11.09.2013 Views

deel 3 - ABVV UZ Brussel

deel 3 - ABVV UZ Brussel

deel 3 - ABVV UZ Brussel

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

DEEL DRIE : KWALITATIEF ONDERZOEK<br />

I. KWALITATIEF ONDERZOEK IN VLAANDEREN<br />

INLEIDING<br />

Het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid heeft met de steun van het Europees Sociaal<br />

Fonds een preventieprogramma over pesten op het werk opgezet. Dit programma bestaat uit<br />

enerzijds een sensibiliseringscampagne, gericht op de bevolking en op de potentiële<br />

betrokkenen in het werkveld, en anderzijds een kwantitatief onderzoek bij de werkende<br />

bevolking gevolgd door een kwalitatief onderzoek bij de slachtoffers. Het onderzoek werd<br />

uitgevoerd door de U.C.L. (CeFeSoc-GSW), voor het kwantitatieve <strong>deel</strong> en het kwalitatieve<br />

<strong>deel</strong> in Wallonië, en de K.U. Leuven (LUCAS), voor het kwalitatieve <strong>deel</strong> in Vlaanderen.<br />

De problematiek van pesten op het werk krijgt meer en meer aandacht. Dit valt te situeren in<br />

de stijgende aandacht voor de geweldproblematiek. De laatste decennia kwamen steeds<br />

nieuwe vormen van geweld op de voorgrond: geweld op ouderen, ongewenste intimiteiten op<br />

het werk, geweld van kinderen op hun ouders, en pesterijen op het werk. Ongewenst<br />

seksueel gedrag op het werk kwam reeds een tiental jaar geleden onder de aandacht. Het<br />

was toen de “kapstok” waaraan de problematiek van geweld op het werk werd opgehangen.<br />

Nu spreekt men minder over ongewenst seksueel gedrag op het werk, maar staat het pesten<br />

op het werk centraal.<br />

Vanuit de overtuiging en de ervaring uit onderzoek (Bruynooghe, e.a., 1995) 1 dat ongewenst<br />

seksueel gedrag, pesterijen en fysiek geweld op het werk parallelle problemen zijn, worden<br />

ze in deze studie samen onderzocht. Zij worden gevat onder de noemer geweld op het werk.<br />

Onder geweld verstaan we, in navolging van eerder onderzoek (Bruynooghe, e.a., 1995), elk<br />

gedrag met de (door het slachtoffer gepercipieerde) intentie om het slachtoffer te kwetsen of<br />

iets aan te doen. Er wordt in dit onderzoek uitgegaan van een subjectieve definitie van<br />

geweld, waarbij de ondergrens van wat geweld wordt genoemd, wordt bepaald door de<br />

respondenten zelf. Gedrag, waarvan de respondent meent dat het de grenzen van het<br />

slachtoffer overschrijdt en zo zorgt dat het slachtoffer zich in zijn of haar integriteit bedreigd<br />

voelt, wordt in dit onderzoek onder de noemer geweld opgenomen.<br />

Wat volgt is de rapportage van het kwalitatieve onderzoek in Vlaanderen. Na een schets van<br />

de methode en de samenstelling van de onderzoeksgroep, volgt een beschrijving van de<br />

geweldfeiten, de achtergrondkenmerken, het copingproces van het slachtoffer, de gevolgen,<br />

en het hele geweldproces.<br />

1<br />

Bruynooghe, R., Opdebeeck, S., Monten, C., & Verhaegen, L. (1995). Geweld, ongewenste<br />

intimiteiten en pesterijen op het werk: een beschrijving van klachten en van strategieën om er mee<br />

om te gaan. Diepenbeek : L.U.C. Departement Mens, Maatschappij en Communicatie.<br />

Onderzoeksgroep : Medische Sociologie.<br />

155


HOOFDSTUK 1 : METHODE<br />

In dit hoofdstuk wordt de methodiek toegelicht bij de voorbereiding van het onderzoek, bij de<br />

dataverzameling en bij de dataverwerking.<br />

1.1. Voorbereiding onderzoek<br />

Om het kwalitatief onderzoek in Vlaanderen en Wallonië zo veel mogelijk op elkaar af te<br />

stemmen, vonden er ter voorbereiding van het onderzoek en in de loop van het onderzoek<br />

een aantal vergaderingen plaats tussen beide onderzoeksequipes.<br />

In de eerste vergaderingen werd besloten vanuit welke onderzoeksvragen het kwalitatieve<br />

onderzoek zou vertrekken en dat de dataverzameling zou gebeuren via face-to-face<br />

interviews. Vervolgens werd overeengekomen dat de interviews zouden gestructureerd<br />

worden aan de hand van een vragenlijst. Er werd gekozen voor een gesloten bevraging van<br />

de arbeidssituatie en de socio-demografische kenmerken van de respondenten, en een open<br />

bevraging met betrekking tot de onderzoeksvragen.<br />

Op basis van de onderlinge afspraken tussen de onderzoeksequipes werd een<br />

Nederlandstalige en een Franstalige versie van de vragenlijst opgesteld. De vragenlijsten<br />

werden getest bij een aantal slachtoffers en op basis van de bevindingen uit deze testfase<br />

aangepast. Vervolgens werd de vraagstelling aangepast aan het mogelijke type van<br />

respondent, wat resulteerde in drie versies: een versie voor getuigen, voor slachtoffers, en<br />

voor betichten.<br />

De vragenlijst bestond uit drie delen. In het eerste <strong>deel</strong> werden gesloten vragen gesteld over<br />

het statuut van de respondent (getuige, slachtoffer, betichte, of andere), over het beroep van<br />

het slachtoffer (of in de versie voor de betichten: de betichte) en de werksituatie waarin het<br />

geweld zich voordeed.<br />

In het tweede <strong>deel</strong> werden de open vragen van het interview geformuleerd. Er waren zeven<br />

hoofdvragen (nog gespecificeerd in subvragen) die peilden naar een omschrijving van het<br />

geweld, van de belangrijkste dader(s) (of in de versie voor betichten: degene die hem of haar<br />

beticht en/of het slachtoffer), van de relevante kenmerken van de betrokkenen en de<br />

arbeidssituatie, van de emotionele en probleemgerichte reactie van het slachtoffer (of in de<br />

versie voor de betichten: de betichte), van de reactie van de professionele en de persoonlijke<br />

omgeving, van de gevolgen voor het professionele en persoonlijke leven, en van de essentie<br />

van de problematiek volgens de respondent. Voor het gemak van de interviewer werden de<br />

open vragen van <strong>deel</strong> 2 samengevat in een overzicht op één pagina, zodat de interviewer in<br />

één oogopslag kon nagaan welke (sub-) vragen nog onvoldoende beantwoord werden.<br />

In het derde <strong>deel</strong> werd door middel van gesloten vragen informatie verzameld over de sekse,<br />

de leeftijd, de nationaliteit, de scholingsgraad en de leefsituatie van het slachtoffer (of in de<br />

versie voor de betichten: de betichte).<br />

156


1.2. Dataverzameling<br />

Om respondenten te recruteren werd er een oproep opgesteld, gericht naar slachtoffers,<br />

getuigen en betichten. Die oproep werd via verschillende kanalen verspreid. Er staken<br />

strooibriefjes bij de uitnodigingen voor de sensibiliseringsessies over ‘pesten op het werk’,<br />

die kaderden in het preventieprogramma van het Ministerie voor Tewerkstelling en Arbeid<br />

met de steun van het Europees Sociaal Fonds. De oproep werd tevens gepubliceerd in<br />

tijdschriften, ledenbladen (van mutualiteiten en vakbonden), werd op een website (ACV)<br />

geplaatst, en werd door de slachtoffer-organisatie SASAM onder haar leden verspreid.<br />

Bovendien waren er al enkele respondenten uit het kwantitatieve onderzoek, die hadden<br />

verklaard bereid te zijn aan een interview <strong>deel</strong> te nemen. Deze personen werden opnieuw<br />

gecontacteerd.<br />

Als reactie op de oproep voor getuigenissen, meldden er zich bij LUCAS dagelijks mensen<br />

aan die een getuigenis wensten af te leggen. Deze aanmelding kon schriftelijk, maar vaak<br />

gebeurde dit via de telefoon. LUCAS werd ook regelmatig gecontacteerd door mensen die,<br />

ongeacht of ze aan het onderzoek wensten <strong>deel</strong> te nemen, nood hadden aan een luisterend<br />

oor en advies vroegen over de aanpak van hun concrete situatie.<br />

Via oproepen in de faculteiten sociale wetenschappen en psychologie aan de K.U.Leuven<br />

(tweede licentie-studenten), in de sociale hogeschool van Leuven (derde-jaarsstudenten) en<br />

in de opleiding relatie- en communicatiewetenschappen aan het L.U.C. (tweede licentiestudenten)<br />

werden interviewers gezocht. De geselecteerde interviewers volgden een training<br />

om met de vragenlijst vertrouwd te geraken en om technieken voor het afnemen van een<br />

diepte-interview in te oefenen. Ten behoeve van deze training werden twee documenten<br />

opgesteld: een handleiding bij de vragenlijst en een leidraad over de voorbereiding, de<br />

afname en de rapportage van het diepte-interview. Vervolgens werden de respondenten<br />

ver<strong>deel</strong>d over de getrainde interviewers zodat elke interviewer respondenten uit zijn eigen<br />

regio kreeg toegewezen.<br />

Tijdens het veldwerk werden de interviewers vanuit LUCAS ondersteund. Interviewers<br />

contacteerden de medewerkers van LUCAS voor praktische zaken, zoals problemen om een<br />

respondent te bereiken, voor bijkomende vragen rond de aanpak van “moeilijke<br />

interviewsituaties”, en voor de toewijzing van nieuwe respondenten ter vervanging van<br />

afgehaakte respondenten. Ook voor de emotionele verwerking van interviews die een diepe<br />

indruk nalieten, konden de interviewers bij medewerkers van LUCAS terecht.<br />

De interviewers contacteerden de respondenten zelf om een afspraak te maken. Na een<br />

korte introductie van zichzelf, LUCAS en het onderzoeksproject en na bijkomende uitleg over<br />

de anonimiteit en de garantie van een vertrouwelijke behandeling van het verzamelde<br />

materiaal, kon het interview aanvatten. De gesloten vragen van <strong>deel</strong> 1 en <strong>deel</strong> 3 werden door<br />

de interviewer op de vragenlijst ingevuld. De antwoorden op de open vragen werden op band<br />

opgenomen en na het interview door de interviewer samengevat per vraag. Deze<br />

samenvatting werd aan de vragenlijst toegevoegd.<br />

In principe was het de bedoeling om een afspraak te maken met de respondent binnen de<br />

twee maanden nadat men had toegezegd om aan het onderzoek <strong>deel</strong> te nemen. In 69<br />

procent van de interviews vond het interview inderdaad plaats binnen de twee maanden na<br />

de toezegging. Bij de overige 31 procent werd de grens van twee maanden, omwille van<br />

praktische of organisatorische redenen, overschreden.<br />

157


Op bovenstaande wijze werden er 150 interviews gerealiseerd. Door een tekort aan<br />

interviewers en een blijvend aanbod van getuigenissen, werd in overleg met de<br />

opdrachtgever en de U.C.L. besloten om de overblijvende respondenten een vragenlijst op te<br />

sturen, die door de respondent zelf kan ingevuld worden. Hiertoe werden de instructies in de<br />

vragenlijst en de formulering van de vragen aangepast voor schriftelijke invulling door de<br />

respondent zelf. Op deze manier werden 47 bijkomende getuigenissen verzameld, zodat in<br />

totaal 197 cases werden opgetekend.<br />

1.3. Dataverwerking<br />

De antwoorden op de gesloten vragen werden via een kwantitatief programma (SPSS) door<br />

de collega’s aan de U.C.L. verwerkt voor de beschrijving van de onderzoeksgroep. Voor de<br />

kwalitatieve analyse werd gebruik gemaakt van het programma Nvivo totdat saturatie werd<br />

bereikt voor alle vragen. Dit was het geval na analyse van 66 cases. Omwille van enkele<br />

bijkomende analyses met betrekking tot geweld in de onderwijscontext, werden aan dit<br />

databestand 31 cases toegevoegd. Zo werden er in totaal 97 cases gecodeerd in Nvivo. Op<br />

basis van de analyse van deze 97 cases, werd een eerste en voorlopig antwoord op de<br />

onderzoeksvragen geproduceerd. Om de correctheid en de volledigheid van de eerste<br />

analysefase na te gaan, werden de overige 100 cases bestudeerd. Waar nodig werden<br />

correcties en aanvullingen aangebracht in de beantwoording van de onderzoeksvragen.<br />

HOOFDSTUK 2 : BESCHRIJVING VAN DE ONDERZOEKSGROEP<br />

In dit hoofdstuk wordt de onderzoeksgroep beschreven aan de hand van de antwoorden op<br />

de gesloten vragen. Het gaat om gegevens over de beroepssituatie en om sociodemografische<br />

gegevens van de respondenten.<br />

Hoewel er in dit hoofdstuk wordt gewerkt met gekwantificeerde gegevens, is het geenszins<br />

de bedoeling om hieruit conclusies te trekken over het voorkomen van geweld op het werk in<br />

de Vlaamse populatie. De onderzoeksgroep is immers niet samengesteld volgens de regels,<br />

die vereist zijn voor het trekken van een representatieve steekproef. De getallen die hier<br />

worden weergegeven, geven een beeld van de mensen die werden bereikt met de oproep en<br />

die de basis vormden voor de resultaten van het onderzoek. Het overzicht geeft tevens een<br />

beeld van de beroepscategorieën en de sectoren die wel en niet bereikt werden.<br />

Het meren<strong>deel</strong> van de 197 respondenten zijn slachtoffers (185). Er zijn ook tien getuigen en<br />

twee betichten. Beide betichten vinden de klacht die tegen hen geformuleerd was onterecht<br />

en bekijken zichzelf dan ook eerder als slachtoffer. Vandaar dat alle cases eigenlijk kunnen<br />

bekeken worden als verhalen van of over slachtoffers van geweld op het werk.<br />

Negenenzeventig procent van de respondenten is beroepsactief op het moment van het<br />

interview. Zestig procent van de respondenten is dan nog steeds werkzaam binnen de<br />

organisatie waarin het geweld zich voordeed of had voorgedaan, en 19 procent van de<br />

respondenten is elders werkzaam. Eenentwintig procent van de respondenten heeft (nog)<br />

geen nieuw werk gevonden.<br />

158


Vijfenzestig procent van de respondenten is werkzaam in de openbare sector op het moment<br />

van de geweldfeiten, 35 procent in de privé-sector. De meest vertegenwoordigde sector in de<br />

onderzoeksgroep is de administratieve en overheidssector (36 %), vervolgens de<br />

gezondheidszorg en welzijnszorg (23 %) en het onderwijs (18 %). De verdeling over de<br />

andere sectoren is industrie en mijnbouw (7 %), bank en verzekeringen (5 %), de<br />

commerciële sector (4 %), diensten aan bedrijven (4 %), de transportsector (1 %),<br />

wetenschappelijke activiteit (1 %), en de bouwsector en de vastgoedsector (samen 1 %).<br />

Zoals hierboven reeds werd opgemerkt, is de onderzoeksgroep niet representatief voor alle<br />

slachtoffers van geweld op het werk. De vertegenwoordiging van de verschillende sectoren<br />

in deze onderzoeksgroep is dus beïnvloed door allerhande oncontroleerbare factoren, zoals<br />

bijvoorbeeld de ongelijke verspreiding van de oproep onder de verschillende sectoren. Het is<br />

dus niet mogelijk om uit bovenstaande verdeling conclusies te trekken over de mate van<br />

voorkomen van geweld in deze sectoren.<br />

De overgrote meerderheid van de respondenten (89 %) heeft een bediendenstatuut, slechts<br />

negen procent is arbeider en twee procent heeft een vrij beroep of is zelfstandige.<br />

Negenenzeventig procent werkt voltijds en 21 procent <strong>deel</strong>tijds. Van de respondenten heeft<br />

90 procent een contract van onbepaalde duur en negen procent één van bepaalde duur.<br />

Verder heeft één procent van de respondenten een gesubsidieerde arbeidsovereenkomst.<br />

Het lijkt dus dat vooral voltijds werkende bedienden met een contract van onbepaalde duur<br />

werden bereikt met - of reageerden op - de oproep.<br />

Wat de grootte van het bedrijf betreft, werkt 36 procent van de respondenten in een bedrijf<br />

met minder dan 50 werknemers, 41 procent in een bedrijf met 50 tot 500 werknemers, 14<br />

procent in een bedrijf met 500 tot 5000 werknemers, en negen procent in een bedrijf met<br />

meer dan 5000 werknemers. Bij de meeste respondenten werkt men met minder dan tien op<br />

de dienst (43 %), bij 24 procent van de respondenten werken tussen 11 en 20 mensen op de<br />

dienst, bij 23 procent tussen 21 en 50 mensen, en bij 10 procent werkt men met meer dan 50<br />

mensen op de dienst.<br />

Twintig procent van de respondenten werkt op de moment van het interview minder dan één<br />

jaar in het bedrijf waar het geweld zich heeft voorgedaan. Negenentwintig procent werkt er<br />

tussen 1 en 5 jaar, 13 procent tussen 6 en 10 jaar, 24 procent tussen 11 en 20 jaar, en<br />

tenslotte 14 procent meer dan 21 jaar.<br />

Wat het geslacht betreft, is 65 procent van de onderzoeksgroep vrouwelijk. Vrouwen zijn dus<br />

oververtegenwoordigd in de onderzoeksgroep, waaruit niet mag worden afgeleid dat<br />

vrouwen meer te maken krijgen met geweld op het werk.<br />

Iedereen heeft de Belgische nationaliteit. Met betrekking tot de leeftijd is vijf procent van de<br />

respondenten tussen 20 en 30 jaar oud, 24 procent is 31 tot 40 jaar oud, de grootste groep<br />

(40 %) is 41 tot 50 jaar oud, en 31 procent is 51 tot 65 jaar oud. Een heel groot <strong>deel</strong> van de<br />

respondenten bestaat dus uit 40-plussers.<br />

Qua opleidingsniveau is het hoogst behaalde diploma voor de meesten hoger nietuniversitair<br />

onderwijs (44%), vervolgens hoger secundair onderwijs (25%), universitair<br />

onderwijs (15%), en lager secundair onderwijs (12%). Vier procent heeft enkel lager<br />

onderwijs gevolgd of behaalde geen enkel diploma. Het is duidelijk dat de meerderheid van<br />

de respondenten hoger geschoold zijn.<br />

Zeventig procent woont op de moment van het interview samen met een partner en 72<br />

procent van de respondenten heeft kinderen.<br />

159


In dit hoofdstuk wordt een beeld gegeven van de respondenten voor dit onderzoek. Er wordt<br />

herhaaldelijk opgemerkt dat conclusies met betrekking tot het voorkomen van geweld niet<br />

mogelijk zijn op basis van deze onderzoeksgroep. Kwalitatief onderzoek schetst immers een<br />

breed beeld van wat er zich allemaal voordoet, niet van de mate waarin iets zich voordoet.<br />

HOOFDSTUK 3 : GEWELD OP HET WERK : DE FEITEN<br />

In dit hoofdstuk worden de geweldfeiten besproken. Naargelang het de fysieke, seksuele of<br />

psychische integriteit van het slachtoffer 2 is die door het feit wordt bedreigd of geschonden,<br />

wordt gesproken van respectievelijke fysiek geweld, seksueel geweld of psychisch geweld.<br />

Het gaat hier om een analytische beschrijving van mogelijke geweldfeiten. In concrete<br />

gevallen komen meestal combinaties van feiten voor, zodat combinaties van fysiek, seksueel<br />

en psychisch geweld mogelijk zijn.<br />

3.1. Fysiek geweld<br />

De vormen van fysiek geweld die in deze studie werden opgetekend gaan van vandalisme<br />

en fysieke intimidatie tot fysieke aanslagen. Ook het werken in fysiek ongezonde<br />

omstandigheden beschouwen we als een vorm van fysiek geweld. We noemen het geweld<br />

omdat het slachtoffer dit zo aanvoelt en zich bedreigd voelt in zijn of haar (fysieke) integriteit.<br />

3.1.1. Vandalisme en fysieke intimidatie<br />

Bij vandalisme wordt er schade toegebracht aan materiaal dat toebehoort aan het<br />

slachtoffer. Voorbeelden hiervan zijn het bekrassen van de wagen, en het platsteken van de<br />

banden van de wagen of de fiets. Soms gaat men hierin zo ver dat het echt gevaarlijk kan<br />

worden: de wagen van een slachtoffer wordt zodanig gesaboteerd dat er onderdelen afvallen<br />

en dat de wagen in panne valt. In zo’n geval kan het slachtoffer zich ook bedreigd voelen in<br />

zijn fysieke integriteit. We kunnen dan spreken van fysieke intimidatie. Dergelijke intimidatie<br />

kan vrij direct gebeuren, zoals wanneer een collega zich dreigend opstelt voor het slachtoffer<br />

met een stoel boven zijn hoofd, maar kan ook op een subtielere manier op het slachtoffer<br />

gericht zijn, zoals bij de collega die het meubilair door het kantoor van het slachtoffer smijt of<br />

bij het slachtoffer dat in de ondergrondse garage steeds opgeschrikt wordt door een<br />

opduikende collega.<br />

2<br />

In dit onderzoek volgen we de definitie van de situatie volgens de respondent. Aangezien de<br />

respondenten de situatie bekijken vanuit dader-slachtoffer-perspectief, nemen we dat in wat volgt<br />

over. Doorgaans wordt de respondent omschreven als slachtoffer en de andere partij als dader.<br />

160


3.1.2. Fysieke aanslag<br />

Onder de noemer fysieke aanslag vallen de feiten die tot gevolg hebben dat de fysieke<br />

integriteit van het slachtoffer geschonden wordt. Voorbeelden hiervan zijn het toebrengen<br />

van slagen in het aangezicht, het vastnemen en tegen de muur drukken, het in een toilet<br />

binnenduwen en opsluiten van een slachtoffer en het overgieten van een slachtoffer met<br />

water of een ander product zoals parfum. Fysieke aanslagen worden meestal door het<br />

slachtoffer gezien als een moment van controleverlies bij de dader, maar sommige<br />

slachtoffers menen dat het fysiek geweld instrumenteel is. Zo kan een brandweerman, die<br />

net voor hij de brandweerwagen wil instappen een vuistslag krijgt, hierdoor niet mee<br />

uitrukken, waardoor de dader eerste in rang wordt in plaats van het slachtoffer. Bij de<br />

slachtoffers in dit onderzoek kwamen fysieke aanslagen meestal voor zonder dat er getuigen<br />

waren.<br />

3.1.3. Ongezonde werkomstandigheden<br />

Bij deze vorm van fysiek geweld wordt het slachtoffer verplicht om te werken in een<br />

ongezonde omgeving of om werk uit te voeren dat ongezond is. Het kan hierbij gaan om<br />

werk dat in principe afwisselend door alle collega’s zou moeten worden gedaan, maar deze<br />

beurtrol wordt door de dader(s) niet gerespecteerd. Op die manier wordt het slachtoffer meer<br />

dan nodig aan de schadelijke omgeving (bijvoorbeeld gevaarlijke chemische producten)<br />

blootgesteld. Het is echter ook mogelijk dat alleen het slachtoffer (herhaaldelijk) wordt<br />

gedwongen om een ongezonde activiteit uit te voeren (bijvoorbeeld een koerier dagelijks een<br />

veel te zware tas laten dragen). Dergelijke feiten zijn een aanslag op de fysieke integriteit<br />

van het slachtoffer en worden ook alsdusdanig door het slachtoffer gepercipieerd, daarom<br />

vallen ze onder fysiek geweld.<br />

3.2. Seksueel geweld<br />

Bij seksueel geweld ervaart het slachtoffer de feiten als een aanslag op diens seksuele<br />

integriteit. Dit kan zonder direct lichamelijk contact tussen dader en slachtoffer, of met<br />

lichamelijk contact tussen dader en slachtoffer.<br />

3.2.1. Non-contactvormen van seksueel geweld<br />

Een eerste vorm van seksueel geweld zonder lichamelijk contact is het maken van avances<br />

ten opzichte van het slachtoffer. De slachtoffers in de studie beschouwen de verbale<br />

avances meestal niet als geweld, maar eerder als een aanleiding of een voorbode voor het<br />

geweld dat erop volgt. Het gaat immers om een persoon die tracht zijn amoureuze gevoelens<br />

jegens het slachtoffer te uiten. De avances worden in het begin vaak charmerend gevonden,<br />

maar wanneer de dader blijft aanhouden, begint het slachtoffer er zich ongemakkelijk bij te<br />

voelen. Zoals later zal besproken worden, komt het regelmatig voor dat de aanbidder na de<br />

afwijzing verandert in een haatdragende pestkop. Soms verdraait de dader de feiten, zodat<br />

het voor de buitenwereld lijkt alsof het slachtoffer avances maakte naar de dader en zich nu<br />

afgewezen voelt. Zo gaat een dader, na afgewezen te zijn door het slachtoffer, aan de<br />

collega’s vertellen hoe genant hij het vindt dat het slachtoffer verliefd op hem is.<br />

161


Een tweede non-contactvorm van seksueel geweld is het maken van grove seksuele<br />

toespelingen aan het adres van het slachtoffer. Het kan dan gaan om algemene seksueel<br />

getinte beledigingen, zoals “teef” of “hoerenloper”, of om opmerkingen over het lichaam of<br />

het seksuele leven van het slachtoffer. Zo wordt een slachtoffer er regelmatig op gewezen<br />

dat de collega’s het jammer vinden dat ze zo’n kleine borsten heeft. Aan een ander<br />

slachtoffer vraagt men af en toe wanneer ze voor het laatst met iemand naar bed is geweest.<br />

Sommige slachtoffers stellen dat er hen meermaals oneerbare voorstellen worden gedaan.<br />

In een derde non-contactvorm van seksueel geweld wordt het slachtoffer geconfronteerd met<br />

seksueel getinte verhalen of afbeeldingen. Een slachtoffer vertelt dat haar collega’s<br />

voortdurend opscheppen over hun uitstapjes naar prostituées. In een bepaalde<br />

werkomgeving staan op alle computerschermen pin-ups. Een dader liet naaktfoto’s van<br />

zichzelf rondslingeren op plaatsen waar het slachtoffer ze wel moest vinden.<br />

Het “met de ogen uitkleden van het slachtoffer” is een vierde vorm van seksueel geweld<br />

zonder lichamelijk contact. Soms doet men dit zelfs heel expliciet en bespreekt men dit in<br />

groep, terwijl het slachtoffer het kan horen.<br />

3.2.2. Contactvormen van seksueel geweld<br />

Sommige collega’s maken ook op fysieke wijze avances naar het slachtoffer. Het gaat dan<br />

om lichte aanrakingen, die door de slachtoffers gepercipieerd worden als niet-agressief<br />

getint. Een vrouw getuigt bijvoorbeeld dat de dader regelmatig achter haar komt staan en<br />

haar schouders masseert. Een ander slachtoffer vertelt dat zijn bazin, wanneer ze naast hem<br />

zit, zorgt dat hun armen elkaar raken, waarop ze dan verliefd naar hem kijkt. De meeste<br />

slachtoffers zijn aanvankelijk geflatteerd door de speciale aandacht, maar stellen dat het op<br />

een bepaald moment genant wordt. Vooral wanneer er een tijdje een onduidelijke situatie<br />

blijft bestaan, dreigt de situatie te escaleren, hetzij omdat de dader bij gebrek aan afwijzing<br />

meent verder te mogen gaan, hetzij doordat de dader de uiteindelijke afwijzing door het<br />

slachtoffer niet kan verkroppen.<br />

Een tweede contactvorm van seksueel geweld is de ongewenste aanraking. Voorbeelden<br />

hiervan zijn: een klap op het achterwerk, het terloops aanraken van borsten en billen, en het<br />

in de billen knijpen.<br />

In een derde contactvorm gaat het meer expliciet om seksueel getint gedrag, we spreken<br />

dan van het betasten van het slachtoffer. Dikwijls wordt het slachtoffer hierbij klem gezet,<br />

zodat het seksuele geweld gepaard gaat met fysiek geweld. Zo vertelt een slachtoffer dat de<br />

dader haar in het begin op haar stoel drukt en over haar borsten en billen wrijft, nadien gaat<br />

hij ook onder haar kleren voelen. Later drukt hij haar tegen de muur en begint haar borsten<br />

en schaamstreek te kussen. Nog een tijd later gaat hij met zijn hand in haar broek en<br />

masseert haar daar.<br />

Het slachtoffer dwingen tot seksuele handelingen en andere seksuele misdrijven, komt ook<br />

voor op de werkvloer. Een slachtoffer vernoemt penetratie met de vingers door de dader en<br />

het gedwongen masturberen van de dader. Deze vrouw laat zich aanvankelijk doen, omdat<br />

het om haar overste gaat. Nadien verweert ze zich verbaal en fysiek met gillen, slaan en een<br />

kopstoot. Nadien gaat het ongewenst seksueel gedrag op het werk over in pesterijen.<br />

Verkrachtingen komen zowel voor bij uit de hand gelopen relaties tussen collega’s, als in de<br />

machtsrelatie tussen werknemer en overste.<br />

162


3.3. Psychisch geweld<br />

Bij psychisch geweld voelt het slachtoffer zich aangevallen in zijn psychische integriteit. Op<br />

het werk, zou men kunnen verwachten dat vooral de integriteit op arbeidsgerelateerde<br />

terreinen kan bedreigd worden, maar het blijkt dat ook de meer persoonlijke terreinen het<br />

doelwit zijn van psychisch geweld op het werk. Eerst wordt het arbeidsgerelateerd psychisch<br />

geweld besproken, daarna volgt een bespreking van het persoonsgericht psychisch geweld.<br />

3.3.1. Arbeidsgerelateerd psychisch geweld<br />

Op arbeidsvlak kan het psychische geweld de vorm aannemen van het bemoeilijken van het<br />

werk, van misbruik van officiële kanalen, van machtsmisbruik, en van de aantasting van de<br />

professionaliteit.<br />

a) Bemoeilijken van het werk<br />

Een eerste domein van psychisch geweld op arbeidsvlak is het bemoeilijken van het werk<br />

van het slachtoffer. Dit kan gebeuren door de manipulatie van werkmiddelen, door de<br />

sabotage van het werk, of door het negeren van orders en het leveren van slecht werk door<br />

de dader.<br />

Manipulatie van werkmiddelen<br />

Een manier om iemand te pesten op arbeidsvlak is het bemoeilijken van diens werk door<br />

manipulatie van diens werkmiddelen. Vaak is het zo dat het slachtoffer noodzakelijke<br />

middelen voor zijn taakuitvoering worden geweigerd of afgenomen. Voorbeelden hiervan zijn<br />

het invoeren van nieuwe systemen zonder het slachtoffer toelating te geven om de<br />

noodzakelijke scholing te volgen, collega’s verbieden om het slachtoffer op te leiden in zijn<br />

nieuwe taak, het wegnemen van bureaumateriaal (PC, printer, en zelfs het bureau), het<br />

slachtoffer verantwoordelijk maken voor het vervoer van materiaal zonder die persoon te<br />

laten beschikken over een transportmiddel, het verhuizen van iemands bureau naar het<br />

lokaal met de verwarmingsketels, een vertrouwenspersoon geen mogelijkheid bieden om<br />

vertrouwelijke dossiers veilig op te bergen, of de extra-hulp voor het slachtoffer officieus zelf<br />

opeisen, zodat het officieel lijkt alsof het slachtoffer zelfs met extra mankracht het werk nog<br />

niet de baas kan. Het komt ook voor dat men door de schikking van de kantoormeubelen het<br />

slachtoffer het gevoel kan geven dat hij of zij continu bekeken wordt, waardoor de<br />

concentratie voor de taakuitvoering aanzienlijk vermindert. In tegenstelling tot wanneer<br />

dergelijke pesterijen uitgaan van een overste, beperken daders van een gelijk of<br />

ondergeschikt niveau zich meestal tot het verstoppen van materiaal.<br />

163


Sabotage van het werk<br />

Een andere manier waarop het werk van het slachtoffer bemoeilijkt kan worden, is door dit<br />

werk te saboteren. Dit kan men doen door noodzakelijke informatie achter te houden of door<br />

dossiers of computerbestanden te ontvreemden. Slachtoffers maken melding van het<br />

achterhouden van noodzakelijke informatie, zoals het verzwijgen van de agendapunten voor<br />

een vergadering waardoor het slachtoffer steeds onvoorbereid toekomt, de weigering om<br />

toelichting te geven bij de taakomschrijving van het slachtoffer, het achterhouden van<br />

belangrijke correspondentie, het weren van het slachtoffer uit vergaderingen en het niet<br />

mededelen van voor het slachtoffer relevante beslissingen. Daarnaast wordt er ook melding<br />

gemaakt van het opzettelijk geven van verkeerde informatie of foutief materiaal aan het<br />

slachtoffer, waardoor het slachtoffer fouten maakt en zijn werk een grote achterstand<br />

oploopt. Soms wordt het slachtoffer systematisch gestoord bij de uitvoering van zijn werk Zo<br />

worden telefoongesprekken met klanten verstoord, of moeten mensen steeds van team<br />

wisselen, zodat hun projecten nooit kunnen beëindigd worden.<br />

In een aantal gevallen is er sprake van sabotage van reeds uitgevoerd werk. Zo worden<br />

bijvoorbeeld de beste klanten uit het klantenbestand weggeselecteerd, men laat de computer<br />

moedwillig “crashen” zodat er werk verloren gaat, patiënten worden weggehouden uit de<br />

therapieën van het slachtoffer, het briefgeheim van een vertrouwenspersoon wordt<br />

geschonden, en er worden bestanden op de computer gewist om het slachtoffer van<br />

sabotage te kunnen beschuldigen. Geleverd werk wordt niet erkend door het aantal uren dat<br />

het slachtoffer gepresteerd heeft, te vervalsen.<br />

Het resultaat van deze sabotagetechnieken is dat het slachtoffer in een slecht daglicht komt<br />

te staan tegenover oversten, collega’s en klanten. Het wordt door de slachtoffers bijna<br />

onmogelijk geacht om dergelijke sabotage aan te tonen. Door gebrek aan bewijzen is het<br />

immers vaak een zaak van woord tegen woord.<br />

Orders negeren of slecht werk leveren<br />

Soms negeren mensen orders, of leveren ze slecht werk om hun overste of collega te<br />

pesten. Oversten of collega’s kunnen immers in moeilijkheden komen wanneer hun dienst<br />

ondermaats presteert. Daders lijken deze techniek enkel te gebruiken wanneer het<br />

nagenoeg niet te bewijzen is aan wie de mindere prestaties van de dienst te wijten zijn. Een<br />

voorbeeld hiervan is de groep van daders die, volgens de slachtoffers in de<br />

onderzoeksgroep, de opdrachten van oversten steeds nét iets anders uitvoert of zelfs<br />

weigert uit te voeren. De slachtoffers zijn dan vaak oversten die zelf laag staan in de<br />

hiërarchie en weinig sanctionerende macht hebben. Wanneer deze oversten de problemen<br />

met de dader voorleggen aan hun hiërarchie wordt hen een gebrek aan autoriteit verweten.<br />

b) Misbruik van officiële kanalen<br />

Een tweede type van arbeidsgerelateerd psychisch geweld gaat via het misbruiken van<br />

officiële kanalen. Het slachtoffer kan geraakt worden via financiële middelen, via de<br />

vakantieregeling, via bureaucratisering, via de mogelijkheden tot sanctioneren en via<br />

klachtenprocedures. Kenmerkend bij deze vormen van psychisch geweld is dat de gebruikte<br />

middelen op zich niet verkeerd zijn, ze worden wel oneigenlijk gebruikt door de dader. Dit<br />

oneigenlijk gebruik aantonen wordt door de slachtoffers niet evident gevonden.<br />

164


Voorbeelden van pesterijen via officiële kanalen met impact op financiëel vlak zijn het niet<br />

doorgeven van een verkoop zodat geen commissieloon wordt uitbetaald, en het verkeerd of<br />

niet uitbetalen van opslag, onkosten of bonussen. Het slachtoffer wordt dan gedwongen om<br />

te vragen dit recht te zetten.<br />

Men kan werknemers ook pesten via de vakantieregeling. Zo gebeurt het dat toestemmingen<br />

voor verlofdagen voor begrafenissen of rechtzaken worden geweigerd of erg laat worden<br />

gegeven. Een andere manier van misbruik van de vakantieregeling wordt geïllustreerd in het<br />

voorbeeld waarin de geplande vakantiedagen van het slachtoffer niet goedgekeurd worden<br />

omwille van een dringende vergadering waarop de aanwezigheid van het slachtoffer ten<br />

stelligste vereist zou zijn. Wanneer het slachtoffer op de dag in kwestie aanwezig is op die<br />

vergadering wordt botweg gezegd dat de aanwezigheid van het slachtoffer niet echt<br />

noodzakelijk is. Het stiekem nemen van vakantie door collega’s op de dagen waarvan het<br />

slachtoffer had aangekondigd ze te willen nemen, is een ander voorbeeld van misbruik van<br />

de vakantieregeling.<br />

Het overstelpen van het slachtoffer met administratieve zaken, zoals schriftelijke<br />

opmerkingen, vragen ter verantwoording en terechtwijzingen (nota’s), onterechte<br />

klachtenbrieven en aangetekende brieven, zijn voorbeelden van manieren waarop men<br />

iemand kan raken door misbruik te maken van de bureaucratie. Proberen om een slachtoffer<br />

iets te laten tekenen dat hem schade kan berokkenen (bijvoorbeeld verlies van anciëniteit<br />

wegens “administratieve fouten”) is hier een andere uiting van. Ook het foutief invullen en te<br />

laat indienen van formulieren die belangrijk zijn voor het slachtoffer (loonstaten,<br />

ziektepapieren, …) komt voor.<br />

Soms wordt misbruik gemaakt van de mogelijkheden die er zijn tot sanctioneren: zo wordt<br />

een slachtoffer ontslagen omwille van een “uitgevonden” reden, en mag een ander<br />

slachtoffer zijn werkplaats niet meer in en moet thuisblijven (met behoud van loon) omwille<br />

van een niet onderzochte klacht van een patiënt.<br />

Een groot aantal slachtoffers signaleert dat er onterecht klachten worden geuit tegen hen.<br />

Sommige daders pesten een slachtoffer of dekken zichzelf in door het slachtoffer te<br />

beschuldigen van pesterijen (cf. “reactief machtsmisbruik” in Bruynooghe, e.a., 1995). In dit<br />

onderzoek voelde elke respondent die beschuldigd werd van pesterijen, zich ten onrechte<br />

beschuldigd. Men zag dit als een strategie van de andere partij om hem / haar te pesten. Het<br />

spreekt vanzelf dat het in dergelijke situaties erg moeilijk wordt om uit te maken wie<br />

slachtoffer is, en wie dader.<br />

Een andere, soortgelijke tactiek is het overdreven vaak sturen van de controle-arts wanneer<br />

het slachtoffer ziek is. Zo insinueert de dader dat het slachtoffer zijn ziekte veinst. Een<br />

tegenovergestelde beschuldiging, waarin men een gezond persoon ziek wil laten verklaren<br />

komt ook voor: iemand getuigt dat men zelfs een geneeskundig onderzoek heeft gevorderd,<br />

met de bedoeling om het slachtoffer ontoerekeningsvatbaar te doen verklaren. Dit is niet<br />

gelukt.<br />

Andere beschuldigingen die worden geuit tegen slachtoffers zijn meer direct<br />

werkgerelateerd: het slachtoffer wordt van incompetentie, onwil of zelfs sabotage<br />

beschuldigd. Soms wordt het indienen van een klacht voorafgegaan door sabotageactiviteiten,<br />

die dan op de rug van het slachtoffer worden geschoven, zoals reeds werd<br />

beschreven in paragraaf 3.3.1.1.2.. Het slachtoffer krijgt alles wat misgaat in de schoenen<br />

geschoven of wordt er van beschuldigd niet goed met de collega’s om te gaan. Soms<br />

schakelt de dader klanten of patiënten in om klacht in te dienen, waarbij het gebeurt dat de<br />

werkgever de formulering van de klager overneemt zonder eerst de versie van het slachtoffer<br />

te horen.<br />

165


Dit gebrek aan luisterbereidheid bij de oversten komt ook voor bij andere klachten. Het<br />

slachtoffer wordt beschuldigd maar krijgt geen faire kans om zich te verdedigen, waardoor er<br />

een vorm van secundaire victimisering ontstaat (Bruynooghe, e.a., 1995). Een persoon wordt<br />

slachtoffer van een geweldfeit, zoals hier via misbruik van een officieel kanaal, en wordt<br />

daarna nogmaals slachtoffer doordat zijn overste hem direct veroor<strong>deel</strong>t en hem geen kans<br />

geeft tot het weerleggen van de aantijgingen. Bij secundaire victimisatie wordt het slachtoffer<br />

dus opnieuw slachtoffer van een persoon van wie hij steun verwacht. Hieruit volgt vaak dat<br />

het slachtoffer slechte evaluaties krijgt, met de daarbij horende implicaties voor diens<br />

financiële toestand en loopbaan. Het is duidelijk dat één geweldfeit, via een sneeuwbaleffect,<br />

kan leiden tot een hele lawine van bijkomende stressoren.<br />

De opeenstapeling van (niet onderzochte, maar als waarheid aanvaarde) beschuldigingen<br />

brengt met zich mee dat sommige slachtoffers gaan vermoeden dat ook hun werkgever in<br />

het pest-complot zit.<br />

c) Machtsmisbruik<br />

Onder machtsmisbruik, een derde domein van arbeidsgerelateerd psychisch geweld, vallen<br />

die vormen van pesterijen die enkel door hogergeplaatsten kunnen gehanteerd worden via<br />

misbruik van hun positionele macht. De verschillende vormen die onder dit domein vallen<br />

zijn: psychische intimidatie, privileges ontnemen, met de eer gaan lopen, overtredingen<br />

opleggen (en bestraffen), evaluatie en loopbaanbeïnvloeding, anderen voortrekken ten<br />

nadele van het slachtoffer en manipulatie van het takenpakket.<br />

Psychische intimidatie<br />

Een eerste vorm van machtsmisbruik is de psychische intimidatie. Meestal gaat het hierbij<br />

om de overste die het slachtoffer bedreigt met ontslag. Zo haalt een slachtoffer een overste<br />

aan die zei: “Ik heb net een personeelslid ontslagen en heb daar veel moeite voor moeten<br />

doen. Jij bent de volgende. Bovendien, kreupele paarden vallen ze het eerst aan”. Intimidatie<br />

kan ook door de machteloosheid van de ondergeschikte in de verf te zetten, zoals de bazin<br />

die het doktersbriefje van een slachtoffer verscheurt met de boodschap “Ik ben hier de<br />

baas!”. Een ander slachtoffer wordt bedreigd omdat hij klacht heeft ingediend tegen het<br />

bedrijf. In een ander voorbeeld leidt de psychische intimidatie tot een echte<br />

vernederingssessie: Het slachtoffer krijgt te horen dat hij de rotte appel is en dat hij uit het<br />

kantoor moet verdwijnen. Zijn overste doet hem “kruipen”. Het is niet voldoende dat het<br />

slachtoffer zich drie keer excuseert. Hij moet schriftelijk verklaren dat hij ongewild fout deed,<br />

maar dat hij voortaan achter het (corrupte) beleid van de overste zou staan.<br />

Privileges ontnemen<br />

Een andere vorm van machtsmisbruik is het ontnemen van bepaalde voordelen die het<br />

slachtoffer heeft verworven. Het slachtoffer mag bijvoorbeeld niet meer op zakenreis, er<br />

wordt niet meer flexibel omgesprongen met de werktijden, bepaalde onkosten worden niet<br />

meer vergoed, thuiswerk wordt niet meer toegestaan, de dienstwagen wordt afgenomen of<br />

vervangen door een minder model, of aan aanvragen voor tussenkomst in medische kosten<br />

wordt geen gevolg meer gegeven.<br />

166


Met de eer gaan lopen<br />

Sommige oversten strijken de eer op voor de prestaties van het slachtoffer. Ze vervangen de<br />

naam van het slachtoffer door die van henzelf of wekken de schijn bij de hogere hiërarchie<br />

dat bepaalde verwezenlijkingen van het slachtoffer hun persoonlijke verdienste zijn.<br />

Overtredingen opleggen (en bestraffen)<br />

Sommige daders maken misbruik van hun hogergeschikte positie om het slachtoffer te<br />

dwingen iets te doen wat niet mag. Vaak zijn het dan nog de daders zelf die het slachtoffer<br />

voor de door hen uitgelokte overtreding bestraffen. Zo verbiedt de overste op een nacht om<br />

een bepaald werk uit te voeren dat wel gepland is, omdat het volgens hem te gevaarlijk is om<br />

’s nachts te doen. Direct daarna gaat hij naar zijn bureau en belt de dienstoverste om te<br />

melden dat het slachtoffer weigert het geplande werk uit te voeren. Sommige daders<br />

beschuldigen het slachtoffer van het niet uitvoeren van opdrachten, die ze niet gegeven<br />

hebben of stellen dat het slachtoffer fouten heeft gemaakt in een werk dat door hen beiden<br />

werd gedaan. Bij het uitlokken van overtredingen valt de dader soms door de mand, wanneer<br />

het slachtoffer onverwachts weigert om de regels te overtreden. Een verpleger, bijvoorbeeld,<br />

krijgt het bevel om op een andere dienst te gaan bijspringen. Dit is echter tegen de regels,<br />

omdat er dan geen permanentie op zijn eigen dienst zou zijn. Het slachtoffer blijft dan ook op<br />

post. De volgende dag ligt er echter een aangetekende brief met de aanklacht dat hij<br />

onwettelijk zijn dienst verlaten heeft. De daders zijn er dus onterecht van uit gegaan dat hij<br />

zijn dienst zeker zou verlaten hebben.<br />

Evaluatie en loopbaanbeïnvloeding<br />

Een andere vorm van machtsmisbruik betreft de controle op en evaluatie van het slachtoffer.<br />

Sommige oversten weigeren het slachtoffer een evaluatie te geven of verhinderen dat er een<br />

evaluatie komt (door bijvoorbeeld de aanvraagformulieren niet door te sturen), zelfs als het<br />

slachtoffer er om vraagt. De reden hiervoor is dat evaluaties een positief effect kunnen<br />

hebben op de loopbaan van het slachtoffer. Als de overste zelf de macht heeft om het<br />

slachtoffer te evalueren, lijkt het niet moeilijk om een reden te vinden voor negatieve kritiek.<br />

Wanneer een slachtoffer uit de onderzoeksgroep tegen zo’n negatieve evaluatie in beroep<br />

gaat, wordt de negatieve beoordeling door de hogere instanties echter vaak onterecht<br />

genoemd. Wanneer de overste de evaluatie niet zelf maakt, wenden sommige oversten hun<br />

invloed aan om de uitslag van een evaluatie te veranderen: een slachtoffer vertelt<br />

bijvoorbeeld dat de inspecteur haar na zijn bezoek vertelt dat hij erg positief over haar is,<br />

maar nadien volgt er een schriftelijk negatief rapport. Men maakt zelfs melding van<br />

vervalsing van de examenuitslag voor promotie of van de evaluatiefiches in het na<strong>deel</strong> van<br />

het slachtoffer.<br />

Afgezien van de hierboven beschreven vormen, zijn er nog pesttactieken die er expliciet op<br />

gericht lijken te zijn om schade te berokkenen aan de loopbaan van het slachtoffer. Sommige<br />

slachtoffers melden dat zij systematisch worden voorbijgestoken bij de benoemingen of<br />

aanstellingen, dat zij nooit worden uitgekozen voor bijkomende vorming, dat ze gedwongen<br />

worden om (<strong>deel</strong>tijdse) loopbaanonderbreking te nemen, of dat hun bediendencontract<br />

ongevraagd werd vervangen door een arbeiderscontract.<br />

167


Anderen bevoordelen ten nadele van het slachtoffer<br />

Machtsmisbruik kan ook worden uitgeoefend door het selectief bevoor- en benadelen van<br />

werknemers, als een variatie op het ver<strong>deel</strong>-en-heersprincipe. Er wordt het slachtoffer<br />

minder toegestaan, diens taakinhoud is nadelig, of het slachtoffer wordt meer gecontroleerd<br />

of strenger beoor<strong>deel</strong>d dan zijn collega’s. In sommige gevallen komt de ongelijke<br />

behandeling, waarbij anderen worden voorgetrokken ten nadele van het slachtoffer, heel<br />

frappant naar voren: een dame getuigt dat haar overste een andere vrouw, waarop hij<br />

verliefd was geworden, officieus aanstelt als nieuwe directiesecretaresse. Het slachtoffer<br />

moet haar vervangster opleiden, omdat die het werk niet kan. Uiteindelijk wordt het<br />

slachtoffer gedegradeerd. Liefdesrelaties op het werk kunnen dus een mogelijke aanleiding<br />

zijn voor de ongelijke behandeling. Een ander voorbeeld hiervan is de werksituatie waarin de<br />

dader een relatie heeft met de overste. De relatie van de dader met de directeur maakt dat<br />

ze zeer veel macht heeft. Hoewel ze ondergeschikt is aan het slachtoffer, beslist de dader<br />

bijvoorbeeld of de respondent al dan niet verlof mag nemen. Als ze er niet mee akkoord<br />

gaat, geeft ze het door aan de directeur, die het dan aan het slachtoffer verbiedt.<br />

