OEBELE JURJENS (1685 – 1752) - nauta's van woudsend
OEBELE JURJENS (1685 – 1752) - nauta's van woudsend
OEBELE JURJENS (1685 – 1752) - nauta's van woudsend
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> (<strong>1685</strong> <strong>–</strong> <strong>1752</strong>)<br />
1. PLAATS IN DE AFSTAMMING<br />
VADER-LIJN<br />
Eelcke Reiners<br />
Reiner Eelckes<br />
Jelle Reiners<br />
Reiner Jelles Broersma<br />
Jurjen Reiners<br />
Jelle Jurjens Nauta<br />
1<br />
BROERSMA-LIJN<br />
Pier Ockes Ockema<br />
Ocke Piers<br />
Ocke Gerritsen<br />
Pier Ockes Broersma<br />
Hylck Piersdr Broersma<br />
Oebele Jurjens
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
2. INLEIDING<br />
Het tijdperk waarin Oebele leeft, vindt de opkomst <strong>van</strong> de Woudsender<br />
zeescheepvaart plaats. Eerst varen de schippers, buiten Holland, in het zeegebied<br />
tussen Duitsland, Denemarken en Noorwegen. Vanaf het begin <strong>van</strong> de 18 e eeuw<br />
begeven de zij zich verder <strong>van</strong> huis. Na 1713 worden allerlei vaardocumenten<br />
zichtbaar, die ons in staat stellen om zeevarenden te traceren, zoals zeebrieven,<br />
notariële vrachtcontracten (chertepartijen), Sonttol-registers, scheepsverslagen,<br />
Galjootsgelden, schade- en assurantiepapieren.<br />
Oebele wordt in 1705 deelnemer in het “Compact”, de onderlinge Woudsender<br />
zeeverzekering en in 1711 <strong>van</strong> de aanvullende “Conventie”.<br />
Na een verbroken verloving voeren Oebele en vader Jurjen Jelles in 1711 een<br />
verbeten (maar hopeloze) juridische strijd tegen de ex-verloofde en haar familie.<br />
We geven inzicht in de rechtszaken.<br />
Oebele is één <strong>van</strong> de 14 Woudsender schippers, die in 1716 betrokken raakt bij<br />
een rechtszaak na de kaping <strong>van</strong> drie Woudsender schepen in Zweden, eerst bij<br />
het nedergerecht <strong>van</strong> Wymbritseradeel in 1717 en daarna bij het Hof <strong>van</strong><br />
Friesland in Leeuwarden.<br />
Tussen 1718 en 1732 heeft Oebele veel sporen achtergelaten, die ons in staat<br />
stelden om zijn vaar- en wal perioden te reconstrueren.<br />
In 1732 stopt hij met varen en wordt hij koopman en handelaar.<br />
Hij sterft (waarschijnlijk) in <strong>1752</strong>. Hij heeft nooit een achternaam aangenomen.<br />
2
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
BESCHRIJVING<br />
Oebele Jurjens is het zesde kind en de vierde zoon <strong>van</strong> Jurjen Reiners en Beeuw<br />
Jelles. Hij wordt op 6 juni <strong>1685</strong> in de Hervormde kerk <strong>van</strong> Woudsend gedoopt.<br />
Het doopboek vermeldt dat Oebele een kind is <strong>van</strong> Beeuw Jelles en een<br />
onbekende vader. Het betekent vast dat vader Jurjen afwezig is bij de<br />
plechtigheid.<br />
Over zijn jeugdjaren is geen informatie bekend. Oebele Jurjens kiest net als zijn<br />
vader voor een loopbaan op zee. We weten niet exact wanneer en hoe hij<br />
begonnen is. Vader Jurjen Reiner zal wel de “nautisch-maritieme opleiding” <strong>van</strong><br />
Oebele hebben geleid en gestimuleerd. En dan met name in de praktijk, want de<br />
zonen zijn theoretisch misschien al snel beter geschoold dan de vader.<br />
………………………………………………………………………………………………<br />
1700 <strong>–</strong> 1721 De Grote Noordse Oorlog.<br />
Deze woedt tussen Zweden enerzijds en Rusland, Polen, Denemarken en<br />
Saksen, en later ook Pruisen en Hannover anderzijds. Hollandse Oostzeevaarders<br />
zijn geregeld slachtoffer <strong>van</strong> Zweedse kaperschepen op<br />
verdenking <strong>van</strong> “hulp aan de vijand”<br />
………………………………………………………………………………………………<br />
………………………………………………………………………………………………<br />
1701 - 1713 De Spaanse Successie Oorlog.<br />
Opnieuw is de uitbreiding <strong>van</strong> de Franse invloedssfeer de inzet <strong>van</strong> een<br />
bloedige oorlog, die voor een deel ook op zee wordt uitgevochten.<br />
Hollandse en Friese schippers raken betrokken bij de vijandelijkheden.<br />
………………………………………………………………………………………………<br />
1705<br />
DE OPRICHTING VAN HET WOUDSENDER “COMPACT” VAN 1705<br />
In het oprichtingsdocument <strong>van</strong> de Woudsender Onderlinge Scheepsverzekering<br />
“Het Compact” zien we onder meer de namen <strong>van</strong> de deelnemers en de<br />
geldsbedragen die in de verzekeringspot gestort worden. Oebele is <strong>van</strong> de partij,<br />
hij is in 1705 20 jaar oud, hij is een jonge schipper. Hij zal voor het eerst rond zijn<br />
15 e jaar als “jongen” (= jongste matroos) aan boord gegaan zijn (waarschijnlijk bij<br />
zijn vader of één <strong>van</strong> zijn broers) en gedurende circa 5 jaar de diverse rangen en<br />
functies aan boord hebben doorlopen. De oprichting wordt geformaliseerd met<br />
3
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
de ondertekening door de deelnemers. Oebele en zijn broers tekenen met een<br />
eigen handtekening, vader Jurjen Reiners tekent met een merkteken. De andere<br />
zeevarende broer Haring Jurjens doet niet mee, hij is in 1700 woonachtig in<br />
Workum.<br />
Het “Compact” staat meer uitgebreid beschreven in het hoofdstuk 030.4 over<br />
broer Gosse Jurjens.<br />
Oebele sluit zich ook in 1711 aan bij “De Conventie” <strong>van</strong> Woudsend, dat is een<br />
extra verzekering bij schade aan schip en lading, boven op de verzekering <strong>van</strong><br />
“Het Compact”.<br />
1711<br />
<strong>OEBELE</strong>’S VERBROKEN VERLOVING MET YD DOUWES<br />
Oebele heeft zich in de zomer <strong>van</strong> 1710 verloofd met Yd Douwes, zij is een<br />
dochter <strong>van</strong> schipper Douwe Ages uit Woudsend. Al na een korte tijd verbreekt<br />
Yd (naar verluidt onder druk <strong>van</strong> haar moeder Luijtske Sjoerds) de trouwbelofte<br />
en vindt in een andere Woudsender schipper, Sietse Sietses de Jonge, haar<br />
nieuwe verloofde, waarmee ze binnen twee maanden (in december 1710) wenst<br />
te trouwen.<br />
Er volgt een heftige reactie <strong>van</strong> Jurjen Reiners en de zijnen, die de gemoederen<br />
ruim anderhalf jaar zal bezig houden. Een soap a<strong>van</strong>t la lettre, die veel<br />
geschreven documenten oplevert en een goed inzicht verschaft over “gedoe” in<br />
een kleine dorpsgemeenschap.<br />
Veel familieleden mengen zich er in, maar het zijn toch Oebele en zijn vader<br />
Jurjen Reiners die de mannelijke hoofdrol spelen. Vandaar dat we de beschrijving<br />
<strong>van</strong> het gebeuren en opvolgend proces in dit hoofdstuk uitgebreid aan de orde<br />
laten komen.<br />
YD EN <strong>OEBELE</strong>.<br />
Het is 1710.<br />
Oebele heeft een oogje laten vallen op Yd. Zij is een jaar jonger dan Oebele.<br />
Helaas heeft Yd een “vrieer” in Balk en is dus niet beschikbaar. Maar de liefde in<br />
Balk gaat over en Oebele ziet zijn kans schoon. Hij is nog “jonggesel”.<br />
4
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
Hij maakt werk <strong>van</strong> Yd en er is sprake <strong>van</strong> wederzijdse genegenheid. In de<br />
zomer <strong>van</strong> 1710, een dag voor de “Wyldemerk” <strong>van</strong> Gaasterland, geeft Oebele Yd<br />
een trouwpenning, zij accepteert dit, een teken dat ze met elkaar verder willen.<br />
Oebele ligt met zijn schip in de Lemmer en zij bezoekt hem daar een aantal<br />
dagen. Ze slaapt daar aan boord <strong>van</strong> Melle Ypes’ schuit.<br />
In Woudsend en de Hommerts doet een “gemene gerugte” de ronde dat Yd en<br />
Oebele elkaar zullen krijgen.<br />
Oebele vraagt vader Douwe Ages de hand <strong>van</strong> zijn dochter als ze beiden met hun<br />
schip in de houthaven <strong>van</strong> Harburg (bij Hamburg) liggen afgemeerd en bij elkaar<br />
een drankje drinken. Er zijn getuigen bij. Schipper Engle Solkes en zijn knecht<br />
Arent Wijbrens, beide afkomstig uit de Hommerts, zijn <strong>van</strong> de partij en zullen<br />
later getuigen. Engle hoort dat Oebele “… Douwe Ages vraegde om consent tot t<br />
houwelijk met sijn dogter ...”. Engle en Arent horen Douwe antwoorden: “… dat<br />
als hij sijn dogter obtineren konde, hij er dan niet tegen hadde …”. Waarop<br />
Oebele vervolgt: “… wel als ik het toewoord <strong>van</strong> u hebbe, soo ben ik klaer”.<br />
Aanstaande schoonvader Douwe blijkt zichtbaar tevreden te zijn met de<br />
uitkomst. De getuigen Engle en Arent verklaren tevens dat “(Douwe) … gaende<br />
aldaar dagelyx met Oebele om, en toonende den selven een blij en vriendelijk<br />
gelaet”.<br />
Nu heeft Oebele zijn zaken voor elkaar, tenminste zo lijkt het. Vader en dochter<br />
hebben zich uitgesproken in het voordeel <strong>van</strong> Oebele, maar er is nog een partij,<br />
die nog niet aan het woord is geweest: de aanstaande schoonmoeder Luijtske<br />
Sjoerds!!<br />
De volgende scene is aan boord <strong>van</strong> het schip <strong>van</strong> Jelle Jurjens, Oebele’s oudste<br />
broer, in Amsterdam. Het is 16 oktober 1710 de schippers komen weer bij elkaar<br />
aan boord om te praten en een borreltje (“een suupje”) te drinken. Aanwezig zijn<br />
Jurjen Reiners, Jelle Jurjens en Douwe Ages. Oebele is er niet bij.<br />
Jurjen begint met Douwe over het huwelijk. Hij zegt tegen Douwe “Mijn soon<br />
Oebele en u dogter IJd hebben malkanderen belooft om haer samen ten egte te<br />
begeven”, waarop Douwe antwoordt: “ik mag t wel lijden en sij mogen mal-<br />
kanderen ook wel lijden”. Daarop reageert Jurjen met: “dan moeten wij maar<br />
5
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
bruiloft houden” gevolgd door de snelle en korte reactie <strong>van</strong> Douwe: “Dat<br />
moeten wij”.<br />
Er zal verklaard worden dat bij dit gesprek geen alcoholische consumpties zijn<br />
genuttigd. Uit een latere, aanvullende verklaring <strong>van</strong> Jelle Jurjens en ook <strong>van</strong><br />
schipper Jelle Joukes uit Stavoren, blijkt dat er wel bier en later ook brandewijn is<br />
gedronken, en hadden “… de persoone ten attestatie vermelt wel een soopje<br />
brandewijn gedronken mae dog soo veel niet dat imand beschonken was, alsoo<br />
meest bier gedronken hadden sijnde niemand beschonken, ook Jurrien Reijners niet<br />
en dat Oeble absent waer … ”.<br />
…… ook Jurrien Reijners niet ……..<br />
Dat is natuurlijk goed nieuws voor allen, maar het geeft toch te denken dat Jurjen<br />
Reiners er expliciet met naam bij genoemd staat. Is dit de uitzondering op de<br />
regel?<br />
Kort daarna gaat het mis.<br />
Het hoe en waarom wordt niet geheel duidelijk, maar dat de a.s. schoonmoeder<br />
Luijtske Sjoerds er een leidende rol inspeelt is wel duidelijk. Luijtske is het niet<br />
met de keuze <strong>van</strong> haar dochter eens en praat op haar in om Oebele uit haar hoofd<br />
te zetten. En …. dat lukt. Kort daarop is de verloving <strong>van</strong> de twee <strong>van</strong> de baan.<br />
Of zoals familieleden <strong>van</strong> Jurjen Reiners kortweg bekendmaken: “het is af” en op<br />
de vraag of het nog goed zal komen zijn ze helder en klaar: “nee, het is af”.<br />
Yd geeft (op aandringen <strong>van</strong> haar moeder) de trouwpenning, het geld en nog wat<br />
“fraiigheden” (cadeau’s) <strong>van</strong> Oebele terug.<br />
Uit latere verklaringen blijkt dat Yd zelf wel tevreden was met Oebele. Jurjen<br />
Reiners en de zonen Jelle , Gosse en Oebele Jurjens voelen zich voor schut gezet.<br />
6
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
Yd’s vader heeft ook een probleem, hij heeft Oebele “groen licht” gegeven en<br />
deze instemming getoond aan o.a. de schippers in Harburg en Amsterdam en<br />
moet dit zonder al te veel gezichtsverlies zien terug te draaien. Het zal ten huize<br />
<strong>van</strong> Douwe en Luijtske wel tijdelijk onrustig geweest zijn. (er stond vast een<br />
zeetje). En dan is er nog de groep <strong>van</strong> toeschouwers, de buren, de families, de<br />
schippers, de kerk en de rest <strong>van</strong> de gemeenschap. Zonder het nog te weten gaat<br />
een aantal <strong>van</strong> hen meespelen in het volgende bedrijf.<br />
De nieuwe verloofde heet Sietse Sietses de Jonge, hij is ook schipper en<br />
Woudsender, dus plaatsgenoot en collega <strong>van</strong> Oebele. Hij is wel heel snel achter<br />
Oebele aangekomen. Alsof hij (als moeders betere keuze) al in de wachtkamer<br />
klaar stond. Dan gaat het snel. Binnen luttele maanden, namelijk op 3 januari<br />
1711, hangt de huwelijksproclamatie <strong>van</strong> Yd en Sietse voor de derde keer in<br />
Woudsend. Volgens de trouwregels moet een aanstaand huwelijk drie maal<br />
aangekondigd worden, om iedereen in staat te stellen er kennis <strong>van</strong> te nemen. En<br />
zodoende de mogelijkheid gevend om een bigamist of bedrieger tijdig te<br />
ontdekken. De eerste twee proclamaties in Woudsend zijn zonder<br />
