoeld in de Wet op de Huurtoeslag;<br />
• c. BBSH: Besluit Beheer Sociale Huursector;<br />
• d. Bestuurlijk Overleg: overleg tussen de voorzitter van de Maaskoepel en de<br />
portefeuillehouder Wonen van de stadsregio;<br />
• e. Burgemeester en wethouders: Burgemeester en wethouders van de gemeente<br />
binnen wier grenzen zich de betreffende woonruimte of het betreffende gebouw zich<br />
bevindt;<br />
• f. doorstromer: woningzoekende die aantoonbaar na verhuizing een zelfstandige<br />
woning in Nederland leeg achterlaat;<br />
• g. GBA: de gemeentelijke basisadministratie;<br />
• h. huishouden<br />
1. Alleenstaande;<br />
2. Samenwonenden, zijnde twee personen die hoofdverblijf in dezelfde woning<br />
hebben en blijk geven zorg te dragen voor elkaar;<br />
3. De alleenstaande of de samenwonenden en de kinderen van de<br />
alleenstaande of tenminste één van de samenwonenden, voor zover<br />
- die kinderen de leeftijd van 27 jaar niet hebben bereikt, of<br />
- die kinderen altijd bij hun ouders hebben gewoond;<br />
4. de alleenstaande of samenwonenden, waaronder begrepen kinderen van de<br />
alleenstaande of tenminste één van de samenwonenden, indien er in de relatie tot die<br />
alleenstaande of samenwonenden een aantoonbare zorgbehoefte bestaat;<br />
5. de alleenstaande of samenwonenden en het ongeboren kind van de<br />
alleenstaande of tenminste één van de samenwonenden, voor zover er sprake is van<br />
50<br />
50
een zwangerschap van tenminste drie maanden oud en de aanwezigheid van het<br />
ongeboren kind is aangetoond middels een door een medicus of een verloskundige<br />
opgestelde zwangerschapsverklaring;<br />
6. de alleenstaande en één of meerdere personen met wie de alleenstaande<br />
nog niet samenwoont, indien er in de relatie tot de alleenstaande een aantoonbare<br />
zorgrelatie bestaat.<br />
• i. huurprijs: de rekenhuur volgens artikel 5 van de Wet op de Huurtoeslag;<br />
• j. huurprijsgrens: zoals bedoel in artikel 5 van de Wet op de Huurtoeslag;<br />
• k. huishoudinkomen: een huishoudinkomen zoals bedoeld in artikel 4 lid 1 van de<br />
Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen<br />
volkshuisvesting;<br />
• l. inkomensgrens: de bovengrens aan een huishoudinkomen, welke bovengrens<br />
overeenkomstig het bedrag is als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de Tijdelijke regeling<br />
diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting;<br />
• m. inschrijfduur: de periode welke is verstreken sinds de datum waarop de<br />
woningzoekende is geregistreerd conform het regionale aanbodmodel. De<br />
inschrijfduur is in alle gemeenten van de stadsregio Rotterdam geldig;<br />
• n. kleinstedelijke gemeenten: de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht,<br />
Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs, Bernisse, Bleiswijk, Brielle, Krimpen aan den<br />
IJssel en Westvoorne en de deelgemeente Hoek van Holland;<br />
• o. partijen: de gemeenten, de corporaties, de Maaskoepel en de stadsregio, zoals die<br />
in de inleiding van deze overeenkomst beschreven zijn;<br />
• p. regionale aanbodmodel: het daaromtrent in artikel 3 bepaalde;<br />
• q. starter: iedere woningzoekende die geen doorstromer is;<br />
• r. urgentieverlener: de door de gemeenten bij separaat besluit aangewezen instantie<br />
die besluit op aanvragen van urgentieverklaringen;<br />
• s. eigen toedoen: het veroorzaken van een situatie die voorkomen had kunnen<br />
worden door eigen handelen of juist niet handelen;<br />
• t. inwoning: het bewonen van woonruimte of een deel daarvan die door een ander<br />
huishouden als hoofdbewoner in gebruik is genomen;<br />
• u. kamer: elke afzonderlijke ruimte in een woonruimte, geschikt voor wonen en<br />
slapen met een oppervlakte van ten minste 6m²;<br />
• v. kamerverhuur: de verhuur van een deel van al dan niet zelfstandige woonruimte<br />
ten behoeve van langdurige bewoning aan personen, voor welke bewoning<br />
inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie als bedoeld in de Wet<br />
gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens noodzakelijk is;<br />
• w. onzelfstandige woonruimte: een binnen de Stadsregio Rotterdam gelegen<br />
woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen<br />
toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat<br />
die daarbij afhankelijk is van gemeenschappelijke voorzieningen buiten die<br />
woonruimte, zoals keuken, toilet, badkamer, douche;<br />
• x. rechtmatige bewoning: een woning die verhuurd wordt aan de aanvrager met<br />
toestemming van de verhuurder waarbij de verhuur van de woonruimte is vastgelegd<br />
in een huurcontract;<br />
• y. resocialisatietraject: een traject dat gericht is op herintegratie in de eigen of nieuwe<br />
sociale omgeving;<br />
• z. voorliggende voorzieningen; Voorliggende voorzieningen zijn o.a de Wet op de<br />
huurtoeslag, WMO-individuele voorzieningen, Wet werk en bijstand<br />
(woonkostentoeslag, verhuisverplichting). Van deze voorzieningen kan aanvrager<br />
gebruik maken om eventueel voorliggende problemen tot een minimum te beperken<br />
dan wel op te lossen;<br />
• AA. Woonlasten: Woonlasten zijn lasten die het wonen met zich meebrengt, zoals de<br />
huur van de woning, energielasten, aanslag afvalstoffenheffing,<br />
waterschapsomslagen, waterschapsbelasting (ingezetenenomslag,<br />
verontreinigingsheffing), aanslag onroerend zaakbelasting, aanslag rioolrecht,<br />
hypotheeklasten, bijdrage Vereniging van Eigenaren, opstalverzekering,<br />
maandelijkse bijdrage erfpachtcanon, lasten levensverzekering gekoppeld aan de<br />
hypotheek;<br />
• BB. zelfstandige woonruimte: een woonruimte gelegen in Nederland welke een eigen<br />
toegang heeft en welke door een huishouden kan worden bewoond zonder dat die<br />
51<br />
51
daarbij afhankelijk is van gemeenschappelijke voorzieningen buiten die woonruimte<br />
zoals keuken, toilet, badkamer, douche;<br />
• CC. labelen: labelen als bedoeld in artikel 23; woning: een woonruimte als bedoeld in<br />
artikel 1, derde lid van de Huisvestingswet.<br />
• DD. urgent woningzoekende: de natuurlijke persoon aan wie een urgentieverklaring<br />
als bedoeld in artikel 18 van deze verordening is verleend;<br />
• EE. herhuisvestingsverklaring: de verklaring als bedoeld in artikel 12;<br />
• FF. urgentieverlener: het bestuursorgaan dat ingevolge artikel 19 beslist op<br />
aanvragen om een urgentieverklaring;<br />
• GG. woning: zelfstandige woonruimte;<br />
• HH. woonruimte: zelfstandige woonruimte.<br />
• s. woning: een woonruimte als bedoeld in artikel 1 derde lid van de Huisvestingswet.<br />
Artikel 2<br />
• 1. Hoofdstuk 2 van deze verordening is van toepassing op alle van de corporaties<br />
voor verhuur vrijkomende woningen onder de huurprijsgrens.<br />
• 2. Hoofdstuk 3 en 4 van deze verordening zijn van toepassing op alle woningen en<br />
gebouwen.<br />
HOOFDSTUK 2 – WOONRUIMTEVERDELING<br />
Artikel 3<br />
• 1. De aan de stadsregio Rotterdam deelnemende gemeenten werken allen mee aan<br />
de deelname van de op haar grondgebied actieve woningcorporaties aan het<br />
regionale aanbodmodel, zoals dit in hoofdstuk 5 van deze verordening en, op grond<br />
van artikel 4 van de Huisvestingswet, in de als bijlage 1 bij deze verordening<br />
gevoegde Ontwerp-Overeenkomst Woonruimteverdeling stadsregio Rotterdam 2006<br />
is beschreven, voor zover dit de corporaties niet verhindert om te voldoen aan het<br />
besluit d.d. 15 december 2009 van de Europese Commissie over staatssteun aan<br />
corporaties (kenmerk: C(2009)9963) en uitgewerkt is in Nederlandse regelgeving,<br />
zoals meest recentelijk in de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch<br />
belang toegelaten instellingen volkshuisvesting (bekendgemaakt op 8 november<br />
2010 in de Staatscourant nr. 17151).<br />
• 2. Alleen indien uitvoering van het in hoofdstuk 5 van deze verordening en in de<br />
Ontwerp-Overeenkomst Woonruimteverdeling beschreven regionale aanbodmodel<br />
corporaties belemmert om te voldoen aan het in lid 1 genoemde besluit van de<br />
Europese Commissie en de in lid 1 genoemde Tijdelijke regeling diensten van<br />
algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting, hebben<br />
corporaties de bevoegdheid woningen zodanig te labelen dat zij aan bedoeld besluit<br />
en bedoelde regeling kunnen voldoen.<br />
• 3. Voor zover er tegenstrijdigheden zijn tussen de beschrijving van het regionale<br />
aanbodmodel in hoofdstuk 5 van deze verordening en die in de Ontwerp-<br />
Overeenkomst Woonruimteverdeling, prevaleert de beschrijving in hoofdstuk 5 van<br />
deze verordening.<br />
Artikel 4<br />
De in het derde artikel genoemde gemeenten dragen er zorg voor, dat de in het derde artikel<br />
genoemde overeenkomst in de plaats komt van alle op het moment van het sluiten van de<br />
overeenkomst van kracht zijnde lokale regelgeving met betrekking tot de verdeling van de<br />
vrijkomende huurwoningen van de woningcorporaties in de gemeenten van de stadsregio<br />
Rotterdam.<br />
52<br />
52
Artikel 5<br />
Het Dagelijks Bestuur van de stadsregio kan aan een corporatie voor maximaal 1 jaar<br />
vrijstelling verlenen van de verplichting de werkwijze uit artikel 3 te hanteren, indien een<br />
corporatie niet werkt volgens het regionale aanbodmodel en eenmalig een overgangsperiode<br />
behoeft.<br />
Artikel 6<br />
Bij ingebreke blijven van één of meer van de aan de stadsregio Rotterdam deelnemende<br />
gemeenten met betrekking tot het gestelde in de artikelen 3 en 4, is het Dagelijks Bestuur op<br />
grond van artikel 115 van de Wet gemeenschappelijke regelingen bevoegd om de in artikel 3<br />
genoemde overeenkomst in plaats van en namens de desbetreffende gemeente te sluiten en<br />
de in artikel 4 genoemde lokale regelgeving in te trekken.<br />
Artikel 7<br />
Het Dagelijks Bestuur gaat niet over tot het gestelde in artikel 6 dan nadat de desbetreffende<br />
gemeente in staat is gesteld haar zienswijze ten aanzien van het in gebreke blijven kenbaar<br />
te maken aan het Dagelijks Bestuur.<br />
Artikel 8<br />
Om zich als woningzoekende te kunnen laten registreren en in aanmerking te komen voor het<br />
huren van een woning, moet het woningzoekende huishouden altijd aan de volgende eisen<br />
voldoen:<br />
• a. tenminste één der leden van het huishouden heeft de leeftijd van 18 jaar bereikt, of<br />
is het hoofd van een huishouden met (een) minderjarig(e) kind(eren);<br />
• b. het huishouden voldoet aan de bepalingen van artikel 9, lid 2 van de<br />
Huisvestingswet (Nederlanderschap of wettige verblijfsstatus).<br />
Artikel 9<br />
Indien zich voor een via het regionale aanbodmodel aangeboden woning meer gegadigden<br />
melden, geldt de volgende rangorde bij de verhuring van de woning:<br />
• a. Woningzoekenden met een op grond van artikel 11 verstrekte urgentieverklaring of<br />
een op grond van artikel 12 verstrekte herhuisvestingsverklaring hebben absolute<br />
voorrang, mits de woning voldoet aan het desbetreffende zoekprofiel. Indien zich voor<br />
een woning meerdere houders van een urgentieverklaring of een<br />
herhuisvestingsverklaring hebben gemeld, wordt de woning verhuurd aan degene<br />
van hen waarvan de eerste fase van urgentietermijn het eerste zal verlopen;<br />
• b. Daarna komen in aanmerking de overige woningzoekenden. De woning wordt<br />
verhuurd aan de woningzoekende met de langste inschrijfduur. Een woningzoekende<br />
met een urgentieverklaring of een herhuisvestingsverklaring die op de woning<br />
reageert, terwijl deze niet voldoet aan het desbetreffende zoekprofiel, doet mee in de<br />
rangordebepaling op basis van zijn inschrijfduur;<br />
• c. In afwijking van het gestelde onder b mag corporatie Woonbron de rangorde<br />
bepalen op basis van loting, mits hierover op lokaal niveau met de betreffende<br />
gemeente overeenstemming is bereikt;<br />
• d. Na verhuizing naar een zelfstandige woning vervalt de inschrijfduur van de<br />
desbetreffende woningzoekende, behalve in de gevallen genoemd in artikel 22.<br />
Artikel 10<br />
• 1. Woningen met 5 kamers of meer en een huurprijs onder de aftoppingsgrens<br />
volgens de Wet op de huurtoeslag voor drie- of meerpersoonshuishoudens worden<br />
53<br />
53
uitsluitend verhuurd aan huishoudens waarvan het aantal leden tenminste gelijk is<br />
aan het aantal kamers en waarvan het huishoudensinkomen niet boven de<br />
inkomensgrens ligt.<br />
• 2. Woningen die speciaal bestemd zijn voor de huisvesting van ouderen worden<br />
uitsluitend verhuurd aan huishoudens waarvan tenminste één van de leden 55 jaar of<br />
ouder is.<br />
• 3. Voor woningen die ingrijpend t.b.v. minder validen zijn aangepast kunnen meer<br />
specifieke, met de handicap verband houdende criteria gesteld worden door de<br />
corporatie.<br />
• 4. Standplaatsen voor een woonwagen kunnen eveneens met specifieke regels via<br />
het regionale aanbodmodel of buiten het aanbodmodel om verhuurd worden. Deze<br />
verhuringen worden niet betrokken bij de aanbiedingscategorieën uit artikel 5 van de<br />
Ontwerp-Overeenkomst Woonruimteverdeling stadsregio Rotterdam 2006.<br />
Artikel 11<br />
• 1. Een huishouden dat wegens een persoonlijke noodsituatie zeer dringend een<br />
woning behoeft en geen gebruik kan maken van een voorliggende voorziening, kan in<br />
aanmerking komen voor een urgentieverklaring. Deze verklaring is in alle bij de<br />
stadsregio Rotterdam aangesloten gemeenten geldig en omvat hetgeen hierover in<br />
Hoofdstuk 4 is bepaald. De urgentieverklaring wordt verstrekt door de<br />
urgentieverlener die daartoe aangewezen is door de gemeente waarvan de<br />
aanvrager ingezetene is, of, indien de aanvrager buiten de stadsregio Rotterdam<br />
woonachtig is, de gemeente waarin de aanvrager voornemens is zich te vestigen. De<br />
aanvraag kan namens de urgentieverlener in ontvangst genomen worden door een<br />
daartoe door de urgentieverlener aangewezen andere instantie;<br />
• 2. [vervallen]<br />
• 3. De urgentieverlener verstrekt de urgentieverklaring, indien aan de volgende<br />
voorwaarden wordt voldaan:<br />
o a. bij de aanvraag is alle informatie (bewijsstukken en andere gegevens)<br />
gevoegd die nodig is om de aanvraag te kunnen beoordelen;<br />
o b. de aanvrager voldoet aan het bepaalde in artikel 8;<br />
o c. het inkomen van het huishouden van de aanvrager ligt niet boven de<br />
inkomensgrens;<br />
o d. de aanvrager voldoet aan één of meer van de urgentiegronden, zoals deze<br />
zijn opgenomen in Hoofdstuk 4;<br />
o e. de aanvrager verkeert niet in de omstandigheden als genoemd in artikel<br />
13;<br />
o f. de aanvraag is niet ingediend binnen twee jaar nadat zich één van de<br />
omstandigheden heeft voorgedaan als aangegeven in paragraaf 5.1. van<br />
bijlage 1 van de Ontwerp-Overeenkomst Woonruimteverdeling stadsregio<br />
Rotterdam 2006 (intrekking);<br />
o g. de aanvraag is niet ingediend binnen twee jaar nadat de voorgelegde<br />
huisvestingsproblematiek door eigen toedoen is ontstaan;<br />
o h. de aanvrager heeft geen gebruik kunnen maken van voorliggende<br />
voorzieningen zoals bepaald in artikel 1;<br />
o i. de aanvrager moet direct voorafgaand aan de aanvraag woonachtig zijn in<br />
één van de regiogemeenten van de stadsregio Rotterdam.<br />
• 4. Bij gewijzigde omstandigheden kan de urgentieverlener, al dan niet op verzoek van<br />
de aanvrager, besluiten de verstrekte urgentieverklaring te wijzigen. Dit wordt ter<br />
kennis van de aanvrager gebracht door middel van een nieuwe urgentieverklaring,<br />
waarin eventueel een nieuwe zelfzoektermijn opgenomen is, onder intrekking van de<br />
verstrekte urgentieverklaring.<br />
• 5. De urgentieverlener trekt een door hem verstrekte urgentieverklaring in, indien zich<br />
één van de omstandigheden voordoet als aangegeven in paragraaf 5.1. van bijlage 1<br />
bij deze overeenkomst.<br />
• 6. Partijen dragen er zorg voor, dat bij de plaatsing van woningzoekenden met een<br />
urgentieverklaring gehandeld wordt overeenkomstig Hoofdstuk 4;<br />
• 7. De bepalingen die in bijlage 1 van de Ontwerp-Overeenkomst<br />
Woonruimteverdeling stadsregio Rotterdam 2006 zijn opgenomen kunnen na advies<br />
54<br />
54
Artikel 12<br />
van het Bestuurlijk Overleg door het Dagelijks Bestuur van de stadsregio gewijzigd<br />
worden.<br />
• 1. Een huishouden dat wegens sloop of ingrijpende verbetering van zijn woning moet<br />
verhuizen, kan in aanmerking komen voor een herhuisvestingsverklaring. Deze<br />
verklaring is in alle bij de stadsregio Rotterdam aangesloten gemeenten geldig. De<br />
herhuisvestingsverklaring wordt verstrekt door de corporatie die de woning waaraan<br />
de ingreep wordt verricht, verhuurt.<br />
• 2. Partijen dragen er zorg voor, dat bij de plaatsing van woningzoekenden met een<br />
herhuisvestingsverklaring gehandeld wordt overeenkomstig bijlage 2 van de<br />
Ontwerp-Overeenkomst Woonruimteverdeling stadsregio Rotterdam 2006.<br />
• 3. Ten aanzien van de herhuisvestingsverklaring is het daarover bepaalde in bijlage 2<br />
van de Overeenkomst Woonruimteverdeling stadsregio Rotterdam (bijlage 1 bij deze<br />
verordening) van toepassing.<br />
Artikel 13<br />
In afwijking van het bepaalde in artikel 9 kan de corporatie weigeren de woning te verhuren<br />
aan de kandidaat met de hoogste positie in de rangorde. Dit kan uitsluitend op grond van één<br />
of meer van de hieronder genoemde omstandigheden:<br />
• a. onrechtmatigheid: de hoogste positie in de rangorde is op onrechtmatige wijze<br />
verkregen;<br />
• b. huur- of andere schuld zonder afbetalingsregeling: de kandidaat heeft een<br />
huurschuld of een schuld als gevolg van op kosten van de kandidaat uitgevoerde<br />
onderhouds- of herstelwerkzaamheden bij de huidige of een vorige verhuurder<br />
waarvoor geen afbetalingsregeling is getroffen;<br />
• c. overlast/misdraging: de kandidaat heeft in de afgelopen drie jaar in de huidige of<br />
een vorige woning herhaaldelijk voor overlast gezorgd, of heeft zich daar ernstig<br />
misdragen;<br />
• d. indien de huurprijs boven de voor de kandidaat relevante aftoppingsgrens ligt is<br />
weigeren mogelijke indien de verhuurder geen redelijke zekerheid kan verkrijgen dat<br />
de huurder zijn financiële verplichtingen kan nakomen.<br />
Artikel 14<br />
Indien vanwege de bijzondere omstandigheden van het geval een strikte toepassing van de<br />
artikelen 8, 9 en 10 van deze verordening zou leiden tot een besluit dat naar de maatstaven<br />
van redelijkheid en billijkheid ongewenst is, kan het dagelijks bestuur afwijken van deze<br />
artikelen.<br />
HOOFDSTUK 3- OVERIGE WONINGEN EN WIJZIGINGEN VAN DE<br />
WOONRUIMTEVOORRAAD<br />
Paragraaf 3.1 huisvestingsvergunning<br />
Artikel 15<br />
• 1. Alle woonruimten binnen de grenzen van de stadsregio, die niet vallen onder<br />
hoofdstuk 2 van deze verordening en voor zover dit toegestaan is op grond van<br />
artikel 6 van de Huisvestingswet, mogen pas voor bewoning in gebruik genomen of<br />
gegeven worden, indien voor het in gebruik nemen daarvan een<br />
huisvestingsvergunning is verleend door burgemeester en wethouders<br />
• 2. Een huisvestingsvergunning voor een woonruimte wordt schriftelijk aangevraagd<br />
