Een kruis slaan voor web - Raad voor de Klinische Pastorale ...
Een kruis slaan voor web - Raad voor de Klinische Pastorale ...
Een kruis slaan voor web - Raad voor de Klinische Pastorale ...
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
!<br />
'(<br />
" # $%% &
‘HET VALT NIET MEE,’ ZEI DE PAD.<br />
‘Wat niet?’ vroeg <strong>de</strong> vlieg.<br />
‘Als je iets niet weet,’ zei <strong>de</strong> pad.<br />
De vlieg zat zijn voelsprieten te poetsen, terwijl <strong>de</strong> pad achterover leun<strong>de</strong> tegen <strong>de</strong> wilg.<br />
‘Wat weet je niet?’ vroeg <strong>de</strong> vlieg terwijl hij één voelspriet tegen het licht hield.<br />
‘Waarom ik nooit boos ben,’ zei <strong>de</strong> pad.<br />
De vlieg stak <strong>de</strong> voelspriet weer naar boven en keek <strong>de</strong> pad van opzij aan. Hij wist dat <strong>de</strong> pad<br />
heel boos kon wor<strong>de</strong>n. Dan zwol hij langzaam op, werd rood of paars en brul<strong>de</strong> op een<br />
eigenaardige schorre manier. Ie<strong>de</strong>reen die maar enigszins tijd had kwam hem dan bekijken,<br />
voel<strong>de</strong> aan zijn woe<strong>de</strong>n<strong>de</strong> vel, kneep in een kwa<strong>de</strong> knie of snoof <strong>de</strong> geur van zijn razernij diep<br />
in zich op. Er was niemand die zo schitterend boos kon wor<strong>de</strong>n als <strong>de</strong> pad.<br />
‘Niemand legt mij ooit een strobreed in <strong>de</strong> weg!’ kwaakte <strong>de</strong> pad verontwaardigd.<br />
‘Nou…’ zei <strong>de</strong> vlieg.<br />
‘Wat bedoel je met Nou…?’ zei <strong>de</strong> pad.<br />
‘Volgens mij,’ zei <strong>de</strong> vlieg, ‘word je om het minste geringste al kwaad.’<br />
‘Welk minste geringste?’ vroeg <strong>de</strong> pad.<br />
‘Elk minste geringste,’ zei <strong>de</strong> vlieg, ‘en soms zelfs om niets!’<br />
De pad stond op en werd iets groter.<br />
‘Zoals nu bij<strong>voor</strong>beeld,’ zei <strong>de</strong> vlieg.<br />
‘Wat nu?’ riep <strong>de</strong> pad, terwijl hij verschoot van kleur.<br />
‘Nu word je toch boos.’<br />
‘Ik word helemaal niet boos!’ brul<strong>de</strong> <strong>de</strong> pad.<br />
‘Je bent nu heel boos,’ zei <strong>de</strong> vlieg. ‘Echt waar.’<br />
‘Niet!’ schreeuw<strong>de</strong> <strong>de</strong> pad. ‘Niet! Boos! Ik!’<br />
Zijn kaken kraakten en zijn ogen schoten woe<strong>de</strong>n<strong>de</strong> vonken in het rond. De vlieg bekeek hem<br />
van alle kanten.<br />
‘Niet te geloven,’ mompel<strong>de</strong> hij. ‘Niet te geloven.’<br />
De pad zwol nog steeds op en stampvoette ook. Zijn kleur was nu geel met ro<strong>de</strong> strepen.<br />
Zel<strong>de</strong>n nam hij die kleuren aan.<br />
‘O, o, o,’ zei <strong>de</strong> vlieg.<br />
Het was aan het eind van <strong>de</strong> middag en het begon te waaien. De wind maakte een sissend<br />
geluid in <strong>de</strong> buurt van <strong>de</strong> ogen van <strong>de</strong> pad. De vlieg genoot met volle teugen, terwijl <strong>de</strong> stem<br />
van <strong>de</strong> pad oversloeg en het tenslotte helemaal begaf.<br />
‘Kom,’ zei <strong>de</strong> vlieg, toen <strong>de</strong> zon achter <strong>de</strong> horizon verdween, ‘ik moet weer eens ver<strong>de</strong>r.’ Hij<br />
klopte <strong>de</strong> pad op een van zijn zie<strong>de</strong>n<strong>de</strong> schou<strong>de</strong>rs en vloog weg.<br />
De pad bleef daar alleen achter. Pas toen het helemaal donker werd nam zijn woe<strong>de</strong> weer af.<br />
‘Het valt niet mee,’ mompel<strong>de</strong> hij, toen hij zijn stem weer terug had, en hoofdschud<strong>de</strong>nd liep<br />
hij naar huis.<br />
Uit: Toon Tellegen, Misschien wisten zij alles<br />
2
INHO UDSO PGAVE<br />
‘Het valt niet mee,’ zei <strong>de</strong> pad.<br />
Inhoud<br />
Voorwoord<br />
Inleiding<br />
Hoofdstuk 1: Agressie<br />
1.1 Begripsverhel<strong>de</strong>ring<br />
1.2 Ontstaan en functie van agressie; sekse- en klassenon<strong>de</strong>rscheid<br />
1.2.1 Het ontstaan van agressie<br />
1.2.2 De functie van agressie<br />
1.2.3 Gen<strong>de</strong>r- en klassenon<strong>de</strong>rscheid<br />
1.3 Theologische aspecten van agressie<br />
1.3.1 Agressie in God<br />
1.3.2 Agressie jegens God<br />
1.3.3 Agressie jegens mensen in <strong>de</strong> naam van<br />
God<br />
1.3.4 Overwegingen van systematischtheologische<br />
en hermeneutische aard<br />
Hoofdstuk 2: Pastores en agressie<br />
2.1 Verborgen agressie<br />
2.2 Pastores en agressie<br />
2.3 Oorzaken van en factoren in het moeizaam omgaan met agressie<br />
2.3.1 Persoonlijkheid<br />
2.3.2 Opvoeding en pastorieleven<br />
2.3.3 De kerkelijke context<br />
2.4 Persoonlijke spiritualiteit<br />
2.5 Voor- en na<strong>de</strong>len van verborgen agressie<br />
Hoofdstuk 3: Zelfdifferentiatie, lei<strong>de</strong>rschap en agressie<br />
3.1 De huidige setting van het pastoraat<br />
3.2 Zelfdifferentiatie en lei<strong>de</strong>rschap<br />
3.2.1 Zelfdifferentiatie<br />
3.2.2 Lei<strong>de</strong>rschap<br />
3.3 Zelfdifferentiatie, lei<strong>de</strong>rschap en agressie<br />
Hoofdstuk 4: <strong>Pastorale</strong> supervisie en agressie<br />
4.1 Leren in supervisie<br />
4.1.1 Integratie op het eerste niveau<br />
4.1.2 Integratie op het twee<strong>de</strong> niveau<br />
4.2 <strong>Pastorale</strong> supervisie en verborgen agressie<br />
4.2.1 Het aspect van “verborgenheid” als<br />
schaduwthematiek<br />
4.2.2 Het hulpverleningsmo<strong>de</strong>l van Lang en<br />
Van <strong>de</strong>r Molen toegepast op supervisie<br />
4.2.3 De agressie van <strong>de</strong> supervisor<br />
Hoofdstuk 5: Conclusies en aanbevelingen<br />
Literatuur<br />
2<br />
3<br />
4<br />
6<br />
8<br />
8<br />
10<br />
10<br />
12<br />
13<br />
14<br />
15<br />
16<br />
17<br />
18<br />
19<br />
19<br />
20<br />
27<br />
27<br />
31<br />
31<br />
33<br />
36<br />
38<br />
38<br />
39<br />
39<br />
40<br />
43<br />
45<br />
45<br />
46<br />
47<br />
48<br />
48<br />
49<br />
56<br />
58<br />
61<br />
3
VOORWOORD<br />
Eén van <strong>de</strong> aardige dingen van <strong>de</strong> opleiding tot pastoraal supervisor bij <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong><br />
<strong>Klinische</strong> <strong>Pastorale</strong> Vorming en <strong>Pastorale</strong> Supervisie in Ne<strong>de</strong>rland is, dat je nog eens wat van<br />
Ne<strong>de</strong>rland ziet. Met opleidingsmodules door het hele land ontstaat een nieuwe kijk op het<br />
Ne<strong>de</strong>rlandse wegennet en heb ik zo mijn eigen gedachten ontwikkeld over <strong>de</strong> efficiency van<br />
<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse Spoorwegen. Ik heb met an<strong>de</strong>re ogen leren kijken naar Amersfoort, Nunspeet,<br />
Nijmegen, Vught, Tilburg; maar ook Amsterdam en Doorn wer<strong>de</strong>n plaatsen van betekenis.<br />
Uiteraard staan <strong>de</strong>ze plaatsen <strong>voor</strong> veel meer dan een geografische verkenning. Het wer<strong>de</strong>n<br />
<strong>voor</strong> mij vindplaatsen van mo<strong>de</strong>llen, werkwijzen en structuren; factoren in het ontwikkelen<br />
van een nieuwe werki<strong>de</strong>ntiteit. Het wer<strong>de</strong>n leerplekken in mijn vorming tot supervisor. Aan al<br />
<strong>de</strong>ze plaatsen zijn mensen verbon<strong>de</strong>n, ie<strong>de</strong>r in hun eigen betekenis, die een onuitwisbare<br />
invloed hebben achtergelaten in het proces dat ik <strong>de</strong> laatste jaren heb doorgemaakt en op, niet<br />
min<strong>de</strong>r dan dat, mijn menszijn. Ik ben hen daar dankbaar <strong>voor</strong>. Bij <strong>de</strong> afronding van mijn<br />
opleiding en het voltooien van dit werkstuk noem ik hier graag hun namen.<br />
Allereerst mijn begelei<strong>de</strong>r van dit werkstuk en leersupervisor, drs. Sjaak Körver. De twee<strong>de</strong><br />
serie ‘supervisie over supervisie’ is zeker dankzij jouw begeleiding tot een ‘integreren<strong>de</strong>’<br />
ervaring gewor<strong>de</strong>n. De losse eindjes kwamen samen, hier en daar werd nog eens een nieuw<br />
thema gevon<strong>de</strong>n, maar <strong>de</strong>ze twee<strong>de</strong> serie was zeker <strong>de</strong> fase waarin <strong>de</strong> losse <strong>de</strong>len tot een<br />
geheel wer<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> begeleiding van <strong>de</strong> scriptie betoon<strong>de</strong> je je een nauwgezet en kritische<br />
lezer en gesprekspartner, niet snel tevre<strong>de</strong>n, maar door je enthousiasme zeer stimulerend.<br />
Twee<strong>de</strong> lezer en mijn contactpersoon tij<strong>de</strong>ns vrijwel <strong>de</strong> gehele opleiding was drs. Johan Smit.<br />
De jaarlijkse contactmomenten over <strong>de</strong> <strong>voor</strong>tgang van <strong>de</strong> studie waren steunend en soms<br />
‘weldadig confronterend’. Dank <strong>voor</strong> je beschikbaarheid daarin.<br />
Ook mijn eerste leersupervisor dr. Piet Zuidgeest bedank ik vanaf <strong>de</strong>ze plaats. Het was een<br />
goe<strong>de</strong> ervaring on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> ambachtelijkheid van <strong>de</strong>ze ‘meester’ <strong>de</strong> eerste schre<strong>de</strong>n te zetten op<br />
het supervisiepad.<br />
Met plezier <strong>de</strong>nk ik ook terug aan <strong>de</strong> cursorische <strong>de</strong>len van <strong>de</strong> opleiding en dank daar<strong>voor</strong>,<br />
naast eer<strong>de</strong>r genoem<strong>de</strong>n, drs. Hennie Kievit, drs. Wim Smeets; daarbij ook drs. Hanneke<br />
Elich van het Ruth Cohninstituut. Bij prof. dr. Gerben Heitink was het leerzaam tentamen<br />
doen.<br />
Zoals gezegd: ook Doorn en Amsterdam waren van betekenis. Het was een <strong>voor</strong>recht om als<br />
co-trainer aan <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> KPV van het theologisch seminarium op Hy<strong>de</strong>park in Doorn te<br />
kunnen werken. Drs. Kees Waar<strong>de</strong>nburg dank ik <strong>voor</strong> alles wat ik van hem heb geleerd, <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> ruimte die hij bood en <strong>de</strong> vriendschappelijk collegiale samenwerking. In Amsterdam<br />
volg<strong>de</strong> ik <strong>de</strong> Voortgezette Opleiding <strong>Pastorale</strong> Gespreksvoering aan <strong>de</strong> RIAGG Zuid-Nieuw<br />
West (tegenwoordig GGZ Buiten Amstel), als vrije cursus. Wat ik daar leer<strong>de</strong> van drs. Jaap<br />
Roosjen en drs. Jan Bodisco Massink was van onschatbare waar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> mijn pastorale werk,<br />
maar bleek ook een belangrijke inspiratiebron <strong>voor</strong> supervisie en het hier <strong>voor</strong>liggen<strong>de</strong><br />
werkstuk.<br />
De opleiding van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> is een wat ‘eenzame’ opleiding. Er is maar weinig contact met<br />
an<strong>de</strong>re sio’s. Daarom was het goed een studiemaatje te hebben. Samen <strong>de</strong> stof lezen,<br />
ervaringen <strong>de</strong>len was van belang <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>voor</strong>tgang van het proces. Dank je wel, Karen van<br />
Huisste<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vele uren van gesprek en vriendschap.<br />
4
Ik ben met mijn dankbetuigingen nog niet aan het ein<strong>de</strong>. De protestantse wijkgemeente i.w. De<br />
Dorsvloer te Spijkenisse dank ik <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vele weken extra studieverlof. Met name vriend en<br />
collega ds. Dick Sonneveld ben ik dankbaar <strong>voor</strong> zijn niet aflaten<strong>de</strong> steun. Het is een<br />
<strong>voor</strong>recht om elf jaar inmid<strong>de</strong>ls met jou zo nauw samen te werken.<br />
Van 1986 tot 1988 volg<strong>de</strong> ik <strong>de</strong> Pastoraal Psychologische Leergang te Utrecht. Mijn eerste<br />
supervisie-ervaring. Ik ontving supervisie van drs. Gerard Vergouwen. Hij zag kennelijk toen<br />
al, waar ik nog lang geen oog <strong>voor</strong> had, getuige zijn woor<strong>de</strong>n: ‘er schuilt een supervisor in<br />
jou’. Ik heb daar met regelmaat niet in geloofd in <strong>de</strong> achterliggen<strong>de</strong> jaren. Ik ben het toch<br />
gewor<strong>de</strong>n. In dankbare herinnering draag ik dit werkstuk aan hem op.<br />
Tot slot: Carla, Martine, Anne-Ruth en Tijmen. Wat jullie <strong>voor</strong> mij betekenen draag ik in mijn<br />
hart. Bij een an<strong>de</strong>re gelegenheid dan dit <strong>voor</strong>woord <strong>de</strong>el ik dat met jullie.<br />
Alle lezers wens ik net zo veel plezier bij het lezen van dit <strong>voor</strong>liggen<strong>de</strong> werkstuk als het mij<br />
gebracht heeft bij het on<strong>de</strong>rzoek en het schrijven.<br />
Spijkenisse, herfst 2004<br />
Theo van Leeuwen<br />
5
INLEIDING<br />
Het zou wel eens zo kunnen zijn dat pastores gemakkelijker een <strong>kruis</strong> <strong>slaan</strong>, dan met <strong>de</strong> vuist<br />
op tafel <strong>slaan</strong>. Het zou wel eens zo kunnen zijn dat zij gemakkelijker dat teken van verzoening<br />
maken (of dat nu letterlijk gebeurt, dan wel figuurlijk – dit laatste <strong>voor</strong> <strong>de</strong> protestanten on<strong>de</strong>r<br />
ons) dan het conflict aangaan of hun boosheid tonen. Het zou ook nog wel eens zo kunnen<br />
zijn dat pastores – als in het verhaal van <strong>de</strong> pad – niet weten van zichzelf dat ze boos zijn.<br />
Dit zou allemaal wel eens zo kunnen zijn. Het is vast te ver gezocht, maar wat doet toch dat<br />
agressieve woordje “<strong>slaan</strong>” in zo’n verzoenend gebaar als het maken van een <strong>kruis</strong>teken?<br />
In mijn ontwikkeling als pastor is het beschikbaar krijgen van mijn eigen agressie en het<br />
durven en kunnen inzetten daarvan een belangrijk aspect geweest. Allereerst vorm<strong>de</strong> het <strong>de</strong><br />
erkenning van ook <strong>de</strong>ze kant van mijn persoonlijkheid. Daarnaast heeft het geholpen in het<br />
innemen van een meer onafhankelijke positie in <strong>de</strong> kerk. Ook heeft het, zo <strong>de</strong>nk ik, <strong>de</strong><br />
kwaliteit van mijn pastoraat in belangrijke mate verhoogd. Het heeft geholpen an<strong>de</strong>ren meer<br />
“op hun eigen benen te laten staan” en verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n daar te hou<strong>de</strong>n waar ze horen.<br />
Ook <strong>voor</strong> mijn lei<strong>de</strong>rschap van een geloofsgemeenschap is dit van belangrijke waar<strong>de</strong><br />
gebleken. Ik benoem <strong>de</strong>ze aspecten als een vorm van betere zelfdifferentiatie.<br />
In mijn ontwikkeling als supervisor is eenzelf<strong>de</strong> lijn zichtbaar. Ook hier ont<strong>de</strong>kte ik hoezeer<br />
het op constructieve wijze kunnen hanteren van mijn agressie helpend is om vastgelopen<br />
processen weer vlot te krijgen, om supervisanten bij zichzelf en hun leren te bepalen.<br />
Deze ontwikkelingen liepen niet gelijktijdig, maar <strong>de</strong>els na elkaar. In feite moest ik in <strong>de</strong><br />
opleiding tot supervisor nog weer langs een heel aantal stations, dat ik in het ka<strong>de</strong>r van<br />
trainingen en supervisie over mijn eigen pastorale werk al eens gepasseerd was. Waarmee<br />
<strong>voor</strong> mij dui<strong>de</strong>lijk werd dat <strong>de</strong>ze thematiek niet zomaar op or<strong>de</strong> is (ongetwijfeld zal dat per<br />
persoon verschillen).<br />
Maar zou ik zoveel an<strong>de</strong>rs zijn dan mijn collega’s? In <strong>de</strong> supervisies die ik inmid<strong>de</strong>ls zelf gaf<br />
en in wat ik om mij heen in <strong>de</strong> wereld van <strong>de</strong> kerk zie gebeuren, kreeg ik het vermoe<strong>de</strong>n dat<br />
het niet onmid<strong>de</strong>llijk bewust zijn en beschikbaar hebben van <strong>de</strong> eigen agressie vaker<br />
<strong>voor</strong>komt en dat pastores er baat bij zou<strong>de</strong>n hebben daarover te leren. Onmid<strong>de</strong>llijk kwam<br />
toen <strong>de</strong> vraag op of en op welke wijze supervisie daarin van betekenis kan zijn.<br />
Interessant daarbij is, <strong>voor</strong>al in pastorale supervisie, <strong>de</strong> vraag of er ook een relatie bestaat<br />
tussen het godsbeeld van <strong>de</strong> pastor en het kunnen omgaan met <strong>de</strong>ze thematiek. Ik <strong>de</strong>nk dan<br />
<strong>voor</strong>al aan <strong>de</strong> dogmatische notie van <strong>de</strong> Ira Deï<br />
Zo werd <strong>de</strong> grote lijn <strong>voor</strong> dit werkstuk geboren.<br />
Vooron<strong>de</strong>rstelling<br />
Ik ga uit van <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>on<strong>de</strong>rstelling: het zich bewust zijn en kunnen hanteren van <strong>de</strong><br />
eigen agressie in het gemeentewerk leidt tot een betere zelfdifferentiatie en daarmee ook tot<br />
een meer a<strong>de</strong>quaat geestelijk lei<strong>de</strong>rschap van pastores.<br />
Vraagstelling<br />
Ik stel mij in dit werkstuk <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> vraag:<br />
Op welke wijze kan supervisie bijdragen aan <strong>de</strong> bewustwording en het constructief<br />
hanteren van <strong>de</strong> agressie en daarmee aan een betere zelfdifferentiatie en aan een beter<br />
ontwikkeld lei<strong>de</strong>rschap van <strong>de</strong> pastor/supervisant?<br />
6
Doelstelling<br />
De doelstelling is tweeledig:<br />
Ik wil dat dit werkstuk<br />
• inzicht verschaft op het gebied van verborgen agressie bij pastores, als aandachtsveld<br />
<strong>voor</strong> pastorale supervisie en<br />
• methodische aanwijzingen formuleert hoe pastorale supervisie kan bijdragen aan <strong>de</strong><br />
bewustwording en een meer constructief inzetten van <strong>de</strong> agressie, opdat daarmee een<br />
betere zelfdifferentiatie en een beter ontwikkeld lei<strong>de</strong>rschap ontstaan.<br />
Doelgroep<br />
Met dit werkstuk heb ik pastoraal supervisoren op het oog.<br />
Opzet<br />
Om <strong>de</strong> vraagstelling te kunnen beantwoor<strong>de</strong>n, moet wor<strong>de</strong>n ingegaan op een aantal<br />
<strong>de</strong>elvragen, dat in <strong>de</strong> achtereenvolgen<strong>de</strong> hoofdstukken aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> komt.<br />
In hoofdstuk één staat <strong>de</strong> vraag centraal wat agressie is. Naast begripsverhel<strong>de</strong>ring, wordt<br />
aandacht gegeven aan het ontstaan en <strong>de</strong> functie, sekse- en klassenon<strong>de</strong>rscheid en <strong>de</strong><br />
theologische waar<strong>de</strong>ring.<br />
Hoofdstuk twee gaat over <strong>de</strong> vraag hoe pastores eigenlijk omgaan met agressie. Aan <strong>de</strong> hand<br />
van supervisiecasuïstiek wordt ge<strong>de</strong>monstreerd dat agressie veelal op “verborgen” wijze<br />
wordt geuit. Tevens wordt ingegaan op literatuur en on<strong>de</strong>rzoeken die aangeven dat pastores<br />
meer dan gemid<strong>de</strong>ld moeite hebben met het hanteren van <strong>de</strong> eigen agressie. Factoren die<br />
daarin van betekenis zijn wor<strong>de</strong>n besproken. Tevens wordt <strong>de</strong> vraag gesteld of in <strong>de</strong><br />
persoonlijke spiritualiteit van <strong>de</strong> pastor ook ruimte is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> agressieve kanten in God.<br />
In hoofdstuk drie wordt het verband aangegeven tussen zelfdifferentiatie, lei<strong>de</strong>rschap en<br />
agressie tegen <strong>de</strong> achtergrond van <strong>de</strong> huidige setting van het pastoraat en kerkelijk werk.<br />
Hoofdstuk vier gaat in op <strong>de</strong> betekenis van supervisie <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze thematiek. Na een beknopte<br />
weergave van wat supervisie is, wordt “verborgen agressie” als schaduwthematiek benoemd.<br />
Het hulpverleningsmo<strong>de</strong>l van Lang en Van <strong>de</strong>r Molen wordt aangereikt als een on<strong>de</strong>rliggend<br />
concept waarbinnen verborgen agressie ook in supervisie kan wor<strong>de</strong>n “bewerkt”.<br />
In hoofdstuk vijf volgen dan <strong>de</strong> conclusies en enkele aanbevelingen en afsluiten<strong>de</strong><br />
opmerkingen.<br />
Dit werkstuk gaat over basispastores. Dat heeft er mee te maken dat ik in dit werkstuk wil<br />
uitgaan van wat ik zelf in het superviseren ben tegengekomen en dat ik zelf in <strong>de</strong>ze omgeving<br />
werk. Het is <strong>voor</strong>stelbaar en ook waarschijnlijk dat wat in dit werkstuk beschreven wordt, ook<br />
van toepassing is op velen die in an<strong>de</strong>re vormen van pastoraat en geestelijke verzorging<br />
werkzaam zijn.<br />
Vanuit het besef dat het pastorale beroep, alsme<strong>de</strong> het supervisorschap door zowel vrouwen<br />
als mannen wordt uitgeoefend, tracht ik zoveel mogelijk inclusief te schrijven of vrouwelijke<br />
en mannelijke vormen af te wisselen.<br />
Bijbelcitaten zijn afkomstig uit <strong>de</strong> vertaling 1951 van het Ne<strong>de</strong>rlands Bijbelgenootschap.<br />
7
HOOFDSTUK EEN AGRESSIE<br />
In dit eerste hoofdstuk wordt het begrip ‘agressie’ verkend. Ook enige an<strong>de</strong>re, verwante<br />
termen wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rzocht op hun betekenissen (1.1). Vervolgens wordt beknopt ingegaan op<br />
<strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> visies op het ontstaan van agressie en op <strong>de</strong> functie van agressie. Ook sta ik<br />
stil bij gen<strong>de</strong>r- en klassenon<strong>de</strong>rscheid (1.2). Het hoofdstuk wordt besloten met het benoemen<br />
van een aantal theologische aspecten van agressie (1.3).<br />
1.1 Begripsverhel<strong>de</strong>ring<br />
Agressie is een woord dat zowel in kerkelijke als in algemeen maatschappelijke context vele<br />
be<strong>de</strong>nkingen oproept. Agressie wordt allereerst met geweld en vernietiging geassocieerd. Al<br />
lang bestaat <strong>de</strong> stilzwijgen<strong>de</strong> afspraak dat <strong>de</strong>rgelijke uitingen van agressie moeten wor<strong>de</strong>n<br />
geweerd en in onze tijd is dat niet langer stilzwijgend, maar wor<strong>de</strong>n uitingen van geweld met<br />
beroep op normen en waar<strong>de</strong>n veroor<strong>de</strong>eld. Nog altijd en steeds meer zijn i<strong>de</strong>alen belangrijk<br />
als: aanpassing en vrien<strong>de</strong>lijkheid en <strong>voor</strong>al controle hou<strong>de</strong>n over heftige emoties.<br />
We hou<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze i<strong>de</strong>alen hoog in een wereld die aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant van geweld is<br />
doortrokken. De achterliggen<strong>de</strong> <strong>de</strong>cennia wer<strong>de</strong>n we wereldwijd geconfronteerd met bloedige<br />
oorlogen, geweld tegen zwakken, huiselijk geweld en extreme inci<strong>de</strong>nten die we betitelen als<br />
“zinloos geweld” en waartegen duizen<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> been zijn in stille tochten. “Agressief”<br />
rijgedrag veroorzaakt eveneens talloze slachtoffers. Terroristische aanslagen veroorzaken,<br />
naast het verschrikkelijke leed <strong>voor</strong> direct getroffenen, diepe angst in <strong>de</strong>ze wereld.<br />
Als een vreem<strong>de</strong> paradox kent het he<strong>de</strong>ndaags amusement in <strong>de</strong> vorm van film en<br />
vi<strong>de</strong>ospelletjes extreme vormen van vernietigen<strong>de</strong> agressie.<br />
Re<strong>de</strong>n genoeg om agressie te weren. Toch wordt in dit on<strong>de</strong>rzoek een pleidooi gehou<strong>de</strong>n <strong>voor</strong><br />
het inzetten van agressie. Om dit pleidooi te verstaan is het nodig on<strong>de</strong>rscheid te maken in een<br />
aantal begrippen die verwant zijn aan agressie en in het woord agressie zelf. Om maar met dat<br />
laatste te beginnen: <strong>de</strong> oorsprong van het woord agressie ligt in het Latijnse werkwoord<br />
aggredior dat <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> betekenissen heeft 1 :<br />
1. naar iemand of iets toegaan<br />
2. met een bepaald doel tot iemand of iets gaan:<br />
2a. zich tot iemand wen<strong>de</strong>n, iemand zoeken te winnen<br />
2b. aanvallen, gerechtelijk vervolgen<br />
2c. tot iets overgaan, aan iets beginnen, iets on<strong>de</strong>rnemen<br />
De kern van het woord ligt in het: op <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r toegaan. Het is daarmee een relationeel begrip.<br />
Het zegt iets over <strong>de</strong> verhouding tussen <strong>de</strong> een en <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r.<br />
Het doel van agressie kan verschillend zijn.<br />
Enerzijds kan in agressie <strong>de</strong> positieve bedoeling gelegen zijn, <strong>de</strong> eigen kracht en macht in te<br />
zetten om contact te bewerkstelligen, dan wel te herstellen, een kwetsing tot uitdrukking te<br />
brengen of om <strong>de</strong>ze weer goed te maken. Ook kan het <strong>de</strong> bedoeling zijn tot uitdrukking te<br />
brengen zich van <strong>de</strong> aanval die <strong>de</strong>ze kwetsing teweegbracht, te distantiëren. In dit opzicht<br />
kunnen we spreken van constructieve agressie.<br />
An<strong>de</strong>rzijds kan agressie tot doel hebben <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r te beschadigen, te verwon<strong>de</strong>n. Dan is<br />
agressie <strong>de</strong> uitdrukking van <strong>de</strong> wens <strong>de</strong> eigen kracht meedogenloos in te zetten, misschien wel<br />
omdat <strong>de</strong> eigen onmacht om an<strong>de</strong>rs met <strong>de</strong> dingen om te gaan, zo groot is. Beschadiging van<br />
1 Muller, F., E.H. Renkema, A.D. Leeman, Beknopt Latijns-Ne<strong>de</strong>rlands woor<strong>de</strong>nboek, Groningen, 1970<br />
8
<strong>de</strong> an<strong>de</strong>r is niet altijd doel, maar soms ook het gevolg van het willen bereiken van een an<strong>de</strong>r<br />
doel, bij<strong>voor</strong>beeld het vestigen van <strong>de</strong> eigen macht. In <strong>de</strong>ze twee<strong>de</strong> betekenis is agressie met<br />
geweld en vernietiging verbon<strong>de</strong>n. We spreken hier van <strong>de</strong>structieve agressie.<br />
Juist in <strong>de</strong>ze twee<strong>de</strong> betekenis heeft agressie ingang gevon<strong>de</strong>n in ons taalgebruik. Toch is het<br />
van belang om <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rscheiding in het agressiebegrip te zien en te door<strong>de</strong>nken, omdat<br />
an<strong>de</strong>rs het kind met het badwater wordt weggegooid. Want er schuilt dus een positieve<br />
betekenis in het woord agressie, evenals in ergernis, trouwens.<br />
De agressie kan uitdrukking zijn van <strong>de</strong> wens contact tot stand te brengen, communicatie te<br />
herstellen, vastgelopen situaties te doorbreken, stilstaan<strong>de</strong> processen weer vlot te krijgen,<br />
maar ook aandacht te vragen <strong>voor</strong> kwetsingen die zijn aangedaan, erkenning te vin<strong>de</strong>n <strong>voor</strong><br />
aangedane schendingen, herstel van <strong>de</strong> eigenwaar<strong>de</strong>.<br />
Zijlstra kent, afgezien van pathologische agressie ten gevolge van biologische of<br />
psychopathologische stoornissen, een groot aantal vormen van ‘normale’ agressie, die een<br />
verschillen<strong>de</strong> betekenis hebben. “Hoe uiteenlopend <strong>de</strong>ze betekenissen ook mogen zijn, zij<br />
gaan allen terug op <strong>de</strong> grondstructuur van <strong>de</strong> mens, nl. <strong>de</strong> mens als een ‘wor<strong>de</strong>nd’ wezen, dat<br />
communiceren moet, wil het zich ontplooien in <strong>de</strong> richting van zijn unieke bestemming, met<br />
an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> vele vormen van agressie zijn in laatste instantie slechts te verstaan vanuit<br />
<strong>de</strong> polariteit van individualisatie en participatie.” 2<br />
Verwante termen<br />
In ons spraakgebruik zijn er nogal wat woor<strong>de</strong>n die wij met agressie verbin<strong>de</strong>n en die, hoewel<br />
zij verschillen<strong>de</strong> zaken betreffen, vaak ook door elkaar gebruikt wor<strong>de</strong>n.<br />
Ik noem er enkele uit het boek van Klessmann 3 . Hij noemt: ergernis, woe<strong>de</strong>, wrok,<br />
vijandigheid, haat en geweld. In feite vormen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n verschillen<strong>de</strong> stadia<br />
op een soort continuüm van constructieve agressie naar <strong>de</strong>structieve agressie.<br />
Ergernis en woe<strong>de</strong> zijn emoties die optre<strong>de</strong>n wanneer het vestigen van contact, het rechtzetten<br />
van wat in <strong>de</strong> ogen en beleving van het subject niet terecht is, of het zich teweer stellen tegen<br />
of na een kwetsing aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> is.<br />
Bij wrok en vijandigheid is sprake van langer duren<strong>de</strong> toestan<strong>de</strong>n van gevoel. Het is het<br />
gevolg van gefrustreer<strong>de</strong> ergernis: ergernis die er niet toe heeft geleid dat <strong>de</strong> situatie<br />
veran<strong>de</strong>rd is of <strong>de</strong> communicatie hersteld.<br />
Wanneer <strong>de</strong>ze wrok of vijandigheid zodanig wordt dat iemand uitsluitend nog op <strong>de</strong><br />
beschadiging en wellicht vernietiging van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r uit is, spreekt men van haat.<br />
Geweld, tenslotte, is het eindpunt van het hele spectrum van bovenstaan<strong>de</strong> vormen en<br />
agressieve uitingen: het <strong>de</strong>structieve, beschadigen<strong>de</strong>, vernietigen<strong>de</strong> aspect van agressie drukt<br />
zich in fysiek geweld uit. In een uitbraak van geweld doen mensen dingen die zij an<strong>de</strong>rs nooit<br />
zou<strong>de</strong>n doen; <strong>de</strong> betrekking op het eigen <strong>de</strong>nken en voelen, alsook op <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r, waartegen het<br />
geweld zich richt, is verloren gegaan.<br />
Nog twee termen wil ik hier noemen.<br />
De eerste is: toorn.<br />
Ook hier gaat het over een gevoel. Het is wat sterker dan ergernis. Het woord doet archaïsch<br />
aan. In het dagelijks taalgebruik is het woord bijna verdwenen (<strong>de</strong> spellingscontrole van Word<br />
2002 benoemt het ook als ou<strong>de</strong>rwets taalgebruik). Maar in het religieus taalgebruik speelt het<br />
echter nog een belangrijke rol. Daarom noem ik het woord apart. De herkomst van het woord<br />
gaat terug op <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n ‘verscheurdheid’ en ‘scheiding’ en wijst in <strong>de</strong> richting van een<br />
2 Zijlstra 1969, 137<br />
3 Klessmann 1992, 24-31<br />
9
kwetsing die iets daarvan tot uitdrukking brengt, zoals ‘niet meer meetellen’ of ‘afgewezen<br />
zijn’.<br />
De twee<strong>de</strong> term is een woord dat nauw verwant is aan agressie en dan <strong>voor</strong>al met <strong>de</strong><br />
constructieve kant, namelijk: assertiviteit.<br />
Bij assertiviteit gaat het om een afgewogen betrokkenheid, zowel op <strong>de</strong> eigen wensen,<br />
gedachten, gevoelens en aanspraken, als op die van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r. Het doel van assertiviteit is<br />
eveneens communicatie, maar ook samenwerking en oplossing van problematieken die <strong>voor</strong><br />
bei<strong>de</strong> partijen bevredigend zijn.<br />
1.2 Ontstaan en functie van agressie; sekse- en klassenon<strong>de</strong>rscheid<br />
1.2.1 Het ontstaan van agressie<br />
De visie op het ontstaan van agressie is complex. In <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> vorige eeuw is <strong>de</strong> visie op<br />
het ontstaan van agressie ook steeds weer gewijzigd 4 .<br />
Aangeboren instinct<br />
Allereerst was er sprake van agressie als een aangeboren en daarmee biologisch verschijnsel,<br />
behorend tot ons menselijk (of dierlijk) instinct.<br />
Deze visie werd vertegenwoordigd door <strong>de</strong> sociobioloog Konrad Lorenz.<br />
Uit zijn on<strong>de</strong>rzoeken on<strong>de</strong>r diersoorten bleek dat agressie een mid<strong>de</strong>l is om het territorium te<br />
bewaken; dit heeft weer tot doel <strong>de</strong> voedsel<strong>voor</strong>ziening veilig te stellen. Het aanvallen van<br />
an<strong>de</strong>re dieren staat daarmee in het teken van het vergroten van <strong>de</strong> eigen overlevingskansen.<br />
Daarnaast wordt agressie gebruikt om <strong>de</strong> hiërarchie vast te stellen; wat van belang is,<br />
bij<strong>voor</strong>beeld, in <strong>de</strong> paartijd.<br />
Dieren kennen ook een ingebouwd “rem”mechanisme, zodat er niet onnodig slachtoffers<br />
vallen. Zo geven wolven en hon<strong>de</strong>n hun on<strong>de</strong>rworpenheid aan door hals en buik aan <strong>de</strong><br />