Soms worden er op de werkvloer twee groepen, de bevoor- en de bena<strong>deel</strong>den, tegen elkaar<br />

uitgespeeld. Zo zijn er in een bedrijf bijvoorbeeld twee groepen werknemers. Eén groep staat<br />

goed bij de bazen en een andere groep wordt lastiggevallen door de bazen. De eerste groep,<br />

verkrijgt deze positie door bij de bazen te gaan roddelen over de collega’s. De<br />

gepriviligeerde status die ze zo bekomen, maakt dat ze zich veel meer kunnen permitteren.<br />

De bazen stellen zich ten opzichte van deze groep in alle opzichten flexibeler op: ze krijgen<br />

gemakkelijker vrijaf, afwezigheden worden niet gecontroleerd, ze krijgen minder werk of<br />

mogen soms een hele middag zitten praten. Tegenover deze groep staat, volgens het<br />

slachtoffer, een groep van hardwerkende mensen, die de contacten met de bazen zakelijk<br />

houden. Deze groep krijgt de voordelen van de eerste groep niet, wordt overladen met werk<br />

en wordt extra gecontroleerd en geïntimideerd.<br />

Manipulatie van het takenpakket<br />

Sommige slachtoffers voelen zich gepest doordat de dader veranderingen aanbrengt in hun<br />

takenpakket. Het kan gaan om veranderingen op inhoudelijk vlak of om veranderingen in de<br />

hoeveelheid werk.<br />

Vaak wordt de nieuwe taakinhoud door het slachtoffer ervaren als minderwaardig ten<br />

opzichte van de oude taken of ten opzichte van de capaciteiten van het slachtoffer.<br />

Voorbeelden hiervan zijn de bejaardenhelpster die niet meer naar haar ‘vaste klanten’ mag<br />

gaan, maar die poetsdiensten krijgt toebe<strong>deel</strong>d, de bediende die enkel nog kopieer- en<br />

klasseerwerk krijgt dat nergens toe dient, de arbeider die zijn competenties moet aanleren<br />

aan jongere krachten waarna hem al zijn verantwoordelijkheden worden afgenomen en hij<br />

aan de band moet gaan staan, het kaderlid dat na 21 jaar dienst vaststelt dat er in het<br />

nieuwe organigram geen plaats meer voor haar is en waarvan de taken één voor één<br />

worden afgenomen tot ze uitgerangeerd is en secretariaatswerk doet, en de verkoper die<br />

enkel nog telefonisch contact mag hebben met de klanten.<br />

168


Een andere manipulatie van de taakinhoud betreft het opdragen van werk dat te zwaar is in<br />

verhouding met de fysieke of medische toestand van het slachtoffer. Het kan ook gaan om<br />

het moeilijkste werk, zoals bij het slachtoffer dat steeds de werkjes krijgt die de anderen niet<br />

willen doen of bij de overste die de makkelijke werkjes voor zich houdt en de moeilijkste<br />

stukken aan de slachtoffers geeft. Een soortgelijke pesttactiek is het toebedelen van de<br />

minst aangename patiënten, klanten of – in het onderwijs – klassen aan het slachtoffer.<br />

Sommige oversten geven onmogelijke taken aan het slachtoffer, zoals opdrachten waarbij<br />

het slachtoffer op hetzelfde moment op twee verschillende plaatsen zou moeten zijn.<br />

Soms gaat de verandering van taakinhoud gepaard met een overplaatsing naar een andere<br />

dienst of vestiging van het bedrijf. Slachtoffers krijgen ook soms minder goede uurregelingen<br />

of shiften toebe<strong>deel</strong>d. Dergelijke ingrepen kunnen het leven van het slachtoffer soms erg<br />

overhoop gooien, zoals bij de man die ziek wordt doordat hij na tien jaar nachtdienst van de<br />

ene dag op de andere gedwongen wordt om voltijds in dagdienst te komen werken.<br />

Wat betreft de manipulatie van de hoeveelheid werk, signaleren slachtoffers situaties waarin<br />

er te veel werk wordt gegeven. Zoals bij het slachtoffer dat om het werk de baas te kunnen<br />

veel overuren moet kloppen en ook in de weekends moet werken. Een ander voorbeeld geeft<br />

het slachtoffer dat werkt aan 80%, maar meer werk krijgt dan degenen die voltijds werken.<br />

De baas dringt bovendien ook bij de collega’s aan om haar nog meer werk te geven. Zo<br />

hoopt hij, volgens het slachtoffer, haar te kraken en op fouten te kunnen betrappen. Naast te<br />

veel werk zijn er ook situaties waarin men nagenoeg geen werk krijgt toebe<strong>deel</strong>d, zoals bij<br />

het slachtoffer dat in afzondering wordt geplaatst en gedurende 2 jaar quasi geen werk krijgt.<br />

Door afwisselend de hoeveelheid werk en de inhoud te manipuleren kan de stress bij het<br />

slachtoffer nog worden opgedreven. Zo getuigt een slachtoffer dat hij gedurende bepaalde<br />

periodes bijna geen werk krijgt, waarop hij gedurende lange tijd om werk gaat vragen.<br />

Opeens geeft men hem werk, maar dat werk is veel te moeilijk voor iemand van zijn niveau.<br />

Hij ziet zich gedwongen om veel overuren te maken om de taak af te krijgen. Dit lukt niet elke<br />

keer, bij elke moeilijke taak die men hem voorschuift. Dan krijgt hij het verwijt dat hij steeds<br />

om werk vraagt, maar dat hij het niet kan als men hem dan iets geeft.<br />

d) Aantasting van de professionaliteit<br />

Een vierde domein van arbeidsgerelateerd psychisch geweld zijn de handelingen waarbij de<br />

professionaliteit van het slachtoffer aangetast of op de helling gezet wordt. Zo gebeurt het<br />

dat het werk van het slachtoffer in een negatief daglicht gezet wordt, dat aangeboden hulp<br />

systematisch wordt afgewezen, terwijl men op het niet aanbieden van hulp bekritiseerd<br />

wordt, of dat men opmerkingen maakt bij elke gestelde handeling. Zo vertelt een<br />

verpleegster over een arts dat hij haar de hele tijd dingen toeroept als ‘Hoe komt het dat het<br />

infuus nog niet is geprikt?’ en ‘Kan je niet wat sneller werken?’ Op een bepaald moment is<br />

het zo erg en wordt hij zo woest dat hij naar buiten loopt en om een andere verpleegster<br />

vraagt om het slachtoffer te vervangen. Het (onterecht) beschuldigen van fouten, en het<br />

negatief beoordelen van (het werk van) het slachtoffer zonder constructieve feedback, zijn<br />

andere voorbeelden van een aantasting van de professionaliteit. Sommige slachtoffers<br />

geven aan dat ze door deze benadering het gevoel krijgen dat ze zelf geen controle hebben<br />

over een goede taakuitvoering. Het is alsof hen geleerd wordt om hulpeloos te zijn.<br />

169


Het aantasten van de professionaliteit van de werknemer, wordt vaak gekoppeld aan een<br />

overdreven controle en een zoeken naar fouten, zoals bij een slachtoffer dat wordt gevolgd<br />

en van wie elke actie wordt genoteerd. Het komt voor dat de dader zelf fouten bij het<br />

slachtoffer probeert uit te lokken, bijvoorbeeld door naast de spuiten die een verpleegster<br />

heeft klaargelegd ampullen met een verkeerde inhoud te leggen om te zien of zij dat<br />

opmerkt. Dit zoeken naar fouten kan soms enorm extreme vormen aannemen, zoals de<br />

collega van een slachtoffer die geklasseerde documenten terug uit de kast haalt en ze<br />

doorzoekt om minuscule foutjes te kunnen vinden en die nadien te melden. Een slachtoffer<br />

getuigt dat de overste de rest van het personeel inschakelt in het zoeken naar fouten bij het<br />

slachtoffer: de overste heeft aan iedereen van de collega’s een bepaald aandachtspunt<br />

gegeven omtrent het functioneren van het slachtoffer. Wanneer er op dat punt een<br />

opmerking kan gegeven worden, wordt dit overgedragen aan de dader.<br />

3.3.2. Persoonsgericht psychisch geweld<br />

In het voorgaande werd duidelijk dat psychisch geweld op het werk zich inderdaad toont in<br />

een aantal vormen die ervoor zorgen dat het slachtoffer zich aangetast voelt in zijn identiteit<br />

van ‘werkend persoon’. Psychisch geweld op het werk blijft echter niet binnen de grenzen<br />

van ‘de persoon als werkende mens’, maar richt zich ook op de andere aspecten van een<br />

individu. We spreken dan van persoonsgericht psychisch geweld. Hierbij kan er al dan niet<br />

sprake zijn van een rechtstreeks contact tussen dader en slachtoffer.<br />

a) Rechtstreeks contact tussen dader en slachtoffer<br />

Het komt in de onderzoeksgroep erg vaak voor dat slachtoffers in de directe omgang met de<br />

dader(s) psychisch geweld ondervinden. Dit gebeurt in de vorm van vernedering, ruzie<br />

zoeken, isolatie en schending van de privésfeer.<br />

Vernedering<br />

Persoonsgericht psychisch geweld neemt vaak de vorm aan van vernederingen, die verbaal<br />

of non-verbaal kunnen zijn. Enkele vormen van non-verbaal vernederen zijn gedragingen die<br />

symbool staan voor de afwijzing van het slachtoffer als volwaardige collega, zoals het<br />

ostentatief weggooien van het reiskaartje van het slachtoffer, het ridiculiseren van het<br />

slachtoffer, bijvoorbeeld via cartoons, het maken van beledigende gebaren, en het nonverbaal<br />

uiten van minachting, bijvoorbeeld door dossiers vanop afstand naar het bureau van<br />

het slachtoffer te gooien, of door fruitresten op het bureau van het slachtoffer te werpen. Het<br />

uiten van minachting gebeurt ook door het bijna letterlijk neerkijken op die persoon.<br />

Herhaaldelijk maakten de slachtoffers in de studie gewag van “ijskoude” of “hatelijke,<br />

denigrerende blikken” van collega’s.<br />

Bij de verbale vernedering, kan de dader kan erg subtiel of heel openlijk te werk gaan.<br />

Sommige slachtoffers worden enkel gekleineerd en uitgescholden wanneer ze alleen zijn<br />

met de dader. Van zodra er derden bijkomen, is de dader dan poeslief. Andere slachtoffers<br />

worden gekleineerd in het bijzijn van derden (collega’s, klanten, …), wat als extra<br />

vernederend wordt ervaren. Vaak kleedt de dader het dan in alsof hij een rechtvaardige<br />

reprimande geeft aan een moedwillige, slecht presterende werknemer, maar er zijn ook<br />

slachtoffers die melding maken van een vrij platvloerse manier om iemand openlijk te<br />

vernederen, zoals het steeds herhalen van wat het slachtoffer zegt.<br />

170


Het vernederende karakter van een verbale vernedering kan liggen in de inhoud van wat de<br />

dader zegt of in de manier waarop de dader met het slachtoffer communiceert. Sommige<br />

slachtoffers voelen zich vernederd door de stiefmoederlijke, neerbuigende toon waarop<br />

dingen worden gevraagd of door het feit dat ze dag in dag uit worden toegesnauwd. Ook het<br />

feit dat iemand het steeds oneens is met wat het slachtoffer zegt of dat iemand het<br />

slachtoffer steeds onderbreekt, wordt door de slachtoffers beschouwd als een strategie om<br />

hen belachelijk te maken.<br />

Om de inhoud van een boodschap vernederend of beledigend te maken, kan men in principe<br />

elk aspect van een persoon gebruiken. Soms richt men zich op persoonskenmerken, zoals<br />

leeftijd, uiterlijk, opleidingsniveau, competenties, en afkomst. Ook in de privésituatie van het<br />

slachtoffer vindt men inspiratie voor vernederende opmerkingen, zoals opmerken dat een<br />

persoon zonder partner, niet met gehuwde collega’s kan meepraten, of beledigende<br />

opmerkingen maken over familieleden: bijvoorbeeld over een partner van allochtone origine<br />

of over een gehandicapt dochtertje. Soms maakt men allusies op zaken uit iemands<br />

verleden, zoals in een discussie iemand de mond snoeren door te vragen of hij toch niet<br />

weer overspannen dreigt te worden. Men kan zich richten op reële kenmerken van het<br />

slachtoffer, of men kan zaken insinueren die niet aan de realiteit beantwoorden. Voorbeelden<br />

hiervan zijn de insinuaties dat het slachtoffer psychisch niet in orde is, dat het slachtoffer<br />

onterecht van het werk wegblijft wegens ziekte of dat het slachtoffer een alcoholprobleem<br />

heeft omdat diens ogen rood zijn (van het vermoeiende werk). Soms voelt een slachtoffer<br />

zich gekleineerd door de pogingen van de dader om jaloezie op te wekken bij het slachtoffer.<br />

Dit wordt gedaan om de uitzonderingspositie van het slachtoffer te beklemtonen. Zo was er<br />

bijvoorbeeld een collega die bij het slachtoffer kwam opscheppen over de mate waarin zij<br />

door hun beider overste wordt voorgetrokken.<br />

Vaak wordt humor gebruikt als schaamlapje om discriminerende opmerkingen te maken. Zo<br />

was er een vrouw die telkens wanneer zij een goede verkoop had gedaan, de opmerking “Je<br />

had zeker weer een minirok aan?” te horen kreeg. Een ander voorbeeld is dat van een<br />

Vlaming die door zijn franstalige collega’s steevast wordt aangesproken met “le petit con<br />

flamand”. De schijn van ‘humor tussen vrienden’ wordt dan gewekt door een knipoogje of<br />

een schouderklopje. Dat de slachtoffers hier niet (meer) mee lachen wordt door de daders<br />

niet opgemerkt of genegeerd.<br />

Ruzie zoeken<br />

Naast de vernederingen kan ook het zoeken van ruzie een persoonsgerichte vorm van<br />

psychisch geweld worden. Volgens de slachtoffers worden ruzies soms gebruikt als een<br />

strategie om het slachtoffer dingen te laten zeggen of doen waarmee hij of zij in de<br />

problemen zou kunnen geraken. Ruzie wordt soms ook gezien als een manier om het<br />

slachtoffer zich zo veel mogelijk te laten opwinden. In het eerste geval tracht de dader het<br />

slachtoffer dusdanig te provoceren, dat hij of zij overgaat tot observeerbaar<br />

normoverschrijdend gedrag, zoals roepen, of fysiek geweld. Op die manier krijgt het<br />

slachtoffer een slechte reputatie en eventueel zelfs sancties. Zo krijgt een slachtoffer een<br />

reprimande nadat hij even de controle verliest en de dader tegen de muur drukt. In het<br />

tweede geval is het volgens de slachtoffers de strategie van de dader om het slachtoffer zo<br />

veel mogelijk van streek te maken. Dergelijke ruzies hebben vaak een dermate grote<br />

emotionele impact op de slachtoffers dat ze de werkomgeving voor een bepaalde periode<br />

verlaten, bijvoorbeeld door ziekteverlof te nemen. Sommige slachtoffers vermoeden dat dit<br />

verdwijnen van het slachtoffer uit de werkomgeving net het doel is van de daders. Zo stelt<br />

een slachtoffer dat zij het werk tijdelijk heeft verlaten omwille van een ondergeschikte die<br />

steeds ruzie zoekt. Volgens dit slachtoffer is de dader nu tevreden, omdat ze van de controle<br />

van het slachtoffer af is. Bovendien kan de dader ook nog gaan rondbazuinen dat het<br />

slachtoffer de werkdruk als toezichter niet aankan.<br />

171


Isolatie<br />

Isolatie is een derde vorm van persoonsgericht psychisch geweld in rechtstreeks contact met<br />

het slachtoffer. Bij deze pestvorm wordt het slachtoffer genegeerd, bijvoorbeeld door niet te<br />

antwoorden wanneer men de collega’s begroet, of ruimtelijk apart geplaatst, bijvoorbeeld om<br />

haar te verplaatsen naar een bureau in de vergaderzaal. Op die manier maken de daders<br />

duidelijk dat het slachtoffer niet tot “de groep” behoort. Andere voorbeelden van deze<br />

strategie zijn het niet uitnodigen van het slachtoffer op personeelsfeestjes of zelfs het niet<br />

inlichten over het overlijden van een oud collega. Vaak oefenen de daders druk uit op meer<br />

“neutrale” collega’s om het slachtoffer ook te mijden. In een enkel geval kreeg het slachtoffer<br />

zelf de instructie om met niemand nog contact te hebben “omdat ze iedereen tegen elkaar<br />

probeerde op te zetten”. Soms gaat deze isolatiestrategie gepaard met arbeidsgerelateerd<br />

psychisch geweld. Wanneer er geen informatie, feedback of hulp meer gegeven wordt, zelfs<br />

niet als het slachtoffer er expliciet om vraagt, is er immers niet alleen sprake van negeren,<br />

maar ook van sabotage van de werkuitvoering (cf. § 3.3.1.1.2.).<br />

Schending privésfeer<br />

Sommige slachtoffers worden geconfronteerd met pestgedrag dat zich ook doorzet tot in hun<br />

privésfeer. Zij kunnen ook thuis niet meer “schuilen”, doordat de dader hen bestookt met<br />

telefoontjes, aangetekende brieven, bodes, enzovoort. In enkele gevallen wordt dit gedrag<br />

ook voortgezet nadat het slachtoffer de arbeidssituatie verlaten heeft. Een enkel slachtoffer<br />

maakt melding van stalking door een pestende collega, waarbij ze tot thuis gevolgd werd.<br />

Het gebeurt ook dat gezins- of familieleden worden lastig gevallen door de dader. Er is dan<br />

sprake van een verruiming van het slachtofferschap tot het sociaal netwerk van het initiële<br />

slachtoffer (cf. Bruynooghe, e.a., 1995). Zij ondergaan dan dezelfde pesterijen als het<br />

slachtoffer, zij moeten aanhoren hoe het slachtoffer wordt beschimpt door de dader, of zij<br />

worden uitgehoord over het privé-leven van het slachtoffer.<br />

b) Niet rechtstreeks contact tussen dader en slachtoffer<br />

Soms wordt de persoon van het slachtoffer afgekraakt zonder rechtstreeks contact met het<br />

slachtoffer. Er worden dan roddels en valse beschuldigingen verspreid, intriges gesmeed, of<br />

anonieme pesterijen gepleegd, achter de rug van het slachtoffer. Het slachtoffer ziet tekens<br />

van wat er gaande is aan het fluisteren, grijnzen, gniffelen en knipogen onder de collega’s.<br />

Roddels en laster<br />

Net als de rechtstreekse vernederingen (cf. § 3.3.2.1.1.), kunnen ook de roddels gaan over<br />

elk aspect van het leven van het slachtoffer, zowel binnen als buiten de werkcontext. De<br />

persoon van het slachtoffer wordt zwartgemaakt bij de collega’s, de oversten, en / of de<br />

klanten. Soms legt de dader ook de link tussen het privéleven van het slachtoffer en diens<br />

functioneren op arbeidsvlak. Zo vertelt een slachtoffer dat de dader aan haar collega’s gaat<br />

vertellen dat zij niet goed presteert, omdat zij een alleenstaande moeder is. Hierdoor krijgt ze<br />

het gevoel dat ze zich tegenover elke collega moet bewijzen. In dergelijke gevallen krijgt een<br />

slachtoffer niet alleen te maken met geroddel over zijn privéleven, maar moet hij ook<br />

opboksen tegen het beeld van “slechte werkkracht” dat wordt gecreëerd. Er zijn ook daders<br />

die de schuld van fouten steeds in de schoenen van het slachtoffer schuiven. Deze vormen<br />

van laster kunnen dan ook aanleiding zijn voor een aantasting van het gevoel van<br />

professionaliteit bij het slachtoffer (zie hoger). Zoals reeds werd aangehaald in paragraaf<br />

3.3.1.2. worden ook soms ten onrechte klachten ingediend tegen het slachtoffer. Er zou dan<br />

sprake zijn van valse beschuldigingen van pesten of van ongewenste intimiteiten.<br />

172


In de onderzoeksgroep zien de slachtoffers het verspreiden van roddels en laster vaak als<br />

een strategie van de dader om het slachtoffer te isoleren binnen de groep van collega’s (cf. §<br />

3.3.2.1.3.). Alhoewel de roddels doorgaans als zeer pijnlijk worden ervaren, leiden ze niet<br />

altijd tot isolatie. In sommige gevallen wordt er geroddeld achter de rug van het slachtoffer,<br />

maar wordt het slachtoffer niet overal buitengesloten. Deze slachtoffers lijken zich minder<br />

afgewezen te voelen dan de slachtoffers die in het verlengde van de roddels ook geïsoleerd<br />

worden.<br />

Intriges<br />

Soms wordt een slachtoffer uitgedaagd doordat de dader een bepaalde collega in een slecht<br />

daglicht plaatst tegenover het slachtoffer. Net zoals bij het ruzie zoeken (cf. § 3.3.2.1.2.),<br />

hebben slachtoffers het gevoel dat de dader een negatieve reactie tracht los te weken bij<br />

hen, maar dan tegenover een derde. Als het slachtoffer de versie van de dader blindelings<br />

zou aannemen, dan zou het slachtoffer overhaast kunnen reageren met normoverschrijdend<br />

gedrag (bijvoorbeeld met roepen) tegenover die (onschuldige) derde, en dan zou diens<br />

reputatie bij die derde (en mogelijk ook bij andere collega's) een flinke deuk kunnen krijgen.<br />

Een voorbeeld van dergelijke intriges is het slachtoffer dat te horen krijgt dat een collega het<br />

totaal niet eens is met haar manier van werken met een bepaalde patiënt en dat die collega<br />

dan ook niet van plan is om het behandelingsplan te respecteren. Het slachtoffer heeft in<br />

deze situatie echter twijfels bij het waarheidsgehalte van deze informatie. Ze blijft kalm en<br />

vraagt de desbetreffende collega of zij zoiets gezegd heeft. De collega stelt dat dit niet het<br />

geval is en dat zij achter het slachtoffer staat. De dader ontkent achteraf ook maar iets over<br />

de hele situatie te hebben gezegd. In een ander voorbeeld wordt het slachtoffer wijsgemaakt<br />

dat een bepaalde collega niet meer met hem wil samenwerken en daarom naar een andere<br />

dienst is gegaan. Wanneer het slachtoffer uiteindelijk de moed heeft om de betrokken<br />

collega hierover aan te spreken, is zijn verontwaardiging zo groot, dat hij dit vrij grof doet. Er<br />

ontstaat een bitse woordenwisseling, maar uiteindelijk wordt duidelijk dat de collega om<br />

organisatorische redenen is overgeplaatst.<br />

Anoniem opbellen of opbiepen<br />

Een andere vorm van pesterijen waarbij geen rechtstreeks contact is tussen dader en<br />

slachtoffer, is het nodeloos en anoniem opbellen of –biepen. Vaak kiest men de momenten<br />

voor dergelijke “grapjes” nauwkeurig uit. Een slachtoffer krijgt bijvoorbeeld regelmatig stipt bij<br />

het begin van zijn middagpauze een oproep op zijn personenzoeker. Dan moet hij een<br />

telefoon zoeken en een nummer bellen om verbonden te worden met wie hem nodig heeft.<br />

Op dit tijdstip is er telkens niemand aan de andere kant van de lijn. Hetzelfde gebeurt nog<br />

eens een kwartier voor het einde van de middagpauze. Op die manier verliest het slachtoffer<br />

ongeveer een kwartier pauze.<br />

173


3.4. Besluit aangaande de geweldfeiten<br />

Tabel 1 : Samenvatting : Vormen van geweld op het werk<br />

Fysiek geweld<br />

Vandalisme en fysieke intimidatie<br />

Fysieke aanslag<br />

Ongezonde werkomstandigheden<br />

Seksueel geweld<br />

Non-contactvormen van seksueel geweld<br />

Contactvormen van seksueel geweld<br />

Psychisch geweld<br />

Arbeidsgerelateerd psychisch geweld<br />

Bemoeilijken van het werk<br />

- Manipulatie van werkmiddelen<br />

- Sabotage van het werk<br />

- Orders negeren of slecht werk leveren<br />

Misbruik van officiële kanalen<br />

Machtsmisbruik<br />

- Psychische intimidatie<br />

- Privileges ontnemen<br />

- Met de eer gaan lopen<br />

- Overtredingen opleggen (en bestraffen)<br />

- Evaluatie en loopbaanbeïnvloeding<br />

- Anderen bevoordelen ten nadele van het slachtoffer<br />

- Manipulatie van het takenpakket<br />

Aantasting van de professionaliteit<br />

Persoonsgericht psychisch geweld<br />

Rechtstreeks contact tussen dader en slachtoffer<br />

- Vernedering<br />

- Ruzie zoeken<br />

- Isolatie<br />

- Schending privésfeer<br />

Niet rechtstreeks contact tussen dader en slachtoffer<br />

- Roddels en laster<br />

- Intriges<br />

- Anoniem opbellen of opbiepen<br />

Tabel 1. geeft een overzicht van de vormen van geweld die gevonden worden in dit<br />

onderzoek. In feite komt alles wat geweld is, ook op het werk voor. Op het werk gaat het<br />

uiteindelijk ook om duurzame relaties met vaak een zekere intimiteit, waardoor er escalatie<br />

mogelijk is. Hierdoor ontstaan vaak schrijnende toestanden.<br />

174


Het overzicht biedt een analytische kijk op de vormen van geweld die voorkomen in de<br />

onderzoeksgroep. Geen enkel slachtoffer in de onderzoeksgroep kreeg echter te maken met<br />

één enkel feit. Het ging steeds om een combinatie van feiten, gespreid over een bepaalde<br />

periode. De feiten die een bepaald slachtoffer meemaakt kunnen uit elke mogelijke categorie<br />

en subcategorie komen uit de hierboven beschreven indeling. Zo kan slachtoffer A<br />

aanvankelijk worden geconfronteerd met feiten die als seksueel geweld worden<br />

gecategoriseerd, waarna slachtoffer A te maken krijgt met persoonsgericht psychisch<br />

geweld. Bij slachtoffer B kan het zijn dat het geweld begint met een combinatie van<br />

persoonsgericht en arbeidsgericht psychisch geweld, maar dat de situatie evolueert naar<br />

fysiek geweld. Vooraleer een beeld te schetsen, van mogelijke evoluties in het<br />

geweldproces, moet eerst – in de volgende hoofdstukken – zicht worden verkregen op de<br />

achtergrondkenmerken en het copingproces van het slachtoffer. Deze elementen zullen het<br />

geweldproces immers beïnvloeden.<br />

HOOFDSTUK 4 : ACHTERGRONDKENMERKEN<br />

In dit hoofdstuk worden de achtergrondkenmerken van de geweldsituatie besproken.<br />

Hieronder vallen de kenmerken van de dader(s), van het slachtoffer en van de<br />

arbeidssituatie, die het geweldproces kunnen beïnvloeden. Deze kenmerken kunnen<br />

mogelijk een rol spelen in het ontstaan, in het in stand houden, in het escaleren, in het<br />

verminderen en in het stoppen van het geweld op het werk.<br />

4.1. Kenmerken van de dader(s)<br />

In dit <strong>deel</strong> wordt de beschrijving van voor het geweld relevante kenmerken van de daders<br />

gegeven, zoals ze door de slachtoffers werd geschetst. Deze kenmerken hebben betrekking<br />

op het aantal, geslacht en de hiërarchische positie, de houding of het karakter, professionele,<br />

sociale en persoonlijke problemen, en het sociaal netwerk van de dader.<br />

4.1.1. Aantal, geslacht en hiërarchische positie ten opzichte van het slachtoffer<br />

De slachtoffers die <strong>deel</strong>namen aan dit onderzoek maken melding van een aantal daders dat<br />

varieert van één dader tot meer dan tien daders. Meestal spreken de slachtoffers van meer<br />

dan drie daders, al duiden ze soms wel een “hoofddader” aan die wordt bijgestaan door<br />

enkele “trouwe helpers”. Zowel vrouwen als mannen worden genoemd als dader van geweld<br />

op het werk.<br />

Daders die hiërarchisch boven het slachtoffer staan worden het meest genoemd (neerwaarts<br />

geweld). Meestal gaat het om de rechtstreekse overste van het slachtoffer, maar het kan ook<br />

gaan om iemand die nog hoger staat in de hiërarchische lijn of iemand die wel op een hoger<br />

niveau staat, maar die in een andere hiërarchische lijn is inge<strong>deel</strong>d. Ook collega’s van gelijk<br />

niveau (horizontaal geweld) of van ondergeschikt niveau (opwaarts geweld) worden<br />

genoemd als daders. Belangrijk is dat ook derden, die geen werknemer zijn in de<br />

arbeidsorganisatie van het slachtoffer, dader kunnen zijn van geweld dat het slachtoffer op<br />

het werk meemaakt. Het gaat hierbij om (familieleden van) patiënten, om klanten en om<br />

leveranciers.<br />

175


4.1.2. De houding en / of het karakter van de dader<br />

De slachtoffers zien een aantal relevante karaktereigenschappen waaraan zij het geweld<br />

toeschrijven. Deze eigenschappen zijn onder te verdelen in de categorieën ‘moeilijk<br />

karakter’, ‘gericht op macht’, ‘manipulatief’, ‘rigide houding’, ‘respectloos’, en<br />

‘pesterverleden’.<br />

Veel van de genoemde eigenschappen vallen onder de noemer ‘een moeilijk karakter’.<br />

Voorbeelden hiervan zijn dreigen wanneer men zijn zin niet krijgt, genoegen scheppen in<br />

“mensen op de kast jagen”, koppigheid, wispelturigheid, opvliegendheid, zich opstellen als<br />

“een radicaal, onmenselijk figuur, een echte bullebak”, en ordinair zijn.<br />

Vaak zijn de eigenschappen die de slachtoffers aan de daders toedichten gelieerd aan<br />

macht. Dat kan gaan om het feit dat de dader effectief beschikt over veel macht (bijvoorbeeld<br />

door diens rol bij benoemingen, door bescherming van hogerhand of doordat de dader quasi<br />

onmisbaar is voor de goede werking van het bedrijf) of dat de dader zichzelf onaantastbaar<br />

voelt. Volgens sommige slachtoffers lijden de daders aan een grootheidswaan: ze zien<br />

zichzelf als de norm, als het middelpunt en vinden zichzelf héél belangrijk. Volgens een<br />

slachtoffer denkt de dader dat hij iedere vrouw kan krijgen en probeert hij dat ook steeds.<br />

Sommige daders doen zich dan ook superieur voor en ze doen “uit de hoogte”. Dit gaat vaak<br />

gepaard met een erg autoritaire opstelling. Slachtoffers beschrijven de dader als iemand die<br />

geen tegenspraak duldt, van niemand, of als iemand die steeds zijn macht wil doen gelden<br />

en steeds zijn eigen zin doet. Zo verandert een dader de hele werkwijze van een afdeling,<br />

zonder enige argumentatie voor deze veranderingen. Een ander slachtoffer stelt dat de<br />

dader het verfoeit dat er sterke mensen onder hem werken. Die beschouwt hij als<br />

tegenwerkers van zijn beleid. Sommige daders proberen hun macht veilig te stellen door het<br />

ver<strong>deel</strong>-en-heers-principe toe te passen. Een voorbeeld is de overste die iedereen in het<br />

ongewisse houdt en onrust en ver<strong>deel</strong>dheid zaait. Sommige slachtoffers zien ook een<br />

overdreven ambitie bij de dader. Een slachtoffer stelt dat de daders zich willen bewijzen ten<br />

koste van iemand anders. Het is vaak niet persoonlijk ten nadele van het slachtoffer bedoeld,<br />

maar vooral ten voordele van zichzelf. Ze proberen hun eigen positie waar te maken op<br />

kosten van de persoon met de zwakste positie.<br />

Ook niet-werknemers trachten soms macht uit te oefenen tegenover het slachtoffer. Zo<br />

getuigt een bejaardenhelpster dat sommige bejaarden ondankbaar, bazig en veeleisend zijn.<br />

Het voelt aan alsof ze haar als een poetsvrouw of een slaafje zien.<br />

Mensen goed kunnen manipuleren is ook een kenmerk van daders dat door de slachtoffers<br />

genoemd wordt. Zo spreekt men bijvoorbeeld over een dader die haar vrouwelijke charmes<br />

gebruikt tegenover de mannelijke collega’s. Zo kan ze iedereen, behalve de vrouwelijke<br />

collega’s die haar doorzien, gemakkelijk naar haar hand zetten. Sommige daders slagen er<br />

bij hun collega’s verbazend goed in om hun gedrag op één of andere manier goed te praten.<br />

Een ander relevant kenmerk van daders is volgens sommige slachtoffers dat zij zich erg<br />

rigide opstellen. De dader denkt in zwart-wit termen: ofwel is iemand goed, ofwel slecht.<br />

Volgens een slachtoffer is het motto van de dader: “Ben je mijn vriend niet, dan ben je mijn<br />

vijand”. Ook ten opzichte van de regelgeving en de manier van werken kan men zich rigide<br />

opstellen. De dader wordt dan omschreven als een heel erg strikte en rigide persoon, die op<br />

geen enkel moment van de normale gang van zaken wil afwijken.<br />

176


Slachtoffers zien bij de dader vaak een gebrek aan respect. Het gaat dan om<br />

respectloosheid tegenover het bedrijf en tegenover materiaal, maar ook tegenover mensen<br />

of bepaalde groepen van mensen. In dat laatste geval stelt de dader zich vaak<br />

discriminerend op. Sommige daders zijn, volgens de slachtoffers, racistisch ingesteld. Voor<br />

hen is er bijvoorbeeld een verschil tussen Vlamingen en Walen, of ze maken onderscheid<br />

naar huidskleur of geloofsopvatting. Andere daders doen verstaan dat ze liever jongere<br />

collega’s in hun ploeg zouden opnemen of maken grove opmerkingen naar vrouwelijke<br />

collega’s.<br />

Er wordt ook vaak gesignaleerd dat de daders een verleden van pesten hebben. Het is dus<br />

vaak niet de eerste keer dat een dader iemand (buiten)pest. Als er niets aan gedaan wordt,<br />

zal het waarschijnlijk ook niet de laatste keer zijn. Sommige slachtoffers omschrijven de<br />

dader als “een psychopaat”, die genoegen schept in het ten gronde richten van andere<br />

mensen. Een slachtoffer schetst zijn dader als iemand die een prooi zoekt en zich daaraan<br />

vast zuigt, tot hij de laatste druppel uit zijn prooi heeft gekregen. Dan gaat de dader verder<br />

en zoekt een nieuw slachtoffer. Het slachtoffer ziet hem als iemand die alles stuk wil maken,<br />

als een schurk zonder moraal of geweten, een psychopaat.<br />

Een ander slachtoffer citeert de dader: “Ik pas de technieken toe die ze toepassen op de<br />

recruten in het Amerikaanse leger. Ieder personeelslid breek ik af tot op de grond en hun<br />

werk ook. Elke keer wanneer ze iets goed doen, geef ik ze een beetje krediet, en dan breek<br />

ik het weer af.” Volgens het slachtoffer is dit de filosofie die zijn manier om met mensen om<br />

te gaan kleurt, de dader gaat er vanuit dat het personeel hierdoor naar hem opkijkt. Hij gaat<br />

volgens het slachtoffer prat op deze werkwijze en geeft ze openlijk toe. Ook andere<br />

slachtoffers zien het feit dat een dader ook in het verleden al slachtoffers heeft gemaakt, als<br />

een kenmerk van zijn stijl van leidinggeven. Een slachtoffer omschrijft haar overste als<br />

iemand die zich steeds op iemand fixeert, als een pestende chef, die op die manier, door een<br />

voorbeeld te stellen, probeert de tucht te houden. Een ander slachtoffer merkt op dat door<br />

toedoen van de dader een ex-collega al jaren ziek is. Het ligt namelijk in de stijl van deze<br />

vrouw om de werkdruk hoog op te voeren, zonder begrip voor tekenen van burn-out. Het<br />

komt zelfs voor dat het herhaalde pesten een doordachte managementsstrategie lijkt te zijn.<br />

Een slachtoffer stelt bijvoorbeeld dat na een fusie tussen bedrijf A en bedrijf B, het<br />

management uit bedrijf A systematisch werknemers uit bedrijf B wegpest, zodat het<br />

gefuseerde bedrijf uiteindelijk nog bijna enkel werknemers uit bedrijf A overhoudt. Blijkbaar is<br />

dit een beproefde werkwijze, daar de directieleden, volgens het slachtoffer, vroeger net<br />

hetzelfde gedaan hebben met een ander bedrijf dat ze hadden overgenomen. Ook daar<br />

zouden ze alle vroegere werknemers van het overgenomen bedrijf hebben buitengepest.<br />

4.1.3. Problemen van de dader<br />

Volgens de slachtoffers in de onderzoeksgroep hebben sommige daders problemen op<br />

professioneel, sociaal, of persoonlijk vlak.<br />

177


Een aantal slachtoffers verwijst naar professionele problemen bij de dader. Die heeft vaak<br />

één of andere bron die leidt tot te veel stress op het werk. Die stress wordt dan uitgewerkt op<br />

de collega(‘s) in de vorm van geweld. Zo kan het zijn dat de dader overmatige stress ervaart<br />

door te veel werk, maar ook te weinig werk is soms een bron van stress. Het is ook mogelijk<br />

dat de dader stress ervaart omdat hij of zij niet echt past in de werkcultuur en / of –structuur.<br />

Zo merkt een slachtoffer op dat in zijn werkcontext erg zelfstandig en zonder duidelijke<br />

structuur moet gewerkt worden, maar dat de dader nood had aan een strikte hiërarchische<br />

structuur die hem van duidelijke opdrachten en regels voorzag. Een andere bron van stress<br />

vloeit voort uit onzekerheid van de dader over diens werkpositie. Die onzekerheid komt door<br />

de beperkte duur van het contract van de dader, of doordat de dader dingen doet of heeft<br />

gedaan die niet door de beugel kunnen. Sommige daders die volgens slachtoffers ervaren<br />

dat ze hun werk eigenlijk niet graag (meer) doen, zijn hierdoor gestresseerd. Erg vaak<br />

maken de daders een incompetente indruk. Ze zouden volgens de slachtoffers niet<br />

beschikken over de kwaliteiten die ze nodig hebben voor hun functie (bijvoorbeeld:<br />

leidinggeven, omgaan met zieke mensen, inzicht of handigheid in het werk).<br />

Sommige slachtoffers verwijzen naar sociale problemen bij de dader. Een aantal daders zou<br />

over te weinig “communicatieve vaardigheden en menselijk doorzicht” beschikken. Vaak<br />

verwijzen de slachtoffers hierbij naar de opvoeding van de dader, die wel “gebrekkig” moet<br />

geweest zijn. Wanneer er meerdere daders zijn, komt het voor dat er minstens één sterke<br />

figuur is, terwijl andere daders “meelopen”. Aan deze mede-daders worden weinig sociale<br />

kwaliteiten toegedicht. Een slachtoffer omschrijft zo’n mede-dader als een man zonder veel<br />

ruggegraat, die steeds op iemand moet kunnen terugvallen. Deze rol vervult de eerste dader<br />

voor hem. Deze mede-daders zijn, volgens de slachtoffers, gemakkelijk manipuleerbaar.<br />

Ook op persoonlijk vlak zien de slachtoffers problemen bij de daders. Zij zien de daders als<br />

verzuurd en volgens hen werken de daders hun frustraties uit op hun collega’s. Aanleiding<br />

hiervoor kan zijn dat de dader thuis problemen heeft, zoals bijvoorbeeld een gestorven kind,<br />

een scheiding, een kind aan de drugs, of financiële problemen. Soms is de dader, vanuit zijn<br />

eigen problemen, jaloers op de privésituatie van het slachtoffer, of op het feit dat het<br />

slachtoffer succes boekt op het werk. Zo wordt gesteld dat de dader jaloers is omdat het<br />

slachtoffer gelukkig is, het goed heeft in het leven, en iets goed kan. De jaloezie van de<br />

dader kan ertoe leiden dat het slachtoffer schrik heeft om complimenten te krijgen van de<br />

collega’s of de patiënten, omdat ze weet dat ze dan extra gepest zal worden. Ook op<br />

werkgerelateerde thema’s wordt met jaloezie gereageerd, zoals wanneer iemand van een<br />

andere dienst heeft gezegd dat ze veel leert van het slachtoffer uit haar verslagen en<br />

therapieën, en de dader dit niet kan verkroppen omdat ze zelf niet goed is in therapieën. Een<br />

ander slachtoffer ontdekt een mogelijke reden voor de pesterijen, nadat ze na enkele weken<br />

op het bedrijf, te weten komt dat de dader ook voor haar functie heeft gesolliciteerd.<br />

Van sommige daders wordt door hun slachtoffer beweerd dat ze te kampen hebben met<br />

psychische problemen. Een slachtoffer stelt dat een dader zijn eigen onrealistische realiteit<br />

heeft geconstrueerd. Volgens een ander slachtoffer is zij uitgeroepen tot de ideale vrouw van<br />

de dader, die door dit idee bezeten is. De slachtoffers gebruiken soms zelfs<br />

psychodiagnostische termen, zoals een borderline persoonlijkheidsstoornis of schizofrenie.<br />

178


4.1.4. Het netwerk van de dader<br />

Het sociale netwerk van de dader kan volgens de slachtoffers ook relevant zijn in de context<br />

van geweld op het werk. Het feit dat het slachtoffer en de dader actief zijn in een<br />

verschillende politieke strekking, kan bijvoorbeeld belangrijk zijn. Dat iemand “van een<br />

andere kleur” is, leidt soms tot aversie en tot een negatieve spanning tussen collega’s van<br />

een verschillende politieke strekking. Soms is er meer aan de hand, en gaat een dader over<br />

tot geweld, omdat hij zich volgens de slachtoffers beschermd voelt door machtige(re)<br />

connecties binnen of buiten de politiek. De dader zou zich dan gesterkt voelen door “een<br />

hand boven zijn hoofd”. Het geweld kan ook voortspruiten uit “vriendjespolitiek”, zoals<br />

wanneer de dader “als vriendendienst” een bepaald persoon wil aanstellen in de functie die<br />

door het slachtoffer bekleed wordt. Psychisch geweld wordt dan aangewend om het<br />

slachtoffer te doen vertrekken. Wat ook gebeurt, is dat de dader op vraag van een andere of<br />

vroegere dader de pesterijen voortzet in de (nieuwe) werkomgeving van het slachtoffer. Zo<br />

getuigt een slachtoffer dat de dader in haar nieuwe werkomgeving ook een vroegere collega<br />

is van een ex-collega, die vroeger avances maakte tegenover haar. Bij een ander slachtoffer<br />

is de belangrijkste dader eigenlijk zijn buurman, maar enkele oversten van het slachtoffer zijn<br />

vrienden van de dader, waardoor de pesterijen zich doorzetten tot op de werkvloer.<br />

4.2. Kenmerken van het slachtoffer<br />

Op de vraag naar welke van hun eigen kenmerken een rol hebben gespeeld bij het geweld,<br />

geven de slachtoffers kenmerken die betrekking hebben op hun houding of karakter, op<br />

verschilpunten met de collega’s, of op hun statuut op het werk.<br />

4.2.1. De houding en / of het karakter van het slachtoffer<br />

Met betrekking tot hun eigen houding of karakter noemen de slachtoffers hun toewijding, hun<br />

sociale opstelling, hun (sub)assertiviteit en hun impulsiviteit als mogelijke relevante<br />

kenmerken die maken dat net zij er als slachtoffer worden uitgepikt.<br />

a) Toewijding<br />

Sommige slachtoffers omschrijven zichzelf als een gewetensvol en toegewijd persoon. Zij<br />

zien het feit dat zij opkomen voor anderen, behulpzaam zijn, zich hard inzetten om goed<br />

werk te leveren, of plichtsbewust geen regels overtreden als (één van) de reden(en) dat zij<br />

geweld moeten ondergaan. Vaak merken zij hierbij op dat ze door deze eigenschappen in<br />

contrast staan met de rest van de collega’s. Zij profileren zich bijvoorbeeld als de enigen die<br />

rondkomen met hun werk, de enigen die het opnemen voor andere slachtoffers van geweld<br />

op het werk, of de enigen die de klanten of patiënten het respect geven dat ze werkelijk<br />

verdienen. Volgens deze slachtoffers voelen de daders zich door hen bedreigt omwille van<br />

hun voorbeeldfunctie.<br />

b) Sociale opstelling<br />

Ook een sociale, levenslustige uitstraling wordt genoemd. Zo ziet een slachtoffer de<br />

aanleiding voor het geweld bijvoorbeeld in haar enthoesiaste karakter, en in het feit dat ze<br />

van het leven houdt en ervan geniet. Dit komt immers ook tot uiting in haar spontane en<br />

vrolijke manier van omgaan met mensen. Sommige slachtoffers denken dat het geweld<br />

verband houdt met het feit dat zij een behulpzame attitude verwachten van de collega’s of<br />

dat ze moeite hebben met een “ieder-voor-zich” mentaliteit.<br />

179


Is het dan beter om zich meer afzijdig op te stellen tegenover de collega’s? Sommige<br />

slachtoffers zeggen zich hoofdzakelijk op het werk te concentreren, zonder oog voor de<br />

sociale band tussen de collega’s. Ook dit wordt volgens enkele slachtoffers “afgestraft”. Een<br />

slachtoffer vindt bijvoorbeeld, dat de patiënten en therapieën veel belangrijker zijn dan het<br />

gebabbel tijdens de koffiepauze, dit volgens haar in tegenstelling tot haar collega’s. Een<br />

ander slachtoffer zegt de voorkeur te geven aan het goed doen van zijn werk, boven het<br />

onderhouden van sociaal contact met de collega’s.<br />

c) (Sub)assertiviteit<br />

Slachtoffers schrijven de mobbing dus toe aan tegengestelde kenmerken. Zowel de<br />

aanwezigheid van, als het gebrek aan een sociale ingesteldheid worden als aanleiding voor<br />

het geweld gezien. Op dezelfde manier worden zowel een meegaand, inschikkelijk karakter,<br />

als een assertieve houding beschouwd als een aanleiding voor de mobbing. Zo ziet een<br />

slachtoffer haar stille en volgzame karakter als de aanleiding voor pesterijen en stelt een<br />

ander slachtoffer dat hij als overste niet snel genoeg zijn grenzen heeft aangegeven<br />

tegenover de ondergeschikte dader. Dit slachtoffer reageert dus niet (of laattijdig) op een<br />

assertieve manier, waarop volgens hem het geweld kan escaleren. Mensen die zich echter<br />

niet volgzaam opstellen, zien hun eerder assertieve houding net zo goed als een mogelijke<br />

reden voor het geweld tegen hen. Een slachtoffer meent dat de aanleiding voor de pesterijen<br />

is dat hij heeft gestaan op wat hij recht had. Hij heeft gewoon gevraagd dat men zich zou<br />

houden aan de overeenkomst. Een ander slachtoffer denkt dat haar persoonlijkheid een rol<br />

speelt: ze is niet nederig genoeg tegenover de dader. Ook het feit dat een slachtoffer eerlijk<br />

vertelt wat er op haar lever ligt, heeft volgens haar een rol gespeeld. Soms wordt een<br />

assertieve reactie op geweld gezien als de reden waarom de dader er niet mee ophoudt. Zo<br />

denkt een slachtoffer dat hij blijvend last heeft van pesterijen omdat hij zich niet laat doen. Hij<br />

weert zich verbaal en stuurt af en toe aangetekende brieven, maar de pesterijen blijven<br />

duren. Over de assertieve reactie op geweld wordt teruggekomen in paragraaf 5.2.2.1 over<br />

gedragsmatige probleemgerichte coping.<br />

d) Impulsiviteit<br />

Ook een explosief karakter, waarbij men impulsief reageert, wordt volgens sommige<br />

slachtoffers als een aanleiding voor het geweld gezien, omdat impulsiviteit vaak niet<br />

samengaat met tact. Sommige slachtoffers, bijvoorbeeld, omschrijven zichzelf als personen<br />

met een explosief temperament, als personen die veel opkroppen en plots uitbarsten, of als<br />

personen die zonder verpinken (en zonder nadenken) hun mening verkondigen. Sommige<br />

slachtoffers zeggen dat ze het moeilijk hebben wanneer iemand anders hen zegt wat ze<br />

moeten doen of kritiek geeft op hun werk. Ze hebben moeite met autoriteit en vinden van<br />

zichzelf dat ze hier vaak op reageren met een defensief-agressieve ondertoon. Zo geeft een<br />

slachtoffer aan zich aangevallen te voelen en direct te reageren, wanneer men hem op<br />

fouten wijst.<br />

4.2.2. Verschilpunten met de collega’s<br />

Sommige slachtoffers zien een aanleiding voor het geweld in een aantal kenmerken waarin<br />

zij verschillen van hun collega’s. Voorbeelden hiervan zijn het behoren tot een andere<br />

politieke strekking dan die van de collega’s, de nieuweling zijn, het geslacht, een vreemde<br />

afkomst, de leeftijd (zowel het jonger als het ouder zijn worden genoemd), een handicap<br />

hebben, om bepaalde redenen (medisch, privé) niet in staat zijn op dezelfde manier te<br />

werken als de collega’s (bijvoorbeeld niet in het ploegenstelsel of geen zwaar werk), het<br />

hebben van privé-problemen, of connecties hebben met de (onpopulaire) hogere hiërarchie.<br />