bijzonderheden voorbij gegaan. Ongetwijfeld heeft het voornemen <strong>van</strong> Yd om<br />
met Sietse te trouwen, veel aandacht gekregen, in het dorp en daarbuiten. Maar<br />
Oebele is de klos, die is “sijn vriester” kwijt.<br />
Dan slaan Jurjen Reiners c.s. terug. Na de derde aankondiging nemen ze het<br />
“recht <strong>van</strong> spiering” ter hand. Dat betekent dat ze bezwaar aantekenen tegen het<br />
huwelijk <strong>van</strong> Yd en Sietse. Ze stellen, dat Yd een trouwbelofte aan Oebele heeft<br />
gegeven, dat er toestemming <strong>van</strong> beider vaders was, dat Yd de trouwpenning<br />
gegeven is, dat ze die zonder beraad en voorbehoud aanvaard heeft en dat er dus<br />
overeenstemming was voor een huwelijkssluiting. Ze accepteren de annulering<br />
niet. Het meest ingrijpende <strong>van</strong> deze “spiering” is, dat het onmiddellijk<br />
schorsende werking heeft voor het huwelijk. De klacht moet eerst uitgezocht en<br />
opgelost worden, hun huwelijk kan geen doorgang vinden voor er een oplossing<br />
is. Jurjen en Oebele hebben met succes teruggeslagen.<br />
De geest is uit de fles.<br />
7
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
Er ontstaan diverse kampen, één voor Yd en tegen Oebele, één voor Oebele en<br />
tegen Yd (en haar moeder), en nog een groep neutralen, die vreest dat deze clash<br />
alleen maar verliezers op zal leveren in het kleine dorp, waar men zo dicht op<br />
elkaar woont en werkt, dat je vriend noch vijand kunt ontlopen. Een slechte zaak<br />
voor de solidariteit <strong>van</strong> de gemeenschap.<br />
Wat moet er nu gebeuren? Beide kampen gaan op pad om getuigen ten faveure<br />
<strong>van</strong> hun eigen invalshoek te zoeken. Het is nauwelijks voor te stellen hoe diep<br />
deze zaak zal inwerken op de betrokkenen en hun omgeving.<br />
Is er een autoriteit, die “boven de partijen staat”, neutraal is en voor beide<br />
partijen aanvaardbaar is om deze zaak op te lossen?<br />
De dominee.<br />
De dominee als verzoener<br />
De dorpspredikant, dominee Rinso Haanstra, is uit hoofde <strong>van</strong> zijn positie de<br />
eerst aangewezen autoriteit om te trachten de uitslaande brand te beteugelen en<br />
te blussen.<br />
Op 12 januari 1711 begint hij de eerste actie om de zaak te verzoenen. Hij heeft<br />
<strong>van</strong> al zijn pogingen steeds een gedetailleerd verslag geschreven, waar we gaarne<br />
uit citeren.<br />
De onderstaande cursieve tekstaanduidingen komen uit zijn verslag. De datum<br />
<strong>van</strong> de eerste actie is januari 1711, de datum <strong>van</strong> ondertekening is 27 juni 1711.<br />
Het waarheidsgehalte <strong>van</strong> het verslag <strong>van</strong> ds. Haanstra wordt door niemand<br />
aangevochten, wel citeert hij openlijk uit persoonlijke, vertrouwelijke gesprekken<br />
met Woudsender kerkleden (“lidmaten”), dat zal hem later indringend en<br />
publiekelijk verweten worden. En plaatst ook hem bij de categorie verliezers.<br />
Vader Jurjen Reiners en oudste twee zonen Jelle en Gosse gaan op 12 januari op<br />
bezoek bij de dominee en zijn vrouw Liesjen Eeringa. Liesjen is hoogzwanger. Na<br />
een algemene inleiding wordt gesproken over het voornemen <strong>van</strong> Yd en Sietse.<br />
Jurjen merkt op dat zoon Oebele (hij is hier afwezig) niet tevreden is over hoe zijn<br />
verloving met Yd beëindigd is. Hij zal het er niet bij laten zitten. Jurjen herhaalt<br />
de argumenten <strong>van</strong> Douwes vaderlijke goedkeuring, de penning en het “gout”.<br />
Oebele wil het liefst zijn verloofde terug. Ds. Haanstra probeert Jurjen er<strong>van</strong> te<br />
8
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
overtuigen dat terugdraaien <strong>van</strong> de situatie onmogelijk zal zijn en praat op hem<br />
in om verder geen actie te voeren. Hij zegt tegen Jurjen ”… dat ik hem noch sijn<br />
soon Ouble evenwel niet raden soude om tegen de geboden <strong>van</strong> gemelte Sietse<br />
Sietses de jonge ende Yd Douwes iets te beginnen, eenig moeite aen te weijten,<br />
ende protestatie ofte spieringe daer tegen te doen”. Als reden geeft hij aan: “dat<br />
selden <strong>van</strong> iemant daer mede wat gewonnen wort”. De dominee stelt zich<br />
pragmatisch op, het heeft zijn voorkeur dat het geplande huwelijk <strong>van</strong> Yd en<br />
Sietse doorgang moet vinden. Je kunt een jonge vrouw, tegen haar zin, niet<br />
dwingen haar huidige verloofde terug te ruilen voor zijn voorganger, dan zal ze<br />
de hakken in het zand zetten en brengt het Yd en Sietse alleen maar nader tot<br />
elkaar.<br />
Dat blijkt niet lang daarna waar te zijn. Als de “verspieringe” langer dreigt te<br />
gaan duren, toont het paar lak aan autoriteit en aan de burgerlijke moraal te<br />
hebben en gaat in ongetrouwde status bij elkaar wonen en een leven als man en<br />
vrouw leiden. Al in de maand erop, februari 1711, raakt Yd zwanger. (op 15<br />
november 1711 wordt hun zoon Sietse gedoopt). Yd heeft duidelijk gekozen en<br />
de drukte die Jurjen c.s. daarna nog maken, zal tot niets leiden.<br />
Maar zover zijn we nog niet.<br />
Ds Haanstra zegt dan: “Ik en geloof dog alsnog niet dat Ouble haer oijt trouwen<br />
ende voor sijn vrouw krijgen sal. Ende daerom soude ik u lieden alsnog raden om<br />
geen moeite ende spieringe tegen de gemelte geboden te doen, ja ik rade het so, als<br />
waerst gij mijn naeste vrient: Ende ik soude die saek aen de conscientie <strong>van</strong> Yd<br />
Douwes overlaten”. Een winnende zet: laat Yd kiezen! Jurjen zit klem en<br />
antwoordt: “… dat sij de meijdt nu niet begeerden, ende ook wel wisten dat sij<br />
haer niet krijgen konden ende daerom geen spieringe souden doen”. Hij geeft aan<br />
dat er nog wat dingen geregeld moeten worden, het geld (gout) moet geheel<br />
teruggegeven worden en dergelijke, maar daarmee zal de kous af zijn.<br />
De volgende dag (zijnde dingsdag des morgens voor den eeten) ont<strong>van</strong>gt ds.<br />
Haanstra Oebele. Hij is alleen, zonder vader of broers en vertelt dat hij het<br />
trouwgeld terug heeft. Hij was het bij Yd komen halen. Oebele had daarbij tegen<br />
haar gezegd “scheelt er soo veel aen, dat jimme het niet doen willen, soo geef mij<br />
dan mijn gelt maer weder”.<br />
9
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
Het lijkt er op dat Haanstra’s autoriteit als dorpspredikant gewerkt heeft. Hij<br />
heeft vader en de zonen door de bocht gekregen. Hij kan tevreden zijn. Wat hem<br />
nog rest is de uitvoering <strong>van</strong> de verzoening en de administratieve beëindiging<br />
<strong>van</strong> de verspiering.<br />
Er gaan veertien dagen voorbij, het is 26 januari 1711 geworden. Liesjen Haanstra<br />
is twee dagen eerder bevallen <strong>van</strong> dochter Hiltje Hillena en zit thuis in de<br />
woonkamer in het kraambed. Maar de zaak die zo goed opgelost leek te zijn,<br />
blijkt nog lang niet voorbij. De geest is niet terug in de fles en alras zal blijken, dat<br />
hoe langer een succesvolle verzoening uitblijft, hoe groter de kans is op een<br />
verdere escalatie <strong>van</strong> het conflict.<br />
Ds. Haanstra gaat met ouderling Foeke Sietses naar het huis <strong>van</strong> Jurjen Reiners<br />
om te praten. Hij nodigt dan Jurjen en Oebele uit om deel te nemen aan het<br />
aanstaande “Avontmaal des Heeren”. Jurjen geeft hem als antwoord dat ze dit<br />
jaar niet zullen komen om “het verschil (geschil) dat sij met Douwe Ages en sijn<br />
volk hadden; en waer over sij tot Leeuwarden al in proces waren”.<br />
Er is iets fout gegaan. Jurjen was het eens met de dominee over een oplossing,<br />
maar is de andere partij daarover wel ingelicht? Blijkbaar is Douwe Ages naar het<br />
Hof <strong>van</strong> Friesland in Leeuwarden gegaan om met behulp <strong>van</strong> een advocaat<br />
Oebele en zijn familie te dwingen om de verspieringe op te heffen. De verzoening<br />
<strong>van</strong> Haanstra is vermorzeld door repeterende boosheid en onderlinge verwijten.<br />
Jurjen krijgt een boze dominee over zich heen, deze accepteert niet dat ze het<br />
Heilig Avondmaal zullen laten lopen. Hij zegt: “indien sij wel wisten, dat haer<br />
(Yd en Douwe) saek billijk en regtveerdig is, dat sij dan ook (mijns oordeels)<br />
weijsheit hadden om gedurende het proces mede aen des Heeren Tafel te komen”.<br />
En de eerder geuite argumenten worden herhaald, met name die <strong>van</strong> dat er<br />
zelden iets in dit soort zaken te winnen valt. Yd heeft gekozen en de uitslag is<br />
bepaald. Haanstra wrijft het nog eens in als hij tegen de oude Jurjen zegt ”nu is<br />
het vuijr al in brant, hoe en wanneer sal het weder uijtgebluscht worden? ’t Is wel<br />
in een proces te komen, maer beswaerlijk daer weder uijt te komen: dit is welligt<br />
een oorsake <strong>van</strong> den gedurige haet en vijantschap tusschen u lieden en die u lieden<br />
10
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
wederzijds aenhangen, en misschien tot uwen doot toe, deswijl gij al een oud man<br />
zijt “. Oude mannen worden geacht wijze mannen te zijn.<br />
Haanstra gaat nog een verzoening proberen. Hij vraagt aan Jurjen of hij daaraan<br />
mee wil werken. Jurjen wil er wel <strong>van</strong> af en stemt toe. Dominee heeft zijn les<br />
geleerd en gooit het over een andere boeg. Hij stelt zijn voorwaarden voor de<br />
verzoening nu <strong>van</strong> te voren vast. De partijen zullen vooraf schriftelijk moeten<br />
verklaren, dat ze de zaak willen beëindigen. En dat de spiering <strong>van</strong> de baan is.<br />
Geen der partijen zal claimen de overwinning behaald te hebben en ze zullen er<br />
na de verzoening met niemand meer over spreken. “insonderheit niet tot nadeel<br />
<strong>van</strong> den een of den anderen, maer de saek daer latende, dan malcanderen ook de<br />
hant <strong>van</strong> versoeninge geven, ende wijders beloven om in broederlijke eenigheid,<br />
liefde en vreede met malcanderen te leven, moetend ook niemant <strong>van</strong> beide kanten<br />
bij malcanderen zijnde om die versoeninge te bevestige, iets <strong>van</strong> de saek spreken of<br />
seggen; omdat het te vreesen soude zijn dat dan die gemaekte versoeninge daer<br />
door wederom soude konnen verbroken worden” De veenbrand mag geen kans<br />
krijgen weer op te laaien.<br />
Jurjen zegt een aantal keren “moet dat weesen, so het weesen moet” en gaat<br />
akkoord met de oplossing, nog wel met de voorwaarde dat zijn vrouw en zoon<br />
Oebele ook akkoord moeten gaan.<br />
De dominee gaat dan in overleg met de ouderling en zegt dat deze “saek <strong>van</strong><br />
groot belang is, waerdoor veele onrusten en twisten onder de leden der gemeente<br />
konnen voorgekomen ende veele kosten bespaert worden”. Hij gaat op pad naar<br />
het huis <strong>van</strong> Douwe Ages en hoort <strong>van</strong> Yd dat haar ouders naar Sneek en<br />
Leeuwarden zijn en de eerste twee dagen niet terug zullen keren. Dat is pech, het<br />
momentum <strong>van</strong> de verzoening stagneert en ieder, ook Jurjen en Oebele, hebben<br />
weer tijd en gelegenheid om zich hernieuwd op te winden over de zaak. En wat<br />
de bestemming <strong>van</strong> Douwe en zijn vrouw in Leeuwarden is, laat zich raden:<br />
voorbereidingen treffen voor de komende rechtszaak tegen Jurjen, dat is vrijwel<br />
zeker.<br />
Zoals gezegd, het momentum gaat voorbij. Na twee dagen zijn Douwe en zijn<br />
vrouw nog niet terug en komt de dominee weer voor niets bij hun huis kijken.<br />
11
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
Dan begint “de saek <strong>van</strong> groot belang”, mogelijk gecombineerd met de drukte<br />
rond de geboorte <strong>van</strong> zijn dochter zijn tol te eisen. Ds. Haanstra wordt<br />
“onpasselijk” en blijft een paar dagen thuis, zonder verdere activiteiten te<br />
ondernemen voor de verzoening. De veenbrand ziet zijn kans schoon en woekert<br />
verder.<br />
Na zijn ziekte probeert Haanstra de draad weer op te pakken en pendelt als een<br />
vredesdiplomaat tussen Jurjen’s en Douwe’s huis. Douwe voelt niets voor een<br />
verzoening, maar geeft uiteindelijk toe onder de voorwaarde, dat Jurjen alle<br />
gemaakte kosten op zich neemt. Die voelt daar niets voor, hij is boos omdat de<br />
dominee zijn afspraak tot bezoek op de vorige avond niet is nagekomen. Het<br />
voorstel <strong>van</strong> de dominee om ieder zijn eigen kosten te laten betalen, wordt<br />
uiteindelijk, zij het knarsetandend, door Jurjen en Douwe geaccepteerd. Na nog<br />
wat gesputter <strong>van</strong> Jurjen over een bedrag <strong>van</strong> fl 25,- stelt de dominee voor om de<br />
verzoening de volgende dag “tusschen 9 en 10 uijren” te laten plaatsvinden op de<br />
Pastorie.<br />