overwinnaar te tonen.<br />
Uitingen van agressie hebben dus een nuttige functie <strong>voor</strong> dieren en stoppen als het doel is<br />
bereikt.<br />
Zo zou volgens Lorenz agressie bij <strong>de</strong> mens ook werken. Dat waarneembaar is dat bij mensen<br />
regelmatig <strong>de</strong> grens van doelmatigheid wordt overschre<strong>de</strong>n, heeft te maken met dat <strong>de</strong> “rem”<br />
bij mensen min<strong>de</strong>r is ontwikkeld. De cultuur speelt hierin een belangrijke rol, naast het feit<br />
dat mensen nu eenmaal van nature niet zijn uitgerust met aanvalswapens als slagtan<strong>de</strong>n,<br />
klauwen, wurgspieren of giftan<strong>de</strong>n. De mens hoeft niet altijd tot openlijke en fysieke agressie<br />
over te gaan. Culturele structuren en <strong>de</strong> ontwikkeling van <strong>de</strong> intelligentie maken het mogelijk<br />
agressie op an<strong>de</strong>re wijze en op an<strong>de</strong>re tijdstippen te uiten.<br />
Overigens is er ook een waarneembaar fysieke kant aan menselijke agressie: versnel<strong>de</strong><br />
hartslag, oplopen<strong>de</strong> bloeddruk, verkleuring van <strong>de</strong> huid, veran<strong>de</strong>ringen in motoriek.<br />
Aangeboren drift<br />
Ook Freud gaat uit van een aangeboren agressie. An<strong>de</strong>rs dan Lorenz spreekt hij niet van<br />
instinct, maar van drift. Kin<strong>de</strong>ren dragen <strong>de</strong>ze drift van nature in zich en moeten in <strong>de</strong> loop<br />
van <strong>de</strong> tijd rekening hou<strong>de</strong>n met an<strong>de</strong>ren om hen heen. In <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> opvoeding en on<strong>de</strong>r<br />
invloed van het inmid<strong>de</strong>ls gevorm<strong>de</strong> geweten wordt <strong>de</strong> drift min of meer beteugeld en<br />
omgevormd tot positieve energie, waardoor het mogelijk wordt om maatschappelijk<br />
geaccepteer<strong>de</strong> doelstellingen te verwezenlijken.<br />
4 Ik maak gebruik van het overzicht uit Oostrik/Ruigrok 1999, 2 – 6. Gezien <strong>de</strong> omvang van dit werkstuk moet<br />
<strong>de</strong>ze weergave beknopt blijven.<br />
10
Op <strong>de</strong> functie van agressie vanuit het standpunt van <strong>de</strong> psychoanalyse en <strong>de</strong> objectrelatietheorie<br />
kom ik in <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> paragraaf van dit hoofdstuk terug.<br />
Aangeleerd gedrag<br />
Volgens <strong>de</strong> sociale leertheorie, waarvan Bandura een belangrijke vertegenwoordiger is, moet<br />
agressie niet beschouwd wor<strong>de</strong>n als een aangeboren drift, maar als aangeleerd gedrag. Als<br />
kin<strong>de</strong>ren merken dat agressie “loont”, dat wil zeggen, dat het een <strong>voor</strong> hen gunstig resultaat<br />
sorteert, dan is <strong>de</strong> kans groot dat zij zich agressief blijven gedragen. Er is dan geleerd van <strong>de</strong><br />
positieve consequentie. An<strong>de</strong>rzijds leren kin<strong>de</strong>ren (en volwassenen) door imitatie. Ou<strong>de</strong>rs,<br />
broers en zussen, maar ook leeftijdgenoten en, bij<strong>voor</strong>beeld, televisie, zijn belangrijke<br />
<strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n.<br />
Via straffen en belonen wordt kin<strong>de</strong>ren geleerd om met hun agressie om te gaan.<br />
Skinner verfijnt <strong>de</strong> opvattingen van Bandura. Bandura gaat er vanuit dat het leren in vrijheid<br />
ontstaat, maar Skinner betwijfelt dit. In <strong>de</strong> maatschappij is steeds weer sprake van<br />
conditionering. Gewenst gedrag wordt beloond, ongewenst gedrag afgeleerd. De mens is<br />
individueel niet vrij om te kiezen.<br />
<strong>Een</strong>maal eigen gemaakt gedrag valt moeilijk af te leren, zelfs als er negatieve consequenties<br />
volgen. Volgens Patterson is een agressief kind geneigd om agressieve bedoelingen in het<br />
gedrag van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r te zien, ook al is dit feitelijk niet het geval. Daardoor ontstaat al snel een<br />
vicieuze cirkel.<br />
Frustratie<br />
John Dollard ver<strong>de</strong>digt het standpunt dat agressie ontstaat op grond van frustratie. Wanneer<br />
het individu zich belemmerd weet in zijn wensen of behoeften zal het daarop reageren met<br />
een agressieve uiting. Deze frustratietheorie heeft veel kritiek gekregen. Hoewel er wel een<br />
verband lijkt te bestaan met agressie, is het niet zo dat frustratie per <strong>de</strong>finitie tot agressie leidt.<br />
Er zijn ook an<strong>de</strong>re reacties <strong>de</strong>nkbaar. Het zou wel zo kunnen zijn dat agressie, die niet geuit<br />
wordt, zich opstapelt, tot <strong>de</strong> rand van <strong>de</strong> emmer is bereikt en een onbedui<strong>de</strong>nd <strong>voor</strong>val <strong>de</strong><br />
spreekwoor<strong>de</strong>lijke frustratiedruppel kan zijn die tot een uitbarsting van alle opgekropte woe<strong>de</strong><br />
leidt.<br />
Cognities, cultuur en maatschappij<br />
Hoe wordt bepaald gedrag benoemd? Men realiseer<strong>de</strong> zich on<strong>de</strong>r invloed van <strong>de</strong> cognitieve<br />
psychologie dat <strong>de</strong> benaming en daarmee <strong>de</strong> cognitieve invulling van belang was. In sommige<br />
culturen komen bepaal<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n, waarmee wij in onze westerse wereld agressief gedrag<br />
aangeven, niet <strong>voor</strong>. Daarmee zijn meteen nog twee factoren gegeven: <strong>de</strong> culturele en <strong>de</strong><br />
maatschappelijke. Uit antropologisch on<strong>de</strong>rzoek blijkt dat wat in <strong>de</strong> westerse maatschappijen<br />
individuele uitingen zijn, bij, bij<strong>voor</strong>beeld, bepaal<strong>de</strong> Afrikaanse stammen groepsfuncties zijn.<br />
De agressie is hier niet <strong>de</strong> uiting van een individu, maar krijgt gestalte en wordt ook<br />
gekanaliseerd en gereguleerd in het geheel van <strong>de</strong> clan 5 .<br />
Wat wij als agressie benoemen heeft eveneens te maken met cultuurpatronen en<br />
levensfilosofieën.<br />
Volgens Klessmann zijn <strong>de</strong> opeenvolgen<strong>de</strong> theorieën niet te verstaan als uitsluitingen van<br />
<strong>voor</strong>gaan<strong>de</strong> theorieën, maar <strong>voor</strong>al het bewijs van <strong>de</strong> complexiteit van het agressiebegrip.<br />
5 Zie hier<strong>voor</strong> Klessmann 1992 en DiGiuseppe, R., “ Developing the Therapeutic Alliance with Angry Clients”<br />
in Bernard/IJzermans 2004, 136-140<br />
11
Uitein<strong>de</strong>lijk lijkt het van belang dat bij <strong>de</strong> gedachtevorming rondom het ontstaan van agressie<br />
rekening wordt gehou<strong>de</strong>n met het biologisch-fysiologische aspect; het cognitieve<br />
psychologische aspect en het aspect van <strong>de</strong> sociale en maatschappelijke ka<strong>de</strong>rs.<br />
1.2.2 De functie van agressie<br />
In het psychoanalytisch <strong>de</strong>nkka<strong>de</strong>r is diepgaand nagedacht over <strong>de</strong> functie van agressie. Freud<br />
stel<strong>de</strong> agressie min of meer aan <strong>de</strong>structiviteit gelijk. Dat heeft het <strong>de</strong>nken over agressie zeer<br />
beïnvloed. Bij latere object-relationisten wordt dit klassieke begrip van agressie gerelativeerd<br />
en ook verruimd. Over <strong>de</strong> functie van agressie vanuit ontwikkelingspsychologisch<br />
gezichtspunt wil ik, zon<strong>de</strong>r te streven naar volledigheid, een aantal aspecten naar voren halen.<br />
Freud verstond <strong>de</strong> agressie als een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> seksuele drift. In het psychoanalytisch ka<strong>de</strong>r<br />
wer<strong>de</strong>n bepaal<strong>de</strong> vormen van <strong>de</strong>pressie gezien als naar binnen gekeer<strong>de</strong> agressie, ontstaan<br />
door het verloren gaan van het oorspronkelijke object, waarop <strong>de</strong> seksuele drift zich richtte.<br />
Daardoor kon agressie ook gezien wor<strong>de</strong>n als <strong>de</strong> drift die aan <strong>de</strong> libidineuze drift haar kracht<br />
en energie geeft. Maar dat betekent dat agressie in zekere zin <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> is <strong>voor</strong> het kunnen<br />
geven van lief<strong>de</strong>, toewending en nabijheid. Het is <strong>de</strong> kracht die ons op <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r ook in<br />
libidineuze zin doet toegaan. Daarmee is agressie van belang in <strong>de</strong> ontwikkeling van het<br />
vermogen om object relaties aan te gaan.<br />
Zijlstra noemt als grondpolariteit van het menselijk bestaan, <strong>de</strong> dynamiek tussen Zelf en<br />
Wereld, met als subpolariteiten o.a. individualisatie en participatie, naast onafhankelijkheid en<br />
afhankelijkheid. 6 Deze polariteit wordt zichtbaar in het proces van scheiding en individuatie.<br />
In <strong>de</strong> vroege kin<strong>de</strong>rtijd maakt een kind zich los van <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r en verkent gaan<strong>de</strong>weg <strong>de</strong> grote<br />
buitenwereld. Enerzijds is er nog <strong>de</strong> behoefte aan veiligheid en geborgenheid, an<strong>de</strong>rzijds het<br />
verlangen om zelfstandig op zoek te gaan en zich in <strong>de</strong> nog onbeken<strong>de</strong> buitenwereld te<br />
wagen. Dit loskomen is te zien als een belangrijke stap in onze ontwikkeling en een van <strong>de</strong><br />
vroegste uitdrukkingen van een positieve agressieve kracht. Het brengt ons het besef bij een<br />
an<strong>de</strong>r te zijn dan <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r; een zelfstandig individu, dat op <strong>de</strong> wereld kan toegaan. Deze<br />
scheiding echter, in het licht van onze individuatie, roept ook angst, spanning en pijn op. Er is<br />
agressie <strong>voor</strong> nodig <strong>de</strong>ze scheiding door te zetten, on<strong>de</strong>r het accepteren van <strong>de</strong> pijn die dat en<br />
aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r en aan het individu zelf doet.<br />
“In <strong>de</strong>r dauern<strong>de</strong>n Spannung van Abhängigkeit und Drang nach Autonomie ist Aggression ein<br />
notwendiger Impuls, um nicht in Abhängigkeit stecken zu bleiben.“ 7 Agressie is daarmee een<br />
noodzakelijke <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> om tot onafhankelijkheid te komen.<br />
6 Zijlstra 1989, 25,26<br />
7 Klessmann 1992, 64<br />
12
Over <strong>de</strong>ze en an<strong>de</strong>re scheidingen in onze kin<strong>de</strong>rtijd valt nog iets meer te zeggen. Er is een<br />
samenhang tussen scheiding, angst en ergernis. Bij ie<strong>de</strong>re na<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> dreiging van scheiding,<br />
reageren kin<strong>de</strong>ren met angst en ergernis. De ergernis kan uitdrukking zijn van hoop: met <strong>de</strong><br />
ergernis wordt het kwetsen<strong>de</strong> van <strong>de</strong> scheiding tot uitdrukking gebracht, in <strong>de</strong> hoop dat het<br />
niet meer gebeuren zal, of om <strong>de</strong> hoop uit te drukken (bij langere afwezigheid) dat <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r<br />
zal terugkeren. De ergernis kan ook uitdrukking zijn van vertwijfeling: het individu heeft <strong>de</strong><br />
hoop opgegeven dat <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r nog zal terugkeren en reageert daarop, als uitdrukking van het<br />
on<strong>de</strong>rvon<strong>de</strong>n onrecht, met ergernis (gericht tegen ie<strong>de</strong>reen en alles). Deze patronen van<br />
ergernis blijven ook bij volwassenen herkenbaar.<br />
Soms zijn ergernis en agressie ook vormen van afweer tegen bedreiging.<br />
De bedreiging kan zowel van buiten, als van binnenuit komen (bepaal<strong>de</strong> driften die een mens<br />
gewaar wordt). Het geeft weer dat <strong>de</strong> Ik functie intact is!<br />
Overigens kan, omgekeerd, angst ook een afweervorm zijn tegen agressie en ergernis.<br />
In het verband van dit on<strong>de</strong>rzoek is van belang dat Klessmann noteert: “Menschen, die in<br />
einer sehr konfliktvermei<strong>de</strong>n<strong>de</strong>r Umgebung aufgewachsen sind, reagieren häufig viel leichter<br />
auf bedrohliche Situationen mit Angst und entsprechen<strong>de</strong>m Rückzug, statt einmal ihre<br />
Aggression zu mobilisieren.“ 8<br />
Tenslotte is vanuit ontwikkelingspsychologisch perspectief te zeggen dat agressie een<br />
levenskracht of levensenergie bedoelt te zijn, die noodzakelijk is, om het proces van<br />
individuele groei en tussenmenselijke betrekkingen op gang te brengen, om veran<strong>de</strong>ringen te<br />
initiëren en om een gevoel van competentie te krijgen, dat wil zeggen: <strong>de</strong> beheersing van het<br />
eigen lichaam en <strong>de</strong> beheersing van an<strong>de</strong>re zaken.<br />
Levenskracht dus, die primair <strong>de</strong> bron is van ie<strong>de</strong>re beweging, actie, kortom van het leven<br />
zelf. Het dient het lichamelijk in beweging komen en <strong>de</strong> ontwikkeling van<br />
han<strong>de</strong>lingsvaardighe<strong>de</strong>n. Indammen van <strong>de</strong> agressieve kracht is <strong>de</strong>rhalve het proces van groei<br />
on<strong>de</strong>rdrukken en inperken.<br />
1.2.3 Gen<strong>de</strong>r- en klassenon<strong>de</strong>rscheid<br />
Als het over agressie gaat in het licht van gen<strong>de</strong>r, moeten we on<strong>de</strong>rscheid maken tussen<br />
enerzijds <strong>de</strong> aspecten van het hebben leren omgaan met agressie (het socialisatieaspect) en<br />
an<strong>de</strong>rzijds <strong>de</strong> beleving en zelfervaring van agressie.<br />
Wat betreft dit socialisatieaspect wijst on<strong>de</strong>rzoek uit dat ou<strong>de</strong>rs er op uit zijn dat meisjes<br />
“lachen”. De consequentie daarvan is dat meisjes zijn opgeroepen hun ergernis niet uit te<br />
drukken. Daardoor wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze gevoelens teruggedrongen en als schuld of innerlijk<br />
onbehagen beleefd.<br />
Meisjes leren vroeg relaties en nabijheid te waar<strong>de</strong>ren. Daar ergernis afstand schept, leren zij<br />
vroeg ergernis te on<strong>de</strong>rdrukken. Uitdrukkingen van ergernis door meisjes wor<strong>de</strong>n vaak<br />
ontvangen met be<strong>de</strong>nkelijk kijken, terwijl men geïnteresseerd kijkt naar het uitdrukken van<br />
ergernis door jongens. Achter een be<strong>de</strong>nkelijke blik schuilt het gevaar van afwijzing en<br />
onttrekken van lief<strong>de</strong>; meisjes leren daardoor al vroeg dat ergernis <strong>voor</strong> relaties bedreigend en<br />
gevaarlijk is.<br />
Meisjes leren dat het niet vrouwelijk is ergernis uit te drukken. De televisie bevestigt <strong>de</strong>ze<br />
beel<strong>de</strong>n: agressie wordt vertegenwoordigd door mannelijke rollen. Daarentegen presenteren<br />
vrouwelijke rollen eer<strong>de</strong>r het object waartegen mannelijke agressie zich richt, of zwakke en<br />
weerloze slachtoffers daarvan.<br />
Bij dit alles moet wel <strong>de</strong> vraag gesteld wor<strong>de</strong>n, of dit nog wel zo sterk geldt en of on<strong>de</strong>r<br />
invloed van het feminisme, daar toch niet iets van een kentering in is waar te nemen?<br />
8 a.w. 68<br />
13
Vrouwen wor<strong>de</strong>n uitgedaagd meer assertief naar voren te tre<strong>de</strong>n en mannen wor<strong>de</strong>n<br />
uitgedaagd hun gevoelens (ook die van kwetsbaarheid en onzekerheid) te laten spreken. 9<br />
Als het nu gaat over <strong>de</strong> waarneming en zelfwaarneming van agressie blijkt dat er niet zo veel<br />
verschil zit tussen mannen en vrouwen. Vrouwen wor<strong>de</strong>n net zo vaak en met <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />
intensiteit geërgerd als mannen, overwegend op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n en ook ongeveer met<br />
<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> werking. Wel zijn er enige aanwijzingen dat vrouwen min<strong>de</strong>r fysiek reageren op hun<br />
eigen ergernis maar eer<strong>de</strong>r in dat geval over hun gevoelens spreken.<br />
Maar ook mannen uiten zich bij ergernis heel vaak niet openlijk agressief. In verschijnselen is<br />
het enige overdui<strong>de</strong>lijke verschil dat vrouwen, wanneer zij in een situatie betrokken zijn,<br />
waarin ergernis speelt, eer<strong>de</strong>r huilen en zich gekwetst voelen.<br />
Al met al zijn <strong>de</strong> overeenkomsten groter dan <strong>de</strong> verschillen.<br />
Vrouwen zullen grotere angst hebben dat <strong>de</strong> relatie waarin zij staan door <strong>de</strong> ergernis breekt,<br />
terwijl mannen meer projectief (het zit in <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r) reageren. 10<br />
Ten aanzien van het klassenon<strong>de</strong>rscheid is wel dui<strong>de</strong>lijk verschil waar te nemen.<br />
Mid<strong>de</strong>nklasse gezinnen reageren afwerend op sterke gevoelens en dus ook op agressie.<br />
In <strong>de</strong> sociale on<strong>de</strong>rlagen blijkt agressie openlijker, maar ook meer noodzakelijk om zich in<br />
een <strong>de</strong>rgelijk milieu te kunnen handhaven. Er is veel aanmoediging tot inzetten van agressie,<br />
zeker ter ver<strong>de</strong>diging; er moet echter wel grond <strong>voor</strong> zijn. 11<br />
Je zou je in dit verband kunnen afvragen wat het betekent dat het overgrote <strong>de</strong>el van <strong>de</strong><br />
Ne<strong>de</strong>rlandse kerken bevolkt wordt door overwegend mid<strong>de</strong>nklasse mensen. Klessmann werpt<br />
<strong>de</strong> vraag op of <strong>de</strong> kerk met haar mij<strong>de</strong>n en veroor<strong>de</strong>len van ergernis en agressie ook niet juist<br />
hierin <strong>de</strong> arbei<strong>de</strong>rsklasse van haar heeft vervreemd door niet aan te sluiten bij een belangrijk<br />
aspect van het levensgevoel dat aan <strong>de</strong>ze laag in <strong>de</strong> samenleving eigen is. 12<br />
1.3 Theologische aspecten van agressie<br />
In een werkstuk over pastorale supervisie kan een theologisch <strong>de</strong>el omtrent agressie niet<br />
ontbreken. Gezien <strong>de</strong> omvang van <strong>de</strong>ze scriptie kunnen <strong>de</strong> notities echter slechts van beperkte<br />
aard zijn. Ik on<strong>de</strong>rscheid bijbels-theologisch achtereenvolgens: agressie in God, agressie<br />
9 Prein 2002, 76<br />
10 Klessmann 1992, 69 en Prein 2002, 74-77<br />
11 Klessmann 1992, 72<br />
12 a.w. 72<br />
14
jegens God en agressie jegens mensen in <strong>de</strong> naam van God. Ik besluit met enige gedachten<br />
van systematisch theologische en hermeneutische aard. 13<br />
1.3.1 Agressie in God<br />
In <strong>de</strong> Schrift wordt antropomorf van God gesproken, maar ook antropopathisch, dat wil<br />
zeggen, dat ook als het gaat om emoties, over God gesproken wordt op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> wijze als dat<br />
bij mensen het geval is.<br />
Het woord dat het meest dui<strong>de</strong>lijk een agressieve zij<strong>de</strong> in God aanduidt, in het Eerste<br />
Testament, is het Hebreeuwse woord dat wij vertalen met ‘toorn’. De grondstam is<br />
verbon<strong>de</strong>n met ‘snuiven’ en <strong>de</strong> psalmist schrijft dan ook:<br />
Toen dreun<strong>de</strong> en beef<strong>de</strong> <strong>de</strong> aar<strong>de</strong> en <strong>de</strong> grondvesten <strong>de</strong>r bergen sid<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n en<br />
daver<strong>de</strong>n, omdat Hij in toorn ontbrand was.<br />
Rook steeg op uit zijn neus, verterend vuur kwam <strong>voor</strong>t uit zijn mond, kolen raakten erdoor in<br />
brand.<br />
Ps. 18: 7,8<br />
Het woord ‘toorn’ komt vaak <strong>voor</strong> in combinatie met dat te vertalen is als ‘wraak’. In<br />
het Nieuwe Testament is het meest gebrui . 14<br />
Als het gaat over agressie in God, dan neemt <strong>de</strong>ze agressie drie gestalten aan.<br />
- De duistere, onverklaarbare agressie.<br />
Er is agressie in God om een duistere, onverklaarbare re<strong>de</strong>n. Het lijkt volstrekte willekeur te<br />
zijn, wanneer <strong>de</strong> toorn van God ontbrandt. Daar zijn verschillen<strong>de</strong> <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n van te geven,<br />
uiteraard enigszins afhankelijk van <strong>de</strong> exegese die men pleegt.<br />
Ik noem, bij<strong>voor</strong>beeld, het verhaal uit Exodus 4, waarin Mozes, nadat hij door JHWH<br />
geroepen is om naar Egypte te gaan en het volk te bevrij<strong>de</strong>n, ook daadwerkelijk op weg gaat<br />
en er dan ineens staat:<br />
On<strong>de</strong>rweg nu, in een nachtverblijf, kwam <strong>de</strong> Here hem tegen en zocht hem te do<strong>de</strong>n.<br />
Ex. 4: 24<br />
Maar ook in <strong>de</strong> psalmen wordt geklaagd over verschrikkingen, beleefd als komend van God,<br />
zon<strong>de</strong>r enige re<strong>de</strong>n:<br />
Waarom, o Here, verstoot Gij mij, verbergt Gij uw aangezicht <strong>voor</strong> mij?<br />
Ik ben ellendig en wegstervend van mijn jeugd aan, ik draag uw verschrikkingen, ik ben ra<strong>de</strong>loos; uw<br />
bran<strong>de</strong>n<strong>de</strong> toorn gaat over mij heen, uw verschrikkingen vernietigen mij;<br />
<strong>de</strong> ganse dag omringen zij mij als water, zij omsingelen mij tezamen.<br />
Ps. 88: 14 – 17<br />
Het, misschien wel meest indrukwekken<strong>de</strong> boek dat over <strong>de</strong>ze thematiek is geschreven, Job,<br />
verwoordt het eveneens in <strong>de</strong>rgelijke bewoordingen:<br />
13 Zie <strong>voor</strong> bijbels theologische noties in verbinding met het on<strong>de</strong>rscheid tussen ‘warme’ en ‘kou<strong>de</strong>’ agressie (te<br />
vergelijken met wat we hierboven constructieve en <strong>de</strong>structieve agressie noem<strong>de</strong>n) ook: Bodisco Massink, 2004,<br />
28 – 42. Bodisco Massink noemt overigens niet het aspect van <strong>de</strong> willekeurige agressie in God: “ Gods toorn<br />
bestaat echter binnen het gegeven dat God goed is.” (33)<br />
14 THAT, s.v. ‘af en TDNT, s.v. orgè<br />
15
Gij hebt mijn gehele gezin uiteengeslagen, en mij aangegrepen;<br />
tot een getuige is mij dit gewor<strong>de</strong>n: mijn kwaal is tegen mij opgestaan en klaagt mij aan.<br />
Zijn toorn verscheurt en bestookt mij, Hij knerst met zijn tan<strong>de</strong>n tegen mij<br />
Job 16: 7 – 9<br />
- Agressie als gevolg van het falen van mensen.<br />
<strong>Een</strong> twee<strong>de</strong> gestalte van agressie in God is <strong>de</strong> toorn die verklaarbaar is uit het falen van<br />
mensen. Het zondvloedverhaal fun<strong>de</strong>ert <strong>de</strong> vloed over <strong>de</strong> aar<strong>de</strong> vanuit <strong>de</strong> “boosheid van <strong>de</strong><br />
mensen, die groot was op <strong>de</strong> aar<strong>de</strong>” (Gen. 6:5).<br />
Soms ook gaat het om persoonlijk falen: Saul die niet volledig het woord uitvoert dat tot hem<br />
gekomen was als god<strong>de</strong>lijke opdracht (I Sam. 15).<br />
- Agressie als uiting van gekrenkte lief<strong>de</strong> en hartstocht.<br />
Verreweg het belangrijkste motief <strong>voor</strong> <strong>de</strong> toorn van God ligt in het feit dat Israël zijn God<br />
“vergeet”, dat wil zeggen, niet meer rekent met zijn grote da<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis. Israël<br />
verzaakt <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> van God, wan<strong>de</strong>lt vreem<strong>de</strong> go<strong>de</strong>n achterna en leeft in het land van belofte<br />
niet met <strong>de</strong> Woor<strong>de</strong>n van het Verbond, ooit gegeven. De toorn die daarop ontstaat, is<br />
uitdrukking van Gods gekrenktheid, van zijn naijver, maar ten diepste van zijn hartstocht <strong>voor</strong><br />
dit Volk, dat Hij bemint.<br />
De keerzij<strong>de</strong> hiervan is dat zijn toorn zich niet alleen richt tegen Israël, maar ook tegen <strong>de</strong><br />
volkeren, die Israël bedreigen. Wie aan Israël komt, komt aan Hem. Zo toont <strong>de</strong> Schrift God<br />
als een gekrenkte, maar ook hartstochtelijke minnaar, die zijn bemin<strong>de</strong> niet laat vallen, maar<br />
zal red<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong>gene in wie zij gevallen is.<br />
Ook in het Nieuwe Testament wordt herhaald van Gods toorn gesproken.<br />
Wie in <strong>de</strong> Zoon gelooft, heeft eeuwig leven; doch wie aan <strong>de</strong> Zoon ongehoorzaam is, zal het<br />
leven niet zien, maar <strong>de</strong> toorn Gods blijft op hem.<br />
Joh. 3: 36<br />
Want toorn van God openbaart zich van <strong>de</strong> hemel over alle god<strong>de</strong>loosheid en<br />
ongerechtigheid van mensen, die <strong>de</strong> waarheid in ongerechtigheid ten on<strong>de</strong>r hou<strong>de</strong>n,<br />
Rm. 1: 18<br />
Vaak is, in het Nieuwe Testament, <strong>de</strong> toorn van God een reactie op het kwaad en tegen dat<br />
wat zijn wil weerstaat.<br />
1.3.2 Agressie jegens God<br />
Ook het omgekeer<strong>de</strong> komt <strong>voor</strong>, dat mensen hun agressie tonen jegens God.<br />
Mozes keert zich in Numeri 11: 10 – 15 tegen God, als <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zoveelste maal ontbrand<br />
is in toorn. Hij heeft er genoeg van steeds maar klem te zitten tussen God en het volk en<br />
spreekt God daarop aan.<br />
Indrukwekkend is het, hoe Job, in hoofdstuk 16, beschrijft hoezeer hij door God is geraakt,<br />
hoe hij in rouw verkeert, maar dat hij niet wenst te zwijgen en met God als getuige en<br />
pleitbezorger, in feite tegelijk ook God aanklaagt en schreeuwt om recht:<br />
<strong>Een</strong> rouwgewaad heb ik over mijn huid genaaid, en mijn horen in het stof gestoken;<br />
mijn aangezicht is rood van wenen, over mijn oogle<strong>de</strong>n ligt diepe duisternis,<br />
hoewel geen gewelddaad aan mijn han<strong>de</strong>n kleeft, en mijn gebed rein is.<br />
O aar<strong>de</strong>! Be<strong>de</strong>k mijn bloed niet, en mijn geroep vin<strong>de</strong> geen rustplaats!<br />
Maar ook nu, zie mijn Getuige is in <strong>de</strong> hemel, mijn Pleitbezorger in <strong>de</strong>n hoge.<br />
16
Ook al bespotten mij mijn vrien<strong>de</strong>n, nochtans richt zich mijn oog schreiend op God,<br />
opdat Hij <strong>de</strong> mens recht doe tegenover God, en recht doe tussen <strong>de</strong> mens en zijn naaste.<br />
Job 16: 15-21<br />
Vervolgens zet hij zijn klacht om in verzet, in opstandigheid en hij zou wel eens even naar<br />
God toe willen om Hem zijn zaak uiteen te zetten:<br />
Nu wordt mijn klacht toch tot opstandigheid, hoewel mijn hand mijn zuchten nog bedwingt.<br />
O, dat ik Hem wist te vin<strong>de</strong>n, dat ik tot zijn woning mocht komen!<br />
Dan zou ik Hem mijn rechtszaak uiteenzetten en mijn mond met bewijzen vullen.<br />
Job 23: 2-4<br />
In <strong>de</strong> Klaaglie<strong>de</strong>ren is een diep schuldbesef aanwezig, maar tegelijk ook een gevoel van: zo is<br />
het wel welletjes geweest. Naast <strong>de</strong> verootmoediging heeft dan ook <strong>de</strong> opstandige klacht een<br />
plek:<br />
Zie, Here, en aanschouw wie Gij dit hebt aangedaan!<br />
Moeten vrouwen haar eigen kroost eten, <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren, die zij koesteren? Moeten in het heiligdom <strong>de</strong>s<br />
Heren gedood wor<strong>de</strong>n priester en profeet?<br />
Op <strong>de</strong> straten liggen ter aar<strong>de</strong> knaap en grijsaard; mijn jonkvrouwen en mijn jongelingen zijn<br />
gevallen door het zwaard. Ten dage van uw toorn hebt Gij ze gedood, meedogenloos<br />
geslacht.<br />
Klaagl. 2: 20-21<br />
Ook in <strong>de</strong> psalmen zijn <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n te vin<strong>de</strong>n, dat <strong>de</strong> mens een geding heeft met God en<br />
vanuit <strong>de</strong> agressie, vanuit <strong>de</strong> gekrenktheid, tot God spreekt en dit geding aangaat.<br />
1.3.3 Agressie jegens mensen in <strong>de</strong> naam van God<br />
In <strong>de</strong> bijbel is regelmatig sprake van agressie die geuit wordt in <strong>de</strong> naam van God. De<br />
profeten klagen met kracht koningen aan, valse profeten en vaak ook het volk. Heilige toorn<br />
zou je dit kunnen noemen. Het gaat daarbij om woe<strong>de</strong> om sociaal onrecht en om afval van<br />
JHWH.<br />
Soms ook vraagt <strong>de</strong> mens aan God om <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r die kwaad doet, te leren haten. De ver<strong>de</strong>r zo<br />
innig getoonzette Psalm 139 heeft daarmee een weerbarstig ein<strong>de</strong>:<br />
Zou ik niet haten, Here, wie U haten, niet verafschuwen wie tegen U opstaan?<br />
Ik haat hen met een volkomen haat, tot vijan<strong>de</strong>n zijn zij mij.<br />
Ps. 139: 21,22<br />
Maar ook in Jezus zien we forse uitingen van agressie. Het meest bekend zal ongetwijfeld het<br />
verhaal van <strong>de</strong> Tempelreiniging zijn. Bij <strong>de</strong> synoptische evangelisten is sprake van uitdrijven<br />
van han<strong>de</strong>laren en omkeren van tafels en stoelen; bij <strong>de</strong> evangelist Johannes maakt Jezus ook<br />
nog gebruik van een zweep van touw (Joh. 2: 15).<br />
Maar ook in zijn bewoordingen laat hij zich soms ongemeen fel uit:<br />
En wie een van <strong>de</strong>ze kleinen, die geloven, tot zon<strong>de</strong> verleidt, het zou beter <strong>voor</strong> hem zijn, dat<br />
een molensteen om zijn hals was gedaan en hij in <strong>de</strong> zee was geworpen.<br />
Marcus 9: 42<br />
17
In het twistgesprek met <strong>de</strong> Ju<strong>de</strong>eërs in Joh. 8: 31 – 59, neemt Jezus over zijn opponenten<br />
zinnen en woor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> mond als:<br />
Jullie hebben <strong>de</strong> duivel tot va<strong>de</strong>r (44);<br />
die was een mensenmoor<strong>de</strong>naar en jullie willen zijn begeerten doen (44).<br />
Jullie zijn leugenaars (55)<br />
Het is een gesprek, waarin <strong>de</strong> gemoe<strong>de</strong>ren zo hoog oplopen, dat het bijna eindigt met stenen<br />
gooien (8:59).<br />
1.3.4 Overwegingen van systematisch-theologische en hermeneutische aard<br />
De teksten, hierboven genoemd, kunnen in hun betekenis niet zomaar wor<strong>de</strong>n overgezet naar<br />
onze tijd en cultuur. Bovendien kenmerkt <strong>de</strong> theologie van <strong>de</strong> laatste <strong>de</strong>cennia zich door een<br />
zekere verlegenheid met <strong>de</strong> notie van <strong>de</strong> Ira Deï en het gericht. Overigens is onze tijd daar<br />
niet <strong>de</strong> eerste in. Ook in <strong>de</strong> vroege kerk had men zo haar moeite. “<strong>Een</strong> God die zich opwindt<br />
kan nooit <strong>de</strong> echte zijn, want God is per <strong>de</strong>finitie immuun <strong>voor</strong> passies. Voor een God die<br />
toornig wordt, moet je je schamen. Hij blijft bene<strong>de</strong>n <strong>de</strong> norm die wij zelfs aan onszelf stellen.<br />
In<strong>de</strong>rdaad, daar raken we een teer punt van <strong>de</strong> Ou<strong>de</strong> Kerk, <strong>de</strong> strijd tegen <strong>de</strong> hartstochten, <strong>de</strong><br />
passies, die een mens maar onrustig maken en zelfs een heel leven kunnen ontwrichten. God<br />
als onbewogen Beweger lag haar daarom beter dan een God, die emotioneel reageert.” 15<br />
Wij kennen Christus wel als kwetsbaar lam, maar zou Hij ook een tijger kunnen zijn, als in<br />
het gedicht van T.S. Eliot, door Kuitert geciteerd? 16<br />
Dat met <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>stelling geworsteld wordt en <strong>de</strong> spanning tussen Ira en Amor Deï voelbaar<br />
blijft, lijkt mij prima. <strong>Een</strong> te gemakkelijk hanteren van <strong>de</strong> Toorn Gods is angst opwekkend en<br />
niet vruchtbaar. Aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant, een volstrekte bena<strong>de</strong>ring van God als <strong>de</strong>gene die<br />
uitsluitend Lief<strong>de</strong> is, doet tekort aan zijn emoties en zijn tegenover zijn.<br />
Voor een goed hermeneutisch omgaan met <strong>de</strong>ze spanning is het ook belangrijk te be<strong>de</strong>nken<br />
dat <strong>de</strong>ze duistere kant van God een plek heeft in het pastoraal omgaan met levensvragen.<br />
Met name in <strong>de</strong> pastorale literatuur van <strong>de</strong> laatste drie <strong>de</strong>cennia is God te<strong>voor</strong>schijn gekomen<br />
als een lief<strong>de</strong>volle God, die alle mensen aanneemt en uit wie elke donkerheid is verdwenen.<br />
<strong>Een</strong> zoete en lieve God, die met mensen meelijdt.<br />
Maar daarmee is ons een adres <strong>voor</strong> onze klacht en onze strijd ontnomen. Het moge troostrijk<br />
zijn, maar of het helpend is?<br />
