EVALUEREN IN EEN ONTWIKKELINGSPERSPECTIEF - VVKBaO
EVALUEREN IN EEN ONTWIKKELINGSPERSPECTIEF - VVKBaO
EVALUEREN IN EEN ONTWIKKELINGSPERSPECTIEF - VVKBaO
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>EVALUEREN</strong> <strong>IN</strong> <strong>EEN</strong> ONTWIKKEL<strong>IN</strong>GSPERSPECTIEF<br />
1. Evalueren, altijd en overal<br />
Jan Saveyn<br />
Als mensen iets doen dan staan ze ook stil bij het effect ervan. Ze stellen niet alleen vast wat<br />
ze terechtbrengen van wat ze zich voorgenomen hebben, maar ze beoordelen het tegelijk ook:<br />
was het zoals gewenst, kon het een beetje of veel beter? Waaraan ligt het en wat kunnen we<br />
in de toekomst maar best veranderen? Of wat moeten we zeker blijven doen?<br />
Aan alle evalueren kan je met andere woorden drie facetten onderscheiden: vaststellen,<br />
beoordelen en beslissen over wat je verder hoort te doen. Dat ingebakken mechanisme<br />
zorgt ervoor dat mensen of hun organisaties ontwikkelen of leren, altijd en overal.<br />
Het is geen proces dat typisch is voor leren op school. Wel is er op school – een plaats bij<br />
uitstek om te leren – uitgesproken aandacht voor. De school maakt van dat natuurlijk proces<br />
een krachtig instrument van leren. Het team systematiseert het vaststellen en beoordelen, en<br />
het koppelt er direct die bijsturingen aan die nodig zijn om de doelen te realiseren.<br />
In schoolverband denken we dan in de eerste plaats aan de leerdoelen, datgene wat er door de<br />
leerlingen volgens het leerplan te leren valt of, globaler bekeken, aan de ontwikkeling of de<br />
vorming van jonge mensen. Evalueren dient dan om de leerlingen doorheen de lessen of het<br />
onderwijstraject permanent te ondersteunen in hun leer- of ontwikkelingsproces. Men spreekt<br />
in die zin ook van formatieve, of op vorming gerichte evaluatie.<br />
Zo nu en dan, na een trimester, een leerjaar of een leercyclus, wordt er voor elke leerling ook<br />
eens nagegaan hoever hij staat. Dat doet het team om juiste beslissingen te kunnen nemen<br />
voor de verdere schoolloopbaan van de leerling. Zulke summatieve evaluaties zijn<br />
bijvoorbeeld nuttig voor de oriëntatie van individuele leerlingen op cruciale momenten, zoals<br />
bij de overgang naar een volgend leerjaar, de eventuele doorverwijzing naar andere<br />
onderwijsvormen of de keuze van een richting in het secundair onderwijs. Ook hiermee wordt<br />
de leerling in zijn ontwikkeling geholpen, zij het niet op het microniveau van het didactisch<br />
proces.<br />
Er worden tenslotte ook algemene peilingen naar het niveau van de leerlingenpopulatie<br />
uitgevoerd in het kader van de zelfevaluatie door de school. Denk bijvoorbeeld aan de peiling<br />
in het zesde leerjaar via de interdiocesane proeven voor de katholieke basisscholen. De<br />
zogenaamde outputcontrole moet dan voor het team en de schoolleiding nuttig materiaal<br />
opleveren om het rendement van het verstrekte onderwijs te onderzoeken en om<br />
kwaliteitsbevorderende initiatieven te nemen.<br />
Het is nuttig dat men zich goed realiseert dat leerlingen in schoolverband met verschillende<br />
bedoelingen geëvalueerd worden en dat daarbij ook telkens ietwat verschillende eisen aan de<br />
evaluatieprocedures worden gesteld. Veel misverstanden over evaluatie vinden hun<br />
oorsprong in het feit dat men van de verschillende evaluatievormen één potje maakt. Men<br />
mag er vooral ook niet vanuit gaan dat leerkrachten bij het evalueren constant moeten bezig<br />
zijn met de leerlingen de maat te nemen.<br />
Het verhaal dat volgt, gaat specifiek over de eerstgenoemde en veruit de meest voorkomende<br />
vorm van leerlingenevaluatie, namelijk de evaluatie die gericht is op de begeleiding van de<br />
leerlingen in hun leerproces.