Jurjen stelt dat daarbij aanwezig moeten zijn, naast hijzelf, zijn zoon Oebele en de<br />
dominee, ook Douwe Ages, zijn vrouw en de moeder <strong>van</strong> Sietse Sietse de Jonge.<br />
Dan is het in één keer klaar. Iedereen stemt toe. Vader Sietse Sietse de Oude en<br />
zoon Sietse de jonge zitten waarschijnlijk op veilige afstand buitengaats, zij<br />
spelen hier geen rol en hoeven er niet bij te zijn. Alles lijkt nu eindelijk voor<br />
elkaar te komen<br />
De volgende dag is woensdag 4 februari 1711<br />
Op de afgesproken tijd arriveert Jurjen bij het huis <strong>van</strong> de dominee, vergezeld<br />
door Gosse, die in de plaats <strong>van</strong> Oebele mee is gekomen. Hij wenst mevrouw<br />
Haanstra, in haar kraambed zittende, nog sterkte en goede gezondheid toe en<br />
vraagt dan waar de andere partij is. Ze zullen zo wel komen, antwoordde ds.<br />
Haanstra, maar hij stuurt voor alle zekerheid de ”kraam bewaerster” naar hun<br />
huis om ze te ontbieden. Jurjen windt zich vreselijk op en voelt zich voor gek<br />
gezet. Hij valt woedend tegen de dominee uit en schreeuwt enige malen<br />
“Domine, gij mij betrieken, gij mij betrieken“ , u houdt mij voor de mal. Jurjen is<br />
niet meer te stoppen en haalt nog een oude koe uit de sloot. “En hoe sit het met<br />
de saek <strong>van</strong> Jelle Hollander”, (zijn schoonzoon, getrouwd met Haentsen Jurjens),<br />
12
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
die blijkbaar ook een geschil met een ander heeft of had. Helaas weten we niet<br />
waar het conflict over ging en met wie. Haanstra speelt er in ieder geval geen rol<br />
in, want hij antwoordt Jurjen: ”<strong>van</strong> die saek is immers noyt iets tegen mij<br />
gesproken, nogh door u selven, nogh door iemant <strong>van</strong> uwe kinderen, ende ook niet<br />
door u eigen swager: derhalven kan nogh magh de saek gemaekte versoeninge niet<br />
doen verachteren (uitstellen) ”. Jurjen wordt kwader en kwader en voegt toe:<br />
“Ende ik soude ontslag <strong>van</strong> de gedane spieringe doen? Nu nogh in der eeuwigheit<br />
niet” . De dominee probeert Jurjen weer rustig te krijgen en refereert aan hun<br />
oude banden “Ik soek u immers niet betrieken maer heb uijt vredelieventheijt ende<br />
uijt de goede genegenheijt tot u specialijk wegens onse oude buijrschap en<br />
vrientschap in dese sue, konde ’s nagte en daegs voor u gelopen en gedraven en<br />
veel ijver aengewendt om de versoeninge te maken“. Hij heeft zich dag en nacht<br />
uitgesloofd! Het werkt niet meer bij Jurjen, hij is te boos om nog voor rede<br />
vatbaar te zijn. Haanstra pikt het niet langer dat er in zijn huiskamer, met<br />
mevrouw nog steeds in het kraambed, zo’n tumult gemaakt wordt en stuurt<br />
Jurjen en Gosse zijn huis uit. Jurjen blijft roepen en gillen tot hij in het huis <strong>van</strong><br />
Gosse tegenover de pastorie verdwijnt. Op ongeveer dat moment komt de andere<br />
partij aanzetten. Haanstra vertelt ze “met leetweesen” wat er is voorgevallen en<br />
dat de verzoening <strong>van</strong> de baan is. Douwe Ages verzucht “Wel Domine, dit<br />
schijnt wel een spotten met ons te weesen ende wenschten wel dat dese saek noyt<br />
so begonnen was om tot versoening te brengen “.<br />
De verzoeningstaak <strong>van</strong> de dominee zit er op. Het is mislukt. Helaas heeft hij<br />
geen kans gezien, of gekregen, om deze zaak tot een goed einde te brengen. Of<br />
heeft hij de kansen laten lopen!<br />
Jammer voor iedereen, maar speciaal voor hem en voor het gezag <strong>van</strong> dominee<br />
en kerk in het dorp.<br />
13
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
De laatste pagina <strong>van</strong> de verslaglegging <strong>van</strong> ds Rinso Haanstra<br />
HET PROCES<br />
Dan moet de rechterlijke macht uitsluitsel geven. Het is wel duidelijk dat <strong>van</strong>af<br />
nu iedereen zich diep in zijn stellingen ingraaft en dat er niemand meer is met<br />
voldoende gezag om deze trieste en zielige vertoning te stoppen. De rechter<br />
neemt de zaak aan om alles juridisch tot de bodem uit te zoeken en te oordelen.<br />
Het laatste woord is uiteindelijk aan hem, maar feitelijk is het proces in deze fase<br />
al een farce geworden, met Yd als zwangere ex-verloofde en de stijfkoppige,<br />
onbuigzame Jurjen-clan als de hoofdrolspelers.<br />
De rechtzaak in Leeuwarden<br />
De zaak verplaatst zich naar het Hof <strong>van</strong> Friesland te Leeuwarden. De rechtszaak<br />
moet volgens de regelen <strong>van</strong> het recht afgewikkeld worden. Dat het nergens<br />
14
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
meer om gaat, is iedereen wel duidelijk. De enige winnaars zijn de advocaten en<br />
de klerken, die er een goed belegde boterham aan overhouden.<br />
Douwe Ages c.s. proberen met steun <strong>van</strong> zoveel mogelijk getuigen te beweren en<br />
te bewijzen dat:<br />
a. Yd helemaal niet verloofd was met Oebele en<br />
b. mocht ze dan wel met Oebele verloofd zijn (geweest), dan was die<br />
verloving uitgeraakt en eisen ze dat de verspieringe zo snel mogelijk beëindigd<br />
moet worden.<br />
Natuurlijk beweren Jurjen en Oebele, gesteund door allerhande getuigen, het<br />
tegendeel, dat Yd verloofd was met Oebele, daar<strong>van</strong> blijk heeft gegeven door het<br />
aannemen <strong>van</strong> de trouwpenning en vervolgens (door haar boze moeder!) haar<br />
trouwbelofte heeft gebroken, dat ze Sietse Sietses de Jonge weer moet afdanken<br />
en dat ze weer terug moet keren naar Oebele.<br />
De groep getuigen vertelt zijn of haar verhaal. Opvallend genoeg komt een aantal<br />
<strong>van</strong> buiten Woudsend of zijn ze familieleden <strong>van</strong> één <strong>van</strong> de partijen. Het heeft<br />
er schijn <strong>van</strong> dat menigeen uit het dorp zich niet in een kamp wil vastleggen en<br />
een neutrale positie wil innemen.<br />
In het voordeel <strong>van</strong> Yd getuigen:<br />
mr. bakker Marten Minnes uit Heeg,<br />
Lolcke Palses uit de Hommerts,<br />
Vader Douwe Ages, (die zich in allerlei bochten wringt om datgene wat hij<br />
aan boord bij de suupjes nou wel of niet gezegd of bedoeld heeft),<br />
Kofschipper Roelof Ymes en zijn vrouw Trijntje Haaijes uit Woudsend,<br />
Schippersgezel Tijmen Teunis uit Woudsend,<br />
Scheepstimmerman Age Doedes en zijn vrouw Akke Saekes uit Sneek.<br />
Voor Oebele getuigen:<br />
Smakschipper Jelle Jonker (74 jaar!) en zijn knecht Bastiaen Jans, beiden uit<br />
Stavoren, (zij waren op 16 september 1710 bij Jelle Jurjens aan boord in de<br />
haven <strong>van</strong> Amsterdam) ,<br />
De wolnaaisters Durkjen Reijntjes, weduwe <strong>van</strong> Ane Sijmons, en haar<br />
ongetrouwde dochter Jets Baukes uit Woudsend,<br />
15
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
Schuijtevaarder Jacob Harmens uit Woudsend,<br />
Schipper Engle Sakes <strong>van</strong> de Hommerts en zijn schippersknecht Arent<br />
Wijbrens, (ze waren erbij in Harburg, toen Oebele de hand <strong>van</strong> Yd vroeg<br />
aan en kreeg <strong>van</strong> Douwe Ages),<br />
en zijn broer Jelle Jurjens uit Woudsend;<br />
Als alle getuigenissen opgeschreven zijn krijgen Jurjen c.s. op 22 januari 1712 de<br />
gelegenheid om hun zaak met een “Positien contra-reprobatoir” toe te lichten.<br />
Hun zaakgelastigde advocaat W. Reinalda dient een verdediging in <strong>van</strong> 6 kantjes<br />
met 26 punten.<br />
Op 31 mei juni 1712, we zijn nu inderdaad bijna anderhalf jaar (!) bezig, volgt de<br />
finale Remonstrantie <strong>van</strong> Oebele. Mr. Reinalda schrijft nu 8 kantjes vol met<br />
tegenwerpingen, bezwaren, verweren en toelichtingen, in grote lijnen volgens het<br />
door ons geschreven relaas, er komen geen nieuwe gezichtspunten aan de orde.<br />
Op 27 oktober 1712 doet het Hof <strong>van</strong> Friesland uitspraak. De rechter wijst de eis<br />
<strong>van</strong> Yd en Douwe toe, de spiering <strong>van</strong> het huwelijk moet beëindigd worden. Ter<br />
nalezing wordt het vonnis op papier gesteld, de tekst luidt:<br />
16
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
oftewel<br />
T voorsz Hoff ( ……….) rendemneert de geche (geklaagde) om de<br />
spieringe <strong>van</strong> de derde huwelijks proclamatie ten libelle gemelt weder<br />
af te doen, ende te gedogen dat t huwelijk <strong>van</strong> des Impts (klager’s)<br />
doghter met Sietse Sietses eensgelijks ten libelle gemelt na behoren<br />
coram facit ecclesia worde bevestight, mits gaeders te boeten alle<br />
costen schaeden en intrest door des geches verspieringe gehadt en<br />
geleden mitsgaeders in de kosten <strong>van</strong> den processe tot ’s Hoffs<br />
tauxatie. Aldus gedaan in de cancellerije binnen Leeuwarden.<br />
27 oktober 1712<br />
Jurjen Reiners en de rest <strong>van</strong> de familie krijgen de openbare schrobbering, waar<br />
ze om gevraagd hebben. (Onbekend is of Yd de uitspraak bijwoont, ze is 5<br />
maanden zwanger <strong>van</strong> een tweede baby die Douwe zal gaan heten).<br />
De zaak is af, er wordt geen hoger beroep aangetekend. Jurjen en Oebele moeten<br />
alle onkosten en uitgaven <strong>van</strong> de zaak betalen. Die zullen best hoog opgelopen<br />
zijn. Hoeveel er betaald moet worden is onbekend.<br />
En hoe gaat het verder met Oebele?<br />
Oebele moet als “jonggesel” op zoek naar een nieuwe huisvrouw. Het<br />
duurt anderhalf jaar, op 26 maart 1714 staat hij in het trouwregister <strong>van</strong><br />
Woudsend ingeschreven met Rigt Rintjes uit Woudsend, dochter <strong>van</strong><br />
smakschipper Rintje Johannes en Popcke Johannes. Rintje Johannes is in<br />
1705 als deelnemer bij de oprichting <strong>van</strong> “Het Compact” in Woudsend<br />
aanwezig en in 1711 toegetreden tot “De Conventie”.<br />
Oebele en Rigt krijgen 5 kinderen, twee zonen Reinder (1714 en 1715), die<br />
jong sterven en drie dochters, Rinske (1716), Beeuw (1719) en Tjitske<br />
(1723).<br />
De zeemansdynastie zal langs de mannelijke lijn geen vervolg krijgen.<br />
En, komt het nog weer goed met de vete tussen de families <strong>van</strong> Douwe en Jurjen?<br />
Een tip <strong>van</strong> de toekomstsluier opgelicht:<br />
17
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
Het komt weer goed met de verstandhouding tussen de strijdende<br />
families, de controverse is na twee generaties volledig verwerkt!<br />
Op 14 januari 1759 trouwt Yd Douwes’ kleinzoon Sietse Piebes de Jong<br />
met Jelle Jurjens (Nauta’s) kleindochter Ies Reynders Zoethout, beiden<br />
afkomstig uit Woudsend. Jurjen, Jelle en Oebele zijn dan reeds overleden.<br />
(Of Yd nog leeft, is onbekend). De strijdbijl is klaarblijkelijk met hen<br />
begraven. Sterker nog, Jelle Jurjens Nauta’s kleinzoon Lolle Harings Nauta<br />
(geb. 1764) zal in 1792 trouwen met Sietse Piebes’ dochter Yes (geb. 1773).<br />
Het huwelijk zal <strong>van</strong> korte duur zijn, Yes overlijdt, waarschijnlijk na de<br />
geboorte <strong>van</strong> Trijntje Lolles Nauta, in de tweede helft <strong>van</strong> 1801.<br />
Schipper Sietse Piebes de Jong zal 82 jaar worden en zich gedurende zijn<br />
lange leven inzetten als een soort Pater familias voor de families De Jong,<br />
Nauta’s en de Zoethouten.<br />
Terug naar Woudsend<br />
1712<br />
RUNDERPEST<br />
Driemaal wordt de Republiek in de 18 e eeuw getroffen door een uitbraak <strong>van</strong><br />
runderpest. Ook in Friesland slaat de ziekte genadeloos toe en woekert <strong>van</strong> 1712<br />
voort tot 1721. Er bestaan nog geen vaccinaties om grootschalige ziektes<br />
succesvol te voorkomen of adequate medicijnen, om zieke beesten te genezen. In<br />
1714 sterven 40.000 stuks hoornvee. Door het ongrijpbare karakter gaat al snel de<br />
mare rond dat de ziekte een straf <strong>van</strong> God zou zijn. François Halma uit<br />
Leeuwarden beweert ” …. Godts wraakzwaardt over Nederlandt, vertoont in de<br />
zwaare sterfte onder 't rundtvee ...” (uit: Wumkes Kroniek 20 aug 1714 resp. 30<br />
dec 1714). Johannes Sluiter uit Steenwijk laat zich in 1715 op eendere wijze uit.<br />
De Staten <strong>van</strong> Holland en Friesland vaardigen een plakkaat uit met de volgende<br />
boodschap ”Soo ist, dat wy ons verplight vindende, tot weeringe, ende stuytinge<br />
<strong>van</strong> de voorschreve sieckte ... verbieden by desen, gestorvene ossen, koeyen,<br />
kalveren ... te werpen in de Zuyderzee... of eenige wateren ... “.<br />
De runderpest slaat Woudsend en omstreken niet over. Heere Lieuwes uit Indijk<br />
is zijn runderen kwijt geraakt en wordt door buren, waaronder Jurjen Reiners,<br />
18
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
bijgestaan. Op 20 september 1715 staat in het hypotheekboek 95 Wymbr. (folio<br />
