Actieblad TEGEN DE KWAKZALVERIJ - Vereniging tegen de ...
Actieblad TEGEN DE KWAKZALVERIJ - Vereniging tegen de ...
Actieblad TEGEN DE KWAKZALVERIJ - Vereniging tegen de ...
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
september 1991 <strong>Actieblad</strong> <strong>tegen</strong> <strong>de</strong> Kwakzalverij<br />
versiële on<strong>de</strong>rwerpen zoals <strong>de</strong> homeopathie, waar <strong>de</strong><br />
bekendmaking van een negatief resultaat niet min<strong>de</strong>r<br />
dan <strong>de</strong> aantasting van een dogma betekent. Kleynen<br />
c.s. wijzen er op dat voor <strong>de</strong> gevon<strong>de</strong>n gunstige<br />
werking van <strong>de</strong>ze paar homeopathische mid<strong>de</strong>len<br />
absoluut geen plausibele verklaring is te geven. In<br />
plaats van te conclu<strong>de</strong>ren dat <strong>de</strong>ze positieve effecten<br />
dus waarschijnlijk ten onrechte gevon<strong>de</strong>n zijn, adviseren<br />
<strong>de</strong> auteurs om nog een aantal aanvullen<strong>de</strong><br />
studies te on<strong>de</strong>rnemen, die dan methodologisch zeer<br />
goed zou<strong>de</strong>n moeten wor<strong>de</strong>n opgezet, met grote<br />
aantallen patiënten, on<strong>de</strong>r zeer strenge dubbelblin<strong>de</strong>ring.<br />
Brief van Renckens en Timmerman<br />
Al snel kwamen er reacties van diverse kanten, niet<br />
alleen in <strong>de</strong> dagbla<strong>de</strong>n maar ook in <strong>de</strong> medische<br />
vakpers. Twee bestuursle<strong>de</strong>n van onze vereniging,<br />
C.N.M. Renckens en H. Timmerman, schreven een<br />
brief aan <strong>de</strong> redactie van BMJ met een aantal bezwaren<br />
<strong>tegen</strong> het on<strong>de</strong>rzoek en vooral <strong>tegen</strong> <strong>de</strong><br />
conclusie. In <strong>de</strong>ze brief brengen ze naar voren dat <strong>de</strong><br />
hon<strong>de</strong>rdzeven studies misschien iets van betekenis<br />
had<strong>de</strong>n opgeleverd wanneer ze betrekking had<strong>de</strong>n<br />
gehad op één medicament, maar dat on<strong>de</strong>r <strong>de</strong>ze<br />
omstandighe<strong>de</strong>n, waar slechts een klem aantal van <strong>de</strong><br />
duizen<strong>de</strong>n homeopathische mid<strong>de</strong>len éénmaal is getest,<br />
geen enkele conclusie mogelijk is. -Ze bestrij<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
bewering van Kleynen c.s. dat ook van veel reguliere<br />
medicijnen het werkingsmechanisme onbekend is. Ze<br />
betogen dat dit maar voor een klein aantal en dan nog<br />
slechts ten <strong>de</strong>le geldt en dat dit in elk geval niet te<br />
vergelijken is met het volkomen afwezig zijn van een<br />
verklaringsmogelijkheid voor <strong>de</strong> vermeen<strong>de</strong> werking<br />
van homeopathische preparaten. Renckens en Timmerman<br />
besluiten hun brief met <strong>de</strong> opmerking dat nog<br />
meer on<strong>de</strong>rzoek naar<strong>de</strong> werking van homeopathische<br />
mid<strong>de</strong>len verspilling van tijd en energie zou zijn.<br />
An<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rzoek, an<strong>de</strong>r voor<strong>de</strong>el<br />
Hoe moeilijk het is om tot een enigszins objectief<br />
oor<strong>de</strong>el te komen over <strong>de</strong> kwaliteit van wetenschappelijk<br />
on<strong>de</strong>rzoek toon<strong>de</strong> een an<strong>de</strong>re briefschrijver,<br />
Michael Baum, in BMJ aan. Hij maakt melding van<br />
een eer<strong>de</strong>r verschenen overzicht van studies naar het<br />
effect van homeopathische preparaten door C. Hill en<br />
F. Doyon waarin men een enigszins an<strong>de</strong>r beoor<strong>de</strong>lingssysteem<br />
hanteer<strong>de</strong>. Deze on<strong>de</strong>rzoekers sloten<br />
alle trials uit bij welke het toewijzen van patiënten aan<br />
respectievelijk behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> groep en controlegroep niet<br />
correct was geschied. An<strong>de</strong>re kwaliteitscriteria wer<strong>de</strong>n<br />
niet gehanteerd. Van <strong>de</strong> veertig overgebleven on<strong>de</strong>rzoeken<br />
-toon<strong>de</strong>n twintig een positief effect van het<br />
homeopathisch mid<strong>de</strong>l, in <strong>de</strong> twintig an<strong>de</strong>re was het<br />
placebo werkzamer. Opvallend was dat één van <strong>de</strong><br />
door Kleynen c.s. als goed beoor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> studies (vijfenzeventig<br />