Job gaat het geding aan met God. Het brengt hem bij zijn kracht en vitaliteit. Met <strong>de</strong>ze God is<br />
‘Auseinan<strong>de</strong>rsetzung’ mogelijk, strijd, klacht en aanklacht. Daar wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> productieve,<br />
levenssterken<strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n van ergernis en agressie ook in het bereik van geloof<br />
beleefbaar. <strong>Een</strong> uitsluitend goe<strong>de</strong> God verliest zijn tegenover-zijn, wordt onscha<strong>de</strong>lijk, maar<br />
<strong>de</strong>potentialiseert ook <strong>de</strong> mens!<br />
De profetische gestalte van <strong>de</strong> toorn in <strong>de</strong> Schrift laat iets zien van dat mensen zich in <strong>de</strong><br />
naam van God niet neerleggen bij het verval, bij het onrecht of bij het bestaan<strong>de</strong>, <strong>voor</strong> zover<br />
dat vol is van ‘hei<strong>de</strong>ndom’. Deze toorn activeert tot een solidariteit met mensen die tekort zijn<br />
gedaan, en tot strijd tegen onrecht. Daarmee staat <strong>de</strong> agressie in het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> hoop en van<br />
<strong>de</strong> omkeer en ten laatste van het eschatologische: dat wat verwacht wordt als nieuwe wereld.<br />
15 Kuitert 1992, 177<br />
16 a.w. 172 Signs are taken for won<strong>de</strong>rs. ‘We would see a sign!’<br />
The word within a word, unable to speak a word,<br />
Swaddled with darkness. In the juvescence of the year<br />
Came Christ the tiger<br />
18
HOOFDSTUK TWEE PASTORES EN AGRESSIE<br />
Agressie is niet altijd openlijk beleefbaar en zichtbaar, noch bij <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r, noch bij onszelf.<br />
Vaak wordt agressie op verborgen wijze geuit, door mid<strong>de</strong>l van aanpassingsmechanismen.<br />
In dit hoofdstuk wordt eerst theoretisch weergegeven wat verborgen agressie en<br />
aanpassingsmechanismen zijn (2.1). In <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> paragraaf (2.2) gaan we in op <strong>de</strong><br />
verhouding van pastores tot agressie en illustreren wat in 2.1 werd beschreven met<br />
supervisiecasuïstiek.<br />
In 2.3 verkennen we <strong>de</strong>ze relatie ver<strong>de</strong>r en on<strong>de</strong>rzoeken welke factoren daarbij bepalend zijn:<br />
<strong>de</strong> persoonlijkheid (2.3.1); opvoeding en pastorieleven (2.3.2) en <strong>de</strong> kerkelijke context (2.3.3).<br />
Vervolgens stellen we <strong>de</strong> vraag naar <strong>de</strong> spiritualiteit van pastores en hoe daarin al dan niet<br />
‘agressie’ een plaats krijgt (2.4).<br />
Tenslotte beschrijven we in 2.5 <strong>de</strong> <strong>voor</strong>- en na<strong>de</strong>len van verborgen agressie.<br />
2.1 Verborgen agressie<br />
Eer<strong>de</strong>r noem<strong>de</strong>n we <strong>de</strong> positieve aspecten van agressie: levenskracht, <strong>de</strong> beweging die ons<br />
doet toe gaan op <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r en relatie vestigt, <strong>de</strong> drijfkracht zelfs on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>, die <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r<br />
zoekt en uit <strong>de</strong> weg wil ruimen wat aan kwetsing, verwonding was ontstaan. In <strong>de</strong> laatste<br />
paragraaf van het vorige hoofdstuk zagen we dat ook in <strong>de</strong> grote levensvragen en in het bereik<br />
van het geloven, agressie <strong>de</strong> mens vitaliseert en helpt zich niet zo maar neer te leggen bij<br />
gebeurtenissen die soms overweldigend kunnen zijn. We zagen daar ook dat agressie een<br />
functie heeft in <strong>de</strong> strijd om gerechtigheid en een positieve factor is in het ethisch han<strong>de</strong>len.<br />
Maar we noem<strong>de</strong>n ook <strong>de</strong> schaduwzij<strong>de</strong>: <strong>de</strong> <strong>de</strong>structieve kant van agressie, <strong>de</strong> vernietigen<strong>de</strong><br />
kant, een zij<strong>de</strong> waar we in onze wereld maar al te zeer mee te maken hebben. Dat zo’n kracht<br />
in ons huist, is dan ook angstaanjagend.<br />
Wij schrikken van <strong>de</strong> heftigheid die in ons leeft en naar boven kan komen. Wij schrikken als<br />
we be<strong>de</strong>nken wat onze agressie allemaal niet kan uitrichten. En velen hebben al vroeg geleerd<br />
wat <strong>de</strong> negatieve consequenties zijn van <strong>de</strong>ze agressie: we wer<strong>de</strong>n er op afgerekend, of om<br />
afgestraft.<br />
Dit alles maakt dat agressie niet altijd meer openlijk zichtbaar is. Agressie en ergernis lijken<br />
verdwenen uit veel van <strong>de</strong> betrekkingen die wij er op nahou<strong>de</strong>n.<br />
Mensen zijn heel wel in staat af te weren “wat een bedreiging kan vormen <strong>voor</strong> het evenwicht<br />
van het bewuste ‘ik’ tussen ‘binnenwereld’ en ‘buitenwereld’.” 17<br />
De term die daar<strong>voor</strong> wordt gebruikt is ‘afweermechanisme’ of, gezien het creatieve karakter<br />
van dit proces: ‘aanpassingsmechanisme’ (Klessmann).<br />
Afweermechanismen zijn onbewuste processen, die gebruik kunnen maken van elk psychisch<br />
vermogen en zelfs karaktertrekken, zoals: “het vermogen om te vergeten, het intellect, het<br />
vermogen om te doen ‘alsof’, het vermogen om zichzelf met <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r met<br />
zichzelf te vereenzelvigen.” 18<br />
Zijlstra kent twee hoofdcategorieën: <strong>de</strong> verschuiving en <strong>de</strong> verdringing. Wanneer er uit het<br />
onbewuste impulsen en affecten komen zal bij verschuivingsmechanismen <strong>de</strong> richting<br />
veran<strong>de</strong>ren van waarheen dit affect zich richt (dus van het eigenlijke object af). Het affect of<br />
<strong>de</strong> impuls komt dus wel enigszins in het bewuste terecht, maar zal, om het dragelijk te hou<strong>de</strong>n<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> persoon zelf of om het hanteerbaar te hou<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> relaties waarin <strong>de</strong>ze staat, een<br />
vervorming on<strong>de</strong>rgaan.<br />
17 Zijlstra 1969, 141<br />
18 a.w. 142<br />
19
Bij verdringingsmechanismen wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> impulsen en affecten helemaal niet in het bewustzijn<br />
toegelaten. Toch sluipen ze via <strong>de</strong> achter<strong>de</strong>ur binnen en wor<strong>de</strong>n herkenbaar als <strong>de</strong> beken<strong>de</strong><br />
‘freudiaanse versprekingen’, grap, fantasie en droom.<br />
Door <strong>de</strong>ze aanpassingen is <strong>de</strong> agressie weliswaar min<strong>de</strong>r herkenbaar gewor<strong>de</strong>n, of<br />
onzichtbaar, maar niet min<strong>de</strong>r aanwezig. We spreken dan ook van “verborgen agressie”.<br />
Klessmann beschrijft een scala aan verschillen<strong>de</strong> vormen van <strong>de</strong>ze aanpassingsmechanismen.<br />
In <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> paragraaf zal ik een aantal van <strong>de</strong>ze mechanismen illustreren met behulp van<br />
pastorale casus, alle ontleend aan eigen supervisiemateriaal. 19<br />
2.2 Pastores en agressie<br />
In on<strong>de</strong>rstaan<strong>de</strong> casuïstiek zal ik een aantal vormen van verborgen agressie illustreren. Het<br />
gaat om <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> vormen:<br />
1. omkering in het tegen<strong>de</strong>el<br />
2. tegen zichzelf gerichtheid<br />
3. passieve agressie<br />
4. projectie<br />
5. ontkenning of vermijding<br />
6. verdringing<br />
7. rationaliseren<br />
Casus I. Ds. A.<br />
omkering in het tegen<strong>de</strong>el; tegen zichzelf gerichtheid; passieve agressie; projectie<br />
<strong>Een</strong> nog jonge predikant, ds. A, in zijn eerste gemeente, is overspannen geraakt. Na verloop<br />
van tijd begint hij weer met werk en vraagt daarbij supervisie.<br />
Zijn leervragen zijn o.a.: “hoe leer ik te zeggen ‘genoeg is genoeg’; wat maakt toch dat ik bij<br />
drukte niet iets doorschuif?”<br />
Bij na<strong>de</strong>r doorvragen blijken er ook spanningen te liggen tussen <strong>de</strong> ene wijk van <strong>de</strong>ze<br />
gemeente en <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re en tussen <strong>de</strong>ze predikant en zijn collega. Er is sprake van een zekere<br />
rivaliteit, waarbij <strong>de</strong> wijk van <strong>de</strong> supervisant “goed in <strong>de</strong> markt ligt”.<br />
Hij werkt hard, doet zoveel mogelijk vandaag, want je weet nooit wat morgen zal brengen.<br />
Zegt niets af, bang om mensen tekort te doen. Willigt wensen in, geeft bij<strong>voor</strong>beeld op twee<br />
verschillen<strong>de</strong> dagen aan <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> leeftijdscategorie catechese om maar zoveel mogelijk<br />
jongeren gelegenheid te bie<strong>de</strong>n tot het volgen daarvan, maar <strong>voor</strong>al om ou<strong>de</strong>rs en kerkenraad<br />
tevre<strong>de</strong>n te stellen. Bezoekt trouw alle zieken één keer per week in het ziekenhuis en gaat ook,<br />
wanneer iemand is thuisgekomen, standaard daar op bezoek.<br />
In <strong>de</strong> supervisie krijgen twee aspecten sterke nadruk: <strong>de</strong> relatie tot <strong>de</strong> collega en <strong>de</strong> relatie tot<br />
<strong>de</strong> gemeente.<br />
Over <strong>de</strong> relatie tot <strong>de</strong> collega zegt hij dat <strong>de</strong> collega hem op <strong>de</strong> ziel heeft getrapt. Hij laat dat<br />
gebeuren, bang <strong>voor</strong> het conflict. Bovendien: ruzie maken mag niet, vindt hij. Ten diepste ziet<br />
hij zichzelf als een klein en kwetsbaar mens en bang om nog meer gekwetst te wor<strong>de</strong>n. Tegelijk<br />
ook is hij bang om iets bij <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r kapot te maken; hij weet van zichzelf dat hij ook fors<br />
gebekt uit <strong>de</strong> hoek kan komen.<br />
Maar bij een werkinbreng wordt nog een an<strong>de</strong>r trekje openbaar. Hij is ook <strong>de</strong> populaire<br />
predikant <strong>voor</strong> heel <strong>de</strong> gemeente, die rustig wijkgrensoverschrij<strong>de</strong>nd te werk gaat. Wat hij zijn<br />
collega verwijt (afspraken niet nakomen) doet hij, op an<strong>de</strong>r terrein zelf even hard, of har<strong>de</strong>r.<br />
19 Vrij naar Klessmann 1992, 114-137<br />
20
In het kerkblad schrijft hij in subtiele bewoordingen over <strong>de</strong> verhouding tussen <strong>de</strong> bei<strong>de</strong><br />
wijken, waarin on<strong>de</strong>r een grapje, ook leesbaar is, <strong>voor</strong> <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> verstaan<strong>de</strong>r, <strong>de</strong> sneer naar <strong>de</strong><br />
collega.<br />
Voor wat betreft <strong>de</strong> relatie tot <strong>de</strong> gemeente, komt het in een supervisiezitting een keer op het<br />
thema ‘grenzen stellen’. Na enige feedback van <strong>de</strong> supervisor, die het woord ‘versmelten’<br />
gebruikt, beschrijft <strong>de</strong> supervisant <strong>de</strong>ze relatie als “iets heftigs, iets intiems, iets omhelzerigs”<br />
Hij zegt: “Ik bedrijf <strong>de</strong> lief<strong>de</strong> met mijn gemeente. Het is te ongeremd en te onbegrensd.”<br />
On<strong>de</strong>rtussen is hij doodsbang dat ze hem zullen laten vallen: “als er iemand ontbreekt in <strong>de</strong><br />
kerk, <strong>de</strong>nk ik: ‘o jee, vorige week niet goed gepreekt.’”<br />
Uit zijn biografie komt een beeld naar voren van een jongen, een jonge man, die erg beleefd<br />
moest zijn tegenover zijn omgeving, zich steeds te gast voel<strong>de</strong>, afhankelijk was, daar hij jong<br />
alleen kwam te staan.<br />
In bovenstaan<strong>de</strong> casus zijn op zijn minst <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> vormen van verborgen agressie aan te<br />
wijzen:<br />
omkering in het tegen<strong>de</strong>el<br />
Bij <strong>de</strong> omkering in het tegen<strong>de</strong>el als vorm van verborgen agressie, uit <strong>de</strong> betrokkene, in plaats<br />
van <strong>de</strong> ergernis, het tegen<strong>de</strong>el daarvan: vrien<strong>de</strong>lijkheid en hoffelijkheid of bijzon<strong>de</strong>re<br />
meegaandheid. Dat het om verborgen agressie gaat wordt zichtbaar aan <strong>de</strong> vorm, die net iets<br />
te is.<br />
Heftige gevoelens bij agressie, zoals haat, wor<strong>de</strong>n vaak omgezet in overdreven zorg.<br />
<strong>Een</strong> bijzon<strong>de</strong>re vorm van <strong>de</strong>ze omkering in het tegen<strong>de</strong>el ontstaat bij het niet kunnen geven<br />
van kritiek uit angst <strong>voor</strong> conflict of verwij<strong>de</strong>ring. Kritiek komt nl. dicht bij <strong>de</strong><br />
oorspronkelijke agressieve impuls. Liever geeft <strong>de</strong> betrokkene dan mensen na, trekt moeilijk<br />
grenzen, kan geen nee zeggen en durft niet een hel<strong>de</strong>re en vastbesloten positie in te nemen.<br />
Het bizarre is dat juist dit ‘het ie<strong>de</strong>reen naar <strong>de</strong> zin willen maken’, ergernis bij an<strong>de</strong>ren<br />
oproept!<br />
In <strong>de</strong> casus zien we <strong>de</strong> omkering in het tegen<strong>de</strong>el zichtbaar wor<strong>de</strong>n in het har<strong>de</strong> werken, maar<br />
ook in <strong>de</strong> angst om mensen tekort te doen en het inwilligen van wensen, zoals bij <strong>de</strong><br />
catechese, tegen <strong>de</strong> eigen zin in. Daarnaast ook in het zich voegen in een vastgelegd patroon<br />
van ziekenbezoek, zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> vraag naar <strong>de</strong> relevantie te stellen.<br />
tegen zichzelf gerichtheid<br />
Bij tegen zichzelf gerichtheid als vorm van verborgen agressie, uit <strong>de</strong> agressie zich in<br />
zelfverwijt, <strong>de</strong> schuld bij zichzelf zoeken, in het niet uitvechten van bij<strong>voor</strong>beeld een<br />
arbeidsconflict, maar <strong>de</strong>snoods <strong>de</strong> consequentie trekken zelf weg te gaan of in lichamelijke<br />
symptomen. Daar zit, overigens, ook een vorm van winst in: <strong>de</strong> omgeving reageert met<br />
compassie. Soms wordt in kerkelijke context het lichamelijke lij<strong>de</strong>n ook nog eens<br />
christologisch geduid en gewaar<strong>de</strong>erd: <strong>de</strong> Heer heeft ook gele<strong>de</strong>n.<br />
In <strong>de</strong> casus zien we dat <strong>de</strong> predikant een eventueel vermin<strong>de</strong>rd kerkbezoek wijt aan zichzelf:<br />
“O jee,…niet goed gepreekt.”<br />
passieve agressie<br />
Ook bij passieve agressie wordt <strong>de</strong> agressie niet openlijk uit gedrukt, maar krijgt gestalte in het<br />
stille verwijt; in vrien<strong>de</strong>lijke opmerkingen die een venijnige on<strong>de</strong>rtoon hebben, <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r<br />
verwon<strong>de</strong>n of kwetsen; in opmerkingen met een moralistische inslag; in het niet aannemen<br />
21
van <strong>de</strong> aanval van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r (“ik begrijp uw boosheid niet, ik wil<strong>de</strong> u toch alleen maar<br />
helpen?”).<br />
In <strong>de</strong> casus wordt <strong>de</strong> passieve agressie zichtbaar in <strong>de</strong> subtiele bewoordingen in het kerkblad,<br />
zoals <strong>de</strong> humoristisch geschreven stukjes, die echter een venijnige on<strong>de</strong>rtoon hebben.<br />
projectie<br />
De projectie behoort tot <strong>de</strong> normale ontwikkeling in <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>rtijd. Gevaarlijke impulsen,<br />
wensen, fantasieën van agressieve of seksuele aard wor<strong>de</strong>n op an<strong>de</strong>re personen of objecten<br />
overgedragen, zoals poppen en dieren, en daarmee onscha<strong>de</strong>lijk gemaakt.<br />
Bij volwassenen betekent dat, dat zij geen verantwoor<strong>de</strong>lijkheid nemen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eigen<br />
impulsen en gevoelens en ze daarom onbewust aan iemand an<strong>de</strong>rs toeschrijven.<br />
Niet ik ben boos, maar <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r is boos op mij. Ik ben het slachtoffer, ik moet lij<strong>de</strong>n.<br />
In <strong>de</strong> kerkgeschie<strong>de</strong>nis: het zijn <strong>de</strong> ketters die je moet uitroeien.<br />
Het zijn <strong>de</strong> atheïsten of <strong>de</strong> an<strong>de</strong>rs-gelovigen die ons bedreigen, daarom moeten we ons<br />
verweren. Interessant om hier nog eens op ver<strong>de</strong>r te <strong>de</strong>nken in het licht van onze eigen<br />
samenleving met een opkomen<strong>de</strong> Islam!<br />
Projectie is een uitermate agressief verschijnsel, daar het iets legt op <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r en <strong>de</strong>ze klein<br />
maakt. Door <strong>de</strong> projectie verheft men zich boven <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r. Projectie komt dan ook vaak <strong>voor</strong>t<br />
uit onzekerheids- en min<strong>de</strong>rwaardigheidsgevoelens. Hoe zeker<strong>de</strong>r iemand over zichzelf is, <strong>de</strong>s<br />
te gemakkelijker kan hij ook onaangename gevoelens bij zichzelf toe laten.<br />
Het is ook goed te zien bij groepen. Remmerswaal wijst daar op, bij dat wat hij noemt ‘wijgroepen’ en<br />
‘zijgroepen’ (ingroup en outgroup). Wanneer een sterke cohesie ontstaat in <strong>de</strong> ‘wijgroep’, dan ontstaat<br />
er een hoog conflictniveau met <strong>de</strong> buitenwereld en <strong>de</strong> daar aanwezige groepen (‘zijgroep’). In <strong>de</strong><br />
cohesieve groep zijn zodanige normen ontstaan, die <strong>de</strong> openlijke uiting van agressie tegenover <strong>de</strong> eigen<br />
groepsle<strong>de</strong>n verbie<strong>de</strong>n, zodat <strong>de</strong> agressie verschoven wordt naar een plek buiten <strong>de</strong> groep. Voor <strong>de</strong> kerk<br />
lijkt mij dit interessant, wanneer gesproken wordt over <strong>de</strong> kerk, in on<strong>de</strong>rscheid met <strong>de</strong> ‘wereld’. 20<br />
<strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re karakteristiek van <strong>de</strong> projectie zit hem in het excessief bezig zijn met <strong>de</strong>ze<br />
gevaarlijke an<strong>de</strong>r en zijn gedragingen (vgl. <strong>de</strong> preoccupatie met seksualiteit in sommige<br />
groepen).<br />
In <strong>de</strong> casus is <strong>de</strong> projectie aan te wijzen in <strong>de</strong> wijze waarop <strong>de</strong> supervisant zijn collega<br />
beschrijft, “die <strong>de</strong> afspraken niet nakomt,” terwijl dui<strong>de</strong>lijk wordt dat <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> han<strong>de</strong>lswijze<br />
ook door <strong>de</strong> supervisant zelf wordt toegepast. Projectie heeft altijd iets van <strong>de</strong> pot die <strong>de</strong> ketel<br />
verwijt…<br />
Bovengenoem<strong>de</strong> vormen van verborgen agressie illustreer ik met nog een tweetal casus:<br />
Casus II. Ds. B.<br />
tegen zichzelf gerichtheid<br />
Ds. B maakt <strong>de</strong>el uit van een supervisiegroep (APB). Hij zwijgt tij<strong>de</strong>ns een verbatimanalyse.<br />
Later meldt hij in een reflectiebericht aan <strong>de</strong> supervisor persoonlijk en in vertrouwen hoezeer<br />
hij zich gestoord heeft aan <strong>de</strong> inbrenger, woe<strong>de</strong>nd was vanwege diens <strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>el jegens <strong>de</strong><br />
pastorant, maar gaan<strong>de</strong>weg tot <strong>de</strong> conclusie kwam dat hij het toch verkeerd zag en dat dat<br />
<strong>voor</strong> hem laat zien dat er met hemzelf iets fundamenteel mis is.<br />
20 Remmerswaal 2000, 51<br />
22
Casus III. Ds. C.<br />
passieve agressie<br />
Tussen 2 an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>elnemers in <strong>de</strong> groep, is een bepaal<strong>de</strong> spanning gaan<strong>de</strong>. Ds. C ergert zich<br />
aan <strong>de</strong> arrogantie van ds. D. In <strong>de</strong> theepauze schenkt D, al praten<strong>de</strong> tegen C en E, alleen thee<br />
<strong>voor</strong> zichzelf in. Daarop neemt C <strong>de</strong> theekan, wendt zich naar E en zegt, dui<strong>de</strong>lijk hoorbaar<br />
<strong>voor</strong> D: “E, wil je ook een kopje thee?”<br />
In <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> casus zien we, behalve <strong>de</strong> al eer<strong>de</strong>r genoem<strong>de</strong> gerichtheid tegen zichzelf en <strong>de</strong><br />
projectie, ook <strong>de</strong> ontkenning of vermijding.<br />
Casus IV. Ds. F.<br />
Ontkenning of vermijding en verdringing<br />
<strong>Een</strong> groep predikanten doet o.l.v. een supervisor aan casuïstiekbesprekingen. Ze analyseren<br />
casus volgens <strong>de</strong> methodiek van een gesprek tussen inbrenger en consultgever. De inbrenger,<br />
ds. F vertelt over haar moeite met <strong>de</strong> binnenkerkelijke prietpraat, die overigens uiterst beleefd<br />
in kerkelijke commissies over tafel gaat, maar zover weg staat van het dagelijkse leven.<br />
“Kritische noties wor<strong>de</strong>n gesmoord in wellevendheid”, zegt ze. “Tja,” vervolgt ze: “ie<strong>de</strong>reen<br />
is zo vrien<strong>de</strong>lijk. Ik ben het ook. Misschien ben ik wel te weinig uitdagend.” Het gesprek<br />
vervolgt tussen haar en <strong>de</strong> consultgever. De <strong>voor</strong>lopige conclusie is dit alles nog eens met<br />
haar collega’s ter plaatse te bespreken.Na een half uurtje geeft <strong>de</strong> groep, die gelet heeft op<br />
inhoud, betrekking en expressie, in hoofdzaak terug dat het een gesprek was dat werd<br />
gekenmerkt door “beleef<strong>de</strong> afstan<strong>de</strong>lijkheid”, “<strong>voor</strong>zichtigheid”, “opvallen<strong>de</strong> keurigheid”.<br />
Als in een volgen<strong>de</strong> ron<strong>de</strong>, in <strong>de</strong> sharing gepoogd wordt een verbinding te krijgen tussen <strong>de</strong>ze<br />
thematiek en <strong>de</strong> overige <strong>de</strong>elnemers, reageren <strong>de</strong> groepsle<strong>de</strong>n in buitengewoon heftige taal.<br />
De supervisor noteert: “het is toch puur klote ook”, “al dat gelazer”, “Wat een geklier”.<br />
ontkenning of vermijding<br />
Bij ontkenning of vermijding is het van belang te be<strong>de</strong>nken dat een ervaring die iemand<br />
opdoet, altijd bestaat uit een affect (een gevoelsmatige gewaarwording) en een i<strong>de</strong>e (een<br />
cognitieve invulling). Als afweermechanisme kan het zijn dat of wel het affect verloren gaat<br />
en <strong>de</strong> i<strong>de</strong>e behou<strong>de</strong>n blijft (men is dan ‘rationeel’ boos, dat wil zeggen; men weet dat men<br />
boos is, maar men heeft er geen gevoel bij), ofwel <strong>de</strong> i<strong>de</strong>e verloren gaat, maar het affect<br />
behou<strong>de</strong>n blijft (men voelt dan onlust, woe<strong>de</strong>, maar er is geen concrete invulling aan dit<br />
gevoel verbon<strong>de</strong>n). Bij ontkenning wor<strong>de</strong>n echter bei<strong>de</strong>, affect en i<strong>de</strong>e, ‘vergeten’. Het kan<br />
bewust en onbewust gebeuren. Het is ook <strong>de</strong> reactie die valt waar te nemen in een zware<br />
crisis: do<strong>de</strong>lijk ongeval, ernstige ziekte.<br />
In <strong>de</strong> casus zien we allereerst dat ds. F haar eigen boosheid niet on<strong>de</strong>rkent, wanneer ze vertelt<br />
“over haar moeite met <strong>de</strong> binnenkerkelijke prietpraat.” Vervolgens – en dat is frappant – gaat<br />
<strong>de</strong> hele groep daar in mee. Er ontstaat een gesprek dat gekenmerkt wordt door ‘beleef<strong>de</strong><br />
afstan<strong>de</strong>lijkheid’, ‘<strong>voor</strong>zichtigheid’, ‘opvallen<strong>de</strong> keurigheid’ en in <strong>de</strong> feedback op het<br />
consultgesprek is <strong>de</strong> groep nog niet in staat <strong>de</strong> aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> zijn<strong>de</strong> emotie te on<strong>de</strong>rkennen. Pas<br />
wanneer men zich heeft losgemaakt van het gesprek en men toe is aan <strong>de</strong> sharing, komen<br />
ineens alle tot dan toe verme<strong>de</strong>n emoties op tafel.<br />
verdringing<br />
Wat met <strong>de</strong> groep gebeurt, is te benoemen als verdringing.<br />
Verdringing ontstaat wanneer agressie niet meer kan wor<strong>de</strong>n omgebogen tot iets an<strong>de</strong>rs. Er<br />
ontstaat een scheiding tussen affect en <strong>de</strong> cognitieve invulling daarvan. De cognitieve<br />
23
invulling wordt vergeten, maar het affect blijft in <strong>de</strong> vorm van ongespecificeer<strong>de</strong> angsten of<br />
ergernisgevoelens. In <strong>de</strong> groep komt tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> sharing het affect boven, maar het is<br />
ondui<strong>de</strong>lijk wat nu <strong>de</strong> precieze aanleiding is of waartegen <strong>de</strong> boosheid van <strong>de</strong> groep zich richt.<br />
Ver<strong>de</strong>r zien we in <strong>de</strong> casus ook weer optre<strong>de</strong>n <strong>de</strong> gerichtheid naar zichzelf: “Misschien ben ik<br />
wel te weinig uitdagend”, en <strong>de</strong> projectie: Ds. F zegt dat “kritische noties wor<strong>de</strong>n gesmoord in<br />
wellevendheid”, maar hoe zit dat bij haarzelf?<br />
Casus V. Ds. G.<br />
rationaliseren<br />
Ds. G is een ervaren predikant. Hij werkt al geruime tijd, bijna negen jaar in <strong>de</strong>ze gemeente.<br />
Inmid<strong>de</strong>ls heeft hij ruim twee jaar een nieuwe collega. De relatie met <strong>de</strong> vorige collega was<br />
goed te noemen, maar <strong>de</strong> samenwerking met <strong>de</strong>ze collega heeft zich zeer conflictueus<br />
ontwikkeld.<br />
In het ka<strong>de</strong>r van alle spanningen vraagt hij supervisie.<br />
Hoewel hij leervragen heeft die liggen op het gebied van perfectionisme, zich niet kunnen<br />
losmaken van <strong>de</strong> problematiek en teveel on<strong>de</strong>rgaan in zijn werk en slecht kunnen afbakenen,<br />
heeft hij <strong>voor</strong>al heel wat te vertellen over <strong>de</strong> conflictsituatie. Hij heeft <strong>de</strong> supervisiezittingen<br />
steeds schriftelijk <strong>voor</strong>bereid en meer dan eens verschijnen hele vellen papier met analyses<br />
van het gedrag van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r. <strong>Een</strong> vraag van <strong>de</strong> supervisor of het niet beter zou zijn om zich<br />
met zichzelf bezig te hou<strong>de</strong>n, krijgt gehoorzaam gestalte in een nieuw papier waarop een eigen<br />
karakterstructuur staat en <strong>de</strong> betekenis daarvan <strong>voor</strong> het samenwerken met <strong>de</strong> collega.<br />
In <strong>de</strong> verslagen die hij inbrengt, bij<strong>voor</strong>beeld van verga<strong>de</strong>ringen, komt een welbespraakte man<br />
naar voren, die zon<strong>de</strong>r ook maar één keer over <strong>de</strong> welvoeglijkheidsgrens te gaan, kan<br />
vertellen wat er allemaal mis is. Ook met <strong>de</strong> collega. In zo’n betoog (waarvan <strong>de</strong> supervisor<br />
een letterlijk verslag op papier krijgt) geeft hij aan ernstig te hebben nagedacht over zijn<br />
positie. Moet hij niet <strong>de</strong> minste zijn, moet hij niet <strong>de</strong> geest van ne<strong>de</strong>righeid betonen en er het<br />
zwijgen toe doen? Maar, zo vindt hij, het is in het belang van kerkenraad en gemeente dat hij<br />
verkeer<strong>de</strong> zaken aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> stelt. Uiteraard bidt hij <strong>voor</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r.<br />
Ook in <strong>de</strong> supervisie blijft hij vrien<strong>de</strong>lijk, enigszins op afstand en beleefd. Als er al wat emotie<br />
zichtbaar wordt, is dat in <strong>de</strong> vorm van aangedaan zijn, enigszins timi<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n. Aan <strong>de</strong><br />
opdrachten van <strong>de</strong> supervisor geeft hij gevolg. Hij is cognitief ingesteld, op verdui<strong>de</strong>lijken<strong>de</strong><br />
concepten gaat hij grif in, maar <strong>de</strong> supervisor noteert daarin ook een veelbetekenend moment,<br />
als <strong>de</strong> supervisant tot hem zegt: “Dit vind ik wel iets om over na te <strong>de</strong>nken. Je merkt: nu ga ik<br />
ook iets opschrijven.”<br />
De supervisor noteert na afloop: “met an<strong>de</strong>re woor<strong>de</strong>n: ‘Wat je tot nu toe hebt opgemerkt was<br />
nog niet <strong>de</strong> moeite waard, supervisor!’”<br />
De supervisor merkt dat <strong>de</strong>ze opmerking effect op hem heeft. Hij gaat har<strong>de</strong>r werken om<br />
<strong>voor</strong>al maar iets nieuws te ber<strong>de</strong> te brengen, dat <strong>voor</strong> <strong>de</strong> supervisant interessant is, zodat hij<br />
weer gaat opschrijven!<br />
rationaliseren<br />
De vorm van verborgen agressie die in <strong>de</strong>ze casus is aan te wijzen, is te benoemen als<br />
rationaliseren.<br />
Zoals hierboven al opgemerkt, bestaat een primaire ervaring uit een affect (een gevoelsmatige<br />
gewaarwording) en een i<strong>de</strong>e (een cognitieve invulling). In <strong>de</strong> rationalisatie wordt het affect<br />
(<strong>de</strong> emotie die met <strong>de</strong> woe<strong>de</strong> gepaard gaat) on<strong>de</strong>rdrukt, maar blijft <strong>de</strong> i<strong>de</strong>e behou<strong>de</strong>n (<strong>de</strong><br />
gedachte dat er onrecht of kwetsing is aangedaan). Mensen blijven dan re<strong>de</strong>neren, kunnen <strong>de</strong><br />
thematiek ook niet loslaten, omdat het affect onbewust ver<strong>de</strong>r werkt.<br />
24
Zo ontstaan pastores die over alles praten kunnen, maar zon<strong>de</strong>r emotionele betrokkenheid. Of<br />
die zaak en betrekking sterk schei<strong>de</strong>n, maar niet zien hoe agressief gekleurd hun <strong>voor</strong>stelling<br />
van <strong>de</strong> zaak is.<br />
<strong>Een</strong> speciale vorm van rationaliseren is het anticiperen. Van te voren reeds <strong>de</strong> situatie<br />
inschatten en <strong>de</strong> mogelijke affecten <strong>voor</strong>uit in beeld krijgen, als een manier om controle te<br />
hou<strong>de</strong>n over <strong>de</strong> situatie. Daaron<strong>de</strong>r valt ook bijv. het lezen van een boek over een bepaal<strong>de</strong><br />
problematiek. Het lezen over agressie, bij<strong>voor</strong>beeld, zou een manier kunnen zijn om aan <strong>de</strong><br />
heftigheid van <strong>de</strong> eigen gevoelens omtrent dit thema te ontkomen.<br />
In <strong>de</strong> casus wordt <strong>de</strong> rationalisatie herhaald zichtbaar. De “hele vellen papier met analyses van<br />
het gedrag van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r” zijn er het teken van en daarnaast het volstrekt “re<strong>de</strong>lijke” betoog<br />
dat <strong>de</strong> supervisant in een verga<strong>de</strong>ring houdt met daarin het zorgvuldig afwegen van zijn<br />
positie. De enorme woe<strong>de</strong> is voelbaar <strong>voor</strong> wie er op een afstand naar kijkt, maar <strong>de</strong><br />
betrokkene zelf gaat nergens over <strong>de</strong> “welvoeglijkheidsgrens”.<br />
Overigens treedt ook hier een vorm van passieve agressie op, nu gericht naar <strong>de</strong> supervisor:<br />
“Dit vind ik wel iets om over na te <strong>de</strong>nken. Je merkt: nu ga ik ook iets opschrijven.” De steek<br />
wordt dan ook onmid<strong>de</strong>llijk door <strong>de</strong> supervisor gevoeld.<br />
De laatste casus laat eveneens <strong>de</strong> rationalisatie zien, naast <strong>de</strong> vermijding en <strong>de</strong> tegen zichzelf<br />
gerichtheid.<br />
Casus VI. Ds. H.<br />
Ds. H is predikant in een kleine plaats van gematigd orthodoxe signatuur. Hij meldt zich <strong>voor</strong><br />
supervisie omdat hij niet tevre<strong>de</strong>n is over zijn rol in <strong>de</strong> gemeente. Er spelen allerlei vragen.<br />
“Hoe kan ik functioneler met mijn rol omgaan? Wat betekent het ambt daarin? Ik zou<br />
enerzijds vriendschappelijker met mensen willen omgaan, losser willen zijn, spontaner,<br />
an<strong>de</strong>rzijds zou ik meer afstand willen bewaren en doen waar het werkelijk op aankomt.<br />
Ik leg allerlei bezoeken af, maar vraag mijzelf dikwijls af wat <strong>de</strong> zin er van is. Ik zou min<strong>de</strong>r<br />
ie<strong>de</strong>reen tot vriend willen hebben en min<strong>de</strong>r ook het allen naar <strong>de</strong> zin willen maken.”<br />
Aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> komt dat hij ook bang is <strong>voor</strong> verzet. “Ik mag ook niet veran<strong>de</strong>ren. Ik kaart wel<br />
dingen aan en er wordt over gepraat, maar uitein<strong>de</strong>lijk blijft alles toch bij het ou<strong>de</strong>.” De<br />