2. De kenmerken van een krachtig onderwijsleerproces geven aan hoe je op ontwikkeling<br />
gerichte leerlingenevaluatie best benadert<br />
Krachtige leeromgevingen hebben verschillende kenmerken, maar het belangrijkste wellicht<br />
is de uitgesproken aandacht die leerkrachten er hebben voor datgene wat zich inwendig in de<br />
leerlingen afspeelt vooraleer ze tot een uitwendig waarneembare prestatie komen (een<br />
antwoord geven, een product afleveren,…). Meer dan ooit houdt men er in de<br />
onderwijskunde rekening mee dat leerlingen geen lege vaten zijn waarin je leerstof dropt die<br />
vervolgens eenduidig tot bepaalde output of prestaties leidt. Wat leerlingen aangeboden<br />
wordt of tijdens lessen ervaren verwerken ze actief en constructief. En het is aan de<br />
leerkracht om de kwaliteit van die verwerkingsprocessen op te volgen en op een hoger peil te<br />
brengen. De leerkracht moet vooral weten door te dringen tot de black box van mentale<br />
activiteiten, zoals het activeren van de voorkennis, flexibel toepassen van leerstrategieën en<br />
problemen benaderen met een passende ingesteldheid. Hij zal de leerlingen ook aansporen<br />
om constant terug te blikken op de weg die ze volgden om tot een oplossing komen, een<br />
antwoord te geven of een werkstuk te produceren. Als die weg of dat proces transparant<br />
wordt dan kan dat proces bijvoorbeeld in een leergesprek onder de loep gelegd worden,<br />
kunnen fouten worden geanalyseerd en komen er eventueel hiaten in de ondersteuning naar<br />
boven. De leerkracht kan dan ontoereikende informatie aanvullen, instructie concreter en in<br />
kleinere stappen hernemen, meer gevarieerde toepassingen voorzien enz. Tenslotte helpt de<br />
leerkracht de leerlingen ook te expliciteren wat ze geleerd hebben, wat ze in de toekomst<br />
maar best in de gaten kunnen houden bij gelijkaardige leertaken of met welke houding ze die<br />
taken het best aanpakken.<br />
Al die elementen zijn niet alleen voor een goed onderwijsleerproces van belang, je kunt ze als<br />
leerkracht ook allemaal meenemen in de uitwerking van evaluatiemomenten. Overigens heeft<br />
de scheiding tussen onderwijs geven en evalueren meer te maken met een nuanceverschil<br />
dan wel met fundamenteel verschillende didactische activiteiten. In elk geval is de<br />
evaluatie geen geïsoleerde zaak en nog minder een doel op zich.<br />
3. Kenmerken van leerlingenevaluatie die op ondersteuning van de ontwikkeling gericht is<br />
Voortbouwend op wat we hiervoor al stelden, kunnen we voor een doeltreffende evaluatie de<br />
volgende aanbevelingen formuleren.<br />
a. Koppel taken of vragen bewust aan de leerdoelen die je wil helpen realiseren en in de<br />
lessen hebt nagestreefd.<br />
b. Stel frequent en zo objectief mogelijk vast wat de leerlingen kennen en kunnen.<br />
c. Tracht de weg of het proces dat ze volgen om een prestatie te leveren op het spoor te<br />
komen.<br />
d. Beoordeel vooral de kwaliteit van dat proces. Stel bijvoorbeeld de volgende vragen:<br />
heeft de leerling de juiste voorkennis geactiveerd? Heeft hij de efficiëntste weg gekozen en<br />
zijn stappen gecontroleerd? Heeft hij het probleem met een goede ingesteldheid benaderd?<br />
e. Geef snel feedback op de geleverde activiteit, in de vorm van een duidelijke bevestiging<br />
van wat goed liep, of in de vorm van suggesties voor verbetering van het proces.