bij burgemeester en wethouders.<br />
• 3. De aanvraag bevat tenminste:<br />
55<br />
55
o a. naam en adres van de aanvrager;<br />
o b. de samenstelling van het huishouden dat de woonruimte wil betrekken;<br />
o c. het adres van de woonruimte waar de aanvraag betrekking op heeft.<br />
• 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere gegevens op te vragen die<br />
nodig zijn om de aanvraag te beoordelen.<br />
• 5. Burgemeester en wethouders beslissen binnen 13 weken na datum van indiening<br />
op de aanvraag. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de beslistermijn<br />
eenmalig te verdagen met 13 weken.<br />
• 6. De beschikking op de aanvraag bevat tenminste de persoonsgegevens van de<br />
aanvrager en de samenstelling van het huishouden dat de woonruimte wil betrekken<br />
en het adres van de woonruimte waar de aanvraag betrekking op heeft.<br />
• 7. De aanvraag tot een huisvestingsvergunning zal in behandeling worden genomen<br />
als de aanvrager aannemelijk kan maken dat hij die woonruimte ook daadwerkelijk in<br />
gebruik zal kunnen nemen.<br />
• 8. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels op te stellen voor het<br />
binnen hun gemeente verstrekken van een vergunning als bedoeld in dit artikel.<br />
• 9. Het dagelijks bestuur van de stadsregio kan bij nadere regels bepalen dat de<br />
huisvestingsvergunning niet vereist is binnen bepaalde geografische gebieden of<br />
voor bepaalde categorieën van woonruimten.<br />
Paragraaf 3.2 onttrekking, samenvoeging en omzetting<br />
Artikel 16a<br />
De artikelen in deze paragraaf gelden voor alle woonruimten en gebouwen binnen de<br />
grenzen van de stadsregio.<br />
Artikel 16b Onttrekkingsvergunning<br />
• 1. Het is verboden om zonder een onttrekkingsvergunning van burgemeester en<br />
wethouders een woonruimte:<br />
o a. aan de bestemming tot bewoning te onttrekken, of voor een zodanig<br />
gedeelte aan die bestemming te onttrekken, dat die woonruimte daardoor<br />
niet langer geschikt is voor bewoning door een huishouden van dezelfde<br />
omvang als waarvoor deze zonder onttrekking geschikt is<br />
o b. met andere woonruimte samen te voegen<br />
o c. van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten<br />
• 2. Een onttrekkingsvergunning wordt schriftelijk aangevraagd bij burgemeester en<br />
wethouders.<br />
• 3. De aanvraag tot een onttrekkingsvergunning bevat tenminste:<br />
o a. naam en correspondentieadres in Nederland van de aanvrager;<br />
o b. naam en correspondentieadres in Nederland van de eigenaar van de te<br />
onttrekken, samen te voegen of om te zetten woonruimte(n);<br />
o c. naam en correspondentieadres in Nederland van belanghebbende;<br />
o d. plaats en aard van de te onttrekken, samen te voegen of om te zetten<br />
woonruimte;<br />
o e. een duidelijke omschrijving van de aanvraag en de grond(en) waarop deze<br />
berust;<br />
o f. de namen van eventuele bewoners van de te onttrekken woonruimte.<br />
• 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere gegevens op te vragen die<br />
nodig zijn om de aanvraag te beoordelen<br />
• 5. Burgemeester en wethouders beslissen binnen 13 weken na datum van indiening<br />
op de aanvraag. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de beslistermijn<br />
eenmalig te verdagen met 13 weken.<br />
Artikel 16c<br />
• 1. Een vergunning als bedoeld in artikel 30, eerste lid van de Huisvestingswet, wordt<br />
verleend, tenzij het belang van het behoud of de samenstelling van de<br />
56<br />
56
woonruimtevoorraad groter is dan het met het onttrekken aan de bestemming tot<br />
bewoning gediende belang en het belang van het behoud of de samenstelling van de<br />
woonruimtevoorraad niet door het stellen van voorwaarden en voorschriften<br />
voldoende kan worden gediend.<br />
• 2. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen voor tijdelijke<br />
onttrekking, indien de onttrekking voorziet in een tijdelijke behoefte.<br />
• 3. De beschikking op de aanvraag bevat tenminste:<br />
o a. de termijn waarbinnen van de vergunning gebruikgemaakt kan worden;<br />
o b. de woonruimte(n) waarop de vergunning betrekking heeft.<br />
Artikel 16d<br />
• 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan de verlening van de vergunning de<br />
voorwaarde verbinden dat de onttrekking dient te worden gecompenseerd.<br />
• 2. Compensatie als bedoeld in het vorige lid kan worden geboden door het toevoegen<br />
aan de woningvoorraad van andere, vervangende woonruimte, die naar het oordeel<br />
van burgemeester en wethouders gelijkwaardig is aan de te onttrekken woonruimte.<br />
Compensatie kan ook worden geboden door betaling van compensatiegeld. Het<br />
fonds dat door deze compensatiegelden wordt gevormd kan uitsluitend binnen het<br />
kader van de Volkshuisvesting worden aangewend.<br />
Artikel 16e<br />
• 1. Burgemeester en wethouders kunnen een onttrekkingsvergunning intrekken,<br />
indien:<br />
o a. niet binnen de in de beschikking bepaalde termijn, nadat de beschikking<br />
onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot onttrekking, samenvoeging of<br />
omzetting;<br />
o b. de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder<br />
verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat<br />
zij onjuist of onvolledig waren.<br />
Artikel 16f<br />
• 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels op te stellen voor het<br />
binnen hun gemeente verstrekken van een vergunning als bedoeld in deze paragraaf.<br />
• 2. Het dagelijks bestuur van de stadsregio kan bij nadere regels bepalen dat de<br />
onttrekkingsvergunning niet vereist is binnen bepaalde geografische gebieden of voor<br />
bepaalde categorieën van woonruimten.<br />
Paragraaf 3.3 splitsing<br />
Artikel 17a<br />
De artikelen in deze paragraaf gelden voor alle woonruimten en gebouwen binnen de<br />
grenzen van de stadsregio.<br />
Artikel 17b Splitsing<br />
• 1. Het is verboden een recht op een gebouw, zonder splitsingsvergunning van<br />
Burgemeester en wethouders, te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in<br />
artikel 106, eerste en derde lid, van boek 5 van het Burgerlijk wetboek, indien een of<br />
meer van de appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een<br />
of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.<br />
• 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het verlenen van<br />
deelnemings- of lidmaatschapsrechten of het aangaan van een verbintenis door een<br />
rechtspersoon met betrekking tot een gebouw als bedoeld in het eerste lid.<br />
57<br />
57
• 3. Een splitsingsvergunning wordt schriftelijk aangevraagd bij burgemeester en<br />
wethouders.<br />
• 4. De aanvraag tot een splitsingsvergunning bevat tenminste:<br />
o a. naam en correspondentieadres in Nederland van de aanvrager;<br />
o b. naam en correspondentieadres in Nederland van de opdrachtgever, indien<br />
dit een ander is dan de aanvrager;<br />
o c. straat en huisnummer van het te splitsen gebouw;<br />
o d. bouwjaar van het te splitsen gebouw;<br />
o e. het aantal appartementsrechten waarin het recht op het gebouw zal<br />
worden gesplitst;<br />
o f. de tegenwoordige en toekomstige bestemming van de te vormen<br />
appartementsrechten.<br />
• 5. De aanvraag om een splitsingsvergunning dient tenminste vergezeld te gaan van:<br />
o a. de namen en adressen van de bewoners van het te splitsen gebouw:<br />
o b. een splitsingsplan dat voldoet aan de vereisten als neergelegd in artikel<br />
109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, en<br />
o c. een taxatierapport betreffende het gebouw en de tot afzonderlijke<br />
woonruimte bestemde gedeelten van het gebouw, opgemaakt door een<br />
beëdigd taxateur. Dit rapport bevat in elk geval mede een beschrijving en een<br />
beoordeling van de onderhoudstoestand van het gebouw.<br />
• 6. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere gegevens op te vragen die<br />
nodig zijn om de aanvraag te beoordelen.<br />
• 7. Burgemeester en wethouders beslissen binnen 13 weken na datum van indiening<br />
op de aanvraag. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de beslistermijn<br />
eenmalig te verdagen met 13 weken.<br />
• 8. De beschikking op de aanvraag bevat tenminste:<br />
o a. de termijn waarbinnen van de splitsingsvergunning gebruikgemaakt kan<br />
worden;<br />
o b. het gebouwd onroerend goed waarop de splitsing betrekking heeft.<br />
Artikel 17c<br />
• 1. Burgemeester en wethouders van de gemeente binnen wier grenzen het in het<br />
artikel 17b eerste lid, bedoelde gebouw zich bevindt kunnen een vergunning als<br />
bedoeld dat lid weigeren, indien:<br />
o a. het gebouw of het gedeelte van een gebouw waarop de<br />
vergunningaanvraag betrekking heeft, een of meer woonruimten bevat die<br />
verhuurd worden of die laatstelijk verhuurd zijn geweest;<br />
o b. de huurprijs van een of meer van die woonruimten of voormalige<br />
woonruimten lager is dan de huurprijsgrens;<br />
o c. niet gewaarborgd is, dat die woonruimte of woonruimten na de<br />
voorgenomen splitsing bestemd blijven voor verhuur ter bewoning, en<br />
o d. het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft, niet opweegt<br />
tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad binnen de<br />
gemeente als geheel dan wel een deel daarvan, voor zover die<br />
woonruimtevoorraad voor verhuur is bestemd.<br />
• 2. Burgemeester en wethouders van de gemeente binnen wier grenzen het in het<br />
artikel 17b eerste lid bedoelde gebouw zich bevindt kunnen een vergunning als<br />
bedoeld in dat lid weigeren, indien:<br />
o a. het gebouw of het gedeelte van een gebouw waarop de<br />
vergunningaanvraag betrekking heeft, voor zover het geheel of gedeeltelijk<br />
verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd met de voorschriften van een<br />
bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke<br />
Ordening, of met enig wettelijk voorschrift geheel of gedeeltelijk voor een<br />
ander doel dan voor bewoning in gebruik is genomen;<br />
o b. de huurprijs van een of meer der voormalige woonruimten lager is dan het<br />
krachtens het eerste lid, onder b, vastgestelde bedrag;<br />
o c. niet gewaarborgd is, dat de voormalige woonruimte of woonruimten na de<br />
voorgenomen splitsing opnieuw bestemd zullen worden voor verhuur ter<br />
bewoning, en<br />
58<br />
58
o d. het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft, niet opweegt<br />
tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad binnen de<br />
gemeente als geheel dan wel een deel daarvan, voor zover die<br />
woonruimtevoorraad voor verhuur is bestemd.<br />
• 3. Burgemeester en wethouders van de gemeente binnen wier grenzen het in het<br />
artikel 17b eerste lid, bedoelde gebouw zich bevindt kunnen een vergunning als<br />
bedoeld in dat lid weigeren, indien:<br />
o a. de toestand van het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking<br />
heeft, zich uit een oogpunt van indeling of staat van onderhoud geheel of ten<br />
dele tegen splitsing verzet, en<br />
o b. de desbetreffende gebreken niet door het treffen van voorzieningen of het<br />
aanbrengen van verbeteringen kunnen worden opgeheven, dan wel<br />
onvoldoende verzekerd is dat die gebreken zullen worden opgeheven.<br />
Artikel 17d<br />
• 1. Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing op een aanvraag om een<br />
splitsingsvergunning aanhouden, indien de aanvrager aannemelijk kan maken dat hij<br />
binnen een daarvoor redelijke termijn de gebreken, als bedoeld in het voorgaande lid<br />
met het oog op de voorgenomen splitsing zal opheffen;<br />
• 2. Indien burgemeester en wethouders de beslissing op een aanvraag om een<br />
splitsingsvergunning overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid aanhouden,<br />
vermelden zij in het besluit tot aanhouding welke gebreken met het oog op de<br />
voorgenomen splitsing moeten worden hersteld en binnen welke termijn zij dit redelijk<br />
achten. Indien de in het besluit tot aanhouding vermelde gebreken zijn hersteld<br />
binnen de in datzelfde besluit aangegeven termijn, wordt de vergunning verleend.<br />
• 3. Burgemeester en wethouders van de gemeente binnen wier grenzen het in artikel<br />
17b eerste lid bedoelde gebouw zich bevindt kunnen een vergunning als bedoeld in<br />
dat lid weigeren, indien:<br />
o a. voor het gebied waarin het gebouw is gelegen waarop de<br />
vergunningaanvraag betrekking heeft, een stadsvernieuwingsplan als<br />
bedoeld in artikel 31 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing of een<br />
leefmilieuverordening als bedoeld in artikel 9 van die wet van kracht is, dan<br />
wel een ontwerp voor zodanig plan of een zodanige verordening of voor een<br />
herziening daarvan in procedure is;<br />
o b. het ontwerp voor dat plan of voor die verordening, dan wel voor de<br />
herziening daarvan ter inzage is gelegd voordat de aanvraag om vergunning<br />
is ingediend, dan wel, indien de aanvraag krachtens het tweede lid is<br />
aangehouden, voordat die aanhouding is geëindigd;<br />
o c. de voorgenomen splitsing nadelige gevolgen kan hebben voor de met het<br />
plan of de verordening nagestreefde of na te streven doeleinden, en<br />
o d. het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft, niet opweegt<br />
tegen het belang van het voorkomen van belemmering van de<br />
stadsvernieuwing.<br />
• 4. Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing op de aanvraag voor een<br />
splitsingsvergunning aanhouden, indien:<br />
o a. voor het gebied waarin het gebouw is gelegen waarop de<br />
vergunningaanvraag betrekking heeft, een voorbereidingsbesluit als bedoeld<br />
in artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van kracht is met het oog<br />
op de voorbereiding van een stadsvernieuwingsplan of van een herziening<br />
daarvan;<br />
o b. dat besluit is genomen voordat de aanvraag om vergunning werd<br />
ingediend;<br />
o c. redelijkerwijs verwacht mag worden dat de in het stadsvernieuwingsplan<br />
op te nemen maatregelen nadelig kunnen worden beïnvloed door de<br />
voorgenomen splitsing, en<br />
o d. redelijkerwijs verwacht mag worden dat het belang dat de<br />
vergunningaanvrager bij splitsing heeft, niet opweegt tegen het belang van<br />
het voorkomen van belemmering van de stadsvernieuwing.<br />
59<br />
59
• 5. De aanhouding als bedoeld in het vorige lid duurt tot het moment dat het<br />
voorbereidingsbesluit ingevolge artikel 21 van de Wet op de ruimtelijke ordening is<br />
vervallen.<br />
Artikel 17e<br />
Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning intrekken, indien:<br />
• a. niet binnen de in artikel 17b achtste lid bedoelde termijn nadat de<br />
beschikkingonherroepelijk is geworden, is overgegaan tot overschrijving in de<br />
openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in<br />
artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van<br />
deelnemings- of lidmaatschapsrechten;<br />
• b. de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte<br />
gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of<br />
onvolledig waren.<br />
Artikel 17f<br />
• 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels op te stellen voor het<br />
binnen hun gemeente verstrekken van een vergunning als bedoeld in deze paragraaf.<br />
• 2. Het dagelijks bestuur van de stadsregio kan bij nadere regels bepalen dat de<br />
splitsingsvergunning niet vereist is binnen bepaalde geografische gebieden of voor<br />
bepaalde categorieën van gebouwen.<br />
Hoofdstuk 4 DE URGENTIEREGELING<br />
Artikel 18<br />
De hoofdlijn van het urgentiesysteem is als volgt:<br />
• 1. In alle gemeenten van de Stadsregio Rotterdam worden dezelfde, in artikel 20<br />
uitgewerkte gronden voor de urgentietoekenning gehanteerd. Alle corporaties in de<br />
Stadsregio Rotterdam erkennen alle door de verschillende urgentieverleners in de<br />
Stadsregio Rotterdam afgegeven urgentieverklaringen.<br />
• 2. Een urgentieverklaring wordt alleen verstrekt in noodsituaties waarbij niet via de<br />
reguliere mogelijkheden door eigen inspanningen binnen drie maanden een woning<br />
kan worden gevonden. In de beoordeling wordt betrokken of deze situatie door eigen<br />
toedoen is ontstaan. Wanneer dat het geval is zal in het algemeen geen<br />
urgentieverklaring verleend worden.<br />
• 3. In het regionale aanbodmodel heeft de urgent woningzoekende gedurende drie<br />
maanden binnen het van de urgentieverklaring deeluitmakende zoekprofiel (zie<br />
hierna en artikel 21, eerste lid) voorrang bij de reacties op advertenties van woningen<br />
in de hele regio (zie artikel 7 van de Overeenkomst). Deze periode wordt de eerste<br />
fase genoemd.<br />
• 4. Indien na de in lid 3 bedoelde periode het huisvestingsprobleem van de urgent<br />
woningzoekende nog steeds bestaat, volgt vervolgens binnen twee maanden één<br />
aanbieding binnen het zoekprofiel (artikel 21, tweede lid). Deze fase wordt de tweede<br />
fase genoemd.<br />
• 5. De regio wordt opgedeeld in regiodelen. De gemeente Rotterdam is opgedeeld in<br />
veertien regiodelen. Een urgent woningzoekende moet bij de toekenning van de<br />
urgentie één van deze regiodelen kiezen voor eventuele bemiddeling in de tweede<br />
fase. Uitzondering hierbij is dat wanneer een urgent woningzoekende de voorkeur<br />
heeft voor Rotterdam, er door de urgent woningzoekende binnen deze gemeente drie<br />
regiodelen moeten worden gekozen. Het gekozen regiodeel of de gekozen<br />
regiodelen worden opgenomen in het zoekprofiel, dat deel uitmaakt van de<br />
urgentieverklaring.<br />
• 6. Na drie maanden wordt onderzocht in welke mate de urgent woningzoekende zelf<br />
inspanningen verricht om te komen tot beëindiging van zijn huisvestingsprobleem.<br />
60<br />
60
Tevens worden zijn eventuele weigeringen van passende aanbiedingen van<br />
woonruimten onderzocht. Indien de urgent woningzoekende zich onvoldoende<br />
inspant of indien hij zonder zwaarwegende redenen passende aanbiedingen weigert,<br />
kan overeenkomstig artikel 22 tot intrekking van de urgentieverklaring worden<br />
besloten.<br />
• 7. Onverminderd het bepaalde in lid 2 wordt een urgentieverklaring geweigerd indien<br />
binnen een termijn van twee jaar voorafgaand aan de ontvangst van de aanvraag een<br />
urgentieverklaring om één van de in artikel 22 bedoelde redenen is ingetrokken, voor<br />
zover die urgentieverklaring betrekking had op dezelfde huisvestingsproblematiek als<br />
waarop de aanvraag betrekking heeft.<br />
• 8. Het niet reageren van een urgent woningzoekende op de schriftelijke uitnodiging<br />
voor het intakegesprek, welk als doel heeft te komen tot een woningaanbieding,<br />
wordt aangemerkt als het weigeren van een woningaanbieding.<br />
Artikel 19<br />
• 1. Het college van burgemeester en wethouders tot wie de aanvrager zich richt,<br />
beslissen op een aanvraag om een urgentieverklaring.<br />
• 2. Het college van burgemeester en wethouders die een urgentieverklaring hebben<br />
verleend, kunnen deze intrekken of wijzigen. Op intrekking van urgentie is het in<br />
artikel 22 bepaalde van overeenkomstige toepassing.<br />
• 3. Het college van burgemeester en wethouders kunnen de in het eerste en tweede<br />