boosheid hierover is dui<strong>de</strong>lijk aanwezig en teruggegeven door <strong>de</strong> supervisor beaamt hij dat<br />
ook.<br />
<strong>Een</strong> drietal fragmenten uit <strong>de</strong>ze supervisiereeks.<br />
Hij schrijft in een kerkblad een artikel over <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ringen in zijn eigen spiritualiteit. Het<br />
artikel a<strong>de</strong>mt een sfeer van: ‘zie eens hoe moeilijk ik het daarmee heb.’ In <strong>de</strong> supervisie klaagt<br />
hij er over dat <strong>de</strong> gemeente zo weinig begripvol is <strong>voor</strong> zijn ontwikkelingen en hem <strong>de</strong> ruimte<br />
niet geeft.<br />
<strong>Een</strong> an<strong>de</strong>r moment gaat over een situatie waarin kerkenraadsle<strong>de</strong>n, achter zijn rug om,<br />
inhou<strong>de</strong>lijke opmerkingen over zijn functioneren hebben geplaatst. In <strong>de</strong> supervisie meldt hij<br />
dat, min of meer terloops en op neutrale toon. De supervisor vraagt naar <strong>de</strong> situatie en moet<br />
er ook wat op doorvragen, waarna <strong>de</strong> supervisant zich realiseert: “een beetje boos” te zijn.<br />
De supervisor stelt <strong>voor</strong> er wat langer bij stil te staan en vraagt hem tenslotte hoe groot <strong>de</strong><br />
boosheid nu eigenlijk is: of het op een theelepeltje past, het kopje nodig is, in <strong>de</strong> werkruimte<br />
past, of dat <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur open moet?<br />
Achteraf blijkt hij twee tafels <strong>voor</strong> zijn boosheid nodig te hebben; één <strong>voor</strong> het ene<br />
kerkenraadslid en één <strong>voor</strong> het an<strong>de</strong>re. In zijn reflectienota schrijft hij: “ik wist niet dat ik zo<br />
boos was.”<br />
25
Hij uit zich meestal in massieve theologische standpunten. Wat hem bevreemdt, is dat<br />
gesprekspartners zich vervolgens geïrriteerd van hem afkeren. Gesprekken met gemeentele<strong>de</strong>n<br />
eindigen vaak in een wat ruzieachtige sfeer. ‘Maar ruzie is het laatste wat ik wil’, verzucht hij<br />
in een bijeenkomst.<br />
Ter <strong>voor</strong>bereiding op een supervisiezitting heeft hij een verbatim gemaakt van een bezoek aan<br />
een echtpaar vanwege hun huwelijksjubileum. Het echtpaar heeft bijbelse schil<strong>de</strong>rijen in huis,<br />
maar ze staan in <strong>de</strong> kast. Ze aarzelen om <strong>de</strong>ze op te hangen; ze hebben namelijk tv en dat<br />
verdraagt elkaar niet, zo zeggen ze. Bovendien zijn ze niet echt bekeerd, voegen zij eraan toe.<br />
Zou<strong>de</strong>n ze dat wèl zijn, dan had<strong>de</strong>n ze wel besloten om <strong>de</strong> tv <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur uit te doen. Maar<br />
aangezien ze toch niet bekeerd zijn, kan <strong>de</strong> tv blijven staan en blijven <strong>de</strong> schil<strong>de</strong>rijen in <strong>de</strong><br />
kast.<br />
Er ontstaat tussen het echtpaar en <strong>de</strong> predikant een heftige theologische discussie over <strong>de</strong><br />
we<strong>de</strong>rgeboorte, waarin <strong>de</strong> predikant het echtpaar op hun eigen verantwoor<strong>de</strong>lijkheid wijst.<br />
Het bezoek was gepland <strong>voor</strong> een uurtje, het wordt 2,5 uur. De irritatie druipt aan alle kanten<br />
van het verbatim af, maar behalve <strong>de</strong> discussie is daarvan ver<strong>de</strong>r in het gesprek niets te<br />
merken. Ook in <strong>de</strong> supervisiezitting duurt het even <strong>voor</strong>dat hij bij zijn irritatie komt.<br />
Ook in <strong>de</strong>ze casus zijn meer<strong>de</strong>re vormen van verborgen agressie te on<strong>de</strong>rkennen.<br />
De vermijding wordt zichtbaar aan <strong>de</strong> verdwenen boosheid omtrent het “gepraat achter <strong>de</strong><br />
rug”. Er blijkt enige tijd <strong>voor</strong> nodig en een gesprek tussen supervisant en supervisor om<br />
uitein<strong>de</strong>lijk te zien dat <strong>de</strong> boosheid zo groot is dat er “twee tafels <strong>voor</strong> nodig zijn” om er een<br />
plek aan te geven. De supervisant wist en voel<strong>de</strong> <strong>de</strong> boosheid aanvankelijk niet meer.<br />
In <strong>de</strong> klacht over <strong>de</strong> “zo weinig begripvolle gemeente” en het aangeven “hoe moeilijk ik het<br />
daarmee heb” is <strong>de</strong> tegen zichzelf gerichtheid zichtbaar. In plaats van boos te wor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong>ze<br />
gemeente, wordt <strong>de</strong> supervisant slachtoffer en etaleert <strong>de</strong> eigen moeite; hoopt wellicht op<br />
compassie.<br />
De “massieve theologische standpunten” zijn een vorm van rationaliseren. Het verschil van<br />
mening, het belang dat in het geding is, wordt niet openlijk besproken. <strong>Een</strong> theologische<br />
argumentatie wordt gebruikt. Wat hem bevreemdt is dat, ondanks dat hij dat niet wil, <strong>de</strong><br />
gesprekken “ruzieachtig” eindigen. <strong>Een</strong> indicatie dat <strong>de</strong> verborgen agressie door <strong>de</strong><br />
gesprekspartners wel <strong>de</strong>gelijk is gevoeld.<br />
An<strong>de</strong>re afweermechanismen<br />
Klessmann beschrijft nog een aantal vormen, waarvan ik er drie wil noemen die vaak<br />
waarneembaar zijn.<br />
8. uitageren, uitleven.<br />
De impuls of het gevoel wordt direct in actie omgezet, om <strong>de</strong> spanning te vermij<strong>de</strong>n, zo snel<br />
dat het zich onttrekt aan normatieve gedachten etc. Er wordt geen bewuste relatie gelegd met<br />
<strong>de</strong> oorzaak van <strong>de</strong> ergernis. Voorbeel<strong>de</strong>n hiervan zijn <strong>de</strong> anonieme brief, of het in omloop<br />
brengen van rod<strong>de</strong>l (men realiseert zich dan niet dat men bezig is met een wraakactie ten<br />
gevolge van eigen gekwetstheid).<br />
9. Verplaatsing of verschuiving.<br />
Gevoelens of impulsen wor<strong>de</strong>n niet naar <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> persoon geuit, maar naar een an<strong>de</strong>r, of<br />
naar een an<strong>de</strong>r object, dat meestal als zwakker wordt beschouwd. Dat heeft als extra gevaar<br />
dat hiërarchische structuren bevestigd wor<strong>de</strong>n.<br />
26
10. I<strong>de</strong>ntificatie met <strong>de</strong> agressor.<br />
Men neemt <strong>de</strong> agressie die men in een machtiger persoon ervaart, over en beleeft <strong>de</strong>ze<br />
agressie als zijn<strong>de</strong> van zichzelf.<br />
In apocalyptische literatuur en in fundamentalistische prediking zie je dit vaak: <strong>de</strong> schrijver,<br />
<strong>de</strong> prediker i<strong>de</strong>ntificeert zich met <strong>de</strong> toorn van God, om <strong>de</strong> toehoor<strong>de</strong>rs tot omkeer te<br />
bewegen. Het <strong>voor</strong><strong>de</strong>el zit hierin, dat men niet aan <strong>de</strong> eigen agressie toe hoeft te komen of<br />
daar verantwoor<strong>de</strong>lijkheid <strong>voor</strong> te nemen.<br />
Voorlopige conclusie<br />
Hierboven beschreef ik een zestal casus waarin één of meer<strong>de</strong>re vormen van afweer van<br />
agressie aan te wijzen zijn. Als mijn uitgangspunt een beginnen<strong>de</strong>, kleine supervisiepraktijk<br />
is, lijkt het gerechtvaardigd te stellen dat verborgen agressie bij pastores veel <strong>voor</strong>komt. In<br />
alle situaties zijn <strong>de</strong> betrokken pastores zich niet of nauwelijks bewust van <strong>de</strong>ze emotie. In<br />
ie<strong>de</strong>r geval niet op een geïntegreer<strong>de</strong> wijze. Soms weet men wel van boosheid, maar voelt<br />
men het niet. Soms voelt men impulsen die op boosheid lijken, maar weet men geen<br />
aanleiding of object. Vaak slaagt men er niet in <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> emotie gestalte te geven; <strong>de</strong>ze<br />
om te zetten in han<strong>de</strong>lingen of actie. Er is, om het in supervisietermen te zeggen, geen<br />
integratie van <strong>de</strong>nken, voelen en han<strong>de</strong>len. In hoofdstuk vier, over supervisie, kom ik op dit<br />
laatste terug.<br />
Nu komt <strong>de</strong> vraag op of <strong>de</strong> <strong>voor</strong>lopige conclusie, dat verborgen agressie veel <strong>voor</strong>komt bij<br />
pastores, gerechtvaardigd is. In <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> paragrafen van dit hoofdstuk zal ik dit na<strong>de</strong>r<br />
uitwerken.<br />
2.3 Oorzaken van en factoren in het moeizaam omgaan met agressie<br />
In het omgaan met agressie vormen pastores een aparte groep, zowel in beroepsmatig als in<br />
persoonlijk opzicht. Ik wil dit na<strong>de</strong>r uitwerken on<strong>de</strong>r een drietal aspecten: persoonlijkheid,<br />
opvoeding en pastorieleven en tenslotte: kerkelijke context.<br />
2.3.1 Persoonlijkheid<br />
J.W.G. Körver <strong>de</strong>ed als KPV-trainer en supervisor on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> relatie die pastores<br />
hebben tot conflict en agressie en <strong>de</strong>ed daarvan verslag in een lezing. 21 Voor genoemd<br />
on<strong>de</strong>rzoek maakte hij gebruik van twee diagnostische instrumenten: <strong>de</strong> Vrije<br />
Zelfbeschrijvingsmetho<strong>de</strong> (VZM) en <strong>de</strong> Personality Adjective Check List (PACL).<br />
De Vrije Zelfbeschrijvingsmetho<strong>de</strong> (VZM) is in 1987 ontwikkeld door het Laboratorium <strong>voor</strong><br />
Persoonlijkheidson<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> Katholieke Universiteit Leuven in samenwerking met <strong>de</strong> Sectie <strong>voor</strong><br />
Psychologisch On<strong>de</strong>rzoek van het Belgische Leger 22 .<br />
In <strong>de</strong> VZM beschrijft <strong>de</strong> <strong>de</strong>elnemer zichzelf in tien zelfgekozen bijvoeglijke naamwoor<strong>de</strong>n. Elk<br />
bijvoeglijk naamwoord wordt vervolgens gescoord op <strong>de</strong> dimensies extraversie, vrien<strong>de</strong>lijkheid,<br />
gewetensvolheid, neuroticiteit, cognitieve ontwikkeling, lei<strong>de</strong>rschap, creativiteit en sociale<br />
wenselijkheid. Dit gebeurt aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> "Quotatielijst <strong>voor</strong> uitdrukkingen" die 80 bladzij<strong>de</strong>n<br />
bijvoeglijke naamwoor<strong>de</strong>n, verzameld uit <strong>de</strong> antwoor<strong>de</strong>n van 3000 personen, omvat. Elk bijvoeglijk<br />
naamwoord is op <strong>de</strong> 8 dimensies tussen -20 en +20 gescoord. De som van <strong>de</strong> dimensiescores van <strong>de</strong> 10<br />
bijvoeglijke naamwoor<strong>de</strong>n kunnen wor<strong>de</strong>n omgezet in een normscore <strong>voor</strong> een specifieke normgroep.<br />
21<br />
Körver 2003. Hij was zo vrien<strong>de</strong>lijk mij <strong>de</strong> tekst van <strong>de</strong>ze lezing ten behoeve van dit werkstuk ter beschikking<br />
te stellen.<br />
22<br />
Vrije Zelfbeschrijvingsmetho<strong>de</strong>. Handleiding. S.P.O.L.A.P. Sectie <strong>voor</strong> Psychologisch on<strong>de</strong>rzoek van het<br />
Belgische Leger, Brussel & Laboratorium <strong>voor</strong> persoonlijkheidson<strong>de</strong>rzoek, Leuven. Lisse, 1987<br />
27
Van <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n die <strong>de</strong> veertig pastores in het on<strong>de</strong>rzoek van Körver over zichzelf gebruikten, waren <strong>de</strong><br />
tien meest frequent gebruikte: onzeker (met stip op kop), gevolgd door: zoekend, vrolijk, open, serieus,<br />
rustig, verdrietig, gevoelig, meegaand, hardwerkend.<br />
Opvallend is, dat bij <strong>de</strong> VZM, pastores laag scoren op dimensies als extraversie en<br />
lei<strong>de</strong>rschap. Bij <strong>de</strong>ze dimensies horen kenmerken als: spraakzaam, het hart op <strong>de</strong> tong,<br />
gemakkelijk kennismakend, energiek en actief en: leidt in een groep, beheerst het<br />
groepsgebeuren, vlot optre<strong>de</strong>nd in een leidinggeven<strong>de</strong> rol, <strong>voor</strong>tdurend in <strong>de</strong> weer,<br />
aanmoedigend, zeker van zichzelf, persoonlijk en beslist. Dit zijn omschrijvingen die aspecten<br />
van wat, zoals in hoofdstuk een is genoemd, constructieve agressie of assertiviteit weergeven.<br />
Op <strong>de</strong>ze dimensies scoren pastores dus laag!<br />
Ook een lage score wordt behaald op <strong>de</strong> dimensie vrien<strong>de</strong>lijkheid, een dimensie die wordt<br />
omschreven als hartelijk, prettig in <strong>de</strong> omgang, coöperatief, goedmoedig, vertrouwensvolle<br />
instelling jegens an<strong>de</strong>ren.<br />
Pastores scoren daarentegen hoog in dit on<strong>de</strong>rzoek op gewetensvolheid en neuroticiteit.<br />
De Personality Adjective Check List (PACL) is door Stephen Strack (1989) ontwikkeld op basis van <strong>de</strong><br />
persoonlijkheidstheorie van Theodore Millon 23 . De PACL bestaat uit 153 bijvoeglijke naamwoor<strong>de</strong>n.<br />
Door aan<strong>kruis</strong>en beschrijft een respon<strong>de</strong>nt hoe hij zichzelf op dat moment ziet. De lijst kan wor<strong>de</strong>n<br />
gescoord op 8 persoonlijkheidskenmerken: introversive, inhibited, cooperative, sociable, confi<strong>de</strong>nt,<br />
forceful, respectful, sensitive.<br />
Wanneer pastores meedoen aan <strong>de</strong>ze twee<strong>de</strong> test, <strong>de</strong> PACL, wordt het beeld bevestigd. In<br />
<strong>de</strong>ze test komen pastores naar voren als mensen die laag scoren op persoonlijkheidsken-<br />
merken als confi<strong>de</strong>nt (zelfverzekerd, kalm en gereserveerd) en forceful (assertief, dominant,<br />
strijdlustig). Zij zijn eer<strong>de</strong>r introvert en gewetensvol.<br />
Me<strong>de</strong> op grond van genoem<strong>de</strong> instrumenten, komt Körver tot een profiel van <strong>de</strong> KPVcursist<br />
en supervisant, waaruit ik <strong>de</strong> belangrijkste kenmerken schets.<br />
Het gezin van herkomst van <strong>de</strong> pastor is vaak traditioneel-godsdienstig; bij protestanten valt<br />
op: vaak afkomstig uit een predikantsgezin. Er wor<strong>de</strong>n nogal wat verlieservaringen<br />
gesignaleerd en eenzaamheid in <strong>de</strong> jeugd (een aparte plek op het schoolplein). Er is sprake<br />
van een meer dan gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> gevoeligheid <strong>voor</strong> emoties en sfeer. Vaker wordt ook affectieve<br />
armoe<strong>de</strong> in het gezin van herkomst gevon<strong>de</strong>n.<br />
Het gaat om een plichtsgetrouw mens, die zijn emoties heeft leren beheersen, die zich richt<br />
naar <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r en het eigen welbevin<strong>de</strong>n van die an<strong>de</strong>r afhankelijk maakt. Regelmatig heeft hij<br />
<strong>de</strong> vraag of er nog wel voldoen<strong>de</strong> perspectief is in het pastorale beroep: ‘wat heb ik te<br />
bie<strong>de</strong>n?’ Hij voelt zich dan ook onzeker in <strong>de</strong> rol en ten aanzien van verwachtingen die<br />
an<strong>de</strong>ren hebben.<br />
De pastor is <strong>voor</strong>zichtig, houdt niet van conflicten, controleert zijn/haar agressieve krachten,<br />
en is meer dan gemid<strong>de</strong>ld gespannen.<br />
Opvallend is ook dat hij sociale contacten ziet als een opdracht.<br />
Hij is empathisch sterk, gericht op luisteren, <strong>voor</strong>al volgend in pastorale contacten. Hij durft<br />
maar met mondjesmaat iets dui<strong>de</strong>lijk te stellen en heeft moeite met sturen en leiding geven.<br />
Durft eigenlijk geen nee te zeggen of zich assertief op te stellen.<br />
23 Strack, St., Manual for the Personality Adjective Check List (PACL), Richland, 1989<br />
28
Uiteraard kan dit beeld niet zomaar gegeneraliseerd wor<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> totale beroepsgroep. Toch<br />
wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> grote lijnen van dit beeld wel bevestigd door <strong>de</strong> literatuur.<br />
Baumgartner 24 , bij<strong>voor</strong>beeld, noemt zes aspecten met betrekking tot <strong>de</strong> persoonlijkheid van <strong>de</strong><br />
pastor:<br />
1. Seelsorger registrieren bei sich <strong>de</strong>utlicher als an<strong>de</strong>re Menschen körperliche<br />
Beschwer<strong>de</strong>n und psychosomatische Allgemeinstörungen.<br />
Er is een verhoog<strong>de</strong> sensitiviteit <strong>voor</strong> het eigen lichaam, dat gepaard gaat met een gevoel van tekortschieten,<br />
falen, insufficiëntie. Baumgartner noteert dat veel pastores ook moeite hebben met lichamelijkheid; met het<br />
lichaam kunnen zien als geschenk van God.<br />
2. Seelsorger sind mehr introvertiert, mit geringerem Bedürfnis nach sozialem Kontakt.<br />
Hier treedt een vreem<strong>de</strong> tegenstrijdigheid op. Er blijkt een (vaak heimelijke) behoefte tot distantie, terwijl<br />
men werkzaam is in een bij uitstek sociaal beroep met talloze contacten.<br />
3. Seelsorger erleben ein vergleichsweise starkes Ausmass an ‚sozialer Angst’ in Form<br />
von ‚Fehlslag- und Kritikangst’, ‚Kontaktangst’, ‚Nicht-nein-sagen-können’. Sie<br />
neigen zu Überhöflichkeit, Nachgiebigkeit und Gehemmtheit im sozialen Kontakt,<br />
verbun<strong>de</strong>n mit Schuldgefühlen.<br />
Baumgartner wijst ook op <strong>de</strong> hiermee verbon<strong>de</strong>n autoriteitsproblematiek. Er is een zekere on<strong>de</strong>rworpenheid<br />
waar te nemen ten opzichte van personen die met autoriteit bekleed zijn.<br />
4. Seelsorger zeigen bei sozialen Konflikten <strong>de</strong>s Alltags verst rkt personneutrale und<br />
personferne Reaktionsmuster.<br />
Er is, bij conflicten, een neiging tot „buiten spel“ blijven.<br />
5. Seelsorger tun sich schwer, kleine Schw chen und Fehler bei sich angemessen<br />
wahrzunehmen und ‚offen’ mitzuteilen.<br />
Geconfronteerd met eigen tekortkomingen raken pastores in conflict met het i<strong>de</strong>aal beeld dat zij van zichzelf<br />
hebben. Daarom is er <strong>de</strong> neiging aan eigen tekortkomingen <strong>voor</strong>bij te gaan en al helemaal niet <strong>de</strong>ze in<br />
communicatie te brengen met an<strong>de</strong>ren.<br />
6. Seelsorger neigen dazu, aggressive Triebimpulse gegenüber an<strong>de</strong>ren aus <strong>de</strong>m<br />
Bewusstsein zu verdrängen. Sie ‚verarbeiten’ ihre Aggressionen in starker<br />
unbewusster Wendung gegen die eigene Person, in Form von Selbstkritik und<br />
<strong>de</strong>pressionsaffinen Schuldgefühlen.<br />
Ook <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r genoem<strong>de</strong> Klessmann sluit zich hierbij aan. Hij komt tot <strong>de</strong> conclusie dat<br />
pastores een uitgesproken behoefte hebben aan een sociaal gewenste verhouding tot an<strong>de</strong>ren.<br />
Door hun wijze van in relatie staan en door hun beroep, willen zij graag geliefd zijn en<br />
erkenning vin<strong>de</strong>n. Zij doen er alles aan om dat niet in gevaar te brengen. Ze zijn dan ook<br />
hoffelijk, vrien<strong>de</strong>lijk, <strong>voor</strong>komend en steeds vol van begrip en zullen bedui<strong>de</strong>nd min<strong>de</strong>r<br />
24 I. Baumgartner, Pastoralpsychologie, 1990, blz. 286 – 294. Hij baseert zich op eigen empirisch on<strong>de</strong>rzoek<br />
van n=216. Deze populatie on<strong>de</strong>rzocht hij met behulp van het Onzekerheidson<strong>de</strong>rzoek van Ulrich/Ulrich; <strong>de</strong><br />
Freiburger Persoonlijkheidsinventarisatie (FPI) van Fahrenberg, Selg en Hampel en <strong>de</strong> Picture-Frustration-Text<br />
(P-F-test)van Rosenzweig. De tests en <strong>de</strong> resultaten zijn beschreven in I. Baumgartner, Seelsorgerliche<br />
Kompetenz als pastoralpsychologisches Bildungsziel.Ein theoretischer und empirischer Beitrag zur<br />
pastoraltheologischen Ausbildung von Seelsorgern, Passau, 1982,<br />
Körver noemt daarnaast nog Beit-Hallahmi, B. & M. Argyle, The psychology of Religious Behaviour, Belief and<br />
Experience, Lon<strong>de</strong>n, 1997.<br />
29
ergernis uitdrukken dan vergelijkbare on<strong>de</strong>rzoeksgroepen en ook een sterker afkeuren<strong>de</strong><br />
houding aannemen ten aanzien van agressie bij an<strong>de</strong>ren.<br />
Dat heeft tot gevolg dat het waarnemingsvermogen beperkt raakt: hetzij dat men ergernis<br />
geheel niet meer waarneemt, of dat men het waarneemt maar dat innerlijk ook meteen<br />
bestraft: schuldgevoel, zelfverwijt, <strong>de</strong>pressie.<br />
Het valt op dat theologen een relatief sterke passiviteit en conformiteit aan <strong>de</strong> dag leggen en<br />
laag scoren op <strong>de</strong> schalen van autonomie, dominantie en agressie. 25<br />
In <strong>de</strong> loop van <strong>de</strong> jaren is gezocht naar een verklaring <strong>voor</strong> een <strong>de</strong>rgelijk persoonlijkheidsprofiel,<br />
in relatie tot <strong>de</strong> keuze <strong>voor</strong> het pastorale beroep.<br />
Klessmann 26 noemt drie theorieën, die aan elkaar raken.<br />
Allereerst die van M. Bowers.<br />
Volgens Bowers staat, bij een <strong>de</strong>rgelijk persoonlijkheidsprofiel, aan het begin van het leven<br />
gemis en verlies: <strong>de</strong> dood van een dierbare, of het gemis aan lief<strong>de</strong> en affectie. Het maakt een<br />
mens angstig, <strong>de</strong>pressief enerzijds, an<strong>de</strong>rzijds vol almachtsfantasieën, waarin iemand zich kan<br />
uitleven en <strong>de</strong> macht grijpen. Het pastorale beroep leent zich daar<strong>voor</strong>: <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ntificatie met <strong>de</strong><br />
almachtige en wreken<strong>de</strong> God is een uitlaatklep <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gigantische woe<strong>de</strong> en haat vanwege <strong>de</strong><br />
krenkingen in <strong>de</strong> vroege kin<strong>de</strong>rtijd. Bowers spreekt dan ook over het omnipotente beroep.<br />
De twee<strong>de</strong> theorie is die van E. Drewermann. Hij tekent een Moe<strong>de</strong>r die door het bestaan van<br />
haar Zoon overvraagd is. Zij offert zich op omwille van het welzijn van haar kind. Dit levert<br />
het kind een massief, onbewust schuldgevoel op. Daarom is het offer van <strong>de</strong> zoon weer<br />
noodzakelijk om <strong>de</strong>ze schuld in te lossen. Klessmann wijst in dit verband, samen met<br />
Drewermann op het ambtsverstaan in <strong>de</strong> Katholieke theologie, dat diep doordrongen is van<br />
offeri<strong>de</strong>ologie. “Je stärker er lei<strong>de</strong>t und je mehr er sich opfert, <strong>de</strong>sto mehr wird er <strong>de</strong>m Leben<br />
und Lei<strong>de</strong>n Christi gleich“. 27<br />
Tenslotte <strong>de</strong> theorie van J. Dittes. Deze is min<strong>de</strong>r psychodynamisch en heeft meer oog <strong>voor</strong><br />
uiterlijke omstandighe<strong>de</strong>n. Er is een categorie kin<strong>de</strong>ren (het geldt trouwens ook in an<strong>de</strong>re<br />
hulpverlenen<strong>de</strong> beroepen) die <strong>de</strong> neiging heeft zich al vroeg met <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>n en rollen van<br />
volwassenen te i<strong>de</strong>ntificeren. ‘De kleine volwassenen’, is <strong>de</strong> titel van zijn boek. Om hun<br />
vroege volwassenheid wor<strong>de</strong>n zij geprezen, maar <strong>de</strong> behoefte die er ook is: aan<br />
afhankelijkheid en <strong>de</strong> toewending van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>rs, wordt niet vervuld. Ook later in het leven<br />
gebeurt dat niet. Hij wenst lief<strong>de</strong> naar zich toe te krijgen, maar in plaats daarvan is hij het die<br />
dat telkens geeft, in <strong>de</strong> wanhoop toch ein<strong>de</strong>lijk eens zelf ook te ontvangen. Maar wat hij ook<br />
krijgt, het is nooit genoeg om het gemis van vroeger te compenseren. De boosheid daarover<br />
kan niet wor<strong>de</strong>n geuit, want dat betekent verlies van <strong>de</strong> relatie en <strong>de</strong> bevestiging van wat al<br />
eer<strong>de</strong>r is gebeurd. In het pastor-zijn wor<strong>de</strong>n veel van <strong>de</strong>ze aspecten herhaald. De pastor<br />
verkeert met God zoals hij vroeger met volwassenen omging.<br />
Deze psychogenetische theorieën omtrent <strong>de</strong> persoonlijkheid van <strong>de</strong> pastor moeten enigszins<br />
gerelativeerd wor<strong>de</strong>n. Baumgartner wijst er zelf op dat er gebrek is aan recent empirisch<br />
25 Vrij naar Klessmann 1992, 105,106.<br />
26 Ongetwijfeld zijn er nog meer theorieën te noemen. Baumgartner, bij<strong>voor</strong>beeld, in Baumgartner, 1990, 294,<br />
wijst nog op <strong>de</strong> sterke moe<strong>de</strong>rbinding die aangetoond kan wor<strong>de</strong>n in het gezin van herkomst. Pastores zijn vaak<br />
groot gewor<strong>de</strong>n in gezinnen waarin <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r psychologisch afwezig was en waarin <strong>de</strong> moe<strong>de</strong>r als opvoedings-<br />
en betrekkingspersoon verreweg het belangrijkste was. Voor een ou<strong>de</strong>re generatie pastores zou een en an<strong>de</strong>r<br />
zeker hebben kunnen gel<strong>de</strong>n.<br />
27 Klessmann 1992, 112<br />
30
on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> gezinsbetrekkingen en het opvoedingsmilieu van het gezin van herkomst<br />
van pastores.<br />
Van belang lijkt mij te zien dat agressiegeremdheid meer is dan een inci<strong>de</strong>nteel <strong>voor</strong>komend<br />
fenomeen, maar meer dan gemid<strong>de</strong>ld diep ligt verankerd in <strong>de</strong> persoonlijkhe<strong>de</strong>n van veel<br />
pastores en dat het diepe wortels heeft, waaraan niet zomaar <strong>voor</strong>bij kan wor<strong>de</strong>n gegaan.<br />
2.3.2 Opvoeding en pastorieleven<br />
In hoofdstuk één gaf ik al aan dat Klessmann ook een relatie legt met het opvoedingsklimaat<br />
als het gaat over het omgaan met agressie. Mensen die in een conflictvermij<strong>de</strong>n<strong>de</strong> omgeving<br />
zijn opgegroeid, zullen vaker op spannen<strong>de</strong> of bedreigen<strong>de</strong> situaties reageren met angst en<br />
terugtrekken.<br />
Voor die pastores, van wie <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>r (meestal <strong>de</strong> va<strong>de</strong>r) ook predikant was, speelt ook het<br />
pastorieleven een rol in <strong>de</strong> houding ten aanzien van agressie.<br />
Zeker vroeger stond het pastorieleven on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> druk <strong>voor</strong>beeldgezin te zijn. Het leven moest<br />
<strong>voor</strong>al in overeenstemming zijn met <strong>de</strong> prediking en vol van naastenlief<strong>de</strong> geleefd wor<strong>de</strong>n.<br />
Het gaat tenslotte om hogere zaken. De wereld moet overwonnen wor<strong>de</strong>n; alle bedreigingen<br />
wer<strong>de</strong>n dan ook met <strong>de</strong> bolster van het weldoen het hoofd gebo<strong>de</strong>n. Tot alle prijs moesten<br />
conflicten buiten <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur blijven. Opvallend is dat daarmee ook het engagement aan aspecten<br />
van <strong>de</strong>ze samenleving verdween. Klessmann noteert een opvallen<strong>de</strong> politieke apathie in<br />
vroegere predikantsgezinnen. Gehoorzaamheid was het i<strong>de</strong>aal. Dit correspon<strong>de</strong>ert met<br />
bovengenoem<strong>de</strong> autoriteitsgevoeligheid 28 .<br />
2.3.3 De kerkelijke context<br />
Met dit laatst geschrevene zijn we al in <strong>de</strong> buurt gekomen van <strong>de</strong> invloed die er van <strong>de</strong><br />
kerkelijke context uitgaat op het omgaan met agressie.<br />
De kerk heeft over het algemeen als i<strong>de</strong>aalbeeld een conflictvrije gemeenschap te zijn. Zij<br />
voedt dit beeld zelf door het gebruik van een heel aantal bijbelteksten waarin dit i<strong>de</strong>aal tot<br />
uitdrukking komt. Het zal dui<strong>de</strong>lijk zijn dat in <strong>de</strong> keuze van <strong>de</strong>ze teksten, uiterst selectief te<br />
werk wordt gegaan.<br />
<strong>Een</strong> kleine greep hieruit:<br />
Maar Ik zeg u: <strong>Een</strong> ie<strong>de</strong>r, die in toorn leeft tegen zijn broe<strong>de</strong>r, zal vervallen aan het gerecht. Wie tot zijn<br />
broe<strong>de</strong>r zegt: Leeghoofd, zal vervallen aan <strong>de</strong> Hoge <strong>Raad</strong>, en wie zegt: Dwaas, zal vervallen aan het<br />
hellevuur.<br />
Matteus 5: 22<br />
Het is dui<strong>de</strong>lijk, wat <strong>de</strong> werken van het vlees zijn: hoererij, onreinheid, losbandigheid,<br />
afgo<strong>de</strong>rij, toverij, veten, twist, afgunst, uitbarstingen van toorn, zelfzucht, tweedracht,<br />
partijschappen, nijd, dronkenschap, brasserijen en <strong>de</strong>rgelijke, waar<strong>voor</strong> ik u waarschuw,<br />
zoals ik u gewaarschuwd heb, dat wie <strong>de</strong>rgelijke dingen bedrijven, het Koninkrijk Gods niet<br />
zullen beërven.<br />
Galaten 5: 19-21<br />
28 Uit mijn eigen ervaring: het was een wereld van verschil, eind jaren tachtig, begin negentig, hoe stu<strong>de</strong>nten aan<br />
<strong>de</strong> theologische faculteit in Utrecht zich verhiel<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> docenten ten opzichte van stu<strong>de</strong>nten in Amsterdam<br />
(V.U.) aan <strong>de</strong> faculteit psychologie en pedagogiek. Het grootste <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> stu<strong>de</strong>nten theologie in Utrecht<br />
kenmerkte zich overwegend door gezagsgetrouwheid en het “ volgen” van <strong>de</strong> docent. Bij psychologie in<br />
Amsterdam viel een veel meer gelijkwaardige omgang tussen stu<strong>de</strong>nten en docenten op, waarbij kritische<br />
tegenspraak veel meer vanzelfsprekend was en <strong>de</strong> docent ook op zijn persoon werd aangesproken.<br />
31
Alle bitterheid, gramschap, toorn, getier en gevloek wor<strong>de</strong> uit uw mid<strong>de</strong>n gebannen, evenals alle<br />
kwaadaardigheid. Maar weest jegens elkan<strong>de</strong>r vrien<strong>de</strong>lijk, barmhartig, elkan<strong>de</strong>r vergevend, zoals God<br />
in Christus u vergeving geschonken heeft.<br />
Efeze 4: 31,32<br />
Daartegenover staat het hoogste i<strong>de</strong>aal:<br />
Maar <strong>de</strong> vrucht van <strong>de</strong> Geest is lief<strong>de</strong>, blijdschap, vre<strong>de</strong>, lankmoedigheid, vrien<strong>de</strong>lijkheid, goedheid,<br />
trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.<br />
Galaten 5: 22<br />
Agressie geldt in <strong>de</strong> kerk als iets wat je niet uit, niet laat zien. De norm is dat je <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r niet<br />
kwetst, dat je je ontevre<strong>de</strong>nheid niet uitdrukt en dat je goed moet weten waar je aan begint,<br />
<strong>voor</strong>dat je een an<strong>de</strong>re mening dan <strong>de</strong> meest gangbare, naar voren brengt.<br />
Lang wordt om hete breien heen gedraaid; <strong>de</strong> tolerantie met betrekking tot saaie ellenlange<br />
bijeenkomsten is enorm – niemand zegt er wat van.<br />
Tegelijk bloeit er heimelijke tactiek en rod<strong>de</strong>l; conflicten wor<strong>de</strong>n vaak door relatiebreuk<br />
opgelost: iemand stapt op en niemand haalt hem terug. Onbuigbare persoonlijke meningen<br />
wor<strong>de</strong>n, in plaats van openlijk ter discussie gesteld, theologisch gelegitimeerd, hetgeen het<br />
ein<strong>de</strong> is van alle tegenspraak.<br />
In het niet uiten van agressie wordt <strong>de</strong> pastor geacht <strong>voor</strong>beeld te zijn. Zo leven er allerlei<br />
verwachtingen ten aanzien van hem. Hij is tenslotte geheiligd, gewijd en daardoor an<strong>de</strong>rs dan<br />
leken. Hij heeft een bijzon<strong>de</strong>re verbinding met het Heilige. Zijn levenspatroon zal daaraan<br />
beantwoor<strong>de</strong>n: hij zal seksueel ongedifferentieerd en zon<strong>de</strong>r verlangens zijn en zal zich<br />
uitstekend beheersen, zeker waar het gaat over geld, bezit, macht en controle en over zijn<br />
eigen ergernis.<br />
Zo wordt <strong>de</strong> pastor om zijn zachtmoedigheid en ietwat gedistantieerd va<strong>de</strong>rschap (of je bij<br />
vrouwelijke pastores daar ook zo van kunt spreken, weet ik niet) geprezen en <strong>de</strong> pastor<br />
ontvangt <strong>de</strong> lang gewenste erkenning en bevestiging, door <strong>de</strong>ze karaktereigenschappen<br />
volstrekt uit te leven in zijn beroepsmatig han<strong>de</strong>len.<br />
Zo komen <strong>de</strong> verwachtingen van een gemeente overeen met wat <strong>de</strong> persoonlijkheidsstructuur<br />
van <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> pastor te bie<strong>de</strong>n heeft.<br />
Baumgartner 29 spreekt in dit verband van een ‘ekklesiale Kollusion’, een kerkelijke collusie,<br />
een samenspel tussen twee partijen op grond van een verborgen innerlijk gelijk conflict, zoals<br />
dat ook in partnerrelaties waarneembaar is 30 .<br />
