een rendierjagersvindplaats van de ahrens- burgcultuur in ... - Apan
een rendierjagersvindplaats van de ahrens- burgcultuur in ... - Apan
een rendierjagersvindplaats van de ahrens- burgcultuur in ... - Apan
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
gewei nr. 4<br />
Het vier<strong>de</strong> gewei is <strong>een</strong> afwerpstang met <strong>een</strong> lengte <strong>van</strong><br />
± 23,5 cm. (Fig. 4b). De hoofdstang heeft <strong>een</strong> doorsnee die<br />
ligt tussen <strong>de</strong> 11 en 19 mm. De distale zij<strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
hoofdstang is afgebroken. Er is g<strong>een</strong> oogtak aanwezig.<br />
De ijstak heeft <strong>een</strong> lengte <strong>van</strong> ongeveer 9 cm en e<strong>in</strong>digt<br />
aan het e<strong>in</strong>d plat. De rand <strong>van</strong> dit platte ge<strong>de</strong>elte is aan<br />
één zij<strong>de</strong> afgeschuurd. Over het gehele oppervlak zijn<br />
veel onregelmatige schrammen en putjes aanwezig. De<br />
kleur <strong>van</strong> het gewei is geel naar oranje bru<strong>in</strong>. De conserver<strong>in</strong>gstoestand<br />
<strong>van</strong> dit gewei is slechter dan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re.<br />
2.2.2 ontstaan <strong>van</strong> <strong>de</strong> sne<strong>de</strong>n op gewei nr. 1 en nr. 2<br />
De sne<strong>de</strong>n, die zijn aangebracht aan <strong>de</strong> voor- en achterzij<strong>de</strong><br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> uite<strong>in</strong><strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> hoofdstang <strong>van</strong> het gewei<br />
nr. 1, alsook bij geweistuk nr. 2, zijn <strong>in</strong>gezaagd. Het<br />
bewijs dat <strong>de</strong>ze sne<strong>de</strong>n zijn ontstaan door zagen bleek<br />
proefon<strong>de</strong>rv<strong>in</strong><strong>de</strong>lijk uit het volgen<strong>de</strong>:<br />
wanneer men zaagt met <strong>de</strong> scherpe rand <strong>van</strong> <strong>een</strong> stenen<br />
kl<strong>in</strong>g, dan zien we aan <strong>de</strong> uite<strong>in</strong><strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> groef, maar<br />
ook op <strong>de</strong> opstaan<strong>de</strong> ran<strong>de</strong>n, meer<strong>de</strong>re fijne groeven<br />
ontstaan. Deze liggen zeer dicht tegen elkaar. Men kan<br />
dit vaak all<strong>een</strong> constateren met het b<strong>in</strong>oculair.<br />
Bij gewei nr. 1 zijn <strong>de</strong>ze fijne zaaggroeven zichtbaar bij<br />
vergrot<strong>in</strong>gen <strong>van</strong> zo’n 20x, zowel op <strong>de</strong> bo<strong>de</strong>m <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
“L” als op <strong>de</strong> opstaan<strong>de</strong> ran<strong>de</strong>n. Bij gewei nr. 2 zijn<br />
meer<strong>de</strong>re zaaggroeven heel dui<strong>de</strong>lijk zichtbaar met het<br />
blote oog, vooral aan <strong>de</strong> uite<strong>in</strong><strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> zaagsne<strong>de</strong>.<br />
An<strong>de</strong>r soort groeven kunnen zijn aangebracht door met<br />
<strong>een</strong> scherpe rand <strong>van</strong> <strong>een</strong> stuk vuurst<strong>een</strong> op het gewei te<br />
slaan. Deze groeven zien er als volgt uit:<br />
één <strong>van</strong> <strong>de</strong> opstaan<strong>de</strong> ran<strong>de</strong>n is glad en draagt bij goe<strong>de</strong><br />
conserver<strong>in</strong>g strikt parallelle lijnen, terwijl <strong>de</strong> tegenovergestel<strong>de</strong><br />
rand verbrijzeld is door <strong>de</strong> <strong>in</strong>slag (Rust, 1943, blz.<br />
170, Noe Nygaard, 1977). Dit hebben we getest op he<strong>de</strong>ndaags<br />
rendiergewei.<br />
De ijstak <strong>van</strong> gewei nr. 1 is scheef afgeschuurd. Of dit<br />
vlak eerst afgezaagd en daarna afgeschuurd is, is niet<br />
meer vast te stellen. On<strong>de</strong>r het b<strong>in</strong>oculair zijn fijne evenwijdige<br />
krassen <strong>in</strong> <strong>de</strong> lengtericht<strong>in</strong>g over het gehele<br />
oppervlak <strong>van</strong> <strong>de</strong> hoofdstang zichtbaar. Daar <strong>de</strong>ze<br />