lid genoemde bevoegdheden mandateren.<br />
• 4. Een aanvraag om een urgentieverklaring wordt ingediend bij het college van<br />
burgemeester en wethouders van de gemeente waar de aanvrager zijn woonplaats<br />
heeft als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk<br />
Wetboek, voor zover die woonplaats gelegen is binnen Stadsregio Rotterdam. Indien<br />
een aanvrager niet zijn woonplaats heeft binnen Stadsregio Rotterdam, wordt de<br />
aanvraag ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de<br />
gemeente waar aanvrager wil gaan wonen.<br />
• 5. Voor het in behandeling nemen van een aanvraag van een urgentieverklaring<br />
wordt de aanvrager een bedrag van € 35,- in rekening gebracht.<br />
• 6. Het college van burgemeester en wethouders kunnen het in lid 5 bedoelde bedrag<br />
verhogen met de kosten die zij maken in verband het inwinnen van een medisch<br />
advies, nodig ter beoordeling van de aanvraag.<br />
• 7. Het in lid 5 en 6 bedoelde bedrag dient binnen vier weken na indiening van de<br />
aanvraag te zijn betaald.<br />
• 8. Burgemeester en wethouders van de gemeenten binnen Stadsregio Rotterdam<br />
dragen zorg voor een eenduidige uitvoering van hoofdstuk 4. Zij stelt daartoe voor de<br />
medewerkers belast met de uitvoering van hoofdstuk 4 een uitvoeringsoverleg en<br />
dragen verder zorg voor een adequate informatieuitwisseling en afstemming met<br />
betrekking tot het vaststellen van zoekprofielen en woningtyperingen.<br />
• 9. In afwijking van het bepaalde in lid 1 beslist in plaats van het college van<br />
burgemeester en wethouders van de gemeenten Maassluis, Vlaardingen, Rotterdam<br />
en Schiedam het bestuur van Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden<br />
Rijnmond op een aanvraag om urgentieverklaring. De leden 2, 3, 5 tot en met 8 zijn<br />
van overeenkomstige toepassing.<br />
• 10. Indien de in de artikelen 10, eerste lid, en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk<br />
Wetboek bedoelde woonplaats van aanvrager de gemeente Maassluis, Vlaardingen,<br />
Rotterdam of Schiedam is, of aanvrager in één van deze gemeenten wil gaan<br />
worden, dient aanvrager zijn aanvraag in bij het bestuur van Stichting<br />
Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond. De leden 5 tot en met 8 zijn van<br />
overeenkomstige toepassing.<br />
• 11. De gemeenteraad kan het in lid 5 genoemde bedrag bij verordening verhogen tot<br />
maximaal € 45 indien:<br />
o - het college van de desbetreffende gemeente zelf bevoegd is te beslissen op<br />
aanvragen om urgentie; en,<br />
o - deze bevoegdheid niet is gemandateerd aan Stichting Urgentiebepaling<br />
Woningzoekenden Rijnmond.<br />
61<br />
61
Artikel 20<br />
Een woningzoekende komt voor een urgentieverklaring in aanmerking, indien hij of zij<br />
zelfstandig kan wonen en aan alle voorwaarden voldoet die bij één van onderstaande<br />
urgentiegronden worden genoemd.<br />
• 1. Medische gronden<br />
a) Er is sprake van zelfstandige woonruimte binnen de Stadsregio Rotterdam, die<br />
rechtmatig wordt bewoont.<br />
b) Er is sprake van medische problematiek die verband houdt met de zelfstandige<br />
woonruimte van de aanvrager. Dit wordt in opdracht van de urgentieverlener zonodig<br />
beoordeeld door een door de urgentieverlener aan te wijzen medisch adviseur. De<br />
alsnog uitgebrachte beoordeling van de medische adviseur leidt tot een advies aan<br />
de urgentieverlener.<br />
• 2. Onbewoonbaarheid van de woonruimte t.g.v. een calamiteit<br />
a) Er is sprake van zelfstandige woonruimte binnen de Stadsregio Rotterdam, die<br />
rechtmatig wordt bewoont.<br />
b)<br />
1. De woonruimte is feitelijk onbewoonbaar, hetgeen blijkt uit een verklaring van de<br />
gemeente gericht aan de urgentieverlener, of<br />
2. De woonruimte is t.g.v. een calamiteit feitelijk onbewoonbaar en is niet binnen drie<br />
maanden te herstellen;<br />
c) De aanvraag moet binnen één maand nadat de calamiteit heeft plaatsgevonden,<br />
worden ingediend.<br />
• 3. Woonlasten<br />
a) Er is sprake van zelfstandige woonruimte binnen de Stadsregio Rotterdam, die<br />
rechtmatig wordt bewoont.<br />
b)<br />
1. Er is door de instantie die belast is met de uitvoering van de ‘Wet werk en bijstand<br />
woonkostentoeslag met verhuisverplichting toegekend, of<br />
2. Het huishouden houdt in de huidige zelfstandige woonruimte, na aftrek van de<br />
woonlasten, minder dan de helft van de voor dat huishouden geldende netto<br />
bijstandsnorm over èn de huurprijs van de woonruimte (wanneer het een huurwoning<br />
betreft) ligt boven de voor het desbetreffende huishouden geldende aftoppingsgrens<br />
volgens de Wet op de Huurtoeslag;<br />
c) Het gebruik (kunnen) maken van voorliggende voorzieningen wordt in de<br />
urgentiebeoordeling betrokken;<br />
d) Indien de situatie onder b. het gevolg is van echtscheiding of beëindiging<br />
samenwoning, of deze situatie dreigt te ontstaan als gevolg van voorgenomen<br />
echtscheiding of beëindiging samenwoning, kan een urgentieverklaring op deze<br />
grond slechts worden verstrekt aan één van beide partners, op voorwaarde dat tot<br />
zijn of haar huishouding na de echtscheiding of de beëindiging samenwoning één of<br />
meer minderjarige kinderen behoren; de (voorgenomen) echtscheiding of beëindiging<br />
samenwoning moet ten genoegen van de urgentieverlener met officiële<br />
bewijsstukken worden aangetoond.<br />
• 4. Geweld en bedreiging<br />
a) Er is sprake van zelfstandige woonruimte binnen de Stadsregio Rotterdam, die<br />
rechtmatig wordt bewoont;<br />
b) Er is sprake van ernstig psychisch en/of fysiek (huiselijk)geweld, of bedreiging<br />
daarmee, wat tot gevolg heeft dat aanvrager niet langer in zijn huidige zelfstandige<br />
woonruimte kan blijven wonen;<br />
c) Het geweld en/of bedreiging moet zich hebben afgespeeld in één van de<br />
regiogemeenten van de stadsregio Rotterdam;<br />
d) Het geweld of de bedreiging is aangetoond door een schriftelijke verklaring van de<br />
(wijk)politie, waaruit blijkt dat de aanvrager vanwege veiligheidsredenen niet meer in<br />
de huidige zelfstandige woonruimte kan blijven wonen.<br />
• 5 Afhankelijkheid van instellingen of personen in één van de regiogemeenten<br />
a) De aanvrager is geen ingezetene van één van de regiogemeenten van de<br />
stadsregio Rotterdam en moet zich in één van deze regiogemeenten vestigen, omdat<br />
de aanvrager afhankelijk is van bepaalde instellingen of personen in één van deze<br />
62<br />
62
egiogemeenten;<br />
b) Er dient een directe behoefte aan zorg te bestaan, waarbij de zorgmogelijkheden<br />
in de gemeente van herkomst ontbreken;<br />
c) De aanvrager is geen ingezetene van één van de regiogemeenten van de<br />
stadsregio Rotterdam en moet zich in één van deze regiogemeenten vestigen,<br />
aangezien de aanvrager de persoon is waarvan de zorgbehoevende voor zijn directe<br />
behoefte aan zorg afhankelijk is van aanvrager én de aangepaste woning van de<br />
zorgbehoevende aantoonbaar een verhuizing blokkeert.<br />
• 6. Doorstroming uit opvanginstellingen<br />
• 6.1. Vrouwen / mannen in opvang<br />
a) De aanvrager verblijft in een opvanginstelling en was direct voorafgaand aan het<br />
verblijf in de opvanginstelling woonachtig in één van de regiogemeenten van de<br />
stadsregio Rotterdam. Wanneer een aanvrager binnen de regio (in een 24 uurs<br />
opvanginstelling met een minimum van 31 dagen) wordt opgevangen, maar<br />
afkomstig is van buiten de regio en terugkeer naar de gemeente van herkomst is<br />
vanwege veiligheidsredenen onmogelijk is, kan eveneens urgentie worden<br />
toegekend;<br />
c) Naar het oordeel van de urgentieverlener is sprake van een dringend<br />
huisvestingsprobleem.<br />
De rapportage van de opvanginstelling wordt als een zwaarwegend advies<br />
beschouwd. Uit deze rapportage blijkt in ieder geval, dat:<br />
• de woonruimte is verlaten in verband met ernstig psychisch en/of fysiek geweld of<br />
bedreiging daarmee;<br />
• terugkeer naar de woonruimte is vanwege veiligheidsredenen onmogelijk;<br />
• opvang plaatsvindt in een 24 uurs opvanginstelling;<br />
• aanvrager meer dan 31 dagen in de opvanginstelling verblijft;<br />
• 6.2 Schippersinternaten<br />
De aanvrager verblijft minimaal een jaar in een schippersinternaat in één van de<br />
regiogemeenten van de stadsregio Rotterdam en moet binnen vier maanden het<br />
schippersinternaat verlaten.<br />
• 6.3 Woontrainingscentra<br />
a) De aanvrager verblijft in een woontrainingscentrum in één van de regiogemeenten<br />
van de stadsregio Rotterdam;<br />
b) Naar het oordeel van de urgentieverlener is sprake van een dringend huisvestings-<br />
probleem. De rapportage van het woontrainingscentrum wordt als een zwaarwegend<br />
advies beschouwd. Uit deze rapportage blijkt in ieder geval, dat: • aanvrager direct<br />
voorafgaand aan het verblijf in het woontrainingscentrum minimaal een jaar<br />
aansluitend in de regio gewoond heeft;<br />
• aanvrager volgt minimaal 9 maanden een woontrainingstraject; • aanvrager binnen<br />
4 maanden het woontrainingscentrum moet verlaten;<br />
• de rapportage wordt vergezeld van een afschrift van een overeenkomst tussen de<br />
instelling en de aanvrager waaruit blijkt wat de doelstellingen zijn van de training;<br />
c) indien de aanvrager in een woontrainingscentrum in één van de regiogemeenten<br />
van de stadsregio Rotterdam verblijft, maar daarvoor niet minimaal een jaar in één<br />
van de regiogemeenten van de stadsregio Rotterdam heeft gewoond, kan niettemin<br />
een urgentieverklaring afgegeven worden, indien terugkeer naar de gemeente van<br />
herkomst niet tot de mogelijkheden behoort en aan de overige voorwaarden wordt<br />
voldaan.<br />
• 7. Resocialisatie<br />
a) Naar het oordeel van de urgentieverlener is sprake van een dringend<br />
huisvestingsprobleem en er is een resocialisatietraject afgerond;<br />
b) Betrokkene is minimaal een half jaar clean van drugs, dan wel aantoonbaar<br />
gestabiliseerd, c.q. heeft een beheersbaar middelengebruik;<br />
c) Aanvrager heeft direct voorafgaand aan de periode van resocialisatie een<br />
aansluitend regionaal woonverleden van tenminste een jaar. De aanvraag urgentie<br />
kan worden ingediend in de periode 2 maanden voorafgaand tot 1 maand nadat het<br />
resocialisatietraject is beëindigd;<br />
d) Er was sprake van zelfstandige woonruimte die door of tijdens de problematiek<br />
63<br />
63
Artikel 21<br />
verloren is gegaan of terugkeer naar het laatste (in)woonadres is op basis van een<br />
contra-indicatie niet mogelijk;<br />
e) Extra voorwaarde bij detentie: detentie van minstens een jaar;<br />
f) De rapportage van de desbetreffende (zorg)instelling wordt als een zwaarwegend<br />
advies beschouwd. In de uitgebreide rapportage van de hulpverleningsinstelling dient<br />
in alle gevallen te zijn opgenomen:<br />
1. de voorgeschiedenis van de aanvrager;<br />
2. het behandelplan;<br />
3. het nazorgtraject;<br />
4. stand van zaken problematiek;<br />
5. dagvulling (bijvoorbeeld: studie, werk of uitzicht hierop);<br />
6. datum einde resocialisatietraject;<br />
7. zelfstandige woonruimte is de enige mogelijkheid voor het oplossen van het<br />
huisvestingsprobleem.<br />
• 1. Zoekprofiel<br />
De urgentieverklaring omvat ook een zogenaamd zoekprofiel. Dit geeft de kenmerken<br />
van de woning aan, waarmee het huisvestingsprobleem kan worden opgelost.<br />
Het zoekprofiel bevat de volgende elementen: het kamertal en typering van de<br />
woonruimte waarvoor het urgente huishouden met voorrang in aanmerking komt.<br />
Bij het vast stellen van het zoekprofiel blijft het uitgangspunt dat een specifiek<br />
huisvestingsprobleem moet worden opgelost en niet dat er wooncarriëre gemaakt zal<br />
worden. Het zoekprofiel geeft een woningtype aan dat voldoende is om het<br />
huisvestingsprobleem op te lossen en geeft derhalve geen voorrang voor<br />
woningtypen die uitgaan boven dat niveau. Voor niet-medisch urgenten zal er een<br />
standaard woningtypering afgegeven worden, namelijk alle woningtypen, uitgesloten<br />
de eengezinswoningen, benedenwoningen en woningen welke bereikbaar zijn per lift.<br />
Alleen als de urgentie daar aanleiding toe geeft, wordt er een meer specifieke<br />
woningtypering opgenomen. Dat zal veelal het geval zijn bij medische urgenten.<br />
• 1.1. Regiodeel<br />
De grenzen van de regiodelen worden gevormd door de thans vigerende<br />
gemeentegrenzen. Een uitzondering wordt gemaakt voor Rotterdam. Het daar<br />
geldende woonruimteverdelingmodel gaat uit van veertien deelgemeentegrenzen.<br />
De deelgemeenten zijn:<br />
Rotterdam Centrum: Cool, Dijkzigt, Kop van Zuid, Oude Westen,<br />
Scheepvaartkwartier, Stadsdriehoek, C.S. kwartier.<br />
Charlois: Carnisse, Heijplaat, Oud-Charlois, Pendrecht, Tarwewijk, Wielewaal,<br />
Zuidwijk, Zuidplein.<br />
Delfshaven: Bospolder/Tussendijken, Delfshaven/Schiemond, Middelland, Nieuwe<br />
Westen, Spangen, het Witte Dorp, Oud-Mathenesse.<br />
Feijenoord: Afrikaanderwijk, Bloemhof, Feijenoord, Hillesluis, Katendrecht,<br />
Noordereiland, Vreewijk.<br />
Hillegersberg-Schiebroek: Hillegersberg, Honderd en Tien Morgen, Kleiwegkwartier,<br />
Molenlaankwartier, Nieuw Terbregge, Schiebroek, Terbregge.<br />
Hoek van Holland: Hoek van Holland, Oude Hoek.<br />
Hoogvliet: Boomgaardshoek, Meeuwenplaat, Middengebied, Nieuw Engeland,<br />
Oudeland, Tussenwater, Westpunt, Zalmplaat. IJsselmonde: Beverwaard, De<br />
Veranda, Groenenhagen-Tuinenhoven, Hordijkerveld, Kreekhuizen, Lombardijen,<br />
Oud-IJsselmonde, Reyeroord, Sportdorp, Zomerland.<br />
Kralingen-Crooswijk: Crooswijk, De Esch, Kralingen, Rubroek, Struisenburg.<br />
Noord: Agniesebuurt, Bergpolder, Blijdorp, Blijdorpse polder, Liskwartier, Oude<br />
Noorden, Provenierswijk.<br />
Overschie: Kandelaar, Kleinpolder, Landzicht.<br />
Pernis<br />
Prins Alexander: Het Lage Land, Kralingseveer, Nesselande, Ommoord, Oosterflank,<br />
Prinsenland, Zevenkamp.<br />
Rozenburg<br />
64<br />
64
• 1.2. Kamertal<br />
Kamertal (eerste fase)<br />
In het zoekprofiel wordt het kamertal en typering van de woonruimte opgenomen<br />
waarvoor het urgente huishouden in aanmerking komt.<br />
Aantal personen Kamertal<br />
1. 1 t/m 3 (uitzondering jongeren tot 23 jaar 1 t/m 2 kmrs)<br />
2. 2 t/m 3<br />
3. 3 t/m 4<br />
4. (ouders + 2 kinderen) 4<br />
4. (één ouder + 3 kinderen) 4 t/m 5<br />
5. (ouders + 3 kinderen) 4 t/m 5<br />
5. één ouder + 4 kinderen) 5 of meer<br />
6. pers of meer 5 of meer<br />
Kamertal (tweede fase)<br />
In het zoekprofiel wordt het kamertal opgenomen waarvoor het urgente huishouden in<br />
aanmerking komt. Nadruk ligt op het oplossen van het als urgent vastgestelde<br />
huisvestingsprobleem. Daarom wordt een woning toegewezen die voldoet aan de<br />
minimale eisen. Het aantal kamers wordt vastgesteld aan de hand van de volgende<br />
uitgangspunten:<br />
• naast een woonkamer dient er tenminste een slaapkamer te zijn; • er moet een<br />
mogelijkheid zijn voor het gescheiden kunnen slapen van jongens en meisjes;<br />
• er geldt een maximum van twee kinderen per kamer;<br />
• bij huishoudens van 7 personen of groter geldt een minimum aantal kamers 5.<br />
• 1.3. Woningtypering<br />
Om tot uitdrukking te brengen dat een urgentieverklaring dient om een specifiek<br />
huisvestingsprobleem op te lossen en het verkrijgen van urgentie niet gelijk staat aan<br />
het vergroten van de kansen op woningen die bij iedereen in trek zijn, wordt op het<br />
urgentiebewijs vermeld dat de voorrang alleen geldt voor bepaalde woningtypen.<br />
Deze woningtypering geeft het woningtype aan dat voldoende is om het<br />
huisvestingsprobleem op te lossen. Voor woningtypen die uitgaan boven dit niveau<br />
heeft de urgent woningzoekende geen voorrang. Het zoekprofiel wordt altijd zodanig<br />
geformuleerd, dat er geen situatie ontstaat waarbij voorrang wordt verkregen voor<br />
woningtypen die uitgaan boven het als voldoende aangemerkte woningtype.<br />
Alleen indien de reden van urgentie daartoe aanleiding geeft, wordt een nog meer<br />
specifieke woningtypering opgenomen. Dat zal met name het geval zijn bij huisvestingsproblematiek<br />
van medische aard.<br />
Er wordt overigens geen onderscheid gemaakt tussen de kwaliteitssoorten (zoals<br />
nieuwbouw, renovatie, kleine beurt, oudbouw, naoorlogse bouw).<br />
• 2. Aanbiedingstermijn<br />
Het streven is erop gericht het urgente huisvestingsprobleem binnen drie maanden<br />
op te lossen. Indien na de zelfzoektermijn er geen aanbod is conform het zoekprofiel,<br />
dient er in het gekozen regiodeel gezocht te worden naar een oplossing. Deze<br />
oplossing mag uitgaan boven het niveau van het afgegeven zoekprofiel, doch dient<br />
dat in zo min mogelijke mate te doen. Indien er geen oplossing geboden kan worden<br />
in het gekozen regiodeel, wordt door de urgentieverlener na de belanghebbende<br />
gehoord te hebben een ander regiodeel vastgesteld.<br />
Wanneer de toegemeten voorrangspositie na drie maanden (gedurende de eerste<br />
fase) niet heeft geresulteerd in een passende oplossing, dan volgt binnen twee<br />
maanden (gedurende de tweede fase) één aanbieding in het gevraagde regiodeel<br />
door één van de verhuurders.<br />
Mocht dit na twee maanden niet hebben geleid tot een oplossing, dan treedt de 3e<br />
fase in, waarin een daartoe door de urgentieverlener aangewezen corporatie op<br />
voordracht van de urgentieverlener de eerstvolgende woning beschikbaar stelt, die<br />
past binnen het zoekprofiel. De urgent woningzoekende blijft na de zelfzoektermijn<br />
urgent tot de eerstvolgende passende woningaanbieding.<br />
65<br />
65
Artikel 22<br />
• 1. Intrekking van de afgegeven urgentieverklaring vindt plaats:<br />
o 1. Na twee geweigerde aanbiedingen binnen de periode van<br />
zelfwerkzaamheid in één van de regiogemeenten van de Stadsregio<br />
Rotterdam, overeenkomstig het zoekprofiel of uitgaat boven het niveau van<br />
het afgegeven zoekprofiel;<br />
o 2. Wanneer na de eerste fase is vastgesteld, dat de urgent woningzoekende<br />
in deze periode niet tenminste drie maal heeft gereageerd op het<br />
woningaanbod overeenkomstig het zoekprofiel in het gekozen regiodeel,<br />
tenzij in deze periode niet met minstens drie passende woningen zijn<br />
geadverteerd;<br />
o 3. Wanneer in de tweede fase een aanbieding is gedaan overeenkomstig het<br />
zoekprofiel of uitgaat boven het niveau van het afgegeven zoekprofiel;<br />
o 4. Wanneer wordt vastgesteld dat bij het aanvragen van urgentie onjuiste<br />
gegevens zijn verstrekt;<br />
o 5. Wanneer niet meer aan de vereisten zoals genoemd in het<br />
urgentiesysteem wordt voldaan (gewijzigde omstandigheden);<br />
o 6. Wanneer de belanghebbende zelf aangeeft geen behoefte meer te hebben<br />
aan zijn urgentieverklaring;<br />
o 7. Bij verhuizing, tenzij de woningzoekende binnen 30 dagen na verhuizing<br />
een verzoek tot handhaving van de urgentieverklaring heeft ingediend bij de<br />
instantie die de urgentie heeft afgegeven, waarbij wordt aangetoond dat het<br />
huisvestingsprobleem niet is opgelost.<br />
• 2. Met de invoering van het voorliggende urgentiesysteem is veel meer nadruk<br />
komen te liggen op een snelle oplossing van het huisvestingsprobleem. De<br />