29 Baumgartner 1990, 297<br />
30 De term en <strong>de</strong> beschrijving van ‘collusie’ is te vin<strong>de</strong>n bij J. Willi, De partnerrelatie, Rotterdam, 1983, 1987 2<br />
32
2.4 Persoonlijke spiritualiteit<br />
In hoofdstuk 1.3 ging het over theologische aspecten van agressie. Het uitgangspunt lag daar<br />
in <strong>de</strong> Schrift en in <strong>de</strong> bijbelse theologie. Hierboven, in 2.3, werd geschetst hoe opvoedings- en<br />
an<strong>de</strong>re socialisatiefactoren en ook <strong>de</strong> kerkelijke context me<strong>de</strong>bepalend is <strong>voor</strong> hoe pastores<br />
zich verhou<strong>de</strong>n tot (hun) agressie.<br />
Hoewel ‘agressief gela<strong>de</strong>n’ bijbelteksten veelvuldig <strong>voor</strong>komen, bleek <strong>de</strong> Kerk daar weinig<br />
mee op te hebben. De vraag komt op wat dit alles betekent <strong>voor</strong> <strong>de</strong> persoonlijke spiritualiteit<br />
van pastores? Persoonlijkheid, opvoeding, socialisatie en kerkelijke context, maar ook<br />
bijbelgebruik en theologie vormen immers <strong>de</strong> voedingsbo<strong>de</strong>m <strong>voor</strong> <strong>de</strong> spiritualiteit van<br />
pastores. Krijgt het aspect van agressie ook een plek in het geloven van <strong>de</strong> pastor? In hoeverre<br />
is <strong>de</strong> theologie ook terug te vin<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> spiritualiteit? Verwerkt <strong>de</strong> pastor, bij<strong>voor</strong>beeld, <strong>de</strong><br />
notie van <strong>de</strong> Ira Deï in zijn eigen “geloven”; in zijn eigen beeld van God?<br />
Ik ging een aantal on<strong>de</strong>rzoeken na, die betrekking had<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> geloofsbeleving van pastores.<br />
A.J. Hammers 31 , hoogleraar pastorale psychologie te Trier, doet verslag van het antwoord op<br />
een ongewone vraag in <strong>de</strong> gebruikelijke aca<strong>de</strong>mische context, die hij aan zijn stu<strong>de</strong>nten<br />
tij<strong>de</strong>ns het college <strong>voor</strong>legt. Het <strong>voor</strong><strong>de</strong>el van dit ongewone is dat stu<strong>de</strong>nten spontaan bij<br />
zichzelf te ra<strong>de</strong> gaan.<br />
De vraag luidt: “Wat bevalt u nu aan <strong>de</strong>ze God zo zeer, dat u bereid bent uw leven daar<strong>voor</strong> te<br />
investeren, om met Hem bezig te zijn en van Hem te vertellen?”<br />
Hij kreeg <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> antwoor<strong>de</strong>n:<br />
God hoort ons<br />
Hij neemt ons serieus<br />
Hij is genadig<br />
Hij is Die-er-zijn-zal <strong>voor</strong> ons<br />
Hij neemt ons als zondaren on<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijk aan<br />
Hij is goe<strong>de</strong>rtieren, barmhartig, tolerant, lief<strong>de</strong>vol, geduldig<br />
Hij is in ons geïnteresseerd<br />
Hij doet ons groeien<br />
Hij geeft ons nieuwe kansen<br />
Voor veel stu<strong>de</strong>nten is dit ook het enige dat zij over God zeggen.<br />
Hammers vindt dit kenmerkend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ring die zich in <strong>de</strong> laatste <strong>de</strong>cennia binnen het<br />
pastoraat heeft voltrokken. Allereerst wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong>, wat hij noemt “moe<strong>de</strong>rlijke” eigenschappen<br />
van God genoemd. Pas op na<strong>de</strong>r aangeven van Hammers zelf, komen bij sommige stu<strong>de</strong>nten<br />
ook an<strong>de</strong>re noties te <strong>voor</strong>schijn, die daarmee in spanning staan en die Hammers benoemt als<br />
“va<strong>de</strong>rlijke” eigenschappen:<br />
God is almachtig, volmaakt, heilig, alwetend, eisend, oor<strong>de</strong>lend<br />
God woont in het ontoegankelijk licht.<br />
De eerste, maar ook vaak laatste antwoor<strong>de</strong>n laten een beleving zien van een nabije en<br />
aanvaar<strong>de</strong>n<strong>de</strong> God. Pas bij doorvragen en dan ook maar bij een <strong>de</strong>el van <strong>de</strong> stu<strong>de</strong>nten wordt<br />
iets zichtbaar van een God die tegenover is, van wie je niet alles weet en die niet altijd<br />
bereikbaar is, die ook eisend en oor<strong>de</strong>lend kan zijn.<br />
31 Hammers, A.J. 1990, 157,158<br />
33
In 1997 verscheen <strong>de</strong> studie van G. Zuidberg 32 naar <strong>de</strong> spiritualiteit van (RK) pastores.<br />
Wanneer pastores spreken over hoe zij God beleven, hanteren zij metaforen om invulling te<br />
geven aan hun beleving van God als bestaansgrond, als bestemming of als metgezel. De<br />
meeste beel<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n ontleend aan het persoonlijke en het interpersoonlijke leven, soms ook<br />
verbon<strong>de</strong>n met het maatschappelijke leven. Metaforen, ontleend aan natuur, ruimte of tijd<br />
komen min<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>.<br />
Uit het on<strong>de</strong>rzoek blijkt dat pastores <strong>voor</strong>keur hebben <strong>voor</strong> metaforen die God als met gezel<br />
beschrijven.<br />
“God is ons nabij als iemand die met ons on<strong>de</strong>rweg is en ons geborgenheid biedt, ons troost<br />
op moeilijke momenten, ons verzoent met onszelf, bewogen is als wij gekwetst wor<strong>de</strong>n. God<br />
is <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r die onze weg <strong>de</strong>elt of tegen wie we oplopen. God nodigt uit, roept om ver<strong>de</strong>r te<br />
gaan. Wanneer dit met gezel-zijn concreter wordt ingevuld, ook gekoppeld aan het<br />
maatschappelijk leven, blijkt er een <strong>voor</strong>keur te ontstaan <strong>voor</strong> God als bevrij<strong>de</strong>r. Daarbij is<br />
een ten<strong>de</strong>ns aan te wijzen van “God als verlosser” naar “God als bevrij<strong>de</strong>r”. Hij is <strong>de</strong> bevrij<strong>de</strong>r<br />
uit het kwaad, uit chaos en gespletenheid; uit vastgeleg<strong>de</strong> ka<strong>de</strong>rs; Hij bevrijdt van onrecht.” 33<br />
Meer dan <strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> pastores spreekt over God in termen van nauwe verbon<strong>de</strong>nheid,<br />
terwijl zij tegelijk aangeven dat ze met name in momenten van gebed God als ‘tegenover’<br />
beleven. Dit tegenover-zijn van God wordt <strong>voor</strong>al ingevuld vanuit <strong>de</strong> gedachte dat God een<br />
adres vormt <strong>voor</strong> het gebed; dat Hij aan te spreken is.<br />
Uit <strong>de</strong> studie van Zuidberg komt naar voren dat pastores een groot verlangen kennen naar<br />
geborgenheid, vaak verbon<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> ervaring van hun eigen kwetsbaarheid. God is dan <strong>de</strong><br />
beschermen<strong>de</strong>, helen<strong>de</strong>, verzoenen<strong>de</strong> God, als een moe<strong>de</strong>r die haar kind dat scherven maakt,<br />
op <strong>de</strong> arm neemt, troost en weer aan zichzelf teruggeeft.<br />
Toch is hier bij een aantal pastores een spanningsveld aan te geven. Zij voelen zich niet<br />
helemaal gerust bij dit beeld van een geborgenheid geven<strong>de</strong> God. Hoe kun je daarover<br />
spreken bij zoveel onrecht en leed in <strong>de</strong>ze wereld, bij zoveel ongeborgenheid? “Hoe kun je<br />
over een troosten<strong>de</strong> God spreken, wanneer je merkt dat mensen zelf zo moeilijk in beweging<br />
te krijgen zijn om zelf iets te doen aan onrecht en geweld?”<br />
Zowel pastores met een sterk maatschappelijk engagement, als pastores, die veel bezig zijn<br />
met <strong>de</strong> vertroosten<strong>de</strong> God geven van <strong>de</strong>ze onrust blijk, <strong>de</strong> laatste categorie in <strong>de</strong> vorm van een<br />
kwaad geweten: “moet je niet meer appellerend en uitdagend optre<strong>de</strong>n?”<br />
Terwijl pastores, in het on<strong>de</strong>rzoek van Zuidberg, vaak over God spreken als een kracht, of een<br />
manifestatie, veran<strong>de</strong>rt dit, zodra zij <strong>voor</strong>gaan in <strong>de</strong> liturgie.Vrijwel allen spreken God direct<br />
en persoonlijk aan. De helft van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzochte populatie geeft God daarbij een actieve naam<br />
als “Jij die” of “Gij die”. Voorbeel<strong>de</strong>n:<br />
Gij die naar ons omziet<br />
Gij die ons draagt<br />
Gij die schept en herschept<br />
Gij die heel maakt<br />
Gij die er <strong>voor</strong> ons wilt zijn<br />
Jij die er zegt te zijn <strong>voor</strong> ons<br />
Jij die onze met gezel bent<br />
Jij die met ons meetrekt<br />
Jij die lief<strong>de</strong> bent<br />
32 Zuidberg 1997<br />
33 a.w. 91<br />
34
Jij die mij kent<br />
Jij die mij oproept<br />
Jij die in mensen zichtbaar wordt<br />
Zuidberg signaleert wel een belangrijke ten<strong>de</strong>ns van een mannelijk naar een vrouwelijk en<br />
<strong>voor</strong>al inclusief taalgebruik<br />
Ook uit dit on<strong>de</strong>rzoek komt God te<strong>voor</strong>schijn, in het persoonlijk geloven van pastores, als een<br />
nabije God die geborgenheid geeft. In <strong>de</strong> 240 pagina’s tellen<strong>de</strong> studie komen duistere en<br />
vrees- of ontzagwekken<strong>de</strong> aspecten van God niet <strong>voor</strong>.<br />
A.M. Spijkerboer 34 legt een relatie tussen godsbeeld en ambtsbeeld: “Veel, met name jongere<br />
predikanten – en on<strong>de</strong>r hen <strong>voor</strong>al vrouwen – willen zichzelf in <strong>de</strong> gemeente graag zien als<br />
gelijke on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> gelijken. Het is aardig om te merken dat dit zelfbeeld direct samenhangt met<br />
een godsbeeld. Waar <strong>de</strong> hoge, soevereine en vrije God zijn schre<strong>de</strong>n zet, wordt het ambt<br />
<strong>voor</strong>al gezien als staan<strong>de</strong> tegenover <strong>de</strong> gemeente, als een ‘hoge roeping’. Waar God <strong>voor</strong>al <strong>de</strong><br />
menselijke en nabije Jezus is, wil <strong>de</strong> predikant ook allereerst graag nabij zijn.”<br />
Het is opmerkelijk dat in <strong>de</strong> genoem<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeken in <strong>de</strong> geloofsbeleving van pastores veel<br />
aspecten van God naar voren komen die te herlei<strong>de</strong>n zijn tot <strong>de</strong> Amor Deï. Uiteraard zijn ook<br />
hierin slechts ten<strong>de</strong>nsen aan te wijzen. De vraag is of <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoekspopulaties representatief<br />
zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> totale beroepsgroep; ik heb <strong>de</strong> indruk dat nog al wat materiaal afkomstig is uit<br />
overwegend Rooms-katholieke richting en dat <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeken naar protestantse pastores wat<br />
<strong>voor</strong>bij zijn gegaan aan <strong>de</strong> meer orthodoxe stromingen.<br />
Toch doet zich een belangrijke vraag naar <strong>de</strong> spiritualiteit van pastores gel<strong>de</strong>n. Spirituele<br />
ontwikkeling impliceert altijd <strong>de</strong> drie terreinen van zelf, an<strong>de</strong>r en An<strong>de</strong>r. “Zelfon<strong>de</strong>rzoek naar<br />
onze eigen menselijkheid leidt tot het vermogen en <strong>de</strong> bereidheid om ook <strong>de</strong> menselijkheid in<br />
<strong>de</strong> me<strong>de</strong>mens te on<strong>de</strong>rkennen. Zo leert <strong>de</strong> beoefening van <strong>de</strong> contemplatieve disciplines ons<br />
‘<strong>de</strong> an<strong>de</strong>r te zien en te bena<strong>de</strong>ren als onszelf: als een wezen, dat net als wij fundamenteel<br />
zachtmoedig en gevoelig is, al wordt dat wezen dan ook – we<strong>de</strong>rom net als wijzelf – beheerst<br />
door blindheid, egocentrisme, levensangst en teleurstelling over <strong>de</strong> mensen, over zichzelf en<br />
mogelijk over het leven in het algemeen.’” 35<br />
<strong>Een</strong> en an<strong>de</strong>r impliceert dat het bij <strong>de</strong> ontwikkeling van <strong>de</strong> spiritualiteit gaat om <strong>de</strong><br />
aanvaarding van <strong>de</strong> lichte en <strong>de</strong> donkere zij<strong>de</strong>n in onze eigen persoonlijkheid, in die van <strong>de</strong><br />
an<strong>de</strong>r, maar dus ook in die van God! De vraag die daarmee is gesteld, is, om het klassiek te<br />
zeggen: Waar is, in <strong>de</strong> ontmoeting met het Heilige, het “tremendum” gebleven?<br />
Uit bovengenoem<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoeken blijkt in <strong>de</strong> spiritualiteit van pastores geen of weinig plek<br />
ingeruimd <strong>voor</strong> aspecten van God die terug te voeren zijn op <strong>de</strong> Ira Deï.<br />
34 Spijkerboer 1995, 251<br />
35 Hoenkamp-Bisschops 2001, 229<br />
35
2.5 Voor- en na<strong>de</strong>len van verborgen agressie<br />
Klessmann noem<strong>de</strong> verborgen agressie liever een aanpassingsmechanisme dan een<br />
afweermechanisme. Als agressie “on<strong>de</strong>rgronds” gaat, dan heeft dat een functie en dan is daar<br />
winst aan te behalen. Enkele <strong>voor</strong><strong>de</strong>len van het niet uiten van agressie zijn:<br />
- Wanneer agressie zich tegen <strong>de</strong> eigen persoon keert en <strong>de</strong> betrokkene doet vervallen tot een<br />
zekere ‘slachtofferlijkheid’ dan wordt bij <strong>de</strong> omgeving vaak compassie gewekt. De strijd<br />
hoeft niet te wor<strong>de</strong>n uitgevochten, sterker nog, er zal wellicht een kring rondom <strong>de</strong><br />
betrokkene gevormd wor<strong>de</strong>n, die <strong>de</strong> hele problematiek met <strong>de</strong> mantel <strong>de</strong>r lief<strong>de</strong> zal trachten te<br />
be<strong>de</strong>kken. Dit is ook het geval wanneer <strong>de</strong> verborgen agressie zich uit door somatisering.<br />
- Wat ook kan gebeuren is dat an<strong>de</strong>ren aan het werk gaan. De verborgen agressie werkt<br />
zodanig dat an<strong>de</strong>ren een appèl voelen op hun verantwoor<strong>de</strong>lijkheidsgevoel of zorg. <strong>Een</strong><br />
<strong>voor</strong>beeld daarvan is te zien in <strong>de</strong> activiteit die <strong>de</strong> supervisor ontplooit in casus V (Ds. G ).<br />
- <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>r <strong>voor</strong><strong>de</strong>el is gelegen in het feit dat <strong>de</strong> verhoudingen tussen mensen werkbaar en<br />
leefbaar blijven. Weliswaar vaak met min<strong>de</strong>r voldoening en diepgang in <strong>de</strong> contacten, maar<br />
dat is in veel gevallen een acceptabele prijs.<br />
Ook in <strong>de</strong> geschetste karakter- en persoonlijkheidsstructuur, die mensen dispositioneert tot het<br />
remmen van agressie, liggen belangrijke <strong>voor</strong><strong>de</strong>len <strong>voor</strong> het pastorale werk:<br />
- De sensitiviteit, het goed kunnen aanvoelen van sfeer en emotie, <strong>de</strong> empathie, bie<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
mogelijkheid an<strong>de</strong>ren diep aan te voelen. Ook <strong>de</strong> neiging en bekwaamheid tot introspectie:<br />
zowel in het bezig zijn met theologische thema’s als in <strong>de</strong> ontmoeting met an<strong>de</strong>re mensen, is<br />
van grote betekenis.<br />
- Vrien<strong>de</strong>lijkheid en hoffelijkheid zijn eigenschappen die in het lei<strong>de</strong>n van een gemeenschap<br />
belangrijk en noodzakelijk zijn.<br />
Maar er is ook heel wat tegen verborgen agressie in te brengen:<br />
- Er ontstaat een onhel<strong>de</strong>re positie van <strong>de</strong> pastor. Het is niet dui<strong>de</strong>lijk waar hij <strong>voor</strong> staat en<br />
wat hij echt wil. Dat roept, paradoxaal, juist vaak conflicten op (zie casus VI, ds. H).<br />
- Hierboven zagen we dat verhoudingen vaak werk- en leefbaar blijven. Dat geldt echter niet<br />
meer wanneer intensief moet wor<strong>de</strong>n samengewerkt en men op elkaar moet kunnen<br />
vertrouwen. Wanneer dan conflicten ontstaan, die on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> tafel verdwijnen en <strong>de</strong> agressie<br />
verborgen is, ontstaan uiteraard slechte werkverhoudingen, terwijl <strong>de</strong> aard van <strong>de</strong><br />
problematiek ongrijpbaar blijft. Men kan er <strong>de</strong> vinger niet meer achter krijgen, het geen leidt<br />
tot frustratie en machteloosheid.<br />
- Het gevaar van burnout. “Mensen met burnoutverschijnselen zijn plichtsgetrouw, ambitieus<br />
en doelgericht en hebben <strong>de</strong> neiging zichzelf op te offeren.” Dit kenmerk komt dichtbij het<br />
profiel zoals we dat hierboven schetsten en komt dan ook uit een rapport over burnout bij<br />
predikanten 36 . Het rapport schetst burnoutrisico’s wanneer er problemen ontstaan op het<br />
gebied van werkdruk en rolverwachtingen. Ook Brouwer legt een mogelijke, weliswaar<br />
36 Burnout 2001, 5<br />
36
<strong>voor</strong>zichtige relatie tussen burnout en bij<strong>voor</strong>beeld een “weinig weerbare persoonlijkheid” 37 .<br />
Eveneens legt <strong>de</strong> laatste een relatie tussen weinig weerbare persoonlijkheid en het kunnen<br />
structureren van werktijd en het stellen van grenzen daarin. 38 <strong>Een</strong> zekere mate van<br />
agressiviteit is daar<strong>voor</strong> noodzakelijk.<br />
- “Ingeslikte” agressie is uiteraard slecht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gezondheid. Zowel psychische als fysieke<br />
klachten kunnen daaruit <strong>voor</strong>tkomen.<br />
- Het vermogen om veran<strong>de</strong>ringen in te kunnen zetten en te kunnen begelei<strong>de</strong>n is gebaat bij<br />
een hel<strong>de</strong>re <strong>de</strong>finiëring van positie. In het volgen<strong>de</strong> hoofdstuk zullen we daar nog op terug<br />
komen. Wanneer agressie als een constructieve kracht en motor in veran<strong>de</strong>ringsprocessen<br />
ontbreekt, zullen veran<strong>de</strong>ringen ook maar moeizaam of in het geheel niet tot stand komen.<br />
- Tot slot: <strong>de</strong> pastor die altijd weer <strong>de</strong> wensen van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r zal willen blijven vervullen, <strong>de</strong><br />
conflicten altijd uit <strong>de</strong> weg zal gaan, maakt zichzelf ook afhankelijk van zijn omgeving. De<br />
pastor die zich niet met constructieve agressie zal kunnen positioneren in het kerkelijke veld,<br />
maakt zich afhankelijk van datzelf<strong>de</strong> kerkelijke veld. Iets daarvan wordt, mijns inziens,<br />
voelbaar in <strong>de</strong> roep om geregel<strong>de</strong> werktij<strong>de</strong>n en een cao-achtige werkstructuur, zoals die<br />
discussie <strong>de</strong> laatste tijd in kerkelijke bla<strong>de</strong>n wordt gevoerd. Het zal niet altijd zo zijn, maar<br />
vaak is er een roep in hoorbaar om een norm buiten zichzelf. De instantie moet <strong>de</strong> werker<br />
beschermen, in plaats van dat <strong>de</strong> werker <strong>voor</strong> zichzelf opkomt.<br />
De keerzij<strong>de</strong> hiervan is dat niet alleen <strong>de</strong> pastor van <strong>de</strong> kerk afhankelijk wordt, maar ook<br />
omgekeerd, bij<strong>voor</strong>beeld in het pastoraat, <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r afhankelijk wordt van <strong>de</strong> pastor.<br />
Samenvattend kan geconclu<strong>de</strong>erd wor<strong>de</strong>n dat, hoewel agressie als positieve kracht geduid kan<br />
wor<strong>de</strong>n, mensen vaak moeite hebben om hun eigen agressie te on<strong>de</strong>rkennen en ook op<br />
constructieve wijze in te zetten. Door mid<strong>de</strong>l van aanpassingsmechanismen raakt <strong>de</strong> agressie<br />
op verborgen wijze aanwezig. <strong>Een</strong> heel aantal pastores lijkt op grond van hun<br />
persoonlijkheidsstructuur, hun biografische achtergrond en <strong>de</strong> kerkelijke context daartoe<br />
bijzon<strong>de</strong>r gedispositioneerd en blijkt ook maar met moeite of in het geheel niet <strong>de</strong> agressie<br />
een plek te geven in het persoonlijk geloven. Dit heeft gevolgen <strong>voor</strong> hun positie en<br />
functioneren in <strong>de</strong> kerkelijke werksetting. Hierover gaat het volgen<strong>de</strong> hoofdstuk.<br />
37<br />
Brouwer 1995, 185<br />
38<br />
a.w. 189<br />
37
HOOFDSTUK DRIE ZELFDIFFERENTIATIE, LEIDERSCHAP EN AGRESSIE<br />
In het vorige hoofdstuk, on<strong>de</strong>r 2.3.3, schreef ik over <strong>de</strong> kerkelijke context als factor van<br />
betekenis <strong>voor</strong> <strong>de</strong> pastor in het omgaan met <strong>de</strong> eigen agressie. In dit hoofdstuk wil ik een<br />
bre<strong>de</strong>r perspectief tekenen, tegen <strong>de</strong> achtergrond waarvan het pastoraat en het kerkelijk werk<br />
gestalte krijgt. Zijn <strong>de</strong> factoren die on<strong>de</strong>r 2.3.3 genoemd wer<strong>de</strong>n min of meer ‘van alle tij<strong>de</strong>n’,<br />
<strong>de</strong> huidige context van het pastoraat dwingt ook om over <strong>de</strong> positie van pastores dieper na te<br />
<strong>de</strong>nken. Dat doe ik in dit hoofdstuk.<br />
In 3.1 komen dus contextvragen aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>; in 3.2 ga ik in op <strong>de</strong> begrippen zelfdifferentiatie<br />
en lei<strong>de</strong>rschap die in het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> omschreven context mijns inziens van belang zijn en in<br />
3.3 zal ik <strong>de</strong> verbinding leggen met het omgaan met agressie.<br />
3.1 De huidige setting van het pastoraat<br />
Bisschops schetst in haar scriptie <strong>de</strong> ontwikkelingen <strong>voor</strong> het pastoraat in <strong>de</strong> Roomskatholieke<br />
Kerk, maar veel van wat zij zegt, geldt ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Protestantse kerken. 39<br />
In <strong>de</strong> jaren zestig van <strong>de</strong> vorige eeuw vond een belangrijke veran<strong>de</strong>ring plaats. Was tot die tijd<br />
<strong>de</strong> positie van <strong>de</strong> pastor gekenmerkt door het geslacht (man-zijn), status en vanzelfsprekend<br />
gezag, na 1960 leer<strong>de</strong>n pastores zich in te leven in an<strong>de</strong>ren en leer<strong>de</strong>n af te moraliseren,<br />
oor<strong>de</strong>len en adviseren. Er ontwikkel<strong>de</strong>n zich meer en meer dialogische vormen in <strong>de</strong> kerken.<br />
Dat ging wel ten koste van <strong>de</strong> vanzelfspreken<strong>de</strong> positie met betrekking tot status en gezag.<br />
Niet langer behoor<strong>de</strong>n geestelijken tot <strong>de</strong> notabelen van <strong>de</strong> samenleving en naast hun<br />
<strong>de</strong>skundigheid op geloofsgebied, kwamen an<strong>de</strong>ren op met even grote of meer <strong>de</strong>skundigheid<br />
op het gebied van organisatie en leiding geven, met wie moest wor<strong>de</strong>n samengewerkt.<br />
Het inleven in <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r kwam centraal te staan, kerygmatisch pastoraat maakte plaats <strong>voor</strong> het<br />
pastoraat van <strong>de</strong> ontmoeting, on<strong>de</strong>r invloed van <strong>de</strong> Amerikaanse zielzorgbeweging. Pastoraat<br />
kreeg een meer therapeutische inslag. Het is in <strong>de</strong>ze jaren dat <strong>de</strong> KPV naar Ne<strong>de</strong>rland kwam<br />
en ook een belangrijke rol ging spelen in dit proces.<br />
Bisschops benoemt <strong>de</strong>ze overgang als <strong>de</strong> overgang van een autoritaire fase (tot 1960) naar een<br />
empathische fase (na 1960). 40<br />
De laatste jaren wordt echter dui<strong>de</strong>lijk dat pastores in hun gerichtheid op <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r, vaak juist<br />
zelf te kort komen. 41 Het pastoraat kreeg als grondwoord: ‘ontmoeting’ mee; het ging er om,<br />
<strong>de</strong> an<strong>de</strong>r te horen en te verstaan, ook op <strong>de</strong> diepere lagen van zijn of haar existentie.<br />
Tegelijk veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> ook <strong>de</strong> plek van <strong>de</strong> kerk in <strong>de</strong> samenleving. De kerk is marginaal<br />
gewor<strong>de</strong>n en het valt pastores niet mee om in hun zelfbeeld op te nemen dat zij<br />
vertegenwoordiger zijn van een marginale groepering.<br />
Er is veel onvre<strong>de</strong> over <strong>de</strong> kerk als werkgever. Schokkend (hoewel ook wel terecht<br />
gerelativeerd) was in 2001 het themanummer van het blad Michsjol, on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel: “Predikant<br />
<strong>voor</strong> even of het leven?” 42 Hoewel enerzijds het vertrouwen in <strong>de</strong> kerk als plek waar men zich<br />
binnen dit vak ook kan ontwikkelen, groot is, speelt toch een aanzienlijke hoeveelheid<br />
pastores met <strong>de</strong> (al dan niet reële) gedachte buiten <strong>de</strong> kerk emplooi te vin<strong>de</strong>n.<br />
Zoals gezegd: <strong>de</strong> context van het pastoraat veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong>. De vraagstellingen binnen het<br />
pastoraat verloren hun strikt religieuze taal en mensen brachten en brengen hun<br />
39<br />
Bisschops 2003<br />
40<br />
a.w. 3<br />
41<br />
Zie ook Hoenkamp-Bisschops 2001, 223<br />
42 Michsjol 2001<br />
38
levensthematieken in seculiere taal aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong>. Dat stelt vragen aan <strong>de</strong> hermeneutische en<br />
heuristische competenties van <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>rne pastor.<br />
In <strong>de</strong> kerken werd een groeien<strong>de</strong> mondigheid en assertiviteit van vrijwilligers zichtbaar. In <strong>de</strong><br />
Rooms-katholieke kerk vormt schaalvergroting als gevolg van een tekort aan priesters een<br />
belangrijk probleem; in <strong>de</strong> Protestantse kerken laten terugloop in le<strong>de</strong>ntal en financiële<br />
problematiek eenzelf<strong>de</strong> beeld zien: gemeenten moeten samenwerken en soms samenvoegen,<br />
maar predikanten ook. Teamvorming vormt een nieuwe uitdaging aan <strong>de</strong> he<strong>de</strong>ndaagse<br />
pastores. Dat een en an<strong>de</strong>r niet vanzelfsprekend gaat, blijkt uit <strong>de</strong> grote hoeveelheid<br />
conflictstof die in weerwil van het on<strong>de</strong>r 2.3.3 geschetste kerkelijke i<strong>de</strong>aal van lief<strong>de</strong> en<br />
harmonieus samenleven, aanwezig is.<br />
Pastores lopen vast in <strong>de</strong> rolverwachtingen die an<strong>de</strong>ren van hen hebben. <strong>Een</strong> geheel eigen<br />
discussie is daarbij ook nog <strong>de</strong> aard van <strong>de</strong> relatie tussen vrijgestel<strong>de</strong> geestelijke en het<br />
bestuur van een geloofsgemeenschap. Is <strong>de</strong> pastor ‘vrij’ of toch op een bepaal<strong>de</strong> manier<br />
‘werknemer’? Vanuit <strong>de</strong> ambtstheologie zal gewezen wor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> principiële vrijheid en het<br />
tegenover zijn, maar in een functioneel tijdperk als het onze is dat niet meer vanzelfsprekend<br />
ie<strong>de</strong>rs beleving, temeer daar het nu eenmaal zo is dat <strong>de</strong> pastor betaald wordt door <strong>de</strong><br />
geloofsgemeenschap.<br />
Het gevaar hierbij is, zo signaleert Bisschops, dat <strong>de</strong> pastor zich richt naar hen die aanwezig<br />
zijn in <strong>de</strong> kerk en het beleid maken, ten koste van hen die niet (meer) aanwezig zijn in <strong>de</strong><br />
kerk, maar tot wie en <strong>voor</strong> wie <strong>de</strong> pastor zich wel geroepen weet (“<strong>de</strong> lauwen en <strong>de</strong> religieuze<br />
zinzoekers”). 43 Dat verhin<strong>de</strong>rt weer het in<strong>slaan</strong> van nieuwe wegen.<br />
Om goed tegenover te kunnen zijn en niet alleen aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r, maar ook aan zichzelf recht te<br />
kunnen doen, is het van belang dat pastores leren op “eigen benen te staan, eigen keuzen te<br />
maken en eigen verlangens en behoeften te beheren zon<strong>de</strong>r opnieuw autoritair te wor<strong>de</strong>n en<br />
zon<strong>de</strong>r het begrip <strong>voor</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r los te laten… Dat betekent dat pastores moeten leren neezeggen;<br />
dat zij moeten leren conflicten aan te durven en dat zij moeten durven gaan <strong>voor</strong> wat<br />
hun eigen inspiratie en bezieling vormt.” 44 Het is tijd <strong>voor</strong> een nieuwe fase: na <strong>de</strong> autoritaire<br />
en empathische, nu <strong>de</strong> (wat Bisschops noemt:) autonome fase.<br />
3.2 Zelfdifferentiatie en lei<strong>de</strong>rschap<br />
3.2.1 Zelfdifferentiatie<br />
Kunnen pastores in <strong>de</strong> hierboven omschreven zin tegenover zijn van <strong>de</strong> gemeente?<br />
In 1985 introduceer<strong>de</strong> <strong>de</strong> Amerikaanse rabbijn en gezinstherapeut Edwin H. Friedman in zijn<br />
boek Generation to generation het concept van <strong>de</strong> systeemtheorie en gezinsprocessen als een<br />
mo<strong>de</strong>l van waaruit processen in kerk en synagoge ook begrepen kunnen wor<strong>de</strong>n. 45<br />
Twee begrippen zijn in zijn visie van groot belang: differentiation of self en (relatively)<br />
nonanxious presence.<br />
Friedman kijkt naar <strong>de</strong> kerk als een systeem van emotioneel op elkaar betrokken mensen,<br />
ongeveer vergelijkbaar met een gezin. Als er ergens in dat systeem een probleem optreedt,<br />
wordt dat, an<strong>de</strong>rs dan in een individuele bena<strong>de</strong>ring, gezien als een symptoom van het niet<br />
goed functioneren van het totale systeem. Degene in wie het probleem zichtbaar wordt, wordt<br />
weliswaar door <strong>de</strong> overige le<strong>de</strong>n van het systeem gezien als <strong>de</strong> patiënt, <strong>de</strong> geï<strong>de</strong>ntificeer<strong>de</strong><br />
43<br />
Bisschops 2003,2<br />
44<br />
a.w. 4<br />
45<br />
E.H. Friedman, Generation to generation, familyprocess in church and synagoge, New York, 1985. In het<br />
Ne<strong>de</strong>rlands verschenen on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel Van geslacht op geslacht, 1999. Ik gebruik bei<strong>de</strong> uitgaven.<br />
39
patiënt, maar volgens <strong>de</strong> systeem- en gezinstheorie is dit slechts het element in het geheel, dat<br />
het meest gevoelig blijkt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> spanningen in het totaal. An<strong>de</strong>rs dan in een individuele<br />
bena<strong>de</strong>ring, zal vaak niet gewerkt wor<strong>de</strong>n met <strong>de</strong>ze geï<strong>de</strong>ntificeer<strong>de</strong> patiënt, maar met één of<br />
meer an<strong>de</strong>re schakels uit het systeem.<br />
On<strong>de</strong>rtussen houdt het systeem zichzelf ook in stand en blijft zoeken naar een evenwicht.<br />
Zodra het evenwicht verstoord dreigt te raken zal een tegenreactie op gang komen om het<br />
evenwicht te behou<strong>de</strong>n, dan wel te herstellen (wet van <strong>de</strong> homeostase). 46<br />
Van belang is het nu dat mensen hun positie in het systeem kunnen innemen op een zodanige<br />
wijze, die Friedman omschrijft als zelfdifferentiatie. Dit is het vermogen van een lid (van het<br />
systeem) om zijn of haar eigen levensdoelen en waar<strong>de</strong>n te bepalen, los van <strong>de</strong> druk van <strong>de</strong><br />
omgevingsfactoren. Het gaat er om ‘Ik’ te kunnen zeggen, wanneer an<strong>de</strong>ren ‘jullie’ en ‘wij’<br />
van iemand vragen. Het houdt ook het vermogen in tot een relatief ontspannen aanwezigheid<br />
(nonanxious presence) temid<strong>de</strong>n van bezorg<strong>de</strong> systemen, om maximale verantwoor<strong>de</strong>lijkheid<br />
te nemen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eigen bestemming en het emotionele wezen.<br />
Friedman legt er <strong>de</strong> nadruk op dat <strong>de</strong>ze positie niet verward moet wor<strong>de</strong>n met autonomie of<br />
narcisme. Waar het in autonomie gaat om zichzelf te zijn en eigen koers te bepalen (autos<br />
nomos), gaat het bij zelfdifferentiatie om het zichzelf kunnen zijn met behoud van <strong>de</strong> relatie<br />
met <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren.<br />
Hij ziet het als taak <strong>voor</strong> pastores om op een ontspannen wijze aanwezig te kunnen zijn<br />
temid<strong>de</strong>n van het emotionele systeem dat <strong>de</strong> kerk vormt. Daarbij dient <strong>de</strong> pastor <strong>de</strong> nodige<br />
emotionele afstand te hebben. Hieron<strong>de</strong>r verstaat hij dat een pastor moet leren <strong>de</strong> eigen<br />
reactieve neigingen on<strong>de</strong>r controle te hou<strong>de</strong>n. Daardoor en door <strong>de</strong> eer<strong>de</strong>r genoem<strong>de</strong><br />
ontspannen aanwezigheid, met een hel<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> ogen hebben wat zij zelf wil en wenst en waar<br />