236) vermeld dat :<br />
Heere Lieuwes, wonende op de hegemer Indijk op de vrouwe Anske <strong>van</strong> Douwes<br />
Zathe, verklaart dat Jurjen Reiners, Jelle Jurjens sampt (met) Gosse en Uble<br />
Jurjens, alle woonachtig in Woudsend,<br />
“mij overmits mijn beesten aan de pestentiale ziekte hebbend verloren uit<br />
commiseratie (“mededogen”) ende precarie (“tijdelijk, tot wederopzeggens<br />
toe”) om de melk, hebben geleend en bijgezet na gespecificeerde hoornbeesten als<br />
namelijk 2 roodgrieme en 1 bonte koe aan welks haar latend het recht <strong>van</strong> retentie<br />
enz. ..”<br />
Het is de eerste aanwijzing dat Jurjen Reiners en familie over een boerenbedrijf<br />
met runderen beschikt. Waarschijnlijk is Jurjen met varen opgehouden. Hij is nu<br />
65 jaar oud. Het is in deze tijd niet ongebruikelijk dat een uitgevaren schipper uit<br />
de Zuidwesthoek op zijn oude dag boer wordt om aan de kost te komen en nog<br />
wat omhanden te hebben.<br />
1716<br />
(De ergste runderpest in de Republiek moet nog komen, die vindt plaats<br />
in 1744. De helft <strong>van</strong> de veestapel komt om. Ook in 1769 breekt een<br />
veepest uit)<br />
Oebele is gaan wonen in huis nr. 35 te Woudsend, in het rijtje <strong>van</strong> zijn vader en<br />
broers tegenover de Hervormde kerk <strong>van</strong> het dorp.<br />
1717<br />
De Processen<br />
Oebele heeft met twee processen te maken in 1717.<br />
Het eerste proces is het vervolg op de eis <strong>van</strong> drie schippers, Wybe Jouckes, Yde<br />
Feikes en Age Ruurds tegen elf schippers, die alle 14 lid zijn <strong>van</strong> “De Conventie”<br />
in Woudsend. De drie schippers zijn door Zweedse commissievaarders (kapers)<br />
ge<strong>van</strong>gen genomen, opgebracht naar Gotenburg en daar hun schip kwijtgeraakt.<br />
Ze moeten hun schip met lading terug kopen, hebben daardoor schade geleden<br />
en vorderen nu <strong>van</strong> de elf (waaronder Oebele en Gosse) een bedrag <strong>van</strong> fl 25,-<br />
volgens de regels <strong>van</strong> “De Conventie”.<br />
19
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
Het proces, dat in totaal zeven jaar zal gaan duren, wordt meer uitgebreid<br />
beschreven in hoofdstuk 030.4 <strong>van</strong> Gosse Jurjens.<br />
Het tweede proces vindt ook in 1717 plaats.<br />
Het betreft een gebeurtenis in de Hervormde kerk <strong>van</strong> Woudsend. Een aantal<br />
kerkfunctionarissen ligt met elkaar in de clinch en vecht hun conflict bijna<br />
letterlijk op straat uit.<br />
Er zijn twee partijen, ten eerste de “administratoren” Hylke Michiels (Tromp) en<br />
schipper Obbe Romkes, daar tegenover staan Oebele Jurjens, zijn zwager Jelle<br />
Cornelis Hollander en Mink Annes. Dit drietal maakt zich zeer boos over de<br />
bouw en aflevering <strong>van</strong> een vrouwenbank in de kerk en wijst de (financiële)<br />
verantwoording <strong>van</strong> de administratoren daarvoor op 17 januari 1717 af.<br />
De boosheid neemt in de discussie grotere vormen aan, waarop de drie besluiten<br />
om eigenhandig de vrouwenbank weer uit de kerk te verwijderen. Ze hebben<br />
daarvoor de sleutel <strong>van</strong> de kerk nodig, maar hebben die niet en dus begeven ze<br />
zich naar de schoolmeester Theodorus Eelkes in het dorp, die een exemplaar<br />
bezit. Eelkes weigert echter zijn sleutel aan de mannen af te staan, waarop ze zich<br />
naar dorpssmid Douwe Juckes spoeden. Juckes wordt gedwongen om een sleutel<br />
bij te maken. Zodra de sleutel klaar is, nemen de drie Douwe Juckes en de sleutel<br />
mee naar de kerk. Er ontstaat nu veel commotie, de mensen gaan de straat op om<br />
te zien wat de oorzaak <strong>van</strong> de drukte is.<br />
Dorpsrechter Jurjen Walter is ook bij de kerk aanwezig en beveelt nadrukkelijk<br />
om de kerk niet te betreden. De mannen zijn niet meer te stoppen, smid Douwe<br />
moet de kerk openen. Eenmaal binnengekomen gaan ze de vrouwenbank te lijf,<br />
demonteren (slopen?) ze de bank, brengen de delen naar de zolder <strong>van</strong> de kerk<br />
en slaan ze daar op. Daarna gaan ze naar de herberg.<br />
Jelle Cornelis Hollander toont daar zijn boosheid en verklaart: “…ik had er wel<br />
duijsend gulden voor over om dit te doen …”<br />
De drie mannen worden naderhand aangeklaagd voor het zonder toestemming<br />
en onder dwang openen en betreden <strong>van</strong> de kerk en het vernielen <strong>van</strong> een deel<br />
<strong>van</strong> de inboedel. Als getuigen treden op Douwe Juckes, Cornelis Juckes en Obbe<br />
Romkes, allen à charge. In de beschrijving <strong>van</strong> de zaak staat o.a. te lezen:<br />
20
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
“Er was bij hun actie veel volk op de been, een oproer gelijk…” en “ … het was<br />
een grote rel die ook Mennonieten en Papisten op de been bracht …”<br />
(Sententies Wymbr Processtukken Wymbr.dl no 18 (fiche 5 folio 400), 30 jan 1717)<br />
De afloop <strong>van</strong> het proces of het vonnis hebben we niet gevonden.<br />
1718<br />
Broer Jelle Jurjens is eind 1717 gestopt met varen, zoals we zien in hoofdstuk<br />
030.1 . Oebele blijft de eerstkomende 14 jaren doorvaren als grootschipper. Zijn<br />
reizen hebben hem tot nu toe tot een redelijke mate <strong>van</strong> welstand gebracht. In<br />
1718 bezit hij (volgens het Floreenkohier Woudsend 1718) het perceel land nr. 20,<br />
zijnde 8 pondematen in de Opeijnden, gekocht <strong>van</strong> de erven <strong>van</strong> Eelco Yges <strong>van</strong><br />
Echten. Ten zuiden <strong>van</strong> dit stuk ligt een stuk fenneland <strong>van</strong> 10 pm <strong>van</strong> Duirdt<br />
Ymes. Later zal Oebele inkomsten uit de zeilvaart in huizen investeren.<br />
<strong>OEBELE</strong> WORDT SONTVAARDER<br />
In juli 1718 wordt Oebele voor de eerste maal in de Sont aangetroffen. We hebben<br />
geen vrachtdocument gevonden in het notarieel archief <strong>van</strong> Amsterdam, maar<br />
aangezien de reis begint en eindigt in “dese stadt” is het zeer waarschijnlijk dat<br />
hij een chertepartij (vrachtcontract) heeft afgesloten in de maand mei/juni <strong>van</strong> dit<br />
jaar. Er is geen (betaalde) vracht op de heenreis, alleen ballast. Na vertrek uit<br />
Amsterdam duikt Oebele op 6 juli op in de Sonttol-registers. Het is een<br />
“verscholen” inschrijving, immers hij staat te boek als “Sible Jürgens <strong>van</strong><br />
Woudtsend”, in ballast <strong>van</strong> Amsterdam onderweg naar Riga.<br />
6 juli 1718<br />
Een schipper Sible Jürgens bestaat niet in Woudsend, dat is Oebele. Doorslag<br />
geeft de inschrijving op de terugreis. Op 30 oktober staat Oebele in de registers<br />
vermeld als Oble Jürgens uit Amsterdam, onderweg <strong>van</strong> Riga naar Amsterdam<br />
met een lading.<br />
21
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
Het is geen snelle tocht door de Oostzee voor Oebele geworden, tussen de twee<br />
Sontpassages zit een tijdsbestek <strong>van</strong> ruim 3,5 maand. Gebruikelijk is het zo’n<br />
twee tot drie weken varen naar Riga, duurt het laden en lossen er circa twee<br />
weken en is het ook weer twee tot drie weken terug naar Helsingør. Hij laadt<br />
“Clapholt”, eikenhouten duigen voor het maken <strong>van</strong> kuipen en vaten. Na de<br />
Sontpassage op 30 oktober vaart hij door Het Kattegat, de Noordzee en het Vlie<br />
naar Amsterdam. Daar aangekomen gaat Oebele meteen op zoek naar een<br />
nieuwe reis.<br />
Op 22 december ondertekent hij een chertepartij bij notaris Pieter <strong>van</strong> der Meulen<br />
in Amsterdam. Bevrachter is de koopman Theodorus Fries. De datum is de 22 e<br />
december 1718. Op de heenreis heeft hij geen vracht en moet “De Drie<br />
Gebroeders” in ballast varen. Binnen een maand na het zetten <strong>van</strong> de hand-<br />
tekeningen moet Oebele vertrekken naar Bordeaux. Het is de bedoeling dat hij in<br />
de maand februari arriveert, waarna de plaatselijke correspondent (de agent <strong>van</strong><br />
de bevrachter) het schip in maximaal 14 dagen moet zien te beladen met wijn en<br />
andere goederen, tot het ruim volledig gevuld is.<br />
detail <strong>van</strong> de chertepartij (voorpagina)<br />
Na vertrek uit Bordeaux moet Oebele naar Husum varen, een havenplaats aan de<br />
westelijke Noordzeekust <strong>van</strong> het toenmalige graafschap “Holstijn”. In Husum zal<br />
22
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
het schip gelost worden en “… sal na getrouwe leverantie de vragt verdient<br />
hebben”. Dat betekent dat er (naar verwachting) geen vracht klaar zal staan in<br />
Husum om mee te nemen naar Amsterdam of Friesland. De reis is daarmee<br />
afgelopen en Oebele krijgt zijn geld. Per vat wijn ont<strong>van</strong>gt hij 16 gulden plus nog<br />
een bonus voor de schipper (een “caplaken”) <strong>van</strong> 10 stuivers per vat. Voor<br />
andere goederen krijgt hij wat “… na rato en costuijme gebruikelijk is ..”<br />
1719<br />
Het verloop <strong>van</strong> de reis is ons onbekend gebleven. Het heeft in het winterseizoen<br />
en voorjaar plaatsgevonden. We denken dat de reis mogelijk lang heeft geduurd.<br />
Een aanwijzing daarvoor is dat Oebele pas weer op 30 september bij een notaris,<br />
in dit geval bij notaris Adriaen Baars, zijn volgende chertepartij tekent.<br />
De najaarsreis gaat naar Noorwegen, naar de haven <strong>van</strong> Droogbak of Christiania<br />
in de Oslofjord. De bevrachter geeft hem in Amsterdam acht dagen de tijd om<br />
lading voor de heenreis in te nemen. Op de bestemming aangekomen is het<br />
Oebele 10 tot 12 dagen vergund om “De Drie Broeders(!)“ te lossen en te laden<br />
met houtwaren, die afgeleverd moeten worden in Amsterdam. Een routinereis<br />
naar een routinebestemming. We zien Oebele na terugkeer in deze winter niet<br />
meer een contract in Amsterdam tekenen, we denken dat hij de koude maanden<br />
thuis heeft doorgebracht.<br />
1720<br />
Het vaarjaar 1720 begint op 21 februari bij notaris Adriaen Karremans te<br />
Amsterdam. Het betreft opnieuw de aanloop naar een reis met “De Drie<br />
Gebroeders” <strong>van</strong> Amsterdam naar Noorwegen v.v. om hout te halen.<br />
23
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
De cherteparij bevat de volgende inhoud:<br />
Op 21 februari 1720<br />
Compareerden voor mij Adriaan Karreman, Openb r Nots in presentie <strong>van</strong><br />
de nabesz. getuijgen Mons r Claas Berg, coopman binnen deze Stad als<br />
Bevragter ter eene en d’Eersame Oeble Jurrians <strong>van</strong> Woutsend, schipper op<br />
het galjootschip genaamd de drie gebroeders , lank 80, wijt en hol naar<br />
Advenand als vervragterter andere zijde ….<br />
En verklaarden met elkaar overeengekomen als volgt:<br />
… dat deze schipper met zijn galjoot (dat hij verklaart voor zijn vertrek<br />
wezen dicht en wel gecalefaat en <strong>van</strong> al het nodige tot nabeschreven reis<br />
voorzien) met den eersten met enige goederen door de bevrachter alhier<br />
vrachtvrij te schepen en nevens hem bevrachten uit deze landen zal zeijlen<br />
naar Droogbak of Christiania (in Noorwegen) zonder dat hij eerst<br />
Comparant voor Spijs en drink op de Reijs te genieten al behooren te<br />
betalen, hoewel <strong>van</strong> hier te vertrekken 8 dagen nadat het galjoot klaar zal<br />
zijn om te kunnen laden en op de geordonneerde plaats komende zal de<br />
bevrachter het voornoemd galjoot moeten doen ontlossen en weder beladen<br />
24
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
met zodanige houtwaren als hij tot de volle lading toe zal gelieven te<br />
beschepen, als gebeurende dat door besloten water de ontlossing en belading<br />
te Christiania aan de stad niet konde geschieden, als dan sal de ontlossing<br />
sonder te wachten te Droogbak en d’ weder beladen aldaar of Outsoen door<br />
de Bevrachter werden gedaan maar d ‘verwijl tijd zal onder de legdagen niet<br />
gerekend worden. Welk ontlossen en beladen zal moeten geschieden in de<br />
tijd <strong>van</strong> 10 a 12 dagen.<br />
Alsoo beladen wesende zal den Schipper daarmede <strong>van</strong>daar in aller<br />
diligentie keeren en komen naar deze stad (=Amsterdam). Alhier d<br />
‘ingenomene lading getrouwelijk gelost en uijtgeleverd hebbende aan de<br />
gemelde Bevragter of zijn ordre zal bij de Schipper de vragt verdiend zijn<br />
gelijk d’Bevrachter hem dan en ook eerder niet belooft te voldoen en betalen<br />
bij den hoop en voor d’ reijs voor d’ heen en wederom brengende goederen<br />
namentlijk te Droogbak gelost hebbende en aldaar off te outsoen weder<br />
geladen hebbende de Somme <strong>van</strong> fl 837 . 10St en te Christiania geschiet<br />
sijnde in plaats <strong>van</strong> fl 837.10 (de somma <strong>van</strong>) 850,- gulden ...<br />