Discriminatie (het anders behandeld worden omdat men op een bepaald kenmerk afwijkt van<br />

de norm) kan blijkbaar op veel verschillende kenmerken gebaseerd zijn.<br />

180


4.2.3. Het statuut van het slachtoffer op het werk<br />

Slachtoffers zien soms ook hun arbeidsstatuut als aanleiding voor het geweld op het werk.<br />

Het statuut lijkt soms aanleiding te geven tot wrevel, zoals bij het slachtoffer dat <strong>deel</strong>tijds<br />

werkt en op haar nieuwe dienst een voltijds werkende vervangt, waardoor de collega’s<br />

harder moeten werken. Buiten het feit dat men <strong>deel</strong>tijds werkt, wordt ook het vast benoemd<br />

zijn als oorzaak van het geweld genoemd. Het pesten wordt gezien als een manier om een<br />

vastbenoemd personeelslid dat men weg wil, het werk te doen verlaten. Ook<br />

vakbondsmilitant zijn wordt als een risico benoemd. Zo vindt een slachtoffer het als<br />

vakbondsafgevaardigde zijn taak om op te komen voor de arbeider. Hierdoor vinden de<br />

bazen hem een lastigaard waar ze liever vanaf zijn. Een ander slachtoffer stelt dat hij in zijn<br />

functie als afgevaardigde zeer dikwijls moet ingaan tegen zijn baas. De baas kan het werk en<br />

het syndicale niet scheiden en gaat volgens het slachtoffer daarom over tot psychisch<br />

geweld.<br />

4.3. Kenmerken van de arbeidssituatie<br />

Naast kenmerken van dader en van slachtoffers wijten de slachtoffers het geweld ook aan<br />

kenmerken van hun arbeidssituatie. Het gaat om personeelskenmerken, om kenmerken van<br />

de cultuur in de organisatie en om kenmerken van de structuur van de organisatie.<br />

4.3.1. Personeelskenmerken<br />

Dat vaste benoemingen soms als aanleiding voor het geweld worden ervaren, werd hoger<br />

reeds beschreven. Vaste benoemingen spelen ook op een andere manier een rol bij geweld<br />

op het werk: ze bemoeilijken volgens de slachtoffers ook het ingrijpen tegenover de dader.<br />

Een slachtoffer haalt bijvoorbeeld aan dat men een dader jaren gedoogt omwille van zijn<br />

vaste benoeming, waardoor de directie niet zou kunnen ingrijpen.<br />

Een slachtoffer noemt de lage socio-economische status van het personeel als aanleiding<br />

voor het geweld. De lage socio-economische status zou volgens dit slachtoffer met “grof”<br />

gedrag gepaard gaan, waardoor de werknemers weinig respectvol met elkaar omgaan.<br />

Volgens andere slachtoffers vormt het feit, dat het personeel in het bedrijf weinig capabel is,<br />

een probleem. Hierdoor is een groot <strong>deel</strong> van het personeel gefrustreerd en gestresseerd.<br />

De zo ontstane spanning zou dan tot uiting komen in geweld op het werk. Redenen hiervoor<br />

zijn, volgens enkele slachtoffers, dat slecht beleid en ondermaats functioneren van het<br />

personeel niet bestraft worden, of dat de lonen zeer laag zijn, waardoor men mensen<br />

aanneemt die niet de capaciteiten hebben voor het werk.<br />

In bedrijven met veel personeel dat woont in de directe omgeving, ontstaat soms een<br />

transparante grens tussen privé en werk. Hierdoor worden vriendschappen en<br />

vijandschappen uit het privéleven van het personeel, binnengebracht in de werkcontext en<br />

doorkruisen zij de functies van de personeelsleden in het bedrijf. Soms leidt dit tot het niet<br />

meer naar behoren uitvoeren van zijn functie. Zoals bijvoorbeeld bij de directie van een<br />

rusthuis dat wordt bestuurd door leidinggevenden uit dezelfde gemeente: doordat zij elkaar<br />

goed kennen, neemt volgens het slachtoffer niemand van hen het op voor hem en kunnen de<br />

daders (ook leidinggevenden) verder pesten.<br />

181


4.3.2. Cultuur van de organisatie<br />

Veel organisatiekenmerkendie in verband gebracht worden met het geweld hebben te maken<br />

met de cultuur van de organisatie.<br />

De werkcultuur in organisaties waar zich geweld voordoet, wordt volgens een groot aantal<br />

slachtoffers gekenmerkt door een “ieder voor zich”-mentaliteit, die vaak voortvloeit uit angst<br />

voor een (“tirranieke”) overste of uit tegenovergestelde belangen tussen collega’s, zoals in<br />

het onderwijs, waar er sprake is van een “eeuwig gevecht” voor de beste uren en klassen.<br />

Het is vaak een taboe onder de collega’s om deze negatieve sfeer ter sprake te brengen.<br />

Wanneer er zich geweld voordoet, past het niet in de cultuur om het voor het slachtoffer op<br />

te nemen. Zo vertelt een slachtoffer dat iedereen uit schrik aan mouwvegerij doet bij de<br />

baas. Solidariteit is ver te zoeken en alles wat er gebeurt, wordt volgens het slachtoffer in de<br />

doofpot gestoken, ondanks het feit dat er meerdere slachtoffers zijn, en dat iedereen ziet wat<br />

er gebeurt. Over de mensen die het werk omwille van het geweld verlaten, zegt men dat ze<br />

hun job niet aankunnen.<br />

In een aantal werkomgevingen is het volgens slachtoffers de gewoonte om elkaar continu te<br />

beschuldigen, onbeschoft te behandelen en uit te schelden. In dergelijke ‘ruzieculturen’<br />

worden onenigheden zelden uitgepraat. Zo ontstaan er blijvende conflicten, die tot geweld<br />

kunnen escaleren. Discussies in vergaderingen worden bijvoorbeeld niet uitgepraat, maar er<br />

wordt volgens een slachtoffer gewoon naar elkaar geroepen en getierd. Een ander<br />

slachtoffer merkt op dat de ruzies in de vergaderingen op de man worden gespeeld: men<br />

gebruikt beledigingen in plaats van argumenten.<br />

Sommige slachtoffers maken rechtstreeks melding van “een pestcultuur” op het werk. In<br />

dergelijke organisaties zou het de gewoonte zijn om bepaalde mensen uit te sluiten. Er is<br />

blijkbaar een manier van omgaan met elkaar opgebouwd, waarbij er nood is aan een<br />

zondebok. Wanneer zo’n ‘pestcultuur’ wordt weggenomen, bijvoorbeeld door een nieuwe<br />

overste, die oog heeft voor het functioneren van het team, blijkt dat het geweld stopt, ook al<br />

zijn alle daders en slachtoffers nog in de werkgroep aanwezig. Dit illustreert hoe belangrijk<br />

de werkcultuur is als determinant voor geweld op het werk. De collega’s die in een dergelijk<br />

patroon met elkaar omgaan, zijn zich niet altijd bewust van het zondebokfenomeen. Een<br />

slachtoffer merkt op dat de ogen van een aantal collega’s pas open gaan, wanneer hen<br />

expliciet wordt gezegd dat ook zij hebben meegedaan aan het pesten. Sommige collega’s<br />

hadden soms wel eens opgemerkt dat een andere collega grof deed tegen het slachtoffer,<br />

maar ze dachten dit zelf nooit te doen.<br />

In andere bedrijven is er een ‘uitsluitingscultuur’ onder de vorm van een soort<br />

‘kastesysteem’: er is een duidelijke rangorde, waarbij de grenzen tussen elke rang niet<br />

mogen doorbroken worden. Een slachtoffer ziet de aanleiding voor de pesterijen tegen haar<br />

persoon in het feit dat ze niet genoeg scheiding maakt in rangen en standen. De cultuur in<br />

haar arbeidssituatie schreef voor dat ze niet mag praten met werknemers die lager staan in<br />

rang, zoals de secretaresse of de schoonmaakster bijvoorbeeld.<br />

182


Een andere werkcultuur die volgens de slachtoffers risico’s inhoudt met betrekking tot<br />

geweld, is de nonchalante werkcultuur, waarin bijvoorbeeld het bestuur meent dat er in de<br />

organisatie niets verkeerd kan gaan. Er heerst dan een sfeer waarin het personeel meent dat<br />

“alles mag en niets moet”. Een slachtoffer omschrijft dit als “een gevoel van laissez-faire”:<br />

zolang het maar niet op papier staat, het niet leidt tot zware conflicten of – letterlijk –<br />

gewonden, kan er nogal veel. Vaak handelen de werknemers daar ook naar: ze nemen hun<br />

verantwoordelijkheid niet op en men lapt de regels aan zijn laars. Soms gebeurt het zelfs dat<br />

men de indruk krijgt dat men zijn werk niet goed mag doen, want als men te goed presteert,<br />

leidt dit tot jaloezie. In een sfeer waarin het niet zo nauw steekt op werkvlak, lijkt het voor<br />

sommige werknemers ook niet meer nauw te steken in de omgang met collega’s, met<br />

geweld als gevolg.<br />

Een negatieve risicodragende werkcultuur is volgens de slachtoffers niet altijd zonder meer<br />

te remediëren. Er kan sprake zijn van een behoorlijke weerstand tegen veranderingen in de<br />

organistatie. Deze weerstand kan ingegeven zijn doordat men verworven rechten en<br />

voordelen niet wil afstaan, maar ook vanuit de angst dat er bij veranderingen wel eens<br />

“onfrisse praktijken” aan het licht zouden kunnen komen.<br />

4.3.3. Structuur van de organisatie<br />

Wat de structuur van de organisatie betreft, zien de slachtoffers een aanleiding voor het<br />

geweld in de leidinggevende structuur, maar er zijn ook nog overige structurele kenmerken,<br />

zoals infrastructuur, rivaliserende subgroepen, corruptie en vriendjespolitiek, onverenigbare<br />

posities, onduidelijke taakomschrijving, hoge werkdruk, imago-management, gebrekkige<br />

klachtenstructuur en fusies.<br />

a) Leiding<br />

Een groot aantal door de slachtoffers gepercipieerde risicofactoren voor het door hen<br />

ervaren geweld, hebben te maken met de leiding van de organisatie. De kenmerken die<br />

betrekking hebben op de leiding houden verband met een te strikte hiërarchie, onvoldoende<br />

leiding geven, en / of de aanwezigheid van informele macht.<br />

In een strikte hiërarchie met veel niveau’s dreigt de top van de arbeidsorganisatie het contact<br />

met ‘de basis’ te verliezen. Op die manier is het beleid volgens sommige slachtoffers soms<br />

niet op de hoogte van de ‘werkcultuur’ die op de werkvloer heerst, waardoor ze ook niet<br />

zullen ingrijpen indien deze cultuur geweld in de hand werkt.<br />

Bij de lagere hiërarchische niveau’s ontstaat er bovendien een gebrek aan transparantie over<br />

wie welke macht heeft in de organisatie, waardoor men het moeilijk heeft om zicht te krijgen<br />

wie in de hogere hiërarchie er eigenlijk welke verantwoordelijkheid draagt. Dit maakt het<br />

volgens de slachtoffers moeilijk om geweldsituaties op te lossen: wanneer men de zaak wil<br />

aankaarten moet men immers een hele grote groep mensen aanspreken. De macht zit sterk<br />

ver<strong>deel</strong>d onder vele personen, wat een kordaat optreden soms in de weg staat.<br />

Daarenboven is het in een strikt hiërarchisch systeem vaak niet mogelijk om ‘een trapje over<br />

te slaan’. Men moet de uitgetekende hiërarchische lijn strikt volgen. Zo vermeldt een<br />

slachtoffer dat er in zijn werksituatie enkel met de onmiddelijke overste kan worden<br />

gecommuniceerd. Hierdoor is het mogelijk dat de hogere leidinggevenden een beeld van de<br />

werkvloer voorgeschoteld krijgen door de lagere leidinggevenden dat vaak niet strookt met<br />

de werkelijkheid. Het feit dat de dynamiek van een geweldsituatie in zo’n organisatie moeilijk<br />

valt uit te klaren, kan de directe oversten veel macht geven over hun ondergeschikten.<br />

183


Een ondergeschikte gaat immers zijn boekje al te buiten, indien hij of zij hogeren in de<br />

hiërarchie aanspreekt zonder eerst via de eigen overste te passeren. Indien de de<br />

rechtstreekse overste de dader is en de hogere hiërarchie het getrapte systeem<br />

gerespecteerd wil houden, heeft het slachtoffer geen aanspreekpunt in de leiding van de<br />

organisatie. Zo vertelt een slachtoffer dat zij een afspraak heeft gemaakt met de hogere<br />

baas. Haar directe overste, tevens de dader, is dit te weten gekomen. Wanneer zij op de<br />

afspraak toekomt is haar overste er ook. Hij staat er op dat hij bij het gesprek aanwezig kan<br />

zijn en de hogere baas staat dit toe omdat het slachtoffer de hiërarchische lijn moet<br />

respecteren. Voor haar is een gesprek in die omstandigheden niet meer nodig.<br />

Een ander probleem in strikt hiërarchische systemen, is dat inspraak er erg beperkt is.<br />

Sommige slachtoffers zeggen dat inspraak zelfs onmogelijk is en dat alle communicatie in<br />

hun bedrijf “top-down” verloopt. Dit zorgt voor gevoelens van ontevredenheid bij de lagere<br />

hiërarchische niveau’s, zonder dat ze daar iets mee kunnen doen. Het probleem ligt volgens<br />

een slachtoffer bij de wijze waarop beslissingen worden genomen: de bazen in hun ivoren<br />

toren beslissen hoe het werk moet worden verricht zonder zelf goed te weten hoe het er op<br />

de werkvloer aan toe gaat. Een ander slachtoffer merkt op dat voorstellen of ideeën die het<br />

bedrijf ten goede zouden kunnen komen, maar die uitgaan van werknemers uit de lagere<br />

hiërarchie, zoals arbeiders, niet welkom zijn. In zo’n situatie onstaat er een grote<br />

gepercipieerde machtsafstand, waardoor sommige werknemers zich echt ondergeschikt<br />

gaan voelen. Dit zou dan leiden tot frustratie, die soms wordt uitgewerkt op anderen.<br />

Behalve de strikte hiërachie, vormt ook een gebrek aan leiding volgens sommige slachtoffers<br />

een risico voor geweld op het werk. Zij ervaren een gebrek aan leiding bij onvoldoende<br />

toezicht en ingrijpen door de oversten en bij het ontbreken van een duidelijk beleid. Niemand<br />

neemt de verantwoordelijkheid op, zodat er niet tegen mogelijk geweld op het werk wordt<br />

ingegrepen en de daders vrij spel krijgen. Dit kan bijvoorbeeld doordat de leiding wel de<br />

personeelsleden, maar niet het kader berispt. Een ander slachtoffer meent dat haar overste<br />

een te zacht mens is en geen leidersfiguur. Nog een voorbeeld waardoor de daders vrij spel<br />

krijgen is wanneer de zetel van de hogere directie van een bedrijf in het buitenland is.<br />

Volgens een slachtoffer is er onwil bij de directie om iets aan de geweldproblematiek te<br />

doen, omdat ze niet wil erkennen dat er een probleem is. Dat zou tot negatieve publiciteit<br />

kunnen leiden. Op die manier kan het probleem van geweld op het werk jarenlang<br />

aanslepen. Een ander voorbeeld hiervan is het bedrijf waarin men volgens een slachtoffer<br />

het aanpakken van de geweldproblematiek al enkele decennia voor zich uitschuift, terwijl<br />

men het op papier erg belangrijk acht. De reden hiervoor ligt volgens het slachtoffer in een<br />

gebrek aan beleidslijnen hieromtrent en aan een overste die voldoende opleiding heeft om<br />

zo’n problematiek aan te pakken.<br />

Ook frequente wisselingen van oversten maken een beleid ter bestrijding van geweld<br />

moeilijk, omdat hiervoor stabiliteit nodig is in de leiding. Een slachtoffer getuigt, dat in zijn<br />

organisatie sommige leidinggevenden wel oog hebben voor het probleem, maar dat zij te<br />

snel naar een andere functie verdwijnen. Hun opvolgers worden dan weer zodanig beïnvloed<br />

dat ze meewerken aan de pesterijen.<br />

184


Enkele slachtoffers noemen een discrepantie tussen de formele en de informele macht als<br />

een factor die het geweld in de hand werkt. Zo signaleren enkele slachtoffers dat de leiding,<br />

die de formele macht bekleedt, problemen heeft met vormen van informele macht:<br />

bijvoorbeeld een persoon die zich zo “onmisbaar” heeft gemaakt in het bedrijf, dat hij het<br />

eigenlijk meer voor het zeggen heeft dan zijn oversten, of een groep mensen die een<br />

machtsblok vormen, waartegen de leiding niet bestand is. De mensen met de informele<br />

macht voelen zich dan onaantastbaar voor mogelijke sancties ten gevolge van het geweld<br />

dat ze anderen aandoen. Een slachtoffer legt uit dat de informele machtsgroep in zijn bedrijf<br />

zich sterk bezondigt aan pesterijen, terwijl deze groep niet meer door het management kan<br />

gecontroleerd worden. Een ander slachtoffer vormt een voorbeeld van hoe een bekleder van<br />

formele macht soms moet opboksen tegen informele macht. Hij moet een team leiden, dat<br />

bestaat uit een groep anciens die al jaren samenwerken en elkaar door en door kennen.<br />

Binnen deze groep is er bovendien één vrouw die informeel de leider is: zij stelt bijvoorbeeld<br />

de uurroosters op. Het is de taak van het slachtoffer om dit team te reorganiseren.<br />

Waarschijnlijk is dit een bedreiging voor de informele leider, die haar macht niet wil afgeven<br />

en daarom overgaat tot pesterijen, gesteund door een <strong>deel</strong> van het team. Informele macht is<br />

soms het gevolg van persoonlijk getinte relaties op het werk. Via de (onzichtbare) seksuele<br />

relatie met een overste kan een ondergeschikte macht krijgen over de collega’s die voor de<br />

betrokken overste werken, bijvoorbeeld via vakantieregelingen, werktoebedeling, enzovoort.<br />

b) Overige structurele kenmerken<br />

Buiten kenmerken van de leiding, worden door de slachtoffers nog andere structurele<br />

kenmerken genoemd die geweld op het werk in de hand werken. Die situeren zich op het<br />

vlak van infrastructuur, rivaliserende subgroepen, corruptie en vriendjespolitiek,<br />

onverenigbare posities, onduidelijke taakomschrijving, hoge werkdruk, imago-management,<br />

gebrekkige klachtenstructuur en fusies.<br />

Enkele slachtoffers merken op dat de infrastructuur een rol speelt bij het geweld, doordat ze<br />

een impact heeft op de werksfeer. Kantoren die te koud of te warm zijn, of die erg vuil zijn<br />

komen de sfeer op het werk niet ten goede. Ook een groot aantal collega’s in een kleine<br />

ruimte, gekoppeld aan een frustrerende opstelling van de bureau’s zorgen voor een hoger<br />

niveau van spanning. In paragraaf 4.3.2. over de cultuur in de organisatie werd reeds<br />

aangehaald dat een slechte werksfeer een mogelijke risicofactor is voor geweld.<br />

Een ander relevant infrastructuurkenmerk is de ruimtelijke geïsoleerdheid van een groep<br />

collega’s. Die maakt dat er een eigen (pest)cultuur kan ontstaan en dat het moeilijk is om<br />

daaraan te ontsnappen. Zo vertelt een slachtoffer dat de dienst waarvoor zij werkt sterk<br />

geïsoleerd is van de rest van de administratie. Dit komt zowel door de ruimtelijke situering<br />

van de dienst in een uithoek van het gebouw, als door de structurele organisatie, waardoor<br />

er weinig contacten zijn met andere diensten. Op deze dienst saboteert men openlijk<br />

elkanders werk, en er is niemand buiten de dienst die zal opmerken dat het werk vertraging<br />

oploopt. Een ander slachtoffer omschrijft het KMO-bedrijf waarvoor hij werkt als één grote<br />

afdeling. Omdat het om een klein bedrijf gaat, kan men volgens het slachtoffer niet vluchten<br />

in een andere afdeling om aan de pesterijen te ontkomen.<br />

Zoals reeds werd aangehaald in paragraaf 3.3.1.3.6. is er in sommige bedrijven sprake van<br />

onderling rivaliserende subgroepen, die vaak streven naar een grote invloed op de<br />

leidinggevenden. Die leidinggevenden staan dan de leden van een bepaalde informele groep<br />

allerlei voordelen toe, die de anderen niet krijgen: zij krijgen bijvoorbeeld gemakkelijker vrijaf,<br />

hun afwezigheden worden niet gecontroleerd, of ze krijgen minder werk. De zo gecreëerde<br />

ongelijkheid maakt dat de andere collega’s zich slachtoffers voelen. Soms leidt het bestaan<br />

van subgroepen rechtstreeks tot geweld op het werk. Zo vertelt een slachtoffer dat de<br />

subgroepjes af en toe coalities sluiten om hun belangen te verdedigen. Dan keren ze zich<br />

soms gezamenlijk tegen één persoon.<br />

185


Een ander organisatiekenmerk dat door de slachtoffers gelieerd wordt aan geweld op het<br />

werk, is wanneer de organisatie mogelijkheid biedt tot corruptie. Een slachtoffer meent dat<br />

het onmogelijk is om een geweldsituatie aan te pakken, wanneer de dader zetelt in de raad<br />

van bestuur, waarvan de leden elkaar beschermen omdat iedereen al wel iets mispeuterd<br />

heeft. Een sterk gepolitiseerde organisatie leidt vaak tot vriendjespolitiek en politieke<br />

afrekeningen. De vakbonden kunnen hier volgens de slachtoffers ook een rol in spelen. Er<br />

worden allerlei machtsspelletjes gespeeld en intriges uitgebroed bij politieke benoemingen<br />

en aanstellingen. Op individueel niveau kan dit leiden tot slachtofferervaringen, zo blijkt uit<br />

het voorbeeld van de ambtenaar die via politieke voorspraak benoemd is, maar die wordt<br />

geconfronteerd met pesterijen door collega’s die voorspraak hebben genoten bij een andere<br />

partij. Soms gaat het in wezen om een politiek conflict van buiten de werkcontext, zoals bij<br />

een slachtoffer dat stelt dat conflicten uit de gemeentepolitiek verder worden uitgevochten op<br />

de werkvloer. Het slachtoffer gelooft in een politieke afrekening, omdat de functie van het<br />

slachtoffer inmiddels is ingenomen door een vriend van de dader.<br />

Volgens een aantal slachtoffers liggen er in het delicate karakter van de functie van<br />

vertrouwenspersoon of vakbondsafgevaardigde risico’s. Wanneer de dader deze functie<br />

bekleedt, komt het slachtoffer in de kou te staan. Zo getuigt een slachtoffer dat de dader<br />

zowel de directrice, als de vakbondsafgevaardigde is. Eventuele klachten moeten echter via<br />

de vakbondsafgevaardigde worden overgemaakt, waardoor het slachtoffer nergens met haar<br />

klacht terechtkon. Verder hangt er ook een risico aan deze functies omdat degene die ze<br />

uitoefent, precies omdat ze de belangen van de slachtoffers behartigen, extra kans lopen om<br />

zelf slachtoffer te worden. Zoals reeds werd aangehaald in paragraaf 4.2.3., waarin het<br />

statuut van het slachtoffer aan bod kwam, kan een werknemer door het bekleden van een<br />

dubbele functie in een belangenconflict terechtkomen. Als werknemer dient hij loyaal en<br />

gehoorzaam te zijn aan de oversten, maar als vakbondsafgevaardigde, vertrouwenspersoon<br />

of preventie-adviseur moet hij diezelfde oversten wel eens confronteren of er tegen ingaan.<br />

Een slachtoffer spreekt in dit verband over tegenstrijdige of met elkaar concurrerende<br />

prioriteiten: de overste vindt economische belangen primordiaal, terwijl het slachtoffer in zijn<br />

functie van preventieadviseur opkomt voor het welzijn van de werknemers. Het slachtoffer<br />

ziet in deze tegenstelling de reden dat hij gepest wordt.<br />

Een ander kenmerk van de organisatie, gelinkt aan geweld, is onduidelijkheid in de<br />

taakomschrijving en onzekerheid over (eventuele) toekomstige taken. Gebrek aan<br />

duidelijkheid over taken geeft aanleiding voor spanningen en conflicten onder het personeel<br />

doordat zij zelf “hun territorium” gaan afbakenen en beschermen, maar geeft ook ruimte aan<br />

mogelijke hogergeschikte daders om de taakinhoud van een slachtoffer te manipuleren. Ook<br />

onduidelijkheid over de toekomstige werkmogelijkheden leidt tot een zenuwachtige sfeer en<br />

tot jaloezie tegenover collega’s die meer zekerheid hebben.<br />

Een andere bron van spanning onder werknemers, die zich kan uiten in geweld, is een te<br />

hoge werkdruk, vaak gekoppeld aan puur financieel-economisch management. Volgens<br />

sommige slachtoffers heeft hoge werkdruk tot gevolg dat men zo moet opgaan in zijn werk<br />

dat men geen oog meer heeft voor de menselijke relaties op het werk. De communicatie<br />

wordt oppervlakkiger en men dreigt zijn spanning op de collega’s uit te werken. Dit kan<br />

volgens enkele slachtoffers tot geweld leiden. Een slachtoffer schetst hierin de<br />

verantwoordelijkheid van de directie. Hij stelt dat die kwaliteit, flexibiliteit en behoud van<br />

concurrentievermogen wil, wat in de praktijk betekent dat de werkdruk wordt opgevoerd en<br />

dat zwakkeren worden geëlimineerd. Zo ontstaat er een erg onrustige en competitieve sfeer<br />

onder het personeel, mogelijk met geweld als gevolg.<br />

186


Eén slachtoffer uit de non-profit sector trekt dit nog verder door. In de instelling waar zij werkt<br />

is het vanuit economisch standpunt belangrijk voor het beleid dat de instelling beschikt over<br />

een goed imago in de buitenwereld. Het beleid wordt daarop afgestemd en de kwaliteit van<br />

het werk wordt hieraan ondergeschikt. Volgens dit slachtoffer leidt dit tot geweld, tegenover<br />

de werknemers die de dalende kwaliteit aanklagen, bijvoorbeeld omdat de klanten of<br />

patiënten hiervan de dupe zijn. Deze mensen zouden geïntimideerd en tegengewerkt worden<br />

omdat zij in de ogen van de directie het imago van de organisatie zouden kunnen schaden.<br />

Het slachtoffer stelt dat de daders (de directie) het personeel in het ongewisse laat over de<br />

reden waarom het slachtoffer vertrokken is, omdat het een schande is als iemand de<br />

organisatie verlaat om interne redenen. Veel van haar collega’s denken zelfs nog steeds dat<br />

ze in ziekteverlof is en nog zal terugkomen.<br />

Het gebrek aan een duidelijke procedure rond geweld vormt ook een probleem. Sommige<br />

slachtoffers weten niet waarheen ze kunnen gaan, zodat er niet tijdig kan worden<br />

ingegrepen. Zo zijn er volgens een slachtoffer in zijn organisatie al vier mensen weggegaan<br />

omwille van dezelfde dader, maar zij konden met hun klacht allemaal nergens terecht. Dit<br />

structureel manco belet dat er tijdig kan worden ingegrepen. Een slachtoffer merkt<br />

bijvoorbeeld op dat het voor haar binnen de arbeidssituatie onduidelijk is bij wie ze<br />

terechtkan met haar klachten. Ze vermoedt dat wanneer ze onmiddellijk bij de juiste persoon<br />

was beland, het misschien niet zo ver gekomen zou zijn.<br />

Een fusie van bedrijven kan indirect leiden tot geweld via het rijzen van praktische<br />

problemen, zoals bijvoorbeeld verminderde beschikbaarheid van de directrice, die haar tijd<br />

nu over twee scholen moet verdelen, waardoor conflicten kunnen ontstaan, die op hun beurt<br />

tot geweld kunnen leiden. Een ander slachtoffer geeft een voorbeeld over een instelling, die<br />

ontstaan is uit een fusie tussen een openbare en een privé-instelling. De juridische<br />

werkgever van het slachtoffer blijft echter de openbare dienst. Dit steekt de ogen uit van zijn<br />

overste, omdat die niet de volledige zeggingskracht heeft tegenover het slachtoffer. Volgens<br />

het slachtoffer wil de overste hem buitenpesten. Zoals eerder vernoemd (cf. § 4.1.2.) kunnen<br />

fusies ook vrij direct leiden tot geweld, namelijk tot pesterijen als ‘uitzuiveringsstrategie’ van<br />

een groep werknemers uit het ene vroegere bedrijf tegenover hun nieuwe collega’s. Een<br />

slachtoffer rapporteert dat de daders de mensen van het oorspronkelijke bedrijf stelselmatig<br />

buitenpesten. Ze doen dat in stapjes: eens een groepje buiten, beginnen ze aan het<br />

volgende. Van de 250 werknemers uit het oorspronkelijke bedrijf, blijven er op die manier na<br />

één jaar en zes maanden nog maar 40 over.<br />

187


4.4. Besluit aangaande de achtergrondkenmerken<br />

Tabel 2 : Samenvatting : Achtergrondkenmerken<br />

Kenmerken van de dader(s)<br />

Aantal, geslacht en hiërarchische positie ten opzichte van het slachtoffer<br />

De houding en / of het karakter van de dader<br />

Problemen van de dader<br />

Het netwerk van de dader<br />

Kenmerken van het slachtoffer<br />

De houding en / of het karakter van het slachtoffer<br />

Toewijding<br />

Sociale opstelling<br />

(Sub)assertiviteit<br />

Impulsiviteit<br />

Verschilpunten met de collega’s<br />

Het statuut van het slachtoffer op het werk<br />

Kenmerken van de arbeidssituatie<br />

Personeelskenmerken<br />

Cultuur van de organisatie<br />

Structuur van de organisatie<br />

Leiding<br />

Overige structurele kenmerken<br />

In dit hoofdstuk werden de achtergrondkenmerken voor geweld op het werk besproken.<br />

Tabel 2 geeft een overzicht van de kenmerken van dader, slachtoffer en arbeidssituatie die<br />

door de slachtoffers genoemd worden. Het is erg belangrijk dat men zich realiseert dat het<br />

de slachtoffers zijn, die de bovenbeschreven achtergrondkenmerken relevant vinden bij het<br />

ontstaan of voortduren van het geweld. Het gaat om de factoren die volgens de slachtoffers<br />

mogelijk een rol spelen in het geweldproces. Het is niet ondenkbaar dat men tot andere<br />

risicofactoren komt indien men de visie zou vragen van de daders, de getuigen of de<br />

leidinggevenden, en een onderzoek dat het verband nagaat tussen een batterij van<br />

kenmerken en het voorkomen van geweld op het werk, zou wellicht nog andere<br />

risicofactoren opleveren. De in tabel 2 vernoemde achtergrondkenmerken zijn dus tot nader<br />

orde geen ‘objectieve’ achtergrondkenmerken. Of en in welke mate deze kenmerken wel<br />

samenhangen met geweld op het werk, moet via toetsend onderzoek worden nagegaan.<br />

Een belangrijke algemene conclusie van dit hoofdstuk is dat zowel vrouwen als mannen,<br />

dader of slachtoffer kunnen zijn van geweld op het werk. Wat hiërarchische niveau’s betreft,<br />

komt zowel horizontaal, als neerwaarts of opwaarts geweld voor. Er kan sprake zijn van<br />

geweldsituaties met één dader en één slachtoffer, van een groep daders tegen één of<br />

meerdere slachtoffers, of van rivaliserende groepen die het tegen elkaar opnemen. Wat de<br />

arbeidssituatie betreft, valt op te merken dat niet alleen de structuur, maar ook de cultuur van<br />

de organisatie volgens de slachtoffers van belang is. Vooral kenmerken die het algemene<br />

stressniveau verhogen, worden als risicofactoren genoemd voor geweld op het werk. In<br />

sommige gevallen kan het geweld dan ook als een “symptoom” van een te hoog<br />

stressniveau op het werk worden gezien.<br />

188


Wat de risicokenmerken bij de slachtoffers betreft, valt het op dat de genoemde kenmerken<br />

niet alleen zeer verscheiden, maar bovendien ook vaak tegenstrijdig zijn. Het ene slachtoffer<br />

wijt het geweld aan het feit dat hij té sociaal zou zijn, het andere slachtoffer zegt geweld te<br />

ondervinden omdat ze zich te afzijdig houdt. Het ene slachtoffer ziet een reden voor geweld<br />

in zijn inschikkelijkheid, terwijl een ander die reden net ziet in zijn assertiviteit. Vaak zijn<br />

slachtoffers van mening dat geweld, in tegenstelling tot andere werkomgevingen, vooral in<br />

hun arbeidssituatie voorkomt. Ambtenaren gaan ervan uit dat geweld wel minder zal<br />

voorkomen buiten de openbare sector, terwijl slachtoffers werkzaam in privé-bedrijven<br />

verwijzen naar de negatieve invloed van de grote commerciële ingesteldheid in hun bedrijf,<br />

en ook slachtoffers uit de non-profit sector noemen een aantal typische sectorkenmerken die<br />

zouden leiden tot geweld. Dit illustreert hoe mensen een eigen verhaal maken van hetgeen<br />

ze meemaken. Op die manier proberen zij om een ingrijpende gebeurtenis plaats en<br />

betekenis te geven en zo de verwarrende realiteit tot een samenhangend verhaal te<br />

transformeren. Zo tracht men, zowel emotioneel, als voor de aanpak van het probleem, vat<br />

te krijgen op de realiteit. Hoe de slachtoffers dit doen, werd hen expliciet gevraagd. Het<br />

resultaat van deze bevraging wordt in hoofdstuk 5, over de coping door het slachtoffer,<br />

weergegeven.<br />

De hierboven beschreven informatie over achtergrondkenmerken, is zeker waardevol om<br />

een beeld te krijgen van hoe slachtoffers tegen geweld op het werk aankijken en om<br />

hypotheses te vormen over mogelijke risicofactoren voor het tot stand komen en het verdere<br />

verloop van geweld op het werk. Er is verder onderzoek nodig om de risicofactoren voor<br />

geweld op het werk bloot te leggen. Zo zou men bijvoorbeeld bij een steekproef van<br />

arbeidsorganisaties op zoek kunnen gaan naar de kenmerken van de arbeidsorganisatie die<br />

verband houden met het risico van geweld op het werk.<br />

HOOFDSTUK 5 : COPING DOOR HET SLACHTOFFER<br />

Aangezien geweld als een bron van stress op het werk kan beschouwd worden, zullen we de<br />

beschreven reacties en strategieën van de slachtoffers in navolging van de stressliteratuur<br />

(Lazarus & Folkman, 1984) 3 indelen in vormen van emotionele coping (gericht op het<br />

reguleren van de emoties die met de stressor te maken hebben) en vormen van<br />

probleemgerichte coping (gericht op het aanpakken van de stressor zelf).<br />

5.1. Emotionele coping<br />

In paragraaf 6.1. worden de gevolgen geschetst die een slachtoffer ondervindt tijdens een<br />

geweldepisode. Het is duidelijk dat geweld een sterke emotionele impact heeft op de<br />

slachtoffers. Via emotionele coping trachten slachtoffers deze emoties te reguleren. Dit<br />

kunnen zij door een bepaalde manier van denken (cognitief; bijvoorbeeld het gebeurde<br />

relativeren) of door dingen te doen (gedragsmatig; bijvoorbeeld troost zoeken bij familie).<br />

3<br />

Lazarus, R.S., & Folkman, S. (1984). Stress, appraisal, and coping. New York: Springer.<br />

189


5.1.1. Cognitieve emotionele coping<br />

Een aantal slachtoffers blijft stilstaan bij de negatieve geweldervaring op zich. Het is alsof zij<br />

volledig worden ‘opgeslorpt’ door de verschrikking van het meegemaakte geweld, en de<br />

negatieve emoties steeds herbeleven. Hiernaar wordt verwezen met de term ‘catastroferen’.<br />

Een slachtoffer vertelt bijvoorbeeld dat zij zich gedurende een bepaalde periode alleen maar<br />

kon bedenken wat een foltering ze moest ondergaan.<br />

Andere slachtoffers zijn voortdurend met niets anders bezig zijn dan met wat ze voelen en<br />

denken bij het geweld. Dit wordt ook wel ‘rumineren’ genoemd. Een slachtoffer merkt<br />

bijvoorbeeld op dat ze de gedachten over wat de dader met haar had gedaan, niet meer uit<br />

haar hoofd kreeg. Iemand anders getuigt dat hij in gedachten overal en altijd met de<br />

geweldsituatie bezig was.<br />

Achteraf beschouwen de slachtoffers deze vormen van intensief bezig zijn met het geweld<br />

overwegend als een slechte manier om ermee om te gaan. Zij geven aan dat hun emotionele<br />

toestand en hun weerstand hier eerder door verslechterden. Zo geven ze aan dat ze er<br />

neerslachtiger, angstiger, of emotioneel labieler (plots opkomende huilbuien) door werden.<br />

Sommige slachtoffers trachten zich op te trekken aan de hoop op een goede afloop. Een<br />

slachtoffer haalt bijvoorbeeld moed uit de idee dat rechtvaardigheid wel zal zegevieren.<br />

Andere slachtoffers proberen om het geweld te relativeren, alsof het toch niet zo erg is voor<br />

hen. Zo sust een slachtoffer zich door zich voor te houden dat het bieden van een kwalitatief<br />

goede behandeling van de bejaarden het belangrijkste is, en dat haar lijden hieraan<br />

ondergeschikt is. Een andere vrouw relativeert haar toestand door te stellen dat ze wel in<br />

therapie kan gaan als het geweld erger wordt en ze het niet meer aankan. Sommige<br />

slachtoffers koppelen hieraan ook het gebruik van humor. Zo getuigt iemand dat hij lang<br />

heeft kunnen lachen met de pesterijen. In het begin was hij in staat om ze in het belachelijke<br />

te trekken. Hij vertelt dat hij toen echt dacht dat ze hem niet klein zouden krijgen. Toch is<br />

men er uiteindelijk in geslaagd om hem “te kraken”.<br />

Ook deze copingstrategieën worden door de slachtoffers eerder negatief bestempeld, maar<br />

dan vooral omdat deze strategieën hen beletten om probleemgerichte copingstrategieën te<br />

gebruiken. Het is mogelijk dat deze copingstrategieën op emotioneel vlak, tijdelijk wel enig<br />

soelaas bieden. Zo vertelt een slachtoffer dat hij door deze manier van denken lange tijd de<br />

dader zijn gang heeft laten gaan, maar desondanks toch is kunnen blijven werken. Elders<br />

wordt de noodzakelijkheid en het nut van deze strategieën dieper uitgewerkt (Bruynooghe,<br />

e.a., 1995).<br />

Vooral in het begin van de geweldepisode leggen een aantal slachtoffers de<br />

verantwoordelijkheid voor het ervaren geweld bij zichzelf. Zij menen dat ze het geweld<br />

hadden kunnen voorkomen en creëren zo een schuldgevoel. Ze verwijten zich bijvoorbeeld<br />

dat ze zich niet harder hebben verzet of ze vinden allerlei redenen om te denken dat het aan<br />

henzelf ligt dat ze slachtoffer zijn van geweld. Vaak geraken de slachtoffers door deze<br />

denkwijze, naar eigen zeggen, diep in de put. Zo vertelt iemand suïcideplannen te hebben<br />

gemaakt, omdat ze zichzelf de schuld gaf. Een slachtoffer getuigt dat zijn<br />

zelfmoordgedachten stopten, op het moment dat hij de verantwoordelijkheid voor het geweld<br />

bij anderen begon te leggen. Hij stelt dat hij op dat moment andere inzichten kreeg (over de<br />

rol van de dader en het laten gedijen door de oversten) en dat hij ging beseffen dat hij niet zo<br />

waardeloos is.<br />

190


Een slachtoffer getuigt dat zij zich een hele tijd ellendig voelde zonder te weten waarom.<br />

Onbewust ontkende zij het feit slachtoffer te zijn van geweld. In zo’n geval heeft men wel de<br />

negatieve gevolgen, maar weet men niet waarom ze er zijn. De kans is dan groot dat men de<br />

oorzaak voor de negatieve gevolgen bij zichzelf zoekt, met een gelijkaardig effect als in de<br />

vorige alinea werd beschreven. Dit werd reeds opgemerkt in eerder onderzoek (Bruynooghe,<br />

e.a., 1995). Een voorbeeld is de vrouw die last heeft van huilbuien op het werk. Ze begrijpt<br />

niet waar deze vandaan komen, tot ze een artikel leest over pesten op het werk en beseft dat<br />

zij hier ook slachtoffer van is. Dit besef is zo’n schok voor haar dat ze een tijd ziekteverlof<br />

moet nemen.<br />

Hoewel ze erkennen dat het geweldprobleem er is, zorgen enkele slachtoffers voor een<br />

adempauze door het probleem tijdelijk mentaal te ontvluchten. Zij concentreren zich dan op<br />

andere zaken, zoals hobby’s en boeken. Deze emotionele copingstrategie wordt nuttig<br />

geacht om “de batterijen weer even op te laden”. Het overspannen systeem van het<br />

slachtoffer kan tijdelijk weer wat rustiger worden.<br />

Een aantal slachtoffers geeft aan de situatie gewoon te accepteren. Zo vertelt iemand dat hij<br />

zich neerlegt bij de situatie, onder het motto “laat ze maar doen”. Dit belet slachtoffers niet<br />

om wel probleemgerichte copingstrategieën te hanteren, maar dan vooral inschikkelijke<br />

strategieën. Deze slachtoffers vinden dit een goede strategie omdat ze geleerd hebben “dat<br />

er toch niets aan te doen is”. Mentaal aanvaarden ze dat er geweld wordt gebruikt op het<br />

werk, indien mogelijk ontlopen ze dit, maar wanneer het hen overkomt laten ze er zich niet<br />

door raken. Een slachtoffer stelt dat het geweld op hem geen effect heeft: het glijdt van hem<br />

af, “zoals water op een eend”. Voor deze copingstrategie vinden sommige slachtoffers ook<br />

steun in hun geloof. Zo heeft iemand haar geloof opnieuw ontdekt. Ze legt er zich bij neer dat<br />

“iedereen zijn kruis moet dragen”. Een ander slachtoffer stelt dat lijden een mens kan<br />

sterken in zijn geloof.<br />

Zoals ook zal blijken in het hoofdstuk over de gevolgen van het geweld, zijn er slachtoffers<br />

die positieve gevolgen toekennen aan het geweld. Ze vinden bijvoorbeeld dat het hen<br />

mentaal sterker heeft gemaakt of dat ze nu beter werk hebben dan voor de pesterijen.<br />

Mogelijk is dit positief herinterpreteren van het geweld, helpend bij de verwerking van de<br />

negatieve ervaringen.<br />

5.1.2. Gedragsmatige emotionele coping<br />

Een aantal slachtoffers reguleert zijn emoties door iets te doen: zij ontvluchten de<br />

geweldsituatie, zij reageren zich af, of zij zoeken sociale steun.<br />

Het ontvluchten van de werkomgeving waarin het geweld zich voordoet, wordt bewust gezien<br />

als een manier om de bron van de negatieve emoties te ontwijken. In de periodes dat men<br />

niet met het geweld wordt geconfronteerd, kan men emotioneel beter tot rust komen. Voor<br />

een groot aantal slachtoffers stapelt de spanning zich zo snel op, dat de weekends niet<br />

volstaan om te recupereren en om opnieuw op een ‘gezond’ niveau van spanning te komen.<br />

Zij bouwen een ‘rustperiode’ in door vrijaf te nemen, of ziekteverlof te laten voorschrijven<br />

voor overspanning. Indien deze mogelijkheden zijn uitgeput nemen sommigen hun toevlucht<br />

tot onbetaald verlof, of, bij nood aan langere of met regelmaat terugkerende rustpauzes, tot<br />

een loopbaanonderbreking. Het ultiem middel om de bron van stress te ontvluchten is<br />

ontslag nemen. Dat de nood soms erg groot is om opnieuw op krachten te komen, wordt<br />

geïllustreerd door het slachtoffer dat besloot om vroeger dan gepland zwanger te worden,<br />

zodat ze in zwangerschapsverlof zou kunnen gaan. Hoewel het ontvluchten van de<br />

werkomgeving zelden leidt tot een bevredigende oplossing van het probleem, wordt deze<br />

vorm van coping door de slachtoffers doorgaans positief geëvalueerd door het effect op<br />

emotioneel vlak. De kost op arbeidsvlak kan echter wel erg groot zijn.<br />

191


Een tweede vorm van gedragsmatige emotionele coping is het afreageren van de emoties.<br />

De meeste slachtoffers die deze copingstrategie hanteren, doen dit door zich fysiek af te<br />

reageren in sportactiviteiten. Een aantal slachtoffers werkt zijn kwaadheid en zijn<br />

wraakgevoelens onrechtstreeks uit op wie ze er voor verantwoordelijk achten. Sommige<br />

slachtoffers beginnen bijvoorbeeld moedwillig fouten te maken om weerwerk te bieden aan<br />

de baas. Enkele slachtoffers reageren hun frustraties af door “thuis eens goed uit te vliegen”.<br />

De slachtoffers zijn het erover eens dat zich afreageren oplucht, maar er wordt<br />

gewaarschuwd voor de mogelijke negatieve consequenties van het uitwerken van zijn<br />

emoties naar derden toe. De dader (overste) zal een wraakactie, zoals sabotage van het<br />

werk, interpreteren als een uitdaging, waardoor men in een negatieve geweldspiraal<br />

terechtkomt. Het gezin kan wel een zekere tolerantie opbouwen tegenover het “humeurige”<br />

slachtoffer, maar hun geduld kent ook zijn grenzen.<br />

Bij bovenstaande vormen van coping wordt er niet expliciet beroep gedaan op sociale steun.<br />

Het zoeken van morele steun of van professionele hulp voor de emotionele gevolgen van het<br />

geweld kan ook een gebruikte vorm van gedragsmatige emotionele coping zijn. Het is<br />

belangrijk voor de slachtoffers dat zij hun hart kunnen luchten, zodat ze hun negatieve<br />

gevoelens niet moeten opkroppen. Hiertoe doen zij beroep op de collega’s, andere<br />

slachtoffers van dezelfde dader, slachtofferverenigingen, hun partner, hun kinderen, hun<br />

vrienden, hun ouders of andere familieleden. Hoewel de meeste slachtoffers (initieel) wel de<br />

bereidheid waarnemen om hen te steunen, voelen zij zich vaak onbegrepen door een<br />

gesprekspartner “die niet hetzelfde heeft meegemaakt”. Dit gevoel van onbegrip of<br />

onverschilligheid wordt nog versterkt wanneer de toehoorder het probleem minimaliseert, het<br />

na een tijdje “beu is om steeds hetzelfde gezaag te aanhoren”, of geen begrip meer kan<br />

opbrengen voor de aanslepende gevolgen. Een slachtoffer besluit om niets meer te vertellen<br />

aan haar partner over de ongewenste intimiteiten op het werk, omdat ze bang is dat haar<br />

partner fysiek geweld zou gaan gebruiken tegen de dader. Een ander slachtoffer wacht lang<br />

om iets over het geweld te vertellen, waarna ze stuit op onbegrip. Ze vertelt dat haar partner<br />

soms kwaad wordt op haar in plaats van op de dader, omdat ze de dader laat begaan. Dit is<br />

een treffend voorbeeld van secundaire victimisatie (zie ook Bruynooghe, e.a., 1995): het<br />

slachtoffer wordt hier beschuldigd zelf verantwoordelijk te zijn voor haar slachtofferschap en<br />

voelt zich op die manier voor de tweede keer slachtoffer. Het is duidelijk dat het niet voor alle<br />

slachtoffers mogelijk is om voor sociale steun beroep te doen op hun sociaal netwerk.<br />

Sommige slachtoffers geven aan dat het hen deugd doet om vast te stellen dat er nog<br />

andere mensen zijn die geweld op het werk hebben meegemaakt. Hierdoor voelen zij dat ze<br />

niet alleen staan met hun probleem. De herkenning die ze van andere slachtoffers krijgen,<br />

kunnen het slachtoffer helpen om de verantwoordelijkheid voor het geweld niet langer<br />

(volledig) op zich te nemen. Zo ziet een slachtoffer door met andere slachtoffers te spreken<br />

dat zijn situatie niet uniek is, en dat het dus ook niet volledig zijn schuld kan zijn.<br />