f. Tracht zoveel mogelijk de leerling zelf te betrekken bij het beoordelen en het achterhalen<br />
van de oorsprong van zijn slagen en falen, bijvoorbeeld tijdens een nabespreking. Zo wordt<br />
evalueren een instrument van 'leren leren'.<br />
Hierna gaan we in op specifieke problemen bij sommige van deze punten.<br />
4. Het probleem van het 'vaststellen'<br />
Aan twee zaken dient bij het vaststellen zeker aandacht te worden besteed. Ten eerste dient<br />
de leerkracht ervoor te zorgen dat de vaststelling zo betrouwbaar en objectief mogelijk<br />
gebeurt. Ten tweede moet hij ervoor zorgen dat met de taken of vragen inderdaad gepeild<br />
wordt naar de essentie van wat hij de leerlingen heeft willen bijbrengen, met andere woorden<br />
de essentie van het proces dat in het te toetsen leerdoel besloten ligt. We hebben het hier over<br />
de geldigheid (validiteit) van de peiling.<br />
4.1 Betrouwbaarheid en objectiviteit<br />
Die kenmerken zorgen ervoor dat er zo weinig mogelijk fouten sluipen in de vaststellingen.<br />
Een toetsing die bij herhaling de ene keer zo'n uitslag zou opleveren en de andere keer een<br />
heel andere, of een toetsing die wezenlijk verschillende resultaten oplevert naargelang van de<br />
persoon die de evaluatie uitvoert, is uiteraard niet veel waard. Ze geeft namelijk geen<br />
uitsluitsel over wat de leerlingen kennen en kunnen. De leerkracht moet er dus door de keuze<br />
van zijn evaluatieprocedures voor zorgen dat hij vaststelt wat er bij de leerlingen werkelijk<br />
aan de gang is.<br />
Sommige evaluatieprocedures stellen inzake betrouwbare afname en objectieve verwerking<br />
van gegevens weinig problemen. Denk aan toetsen met meerkeuzevragen of aan korte<br />
invulvragen. Het juiste antwoord kan je op voorhand vastleggen en het doet er niet toe wie<br />
de toets afneemt en verbetert.<br />
Maar andere procedures stellen op het punt van objectiviteit en betrouwbaarheid meer<br />
problemen. Denk aan observeren van leerlingengedrag in allerlei situaties en aan het<br />
vaststellen van de kwaliteit van een activiteit of werkstuk (een tekening, een<br />
lichaamsbeweging, een lied zingen, een opstel ,…). Dat vraagt van een evaluator die objectief<br />
wil nagaan hoezeer elke leerling gevorderd is meer deskundigheid en een volgehouden<br />
inspanning (want je kunt het bijvoorbeeld niet bij één controlemoment houden).<br />
Men zou zich al eens kunnen afvragen waarom men die tweede soort procedures nog wel<br />
toepast. Het antwoord ligt bij het tweede kenmerk van een kwaliteitsvolle peiling: de<br />
geldigheidseis.<br />
4.2 Geldigheid<br />
Een peiling is niet zonder meer in orde als je alle subjectiviteit bij de vaststelling uit de weg<br />
kan gaan, ze moet - zoals al aangegeven – tegelijk ook het te onderzoeken leerproces aan het<br />
licht brengen. Als het doel bijvoorbeeld is dat de leerlingen iets dat ze 'weten' ook kunnen<br />
'aanwenden' om een probleem op te lossen, dan volstaat het niet na te gaan of ze die<br />
procedure kennen en zelfs niet of ze kunnen beoordelen of een probleem met die procedure<br />
goed werd aangepakt (iets wat je met een objectief toetsitem gemakkelijk kunt vaststellen). Je<br />
moet de leerling daadwerkelijk voor een realistisch probleem plaatsen en nagaan hoe hij de<br />
zaak effectief aanpakt. Het probleem van de geldigheid heeft dus met de aard van de<br />
doelstellingen te maken.