keuzevrijheid van de urgent woningzoekende is daarom in enige mate beperkt. Om<br />
de woningzoekende niet te belemmeren (op termijn) een woning naar zijn keuze te<br />
vinden, houdt de aanvrager automatisch de eerder opgebouwde inschrijfduur na<br />
acceptatie van de woning.<br />
• 3. De urgentieverlener is bevoegd om in bijzondere gevallen ten gunste van de<br />
aanvrager van de bepalingen in deze verordening urgentieregels immer in de<br />
verordening af te wijken, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van<br />
overwegende aard leidt.<br />
• 4. Indien de plaatsing van de urgent woningzoekende is overgenomen door een<br />
ander college van burgemeester en wethouders dan het college van burgemeester<br />
en wethouders dat de urgentieverklaring is verstrekt, informeert laatstbedoeld college<br />
het eerstbedoeld college over plaatsing van de urgent woningzoekende en de<br />
eventuele aanwezigheid van gronden tot intrekking van de urgentieverklaring.<br />
• 5. Indien de urgentieverklaring ingevolge artikel 19 lid 9 of 10 is afgegeven door<br />
SUWR, informeert het college van burgemeester en wethouders dat de plaatsing van<br />
de urgent woningzoekende ter hand heeft genomen, SUWR over de plaatsing van de<br />
urgent woningzoekende en de eventuele aanwezigheid van gronden tot intrekking<br />
van de urgentieverklaring.<br />
Hoofdstuk 5 AANBIEDEN EN VERHUREN VAN WONINGEN<br />
Artikel 23<br />
• 1. Het aanbod van de corporaties wordt onderscheiden in de volgende categorieën,<br />
waarvoor verschillende verdelingsregels gelden:<br />
o a. de woningen die via de media vanhet regionale aanbodmodel<br />
voorwaardenvrij aangeboden worden: hiervoor gelden de toelatings- en de<br />
rangordecriteria van de artikelen 8 en 9 en de eventuele aanvullende<br />
bepalingen als gevolg van de bijsturing, zoals deze in artikel 4 van de<br />
overeenkomst is weergegeven;<br />
o b. de woningen die directverhuurd worden aan de zogenaamde tweede en<br />
derde fase urgenten aan de zogenaamde tweede fase<br />
herhuisvestingskandidaten (zie bijlage 2 van de overeenkomst) en aan de<br />
zogenaamde bijzondere groepen waarover separate afspraken zijn gemaakt<br />
66<br />
66
(zie artikel 3, lid 7 en artikel 4, lid 3, onder c van de overeenkomst): deze<br />
woningen worden niet aangeboden via de media vanhet regionale<br />
aanbodmodel;<br />
o c. de woningen die op grond van lokaal maatwerk via de media van het<br />
regionale aanbodmodel aangeboden worden of op grond van lokaal<br />
maatwerk via directe bemiddeling verhuurd worden: hiervoor gelden de<br />
regels van artikel 24;<br />
o d. de woningen die via de media van het regionale aanbodmodel<br />
aangeboden worden, en waarbij gelabeld mag worden naar leeftijd, inkomen<br />
en/of huishoudensgrootte: hiervoor gelden in elk geval de toelatings-,<br />
rangorde- en passendheidscriteria van de artikelen 8, 9 en 10.<br />
• 2. Hierbij gelden gemeentelijk de volgende ijkpunten:<br />
Voorwaardenvrij (categorie a) Minimaal<br />
40%<br />
Directe bemiddeling (categorie b) Maximaal<br />
25%<br />
Lokaal maatwerk (categorie c) Maximaal<br />
15%<br />
Labelen naar leeftijd, inkomen en/of huishoudensgrootte (categorie<br />
d)<br />
Maximaal<br />
20%<br />
totaal 100 %<br />
• De corporaties volgen deze ijkpunten in de centrale registratie nauwkeurig per<br />
corporatie, per gemeente en voor de gehele regionale woningmarkt. Partijen spreken<br />
elkaar onderling aan op de resultaten per corporatie en per gemeente. Indien<br />
daarvoor op het schaalniveau van de gehele regionale woningmarkt aanleiding is,<br />
volgt nader Bestuurlijk Overleg tussen de Maaskoepel en de stadsregio, waarin de<br />
ijkpunten eventueel kunnen worden bijgesteld.<br />
Artikel 24<br />
• 1. Vanwege argumenten in verband met de bevordering van de leefbaarheid, wijk- of<br />
buurtbinding, beheeraspecten of het invulling geven aan woonzorgprojecten, kunnen<br />
de corporaties vrijkomende huurwoningen met specifieke passendheidseisen via het<br />
regionale aanbodmodel aanbieden of via directe bemiddeling verhuren. Hierbij gelden<br />
de ijkpunten zoals aangegeven in artikel 23, als begrenzing. De toe te passen<br />
specifieke regels staan in een redelijke verhouding tot de aard van het probleem, zijn<br />
van tijdelijke aard en worden na uiterlijk twee jaar geëvalueerd.<br />
• 2. Argumenten in verband met de bevordering van de leefbaarheid of<br />
beheeraspecten kunnen ingegeven worden door de verwachting, dat het gemiddelde<br />
niveau van de sociaal-economische draagkracht in een bepaald complex, straat of<br />
buurt te laag wordt, of de mate van overlast te hoog wordt, indien geen specifieke<br />
regels zouden worden toegepast.<br />
• 3. Argumenten in verband met woonzorgprojecten kunnen gelegen zijn in het feit dat<br />
er in de woning, het complex of de directe omgeving speciale voorzieningen<br />
aanwezig zijn die ten goede moeten komen aan mensen met een zorgindicatie en/of<br />
medische urgentie.<br />
• 4. De toe te passen specifieke regels worden, voordat ze in werking treden, door de<br />
corporaties gemeld bij de desbetreffende gemeente en bij de stadsregio. De<br />
gemeente geeft binnen vier weken na de melding te kennen, dat zij ofwel met de toe<br />
67<br />
67
Artikel 25<br />
te passen regels instemt, ofwel dat zij de inwerkingtreding opschort totdat<br />
overeenstemming is bereikt. Indien binnen vier weken na de melding geen bericht<br />
van de gemeente is ontvangen, wordt zij geacht in te stemmen.<br />
• 1. Voor de vrijkomende woningen in de kleinstedelijke gemeenten gelden de<br />
volgende afwijkende afspraken:<br />
o a. Albrandswaard:<br />
woningen met een huurprijs onder de aftoppingsgrenzen van de<br />
Huursubsidiewet worden alleen verhuurd aan huishoudens die een inkomen<br />
van ten hoogste € 35.000,- per jaar hebben en die voldoen aan de volgende<br />
bezettingsnorm: 4 kamers tenminste 2 personen, 5 of meer kamers<br />
tenminste aantal personen gelijk aan aantal kamers minus één.<br />
o b. Barendrecht: woningen met een huurprijs onder de aftoppingsgrens voor<br />
1- en 2-persoonshuishoudens van de Huursubsidiewet worden alleen<br />
verhuurd aan huishoudens die een inkomen onder de inkomensgrens<br />
hebben en die voldoen aan de volgende bezettingsnorm: 4 kamers tenminste<br />
2 personen, 5 of meer kamers tenminste aantal personen gelijk aan aantal<br />
kamers minus één.<br />
o c. Lansingerland:<br />
woningen met een huurprijs tot de kwaliteitskortingsgrens worden (bij<br />
voorkeur) verhuurd aan de primaire doelgroep met een inkomen volgens de<br />
BBSH-norm; woningen met een huurprijs onder de aftoppingsgrens van de<br />
Wet op de Huurtoeslag worden (bij voorkeur) verhuurd aan huishoudens met<br />
een inkomen genoemd in artikel 1 sub k van de Overeenkomst<br />
Woonruimteverdeling; 4-kamerwoningen worden alleen verhuurd aan<br />
huishoudens van tenminste 2 personen; 5-kamerwoningen worden alleen<br />
verhuurd aan huishoudens van tenminste 3 personen.<br />
o d. Bernisse<br />
a) woningen onder de aftoppingsgrenzen van de Huursubsidiewet worden<br />
uitsluitend verhuurd aan huishoudens die een inkomen van ten hoogste €<br />
35.000 per jaar hebben;<br />
b) woningen met vier kamers worden uitsluitend verhuurd aan huishoudens<br />
van tenminste twee personen;<br />
c) woningen met vijf kamers of meer worden uitsluitend verhuurd aan<br />
huishoudens waarvan het aantal personen tenminste gelijk is aan het aantal<br />
kamers minus één.<br />
o e. Brielle: geen.<br />
o f. Hoek van Holland: geen.<br />
o g. Krimpen aan den IJssel: woningen met een huurprijs onder de<br />
aftoppingsgrenzen van de Huursubsidiewet worden alleen verhuurd aan<br />
huishoudens die een inkomen hebben dat voldoet aan de door Burgemeester<br />
en Wethouders van Krimpen aan den IJssel vastgestelde tabel en die<br />
voldoen aan de volgende bezettingsnorm: 4 kamers tenminste 2 personen, 5<br />
of meer kamers tenminste aantal personen gelijk aan aantal kamers minus<br />
één.<br />
o h. Westvoorne: geen.<br />
• 2. Voor de gebieden binnen de stadsregio die ingevolge artikel 5 lid 1 van de Wet<br />
bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek zijn aangewezen, geldt:<br />
o a. datgene wat conform de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke<br />
problematiek in de gemeentelijke huisvestingsverordening is gesteld ten<br />
aanzien van de vereiste van een huisvestingsvergunning;<br />
o b. dat woningen via het regionale aanbodmodel aangeboden en verhuurd<br />
worden voor zover dat niet strijdig is met de gemeentelijke verordening.<br />
68<br />
68
Hoofdstuk 6 BESTUURLIJKE BOETE<br />
Artikel 26 <strong>Bestuurlijke</strong> boete<br />
• 1. Het college van burgemeester en wethouders kan een bestuurlijke boete opleggen<br />
bij overtreding van de artikel 30 van de Huisvestingswet.<br />
• 2. De hoogte van de bestuurlijke wordt overeenkomstig het bepaalde in bijlage 2<br />
bepaald.<br />
HOOFDSTUK 7 – OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN<br />
Artikel 27 handhaving<br />
• 1. Met het toezicht op de handhaving van het bij of krachtens hoofdstuk 3 bepaalde<br />
zijn belast de daartoe door Burgemeester en Wethouders op grond van artikel 75,<br />
eerste lid van de Huisvestingswet aangewezen ambtenaren, die de bevoegdheid<br />
hebben als genoemd in de artikelen 77 en 78 van de Huisvestingswet.<br />
• 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels op te stellen voor het<br />
binnen hun gemeente uitvoeren van de handhavingsbevoegdheid als bedoeld in dit<br />
artikel.<br />
Artikel 28<br />
Deze verordening kan worden aangehaald als Huisvestingsverordening stadsregio Rotterdam<br />
2006.<br />
Artikel 29<br />
• 1. Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2006.<br />
• 2. De Huisvestingsrichtlijn 2005 met bijlagen wordt ingetrokken per 1 juli 2006.<br />
Aldus besloten in de openbare vergadering van 5 juli 2006 van de regioraad.<br />
De secretaris, de voorzitter,<br />
mr M.C. Jansen. mr I.W. Opstelten.<br />
69<br />
69
Bijlage 1 Overeenkomst Woonruimteverdeling stadsregio Rotterdam 2006<br />
Overeenkomst Woonruimteverdeling stadsregio Rotterdam 2006<br />
Overeenkomst, houdende afspraken inzake de verdeling van huurwoningen in de aan de<br />
stadsregio Rotterdam deelnemende gemeenten en de daarbij te hanteren regels.<br />
Ondergetekenden,<br />
I. Burgemeester en Wethouders van de gemeenten:<br />
1. Albrandswaard<br />
2. Barendrecht<br />
3. Bergschenhoek<br />
4. Berkel en Rodenrijs<br />
5. Bernisse<br />
6. Bleiswijk<br />
7. Brielle<br />
8. Capelle aan den IJssel<br />
9. Hellevoetsluis<br />
10. Krimpen aan den IJssel<br />
11. Maassluis<br />
12. Ridderkerk<br />
13. Rotterdam<br />
14. Rozenburg<br />
15. Schiedam<br />
16. Spijkenisse<br />
17. Vlaardingen<br />
18. Westvoorne,<br />
ten deze vertegenwoordigd door de burgemeester (hierna te noemen ‘de gemeenten’),<br />
70<br />
70
II. de woningcorporaties:<br />
1. 3B-Wonen (Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs en Bleiswijk)<br />
2. Bouwvereniging Onze Woning (Rotterdam)<br />
3. De 6 kernen (Bernisse)<br />
4. De Goede Woning (Rotterdam)<br />
5. De Leeuw van Putten (Spijkenisse)<br />
6. De Nieuwe Unie (Rotterdam)<br />
7. De Stromen (stadsregio Rotterdam)<br />
8. Eendracht (Rotterdam)<br />
9. Gemeente Westvoorne (Westvoorne)<br />
10. Huis en Hof (Bernisse)<br />
11. Humanitas Huisvesting (Rotterdam)<br />
12. Laurens Wonen (Barendrecht en Rotterdam)<br />
13. Maasdelta (Hellevoetsluis, Maassluis, Spijkenisse en Rotterdam)<br />
14. PWS Krimpen (Krimpen aan den IJssel)<br />
15. PWS Woningstichting (Albrandswaard, Rotterdam, Schiedam en Vlaardingen)<br />
16. QuaWonen (Krimpen aan den IJssel)<br />
17. Resort Wonen (Rozenburg)<br />
18. Stadswonen (Rotterdam)<br />
19. Stichting Com.Wonen (Barendrecht, Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel,<br />
Rotterdam)<br />
20. Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam (Brielle, Krimpen aan den IJssel en<br />
Rotterdam)<br />
21. Vestia Midden Nederland (Brielle en Maassluis)<br />
22. Vestia Rotterdam Feijenoord (Rotterdam)<br />
23. Vestia Rotterdam Hoogvliet (Rotterdam)<br />
24. Vestia Rotterdam Noord (Rotterdam)<br />
25. Vestia Rotterdam Zuid (Rotterdam)<br />
26. Volksbelang Rhoon (Albrandswaard)<br />
71<br />
71
27. Waterweg Wonen (Vlaardingen)<br />
28. Woningbedrijf Rotterdam (Rotterdam)<br />
29. Woningbouwvereniging Hoek van Holland (Rotterdam)<br />
30. Woningbouwvereniging Patrimonium (Barendrecht)<br />
31. Woningbouwvereniging Poortugaal (Albrandswaard)<br />
32. Woningstichting Samenwerking Vlaardingen (Vlaardingen)<br />
33. Woonbron (Rotterdam en Spijkenisse)<br />
34. Wooncompas (Rotterdam)<br />
35. Woonplus Schiedam (Schiedam)<br />
36. Woonvisie (Ridderkerk)<br />
37. Woonzorg Nederland (stadsregio Rotterdam)<br />
ten deze vertegenwoordigd door de directeur-bestuurder (hierna te noemen ‘de corporaties’),<br />
III. de Maaskoepel, federatie van woningcorporaties in de stadsregio Rotterdam, ten deze<br />
vertegenwoordigd door de voorzitter (hierna te noemen ‘de Maaskoepel’),<br />
en<br />
IV. het Dagelijks Bestuur van de stadsregio Rotterdam, ten deze vertegenwoordigd door de<br />
portefeuillehouder Wonen (hierna te noemen ‘de stadsregio’);<br />
overwegende,<br />
1. dat het gewenst is op elkaar afgestemde afspraken te maken over de verdeling van de<br />
huurwoningen van de corporaties in de aan de stadsregio Rotterdam deelnemende<br />
gemeenten,<br />
2. dat de verdeling van deze woningen dient plaats te vinden op een evenwichtige,<br />
rechtvaardige en voor woningzoekenden, gemeenten, corporaties, Maaskoepel en stadsregio<br />
inzichtelijke wijze;<br />
3. dat de Huisvestingsverordening stadsregio Rotterdam 2006 deze overeenkomst eist;<br />
gelet op<br />
1. artikel 4 van de Huisvestingswet,<br />
2. de Huisvestingsverordening stadsregio Rotterdam;<br />
3. de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek;<br />
4. het Besluit Beheer Sociale Huurwoningen;<br />
72<br />
72
komen het volgende overeen:<br />
HOOFDSTUK I Algemene bepalingen<br />
Artikel 1 Begripsbepalingen<br />
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:<br />
a. aandachtsgroep: de primaire doelgroep met de lage inkomens zoals bedoeld in het<br />
Besluit Beheer Sociale Huursector;<br />
b. Aftoppingsgrens: zoals bedoeld in de Wet op de Huurtoeslag;<br />
c. BBSH: Besluit Beheer Sociale Huursector;<br />
d. Bestuurlijk Overleg: overleg tussen de voorzitter van de Maaskoepel en de<br />
portefeuillehouder Wonen van de stadsregio;<br />
e. doorstromer: woningzoekende die aantoonbaar na verhuizing een zelfstandige woning<br />
in Nederland leeg achterlaat;<br />
f. GBA: de gemeentelijke basisadministratie;<br />
g. huishouden:<br />
1. alleenstaande;<br />
2. twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of<br />
willen gaan voeren;<br />
- bij éénouderhuishoudens telt het hoofd van het huishouden voor twee personen;<br />
- wanneer sprake is van een zwangerschap van tenminste drie maanden, telt het<br />
huishouden het aantal personen dat naar verwachting als gevolg van die zwangerschap<br />
geboren zal worden extra. In het geval van een zwangerschap moet een door een medicus of<br />
verloskundige opgestelde zwangerschapsverklaring overlegd worden.<br />
h. huurprijs: de rekenhuur volgens artikel 5 van de Wet op de Huurtoeslag;<br />
i. huurprijsgrens: zoals bedoel in artikel 5 van de Wet op de Huurtoeslag;<br />
j. inkomen: het rekeninkomen volgens artikel 14 van de Wet op de Huurtoeslag;<br />
k. inkomensgrens: € 34.600,-. Deze grens wordt jaarlijks per 1 juli geïndexeerd conform<br />
artikel 27 van de Wet op de Huurtoeslag;<br />
l. inschrijfduur: de periode welke is verstreken sinds de datum waarop de<br />
woningzoekende is geregistreerd conform het regionale aanbodmodel. De inschrijfduur is in<br />
alle gemeenten van de stadsregio Rotterdam geldig;<br />
m. kleinstedelijke gemeenten: de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht,<br />
Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs, Bernisse, Bleiswijk, Brielle, Krimpen aan den IJssel en<br />
Westvoorne en de deelgemeente Hoek van Holland;<br />
73<br />
73
n. partijen: de gemeenten, de corporaties, de Maaskoepel en de stadsregio, zoals die in<br />
de inleiding van deze overeenkomst beschreven zijn;<br />
o. regionale aanbodmodel: het daaromtrent in artikel 3 bepaalde;<br />
p. starter: iedere woningzoekende die geen doorstromer is;<br />
q. urgentieverlener: de door de gemeenten bij separaat besluit aangewezen instantie die<br />
besluit op aanvragen van urgentieverklaringen.<br />
Artikel 2 Werkingsgebied<br />
Deze overeenkomst is van toepassing op alle van de corporaties voor verhuur vrijkomende<br />
woningen onder de huurprijsgrens.<br />
Artikel 3 Taakverdeling in hoofdlijnen<br />
1. De corporaties verdelen de in artikel 2 genoemde woningen via het regionale<br />
aanbodmodel. Het regionale aanbodmodel is het door de corporaties toegepaste systeem<br />
van het aanbieden en verhuren van woningen met de volgende kenmerken:<br />
a. het aanbod wordt in voor alle woningzoekenden in de stadsregio toegankelijke media<br />
gepubliceerd;<br />
b. de verhuringen worden in diezelfde media zodanig verantwoord, dat per verhuring<br />
duidelijk is op welke gronden de verhuring heeft plaatsgevonden;<br />
c. hierbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van gezamenlijke media voor het aanbod<br />
en een gezamenlijk technisch systeem voor de match van vraag en aanbod en voor de<br />
registratie van vraag, aanbod en verhuringen.<br />
2. De gemeenten hebben op grond van de Huisvestingswet de taak toe te zien op de<br />
evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woningen. In het verband van deze<br />
overeenkomst volgen zij actief in welke mate de verschillende categorieën woningzoekenden<br />
in hun gebied erin slagen via het regionale aanbodmodel hun verhuisbehoefte te realiseren.<br />
3. De Maaskoepel draagt mede zorg voor de instandhouding van het regionale<br />
aanbodmodel door een volledige deelname van al haar leden aan het regionale aanbodmodel<br />
te bevorderen. Zij faciliteert het regionale aanbodmodel en de daaraan verbonden<br />
uitvoeringsorganisaties met een passende overleg- en besluitvormingsstructuur aan de kant<br />
van de corporaties.<br />
4. De stadsregio draagt mede zorg voor de instandhouding van het regionale<br />
aanbodmodel door de aan haar deelnemende gemeenten bij huisvestingsverordening te<br />
verplichten mee te werken aan de deelname van de op hun grondgebied actieve corporaties<br />
aan het regionale aanbodmodel. Zij faciliteert het regionale aanbodmodel met een passende<br />
overleg- en besluitvormingsstructuur aan de kant van de gemeenten.<br />
5. Het Dagelijks Bestuur van de stadsregio kan aan een corporatie voor maximaal 1 jaar<br />
vrijstelling verlenen van de verplichting de werkwijze uit het eerste lid te hanteren, indien een<br />
corporatie niet werkt volgens het regionale aanbodmodel en eenmalig een overgangsperiode<br />
behoeft.<br />
6. Aan de in het vijfde lid genoemde vrijstelling worden minimaal de volgende<br />
voorwaarden verbonden:<br />