Ook oversten worden soms aangesproken vanuit een emotionele nood, alhoewel<br />

slachtoffers vaker naar hun baas gaan vanuit probleemgerichte coping. Behoudens enkele<br />

uitzonderingen, evalueren de slachtoffers de gesprekken met een overste eerder negatief en<br />

schadelijk voor hun emotionele toestand. Vele oversten kaderen de geweldsituatie<br />

onmiddellijk als een probleem waar ze geen pasklaar antwoord op hebben, zonder eerst op<br />

een empathische manier te luisteren. Zo vertelt een slachtoffer dat zij het gevoel had dat de<br />

overste haar bekeek als een uithangbord van slechte reclame, niet als een werknemer die<br />

lijdt.<br />

192


Om met de emotionele repercussies van het geweld om te gaan, doen een groot aantal<br />

slachtoffers tevens beroep op (semi-)professionele hulpverleners, zoals<br />

vertrouwenspersonen huisartsen, arbeidsgeneesheren, psychiaters, psychologen, en<br />

therapeuten. Bij deze vorm van sociale steun wordt doorgaans meer gezocht dan louter een<br />

luisterend oor: de slachtoffers willen ook voorschriften voor ziekteverlof of medicatie, of hulp<br />

bij het uitdenken van probleemoplossende strategieën. Alhoewel dit meestal niet de<br />

hulpvraag vormt, geven slachtoffers aan dat de professionele hulp hen geholpen heeft om<br />

vormen van emotionele coping die het slachtoffer op lange termijn geen goed doen, zoals<br />

zichzelf de schuld geven en catastroferen, los te laten.<br />

Niet alleen de emotionele coping heeft een impact op het emotioneel hanteren van het<br />

geweld. Soms leiden ook probleemgerichte copingstrategieën, onafhankelijk van hun succes,<br />

tot een regulatie van de emoties. Een voorbeeld hiervan is het slachtoffer dat zich opnieuw<br />

beter kan ontspannen nadat ze een advocaat heeft aangenomen om haar belangen te<br />

behartigen. Hierdoor kan ze zelf emotioneel afstand nemen van de situatie. Ze vertelt dat ze<br />

de zaak uit handen geeft, gesterkt door het feit dat de advocaat haar gelooft en haar zal<br />

helpen. Dit is genoeg voor haar om de zaak los te laten. Ze kan gemakkelijker naar haar<br />

werk gaan, omdat ze weet “dat er iemand anders voor haar aan het vechten is”.<br />

5.2. Probleemgerichte coping<br />

Bij probleemgerichte coping ligt de focus op de bestrijding van het geweld. Ook hier kan men<br />

spreken van cognitieve en gedragsmatige vormen van coping.<br />

5.2.1. Cognitieve probleemgerichte coping<br />

Het maken van plannen over hoe het probleem zal aangepakt worden, valt onder cognitieve<br />

emotionele coping. Hiertoe doen heel wat slachtoffers aan zelfontwikkeling: ze lezen boeken<br />

over geweld op het werk of over sociale wetgeving, of ze volgen (assertiviteits-)cursussen<br />

om zich sterker te kunnen opstellen bij volgende confrontaties met de dader. Andere<br />

slachtoffers trachten te anticiperen op mogelijke nieuwe ‘aanvallen’ van de dader. Ze<br />

bedenken allerhande scenario’s die zich in de nabije toekomst zouden kunnen voordoen.<br />

Sommige slachtoffers bereiden zich mentaal en strategisch voor op juridische stappen,<br />

waarbij vaak wordt gesteld dat men wacht op “de nieuwe pestwet”. Hiertoe leggen heel wat<br />

slachtoffers een map aan met documentatie over de gepleegde feiten. Dit wordt ook<br />

aangeraden door advocaten en zelfhulpgroepen.<br />

Enkele slachtoffers bedenken strategieën om de strijd tegen de problematiek van geweld op<br />

het werk in het algemeen te bevorderen. Zo vindt een slachtoffer dat ombudsdiensten<br />

onafhankelijk van de instelling moeten zijn, zodat ze ongebonden kunnen optreden ten<br />

opzichte van de twee partijen. Momenteel kan een ombudsdienst immers moeilijk optreden<br />

tegen de werkgever, vermits de dienst <strong>deel</strong> uitmaakt van de instelling. Een ander slachtoffer<br />

stelt voor om bedrijven te motiveren tot preventie tegen geweld door de werkgever in plaats<br />

van de mutualiteiten te laten betalen voor de kosten van werknemers die omwille van geweld<br />

thuisblijven in ziekteverlof.<br />

Het uiteindelijke effect van de cognitieve probleemgerichte coping is afhankelijk van wat het<br />

slachtoffer er uiteindelijk mee doet om het geweld aan te pakken. Bij probleemgerichte<br />

coping lijkt het cognitieve werk middelen aan te bieden die de gedragsmatige coping moeten<br />

bevorderen.<br />

193


5.2.2. Gedragsmatige probleemgerichte coping<br />

De vormen van gedragsmatige probleemgerichte coping zijn te rangschikken op een<br />

continuüm dat van inschikkelijke over assertieve naar agressieve strategieën gaat<br />

(Bruynooghe, e.a., 1995). Wanneer men bij deze vorm van coping alleen, dus zonder hulp<br />

van derden, te werk gaat, spreken we van persoonlijke strategieën. Daarnaast is er ook<br />

sprake van hulpzoekende strategieën. Dat zijn die vormen van coping waarbij men steun<br />

zoekt bij personen die een rol zouden kunnen spelen bij de aanpak van het geweld.<br />

a) Persoonlijke strategieën<br />

Inschikkelijke strategieën<br />

Bij inschikkelijke strategieën wordt de dader er op geen enkele manier op gewezen dat zijn<br />

gedrag het slachtoffer pijn doet. Dat neemt niet weg dat het slachtoffer wel acties<br />

onderneemt met betrekking tot het probleem.<br />

Een eerste vorm van inschikkelijke strategieën zijn diegene waarbij men zich in feite aanpast<br />

aan de dader. Sommige slachtoffers reageren subassertief. Een slachtoffer maakt<br />

bijvoorbeeld niet duidelijk dat het gedrag van zijn ondergeschikte te ver gaat of beroept zich<br />

op het behoud van de rust in de instelling als reden voor zijn gebrek aan reactie. Een aantal<br />

slachtoffers begint als het ware een charme-offensief tegenover de dader. Ze zijn extra<br />

vriendelijk. Andere slachtoffers proberen (nog) beter of harder te werken, bijvoorbeeld in de<br />

hoop niet betrapt te kunnen worden op fouten, of om te laten zien dat ze wel goed werken.<br />

Vaak doen slachtoffers ook moeite om te verbergen dat zij emotioneel worden geraakt door<br />

het gedrag van de dader. Ook hierdoor krijgt de dader geen boodschap te ver te gaan,<br />

waardoor het geweld blijft duren, of zelfs kan escaleren, wanneer de dader een duidelijke<br />

bedoeling heeft om het slachtoffer te raken.<br />

Bij sommige slachtoffers kan de strategie erin bestaan om (tijdelijk) de probleemsituatie te<br />

verlaten (door vrijaf te nemen, ziekte- of onbetaald verlof, of loopbaanonderbreking te<br />

nemen) in de hoop dat het probleem zich bij de terugkomst zal hebben opgelost. Ander werk<br />

zoeken, ontslag nemen of een overplaatsing aanvragen zijn andere inschikkelijke<br />

strategieën, waarbij het slachtoffer de dader permanent wil ontvluchten.<br />

Bij een derde vorm van inschikkelijke strategieën zal het slachtoffer trachten om het contact<br />

met de dader te controleren door de dader zo veel mogelijk te mijden, bijvoorbeeld door er<br />

enkel nog mee te spreken over het werk, meer buitendienst te doen, de dader compleet te<br />

negeren, of een walkman op te zetten. Sommige slachtoffers willen enkel nog met de dader<br />

communiceren via officiële kanalen. Een slachtoffer dat voortdurend verantwoording moet<br />

afleggen, reageert bijvoorbeeld enkel nog op officiële vragen ter verantwoording.<br />

Tenslotte zijn er de inschikkelijke strategieën die erop gericht zijn om zich onrechtstreeks<br />

tegen het geweld te beschermen, zoals de aanschaf van een antwoordapparaat als remedie<br />

tegen de nachtelijke telefoons door de dader, of in beroep gaan tegen de ontzegging van<br />

een benoeming.<br />

Assertieve strategieën<br />

Bij een assertieve strategie toont het slachtoffer dat er over zijn grenzen wordt gegaan en dat<br />

dit niet wordt geapprecieerd. De dader krijgt de ondubbelzinnige boodschap dat zijn gedrag<br />

moet ophouden. Zo probeert een slachtoffer bijvoorbeeld om de problemen aan te kaarten<br />

op een zakelijke manier. Een ander slachtoffer reageert onmiddellijk wanneer iemand te ver<br />

gaat. Iemand anders confronteert de dader met zijn daden. Een andr voorbeeld is het<br />

slachtoffer dat zich verdedigt via zijn kennis over de sociale wetten.<br />

194


Agressieve strategieën<br />

Bij agressieve strategieën stapt het slachtoffer in feite mee in het machtsspel van de dader.<br />

Het slachtoffer geeft immers niet meer alleen aan waar zijn grenzen liggen, maar gaat verder<br />

en poogt ook over de grenzen van de dader heen te gaan. De slachtoffers denken soms dat<br />

ze assertief reageren, terwijl ze in feite eerder een agressieve strategie hanteren.<br />

Voorbeelden hiervan zijn het bedreigen van de dader met sancties, of met juridische<br />

stappen, de dader chanteren met diens betrokkenheid bij illegale praktijken, de dader zelf<br />

lastigvallen (via aangetekende brieven bijvoorbeeld), of de dader zwart maken bij directie en<br />

collega’s. Sommige slachtoffers gaan ver mee in de spiraal van geweld. Zo spreekt een<br />

slachtoffer de dader aan met fascist, groet hem met de hitlergroet en zet een hakenkruis op<br />

de computer van de dader. Een ander slachtoffer stelt dat hij het als een spel ziet: bij elke zet<br />

van de dader doet hij een tegenzet. Een ander voorbeeld is het slachtoffer dat de dader een<br />

koekje van eigen deeg geeft door hem ook eens ’s nachts op te bellen. Sommige slachtoffers<br />

zijn naar eigen zeggen op een bepaald moment zo moegetergd dat ze de controle verliezen<br />

en overgaan tot fysiek geweld. Zo getuigt een slachtoffer dat zij de dader heeft vastgegrepen<br />

en tegen de muur heeft geduwd.<br />

b) Sociale steun zoeken bij de aanpak van het probleem<br />

Slachtoffers doen soms ook een beroep op anderen om het geweldprobleem aan te pakken.<br />

Zij kunnen dit doen vanuit verschillende verwachtingen tegenover die sociale steun: naast<br />

een luisterend oor als emotionele copingstrategie (cf. § 5.1.1.2.) kan men ook nood hebben<br />

aan advies zonder interventie, aan ondersteuning bij een eigen interventie, of aan een<br />

interventie vanwege de derde in naam van het slachtoffer.<br />

Hierbij valt op te merken dat niet iedereen even veel mogelijkheden heeft om beroep te doen<br />

op anderen. Op privé-vlak zijn er verschillen in de beschikbaarheid en aanspreekbaarheid<br />

van derden. Slachtoffers met een gezin hebben bijvoorbeeld andere mogelijke<br />

aanspreekpunten dan alleenstaanden. De beschikbaarheid van sociale steun in de<br />

werkomgeving is ook niet altijd even evident. Een aanzienlijk <strong>deel</strong> van de slachtoffers geeft<br />

aan dat de dader op sympathie en zelfs mede-daderschap kan rekenen bij (een <strong>deel</strong> van) de<br />

collega’s en oversten. Er is ook een groot <strong>deel</strong> van de collega’s dat zich eerder neutraal<br />

opstelt of zich beperkt tot morele steun aan het slachtoffer, zonder enige actie te<br />

ondernemen om het slachtoffer te helpen. Dit zijn dus geen goede aanspreekpunten voor<br />

sociale steun bij de aanpak van het geweldprobleem. Slechts enkele slachtoffers maken<br />

melding van collega’s die trachten te bemiddelen, die getuigen of die zelfs ontslag nemen uit<br />

onvrede met de werksfeer. De angst bij de collega’s voor de dader is vaak niet onterecht.<br />

Sommige slachtoffers melden dat een collega die het opneemt voor het slachtoffer ook<br />

slachtoffer wordt.<br />

Advies zonder interventie<br />

Een aantal slachtoffers zocht steun met het oog op het verkrijgen van advies over de<br />

omgang met de dader of over de juridische aanpak van het probleem. Soms wensten ze<br />

louter informatie over de beschikbare hulp bij geweld op het werk. Hiertoe gingen zij te rade<br />

in hun persoonlijk netwerk (bij hun partner, bij vrienden, …) en bij bevoegde personen en<br />

hulpverleners (variërend van ministers, advocaten, de vakbond, arbeidsgeneesheren,<br />

psychologen, huisartsen, tot psychiaters).<br />

195


Op brieven naar een minister krijgt men soms geen antwoord, of men wordt naar elders<br />

doorverwezen. Bij sommige psychologen en psychiaters worden de slachtoffers ontgoocheld<br />

in hun behoefte aan advies omdat deze hulpverleners weigeren zelf advies te geven. Het ligt<br />

in hun werkwijze om het slachtoffer zelf tot inzichten te doen komen doorheen een<br />

therapeutisch proces. Slachtoffers die eenmalig willen komen voor een snel advies, blijven<br />

bij deze therapeutische aanpak in de kou staan. Wat ook gebeurt, is dat het gegeven advies<br />

de slachtoffers het gevoel geeft dat de gesprekspartner hen niet begrijpt. Een voorbeeld van<br />

een uitspraak die zo’n gevoel opwekt, is die waarin men het slachtoffer aanraadt om<br />

“gewoon” ontslag te nemen en elders opnieuw te beginnen. Andere gesprekspartners geven<br />

slachtoffers het gevoel dat hun situatie uitzichtloos is, zoals de advocaat bijvoorbeeld die<br />

mee<strong>deel</strong>t dat het slachtoffer bij gebrek aan bewijzen juridisch nergens staat.<br />

Ondersteuning bij een eigen interventie<br />

Sommige slachtoffers doen beroep op steun in de verwachting dat de aangesproken<br />

persoon ook een handje zal toesteken bij de aanpak van het probleem.<br />

Voor bijstand in de communicatie van het probleem naar de werkgever doen de slachtoffers<br />

beroep op hun partner, drukkingsgroepen (zoals SASAM, Liga voor mensenrechten, …), de<br />

arbeidsgeneesheer, de vakbond, de vertrouwensperoon, de ombudsman, of hulpverleners<br />

(zoals huisarts of psychiater die voor het slachtoffer onderhandelen). SASAM ging in een<br />

aantal gevallen op deze vraag in, maar in andere gevallen boden ze niet meer dan een<br />

luisterend oor. De reden voor deze verschillen in aanpak is niet duidelijk. Ook de vakbond<br />

wenste zich in een aantal gevallen afzijdig te houden. Op advocaten wordt in deze context<br />

een beroep gedaan om de gevolgen van het geweld aan te pakken via onderhandeling met<br />

de werkgever (bijvoorbeeld om onterecht geleden financieel verlies terug te eisen).<br />

Bijstand bij juridische procedures wordt door de slachtoffers verwacht van advocaten,<br />

drukkingsgroepen, en de vakbond. Ook op deze vraag weigert de vakbond soms in te gaan,<br />

volgens de slachtoffers.<br />

Op collega’s, vertrouwenspersonen, advocaten en de vakbond doen sommige slachtoffers<br />

beroep om hen bij te staan in de communicatie met de dader. Collega’s en advocaten gaan<br />

doorgaans echter niet in op dergelijke vraag. Van collega’s wordt dan immers verlangd dat<br />

ze de positie van getuige innemen, wat niet altijd evident blijkt te zijn, en advocaten willen<br />

graag sterke bewijzen voordat zij de tegenpartij aanspreken. Van mede-slachtoffers en<br />

partners wordt soms verwacht dat zij elke actie tegenover de dader actief steunen.<br />

Gezamenlijke acties van gegroepeerde slachtoffers lijken meer kans op slagen te hebben<br />

omdat er volgens sommige slachtoffers zo meer druk op de dader komt te staan. De partner<br />

die het slachtoffer actief steunt, en bijvoorbeeld als onrechtstreeks slachtoffer alle brieven<br />

mee ondertekent, zorgt voor meer sterkte bij het slachtoffer, maar maakt blijkbaar zelden<br />

zo’n indruk op de dader dat het geweld erdoor stopt.<br />

Interventie in naam van het slachtoffer<br />

De meeste slachtoffers verwachten bescherming tegen de dader vanwege de oversten (van<br />

de dader). Indien zij hier in eerste instantie geen hulp ontvangen, zullen zij personen hoger in<br />

de hiërarchie aanspreken, maar ook van de vakbond, de arbeidsgeneesheer, de<br />

bedrijfspsycholoog, de collega’s, en desnoods zelfs van de minister zelf verwacht men de<br />

nodige interventies.<br />

Doorgaans wordt aan deze vraag van de slachtoffers niet tegemoet gekomen. Sommige<br />

slachtoffers spreken van een flagrante onwil om te helpen, andere slachtoffers zagen de wil<br />

bij de aangesprokene, maar die persoon werd dan door een machtsblok (bijvoorbeeld de<br />

hogere hiërarchie, een politieke drukkingsgroep, …) tegengewerkt.<br />

196


In de meeste gevallen minimaliseert de aangesproken persoon het probleem, weigert men er<br />

op te reageren of wordt het slachtoffer overgeplaatst. Geweld op het werk is blijkbaar een<br />

hekel punt voor de hiërarchie. Het is een teken dat er iets misloopt in de organisatie, waar<br />

men zo snel mogelijk vanaf wil. Men kiest er dan vaak voor om dit teken, en dus ook het<br />

probleem, niet te zien of te erkennen, of men ontdoet zich van de boodschapper, in dit geval<br />

het slachtoffer.<br />

Soms wordt er een zitting georganiseerd met de betrokken partijen. Er zijn slachtoffers die<br />

tevreden zijn dat alles kan worden uitgesproken en dat er in een constructieve sfeer naar<br />

oplossingen wordt gezocht. Het komt echter ook regelmatig voor dat het slachtoffer na zo’n<br />

zitting het gevoel heeft dat het “opgezet spel” was, waarin de positieve uitkomst voor de<br />

dader al op voorhand vaststond. Zo vertelt een slachtoffer dat de dader al de voorziene tijd in<br />

zo’n “bemiddelingspoging” krijgt om haar te beschuldigen, waarna zij zelfs de kans niet krijgt<br />

om zich te verdedigen, met een sanctie voor het slachtoffer als gevolg. Daarna blijven de<br />

pesterijen tegen dit slachtoffer verder duren.<br />

In enkele gevallen krijgt het slachtoffer advies, creëert men een ombudsfunctie of een antipestcharter,<br />

laat de aangesprokene zien achter het slachtoffer te staan (zonder<br />

beschermende acties echter) of wordt de dader ter verantwoording geroepen. Ook deze<br />

reacties hebben volgens een aantal slachtoffers te weinig effect voor hun individuele zaak:<br />

advies is niet wat men vraagt, maar wel interventie, en preventieve maatregelen komen te<br />

laat voor reeds bestaande slachtoffers. Hoewel een terechtwijzing van de dader soms effect<br />

heeft, komt het volgens de slachtoffers vaak voor dat de interventie vanuit de hiërarchie te<br />

zwak is om de dader op andere gedachten te brengen.<br />

Sommige slachtoffers willen dat er een onderzoek gebeurt naar het geweld tegen hen. Voor<br />

een intern onderzoek (door het bedrijf) spreken zij de oversten of de vakbond aan. Ook de<br />

(medische) inspectie lijkt hen hiervoor geschikt. Andere slachtoffers zien meer heil in een<br />

extern onderzoek en doen (samen met een advocaat) beroep op de (arbeids- of<br />

correctionele) rechtbank. Het komt echter maar zelden tot een rechtszaak. Meestal wordt de<br />

zaak van het slachtoffer niet opgenomen door de bevoegde instanties, wegens een gebrek<br />

aan bewijs.<br />

197


5.3. Besluit aangaande de coping van het slachtoffer<br />

Tabel 3 : Samenvatting : Coping door het slachtoffer<br />

Emotionele coping<br />

Cognitieve emotionele coping<br />

Gedragsmatige emotionele coping<br />

Probleemgerichte coping<br />

Cognitieve probleemgerichte coping<br />

Gedragsmatige probleemgerichte coping<br />

Persoonlijke strategieën<br />

Sociale steun zoeken bij de aanpak van het probleem<br />

In dit hoofdstuk werd geschetst hoe de slachtoffers uit de onderzoeksgroep omgaan met het<br />

geweld op het werk. Eerst werd beschreven hoe de slachtoffers omgaan met de emoties die<br />

gekoppeld zijn het geweld (emotionele coping), vervolgens werd een beeld gegeven van op<br />

welke manier ze het geweldprobleem zelf benaderen (probleemgerichte coping) (Tabel 3).<br />

Een uitgebreidere bespreking van strategieën van het slachtoffer werd eerder gepubliceerd<br />

(Bruynooghe, e.a., 1995).<br />

Wat de probleemgerichte coping betreft, wordt vaak opgemerkt door de slachtoffers dat de<br />

gehanteerde technieken tot weinig resultaat leiden. Los van het feit dat geweld een probleem<br />

is dat zich niet gemakkelijk laat oplossen, kan men uit deze vaststelling niet concluderen dat<br />

er nagenoeg geen copingstrategieën zijn die positieve effecten hebben op het geweld. Er<br />

moet immers rekening gehouden worden met de manier waarop de respondenten voor dit<br />

onderzoek werden verzameld. De respondenten (nagenoeg allemaal slachtoffers) hebben<br />

zelf gereageerd op een oproep voor mensen die met geweld op het werk geconfronteerd<br />

zijn. Mogelijk zit hierin een zelfselectie: de respondenten moeten immers zelf eerst erkennen<br />

dat ze met geweld in contact zijn gekomen, vooraleer ze op deze oproep reageren. Mensen<br />

die, geconfronteerd met geweldfeiten, onmiddellijk een succesvolle copingstrategie hanteren,<br />

zullen zichzelf misschien niet omschrijven als slachtoffer. Zij zijn zich misschien zelfs niet<br />

meer bewust van de geweldfeiten. Via zo’n proces van zelfselectie is het niet ondenkbaar dat<br />

uit deze onderzoeksgroep vooral getuigenissen over niet-werkende strategieën worden<br />

opgetekend. Er is onderzoek bij een representatieve steekproef van de werkende bevolking<br />

nodig om na te gaan welke probleemgerichte copingvormen in welke situaties tot een positief<br />

resultaat leiden in een vroeg stadium van de zich ontwikkelende geweldsituatie.<br />

198


HOOFDSTUK 6 : GEVOLGEN<br />

In dit hoofdstuk worden de gevolgen van geweld op het werk besproken. Eerst wordt<br />

gerapporteerd over de gevolgen die volgens de slachtoffers voorkomen terwijl de<br />

geweldepisode nog bezig is, daarna worden de gevolgen op lange termijn, ook na de<br />

geweldepisode, beschreven.<br />

6.1. Gevolgen tijdens de geweldepisode<br />

De slachtoffers van geweld op het werk beschrijven een breed scala van emoties die volgen<br />

op wat ze meemaken. Ze leggen daarbij eerder de klemtoon op de gevoelens die ze<br />

gedurende een langere periode hebben, dan op de directe respons naar aanleiding van één<br />

bepaald feit. Dit is begrijpelijk aangezien het geweld in deze onderzoeksgroep zich nooit<br />

beperkte tot één geïsoleerd feit. Het gaat eerder om episodes van geweld. Enkele emoties<br />

die worden genoemd zijn kwaadheid (bijvoorbeeld woede, gedachten aan moord),<br />

gekrenktheid, prikkelbaarheid, ongeloof, angst (voor de dader, of voor ontslag bijvoorbeeld),<br />

en eenzaamheid. Een slachtoffer heeft bijvoorbeeld het gevoel helemaal alleen te staan en<br />

voelt zich onbegrepen. Andere emoties die voorkomen bij de slachtoffers zijn onmacht,<br />

onverschilligheid, en achterdocht. Die achterdocht komt bijvoorbeeld tot uiting in<br />

zenuwachtig, en erg gestresseerd gedrag. Sommige slachtoffers vertellen op een bepaald<br />

moment niemand meer te (kunnen) vertrouwen. Bij een aantal slachtoffers rijst het gevoel<br />

niet capabel te zijn voor het werk. Sommigen gaan twijfelen aan zichzelf (verlaagd<br />

zelfvertrouwen), of zijn beschaamd. Deze slachtoffers geven zichzelf vaak de schuld of<br />

zoeken de redenen voor het geweld bij zichzelf. Ze voelen zich ongelukkig en mislukt, en<br />

verliezen hun eigenwaarde. Een aantal slachtoffers spreekt zelfs van zelfmoordgedachten.<br />

Deze gevoelens blijven niet beperkt tot de werkcontext, maar veralgemenen zich vaak naar<br />

andere delen van het leven. De achterdocht tegenover de collega’s bijvoorbeeld<br />

veralgemeent zich naar het gevoel niemand meer te kunnen vertrouwen, of de twijfel in de<br />

eigen capaciteiten voor het werk wordt twijfel in zichzelf als persoon.<br />

Emoties zijn niet steeds met “het blote oog” zichtbaar, maar vaak uiten ze zich in het gedrag<br />

van de slachtoffers of in andere aspecten van hun functioneren. Het meest werden er<br />

uitingen genoemd die het gevolg zijn van langdurige stress. Vooreerst zijn er de fysieke<br />

uitingen van de ondergane spanning: onder andere maag-, hart-, en schildklierklachten,<br />

hoge en lage bloeddruk, huidproblemen, cystevorming, haaruitval, potentiestoornissen,<br />

hyperventilatie, hoofdpijn en migraine-aanvallen, evenwichtsstoornissen, verminderd zicht,<br />

dysfunctie van het immuniteitssysteem (met als gevolg salmonella, hepatitis-A), epileptische<br />

aanvallen, en afgesleten tanden (door tandenknarsen). Bij een aantal slachtoffers leidde de<br />

opeenstapeling van fysieke klachten, gepaard gaande met oververmoeidheid tot een ware<br />

fysieke instorting. De aanhoudende stress leidt ook tot psychische problemen, zoals lichte en<br />

zware vormen van depressie, geheugen- en concentratiestoornissen, eetstoornissen,<br />

karakterveranderingen (bijvoorbeeld veel stiller en meer gesloten) , burn-out,<br />

oververmoeidheid, angststoornissen, slaapstoornissen, en tot veranderingen in het gedrag<br />

van het slachtoffer, zoals zich sociaal afsluiten (bijvoorbeeld geen zin meer om uit huis te<br />

komen, of niets meer vertellen), alcoholisme, of frequente huilbuien. Die huilbuien kunnen<br />

zowel thuis als op het werk voorkomen. Sommige slachtoffers beginnen te huilen zonder<br />

schijnbare aanleiding, terwijl voor andere slachtoffers naar het werk vertrekken of er van<br />

thuiskomen telkens opnieuw de aanleiding is. Sommige slachtoffers storten tenslotte<br />

helemaal in, zodat zij psychiatrische en / of psychologische hulp nodig hebben om opnieuw<br />

te kunnen functioneren.<br />

199


Uit bovenstaande beschrijving kan worden afgeleid dat de gevolgen tijdens de<br />

geweldepisode zich laten voelen op het vlak van de kenmerken van het slachtoffer en de<br />

relaties van het slachtoffer met anderen, zowel in diens persoonlijk, als diens professioneel<br />

functioneren. Zo merkt een slachtoffer op dat hij zich voelde veranderen van een sociale en<br />

competente collega, naar een angstig, zich afzonderend persoon die zich niet kon<br />

concentreren op zijn werk en veel fouten maakt. Een ander slachtoffer vertelt dat zijn<br />

kinderen hem tijdens de geweldepisode nog amper herkennen: hij is als een schim die door<br />

het huis dwaalt en nergens nog tegen kan. Er zijn ook gevolgen voor andere personen dan<br />

het slachtoffer, zoals voor de collega’s die voelen dat er iets gaande is of er rechtstreeks<br />

getuige van zijn, of voor het gezin van het slachtoffer. Het geweld heeft een impact op de<br />

werksfeer en de privésfeer. Aangezien bij de meeste slachtoffers in de onderzoeksgroep<br />

deze gevolgen nog blijven nawerken na de geweldepisode, worden ze in het volgende <strong>deel</strong><br />

besproken.<br />

6.2. Resterende gevolgen na de geweldepisode<br />

Na afloop van de geweldepisode kunnen er nog gevolgen overblijven voor het slachtoffer,<br />

zowel op professioneel, als op persoonlijk vlak.<br />

6.2.1. Gevolgen voor het professionele leven<br />

De gevolgen die slachtoffers noemen voor hun professioneel leven, kunnen worden<br />

gegroepeerd in gevolgen voor het slachtoffer zelf, gevolgen voor de werksfeer en gevolgen<br />

voor de collega’s.<br />

a) Gevolgen voor het slachtoffer<br />

Op professioneel vlak zien de slachtoffers een aantal gevolgen voor zichzelf op het gebied<br />

van hun carrière, hun nieuwe baan, en hun arbeidsbeleving. Naast negatieve gevolgen<br />

worden er ook enkele positieve gevolgen genoemd.<br />

Wat betreft de carrière van het slachtoffer, blijkt dat een groot aantal slachtoffers het werk<br />

heeft beëindigd. Dit gebeurt hetzij op eigen initiatief (tijdelijk via ziekteverlof of definitief via<br />

ontslagname), hetzij op initiatief van de werkgever, die het slachtoffer ontslaat, met<br />

vervroegd pensioen stuurt, of diens contract niet verlengt. Afgezien van de schade die<br />

rechtstreeks door de dader aan de carrière van het slachtoffer werd berokkend, worden ook<br />

na de geweldfeiten nog benoemingen, promoties en opslagen geweigerd of degradaties<br />

opgelegd aan het slachtoffer omwille van diens “reputatie van lastigaard”. Slachtoffers<br />

hebben soms ook moeite om nieuw werk te vinden, omwille van een (door roddels)<br />

geschade reputatie, omdat hun aangetaste zelfvertrouwen ertoe leidt dat zij een slechte<br />

indruk maken bij sollicitaties, of omdat hun leeftijd hen parten speelt.<br />

200


Ook wanneer slachtoffers in een nieuwe werkomgeving terechtkomen, maken zij melding<br />

van een aantal problemen die het gevolg zijn van het meegemaakte geweld. Omdat nieuw<br />

werk vinden niet altijd evident is (zie hoger), nemen zij soms noodgedwongen werk aan<br />

onder hun niveau. Een aantal slachtoffers stelt dat de roddels die over hen werden verteld in<br />

de oude werkomgeving zijn overwaaien naar de nieuwe werkomgeving, waardoor het<br />

slachtoffer zich daar meteen dubbel moet bewijzen en zich onmiddellijk in een defensieve<br />

positie bevindt. Sommige slachtoffers zijn zodanig getekend door het meegemaakte geweld,<br />

dat zij zich wantrouwig en defensief-agressief opstellen. Zij zijn hyper-gevoelig voor elke<br />

vorm van kritiek en reageren hier erg geladen op. Hoewel er situaties zijn waarbij het<br />

slachtoffer op die manier ook door de nieuwe collega’s als een buitenbeentje zal worden<br />

beschouwd, zijn er ook gevallen waarbij het slachtoffer op veel begrip kan rekenen van de<br />

nieuwe collega’s. In deze gevallen heeft het slachtoffer de nieuwe collega’s voldoende<br />

ingelicht over wat hij heeft meegemaakt.<br />

Wat betreft de arbeidsbeleving, vinden heel wat slachtoffers geen plezier meer in hun werk.<br />

Ze klagen over demotivatie en een afgenomen jobfierheid, en blijven enkel uit financiële<br />

overwegingen aan de slag. Een groot <strong>deel</strong> van de slachtoffers werkt immers nog steeds op<br />

de plaats waar de pesterijen zich voordoen of hebben voorgedaan. Ook wanneer het geweld<br />

is gestopt, blijven de slachtoffers het gevoel hebben dat ze scheef bekeken worden door hun<br />

collega’s. Soms zonderen de slachtoffers zich zelf af van hun collega’s, omdat ze gekwetst<br />

zijn door het niet ingrijpen of gebrek aan steun vanwege de collega’s ten tijde van het<br />

geweld. Een slachtoffer getuigt bijvoorbeeld dat hij al zijn vertrouwen in zijn collega’s en zijn<br />

oversten verloren heeft. Hij beleeft naar eigen zeggen veel minder plezier aan zijn werk, dat<br />

hij altijd graag gedaan heeft. Verder voelen een groot aantal slachtoffers zich bedreigd in hun<br />

werkzekerheid. Ook als de problemen (zo goed als) opgelost zijn, blijft de angst voor<br />

overplaatsing of ontslag. Ze voelen zich geviseerd, waardoor ze continu gespannen zijn. Een<br />

slachtoffer stelt heel onzeker te zijn over haar werk. Ze is bang op minieme fouten te worden<br />

betrapt en hiervoor te worden bestraft. Ook weet ze niet goed welke houding ze kan<br />

aannemen tegenover haar collega’s. Een andere reden voor blijvende spanning kan zijn dat<br />

de dader nog steeds in het bedrijf werkt en dat het slachtoffer vreest om weer met hem<br />

geconfronteerd te worden. Het hoge stress-niveau, en de daaraan gekoppelde psychische<br />

toestand, maakt soms dat de slachtoffers hun werk niet goed meer kunnen uitvoeren. Zo<br />

beschrijft een slachtoffer hoe hij de ene fout na de andere begint te maken, omdat hij zo<br />

onder stress staat. In een andere getuigenis wordt het slachtoffer zo vergeetachtig dat ze<br />

haar werk op de duur niet meer aankan. Bij enkele slachtoffers hebben deze negatieve<br />

gevoelens zich veralgemeend naar een afkeer voor de hele bedrijfswereld.<br />

Voor sommige slachtoffers draait de situatie na het geweld wel goed uit. Ze komen na hun<br />

overplaatsing of na de verandering van werk bijvoorbeeld in een optimale werkomgeving<br />

terecht. Een slachtoffer kan bijvoorbeeld zeggen dat ze er op professioneel vlak op vooruit is<br />

gegaan: toffe collega’s, veel meer collegialiteit, losse werksfeer, meer mogelijkheden, het<br />

slachtoffer kan een nieuwe visie geven en haar inzichten overbrengen naar de nieuwe<br />

werkomgeving. Ze voelt zich geapprecieerd en dat geeft veel voldoening. Bovendien weet ze<br />

dat ze bij haar collega’s terechtkan voor een luisterend oor in verband met de pesterijen op<br />

haar vroegere werk. Andere slachtoffers zeggen dat het geweld hen als persoon verrijkt<br />

heeft. Ze komen tot nieuwe inzichten over zichzelf: ze zien zich bijvoorbeeld als sterkere,<br />

meer assertieve persoonlijkheden, die zich beter kunnen handhaven in allerlei<br />

omstandigheden. Voor anderen uit de verrijking zich in een inspiratie om een nieuwe weg in<br />

te slaan. Zo getuigt een slachtoffer dat ze haar eigen ervaring zal inzetten om op te komen<br />

tegen de mishandeling van bejaarden. Een ander slachtoffer wil haar loopbaan een andere<br />

wending geven en zal hoger mikken in haar zoektocht naar nieuw werk. Ze redeneert<br />

immers dat als iemand met de zwakke leidinggevende capaciteiten van de dader manager<br />

kan zijn, ze dat zelf ook kan – en veel beter.<br />

201


) Gevolgen voor de werksfeer<br />

De slachtoffers omschrijven de werksfeer, tijdens en na de geweldepisode, als heel<br />

gespannen. Zo wordt bijvoorbeeld verteld dat iedereen op zijn hoede is uit angst zelf het<br />

volgende slachtoffer te worden, of dat er een onderhuidse strijd is losgebarsten tussen de<br />

verschillende hiërarchische niveau’s. In een werkomgeving waar geweld wordt gebruikt<br />

tussen de collega’s, daalt de kwaliteit van het werk. In instellingen waar hulp wordt geboden<br />

aan derden (bijvoorbeeld ziekenhuizen, bejaardentehuizen, …) daalt de kwaliteit van de hulp<br />

en zijn die derden dus vaak ook de dupe van het geweld. Een slachtoffer getuigt dat haar<br />

patiënten haar blijven steunen, ook al hadden ze zelf ook soms te lijden onder de pesterijen.<br />

c) Gevolgen voor de collega’s<br />

Afgezien van het effect van de negatieve werksfeer op de collega’s, zijn er ook meer<br />

rechtstreekse gevolgen van het geweld voor de collega’s. Een groot aantal van de collega’s<br />

heeft volgens de slachtoffers angst om bij het geweld betrokken te geraken. Ze proberen<br />

zich erbuiten te houden, maar voelen zich erg ongemakkelijk op het werk. Het komt ook voor<br />

dat er meerdere collega’s bij de geweldsituatie betrokken geraken. Sommige slachtoffers<br />

rapporteren bijvoorbeeld dat de collega die voor hen opkwam, ook een doelwit werd voor de<br />

dader. Enkele slachtoffers weten dat ook hun opvolger het zwaar te verduren krijgt. Soms is<br />

er sprake van meerder slachtoffers van één (groep) dader(s).<br />

Enkele slachtoffers maken melding van een desastreuze afloop van geweld op het werk: de<br />

zelfmoord van een collega. Eén slachtoffer zei dat hij, naar aanleiding van een zelfmoord,<br />

aan de oversten de namen van de geweldplegers had doorgegeven, maar dat de zaak toch<br />

“in de doofpot werd gestopt”. Dit heeft een grote emotionele impact op alle collega’s. Een<br />

slachtoffer getuigt dat iedereen weet dat een collega suïcide heeft gepleegd naar aanleiding<br />

van pesterijen, maar er wordt niet openlijk over gesproken. Dit zorgt er volgens hem voor dat<br />

veel collega’s uiterst gespannen rondlopen op het werk.<br />

6.2.2. Gevolgen voor het persoonlijke leven<br />

Een aantal slachtoffers stelt dat de geweldepisode geen blijvende gevolgen heeft gehad voor<br />

hun persoonlijk leven. Voor hen is het een afgesloten hoofdstuk. Andere slachtoffers zijn<br />

echter minder gelukkig. Zij ondervinden ook na de geweldepisode nog negatieve gevolgen<br />

op fysiek, psychisch, sociaal en financieel vlak. Toch zijn er opnieuw een aantal slachtoffers<br />

die melden dat de geweldepisode een positieve impuls is geweest om een nieuwe weg in te<br />

slaan.<br />

Ook na de geweldepisode zet de fysieke of psychische reactie op het geweld zich soms<br />

verder. De slachtoffers moeten dan blijvend medicatie nemen voor hun fysieke of psychische<br />

klachten of ze hebben blijvende psychische gevolgen (onder andere nachtmerries, chaotisch<br />

worden, zelfverwaarlozing, en gedachten aan zelfmoord). Op psychisch vlak beseffen de<br />

slachtoffers dat zij een aantal positieve karaktrekken, zoals zelfzekerheid, (zelf-) vertrouwen,<br />

spontaneïteit, vergevingsgezindheid, doorzettingsvermogen, beroepfierheid, en<br />

behulpzaamheid, maar ook hun religie verloren zijn. Sommige slachtoffers beseffen pas<br />

achteraf hoeveel energie en tijd de geweldepisode hen gekost heeft.<br />

202


Ook op sociaal vlak kan het geweld negatieve repercussies hebben: het slachtoffer krijgt<br />

relationele problemen, omdat het begrip van de omgeving niet ongelimiteerd is, omdat de<br />

omgeving ook lijdt onder de gevolgen van het geweld, omdat het slachtoffer alle vertrouwen<br />

in anderen kwijt is, enzovoort. Het gebeurt dan ook vaak dat slachtoffers van geweld zelf hun<br />

sociaal leven drastisch gaan inperken (uit angst, wantrouwen, of schaamte) of dat dit gebeurt<br />

doordat vrienden en kennissen afhaken. Zo vertelt een slachtoffer dat zij al haar energie in<br />

de geweldsituatie heeft gestoken, zodat zij geen persoonlijk leven en geen enkel sociaal<br />

contact meer heeft. Nu is ze bovendien bang in grote groepen, vooral wanneer de kans<br />

bestaat dat ze één van de daders tegen het lijf loopt. Een ander slachtoffer omschrijft het<br />

proces van sociale isolatie als een sneeuwbal die elke dag groter wordt: op de duur verliest<br />

men zijn vrienden, kennissen en familie.<br />

Heel wat slachtoffers houden een financiële kater over aan het geweld. Dit omwille van het<br />

absenteïsme (ziekteverlof, onbetaald verlof), gemiste promoties, dokters- en<br />

advocatenkosten, werkloosheid, minder pensioengeld, of een slechter loon op het nieuwe<br />

werk.<br />

Soms biedt de ervaring een positieve impuls. Een aantal slachtoffers voelde naar aanleiding<br />

van wat ze hebben meegemaakt de roeping om andere slachtoffers te gaan helpen. Zij<br />

sluiten zich als vrijwilliger aan bij slachtofferverenigingen of richten zelf een actiegroep op. Zij<br />

zien zichzelf als ervaringsdeskundige goed in staat om begrip op te brengen voor allerhande<br />

slachtoffers van geweld, dus niet noodzakelijk enkel slachtoffers van geweld op het werk.<br />

6.3. Besluit aangaande de gevolgen<br />

Tabel 4 : Samenvatting : Gevolgen<br />

Gevolgen tijdens de geweldepisode<br />

Resterende gevolgen na de geweldepisode<br />

Gevolgen voor het professionele leven<br />

Gevolgen voor het slachtoffer<br />

Gevolgen voor de werksfeer<br />

Gevolgen voor de collega’s<br />

Gevolgen voor het persoonlijke leven<br />

In dit hoofdstuk werd duidelijk dat geweld op het werk volgens de slachtoffers gevolgen heeft<br />

tijdens en na de geweldepisode, en dit zowel op persoonlijk, als op professioneel vlak. Ook<br />

voor de werksfeer en voor de collega’s zijn er volgens de slachtoffers gevolgen (Tabel 4).<br />

Het spreekt voor zich dat de slachtoffers slechts een beperkt zicht hebben op de gevolgen<br />

van hun geweldervaringen voor derden. Om deze gevolgen volledig in kaart te brengen, is<br />

een onderzoek op het niveau van de arbeidsorganisatie aangewezen.<br />

De meeste gevolgen, zowel tijdens als na de geweldepisode, die de slachtoffers aanhalen<br />

vloeien voort uit de langdurende stress die ze door het geweld ondergaan. De slachtoffers<br />

ontwikkelen een hele lijst stress-symptomen. Daarbovenop zijn er de gevolgen van het<br />

gevoel dat een ander persoon wil dat het slachtoffer lijdt, zoals het verlies van vertrouwen in<br />

de medemens en het verlies van sociale vaardigheden. Sommige slachtoffers leren uit hun<br />

ervaringen in de geweldepisode, dat ze niet in staat zijn om hun situatie te verbeteren. Die<br />

aangeleerde hulpeloosheid lijkt zich te veralgemenen naar hun hele leven.<br />

203


HOOFDSTUK 7 : GEWELD ALS PROCES<br />

In dit hoofdstuk wordt het procesmatig karakter van geweld op het werk beargumenteerd.<br />

Geweld is geen statisch gebeuren. Door een samenspel van allerlei factoren is er een<br />

evolutie mogelijk in de emotionele toestand van het slachtoffer (§ 7.1.), in de vormen van<br />

(probleemgerichte) coping die het slachtoffer gebruikt (§ 7.2.), en tenslotte in het geweld zelf<br />

(§ 7.3.). Ter afronding van dit hoofdstuk wordt het proces van geweld op het werk<br />

schematisch besproken, met oog voor de onderlinge beïnvloeding van de in dit onderzoek<br />

beschreven factoren (§ 7.4.).<br />

7.1. Evolutie van de emotionele toestand van het slachtoffer<br />

Geweld ervaren heeft gevolgen op emotioneel vlak (cf. § 6.1.). De evolutie van de<br />

emotionele toestand van een slachtoffer wordt bepaald door (de interactie van) allerlei<br />

factoren, namelijk door de coping van het slachtoffer zelf, door de beschikbaarheid van een<br />

sociaal netwerk, door het gedrag van de dader, en door de bredere werkcontext. Alvorens te<br />

bekijken op welke manier de emotionele toestand van een slachtoffer kan evolueren, wordt<br />

dieper ingegaan op deze factoren, die de emotionele toestand kunnen beïnvloeden.<br />

De emotionele toestand van het slachtoffer wordt gereguleerd door zijn cognitieve en<br />

gedragsmatige emotionele coping. Het effect van de emotionele coping kan zijn dat de<br />

emotionele toestand verbetert of slechter wordt, maar het kan ook zijn dat de gehanteerde<br />

vorm van coping niet resulteert in een verandering in de emotionele toestand van het<br />

slachtoffer (cf. § 5.1.). Aangezien ook het beroep doen op het sociaal netwerk, om sociale<br />

steun te krijgen, een vorm van emotionele coping is, hebben ook veranderingen in het<br />

sociaal netwerk een effect op de emotionele toestand van het slachtoffer. Zo leidt een<br />

afbrokkelend sociaal netwerk bijvoorbeeld tot gevoelens van eenzaamheid, maar maakt het<br />

ook dat een slachtoffer minder mogelijkheden heeft om via sociale steun zijn emotionele<br />

toestand te verbeteren. De evolutie van de emotionele toestand van het slachtoffer is ook<br />

afhankelijk van (het succes van) de probleemoplossende coping van het slachtoffer.<br />

Doorgaans verbetert de emotionele toestand van slachtoffers, wannneer ze merken dat hun<br />

copingstrategieën effect hebben en dat het geweld afneemt of stopt. De emotionele toestand<br />

wordt slechter bij langdurig persisterend of zelfs toenemend geweld.<br />

Niet alleen het slachtoffer oefent invloed uit op de evolutie van zijn emotionele toestand. Ook<br />

de dader speelt een rol. Via het geweld dat de dader het slachtoffer aandoet, beïnvloedt de<br />

dader de emoties van het slachtoffer. Dit kan al dan niet een doel zijn van de dader.<br />

Sommige slachtoffers hebben het gevoel dat de dader hen vooral in een slecht daglicht wil<br />

stellen bij oversten, terwijl andere slachtoffers duidelijk de intentie voelen bij de dader om<br />

hen persoonlijk te kraken. In het eerste geval heeft de dader bijvoorbeeld de functie die het<br />

slachtoffer bekleedt voor ogen, terwijl de dader in het tweede geval mogelijk pas tevreden is<br />

bij een mentale instorting van het slachtoffer. In dergelijke situaties zal de neerwaartse<br />

emotionele spiraal bij het slachtoffer wellicht veel sterker zijn. Wanneer de dader verdwijnt,<br />

stopt het geweld en dit heeft volgens een slachtoffer een verbeterde emotionele toestand tot<br />

gevolg.<br />

204


Ook in de bredere werkcontext zijn er factoren die kunnen maken dat er iets verandert aan<br />

de emotionele toestand van het slachtoffer. Dat collega’s niet voor het slachtoffer opkomen,<br />

dat oversten hun verantwoordelijkheid niet nemen, of dat de werkdruk in het hele bedrijf<br />

toeneemt, zijn voorbeelden van factoren in de werkcontext die maken dat de emoties van het<br />

slachtoffer verder negatief evolueren. Het tegenovergestelde effect wordt vastgesteld<br />

wannneer er bijvoorbeeld opeens collega’s opduiken die willen getuigen, of dat er een<br />

nieuwe overste komt die bereidheid toont om iets aan het geweldprobleem te doen. In zo’n<br />

geval is er een positieve evolutie in de emotionele toestand mogelijk: er is weer hoop en<br />

nieuwe energie om door te gaan.<br />

Naast bovenstaande factoren, die een rol spelen in de evolutie van hun emotionele toestand,<br />

gaan sommige slachtoffers ook inhoudelijke in op de evolutie van hun emotionele beleving<br />

van het geweld.<br />

Zoals vermeld in paragraaf 5.1.1., houden sommige slachtoffers het goed vol tijdens de<br />

geweldepisode, door het zich niet te hard aan te trekken en afstand te bewaren. Deze<br />

mensen blijven vaak goed functioneren tijdens de geweldepisode, om nadien te ontdekken<br />

hoeveel energie ze daarvoor hebben verbruikt. Deze slachtoffers krijgen het dan in de<br />

verwerkingsfase na de geweldepisode vaak emotioneel nog erg moeilijk. Een slachtoffer<br />

omschrijft het alsof hij alle emoties uit de geweldepisode, achteraf nog moest beleven.<br />

Mogelijk komt dit doordat ze tijdens de geweldepisode hun emoties afblokken, zodat in die<br />

periode ook nog geen emotionele verwerking mogelijk is. In eerder onderzoek wordt hiernaar<br />

verwezen als risico’s van overlevingsstrategieën (Bruynooghe, e.a., 1995).<br />

Met een <strong>deel</strong> van de slachtoffers gaat het emotioneel bergaf, waarbij zij op het moment van<br />

het interview nog steeds in een emotioneel dal zitten. Deze mensen zijn emotioneel ingestort<br />

of voelen zich enorm machteloos, alleen in hun strijd, en gedemotiveerd om nog te werken.<br />