krassen over <strong>een</strong> groot ge<strong>de</strong>elte <strong>van</strong> het oppervlak<br />
aanwezig zijn, zullen zij vermoe<strong>de</strong>lijk ontstaan zijn door<br />
schuren <strong>van</strong> bo<strong>de</strong>mmateriaal, waar<strong>in</strong> het geweistuk lag<br />
<strong>in</strong>gebed.<br />
In <strong>de</strong> beschrijv<strong>in</strong>g <strong>van</strong> Lyngby-bijl nr. 1 is reeds vermeld,<br />
dat op het vlak dat op <strong>de</strong> sche<strong>de</strong>l heeft vastgezeten<br />
zeer veel kle<strong>in</strong>e kerven aanwezig zijn. Men veron<strong>de</strong>rstelt<br />
dat <strong>de</strong>ze kerfjes zijn ontstaan bij het <strong>de</strong>biteren <strong>van</strong> kernen<br />
of retoucheren <strong>van</strong> artefacten (Wouters, 1990). Hieruit<br />
mag blijken dat <strong>de</strong>ze bijltjes gebruikt kunnen zijn als<br />
hamer.<br />
Het scheve vlak <strong>van</strong> <strong>de</strong> ijstak <strong>van</strong> gewei nr. 2 is afgezaagd,<br />
omdat <strong>de</strong> groeven <strong>van</strong> <strong>de</strong> zaagsporen niet evenwijdig<br />
aan elkaar lopen. Het oppervlak <strong>van</strong> <strong>de</strong> zaagsne<strong>de</strong><br />
is niet vlak, maar enigsz<strong>in</strong>s bol. De rand <strong>van</strong> <strong>de</strong> rozenkrans<br />
is rondom afgerond en het ziet eruit alsof het<br />
gepolijst is, wat vermoe<strong>de</strong>lijk door schuren is ontstaan.<br />
Ook dit exemplaar zal gebruikt zijn als hamer <strong>van</strong>wege<br />
<strong>de</strong>ze afrond<strong>in</strong>g.<br />
2.2.3 waarom zijn <strong>de</strong> eerste twee bewerkte geweien<br />
lyngby-bijlen? wat zijn lyngby-bijlen?<br />
algemene beschrijv<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>een</strong> lyngby-bijl<br />
In <strong>een</strong> aantal publicaties is al uitvoerig aandacht besteed<br />
hoe <strong>een</strong> Lyngby-bijl eruit ziet. Toch willen we dit hier<br />
nog <strong>een</strong>s herhalen, omdat buiten <strong>de</strong> stenen werktuigen<br />
dit gereedschap zo karakteristiek is voor <strong>de</strong> Ahrensburgjagers<br />
(Rust, 1944). Omdat vissers dit werktuig <strong>in</strong> hun<br />
netten kunnen aantreffen, l<strong>een</strong>t het zich zo goed om te<br />
bewijzen dat <strong>de</strong> Ahrensburgers zich hebben opgehou<strong>de</strong>n<br />
<strong>in</strong> <strong>de</strong> Zui<strong>de</strong>lijke Noordzee.<br />
Uit <strong>de</strong> Ahrensburglaag <strong>van</strong> <strong>de</strong> opgrav<strong>in</strong>g <strong>van</strong> Rust (1943)<br />
nabij Stellmoor kwamen <strong>in</strong> totaal 34 goed bewaar<strong>de</strong><br />
Lyngby-bijlen te voorschijn. Dit waren er toentertijd<br />
meer dan <strong>in</strong> heel Europa bekend waren. Ook zijn er nog<br />
12 geweistangen opgegraven die bewerkt waren als<br />
Lyngby-bijlen, maar waar <strong>de</strong> werkkanten zó gesleten<br />
waren dat het niet met zekerheid vast te stellen was om<br />
welk type Lyngby-bijl het g<strong>in</strong>g. Uit <strong>de</strong> opgrav<strong>in</strong>g bleek<br />
overdui<strong>de</strong>lijk, dat <strong>de</strong> Lyngby-bijl <strong>een</strong> typisch werktuig is<br />
<strong>van</strong> <strong>de</strong> Ahrensburgers (Rust, 1943, 1944). De lengtes <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
bijlen varieer<strong>de</strong>n tussen <strong>de</strong> 23 en 57 cm. (Rust, 1943, blz.<br />
176)<br />
Lyngby-bijlen zijn gemaakt uit <strong>een</strong> geweistang <strong>van</strong> het<br />
rendier. Bij het maken <strong>van</strong> <strong>een</strong> Lyngby-bijl g<strong>in</strong>g men uit<br />
<strong>van</strong> <strong>een</strong> gewei dat <strong>een</strong> gunstige vorm had (Fig. 1). De<br />
eerste zijtak - <strong>de</strong> oogtak - gezien <strong>van</strong>uit <strong>de</strong> rozenkrans<br />
werd <strong>in</strong> zijn geheel eraf geslagen. Dikwijls koos men <strong>een</strong><br />
gewei zon<strong>de</strong>r oogtak; niet dat dit bij <strong>de</strong> bewerk<strong>in</strong>g<br />
arbeidsbesparend zou zijn, maar juist <strong>de</strong>ze geweistangen<br />