a. de corporatie dient een gedegen werkplan in waarin zij het overgangsproces beschrijft<br />
voor het invoeren van het in het eerste lid bedoelde aanbodmodel;<br />
74<br />
74
. de corporatie draagt er zorg voor dat haar aanbod toegankelijk is voor alle<br />
woningzoekenden in de stadsregio;<br />
c. de corporatie levert tijdig de nodige informatie ten behoeve van de in artikel 4 bedoelde<br />
‘Regionale monitor aanbodmodel’.<br />
7. Partijen bepalen in onderling overleg welke bijzondere groepen direct bemiddeld<br />
worden; hieronder vallen in ieder geval de woningen die volgens de wettelijke<br />
huisvestingstaakstelling aan statushouders verhuurd moeten worden (zie artikel 5, lid 1,<br />
onder b).<br />
Artikel 4 Registratie, monitoring, verantwoording en bijsturing<br />
1. De corporaties dragen zorg voor de volledige, centrale registratie van vraag, aanbod en<br />
verhuringen en voor de kwartaalsgewijze uitgave van een op deze registratie gebaseerde<br />
‘Regionale monitor aanbodmodel’. Een op basis van dezelfde registratie samengestelde<br />
jaarrapportage (die gelijk loopt aan het kalenderjaar) wordt ieder jaar ter verantwoording<br />
voorgelegd aan de gemeenten en de stadsregio.<br />
2. Partijen stellen tesamen een werkgroep in die de definitieve opzet van deze monitor<br />
bepaalt, vervolgens de monitor ieder kwartaal beoordeelt en partijen adviseert over eventuele<br />
bijsturing van de aanbiedingen en de verhuringen.<br />
3. De in het vorige lid genoemde bijsturing vindt op basis van de volgende uitgangspunten<br />
plaats:<br />
a. partijen spreken af dat zij de slaagkansen in de regio voor de volgende doelgroepen<br />
nauwgezet volgen:<br />
• de primaire doelgroep met de lage inkomens zoals bedoeld in het BBSH (Besluit<br />
Beheer Sociale Huursector)<br />
• de doorstromers<br />
• de starters<br />
• de ouderen (personen met een leeftijd van meer dan 55 jaar)<br />
• de jongeren (personen met een leeftijd lager dan 23 jaar)<br />
• de grote huishoudens (huishoudens die bestaan uit ten minste 5 personen)<br />
• eventueel nog nader af te spreken doelgroepen;<br />
hierbij is de slaagkans gedefinieerd als het aantal geslaagden (per subgroep) dat in een<br />
bepaalde periode een woning heeft verkregen (verhuringen) via de media of directe<br />
bemiddeling, gedeeld door het aantal actief woningzoekenden (per subgroep) dat op die<br />
woningen heeft gereageerd plus het aantal geslaagde directe bemiddelden (die niet actief<br />
waren), uitgedrukt als percentage;<br />
b. partijen spreken af, dat de slaagkans in de regio voor de BBSH-doelgroep minstens<br />
gelijk moet zijn aan die voor de niet-BBSH-doelgroep;<br />
c. naast de onder a en b en art. 3, lid 7 genoemde afspraken voor de gehele stadsregio<br />
Rotterdam kunnen corporaties en gemeenten per gemeente lokale afspraken maken over<br />
slaagkansen en bijzondere groepen; de optelsom van de lokale afspraken mag niet strijdig<br />
zijn met de regionale afspraak;<br />
75<br />
75
d. de in het tweede lid genoemde werkgroep doet op basis van de hiervoor genoemde<br />
afspraken en de Regionale monitor aanbodmodel aanbevelingen aan<br />
het Bestuurlijk Overleg tussen de Maaskoepel en de stadsregio, met betrekking tot eventuele<br />
bijsturing op de gehele regionale woningmarkt. Indien het om bijsturing op lokaal niveau gaat<br />
wordt vanuit het Bestuurlijk Overleg actie ondernomen richting de betreffende lokale partijen;<br />
e. het Bestuurlijk Overleg zoals genoemd in art. 4, lid 3d is op grond van deze<br />
overeenkomst bevoegd bijsturingen vast te stellen.<br />
4. De in het voorafgaande genoemde bijsturingen kunnen verschillende vormen hebben.<br />
Wanneer gekozen wordt voor bijsturing binnen de woonruimteverdeling, kunnen, in afwijking<br />
van het in artikel 5 bepaalde, toch tijdelijk passendheidseisen gesteld worden bij (een deel<br />
van) het aanbod, bijvoorbeeld m.b.t. inkomen, leeftijd of huishoudenssamenstelling.<br />
HOOFDSTUK II Aanbieden en verhuren van woningen<br />
Artikel 5 Verschillende manieren van aanbieden<br />
1. Het aanbod van de corporaties wordt onderscheiden in de volgende categorieën,<br />
waarvoor verschillende verdelingsregels gelden:<br />
a. de woningen die via de media van het regionale aanbodmodel voorwaardenvrij<br />
aangeboden worden: hiervoor gelden de toelatings- en de rangordecriteria van de artikelen 6<br />
en 7 en de eventuele aanvullende bepalingen als gevolg van de bijsturing, zoals deze in<br />
artikel 4 is weergegeven;<br />
b. de woningen die direct verhuurd worden aan de zgn. tweede en derde fase urgenten<br />
(zie bijlage 1 bij deze overeenkomst), aan de zgn. tweede fase herhuisvestingskandidaten<br />
(zie bijlage 2 bij deze overeenkomst) en aan de zgn. bijzondere groepen waarover separate<br />
afspraken zijn gemaakt (zie artikel 3, lid 7 en artikel 4, lid 3, onder c): deze woningen worden<br />
niet aangeboden via de media van het regionale aanbodmodel;<br />
c. de woningen die op grond van lokaal maatwerk via de media van het regionale<br />
aanbodmodel aangeboden worden of op grond van lokaal maatwerk via directe bemiddeling<br />
verhuurd worden: hiervoor gelden de regels van artikel 9;<br />
d. de woningen die via de media van het regionale aanbodmodel aangeboden worden, en<br />
waarbij gelabeld mag worden naar leeftijd, inkomen en/of huishoudensgrootte: hiervoor<br />
gelden in elk geval de toelatings-, rangorde- en passendheidscriteria van de artikelen 6, 7 en<br />
8.<br />
2. Hierbij gelden gemeentelijk de volgende ijkpunten:<br />
Voorwaardenvrij (categorie a) Minimaal 40 %<br />
Directe bemiddeling (categorie b) Maximaal 25 %<br />
Lokaal maatwerk (categorie c) Maximaal 15 %<br />
Labelen naar leeftijd, inkomen en/of huishoudensgrootte (categorie d) Maximaal 20 %<br />
totaal 100 %<br />
76<br />
76
De corporaties volgen deze ijkpunten in de centrale registratie nauwkeurig per corporatie, per<br />
gemeente en voor de gehele regionale woningmarkt. Partijen spreken elkaar onderling aan<br />
op de resultaten per corporatie en per gemeente. Indien daarvoor op het schaalniveau van de<br />
gehele regionale woningmarkt aanleiding is, volgt nader Bestuurlijk Overleg tussen de<br />
Maaskoepel en de stadsregio, waarin de ijkpunten eventueel kunnen worden bijgesteld.<br />
Artikel 6 Toelating<br />
Om zich als woningzoekende te kunnen laten registreren en in aanmerking te komen voor het<br />
huren van een woning, moet het woningzoekende huishouden altijd aan de volgende eisen<br />
voldoen:<br />
a. tenminste één der leden van het huishouden heeft de leeftijd van 18 jaar bereikt, of is<br />
het hoofd van een huishouden met (een) minderjarig(e) kind(eren);<br />
b. het huishouden voldoet aan de bepalingen van artikel 9, lid 2 van de Huisvestingswet<br />
(Nederlanderschap of wettige verblijfsstatus).<br />
Artikel 7 Rangorde<br />
Indien zich voor een via het regionale aanbodmodel aangeboden woning meer gegadigden<br />
melden, geldt de volgende rangorde bij de verhuring van de woning:<br />
a. woningzoekenden met een op grond van artikel 11 verstrekte urgentieverklaring of een<br />
op grond van artikel 12 verstrekte herhuisvestingsverklaring hebben absolute voorrang, mits<br />
de woning voldoet aan het desbetreffende zoekprofiel. Indien zich uit deze categorie meer<br />
gegadigden hebben gemeld, wordt de woning verhuurd aan degene van hen die de verklaring<br />
met de oudste datum van afgifte heeft;<br />
b. daarna komen in aanmerking de overige woningzoekenden. De woning wordt verhuurd<br />
aan de woningzoekende met de langste inschrijfduur. Een woningzoekende met een<br />
urgentieverklaring of een herhuisvestingsverklaring die op de woning reageert, terwijl deze<br />
niet voldoet aan het desbetreffende zoekprofiel, doet mee in de rangordebepaling op basis<br />
van zijn inschrijfduur;<br />
c. in afwijking van het gestelde onder b mag corporatie Woonbron de rangorde bepalen<br />
op basis van loting, mits hierover op lokaal niveau met de betreffende gemeente<br />
overeenstemming is bereikt;<br />
d. na verhuizing naar een zelfstandige woning vervalt de inschrijfduur van de<br />
desbetreffende woningzoekende, behalve in de gevallen genoemd in paragraaf 5.2 van<br />
Bijlage 1 en in Bijlage 2.<br />
Artikel 8 Passendheid<br />
1. Woningen met 5 kamers of meer en een huurprijs onder de aftoppingsgrens volgens de<br />
Wet op de Huurtoeslag voor drie- of meerpersoonshuishoudens worden uitsluitend verhuurd<br />
aan huishoudens waarvan het aantal leden tenminste gelijk is aan het aantal kamers en<br />
waarvan het huishoudensinkomen niet boven de inkomensgrens ligt.<br />
2. Woningen die speciaal bestemd zijn voor de huisvesting van ouderen worden<br />
uitsluitend verhuurd aan huishoudens waarvan tenminste één van de leden 55 jaar of ouder<br />
is.<br />
3. Voor woningen die ingrijpend t.b.v. minder validen zijn aangepast kunnen meer<br />
specifieke, met de handicap verband houdende criteria gesteld worden.<br />
77<br />
77
4. Standplaatsen voor een woonwagen kunnen eveneens met specifieke regels via het<br />
regionale aanbodmodel of buiten het aanbodmodel om verhuurd worden. Deze verhuringen<br />
worden niet betrokken bij de aanbiedingscategorieën uit artikel 5.<br />
Artikel 9 Lokaal maatwerk<br />
1. Vanwege argumenten in verband met de bevordering van de leefbaarheid, wijk- of<br />
buurtbinding, beheeraspecten of het invulling geven aan woonzorgprojecten, kunnen de<br />
corporaties vrijkomende huurwoningen met specifieke passendheidseisen via het regionale<br />
aanbodmodel aanbieden of via directe bemiddeling verhuren. Hierbij gelden de ijkpunten<br />
zoals aangegeven in artikel 5, als begrenzing. De toe te passen specifieke regels staan in<br />
een redelijke verhouding tot de aard van het probleem, zijn van tijdelijke aard en worden na<br />
uiterlijk twee jaar geëvalueerd.<br />
2. Argumenten in verband met de bevordering van de leefbaarheid of beheeraspecten<br />
kunnen ingegeven worden door de verwachting, dat het gemiddelde niveau van de sociaaleconomische<br />
draagkracht in een bepaald complex, straat of buurt te laag wordt, of de mate<br />
van overlast te hoog wordt, indien geen specifieke regels zouden worden toegepast.<br />
3. Argumenten in verband met woonzorgprojecten kunnen gelegen zijn in het feit dat er in<br />
de woning, het complex of de directe omgeving speciale voorzieningen aanwezig zijn die ten<br />
goede moeten komen aan mensen met een zorgindicatie en/of medische urgentie.<br />
4. De toe te passen specifieke regels worden, voordat ze in werking treden, door de<br />
corporaties gemeld bij de desbetreffende gemeente en bij de stadsregio. De gemeente geeft<br />
binnen vier weken na de melding te kennen, dat zij ofwel met de toe te passen regels instemt,<br />
ofwel dat zij de inwerkingtreding opschort totdat overeenstemming is bereikt. Indien binnen<br />
vier weken na de melding geen bericht van de gemeente is ontvangen, wordt zij geacht in te<br />
stemmen.<br />
Artikel 10 Afwijkingen voor de kleinstedelijke gemeenten en de gebieden die zijn<br />
aangewezen in het kader van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke<br />
problematiek<br />
1. Voor de vrijkomende woningen in de kleinstedelijke gemeenten (zie artikel 1 onder m)<br />
gelden de volgende afwijkende afspraken:<br />
a. Albrandswaard:<br />
woningen met een huurprijs onder de aftoppingsgrenzen van de Huursubsidiewet worden<br />
alleen verhuurd aan huishoudens die een inkomen van ten hoogste € 35.000,- per jaar<br />
hebben en die voldoen aan de volgende bezettingsnorm: 4 kamers tenminste 2 personen, 5<br />
of meer kamers tenminste aantal personen gelijk aan aantal kamers minus één.<br />
b. Barendrecht:<br />
woningen met een huurprijs onder de aftoppingsgrens voor 1- en 2-persoonshuishoudens van<br />
de Huursubsidiewet worden alleen verhuurd aan huishoudens die een inkomen onder de<br />
inkomensgrens hebben en die voldoen aan de volgende bezettingsnorm: 4 kamers tenminste<br />
2 personen, 5 of meer kamers tenminste aantal personen gelijk aan aantal kamers minus<br />
één.<br />
c. Lansingerland:<br />
1. woningen met een huurprijs tot de kwaliteitskortingsgrens worden (bij voorkeur)<br />
verhuurd aan de primaire doelgroep met een inkomen volgens de BBSH-norm; woningen met<br />
een huurprijs onder de aftoppingsgrens van de Wet op de Huurtoeslag worden (bij voorkeur)<br />
verhuurd aan huishoudens met een inkomen genoemd in artikel 1 sub k van de<br />
78<br />
78
Overeenkomst Woonruimteverdeling; 4-kamerwoningen worden alleen verhuurd aan<br />
huishoudens van tenminste 2 personen; 5-kamerwoningen worden alleen verhuurd aan<br />
huishoudens van tenminste 3 personen.<br />
d. Bernisse:<br />
a) woningen onder de aftoppingsgrenzen van de Huursubsidiewet worden uitsluitend<br />
verhuurd aan huishoudens die een inkomen van ten hoogste € 35.000 per jaar hebben;<br />
b) woningen met vier kamers worden uitsluitend verhuurd aan huishoudens van tenminste<br />
twee personen;<br />
c) woningen met vijf kamers of meer worden uitsluitend verhuurd aan huishoudens waarvan<br />
het aantal personen tenminste gelijk is aan het aantal kamers minus één.<br />
e. Brielle: geen.<br />
f. Hoek van Holland: Geen.<br />
g. Krimpen aan den IJssel:<br />
woningen met een huurprijs onder de aftoppingsgrenzen van de Huursubsidiewet worden<br />
alleen verhuurd aan huishoudens die een inkomen hebben dat voldoet aan de door<br />
Burgemeester en Wethouders van Krimpen aan den IJssel vastgestelde tabel en die voldoen<br />
aan de volgende bezettingsnorm: 4 kamers tenminste 2 personen, 5 of meer kamers<br />
tenminste aantal personen gelijk aan aantal kamers minus één.<br />
h. Westvoorne: geen.<br />
2. Voor de gebieden binnen de stadsregio die door de minister van VROM zijn<br />
aangewezen in het kader van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek,<br />
geldt:<br />
a. datgene wat conform de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek in de<br />
gemeentelijke huisvestingsverordening is gesteld ten aanzien van de vereiste van een<br />
huisvestingsvergunning;<br />
b. dat woningen via het regionale aanbodmodel aangeboden en verhuurd worden voor<br />
zover dat niet strijdig is met de gemeentelijke verordening.<br />
HOOFDSTUK III Bijzondere bepalingen<br />
Artikel 11 Urgentiesysteem<br />
1. Een huishouden dat wegens een persoonlijke noodsituatie zeer dringend een (andere)<br />
woning behoeft en geen gebruik kan maken van een voorliggende voorziening, kan in<br />
aanmerking komen voor een urgentieverklaring. Deze verklaring is in alle bij de stadsregio<br />
Rotterdam aangesloten gemeenten geldig en omvat hetgeen hierover in bijlage 1 bij deze<br />
overeenkomst is bepaald. De urgentieverklaring wordt verstrekt door de urgentieverlener die<br />
daartoe aangewezen is door de gemeente waarvan de aanvrager ingezetene is, of, indien de<br />
aanvrager buiten de stadsregio Rotterdam woonachtig is, de gemeente waarin de aanvrager<br />
voornemens is zich te vestigen. De aanvraag kan namens de urgentieverlener in ontvangst<br />
genomen worden door een daartoe door de urgentieverlener aangewezen andere instantie.<br />
79<br />
79
2. De urgentieverlener neemt de aanvraag van een urgentieverklaring niet in behandeling<br />
voordat de aanvrager een bedrag van € 45,- aan de urgentieverlener heeft betaald. Dit<br />
bedrag wordt gerestitueerd, indien de urgentieverklaring is verstrekt. Indien het bedrag van €<br />
45,- niet binnen 8 weken na indiening van de aanvraag is betaald, wordt de aanvraag<br />
onbehandeld teruggezonden naar de aanvrager.<br />
3. De urgentieverlener verstrekt de urgentieverklaring, indien aan de volgende<br />
voorwaarden wordt voldaan:<br />
a. bij de aanvraag is alle informatie (bewijsstukken en andere gegevens) gevoegd die<br />
nodig is om de aanvraag te kunnen beoordelen;<br />
b. de aanvrager voldoet aan het bepaalde in artikel 6 (toelating);<br />
c. het inkomen van het huishouden van de aanvrager ligt niet boven de inkomensgrens;<br />
d. de aanvrager voldoet aan één of meer van de urgentiegronden, zoals deze zijn<br />
opgenomen in bijlage 1 bij deze overeenkomst;<br />
e. de aanvrager verkeert niet in de omstandigheden als genoemd in artikel 13<br />
(huurschuld, overlast);<br />
f. de aanvraag is niet ingediend binnen twee jaar nadat zich één van de omstandigheden<br />
heeft voorgedaan als aangegeven in paragraaf 5.1. van bijlage 1 bij deze overeenkomst<br />
(intrekking);<br />
g. de aanvraag is niet ingediend binnen twee jaar nadat de voorgelegde<br />
huisvestingsproblematiek door eigen toedoen is ontstaan.<br />
4. Bij gewijzigde omstandigheden kan de urgentieverlener, al dan niet op verzoek van de<br />
aanvrager, besluiten de verstrekte urgentieverklaring te wijzigen. Dit wordt ter kennis van de<br />
aanvrager gebracht door middel van een nieuwe urgentieverklaring, waarin eventueel een<br />
nieuwe zelfzoektermijn opgenomen is, onder intrekking van de verstrekte urgentieverklaring.<br />
5. De urgentieverlener trekt een door hem verstrekte urgentieverklaring in, indien zich één<br />
van de omstandigheden voordoet als aangegeven in paragraaf 5.1. van bijlage 1 bij deze<br />
overeenkomst.<br />
6. Partijen dragen er zorg voor, dat bij de plaatsing van woningzoekenden met een<br />
urgentieverklaring gehandeld wordt overeenkomstig bijlage 1 bij deze overeenkomst.<br />
7. De bepalingen die in bijlage 1 zijn opgenomen kunnen na advies van het Bestuurlijk<br />
Overleg door het Dagelijks Bestuur van de stadsregio gewijzigd worden.<br />
Artikel 12 Herhuisvesting<br />
1. Een huishouden dat wegens sloop of ingrijpende verbetering van zijn woning moet<br />
verhuizen, kan in aanmerking komen voor een herhuisvestingsverklaring. Deze verklaring is<br />
in alle bij de stadsregio Rotterdam aangesloten gemeenten geldig. De<br />
herhuisvestingsverklaring wordt verstrekt door de corporatie die de woning waaraan de<br />
ingreep wordt verricht, verhuurt.<br />
2. Partijen dragen er zorg voor, dat bij de plaatsing van woningzoekenden met een<br />
herhuisvestingsverklaring gehandeld wordt overeenkomstig bijlage 2 bij deze overeenkomst.<br />
80<br />
80
Artikel 13 Weigering kandidaat met hoogste positie in rangorde<br />
In afwijking van het bepaalde in artikel 7 kan de corporatie weigeren de woning te verhuren<br />
aan de kandidaat met de hoogste positie in de rangorde. Dit kan uitsluitend op grond van één<br />
of meer van de hieronder genoemde omstandigheden:<br />
a. onrechtmatigheid: de hoogste positie in de rangorde is op onrechtmatige wijze<br />
verkregen;<br />
b. huur- of andere schuld zonder afbetalingsregeling: de kandidaat heeft een huurschuld<br />
of een schuld als gevolg van op kosten van de kandidaat uitgevoerde onderhouds- of<br />
herstelwerkzaamheden bij de huidige of een vorige verhuurder waarvoor geen<br />
afbetalingsregeling is getroffen;<br />
c. overlast/misdraging: de kandidaat heeft in de afgelopen drie jaar in de huidige of een<br />
vorige woning herhaaldelijk voor overlast gezorgd, of heeft zich daar ernstig misdragen;<br />
d. indien de huurprijs boven de voor de kandidaat relevante aftoppingsgrens ligt is<br />
weigeren mogelijke indien de verhuurder geen redelijke zekerheid kan verkrijgen dat de<br />