En bovendien twee silveren lepels voor den Schipper tot een Caplaken<br />
(=bonus). Avarije en Pilotage te Reguleeren naar Costumen <strong>van</strong> der Zee.<br />
En gebeurende dat er boven last gescheept wert daar<strong>van</strong> sal alhier d’<br />
proffijten bij de Bevrachter voor d’ eene helft en den Schipper voor d’ andere<br />
helfte komen en zeijn. (Dit is een mogelijkheid voor de schipper om<br />
bovendeks extra vracht mee te nemen, de helft <strong>van</strong> de overwinst komt toe<br />
aan de bevrachter, de andere helft is voor de schipper)<br />
Tot naarcominge <strong>van</strong> ’t welk zij Comparanten verbinden haare Resp.<br />
personen en goederen de bevrachter speciaal het in te laden hout de schipper<br />
zijn galjoot en toebehoren <strong>van</strong> dien als naar Regten.<br />
25
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
Dat aldus passeerde binnen Amsterdam ter presentie <strong>van</strong> Pieter Bras en<br />
Marten Junter mijne Clercquen als getuijgen<br />
Klaas Berge P Bras Oeble Jurjens<br />
A Karreman Nots: Publ:<br />
Het vertrek naar Noorwegen zal rond 1 maart hebben plaatsgevonden, op 6 mei<br />
is hij weer terug in Amsterdam. Dan is hij aanwezig op het kantoor <strong>van</strong> notaris<br />
Karreman, waar hij een machtiging op laat stellen voor de uit het hoofdstuk <strong>van</strong><br />
Jelle Jurjens bekende koopman Jan Masman om voor Oebele een bedrag <strong>van</strong> fl<br />
110,- te vorderen <strong>van</strong> de bevrachter Claas Berg. Het betreft een dispuut over de<br />
afrekening <strong>van</strong> de voorgaande reis naar Noorwegen in maart en april. De heer<br />
Berg heeft de afrekening (naar Oebele’s mening) ten nadele <strong>van</strong> hem berekend,<br />
misschien heeft hij het meenemen <strong>van</strong> extra vracht (“… boven last gescheept …”)<br />
niet of niet voldoende meegerekend!<br />
Oebele heeft geen tijd om op de wal zijn gelijk (en geld) te halen, er moet weer<br />
gevaren worden. De volgende reis op het programma gaat opnieuw naar de<br />
Oostzee, maar deze keer naar St. Petersburg. Hij belaadt zijn schip met vracht<br />
voor de heenreis, bestaand uit onder andere papier en suiker. Op 1 juni passeert<br />
hij de Sont.<br />
26
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
1 juni 1720<br />
Het blijkt wederom een lang verblijf in de Oostzee te worden, namelijk drie<br />
maanden, dan pas krijgt Oebele Helsingør weer in zicht. De inschrijving in het<br />
register op 1 september is wat minder duidelijk, maar te lezen valt dat hij met 396<br />
..(eenheden).. ijzer <strong>van</strong> Petersburg onderweg is naar Dublin (“Doublin”), de<br />
hoofdstad <strong>van</strong> Ierland.<br />
1 september 1720<br />
We hebben geen informatie over zijn aankomst in Ierland. De onzekerheid over<br />
zijn verblijfplaats en eventuele bewegingen daarna strekt zich uit tot 6 april 1721<br />
als hij weer door de Sont vaart. Er zitten zes maanden tussen deze twee<br />
doorvaarten.<br />
27
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
1721<br />
6 april 1721<br />
Het Sonttol-register laat zien dat hij <strong>van</strong> Dublin onderweg is naar Stockholm. De<br />
vraag hoe lang hij in Dublin is geweest is moeilijk te beantwoorden. Het is<br />
aannemelijk dat “De Drie Gebroeders” daar in oktober 1720 is aangekomen. En<br />
om op 6 april 1721 weer in de Sont te zijn, moet hij daar eind februari, begin<br />
maart weer vertrokken zijn. Daar zit een “zwart gat” tussen <strong>van</strong> vier maanden.<br />
We hebben gedurende “het gat” Oebele ook geen documenten zien tekenen in<br />
Amsterdam of in Friesland, ook niet in de rechtszaak <strong>van</strong> “De Conventie”. We<br />
sluiten niet uit dat hij de gehele winter in Ierland is gebleven of dat hij <strong>van</strong><br />
daaruit één of meer retourreizen heeft gemaakt naar het zuiden, bij voorbeeld<br />
naar Frankrijk v.v. Deze puzzel is niet opgelost.<br />
Terug naar het traject naar Stockholm. We zijn Oebele weer voor langere duur<br />
kwijt in de Oostzee na 6 april. We reconstrueren vrijelijk dat hij zijn lading (o.a.<br />
haring, suiker en zeep) in Stockholm heeft afgeleverd, maar dat de correspondent<br />
daar geen (volle) scheepslading voor hem had. Met een gedeelte vracht is hij<br />
naar Dantzig afgereisd om daar aanvullende vracht te zoeken voor de terugreis<br />
naar Amsterdam. Dat is hem (zie onder) gelukt. Met een volgeladen ruim<br />
vertrekt het schip uit Dantzig naar huis.<br />
28
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
Pas eind juli komt Oebele weer uit de Oostzee, onderstaande Sonttol-inschrijving<br />
is gedateerd op 27 juli 1721.<br />
27 juli 1721<br />
De 100 stalen Kurassen, ijzer, ijzerproducten en andere metalen zijn een<br />
uitgesproken Zweeds exportproduct. De lasten rogge zullen afkomstig zijn uit<br />
Dantzig. Hij doet er 4 tot 5 weken over om in Amsterdam terug te keren, dat is<br />
een lange thuisreis. Hij betaalt zijn Galjootsgelden bij de Directie <strong>van</strong> Oostersche<br />
handel en Reederijen in Amsterdam op 2 september.<br />
1721 2 september Oebele Jurriaans <strong>van</strong> Woudsend<br />
met Drie Gebroeders <strong>van</strong> Dantzig<br />
goederen L 50 )<br />
’t schip L 39 ) 2.10 .19 3.9<br />
29
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
Het was een buitengewoon lange reis. Als het overwinteren buiten De Republiek<br />
waar is, dan zijn schip en bemanning nu circa 16 maanden <strong>van</strong> huis en in het<br />
buitenland geweest.<br />
1721-1723<br />
Het vervolg is verrassend: in de komende twee jaar, <strong>van</strong> augustus 1721 tot<br />
midden 1723 zien we Oebele nergens op enig vaardocument vermeld. Hij vaart<br />
volgens de registers niet door de Sont, we vinden geen chertepartijen op zijn<br />
naam, er zijn geen andere papieren sporen te vinden. Hij zal mogelijk een poos<br />
thuis geweest zijn bij zijn familie, zijn schip een onderhoudsbeurt hebben laten<br />
geven en misschien, zoals voorheen, wat reizen <strong>van</strong> korte(re) duur hebben<br />
gemaakt, bij voorbeeld transporten naar Holland, hout halen in Noorwegen, naar<br />
Denemarken en De Kleine Oost, misschien naar Frankrijk.<br />
Maar het is ook niet uitgesloten dat hij na gedane arbeid een lange rustperiode<br />
heeft ingelast. Of zijn schip door een zetschipper heeft laten varen.<br />
Het enige wat uitgebreid in dit tijdvak speelt is het proces over de schade-<br />
uitkering <strong>van</strong> “De Conventie” in Leeuwarden, waarover we in het hoofdstuk<br />
over Gosse Jurjens hebben geschreven. Oebele speelt daar wel een rol in, maar hij<br />
heeft zijn zaak op 9 februari 1722 overgedragen aan twee gemachtigden voor het<br />
proces, de ex-grootschippers Sietse Sietses de Oude uit IJlst en Ype Mellis uit<br />
Woudsend.<br />
Rond eind juli 1722 raakt Oebele’s vrouw Rigt in verwachting.<br />
1723-1724<br />
Oebele staat in de zomer <strong>van</strong> 1723 weer aan het begin <strong>van</strong> een zeer lange<br />
vaarperiode. We hebben zijn chertepartij niet gezien, maar hij is volgens de<br />
Sonttol-inschrijving op 1 augustus afkomstig uit Amsterdam. Zijn bestemming is<br />
de “Øster söen”(Oostzee), hij vaart in ballast aangevuld met 6 Lasten boter en<br />
andere handelswaar. De haven is niet benoemd.<br />
30
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
1 augustus 1723<br />
Het valt te verwachten, dat Oebele zich na 6 tot 9 weken weer zal melden bij de<br />
Sont. Maar dat gebeurt deze keer niet. Gedurende het gehele najaar <strong>van</strong> 1723<br />
zien we hem niet terug keren uit de Oostzee. Hebben we hem gemist? We<br />
denken <strong>van</strong> niet en gaan er <strong>van</strong> uit dat Oebele het hele najaar en ook in de winter<br />
actief vracht heeft vervoerd in de Oostzee via een netwerk <strong>van</strong> lokale scheeps-<br />
bevrachters. Waarbij aangetekend zij, dat de scheepvaart in dit gebied al snel last<br />
ondervinden kan <strong>van</strong> een uit het oosten afkomstige felle winterkou met<br />
langdurige ijsvorming. En dan valt er maandenlang niets meer te varen en<br />
vervoeren.<br />
1724<br />
Oebele’s volgende Sontpassage in de registers treffen we aan op 3 juni 1724. Het<br />
betreft een terugreis uit Narva in de Oostzee naar Amsterdam.<br />
Narva ligt aan de noordoostkant <strong>van</strong> Estland, aan de Finse Golf. Het grenst aan<br />
Rusland. Sint Petersburg ligt hemelsbreed 130 km naar het oosten.<br />
Hij moet de hele winter in de Oostzee gezeten hebben. Als we hem in het najaar<br />
<strong>van</strong> 1723 in Helsingør gemist zouden hebben, moeten we Oebele in het voorjaar<br />
opnieuw gemist hebben. Een dubbele misser is erg onwaarschijnlijk en de andere<br />
routes door Denemarken (Grote en Kleine Belt) hebben we de Woudsender<br />
schippers nooit zien gebruiken.<br />
31
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
3 juni 1724<br />
Op 1 juli is Oebele terug in Amsterdam, hij betaalt er Galjootsgelden voor “De<br />
Drie Gebroeders”.<br />
We concluderen dat dit opnieuw een reis is die, <strong>van</strong>af juli 1723, bijna een jaar<br />
geduurd heeft, waarbij Oebele met zijn bemanning opnieuw een winterperiode<br />
buiten De Republiek heeft doorgebracht.<br />
Na de thuiskomst zien we Oebele in de rest <strong>van</strong> 1724 niet meer verschijnen in<br />
scheepvaartdocumenten. Hij is onzichtbaar.<br />
1724-26<br />
De geschiedenis herhaalt zich. Oebele laat zich niet op zee zien. Net als na de<br />
lange reis <strong>van</strong> 1720-21 blijft hij na juli 1724 twee volle jaren weg uit de vaar- en<br />
scheepsboeken.<br />
Op 10 juli 1725 leent Oebele te Woudsend aan zijn broer Jelle en schoonzuster<br />
Geertje Dirxs een geldbedrag <strong>van</strong> fl 1.600,- . De rente is 4%.<br />
(Hypotheekboek 97 Wymbr. folio 22, 10 juli 1725)<br />
1726<br />
In de zomer begint Oebele weer een zeereis <strong>van</strong> lange duur. Er begint een soort<br />
patroon in te komen!<br />
Hij gaat op 26 augustus door de Sont, “av Amsterdam til Øster söen (Oostzee)”,<br />
met haring. Het blijkt een reis naar Dantzig te worden. Binnen 6 weken, al op 4<br />
oktober komt Oebele zich weer melden voor de retourdoorvaart. Hij moet<br />
betalen voor een lading naar Amsterdam, lost de vracht daar en gaat meteen<br />
terug voor een tweede reis naar Dantzig. Van deze tocht hebben we wel een<br />
chertepartij gezien, afgesloten bij notaris Mathijs Maten de Jonge met bevrachter<br />
32
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
Gerrit Storm. Oebele moet op de heenweg naar Enkhuizen, waar hij 27 Lasten<br />
“syld”(haring) in het ruim laadt en naar zee gaat.<br />
Voor de terugreis uit Dantzig moet hij volgens het contract rogge of andere<br />
graansoorten innemen, plus eventueel andere handelswaar. Oebele ont<strong>van</strong>gt 24<br />
gulden per Last graan en nog eens een schippersbonus <strong>van</strong> 15 gulden en 15<br />
penningen.<br />
Op 11 december, in Helsingør, wordt hij ingeschreven “<strong>van</strong> Enckhuijsen” naar<br />
Dantzig”.<br />
1726/27<br />
11 december 1726<br />
Het is december, januari, wintertijd! Dat vertraagt meestal de vaarsnelheid op de<br />
Oostzee en afhandeling in de haven.<br />
Oebele heeft deze keer in de Oostzee 3,5 maand nodig om <strong>van</strong> Helsingør naar<br />
Dantzig te varen, de haring te lossen, het graan te laden, terug te varen en de<br />
winter te trotseren. Op 25 maart gaat hij met o.a. 35 Last graan door de Sont naar<br />
het noorden. Aankomst waarschijnlijk medio april.<br />
Er is geen tijd voor pauze.<br />
In “dese stadt” tekent hij aansluitend het volgende vrachtcontract bij notaris<br />
Adriaan Baars, hij vaart nu met zijn andere kofschip, “De Drie Gezusters”.<br />
Op 23 april 1727 compareren Jacob Schuin en Jan Daniels <strong>van</strong> Rijn<br />
cooplieden ten eenre en schipper Oeble Juriaan <strong>van</strong> Woudsend, voerende<br />
33
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
een kofschip genaamd “de 3 gezusters” groot 60 a 65 roggelasten,<br />
vervragter ter andere zijde.<br />
(“De Drie Gezusters” is het andere schip waar Oebele mee vaart, naast “De Drie<br />
Gebroeders”. We hebben in het gezin Jurjen Reiners gezien dat Oebele drie<br />
zusters heeft: Bauck, Haentsen en Swaentie. Ook heeft hij drie broers: Jelle,<br />
Haring en Gosse.)<br />
Ze spreken af dat binnen 8 dagen na opdracht de vracht zal worden vervoerd.<br />
………. de schipper zal dan ten spoedigste <strong>van</strong> hier zeijlen naar Sint<br />
Petersburgh en dezelve goederen getrouwelijk en vragt vrij lossen en<br />
inleveren aan de Correspondent <strong>van</strong> de bevrachter volgens<br />