Een slachtoffer omschrijft de evolutie alsvolgt: In het begin reageert hij op de pesterijen en<br />

maakt hij zich kwaad. Hij probeert vanalles te doen, maar dat maakt het alleen maar erger.<br />

Op het einde reageert hij niet meer tegen het geweld. Hij gaat met tegenzin werken en gaat<br />

’s avonds zo snel mogelijk naar huis. Hij vergelijkt de evolutie van zijn emotionele toestand<br />

met die van een rat die in een hoek is geduwd, en waar constant een aantal mensen met<br />

stokken rond staan: na een tijd haalt ze niet meer uit omdat ze ziet dat het geen zin heeft.<br />

7.2. Evolutie van de gekozen vormen van probleemgerichte coping<br />

Niet alleen de emotionele toestand, maar ook de manier om het geweldprobleem te<br />

benaderen, kan evolueren doorheen het geweldproces.<br />

Bij sommige slachtoffers is de evolutie in de probleemgerichte coping niet echt opvallend. Zij<br />

proberen verschillende vormen van coping uit dezelfde categorie. Een aantal slachtoffers<br />

benadert het geweldprobleem uitsluitend met persoonlijke copingvormen. Zij betrekken dus<br />

geen sociale steun bij de aanpak van het geweld. Of dit komt doordat deze slachtoffers er<br />

geen derden wensen bij te betrekken, of doordat hun sociaal netwerk hier niet over<br />

aanspreekbaar is (cf. § 5.2.2.2.), is niet duidelijk. Al deze slachtoffers hanteren wel meerdere<br />

vormen van persoonlijke probleemgerichte coping. Andere slachtoffers benaderen het<br />

probleem enkel via juridische sociale steun. Zij zetten alles op alles om via juridische<br />

procedures hun gelijk te halen, en zo het geweld en de gevolgen te doen ophouden. Ook<br />

hier worden verschillende (bedrijfsinterne en –externe) procedures uitgeprobeerd.<br />

205


Bij sommige slachtoffers is er wel sprake van een opmerkelijke evolutie in de<br />

probleemgerichte coping. Er kan met name een evolutie zijn van een actieve naar een<br />

passieve opstelling. Deze evolutie hangt nauw samen met de emotionele toestand van de<br />

slachtoffers, die soms evolueert van “uiterst strijdbaar” naar “totaal futloos”. Wanneer de<br />

emotionele toestand beneden peil is lijkt de prioriteit te gaan naar vormen van emotionele<br />

coping bij de besteding van de weinige energie die het slachtoffer nog rest. Het slachtoffer<br />

doet nog weinig om zich te verdedigen, maar er komen wel nog inschikkelijke strategieën<br />

voor, zoals het verlaten van de werkomgeving of het mijden van de dader.<br />

Een aantal slachtoffers begint met inschikkelijke strategieën, maar schakelen later over op<br />

assertieve strategieën. Het is alsof deze slachtoffers gaandeweg beseffen dat ze op hun<br />

grenzen zullen moeten staan, indien ze iets aan de toestand willen veranderen. Deze<br />

slachtoffers bereiden zich vaak minutieus voor via cognitieve probleemgerichte<br />

copingstrategieën (cf. § 5.2.1.).<br />

Vaak hanteert het slachtoffer bij aanvang persoonlijke coping, om later de stap te zetten naar<br />

het zoeken van sociale steun. Soms is er een evolutie merkbaar in het zoeken van die<br />

sociale steun: men tracht eerst intern in het bedrijf mensen te zoeken om het probleem te<br />

helpen oplossen en wanneer dit niet lukt schakelt men over op het juridische pad.<br />

Bovengeschetste evoluties in coping van slachtoffers geeft steun aan een procesgerichte kijk<br />

op geweld op het werk. Het is immers weinig raadzaam om, op basis van een<br />

momentopname, te spreken van “actieve” of “passieve” types van slachtoffers, indien blijkt<br />

dat slachtoffers in beide richtingen evolueren over het continuüm actief-passief. Voor<br />

toekomstig onderzoek is het relevant te weten welke copingstijl een slachtoffer hanteert bij<br />

het begin van het geweld, om na te gaan welke aanpak het geweld in de kiem kan smoren.<br />

Indien men de copingstijl zou meten, nadat het geweld al een hele periode bezig is, mag<br />

men echter niet aannemen dat het slachtoffer steeds op die manier heeft gereageerd. Ook al<br />

wordt doorgaans aangenomen dat de copingstijl van een persoon gedurende een langere<br />

periode dezelfde blijft, kunnen we stellen dat de impact van geweld op een persoon dermate<br />

groot kan zijn dat zijn manier van coping zal veranderen.<br />

7.3. Evolutie van het geweld<br />

Ook het geweld zelf kan evolueren. Dit kan naar aanleiding van (veranderingen in) de<br />

kenmerken van de werkcontext, van het slachtoffer en van de dader. Ook de coping van het<br />

slachtoffer kan direct of indirect (via de achtergrondkenmerken) het verloop van het<br />

geweldproces wijzigen. Dat dit zowel in negatieve (escalatie van het geweld) als in positieve<br />

(vermindering of stop van het geweld) richting kan, wordt geïllustreerd in de paragrafen<br />

7.3.1. en 7.3.2.. Tot slot wordt in paragraaf 7.3.3. de evolutie van de aard van het geweld<br />

nader bekeken.<br />

206


7.3.1. Escalatie van het geweld<br />

Slachtoffers rapporteren dat er vaak een escalatie is in het geweld. Het is mogelijk dat het<br />

gaat om het erger worden van het geweld, om een toename in de frequentie van de feiten,<br />

om een toename in het aantal daders, of om een uitbreiding van het geweld naar de<br />

privésfeer.<br />

Wanneer het geweld erger wordt van aard, kan dit uiteraard passen in de strategie van de<br />

dader. Soms zorgt de dader er zelf voor dat het slachtoffer meer vatbaar en beter bereikbaar<br />

wordt voor geweld. Zo getuigt een slachtoffer dat ze van de dader opeens haar eigen bureau<br />

krijgt. De dader komt hier echter vaak binnen om haar uit te schelden, zonder dat iemand<br />

van de collega’s daar iets van merkt. Voorheen moest de dader subtieler te werk gaan omdat<br />

er steeds collega’s in dezelfde ruimte aanwezig waren.<br />

Dat het geweld erger wordt, kan echter ook het (onbedoelde) gevolg zijn van de<br />

copingstrategieën van het slachtoffer. Een slachtoffer dat een proces aanspant, loopt de<br />

kans dat dit niet in dank wordt afgenomen door de werkgever, zodat die partij kiest voor de<br />

dader en zich zelfs aansluit bij diens gedrag. Wanneer het slachtoffer een agressieve<br />

copingstrategie hanteert, stapt het slachtoffer eigenlijk mee in het machtsspel van de dader.<br />

Op die manier kan er een spiraal van geweld ontstaan. Beide partijen bestoken elkaar<br />

afwisselend met agressieve acties, waardoor het in feite niet meer mogelijk is om nog langer<br />

van slachtoffer en dader te spreken. Beide partijen zijn nu afwisselend dader en slachtoffer<br />

van elkaar. Ook wanneer het slachtoffer een inschikkelijke copingstrategie hanteert, leidt dit<br />

soms tot een escalatie. Mogelijk komt dit doordat de dader geen expliciet teken krijgt van de<br />

ongewenstheid van zijn gedrag of van het feit dat het slachtoffer dit gedrag niet langer<br />

tollereert, of doordat het geweldgedrag van de dader bekrachtigd wordt aangezien de dader<br />

ziet dat het zijn vruchten afwerpt.<br />

Veranderingen in de werkcontext kunnen ook een aanleiding zijn voor een escalatie. Een<br />

voorbeeld hiervan is de komst van nieuwe oversten die ofwel meegaan in het gedrag van de<br />

dader en er steun aan bieden, ofwel minder controle uitoefenen op de dader, zodat die vrij<br />

spel krijgt. In sommige gevallen wordt de dader zelf opeens de overste van het slachtoffer,<br />

hetzij via een promotie, hetzij via een degradatie van slachtoffer (vaak tengevolge van<br />

redenen die aan het geweld zijn gerelateerd).<br />

In een werkcontext met een leiding die niet ingrijpt bij de eerste tekenen van geweld, is de<br />

kans op escalatie van het geweld erg groot. Mogelijk voelt de dader zich (impliciet) gesteund:<br />

het gebrek aan reactie wordt gezien als een stilzwijgende toestemming.<br />

Ook wanneer er sprake is van een groep slachtoffers, waarvan er na verloop van tijd (ten<br />

gevolge van overplaatsing of ontslag) slechts één slachtoffer overblijft, kan escalatie van het<br />

geweld optreden. Doordat de andere slachtoffers wegvallen, krijgt het overblijvende<br />

slachtoffer het dan harder te verduren.<br />

Sommige slachtoffers melden dat het geweld meer frequent wordt. Gedrag dat eerst<br />

wekelijks voorviel, wordt na een tijdje dagelijks gesteld. Het is hierbij dus niet zozeer het<br />

gedrag dat erger wordt, maar het is de verhoogde frequentie die het zwaarder maakt voor<br />

het slachtoffer.<br />

207


Escalatie kan ook het gevolg zijn van een uitbreiding van de dadersgroep. Vaak is het een<br />

strategie van de dader om in de werkcontext op zoek te gaan naar zo veel mogelijk<br />

bondgenoten. Het lijkt erop dat een aantal mensen niet moeilijk te overhalen is om zich bij de<br />

daders aan te sluiten. Wat ook gebeurt, is dat een aantal collega’s zich bij de dader<br />

aansluiten uit angst voor de dader(s). Zo ondervindt een slachtoffer naar eigen zeggen dat<br />

zelfs collega’s die hem graag hebben hun visie aanpassen aan die van de daders om maar<br />

niet in de schijnwerpers te komen staan.<br />

Een uitbreiding van de dadergroep kan ook een gevolg zijn van copingstrategieën van het<br />

slachtoffer. Hierboven werd reeds het voorbeeld gegeven van het aanspannen van een<br />

proces: de werkgever neemt dit doorgaans niet in dank af. Meer algemeen kan men stellen<br />

dat het inschakelen van derden, door oversten en collega’s kan beschouwd worden als het<br />

buitenhangen van de vuile was. Het is voor slachtoffers dan ook belangrijk om naar de<br />

werkcontext duidelijk te maken wat het doel is van de inschakeling van een derde. Zo kan<br />

men misschien misverstanden voorkomen, zodat collega’s zich niet onterecht geviseerd<br />

zullen voelen en zich niet alsnog bij het geweldkamp aansluiten.<br />

Ook aanpassingsstrategieën kunnen leiden tot een toenemende dadergroep. Zo vertelt een<br />

slachtoffer dat hij als reactie op de pesterijen alles volgens het boekje doet om nergens op<br />

gepakt te kunnen worden. Dit blijkt echter irriterend te zijn voor de collega’s, omdat er<br />

normaal wel dingen buiten het boekje worden gedaan. Het slachtoffer wordt daardoor na een<br />

tijdje ook genegeerd door zijn collega’s.<br />

Een laatste vorm van escalatie betreft de uitbreiding van het geweld naar de privésfeer,<br />

waardoor ook familieleden direct slachtoffer worden van het geweld. Zo merkt een slachtoffer<br />

op dat de daders ook zijn vrouw beginnen te pesten door vernederende opmerkingen naar<br />

haar te maken. Zij wordt door de daders achtervolgd en er worden obscene gebaren naar<br />

haar gemaakt.<br />

7.3.2. Vermindering of stop van het geweld<br />

Het geweld kan tijdelijk verminderen of stoppen, door een aantal factoren. Door dit tijdelijke<br />

karakter gaat het vaak maar om schijnoplossingen, waardoor deze factoren weinig tot geen<br />

waarde hebben als inspiratiebron voor preventie.<br />

Een tijdelijke vermindering in het geweld is soms mogelijk, doordat een aantal daders niet<br />

aanwezig is. Zeker wanneer het gaat om de spilfiguren van het geweld is dit effect voelbaar.<br />

Sommige daders hebben de strategie om verschillende slachtoffers om beurt te viseren,<br />

zodat er periodes zijn dat het geweld tegen een bepaald slachtoffer tijdelijk stopt. Vaak is er<br />

ook een stop wanneer het slachtoffer de werkomgeving voor een bepaalde periode verlaat<br />

(vakantie of ziekteverlof), maar die stop is tijdelijk.<br />

Dat men soms geweld gebruikt met als doel het slachtoffer buiten te werken, wordt<br />

geïllustreerd door de getuigenis van een slachtoffer dat tijdelijk niet meer gepest wordt<br />

wanneer de daders de indruk hebben dat hij uit eigen beweging zal vertrekken naar een<br />

ander filiaal van het bedrijf. Van zodra blijkt dat dit niet doorgaat, wordt het geweld tegen het<br />

slachtoffer hervat.<br />

De relatie tussen dader en slachtoffer kan op bepaalde ogenblikken gekenmerkt zijn door<br />

een (tijdelijke) verandering in machtsverhouding, waardoor het pestgedrag afneemt.<br />

Bijvoorbeeld wanneer de dader het slachtoffer nodig heeft om een bepaalde taak uit te<br />

voeren, is er een vermindering in het pestgedrag.<br />

208


Afgezien van de factoren die slechts tot een schijnbare, tijdelijke vermindering of stop leiden,<br />

noemen de slachtoffers ook factoren die maken dat het geweld effectief afneemt of stopt.<br />

Vermindering van het geweld is volgens sommige slachtoffers het gevolg van een<br />

verandering in de werkcontext. Zij tonen het belang aan van een preventieve aanpak, waarbij<br />

een open communicatie en een aandacht voor groepsprocessen en werksfeer belangrijke<br />

elementen zijn. Zo vertelt een slachtoffer dat het geweldprobleem is opgelost door een<br />

bespreking in team en dat de werksfeer optimaal is doordat eventuele problemen in de groep<br />

collega’s onmiddellijk worden uitgepraat in de dienstvergaderingen. Ook wordt duidelijk dat<br />

bij voldoende controle en opvolging vanuit de hogere hiërarchie, het geweldgedrag kan<br />

worden ingetoomd. Wanneer er bijvoorbeeld een nieuwe overste komt, die kort op de bal<br />

speelt, blijkt dat de dader zich rustig houdt. Wanneer die overste weer wordt vervangen,<br />

barst het geweld echter opnieuw los. Een slachtoffer getuigt over het belang van kort op de<br />

bal spelen van de directie: Zij gaat haar ontslag indienen omwille van de geweldfeiten.<br />

Wanneer de directie deze reden hoort, weigert ze haar ontslag te aanvaarden en<br />

confronteert de directie de dader op een bijeenkomst waarin de feiten uiteindelijk door de<br />

collega’s worden bevestigd. De dader wordt ontslagen en de directie beklemtoont dat dit<br />

tevens een signaal is naar de rest van het personeel. In dit laatste voorbeeld koppelt de<br />

directie preventie – het geven van een signaal, door woord én daad, dat geweld niet kan –<br />

aan het kordaat oplossen van het geweldprobleem.<br />

Wat de effectief gestopte geweldsituaties betreft, valt op dat dit meestal werd bereikt door<br />

een overplaatsing van het slachtoffer of het verlaten van het bedrijf door het slachtoffer.<br />

Zelden wordt de dader verplaatst, tenzij dit past in een herstructurering van het bedrijf, dus<br />

losstaand van de geweldfeiten. Een illustratie van de terughoudendheid om de dader te<br />

verplaatsen is de zaak waarin het niet de intentie is van de hogere hiërarchie om het<br />

slachtoffer te “straffen” met een overplaatsing, dus besluit men om het slachtoffer te<br />

onttrekken aan de macht van de pestende baas. Het slachtoffer werkt nu dus voor een<br />

overste die hem geen opdrachten meer mag geven.<br />

Ook de (probleemgerichte) copingstrategieën van het slachtoffer kunnen effectief zijn om<br />

een bepaald pestgedrag te doen stoppen. Zo vertelt een slachtoffer, dat werd gepest via<br />

anonieme oproepen op zijn personenzoeker, dat dit gedrag gestopt is doordat hij bij de<br />

telefoon van de secretaresse bleef staan, waarop men kan zien vanwaar de oproep komt. Er<br />

is een slachtoffer dat zegt dat ze zich de laatste tijd minder moet verantwoorden en dat ze<br />

meer geschikt werk krijgt, omdat ze alleen nog op officiële vragen tot verantwoording<br />

reageert.<br />

Soms blijkt een slachtoffer in staat om de situatie eigenhandig op te lossen. Dan gaat het<br />

meestal om slachtoffers die een duidelijk bewijs hebben van het pestgedrag en die hiermee<br />

de dader en de werkgever confronteren. Vaak wordt vermeld dat de dader nadien toch nog<br />

andere slachtoffers heeft gezocht. Dit toont aan dat een louter scheiden van slachtoffer en<br />

dader, zelfs al gebeurt het door de dader te verplaatsen, vaak geen afdoende signaal is naar<br />

de dader om zijn gedrag voorgoed te staken.<br />

209


7.3.3. Evolutie van de aard van het geweld<br />

Wanneer de slachtoffers de evolutie van de aard van het geweld omschrijven, blijkt dat deze<br />

evolutie zich in veel gevallen voordoet binnen de categorie van het psychisch geweld. Onder<br />

invloed van de stappen die het slachtoffer heeft genomen, gaat de dader geleidelijk vaak<br />

subtieler te werk. Het komt ook voor dat een dader subtiel begint maar, gesterkt door de<br />

steun of het niet ingrijpen van de omgeving, na verloop van tijd meer openlijk en brutaler te<br />

werk gaat. De inhoud van het psychisch geweld kan evolueren van verbale pesterijen naar<br />

financieel onrecht, van het professionele naar het persoonlijke vlak, of kan zich verplaatsen<br />

van de werkcontext naar de privésfeer.<br />

Niet beantwoorde avances (seksueel geweld) ontaarden ook regelmatig in psychisch<br />

geweld. Een slachtoffer vermeldt dat de afwijzing van het slachtoffer de dader erg hoog zit,<br />

waarna hij toch probeert zijn avances door te drukken, door haar hand vast te houden en te<br />

proberen haar te kussen. Wanneer zij hem echter nogmaals duidelijk maakt dat er geen<br />

relatie mogelijk is, begint hij roddels rond te bazuinen, materiële schade aan haar auto aan te<br />

brengen, en krijgt ze een emmer water over het hoofd.<br />

Fysiek geweld wordt eerder sporadisch genoemd. Vaak gaat het dan om het hoogtepunt in<br />

een escalerende spiraal van geweld, waarbij de zelfcontrole wordt verloren. Af en toe gaat<br />

het om een feit dat met regelmaat terugkomt, bijvoorbeeld bij dwang om in ongezonde<br />

omstandigheden te werken.<br />

7.4. Besluit : een procesmodel voor geweld op het werk<br />

Door de bevindingen uit dit onderzoek te koppelen aan bestaande procesmodellen over<br />

werkstress (Lazarus & Folkman, 1984), komen we tot een procesmodel voor geweld op het<br />

werk vanuit de optiek van het slachtoffer, zoals weergegeven in Figuur 1.<br />

De omkaderde elementen in Figuur 1 zijn de achtergrondkenmerken van de geweldsituatie.<br />

Het gaat om de kenmerken van de werkcontext (cf. § 4.3.), de dader(s) (cf. § 4.1.) en het<br />

slachtoffer (cf. § 4.2.), die een voedingsbodem kunnen vormen voor het ontstaan en<br />

voortbestaan van het geweld op het werk. Deze drie elementen kunnen elkaar wederzijds<br />

beïnvloeden. Slachtoffer en dader zijn immers personen die zich in de werkcontext bevinden,<br />

zodat bepaalde kenmerken van die context, zoals een hoge werkdruk, of vaste<br />

benoemingen, een invloed op hen zullen hebben. Anderzijds kan één individu ook invloed<br />

uitoefenen op kenmerken van de werkcontext, zoals de werksfeer die kan worden beheerst<br />

door de autoritaire overste. De werkcontext kan ook rechtstreeks een invloed hebben op de<br />

relatie tussen slachtoffer en dader(s), bijvoorbeeld via de manier waarop de communicatie<br />

met de hiërarchie dient te verlopen. Omgekeerd kan die relatie ook de werkcontext<br />

beïnvloeden, bijvoorbeeld wanneer er twee kampen ontstaan onder de collega’s.<br />

Als directe, onwillekeurige reactie op de geweldfeiten ondervindt het slachtoffer een<br />

verhoogde spanning (als fysiologische respons weergegeven in Figuur 1.), die wanneer de<br />

geweldepisode lang aansleept, kan leiden tot een chronische spanning, met allerlei fysieke<br />

en psychische gevolgen (cf. Lazarus & Folkman, 1984). De ervaren spanning is “het<br />

startsein” voor het copingproces.<br />

210


Naar aanleiding van het geweld komt er bij het slachtoffer een copingproces op gang.<br />

Volgens Lazarus en Folkman (1984) maakt het slachtoffer – al dan niet bewust – een<br />

inschatting van de controleerbaarheid van de geweldsituatie en gaat hij na op welke<br />

persoonlijke en sociale bronnen een beroep kan worden gedaan. Op basis van deze mentale<br />

inventaris zou dan overgegaan worden tot een bepaalde manier van coping. In dit<br />

onderzoek werd opgemerkt dat er een toestand van aangeleerde hulpeloosheid (cf.<br />

Seligman, 1975 4 ; Walker, 1984 5 ) kan ontstaan wanneer het slachtoffer tevergeefs allerlei<br />

strategieën heeft geprobeerd om het geweld te doen ophouden. Deze slachtoffers zien de<br />

geweldsituatie als oncontroleerbaar, en stellen zich passief op. Ook waren er slachtoffers die<br />

getuigden dat ze geen beroep meer deden op hun sociaal netwerk, omdat dit onvoldoende<br />

steun bood.<br />

Zoals reeds werd aangehaald in hoofdstuk 5, is het zo dat men spreekt van emotionele<br />

coping als het slachtoffer zich richt op de regulatie van zijn of haar emoties. Is de aanpak van<br />

de stressor, in dit geval de geweldsituatie, de focus, dan gaat het om probleemgerichte<br />

coping. Bij beide vormen van coping kon ook in dit onderzoek een onderscheid gemaakt<br />

worden tussen cognitieve en gedragsmatige coping. Cognitieve coping speelt zich af tussen<br />

de oren van het slachtoffer, terwijl gedragsmatige coping bestaat uit handelingen die door<br />

het slachtoffer worden gesteld. Bij deze gedragsmatige aanpak kan het slachtoffer een<br />

beroep doen op zijn sociale copingbronnen, of hij kan er voor opteren geen derden te<br />

betrekken bij het probleem en enkel zijn persoonlijke copingbronnen aan te spreken.<br />

Het effect van de coping wordt mogelijk zichtbaar in de achtergrondkenmerken. In dit<br />

onderzoek zijn er bijvoorbeeld slachtoffers die opmerken dat zij gaandeweg bepaalde<br />

karaktereigenschappen zijn verloren, of die vertellen dat zij gradueel minder weerbaar<br />

worden. Denk ook aan het slachtoffer dat getuigt dat het instellen van een onderzoek, de<br />

hele werksfeer tussen de collega’s verzuurde, of aan de dader die wordt gedegradeerd door<br />

de stappen die het slachtoffer heeft gezet. Via de veranderingen in de<br />

achtergrondkenmerken of rechtstreeks door de coping van het slachtoffer kan er een<br />

verandering komen in de relatie tussen slachtoffer en dader. Het resultaat kan zijn dat het<br />

geweld stopt, maar het is ook mogelijk dat het geweld blijft voortbestaan of zelfs erger wordt<br />

(cf. § 7.3.). Er zal dan een nieuwe fase in het copingproces bij het slachtoffer op gang<br />

komen. Het geschetste proces kan dus in principe blijven doorlopen. Dit was ook duidelijk zo<br />

bij de slachtoffers in dit onderzoek, die allemaal meerdere geweldfeiten meemaakten en<br />

allemaal meerdere copingstrategieën hebben gehanteerd. Ook wanneer er een oplossing is<br />

gevonden voor de geweldsituatie, moet het slachtoffer vaak nog verder gaan met de<br />

emotionele coping. Het is echter wel mogelijk om een momentopname te maken in dit<br />

proces, om te kijken naar de gevolgen van het geweld na de geweldepisode. Zo krijgt men<br />

een beeld van de veranderingen die zich hebben voorgedaan in de kenmerken van de<br />

werkcontext, het slachtoffer en de dader(s) naar aanleiding van de geweldsituatie (cf. § 6.2.).<br />

4<br />

Seligman, M.E.P. (1975). Helplesness: on depression, development, and death. San Francisco:<br />

Freeman.<br />

5<br />

Walker, L. (1984). The battered woman syndrome. New York: Springer.<br />

211


Figuur 1. Procesmodel voor geweld op het werk vanuit het perspectief van het slachtoffer<br />

Kenmerken van …<br />

Slachtoffer<br />

Werkcontext GEWELD<br />

Gevolgen<br />

Copingproces<br />

Emotionele coping<br />

(fysiologische<br />

Dader(s) respons) Probleemgerichte coping<br />

Momentopname: resterende gevolgen na de geweldepisode<br />

Gevolgen


II. KWALITATIEF ONDERZOEK IN WALLONIË EN BRUSSEL<br />

HOOFDSTUK 1: DOELSTELLINGEN<br />

Er werden face-to-face interviews gehouden met slachtoffers en bevoorrechte getuigen van<br />

situaties van pesterijen en/of ongewenst seksueel gedrag om het geweldproces op het werk<br />

te analyseren en om exactere gegevens te verzamelen met betrekking tot de kenmerken van<br />

pesterijen en ongewenst seksueel gedrag. De gegevens die uit de kwalitatieve gesprekken<br />

voortkwamen, werden bij elkaar gebracht om de resultaten opgetekend bij het kwantitatieve<br />

onderzoeksge<strong>deel</strong>te te bevestigen en aan te vullen.<br />

HOOFDSTUK 2: METHODOLOGIE<br />

2.1. Recrutering van een steekproef van personen<br />

De respondenten werden gerecruteerd aan de hand van twee bronnen.<br />

In de eerste plaats kon men via een kwantitatieve enquête, uitgevoerd bij een grote<br />

steekproef van personen in de actieve bevolking, contact opnemen met mannen en vrouwen<br />

die reeds werden geconfronteerd met situaties van geweld op het werk in het kader van hun<br />

beroepsactiviteit. Bij de telefonische peiling werden de respondenten die verklaarden<br />

slachtoffer te zijn geweest van een of meer vijandige gedragingen op het werk, zoals<br />

bepaald in de vragenlijst, ingelicht over de mogelijkheid om <strong>deel</strong> te nemen aan een later<br />

face-to-face gesprek, om het verhaal over hun ervaring te kunnen doen. Maar omwille van<br />

de tijd die verstreek tussen het moment van het telefoongesprek, waarbij deze personen hun<br />

gegevens doorgaven en het moment waarop ze opnieuw werden gecontacteerd door het<br />

onderzoeksteam om de face-to-face gesprekken te organiseren, hadden vele mensen<br />

ondertussen afgehaakt. Slechts 6% van de slachtoffers die hadden <strong>deel</strong>genomen aan de<br />

kwantitatieve enquête, namelijk 25 personen, deden hun verhaal in het kader van face-toface<br />

gesprekken.<br />

Daarom werd er met de medewerking van het federale ministerie voor Tewerkstelling en<br />

Arbeid een oproep tot getuigen gedaan in een groot aantal bedrijven, in vakbonds- en<br />

medische bladen en in de wachtzalen van huisartsen. Die oproep stond te lezen op flyers of<br />

in de voornoemde publicaties en bracht het grote publiek op de hoogte van het bestaan van<br />

het lopende onderzoek en nodigde mensen uit om, als zij waren geconfronteerd met de<br />

problematiek van pesterijen en ongewenst seksueel gedrag, als getuige of als slachtoffer,<br />

hun verhaal te doen in het kader van een face-to-face gesprek met daartoe opgeleide<br />

interviewers.<br />

Een groot aantal mensen is daarop ingegaan.<br />

2.2. Recrutering van de interviewers<br />

Gezien de complexe aard van het onderwerp en de ernst van bepaalde situaties van geweld<br />

op het werk, werd een eerste selectiecriterium voor de interviewers bepaald op basis van<br />

hun specifieke bekwaamheid en hun opleidingstype. Maatschappelijk assistenten en<br />

psychologen die reeds een beroepsactiviteit uitoefenden of hun studies bijna zouden<br />

beëindigen kwamen in aanmerking voor deze gesprekken. Als tweede criterium werd de


geografische locatie van de interviewers gebruikt om de <strong>deel</strong>name van alle Franstalige<br />

vrijwilligers aan het onderzoek te kunnen waarborgen.<br />

De interviewers werden geselecteerd op basis van een kandidaatsformulier waarin hen<br />

specifieke vragen omtrent hun mobiliteit en hun interviewcapaciteiten werden voorgelegd. Ze<br />

werden gevraagd om <strong>deel</strong> te nemen aan een opleidingssessie tijdens dewelke ze een<br />

interviewgids en gegevens van de mensen die geïnterviewd moesten worden kregen.<br />

Bovendien kregen ze tijdens deze briefing, naast een gedetailleerde uitleg over de<br />

doelstellingen van het onderzoek en de gebruiksaanwijzing van de interviewgids, een<br />

luisteropleiding om ervoor te zorgen dat ze de slachtoffers goed zouden kunnen opvangen.<br />

2.3. Beschrijving van de semi-gerichte interviews<br />

In de meeste gevallen hadden de gesprekken, die een half uur tot anderhalf uur duurden, bij<br />

de slachtoffers thuis plaats.<br />

De interviewgids werd speciaal voor dit onderzoek ontworpen in samenwerking met het<br />

Nederlandstalige onderzoeksteam. Ze is als bijlage bij dit verslag gevoegd en bestond uit<br />

drie grote delen.<br />

Het eerste <strong>deel</strong> omvatte een reeks gesloten vragen met betrekking tot de beroepssituatie<br />

van het slachtoffer van pesterijen en ongewenst seksueel gedrag. De volgende variabelen<br />

werden in dit <strong>deel</strong> van de interviewgids onderzocht: positie van de betrokkene tegenover de<br />

situatie van pesterijen en ongewenst seksueel gedrag, de beroepsactiviteit van het<br />

slachtoffer, de activiteitensector waartoe deze werkpost behoort, de bedrijfstak, het<br />

beroepsstatuut van het slachtoffer, het arbeidsstelsel, het soort arbeidsovereenkomst, de<br />

grootte van de onderneming en de anciënniteit van het slachtoffer.<br />

Het tweede <strong>deel</strong> betrof het relaas van de ervaring met geweld op het werk. Om te<br />

voorkomen dat het verhaal op een ongunstig moment zou worden onderbroken, werden er<br />

open vragen gesteld, en werd voorzien in subvragen om het verhaal weer op gang te<br />

brengen wanneer de ondervraagde persoon niet spontaan antwoordde.<br />

Het eerste thema dat door de vragen werd behandeld was de beschrijving van het<br />

tijdsverloop van het pestproces. Men wilde erachter komen of het mogelijk was om een<br />

schema op te maken met een paar periodes die werden gekenmerkt door de<br />

geweldproblematiek: periode van escalatie, stabilisatie, afname van de agressie of<br />

onderbreking. De kwalitatieve gesprekken waren er eveneens op gericht om na te gaan in<br />

welke mate er zich transformaties van het psychologische en seksuele geweld voordeden,<br />

overgangen van de ene vorm van belaging naar een andere. Bovendien bleek het, nog<br />

steeds binnen diezelfde tijdsdimensie, van nut om aandacht te hebben voor de al dan niet<br />

terugkerende aard van victimisatie tijdens een beroepsloopbaan.<br />

214


Ten tweede kregen de personen die met probleemsituaties op het werk waren<br />

geconfronteerd, de vraag om de daders van de feiten te beschrijven qua gender en<br />

hiërarchische positie om te kunnen onderzoeken hoe de dominantie of invloedsrelaties<br />

gestructureerd zijn rond geslachtelijke en hiërarchische relaties.<br />

Het derde thema dat werd behandeld was dat van het beeld dat de slachtoffers hadden van<br />

factoren die mee aanleiding hadden gegeven tot het pestproces. Een bepaald aantal<br />

mensen weten het aan persoonlijkheids- of situatiegebonden factoren, in verband met het<br />

werk of verschillende hoofdrolspelers in de probleemrelaties, slachtoffers, dader, derde, de<br />

oorsprong van de pesterijen.<br />

Ten vierde was er een analyse van emotionele reacties en strategieën die de slachtoffers<br />

opzetten om te proberen een oplossing voor de probleemsituatie te vinden.<br />

Ten vijfde werden de slachtoffers en getuigen van pesterijen en ongewenst seksueel gedrag<br />

ondervraagd over reacties uit hun persoonlijke en werkomgeving met betrekking tot de<br />

belaging.<br />

Het zesde en laatste thema dat tijdens het gesprek werd aangesneden had betrekking op de<br />

gevolgen van deze benarde situatie voor de respondenten, zowel op beroeps- als op<br />

persoonlijk vlak, en voor hun gezin.<br />

Het derde <strong>deel</strong> van de interviewgids bestond uit een reeks gesloten vragen met betrekking<br />

tot de persoonlijke situatie van de persoon in kwestie.<br />

2.4. Organisatie van de gesprekken<br />

Door de oproep tot getuigenis, namen vele mensen contact op met het onderzoeksteam en<br />

wilden ze iemand ontmoeten om te vertellen wat ze hadden meegemaakt. Die formele vraag<br />

was vaak een omsluierde hulpkreet, een verlangen naar steun en advies om te kunnen<br />

omgaan met een relationeel en professioneel probleem, bij gebrek aan een specifieke<br />

wetgeving voor situaties van “pesterijen”. Na het eerste telefonische contact waarin de<br />

mensen een luisterend oor vonden en informatie kregen, gaven ze hun gegevens door zodat<br />

het onderzoeksteam later opnieuw contact met hen kon opnemen om het gesprek te laten<br />

doorgaan.<br />

Er was een steekproef van 200 getuigenissen gepland. Maar door een aantal moeilijkheden<br />

bij de organisatie van de gegevensinzameling, hadden er in totaal 210 gesprekken plaats.<br />

Daarvan moest een aantal worden uitgesloten.<br />

Na een controleprocedure inzake betrouwbaarheid en kwaliteit van de verzamelde gegevens<br />

(door de respondenten - 1 respondent op 3 – te contacteren en de geschreven inhoud na te<br />

gaan alsook de registratie van de gesprekken) bleken bepaalde verslagen van gesprekken<br />

moeilijk bruikbaar. Dat had te maken met de onvolledige inhoud die was verkregen of door<br />

het gebrek aan duidelijkheid in de situatie waarover werd verteld (te frequent gebruik van<br />

voornaamwoorden zodat de relaties tussen de personen niet meer duidelijk waren,<br />

bijvoorbeeld). Daarom werden ze bij de analyse van de resultaten niet in aanmerking<br />

genomen.<br />

215


De praktische organisatie van de gesprekken bracht ook een paar moeilijkheden met zich:<br />

- een moeilijkheid waarmee de interviewers werden geconfronteerd was de<br />

beschikbaarheid van de te ondervragen personen. We betreuren dat een aantal<br />

respondenten de afspraak niet zijn nagekomen en dat ze zich weigerachtig hebben<br />

opgesteld nadat soms al was gebleken dat ze niet voor 100% achter het gesprek<br />

stonden. Daarom moesten er voor het inzamelen van de gegevens extra respondenten<br />

worden gezocht, ter vervanging van de mensen die zich uit het onderzoek hadden<br />

teruggetrokken.<br />

- oorspronkelijk was er gepland dat de interviewer zich naar de woning van de te<br />

ondervragen persoon zou begeven. Maar sommige gebieden waren voor de interviewers<br />

moeilijk bereikbaar. Daarom kregen bepaalde respondenten het voorstel om naar<br />

Louvain-la-Neuve te komen, met vergoeding van hun verplaatsingskosten.<br />

- een paar uitzonderingen zijn vrijwillig geschrapt bij de gegevensinzameling omwille van<br />

het compleet vervormde verhaal dat ze deden, wellicht door ernstige psychiatrische<br />

stoornissen.<br />

2.5. Codering en verwerking van de ingezamelde gegevens<br />

Na de procedure voor het verzamelen van gegevens werd een corpus van 193<br />

getuigenissen aangemaakt. Deze gegevens kunnen “kwalitatief” worden genoemd<br />

aangezien ze zijn verzameld tijdens diepgaande gesprekken met een steekproef van<br />

mensen die verklaren slachtoffer te zijn van pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het<br />

werk en die ermee akkoord gingen om de details van de situaties die ze hadden<br />

meegemaakt, uit de doeken te doen. Gezien het grote aantal ingezamelde getuigenissen<br />

was echter een vergelijking wenselijk van deze steekproef met de referentiepopulatie, de<br />

Belgische actieve bevolking, om de grenzen te kunnen bepalen die moesten worden<br />

gerespecteerd bij de veralgemening van de resultaten.<br />

Daartoe zaten er in de interviewgids een aantal gesloten vragen. Ze hadden enerzijds<br />

betrekking op de sociaal-demografische kenmerken en anderzijds op de sociaalprofessionele<br />

kenmerken van de respondent. De antwoorden op deze vragen werden<br />

statistisch verwerkt.<br />

Bovendien werd, doordat de inhoud van de getuigenissen vrij verhalend van aard was, een<br />

analyse van de inhoud van de verzamelde informatie-elementen inzake de verschillende<br />

aangesneden thema’s uitgevoerd. Er werden antwoordcategorieën aangemaakt en geordend<br />

in hiërarchische boomstructuren.<br />

Alle gegevens samen, numerieke en alfabetische, werden gecodeerd. Per respondent werd<br />

een fiche aangemaakt.<br />

216


HOOFDSTUK 3: RESULTATEN<br />

INLEIDING<br />

De uiteindelijke steekproef bestond uit 193 relazen van getuigen of slachtoffers van<br />

pesterijen en/of ongewenst seksueel gedrag op het werk. Alle respondenten hebben zich<br />

vrijwillig gemeld en zijn ondervraagd met hun eigen vrije op informatie gebaseerde<br />

instemming. Omwille van de moeilijkheden inzake de organisatie van de gesprekken werd<br />

een aantal mogelijke personen geschrapt.<br />

Deze beide vaststellingen geven aan dat de onderzochte steekproef wellicht niet<br />

overeenstemt met de referentiepopulatie, de actieve bevolking in België (van 18 tot 65 jaar).<br />

Aan de hand van een analyse van de sociaal-demografische en sociaal-professionele<br />

structuur van de personen die aan de kwalitatieve gesprekken hebben <strong>deel</strong>genomen zal<br />

kunnen worden geëvalueerd welke systematische fout de steekproef bevat en zullen<br />

beperkingen kunnen worden bepaald die moeten worden toegepast bij de veralgemening<br />

van de resultaten. Deze vergelijking zal het voorwerp uitmaken van het eerste <strong>deel</strong> van dit<br />

hoofdstuk.<br />

De variabelen die in aanmerking worden genomen voor de beschrijving van de sociaaldemografische<br />

structuur van de steekproef zijn: woonplaats, geslacht, leeftijd, studieniveau<br />

(behaald diploma) en gezinssituatie.<br />

De variabelen die in aanmerking worden genomen voor de beschrijving van de sociaalprofessionele<br />

structuur van de steekproef zijn: beroepsstatuut, arbeidsstatuut,<br />

activiteitensector, bedrijfstak, arbeidsstelsel en soort arbeidsovereenkomst.<br />

Het tweede <strong>deel</strong> van dit hoofdstuk zal worden gewijd aan de beschrijving van de inhoud van<br />

de getuigenissen in een genderperspectief. Er zal een analyse van de verschillende<br />

categorieën van ingezamelde informatie met betrekking tot de behandelde thema’s worden<br />

weergegeven, samen met de frequentie waarmee deze antwoordcategorieën werden<br />

gerapporteerd bij vrouwen en mannen.<br />

De koppelingstest X², waarmee kan worden nagegaan of er een statistisch significant<br />

verband bestaat tussen twee nominale variabelen (antwoordcategorie en geslacht) wordt<br />

toegepast voor elk thema, behalve voor de variabele “gebeurtenissen die aanleiding geven<br />

tot pesterijen en ongewenst seksueel gedrag” gezien de veelheid van deze feiten en de<br />

problemen om ze te groeperen in homogene categorieën.<br />

De waarde van de X² zal worden vermeld wanneer het verband tussen gender en<br />

antwoordcategorie duidelijk is. De duidelijkheidsdrempel van dit verband wordt verduidelijkt<br />

aan de hand van de gebruikelijk nomenclatuur, één ster wanneer de foutdrempel alfa 0,05<br />

bedraagt, twee sterren als hij 0,01 bedraagt, drie sterren voor een toegelaten foutenrisico<br />

van 0,001.<br />

Ten slotte worden de voorgestelde resultaten geïllustreerd met uittreksels uit getuigenissen<br />

en “case studies” uit het corpus van verzamelde getuigenissen. Om de anonimiteit van deze<br />

gegevens te kunnen waarborgen, hebben de slachtoffers, de vermoedelijke daders van de<br />

feiten en alle andere personen die door de respondenten in de gesprekken zijn genoemd,<br />

fictieve, willekeurige namen gekregen.<br />

217


3.1. Beschrijving van de steekproef<br />

3.1.1. Sociaal-demografische structuur<br />

Tabel 1.<br />

Woonregio<br />

Gegevensbron voor de referentiepopulatie: Ministerie van Economische Zaken. Nationaal<br />

Instituut voor de Statistiek. Sociale statistieken. Enquête naar de arbeidskrachten 1999.<br />

(2000). p.16-19.<br />

Vlaanderen 1,0%<br />

Mannen Vrouwen Totaal<br />

Steekproef Populatie Steekproef Populatie Steekproef Populatie<br />

(2)<br />

Wallonië 23,3%<br />

(45)<br />

<strong>Brussel</strong>-Hoofdstad 5,7%<br />

(11)<br />

Totaal 30,1%<br />

(58)<br />

28,6% 3<br />

(1,6%)<br />

15,8% 46,6%<br />

(90)<br />

4,5% 21,8%<br />

(42)<br />

48,9% 69,9%<br />

(135)<br />

29,4% 2,6%<br />

(5)<br />

16,9% 69,9%<br />

(135)<br />

4,8% 27,5%<br />

(53)<br />

51,1% 100%<br />

(193)<br />

58,0%<br />

32,7%<br />

9,3%<br />

100 %<br />

Hoewel dit <strong>deel</strong> van de studie is gericht op Franstalige personen, zijn er ook enkele<br />

getuigenissen uit Vlaanderen, met betrekking tot personen uit de <strong>Brussel</strong>se rand die wonen<br />

in de zogenaamde “faciliteitengemeenten”.<br />

Daarnaast kan het grote aan<strong>deel</strong> van respondenten uit het <strong>Brussel</strong>s Hoofdstedelijk Gewest<br />

worden verklaard aan de hand van verschillende parameters. Ten eerste vormt het <strong>Brussel</strong>s<br />

Gewest een belangrijke tewerkstellingspool in België. Ten tweede heeft de oproep tot<br />

getuigenissen die het federale Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid op poten heeft gezet,<br />

met name via sensibiliseringsbijeenkomsten, wellicht de <strong>Brussel</strong>se werknemers<br />

aangesproken die in groten getale deze bijeenkomsten hebben bijgewoond. Een derde, iets<br />

pragmatischer punt is dat de recrutering van interviewers die zich moesten verplaatsen naar<br />

de hoofdstad geen grote moeilijkheden met zich heeft gebracht, gezien de geografische<br />

ligging van de Katholieke Universiteit van Leuven. Er is daarentegen heel wat ondernomen<br />

om beschikbare interviewers te recruteren in de verschillende Belgische provincies. Dat was<br />

met name moeilijk voor de provincies Henegouwen en Luik, waardoor de termijn tussen het<br />

telefoongesprek met de respondenten en het moment waarop de interviewer contact opnam<br />

om een afspraak te maken voor een gesprek, voor deze categorie van personen veel langer<br />

duurde. Daardoor was het risico dat mensen afhaakten hier groter.<br />

Bijna 70% van de respondenten kwamen uit het Waals Gewest. Gezien het belang van de<br />

getuigenissen van personen uit het <strong>Brussel</strong>s Gewest en de aanwezigheid van enkele<br />

personen uit Vlaanderen, wordt de referentiepopulatie waarmee de steekproef zal worden<br />

218


vergeleken, beschreven uitgaande van gegevens met betrekking tot de Belgische<br />

beroepsbevolking (van 18 tot 65 jaar).<br />

Tabel 2.<br />

Geslacht en leeftijd.<br />

Gegevensbron voor de referentiepopulatie: ministerie van Economische Zaken. Nationaal<br />

Instituut voor de Statistiek. Belgische en vreemde bevolking ingeschreven in het nationale<br />

register op 1 januari 2000.<br />

18 - 29 jaar 0,5%<br />

Mannen Vrouwen Totaal<br />

Steekproef Populatie Steekproef Populatie Steekproef Populatie<br />

(1)<br />

30 - 49 jaar 20,7%<br />

(40)<br />

50 - 65 jaar 8,8%<br />

(17)<br />

Totaal 30,1%<br />

(58)<br />

13,6% 2,6%<br />

(5)<br />

23,4% 46,1%<br />

(89)<br />

13,3% 21,2%<br />

(41)<br />

50,3% 69,9%<br />

(135)<br />

13,1% 3,1%<br />

(6)<br />

22,7% 66,8%<br />

(129)<br />

13,9% 30,1%<br />

(58)<br />

49,7% 100%<br />

(193)<br />

26,7%<br />

46,1%<br />

27,2%<br />

100 %<br />

De vrouwen zijn, vergeleken met de mannen, oververtegenwoordigd in de steekproef van<br />

personen die spontaan hun getuigenis hebben voorgelegd als slachtoffer van pesterijen en<br />

ongewenst seksueel gedrag op het werk. Dat bevestigt de trend die wordt waargenomen in<br />

andere onderzoeken waarbij vrouwen meer vrijwillig dan hun mannelijke tegenhangers<br />

akkoord gaan om hun verhaal te doen over problemen waarmee ze te maken krijgen.<br />

Hoewel de pesterijen niet in het bijzonder tegen vrouwen zijn gericht, vinden die laatste het<br />

wel nodig om hun stem te laten horen en de kans te grijpen die het onderzoek hen daartoe<br />

bood. Ze vertellen over wat er is gebeurd en over hun analyse van het beroepsmilieu waarin<br />

ze evolueren met hun eigen vooruitzichten en gevoeligheden, die tevens gepaard gaan met<br />

beslommeringen in verband met de organisatie van hun gezins- en privé-leven.<br />

Ook bij de leeftijdscategorieën is er een systematische fout in vergelijking met de<br />

beschikbare gegevens voor de actieve Belgische bevolking. De senioren zijn groten<strong>deel</strong>s<br />

oververtegenwoordigd, ten nadele van de jongeren. De personen die de wens hebben geuit<br />

om de pesterijsituaties die ze dagelijks meemaakten, aan het licht te brengen waren vooral<br />

personen op rijpere leeftijd. De meeste van deze slachtoffers of getuigen hebben zeer vaak<br />

uitdrukking gegeven aan hun motivatie om <strong>deel</strong> te nemen aan dit onderzoek in de volgende<br />

bewoordingen: “Ik wil getuigen over wat ik heb meegemaakt opdat het niet opnieuw bij<br />

anderen zou gebeuren. Ik wil niet dat mijn kinderen met dezelfde problemen moeten<br />

afrekenen in hun beroepsleven”. Bovendien hebben bepaalde mensen uit de groep van de<br />

vijftigplussers melding gemaakt van de problematiek omtrent hun loopbaanbeëindiging, vaak<br />

in een context van organisatorische veranderingen of omdat ze plaats moeten ruimen voor<br />

nieuwelingen, en waarbij ze in een ernstig isolement terecht zijn gekomen. Niettemin zijn<br />

jonge afgestudeerden die hun eerste stappen in het beroepsleven zetten wellicht niet beter<br />

beschermd tegen het geweld in bepaalde beroepsmilieus, hoewel de belaging daar in een<br />

219


andere context plaatsvindt. De meldingen van geweld en machtsspelletjes zijn niet van de<br />

lucht.<br />

220


Tabel 3.<br />

Studieniveau: hoogste behaalde diploma.<br />

Gegevensbron voor de referentiepopulatie: Ministerie van Economische Zaken. Nationaal<br />

Instituut voor de Statistiek. Sociale statistieken. Enquête naar de arbeidskrachten 1999.<br />