huurder zijn financiële verplichtingen kan nakomen.<br />
HOOFDSTUK IV Slotbepalingen<br />
Artikel 14 Experimenten<br />
1. Eén of meer van de gemeenten en één of meer van de corporaties kunnen met elkaar<br />
afspreken, dat zij (een deel van) de in artikel 2 genoemde woningen bij wijze van experiment<br />
zullen verdelen met van deze overeenkomst afwijkende regels. In dat geval sluiten zij<br />
hierover een aanvullende overeenkomst, waarin in ieder geval afspraken gemaakt worden<br />
over:<br />
a. de inhoud van het experiment;<br />
b. het toepassingsgebied van het experiment;<br />
c. de tijdsduur van het experiment;<br />
d. de wijze waarop het experiment begeleid en geëvalueerd wordt;<br />
e. de punten waarop het experiment geëvalueerd wordt.<br />
2. De in lid 1 genoemde aanvullende overeenkomst behoeft voorafgaande goedkeuring<br />
door de stadsregio.<br />
Artikel 15 Looptijd en beëindiging van de overeenkomst<br />
1. Deze overeenkomst is met ingang van 1 juli 2006 aangegaan en is voor onbepaalde<br />
tijd van kracht.<br />
2. Jaarlijks bezien partijen in overleg met de Provincie Zuid-Holland wat de concrete<br />
werking van de in artikel 9 genoemde vestigingsbeperkende elementen in de overeenkomst is<br />
geweest. De Provincie beoordeelt op basis hiervan, telkens voor een jaar, of de met<br />
betrekking tot deze elementen aan de stadsregio verleende principetoestemming omgezet<br />
kan worden in een definitieve toestemming aan de betrokken gemeente.<br />
81<br />
81
Artikel 16 Bindend advies Geschillencommissie<br />
De uitspraken van de door de gemeenten bij separaat besluit ingestelde, onafhankelijke<br />
Geschillencommissie, voor zover ze betrekking hebben op de uitvoering van deze<br />
overeenkomst, strekken de gemeenten, de corporaties, de urgentieverleners en de<br />
uitvoeringsorganisaties van het regionale aanbodmodel als bedoeld in artikel 3, tot bindend<br />
advies.<br />
Artikel 17 Overgangsbepaling<br />
Aanvragen van urgentieverklaringen en herhuisvestingsverklaringen die zijn ingediend vóór<br />
het in werking treden van deze overeenkomst en waarop ten tijde van het in werking treden<br />
van deze overeenkomst nog niet is beslist, worden behandeld op grond van de in deze<br />
overeenkomst vervatte criteria, tenzij het voordien geldende recht voor de aanvrager<br />
gunstiger is.<br />
Opgemaakt in ……voud en ondertekend te ……….. op …………<br />
Hoofdstuk 5. Overige uitvoeringsregels<br />
5.2. Inschrijfduur<br />
Met de invoering van het voorliggende urgentiesysteem is veel meer nadruk komen te liggen<br />
op een snelle oplossing van het huisvestingsprobleem. De keuzevrijheid van de urgent<br />
woningzoekende is daarom in enige mate beperkt. Om de woningzoekende niet te<br />
belemmeren (op termijn) een woning naar zijn keuze te vinden, houdt de aanvrager<br />
automatisch de eerder opgebouwde inschrijfduur na acceptatie van de woning.<br />
5.3. Hardheidsclausule<br />
De urgentieverlener is bevoegd om - in gevallen waarin toepassing van de regelgeving naar<br />
zijn oordeel leidt tot een bijzondere hardheid - in het voordeel van de aanvrager af te wijken<br />
van bovenstaande urgentiegronden.<br />
Bijlage 2 De herhuisvestingsverklaring<br />
als bedoeld in artikel 12 van de Overeenkomst Woonruimteverdeling Stadsregio Rotterdam<br />
2006 (in het vervolg de Overeenkomst genoemd.<br />
De in artikel 12 van de Overeenkomst genoemde corporatie die wegens een voorgenomen<br />
ingreep aan een woning de bewoner moet herhuisvesten, geeft aan deze bewoner een<br />
herhuisvestingsverklaring af.<br />
Deze verklaring wordt niet eerder dan 18 maanden vóór de geplande datum van de sloop of<br />
de ingrijpende verbetering afgegeven.<br />
Een herhuisvestingsverklaring heeft dezelfde waarde op de woningmarkt als een<br />
urgentieverklaring, d.w.z. geeft dezelfde voorrang binnen een aanbodmodel of een<br />
distributiemodel. Alle gemeenten en woningcorporaties in de stadsregio erkennen een door<br />
een corporatie afgegeven herhuisvestingsverklaring. Er is ook een eerste fase van zelf<br />
zoeken in het regionale aanbodmodel en een tweede fase van actieve bemiddeling, zoals bij<br />
woningzoekenden met een urgentieverklaring<br />
82<br />
82
Er zijn t.o.v. de urgentieverklaring echter enkele verschillen:<br />
• De eerste fase van zelf zoeken duurt bij herhuisvesting 9 maanden.<br />
• De tweede fase van actieve bemiddeling duurt bij herhuisvesting 6 maanden.<br />
• Daarna is er eventueel nog een derde fase voor een juridische traject.<br />
• Hoewel eerst zelf zoeken ook bij herhuisvesting uitgangspunt blijft, mag een<br />
woningzoekende met een herhuisvestingsverklaring in bijzondere gevallen daarnaast ook<br />
direct door de desbetreffende corporatie in de tweede fase geplaatst worden en actief<br />
bemiddeld worden.<br />
• Een herhuisvestingsverklaring bevat een zoekprofiel voor een gelijkwaardige woning,<br />
d.w.z. met dezelfde kenmerken als de woning die verlaten moet worden. Indien een<br />
woningzoekende met een herhuisvestingsverklaring een dergelijke, gelijkwaardige woning<br />
accepteert, houdt hij de eerder opgebouwde inschrijfduur, op dezelfde wijze als een<br />
woningzoekende met een urgentieverklaring. Hierbij wordt rekening gehouden met de<br />
overgangsregeling woonduur – inschrijfduur, zoals weergegeven in artikel 7 onder d<br />
van de Overeenkomst. Indien een woningcorporatie een woningzoekende met een<br />
herhuisvestingsverklaring direct voor een andere woning buiten het aanbodmodel om<br />
bemiddelt en het betreft tevens een duidelijke stap in een gewenste wooncarrière<br />
(bijvoorbeeld van flatwoning naar eengezinswoning), behoudt de woningzoekende de eerder<br />
opgebouwde inschrijfduur niet.<br />
Bijlage 2 bij het besluit tot wijziging van de Huisvestingsverordening Stadsregio<br />
Rotterdam 2006<br />
Artikel 1<br />
De bestuurlijke boete bij overtreding van artikelen 30 van de Huisvestingswet, binnen<br />
andere gemeenten dan die genoemd in artikel 2<br />
1. Dit artikel is van toepassing op overtredingen van artikel 30 lid 1 van de<br />
Huisvestingswet, welke hebben plaatsgevonden in andere gemeenten dan die genoemd in<br />
artikel 2.<br />
2. De in artikel 26, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam<br />
2006 bedoelde boete bedraagt voor de eerste overtreding van de bepalingen genoemd in het<br />
eerste lid, de bedragen die in de tabellen 1 en 2 zijn opgenomen in de kolom ‘eerste<br />
overtreding’.<br />
3. Indien degene aan wie eenmaal eerder wegens overtreding van de bepaling genoemd<br />
in artikel 26, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam 2006 bedoelde<br />
boete is opgelegd, opnieuw in strijd met de in het eerste lid bedoelde bepalingen handelt,<br />
bedraagt de hoogte van de op te leggen boete het bedrag opgenomen in de tabellen 1 en 2,<br />
in de kolom ‘tweede overtreding’.<br />
4. Indien degene aan wie tweemaal eerder wegens overtreding van de bepaling<br />
genoemd in artikel 26, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam 2006<br />
bedoelde boete is opgelegd, opnieuw in strijd met de in het eerste lid genoemde bepalingen<br />
handelt, bedraagt de hoogte van de op te leggen boete het bedrag opgenomen in de tabellen<br />
1 en 2, in de kolom ‘derde overtreding’.<br />
5. Indien degene aan wie drie of meer maal eerder wegens overtreding van de bepaling<br />
genoemd in artikel 26, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam 2006<br />
bedoelde boete is opgelegd, opnieuw in strijd met de in het eerste lid genoemde bepalingen<br />
83<br />
83
handelt, bedraagt de hoogte van de op te leggen boete het bedrag opgenomen in de tabellen<br />
1 en 2, in de kolom ‘vierde overtreding en verder’.<br />
Tabel 1: <strong>Bestuurlijke</strong> boete bij overtreding van artikel 30, lid 1 sub a en b van de<br />
Huisvestingswet<br />
Onvergund samenvoegen of<br />
onttrekken van woonruimte<br />
Onvergund samenvoegen of<br />
onttrekken van woonruimte<br />
vanuit een bedrijfsmatige<br />
exploitatie<br />
Eerste<br />
overtreding<br />
Tweede<br />
overtreding<br />
Derde<br />
overtreding<br />
Vierde<br />
overtreding en<br />
verder<br />
€ 2.000,- € 4.000,- € 8.000,- € 18.500,-<br />
€ 4.000,- € 8.000,- € 16.000,- € 18.500,-<br />
Tabel 2: <strong>Bestuurlijke</strong> boete bij overtreding van artikel 30, lid 1, sub c van de Huisvestingswet<br />
Onvergund omzetten van<br />
zelfstandige in onzelfstandige<br />
woonruimte<br />
Onvergund omzetten van<br />
zelfstandige in onzelfstandige<br />
woonruimte vanuit een<br />
bedrijfsmatige exploitatie<br />
Artikel 2<br />
Eerste<br />
overtreding<br />
Tweede<br />
overtreding<br />
Derde<br />
overtreding<br />
Vierde<br />
overtreding en<br />
verder<br />
€ 4.000,- € 6.000,- € 12.000,- € 18.500,-<br />
€ 8.000,- € 12.000,- € 18.500,- € 18.500,-<br />
De bestuurlijke boete bij overtreding van artikel 30 van de Huisvestingswet, binnen de<br />
gemeente Rotterdam<br />
1. Dit artikel is van toepassing op overtredingen van artikelen 30 lid 1 van de<br />
Huisvestingswet, welke hebben plaatsgevonden in de gemeente Rotterdam.<br />
2. De in artikel 26, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam<br />
2006 bedoelde boete bedraagt voor de eerste overtreding van de bepalingen genoemd in het<br />
eerste lid, de bedragen die in de tabellen 1 en 2 zijn opgenomen in de kolom ‘eerste<br />
overtreding’.<br />
3. Indien degene aan wie eenmaal eerder wegens overtreding van de bepaling genoemd<br />
in artikel 26, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam 2006 bedoelde<br />
boete is opgelegd, opnieuw in strijd met de in het eerste lid bedoelde bepalingen handelt,<br />
bedraagt de hoogte van de op te leggen boete het bedrag opgenomen in de tabellen 1 en 2,<br />
in de kolom ‘tweede overtreding’.<br />
84<br />
84
4. Indien degene aan wie tweemaal eerder wegens overtreding van de bepaling<br />
genoemd in artikel 26, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam 2006<br />
bedoelde boete is opgelegd, opnieuw in strijd met de in het eerste lid genoemde bepalingen<br />
handelt, bedraagt de hoogte van de op te leggen boete het bedrag opgenomen in de tabellen<br />
1 en 2, in de kolom ‘derde overtreding’.<br />
5. Indien degene aan wie drie of meer maal eerder wegens overtreding van de bepaling<br />
genoemd in artikel 26, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam 2006<br />
bedoelde boete is opgelegd, opnieuw in strijd met de in het eerste lid genoemde bepalingen<br />
handelt, bedraagt de hoogte van de op te leggen boete het bedrag opgenomen in de tabellen<br />
1 en 2, in de kolom ‘vierde overtreding en verder’.<br />
Tabel 1: <strong>Bestuurlijke</strong> boete bij overtreding van artikel 30, lid 1 a en b van de Huisvestingswet<br />
Onvergund samenvoegen of<br />
onttrekken van woonruimte<br />
Onvergund samenvoegen of<br />
onttrekken van woonruimte<br />
vanuit een bedrijfsmatige<br />
exploitatie<br />
Eerste<br />
overtreding<br />
Tweede<br />
overtreding<br />
Derde<br />
overtreding<br />
Vierde<br />
overtreding en<br />
verder<br />
€ 2.000,- € 4.000,- € 8.000,- € 18.500,-<br />
€ 4.000,- € 8.000,- € 16.000,- € 18.500,-<br />
Tabel 2: <strong>Bestuurlijke</strong> boete bij overtreding van artikel 30, lid 1, sub c van de Huisvestingswet<br />
Onvergund omzetten van<br />
zelfstandige in onzelfstandige<br />
woonruimte<br />
Onvergund omzetten van<br />
zelfstandige in onzelfstandige<br />
woonruimte vanuit een<br />
bedrijfsmatige exploitatie<br />
Eerste<br />
overtreding<br />
Tweede<br />
overtreding<br />
Derde<br />
overtreding<br />
Vierde<br />
overtreding en<br />
verder<br />
€ 4.000,- € 6.000,- € 12.000,- € 18.500,-<br />
€ 8.000,- € 12.000,- € 18.500,- € 18.500,-<br />
Bijlage I bij de Wijziging van de Huisvestingsverordening Stadsregio Rotterdam 2006<br />
Bijlage als bedoeld in artikel II van het besluit tot wijziging van de Huisvestingsverordening<br />
Stadsregio Rotterdam 2006 zoals op 2 februari 2011 vastgesteld door het algemeen bestuur.<br />
Aantal personen<br />
per huishouden<br />
Aantal kamers opgenomen in het<br />
zoekprofiel in de situatie vóór de<br />
85<br />
Aantal kamers opgenomen in het<br />
zoekprofiel in de situatie met<br />
85
datum bedoeld in lid 4 van artikel<br />
II van het besluit tot wijziging van<br />
de Huisvestingsverordening<br />
Stadsregio Rotterdam 2006 (zoals<br />
vastgesteld op 2 februari 2011)<br />
[zie opmerking 5]<br />
1 2 1 tot en met 3<br />
2 (in het geval van<br />
een<br />
samenwonenden)<br />
2 (in het geval van<br />
een ouder en een<br />
kind)<br />
3 (in het geval van<br />
een ouder en twee<br />
kinderen van gelijk<br />
geslacht)<br />
3 (in het geval van<br />
een ouder en twee<br />
kinderen van<br />
ongelijk geslacht)<br />
4 (in het geval van<br />
ouders en twee<br />
kinderen van gelijk<br />
geslacht)<br />
4 (in het geval van<br />
ouders en twee<br />
kinderen van<br />
ongelijk geslacht)<br />
4 (in het geval van<br />
een ouder en drie<br />
kinderen)<br />
2 tot en met 3 2 tot en met 3<br />
3 2 tot en met 3<br />
3 3 tot en met 4<br />
4 3 tot en met 4<br />
3 4<br />
4 4<br />
4 4 tot en met 5<br />
ingang van de datum bedoeld in lid<br />
4 van artikel II van het besluit tot<br />
wijziging van de<br />
Huisvestingsverordening<br />
Stadsregio Rotterdam 2006 (zoals<br />
vastgesteld op 2 februari 2011)<br />
[zie opmerking 5]<br />
5 5 In het geval van ouders en drie<br />
kinderen: 4 tot en met 5 In het<br />
geval van een ouder met vier<br />
kinderen: 5 of meer<br />
6 of meer 5 of meer 5 of meer<br />
86<br />
86
BIJLAGE V<br />
Opzet Model beleidskader <strong>Aanpak</strong> <strong>Vastgoed</strong><br />
Model beleidskader<br />
De gemeente […] rekent het tot haar publieke taak om bij te dragen aan het tegengaan van<br />
misstanden bij woningbezit, woningverhuur en woninghandel. De gemeente spreekt van<br />
misstanden als haar inwoners ernstig nadeel ondervinden van wanpraktijken bij vastgoed en<br />
hypotheken. Deze wanpraktijken leiden tot verloedering van straten en soms zelfs hele<br />
wijken. Verschijningsvormen zijn onder andere hypotheekfraude, speculeren, exploiteren,<br />
witwassen en huisvesten van illegalen. De algemene werkwijze bestaat uit signalering,<br />
bundelen van informatie, toezichtacties, diepteonderzoek en handhaving met alle ter<br />
beschikking staande instrumenten.<br />
Dit beleidskader beschrijft de uitwerking van de aanpak. De gemeentelijke inspanningen om<br />
de malafide activiteiten binnen met name de woningsector in [gemeente] in te perken en te<br />
stoppen. Na vaststelling door het college van burgemeester en wethouders zal het openbaar<br />
worden gemaakt, in de raad worden behandeld en vervolgens al dan niet gewijzigd<br />
gepubliceerd.<br />
Met het vaststellen van dit beleidskader wordt de ontwikkelde praktijk gecodificeerd Teven<br />
wordt zo helderheid over de vastgoed-aanpak en over de wettelijke kaders verkregen<br />
waarbinnen de gemeente opereert. Dit beleidskader beschrijft een autonome taakstelling van<br />
de gemeente.<br />
<strong>Vastgoed</strong>sector<br />
Het kader voor de aanpak is de vastgoedsector. Deze sector kan onderverdeeld worden in<br />
woningen, winkels, horeca, kantoren en bedrijfswoningen. In dit beleidskader gaat het<br />
voornamelijk om de misstanden binnen de woningsector. In sommige gevallen strekt deze<br />
aanpak zich uit tot commercieel vastgoed, seksinrichtingen en bedrijfsmatige (ver)huurders<br />
van panden.<br />
De publieke taak van de gemeente<br />
De gemeente ziet het als haar publieke taak om de als gevolg van de genoemde misstanden<br />
genoemde verloedering in wijken aan te pakken om de leefbaarheid voor haar bewoners te<br />
verbeteren.<br />
Misstanden bij woningverhuur en woninghandel (veilingen) hoeven op zich nog geen directe<br />
bemoeienis van de gemeente te rechtvaardigen. Indien deze misstanden echter leiden tot<br />
ernstige aantasting van de leefbaarheid en veiligheid komt het publieke belang van de<br />
gemeente [] in het geding. Woningen waarmee hypotheekfraude wordt gepleegd verloederen<br />
door de bank genomen eerder dan woningen die bonafide worden verhandeld.<br />
Fraudewoningen worden eerder gebruikt voor hennepteelt, worden uitgewoond, worden<br />
verhuurd aan mensen die legaal niet mogen of kunnen huren, of ze staan leeg. De gemeente<br />
treedt daarmee niet in de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van politie en OM<br />
in het kader van de opsoring van strafbare feiten. Binnen dit verband kan de gemeente wel<br />
bijdragen aan een optimaal optreden van de convenantpartijen via het RIEC, ieder binnen<br />
hun eigen wettelijk vastgelegde taken. Dit doet ze door gegevens te verzamelen en te<br />
verwerken. Welke gegevens en die verstrekt worden, komt hierna aan bod.<br />
Met dit beleidskader wordt de juridische grondslag gegeven om rechtmatig gegevens te<br />
verwerken. In de rechtspraak is het gemeentelijk belang bij aanpak van malafide huiseigenaren<br />
aan de orde geweest.<br />
In een procedure bij het Hof Amsterdam van 25 oktober 2007 (rekestnummer 1611/06 NOT) is<br />
in beroep uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van de gemeente bij tuchtklachten.<br />
Het Hof oordeelde dat de gemeente geen (rechtstreeks) belanghebbende bij<br />
onroerendgoedtransacties kan zijn als zij niet als partij betrokken is. Dat kan alleen als de<br />
gemeente kan aantonen zodanig in een eigen belang te zijn getroffen dat ze op mag komen ter<br />
bescherming van dat belang. Het Amsterdamse Hof vond de motivering van de gemeente,<br />
waarin verwezen werd naar de Gemeentewet, de Woningwet en de Huisvestingswet<br />
87<br />
87
onvoldoende. Het is niet gezegd dat in de toekomst een ander ontvankelijkheidsoordeel wordt<br />
gegeven gezien het hiervoor benoemde aanknopingspunt.<br />
Met deze inhoudelijke beschrijving van de integrale aanpak van misstanden binnen de<br />
woningsector in het belang van de inwoners van gemeente [] geeft het gemeentebestuur<br />
uitdrukking aan een publieke taakuitoefening, waartoe zij op grond van haar autonomie<br />
bevoegd is. Het rechtsbeginsel van autonomie kent een gemeentewettelijke en ook<br />
grondwettelijke erkenning (artikel 124, eerste lid GW). In dit beleidskader stelt de<br />
gemeenteraad vast dat dit een publieke taak van de gemeen [] is. Het beleidskader met de<br />
verwoording van onze publieke taak biedt een extra aanknopingspunt om als gemeente in de<br />
toekomst ontvakelijk te worden verklaard bij tuchtklachten jegens notarissen en, indien van<br />
toepassing, andere facilitators. Voor een goede afstemming is de tekst van dit beleidskader<br />
tevoren voorgelegd aan het RIEC. Het RIEC werkt in de aanpak van vastgoedfraude samen<br />
met de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond, Openbaar Ministerie Rotterdam, Belastingdienst<br />
Rotterdam-Rijnmond en FIOD-ECD.<br />
Het convenant<br />
Het convenant regelt de samenwerking en informatie-uitwisseling op het gebied van de<br />
aanpak van malafide eigenaren en is ondertekend door de burgemeester, het RIEC en<br />
deelnemende partijen.<br />
Drie fasen<br />
De vastgoedaanpak bestaat uit drie fasen;<br />
1) gegevens verzamelen;<br />
2) gegevens verwerken;<br />
3) daadwerkelijke aanpak.<br />