Cognossementen.<br />
Het schip zal verder worden geladen met 16.700 matten en 10 last jugten<br />
en meerder konnende laden verder met sodanige goederen als correspondent<br />
zal gelieven, doch geen kodillen en de schipper zal enige matten mogen<br />
losmaken ter betere stuwage.<br />
Lossen en laden moet geschieden binnen 25 dagen na aankomst <strong>van</strong> het<br />
schip.<br />
de vrachtprijs: fl 21½ per last, de lasten gerekend als 60 roljugten in een<br />
last en 400 meter per last en andere goederen na costuijme.<br />
Mitsgaders fl 31.10 tot een caplaken<br />
Getekend door notaris en partijen inclusief Oeble Jurjens<br />
(Not Archief Adam notaris Baars, 23 april 1727, akte nr 8626)<br />
(jucht (jugt): juchtleer, met berkenteer ingewreven en daardoor sterk riekend<br />
Russisch (rood) leer)<br />
Het zal een lange reis worden, er zijn al 8 + 25 = 33 laad- en losdagen in het<br />
contract opgenomen, de lostijd terug in Amsterdam niet meegerekend. Daar<br />
bovenop komt de duur <strong>van</strong> de zeiltocht <strong>van</strong> Amsterdam naar St. Petersburg vice<br />
versa.<br />
34
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
Het vertrek moet volgens het vaarcontract (uiterlijk) op 1 mei 1727 hebben plaats<br />
gevonden. De overtocht via Zuiderzee, Noordzee en Kattegat naar de Sont duurt<br />
circa 16 dagen, op de 17e arriveert hij in Helsingør.<br />
“Oble Juriantz” heeft 10 Lasten haring in het schip, verder vervoert hij allerhande<br />
losse goederen, o.a. indigo, kaneel, Friese kandijsuiker, aluin en rijst. De markt<br />
voor Westerse kooplieden en schippers in St. Petersburg begint open te gaan, dat<br />
is lucratiever dan het verplaatsen <strong>van</strong> ballastzand of bakstenen op de heenreis.<br />
Het wordt een voorspoedige reis. Oebele heeft 2 maanden en een week nodig<br />
(inclusief de genoemde 25 laad- en losdagen) om weer terug te komen in<br />
Helsingør, de Sonttol-inschrijving vindt plaats op 23 juli:<br />
23 juli 1727<br />
Oebele Jurgens heeft de opdracht op de chertepartij uitgevoerd: de “jugten” ,<br />
3200 matten en nog wat andere “coopmansgoederen” staan op zijn cognossement<br />
vermeld en nu ook in het register. Hij gaat verder naar Amsterdam, lost na<br />
aankomst daar de lading en draagt op 13 augustus zijn Galjootsgelden af.<br />
De geschiedenis herhaalt zich<br />
Na het betalen gaat hij weer naar de beurs voor vracht. Hij komt terug met een<br />
vaaropdracht voor opnieuw een tocht naar St. Petersburg, die kort daarna aan-<br />
<strong>van</strong>gt. We hebben deze notariële chertepartij niet gevonden, maar denken dat hij<br />
voor het einde <strong>van</strong> de maand augustus weer naar zee is vertrokken.<br />
Oebele en bemanning zijn nu ongeveer 13 maanden zonder rustperiode in touw.<br />
35
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
Op 7 september 1727 vaart hij door de Sont. Kunnen we nog wat gegevens uit<br />
zijn inschrijving in het register halen?<br />
De lading is net als de vorige keer gemêleerd: boter, indigo, textiel, kleding,<br />
papier en andere waren.<br />
7 september 1727<br />
De reis door de Oostzee lijkt een kopie <strong>van</strong> de eerdere reis dit jaar naar St.<br />
Petersburg. Ook nu heeft hij twee en een halve maand nodig om <strong>van</strong> Helsingør<br />
via Rusland naar Helsingør te komen. We vinden Oebele op 24 november op de<br />
thuisreis naar Amsterdam door de Sont met de volgende lading: 27 Lasten met<br />
potas, opnieuw rollen juchtleer en een partij matten, aangevuld met talk.<br />
We denken dat schip en bemanning in december 1727 heelhuids in De Republiek<br />
zijn gearriveerd, dan zijn ze zo’n 18 maanden onafgebroken in touw geweest om<br />
goederen <strong>van</strong> de ene haven naar de andere te vervoeren.<br />
Tijd om de kerst thuis te vieren en een pauze in te lassen?<br />
36
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
1728<br />
ZOUT UIT FRANKRIJK NAAR MEMEL<br />
De rustpauze duurt niet lang. Oebele maakt zich in het vroege voorjaar <strong>van</strong> 1728<br />
weer klaar voor een nieuwe zeiltocht. We analyseren uit de gegevens <strong>van</strong> de<br />
daarop volgende Sonttol-inschrijving, dat hij in februari of maart uit Amsterdam<br />
vertrekt. Het eerste deel <strong>van</strong> de tocht voert naar Le Croisic in Bretagne.<br />
Le Croisic, gelegen bij de monding <strong>van</strong> de Loire met andere havens zoals<br />
Bourgneuf-en-rez en Noirmoutier-en-île, waren belangrijke zoutleveranciers voor<br />
Europa in de 18 e en 19 e eeuw.<br />
Daar aangekomen wordt het ruim in circa 12 los- en laaddagen met zout gevuld<br />
en verlaat Oebele Frankrijk op weg naar de Oostzee. Hij passeert de onderhands<br />
voor hem vertrouwde Sont op 10 mei:<br />
Oble Juriansen <strong>van</strong> Woutsend, afkomstig uit Croisic op weg naar de Oostzee<br />
Hij heeft o.a. 38,5 Lasten zout ingenomen, brandewijn (Franse Cognac of<br />
Calvados?) en 5 vaten “Nantes”-wijn, die we <strong>van</strong>daag vast Loirewijn zouden<br />
noemen. Er is geen haven vermeld in de Sonttol-registers, bestemming onbekend.<br />
Die kunnen we misschien uit de terugreis halen.<br />
Dat lukt inderdaad.<br />
37
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
Oebele is naar Memel geweest, het tegenwoordige Klaipéda in Litouwen. We<br />
zien het in de Sonttol-registers op de terugweg uit de Oostzee. De datum is 28<br />
juni 1728.<br />
Het grootste deel <strong>van</strong> de lading, 57 Lasten wordt ingenomen door vlas en<br />
hennep. De rest is ijzerwaar. De bestemming is weer Amsterdam.<br />
De rest <strong>van</strong> 1728 zien we geen sporen <strong>van</strong> Oebele.<br />
1729<br />
REIZEN NAAR DANTZIG, STETTIN EN BORDEAUX.<br />
Oebele begint het jaar weer vroeg, zijn eerste vracht <strong>van</strong> het jaar brengt hem naar<br />
Dantzig. We weten geen details, het enige wat we hebben gevonden zijn de<br />
doorgangen door de Sont: Oble Jurians passeert op de heenweg op 19 april met<br />
“De Drie Gezusters” in ballast, naar de “Øster söen”. De bestemming Oostzee<br />
blijkt naderhand Dantzig te zijn, bij gunstige wind maar een paar dagen varen<br />
<strong>van</strong>af de Sont.<br />
Het wordt een korte turn-around, slechts een maand later, op 19 mei 1729, is het<br />
schip terug bij de Deense tol. De lading bestaat uit 30 Lasten tarwe en 30 Lasten<br />
rogge en 2/3e oxhoofd drank (een oxhoofd of okshooft is ca 225 liter). Het wordt<br />
een snelle terugreis naar Amsterdam, want vijf weken later, op 25 juni, komt<br />
Oebele voor zijn volgende Dantzig-reis al opnieuw in Helsingør aan.<br />
De chertepartij bij notaris Maten de Jonge in Amsterdam is gedateerd op de 14 e<br />
juni.<br />
Voor Dirck <strong>van</strong> Hoek Janszoon, coopman, moet Oebele Jurjens naar Dantzig<br />
varen, het schip laden met “graanen tot de volle of bequame lading toe” en terug<br />
gaan naar Amsterdam, waar hij na het lossen <strong>van</strong> de lading fl 20,- per Last krijgt<br />
uitbetaald. De schipper krijgt een bonus <strong>van</strong> fl 15,- en 15 stuivers daar bovenop.<br />
Scheepsverklaring <strong>van</strong> 16 juni 1729<br />
Over de vorige tocht naar Dantzig wordt op 16 juni op basis <strong>van</strong> een getuigenis<br />
<strong>van</strong> drie bemanningsleden <strong>van</strong> de “Gezusters” een scheepsverklaring bij notaris<br />
Maten de Jonge opgemaakt. Er is op de terugreis schade aan de lading<br />
opgetreden.<br />
38
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
In de verklaring stellen stuurman Heere Jacobs, kok Eeuke Andriesz en<br />
“zeijlvastmaker” Auke Hessels, dat ze (“… alle drie <strong>van</strong> genoegen ouderdom…”)<br />
op de vorige reis naar Dantzig aan boord waren, dat de tarwe en de rogge goed<br />
geladen zijn, dat er een deugdelijke afscheiding en separatie is aangebracht<br />
tussen de twee gewassen (“goed afgemat”) . En dat ze bij thuiskomst de lading<br />
…..<br />
39
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
“ … geheelijk gelost en uijtgeleevert hebben; sonder dat daar <strong>van</strong> door hun<br />
getuijgen (zoo als een ieder voor zigh zelfs verklaart) off hun weetens , door<br />
iemand anders iet weg is gestoolen, geroofd ofte op enigerhande wijse ter<br />
quader trouwe behandele. Verklarende zij getuijgen nogh verder dat zij bij ’t<br />
lossen hunner goederen gezien en bevonden hebben, dat de partijen rogge en<br />
tarw nogh beide wel afgemat en behoorlijk gesepareert hebben gelegen en dat<br />
ook de partij tarw en de partije rogge elk apart en op zich zelfs bij geleevert<br />
is geworden …..<br />
Ze zijn elk aanwezig fysiek geweest bij het laden en lossen en bieden aan om de<br />
verklaring “ .. dan ook solemnelijk te bevestigen”. Ofwel onder ede te herhalen.<br />
Heere en Eeuk zetten hun handtekening, Aucke zet een eigen merkteken. De<br />
eventuele schade aan de lading zal door deze verklaring bestemd zijn voor de<br />
40
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
verzekering. De mannen zijn gedekt, het is niet goed duidelijk waaruit de schade<br />
bestaat, maar het heeft zeker niet aan hen en hun inzet en vakmanschap gelegen,<br />
het moet door een (onbekende) boze buiteninvloed veroorzaakt zijn.<br />
Opmerkelijk is de tekst is dat het schip “De Drie Gezusters” door slechts 5<br />
bemanningsleden gevaren wordt. Dat betekent enerzijds, dat het 24-uur per dag<br />
doorzeilen, met wisselend weer en wisselende zeilvoeringen, een zware klus<br />
genoemd mag worden. Anderzijds drukt een beperkte bezetting minder op de<br />
personele kosten.<br />
“De Drie Gezusters” zal kort na de 16 e juni wederom het IJ uitgevaren zijn. Op<br />
25 juni 1729 passeren ze Helsingør, in ballast, onderweg naar Dantzig. Weer een<br />
snelle turn-around: op 27 juli vaart Oebele weer door de Sont naar huis: met 52<br />
Lasten rogge naar Amsterdam, waar ze in augustus arriveren.<br />
Oebele en bemanning zijn nu zo’n 17 maanden zonder rustperiode in touw<br />
geweest. Het zal dus niet verbazen, als ze nu een pauze in gaan lassen. Verdiende<br />
rust voor man en schip.<br />
Maar niets is minder waar.<br />
Ze gaan onmiddellijk door met een nieuwe reis. Het wordt een eentonig en<br />
onderhand vertrouwd verhaal. Oebele doet weer zaken met de heer Gerrit Storm<br />
en tekent op 25 augustus bij notaris Maten de Jonge een contract om naar Stettin<br />
te varen, daar goederen aan boord te nemen en deze naar Bordeaux te vervoeren.<br />
Hij krijgt 14 aaneengesloten dagen om de vracht ter plaatse te lossen. Het levert<br />
hem bij aflevering fl 17,50 per Last op, plus een bonus <strong>van</strong> fl 25,- voor de<br />
schipper.<br />
Lading in Bordeaux voor de terugreis naar De Republiek of elders is nog niet<br />
ingepland, dat komt mogelijk later aan de orde.<br />
41
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
detail <strong>van</strong> de chertepartij 25 augustus 1729<br />
Het begin <strong>van</strong> de reis verloopt probleemloos. Het vertrek zal rond 1 september<br />
hebben plaats gevonden.<br />
De volgende doorgang staat ingeschreven op de 10 e september, hij vaart samen<br />
op met dorpsgenoot Solcke Sietses, die zich in ballast naar Dantzig begeeft. Ze<br />
staan na elkaar in het register ingeschreven. Oble staat nu ook ingeschreven als<br />
zijnde onderweg naar Dantzig, maar hier maakt de ambtenaar een fout of Oebele<br />
geeft de verkeerde haven op. Het moet ten rechte, zoals de opdracht luidt, Stettin<br />
zijn.<br />
10 september 1729<br />
42
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
De afstand <strong>van</strong> Helsingør naar Stettin is ongeveer 180 zeemijlen, een paar dagen<br />
zeilen met een niet-ongunstige wind. Daar de ballastlading <strong>van</strong> boord en het<br />
schip vol geladen met …”Klapholt”. Geen tarwe, rogge of andere granen deze<br />
keer, maar “gekloofd eikenhout voor duigen”. De Franse wijnboeren in Bordeaux<br />
hebben hout nodig om fusten te maken om daarin de wijnoogsten te laten rijpen<br />
en te vervoeren.<br />
30 september 1729<br />
Van Helsingør is het een heel eind varen naar Bordeaux. Obe zal er, zeker met<br />
onstuimig herfstweer, wel vier tot zes weken tijd voor ingeruimd hebben. We<br />
verliezen Oebele na de Sont uit het oog en zouden, zonder nadere informatie,<br />
niet weten hoe het hem onderweg vergaan is. Gelukkig (voor ons!) treedt er<br />
tijdens de reis schade op aan het schip, wat noodzaakt tot het opstellen <strong>van</strong> een<br />
scheepsverklaring na terugkeer bij (wederom) notaris Maten de Jonge, die zich<br />
in deze periode ontpopt als Oebele’s huisnotaris.<br />
1729/30<br />
VAN BORDEAUX NAAR AMSTERDAM<br />
De scheepsverklaring beschrijft in het kort het volgende:<br />