Verschillende soorten doelen<br />
Als je het hele leerdoelenpakket uit het curriculum (leerplannen, eindtermen) in beschouwing<br />
neemt dan kan je daar categorieën in onderscheiden die zich tussen twee polen bewegen.<br />
Enerzijds heb je de pool van de doelen die te maken hebben met het reproduceren van<br />
feitenkennis, het vrij mechanistisch of geautomatiseerd toepassen van algoritmen, regels en<br />
technieken in goed herkenbare oefensituaties. Dat zijn leerdoelen van lagere orde.<br />
Anderzijds zijn er de doelen die te maken hebben met het constructief aanwenden van breed<br />
toepasbare oplossingsmethodes, leerstrategieën en benaderingswijzen in vrij natuurlijke<br />
probleemsituaties. In veel gevallen, zoals bij de attitudes, komen daar nog eens heel wat<br />
affectieve elementen bij kijken. Hier gaat het met andere woorden om complexe<br />
gedragsveranderingen die leerlingen op een eigen wijze integreren in hun persoon. We<br />
hebben het hier over doelen van hogere orde.<br />
Verschillende evaluatieprocedures<br />
Doelen van lagere orde kan je gemakkelijk objectief, betrouwbaar én geldig toetsen.<br />
Daarvoor gebruik je harde evaluatieprocedures zoals allerlei geprecodeerde toetsen<br />
(meerkeuzevragen en dergelijke). Maar voor de evaluatie van doelen van hogere orde is het<br />
veel moeilijker om aan alle meettechnische vereisten te voldoen. Om na te gaan wat de<br />
leerlingen werkelijk van zulke doelen (en leerprocessen) verworven hebben moet je zacht<br />
evalueren. Dat betekent dat je het gedrag van de leerlingen in allerlei situaties observeert, dat<br />
je gesprekken voert met de leerlingen, dat je ze open opdrachten voorlegt, dat je ze een 'geval'<br />
laat beoordelen, een werkstuk laat maken of ze een persoonlijke map (portfolio) laat<br />
aanleggen met een neerslag van hun ervaringen en initiatieven.<br />
Het is evident dat er tijdens zulke evaluatie een zekere spanning ontstaat tussen de<br />
objectiviteits- en de geldigheidseis. Zachte evaluatie is dan wel geschikt om het typische van<br />
de complexe doelen te onderzoeken, maar ze is tegelijk niet waterdicht voor subjectieve<br />
interpretaties.<br />
Een leerkracht die de objectiviteiteis boven alles stelt, kan dat soort evaluatieprocedures laten<br />
vallen, al was het maar om van veel lastige discussies af te zijn. Maar hij laat dan wel een<br />
belangrijk deel van de doelen uit het curriculum (en zijn lessen) buiten beschouwing. Als hij<br />
de doelen van hogere orde niet meeneemt bij de evaluatie dan worden de leerlingen bij de<br />
evaluatie derhalve ook niet ondersteund in de ontwikkeling van belangrijke<br />
vormingselementen. Die doelen tellen dan ineens niet meer mee en worden in de ogen van de<br />
leerlingen ook minder belangrijk. Dat zal een leerkracht die niet 'onderwijst voor de test'<br />
natuurlijk niet doen. Vanuit zijn pedagogisch-didactische opstelling wil hij 'het belangrijke<br />
meetbaar maken in plaats van het meetbare belangrijk te maken'.<br />
Overigens, de evaluatie waar we het in dit verhaal over hebben is bedoeld om de leerlingen<br />
doorheen de lessen in hun leer- of ontwikkelingsproces te ondersteunen en niet om de<br />
leerlingen zonder meer te taxeren. Bij zulke formatieve evaluatie zijn onvolkomenheden qua<br />
objectiviteit van de peiling niet zo dramatisch. Er hangt van de evaluatie immers geen<br />
onomkeerbare beslissing af (zoals oriëntatie, overzitten, enz). Vaststellingen en<br />
beoordelingen worden met de leerlingen besproken en in de dialoog met de leerlingen kan<br />
een foutieve inschatting van de vorderingen onmiddellijk worden rechtgezet. Veel<br />
bedenkelijker is het mocht de leerkracht, bijvoorbeeld onder druk van de buitenwereld die<br />
nogal kortzichtig tegen evalueren pleegt aan te kijken, de selectie van de getoetste doelen<br />
geheel laten afhangen van de objectiviteitseis. Doelen van lagere orde krijgen dan<br />
verhoudingsgewijs teveel gewicht en het onderwijsaanbod verschraalt.