1) gegevens verzamelen<br />
De eerste fase in de vastgoedaanpak bestaat uit het verzamelen, ordenen en uitwisselen van<br />
op personen betrekking hebbende informatie en gegevens door de deelnemende partners.<br />
Het uitwisselen van dit soort informatie is gebonden aan zowel nationale wet- en regelgeving<br />
als aan een aantal verdragen.<br />
Wat de nationale wet- en regelgeving betreft: het College Bescherming Persoonsgegevens<br />
(CBP) oordeelt over de legitimiteit van gegevensuitwisseling. Het CPB vindt dat<br />
samenwerking tussen overheidsinstanties kan, mits taken en bevoegdheden op elkaar<br />
aansluiten. Deze samenwerking kan ook informatie-uitwisseling inhouden.<br />
2) gegevens verwerken<br />
De door de informatieverzameling verkregen persoonsgegevens worden door de gemeente<br />
nauwgezet beoordeeld en verwerkt, met inachtneming en respectering van de wettelijk<br />
vereiste privacy. Alleen die gegevens worden door de gemeente verwerkt die noodzakelijk<br />
zijn voor de goede vervulling van haar publiekrechtelijke taak (als bedoeld in artikel 8 onder<br />
de Wet bescherming persoonsgegevens), mits vallend binnen begrenzingen van de wet en<br />
die welke zijn gesteld in de privacyregelingen. Zoals gezegd vormt de juridische grondslag<br />
voor de verwerking van (persoons)gegevens de publiekrechtelijke aak die de gemeente tot<br />
haar huishouding rekent bij de aanpak van misstanden bij woningbezit, woningverhuur en<br />
woninghandel waarvan ingezetenen en/of huurders ernstig nadeel ondervinden.<br />
3) Daadwerkelijke aanpak<br />
Voor het aanpakken van malafide activiteiten met betrekking tot de handel in en exploitatie<br />
van panden heeft de gemeente beschikking over een aantal wettelijke mogelijkheden.<br />
Een daarvan is artikel 174a Gemeentewet. Dit artikel biedt de burgemeester de mogelijkheid<br />
om overlastgevende woningen te sluiten. Een andere, belangrijke mogelijkheid om malafide<br />
activiteiten in vastgoed aan te pakken wordt geboden door de Woningwet en de<br />
Huisvestingswet. Deze wetten geven de gemeente de gelegenheid om malafide<br />
woningeigenaren en verhuurders aan te schrijven, zo nodig dwangsommen op te leggen en<br />
irreguliere verblijfsinrichtingen te ontruimen.<br />
88<br />
88
De gemeentelijke rol bij de aanpak van malafide praktijken wordt nog verder onderstreept in<br />
een kritische houding ten aanzien van vergunningverlening en aanbestedingen. Dit om te<br />
voorkomen dat de gemeente – ongewild – criminele activiteiten gaat faciliteren zoals het<br />
gebruik van panden voor illegale en criminele activiteiten. Sinds 1 juni 2003 geeft de Wet<br />
Bibob de gemeente een instrument in handen om zich tegen dit risico (het ongewild faciliteren<br />
van criminele activiteiten) te wapenen.<br />
89<br />
89
Bijlage VI - CHECKLIST/ VERSLAG BEVINDINGEN<br />
Adres: ___________________________________________________ Wijk: _________________________<br />
Reden bezoek: ______________________________________________________________<br />
Datum: ________- ________ - __________<br />
Bewoner niet thuis: Tijdstip:_____________<br />
Aanwezige ambtenaren:<br />
Bezocht door: ______________________________<br />
Dienst: _____________________________________ Naam: ___________________________________<br />
Dienst: _____________________________________ Naam: ___________________________________<br />
Dienst: _____________________________________ Naam: ___________________________________<br />
Dienst: _____________________________________ Naam: ___________________________________<br />
Legitimatie getoond<br />
Ik heb de bewoner het doel van het huisbezoek meegedeeld<br />
De bewoner heeft mij uitdrukkelijk toestemming verleend de woning te betreden, hetgeen mij bleek uit<br />
het volgende: de bewoner gaf mij in de ______________________________ taal toestemming de woning<br />
binnen te komen; anders ___________________________________________________________________.<br />
Kaartje/ Folder achtergelaten.<br />
1. Achternaam:_____________________________m/v<br />
Voornaam: ___________________________________<br />
Nationaliteit: __________________________________<br />
GBA klopt? ja / nee niet in /niet uit<br />
2. Achternaam: ____________________________m/v<br />
Voornaam: ___________________________________<br />
Nationaliteit: __________________________________<br />
GBA klopt? ja / nee niet in /niet uit<br />
Personalia<br />
Personalia<br />
Personalia<br />
Geb.datum: _____ - ______-_______<br />
Tel.nummer: __________________________________<br />
Identiteitsnummer: ____________________________<br />
Geb.datum: _____ - ______-_______<br />
Tel.nummer: __________________________________<br />
Identiteitsnummer: ____________________________<br />
3. Achternaam: _____________________________________________m/v Geb.datum: _____ - ______-_______<br />
Nationaliteit: ____________________________________ Identiteitsnr.: _________________________________<br />
4. Achternaam: _____________________________________________m/v Geb.datum: _____ - ______-_______<br />
Nationaliteit: ____________________________________ Identiteitsnr.: _________________________________<br />
5. Achternaam: _____________________________________________m/v Geb.datum: _____ - ______-_______<br />
Nationaliteit: ____________________________________ Identiteitsnr.: _________________________________<br />
6. Achternaam: _____________________________________________m/v Geb.datum: _____ - ______-_______<br />
Nationaliteit: ____________________________________ Identiteitsnr.: ________________________________<br />
90<br />
90
Melding voor Burgerzaken: _________________________________________________<br />
eigenaar<br />
huurder: particulier/ wooncoöperatie: __________<br />
huurprijs: €__________ incl /excl<br />
betaalt aan: __________________<br />
__________________<br />
Eneco: € ___________________<br />
kamer _____________________________________<br />
etage/woning ______________________________<br />
IVI: ja/ nee ________________________________<br />
onderverhuur: ja/ nee _______________________<br />
Woonsituatie<br />
Inkomenspositie<br />
eneco: ___________________________________<br />
achterstallig onderhoud: ____________________<br />
vervuiling: ________________________________<br />
ongedierte: _______________________________<br />
hoge huur: ________________________________<br />
geluidsoverlast : ___________________________<br />
last van buren: _____________________________<br />
overig: ____________________________________<br />
vervolgactie: _______________________________<br />
loondienst _________________________________________________________________________________<br />
eigen bedrijf _______________________________________________________________________________<br />
uitzendbureau ______________________________________________________________________________<br />
uitkering : Sozawe/ Asielzoeker/ Vluchteling/ Illegaal/ ___________________________________________<br />
studiefinanciering __________________________________________________________________________<br />
pensioen __________________________________________________________________________________<br />
anders: ___________________________________________________________________________________<br />
Problematiek/ hulp gewenst bij:<br />
Hulpverlening Bevindingen:<br />
schulden:_________________________________<br />
gezondheidsklachten:_______________________<br />
opleiding:_________________________________<br />
verslaving: ________________________________<br />
overig: ____________________________________<br />
Aangemeld bij/ doorverwezen naar:<br />
Maatschappelijk werk/ LZN ________________<br />
Huurteams ______________________________<br />
Juridisch Loket __________________________<br />
dS+V ___________________________________<br />
DOSA ___________________________________<br />
SoZaWe/ CWI ____________________________<br />
anders: _________________________________<br />
_________________________________<br />
91<br />
______________________________________________<br />
______________________________________________<br />
______________________________________________<br />
______________________________________________<br />
______________________________________________<br />
______________________________________________<br />
______________________________________________<br />
______________________________________________<br />
______________________________________________<br />
______________________________________________<br />
______________________________________________<br />
______________________________________________<br />
______________________________________________<br />
______________________________________________<br />
______________________________________________<br />
______________________________________________<br />
Bijlage: Ja/ Nee<br />
91
Bijlage VII<br />
<strong>Bestuurlijke</strong> boete Huisvestingswet<br />
Versie 13 januari 2011<br />
Inhoudsopgave<br />
1. Inleiding .................................................................................................................................................<br />
2. Wat is een bestuurlijke boete? ..............................................................................................................<br />
3. De huidige aanpak .................................................................................................................................<br />
4. Beboetbare overtredingen .....................................................................................................................<br />
5. Wie krijgt de boete? ...............................................................................................................................<br />
6. De hoogte van de boete ........................................................................................................................<br />
7. De boete in de praktijk ...........................................................................................................................<br />
8. Afspraken met verhuurders ...................................................................................................................<br />
9. De handhaving ......................................................................................................................................<br />
11. Capaciteit en inkomsten ......................................................................................................................<br />
12. Communicatie ......................................................................................................................................<br />
13. Bestuurlijk traject .................................................................................................................................<br />
14. Monitoring en evaluatie .......................................................................................................................<br />
92<br />
92
1. Inleiding<br />
In veel gemeenten, maar met name in de grote steden, is woonfraude een toenemend<br />
probleem. In woonruimte wordt hennep verbouwd; in woningen worden zonder vergunning<br />
kamers verhuurd; woonruimte wordt zonder de verplichte huisvestingsvergunning betrokken.<br />
Woonfraude leidt vaak tot overlast en verloedering. Daarnaast verstoort woonfraude de<br />
werking van de woningmarkt. De afgelopen jaren is veel geïnvesteerd in handhaving van de<br />
geldende wet- en regelgeving. Het is echter een hardnekkig probleem, omdat met<br />
woonfraude veel geld te verdienen is. Uitbreiding van het huidige instrumentarium is daarom<br />
gewenst.<br />
In G4 verband is vanaf 2006 met de Ministeries van VROM, BZK en Justitie overleg gevoerd<br />
over het opnemen van de bestuurlijke boete in de Huisvestingswet. Een bestuurlijke boete<br />
past in een ‘’lik op stuk beleid”, waarbij op duidelijke en snelle wijze sancties kunnen worden<br />
opgelegd die dermate streng zijn dat zij als een werkelijke straf worden ervaren. Hierdoor zal<br />
de bestuurlijke boete ook preventief werken.<br />
Als resultaat van dit overleg is in de Huisvestingswet per 24 januari 2010 de bestuurlijke<br />
boete opgenomen voor een aantal overtredingen, namelijk voor het zonder vergunning in<br />
gebruik geven en nemen van woonruimte en voor het zonder vergunning aan de voorraad<br />
onttrekken van woonruimte.<br />
In de gemeentelijke zowel als de regionale huisvestingsverordening moet de bestuurlijke<br />
boete worden uitgewerkt. De regionale huisvestingsverordening wordt naar verwachting<br />
februari 2011 gewijzigd.<br />
In deze notitie wordt voorgesteld hoe met de bestuurlijke boete om te gaan.<br />
2. Wat is een bestuurlijke boete?<br />
Een bestuurlijke boete is een boete die door het bestuursorgaan zonder tussenkomst van een<br />
rechter aan een overtreder kan worden opgelegd als deze een bepaalde, hiertoe bij wet<br />
aangewezen, overtreding begaat. Het is een “punitieve sanctie” sanctie en daarom wezenlijk<br />
anders dan een last onder dwangsom. De last onder dwangsom beoogt een onrechtmatige<br />
situatie ongedaan te maken en wordt niet ingevorderd als de overtreder binnen een bepaalde<br />
termijn aan de last gehoor geeft. De bestuurlijke boete wordt opgelegd als de overtreding<br />
wordt geconstateerd, en moet ook worden betaald als de overtreding ongedaan gemaakt<br />
wordt. Het is een strafmaatregel en, door zijn afschrikwekkende werking, een middel om<br />
overtredingen te voorkomen. De overtreding wordt met een boete niet ongedaan gemaakt;<br />
met dat doel wordt de last onder dwangsom of de last onder bestuursdwang opgelegd.<br />
Afwijkend van de boete uit het strafrecht wordt de boete geheel via de bestuurlijke weg<br />
afgehandeld. Toezichthouders van de gemeente constateren de overtreding, de gemeente<br />
(B&W) legt de boete op en de bezwaar- en beroepsprocedure is als bij normale<br />
overheidsbesluiten. Dit is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht. Politie en Openbaar<br />
Ministerie spelen dus geen rol en het is niet de rechter die de boete oplegt.<br />
3. De huidige aanpak<br />
Op het zonder vergunning in gebruik geven en nemen van woonruimte en voor het zonder<br />
vergunning aan de voorraad onttrekken van woonruimte, staan op dit moment strafrechtelijke<br />
sancties. In de praktijk blijken overtredingen van de Huisvestingswet bij het Openbaar<br />
Ministerie geen prioriteit te hebben, omdat overtredingen van zwaarder criminele en/of<br />
maatschappelijk bedreigender aard voor gaan. Bovendien is de strafrechtelijke weg lang en<br />
ingewikkeld. Hierdoor is landelijk zelden van de strafbepaling gebruik gemaakt.<br />
De overheid kan bestuursdwang toepassen en daarmee zelf daadwerkelijk een eind maken<br />
aan de illegale situatie. Vanwege de kosten die hiermee gemoeid zijn en om de eigenaar de<br />
gelegenheid te geven zijn overtreding ongedaan te maken, wordt pp dit moment steeds meer<br />
de last onder dwangsom toegepast bij woonfraude. De last onder dwangsom is geen boete<br />
op onrechtmatig handelen, maar een dwangmiddel om een onrechtmatige toestand<br />
ongedaan te maken. De last onder dwangsom werkt goed bij overtreders die niet willens en<br />
93<br />
93
wetens of uit onzorgvuldigheid een overtreding begaan. Bij hen zorgt de last onder<br />
dwangsom ervoor dat zij hun fout ongedaan maken en niet wederom een overtreding begaan.<br />
Echter, overtreders die de regels bewust, ernstig en herhaald overtreden, laten zich door de<br />
last onder dwangsom niet afschrikken: zij ‘wagen het erop’ en voldoen bij ontdekking van de<br />
overtreding aan de last zonder er veel nadeel van te ondervinden. Een “lik op stuk beleid” in<br />
de vorm van een bestuurlijke boete, in combinatie met een last onder dwangsom, treft deze<br />
overtreders wél. Zo wordt voorkomen dat ’misdaad loont’.<br />
De bestuurlijke boete zal de last onder dwangsom dus niet vervangen, maar deze aanvullen,<br />
en zal worden ingezet bij overtredingen die dermate ernstig zijn dat een steviger aanpak op<br />
zijn plaats is. Samen vormen ze een effectief handhaafinstrumentarium tegen alle vormen<br />
van overtredingen van de huisvestingsverordening.<br />
In het kader van het voorkomen van herhaling wordt momenteel in specifieke gevallen een<br />
last onder dwangsom ter voorkoming van herhaling ingezet. De overtreder die na oplegging<br />
van deze dwangsom opnieuw de regels overtreedt verbeurt direct deze dwangsom. De<br />
werking van deze last ter voorkoming van herhaling vertoont overeenkomsten met de<br />
bestuurlijke boete. De bestuurlijke boete is een extra strafmaatregel die ook direct bij de<br />
eerste overtreding kan worden ingezet. Voorlopig is er voor gekozen de bestuurlijke boete in<br />
alle gevallen ook op te leggen. Bestudering van de effectiviteit en efficiency van deze beide<br />
instrumenten zou kunnen leiden tot het maken van een keuze voor wat betreft inzet van een<br />
van beide instrumenten.<br />
4. Beboetbare overtredingen<br />
In de Huisvestingswet zijn drie beboetbare overtredingen aangewezen.<br />
a) Artikel 7, lid 1: Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders<br />
een woonruimte, aangewezen overeenkomstig artikel 5, in gebruik te nemen voor<br />
bewoning.<br />
b) Artikel 7, lid 2: Het is verboden een woonruimte, aangewezen overeenkomstig artikel<br />
5, voor bewoning in gebruik te geven aan een persoon die niet beschikt over een<br />
huisvestingsvergunning.<br />
c) Artikel 30, lid 1: Het is verboden een woonruimte die behoort tot een door de<br />
gemeenteraad in de huisvestingsverordening daartoe met het oog op het behoud of<br />
de samenstelling van de woonruimtevoorraad aangewezen categorie, zonder<br />
vergunning van burgemeester en wethouders:<br />
a. aan de bestemming tot bewoning te onttrekken, of voor een zodanig gedeelte aan die<br />
bestemming te onttrekken, dat die woonruimte daardoor niet langer geschikt is voor<br />
bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze zonder zodanige<br />
onttrekking geschikt is;<br />
b. met andere woonruimte samen te voegen;<br />
c. van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten.<br />
Voor artikel 7 geldt dat de boete alleen kan worden opgelegd als de overtreding een woning<br />
betreft die tot de vergunningplichtige voorraad behoort. Artikel 30 geldt voor de hele voorraad.<br />
Dit betekent dat de boete ingezet kan worden tegen de belangrijkste vormen van woonfraude,<br />
namelijk het zonder vergunning in gebruik geven van woningen en het buiten de voorraad<br />
brengen van woningen zoals bij illegale kamerverhuur en hennepteelt veelal het geval is.<br />
5. Wie krijgt de boete?<br />
De boete wordt opgelegd aan degene die de overtreding heeft begaan. Dat is in principe de<br />
eigenaar van het pand waarin de overtreding is geconstateerd. Wanneer echter duidelijk is of<br />
door de eigenaar kan worden aangetoond dat de overtreding begaan is buiten zijn<br />
medeweten en zonder dat hij er profijt van heeft, wordt niet de eigenaar maar een andere<br />
partij beboet. Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarin de eigenaar het beheer uit handen<br />