Op 13 januari 1730 verklaren Frans Hendricksz, stuurman, Heere Jacobs,<br />
bootsman en Eucke Andriesz, kok, gevaren te hebben op het schip “De Drie<br />
Gezusters” met Oebele Jurjens als schipper en dat ze met dit schip naar Blaye<br />
(gelegen ten noorden <strong>van</strong> Bordeaux, op de oostoever <strong>van</strong> de Gironde) gevaren<br />
zijn en in november daar “door de ordinaire stadstuwers” beladen zijn met wijn<br />
en kastanjes. Na de voltooiing <strong>van</strong> het laden gaan ze op weg naar Amsterdam.<br />
43
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
Op 18 december 1729 komen ze bij de monding <strong>van</strong> de Gironde (“… onder de<br />
Duijntjes in zee geloopen …”) en zijn daar de Atlantische Oceaan op gevaren. De<br />
reis verloopt zonder genoteerde incidenten *). Er wordt niet gerept over zwaar<br />
weer of een harde wind uit het zuidzuidwesten.<br />
Tijdens de Kerstdagen en Oud en Nieuw zitten ze op zee, ze arriveren na een<br />
snelle tocht in 16 dagen (op 3 januari 1730) in Texel om een loods aan boord te<br />
nemen. Nog dezelfde dag vertrekken ze weer, met loods, uit Texel op weg naar<br />
Amsterdam. Ondanks de loodsassistentie loopt “De Drie Gezusters” kort daarop<br />
ten oosten <strong>van</strong> het eiland aan de grond en blijft stevig vastzitten. Een toegesnelde<br />
loodsboot komt langszij, brengt een anker <strong>van</strong> “De Drie Gezusters” uit naar<br />
dieper water en neemt een deel <strong>van</strong> de vaten Blaye-wijn over in een poging om<br />
de diepgang <strong>van</strong> het schip te verminderen en het zo weer vlot te krijgen. Dat lukt<br />
echter niet, “… het schip blijft sitten …”, er moet nog meer vracht uit de<br />
“Gezusters” gehaald worden. Vervolgens wordt een zgn. lichter opgeroepen,<br />
(een lichter is een klein schip waar de goederen uit een groot schip in worden<br />
overgeladen) waarna net zolang fusten wijn overgeladen worden, totdat “De<br />
Drie Gezusters” weer vlot komt. Het lukt, er komt weer beweging in het schip.<br />
De overgenomen vaten uit de loodsboot en de lichter worden vervolgens in diep<br />
water door Oebele c.s. terug aan boord genomen. Men licht anker en vervolgt de<br />
reis, die verder zonder bijzonderheden verloopt. Schip en bemanning arriveren<br />
behouden in Amsterdam. De aankomstdatum wordt niet genoemd. Als de lading<br />
in Amsterdam wordt uitgeladen, blijkt er een “oxhooft” wijn (dat is ca 225 liter)<br />
te ontbreken. Het vat heeft het onderstaande merkteken, de letter C (of een<br />
horizontaal hoefijzer) met een verticale lijn er doorheen.<br />
De mannen eindigen de verklaring met de bekende geen-schuld bezwering, dat<br />
zij (de ondertekenaars) het vat wel hebben geladen, maar niet hebben<br />
44
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
weggegeven, verhandeld, gestolen, dat zij niemand anders hebben gezien die het<br />
gestolen heeft of zich ermee verrijkt heeft et cetera. Wel hebben sommige zakken<br />
met kastanjes schade <strong>van</strong> wat zij vermoeden “broeijen <strong>van</strong> de jonge wijn”.<br />
De opgelopen schade is dus niet de schuld <strong>van</strong> de bemanning <strong>van</strong> “De Drie<br />
Gezusters”, ze zijn bereid deze verklaring onder ede te herhalen.<br />
*)<br />
Opmerkelijk en toevallig is, dat op dezelfde 18 e december 1729 ook Oebele<br />
Jurjens’ collega-schipper Oebele Piebes uit Woudsend uit de Girondemonding<br />
naar De Republiek vertrekt. Deze informatie is afkomstig uit een scheeps-<br />
verklaring, die Oebele Piebes op 11 januari 1730 bij dezelfde notaris Mathijs<br />
Maten de Jonge in Amsterdam heeft afgelegd.<br />
Hij verklaart dat hij met het schip “De Jonge Prins Van Vrieslant”uit Libourne<br />
komt, beladen met fusten wijn. (Libourne ligt ten noorden <strong>van</strong> Bordeaux, aan de<br />
rivier de Dordogne en is het centrum <strong>van</strong> de streek, die o.a. St. Emilion- en<br />
(Lalande de) Pomerol-wijnen produceert). Hij vertrekt op 8 december 1729 uit<br />
Libourne en arriveert op 11 december bij de monding, bij, zoals hij het aanduidt,<br />
“de vlakte <strong>van</strong> Madock” (Medoc), en vervolgt zijn reis. Hij verblijft daar tot de<br />
18 e en vaart vervolgens de Atlantische Oceaan op. Op de 19 e december beschrijft<br />
hij “swaar weer en een harde suijdsuijdweste wind …”. Tijdens een<br />
gijpmanoevre (“… het schip omhalsende …”) wordt één <strong>van</strong> de zwaarden door<br />
een holle zee uit zijn scharnierpunt gelicht, draait achterstevoren en begint, nog<br />
vastzittend aan de bedieningslijnen, tegen het schip aan te “rammen”.<br />
45
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
Detail uit de scheepsverklaring <strong>van</strong> Oebele Piebes<br />
De bemanning is bang dat het zwaard door de scheepshuid heen zal stoten “…<br />
en alsoo leccagie veroorsaken mogt…”. Oebele Piebes geeft dan de opdracht om<br />
de standaard <strong>van</strong> het zwaard los te maken om daarmee het slaan en bonken te<br />
stoppen. Het zwaard (“ … geweest nogh zoo goedt als nieuw …”) en de<br />
bijbehorende lijn krijgen ze niet meer aan boord gehesen en gaan verloren.<br />
Het verliezen <strong>van</strong> het zwaard (aan één kant) beperkt de mogelijkheid om over<br />
die boeg scherp(er) aan de wind te varen. Ze hebben er kennelijk niet veel last<br />
<strong>van</strong>. Zolang er een zuidelijke component in de wind zit (tot aan Texel), hoeven<br />
ze niet scherp aan de wind te varen of te kruisen. De windrichting is gunstig<br />
geweest , anders had Oebele Jurjens Oebele Piebes vast opgelopen en ingehaald.<br />
46
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
“De Jonge Prins” arriveert een dag eerder, op 2 januari 1730, bij Texel, neemt<br />
daar een goede loods aan boord en komt al op de 3 e in Amsterdam aan, lost de<br />
vaten wijn en legt de verklaring bij de notaris op 11 januari af.<br />
1730<br />
Terug naar Oebele Jurjens.<br />
Het is 13 januari 1730, Oebele is bij notaris Maten de Jonge geweest om de schade<br />
aan zijn zwaard en lijnen te beschrijven. Hij heeft nu drie aaneengesloten reizen<br />
gemaakt en is circa 10 maanden <strong>van</strong> huis geweest. Wat gaat hij doen, neemt hij<br />
een pauze of gaat hij meteen door met een volgende reis?<br />
Hij gaat weer door. Aannemelijk is dat hij meteen een contract bij een bevrachter<br />
sluit (wat we niet hebben gevonden) en dat hij in ballast, mogelijk in februari of<br />
maart, vertrekt naar Le Croisic om zout te halen. Met een volgeladen schip met<br />
zout zet hij koers naar de Sont, waar hij op 29 mei passeert.<br />
29 mei 1730<br />
Hij heeft volgens bovenstaande opgave 67¾ Lasten zout aan boord en is<br />
onderweg naar Koningsbergen. Het is Oebele’s eerste bezoek aan deze haven, die<br />
nu Kaliningrad heet in de gelijknamige Russische Oostzee-exclave. We hebben<br />
hem sinds 1718 al in veel Oostzeehavens gezien, maar nog niet hier, het ligt qua<br />
vaarafstand iets verder dan Dantzig <strong>van</strong> de Sont verwijderd. Op 14 juli komt hij<br />
weer terug in Helsingør, volgens opgave bij de tolbeambten met in totaal 38<br />
Lasten, 25 Lasten tarwe, 13 Lasten hennepzaad en verder nog wat diverse<br />
goederen. Opvallend is dat Wybe Jouckes, bekend als één <strong>van</strong> de drie klagers uit<br />
het “Conventie-“kapingsproces, ook uit Koningsbergen terug vaart en op<br />
dezelfde 14 e juli met Oebele bij de Sont is. De ruzie is bijgelegd?<br />
47
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
14 juli 1730<br />
En nog is de reislust of <strong>–</strong>drift <strong>van</strong> Oebele niet voorbij. In Amsterdam wordt de<br />
lading ergens in augustus gelost en het patroon herhaalt zich opnieuw. Naar de<br />
beurs, bij een bevrachter een reis afspreken, contractueel vastleggen, ballast laden<br />
en direct weer door op reis, naar zee . Het wordt een kopie <strong>van</strong> de voorgaande<br />
reis. Met 11 Lasten haring naar Koningsbergen, op 8 september heen door de<br />
Sont en op de 11 e oktober terug met als hoofdlading 53 Lasten rogge en de<br />
bestemming Amsterdam.<br />
Met niet te slechte omstandigheden is Oebele voor 1 november op de<br />
bestemming aangekomen. Daarmee is de lengte <strong>van</strong> zijn reis aangekomen op 20<br />
maanden! En dat is voorlopig het einde! Oebele is in 1730 45 jaar oud geworden<br />
en is zo’n 30 jaar daar<strong>van</strong> zeevarende geweest.<br />
Hij gaat nu een volgende fase in: zijn schip “De Drie Gezusters” gaat de verkoop<br />
in en op 11 november 1730 lezen we uit het familiearchief <strong>van</strong> Van Beyma thoe<br />
Kingma dat Bocco Sabinus <strong>van</strong> Abius (e.a.) het schip “De Drie Gesusters” <strong>van</strong><br />
schipper Oebele Jurjens uit Woudsend koopt.<br />
48
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
1731<br />
Na twee jaar min of meer onafgebroken in touw geweest te zijn geweest, is het nu<br />
rusten voor Oebele. Het hele jaar 1731 treffen we hem in vaardocumenten niet op<br />
zee aan. Waarschijnlijk heeft hij een vol jaar vrij genomen, zijn schip onderhoud<br />
gegeven of door een andere (zet-)schipper laten varen, en zelf achteropgeraakte<br />
activiteiten bijgetrokken.<br />
1732<br />
En dan volgt zijn laatste vaarjaar. Conform eerdere jaren kiest Oebele ervoor om<br />
in de winter een tocht naar Frankrijk te maken. Hij gaat weer zout halen in Le<br />
Croisic in Bretagne. We kennen niet de details. We worden opnieuw pas<br />
geïnformeerd door de Sonttol-registers: op 10 maart wordt Oebele ingeschreven.<br />
10 maart 1732<br />
Met 66 1/3 e Lasten zout gaat hij naar Koningsbergen, op 14 april komt hij voor de<br />
laatste keer door de Sont, met een zelfde lading als de vorige keren, bestaande uit<br />
rogge, graan, erwten, tarwe en grafiet als hoofdbestanddelen.<br />
49
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
Er is weer een scheepsverklaring.<br />
Op 6 mei zijn vier bemanningsleden <strong>van</strong> “De Houtkoper” (“… daar schipper op<br />
is Oebble Jurriaensz …), bij notaris Mathijs Maten de Jonge in Amsterdam<br />
aanwezig om een verklaring op te laten maken. Het zijn stuurman Jan Hendricks<br />
Swaal, kok Gerbrand Jacobs en de matrozen Hille Baukes en Reindert Bordes. Zij<br />
verklaren dat het schip in Koningsbergen beladen is met een partij tarwe, een<br />
partij “erweten”en twee partijen rogge, één <strong>van</strong> 19 en één <strong>van</strong> 20 Lasten. Dat de<br />
diverse artikelen adequaat met matten <strong>van</strong> elkaar gescheiden zijn bij het laden en<br />
dat het schip dicht en goed uitgerust was, etc. ……… maar dat door een extreem<br />
detail <strong>van</strong> de scheepsverklaring <strong>van</strong> 6 mei 1732<br />
lage waterstand in het vaarwater “de Haverstrooij” bij de plaats Pillau de<br />
volgeladen “Houtkoper” op 9 april 1732 te diep steekt en de ondiepte niet kan<br />
passeren. De enige mogelijkheid om dit probleem op te lossen, is het op zee<br />
overladen <strong>van</strong> de (twee soorten) lading rogge in een ander vaartuig. Dat gebeurt<br />
en de volgende dag, op de 10 e april, is “De Houtkoper” de ondiepte gepasseerd<br />
en komt hetzelfde vaartuig de rogge weer terugbrengen. Ook op deze lichter zijn<br />
de twee roggepartijen gescheiden geweest ( “… mede goede behoorlijke en goede<br />
50
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
sorge gedragen is …”) en worden beide weer op de oorspronkelijke manier op<br />
“De Houtkoper” geladen, gesepareerd met de matten. Mocht er door het<br />
tweemaal overzetten een tekort of vermenging in de lading optreden of<br />
gesignaleerd worden in Amsterdam, door verlies, diefstal, achterhouden etc. dan<br />
is dat niet de schuld <strong>van</strong> de bemanning, zoals we dat ook in eerdere<br />
scheepsverklaringen gezien hebben.<br />
Het verloop <strong>van</strong> de terugreis wordt ook precies beschreven:<br />
Na het terugladen op de 10 e april wordt de steven naar de Sont gericht, daar<br />
komen zij op de 14 e aan en blijven er tot de 16 e liggen. Ze hebben vijf dagen nodig<br />
om naar ‘t Vlie te varen tussen Vlieland en Terschelling binnen te varen (21 april)<br />
en daarna één dag over de Zuiderzee om in Amsterdam aan te komen, dan is het<br />
22 april. Dat is een snelle overtocht, het duidt tezamen met de lage waterstand in<br />
Koningsbergen op een (lang) doorstaande oostenwind. Een gunstige wind voor<br />
de terugreis.<br />
De vier mannen tekenen de verklaring en zijn bereid om de inhoud onder ede te<br />
bevestigen:<br />
Twee mannen signeren met een merkteken (Gerbrand en Hille), de andere twee<br />
met een eigen handtekening (Jan en Reijnder).<br />
51
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
AAN DE WAL<br />