5. Het probleem van het beoordelen<br />
Evalueren omvat behalve het vaststellen ook het opbouwen van een waardeoordeel. Het gaat<br />
dan over de vraag: is het uitstekend, al behoorlijk, nogal zwak of zorgwekkend wat we bij de<br />
leerlingen vaststellen?<br />
Om daar te kunnen op antwoorden is het nodig dat de leerkracht niet afgaat op oppervlakkig<br />
vast te stellen output (leerlingenprestaties) maar integendeel met de leerlingen de oorsprong<br />
van antwoorden en reacties achterhaalt. Een zelfde prestatie kan namelijk het product zijn van<br />
meer of minder waardevolle processen, bijvoorbeeld zowel van gissen en klakkeloos van<br />
buiten leren als van het ontwikkelen van een redenering en een volgehouden zoekproces.<br />
Bovendien kan een zelfde prestatie voor de ene leerling beter zijn dan voor een andere. De<br />
waarde ligt onder meer bij de vordering die de (individuele) leerling maakt. Dat wil<br />
zeggen dat de leerling bij de beoordeling vooral met zichzelf dient vergeleken te worden in<br />
de plaats van de groepsprestatie als norm te hanteren.<br />
Dat de leerkracht op die manier voor de verschillende leerlingen verschillende normen moet<br />
aanleggen, is in de praktijk een niet te onderschatten moeilijkheid. En hoe leg je zoiets uit aan<br />
leerlingen, en niet in het minst ook aan ouders, die alles wat met evaluatie te maken heeft<br />
gelijk stellen met meten van capaciteiten? Gelukkig wijst de praktijk ook uit dat als je als<br />
leerkracht serieuze inspanningen doet om het doel van de evaluatie naar je leerlingen en<br />
ouders te communiceren (bijvoorbeeld bij het begin van het jaar) je veel misverstanden rond<br />
de vermeende onrechtvaardigheid van een gedifferentieerde beoordeling kunt vermijden. De<br />
boodschap is trouwens zeer redelijk. Met zulke evaluatie tracht je alleen maar betere<br />
ondersteuning te geven aan elk kind en dat is toch de kerntaak van een school.<br />
Tenslotte moet de leerkracht er naar streven dat de beoordeling en de evaluatie in het<br />
algemeen gaandeweg in het kamp van de leerling terechtkomen. De leerling is niet per<br />
definitie 'het voorwerp' van de beoordeling door een externe. Hij is de eerst betrokken partij.<br />
Beoordeling van de leerling moet in die gedachtegang evolueren naar beoordeling door de<br />
leerling. Het is de lerende zelf die, in het vooruitzicht van leren onder eigen<br />
verantwoordelijkheid, de grond van zijn prestaties moet leren achterhalen. Hij moet leren<br />
onderzoeken waarom hij al dan niet vorderingen maakt en wat er hem verder te doen staat.<br />
Zo wordt evaluatie een instrument van zelfsturing .<br />
6. Effecten van de evaluatie op het denken, de motivatie en het zelfbeeld van de leerling<br />
We hadden het tot nog toe vooral over de evaluatie als een middel om leerdoelen te helpen<br />
realiseren die expliciet op het programma (leerplan, eindtermen) staan. Maar de wijze waarop<br />
en wat geëvalueerd wordt hebben op de ontwikkeling van mensen ook verborgen maar<br />
daarom niet minder ingrijpende effecten. Leerlingen zijn, behalve op cognitief gebied, ook op<br />
dynamisch-affectief gebied geen lege vaten die het onderwijs opvult. Als geen andere zijn<br />
waarderingen, zoals die bij evaluatiemomenten aan de orde zijn, van invloed op de wijze<br />
waarop leerlingen tegen allerlei zaken gaan aankijken; bijvoorbeeld tegen het belang van<br />
leren en tegen hun eigen leervermogen, maar op termijn ook tegen wat ze als persoon waard<br />
zijn.