had<strong>de</strong>n vaak <strong>een</strong> gunstige vorm en <strong>de</strong> ijstak - <strong>de</strong> twee<strong>de</strong><br />
zijtak - was dan steviger ontwikkeld. De ijstak zat dan<br />
ook tevens dichter bij <strong>de</strong> rozenkrans. Voor <strong>een</strong> Lyngbybijl<br />
werd <strong>de</strong> ijstak tot op <strong>een</strong> afstand <strong>van</strong> 5 à 10 cm <strong>van</strong><br />
<strong>de</strong> hoofdstang afgekort (verwij<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g <strong>van</strong> <strong>de</strong> schoffel) en<br />
daarna aangescherpt. Vervolgens brak men <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />
hoofdstang <strong>in</strong> <strong>de</strong> zaag- of kerftechniek het e<strong>in</strong>dge<strong>de</strong>elte<br />
(<strong>de</strong> vergaffel<strong>in</strong>g) <strong>van</strong> het gewei af.<br />
De Lyngby-bijlen zijn on<strong>de</strong>r te ver<strong>de</strong>len <strong>in</strong> <strong>een</strong> vijftal<br />
typen (Rust, 1943):<br />
1. <strong>de</strong> “hammerbeile”: <strong>de</strong> ijstak is loodrecht doormid<strong>de</strong>n<br />
gehakt of gezaagd.<br />
2. <strong>de</strong> “geradbeile”: <strong>de</strong> ijstak is scheef afgezaagd en/of<br />
geslepen. Dit afgezaag<strong>de</strong> vlak loopt evenwijdig aan <strong>de</strong><br />
geweistang.<br />
3. <strong>de</strong> “Querbeile”; <strong>de</strong> ijstak is scheef afgezaagd en/of<br />
geslepen. Dit afgezaag<strong>de</strong> vlak staat loodrecht op <strong>de</strong><br />
geweistang.<br />
4. <strong>de</strong> “spitzbeile”: <strong>de</strong> ijstak is aan meer<strong>de</strong>re zij<strong>de</strong>n<br />
scheef afgeslepen of afgezaagd, zodat <strong>een</strong> punt wordt<br />
gevormd.<br />
5. <strong>de</strong> “tüllenbeile”: <strong>de</strong> ijstak wordt eerst loodrecht<br />
afgezaagd daarna wordt het spongiosum – het b<strong>in</strong>nenmerg<br />
– uitgehold, zodat er <strong>een</strong> vuurstenen werktuig<br />
<strong>in</strong>gezet kan wor<strong>de</strong>n als effectief werkge<strong>de</strong>elte.<br />
Naast <strong>de</strong> Lyngby-bijlen gemaakt uit volgroei<strong>de</strong> geweien<br />
beschrijft Rust ook exemplaren die vaak gemaakt zijn uit<br />
geweien <strong>van</strong> het vrouwtje, met <strong>een</strong> stangdoorsne<strong>de</strong> <strong>van</strong> 1<br />
à 1,5 cm (ter dikte <strong>van</strong> <strong>een</strong> v<strong>in</strong>ger of dunner). Zij hebben<br />
<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> grondvorm als <strong>de</strong> grote Lyngby-bijlen uit <strong>de</strong><br />
volgroei<strong>de</strong> geweien zoals hierboven beschreven. Hier<strong>van</strong><br />
zijn er <strong>in</strong> Stellmoor (Rust, 1943) acht gevon<strong>de</strong>n. Bij twee<br />
exemplaren is <strong>de</strong> ijstak zo zwaar beschadigd, dat ze niet<br />
zijn <strong>in</strong> te <strong>de</strong>len. De an<strong>de</strong>re zes wor<strong>de</strong>n door Rust <strong>in</strong>ge<strong>de</strong>eld<br />
<strong>in</strong> twee groepen:<br />
a. De ijstak heeft <strong>een</strong> lengte <strong>van</strong> 5,5 tot 9 cm en <strong>een</strong><br />
doorsne<strong>de</strong> <strong>van</strong> 1 à 1,5 cm. Hier<strong>van</strong> zijn 3 exemplaren<br />
gevon<strong>de</strong>n.<br />
b. De ijstak heeft <strong>een</strong> lengte <strong>van</strong> 1,5 tot 2,5 cm. Rust<br />
heeft hier<strong>van</strong> drie exemplaren opgegraven die alle<br />
sche<strong>de</strong>lecht zijn. Eén hier<strong>van</strong> is niet aan één zij<strong>de</strong>, maar<br />
aan twee zij<strong>de</strong>n voorzien <strong>van</strong> <strong>een</strong> schu<strong>in</strong> vlak. De sne<strong>de</strong><br />
is 0.8 cm breed. Zo’n zelf<strong>de</strong> exemplaar hebben Van<br />
Noort en Wouters (1987, fig. 11) beschreven <strong>van</strong> <strong>de</strong> “Bru<strong>in</strong>e<br />
Bank”, waar ook aan het e<strong>in</strong><strong>de</strong> <strong>van</strong> <strong>de</strong> ijstak bei<strong>de</strong><br />
zij<strong>de</strong>n scheef zijn aangeslepen. De effectieve sne<strong>de</strong> bij<br />
dit exemplaar is 12 mm.<br />
APAN/EXTERN/2002/2003/nr.10<br />
59