zij <strong>voor</strong> staat, wordt ruimte geschapen. Het probleem is echter dat het tegenovergestel<strong>de</strong> vaak<br />
gebeurt: of <strong>de</strong> emotionele afstand wordt zo groot dat er geen echte innerlijke betrokkenheid<br />
op en verbon<strong>de</strong>nheid met <strong>de</strong> groep meer bestaat of – en dat is vaker het geval bij pastores – <strong>de</strong><br />
pastor reageert door over-functioneren. De pastor neemt dan verantwoor<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n en<br />
emotionele taken over van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r. In dat laatste geval is <strong>de</strong> emotionele ruimte te klein<br />
gewor<strong>de</strong>n, hetgeen altijd scha<strong>de</strong> toebrengt, hetzij aan <strong>de</strong> één, hetzij aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r.<br />
Voor <strong>de</strong> pastor zou dit kunnen betekenen dat er een burnout optreedt of een an<strong>de</strong>re<br />
problematiek.<br />
Daar, volgens Friedman, over-functioneren bijna altijd ontstaat vanuit angst, is het van belang<br />
dat pastores het vermogen ontwikkelen hun eigen angsten te beteugelen ten aanzien van zaken<br />
die in <strong>de</strong> kerk spelen. <strong>Een</strong> ontspannen aanwezigheid van <strong>de</strong> pastor, in <strong>de</strong> visie van Friedman<br />
<strong>de</strong> lei<strong>de</strong>r van het systeem, zal <strong>de</strong> spanning in het geheel doen afnemen. 47 Hij beveelt een<br />
speelse omgang met allerlei zaken aan. “Wanneer pastores paradoxaal, uitdagend (in plaats<br />
van red<strong>de</strong>nd), aards, soms gek en zelfs een beetje ‘duivels’ kunnen zijn, dragen ze vaak meer<br />
bij aan het ontwarren van knopen in het relatiesysteem in een gemeente dan met <strong>de</strong> best<br />
bedoel<strong>de</strong> ‘serieuze’ inspanningen.” 48<br />
3.2.2 Lei<strong>de</strong>rschap<br />
In bovenstaan<strong>de</strong> is regelmatig sprake van ‘lei<strong>de</strong>rschap’. Voor Friedman is <strong>de</strong> pastor <strong>de</strong> lei<strong>de</strong>r<br />
in het systeem. Ook Bisschops spreekt in haar eindwerkstuk over (participerend) lei<strong>de</strong>rschap.<br />
46 Zie ook Remmerswaal 2000, 192-197<br />
47 Ge<strong>de</strong>tailleer<strong>de</strong> <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n hiervan wor<strong>de</strong>n gegeven door Richardson 2002, 13-21<br />
48 Friedman 1999, 221<br />
40
In het licht van <strong>de</strong> ontwikkelingen in <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> vorige eeuw, na <strong>de</strong> autoritaire<br />
fase, is lei<strong>de</strong>rschap een vergeten thema gewor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> kerk. In het proces van<br />
<strong>de</strong>mocratisering, in het licht van een ‘ontmoetend pastoraat’ leer<strong>de</strong>n pastores niet boven, maar<br />
tussen <strong>de</strong> mensen te staan. Maar in <strong>de</strong> veran<strong>de</strong>ren<strong>de</strong> context, als hierboven geschetst, is het<br />
noodzakelijk opnieuw na te <strong>de</strong>nken over lei<strong>de</strong>rschap.<br />
De roep om lei<strong>de</strong>rschap neemt toe. Vaak is dat <strong>de</strong> roep om een dui<strong>de</strong>lijk herkenbare lei<strong>de</strong>r.<br />
<strong>Een</strong> smoel <strong>voor</strong> <strong>de</strong> organisatie, een gezicht <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kerk. Waar is <strong>de</strong> <strong>voor</strong>ganger die met durf<br />
en uitstraling mensen kan bezielen en persoonlijk uitkomt <strong>voor</strong> het geloof waar<strong>voor</strong> hij staat?<br />
“Waar zulke lei<strong>de</strong>rs naar voren tre<strong>de</strong>n, daar gebeurt wat. Daar krijgt een geloofsgemeenschap<br />
nieuwe aantrekkingskracht.” 49<br />
Maar wat <strong>voor</strong> soort lei<strong>de</strong>r zal het zijn, die optimaal dienstbaar kan zijn aan <strong>de</strong> kerk?<br />
Friedman begint met <strong>de</strong> twee meest gangbare vormen van lei<strong>de</strong>rschap te schetsen. Overigens<br />
verhou<strong>de</strong>n zij zich tot elkaar als <strong>de</strong> polen op een continuüm.<br />
In <strong>de</strong> achterliggen<strong>de</strong> jaren hebben wij <strong>de</strong> <strong>de</strong>mocratische lei<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> kerken grondig leren<br />
kennen. Niet boven, maar tussen <strong>de</strong> mensen, zei ik al, één van allen. Het is het<br />
lei<strong>de</strong>rschapsmo<strong>de</strong>l dat uitgaat van consensus. De vraag die centraal staat, is steeds: wat willen<br />
<strong>de</strong> le<strong>de</strong>n van het geheel en hoe krijgen we <strong>de</strong> hele groep mee? Het gaat om het met elkaar<br />
eens zijn. Harmonie is een belangrijk woord. In een gemeenschap, in een organisatie die<br />
gekenmerkt wordt door <strong>de</strong>ze vorm van lei<strong>de</strong>rschap is ‘vre<strong>de</strong>’ belangrijker dan ‘veran<strong>de</strong>ring’.<br />
Gevaren zijn dat men ein<strong>de</strong>loos met elkaar blijft spreken, zon<strong>de</strong>r knopen door te hakken. Dat<br />
men niet van zijn plaats komt. Dat er geen dui<strong>de</strong>lijk gezicht, geen dui<strong>de</strong>lijk profiel ontstaat<br />
van <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> groep. Het gevaar <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lei<strong>de</strong>r zelf is dat hij zichzelf uitlevert aan het<br />
volledig één zijn; kortom (vrijwel) versmelt met het verband waarbinnen hij werkt.<br />
Daartegenover staat <strong>de</strong> charismatische lei<strong>de</strong>r. Het is van belang te noteren dat ik dit begrip in<br />
navolging van Friedman hanteer als een sociologisch begrip, niet als een theologisch. Vanuit<br />
een sociologische invulling 50 gaat het in dit type lei<strong>de</strong>rschap om een soort van gezag dat<br />
berust op het geloof in <strong>de</strong> buitengewone gaven en <strong>de</strong> persoonskenmerken van een als<br />
begenadigd beschouwd lei<strong>de</strong>r en in <strong>de</strong> door hem verkondig<strong>de</strong> nieuwe or<strong>de</strong>.<br />
In gemeenschappen en organisaties waarin een <strong>de</strong>rgelijk lei<strong>de</strong>rschapstype wordt aangetroffen,<br />
gaat het om <strong>de</strong> persoonlijkheid van <strong>de</strong> lei<strong>de</strong>r. Dit type lei<strong>de</strong>r heeft zijn aantrekkingskracht in<br />
tij<strong>de</strong>n van neergang en dan bewijst het ook zijn kracht: “het kan ongelijksoortige elementen in<br />
een systeem verenigen, met een aanstekelijk enthousiasme infecteren, een gezin tot snelle<br />
actie samensme<strong>de</strong>n, een emotioneel systeem dat diep gezonken was, in <strong>de</strong> kortste keren tot<br />
grote hoogte brengen en in korte tijd een efficiënte organisatie in <strong>de</strong> benen krijgen, die zich op<br />
een dui<strong>de</strong>lijk omlijnd doel richt.” 51<br />
Gevaren bij dit type lei<strong>de</strong>rschap is polarisatie, moeite met continuïteit (wie volgt op?), verlies<br />
van zelfstandig <strong>de</strong>nken en han<strong>de</strong>len bij <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n van het systeem en een zekere autoritaire<br />
structuur.<br />
Gevaren <strong>voor</strong> <strong>de</strong> lei<strong>de</strong>r zelf zijn: het teveel in eigen han<strong>de</strong>n hou<strong>de</strong>n, over-functioneren en een<br />
uitein<strong>de</strong>lijke uitputting.<br />
Voor bei<strong>de</strong> typen geldt volgens Friedman het bezwaar dat zij vastzitten in <strong>de</strong> driehoek van<br />
lei<strong>de</strong>r, overige le<strong>de</strong>n en het doel dat <strong>de</strong> lei<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> ogen staat. Bei<strong>de</strong> typen moeten duw- en<br />
trekkracht leveren om <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re le<strong>de</strong>n naar het doel te lei<strong>de</strong>n.<br />
Hij introduceert dan ook een an<strong>de</strong>re vorm van lei<strong>de</strong>rschap: die vorm die gebaseerd is op<br />
zelfdifferentiatie en systemisch <strong>de</strong>nken.<br />
49 Heitink 1999, 386<br />
50 Deze komt van Max Weber, zie bij Heitink 1999, 387<br />
51 Friedman 1999, 238<br />
41
In dit concept gaat het om een lei<strong>de</strong>r die “op <strong>de</strong> eerste plaats <strong>de</strong> verantwoor<strong>de</strong>lijkheid <strong>voor</strong><br />
zijn of haar eigen positie als ‘hoofd’ opneemt en eraan wil werken om <strong>de</strong> eigen doelen en<br />
eigenheid te <strong>de</strong>finiëren en tegelijk daarbij in contact blijft met <strong>de</strong> rest van het organisme.” 52<br />
Dit contact zal hij hou<strong>de</strong>n op een ontspannen en niet-bezorg<strong>de</strong> wijze.<br />
Dat is gemakkelijker neergeschreven dan gedaan, want zodra iemand zichzelf <strong>de</strong>finieert zal<br />
hij ook tegenkrachten in <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r mobiliseren (hij brengt immers het bestaan<strong>de</strong> evenwicht in<br />
gevaar!). Er ontstaat dus automatisch en onvermij<strong>de</strong>lijk tegenstand en afstand. Dan wordt het<br />
een hele kunst om toch contact te hou<strong>de</strong>n. Het belangrijkste hulpmid<strong>de</strong>l is <strong>de</strong> niet-angstige, <strong>de</strong><br />
niet-bezorg<strong>de</strong> aanwezigheid en <strong>de</strong>, zoveel als mogelijk, speelse bena<strong>de</strong>ring van <strong>de</strong><br />
thematieken die spelen en het vermogen om niet reactief (ver<strong>de</strong>digend) te zijn.<br />
Zo gaat het in dit type lei<strong>de</strong>rschap niet om <strong>de</strong> persoon (charismatisch) maar om <strong>de</strong> positie en<br />
niet om <strong>de</strong> eenheid (<strong>de</strong>mocratisch), maar op het samenzijn met behoud van <strong>de</strong> eigen integriteit<br />
van zowel <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n, als <strong>de</strong> lei<strong>de</strong>r. Hij trekt of duwt <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n niet naar het doel, maar bepaalt<br />
zijn eigen positie ten opzichte van het doel en helpt daardoor <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n zichzelf te verhou<strong>de</strong>n<br />
tot dit doel. Daarmee onttrekt hij zich aan <strong>de</strong> emotionele driehoek die <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re vormen van<br />
lei<strong>de</strong>rschap steeds wel en wetmatig kenmerken.<br />
Bisschops noemt zo’n vorm van lei<strong>de</strong>rschap participerend lei<strong>de</strong>rschap. Zij spreekt in haar<br />
werkstuk van <strong>de</strong> autonome fase waarin onze tijd is beland en waarin <strong>de</strong> pastor weer oog heeft<br />
gekregen <strong>voor</strong> zichzelf, zijn eigen doelen en waar<strong>de</strong>n en juist daardoor in staat is te<br />
participeren in <strong>de</strong> gemeenschap op een wijze waarop hij an<strong>de</strong>re mensen zal kunnen<br />
‘empoweren’. 53<br />
Hoewel ik het met <strong>de</strong> gedachtegang van haar betoog eens ben, vind ik <strong>de</strong> termen<br />
“participerend lei<strong>de</strong>rschap” en “autonome fase” verwarrend werken. In het begrip<br />
‘zelfdifferentiatie’ is meer dan bij autonomie on<strong>de</strong>rstreept, dat het gaat om het behoud van <strong>de</strong><br />
verbinding met het systeem. En participerend lei<strong>de</strong>rschap is mijns inziens maar één van <strong>de</strong><br />
vormen van lei<strong>de</strong>rschap die op grond van zelfdifferentiatie mogelijk is.<br />
Remmerswaal wijst er op dat een lei<strong>de</strong>rschapsstijl niet zozeer persoonlijk moet wor<strong>de</strong>n<br />
opgevat, maar situationeel. 54<br />
Er zijn vier basisstijlen van lei<strong>de</strong>rschap: <strong>de</strong> directieve stijl, <strong>de</strong> overtuigen<strong>de</strong> stijl, <strong>de</strong><br />
participeren<strong>de</strong> stijl en <strong>de</strong> <strong>de</strong>legeren<strong>de</strong> stijl. Welke stijl het beste is wordt door <strong>de</strong> situatie<br />
bepaald, waarbij aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> is <strong>de</strong> prioriteit in <strong>de</strong> verhouding tussen <strong>de</strong> twee hoofddimensies<br />
van ie<strong>de</strong>re groep: <strong>de</strong> taak die gesteld is (het doel dat bereikt moet wor<strong>de</strong>n - goal achievement )<br />
en het feit dat men dat gezamenlijk wil doen en dus als groep ook in stand moet blijven<br />
(group maintenance). Al naar gelang <strong>de</strong> situatie vraagt dat er meer accent moet gelegd wor<strong>de</strong>n<br />
op <strong>de</strong> taak, dan wel op het proces, zal van een bepaal<strong>de</strong> lei<strong>de</strong>rschapsstijl gebruik gemaakt<br />
wor<strong>de</strong>n.<br />
Het concept van zelfdifferentiatie, waarin <strong>de</strong> lei<strong>de</strong>r zelf zijn eigen doelen en waar<strong>de</strong>n en<br />
positie hel<strong>de</strong>r kan <strong>de</strong>finiëren, met behoud van het contact met het systeem maakt juist<br />
mogelijk dat vrij gewisseld kan wor<strong>de</strong>n tussen <strong>de</strong> verschillen<strong>de</strong> stijlen, al naar gelang op dat<br />
moment noodzakelijk is.<br />
Zo wor<strong>de</strong>n pastores flexibele en inspireren<strong>de</strong> lei<strong>de</strong>rs.<br />
In het hierboven beschrevene valt een grote nadruk op <strong>de</strong> pastor als lei<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> organisatie.<br />
Toch kan, met behoud en behulp van <strong>de</strong> theorie van Friedman, <strong>de</strong>ze visie op lei<strong>de</strong>rschap<br />
uitgebreid wor<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re werkvel<strong>de</strong>n waar pastores taken verrichten.<br />
Zelfgedifferentieerd lei<strong>de</strong>rschap is evenzeer van belang in het <strong>voor</strong>gaan in en vormgeven van<br />
52 a.w. 241<br />
53 Bisschops 2003, 4<br />
54 Remmerswaal 2000, 247 e.v.<br />
42
<strong>de</strong> eredienst, in het individuele pastoraat (ook het pastorale contact tussen pastor en<br />
gesprekspartner(s) is op te vatten als een systeem, volgens <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong>, hierboven geschetste<br />
wetmatighe<strong>de</strong>n, als homeostase en emotionele driehoek, etc.), in het begelei<strong>de</strong>n van<br />
groepswerk en in het, op welke wijze ook samenwerken met vrijwilligers en an<strong>de</strong>re<br />
ambtsdragers in taak- en werkgroepen.<br />
Vlak <strong>voor</strong> <strong>de</strong> afronding van <strong>de</strong>ze scriptie vond ik in “Lei<strong>de</strong>rschap in systemisch-contextueeel<br />
perspectief”, <strong>de</strong> bijdrage van Rein Brouwer aan het boek De weg van <strong>de</strong> groep, een kritische correctie<br />
op het <strong>de</strong>nken van Friedman, vanuit <strong>de</strong> contextuele bena<strong>de</strong>ring van I. Boszormenyi – Nagy. 55 Zijn<br />
belangrijkste bezwaren tegen Friedman betreffen <strong>de</strong> hoge inzet van <strong>de</strong>ze laatste op <strong>de</strong> zelfdifferentiatie<br />
van <strong>de</strong> lei<strong>de</strong>r en <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> visie op <strong>de</strong> aard van <strong>de</strong> gemeente, waardoor een machtsmo<strong>de</strong>l<br />
ontstaat.<br />
Ten aanzien van het eerste meent Brouwer uit het boek van Friedman te kunnen aflei<strong>de</strong>n dat zijn zo<br />
sterk benadrukken van zelfdifferentiatie, geworteld is in Friedmans biografie, waarin <strong>de</strong>ze zich heeft<br />
moeten ontworstelen aan <strong>de</strong> zuigen<strong>de</strong> krachten van eigen familieproblematiek en <strong>de</strong> congregatie<br />
waarvan hij jarenlang rabbijn was. Bij een zo’n hoge inzet op zelfdifferentiatie vreest Brouwer dat <strong>de</strong><br />
gemeente als subject verdwijnt.<br />
Hieruit volgt ook zijn twee<strong>de</strong> bezwaar. Brouwer neemt waar dat Friedman <strong>de</strong> verhouding Lei<strong>de</strong>r –<br />
Gemeente schetst als een strijd. “ Het gezin (<strong>de</strong> gemeente – TvL) moet veran<strong>de</strong>ren maar zal zich<br />
daartegen verzetten. De lei<strong>de</strong>r moet doen wat in zijn vermogen ligt om dat verzet te breken.” Hierdoor<br />
ontstaat een machtsmo<strong>de</strong>l.<br />
Het eerste lijkt mij een terechte waarneming (wat overigens nog niets zegt over <strong>de</strong> bruikbaarheid van <strong>de</strong><br />
theorie), het twee<strong>de</strong> betwijfel ik. Volgens mij is <strong>de</strong> inzet van Friedman nu juist een <strong>de</strong>rgelijke strijd te<br />
<strong>voor</strong>komen. Het volledig (zelfgedifferentieerd) subject zijn van <strong>de</strong> lei<strong>de</strong>r dient juist het subject zijn of<br />
wor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> gemeente, of <strong>de</strong> an<strong>de</strong>ren waarmee <strong>de</strong> lei<strong>de</strong>r zich in een systemisch verband verhoudt.<br />
Daarmee wil niet gezegd zijn dat aan <strong>de</strong> visie van Nagy geen waar<strong>de</strong>volle en belangrijke inzichten ten<br />
aanzien van <strong>de</strong>ze thematiek te ontlenen zijn.<br />
In het inter-generationeel <strong>de</strong>nken raken Friedman en Nagy elkaar overigens sterk.<br />
3.3 Zelfdifferentiatie, lei<strong>de</strong>rschap en agressie<br />
De theorie van Friedman vindt <strong>de</strong> laatste jaren sterk ingang. Het <strong>de</strong>nken vanuit <strong>de</strong><br />
systeemtheorie en <strong>de</strong> visie op lei<strong>de</strong>rschap bie<strong>de</strong>n nieuwe mogelijkhe<strong>de</strong>n in het kerkelijk leven.<br />
Het concept van <strong>de</strong> zelfdifferentiatie is aanlokkelijk en op papier hel<strong>de</strong>r na te volgen. Maar <strong>de</strong><br />
praktijk is an<strong>de</strong>rs. De praktijk is weerbarstig en zinnen als: “je eigen levensdoelen en waar<strong>de</strong>n<br />
bepalen, los van <strong>de</strong> druk van <strong>de</strong> omgevingsfactoren” en “het vermogen tot een relatief<br />
ontspannen aanwezigheid temid<strong>de</strong>n van bezorg<strong>de</strong> systemen, om maximale<br />
verantwoor<strong>de</strong>lijkheid te nemen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> eigen bestemming en het emotionele wezen” zijn, ik<br />
zei het al, makkelijker neergeschreven dan gedaan.<br />
Het vraagt vaardighe<strong>de</strong>n als, zoals Bisschops hierboven al noem<strong>de</strong>: nee-zeggen, conflicten<br />
aan durven en te gaan <strong>voor</strong> wat <strong>de</strong> eigen inspiratie en bezieling vormt. Het vraagt om<br />
positiebepaling en grenzen stellen. Het vraagt om zelf-bepaling. En dat alles ook nog<br />
ontspannen en speels, zon<strong>de</strong>r het contact met <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r te verliezen.<br />
Hier nu ligt het verband met het on<strong>de</strong>rwerp van dit on<strong>de</strong>rzoek. Al <strong>de</strong>ze genoem<strong>de</strong><br />
vaardighe<strong>de</strong>n, die tegelijk zo met <strong>de</strong> persoon samenhangen, vragen om een constructief<br />
hanteren van <strong>de</strong> agressie.<br />
Agressie immers, zo zagen we boven, is <strong>de</strong> kracht van contact zoeken en van zelfbepaling<br />
tegelijk.<br />
Pastores bij wie <strong>de</strong> agressie on<strong>de</strong>rgronds is gegaan, door wie <strong>de</strong> agressie niet meer bewust<br />
beleefd wordt, van wie <strong>de</strong> agressie er niet mag zijn, zullen hierin vastlopen. Daarbij zal <strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rgronds gegane agressie als verborgen agressie toch doorwerken.<br />
55 Ark, Jodien van en Henk <strong>de</strong> Roest 2004, 283-291<br />
43
We zagen in <strong>de</strong> <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n in 2.2 hoe juist hierdoor conflicten ontstaan, maar ook <strong>de</strong><br />
gevaren van zowel het charismatisch lei<strong>de</strong>rschap als het <strong>de</strong>mocratisch lei<strong>de</strong>rschap in <strong>de</strong> hand<br />
werkt, <strong>voor</strong> zover het over-functioneren, projectie (<strong>de</strong> boeteprediker die zich vereenzelvigt<br />
met <strong>de</strong> toorn Gods), dan wel over-verantwoor<strong>de</strong>lijkheid en extreme, versmelten<strong>de</strong> zorg te<br />
weeg brengt.<br />
Kortom, zon<strong>de</strong>r een visie op agressie als constructieve, zowel zelf bepalen<strong>de</strong> als<br />
contactzoeken<strong>de</strong> kracht is het concept van zelfdifferentiatie volgens mij niet goed <strong>de</strong>nkbaar.<br />
Dat betekent <strong>voor</strong> <strong>de</strong> pastor die zichzelf wil differentiëren, dat zij haar agressie op<br />
constructieve wijze moet kunnen inzetten.<br />
Als <strong>de</strong> pastor uit <strong>de</strong> emotionele driehoek en zuigkracht wil blijven die, <strong>de</strong>el uitmakend van het<br />
systeem, altijd weer zal optre<strong>de</strong>n tussen haar, <strong>de</strong> gemeente en het doel waarnaar zij op weg<br />
wil, dan is het noodzakelijk te kunnen beschikken over <strong>de</strong> eigen agressie. Als <strong>de</strong> pastor “nee”<br />
wil zeggen en ook <strong>de</strong> relatie met <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r wil behou<strong>de</strong>n, zal zij over haar agressie als kracht<br />
tot zelfbepaling en zoeken van contact moeten kunnen beschikken. Als zij niet afhankelijk wil<br />
zijn van het systeem en er niet mee wil versmelten, zal zij haar agressie nodig hebben om<br />
onafhankelijk te blijven en tegelijk verbon<strong>de</strong>n.<br />
Maar als <strong>de</strong> agressie <strong>voor</strong> veel pastores, zoals we zagen, een verborgen gebied is, dan is dat<br />
een probleem. Dan blijft het concept van <strong>de</strong> zelfdifferentiatie theorie en <strong>de</strong> weg naar<br />
inspirerend lei<strong>de</strong>rschap uitermate ingewikkeld, zo niet onmogelijk.<br />
Dus zullen pastores zich bewust moeten wor<strong>de</strong>n van hun agressie en moeten leren daar op<br />
constructieve wijze mee om te gaan.<br />
Dan moeten zij leren vaardighe<strong>de</strong>n te ontwikkelen op dat gebied, die tegelijk met hun persoon<br />
verbon<strong>de</strong>n zijn.<br />
Bewustwording en leren om te gaan met. Vaardighe<strong>de</strong>n en persoon. Het is op dit moment dat<br />
supervisie in beeld komt.<br />
44
HOOFDSTUK VIER PASTORALE SUPERVISIE EN AGRESSIE<br />
In dit hoofdstuk wor<strong>de</strong>n allereerst <strong>de</strong> belangrijkste aspecten van supervisie omschreven (4.1).<br />
Vervolgens gaat het in 4.2 over <strong>de</strong> relatie tussen pastorale supervisie en agressie. Daartoe<br />
wordt eerst het verschijnsel “verborgen agressie” als schaduwthematiek ge<strong>de</strong>finieerd (4.2.1);<br />
daarna het hulpverleningsmo<strong>de</strong>l van Lang en Van <strong>de</strong>r Molen geïntroduceerd en toegepast op<br />
supervisie (4.2.2). Het hoofdstuk besluit met een paragraaf over <strong>de</strong> agressie van <strong>de</strong> supervisor<br />
(4.2.3). Bij dit alles wordt steeds verwezen naar <strong>de</strong> supervisiecasuïstiek, zoals gepresenteerd<br />
in paragraaf 2.2.<br />
4.1 Leren in supervisie<br />
Voor <strong>de</strong> <strong>de</strong>finitie van wat supervisie is, sluit ik aan bij Siegers:<br />
- Supervisie is een didactische methodiek, gericht op het (beter) leren uitvoeren van<br />
geprofessionaliseerd dienstverlenend werk, waarin het doelgericht hanteren van <strong>de</strong><br />
relatie een belangrijke rol speelt.<br />
- Het leren in supervisie is een leren op basis van reflectie. Supervisie richt zich op het<br />
ontwikkelen van zelfgestuurd leren bij <strong>de</strong> supervisant.<br />
- In supervisie leert <strong>de</strong> supervisant in <strong>de</strong> uitoefening van zijn beroepswerk op<br />
integratieve wijze en op basis van zelfsturing te functioneren.<br />
- In supervisie leert <strong>de</strong> supervisant op basis van zelfsturing ver<strong>de</strong>r te leren van zijn<br />
werkervaringen.<br />
- In supervisie leert <strong>de</strong> supervisant primair van zijn werkervaringen. De<br />
supervisiesituatie zelf is een twee<strong>de</strong> aanvullen<strong>de</strong> bron van leermateriaal.<br />
- Supervisie veron<strong>de</strong>rstelt een grondstructuur die bestaat uit een directe koppeling van<br />
werksituatie en leersituatie in regelmatige opeenvolging, bepaal<strong>de</strong> condities aangaan<strong>de</strong><br />
tijdsduur van bijeenkomsten, aantal bijeenkomsten, frequentie van <strong>de</strong> bijeenkomsten<br />
en het aantal <strong>de</strong>elnemers en <strong>de</strong> relatie tussen <strong>de</strong> <strong>de</strong>elnemers. 56<br />
In <strong>de</strong> <strong>de</strong>finitie is sprake van integratie. Supervisie is een plek waar het mogelijk is <strong>de</strong><br />
samenhang te vin<strong>de</strong>n in een aantal aspecten van <strong>de</strong> persoon, alsme<strong>de</strong> in een aantal aspecten<br />
van het functioneren van <strong>de</strong>ze persoon in <strong>de</strong> beroepssituatie. In supervisie gaat het om <strong>de</strong><br />
integratie van <strong>de</strong>nken, voelen en han<strong>de</strong>len (eerste integratieniveau) met oog op het<br />
functioneren van <strong>de</strong>ze persoon, in dit beroep, in <strong>de</strong>ze werksituatie (twee<strong>de</strong> integratieniveau).<br />
Lanser omschrijft supervisie als een vorm van inter-subjectief leren. In <strong>de</strong> relatie tot<br />
supervisor en/of me<strong>de</strong>supervisanten wordt het werkmateriaal opnieuw geïnterpreteerd en juist<br />
in <strong>de</strong>ze intersubjectiviteit wor<strong>de</strong>n ook nieuwe betekenissen gevon<strong>de</strong>n. <strong>Een</strong> meer<br />
gedifferentieer<strong>de</strong> kijk en een gedifferentieer<strong>de</strong>r han<strong>de</strong>lingspatroon is daarvan het gevolg.<br />
Wanneer <strong>de</strong> supervisant in<strong>de</strong>rdaad blijkt te gaan beschikken over een uitgebrei<strong>de</strong>r<br />
han<strong>de</strong>lingsrepertoire bij op elkaar lijken<strong>de</strong> contexten, is dat het criterium <strong>voor</strong> het<br />
plaatsgevon<strong>de</strong>n hebben van integratie, zoals bedoeld in supervisie. 57<br />
Supervisieleren is ook: ervaringsleren. Het uitgangspunt van het leren ligt in <strong>de</strong> concrete<br />
werkervaring. Het leren in supervisie is, door <strong>de</strong> in alle supervisieliteratuur ingang gevon<strong>de</strong>n<br />
56 Siegers 2002, 31,32<br />
57 Lanser 2004<br />
45
hebben<strong>de</strong> David Kolb omschreven als een cyclisch gebeuren, waarin men verschillen<strong>de</strong> stadia<br />
doorloopt, als: concrete ervaring, reflectie daarop, conceptualisering en actief experiment. 58<br />
Op <strong>de</strong> leercirkel van Kolb kom ik straks terug in 4.2.2.<br />
4.1.1 Integratie op het eerste niveau<br />
In <strong>de</strong> casuïstiek zoals geschetst in hoofdstuk 2.2, wordt dui<strong>de</strong>lijk dat er geen sprake is van<br />
integratie op het niveau van <strong>de</strong>nken, voelen en han<strong>de</strong>len. De afweer van agressie, <strong>de</strong><br />
verborgen agressie is daar het teken van. In <strong>de</strong> casuïstiek is herhaal<strong>de</strong>lijk een discrepantie aan<br />
te wijzen tussen hoe mensen zich in een bepaal<strong>de</strong> situatie voelen, hoe zij daarover <strong>de</strong>nken en<br />
hoe zij han<strong>de</strong>len.<br />
Enkele <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n:<br />
Ds. A uit casus I han<strong>de</strong>lt tegen zijn eigen gevoel in, door steeds maar weer aan verwachtingen<br />
van ou<strong>de</strong>rs van catechisanten en kerkenraad te voldoen. In <strong>de</strong> relatie tot <strong>de</strong> collega is hij<br />
gekwetst, maar nergens brengt hij dat gevoel tot uiting (tenzij in <strong>de</strong> passieve vorm: het stukje<br />
in het kerkblad: waarin hij in subtiele bewoordingen schrijft over <strong>de</strong> verhouding tussen <strong>de</strong><br />
bei<strong>de</strong> wijken, maar waarin on<strong>de</strong>r een grapje, ook leesbaar is, <strong>de</strong> sneer naar <strong>de</strong> collega.).<br />
Daarnaast is, op het vlak van het <strong>de</strong>nken, sprake van een sterke normatieve cognitie: “ruzie<br />
maken mag niet”.<br />
Bij ds. B, uit casus II (B stoort zich bij een verbatimanayse aan <strong>de</strong> houding van <strong>de</strong> inbrenger,<br />
maar komt vervolgens tot <strong>de</strong> conclusie dat het aan hem zelf ligt; buiten <strong>de</strong> zitting om<br />
informeert hij <strong>de</strong> supervisor over dit alles), wordt dui<strong>de</strong>lijk hoezeer <strong>de</strong> discrepantie <strong>de</strong><br />
werkelijkheid ook gaat vervormen: hij is boos op een groepsgenoot (gevoel), brengt dat niet<br />
tot uitdrukking (han<strong>de</strong>len), maar maakt vervolgens ook een omwenteling door in zijn <strong>de</strong>nken<br />
(<strong>de</strong> zaak waarover het gaat blijkt, naar zijn eigen inzicht, aan hem zelf te liggen). Vervolgens<br />
neemt hij zichzelf zijn eigen oorspronkelijke gevoel kwalijk.<br />
Uiterst bere<strong>de</strong>nerend analyseert ds. G. (casus V) <strong>de</strong> situatie (het conflict met <strong>de</strong> collega)<br />
waarin hij is beland. Het <strong>de</strong>nken krijgt gestalte in het han<strong>de</strong>len: in een keurig en sluitend<br />
betoog zet hij op een verga<strong>de</strong>ring <strong>de</strong> situatie uiteen. Maar nergens is er iets van <strong>de</strong> woe<strong>de</strong><br />
voelbaar, die hij ook met zich draagt. Het lijkt wel alsof het <strong>de</strong>nken hier het gevoel regeert.<br />
Tot slot zet ook ds. H uit casus VI (<strong>de</strong> theologische discussie over <strong>de</strong> we<strong>de</strong>rgeboorte op het<br />
huisbezoek aan een jubilerend echtpaar en het al dan niet ophangen van schil<strong>de</strong>rijen, in plaats<br />
van televisie) zijn irritatie om in een massieve theologische re<strong>de</strong>nering, in plaats van een<br />
directe confrontatie aan te gaan.<br />
Al met al wordt zichtbaar dat er aan <strong>de</strong> integratie op dit eerste niveau, van <strong>de</strong>nken, voelen en<br />
han<strong>de</strong>len, wel het een en an<strong>de</strong>r ontbreekt.<br />
58 o.a. bij Siegers/Haan, 1999, 304<br />
46
4.1.2 Integratie op het twee<strong>de</strong> niveau<br />
Bij integratie op het twee<strong>de</strong> niveau gaat het om <strong>de</strong> samenhang tussen persoon, beroep en<br />
concrete werksituatie.<br />
Persoon.<br />
Wanneer we in supervisie binnen <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> integratiedriehoek kijken naar <strong>de</strong> ‘persoon’, dan<br />
gaat het over of er, en in welke mate in <strong>de</strong>ze persoon een samenhang tussen <strong>de</strong>nken, voelen en<br />
han<strong>de</strong>len aanwezig is. Tegelijk kijken we naar <strong>de</strong> persoon in zijn geschie<strong>de</strong>nis en<br />
ontwikkeling. Bij pastores verdient het aanbeveling naar <strong>de</strong> specifiek kerkelijke factoren te<br />
kijken, zoals in hoofdstuk 2.2 beschreven. Biografie en socialisatie zijn van belang in het al<br />
dan niet een plek kunnen geven aan <strong>de</strong> eigen agressie in het leven. De kerkelijke factoren<br />
kunnen zowel in <strong>de</strong> biografie als in <strong>de</strong> socialisatie een belangrijke rol spelen.<br />
Zowel bij ‘persoon’ als bij ‘beroep’ zit ook <strong>de</strong>, wat we in 2.4 noem<strong>de</strong>n, persoonlijke<br />
spiritualiteit. Op het snijvlak, want enerzijds behoort <strong>de</strong> spiritualiteit tot <strong>de</strong> persoon van <strong>de</strong>ze<br />
pastor. Maar pastores zijn in <strong>de</strong> uitoefening van hun vak zichzelf tot instrument. Aspecten van<br />
<strong>de</strong> persoonlijke spiritualiteit zullen ook aanwijsbaar zijn in <strong>de</strong> beroepsvisie en natuurlijk ook<br />
in het uitein<strong>de</strong>lijke han<strong>de</strong>len. In hoeverre agressie in <strong>de</strong> persoonlijke spiritualiteit een plek<br />
heeft, kan <strong>voor</strong>werp van on<strong>de</strong>rzoek zijn in supervisie.<br />
Beroep.<br />
Maar zelfs wanneer men op <strong>de</strong> levenslijn (<strong>de</strong> term is van Andriessen 59 ) <strong>de</strong> beschikking heeft<br />
gekregen over <strong>de</strong> eigen agressie, dan wil dat nog niet zeggen dat men daar ook mee uit <strong>de</strong><br />
voeten kan in het beroep dat men uitoefent. Dat kan alleen maar als in <strong>de</strong> visie op het beroep<br />
daar ook ruimte <strong>voor</strong> is.<br />
Zo is er ook sprake van een beroepssocialisatie. Het is van belang welke rolmo<strong>de</strong>llen <strong>de</strong><br />