6.1 De invloed van evalueren op overtuigingen of opvattingen over leren op een bepaald<br />
domein en over leren in het algemeen.<br />
Waar in de praktijk bij evaluaties de nadruk komt op te liggen, dat bepaalt mee de<br />
beeldvorming over datgene waar het bij leren op aankomt. Gaan de vragen, opdrachten en<br />
besprekingen over het essentiële van een vak, dan worden de leerlingen op het goede spoor<br />
gezet. Maar als dat niet zo is en als leerlingen op minder relevante criteria beoordeeld worden<br />
dan groeien er verkeerde opvattingen die het verdere leren kunnen hypothekeren. Denk<br />
bijvoorbeeld voor Nederlands aan het grote gewicht dat een leerkracht mogelijks geeft aan<br />
het van buiten kennen van een gedicht, het foutloos spellen en spreken, terwijl het bij taal<br />
leren vooral aankomt op aanvoelen van boodschappen en volwaardig communiceren. Denk<br />
ook aan de grote hoeveelheid toetsen die naar het reproduceren van kennis peilen en het<br />
stereotiep toepassen van regels, terwijl het bij leren ook en vooral gaat om verbanden leggen,<br />
in gegevens interessante structuren ontdekken en problemen met veel systematiek en<br />
doorzetting aanpakken.<br />
De overdreven bekommernis om de meetbaarheid van leerlingenprestaties heeft dus indirect<br />
ook een negatief effect op de oriëntatie op leren. Met een evenwichtige aandacht voor alle<br />
sectoren van het curriculum en zeker voor de doelen van hogere orde leren de leerlingen<br />
daarentegen de ware rijkdom kennen van wat er op verschillende domeinen te leren valt.<br />
6.2 De invloed van de evaluatie op de motivatie van de leerlingen<br />
De wijze van onderwijzen, en dus ook van evalueren, heeft invloed op de betrokkenheid en<br />
de intenties waarmee leerlingen leren. En die bepalen op hun beurt de kwaliteit van het<br />
leerproces. Het leerproces kan namelijk oppervlakkig en zeer vergankelijk zijn maar het kan<br />
ook diepgaande en blijvende gedragsveranderingen teweegbrengen.<br />
Met goede evaluatiemomenten kan de leerkracht ervoor zorgen dat leerlingen geïnteresseerd<br />
geraken in nieuwe kennis en competenties, dat ze leren om meer te weten, beter te begrijpen<br />
en beter te kunnen en te 'zijn'. De leerkracht kan met andere woorden de evaluatie zo<br />
organiseren dat de leerlingen intrinsiek gemotiveerd geraken voor datgene wat er op school<br />
te leren valt.<br />
Welke kenmerken zo'n motiverende evaluatie dan wel moet hebben, dat is in het voorgaande<br />
al toegelicht. We hoeven de kenmerken van een ontwikkelingsbevorderende evaluatie maar te<br />
herhalen.<br />
• Op verschillende momenten (bij de aankondiging, de bespreking achteraf) moet de<br />
link gelegd worden met de doelen waar de peiling op terugslaat. Zo ervaren de<br />
leerlingen de evaluatie niet als een doel op zich.<br />
• Evaluatieopdrachten en –situaties moeten, net als alle andere activiteiten tijdens de<br />
les, door de leerlingen als uitdagend, zinvol en relevant worden ervaren. Leerlingen<br />
mogen niet de indruk krijgen dat de leerkracht met het oog op de obligate<br />
rapportcijfers zo maar wat vragen bedenkt. Leerlingen kan je wel zover brengen dat<br />