(2000: 174).<br />

Basisonderwijs of geen diploma 4,7%<br />

Mannen Vrouwen Totaal<br />

Steekproef Populatie Steekproef Populatie Steekproef Populatie<br />

(9)<br />

Lager secundair 4,2%<br />

(8)<br />

Hoger secundair 6,8%<br />

(13)<br />

Hoger niet-universitair 7,3%<br />

(14)<br />

Universitair 7,3%<br />

(14)<br />

Totaal 30,2%<br />

(58)<br />

9,0% 2,6%<br />

(5)<br />

13,6% 6,3%<br />

(12)<br />

16,7% 15,1%<br />

(29)<br />

6,6% 29,2%<br />

(56)<br />

4,5% 16,7%<br />

(32)<br />

50,4% 69,8%<br />

(134)<br />

9,8% 7,3%<br />

(14)<br />

12,0% 10,4%<br />

(20)<br />

16,2% 21,9%<br />

(42)<br />

8,7% 36,5%<br />

(70)<br />

2,9% 24,0%<br />

(46)<br />

49,6% 100%<br />

(193)<br />

18,8%<br />

25,6%<br />

32,9%<br />

15,3%<br />

7,4%<br />

100%<br />

De personen die hebben <strong>deel</strong>genomen aan de interviews vertegenwoordigen niet de actieve<br />

bevolking in haar geheel. Ze maken <strong>deel</strong> uit van een relatief bevoorrechte<br />

bevolkingscategorie, met een hoger opleidingsniveau dan gemiddeld. Meer dan de helft van<br />

de getuigenissen betreft immers mensen met een diploma hoger onderwijs en een kwart van<br />

de respondenten heeft een universitair diploma behaald. De meeste personen die zich<br />

bereid hebben verklaard om hun verhaal te doen over geweldproblemen op het werk in het<br />

kader van dit onderzoek, leveren een getuigenis af die het resultaat is van een proces van<br />

nadenken en analyseren. Bepaalde mensen onder hen waren voorbereid op het<br />

onderzoeksinterview en hadden de feiten chronologisch geordend, en legden hypothesen<br />

voor met betrekking tot de verschillende factoren die hadden bijgedragen tot de<br />

achteruitgang van hun beroepssituatie. Ze hadden een vrij rationele uitleg voor de dingen die<br />

ze aanvankelijk hadden gezien als iets onbegrijpelijks, wat niet overeenstemde met het beeld<br />

dat zij hadden van relaties op het werk. Anderen zagen het gesprek als een mogelijkheid om<br />

te gaan nadenken en zo uiteindelijk afstand te kunnen nemen van de nare ervaring die ze<br />

hadden gehad. De grote meerderheid van de mensen die hadden aangeboden te getuigen,<br />

verwachtten duidelijk veel van deze ontmoeting. Ze wilden allemaal tot het uiterste gaan om<br />

een oplossing voor hun problemen te vinden en stelden zich vragen over de best mogelijke<br />

manier om de beproeving die ze doormaakten, te beëindigen.<br />

221


Kinderen ten laste 1%<br />

Tabel 4.<br />

Gezinssituatie.<br />

Mannen Vrouwen Totaal<br />

Alleen Met partner Alleen Met partner Alleen Met partner<br />

(2)<br />

Geen kinderen 4,1%<br />

(8)<br />

Totaal 5,1%<br />

(10)<br />

Totaal 30,1%<br />

(58)<br />

21,2%<br />

(41)<br />

3,6%<br />

(7)<br />

24,9%<br />

(48)<br />

13%<br />

(25)<br />

13,4%<br />

(26)<br />

26,4%<br />

(51)<br />

69,9<br />

(135)<br />

37,8%<br />

(73)<br />

5,7%<br />

(11)<br />

43,5%<br />

(84)<br />

14%<br />

(27)<br />

17,6%<br />

(34)<br />

31,6%<br />

(61)<br />

100%<br />

59,1%<br />

(114)<br />

9,3%<br />

(18)<br />

68,4%<br />

Bij de vrouwen, die een grote meerderheid bij de personen uit de steekproef<br />

vertegenwoordigen, is de verhouding alleenstaanden groot (60,7%), veel groter dan het<br />

percentage alleenstaande mannen (20,8%). Het bestaan van een verband tussen de<br />

burgerlijke staat van het slachtoffer en nare ervaringen met een problematische<br />

beroepssituatie op relatievlak moet worden onderzocht omwille van de volgende redenen.<br />

Ten eerste is er de afwezigheid van sociale ondersteuning vanwege een partner die het<br />

dagelijkse leven van een individu <strong>deel</strong>t, bij het ervaren van moeilijk te verwerken<br />

relatieproblemen op het werk. Bovendien kan het feit dat men alleenstaand is, te maken<br />

hebben met het bestaan van een belangrijke investering in het beroepsleven zodat dat<br />

laatste de belangrijkste bron is van sociale contacten voor de werknemer. Ten slotte vormt<br />

de afwezigheid van een partner in sommige gevallen een kwetsbaarheidsfactor. Dat<br />

fenomeen werd waargenomen in het geval van ongewenst seksueel gedrag maar bestaat<br />

ook in bepaalde situaties van pesterijen.<br />

Marjorie, 46 jaar, is secretaresse bij een advocatenkantoor. Wanneer ze gaat scheiden, doet ze een<br />

beroep op Cécile, een advocate waarvoor ze al jaren werkt. Ze moet op dat ogenblik alleen voor<br />

twee kinderen zorgen en dat is geen makkelijke situatie. Cécile stelt haar voor om overuren te<br />

maken die niet worden aangegeven om op die manier beter de eindjes aan elkaar te kunnen<br />

knopen. Beetje bij beetje verslechtert hun beroepsrelatie. Het gedrag van Cécile wordt wisselvallig;<br />

het ene moment is ze agressief, het volgende poeslief. Marjorie begrijpt er niks van. Er wordt op het<br />

werk steeds meer van haar geëist, Marjorie werkt onder grote druk. Soms wordt ze getreiterd en<br />

krijgt ze beledigingen naar het hoofd geslingerd “Jij bent nergens goed voor, je bent een gewoon<br />

dom…“. Wanneer Marjorie reageert en Cécile zegt dat haar gedrag onder de noemer “pesterijen”<br />

valt, krijgt ze haar opzeg, zonder verdere uitleg. Marjorie probeert te begrijpen waarom ze zo door<br />

haar werkgever behandeld wordt. “Ik deed mijn werk met de grootste zorg. Maar nu denk ik dat ik<br />

niets waard ben”. Ze verliest compleet haar zelfvertrouwen, heeft psychosomatische klachten en<br />

ernstige gewichtsproblemen. Haar gezondheid gaat achteruit, ze krijgt antidepressiva en<br />

angstbestrijdende middelen toegediend. Verder ondergaat Marjorie een psychotherapeutische<br />

behandeling waarbij ze gaat beseffen van welk misbruik ze het slachtoffer is geworden. Als ze<br />

terugkijkt denkt Marjorie dat de aanleiding voor het pestproces enerzijds het feit is geweest dat<br />

Cécile had beseft dat ze Marjorie nodig had, want die werkte “in ’t zwart” voor haar.<br />

Anderzijds bleek Marjorie een makkelijke prooi, omdat Cécile haar had geholpen bij de problemen in<br />

haar privé-leven.<br />

(193)<br />

(132)<br />

222


3.1.2. Sociaal-professionele structuur<br />

Tabel 6.<br />

Beroepsstatuut van de actieve bevolking.<br />

Gegevensbron voor de referentiepopulatie: Ministerie van het Waals Gewest. Dienst<br />

Onderzoek en Statistiek. Economische trends. Analyses en conjunctuurverwachtingen. Nr.<br />

20. Juni (2001: 16-17).<br />

Tewerkgesteld 17,8%<br />

Mannen Vrouwen Totaal<br />

223<br />

Steekproef Populatie Steekproef Populatie Steekproef Populatie<br />

(34)<br />

34,3% 38,9%<br />

(75)<br />

25% 56,7%<br />

(109)<br />

59,3%<br />

Student 0% 5,7% 0% 5,7% 0% 11,3%<br />

Werkloos 4,7%<br />

Andere:<br />

- OCMW<br />

- uitkering ziekenfonds<br />

- zwangerschaps-/ouderschapsverlof<br />

- onbezoldigd verlof<br />

- pensioen en brugpensioen<br />

(9)<br />

7,8%<br />

(15)<br />

Totale actieve bevolking 30,2%<br />

(58)<br />

2,7% 12%<br />

(23)<br />

7,7% 18,8%<br />

(36)<br />

50,4% 69,8%<br />

(134)<br />

2,9% 16,7%<br />

(32)<br />

16,1% 26,6%<br />

(51)<br />

49,6% 100%<br />

Er zijn twee belangrijke vaststellingen inzake het huidige beroepsstatuut van de<br />

respondenten die de steekproef vormen.<br />

Ten eerste werd geen melding gemaakt van geweldsituaties op het werk bij studentenjobs.<br />

Niettemin is deze personeelscategorie, vaak tijdelijk tewerkgesteld, bijzonder vatbaar voor<br />

misbruik tijdens het uitvoeren van de prestaties. Dat komt enerzijds door de jeugdige leeftijd<br />

van de studenten en anderzijds door hun gebrek aan ervaring in de beroepswereld omdat<br />

het hier gaat om de eerste stappen die zij in die wereld zetten. Misschien is het door een<br />

gebrek aan referentiepunten inzake al dan niet toelaatbaar gedrag tegenover hen in het<br />

kader van hun “job” dat deze studenten niet hebben ingezien dat de oproep tot getuigen ook<br />

op hen betrekking kon hebben. Bovendien kan er ook sprake zijn van een gebrek aan<br />

informatie over het onderzoek want de oproep werd niet specifiek naar deze categorie van<br />

(192)<br />

5,6%<br />

23,8%<br />

100%


personen gericht. De oproep had ook gepubliceerd kunnen worden in magazines die met<br />

name voor studenten zijn bedoeld.<br />

Ten tweede wordt de steekproef gekenmerkt door een hoog aantal personen dat<br />

werkloosheidsuitkeringen geniet. De verhouding is bijna drie maal zo groot als bij de<br />

referentiepopulatie (16,7% tegenover 5,6%). Als verklarende hypothese voor deze<br />

wanverhouding kan men aanbrengen dat de personen die in grote aantallen hebben<br />

<strong>deel</strong>genomen aan de interviews misschien wel die personen zijn die over voldoende vrije tijd<br />

beschikten waardoor ze een interviewer thuis konden ontvangen of zich naar Louvain-la-<br />

Neuve konden verplaatsen voor het gesprek. De getuigenis van Florence, 34 jaar, die al tien<br />

jaar opvoedster was in een instelling toen ze geconfronteerd werd met een situatie van<br />

psychologische pesterijen, bevestigt het belang van werkloosheid bij situaties van geweld op<br />

het werk. Na de nare beroepservaring waaronder ze fysiek en geestelijk erg heeft geleden,<br />

heeft ze zich aangesloten bij een slachtoffervereniging. Toen ze haar verhaal deed, zei ze:<br />

“De gevolgen van deze situatie voor mijn beroep? Heel simpel: ik moest opstappen zonder<br />

opzeg en ben nu werkloos. Wanneer je trouwens aan de andere leden van de groep (de<br />

slachtoffervereniging) zou vragen “wat doe jij zoal in het leven?”, hoor je van iedereen<br />

hetzelfde: “Ik ben werkloos.” En dan zijn er die nog slechter af zijn; zij hebben zelfs geen<br />

recht op een werkloosheidsuitkering en moeten een beroep doen op het OCMW omdat ze<br />

verplicht werden zelf ontslag te nemen!”.<br />

Tabel 7.<br />

Arbeidsstatuut.<br />

Gegevensbron voor de referentiepopulatie: Ministerie van het Waals Gewest. Dienst<br />

Onderzoek en Statistiek. Economische trends. Analyses en conjunctuurverwachtingen. nr.<br />

20. Juni (2001: 16).<br />

Loontrekkenden 29,5%<br />

Mannen Vrouwen Totaal<br />

Steekproef Populatie Steekproef Populatie Steekproef Populatie<br />

(57)<br />

Zelfstandigen en helpers 0,5%<br />

(1)<br />

Totaal statuten 30,1%<br />

(58)<br />

46,1% 69,4%<br />

(134)<br />

11,1% 0,5%<br />

(1)<br />

57,2% 69,9%<br />

(135)<br />

36% 99,0%<br />

(191)<br />

6,8 % 1%<br />

(2)<br />

42,7% 100%<br />

(193)<br />

82,1%<br />

17,9%<br />

100 %<br />

De steekproef van spontane getuigenissen is samengesteld uit een zeer grote meerderheid<br />

loontrekkenden. Slechts twee van de respondenten hebben verklaard dat ze zelfstandige<br />

zijn. Het gaat om twee artsen.<br />

De eerste is een vrouw van 39, specialiste, die in een ziekenhuis werkt. De pesterijen<br />

waarover ze zich beklaagt, gebeuren door een van de artsen in het team, die ouder is dan<br />

zijzelf. De tweede getuigenis komt van een mannelijke arts van 38, die zich heeft vervoegd<br />

bij het team van een medisch centrum op voorstel van een medeoprichtend arts van dat<br />

224


centrum, die zich vervolgens steeds vijandiger tegenover hem gedraagt. Het statuut van<br />

zelfstandige biedt dus niet noodzakelijkerwijze bescherming voor de persoon in kwestie<br />

tegen machtsmisbruik. Bij beide getuigenissen werd gewag gemaakt van een informele<br />

macht die de belager uitoefent bij hun ontmoetingen maar ook tegenover andere personen in<br />

de werkgroep. “Officieel is het niet mijn hiërarchische superieur. Maar in de praktijk straalt hij<br />

een soort “eerstgeboorterecht” uit als oprichter van het centrum, en heeft hij dus een<br />

bevoorrechte positie”.<br />

Daarnaast is er binnen de steekproef ook nog een derde getuigenis van iemand die het<br />

beroep van arts uitoefent. Het gaat om een jonge vrouw, van Afrikaanse afkomst,<br />

tewerkgesteld bij de medische dienst van een grote onderneming. Hier gaat het niet om<br />

belaging van het verticale neerwaartse type, zoals bij de vorige twee getuigenissen. Deze<br />

persoon is dagelijks het slachtoffer van spottende opmerkingen en sabotage van haar werk<br />

door personen die haar hiërarchische ondergeschikten zijn en door rechtstreekse collega’s.<br />

Na haar komst ontwikkelde zich in deze werkgroep al snel een verwerpingspatroon door de<br />

reeds bestaande groep. Het gaat als volgt: een individu dat afwijkt van de normen van de<br />

groep door zijn plichtsbewuste houding en etnische afkomst wordt het doelwit; men noemt dit<br />

proces: “het zondebokeffect”. Het effect doet zich soms voor in werkgroepen samengesteld<br />

uit loontrekkenden.<br />

Tabel 8.<br />

Activiteitensector.<br />

Gegevensbron voor de referentiepopulatie: Ministerie van het Waals Gewest. Dienst<br />

Onderzoek en Statistiek. Economische trends. Analyses en conjunctuurverwachtingen. nr.<br />

20. Juni (2001: 38).<br />

Privé-sector 19,3%<br />

Mannen Vrouwen Totaal<br />

Steekproef Populatie Steekproef Populatie Steekproef Populatie<br />

(37)<br />

Openbare sector 10,4%<br />

(20)<br />

Totaal van de loontrekkenden 29,7%<br />

(57)<br />

40,7% 38,5%<br />

(74)<br />

15,5% 31,8%<br />

(61)<br />

56,2% 70,3%<br />

(135)<br />

27,8% 57,8%<br />

(111)<br />

16% 42,2%<br />

(81)<br />

43,8% 100%<br />

(192)<br />

68,5%<br />

31,5%<br />

100 %<br />

De openbare sector is oververtegenwoordigd – ten opzichte van de privé-sector – in de<br />

steekproef van ingezamelde getuigenissen. Hoewel deze systematische fout geen enkele<br />

statistische waarde heeft, is er aan het gegeven wel een heuristische waarde verbonden en<br />

bevestigt het de resultaten bekomen in het kwantitatieve <strong>deel</strong> van het onderzoek.<br />

De problematiek van pesterijen en ongewenst seksueel gedrag eigen aan de openbare<br />

sector is misschien niet dezelfde als die welke zich in de privé-sector voordoet. Deze<br />

hypothese moet in acht worden genomen bij de diepgaandere analyse van de getuigenissen<br />

die zal worden uitgevoerd in dit <strong>deel</strong> van het onderzoek.<br />

225


Tabel 9.<br />

bedrijfstak.<br />

Gegevensbron voor de referentiepopulatie: Ministerie van Economische Zaken. Nationaal<br />

Instituut voor de Statistiek. Sociale statistieken. Enquête naar de arbeidskrachten 1999.<br />

(2000 : 64-67).<br />

Landbouw en visserij<br />

Industrie en Mijnbouw<br />

Bouwsector<br />

Commerciële sector<br />

Horeca<br />

Transportsector<br />

Bank en Verzekeringen<br />

Vastgoedsector en diensten aan bedrijven<br />

Administratieve en overheidssector<br />

Onderwijs<br />

Sector gezondheidszorg en sociale actie<br />

Gemeenschapsvoorzieningen, sociaal-culturele<br />

en persoonlijke diensten /<br />

Wetenschappelijke en onderzoeksactiviteit<br />

Andere<br />

Mannen Vrouwen Totaal<br />

226<br />

Steekproef Populatie Steekproef Populatie Steekproef Populatie<br />

0% 1,4% 0% 0,6% 0% 2,0%<br />

3,1%<br />

(6)<br />

2,6%<br />

(5)<br />

3,6%<br />

(7)<br />

15,4% 2,1%<br />

(4)<br />

6,3% 0,5%<br />

(1)<br />

7,7% 4,7%<br />

(9)<br />

4,4% 5,2%<br />

(10)<br />

0,5% 3,1%<br />

(6)<br />

7% 8,3%<br />

(16)<br />

19,8%<br />

6,8%<br />

14,7%<br />

0% 1,7% 0 % 1,7% 0% 3,4%<br />

2,1%<br />

(4)<br />

1,6%<br />

(3)<br />

1%<br />

(2)<br />

4,7%<br />

(9)<br />

4,2%<br />

(8)<br />

4,2%<br />

(8)<br />

2,1%<br />

(4)<br />

1%<br />

(2)<br />

5,8% 1,6%<br />

(3)<br />

2,2% 2,1%<br />

(4)<br />

4,2% 5,7%<br />

(11)<br />

5,5% 18,8%<br />

(36)<br />

2,7% 6,8%<br />

(13)<br />

2,8% 21,4%<br />

(41)<br />

1,8% 2,6%<br />

(5)<br />

0,4% 3,6%<br />

(7)<br />

1,6% 3,6%<br />

(7)<br />

1,8% 3,6%<br />

(7)<br />

3,4% 6,8%<br />

(13)<br />

4,1% 23,4%<br />

(45)<br />

5,8% 10,9%<br />

(21)<br />

8,4% 25,5%<br />

(49)<br />

2,1% 4,7%<br />

(9)<br />

0,7% 4,7%<br />

(9)<br />

7,4%<br />

4,0%<br />

7,6%<br />

9,6%<br />

8,5%<br />

11,2%<br />

3,9%<br />

1,1%


Totaal van de loontrekkenden 30,2%<br />

(58)<br />

57,9% 69,8%<br />

(134)<br />

42,1% 100%<br />

De beroepsactiviteiten van de primaire sector zijn helemaal niet vertegenwoordigd in de<br />

steekproef van personen die werden geconfronteerd met geweldsituaties op het werk.<br />

De bedrijfstakken uit de secundaire sector (mijnbouw, industrie en bouwnijverheid) zijn in<br />

zeer kleine mate vertegenwoordigd bij de verzamelde getuigenissen.<br />

In de tertiaire sector daarentegen, en meer bepaald bij de beroepen in de openbare<br />

administratie, gezondheidszorg, sociale actie en het onderwijs, vindt men de meerderheid<br />

van de getuigenissen terug. Bijna tweederde van alle respondenten uit de steekproef heeft of<br />

had een beroepsactiviteit die behoort tot een van de drie genoemde categorieën, tijdens<br />

dewelke ze werden geconfronteerd met een situatie van pesterijen.<br />

De getuigenis van Sophie vestigt de aandacht op verschillende factoren die ge<strong>deel</strong>telijk<br />

verband houden met de werking van bepaalde openbare administraties: politiek getinte<br />

aanwervingen, bijzonder statuut van de ambtenaren, de moeilijkheden waarmee mutaties<br />

tussen verschillende diensten gepaard gaan, de sterk gehiërarchiseerde structuur van<br />

bepaalde openbare instanties.<br />

Sophie werkt al een tiental jaar bij een administratie in <strong>Brussel</strong> wanneer ze uiteindelijk overgeplaatst<br />

wordt waardoor ze terechtkomt op een zetel buiten de hoofdstad, in de buurt van haar woonplaats.<br />

Ze vertelt: “De sfeer is er apart. Je kunt er makkelijker bier vinden dan een balpen. Aanvankelijk<br />

ging ik naar de cafetaria zoals iedereen, maar daar werd ongelooflijk geroddeld. De mensen die ik er<br />

ontmoette lieten verstaan dat mijn rechtstreekse collega’s niet zo’n beste naam hadden. Er<br />

circuleerden geruchten over mensen met wie ik samenwerkte. En dus ging ik er niet meer heen.”<br />

Sophie en haar rechtstreekse collega’s proberen hun werk zo goed mogelijk te doen, steeds op tijd<br />

te komen en drinken geen alcohol tijdens de werkuren. Op een dag ontdekt Sophie ernstige<br />

tekortkomingen in het gedrag van de verantwoordelijken van de dienst en brengt ze hen op de<br />

hoogte van haar verontwaardiging. Daarop wordt ze afgezonderd, niemand spreekt nog tegen haar.<br />

Dagelijks ondergaat ze het getreiter dat gaat van het verstoppen van haar materiaal tot het<br />

saboteren van haar koffiezetapparaat (de draden worden doorgesneden). Ze dient klacht in bij de<br />

rijkswacht en ziet de ernst van de feiten in. Ze wordt op het werk constant gecontroleerd en<br />

ontvangt ongegronde dienstnota’s waarvoor ze niettemin steeds met rechtvaardigingen op de<br />

proppen moet komen. Er doen geruchten over haar de ronde, er worden haar kwetsende vragen<br />

over haar privé-leven gesteld. Sophie vraagt meermaals een overplaatsing aan, die haar nooit wordt<br />

toegekend. De redenen voor de weigering zijn tweeledig. Enerzijds is daarvoor een wissel nodig met<br />

iemand die op deze dienst wil komen werken. Anderzijds kan ze door het bekwaamheidsniveau dat<br />

ze heeft bereikt niet terecht op een post van hetzelfde niveau in een andere dienst, want de<br />

verworven bekwaamheden zijn niet overdraagbaar. Ze doet een beroep op haar hiërarchie maar<br />

stuit er op een muur. “De verantwoordelijken van de dienst, mijn “belagers”, genieten politieke<br />

steun.” De pesterijen breiden nog uit en tasten nu ook haar privé-leven aan, tot ze op een bepaald<br />

moment thuis zelfs een deurwaarder over de vloer krijgt, die door haar collega’s op de hoogte was<br />

gebracht van het feit dat ze een relatie zou hebben met iemand hoewel haar scheiding nog niet was<br />

uitgesproken. De gezondheidstoestand van Sophie gaat achteruit, ze raakt in een diepe depressie<br />

verzeild. Ze is sedert een paar maanden met ziekteverlof.<br />

De tertiaire beroepsactiviteiten met betrekking tot handel, horeca en transport zijn niet sterk<br />

vertegenwoordigd bij de gemelde situaties. Niettemin lijken de geweldsituaties op het werk<br />

die werden aangehaald in enkele getuigenissen geen geïsoleerde gevallen. De meeste<br />

(192)<br />

227<br />

100 %


personen die werden ondervraagd als slachtoffer of getuige van pesterijen en ongewenst<br />

seksueel gedrag in het kader van deze beroepsactiviteiten zijn van mening dat ze niet de<br />

enigen zijn die geconfronteerd zijn met een dergelijke problematiek in de werksfeer.<br />

In de commerciële sector bijvoorbeeld zijn er talloze meldingen van geweld, met name<br />

wegens de geldende bezoldigingsmodaliteiten in een bepaald aantal beroepsorganisaties.<br />

De commercieel afgevaardigden die ze tewerkstellen krijgen een vaste vergoeding<br />

aangevuld met commissies voor de gerealiseerde verkoop. Bovendien zijn de waarden die<br />

deze ondernemingen zeer vaak naar voren schuiven tijdens handelsbeurzen of<br />

aanwervingcampagnes: dynamiek, snelheid, ondernemingsgeest, een goed voorkomen (de<br />

indicatie “goed” betekent dat de fysieke verschijning van de kandidaat voor de functie voldoet<br />

aan de stereotiepen die in onze onderneming gelden). Deze waarden komen meestal<br />

overeen met het profiel van een “jonge” werknemer. En zo gebeurt het soms dat in bepaalde<br />

gevallen, zoals blijkt uit de getuigenis van een man van ongeveer vijftig, die we Geoffrey<br />

zullen noemen en al jaren het beroep van commercieel afgevaardigde uitoefende, de plaats<br />

van oudere commerciële medewerkers wordt ingenomen door pas aangeworven<br />

werknemers.<br />

Alvorens hij werd verzocht om met brugpensioen te gaan, had Geoffrey zijn beroepssituatie al<br />

achteruit zien gaan nadat er in de onderneming een reorganisatie had plaatsgevonden. Hij werkte al<br />

vijf jaar samen met een collega toen die werd vervangen door Achim, een jongeman die de functie<br />

van verkoopverantwoordelijke bekleedde en dus de superieur van Geoffrey werd.<br />

“Bij vergaderingen met de bestuurder van de vennootschap benadrukte Achim uitsluitend de<br />

tekortkomingen in mijn werk. De nieuwe verantwoordelijke gaf me afspraken op tientallen<br />

kilometers van mijn werkplaats, waardoor ik veel tijd verloor. Ik kon die afspraken en mijn<br />

klantenbezoeken niet meer op dezelfde dag afwerken. Wanneer ik nieuwe bestellingen doorgaf aan<br />

de verkoopverantwoordelijke, beantwoordde hij die niet binnen de geldige termijn. De akkoorden<br />

met de klanten vielen dus in het water. Meer dan 8 maanden lang liet Achim me werken op alle<br />

handelsbeurzen en evenementen waar het bedrijf vertegenwoordigd moest worden, en ik had dus<br />

geen vrije weekends meer. Toen er een nieuw product op de markt kwam, werd ik daar als laatste<br />

door een collega van op de hoogte gebracht. De verkoopverantwoordelijke had er met geen woord<br />

over gerept.”<br />

Na een jaar te hebben gewerkt in dat vijandige klimaat wordt Geoffrey bij de directie geroepen die<br />

hem ervan beschuldigt zijn klanten te hebben verwaarloosd. Er wordt gezinspeeld op brugpensioen.<br />

In de laatste maanden voordat Geoffrey wordt ontslagen, belt Achim hem dagelijks op, ook thuis<br />

tijdens zijn vakantie. Twee maanden voordat hij wordt bedankt voor bewezen diensten en zijn opzeg<br />

krijgt, organiseert de directie een feestje voor hem waarbij Geoffrey een medaille voor 35 jaar dienst<br />

ontvangt.<br />

Tabel 10.<br />

Arbeidsstelsel.<br />

Gegevensbron voor de referentiepopulatie: Ministerie van Economische Zaken. Nationaal<br />

Instituut voor de Statistiek. Sociale statistieken. Enquête naar de arbeidskrachten 1999.<br />

(2000: 122).<br />

Voltijds 28%<br />

Mannen Vrouwen Totaal<br />

Steekproef Populatie Steekproef Populatie Steekproef Populatie<br />

(54)<br />

54,5% 50,3%<br />

(97)<br />

25,9% 78,2%<br />

(151)<br />

80,5%<br />

228


Deeltijds 2,1%<br />

(4)<br />

Totaal van de loontrekkenden 30,1%<br />

(58)<br />

2,9% 19,7%<br />

(38)<br />

57,4% 69,9%<br />

(135)<br />

16,7% 21,8%<br />

(42)<br />

42,6% 100%<br />

(193)<br />

19,5%<br />

100 %<br />

De steekproef van getuigenissen van personen die zijn geconfronteerd met een situatie van<br />

pesterijen en ongewenst seksueel gedrag in de loop van hun beroepsactiviteit is<br />

representatief voor de tewerkstellingsstructuur in termen van arbeidsstelsel.<br />

Als men echter rekening houdt met de verdeling van de groepen naargelang het geslacht<br />

van de ondervraagde personen, is de verhouding voltijds tewerkgestelde mannen en<br />

vrouwen omgekeerd in onze groep respondenten: tweemaal meer vrouwen dan mannen zijn<br />

voltijds tewerkgesteld.<br />

Het arbeidsstelsel is niet als dusdanig aangehaald als bepalende factor in het<br />

belagingsproces. Enkele personen hebben echter melding gemaakt van het feit dat de<br />

indeling van hun <strong>deel</strong>tijdse uurrooster een middel was om te zorgen voor een zekere<br />

sabotage van hun werk.<br />

Dat was bijvoorbeeld zo voor Bernadette, 28 jaar, die psychologe is en halftijds werkt in het<br />

medische milieu en halftijds aan de universiteit. Deze jonge vrouw ziet haar beroepssituatie<br />

verslechteren wanneer ze haar doctoraatsdiploma behaalt. De houding van haar superieur tegenover<br />

Bernadette verandert, wellicht omwille van jaloezie, denkt ze, want haar bazin heeft geen titel van<br />

doctor in de psychologie. Dagelijks krijgt ze kritiek op haar werk. Ze wordt op onaanvaardbare toon<br />

berispt in aanwezigheid van een aantal patiënten in de wachtzaal. Bernadette houdt zich onder<br />

andere bezig met psychotherapie voor een kindje. Er doet zich een probleem met het kind voor en<br />

de moeder wil daarover spreken met de superieur van Bernadette. Het gesprek gaat door op een<br />

dag tijdens de week dat Bernadette niet werkt. Ze wordt door haar superieur in diskrediet gebracht<br />

inzake haar werk in aanwezigheid van de moeder van het kind en mag niet meer voor de<br />

psychotherapeutische behandeling van het kind instaan, zonder dat ze daar zelf inspraak in krijgt.<br />

Soms is <strong>deel</strong>tijds werk een keuze van het slachtoffer om de druk waaronder de persoon<br />

tijdens zijn werk staat, te verminderen. Soms gaat het om een “medische halftijdse job”. Een<br />

probleem dat zich vaak voordoet in situaties waarbij de vervanging van de persoon die<br />

“halftijds afwezig” is, niet altijd gewaarborgd is, is een overmatige werkdruk. Bepaalde<br />

bedienden zien zich verplicht om tijdens een halftijdse job de werklast van hun voormalige<br />

voltijdse job te blijven dragen.<br />

De situatie van Lise, 42 jaar, ambtenaar bij een openbare administratie, is een mooi voorbeeld van<br />

het verdorven effect van arbeidsduurbeperking dat zich soms voordoet, in het bijzonder wanneer de<br />

problematiek van pesterijen ten dele verband houdt met een werkoverlast.<br />

“Sedert de herstructurering van de RSZ zijn de dossiers moeilijker te behandelen. Aanvankelijk hield<br />

ik me niet met die dossiers bezig, maar na verloop van tijd was ik daartoe verplicht. De talloze<br />

dossiers stapelden zich op mijn bureau op. Toen vroeg ik mijn bazin om hulp; ze weigerde.”<br />

Lise doet de grootst mogelijke inspanningen om haar werk naar behoren te kunnen doen, ten nadele<br />

van haar relatie met collega’s. “Ik had geen tijd meer om met hen te praten. Mijn houding is<br />

ongetwijfeld verkeerd begrepen”, bekent ze.<br />

Vervolgens komt ze door haar superieur en haar collega’s in een isolement terecht. Niemand praat<br />

nog met haar, er doen geruchten over haar de ronde, ze is het doelwit van laster en roddelpraat.<br />

229


Dan vraagt ze een 4/5 de job aan om persoonlijke redenen, maar omdat de werklast niet verandert en<br />

haar collega’s haar dossiers niet opvolgen wanneer ze afwezig is, verergert de situatie nog. Dagelijks<br />

krijgt ze verwijten over haar werk, informatie wordt voor haar achtergehouden, de roddels worden<br />

erger, ze krijgt te maken met verbale beledigingen.<br />

Ze besluit zich te wenden tot de hiërarchische superieur van haar bazin maar die lijkt haar situatie<br />

niet te willen aanvaarden: “Het is jouw versie tegen die van haar.” Lise zit ook om persoonlijke<br />

redenen in een erg kwetsbare positie. Haar gezondheid gaat achteruit, ze krijgt<br />

zelfmoordgedachten: “Ik dacht dat ik het jaar 2000 niet zou halen, dat ik mezelf te pletter zou<br />

rijden.” Dankzij een nieuwe collega houdt ze het echter vol. Bij die nieuwe collega is volgens Lise<br />

ook al met ontslag gedreigd als ze met Lise zou blijven praten. Lise wacht in een moeilijke<br />

beroepssituatie op haar overplaatsing.<br />

Tabel 11.<br />

Soort arbeidsovereenkomst.<br />

Gegevensbron voor de referentiepopulatie: Ministerie van Economische Zaken. Nationaal<br />

Instituut voor de Statistiek. Sociale statistieken. Enquête naar de arbeidskrachten 1999.<br />

(2000: 140).<br />

Contract van onbepaalde duur 27,6%<br />

Mannen Vrouwen Totaal<br />

230<br />

Steekproef Populatie Steekproef Populatie Steekproef Populatie<br />

(53)<br />

Contract van bepaalde duur 1%<br />

Gesubsidieerde<br />

arbeidsovereenkomst<br />

(2)<br />

1%<br />

(2)<br />

Totaal van de loontrekkenden 29,6%<br />

(57)<br />

52,9% 61,5%<br />

(118)<br />

4,2% 3,6%<br />

(7)<br />

- 5,2%<br />

(10)<br />

57,1% 70,3%<br />

(135)<br />

37,2% 89,1%<br />

(171)<br />

5,7% 4,7%<br />

(9)<br />

- 6,3%<br />

(12)<br />

42,9% 100%<br />

(192)<br />

90,1%<br />

9,9%<br />

-<br />

100 %<br />

De verdeling van de respondenten volgens het soort arbeidsovereenkomst waardoor de<br />

werksituatie werd gekenmerkt binnen dewelke ze werden geconfronteerd met een<br />

geweldsituatie, is vrij representatief voor de referentiepopulatie. Niettemin leek het ons van<br />

belang om een bijzondere soort arbeidsovereenkomst apart weer te geven, met werkposten<br />

die ge<strong>deel</strong>telijk door de RVA worden gesubsidieerd. Dit gezien het feit dat vier personen<br />

onder de mensen die een getuigenis hebben afgelegd (dus 25 % van de respondenten die<br />

meldden dat hun contract gesubsidieerd was), vonden dat dit soort arbeidsovereenkomst<br />

hen in een bedenkelijke positie bracht en hen dus kwetsbaarder maakte voor pesterijen en<br />

ongewenst seksueel gedrag. Twee personen met een contract van bepaalde duur hebben<br />

eveneens melding gemaakt van deze factor als element dat heeft bijgedragen tot het ter<br />

sprake gebrachte geweldproces. De twee getuigenisuittreksels die hieronder staan,<br />

illustreren de afkeer die bepaalde van deze werknemers tegenover de nadelige effecten van<br />

banenplannen hebben ontwikkeld.<br />

“Volgens mij ligt er al een groot probleem in de werkonzekerheid. Ik heb negen contracten van<br />

bepaalde duur gehad alvorens ik deze job voor onbepaalde duur kreeg, maar het is een


gesubsidieerde arbeidsovereenkomst”, getuigt Corentin, 48 jaar, die een situatie van psychologische<br />

pesterijen meemaakte tijdens zijn laatste betrekking als verantwoordelijke voor de audiovisuele<br />

dienst van een gemeentelijke mediatheek.<br />

Naast vijandig gedrag toe te schrijven aan de houding van zijn collega die zijn hiërarchische<br />

superieur wordt, beklaagt deze man zich over werkoverlast die, volgens hem, het gevolg is van zijn<br />

statuut: “Ik moest me ook nog eens bezighouden met de audiovisuele dienst van een<br />

onafhankelijke vzw van de mediatheek. Dat kostte me veel tijd en ik had geen tijd meer over voor<br />

mijn werk in de mediatheek.<br />

Vaak ging ik naar huis met werk dat ik tijdens het weekend af moest handelen”. Wanneer hij een<br />

advertentie ziet met een werkaanbieding die over zijn eigen functie gaat, beseft hij dat hij plaats zal<br />

moeten ruimen. Een paar dagen later wordt hij inderdaad bedankt voor bewezen diensten, na een<br />

beslissing van de gemeenteraad, waarvan de verantwoordelijke van de bibliotheek, die zijn<br />

hiërarchische superieur is geworden, hem op de hoogte brengt.<br />

Yolande, een jonge vrouw van 31, eveneens aangeworven volgens de Geco-voorwaarden in de<br />

functie van “onderhoudspersoneel”, beklaagt zich over ernstige werkoverlast plus het feit dat haar<br />

collega’s weinig rekening met haar houden wegens haar statuut. “Ik ben het manusje-van-alles<br />

geworden. Alle vervelende karweitjes zijn voor mij. Elke dag komt er wel wat bij, er zijn er die de<br />

ganse dag geen klap uitvoeren maar zich veilig weten. Maar ik ben niet benoemd, dus …”.<br />

Deze persoon maakt melding van talloze beledigingen waarvan ze dagelijks het slachtoffer is door<br />

de andere leden van haar werkteam.<br />

“Ze maken met opzet alles vuil en gooien dingen om, zodat ik helemaal opnieuw kan beginnen”.<br />

Conclusie<br />

De lezer wordt erop attent gemaakt dat de steekproef van verzamelde getuigenissen niet<br />

representatief is voor de referentiepopulatie. De hieronder aangehaalde passages moeten<br />

worden bekeken binnen de grenzen van deze groep personen die hebben aanvaard om <strong>deel</strong><br />

te nemen aan de face-to-face interviews om te vertellen over de geweldsituatie op het werk<br />

waarmee ze te maken hebben gekregen. De hieronder voorgestelde beschrijvingen en<br />

analyses zijn louter informatief, ze moeten uiteindelijk nog worden bevestigd door verder<br />

onderzoek.<br />

3.2. Beschrijving van het geweldproces op het werk<br />

Inleiding<br />

Nadat aan de hand van gesloten vragen was bepaald binnen welke arbeidscontext de feiten<br />

van pesterijen en ongewenst seksueel gedrag zich hebben afgespeeld, konden de<br />

respondenten relatief vrij hun verhaal doen. Er waren vooraf immers open vragen opgesteld<br />

om ervoor te zorgen dat de verschillende aspecten van de geweldsituatie die men nader<br />

wilde uitdiepen, tijdens het gesprek aan bod konden komen. De interviewer kreeg de raad<br />

om de persoon aan te moedigen om vrij te praten over de benarde situatie waarin hij had<br />

gezeten door te beginnen met de vraag “Wanneer begon uw beroepssituatie te<br />

verslechteren?” Die vraag geeft de getuigenis een chronologische dimensie, zodat<br />

respondenten die makkelijk hun verhaal tot uiting konden brengen, hun relaas zonder<br />

onderbrekingen van hun bevoorrechte gesprekspartner konden doen. Zo kon de persoon<br />

spontaan de thema’s van zijn keuze aansnijden. De interviewer kon dan de verschillende<br />

elementen van de getuigenis structureren in de verschillende onderdelen van de semigerichte<br />

vragenlijst.<br />

231


De slachtoffers en de getuigen van vijandig gedrag op de werkvloer die werden ondervraagd<br />

beschreven het vrij complexe verloop van een geweldproces.<br />

Een eerste element in dat proces – dat zeer frequent in de getuigenissen ter sprake kwam –<br />

is het bestaan van een “trigger-gebeurtenis” die de aanzet ertoe is geweest. Niettemin<br />

merken de respondenten vaak al kleine feiten op die deze gebeurtenis voorafgaan. Als<br />

gevolg van de in de tijd gedefinieerde gebeurtenis, doen zich in toenemende mate feiten van<br />

pesterijen en ongewenst seksueel gedrag voor.<br />

Aanvankelijk bekende een bepaald aantal personen dat ze niet begrepen wat ze<br />

doormaakten, wellicht omwille van de onrust die het geweld veroorzaakte op het vlak van de<br />

cognitieve frames die alle menselijke wezens met elkaar gemeen hebben, frames die de<br />

stabiliteit van hun psychische evenwicht waarborgen.<br />

In vele gevallen veroorzaken het grote aantal beledigingen en de duur ervan<br />

psychosomatische stoornissen. Vaak waarschuwt het lichaam het slachtoffer en zijn<br />

omgeving. Wanneer het fenomeen van belaging is benoemd, schiet de persoon in actie en<br />

probeert hij verschillende aanpassingsstrategieën toe te passen om de benarde situatie de<br />

baas te kunnen.<br />

Er werd de respondenten gevraagd om te beschrijven welk beeld ze hadden van de factoren<br />

die hebben bijgedragen tot het feit dat er zich geweld op het werk voordeed. We merken dat<br />

een bepaald aantal slachtoffers zijn situatie heeft geanalyseerd en is gekomen tot een<br />

reconstructie van zijn verhaal om dat een bepaalde zin te kunnen geven. Hierdoor het<br />

aanvankelijke onbegrip wegwerken kan op zich al een therapeutische waarde hebben. Er<br />

moet op worden gewezen dat deze inspanning om de situatie te analyseren en samen te<br />

vatten verband houdt met de hoge opleidingsgraad van de steekproef.<br />

De reacties van de personen uit de werk- en privé-omgeving werden eveneens onderzocht.<br />

Het belang van sociale steun bij het doorstaan van een situatie van belaging, in het bijzonder<br />

op het vlak van fysieke en psychologische gevolgen, wordt uitgebreid behandeld in het <strong>deel</strong><br />

van dit hoofdstuk dat aan reacties van de omgeving is gewijd.<br />

De gevolgen die voortvloeien uit het proces van geweld op het werk zijn uiteenlopend; naast<br />

de vele psychosomatische symptomen is in een aantal gevallen ook melding gemaakt van<br />

een ernstige verstoring van het psycho-affectieve evenwicht. Het hinderen van de<br />

beroepsloopbaan brengt tevens niet te onderschatten materiële gevolgen voor de<br />

slachtoffers met zich.<br />

Dit geheel van elementen die onderling met elkaar verband houden vormt het proces van<br />

belaging zelf. Hoewel de gemelde geweldfeiten een heterogene vorm aannemen en het hele<br />

proces een soort eenheid vormt, zijn het de verschillende aspecten van deze pijnlijke<br />

beproeving die de slachtoffers als “pesterijen” benoemen.<br />

3.2.1. De trigger-gebeurtenis<br />

Wanneer de geïnterviewde persoon wordt gevraagd om te vertellen over de situatie van<br />

pesterijen of ongewenst seksueel gedrag waaraan hij is blootgesteld tijdens zijn<br />

beroepsactiviteit, begint een grote meerderheid van de getuigenissen met een triggergebeurtenis.<br />

De geslachtelijke identiteit van het slachtoffer lijkt geen verband te hebben met<br />

het feit of men al dan niet in staat is om een trigger-gebeurtenis van de gemelde<br />

belagingsituatie aan te duiden.<br />

232


Tabel 12.<br />

Aanwezigheid van trigger-gebeurtenissen in het relaas van de respondenten<br />

volgens hun geslachtelijke identiteit.<br />

Geen trigger-gebeurtenis vermeld 15<br />

(8% van de<br />

personen)<br />

Minstens één trigger-gebeurtenis vermeld 178<br />

(82% van de<br />

personen)<br />

Totaal 193<br />

(100%)<br />

Totaal Mannen Vrouwen<br />

5<br />

(9% van de<br />

mannen)<br />

53<br />

(91% van de<br />

mannen)<br />

58<br />

(100%)<br />

X² n.s.<br />

233<br />

10<br />

(8% van de<br />

vrouwen)<br />

125<br />

(92% van de<br />

vrouwen)<br />

135<br />

(100%)<br />

In 25% van de gevallen (bij 44 verhalen dus), werd van meer dan één trigger-gebeurtenis<br />

melding gemaakt. Vijf respondenten gaven een samenloop van drie omstandigheden aan die<br />

de dynamiek van de werkrelaties aanzienlijk veranderden. De trigger-gebeurtenis waarover<br />

het vaakst door de respondenten wordt gesproken is het starten van een nieuwe baan of in<br />

een nieuwe functie. In het beroepsleven lijkt verandering een risicofactor te zijn, een<br />

voedingsbodem voor het starten van een proces van pesterijen en ongewenst seksueel<br />

gedrag. Welnu, in de huidige sociaal-professionele context is organisatorische verandering<br />

alomtegenwoordig, en dat kan misschien een verklaring zijn waarom er een sociale<br />

noodzaak bestaat om een fenomeen te benoemen dat ongetwijfeld al veel eerder bestond,<br />

maar dat de afgelopen tien jaar sterk is toegenomen. Herstructureringen, fusies,<br />

verhuizingen zijn veel voorkomende fenomenen van organisatorische verandering die de<br />

competitiviteit tussen werknemers kunnen verscherpen, ten nadele van een sereen<br />

werkklimaat. Die verandering moet niet erg groot zijn of verband houden met aanzienlijke<br />

tewerkstellingsverliezen om aanleiding te kunnen geven tot een proces van pesterijen en<br />

ongewenst seksueel gedrag. De twee voorbeelden hieronder geven aan hoe de promotie<br />

van een werknemer in bepaalde omstandigheden kan bijdragen tot de verslechtering van<br />

diens arbeidsomstandigheden.<br />

Het geval van Manoëlle, 46 jaar, hoger kaderlid in de financiële sector, illustreert zowel de<br />

problematiek van verandering als de samenloop van een reeks omstandigheden die worden<br />

aangeduid als trigger-gebeurtenissen van een proces van pesterijen. Ze krijgt een promotie na bijna<br />

20 jaar anciënniteit in haar bedrijf: een benoeming tot lid van het hoger kader. Dat wordt meestal<br />

beschouwd als een positieve gebeurtenis. De omstandigheden waarin de promotie van Manoëlle<br />

verloopt, geven echter aanleiding tot een verslechtering van haar arbeidsomstandigheden. Ze kan<br />

het goed vinden met haar hiërarchische superieur, maar die laatste aanvaardt een<br />

vakbondsmandaat en wordt vervangen. Kort na haar promotie maakt de directeur bij haar avances,<br />

die ze afwijst. Ze wordt daarop opzij geschoven en geïsoleerd in een kantoor waar ze geen werk<br />

meer krijgt. Ze verdenkt de directeur ervan dat die druk uitoefent op haar nieuwe hiërarchische<br />

superieur. Ze krijgt geen premie meer, geen loonsverhoging. Ze wordt voortdurend bekritiseerd met<br />

betrekking tot haar werk, haar superieur strijkt de eer op voor het werk dat zij verricht.