Dan is het afgelopen met het varen. Het is voorbij, we zien Oebele nooit meer op<br />
zee, niet meer naar Frankrijk, de Oostzee, De Kleine Oost, Noorwegen of Ierland.<br />
Nergens meer.<br />
Hij heeft in 1732 definitief afscheid genomen <strong>van</strong> zijn varende professie en zal in<br />
de komende periode omschakelen naar een leven aan de wal als handelaar en<br />
koopman.<br />
Resumerend stellen we vast, dat Oebele in de periode 1718-1732 door o.a. 32<br />
Sont-doorvaarten, vrachtcontracten en scheepsverklaringen goed traceerbaar is<br />
geweest, waarbij een aantal zaken opvalt.<br />
We hebben een aantal chertepartijen (“vrachtcontracten”) <strong>van</strong> Oebele<br />
achterhaald, maar niet alle. De bevrachter bepaalt veelal de notaris, waar<br />
de schipper zijn contract moet tekenen. Het is soms onduidelijk wie bij<br />
welke notaris zit.<br />
Oebele wisselt perioden <strong>van</strong> aaneengesloten lange zeereizen (soms 1 ½ tot<br />
2 jaar durende) af met perioden <strong>van</strong> lange rust.<br />
Hij verblijft minimaal twee winters niet in De Republiek en hij bezit twee<br />
schepen, “De Drie Gebroeders” en “De Drie Gezusters” waar hij op vaart<br />
en de andere door zetschippers zal laten varen.<br />
Het traceren <strong>van</strong> een schipper op basis <strong>van</strong> een scheepsnaam is moeilijk,<br />
de scheepsnaam wordt veelal in de Sonttol-registers niet meer vermeld,<br />
alleen de schippersnaam, zijn thuishaven, de havens <strong>van</strong> bestemming en<br />
vertrek, en de vracht of lading.<br />
Oebele’s vaar- en walperioden tussen 1718 en 1732 hebben we opgetekend in een<br />
Excel-spreadsheet, zie daarvoor het Excel-document:<br />
<strong>OEBELE</strong>'S VAARTIJD (1718 - 1732) op deze website<br />
………………………………………………………………………………………………<br />
52
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
DEEL 2<br />
Na 1732<br />
In tegenstelling tot broer Jelle zal ex-grootschipper Oebele in de komende 20 jaar<br />
niet veel sporen nalaten. Hij wordt geen ondernemer of grote investeerder. Hij is<br />
redelijk welvarend geworden, hij heeft waarschijnlijk zijn ene smakschip “De<br />
Drie Gebroeders” nog aangehouden, verhuurt zijn huizen en is koopman. Met<br />
daaraan gekoppelde inkomsten kan hij ruimschoots aan de kost komen.<br />
Het is door het gebrek aan gegevens moeilijk om een gedegen overzicht te geven<br />
over zijn leven aan de wal. De meeste informatie is aanwezig in de Reëel- en<br />
Floreenkohieren. Door die een aantal jaren op rij te vergelijken, kunnen we de<br />
(veranderingen in de) welvaart <strong>van</strong> Oebele volgen. Daarnaast tonen we nog een<br />
beperkt aantal transacties <strong>van</strong> hem.<br />
1734<br />
In 1734 bezit hij 6 huizen in Woudsend, de Reëelkohieren <strong>van</strong> het dorp laten de<br />
volgende huizen <strong>van</strong> Oebele zien:<br />
nr. 12, verhuurd aan Hessel Sijtses;<br />
nr. 35, hij woont hier nog steeds zelf, tegenover de Hervormde kerk;<br />
nr. 43, verhuurd aan Murk Clases;<br />
nr 159, eigen gebruik (1 camer);<br />
nr 160, verhuurd aan Hille Baukes;<br />
nr. 179, verhuurd aan Gerben Foppes.<br />
En uit het Floreenkohier (landerijen):<br />
nr. 20, 10 pondematen land in de Opeinden, als voren<br />
1735<br />
Oebele leent geld uit voor de aankoop <strong>van</strong> een kofschip aan Jacobus <strong>van</strong> der<br />
Bergh te Sneek<br />
… Cg 1000,- <strong>van</strong> de coop <strong>van</strong> een zeker coffeschip c.a ….<br />
(Hypotheekboek 98 Wymbr. folio 114, 03 mei 1735)<br />
53
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
1738<br />
De Reëelkohieren <strong>van</strong> Woudsend laten de volgende huizen <strong>van</strong> Oebele zien, er<br />
zijn maar een paar veranderingen ten opzichte <strong>van</strong> 1734:<br />
nr. 12, verhuurd aan Hessel Sijtses;<br />
nr. 35, zelf, tegenover de Hervormde kerk;<br />
nr. 43, verhuurd aan Murk Clases;<br />
nr. 159, verhuurd aan Sieds Sjerps;<br />
nr. 160, verkocht;<br />
nr. 179, verhuurd aan Jan Dirks.<br />
Floreenkohier (landerijen)<br />
1740<br />
nr. 20, 10 pondematen in de Opeinden.<br />
speelt Oeble Jurjens verkoopt aan<br />
Claas Minks c.ux.<br />
een huis en hiem te Woudsend op een camp land.<br />
(naastlegers):<br />
Hoyte Walles erven ten oosten,<br />
Tjeerd Gerbens ten westen,<br />
t voetpad ten zuiden,<br />
Wegsloot ten noorden<br />
Voor de somma <strong>van</strong> Cg 450,-<br />
(grondpacht Cg 3, huur Cg 16,-)<br />
(Koopbrieven Wymbr. 65 folio 65, 8 maart 1740)<br />
1741<br />
Heere Lieuwes is dood. In 1712 hebben Jurjen Reiners en zijn zonen Jelle, Gosse<br />
en Oeble Heere geholpen door hem koeien te lenen, nadat zijn veestapel door de<br />
runderpest verloren is gegaan.<br />
Zijn weduwe, Aaltie Sippes, verkoopt een huis aan Oebele:<br />
Aaltie Sippes wed. Here Lieuwes te Woudsend<br />
verkoopt aan Oeble Jurjens en Rigt Rinties, echtelieden te Woudsend,<br />
een huis en stede, bak, aker, toonbank inbegrepen te huur voor cg 25,-<br />
(naastlegers)<br />
54
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
erven Jelle Corn. Hollander ten oosten,<br />
straat ten westen,<br />
Mandersteeg ten zuiden,<br />
Jelle Jurjens Nauta ten noorden,<br />
bij verkoperse bewoond,<br />
voor Cg 900,-<br />
(Koopbrieven Wymbr. no 65 folio 176, 08 aug 1741)<br />
opm: voor de belangen <strong>van</strong> Aaltie treedt Jan Johannes, mr. glasemaker uit<br />
St. Annaparochie op, omdat “verkooperse” nagenoeg blind is.<br />
1744<br />
Claas Minks heeft in 1740 het huis met nr. 179 gekocht. Er is nog een schuld aan<br />
Oebele in blijven zitten. In 1744 wordt deze schuld opgetekend in het<br />
Hypotheekboek Wymbr. 99.<br />
De inhoud luidt:<br />
Claas Minks te Woudsend schuldig aan<br />
Oeble Jurjens c.ux. te Woudsend<br />
Cg 145 voor coop <strong>van</strong> een huis c.a. op een camp land onder Woudsend<br />
(Hypotheekboek 99 folio 35, 05 mei 1744)<br />
1749<br />
We hebben vijf jaar lang geen documenten gezien, waar Oebele een actieve rol in<br />
speelt. Nu zien we hem weer met een ruilkoop (“wandelcoop”) in 1749. Het blijkt<br />
dat Oebele ook bezittingen heeft ”onder” Heeg. Hij ruilt een stuk land met Feike<br />
Wytses, boer uit Heeg.<br />
wandelcoop<br />
Feike Wytses, huisman te Heeg, wandelt met Oeble Jurjens, coopman<br />
te Woudsend ,<br />
12 pondematen land te Heeg (belast met fl 2,- en 16st floreen)<br />
(naastlegers)<br />
heer Sloterdijk ten oosten,<br />
Gerryt Jouckes wed. ten zuiden,<br />
tegen 9 pondematen in een stuk <strong>van</strong> 10 pondematen mede onder Heeg<br />
(belast met 2 gulden en 16 stuivers floreen).<br />
55
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
Oeble moet Cg 292.- en 10 stuivers bijbetalen, <strong>van</strong> het stuk land <strong>van</strong> Oeble is<br />
“aanwandelaar” (Feike) zelf naastleger ten zuiden en IJsbrant Freerks ten oosten.<br />
(Koopbrieven Wymbr.dl nr. 66, 26 aug 1749)<br />
BELASTINGPERIKELEN EN DE QUOTISATIE VAN 1749<br />
In de jaren vóór 1749 wordt de inning <strong>van</strong> de belastingen verpacht aan de<br />
hoogste bieder. Het is daarna zaak voor deze pachter, dat hij voldoende<br />
belastingen <strong>van</strong> de mensen binnenkrijgt om zijn investering rendabel te maken.<br />
Het spreekt <strong>van</strong>zelf dat deze lieden buitengewoon impopulair waren bij het volk.<br />
Deze belastingen waren vrijwel allemaal verbruiksbelastingen op de eerste<br />
levensbehoeften en op populaire genotsmiddelen. In 1748 pikt het volk deze<br />
vorm <strong>van</strong> belastingheffing (“verpachte middelen”) niet langer en er gaat een golf<br />
<strong>van</strong> onlusten door het land. Om de heffing <strong>van</strong> belastingen beter acceptabel te<br />
maken wordt de inning door de overheid overgenomen. In 1749 komt men met<br />
een nieuwe belasting naar draagkracht, de “quotisatie”geheten, die rekening<br />
houdt met inkomen en grootte <strong>van</strong> het gezin.<br />
De gegevens <strong>van</strong> Oebele Jurjens zijn de volgende:<br />
Oebele Jurjens, coopman, uit Woudsend, Wymbritseradeel,<br />
gezin drie volwassenen,<br />
is aangeslagen voor 39 gulden - 0 -0<br />
(Quotisatie Wymbritseradeel, folio 15v)<br />
De hoogte <strong>van</strong> Cg 39,- zit tegen de categorie “welvarend” aan.<br />
1751<br />
Oebele wordt in 1751 66 jaar oud. Hij is de enig overgebleven broer, Gosse is in<br />
1737 overleden en Jelle in 1750.<br />
We treffen nog één keer, voor de laatste keer, een verkoopakte aan met Oebele in<br />
één <strong>van</strong> de hoofdrollen. Samen met zijn zwagers Hylke en Johannes Rintjes staat<br />
hij vermeld bij de Koopbrieven 66 , gedateerd op 25 november 1751. Oebele<br />
vertegenwoordigt zijn vrouw Rigt. De verkoop gaat over de helft <strong>van</strong> een zathe<br />
te Woudsend, met het Reëelkohier-nummer 27 (1748).<br />
Hylke Rinties, Johannes Rinties en Oeble Jurjens n. lib, allen te Woudsend,<br />
verkopen aan Yme Duirds, huisman aldaar<br />
½ zate c.a. groot 65 pondematen met sware floreen fl 8 en 22 st , en lichte<br />
56
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
floreen fl 4 en 18 st 12 p, alles te Woudsend;<br />
(naastlegers):<br />
hebbende het hornleger de grote gemene straat ten westen,<br />
de Ee ten oosten,<br />
Michiel Hylkes Tromp ten zuiden,<br />
Bannesteeg ten noorden<br />
voor de somma <strong>van</strong> Cg 300,-(Koopbrieven no 66 folio 111, 25 nov 1751)<br />
Opm: op de hele zathe zit een “stem” (stemrecht), met de verkoop <strong>van</strong> de halve zathe<br />
wordt tevens een “halve stem” overgedragen.<br />
<strong>1752</strong><br />
<strong>OEBELE</strong> OVERLIJDT<br />
We denken dat Oebele dit jaar is overleden. Datum onbekend. Er is geen<br />
overlijdensbericht of testament. Onderstaande Reëelkohier-gegevens <strong>van</strong> <strong>1752</strong> en<br />
1754 geven geen uitsluitsel.<br />
In de kolom <strong>van</strong> huis nr. 43 staat vermeld, dat Oebele het verhuurd heeft aan<br />
Sijtske Everts en nr. 144 aan Geert Aarns. Na een overlijden vermeldt de schrijver<br />
doorgaans dat de erven de eigenaar zijn geworden. Dat is hier niet het geval. De<br />
verandering ijlt soms na.<br />
(Ook bij Jelle Jurjens (Nauta) staat niet te zien dat hij in 1750 is overleden)<br />
57
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
Over de boedelscheiding zijn we niets te weten gekomen.<br />
58
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
NAWOORD<br />
Het leven <strong>van</strong> Oebele, zoon <strong>van</strong> zeevarende Jurjen Reiners en broer <strong>van</strong><br />
zeevarenden Jelle, (Haring) en Gosse geeft een prachtige inkijk in het bestaan <strong>van</strong><br />
een schipper uit Woudsend, Wymbritseradeel, in de 18 e eeuw.<br />
De verbroken verloving <strong>van</strong> Oebele en Yd brengt grote onrust in een kleine<br />
dorpsgemeenschap, als na een verbroken liefde boosheid en emoties de overhand<br />
krijgen boven de ratio, en de stijfkoppigheid uiteindelijk slechts door de rechters<br />
<strong>van</strong> het Hof <strong>van</strong> Friesland kan worden gebroken.<br />
Oebele is goed traceerbaar in diverse documenten over zijn reizen tussen 1718 en<br />
1732. Hij heeft buitengewoon lange reizen gemaakt, soms is hij 1,5 tot 2 jaren<br />
achtereen op reis met zijn schip, zonder een substantiële rustperiode te nemen.<br />
De winter- en voorjaarsmaanden <strong>van</strong> 1720/21, 1723/24 en 1726/27 heeft hij<br />
aaneengesloten buiten de Republiek vertoefd. Met daarnaast lange perioden<br />
(soms meer dan een jaar) dat we hem niet varend aantreffen. Niet uitgesloten is<br />
dat hij in deze tijdvakken reizen heeft gemaakt naar de Kleine Oost,<br />
Denemarken, Noorwegen of misschien Frankrijk, waar<strong>van</strong> de administratie niet<br />
bewaard gebleven is. Maar anders was hij gewoon aan de wal.<br />
Het harde werken heeft hem geen windeieren gelegd. Als hij op het 47 e jaar met<br />
varen stopt, heeft hij er een schip, huizen en land aan overgehouden, die hem zijn<br />
inkomen verschaffen voor de oude dag.<br />
Oebele’s nazaten gaan niet naar zee. Twee zonen Reiner sterven op jonge leeftijd.<br />
De oudste dochter Rintske vertrekt met haar man Fedde Bonnema in 1739 naar<br />
Amsterdam, Beeuw gaat in 1740 in Sloten wonen als vrouw <strong>van</strong> scheeps-<br />
timmerman Johannes Hylkes. Tjitske trouwt in <strong>1752</strong> met Geert Aarends, beroep<br />
onbekend.<br />
59
<strong>OEBELE</strong> <strong>JURJENS</strong> 01 AUG 2012 030.6<br />
AANVULLEND DOCUMENT (herhaling)<br />
Bijgevoegd in de inhoudsopgave is het overzicht <strong>van</strong> Oebele’s activiteiten in de<br />
vaarjaren tussen 1718 en 1732.<br />
Zie daarvoor het Excel-document: <strong>OEBELE</strong>'S VAARTIJD (1718 - 1732)<br />
60