ze zich gewillig voegen naar die artificiële bedoening, maar dan is de band met het<br />
echte leren al een eind zoek.<br />
• Ook de beoordeling moet voor de leerlingen transparant gemaakt worden. De<br />
beoordelingscriteria moeten in verband gebracht worden met datgene wat nagestreefd<br />
wordt én met de weg die de leerling al aflegde.<br />
• De verwerking van de vastgestelde prestaties mag zich niet beperken tot het<br />
toekennen van een (weinigzeggende) score. Veel aandacht moet gaan naar de<br />
'leerrijke' bespreking van de gevolgde weg. Dan worden fouten niet als een<br />
bedreiging ervaren maar als iets dat bij alle leren hoort.
• Die terugblik en bevestiging of suggesties voor verbetering moeten snel volgen op de<br />
peiling zelf. Bij lang uitgestelde feedback gaat de band tussen de geleverde<br />
inspanning en de beoordeling verloren. De leerlingen zijn dan vaak alleen nog<br />
geïnteresseerd aan hun punten.<br />
• Tenslotte dient de betrokkenheid van de leerlingen bij hun leren te worden<br />
verhoogd door ze voor de evaluatie zelf verantwoordelijkheid toe te bedelen. Dat kan<br />
door ze bijvoorbeeld het gepaste moment en de wijze van evalueren mee te laten<br />
bepalen, door ze bij de beoordeling te betrekken en door ze conclusies te laten trekken<br />
voor het vervolg van de activiteiten.<br />
•<br />
Onnodig uit te leggen dat in de praktijk evaluaties vaak bevorderlijker zijn voor de<br />
extrinsieke motivatie van de leerlingen. Met de beste bedoelingen stellen sommige<br />
leerkrachten en ouders de evaluatie in het teken van de jacht op punten. Vaak ook leidt<br />
evaluatie tot het belonen en sanctioneren met zaken die niets met het leerproces zelf te maken<br />
hebben maar des te meer met onderlinge competitie. De bekende vraag van leerlingen "Is 't<br />
voor punten juffrouw?" illustreert als geen andere hoezeer evalueren op school de teloorgang<br />
van de natuurlijke motivatie voor leren al eens bevordert.<br />
6.3 De invloed van de evaluatie op het zelfbeeld van de leerlingen<br />
Hoe langer hoe meer onderkent men dat leren ook altijd een emotioneel proces is dat<br />
gedragen of afgeremd wordt door de beleving van wie leert.<br />
Onder meer vanuit hun ervaringen op school vormen leerlingen zich een (subjectief) beeld<br />
van wat ze waard zijn. Ervaringen bij momenten van beoordeling snijden daarbij extra diep in<br />
het vel. Dat is zeker het geval bij leerlingen die wat achterophinken in de groep. Als<br />
leerlingen doorheen veel evaluatiemomenten steevast geconfronteerd worden met falen dan<br />
werkt dat negatief op hun zelfbeeld of het geloof in eigen kunnen. Dat is zeker zo als<br />
leerkrachten 'evalueren' herleiden tot 'taxeren' en als ze de leerlingen er verder het raden toe<br />
laten waar dat falen uit voortkomt en wat ze zouden kunnen doen om tekorten weg te werken.<br />
Dan rest de leerlingen alleen nog de weinig stimulerende conclusie dat ze minder in huis<br />
hebben dan anderen en dat dit altijd wel zo zal blijven. Met andere woorden: de cumulatie<br />
van 'slechte punten', gecombineerd met het ontbreken van groeibevorderende feedback leidt<br />
tot 'aangeleerde hulpeloosheid'.<br />