pastor had tij<strong>de</strong>ns zijn studie en opleiding, maar ook tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> eigen kerkelijke geschie<strong>de</strong>nis.<br />
Welke pastores waren mo<strong>de</strong>lmatig of vorm<strong>de</strong>n i<strong>de</strong>ntificatiefiguren en hoe gingen <strong>de</strong>ze<br />
rolmo<strong>de</strong>llen om met agressie? We zagen in paragraaf 2.3.3 hoe <strong>de</strong> kerkelijke context bepaald<br />
niet bevor<strong>de</strong>rend werkt in het ontwikkelen van een visie op het beroep waarin agressie ook<br />
een plek heeft.<br />
Tot slot werkt ook <strong>de</strong> theologie uiteraard door in <strong>de</strong> visie op het beroep. In paragraaf 1.3 heb<br />
ik enkele bijbels theologische en systematisch theologische opmerkingen geplaatst. De vraag<br />
is in hoeverre <strong>de</strong>ze noties doorwerken in <strong>de</strong> pastorale theologie, <strong>voor</strong>zover <strong>de</strong>ze ook een visie<br />
inhoudt op <strong>de</strong> rol en functie van <strong>de</strong> pastor.<br />
Werksituatie.<br />
Het twee<strong>de</strong> integratieniveau omvat, naast persoon en beroep ook <strong>de</strong> concrete werksituatie. Op<br />
welke wijze kan men, wanneer men <strong>de</strong> beschikking heeft over <strong>de</strong> eigen agressie en wanneer<br />
men <strong>de</strong>ze agressie een plek heeft kunnen geven in <strong>de</strong> beroepsopvatting, hier nu ook mee uit <strong>de</strong><br />
voeten als ambtsdrager en professional binnen <strong>de</strong> kerkelijke gemeenschap?<br />
Hier spelen aspecten van zelfdifferentiatie en lei<strong>de</strong>rschap, zoals beschreven in hoofdstuk 3,<br />
een rol. In het kunnen en durven aangaan van conflicten, in het zicht hou<strong>de</strong>n op en staan <strong>voor</strong><br />
eigen belang, rol en functie, maar ook in het vruchtbaar kunnen samenwerken, is het<br />
constructief kunnen omgaan met agressie een belangrijk aspect. Lang niet ie<strong>de</strong>re werksituatie<br />
laat dit vanzelfsprekend toe. Belangen, maar ook eer<strong>de</strong>re genoem<strong>de</strong> opvattingen in <strong>de</strong><br />
kerkelijke context verhin<strong>de</strong>ren dit. Willen pastores niet afhankelijk wor<strong>de</strong>n, on<strong>de</strong>rgesneeuwd<br />
raken, maar vorm geven aan <strong>de</strong> visie op hun beroep, dan is <strong>de</strong> eigen agressie van levensbelang<br />
op <strong>de</strong> concrete werkplek. Eveneens, trouwens, om ook an<strong>de</strong>ren te kunnen bewegen tot een<br />
eigen positiebepaling en om te komen tot een vruchtbare en opbouwen<strong>de</strong> samenwerking.<br />
59 in: H.C.I. Andriessen en R. Miethner, Praxis <strong>de</strong>r Supervision, Beispiel: pastorale Supervision, Hei<strong>de</strong>lberg,<br />
1993<br />
47
Casus IV (supervisiegroep, waarbinnen ds. F vertelt over haar moeite met <strong>de</strong> binnenkerkelijke<br />
prietpraat, die overigens uiterst beleefd over tafel gaat, maar zover weg staat van het<br />
dagelijkse leven) biedt overigens een aardig <strong>voor</strong>beeld van hoe agressie geweerd wordt van <strong>de</strong><br />
werkplek: “Kritische noties wor<strong>de</strong>n gesmoord in wellevendheid”, verzucht ds. F.<br />
Ook in casus VI (ds. H die <strong>de</strong> echte confrontatie met het jubilerend echtpaar niet aangaat,<br />
maar kiest <strong>voor</strong> <strong>de</strong> theologische argumentatie) kunnen vragen wor<strong>de</strong>n gesteld, hier zowel naar<br />
<strong>de</strong> werksituatie: verdraagt boosheid en directe confrontatie zich met een pastoraal gesprek, als<br />
naar <strong>de</strong> visie op het beroep: op welke wijze kan en mag een pastor confronteren?<br />
Met het schetsen van het belang van het kunnen hanteren van <strong>de</strong> eigen agressie in <strong>de</strong><br />
integratie op het twee<strong>de</strong> niveau, die van <strong>de</strong> beroepsuitoefening, is meteen gezegd dat aandacht<br />
<strong>voor</strong> een zo persoonsgebon<strong>de</strong>n aspect als agressie, een legitieme plek heeft in supervisie. In<br />
supervisie gaat het immers om leren ten aanzien van <strong>de</strong> beroepsuitoefening.<br />
Uiteraard kan <strong>de</strong> problematiek van omgaan met <strong>de</strong> eigen agressie zo groot zijn, dat <strong>de</strong> pastor<br />
niet alleen ten aanzien van <strong>de</strong> werkuitoefening daar hin<strong>de</strong>r van on<strong>de</strong>rvindt, maar <strong>voor</strong>al en<br />
eerst ook in het privé-leven. In dat geval ligt verwijzing naar een therapeutische bena<strong>de</strong>ring<br />
van <strong>de</strong>ze thematiek <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand. Er is dan geen sprake meer van supervisie.<br />
4.2 <strong>Pastorale</strong> supervisie en verborgen agressie<br />
4.2.1 Het aspect van “verborgenheid” als schaduwthematiek<br />
Wanneer we er vanuit gaan dat bij veel pastores sprake is van verborgen agressie, zal het nog<br />
niet meevallen dit aspect van het communicatief han<strong>de</strong>len in beeld te krijgen. In zekere zin<br />
ligt er immers een ‘verbod’ op. Dit verbod, dit niet-toegestane <strong>de</strong>el zal <strong>de</strong> in supervisie<br />
beoog<strong>de</strong>, bovengenoem<strong>de</strong> integratie bemoeilijken. Het zal het communicatief han<strong>de</strong>len van <strong>de</strong><br />
beroepsbeoefenaar ten goe<strong>de</strong> komen wanneer dit niet toegestane <strong>de</strong>el in beeld komt en als<br />
blin<strong>de</strong> vlek zal verdwijnen of tenminste kleiner wor<strong>de</strong>n. Wolbink benoemt dit niet-toegestane<br />
<strong>de</strong>el, in navolging van Jung, als <strong>de</strong> schaduw. 60 Het eerste dat zou moeten gebeuren volgens<br />
hem is <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rkenning van het niet-toegestane <strong>de</strong>el door <strong>de</strong> supervisant. “Door goed te<br />
luisteren en te observeren krijgt <strong>de</strong> supervisor zicht op wat supervisanten achterhou<strong>de</strong>n in hun<br />
werksituatie en in <strong>de</strong> supervisiesituatie zelf.” 61<br />
In hoofdstuk 2.2 is een heel scala aan vormen van verborgen agressie genoemd. Deze vormen<br />
wor<strong>de</strong>n zichtbaar in het werkmateriaal dat <strong>de</strong> supervisant inbrengt.<br />
Werkvormen die eveneens een licht kunnen werpen op <strong>de</strong> wijze waarop supervisanten<br />
omgaan met hun agressie en <strong>de</strong>ze al dan niet kunnen verbin<strong>de</strong>n met hun geloven, zijn: het<br />
maken van een persoonlijk ‘credo’. Hierbij kan gelet wor<strong>de</strong>n op hoe <strong>de</strong> supervisant omgaat<br />
met <strong>de</strong> ‘duistere kanten’ in God.<br />
Voorts: het beschrijven van een pastorale casus die <strong>de</strong> supervisant kenmerkend vindt <strong>voor</strong> zijn<br />
opvatting met betrekking tot pastoraat (het ambts- of pastorbeeld). Hierbij kan gelet wor<strong>de</strong>n<br />
op <strong>de</strong> balans tussen wat in <strong>de</strong> pastorale theologie wordt aangeduid als “comfort” en<br />
“challenge”.<br />
Ver<strong>de</strong>r zou ik nog willen noemen: een theologische analyse van een karakteristiek<br />
preekfragment. De “Hei<strong>de</strong>lberger” preekanalysemethodiek vraagt expliciet naar <strong>de</strong><br />
gepresenteer<strong>de</strong> Gods- en mensbeel<strong>de</strong>n.<br />
60<br />
Wolbink 2000, 185<br />
61<br />
a.w. 190<br />
48
Maar nog een an<strong>de</strong>r instrument heeft <strong>de</strong> supervisor tot haar beschikking. De wijze waarop <strong>de</strong><br />
supervisant omgaat met <strong>de</strong>ze thematiek in zijn werksituatie, zal ook weerspiegeld wor<strong>de</strong>n in<br />
<strong>de</strong> relatie tot <strong>de</strong> supervisor, of in <strong>de</strong> relatie tot me<strong>de</strong>-supervisanten.<br />
In casus IV, ds. F., wordt zichtbaar in <strong>de</strong> groep hoezeer <strong>de</strong> agressie on<strong>de</strong>rgronds is gegaan,<br />
maar wel zijn doorwerking heeft in het hele groepsgebeuren.<br />
In casus V, ds. G., wordt een vorm van passieve agressie zichtbaar naar <strong>de</strong> supervisor.<br />
Door gebruik te maken van dit parallelproces 62 , kan <strong>de</strong> supervisor <strong>de</strong> thematiek aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong><br />
laten komen.<br />
In het genoem<strong>de</strong> artikel van Wolbink wor<strong>de</strong>n drie stappen aangegeven om met<br />
schaduwproblematiek om te gaan 63 : allereerst zal <strong>de</strong> supervisant on<strong>de</strong>r ogen moeten zien dat<br />
er sprake is van een verborgen en niet toegestaan gebied. Vervolgens zal er gewerkt moeten<br />
wor<strong>de</strong>n aan inzicht. Wolbink verstaat hier <strong>voor</strong>al on<strong>de</strong>r: het achterhalen van <strong>de</strong><br />
oorsprongservaringen, waardoor dit aspect van <strong>de</strong> persoonlijkheid verborgen is geraakt. Zelf<br />
zou ik in <strong>de</strong>ze stap (zie volgen<strong>de</strong> paragraaf) ook trachten te werken aan <strong>de</strong> cognities die met<br />
<strong>de</strong>ze ervaringen verbon<strong>de</strong>n zijn. Welke gedachten zijn er over ontwikkeld en kan dat ook<br />
an<strong>de</strong>rs wor<strong>de</strong>n gezien? De <strong>de</strong>r<strong>de</strong> stap betreft het leren constructief te uiten van gevoelens uit<br />
het niet toegestane <strong>de</strong>el.<br />
Deze stappen werk ik in <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> paragraaf uit met behulp van het mo<strong>de</strong>l van Lang en<br />
Van <strong>de</strong>r Molen.<br />
4.2.2 Het hulpverleningsmo<strong>de</strong>l van Lang en Van <strong>de</strong>r Molen toegepast op supervisie<br />
G. Lang en H.T. van <strong>de</strong>r Molen bie<strong>de</strong>n in hun boek Psychologische gespreksvoering 64 , een<br />
mo<strong>de</strong>l aan <strong>voor</strong> een serie hulpverlenen<strong>de</strong> gesprekken die in drie fasen verloopt:<br />
probleemverhel<strong>de</strong>ring, probleemnuancering en probleembehan<strong>de</strong>ling. Op hun beurt baseren<br />
zij zich op het hulpverleningsmo<strong>de</strong>l van G. Egan 65 .<br />
Bij ie<strong>de</strong>re fase van dit mo<strong>de</strong>l, plaatsen zij een on<strong>de</strong>rliggen<strong>de</strong> psychologische visie en ie<strong>de</strong>re<br />
fase wordt uitgevoerd met specifieke, min of meer ook aan die fase gekoppel<strong>de</strong>, technieken en<br />
vaardighe<strong>de</strong>n.<br />
Zo ligt on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> fase van <strong>de</strong> probleemverhel<strong>de</strong>ring, <strong>de</strong> cliëntgerichte bena<strong>de</strong>ring van Carl<br />
Rogers. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> fase van <strong>de</strong> probleemnuancering ligt <strong>de</strong> aanvulling op <strong>de</strong> cliëntgerichte<br />
bena<strong>de</strong>ring vanuit <strong>de</strong> cognitieve psychologie van David Wexler. On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> fase van <strong>de</strong><br />
probleembehan<strong>de</strong>ling ligt <strong>de</strong> visie van <strong>de</strong> sociale leertheorie.<br />
In <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n fasen wisselt <strong>de</strong> hulpverlener van rol. Allereerst is zij vertrouwensfiguur,<br />
vervolgens een me<strong>de</strong><strong>de</strong>elzame <strong>de</strong>tective, daarna een docent, om tenslotte <strong>de</strong> rol van coach op<br />
zich te nemen.<br />
Het mo<strong>de</strong>l lijkt mij goed bruikbaar in supervisie. De fasen die Lang en Van <strong>de</strong>r Molen<br />
noemen, zijn te verbin<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> aspecten van <strong>de</strong> eerste integratiedriehoek. De eerste fase,<br />
die van <strong>de</strong> probleemverhel<strong>de</strong>ring, verbin<strong>de</strong>n zij <strong>voor</strong>al met <strong>de</strong> theorie van Rogers, waarin het<br />
gaat om het accepteren van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r in zijn belevingswereld, <strong>voor</strong>al als het gaat om gevoelens<br />
die spelen. Hier komt een van <strong>de</strong> punten van <strong>de</strong> driehoek in beeld: die van het voelen.<br />
In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> fase wordt gebruik gemaakt van <strong>de</strong> aanvulling op <strong>de</strong> cliëntgerichte bena<strong>de</strong>ring<br />
vanuit <strong>de</strong> cognitieve psychologie. Wat mensen ervaren, heeft te maken met hoe zij informatie<br />
62<br />
Zie o.a. Siegers/Haan 1988, blz. 37<br />
63<br />
Wolbink 192,193<br />
64<br />
Lang/Van <strong>de</strong>r Molen 2000<br />
65 Egan 2000<br />
49
verwerken en welke cognitieve schema’s (“verwerkingsregels”) iemand daar<strong>voor</strong> heeft. Hoe<br />
je over bepaal<strong>de</strong> situaties <strong>de</strong>nkt, en <strong>voor</strong>al welke betekenis je daaraan geeft, bepaalt ook<br />
welke gevoelens je er aan opdoet. Dit is te verbin<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> punt van <strong>de</strong><br />
integratiedriehoek: die van het <strong>de</strong>nken.<br />
Maar voelen en <strong>de</strong>nken is niet genoeg, het zal ook tot actie moeten komen, er zal an<strong>de</strong>r gedrag<br />
te<strong>voor</strong>schijn moeten komen. In <strong>de</strong> fase van <strong>de</strong> probleemoplossing maken zij gebruik van <strong>de</strong><br />
sociale leertheorie van o.a. Bandura en Mischel. Dit is te verbin<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> punt van <strong>de</strong><br />
driehoek: het han<strong>de</strong>len.<br />
Er is een frappante overeenkomst met <strong>de</strong> bovengenoem<strong>de</strong> (4.1) leercirkel van David Kolb.<br />
Ook daar is immers sprake van: concreet ervaren en reflectie (bewustwording van gevoelens);<br />
conceptualisering (<strong>de</strong>nken) en actief experiment (han<strong>de</strong>len, actie). Daarbij is er ook<br />
overeenkomst te zien met <strong>de</strong> ontwikkeling van <strong>de</strong> gedachten over het ontstaan van agressie,<br />
zoals beschreven in paragraaf 1.2.1.<br />
Hieron<strong>de</strong>r zal ik <strong>de</strong> aspecten van <strong>de</strong> eerste integratiedriehoek volgens het mo<strong>de</strong>l van Lang en<br />
Van <strong>de</strong>r Molen toepassen op <strong>de</strong> agressiethematiek. Deze integratie op het eerste niveau staat<br />
natuurlijk steeds in <strong>de</strong> context van beroep en werksituatie. Ik zal daar, aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong><br />
casuïstiek, ook steeds naar verwijzen.<br />
a. Voelen<br />
Wanneer het nu gaat om <strong>de</strong> thematiek van verborgen agressie, schaduwthematiek, dan is het<br />
nodig dat er voldoen<strong>de</strong> veiligheid en vertrouwen is om dit on<strong>de</strong>r ogen te zien. Wat daarbij<br />
nogal eens in <strong>de</strong> weg zit, is wat Lang en Van <strong>de</strong>r Molen noemen “<strong>de</strong> tirannie van het<br />
i<strong>de</strong>aalbeeld”. 66<br />
De on<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijke acceptatie door <strong>de</strong> supervisor is een <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> supervisant<br />
om ook zelf datgene wat hij niet toestond, on<strong>de</strong>r ogen te kunnen zien en te aanvaar<strong>de</strong>n, als<br />
zijn<strong>de</strong>: “ook dit ben ik”.<br />
In een verfijning van dit Rogeriaanse mo<strong>de</strong>l omschrijft Leijssen 67 dit als het hebben van een<br />
juiste afstand van het zelf tot <strong>de</strong> ervaring, zodat er een innerlijke relatie gevestigd kan wor<strong>de</strong>n.<br />
Is er teveel afstand van het Zelf tot <strong>de</strong> ervaring dan kan iemand niet in echt contact tre<strong>de</strong>n met<br />
<strong>de</strong> ervaring. De persoon ervaart niets in zichzelf om mee in relatie te tre<strong>de</strong>n. Is er te weinig<br />
afstand, dan valt <strong>de</strong> persoon geheel samen met <strong>de</strong> ervaring. Dan is er geen beleving van het<br />
zelf dat zich verhoudt tot het innerlijk gevoel<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> werkelijkheid (die overigens ook<br />
cultureel bepaald is) bewegen mensen zich op een continuüm tussen <strong>de</strong>ze twee polen.<br />
Wanneer <strong>de</strong> inhoud van <strong>de</strong> ervaring bedreigend is, neigen mensen tot meer afstand.<br />
In <strong>de</strong> rol van vertrouwensfiguur staan <strong>de</strong> supervisor verschillen<strong>de</strong> vaardighe<strong>de</strong>n ter<br />
beschikking. Non-verbaal gedrag, het verbaal volgen en <strong>voor</strong>al het vragen stellen, <strong>de</strong><br />
parafrase, <strong>de</strong> concretisering en <strong>de</strong> gevoelsreflectie lijken mij hiervan <strong>de</strong> belangrijkste.<br />
Omdat het om thematiek gaat die niet direct aan <strong>de</strong> oppervlakte ligt en <strong>voor</strong> <strong>de</strong> supervisant<br />
zelf (groten<strong>de</strong>els) verborgen is, zijn ook nuanceren<strong>de</strong> vaardighe<strong>de</strong>n van belang. Daarbij valt te<br />
<strong>de</strong>nken aan nuanceren<strong>de</strong> empathie en confrontatie.<br />
Bij <strong>de</strong> nuanceren<strong>de</strong> empathie geeft <strong>de</strong> supervisor terug wat op <strong>de</strong> rand van het bewustzijn ligt<br />
van <strong>de</strong> supervisant, maar wat <strong>de</strong>ze nog net niet zelf kan pakken.<br />
Casus VI, ds. H<br />
66 Lang en Van <strong>de</strong>r Molen 2000, 71<br />
67 M. Leijssen, “Kenmerken van een helen<strong>de</strong> innerlijke relatie” in: Lietaer/ Van Kalmthout 1995, 28<br />
50
H vertelt over een situatie waarin kerkenraadsle<strong>de</strong>n, achter zijn rug om, inhou<strong>de</strong>lijke<br />
opmerkingen over zijn functioneren hebben geplaatst. Hij spreekt er terloops over en op<br />
neutrale toon.Dat blijft ook als <strong>de</strong> supervisor na<strong>de</strong>r naar <strong>de</strong> situatie vraagt.<br />
Sr.: Je vertelt het heel neutraal, alsof het je niets doet.<br />
Toch haakt er wat bij mij… alsof je er toch boos om bent…<br />
H.: Nou, boos… Dat is zo’n groot woord…<br />
Sr.: mmh… maar toch wel iets er van?<br />
H.: Nou, een beetje boos misschien…?<br />
Confrontatie vereist een binnen <strong>de</strong> relatie reeds behoorlijke mate van vertrouwen. Het lijkt op<br />
nuanceren<strong>de</strong> empathie, maar beweegt zich ver<strong>de</strong>r af van het referentieka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> cliënt. Het<br />
is een manier om <strong>de</strong> blin<strong>de</strong> vlek te benoemen, meestal aan <strong>de</strong> hand van wat zich binnen <strong>de</strong><br />
supervisierelatie afspeelt. Egan spreekt van “directheid” 68 . De supervisor is hierin congruent.<br />
<strong>Een</strong> <strong>de</strong>el van casus V, ds. G:<br />
G. Dit vind ik wel iets om over na te <strong>de</strong>nken. Je merkt: nu ga ik ook iets opschrijven.<br />
Sr. Ja, mooi… (voelt <strong>de</strong> steek), maar, er is iets, er zit iets…Het lijkt alsof je met <strong>de</strong>ze<br />
opmerking ook iets zegt over ons. Over onze werkrelatie.<br />
G. Hoe bedoel je?<br />
Sr. Ik krijg sterk het gevoel dat je me een boodschap geeft. Nu raakt het, nu ga je iets<br />
opschrijven. Alsof je zegt dat tot nu toe het allemaal nog niet zo relevant was. En dat irriteert<br />
je ook. Ik voel het als een tik die je uit<strong>de</strong>elt.<br />
G. Nou, eh… Zo heb ik dat niet bedoeld.<br />
Sr. Nee… nou, weet je dat wel zeker?<br />
Ik merk dat het steeds moeilijk is om je leervragen hel<strong>de</strong>r te krijgen. Hoe zit je hier eigenlijk?<br />
G. Nou ja, nu je ’t zegt… Kijk, ik vind het wel interessant hoor, allemaal, maar in<strong>de</strong>rdaad, om<br />
nu te zeggen dat ik er heel van op steek…<br />
Sr. Ook <strong>de</strong> manier waarop je het nu zegt, het klinkt allemaal zo, zo lijdzaam.<br />
G. (wordt dan ineens zichtbaar kwaad) Nou, als je het dan wilt weten, nee, ik heb er eigenlijk<br />
helemaal geen zin in! Ik veroorzaak het conflict toch niet! Het is toch mijn schuld niet dat het<br />
daar zo uit <strong>de</strong> hand loopt? Maar ze zullen van mij niet kunnen zeggen dat ik er niet alles aan<br />
gedaan heb!<br />
(Bindt dan onmid<strong>de</strong>llijk weer in)<br />
Sr. Zo… dat is er uit…<br />
Eigenlijk heb je <strong>de</strong> smoor in. Er is een conflict, je vindt dat dat op <strong>de</strong> rekening van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r te<br />
schrijven is, maar jij moet het werk doen, jij zit hier in supervisie. Tegelijk zeg je ook: Ik heb<br />
er eigenlijk geen zin in, ik vind het mijn taak niet, maar van mij zullen ze niets kunnen zeggen.<br />
Op mijn staat van dienst zal niets aan te merken zijn. Je hebt er zelfs supervisie <strong>voor</strong><br />
gevraagd.<br />
Er kan dan een gesprek volgen over <strong>de</strong> wijze waarop <strong>de</strong> supervisant zijn irritatie kenbaar<br />
maakte. De supervisor oppert dat als dat hier zo gebeurt, het <strong>voor</strong>stelbaar is, dat dat ook in <strong>de</strong><br />
werksituatie gestalte krijgt: door <strong>de</strong> subtiel geplaatste opmerkingen van <strong>de</strong> supervisant voelt<br />
<strong>de</strong> an<strong>de</strong>r wel iets van <strong>de</strong> onvre<strong>de</strong>, maar kan er eigenlijk niets mee. Wanneer <strong>de</strong> supervisor<br />
hiervan niet on<strong>de</strong>rsteboven gaat en aanvaar<strong>de</strong>nd blijft, bestaat er <strong>de</strong> mogelijkheid dat <strong>de</strong><br />
supervisant een meer reële kijk krijgt op het eigen aan<strong>de</strong>el in het conflict, op zijn wijze van<br />
communiceren en op zijn positie, waarin hij zich boven <strong>de</strong> strijd heeft verheven.<br />
68 Egan 2000, 226 vv<br />
51
Zo kan in supervisie gewerkt wor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> bewustwording van gevoelens en aan <strong>de</strong><br />
aanvaarding daarvan. Feedback van supervisor en/of me<strong>de</strong>supervisanten is daarin van het<br />
grootste belang.<br />
b. Denken<br />
Voor wat betreft het aspect van het <strong>de</strong>nken biedt <strong>de</strong> cognitieve psychologie waar<strong>de</strong>volle<br />
inzichten. Het waarnemen en beleven van allerlei informatie (prikkels), zowel uit <strong>de</strong><br />
buitenwereld, als vanuit ons innerlijk, is een actief proces. De mens selecteert, or<strong>de</strong>nt en kent<br />
betekenis toe aan het waargenomene en beleef<strong>de</strong>. Mensen verbin<strong>de</strong>n hun gewaarwordingen<br />
met cognities. Daarin speelt <strong>de</strong> taal een belangrijke rol.<br />
In een proces van differentiëren van betekenissen, kunnen nuances wor<strong>de</strong>n aangebracht en<br />
nieuwe inzichten genoemd. In een proces van integratie kunnen <strong>de</strong>ze nuanceringen tot een<br />
nieuw geheel wor<strong>de</strong>n gebracht, waardoor er een an<strong>de</strong>re cognitie ontstaat. <strong>Een</strong> an<strong>de</strong>re wijze<br />
van <strong>de</strong>nken over <strong>de</strong> ervaring.<br />
In casus I, ds. A, speelt een bepaal<strong>de</strong> perceptie van een conflict een rol. <strong>Een</strong> conflict is ruzie,<br />
vindt ds. A, en ruzie mag niet. De supervisor kan dit in <strong>de</strong> supervisie thematiseren en met <strong>de</strong><br />
supervisant uitwerken.<br />
Sr. Laat je dat gebeuren, dat hij je op je ziel trapt?<br />
A. Kijk, ik kan er wel wat van zeggen, maar dan krijgen we ruzie en dat wil ik niet.<br />
Sr. Hoezo niet?<br />
A. Ruzie mag niet<br />
Sr. Van wie niet?<br />
A. Van mezelf niet.<br />
Sr. Weet je, ik zit te <strong>de</strong>nken… er is een conflict tussen jullie gaan<strong>de</strong> en je zegt, als ik daarop in<br />
ga, dan krijgen we ruzie. Zullen we eens kijken wat jij eigenlijk on<strong>de</strong>r een conflict verstaat en<br />
hoe je dat verbindt met ruzie? Vertel eens wat jouw gedachten zijn bij ruzie?<br />
Via een differentiëren van <strong>de</strong> begrippen ruzie en conflict kunnen nuanceringen wor<strong>de</strong>n<br />
aangebracht en nieuwe betekenissen gevon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n, die geïntegreerd kunnen wor<strong>de</strong>n in<br />
een an<strong>de</strong>re perceptie van <strong>de</strong> situatie. De supervisant kan leren an<strong>de</strong>rs aan te kijken tegen het<br />
conflict waarin hij is betrokken. Het zal hem dan wellicht ook an<strong>de</strong>re gevoelens opleveren.<br />
De supervisor neemt hier <strong>de</strong> rollen op zich van me<strong>de</strong><strong>de</strong>elzame <strong>de</strong>tective en docent. De<br />
me<strong>de</strong><strong>de</strong>elzame <strong>de</strong>tective zoekt naar waar <strong>de</strong> schoen wringt en brengt <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rtussen<br />
<strong>voor</strong>tdurend op <strong>de</strong> hoogte van zijn gedachten en overwegingen. In <strong>de</strong> docentenrol verstrekt <strong>de</strong><br />
supervisor informatie.<br />
52
In bovengenoem<strong>de</strong> casus I is het ook van belang te letten op <strong>de</strong> morele en ethische noties, die<br />
een rol spelen. Er is een norm in het spel: “ruzie mag niet”. Dit zou een biografische<br />
achtergrond kunnen hebben, maar ook geworteld kunnen zijn in <strong>de</strong> kerkelijke context waarin<br />
<strong>de</strong> pastor werkzaam is.<br />
c. Han<strong>de</strong>len<br />
Naast het exploreren en bewerken van voelen en <strong>de</strong>nken, neemt het ontwikkelen van<br />
han<strong>de</strong>lingsalternatieven in supervisie een belangrijke plaats in. In het mo<strong>de</strong>l van Lang en Van<br />
<strong>de</strong>r Molen wordt <strong>voor</strong> dit aspect aansluiting gezocht bij <strong>de</strong> sociale leertheorie. Binnen <strong>de</strong>ze<br />
theorie zijn twee wijzen van leren van belang: het leren via <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n en het leren via<br />
consequenties. De meeste dingen leren mensen door in eerste instantie te kijken hoe een an<strong>de</strong>r<br />
het doet. Het is leren door mo<strong>de</strong>ling. In het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> thematiek van agressie is het dus van<br />
belang dat ook hel<strong>de</strong>r wordt hoe <strong>de</strong> supervisor en/of <strong>de</strong> me<strong>de</strong>supervisanten omgaan met hun<br />
agressie. Dat werkt mo<strong>de</strong>lmatig naar elkaar toe.<br />
Het leren via consequenties gebeurt doordat consequenties zowel informatie geven als ook<br />
motivatie. Wanneer ik iets op <strong>de</strong>ze wijze doe, dan ontstaat er dit resultaat. Dat motiveert mij<br />
om het in het vervolg weer zo aan te pakken, of juist niet! Ervaren consequenties wor<strong>de</strong>n<br />
omgezet in verwachtingen. Door ervaringen op te doen, leert men <strong>de</strong> relatie kennen tussen<br />
situaties, han<strong>de</strong>lingen en uitkomsten.<br />
In supervisie wordt ook van <strong>de</strong>ze wijze van leren veelvuldig gebruik gemaakt. De supervisant<br />
brengt verslag uit van werkervaringen. Na <strong>de</strong> bewerking van <strong>de</strong>ze ervaring in <strong>de</strong><br />
supervisiezitting, gaat <strong>de</strong> supervisant met een ‘actieplan’ terug naar <strong>de</strong> werksituatie om zo<br />
nieuwe ervaring op te doen. In <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> zitting wordt vervolgens gereflecteerd op <strong>de</strong><br />
consequenties die <strong>de</strong>ze actie hebben opgeleverd.<br />
In <strong>de</strong>ze fase of in dit aspect van het supervisieproces neemt <strong>de</strong> supervisor <strong>de</strong> rol op zich van<br />
coach. Hij begeleidt <strong>de</strong> supervisant bij het in <strong>de</strong> praktijk brengen van nieuwe inzichten en<br />
traint haar zo nodig in nieuw gedrag.<br />
Daarbij is <strong>de</strong> doeltreffendheidsverwachting van groot belang: <strong>de</strong> overtuiging van een persoon<br />
dat zijzelf in staat is het bepaal<strong>de</strong> gedrag <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gewenste uitkomst te vertonen (geloof in<br />
eigen kunnen, self-efficacy). De doeltreffendheidsverwachting kan wor<strong>de</strong>n beïnvloed en<br />
vergroot, doordat <strong>de</strong> supervisant succes ervaart in <strong>de</strong> uitvoering van <strong>voor</strong>genomen<br />
han<strong>de</strong>lingen. Van belang is dan wel, om <strong>de</strong> kans op dit succes te vergroten, dat niet al te hoge<br />
doelen wor<strong>de</strong>n gesteld en gewerkt wordt met ook werkelijk bereikbare stappen. Ook het zien<br />
dat an<strong>de</strong>ren met vergelijkbare thematiek successen boeken, kan helpen het geloof in haar<br />
eigen kunnen te versterken. Hiertoe biedt groepssupervisie meer mogelijkhe<strong>de</strong>n dan<br />
individuele supervisie.<br />
Wanneer hel<strong>de</strong>r is waaraan precies gewerkt moet wor<strong>de</strong>n, kunnen doelen wor<strong>de</strong>n opgesteld en<br />
<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len die noodzakelijk dan wel behulpzaam kunnen zijn <strong>voor</strong> het bereiken van het<br />
gestel<strong>de</strong> doel, geïnventariseerd. Ver<strong>de</strong>r wordt bepaald wanneer <strong>de</strong> actie als “geslaagd” kan<br />
wor<strong>de</strong>n betiteld (dat is een concretisering van het gestel<strong>de</strong> doel). Vervolgens moet <strong>de</strong><br />
supervisant aan het werk. Eventueel kan eerst nog een simulatie wor<strong>de</strong>n uitgevoerd in <strong>de</strong><br />
supervisiesituatie, met behulp, bij<strong>voor</strong>beeld, van rollenspel.<br />
In <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> zitting brengt <strong>de</strong> supervisant verslag uit en wordt nagegaan wat er wel en wat<br />
er niet lukte, wat <strong>de</strong> factoren waren die een rol speel<strong>de</strong>n in het al dan niet bereiken van het<br />
doel en hoe daar ver<strong>de</strong>r mee kan wor<strong>de</strong>n gegaan. Meestal zal dit lei<strong>de</strong>n tot ver<strong>de</strong>re<br />
actieplannen.<br />
53
In <strong>de</strong> supervisie kan gewerkt wor<strong>de</strong>n aan het aanleren van wat Bisschops noemt: constructieve<br />
in plaats van on<strong>de</strong>rmijnen<strong>de</strong> levensstrategieën. 69 Heel veel vormen van verborgen agressie<br />
zijn on<strong>de</strong>rmijnen<strong>de</strong> strategieën. Constructieve levensstrategieën zijn: situaties nemen <strong>voor</strong> wat<br />
ze zijn en van daaruit doen wat je kunt doen. Daarmee kies je <strong>de</strong> positie van<br />
verantwoor<strong>de</strong>lijke. Voorts: han<strong>de</strong>len naar eigen eer en geweten (en ik voeg daar aan toe:<br />
bewust van je eigen levensdoelen en waar<strong>de</strong>n, als vorm van zelfdifferentiatie); leren doen<br />
omdat je wilt en niet omdat je moet (of situaties bezien vanuit “willen” en niet vanuit<br />
“moeten”); leren van fouten in plaats van gebukt gaan on<strong>de</strong>r schuldgevoel; leren kritiek en<br />
feedback te ontvangen en te zien als “zakelijk” in plaats van “persoonlijk” en het leren geven<br />
van “ik-boodschappen” in plaats van “jij-boodschappen”.<br />
Wanneer <strong>de</strong> thematiek van verborgen agressie speelt en het wordt tot leerdoel van <strong>de</strong><br />
supervisant constructief om te gaan met <strong>de</strong> eigen agressie, dan zijn metho<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong><br />
assertiviteitstraining ook in supervisie bruikbaar. Ik verwijs daar<strong>voor</strong> naar <strong>de</strong> vele<br />
handboeken, waaron<strong>de</strong>r dat van Schouten. 70<br />
Schouten maakt het on<strong>de</strong>rscheid tussen subassertief, assertief en agressief gedrag. Het gaat<br />
dus niet om assertieve of agressieve personen, maar om soorten van gedrag. De persoon kiest<br />
om op een bepaald moment assertief op te tre<strong>de</strong>n.<br />
Hier is ook mee te verbin<strong>de</strong>n wat we eer<strong>de</strong>r zagen bij 2.5: <strong>voor</strong>- en na<strong>de</strong>len van verborgen<br />
agressie. Het kan soms dienstig zijn <strong>de</strong> agressie niet in te zetten! Wel <strong>de</strong>nk ik, dat <strong>de</strong> persoon<br />
vrij moet zijn om daar al dan niet <strong>voor</strong> te kiezen.<br />
Naast <strong>de</strong>ze methodische aspecten met het oog op <strong>de</strong> werksituatie, is uiteraard ook <strong>de</strong><br />
supervisiesituatie zelf een oefenplek in het omgaan met elkaar.<br />
Met het zo opschrijven van dit alles, lijkt het eenvoudiger dan dat het is. Het gaat om diep<br />
ingeslepen patronen van in relaties en in het leven staan, met een grote emotionele kracht. De<br />