Het relaas van Annie, 44 jaar, juriste bij een openbare administratie, lijkt als twee druppels water op<br />

dat van Manoëlle. “Toen ik werd gepromoveerd tot een functie waarin ik de leiding kreeg over een<br />

dienst met 40 mensen, was dat voor mij een challenge, een uitdaging. Ik had me erg ingespannen<br />

om goed werk te leveren. Ik kon het erg goed vinden met mijn algemeen directeur, die me steunde.<br />

De algemeen inspectrice was op dat ogenblik een beetje uitgerangeerd. Toen de algemeen directeur<br />

met pensioen ging, vernielde de algemeen inspectrice in een paar maanden alles wat de algemeen<br />

directeur had opgebouwd. Op dat moment begonnen de pesterijen. Ik waagde het om haar via<br />

enkele denkpistes te laten weten dat ik het niet met de gang van zaken eens was en mijn twijfels<br />

had. Daarop werd ik geïsoleerd. Ze organiseerde vergaderingen waarop ik niet werd uitgenodigd. Ze<br />

reageerde steeds agressiever tegenover mij. Ze vocht mijn beslissingen aan bij mijn collega’s en<br />

ondergeschikten. Ze verweet me dat ik mijn dossiers slecht beheerde. Ik kreeg 2 tot 3 dienstnota’s<br />

per dag. Ik probeerde me tegen die kritiek te verdedigen, zij antwoordde met onverwachte<br />

telefoontjes waarin ik verwijten en beledigingen over me heen kreeg. Ik leed aan slapeloosheid,<br />

migraine, ik maakte me voortdurend zorgen, ik was totaal uitgeput. Ik ben naar mijn behandelende<br />

arts gestapt die me werkonbekwaam heeft verklaard. Bij mijn terugkeer ben ik met mijn bazin gaan<br />

praten om de zaken recht te trekken, op advies van de psychiater bij wie ik in behandeling was.<br />

Alles wat ik heb gezegd, werd verkeerd geïnterpreteerd. De algemeen inspectrice heeft allerlei<br />

roddels over mij de wereld ingestuurd: “Ze is een streber die mijn plaats probeert in te palmen.”<br />

De collega’s van Annie worden bang. Annie beslist om contact op te nemen met de vakbond die<br />

verschillende personen ondervraagt. Daarna bedaart alles gedurende een maand. Wanneer Annie<br />

een nieuwe dienstnota ontvangt, dient ze een aanvraag tot overplaatsing in, waarna de algemeen<br />

inspectrice wordt aangemaand om haar gedrag te stoppen. Daarmee komt er een einde aan de<br />

vijandigheid. Tijdens het interview vertelde Annie dat ze blij was dat ze het respect van haar team<br />

had kunnen terugwinnen, maar dat ze in de praktijk nog steeds het voorwerp was van maatregelen<br />

van de algemeen inspectrice om haar opzij te schuiven, hoewel die maatregelen haar niet langer<br />

konden raken.<br />

In beide gevallen wordt melding gemaakt van drie gebeurtenissen: promotie van het<br />

slachtoffer, vervanging van de hiërarchische superieur en daarnaast een kwaliteitsrelatie<br />

tussen het slachtoffer en de vorige overste, een conflict tussen het slachtoffer en de nieuwe<br />

superieur inzake de organisatie van het werk. Die drie omstandigheden vormen triggergebeurtenissen<br />

die vaak worden aangehaald in alle getuigenissen.<br />

In onderstaande tabel staan de verschillende feiten die door de slachtoffers werden<br />

aangeduid als triggers voor de situatie van pesterijen en ongewenst seksueel gedrag.<br />

Hoewel bepaalde trigger-gebeurtenissen voor een bepaald aantal ondervraagde personen<br />

gemeenschappelijk zijn, lijkt het meren<strong>deel</strong> ervan meer in het bijzonder verband te houden<br />

met de situatie van pesterijen en ongewenst seksueel gedrag waarvan melding werd<br />

gemaakt. Daarom heeft de frequentie van deze gegevens weinig statistische waarde. En<br />

daarom ook zal de analyse van deze resultaten in een genderperspectief zich beperken tot<br />

de trigger-gebeurtenissen die uitsluitend door één enkele gendercategorie werden<br />

aangehaald.<br />

Uitgaande van dit analysecriterium merkt men dat de steekproef van verzamelde<br />

getuigenissen geen trigger-gebeurtenis bevat die enkel door mannen wordt aangehaald.<br />

Daarentegen zijn er zes antwoordcategorieën die wel enkel door vrouwen werden<br />

aangehaald.<br />

Het eerste type typisch vrouwelijke trigger-gebeurtenis in de steekproef is de weigering om<br />

toe te geven aan ongewenst seksueel gedrag, en werd gemeld door 8 personen. In dit<br />

specifieke geval wordt een verandering van de feiten van pesterijen en ongewenst seksueel<br />

gedrag vastgesteld.<br />

234


Het relaas van Pascale, 37, verpleegkundige in een ziekenhuis, toont de verandering van de<br />

feiten van ongewenst seksueel gedrag in psychologisch en fysiek geweld aan.<br />

Wanneer een van haar collega’s op het werk zich in het hoofd haalt om een eventuele romance te<br />

beginnen met Pascale, die vrijgezel is, beginnen haar werksfeer en beroepsrelaties te verslechteren.<br />

De man in kwestie praat er met collega’s over alsof het om een echte relatie gaat, terwijl “al die<br />

verhalen zich alleen maar in zijn hoofd afspeelden”, legt ze uit. Op een dag besluit ze de zaak op te<br />

helderen over de telefoon en vraagt ze hem op te houden met het verspreiden van valse geruchten.<br />

Daarna krijgt ze geregeld bedreigingen via de telefoon, zowel op het werk als thuis. Tijdens de<br />

uitvoering van het werk, port hij haar met zijn ellebogen. Haar wagen wordt beschadigd. Hij beledigt<br />

haar in het bijzijn van patiënten. De werkgever lijkt het probleem aanvankelijk niet ernstig te nemen,<br />

maar gezien de escalatie van de feiten en de talloze beroepsfouten die hij in het verleden heeft<br />

begaan, wordt haar belager wegens beroepsfouten ontslagen. Gezien beide hoofdrolspelers<br />

hiërarchisch op hetzelfde niveau stonden, kon de dader maar moeilijk daden stellen die een invloed<br />

op het werk hadden.<br />

Wanneer de dader echter de hiërarchische superieur van het slachtoffer is, dreigt de<br />

machtsrelatie ertoe te leiden dat niet de dader maar wel het slachtoffer moet opstappen.<br />

Donatienne, telefoniste bij een farmaceutisch bedrijf, heeft dat aan den lijve ondervonden.<br />

Alles begint wanneer haar baas op een dag, in de eetzaal en in het bijzijn van een aantal van haar<br />

collega’s, achter haar opduikt en plots haar beha onder haar blouse loshaakt. De eerste keer is ze<br />

door het gelach van iedereen zo gegeneerd dat ze niet durft te reageren. Maar de feiten doen zich<br />

opnieuw voor: hij streelt meermaals haar knie of rug. Ze neemt hem die aanrakingen niet in dank af<br />

en wordt vervolgens opzij geschoven, krijgt kritiek op haar werk, wordt verguisd door haar collega’s,<br />

“niemand zei nog een woord tegen me”. Ze wendt zich tot de vakbondsafgevaardigde die probeert<br />

om te bemiddelen bij de bedrijfsleider. Donatienne beseft dat ze niet de enige is die deze pesterijen<br />

ondergaat. In 1996 beklagen de vakbondsafgevaardigde en andere personeelsleden zich bij de<br />

vakbondsorganisatie. Drie weken later worden de drie aanklagers ontslagen. “Het diensthoofd was<br />

graag gezien in het bedrijf, hij speelde voetbal met de apothekers en had een heleboel contacten. Hij<br />

was de beschermeling van de baas. Alle klagers werden onder druk gezet. Velen hebben hun<br />

woorden ingeslikt omdat ze met ontslag werden bedreigd.”, vertelt Donnatienne. De zaak werd voor<br />

de rechter uitgevochten. De arbeidsrechtbank gaf Donatienne gelijk, en oor<strong>deel</strong>de dat het ontslag<br />

niet gerechtvaardigd was en de feiten van ongewenst seksueel gedrag waren bewezen. “Maar het<br />

Arbeidshof vernietigde het vonnis en had het over “onaanvaardbare en ongepaste<br />

kwajongensstreken” vanwege de man, maar beschouwde de telefoniste als ontvangende partij. In<br />

het vonnis van 30 juni stelde de correctionele rechtbank dat het diensthoofd zich schuldig had<br />

gemaakt aan “een aanranding van de eerbaarheid met geweld en bedreiging ten aanzien van de<br />

werkneemster”.<br />

(Uittreksel uit Le Soir van 17/08/1999).<br />

In twee welbepaalde gevallen zien de ondervraagde vrouwen hun beroepssituatie<br />

achteruitgaan nadat ze hebben geweigerd om in te gaan op de avances van hun<br />

hiërarchische superieur. Er wordt de dader niet verweten dat hij zijn gevoelens voor hen<br />

kenbaar heeft gemaakt, en de respondenten beschouwden dit feit als een respectvolle<br />

houding tegenover hen. De frustratie van de dader heeft zich vervolgens echter geuit in<br />

feiten van psychologisch geweld op het werk. Ook hier zijn beide slachtoffers vrouwen die<br />

een ondergeschikte functie bekleden ten opzichte van hun mannelijke belager.<br />

235


Een derde categorie van typisch vrouwelijke problematiek die, volgens de slachtoffers,<br />

aanleiding heeft gegeven tot een proces van geweld op het werk, is het moederschap. Vijf<br />

vrouwen hebben verklaard dat de problemen op het werk zijn begonnen nadat ze hun<br />

zwangerschap hadden aangekondigd, of nadat ze uit moederschapsverlof terugkwamen. De<br />

geboorte van een kind wordt door de werkomgeving soms gezien als een bedreiging van de<br />

toewijding van de werkneemster.<br />

“Ik werk halftijds als kapster in een salon. Het is begonnen toen ik mijn baas op de hoogte bracht<br />

van het feit dat ik zwanger was. Toen is hij me gaan verbieden om de telefoon te beantwoorden.<br />

Voortaan zou hij de afspraken voor de verschillende kapsters maken. Sedertdien maakte hij voor mij<br />

een minimumaantal afspraken. Maar ik werd voor een <strong>deel</strong> vast vergoed en voor een <strong>deel</strong><br />

naargelang het aantal klanten dat ik bediende. Vervolgens waren er wijzigingen in het uurrooster,<br />

zonder dat mijn mening daarover werd gevraagd. Hij haalde de stoelen weg uit de keuken zodat ik<br />

niet langer af en toe eventjes kon gaan zitten. Hij zei: “Ik heb liever dat je niet meer komt werken.”<br />

Hij is roddels over mij gaan rondstrooien bij de klanten en de handelaars in de buurt”, getuigt<br />

Arlette, 32 jaar.<br />

De vierde categorie van trigger-gebeurtenissen die enkel door vrouwen werd gemeld in de<br />

het corpus van verzamelde getuigenissen houdt ongetwijfeld verband met de vorige<br />

categorie omdat het gaat om de beperking van de arbeidsduur. Volgens de enquête naar de<br />

arbeidskrachten van 1999 dat in 2000 werd gepubliceerd door het Nationaal Instituut voor de<br />

Statistiek (INS, 2000: 122), is de voornaamste reden voor <strong>deel</strong>tijds werk bij vrouwen immers<br />

de zorg voor de kinderen. 30% van de vrouwen die <strong>deel</strong>tijds werken hebben die keuze<br />

gemaakt om zich met hun kinderen te kunnen bezighouden. Daarna komen de overige<br />

redenen: andere persoonlijke of familiale redenen (24%), het feit dat men geen voltijds werk<br />

kon vinden (23%), het feit dat men gewoon niet voltijds wil werken (10%), andere niet<br />

gepreciseerde redenen (8%), een <strong>deel</strong>tijdse baan als aanvulling voor een andere <strong>deel</strong>tijdse<br />

baan (2%), ge<strong>deel</strong>telijk werkonbekwaam zijn (2%), als aanvulling bij een opleiding (1%).<br />

Een vijfde categorie van problemen die in de getuigenissen enkel bij vrouwen voorkomen is<br />

de komst van een nieuwe collega. Wanneer personeelswijzigingen niet gepaard gaan met<br />

een verduidelijking van de taken die iedereen moet uitvoeren, kunnen zich conflicten<br />

voordoen tussen mensen, waarbij persoonlijkheidsaspecten een rol gaan spelen. De<br />

ervaring van Pascaline, 36 jaar, illustreert deze problematiek.<br />

Ze werkt al 6 jaar als secretaresse in een opleidings- en onderwijscentrum wanneer Aurélie erbij<br />

komt. Pascaline wordt uiteraard belast met het “op de hoogte brengen” van de nieuwe<br />

werkneemster. Maar al gauw plaatst die zich boven Pascaline, weigert ze haar raadgevingen te<br />

volgen en behandelt ze haar “uit de hoogte”. Ze delen een kantoor, een computer, een zelfde<br />

agenda, ze hebben dezelfde taken op het werk. Als Pascaline afwezig is, maakt Aurélie opmerkingen<br />

over het werk van Pascaline bij het diensthoofd, saboteert ze de computer en vervalst ze de agenda.<br />

Kwetsende opmerkingen, soms op een onhebbelijke toon, uitbarstingen in het bijzijn van klanten<br />

maken dat Pascaline zich niet kan verdedigen omdat ze niet verwikkeld wil raken in een scheldtirade<br />

in aanwezigheid van derden. Haar lichamelijke en geestelijke gezondheid gaat achteruit en ze valt<br />

ten prooi aan huilbuien tijdens het werk. Pascaline gaat uiteindelijk met ziekteverlof. Ondanks de<br />

pogingen die ze heeft ondernomen om in het gelijk te worden gesteld, wordt ze bij haar werkgever<br />

in diskrediet gebracht en ontslagen.<br />

236


Tabel 13.<br />

Soorten aangehaalde trigger-gebeurtenissen.<br />

Starten op een nieuwe afdeling, in een nieuwe baan 51<br />

(26% van de<br />

Totaal Mannen Vrouwen<br />

personen)<br />

Komst van een nieuwe hiërarchische superieur 41<br />

(21% van de<br />

Het slachtoffer ontdekt/maakt melding van functiegebreken of<br />

ambtsmisdrijven<br />

personen)<br />

24<br />

(12% van de<br />

personen)<br />

Conflict aangaande werkorganisatie 15<br />

(7,8% van de<br />

personen)<br />

Reorganisatie van de dienst of de onderneming 13<br />

(7% van de<br />

personen)<br />

Het slachtoffer krijgt promotie of behaalt bijkomend diploma 10<br />

(5% van de<br />

personen)<br />

15<br />

(26% van de<br />

mannen)<br />

14<br />

(24% van de<br />

mannen)<br />

8<br />

(14% van de<br />

mannen)<br />

6<br />

(10% van de<br />

mannen)<br />

6<br />

(10% van de<br />

mannen)<br />

3<br />

(5% van de<br />

mannen)<br />

237<br />

36<br />

(27%des femmes)<br />

27<br />

(20% van de<br />

vrouwen)<br />

16<br />

(12% van de<br />

vrouwen)<br />

9<br />

(7% van de<br />

vrouwen)<br />

7<br />

(5% van de<br />

vrouwen)<br />

7<br />

(5% van de<br />

vrouwen)<br />

Een collega wordt hiërarchische superieur 9 4 5<br />

Weigering om toe te geven aan ongewenst seksueel gedrag 8 0 8<br />

Conflict tussen de werkgroep en de hiërarchie waarvan het<br />

slachtoffer de woordvoerder wordt<br />

6 2 4<br />

Het slachtoffer aanvaardt een vakbondsmandaat 6 2 4<br />

Komst van een nieuwe collega 5 0 5<br />

Terugkeer uit langdurig ziekteverlof 4 2 2<br />

De belager verneemt dat het slachtoffer een relatie heeft met<br />

een ander personeelslid (collega of overste)<br />

4 2 2<br />

Het slachtoffer krijgt bijkomende werktaken waarvoor het<br />

geen opleiding heeft genoten<br />

3 1 2<br />

Het slachtoffer weigert met brugpensioen te gaan 3 1 2<br />

Arbeidsduurvermindering (overgaan naar <strong>deel</strong>tijds) 3 0 3<br />

Ongeval dat fysieke schade voor het slachtoffer heeft<br />

veroorzaakt<br />

3 2 1<br />

Het slachtoffer kondigt een zwangerschap aan 3 0 3<br />

Terugkeer uit moederschapsverlof 2 0 2<br />

Gebrek van een machine 2 1 1<br />

Het slachtoffer wijst avances (eenmalig feit, in privécontext<br />

en met respect voor de persoon) van zijn<br />

superieur af.<br />

2 0 2<br />

Het slachtoffer ontwikkelt psoriasis 1 1 0<br />

Diefstal van de opbrengsten van een winkel 1 1 0<br />

Conflict tussen slachtoffer en belager nadat een van<br />

hen werd gepromoveerd terwijl ze beiden kandidaat<br />

waren<br />

1 1 0<br />

Weigering van promotie van de baas 1 0 1<br />

Het slachtoffer gaat in de politiek 1 0 1<br />

Aankondiging van een controle voor verlenging van de<br />

subsidies van de instelling<br />

1 0 1<br />

De collega’s vernemen dat het slachtoffer het statuut<br />

van arbeider en niet van bediende heeft<br />

1 0 1<br />

Afwezigheid van het slachtoffer om persoonlijke<br />

redenen<br />

1 0 1


Een familielid van het slachtoffer dat in dezelfde<br />

organisatie werkte, wordt ontslagen wegens grove fout<br />

1 0 1<br />

Wijziging van arbeidsovereenkomst (bep./onbep. duur) 1 0 1<br />

Burenprobleem dat in de werkomgeving wordt doorgetrokken 1 0 1<br />

Totaal gebeurtenissen 228 72 156<br />

3.2.2. De feiten<br />

De problematiek van geweld op het werk, aanvankelijk gedefinieerd als “pesterijen en<br />

ongewenst seksueel gedrag” in de oproep tot getuigen die werd verspreid, neemt vele<br />

vormen aan. De situaties waarvan de bevoorrechte getuigen in onze steekproef melding<br />

maakten en de beschreven feiten blijken immers erg gevarieerd. De voornaamste<br />

moeilijkheid bij de analyse van de 193 in aanmerking genomen getuigenissen berustte<br />

hoofdzakelijk bij de samenvattingspoging die noodzakelijk is voor een optimale beschrijving<br />

van het fenomeen. Er waren twee struikelblokken die uit de weg moesten worden gegaan,<br />

enerzijds een te scherpe en dus te anekdotische analyse, anderzijds een te oppervlakkige<br />

analyse zonder de nodige inhoud om duidelijke informatie met betrekking tot pesterijen en<br />

ongewenst seksueel gedrag te kunnen bekomen. De vele onderzoekers die zich<br />

bezighouden met de ontwikkeling van een meetinstrument voor pesterijen en ongewenst<br />

seksueel gedrag werden met die moeilijkheid geconfronteerd. De LIPT-vragenlijst bestaande<br />

uit 45 items lijkt erg lang. Toch zijn er bepaalde feiten die in de getuigenissen van onze<br />

steekproef naar voren zijn gekomen en er niet in staan.<br />

Volgens de verhalen over bepaalde situaties van pesterijen en ongewenst seksueel gedrag<br />

waarmee mensen te maken kregen, blijken er twee grote feitencategorieën te bestaan: feiten<br />

gericht naar het werk enerzijds en feiten gericht naar de persoon anderzijds. Die worden in<br />

het volgende <strong>deel</strong> beschreven.<br />

Wat de feiten gericht naar het werk betreft werd een indeling in 4 categorieën gemaakt,<br />

bepaald volgens de dimensie van de werkinhoud die werd beïnvloed door het geweld of<br />

waarbij van de beroepsdoelstelling werd afgeweken ten gunste van de pesterijen en<br />

ongewenst seksueel gedrag: evaluatie van het werk, taakverdeling, loopbaanbeheer van het<br />

personeel, beroepscommunicatie. Er is een vijfde categorie aangemaakt voor de strafbare<br />

gedragingen die met name waren gericht op de beroepssfeer, namelijk aantastingen van het<br />

recht op arbeid en diefstal van werkdocumenten.<br />

A. Evaluatie van het werk<br />

1. onterechte of overdreven kritiek op het werk<br />

2. dienstnota’s, negatieve evaluatie van het werk<br />

3. overdreven controle van het werk<br />

4. overdreven medische controle<br />

Tabel 12.<br />

Typologie van geweldfeiten gericht naar het werk.<br />

B. Taakverdeling<br />

1. ontnemen van werktaken<br />

2. werkoverlast<br />

3. gebrek aan werk<br />

4. toename van andere/nieuwe taken<br />

5. taken niet aangepast aan bekwaamheidsniveau of gezondheidstoestand van het slachtoffer<br />

6. nutteloze of absurde taken<br />

C. Loopbaanbeheer van het personeel<br />

1. chantage bij aanwerving, promotie, overplaatsing<br />

2. gedwongen overplaatsing en problematiek voor het slachtoffer (toename van overplaatsingen, vervreemding,<br />

statuutprobleem, het naderen van belagers)<br />

3. wegnemen of wijzigen van werkinstrumenten (bureau, fax, tel., pc)<br />

238


4. discriminatie inzake verlof, uurroosters, werklast, opleidingsaanvraag<br />

5. verbale aansporingen om te stoppen met werken<br />

D. Beroepscommunicatie<br />

1. vervormen of verzwijgen van de nodige info voor het verwezenlijken van de taak, sabotage van het werk<br />

2. het slachtoffer met betrekking tot het werk in diskrediet brengen in het bijzijn van derden<br />

E. Strafbaar gedrag<br />

1. aantasting van het recht op arbeid (eindejaarspremies, vakantiegeld, wettelijk verlof, toename van contracten van<br />

bepaalde duur)<br />

2. diefstal van werkdocumenten<br />

De feiten gericht naar de persoon waarvan melding werd gemaakt in de verzamelde<br />

getuigenissen zijn ver<strong>deel</strong>d in 4 categorieën naargelang de vorm van het gepleegde geweld:<br />

verbaal geweld, fysiek geweld, seksueel geweld en gedragsgeweld. Het is van belang<br />

gebleken de non-verbale gedragingen maar met rechtstreekse fysieke aantasting van het<br />

slachtoffer onder te brengen in een aparte categorie die wordt gedefinieerd als<br />

“gedragsgeweld”. Deze kwetsende handelingen, afzonderlijk ondernomen, kunnen worden<br />

aangezien als onschuldige kinderachtigheden waar mensen met gezond verstand niet op<br />

ingaan, als men geen rekening houdt met de repetitiviteit en de opeenstapeling van al deze<br />

geweldfeiten die het bestaan van het slachtoffer op zijn grondvesten doen wankelen.<br />

Tabel 13.<br />

Typologie van geweldfeiten gericht naar de persoon.<br />

A. Verbaal geweld<br />

1. inbreuken op het privé-leven (indiscrete vragen stellen, telefoongesprekken afluisteren, mails lezen, thuis opbellen)<br />

2. het privé-leven van het slachtoffer bekritiseren<br />

3. verbale treiterijen, het slachtoffer afsnauwen<br />

4. uitlatingen die de waardigheid van de persoon aantasten (spot, misplaatste grappen, racisme, seksisme, spotnamen)<br />

5. afkeuren van de persoon in het bijzijn van derden<br />

6. weigeren om met het slachtoffer mee te werken<br />

7. manipulatie van de verbale communicatie (een verbaal akkoord ontkennen, liegen, wisselend of vaag geklets,<br />

gevoelschantage, manipulatie van gevoelens)<br />

8. andere werknemers verbieden om het slachtoffer aan te spreken<br />

9. kwaadwillige geruchten, ongegronde beschuldigingen<br />

B. Fysiek geweld<br />

1. agressieve gebaren (met de deur slaan, met de vuist op tafel slaan)<br />

2. bedreigingen met fysieke agressie<br />

3. fysieke agressie (duwen, spuwen, op voeten trappen, mishandelen)<br />

4. vernietiging/overhoop halen van werkmateriaal of persoonlijke spullen van het slachtoffer<br />

5. opjagen/stalking (het slachtoffer op straat achtervolgen, thuis bespieden, op het werk overal op de voet volgen)<br />

6. afpersing/geld aftroggelen met fysieke intimidatie<br />

D. Seksueel geweld<br />

Ongewenst seksueel gedrag (exhibitionisme, opdringerige of onbetamelijke voorstellen, aanrakingen)<br />

E. Gedragsgeweld<br />

1. Kleine plagerijen (kinderachtig doen, verwarming afzetten, dingen verstoppen)<br />

2. Beledigende gebaren (iemand de rug toekeren, weigeren te groeten, weigeren de hand te schudden, schouders<br />

ophalen, zuchten, met de ogen rollen)<br />

Het onderscheid tussen feiten gericht naar het werk en naar de persoon, ligt in een rationeel<br />

logisch denkvermogen. Niettemin maakt de meerderheid van de respondenten melding van<br />

gemengde belagingsfeiten, d.w.z. dat ze behoren tot de twee groepen. Dat is ongetwijfeld<br />

een van de kenmerken van het fenomeen pesterijen en ongewenst seksueel gedrag: zelfs al<br />

doen de feiten zich voornamelijk op de werkplaats voor, ze beperken zich niet tot de<br />

beroepssfeer, maar strekken zich soms uit tot in de privé-sfeer van de persoon die er het<br />

doelwit van is.<br />

239


Toch bestaan er situaties waar de gemelde feiten zich lijken te beperken tot een van beide<br />

kringen die aldus worden gedefinieerd.<br />

Het volgende voorbeeld toont aan hoe pesterijen en ongewenst seksueel gedrag, beperkt tot<br />

één kring, de beroepskring, toch ernstige gevolgen kunnen hebben voor de lichamelijke en<br />

geestelijke gezondheid van een persoon. Het belang van deze getuigenis schuilt tevens in<br />

de vrij goede afloop van deze benarde situatie.<br />

Frédérick is een hoge ambtenaar van ongeveer vijftig. Hij beschikt over een stevige universitaire<br />

opleiding, met twee licentiaatdiploma’s op zak. Zijn beroepssituatie in een openbare onderneming<br />

gaat achteruit na de benoeming van zijn nieuwe hiërarchische superieur. “Samen met mijn vroegere<br />

baas had ik de touwtjes in handen. Ik was kandidaat om hem op te volgen. De benoeming van mijn<br />

nieuwe baas was politiek van aard. Hij waarschuwde me voor wat er zou gebeuren: “Innerlijk<br />

oefende je macht uit, maar uiterlijk wilde je de macht grijpen. Daar was ik het niet mees eens”.<br />

Frédérick krijgt vanaf dat moment ongegronde dienstnota’s die hij “gewelddadig” noemt. De<br />

kwaliteit van zijn werk wordt in vraag gesteld. Nadat hij in het openbaar door een bestuurder is<br />

gefeliciteerd voor het door hem geleverde werk, geeft zijn superieur hem nieuwe<br />

verantwoordelijkheden en ontneemt hij hem de middelen die hij voor die nieuwe bevoegdheden<br />

nodig heeft. Hij heeft te kampen met werkoverlast, lijdt aan ernstige cardiovasculaire en<br />

spijsverteringsstoornissen zodat hij met ziekteverlof moet gaan. Bij zijn terugkeer krijgt hij een<br />

negatieve evaluatie die hem na<strong>deel</strong> berokkent in de evolutie van zijn beroepsloopbaan. Na een<br />

opdracht in het buitenland merkt hij dat zijn bureau is ingenomen door iemand anders en hij nieuwe<br />

functies toegewezen heeft gekregen, een betrekking die eigenlijk geen enkele inhoud heeft. “Ik<br />

moest mijn beroep veranderen”, vertelt hij.<br />

Frédérick werd behandeld met antidepressiva, maar slaagde erin een eigen functie te creëren. Een<br />

van de strategieën die een grote rol blijken te hebben gespeeld bij het herstel van zijn psychische<br />

evenwicht is zijn betrokkenheid bij activiteiten buiten het werk, met name ervaringen die hij heeft<br />

kunnen opdoen over de zin van het bestaan en het begrip overleven. Zijn intellectuele en culturele<br />

bronnen, het redelijke gemak waarmee hij zich in de samenleving oriënteert blijken eveneens<br />

belangrijke elementen in zijn beroepsverloop. Nu vindt hij dat hij dankzij deze ervaring op<br />

persoonlijk vlak is geëvolueerd.<br />

De getuigenis van Sylvain, 35 jaar, gemeentearbeider, is die van een persoon die<br />

voornamelijk het slachtoffer is geweest van persoonlijke pesterijen vanwege zijn collega’s.<br />

Hier vinden we veeleer de dynamiek van een fenomeen van uitstoting, van zondebok. Hij vertelt dat<br />

hij bij zijn eerste contract, voor een periode van 6 maanden, dacht dat het getreiter en opmerkingen<br />

van zijn collega’s een soort inwijdingsritueel waren dat elke nieuwkomer moest ondergaan. Nadat<br />

hij echter een nieuw contract voor een langere termijn heeft ondertekend, krijgt hij dagelijks met<br />

kritiek en beledigingen te maken. Meer dan eens vraagt hij om daarmee te stoppen, zonder<br />

resultaat. Terwijl hij bezig is met een maalmachine, werpt een collega knalvuurwerk in de machine.<br />

Sylvain zegt dat door het schrikken zijn arm in de machine had kunnen terechtkomen. Hij spreekt<br />

over het voorval met het diensthoofd dat hem, vanuit zijn bureau, belooft dat alles wel zal bedaren.<br />

Dat was echter niet zo, te meer daar de arbeidersploegen zich elke dag naar een andere werkplaats<br />

begeven in bestelwagentjes, zonder dat er een superieur aanwezig is. Op elk ogenblik ontploften er<br />

rotjes in zijn buurt. Op een dag, toen de hele ploeg in de bestelwagen zat, haastten ze zich plots<br />

allemaal naar buiten en werd hij in z’n eentje in de bestelwagen opgesloten, terwijl ze er een rotje in<br />

gooiden. Hij heeft gemerkt dat hij door de knal gehoorverlies in zijn rechteroor lijdt. Voor die<br />

arbeidsongeschiktheid heeft hij geen vergoeding gekregen want, volgens de medische experts, was<br />

ze te wijten aan een reeks oorontstekingen in zijn kinderjaren. Hij legde klacht neer tegen de twee<br />

personen die volgens hem aan de basis van de feiten liggen. Hij heeft een overplaatsing<br />

aangevraagd, tevergeefs.<br />

240


Deze man heeft een zelfmoordpoging achter de rug, en heeft zijn ontslag weten te bekomen zodat<br />

hij toch een werkloosheidsuitkering kan genieten.<br />

Na analyse van deze twee gevallen kan men veronderstellen dat er een verband bestaat<br />

tussen de aard van de feiten en het feit of ze tegen het werk of de persoon zijn gericht. In de<br />

eerste getuigenis gaan de feiten gericht naar het werk uit van de hiërarchische superieur van<br />

het slachtoffer. In het tweede relaas werden de feiten gericht naar de persoon gepleegd door<br />

verschillende collega’s van het slachtoffer die het voorwerp is van een massale uitsluiting<br />

sedert zijn komst in de groep. Deze vaststelling blijft uiteraard beperkt tot het onderzoek van<br />

de twee geïsoleerde gevallen.<br />

De analyse van deze resultaten in een genderperspectief heeft niet kunnen aantonen dat er<br />

duidelijk statistisch verband bestaat tussen het behoren tot eender welk geslacht en de aard<br />

van de gepleegde feiten in de steekproef van verzamelde getuigenissen.<br />

Tabel 14.<br />

Aard van de gemelde feiten volgens geslacht van de respondenten.<br />

Feiten gericht naar het werk 5<br />

(9% van de mannen)<br />

Feiten gericht naar de persoon 3<br />

(5% van de mannen)<br />

Gemengde feiten 50<br />

(86% van de mannen)<br />

Totaal 58<br />

(100% van de mannen)<br />

Mannen Vrouwen Totaal<br />

7<br />

(5% van de vrouwen)<br />

9<br />

(7% van de vrouwen)<br />

117<br />

(87% van de vrouwen)<br />

135<br />

(100% van de vrouwen)<br />

X² n.s.<br />

241<br />

12<br />

(6,3% van de personen)<br />

12<br />

(6,3% van de personen)<br />

167<br />

(87,4% van de personen)<br />

193<br />

(100% van de personen)<br />

Zoals in de volgende tabel wordt aangetoond, heeft de koppelingstest X² niet kunnen<br />

aantonen dat er een duidelijk verschil is tussen de categorie van geweldfeiten gericht naar<br />

het werk en het geslacht van de ondervraagden.<br />

De respondenten beklagen zich voornamelijk over feiten met betrekking tot de evaluatie van<br />

hun werk. De meesten vinden dat ze zichzelf niets kunnen verwijten op beroepsvlak en dat<br />

ze het mikpunt zijn van ongerechtvaardigde kritiek op de kwaliteit van hun werk. Welnu,<br />

evaluatie blijft een machtsinstrument in een bepaald aantal beroepsmilieus. Zeer vaak wordt<br />

de evaluatie nog verticaal neerwaarts toegepast, 360°-evaluatie blijft vrij zeldzaam.<br />

In bepaalde gevallen bestaat er een verband tussen dit soort feiten en de feiten met<br />

betrekking tot de taakverdeling, zodat iemand soms het verwijt krijgt dat zijn<br />

werkdoelstellingen niet zijn bereikt, terwijl hij een post of functie bekleedt waarvan de taken<br />

niet precies zijn gedefinieerd of bovendien nog met werkoverlast te maken heeft. De<br />

getuigenis van Frédérick, hierboven, bevat verschillende elementen van het pestproces en<br />

hij is niet de enige onder de ondervraagden die met een dergelijke situatie te maken heeft<br />

gehad.


Ten slotte wordt door de meerderheid van de mensen die aan het onderzoek hebben<br />

<strong>deel</strong>genomen, melding gemaakt van feiten die verband houden met een gebrekkig<br />

loopbaanbeheer van de personeelsleden of een gebrekkig communicatiebeheer.<br />

Terwijl de echt strafbare gedragingen het minst vaak worden genoemd in de ontvangen<br />

getuigenissen, zijn die daarom niet minder ontoelaatbaar.<br />

Tabel 15.<br />

Typologie van feiten gericht naar het werk volgens het geslacht van de respondenten.<br />

A. Feiten in verband met de evaluatie<br />

van het<br />

werk<br />

B. Feiten in verband met de<br />

taakverdeling<br />

C. Feiten in verband met het<br />

loopbaanbeheer van het personeel<br />

D. Feiten in verband met de<br />

beroepscommunicatie<br />

Mannen Vrouwen Totaal X²<br />

42<br />

(72% van de<br />

mannen)<br />

36<br />

(62% van de<br />

mannen)<br />

36<br />

(62% van de<br />

mannen)<br />

34<br />

(59% van de<br />

mannen)<br />

E. Strafbaar gedrag 8<br />

(14% van de<br />

mannen)<br />

Totaal 58<br />

(100% van de<br />

mannen)<br />

107<br />

(79% van de<br />

vrouwen)<br />

81<br />

(60% van de<br />

vrouwen)<br />

78<br />

(58% van de<br />

vrouwen)<br />

79<br />

(59% van de<br />

vrouwen)<br />

20<br />

(15% van de<br />

vrouwen)<br />

135<br />

(100% van de<br />

vrouwen)<br />

149<br />

(77% van de<br />

personen)<br />

117<br />

(61% van de<br />

personen)<br />

114<br />

(59% van de<br />

personen)<br />

113<br />

(59% van de<br />

personen)<br />

28<br />

(15% van de<br />

personen)<br />

193<br />

(100% van de<br />

personen)<br />

Bij de geweldfeiten die naar de persoon gericht zijn, is de vaakst genoemde categorie die<br />

van het verbale geweld. Dat kan de vorm aannemen van een onaanvaardbare spreektoon of<br />

van discriminerende of zelfs beledigende woorden. Het kan ook gaan om nog kwalijker<br />

praktijken zoals het verspreiden van roddels en laster in de werkomgeving van het<br />

slachtoffer bij diens afwezigheid. Een bepaald aantal slachtoffers legde uit dat ze<br />

aanvankelijk niet begrepen waarom hun collega’s hun houding ten opzichte van hen<br />

veranderden. Ze begrepen pas wat er was gebeurd nadat een collega hen uitlegde welke<br />

geruchten over hen de ronde deden. Over het algemeen verloopt er wat tijd tussen de eerste<br />

roddels en de reactie van het slachtoffer dat probeert te weerleggen wat er wordt beweerd.<br />

Na een paar dagen gaat er verdenking op het slachtoffer rusten en daarna raakt het in een<br />

isolement.<br />

Gedragsgeweld wordt gemeld door 40% van de personen die aan het onderzoek hebben<br />

<strong>deel</strong>genomen. Deze treiterijen kunnen verschillende vormen aannemen.<br />

Nathalie, 52, was freelance kinderverzorgster bij een gemeentelijke administratie. Na een autoongeval<br />

kan ze haar functie niet langer uitoefenen, en daarom kreeg ze een baan als<br />

kantoorbediende op een van de diensten van die administratie. Ze wordt door haar nieuwe collega’s<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

-<br />

242


als een indringer gezien, vooral door Sylvie die haar niet kan uitstaan. Vanaf dan is er toenemend<br />

geweld, dat kracht wordt bijgezet met een reeks kleine plagerijen.<br />

Wanneer ze bijvoorbeeld in de toiletten in huilen uitbarst nadat ze in het openbaar door haar collega<br />

is getreiterd, brengt die haar een doosje tissues en zegt: “En als die op zijn, heb ik nog een doos<br />

voor je!”.<br />

Wanneer deze collega hoofd van de dienst wordt, gebruikt ze verschillende listen op basis van<br />

administratieve regels om Nathalie het leven zuur te maken. Ze weigert bijvoorbeeld om het<br />

verlofformulier te ondertekenen, waardoor Nathalie verplicht wordt een afspraak te maken met de<br />

schepen zodat die haar formulier kan ondertekenen. Volgens de interviewster vertoont Sylvie zeer<br />

ernstige stress-symptomen.<br />

Bovendien maakt een indrukwekkend aantal mensen melding van feiten van fysiek geweld,<br />

want meer dan een kwart van de ondervraagden zegt betrokken te zijn geweest bij die vorm<br />

van geweld.<br />

Ten slotte zijn er veel meer vrouwen dan mannen die melding maken van ongewenst<br />

seksueel gedrag. Deze resultaten komen overeen met de gegevens van de<br />

wetenschappelijke literatuur die aangeeft dat vrouwen een groter risico lopen om te worden<br />

blootgesteld aan deze categorie van geweldfeiten. We vinden de problematiek van<br />

ongewenst seksueel gedrag dus zowel terug als kern van het geweldproces als in de vorm<br />

van trigger-gebeurtenis van een belagingsproces van een andere aard, de pesterijen.<br />

De getuigenis van Anne-Marie, 44 jaar, bediende bij een openbare dienst, toont aan hoe de beide<br />

fenomenen - pesterijen en ongewenst seksueel gedrag – soms samengaan.<br />

“Alles is begonnen toen we Internet kregen. We werken in een grote ruimte met 15 personen. Drie<br />

mannelijke collega’s begonnen naar de pikante websites te surfen. Het ging voornamelijk om<br />

pornofoto’s. Constant waren ze daar samen mee bezig en dat veroorzaakte nogal wat lawaai. Op een<br />

dag kreeg ik de taak om getuigschriften op te stellen en maakte ik een fout door hun gejoel op de<br />

achtergrond. De baas vroeg wat de reden was van die fout en ik vertelde hem dat ik me niet kon<br />

concentreren door mijn collega’s die voor rumoer zorgden als ze naar erotische sites zaten te kijken. Hij<br />

gaf me op mijn kop, zei dat ik een klikspaan was en stuurde me weg uit zijn bureau. Vanaf dan zijn de<br />

pesterijen begonnen.”<br />

Anne-Marie werd beschuldigd van fouten die ze niet had gemaakt, er werd openlijk met haar uiterlijk<br />

gelachen, ze werd geregeld beledigd, tijdens de pauze deden de collega’s alsof ze op haar zouden<br />

spuwen, ze werd in het bijzijn van derden afgekraakt. Haar bureau werd verplaatst naar een verre<br />

uithoek van de ruimte. De pesterijen werden gevolgd door ongewenst seksueel gedrag vanwege een<br />

andere collega: aanrakingen, tonen van geslachtsdelen, provocerende gebaren. Anne-Marie zocht<br />

uiteindelijk ander werk en gaf haar ontslag.<br />

243


Tabel 16.<br />

Typologie van feiten gericht naar de persoon volgens het geslacht van de respondenten.<br />

A. Verbaal geweld 52<br />

(90% van de<br />

mannen)<br />

B. Fysiek geweld 11<br />

(19% van de<br />

mannen)<br />

Mannen Vrouwen Totaal<br />

124<br />

(92% van de<br />

vrouwen)<br />

42<br />

(31% van de<br />

vrouwen)<br />

C. Seksueel geweld 0 14<br />

(10% van de<br />

vrouwen)<br />

D. Gedragsgeweld 19<br />

(33% van de<br />

mannen)<br />

Totaal 58<br />

(100% van de<br />

mannen)<br />

3.2.3. Risicofactoren<br />

59<br />

(44% van de<br />

vrouwen)<br />

135<br />

(100% van de<br />

vrouwen)<br />

176<br />

(91% van de<br />

personen)<br />

53<br />

(28% van de<br />

personen)<br />

14<br />

(7% van de<br />

personen)<br />

78<br />

(40% van de<br />

personen)<br />

193<br />

(100% van de<br />

personen)<br />

X³<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

6.485*<br />

De mensen die hebben verteld over wat ze hebben meegemaakt als slachtoffer of getuige<br />

van geweld op het werk, hebben meestal nagedacht over die buitengewone situatie waaraan<br />

ze ooit of nog steeds waren blootgesteld. Het bleek dat er vier grote categorieën konden<br />

worden onderscheiden van factoren die zouden hebben bijgedragen tot het ontstaan van een<br />

situatie van pesterijen en ongewenst seksueel gedrag: factoren in verband met de<br />

werksituatie, factoren in verband met het slachtoffer, factoren in verband met de dader en<br />

ten slotte de “conflict”-factor als er melding werd gemaakt van een verborgen of zichtbare<br />

conflictsituatie.<br />

Er zijn erg weinig verhalen die slechts één soort verklarende hypothese van het fenomeen<br />

pesterijen en ongewenst seksueel gedrag bevatten. Zoals blijkt uit tabel 17 was er bij slechts<br />

6 getuigenissen sprake van één enkele categorie van oorzakelijkheidfactoren. Bij deze<br />

respondenten vinden we dubbel zoveel vrouwen als mannen. Toch heeft de koppelingstest<br />

X² het statistische verschil niet kunnen bevestigen, wellicht omwille van het grote aantal<br />

personen dat melding maakte van meer dan één categorie van oorzakelijkheidfactoren.<br />

n.s<br />

-<br />

244


Tabel 17.<br />

Aantal gemelde factoren volgens het geslacht van de respondenten.<br />

Factoren die behoren tot één enkele<br />

antwoordcategorie<br />

Factoren die behoren tot verschillende<br />

antwoordcategorieën<br />

Mannen Vrouwen Totaal<br />

1<br />

(2% van de mannen)<br />

57<br />

(98% van de mannen)<br />

Totaal 58<br />

(100% van de<br />

mannen)<br />

5<br />

(4% van de vrouwen)<br />

130<br />

(96% van de vrouwen)<br />

135<br />

(100% van de vrouwen)<br />

X² n.s.<br />

245<br />

6<br />

(3% des respondenten)<br />

187<br />

(97% des<br />

respondenten)<br />

193<br />

(100% des<br />

respondenten)<br />

In de volgende tabel staan de resultaten met betrekking tot de aard van de in de<br />

getuigenissen genoemde factoren. Deze resultaten tonen aan dat hoewel de persoonlijke<br />

aspecten (verbonden met het slachtoffer of de dader van de feiten) belangrijke elementen<br />

blijven in het beeld dat de slachtoffers hebben van de factoren die mogelijk hebben<br />

bijgedragen tot het opduiken van het probleem van pesterijen en ongewenst seksueel<br />

gedrag, de situatiegebonden aspecten (en met name de werkorganisatie) toch overheersen.<br />

Daarentegen is het bestaan van een conflict dat is afgegleden naar pesterijen of ongewenst<br />

seksueel gedrag of dat een rol heeft gespeeld in de escalatie van geweld op het werk, een<br />

minder voorkomend verklarend model. In het geheel van de verzamelde getuigenissen<br />

haalde minder dan de helft van de respondenten een conflict aan als hoofdelement in het<br />

proces van psychologisch geweld.<br />

De meerderheid van deze voorstellingen komt in gelijke mate bij mannen en vrouwen voor,<br />

behalve de factoren in verband met de dader. Wat dat betreft vermelden de vrouwen vaker<br />

dan de mannen elementen die de pesterijen en het ongewenst seksueel gedrag aan de<br />

dader linken.<br />

Tabel 18.<br />

Aard van de gemelde factoren volgens het geslacht van de respondenten<br />

Factoren in verband met de<br />

werksituatie<br />

Factoren in verband met het<br />

slachtoffer<br />

Factoren in verband met de<br />

dader<br />

Factor in verband met het<br />

bestaan van een conflict<br />

Mannen Vrouwen Totaal X²<br />

53<br />

(91% van de<br />

mannen)<br />

52<br />

(90% van de<br />

mannen)<br />

38<br />

(66% van de<br />

mannen)<br />

28<br />

(48% van de<br />

124<br />

(92% van de<br />

vrouwen)<br />

116<br />

(86% van de<br />

vrouwen)<br />

119<br />

(88% van de<br />

vrouwen)<br />

63<br />

(47% van de<br />

177<br />

(92% des<br />

respondenten)<br />

168<br />

(87% des<br />

respondenten)<br />

157<br />

(81% des<br />

respondenten)<br />

91<br />

(47% des<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

13,694***<br />

n.s.