Maar de evaluatie kan niet alleen een rem zetten op verdere ontwikkeling, ze kan er gelukkig<br />
ook de motor van zijn.<br />
Daarvoor moeten om te beginnen de opdrachten aansluiten bij wat de leerling geleerd heeft<br />
en mogen ze daar niet ver boven gaan.<br />
Vervolgens moeten de leerlingen tijdens de bespreking van hun resultaten ervaren dat er wel<br />
degelijk een verband is tussen enerzijds een prestatie en anderzijds de inspanningen die je als<br />
leerling doet of de middelen die je weet in te zetten om een opdracht met succes uit te voeren.<br />
Ze moeten dus ervaren dat leren geen zaak is van kunnen of niet kunnen, van slim zijn of<br />
niet. Zo komen ze tot de conclusie dat je veel kan als je maar de goede dingen doet. Zulke<br />
overtuiging geeft leerlingen vleugels bij alles wat er verder in het leven te leren valt.
7. Besluit en samenvatting<br />
Leerlingenevaluatie is niet noodzakelijk een schools ritueel waarbij de leerkracht op gezette<br />
tijden de rekening van de leerling moet maken om daarna weer over te gaan tot de orde van<br />
de dag namelijk het onderwijzen van het volgende hoofdstuk uit het curriculum. De evaluatie<br />
maakt integraal deel uit van onderwijs dat de leerlingen in hun ontwikkeling ondersteunt.<br />
Goed evalueren is, net als alle didactisch handelen, leerlingen zo goed mogelijk helpen om te<br />
leren en ze stimuleren om hun leren in eigen handen te nemen. In die gedachtegang zijn niet<br />
de meettechniek, het punten geven en rapporten vullen de kern van de zaak. Essentieel is het<br />
bewaken van de samenhang tussen evalueren en de pedagogische doelstellingen zoals die<br />
terug te vinden zijn in de curricula en het pedagogisch project van de school. Meer en meer<br />
pleit men in die zin voor een verschuiving van de testcultuur die de evaluatie traditioneel<br />
beheerst naar een cultuur van ontwikkelingsondersteuning. In die hulp aan leerlingen dient<br />
men oog te hebben voor een gelaagdheid in de impact op leren en ontwikkelen. De evaluatie<br />
heeft niet alleen een effect op de goed identificeerbare elementen van het curriculum. Ze<br />
grijpt op termijn ook diep in op de opvattingen van leerlingen over wat belangrijk is bij het<br />
leren, op de motivatie en op het zelfvertrouwen van wie leert.<br />
Voor teams komt zo een zware verantwoordelijkheid naar boven. In de zorg voor de kwaliteit<br />
van de evaluatie en van het onderwijs in het algemeen verdient zowel de zichtbare als de<br />
impliciete de impact van de evaluatie op de vorming van jonge mensen dan ook de volle<br />
aandacht.<br />
Zie ook:<br />
J. Saveyn (1996). Evalueren van begrijpend lezen. Onderwijskrant, nr. 89, 26 – 35.<br />
J. Saveyn (2000). Formatieve leerlingenevaluatie. In : Praktijkgids voor de basisschool,<br />
Brussel, Kluwer, Evaluatie-Algemeen, 1-28.<br />
J. Saveyn (2001). Evaluatie van de leerlingen om hun leren en ontwikkeling te ondersteunen.<br />
Onderwijskundige perspectieven. Nova et Vetera, jg. LXXVIII, nr 3, 138 - 169.<br />
J. Saveyn (2001). Evaluatie van de leerlingen en het opvoedingsproject van de school. Nova<br />
et Vetera, jg. LXXVIII,nr. 5, 314 – 327.