punten) door Hill en Doyon werd uitgesloten.<br />
Deze auteurs vin<strong>de</strong>n geen aanwijzing voor<br />
een geneeskrachtige werking van homeopathische<br />
mid<strong>de</strong>len en achten meer kostbaar on<strong>de</strong>rzoek in <strong>de</strong><br />
toekomst niet verantwoord.<br />
Het effect van verdun<strong>de</strong> graspollen<br />
In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> geest laat L. Offerhaus zich uit in het<br />
Ne<strong>de</strong>rlands Tijdschrift voor Geneeskun<strong>de</strong> van 23<br />
maart 1991. Hij analyseer<strong>de</strong> het verslag van het<br />
on<strong>de</strong>rzoek verricht door D.T. Reilly e.a. uit 1986 dat<br />
<strong>de</strong>stijds nogal wat stof <strong>de</strong>ed opwaaien en dat door<br />
Kleynen c.s. tot <strong>de</strong> allerbeste gerekend wordt (negentig<br />
punten). Reilly c.s. on<strong>de</strong>rzochten het effect van een<br />
quintiljoen maal quintiljoen (tien tot <strong>de</strong> zestigste<br />
macht) verdun<strong>de</strong> graspollen oplossing, waarin absoluut<br />
geen pollen meer kunnen voorkomen, en vond<br />
<strong>de</strong>ze werkzamer dan een placebo bij <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>ling<br />
van hooikoorts. Offerhaus toont een aantal ernstige<br />
tekortkomingen aan in <strong>de</strong>ze studie.<br />
Bovendien wijst hij er op dat er weliswaar een<br />
statistisch significant verschil tussen <strong>de</strong> werking van<br />
mid<strong>de</strong>l en placebo werd gevon<strong>de</strong>n, maar dat dit<br />
nauwelijks klinisch relevant is: Van <strong>de</strong> zesenvijftig met<br />
het mid<strong>de</strong>l behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> patiënten voel<strong>de</strong>n vierenvijftig<br />
zich beter, negen bemerkten geen veran<strong>de</strong>ring en<br />
<strong>de</strong>rtien voel<strong>de</strong>n zich zieker. In <strong>de</strong> placebogroep van<br />
drieenvijftig patiënten waren <strong>de</strong>ze getallen zevenentwintig,<br />
vijf en eenentwintig.<br />
Een ernstig bezwaar van het on<strong>de</strong>rzoek acht Offerhaus<br />
het feit dat het verricht werd door maar liefst<br />
zesentwintig verschillen<strong>de</strong> huisartsen waardoor uniformiteit<br />
van beoor<strong>de</strong>ling natuurlijk een illlusie was. Offerhaus<br />
besluit zijn artikel met wat hij zelf een gewaag<strong>de</strong><br />
vergelijking noemt: Stel men on<strong>de</strong>rzoekt alle verhalen<br />
waarin het bestaan van kabouters wordt aangetoond of<br />
ontkend. Er zullen maar weinig verhalen zijn waarin<br />
bewezen wordt dat kabouters niet bestaan. De meer<strong>de</strong>rheid<br />
van <strong>de</strong> verhalen zal dus het geloof in kabouters<br />
on<strong>de</strong>rsteunen. De meeste vertellingen hebben waarschijnlijk<br />
een sprookjeskarakter, maar er zullen enkele<br />
bij zijn, bijvoorbeeld uit Ierland en Noorwegen, die<br />
methodologisch goed in elkaar zitten. Bestaan kabouters<br />
daarom?<br />
Schamele oogst van een kwarteeuw<br />
E. J. Ariens besteedt aandacht aan het on<strong>de</strong>rwerp in<br />
Medisch Contact van 22 maart 1991. Hij levert kritiek<br />
op <strong>de</strong> metho<strong>de</strong> van beoor<strong>de</strong>len die Kleynen c.s.<br />
toepasten, waarbij het mogelijk is dat een on<strong>de</strong>rzoek,<br />
ten aanzien van één of twee methodologische aspecten<br />
ernstige tekortkomingen vertoont, wat uiteraard niet<br />
door an<strong>de</strong>re aspecten kan wor<strong>de</strong>n gecompenseerd, en<br />
toch nog een re<strong>de</strong>lijk groot aantal punten verwerft.<br />
Ariens wijst er op hoe schamel <strong>de</strong> oogst is van<br />
vijfentwintig jaar homeopathisch klinisch on<strong>de</strong>rzoek:<br />
95% onbetrouwbare trials en 5% op zich staan<strong>de</strong>, niet<br />
herhaal<strong>de</strong> onzekere trials. Hierdoor is het positief of<br />
negatief uitvallen van het on<strong>de</strong>rzoek nauwelijks van<br />
betekenis.<br />
Terloops wijzen Kleynen c.s. zelf op een zwak punt in<br />
hun beoor<strong>de</strong>ling van <strong>de</strong> studies. Ze benadrukken het<br />
grote belang van een zorgvuldige blin<strong>de</strong>ring van<br />
patiënten en on<strong>de</strong>rzoekers. Wanneer <strong>de</strong>ze niet geheel<br />
waterdicht is kan het resultaat van het on<strong>de</strong>rzoek sterk<br />
beïnvloed wor<strong>de</strong>n. Voor dit kwaliteitsaspect waren<br />
5