vraag is of je door het oefenen en aanleren van bepaal<strong>de</strong> strategieën wel een zodanige<br />
veran<strong>de</strong>ring tot stand kunt brengen? In het slothoofdstuk kom ik op <strong>de</strong>ze vraag nog terug.<br />
Hieron<strong>de</strong>r wil ik wel dui<strong>de</strong>lijk maken dat ook al zijn nieuwe strategieën aangeleerd, zij op <strong>de</strong><br />
lange duur toch hun effect bewijzen. Ik neem aan dat, wanneer dat gebeurt, dat ook een<br />
corrigeren<strong>de</strong> werking heeft op <strong>de</strong> dieper liggen<strong>de</strong> emoties, die gekoppeld zijn aan<br />
oorsprongservaringen.<br />
Casus I, ds. A.<br />
Telkens weer, langs <strong>de</strong> diverse casuïstiek, die <strong>de</strong> supervisant inbrengt, wordt, langs<br />
bovenstaan<strong>de</strong> strategieën, gewerkt aan een beter kunnen stellen en vertegenwoordigen van<br />
grenzen, aan eenduidig zijn, aan het scheppen van hel<strong>de</strong>re structuren in zijn werk en het <strong>voor</strong><br />
zichzelf maken van taakomschrijvingen. Vervolgens aan het dui<strong>de</strong>lijk communiceren van het<br />
daarin gevon<strong>de</strong>ne aan <strong>de</strong> kerkenraad. Ook met <strong>de</strong> collega wordt het gesprek gezocht. Na <strong>de</strong><br />
tien<strong>de</strong> zitting meldt hij in een reflectienota: dat hij sterker is gewor<strong>de</strong>n en onafhankelijker in<br />
zijn positie als predikant en kan dat ook met <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n staven. Vrien<strong>de</strong>n is hij niet gewor<strong>de</strong>n<br />
met zijn collega, maar er is weer iets van een werkrelatie ontstaan. Hij lijkt zich meer<br />
‘volwassen’ op te stellen en an<strong>de</strong>ren ook zo te zien. Hij zegt nee tegen een jongerenreis,<br />
ondanks dat hem dat een conflict oplevert, maar hij houdt voet bij stuk. Als vorm van<br />
afgrenzing naar <strong>de</strong> gemeente heeft hij een telefonisch spreekuur ingesteld.<br />
69 Bisschops 2003, 9 vv<br />
70 J. Schouten, Ik ben d’r ook nog, 2002<br />
54
Ook in casus VI, met ds. H, is gewerkt volgens bovenstaan<strong>de</strong> lijnen, hier <strong>voor</strong>al langs <strong>de</strong><br />
componenten: bewustwording van gevoelens en an<strong>de</strong>rs <strong>de</strong>nken over <strong>de</strong> thematiek. <strong>Een</strong><br />
<strong>voor</strong>beeld naar aanleiding van zijn pastoraat:<br />
H. heeft een verbatim gemaakt van een bezoek aan een echtpaar vanwege hun<br />
huwelijksjubileum. Het geplan<strong>de</strong> uurtje wordt tot 2,5 uur, vanwege <strong>de</strong> theologische discussie<br />
die ontstaat. De irritatie druipt aan alle kanten van het verbatim af, maar behalve <strong>de</strong> discussie<br />
is daarvan ver<strong>de</strong>r in het gesprek niets te merken. Ook in <strong>de</strong> supervisiezitting duurt het even<br />
<strong>voor</strong>dat hij bij zijn irritatie komt en uitein<strong>de</strong>lijk zichzelf kan toestaan boos te zijn. Vervolgens<br />
nodigt <strong>de</strong> supervisor hem uit nog eens naar <strong>de</strong>ze mensen te kijken. De supervisor suggereert:<br />
‘Deze mensen zitten helemaal niet op bekering te wachten’. De predikant is het daar eigenlijk<br />
wel mee eens: ‘Maar je kunt dat toch niet <strong>de</strong>nken, laat staan zeggen?’ De supervisor geeft aan<br />
dat het hèm geholpen heeft <strong>de</strong> duivel in zichzelf af en toe aan het woord te laten: ‘Misschien<br />
ook iets <strong>voor</strong> jou?’ De predikant voelt zich opgelucht, hij realiseert zich dat hij bepaal<strong>de</strong><br />
normen van vrien<strong>de</strong>lijkheid en <strong>voor</strong>zichtigheid in acht neemt waarvan hij altijd gedacht heeft<br />
dat <strong>de</strong>ze in <strong>de</strong> omgang tussen christenen (en bij uitstek in het gedrag van een predikant) thuis<br />
hoor<strong>de</strong>n. Hij realiseert zich hoe <strong>de</strong>ze normen hem <strong>voor</strong>tdurend in <strong>de</strong> klem hebben, zijn vitale<br />
gevoelens on<strong>de</strong>rdrukken en hem in plaats daarvan het theologische <strong>de</strong>bat doen zoeken. Hij<br />
wordt zich bewust van hoe overrompelend zijn theologische overtuigingen zijn, hoe zeer hij<br />
zijn gesprekspartners in het nauw probeert te drijven. In <strong>de</strong> supervisie oefent hij nog met<br />
enkele alternatieve, prikkelen<strong>de</strong>, paradoxale zinnen, bij<strong>voor</strong>beeld met: ‘Het zou toch wat zijn<br />
als je bekeerd zou raken; moest je tv ook nog weg’, of: ‘Nee, <strong>de</strong> kans is groot dat het er bij u<br />
niet meer van komt’. Aan het eind van <strong>de</strong> bijeenkomst vertrekt <strong>de</strong> predikant hoofdschud<strong>de</strong>nd,<br />
in zichzelf pratend over die duivel.<br />
In <strong>de</strong> daaropvolgen<strong>de</strong> weken brengt hij verbatims in waarin hij dui<strong>de</strong>lijk aan <strong>de</strong> gang gaat met<br />
een meer directe vorm van communiceren en ook <strong>de</strong> speelsheid oefent (als een tegenwicht<br />
tegen zijn vaak wat zware theologische bena<strong>de</strong>ring), weliswaar nog met wisselend succes,<br />
maar zichtbare <strong>voor</strong>uitgang. Hij lijkt meer plezier te krijgen in zijn pastorale gesprekken en<br />
raakt meer ontspannen aanwezig.<br />
Bei<strong>de</strong> casus laten zien dat <strong>de</strong> supervisanten zichzelf meer hebben kunnen bepalen, met<br />
behoud van <strong>de</strong> werkrelaties waarin zij staan, kortom, dat zij zijn gekomen tot meer<br />
zelfdifferentiatie. Het lijkt dat zij dit bereiken door het beschikbaar krijgen van hun eigen<br />
agressie (in on<strong>de</strong>rkenning en aanvaarding van gevoel, genuanceerdheid in het <strong>de</strong>nken<br />
daarover en het oefenen van han<strong>de</strong>lingsalternatieven binnen <strong>de</strong> supervisiesituatie) en <strong>de</strong>ze op<br />
constructieve wijze in te zetten op <strong>de</strong> werkplek. Hun han<strong>de</strong>lingsrepertoire is vergroot, evenals<br />
hun keuzevrijheid. Om het in <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> hierboven geciteer<strong>de</strong> Lanser te zeggen: het<br />
criterium van <strong>de</strong> in supervisie beoog<strong>de</strong> integratie, is bereikt.<br />
Soms wordt <strong>de</strong> supervisor eerst “gebruikt” om op te oefenen:<br />
Eveneens casus VI, ds. H.<br />
De supervisor leest in <strong>de</strong> reflectienota veel van zijn eigen woor<strong>de</strong>n terug. Bovendien valt hem<br />
het “je” gebruik van <strong>de</strong> supervisant op, in plaats van “ik”. Hij vraagt daarop <strong>de</strong> supervisant,<br />
hoe het eigenlijk zit met <strong>de</strong> “toe-eigening”. De supervisant reageert daarop met boze toon,<br />
vindt dat <strong>de</strong> supervisor daar nu teveel achter zoekt. Hij schrijft weliswaar in<strong>de</strong>rdaad nog niet<br />
geheel vanuit zichzelf, maar dat is omdat hij het wel eens is met wat <strong>de</strong> supervisor zei, maar<br />
dat hij als supervisant daar nog mee aan het oefenen is, en nog wat meer. Na enig heen en<br />
weer gespraat en verdui<strong>de</strong>lijking, gaat <strong>de</strong> storm weer liggen. Dan geeft <strong>de</strong> supervisor hem<br />
terug hoe ze zojuist had<strong>de</strong>n gepraat en of hij zijn eigen boosheid had gemerkt. Hij lacht er om<br />
en bevestigt het. Waarop <strong>de</strong> supervisor zegt dat het, juist in het licht van <strong>de</strong> gestel<strong>de</strong><br />
55
leerdoelen, hem <strong>de</strong>ugd doet dat hij niet zomaar voetstoots aannam wat <strong>de</strong> supervisor over <strong>de</strong><br />
reflectienota dacht, maar zich teweer stel<strong>de</strong>.<br />
4.2.3 De agressie van <strong>de</strong> supervisor<br />
<strong>Een</strong> hoofdstuk als dit kan niet besloten wor<strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r aandacht te geven aan het aspect van<br />
<strong>de</strong> agressie van <strong>de</strong> supervisor zelf.<br />
Alles wat over pastores in hun hanteren van agressie is gezegd, geldt ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> supervisor.<br />
Allereerst is het <strong>voor</strong> hem zelf van belang <strong>de</strong> eigen agressie te on<strong>de</strong>rkennen en te kunnen<br />
hanteren in het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> eigen zelfdifferentiatie.<br />
Voor mijzelf is dat een lang en vaak moeizaam proces geweest, dat lang <strong>voor</strong>dat <strong>de</strong> opleiding<br />
tot supervisor was ingezet, al was begonnen. Ook in het geven van supervisie kwam ik mijzelf<br />
daarin weer tegen.<br />
Het niet goed kunnen inzetten van agressie, maakte dat ik zorgend werd <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
supervisanten. Als zij niet werkten, <strong>de</strong>ed ik het wel, dan kwam er tenminste nog iets nuttigs<br />
uit <strong>de</strong> supervisie, zo dacht ik. Veel van <strong>de</strong> wegen die in supervisie kunnen wor<strong>de</strong>n begaan<br />
rondom <strong>de</strong> thematiek van gerem<strong>de</strong> of verborgen agressie en hierboven zijn beschreven,<br />
maakte ik zelf opnieuw mee als supervisor-in-opleiding.<br />
Ook <strong>de</strong> supervisor staat <strong>voor</strong> <strong>de</strong> taak, in het werkveld van supervisie, geïntegreerd te<br />
functioneren met betrekking tot <strong>de</strong>nken, voelen en han<strong>de</strong>len, met het oog op <strong>de</strong> concrete<br />
supervisiesituatie.<br />
Het kunnen hanteren van <strong>de</strong> eigen agressie is in het belang van <strong>de</strong> supervisanten en <strong>de</strong><br />
supervisie. Het constructief inzetten, trekt vastlopen<strong>de</strong> processen weer vlot. Tevens werkt een<br />
supervisor die constructief omgaat met zijn eigen agressie, mo<strong>de</strong>lmatig <strong>voor</strong> <strong>de</strong> supervisanten.<br />
Casus I, ds. A, verliep heel lang heel moeizaam. Tot een beslissend moment, rond ongeveer<br />
<strong>de</strong> achtste zitting:<br />
In <strong>de</strong> loop van het traject is het lastig <strong>de</strong> supervisant bij zijn eigen leeropgaven (uit te spreken,<br />
bijv. naar <strong>de</strong> collega, wat hem dwars zit; nee zeggen en grenzen trekken) te hou<strong>de</strong>n. Als hij<br />
met een <strong>voor</strong>nemen weg gaat, het werk in <strong>de</strong> steigers staat, is <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> keer dat werk niet<br />
gedaan, maar heeft hij een innerlijke thematiek om te bespreken. Dat herhaalt zich een aantal<br />
keren. In <strong>de</strong> reflectienota’s verdwijnen <strong>de</strong> oefeningen die gedaan zijn on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> tafel. De<br />
supervisor accepteert dat lang, thematiseert het wel, maar zet het niet op scherp. Tot een keer<br />
<strong>de</strong> maat vol is en er weer werkmateriaal wordt ingestuurd waaruit blijkt dat niet is gedaan wat<br />
is afgesproken. De supervisor is woe<strong>de</strong>nd en overlegt bij zichzelf wat te doen. Hij besluit <strong>de</strong><br />
supervisant op te bellen en te zeggen dat hij met dit materiaal over twee dagen niet aan het<br />
werk wil. Bovendien wil hij een verslag van wat <strong>de</strong> supervisant nu eigenlijk heeft geleerd, <strong>de</strong><br />
achterliggen<strong>de</strong> maan<strong>de</strong>n, met <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n gestaafd.<br />
De supervisant is perplex, maar brengt ter zitting in<strong>de</strong>rdaad nieuwe reflectie mee, waaruit<br />
blijkt, tot bei<strong>de</strong>r (!) verbazing dat <strong>de</strong> supervisant inmid<strong>de</strong>ls heel wat heeft geleerd en in <strong>de</strong><br />
praktijk heeft gebracht. Samen bespreken ze <strong>de</strong> ongebruikelijke actie van <strong>de</strong> supervisor en wat<br />
dat gedaan heeft.<br />
De supervisant zegt:” ik kreeg ineens het gevoel dat het je ernst was, maar ik snapte nu<br />
eigenlijk ook pas echt wat ik met die nota’s aanmoest. Je zei het kort en krachtig en het was<br />
alsof er een kwartje viel. Ik schrok van je boosheid, maar ik kon ook iets voelen van: hij vindt<br />
me echt <strong>de</strong> moeite waard.”<br />
Vanaf dat moment ontwikkel<strong>de</strong> zich het proces vruchtbaar in <strong>de</strong> richting van het hierboven<br />
eer<strong>de</strong>r beschrevene.<br />
Het was een belangrijk leermoment <strong>voor</strong> bei<strong>de</strong>n, supervisant en supervisor.<br />
56
Uit dit hoofdstuk blijkt dat <strong>de</strong> thematiek van verborgen agressie een legitieme plaats heeft in<br />
supervisie, zowel in <strong>de</strong> integratie van <strong>de</strong>nken, voelen en han<strong>de</strong>len, als met het oog op <strong>de</strong><br />
verbinding van persoon, beroep en werksituatie.<br />
Het hulpverleningsmo<strong>de</strong>l van Lang en van <strong>de</strong>r Molen, toegepast op supervisie is bruikbaar als<br />
een leertheoretisch concept dat recht doet aan <strong>de</strong>ze aspecten van integratie. Bij het aspect van<br />
het zoeken naar han<strong>de</strong>lingsalternatieven wor<strong>de</strong>n bruikbare vormen gevon<strong>de</strong>n in trainingen op<br />
het gebied van assertiviteit. Tot slot is van belang dat <strong>de</strong> supervisor zijn eigen<br />
agressiehuishouding weet te voeren.<br />
57
HOOFDSTUK VIJF CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN<br />
Conclusies<br />
De vraagstelling <strong>voor</strong> dit werkstuk luid<strong>de</strong>:<br />
Op welke wijze kan supervisie bijdragen aan <strong>de</strong> bewustwording en het constructief<br />
hanteren van <strong>de</strong> agressie en daarmee tot een betere zelfdifferentiatie en van een beter<br />
ontwikkeld lei<strong>de</strong>rschap van <strong>de</strong> pastor/supervisant?<br />
Ik ging daarbij uit van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>on<strong>de</strong>rstelling dat het ter beschikking hebben van <strong>de</strong>ze agressie<br />
leidt tot een betere zelfdifferentiatie en daarmee ook tot een meer a<strong>de</strong>quaat geestelijk<br />
lei<strong>de</strong>rschap van pastores.<br />
De doelstelling van dit werkstuk is tweeledig:<br />
- ik wil<strong>de</strong> inzicht verschaffen op het gebied van verborgen agressie bij pastores en<br />
- ik wil<strong>de</strong> methodische aanwijzingen formuleren hoe pastorale supervisie kan bijdragen<br />
aan <strong>de</strong> bewustwording en het meer constructief inzetten van agressie, met het oog op<br />
zelfdifferentiatie en lei<strong>de</strong>rschap.<br />
Om <strong>de</strong> vraagstelling en aan <strong>de</strong> doelstelling te kunnen beantwoor<strong>de</strong>n, was het nodig een aantal<br />
<strong>voor</strong>vragen te beantwoor<strong>de</strong>n, zoals:<br />
- Wat is agressie?<br />
- Hoe gaan pastores om met agressie?<br />
- Hoe ligt het verband tussen agressie, lei<strong>de</strong>rschap en zelfdifferentiatie?<br />
- Wat is <strong>de</strong> betekenis en <strong>de</strong> mogelijkhe<strong>de</strong>n van supervisie in dit alles?<br />
In hoofdstuk een is allereerst gewerkt aan begripsverhel<strong>de</strong>ring en is agressie omschreven als<br />
een belangrijke en positieve levenskracht, die als belangrijkste kenmerk heeft: het toegaan op<br />
<strong>de</strong> an<strong>de</strong>r om contact te bewerkstelligen.<br />
In hoofdstuk drie is het verband tussen agressie, zelfdifferentiatie en lei<strong>de</strong>rschap omschreven,<br />
evenals het belang daarvan <strong>voor</strong> pastores in onze tijd. Agressie is daarbij <strong>de</strong> kracht die<br />
enerzijds <strong>de</strong> zelfbepaling van het individu dient en an<strong>de</strong>rzijds het contact met <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r / <strong>de</strong><br />
an<strong>de</strong>ren zoekt. Daarmee dient agressie <strong>de</strong> zelfdifferentiatie: <strong>de</strong> eigen levensdoelen en waar<strong>de</strong>n<br />
kunnen bepalen, met behoud van <strong>de</strong> relatie tot an<strong>de</strong>ren. Zelfdifferentiatie op haar beurt is een<br />
noodzakelijke <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> om goed lei<strong>de</strong>rschap te vertonen in <strong>de</strong> diverse pastorale<br />
werkzaamhe<strong>de</strong>n.<br />
<strong>Een</strong> probleem hierin signaleer<strong>de</strong>n we echter in het twee<strong>de</strong> hoofdstuk. Hoewel agressie als<br />
positieve kracht geduid kan wor<strong>de</strong>n, hebben mensen vaak moeite om hun eigen agressie te<br />
on<strong>de</strong>rkennen en ook op constructieve wijze in te zetten. Door mid<strong>de</strong>l van aanpassingsmechanismen<br />
raakt <strong>de</strong> agressie op verborgen wijze aanwezig.<br />
<strong>Een</strong> heel aantal pastores lijkt op grond van hun persoonlijkheidsstructuur, hun biografische<br />
achtergrond en <strong>de</strong> kerkelijke context daartoe bijzon<strong>de</strong>r gedispositioneerd en blijkt ook maar<br />
met moeite of in het geheel niet, <strong>de</strong> agressie een plek te geven in het persoonlijk geloven. Dit<br />
heeft gevolgen <strong>voor</strong> hun positie en functioneren in <strong>de</strong> kerkelijke werksetting. De<br />
gepresenteer<strong>de</strong> casuïstiek maakt dat dui<strong>de</strong>lijk.<br />
Samenvattend kan uit <strong>de</strong> hoofdstukken een, twee en drie geconclu<strong>de</strong>erd wor<strong>de</strong>n dat, als het<br />
gaat om agressie, er veelal geen integratie is tussen <strong>de</strong>nken, voelen en han<strong>de</strong>len van pastores<br />
en er ook vragen te stellen zijn bij <strong>de</strong> integratie tussen persoon, beroep en werksituatie. Voorts<br />
58
dat het van belang is dat pastores zich bewust wor<strong>de</strong>n van hun agressie en leren daar op<br />
constructieve wijze mee om te gaan.<br />
In hoofdstuk vier zagen we dat wanneer het gaat om leren geïntegreerd te functioneren,<br />
supervisie een geëigend en ook krachtig leermid<strong>de</strong>l is.<br />
Ook hebben we in dit hoofdstuk gezien dat, wanneer agressie verborgen is geraakt, we hier<br />
met “schaduwthematiek” van doen hebben. Het fasenmo<strong>de</strong>l van Lang en Van <strong>de</strong>r Molen kan<br />
dienen als leertheoretisch concept en biedt mogelijkhe<strong>de</strong>n om zowel aan bewustwording en<br />
aanvaarding, als aan cognities, als aan han<strong>de</strong>lingsvaardighe<strong>de</strong>n te werken.<br />
De vraagstelling van dit werkstuk kan nu als volgt wor<strong>de</strong>n beantwoord (waarbij meteen<br />
methodische aanwijzingen wor<strong>de</strong>n geformuleerd):<br />
Als het gaat over bewustwording en aanvaarding van <strong>de</strong> eigen agressie, is allereerst <strong>de</strong><br />
on<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijk aanvaar<strong>de</strong>n<strong>de</strong> houding van <strong>de</strong> supervisor van belang en zijn nauwgezette<br />
oplettendheid, juist vanwege het verborgen karakter van <strong>de</strong> aanpassingsmechanismen.<br />
Met behulp van nuanceren<strong>de</strong> empathie en, in een later stadium, confrontatie kan <strong>de</strong> thematiek<br />
aan het licht wor<strong>de</strong>n gebracht.<br />
Zoals altijd in supervisie, is hierbij het werkmateriaal van <strong>de</strong> supervisant uitgangspunt.<br />
De in hoofdstuk twee beschreven aanpassingsmechanismen kunnen dienen als “zoekfactoren”<br />
bij het ingebrachte materiaal.<br />
An<strong>de</strong>re werkvormen zijn het credo, het ambtsbeeld (pastorbeeld) en een theologische<br />
preekanalyse. Deze werkvormen kunnen ook inzicht bie<strong>de</strong>n in hoeverre en op welke wijze <strong>de</strong><br />
thematiek van agressie is geïntegreerd in het persoonlijk geloven van <strong>de</strong> pastor.<br />
Ook het parallelproces levert belangrijke informatie op, die <strong>de</strong> bewustwording kan dienen.<br />
Als het gaat over <strong>de</strong> cognities kan, in een proces van differentiatie van betekenis nagegaan<br />
wor<strong>de</strong>n welke <strong>voor</strong>stellingen en <strong>de</strong>nkbeel<strong>de</strong>n <strong>de</strong> supervisant heeft aangaan<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze thematiek.<br />
Dit differentiatieproces biedt mogelijkhe<strong>de</strong>n tot het vin<strong>de</strong>n van nuanceringen die in een<br />
nieuwe betekenisgeving kunnen wor<strong>de</strong>n geïntegreerd. Wanneer <strong>de</strong> supervisant an<strong>de</strong>rs leert<br />
<strong>de</strong>nken, an<strong>de</strong>rs gaat kijken naar wat bij<strong>voor</strong>beeld eerst bedreigend was, kunnen daaruit ook<br />
nieuwe han<strong>de</strong>lingsalternatieven in beeld komen.<br />
Zowel het an<strong>de</strong>rs <strong>de</strong>nken over, als het an<strong>de</strong>rs omgaan met agressie roepen nieuwe, an<strong>de</strong>re<br />
gevoelens op en werken ook correctief op eer<strong>de</strong>re emotionele ervaringen.<br />
Als het gaat over <strong>de</strong> han<strong>de</strong>lingsvaardighe<strong>de</strong>n is <strong>de</strong> mo<strong>de</strong>lleren<strong>de</strong> rol van supervisor en<br />
me<strong>de</strong>supervisanten belangrijk. Daarnaast kan gewerkt wor<strong>de</strong>n aan het vergroten van <strong>de</strong><br />
doeltreffendheidverwachting. Voorts kan geoefend wor<strong>de</strong>n, waarbij metho<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong><br />
assertiviteitstraining gebruikt kunnen wor<strong>de</strong>n en het van belang is dat <strong>de</strong> supervisant<br />
constructieve levensstrategieën leert hanteren. Ook <strong>de</strong> supervisierelatie, zowel individueel als<br />
in een groep, biedt mogelijkhe<strong>de</strong>n met alternatieven te experimenteren. Zo ontstaat een ruimer<br />
han<strong>de</strong>lingsrepertoire.<br />
Op <strong>de</strong>ze wijze kan supervisie bijdragen aan <strong>de</strong> bewustwording en het constructief hanteren<br />
van agressie met het oog op een betere zelfdifferentiatie en een beter ontwikkeld lei<strong>de</strong>rschap.<br />
Aanbevelingen en afsluiten<strong>de</strong> opmerkingen<br />
- Er is in supervisie een zekere spanning tussen ‘sturen’ en ‘vrijlaten’. Ten diepste is het <strong>de</strong><br />
supervisant die <strong>de</strong> leerthema’s stelt. In zoverre wordt <strong>de</strong> supervisant daarin ook vrijgelaten.<br />
Toch zal elke supervisor van tijd tot tijd ook sturen. Als het nu gaat om <strong>de</strong> thematiek van<br />
verborgen agressie zal <strong>de</strong>ze, juist vanuit wat geschreven is over schaduwthematiek, nooit<br />
59
echtstreeks op tafel komen. Ik kan mij geen supervisant <strong>voor</strong>stellen die zegt: “Wil je eens<br />
met me meekijken naar mijn verborgen agressie?” Dat ‘verborgen agressie’ speelt, moet altijd<br />
wor<strong>de</strong>n afgeleid uit <strong>de</strong> gevolgen er van, zoals die zichtbaar wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> werkinbreng of in <strong>de</strong><br />
supervisierelatie. Maar hier ligt wel een sturen<strong>de</strong> rol <strong>voor</strong> <strong>de</strong> supervisor. Juist vanuit het in<br />
hoofdstuk drie geschetste belang, zou ik als aanbeveling willen doen dat supervisoren uiterst<br />
alert zijn op <strong>de</strong> hier gepresenteer<strong>de</strong> mechanismen. Analoog aan een artikel van Hans Bennink,<br />
on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> titel: vrije figuren of verplichte nummers, zou er veel <strong>voor</strong> te zeggen zijn het aspect<br />
van agressie in pastorale supervisie te rekenen tot <strong>de</strong> verplichte nummers. 71<br />
- Het bestek van dit werkstuk is te klein <strong>voor</strong> een ge<strong>de</strong>gen on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> relatie tussen<br />
godsbeeld, persoonlijke geloofsbeleving en het ter beschikking hebben van eigen agressie. En<br />
vervolgens nog wat dat eventueel betekent <strong>voor</strong> <strong>de</strong> concrete uitvoering van het pastorale<br />
beroep en <strong>voor</strong> <strong>de</strong> visie op het beroep. Gezien het in hoofdstuk drie geschetste belang <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
kerkelijke praktijk en <strong>de</strong> beoog<strong>de</strong> integratie zou een <strong>de</strong>rgelijk on<strong>de</strong>rzoek wel interessant zijn<br />
en mogelijk nieuwe aspecten aan het licht brengen.<br />
- Dit werkstuk heeft zich gericht op <strong>de</strong> basispastor. Dit komt hoofdzakelijk <strong>voor</strong>t uit mijn<br />
opzet om zo dicht mogelijk bij mijn eigen supervisiepraktijk te blijven, die tot nu toe bestond<br />
uit uitsluitend basispastores. Maar ik <strong>de</strong>nk dat veel van het hier<strong>voor</strong> geschetste ook van<br />
toepassing is op instellingspastores en geestelijk verzorgers. De zelfdifferentiatie binnen een<br />
professionele of bureaucratische organisatie zal waarschijnlijk weliswaar an<strong>de</strong>re vragen<br />
opleveren (bij<strong>voor</strong>beeld naar <strong>de</strong> profilering van het beroep temid<strong>de</strong>n van an<strong>de</strong>re disciplines en<br />
naar <strong>de</strong> eigen kijk op het vak), maar principieel niet verschillen van het hier<strong>voor</strong> geschetste.<br />
- <strong>Een</strong> vraag die terloops aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> kwam, is of een zo persoonsgebon<strong>de</strong>n thematiek wel<br />
thuishoort in supervisie. In hoofdstuk vier heb ik <strong>de</strong>ze vraag bevestigend beantwoord. Maar<br />
ook <strong>de</strong> vraag die daarmee samenhangt, is belangrijk om te stellen: aan <strong>de</strong> or<strong>de</strong> komen is één<br />
ding, maar of <strong>de</strong> thematiek ook aanvaardbaar bewerkt kan wor<strong>de</strong>n in supervisie, is een an<strong>de</strong>re.<br />
Ongetwijfeld hangt dit samen met <strong>de</strong> grootte van <strong>de</strong> weerstand tegen <strong>de</strong> eigen agressie en <strong>de</strong><br />
ernst en precieze aard van <strong>de</strong> thematiek.<br />
Daar waar ook in het persoonlijk en privé-leven moeite wordt ervaren op dit terrein, ligt, zo<br />
zei ik al eer<strong>de</strong>r, verwijzing naar een therapievorm <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand. An<strong>de</strong>ren zullen meer gebaat<br />
zijn met een mogelijkheid om in een trainingsgroep te experimenteren. De KPV biedt daar<br />
vanouds alle mogelijkhe<strong>de</strong>n en ruimte toe. Toch is mijn ervaring tot nu toe, dat ook in<br />
supervisie veel kan wor<strong>de</strong>n bereikt op het gebied van constructief omgaan met <strong>de</strong> eigen<br />
agressie. Het een sluit trouwens het an<strong>de</strong>r niet uit, zolang binnen supervisie <strong>de</strong> aandacht maar<br />
gericht blijft op het werk en op het leren.<br />
Zo ben ik gekomen aan het eind van dit werkstuk. In <strong>de</strong> hoop dat het een bijdrage heeft<br />
gegeven aan supervisoren om pastores te begelei<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> bewustwording van hun<br />
mogelijkhe<strong>de</strong>n om professioneel om te gaan met dit aspect van hun persoonlijkheid. Zij<br />
hoeven niet onmid<strong>de</strong>llijk met <strong>de</strong> vuist op tafel te <strong>slaan</strong>. Hoewel het, naast alle an<strong>de</strong>re vormen<br />
van het constructief inzetten van agressie, soms nodig kan zijn. Opdat zij op gezette tij<strong>de</strong>n niet<br />
dat <strong>kruis</strong> hoeven te <strong>slaan</strong>, maar dat teken gewoon kunnen maken.<br />
71 Bennink 1992<br />
60
Geraadpleeg<strong>de</strong> literatuur:<br />
Ark, J. van en H. Roest (red.)<br />
De weg van <strong>de</strong> groep, Leidinggeven aan groepen in gemeente en<br />
parochie, Zoetermeer, 2004<br />
Baumgartner, I. Pastoralpsychologie, Einführung in die Praxis heilen<strong>de</strong>r Seelsorge,<br />
Düsseldorf, 1990<br />
Bennink, H. „Opleidingssupervisie: vrije figuren of verplichte nummers.<br />
On<strong>de</strong>rwerpen in supervisies aan beginnen<strong>de</strong> beroepsbeoefenaren” in:<br />
Supervisie in opleiding en beroep, 9(1992)3, 4-18<br />
Bernard, J. en Th. IJzermans<br />
Begeleiding van clienten met agressieproblemen, Rea<strong>de</strong>r bij <strong>de</strong><br />
“intensieve tweedaagse workshop”, RINO Noord-Holland, 2004<br />
Bisschops, A. Participerend lei<strong>de</strong>rschap in <strong>de</strong> parochie van <strong>de</strong> toekomst:<br />
(zelf)aansturing en <strong>de</strong> uitdaging van <strong>de</strong> autonomie. Eindwerkstuk<br />
supervisorenopleiding van <strong>de</strong> <strong>Raad</strong> <strong>voor</strong> KPV en PS in Ne<strong>de</strong>rland, 2003<br />
Bodisco Massink, J. Als een heilige tekst, opstellen over pastoraat en psychotherapie,<br />
Tilburg, 2004<br />
Brouwer, R. Pastor tussen macht en onmacht, <strong>Een</strong> studie naar <strong>de</strong> professionalisering<br />
van het hervorm<strong>de</strong> predikantschap, Zoetermeer, 1995<br />
„Burnout bij Ne<strong>de</strong>rlands-hervorm<strong>de</strong> predikanten”, On<strong>de</strong>rzoek van <strong>de</strong> Open Universiteit<br />
Ne<strong>de</strong>rland, 2001<br />
Egan, G. Deskundig hulpverlenen, <strong>Een</strong> mo<strong>de</strong>l, vaardighe<strong>de</strong>n en metho<strong>de</strong>n, 1975,<br />
Ned. vert. Assen,1980, 2000<br />
Friedman, E.H. Van geslacht tot geslacht, systeemprocessen in kerk en synagoge,<br />
Gorinchem, 1999<br />
Hammers, A.J. “Pastoralpsychologische Ausbildung für <strong>de</strong>n Seelsorgedienst.<br />
Grundlagen, Ziele, Metho<strong>de</strong>n“, in: I. Baumgartner (Hrsg), Handbuch<br />
<strong>de</strong>r Pastoralpsychologie, Regensburg, 1990, 153-180<br />
Heitink, G. “Inspirerend lei<strong>de</strong>rschap als thema.” in Praktische Theologie,<br />
26(1999)4, 385-391<br />
Hoenkamp-Bisschops, A.<br />
“Persoonsvorming en spirituele vorming van <strong>de</strong> pastor in opleiding.” in<br />
Praktische Theologie, 28(2001)2, 217-232<br />
Klessmann, M Ärger und Aggression in <strong>de</strong>r Kirche, Göttingen, 1992<br />
Körver, J.W.G. “De verborgen agressie van <strong>de</strong> pastor”, niet gepubliceer<strong>de</strong> lezing,<br />
gehou<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> NOSTER, 6 juni 2003<br />
61
Kuitert, H. Het algemeen betwijfeld Christelijk geloof, een herziening, Baarn, 1992<br />
Lang, G en H.T. van <strong>de</strong>r Molen,<br />
Psychologische gespreksvoering, <strong>Een</strong> basis <strong>voor</strong> hulpverlening, Baarn,<br />
1984, 2000 10<br />
Lanser, A. “Interpretatie en integratie in supervisie”, in: Supervisie en Coaching,<br />
21(2004)3, 106-118<br />
Lietaer, G. en M. van Kalmthout (red),<br />
Praktijkboek Gesprekstherapie, Psychopathologie en experiëntiële<br />
procesbevor<strong>de</strong>ring, Utrecht, 1995<br />
Oostrik, H. en J. Ruigrok<br />
Wie kiest er nou <strong>voor</strong> agressie? Houten, 1999<br />
“Predikant <strong>voor</strong> even of het leven? Over flexibilisering van predikantwerk” themanummer<br />
Michsjol, 10(2001)1<br />
Prein, H. Trainingsboek conflicthantering en mediation, Houten, 2001, 2002 4<br />
Remmerswaal, J. Handboek groepsdynamica, <strong>Een</strong> nieuwe inleiding op theorie en<br />
praktijk, Baarn, 2000 4<br />
Richardson, R.W. Werken aan een gezon<strong>de</strong> gemeente. Bijdragen aan het gezin dat<br />
gemeente heet. Gorinchem, 2002<br />
Schouten, J. Ik ben d’r ook nog, <strong>Een</strong> handleiding <strong>voor</strong> assertiviteitstrainingen,<br />
Amsterdam/Meppel, 2002<br />
Siegers, F. Handboek Supervisiekun<strong>de</strong>, Houten/Mechelen, 2002<br />
Siegers, F. en D. Haan,<br />
Handboek supervisie, Houten, 1983, 1999 2<br />
Spijkerboer, A.M. “De predikant(e): nabij en an<strong>de</strong>rs” in: Praktische Theologie, 22(1995)2,<br />
249-253<br />
Tellegen, T. Misschien wisten zij alles, 313 verhalen over <strong>de</strong> eekhoorn en <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />
dieren, Amsterdam, 2002<br />
Wolbink, R. “De schaduw in supervisie”, in Supervisie in Opleiding en Beroep,<br />
17(2000)4, 184-197<br />
Zijlstra, W. Klinisch pastorale vorming. <strong>Een</strong> <strong>voor</strong>lopige analyse van het leer- en<br />
groepsproces van zeven cursussen. Assen, 1969<br />
Zijlstra, W. Op zoek naar een nieuwe horizon, Handboek <strong>voor</strong> klinische pastorale<br />
vorming, Nijkerk, 1989<br />
62
Zuidberg, G. De god van <strong>de</strong> pastor, on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong> spiritualiteit van pastores,<br />
Utrecht, 1997<br />
Naslagwerken:<br />
THAT Jenni, E. en C. Westermann<br />
Theologisches Handwörterbuch zum Alten Testament, München,<br />
Zürich, 1978, Bnd. I, 220-224<br />
TDNT Kittel, G. en G. Friedrich<br />
Theological Dictionary on the New Testament, Grand Rapids, 1967,<br />
Bnd V, 392 – 447<br />
63