heeft gegeven aan een bonafide beheerder, die volgens het huurcontract een woning in<br />
gebruik heeft gegeven aan een huurder zonder de benodigde huisvestingsvergunning.<br />
94<br />
94
6. De hoogte van de boete<br />
Wettelijk vastgelegd is de boete voor<br />
- het in gebruik nemen van de woning zonder vergunning: maximaal € 340<br />
- het in gebruik geven van een woning zonder vergunning: maximaal € 18.500<br />
- het aan de voorraad onttrekken van een woning: maximaal € 18.500<br />
Het staat de gemeente vrij de hoogte van de boete te bepalen, mits het maximumbedrag per<br />
overtreding niet wordt overschreden. De gemeente kan per overtreding nuances aanbrengen,<br />
en zo door de hoogte van de boete duidelijk maken welke overtredingen het felst bestreden<br />
worden. Dit moet vooraf duidelijk omschreven worden.<br />
In de Algemene wet bestuursrecht wordt een artikel opgenomen dat bovenstaande<br />
nuanceringen regelt.<br />
De hoogtes van de boetes worden in de huisvestingsverordening opgenomen. De regionale<br />
huisvestingsverordening zal nog worden aangepast. Conform planning zal de aangepaste<br />
regionale huisvestingsverordening februari 2011 in werking treden.<br />
Onderstaande fasering is in het boetestelsel aangebracht. De bestuurlijke boete op basis van<br />
art. 7, lid 1 Huisvestingswet bedraagt in alle gevallen maximaal € 340. Dit betreft de boete<br />
voor de huurder. Overigens wordt voorgesteld deze boete nog niet toe te passen. Dit komt<br />
overeen met het beleid van de andere G4 gemeenten.<br />
Tabel 1 <strong>Bestuurlijke</strong> boete bij overtreding van art. 7, lid 2 Huisvestingswet<br />
In gebruik geven van woning<br />
zonder<br />
huisvestingsvergunning<br />
In gebruik geven van woning<br />
zonder<br />
huisvestingsvergunning<br />
vanuit een bedrijfsmatige<br />
exploitatie<br />
Eerste<br />
overtreding<br />
Tweede<br />
overtreding<br />
Derde<br />
overtreding<br />
Vierde<br />
overtreding en<br />
verder<br />
€ 2.000 € 4.000 € 8.000 € 8.000<br />
€ 4.000 € 8.000 € 16.000 € 18.500<br />
Tabel 2 <strong>Bestuurlijke</strong> boete overtreding van art. 30, lid 1, sub a en b Huisvestingswet<br />
Onvergund samenvoegen of<br />
onttrekken van woonruimte<br />
Onvergund samenvoegen of<br />
onttrekken van woonruimte<br />
vanuit een bedrijfsmatige<br />
exploitatie<br />
Eerste<br />
overtreding<br />
Tweede<br />
overtreding<br />
Derde<br />
overtreding<br />
Vierde<br />
overtreding en<br />
verder<br />
€ 2.000 € 4.000 € 8.000 € 18.500<br />
€ 4.000 € 8.000 € 16.000 € 18.500<br />
95<br />
95
Tabel 3 <strong>Bestuurlijke</strong> boete bij overtreding van art. 30, lid 1, sub c Huisvestingswet<br />
Onvergund omzetten van<br />
zelfstandige in<br />
onzelfstandige woonruimte<br />
Onvergund omzetten van<br />
zelfstandige in<br />
onzelfstandige woonruimte<br />
vanuit een bedrijfsmatige<br />
exploitatie<br />
Eerste<br />
overtreding<br />
Tweede<br />
overtreding<br />
Derde<br />
overtreding<br />
Vierde<br />
overtreding en<br />
verder<br />
€ 4.000 € 6.000 € 12.000 € 18.500<br />
€ 8.000 € 12.000 € 18.500 € 18.500<br />
Bij de bepaling van de hoogte van de boete is gekozen voor een systematiek waarin bij<br />
herhaling van de overtreding steeds zwaarder wordt gestraft, en overtredingen vanuit<br />
bedrijfsmatige exploitatie zwaarder worden beboet dan wanneer geen sprake is van<br />
bedrijfsmatige exploitatie:<br />
• Bij een bedrijfsmatige exploitatie kan ervan uitgegaan worden dat de verhuurder (de<br />
eigenaar, de beheerder of de exploitant) met het oog op financieel gewin bewust de<br />
regels overtreedt. Bij niet-bedrijfsmatige exploitatie is dit minder stellig het geval. Dit<br />
verschil komt tot uiting in de andere boetebedragen.<br />
• Bedrijfsmatige exploitatie:<br />
o De overtreder verhuurt aantoonbaar meerdere woonruimten. De<br />
bedrijfsmatige opzet blijkt uit de omvang van de exploitatie.<br />
o De overtreder behoort uit hoofde van zijn beroep op de hoogte te zijn van de<br />
regelgeving voor huisvesting en exploitatie van onroerend goed.<br />
Voorbeelden: vastgoedontwikkelaars, makelaars, woning- en<br />
kamerbemiddelingsbureaus, bedrijven die eigen werknemers huisvesten.<br />
Bedrijfsmatige exploitatie blijkt uit de aard van het bedrijf of het beroep van<br />
de overtreder.<br />
o Een illegale verblijfsinrichting of een hennepkwekerij wordt altijd<br />
bedrijfsmatig geëxploiteerd.<br />
• Voor alle overtredingen geldt dat recidive zwaarder wordt beboet. Van recidive is<br />
sprake wanneer na tenminste één maand na constatering van een overtreding wordt<br />
vastgesteld dat de overtreder opnieuw dezelfde overtreding begaat, in hetzelfde of<br />
een ander pand. Na een termijn van drie jaar wordt een herhaalde overtreding weer<br />
als eerste overtreding beschouwd.<br />
Een toelichting op de toepassing in de praktijk wordt gegeven in het volgende hoofdstuk.<br />
7. De boete in de praktijk<br />
De bestuurlijke boete is een aanvulling op de al bestaande last onder dwangsom en wordt<br />
niet in alle gevallen, maar selectief, ingezet. De juridische werking en de uitvoering van het<br />
boetebeleid worden vastgelegd door B&W.<br />
De bestuurlijke boete zal gefaseerd worden ingevoerd. In eerste instantie bij het in gebruik<br />
geven zonder vergunning van een woning (artikel 7 Huisvestingswet), op het onvergund<br />
omzetten van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte en op woningonttrekking ten<br />
behoeve van hennepteelt. Om te beginnen worden alleen de ‘zekere’ zaken’ beboet.<br />
Na evaluatie kunnen de toepassingsmogelijkheden worden uitgebreid. De gefaseerde<br />
opbouw geeft de gelegenheid eventuele ’kinderziektes’ eenvoudig op te lossen.<br />
8. Afspraken met verhuurders<br />
Met de woningcorporaties wordt samengewerkt om woonoverlast en verloedering te<br />
bestrijden. Afspraken hieromtrent worden vastgelegd in het convenant dat met de<br />
woningcorporaties wordt gesloten. Uitgangspunt is dat corporaties alles in het werk stellen om<br />
woonfraude te voorkomen en indien noodzakelijk te bestrijden. Daartoe maken corporaties en<br />
gemeente concrete afspraken. Deze afspraken betreffen onder andere controle van de<br />
96<br />
96
ewoning aan de GBA; controle op de identiteit van de huurder; actief klachtenbeleid; beleid<br />
omtrent opzegging van de huur bij woonoverlast en/of woonfraude.<br />
Een verhuurder die zich houdt aan deze afspraken doet voldoende om woonfraude te<br />
voorkomen, waardoor oplegging van de bestuurlijke boete niet op zijn plaats is. Voorgesteld<br />
wordt daarom de corporaties waarmee de afspraken zijn gemaakt (voorlopig) buiten<br />
beschouwing te laten. Andere verhuurders waarmee dezelfde afspraken gemaakt worden,<br />
komen eveneens voor deze uitzondering in aanmerking.<br />
9. De handhaving<br />
Alvorens handhavend te kunnen optreden, moet een overtreding gesignaleerd worden. Dit<br />
signaal kan via verschillende kanalen binnenkomen, waarvan de belangrijkste zijn:<br />
- melding via interventieteam Stadstoezicht;<br />
- melding via interventieteam deelgemeente;<br />
- melding meldpunt woonoverlast;<br />
- signaal via andere dienst zoals SoZaWe, JOS, GGD;<br />
- melding via burger<br />
- melding via inspecteurs dS+V.<br />
Afhankelijk van het soort overtreding zal een inspecteur van Stadstoezicht en/of een<br />
inspecteur van dS+V, afdeling Toezicht Gebouwen het adres onderzoeken. Indien een<br />
overtreding heeft plaatsgevonden, maakt de toezichthouder een rapport van bevindingen<br />
(verplicht bij overtredingen met een maximum van meer dan € 340), waarna de gemeente de<br />
overtreder een vooraankondiging van de bestuurlijke boete stuurt. De overtreder kan hierop<br />
zijn zienswijze geven. Vervolgens volgt het definitieve boetebesluit.<br />
De boete wordt geïnd door de gemeente (dit staat los van de vraag aan wie het geld toekomt,<br />
zie hiervoor hoofdstuk 11) . De procedure wijkt in principe niet af van de inning van andere<br />
vorderingen van de gemeente op burgers betreffende overtredingen van de Huisvestingswet,<br />
zoals de inning van de last onder dwangsom.<br />
Bij een boete bestaat uiteraard het risico dat de boete niet geïnd kan worden: de overtreder<br />
heeft geen geld, vertrekt met de noorderzon of betaalt simpelweg niet. Momenteel wordt met<br />
de dienst GBR het gebruikelijke incassotraject onderzocht op verbeterpunten, zoals<br />
conservatoir beslagleggen.<br />
De overtreder kan bezwaar aantekenen tegen het opleggen van de boete. Ook hiervoor geldt<br />
de normale weg zoals voorgeschreven in de Algemene Wet Bestuursrecht. Het<br />
bezwaarschrift wordt behandeld door de Algemeen Bezwaarschriftencommissie, die B&W<br />
een bepaalde uitspraak op het bezwaar adviseert. Juridische Diensten van de Bestuursdienst<br />
verdedigt bij een eventueel beroep bij de rechtbank ten slotte de gevolgde handelswijze.<br />
10. Capaciteit en inkomsten<br />
Een inschatting van de benodigde capaciteit ten behoeve van de uitvoering van de<br />
bestuurlijke boete is op dit moment moeilijk te maken. Door een gefaseerde invoering van het<br />
instrument zal de benodigde capaciteit geleidelijk aan toenemen. Vooralsnog wordt<br />
voorgesteld geen extra capaciteit te reserveren.<br />
In Amsterdam is inmiddels enige ervaring opgedaan. Een projectteam bestaande uit 5fte<br />
neemt daar alle werkzaamheden op zich ten behoeve van de bestuurlijke boete op de<br />
huisvestingswet. In 2010 zijn in Amsterdam tot nog toe circa 40 boetes opgelegd. Van een<br />
kostendekkend instrument is daar vooralsnog geen sprake.<br />
De geïncasseerde boetes dienen ter dekking van gemaakte kosten. Deze betreffen naast<br />
personeelskosten voor inspecteurs, financieel-administratief medewerkers en juridisch<br />
medewerkers ook opleiding, inhuur van de juridische diensten en (externe) kosten van de<br />
invordering van de boetes.<br />
Na het eerste jaar zullen de consequenties worden aangeboden aan het college van B&W en<br />
aan de Gemeenteraad.<br />
97<br />
97
De eisen aan het personeel zijn hoog. De inspecteurs moeten uiterst zorgvuldig de<br />
overtreding constateren en een juridisch sluitend rapport maken. Voor de overige<br />
medewerkers wijken, afgezien van de juridische onderbouwing, de werkzaamheden niet<br />
bijzonder af van die bij de last onder dwangsom. Een goede opleiding en training van met<br />
name de inspecteurs heeft dan ook prioriteit.<br />
Deugdelijke dossieropbouw is van groot belang. Goede onderbouwing van een zaak verkleint<br />
het risico op bezwaar- en beroepszaken. Deze kosten sowieso veel tijd en daarnaast schaadt<br />
een gegrond bezwaar- of beroep het aanzien van de gemeente.<br />
11. Communicatie<br />
Over de invoering en het gebruik van de bestuurlijke boete moet goed gecommuniceerd<br />
worden. Behalve de gebruikelijke publicatie van de beleidsnotitie is een brede<br />
voorlichtingscampagne nodig.<br />
Deze begint voorafgaand aan de invoering, opdat de burgers niet overvallen worden door de<br />
boete, en gaat door wanneer de bestuurlijke boete inmiddels is ingevoerd. Goede<br />
communicatie is essentieel, wil van de bestuurlijke boete de beoogde preventieve werking<br />
uitgaan.<br />
Ook kan een goed en uitgebreid geïnformeerde burger zich niet op onwetendheid beroepen<br />
in een eventuele bezwaarprocedure.<br />
Effectieve communicatie vergroot zo de effectiviteit van het instrument.<br />
12. Bestuurlijk traject<br />
Het is van groot belang dat alle partijen goed worden betrokken bij de beleidsvorming en de<br />
uitvoering. Dit geldt zowel voor de betrokkenen binnen het concern als voor de corporaties,<br />
de stadsregio en de belangenorganisaties.<br />
De bestuurlijke boete is onderwerp van gesprek in het kader van de bestuursopdracht keten<br />
handhaving pand en persoon, waar de te hanteren werkwijze nader wordt uitgewerkt.<br />
De stuurgroep Veiligheid zal over de toepassing van de bestuurlijke boete worden<br />
geïnformeerd. Besluitvorming omtrent de invoering van de bestuurlijke boete zal in het<br />
college van B&W plaatsvinden. Vervolgens zal de raad worden geïnformeerd.<br />
Gestreefd wordt per 1 januari 2011 te beginnen bij de handhaving van de<br />
huisvestingsvergunning. Vervolgens zal de bestuurlijke boete worden uitgebreid naar de<br />
overige overtredingen.<br />
13. Monitoring en evaluatie<br />
Zowel de werkwijze als de effectiviteit van het instrument bestuurlijke boete moeten<br />
geëvalueerd worden. Een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van alle betrokken<br />
partijen zal de tussentijdse monitoring en de evaluatie ter hand nemen. Daarbij komen in elk<br />
geval het aantal boetes per type overtreding, het vóórkomen van recidive, de balans ten<br />
aanzien van de geïncasseerde boetes en de categorieën overtreders (bedrijfsmatig of niet)<br />
aan de orde. Dit kan leiden tot aanpassing van de inzet van het instrument of eventueel tot<br />
inzicht dat aanvulling op het instrument gewenst of noodzakelijk is.<br />
98<br />
98
Bijlage VIII<br />
Meldingsformulier aan hypothecair financiers<br />
Melding aan financier Gemeente: nr:<br />
Datum melding<br />
Meldende instantie<br />
Contactpersoon<br />
E-mailadres<br />
Tel No:<br />
Geel gearceerde vlakken aan te vullen door financiers?<br />
Adres onderpand Huisnummer<br />
Plaats onderpand Postcode<br />
Hypotheekgever Voorletters IO<br />
Geboortedatum Geslacht<br />
(GBA) Adres Hypotheekgever Huisnummer<br />
Plaats Hypotheekgever Postcode<br />
Beroep Hypotheekgever<br />
Salaris Hypotheekgever<br />
Werkgever Persoon IO<br />
Adres werkgever Huisnummer<br />
Plaats werkgever Postcode<br />
Hypotheekgever 2 Voorletters IO<br />
Gebdat Hyp.gever 2 Geslacht<br />
Beroep Hyp.gever 2<br />
Salaris Hyp.gever 2<br />
Werkg Hypotheekgever 2 Persoon IO<br />
Adres werkg Hyp.gever 2 Huisnummer<br />
Plaats werkg Hyp.gever 2 Postcode<br />
Tussenpersoon Persoon IO<br />
Adres tussenpersoon Huisnummer<br />
Plaats tussenpersoon Postcode<br />
Makelaar/taxateur Persoon IO<br />
Plaats makelaar<br />
Notaris Persoon IO<br />
Plaats notaris<br />
Verkoper Persoon IO<br />
Geboortedatum verkoper<br />
Adres verkoper Huisnummer<br />
Plaats verkoper Postcode<br />
Koopprijs<br />
Hypotheekbedrag<br />
Taxatiewaarde EW<br />
Taxatiewaarde VOV<br />
Aanvraag afgewezen? NEE<br />
Passeerdatum<br />
In SFH gezet? NEE Wie? NEE<br />
Aangifte gedaan? JA/NEE/VOORNEMENS<br />
Datum aangifte<br />
Aanleiding melding<br />
Extra informatie (zie tabblad<br />
'Toelichting')<br />
99<br />
99
TOELICHTING MELDFORMULIER CONVENANTEN<br />
Graag voor convenantsmeldingen gebruik maken van het tabblad 'Meldformulier'. De<br />
financiers kunnen de data uit dit formulier en alle cellen automatisch laten inlezen in hun<br />
systemen.<br />
De onderwerpen waarvoor geen apart veld is opgenomen zouden wij graag in het vrije<br />
tekstveld terug zien. Indien beschikbaar zouden de financiers graag nog de volgende<br />
informatie ontvangen:<br />
1. Algemeen<br />
1.1 Datum van onderzoek/bezichtiging pand<br />
1.2 Wat is de bestemming van het onderpand<br />
1.3 Is het pand bewoond (door hypotheekgever)<br />
1.4 Rust er een aanschrijving of executoriaal op het pand<br />
1.5 Reactie en mate van medewerking door hypotheekgever<br />
1.6 Rol van hypotheekgever in verhuur/kwekerij<br />
1.7 Ingangsdatum dienstverband hypotheekgever<br />
1.8 Is hypotheekgever in het bezit van meerdere objecten<br />
1.9 Indien ja, is hier ook sprake van onregelmatigheden<br />
1.10 Is er sprake geweest van een AB-BC transactie<br />
2. Verhuur<br />
2.1 Heeft de gemeente toestemming gegeven voor de verhuur<br />
2.2 Is er sprake van enkel- of meervoudige verhuur<br />
2.3 Wat is de ingangsdatum geweest van de verhuur<br />
2.4 Gegevens over de huurder<br />
2.5 Staat van onderhoud van het pand voor ontruiming<br />
2.6 Staat van onderhoud van het pand na ontruiming<br />
2.7 Beeldmateriaal van hierbovengenoemde situaties<br />
2.8 Indien beschikbaar aanvullende informatie, zoals huurcontract<br />
3 Hennepkwekerij<br />
3.1 Staat van onderhoud van het pand voor ontruiming<br />
3.2 Staat van onderhoud van het pand na ontruiming<br />
3.3 Beeldmateriaal van hierbovengenoemde situaties<br />
3.4 Gegevens van in het pand aangetroffen betrokkenen<br />
100<br />
100
Bijlage IX<br />
Voorbeelden van indicatoren die duiden op mogelijke betrokkenheid<br />
georganiseerde misdaad t.a.v. vastgoed<br />
Indicatoren Bron<br />
Snelle groei omvang vastgoed<br />
Kadaster.<br />
portefeuille<br />
Snelle daler vastgoedportefeuille Kadaster.<br />
Eigenaar heeft 1 of meerdere<br />
OM of Politie.<br />
vermeldingen in het JDS.<br />
De eigenaar/verkoper heeft meerdere Meldpunt FIU Nederland. O.a. de FIOD<br />
Melding Ongebruikelijke Transacties en de politie kunnen gegevens<br />
op zijn naam staan.<br />
opvragen.<br />
Aantal panden zonder hypotheek Kadaster.<br />
Aantal panden met hypotheek verstrekt Kadaster.<br />
door buitenlandse hypotheekgever.<br />
Aantal panden met hypotheek verstrekt Kadaster.<br />
door natuurlijk persoon.<br />
Aantal panden met hypotheek verstrekt Nederlandse Vereniging van Banken<br />
door niet geregistreerde<br />
hypotheekgever.<br />
Aantal panden met hypotheek verstrekt Kadaster<br />
door hypotheekgever afkomstig uit<br />
risicoland.<br />
Panden met ABC transactie uitgevoerd Kadaster<br />
op één dag.<br />
Windhapper. Onmogelijkheid om gezien Rijksbelastingdienst of SoZaWe<br />
het inkomen en/of vermogen onroerende<br />
zaken te kopen en/of financiering te<br />
krijgen.<br />
Risicovol gebruik. Eigenaar meerdere Interne/gemeentelijke informatie. Ook in<br />
keren aanschreven.<br />
gemeenten waar eigenaar panden in<br />
bezit heeft.<br />
Onlogische geldstromen en/of facturen<br />
Meerdere provisies naar verschillende<br />
personen. Personen die voor elkaar<br />
betalen.<br />
<strong>Vastgoed</strong>ondernemingen die volgens het Kamer van Koophandel<br />
handelsregister geen werkzame<br />
personen hebben.<br />
Grootaandeelhouder heeft geen weet<br />
van wat in de onderneming gaande is.<br />
Onverklaarbare waardesprongen. Kadaster<br />
Provisiebetaling zonder zichtbare<br />
tegenprestatie.<br />
Gebruik van stromannen. De persoon<br />
(koper, bestuurder, aandeelhouder)<br />
heeft geen daadwerkelijke bemoeienis<br />
met de exploitatie, maar komen alleen<br />
met een volmacht naar voren bij de<br />
notaris.<br />
Verlies op vastgoedtransacties na Kadaster (koopakten)<br />
101<br />
101
ecente aankoop.<br />
Gefinancierde bedrag staat niet in<br />
verhouding tot de koopsom.<br />
Koopsom staat niet in verhouding tot de<br />
WOZ-waarde.<br />
Eigenaar voert een disproportionele<br />
hoeveelheid transacties uit.<br />
Kadaster<br />
Kadaster en gemeentelijke informatie<br />
Kadaster (overzicht historie transacties<br />
of data aankopen panden in kadaster<br />
online)<br />
Illegale hennepteelt in panden Interne/gemeentelijke informatie<br />
Meerdere objecten waar bijvoorbeeld Interne/gemeentelijke informatie<br />
MOE-landers of illegalen worden<br />
gehuisvest.<br />
(illegale) prostitutie<br />
102<br />
102
RIEC Rotterdam-Rijnmond<br />
Bezoekadres: Coolsingel 6, Rotterdam<br />
Postadres: Postbus 70012, 3000 KP Rotterdam<br />
Telefoonnummer: (010) 267 2944