Totaal 58<br />

(100% van de<br />

mannen)<br />

mannen) vrouwen) respondenten)<br />

135<br />

(100% van de<br />

vrouwen)<br />

193<br />

(100% des<br />

respondenten)<br />

De factoren in verband met de werksituatie omvatten groten<strong>deel</strong>s de verschillende kringen<br />

die het werk kenmerken: van door de omgeving bepaalde aspecten verbonden met het<br />

productiesysteem dat op zijn beurt is gelinkt aan concurrentiemarkten en neoliberalisme,<br />

over praktische aspecten met betrekking tot werkorganisatie en de manier om in<br />

personeelsbeheer te voorzien, tot de fysieke en menselijke werkomgeving. Deze factoren<br />

zijn gegroepeerd in 9 subcategorieën, die worden voorgesteld in onderstaande tabel.<br />

Tabel 19.<br />

Typologie van de voorstellingen van de slachtoffers met betrekking tot de factoren<br />

verbonden aan de werksituatie die tot de pesterijen en het ongewenst seksueel gedrag<br />

hebben bijgedragen.<br />

A. Context van beroepsstress, prestatiedruk<br />

B. Context van werk met politieke inslag<br />

C. Context van organisatorische verandering<br />

1. hervorming van de opleiding<br />

2. bedrijfsreorganisatie<br />

3. fusie of splitsing van ondernemingen<br />

4. wijziging van politieke meerderheid<br />

5. verandering van hiërarchische superieur<br />

D. Probleem verbonden met personeelsbeheer<br />

1. ongeschikte individuele managementstijl<br />

2. vrijwillige pesterijen en ongewenst seksueel gedrag bepaald door een organisatorisch beleid<br />

3. pesterijen en ongewenst seksueel gedrag gezien als een normale zaak naargelang de managementstijl<br />

4. kleine “familiale” onderneming met allesoverheersende zaakvoerder<br />

E. Probleem verbonden met werkorganisatie<br />

1. gebrek in de evaluatieprocedure van het werk<br />

2. gebrek in de aanwervingprocedure<br />

3. communicatiemoeilijkheden, gebrek in de verspreiding van informatie<br />

4. gebrek in de procedure voor taakverdeling<br />

5. personeelstekort<br />

6. personeelsoverschot<br />

7. ontoereikend beheer van arbeidstijd (flexibiliteit, <strong>deel</strong>tijds, variabel uurrooster)<br />

8. rentabiliteitsprobleem van de onderneming<br />

F. Probleem verbonden met werkklimaat<br />

1. concurrentieklimaat<br />

2. gunstig werkklimaat voor roddels en geruchten<br />

G. Ongelijke vergoeding, persoonlijke financiële inzet<br />

H. Oncomfortabele werkomgeving<br />

1. geluidsoverlast<br />

2. gemeenschappelijk kantoor<br />

3. gebrek aan bureaus<br />

I. Snelheid van de technologische evolutie maakt bepaalde functies overbodig<br />

-<br />

246


Problemen verbonden met personeelsbeheer worden het vaakst aangehaald (84% van de<br />

getuigenissen) door de personen die met een situatie van pesterijen en ongewenst seksueel<br />

gedrag te maken kregen. Dat doet denken aan de opvattingen van Heinz Leymann (1996)<br />

die vindt dat het management een belangrijke verantwoordelijkheidsfunctie heeft wat de<br />

kwaliteit of de achteruitgang van de werksituatie van een bepaald aantal werknemers betreft.<br />

De ondervraagde vrouwen en mannen lijken unaniem; ze zijn van mening dat de manier<br />

waarop hun onderneming of administratie werd/wordt beheerd een belangrijk element is in<br />

het geweldproces op het werk waarmee ze werden geconfronteerd.<br />

Dat resultaat houdt verband met de beschrijving van de reacties van de hiërarchie met<br />

betrekking tot een persoon die zich over pesterijen of ongewenst seksueel gedrag komt<br />

beklagen. We zullen verder in dit document zien dat een behoorlijk aantal mensen vindt dat<br />

hun hiërarchische superieur de situatie op z’n beloop heeft gelaten of een oplossing heeft<br />

voorgesteld die voor het slachtoffer ontoereikend was.<br />

De tweede factor verbonden met de werksituatie die erg vaak werd genoemd, heeft<br />

betrekking op de organisatie van het werk (taakverdeling, aanwerving, werkevaluatie,<br />

verspreiding van informatie, aantal posten toegewezen aan de taken, beheer van arbeidstijd,<br />

rentabiliteit van de onderneming). 40% van de respondenten vindt dat deze elementen in<br />

verband met werkorganisatie bijdragen tot het proces van geweld op het werk waarmee ze<br />

werden geconfronteerd.<br />

De derde factor, die minder vaak door vrouwen dan door mannen wordt aangehaald, maar in<br />

totaal door 30% van alle respondenten wordt genoemd, is die van organisatorische<br />

verandering. Herstructureringen, fusies of splitsingen van bedrijven, wijziging van politieke<br />

meerderheid, verandering van hiërarchische superieur, blijken factoren die zorgen voor een<br />

destabilisering in de arbeidscontext. Een verandering van de gevestigde orde gaat vaak<br />

gepaard met een reeks wijzigingen die het geheel van de werkorganisatie beïnvloeden en<br />

dikwijls aanzienlijke beroepsstress veroorzaken en het werkklimaat aantasten.<br />

Stress en werkklimaat zijn factoren die worden aangehaald door een vijfde van de<br />

respondenten. Dat is met name zo bij de mannen, die zich in grotere mate beklagen over<br />

druk om meer te presteren en een klimaat dat weinig geschikt is om kwaliteitswerk te kunnen<br />

leveren, hetzij door een te grote concurrentie, hetzij door een laksheid in de omgeving die<br />

roddels en geruchten vrij spel geeft.<br />

De politisering van bepaalde beroepsmilieus en de financiële inzet in bepaalde organisaties<br />

worden in enkele getuigenissen genoemd en zijn blijkbaar geen geïsoleerde gevallen.<br />

De getuigenis van Isaline, 50 jaar, kaderlid in een privé-onderneming, vestigt de aandacht op<br />

verschillende factoren verbonden met de werksituatie, die hebben bijgedragen tot de<br />

achteruitgang van haar beroepssituatie.<br />

Toen de onderneming door een Franse vennootschap werd overgenomen, kwamen de werknemers<br />

van beide beroepsorganisaties in een concurrentiepositie terecht. “Er was duidelijk te veel personeel<br />

voor het aantal beschikbare posten”.<br />

Isaline had dezelfde functies als een ander kaderlid van de Franse vennootschap, namelijk de leiding<br />

over een afdeling met twaalf personen. “De afgevaardigd bestuurder begon informatie door te<br />

spelen aan mijn concurrent maar niet aan mij. Het was een beetje een macho, hij stond ook onder<br />

druk en vreesde zijn job kwijt te raken. In die periode werd ik ernstig ziek, ik werd geopereerd voor<br />

borstkanker. Toen ik mijn werk terug wilde opnemen, was mijn post al aan een andere persoon<br />

toegewezen. Ik kreeg een andere post. De beschrijving van die nieuwe functie heb ik nooit zwart op<br />

wit gezien”. Isaline verliest haar managementverantwoordelijkheden, wordt gedegradeerd en krijgt<br />

een lager salaris in vergelijking met wat ze vroeger verdiende.<br />

247


248


Tabel 20.<br />

Factoren verbonden aan de werksituatie volgens het geslacht van de respondenten.<br />

A. Context van beroepsstress,<br />

prestatiedruk<br />

B. Context van werk met<br />

politieke inslag<br />

C. Context van organisatorische<br />

verandering<br />

D. Probleem verbonden met<br />

personeelsbeheer<br />

E. Probleem verbonden met<br />

werkorganisatie<br />

F. Probleem verbonden met<br />

werkklimaat<br />

G. Ongelijke vergoeding,<br />

persoonlijke financiële inzet<br />

H. Oncomfortabele<br />

werkomgeving<br />

I. Snelheid van de<br />

technologische evolutie<br />

Mannen Vrouwen Totaal X²<br />

16<br />

(28% van de<br />

mannen)<br />

4<br />

(7% van de<br />

mannen)<br />

19<br />

(33% van de<br />

mannen)<br />

49<br />

(85% van de<br />

mannen)<br />

27<br />

(47% van de<br />

mannen)<br />

15<br />

(26% van de<br />

mannen)<br />

9<br />

(16% van de<br />

mannen)<br />

4<br />

(7% des<br />

hommes)<br />

1<br />

(2% des<br />

hommes)<br />

Totaal 58<br />

(100% van de<br />

mannen)<br />

25<br />

(19% van de<br />

vrouwen)<br />

10<br />

(7% van de<br />

vrouwen)<br />

38<br />

(28% van de<br />

vrouwen)<br />

113<br />

(84% van de<br />

vrouwen)<br />

51<br />

(38% van de<br />

vrouwen)<br />

22<br />

(16% van de<br />

vrouwen)<br />

9<br />

(7% van de<br />

vrouwen)<br />

7<br />

(5% van de<br />

vrouwen)<br />

4<br />

(3% van de<br />

vrouwen)<br />

135<br />

(100% van de<br />

vrouwen)<br />

41<br />

(21% van de<br />

personen)<br />

14<br />

(7% van de<br />

personen)<br />

57<br />

(30% van de<br />

personen)<br />

162<br />

(84% van de<br />

personen)<br />

78<br />

(40% van de<br />

personen)<br />

37<br />

(19% van de<br />

personen)<br />

18<br />

(9% van de<br />

personen)<br />

11<br />

(6% van de<br />

personen)<br />

5<br />

(3% van de<br />

personen)<br />

193<br />

(100% van de<br />

personen)<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

3.758*<br />

Een bepaald aantal factoren verbonden met het slachtoffer werd aangehaald in de<br />

verzamelde getuigenissen, net als een groot aantal andere elementen die hebben<br />

bijgedragen tot de situatie van geweld op het werk. Er was sprake van<br />

persoonlijkheidsaspecten maar ook van situatiegebonden elementen. Deze factoren werden<br />

inge<strong>deel</strong>d in 7 verschillende categorieën.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

-<br />

249


Tabel 21.<br />

Typologie van de voorstellingen van factoren verbonden met het slachtoffer, die hebben<br />

bijgedragen tot de pesterijen en het ongewenst seksueel gedrag.<br />

A. Het slachtoffer komt in een nieuwe werkomgeving terecht<br />

B. Het slachtoffer heeft een kenmerk dat afwijkt van de groepsnorm<br />

1. moedertaal<br />

2. leeftijd<br />

3. anciënniteit<br />

4. geslacht<br />

5. sociale klasse<br />

6. etnische afkomst<br />

7. streek waar het slachtoffer vandaan komt<br />

8. religieuze overtuigingen<br />

9. handicap of zwakke gezondheid<br />

10. uiterlijk<br />

11. beroepsstatuut<br />

12. opleidingsniveau<br />

13. politieke voorkeur<br />

C. Het slachtoffer is van mening dat zijn bekwaamheden en houding ten aanzien van het werk te maken<br />

hebben met de pesterijen en het ongewenst seksueel gedrag<br />

1. relationele bekwaamheden<br />

2. beroepsbekwaamheden<br />

3. houding ten aanzien van het werk, arbeidsethiek<br />

4. zijn opvattingen over het samengaan van beroeps- en privé-leven<br />

D. Het slachtoffer heeft gedrag vertoond dat niet in goede aarde is gevallen<br />

1. weigert zich aan te passen aan nieuwe arbeidsvoorwaarden<br />

2. presteert onvoldoende<br />

3. heeft een probleem, een gebrek, een ambtsmisdrijf ontdekt of aan het licht gebracht<br />

E. Het slachtoffer bezit bepaalde persoonlijkheidstrekken die volgens hem/haar te maken hebben met<br />

de pesterijen of het ongewenst seksueel gedrag<br />

1. beweert geen autoriteit te aanvaarden, een sterke persoonlijkheid te hebben<br />

2. zegt geen blad voor de mond te nemen<br />

3. zegt overdreven onderdanig, toegeeflijk te zijn<br />

4. zegt zich erg in te zetten voor het werk<br />

5. zegt te zelfstandig te zijn<br />

6. zegt te naïef te zijn<br />

7. zegt gevoelig, emotioneel zelfs, psychologisch kwetsbaar te zijn<br />

8. zegt een gebrek aan zelfvertrouwen te hebben, makkelijk zichzelf de schuld te geven<br />

9. zegt terughoudend, in zichzelf gekeerd te zijn<br />

10. zegt dynamisch en strijdlustig te zijn<br />

F. Het slachtoffer denkt dat zijn beroepsstatuut hem/haar kwetsbaarder voor pesterijen en ongewenst<br />

seksueel gedrag heeft gemaakt<br />

1. heeft bevoorrechte contacten met iemand die in het werkmilieu niet graag gezien is<br />

2. heeft een benijdenswaardig statuut<br />

3. is vakbondsafgevaardigde<br />

4. heeft een onzekere arbeidsovereenkomst<br />

G. Het slachtoffer denkt dat bepaalde privé-omstandigheden hem/haar kwetsbaarder voor pesterijen en<br />

ongewenst seksueel gedrag<br />

hebben gemaakt<br />

1. heeft deze job nodig om te kunnen overleven<br />

2. zegt in een kwetsbare periode te zitten omwille van bepaalde omstandigheden in het privé-leven<br />

250


Bij deze factoren werden de persoonlijkheidstrekken van het slachtoffer het vaakst<br />

aangehaald in de verzamelde getuigenissen. Soms zitten er contrasten in; zo denken<br />

bepaalde slachtoffers dat net zij werden geviseerd omwille van hun sterke persoonlijkheid,<br />

terwijl anderen denken dat hun toegeeflijke aard of hun psychologische kwetsbaarheid heeft<br />

bijgedragen tot het begin van een geweldproces tegen hen. Een ander voorbeeld van<br />

tegenstellingen vinden we in het kenmerk “geen blad voor de mond nemen” en het kenmerk<br />

“terughoudend, in zichzelf gekeerd zijn”. Misschien is het voor het slachtoffer een typische<br />

aanpassingsstrategie om bij zichzelf zwakke plekken te zoeken waarop de belager zich stort,<br />

en zo te trachten een zekere innerlijke controle te houden over de situatie waarop het<br />

slachtoffer totaal geen vat heeft en waar het dus volledig aan overgeleverd is.<br />

Evenveel mannen als vrouwen maken melding van een kenmerk dat ze onderscheidt van de<br />

groepsnorm. Talrijke kenmerken werden door de respondenten genoemd: geslacht, leeftijd,<br />

anciënniteit, moedertaal, sociale of etnische achtergrond, streek van herkomst, religieuze<br />

overtuigingen, handicap of zwakke lichamelijke toestand, uiterlijk, beroepsstatuut,<br />

opleidingsniveau, politieke voorkeur. Ook in dit geval zitten er tegenstellingen in de<br />

getuigenissen die erop lijken te wijzen dat elke persoon ooit wel eens het slachtoffer van<br />

geweld op het werk kan worden. Uit sommige verhalen bleek dat er ook een problematiek is<br />

die eigen is aan België: namelijk het taalkundige conflict tussen Franstaligen en<br />

Nederlandstaligen. De getuigenis van Anouwar, technicus in een groot luchtvaartbedrijf,<br />

bijvoorbeeld. Hij is van mening dat hij niet de enige Franstalige is die wordt gediscrimineerd<br />

ten opzichte van zijn Nederlandstalige collega’s.<br />

“Ik doe mijn werk zoals het hoort, er valt mij niets te verwijten. Met die strategie kon ik voorkomen<br />

dat de pesterijen uit de hand liepen. Maar ik kan er wel geen promotie mee krijgen.”<br />

Overigens beweren een aantal slachtoffers dat het net hun professionele en relationele<br />

bekwaamheden of hun arbeidsethiek zijn die net als vele andere elementen bijgedragen<br />

hebben tot de pesterijen en het ongewenst seksueel gedrag. Over het algemeen zijn de<br />

slachtoffers van mening dat ze goed werk leveren en dat de pesterijen en het ongewenst<br />

seksueel gedrag niet moeten worden verward met een negatieve evaluatie van gebrekkig<br />

werk.<br />

Een vijfde van de ondervraagden maakt bovendien melding van een kwetsbaarheid voor<br />

pesterijen of ongewenst seksueel gedrag omwille van hun beroepsstatuut. Bevoorrechte<br />

relaties hebben met iemand die in hun werkomgeving niet graag gezien is,<br />

vakbondsafgevaardigde zijn, een benijdenswaardige of, integen<strong>deel</strong>, een onzekere<br />

arbeidsovereenkomst zijn eveneens elementen die verband houden met het beroepsstatuut<br />

van een persoon en die kunnen bijdragen tot het proces van geweld op het werk.<br />

De problematiek van verandering is reeds meermaals besproken, in verband met triggergebeurtenissen<br />

en in de context van organisatorische verandering. Ook hier staat ze tussen<br />

de elementen die verband houden met het slachtoffer en hebben bijgedragen tot het<br />

opduiken van psychologisch geweld. Een vijfde van de getuigenissen maakt melding van dit<br />

element dat van cruciaal belang lijkt voor de mensen die hebben aanvaard om aan de<br />

interviews <strong>deel</strong> te nemen.<br />

Een ander aspect dat tot hiertoe nog niet aan bod is gekomen, is dat van een gedrag van het<br />

slachtoffer dat bij de werkomgeving niet in goede aarde is gevallen. Een slachtoffer kan<br />

bijvoorbeeld weigerachtig staan tegenover nieuwe arbeidsvoorwaarden waarmee het niet<br />

tevreden is, het slachtoffer krijgt de schuld van zwakke prestaties of er zijn functionele<br />

gebreken die het slachtoffer aan het licht heeft gebracht of zelfs gewoon ontdekt.<br />

251


Tot slot hebben bepaalde slachtoffers gemerkt dat er een rechtstreeks verband bestaat<br />

tussen privé-omstandigheden en een situatie van pesterijen of ongewenst seksueel gedrag<br />

op het werk. Sommige ondervraagden waren van mening dat het feit dat ze dit werk nodig<br />

hadden om te kunnen leven, hen kwetsbaarder maakte voor pestgedrag.<br />

De analyse van deze resultaten in een genderperspectief kan niet aantonen dat er duidelijke<br />

verschillen bestaan tussen manen en vrouwen op basis van gegevens verzameld<br />

aangaande factoren die verband houden met het slachtoffer en worden verondersteld te<br />

hebben bijgedragen tot het proces van geweld op het werk.<br />

Tabel 22.<br />

Factoren die verband houden met het slachtoffer volgens het geslacht van de respondenten.<br />

A. Het slachtoffer komt in een<br />

nieuwe werkomgeving terecht<br />

B. Het slachtoffer heeft een<br />

kenmerk dat afwijkt van de<br />

groepsnorm<br />

C. Het slachtoffer is van mening<br />

dat zijn bekwaamheden en<br />

houding ten aanzien van het<br />

werk te maken hebben met de<br />

pesterijen en het ongewenst<br />

seksueel gedrag<br />

D. Het slachtoffer heeft gedrag<br />

vertoond dat niet in goede aarde<br />

is gevallen<br />

E. Het slachtoffer bezit bepaalde<br />

persoonlijkheidstrekken die<br />

volgens hem/haar te maken<br />

hebben met de pesterijen en het<br />

ongewenst seksueel gedrag<br />

F. Het slachtoffer denkt dat zijn<br />

beroepsstatuut hem/haar<br />

kwetsbaarder voor pesterijen en<br />

ongewenst seksueel gedrag<br />

heeft gemaakt<br />

G. Het slachtoffer denkt dat<br />

bepaalde privé-omstandigheden<br />

hem/haar kwetsbaarder voor<br />

pesterijen en ongewenst<br />

seksueel gedrag hebben<br />

gemaakt<br />

Mannen Vrouwen Totaal X²<br />

13<br />

(22% van de<br />

mannen)<br />

26<br />

(45% van de<br />

mannen)<br />

16<br />

(28% van de<br />

mannen)<br />

14<br />

(24% van de<br />

mannen)<br />

30<br />

(52% van de<br />

mannen)<br />

15<br />

(26% van de<br />

mannen)<br />

6<br />

(10% van de<br />

mannen)<br />

Totaal 58<br />

(100% van de<br />

mannen)<br />

26<br />

(19% van de<br />

vrouwen)<br />

62<br />

(46% van de<br />

vrouwen)<br />

43<br />

(32% van de<br />

vrouwen)<br />

23<br />

(17% van de<br />

vrouwen)<br />

79<br />

(59% van de<br />

vrouwen)<br />

24<br />

(18% van de<br />

vrouwen)<br />

18<br />

(13% van de<br />

vrouwen)<br />

135<br />

(100% van de<br />

vrouwen)<br />

39<br />

(20% van de<br />

personen)<br />

88<br />

(46% van de<br />

personen)<br />

59<br />

(31% van de<br />

personen)<br />

37<br />

(19% van de<br />

personen)<br />

109<br />

(57% van de<br />

personen)<br />

39<br />

(20% van de<br />

personen)<br />

24<br />

(12% van de<br />

personen)<br />

193<br />

(100% van de<br />

personen)<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

-<br />

252


Ten slotte hadden de ondervraagden het vaak uitvoerig over de dader van de feiten<br />

waarover ze zich beklaagden. Er werden hypothesen opgeworpen, door de slachtoffers meer<br />

dan eens voorgesteld als absolute zekerheden, met betrekking tot de persoonlijkheid, het<br />

gedrag en de motivatie van de dader.<br />

253


De voorstellingen die de slachtoffers hebben van de elementen die verband houden met de<br />

dader en mogelijk hebben bijgedragen tot het proces van geweld op het werk, zijn<br />

opgenomen in 9 categorieën. Gezien de frequentie waarmee bepaalde bewoordingen zijn<br />

opgedoken in het relaas dat mensen deden, zijn er aparte categorieën voor de volgende<br />

elementen: “jaloezie” en “machtsmisbruik”. Zonder dat onderscheid zou de invloed van deze<br />

aspecten die van belang leken voor de ondervraagden niet zo duidelijk naar voren zijn<br />

gekomen in de resultaten hieronder.<br />

Tabel 23.<br />

Typologie van de voorstellingen van de slachtoffers van factoren die verband houden met de<br />

dader en hebben bijgedragen tot de pesterijen of het ongewenst seksueel gedrag.<br />

A. Het slachtoffer beschrijft de persoonlijkheid van de dader als pathologisch, wat tot uiting komt via de<br />

pesterijen of het ongewenst seksueel gedrag<br />

1. heeft psychologische of relatieproblemen<br />

2. is een manipulator<br />

3. is pervers<br />

4. is paranoïde<br />

5. is psychologisch onbuigzaam<br />

B. Het slachtoffer beschrijft bepaalde persoonlijkheidskenmerken van de dader die met de pesterijen of<br />

het ongewenst seksueel gedrag verband lijken te houden<br />

1. is racist<br />

2. is seksist<br />

3. is een vrouwengek<br />

4. houdt geen rekening met anderen<br />

5. is alcoholverslaafde<br />

6. wil niet tegengesproken worden<br />

C. Het slachtoffer is van mening dat bepaalde dingen die de dader heeft meegemaakt, te maken hebben<br />

met zijn gedrag<br />

1. is gefrustreerd om professionele redenen<br />

2. is gefrustreerd om persoonlijke redenen<br />

3. is verliefd op het slachtoffer maar het slachtoffer heeft niet dezelfde gevoelens<br />

D. Het slachtoffer is van mening dat het gedrag van de dader tegenover hem/haar is ingegeven door een<br />

gevoel van jaloezie, afgunst<br />

E. Het slachtoffer is van mening dat de dader zijn macht misbruikt<br />

F. Het slachtoffer is van mening dat het beroepsstatuut van de dader zijn gedrag in de hand werkt<br />

1. geniet politieke steun<br />

2. geniet steun in de hiërarchie<br />

3. zit in een professionele concurrentiestrijd met het slachtoffer<br />

G. Het slachtoffer wijt het gedrag van de dader aan een gebrek aan beroepsbekwaamheid<br />

1. is incompetent<br />

2. is onvoldoende opgeleid<br />

3. mist ervaring<br />

H. Het slachtoffer gelooft dat de dader een doel nastreeft<br />

1. wil het slachtoffer uitschakelen<br />

2. wil personeel vervangen<br />

3. heeft overdreven persoonlijke belangen, is een carrièrejager, wil macht of geld in handen krijgen<br />

I. Het slachtoffer is van mening dat de pesterijen of het ongewenst seksueel gedrag geen geïsoleerd<br />

feiten zijn in hoofde van de dader<br />

1. heeft andere medewerkers aangezet om het slachtoffer schade toe te brengen<br />

2. staat bekend als iemand met wie het moeilijk leven is, die reeds andere mensen heeft gepest<br />

254


255


Heel wat slachtoffers onder de ondervraagden zijn van mening dat de pesterijen of het<br />

ongewenst seksueel gedrag die ze hebben ondergaan geen geïsoleerd feit was in hoofde<br />

van de belager, enerzijds omdat hij andere werknemers had aangezet om het slachtoffer<br />

eveneens schade toe te brengen, en anderzijds omdat hij bekend stond als iemand met wie<br />

het moeilijk leven is, en die ook al andere mensen had gepest. Meer vrouwen dan mannen<br />

halen dit element aan als een factor die kan hebben bijgedragen tot het proces van belaging.<br />

Het kan gaan om een strategie die de slachtoffers ontwikkelen om te vechten tegen het<br />

isolement dat ze gewaarworden gedurende deze geweldsituatie.<br />

Bovendien vertoont het werk van Marie-France Hirigoyen, aangaande verdorven geweld met<br />

name in het kader van pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk, grote<br />

overeenkomsten met de manier waarop bepaalde personen hun belager hebben<br />

beschreven, d.w.z. ze gebruiken termen ontleend aan het jargon van de psychiatrie om een<br />

pathologische persoonlijkheid te beschrijven. Bijna 40% van de ondervraagden heeft een<br />

dergelijke diagnose weergegeven om uit te leggen aan welk geweldproces ze waren<br />

blootgesteld in het kader van hun beroepsactiviteit. Hoewel vooral vrouwen in onze<br />

steekproef de pesterijen of het ongewenst seksueel gedrag die ze hebben ondergaan op<br />

deze manier uitleggen, is het verschil tussen mannen en vrouwen in deze niet statistisch<br />

aangetoond. De personen die akkoord zijn gegaan om <strong>deel</strong> te nemen aan de kwalitatieve<br />

gesprekken hebben, voor het meren<strong>deel</strong>, een hoger opleidingsniveau. Dat is wellicht een<br />

van de redenen waarom ze toegang hebben tot lectuur met betrekking tot pesterijen en<br />

ongewenst seksueel gedrag waarin ze hun situatie hebben herkend en geanalyseerd.<br />

Béatrice, psychologe, beschrijft haar directrice als “Iemand met een pathologische drang naar<br />

macht, intelligent maar verdorven”.<br />

Maximilien, geneesheer-specialist, spreekt over zijn belager met de volgende bewoordingen: “Het is<br />

een manipulator, hij is niet in staat om zichzelf in vraag te stellen. Hij heeft er behoefte aan om de<br />

schuld voor zijn eigen falen bij anderen te leggen, hij heeft behoefte aan een zondebok”.<br />

Zonder hier de ganse persoonlijkheid van de vermoedelijke dader van de feiten als<br />

pathologisch te willen bestempelen, beschrijft een vijfde van de respondenten bepaalde<br />

trekken van de dader die volgens hen verband hielden met de pesterijen of het ongewenst<br />

seksueel gedrag. Bij die trekken zitten discriminerende gedragingen: bepaalde mensen van<br />

vreemde afkomst hadden het over racisme, bepaalde vrouwen verwezen naar seksisme.<br />

Ook een vermoedelijke alcoholverslaving en niet omkunnen met frustraties, of zelfs een<br />

totaal gebrek aan onbaatzuchtigheid en empathie komen voor.<br />

Het beroepsstatuut van de dader wordt eveneens voorgesteld als een element dat er mee<br />

voor heeft gezorgd dat het geweldproces zich kon ontwikkelen. Het feit dat de dader politieke<br />

steun of steun bij de hiërarchie geniet of zich op beroepsvlak in een concurrentiesituatie met<br />

het slachtoffer bevindt, zijn eveneens factoren die volgens zowel mannelijke als vrouwelijke<br />

slachtoffers worden gezien als elementen die tot de pesterijen of het ongewenst seksueel<br />

gedrag hebben bijgedragen.<br />

De getuigenis van Gaëtane, 49 jaar, gemeentebediende, is vrij duidelijk over de verbanden<br />

die sommige slachtoffers zien tussen beroepsstatuut, machtsmisbruik en bepaalde<br />

persoonlijkheidstrekken van de belager. Dit is de beschrijving van de dader van de feiten die<br />

door de interviewster werd gemaakt:<br />

“De baas van de betrokkene was partijsecretaris. In 7 jaar tijd werkte hij zich van gewone klerk op<br />

tot directiechef. Hij kreeg alles wat hij wilde, profiteerde van zijn macht. Zijn daden waren niet<br />

gerechtvaardigd en in strijd met het reglement. Het is een uiterst autoritair persoon, die zich<br />

256


hooghartig gedraagt. Zijn bliksemsnelle promotie is hem naar het hoofd gestegen. Hij is erg<br />

zelfverzekerd”.<br />

Het relaas van Romain, 40, arbeider in een fabriek van chemische producten haalt dezelfde<br />

problematiek aan, maar de gemelde feiten vertonen een graad van geweld die men<br />

subjectief zeer hoog zou kunnen noemen.<br />

De eerste tekenen van wat hij “pesterijen” noemt, vielen samen met de promotie van zijn<br />

diensthoofd, die tot ploegbaas werd benoemd. Axel komt dan bijna dagelijks bij het slachtoffer over<br />

de vloer, en verplicht hem om mee op café te gaan en daar voor de consumpties te betalen. Deze<br />

situatie brengt het slachtoffer in een benarde financiële toestand. De aanwezigheid van de “belager<br />

gaat steeds meer doorwegen: “Om het even wanneer daagde hij bij mij thuis op. Meermaals<br />

gebeurde dat ‘s nachts, omstreeks één uur. Hij kwam dan langs met de bedoeling mij geld af te<br />

troggelen en de sommen die hij eiste werden steeds groter”.<br />

Het gaat zelfs zo ver dat Romain het verbod krijgt om nog persoonlijke spullen te kopen. Als hij zich<br />

daartegen verzet, wordt hij op het werk met de gevolgen geconfronteerd, want Axel beheert zijn<br />

contracten, die van week tot week worden vernieuwd. Het gebeurde dat de arbeidsovereenkomst<br />

van Romain vóór een paar weken niet werd verlengd. Vervolgens ging de afpersing door op het<br />

werk. Door deze situatie moest Romain met ziekteverlof gaan, waarna hij werd ontslagen.<br />

Andere, meer situatiegebonden aspecten verbonden met de belager zijn door verschillende<br />

ondervraagden aangehaald. Ze zien in bepaalde omstandigheden die de dader heeft<br />

meegemaakt, een verklaring voor zijn gedrag naar hen toe: professionele of privé-problemen<br />

die voor frustratie hebben gezorgd, een onbeantwoorde liefde als de persoon die het<br />

slachtoffer zal worden, de gevoelens van zijn collega niet beantwoordt. Statistisch zijn er<br />

meer vrouwen dan mannen in de steekproef die melding maakten van deze verklarende<br />

hypothese voor het geweldproces waarmee ze te maken kregen.<br />

Zeer vaak wijten de slachtoffers het geweld van de dader aan jaloezie of afgunst ten<br />

opzichte van hen. Ook in dat geval dichten meer vrouwen dan mannen de belager dergelijke<br />

gevoelens toe. Het verschil is statistisch significant.<br />

Daarentegen zijn er evenveel mannen als vrouwen die denken dat de pesterijen of het<br />

ongewenst seksueel gedrag slechts middelen zijn die de dader gebruikt om een bepaald<br />

doel te bereiken: het slachtoffer uitschakelen om het eventueel door iemand anders te<br />

vervangen (dit wordt in het bijzonder gemeld door mensen die pesterijen of ongewenst<br />

seksueel gedrag hebben meegemaakt als gevolg van belangrijke organisatorische<br />

wijzigingen). Soms ziet de ondervraagde in het gedrag van de belager een handelwijze bij<br />

het nastreven van overdreven persoonlijke belangen, een statuut dat hem meer macht en/of<br />

geld zal opleveren.<br />

Tot slot wijt een bepaald aantal respondenten de pesterijen of het ongewenst seksueel<br />

gedrag waarvan ze het slachtoffer werden aan een gebrek aan bekwaamheid bij de dader<br />

van de feiten: ofwel omdat hij onvoldoende is opgeleid, ofwel omdat hij over onvoldoende<br />

ervaring of bekwaamheid beschikt.<br />

De onderstaande voorbeelden tonen aan dat er in de meeste gevallen opmerkingen worden<br />

gemaakt over het gedrag of de motivaties van de dader.<br />

257


Roxane, 50 jaar, bediende in een openbare administratie, ontwikkelt uitvoerige hypothesen over de<br />

verklarende factoren voor het gedrag van haar superieur naar haar toe. “Ze is incompetent. En ze is<br />

zeker jaloers, want ik heb meer kennis van zaken dan zij, maar ook omdat ik getrouwd ben en geen<br />

kinderen heb, zodat ik op vakantie kan gaan en er een aangename levensstijl op kan nahouden”.<br />

Roxane zegt dat de houding van haar collega’s ook tot de pesterijen heeft bijgedragen: “Ik ga ervan<br />

uit dat ze niets hebben gedaan om me te helpen omdat ze zelf slachtoffer van pesterijen vreesden te<br />

worden. Bovendien kregen nieuwelingen opdracht om niet met mij te praten en me te negeren. De<br />

bazin beschreef me als iemand met wie je maar beter niet om kunt gaan.<br />

Volgens Roxane “had de bazin psychologische problemen en leed ze aan achtervolgingswaanzin<br />

want ze was ervan overtuigd dat ik het op haar gezin had gemunt, wat helemaal niet zo was”.<br />

Fabienne, 52, industrieel ingenieur van opleiding, bekleedt een functie als wetenschappelijk<br />

onderzoeker. Haar beroepssituatie begon achteruit te gaan toen de kandidatuur van haar baas, die<br />

een promotie wilde, werd geweigerd. Sedert de weigering “werkte hij al zijn frustraties op mij uit.<br />

Bovendien is hij Nederlandstalig en heeft hij geen hoge pet op van Franstaligen; en ik ben<br />

Franstalig. Ik denk dat hij me wil vervangen door een tijdelijk ambtenaar, maar ik ben benoemd”.<br />

258


Tabel 24.<br />

Factoren verbonden met de belager volgens het geslacht van de respondenten.<br />

A. Het slachtoffer beschrijft de<br />

persoonlijkheid van de dader als<br />

pathologisch, wat tot uiting komt<br />

via de pesterijen of het<br />

ongewenst seksueel gedrag<br />

B. Het slachtoffer beschrijft<br />

bepaalde<br />

persoonlijkheidskenmerken van<br />

de dader die met de pesterijen of<br />

het ongewenst seksueel gedrag<br />

verband lijken te houden<br />

C. Het slachtoffer is van mening<br />

dat bepaalde dingen die de dader<br />

heeft meegemaakt, te maken<br />

hebben met zijn gedrag<br />

D. Het slachtoffer is van mening<br />

dat het gedrag van de dader<br />

tegenover hem/haar is ingegeven<br />

door een gevoel van jaloezie,<br />

afgunst<br />

Mannen Vrouwen Totaal X²<br />

17<br />

(29% van de<br />

mannen)<br />

11<br />

(19% van de<br />

mannen)<br />

5<br />

(9% van de<br />

mannen)<br />

3<br />

(5% van de<br />

mannen)<br />

E. Het slachtoffer is van mening<br />

dat de dader zijn macht misbruikt 21<br />

(36% van de<br />

F. Het slachtoffer is van mening<br />

dat het beroepsstatuut van de<br />

dader zijn gedrag in de hand<br />

werkt<br />

G. Het slachtoffer wijt het gedrag<br />

van de dader aan een gebrek aan<br />

beroepsbekwaamheid<br />

mannen)<br />

14<br />

(24% van de<br />

mannen)<br />

5<br />

(9% van de<br />

mannen)<br />

H. Het slachtoffer gelooft dat de<br />

dader een doel nastreeft 11<br />

(19% van de<br />

I. Het slachtoffer is van mening<br />

dat de belaging geen geïsoleerde<br />

feiten zijn in hoofde van de dader<br />

mannen)<br />

18<br />

(31% van de<br />

mannen)<br />

Totaal 58<br />

(100% van de<br />

mannen)<br />

54<br />

(41% van de<br />

vrouwen)<br />

27<br />

(20% van de<br />

vrouwen)<br />

32<br />

(24% van de<br />

vrouwen)<br />

31<br />

(23% van de<br />

vrouwen)<br />

54<br />

(41% van de<br />

vrouwen)<br />

30<br />

(22% van de<br />

vrouwen)<br />

16<br />

(12% van de<br />

vrouwen)<br />

22<br />

(16% van de<br />

vrouwen)<br />

57<br />

(42% van de<br />

vrouwen)<br />

135<br />

(100% van de<br />

vrouwen)<br />

71<br />

(37% van de<br />

personen)<br />

38<br />

(20% van de<br />

personen)<br />

37<br />

(19% van de<br />

personen)<br />

34<br />

(18% van de<br />

personen)<br />

75<br />

(39% van de<br />

personen)<br />

44<br />

(23% van de<br />

personen)<br />

21<br />

(11% van de<br />

personen)<br />

33<br />

(17% van de<br />

personen)<br />

75<br />

(39% van de<br />

personen)<br />

193<br />

(100% van de<br />

personen)<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

5,956*<br />

8,848**<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

-<br />

259


3.2.4. Gevolgen van de geweldsituatie op het werk<br />

De situaties van geweld op het werk waaraan de ondervraagden werden blootgesteld,<br />

brengen grote gevolgen met zich voor het beroeps- en privé-leven. Deze doen zich voor op<br />

verschillende momenten in de evolutie van het pestproces. Van de slachtoffers met wie werd<br />

gesproken waren er een aantal die uit de benarde situatie waren geraakt, maar velen<br />

kampten er nog steeds mee of waren er slechts korte tijd geleden aan kunnen ontsnappen,<br />

zodat ze nog dagelijks met de gevolgen werden geconfronteerd. Die laatsten waren vaak<br />

met ziekteverlof gestuurd voor de behandeling van een depressie of ernstige<br />

psychosomatische stressproblemen. Daarom vertelden vele ondervraagden uitvoerig over<br />

het leed dat ze hadden doorgemaakt en gaven sommigen een zeer volledig overzicht van<br />

de verschillende symptomen die ze hadden ontwikkeld. Anderen daarentegen legden<br />

gewoon uit dat ze gezondheidsproblemen hadden gehad, zonder daar verder op in te gaan.<br />

Niettemin zijn er, vertrekkende van het corpus van ingezamelde verhalen, categorieën<br />

aangemaakt om de bekomen informatie aangaande dit thema samen te vatten.<br />

De gevolgen van de geweldprocessen die mensen op het werk ondergaan en die zijn<br />

onderzocht, kunnen worden ver<strong>deel</strong>d over vijf grote gebieden in het leven van een persoon:<br />

het professionele gebied, het gebied van lichamelijke gezondheid, het gebied van<br />

psychologische gezondheid, het sociale gebied, het materiële gebied. Deze vijf gebieden<br />

beslaan groten<strong>deel</strong>s het hele leven van een individu, zodat inbreuken op elk van deze<br />

gebieden aanleiding geven tot een belangrijk na<strong>deel</strong> voor het slachtoffer van geweld op het<br />

werk. De gevolgen lijken zich bovendien achtereenvolgens voor te doen, gezien het bestaan<br />

van nauwe banden tussen de verschillende kringen die door het fenomeen worden<br />

beïnvloed.<br />

260


Professionele gevolgen<br />

A. Negatief<br />

Tabel 25.<br />

Typologie van de gevolgen van de belaging voor het<br />

beroeps- en privé-leven van de slachtoffers.<br />

1. Het slachtoffer is met ziekteverlof gegaan<br />

2. Het slachtoffer heeft een negatieve evaluatie, een blaam, een dienstnota gekregen<br />

3. Het slachtoffer is overgeplaatst naar een andere dienst<br />

4. Het slachtoffer voelt zich bedreigd met ontslag<br />

5. Het slachtoffer krijgt ontslag of opzeg<br />

6. Het slachtoffer heeft ontslag genomen<br />

7. Het slachtoffer is op pensioen of brugpensioen gesteld<br />

8. Het slachtoffer zoekt ander werk<br />

9. Het slachtoffer ondervindt problemen om opnieuw werk te vinden<br />

10. Het slachtoffer kan niet verder evolueren in zijn beroepsloopbaan<br />

11. Het slachtoffer is gedemotiveerd, heeft geen interesse meer voor zijn werk<br />

12. Het slachtoffer heeft professionele relaties laten verwateren of betreurt het verval van zijn professionele relaties<br />

13. Het slachtoffer ondervindt moeilijkheden om zijn werk naar behoren te doen<br />

14. Het slachtoffer heeft een kwalijke reputatie in zijn bedrijf<br />

15. Het slachtoffer was betrokken bij een arbeidsongeval<br />

16. Het slachtoffer is bang om naar het werk te gaan, bang om zijn belager tegen te komen<br />

B. Positief<br />

1. Het slachtoffer vindt dat deze situatie geen zware gevolgen op lange termijn heeft gehad, en is in ere hersteld<br />

Fysieke gevolgen<br />

C. Niet nader genoemde gezondheidsproblemen<br />

D. Psychosomatische stresssymptomen<br />

1. Pijn<br />

2. Cardiovasculaire problemen<br />

3. Spijsverteringsproblemen<br />

4. Gewichtsproblemen (belangrijke gewichtstoename of –afname)<br />

5. Uitputting, vermoeidheid<br />

6. Huidproblemen<br />

7. Slaapproblemen (moeilijk inslapen, ’s nachts wakker worden, nachtmerries, te vroeg ontwaken)<br />

8. Seksuele problemen (verminderd libido, vruchtbaarheidsproblemen)<br />

9. Problemen met endocrien systeem<br />

10. Verlamming van psychosomatische oorsprong<br />

11. Laag geboortegewicht van baby<br />

E. Chronische ziekte<br />

1. Kanker<br />

Psychologische gevolgen<br />

F. Negatief: psychosomatische stresssymptomen<br />

1. Verlies van zelfvertrouwen<br />

2. Geen vertrouwen meer in anderen, overdreven wantrouwen<br />

3. Stresssymptomen<br />

4. Angstsymptomen, paniekaanvallen<br />

5. Slecht humeur, prikkelbaarheid<br />

6. Piekeren<br />

7. Cognitieve problemen (problemen met geheugen, concentratie, aandacht)<br />

8. Huilbuien<br />

9. Zelfmoordgedachten<br />

10. Zichzelf in vraag stellen valt het slachtoffer zwaar<br />

261


Psychologische gevolgen<br />

G. Negatief: psychische decompensatie<br />

1. Depressie, verlies van levenslust<br />

2. Verslaving (alcohol, tabak, geneesmiddelen)<br />

3. Zelfmoordpoging<br />

4. Zelfmoord<br />

5. Psychotische neigingen<br />

6. Ernstige achteruitgang van de geestelijke gezondheid<br />

H. Positief<br />

1. Dankzij de ervaring is de persoon sterker geworden en geëvolueerd<br />

Sociale gevolgen<br />

I. Negatief<br />

1. Sociaal isolement<br />

2. Familiale problemen, binnendringen in privé-leven<br />

J. Positief<br />

1. Het slachtoffer en zijn familie komen nader tot elkaar<br />

Financiële en administratieve gevolgen<br />

K. Negatief<br />

1. Financiële problemen<br />

Administratieve zorgen, het slachtoffer ondervindt moeilijkheden om bepaalde documenten te bekomen waardoor het<br />

zich administratief in regel kan stellen en krijgen wat het tegoed heeft (C4 is moeilijk te bekomen, geen akkoord over<br />

reden van ontslag, vertraging in pensioendossier)<br />

De meeste informatie-elementen die werden verzameld over dit thema hebben een<br />

negatieve bijklank, wegens de benarde, zelfs traumatische aard van de situatie van<br />

pesterijen en ongewenst seksueel gedrag in sommige gevallen. Niettemin werd er melding<br />

gemaakt van een positieve afloop door een paar respondenten die voldoende afstand<br />

hadden kunnen nemen van deze moeilijke situatie:<br />

- op professioneel vlak hebben 9 personen uiteindelijk geen grote problemen gehad op<br />

lange termijn, ofwel omdat ze elders beter werk hebben gevonden, ofwel omdat de<br />

wijzigingen van hun arbeidsvoorwaarden voor hen voordelig zijn uitgedraaid;<br />

- op psychologisch vlak hebben 24 personen deze ervaring beschouwd als een test die het<br />

hen mogelijk heeft gemaakt te evolueren op persoonlijk en sociaal vlak; sommigen zetten<br />

zich bijvoorbeeld in voor slachtofferhulp;<br />

- op sociaal vlak hebben 8 personen de prioriteiten in hun leven eens op een rij gezet en<br />

hebben ze de banden met hun familie aangehaald; die reorganisatie van hun bestaan<br />

werd gezien als een voldoening.<br />

Albert, 38, wordt door de inrichtende macht benoemd tot schooldirecteur. Vanaf zijn eerste werkdag<br />

maakt het lerarenkorps hem het werken erg moeilijk. De leerkrachten weigeren <strong>deel</strong> te nemen aan<br />

algemene vergaderingen, ze lezen de krant, keren hem de rug toe of spelen kaart tijdens de<br />

pedagogische studiedag of tijdens een vergadering, laten voor zijn deur de geschenkjes achter die<br />

hij hen ter gelegenheid van Kerstmis als bedankje had gegeven, slaan met de deur van zijn bureau<br />

als ze het ergens niet mee eens zijn. Een leerkracht verspreidt valse geruchten over het privé-leven<br />

van de betrokkene om hem in diskrediet te brengen bij de andere leerkrachten en de ouders van de<br />

leerlingen. De uitstoting vanwege het onderwijzend personeel wordt ingegeven door de gewijzigde<br />

omstandigheden in het bestuur. Ten eerste had de directrice die hij verving haar baan opgegeven op<br />

verzoek van haar religieuze orde. De leerkrachten kenden haar al jaren en sommigen hadden als<br />

kind zelfs les van haar gekregen.<br />

262


Bovendien had een leerkracht van de school zijn kandidatuur als opvolger van de directrice ingediend<br />

maar werd die niet in aanmerking genomen door de inrichtende macht.<br />

Ten slotte kwam Albert aanzetten met een programma dat te veel wijzigingen met zich bracht, want<br />

in die periode werden heel wat pedagogische hervormingen doorgevoerd, wat de leerkrachten maar<br />

moeilijk konden aanvaarden.<br />

De betrokkene heeft geprobeerd om met de leerkrachten en de ouders te praten, legde de nodige<br />

luisterbereidheid aan de dag maar hield vast aan zijn professionele overtuigingen. Deze moeilijke<br />

periode heeft bijna 18 maanden geduurd, en in die tijd is hij 8 kg vermagerd en is al zijn haar grijs<br />

geworden. Op lange termijn is hij uiteindelijk door alle leerkrachten aanvaard. Dit is de commentaar<br />

van de interviewster met betrekking tot de gevolgen van deze moeilijke situatie: “Omdat hij van zich<br />

af heeft gebeten en zich goed heeft gehouden, en omdat alles nu goed gaat, zijn vele mensen hem<br />

dankbaar en durven ze op school meer voor hun mening uitkomen. Hij is er in geslaagd om het<br />

nieuwe pedagogische programma in te voeren. Hij heeft op persoonlijk vlak voldoening en<br />

bevestiging gevonden. Nu geniet hij erkenning.”<br />

Wat de negatieve gevolgen betreft, hebben de beschreven situaties van pesterijen en<br />

ongewenst seksueel gedrag bij zowat alle personen problemen veroorzaakt in hun<br />

beroepssituatie. De aspecten van die verslechtering van hun beroepssituatie die het vaakst<br />

worden genoemd, zijn: met ziekteverlof gaan (28%), ontslag (25%), demotivatie inzake de<br />

beroepsactiviteit (25%), moeilijkheden om het werk goed te doen (20%), ander werk zoeken<br />

(18%), blokkering van beroepsloopbaan (17%) en overplaatsing (16%).<br />

Deze gevolgen weerspiegelen niet alleen de professionele moeilijkheden van de persoon die<br />

zich slachtoffer van pesterijen of ongewenst seksueel gedrag voelt, ze schetsen eveneens<br />

een achteruitgang van het werkklimaat ten gevolge van absenteïsme en de demotivatie van<br />

deze persoon, een achteruitgang die wellicht een weerslag heeft op de ganse werkgroep.<br />

Bovendien dreigt het ziekteverlof, dat zo vaak in de getuigenissen wordt aangehaald en<br />

eventueel een noodzakelijke overgang op korte termijn kan zijn waardoor de persoon afstand<br />

kan nemen en zich verzorgen, in heel wat gevallen op lange termijn te verworden tot een<br />

manier om het probleem terzijde te schuiven zonder dat er een echte oplossing is gevonden.<br />

Deze aanpak van de situatie brengt aanzienlijke kosten voor de gemeenschap met zich,<br />

maar ook voor de onderneming en met name voor de werkgroep, die zal moeten opdraaien<br />

voor de werkoverlast.<br />

In bepaalde gevallen, zoals dat van Marine, bestuurster van een rustoord, ontwikkelt het<br />

slachtoffer fysieke symptomen die zorgen voor een zeer langdurige arbeidsongeschiktheid.<br />

Na tal van moeilijkheden die ze tijdens de uitvoering van haar beroepsactiviteit heeft ondervonden<br />

en die met name werden veroorzaakt door de OCMW-secretaris van wie het rustoord afhankelijk was<br />

(beledigingen, afkeuring in het bijzijn van het personeel van het rustoord, ongerechtvaardigde kritiek<br />

op het werk, sabotage van het werk), viel Marine ten prooi aan hartproblemen. Ten tijde van het<br />

interview was ze daarom al 3 jaar met ziekteverlof.<br />

Psychologische en fysiologische symptomen die zich zeer waarschijnlijk ontwikkelen in een<br />

context van intense spanning worden eveneens in de meeste getuigenissen aangehaald. Het<br />

relaas van France, 33 jaar, is een illustratie die erg veel gelijkenissen vertoont met andere<br />

verhalen over de achteruitgang van de lichamelijke en geestelijke gezondheidstoestand.<br />

Bij haar komst op de dienst van een ziekenhuis waar ze zal worden tewerkgesteld, krijgt ze te<br />

maken met uitstotingsgedrag vanwege de hoofdverpleegster. “Ze noemde me “keffertje” in het<br />

263


ijzijn van al mijn collega’s. Alles wat ik deed, werd nauwlettend in de gaten gehouden, ik werd op<br />

het matje geroepen voor de meest onbenullige dingen. Ze verweet me voortdurend dat ik het gepiep<br />

niet snel genoeg afzette. Wat ik ook deed, het was nooit goed. Ze zei dat ik ofwel te kalm ofwel te<br />

hevig in mijn werk was.”<br />

De arbeidsvoorwaarden die door het slachtoffer “stresserend” werden genoemd, hebben<br />

wellicht de spanningen tussen de verschillende personen opgedreven. Bij gebrek aan<br />

voldoende middelen wordt het meren<strong>deel</strong> van het verplegend personeel geconfronteerd met<br />

een werktoename. De symptomen die France ontwikkelde, waren: oververmoeidheid,<br />

herhaaldelijk maagontstekingen, slaapproblemen, paniekaanvallen, prikkelbaarheid, een<br />

gevoel van onmacht, verlies van zelfvertrouwen. Als gevolg van die opeenstapeling van<br />

problemen ging ze eerst met ziekteverlof gedurende drie maanden, waarna ze een<br />

overplaatsing aanvroeg. Ze is eveneens psychotherapeutisch behandeld.<br />

Meer dan de helft van de mensen die in het kader van de kwalitatieve interviews hebben<br />

getuigd, lijkt te hebben geleden aan psychische decompensatie: depressie (54%), alcohol-,<br />

tabaks- en geneesmiddelenmisbruik (10%), een ernstige achteruitgang van de geestelijke<br />

gezondheid (10%), zelfmoordpogingen (3%), waanvoorstellingen (1%), één getuige maakte<br />

melding van zelfmoord van een slachtoffer (0,5%).<br />

Toen Pascaline, 36 jaar, secretaresse in een opleidings- en onderwijscentrum, aan het<br />

interview <strong>deel</strong>nam, dat werd uitgevoerd in het kader van de studie, was dat de eerste keer in<br />

weken dat ze de deur uit durfde. Ze was bijzonder geremd en zichtbaar onder invloed van<br />

zware medicatie; ze slikte antidepressiva en angstbestrijdende middelen. Haar<br />

beroepssituatie is eerder reeds uitgelegd in het kader van trigger-gebeurtenissen bij de<br />

problematiek van pesterijen en ongewenst seksueel gedrag. Ze heeft haar ontslag beleefd<br />

als een mislukking en vreest dat ze hetzelfde nog eens zal meemaken in een andere job. Ze<br />

leek weinig sociale contacten te hebben, en leefde teruggetrokken in haar flat. Ze voelde<br />

grote angst bij de gedachte om zich in het openbaar te vertonen.<br />

Een van de erg moeilijke gevolgen voor de respondenten is het sociale isolement waarin ze<br />

zich bevinden. Er zal hierop nog worden ingegaan in het kader van de reacties van de<br />

persoonlijke omgeving van de slachtoffers. Sommige mensen hadden het gevoel dat ze erg<br />

machteloos stonden tegenover de eenzaamheid waarmee ze te maken kregen. Bovendien<br />

hadden de problemen die ze dagelijks op het werk ondervonden, gevolgen voor hun privéleven,<br />

en dat bracht uiteenlopende reacties uit de omgeving met zich. Dit zal worden<br />

behandeld in het laatste <strong>deel</strong> van dit verslag.<br />

Ten slotte maakte een bepaald aantal personen melding van het feit dat de conflictsituatie<br />

die ze doormaakten, gevolgen had op administratief vlak.<br />

Virginie, 61 jaar, lerares, wilde haar beroep zo lang mogelijk blijven uitoefenen. De directeur van de<br />

school waar ze les gaf, vroeg haar of ze vervroegd met pensioen wilde gaan, maar dat weigerde ze.<br />

De meeste van haar hoofdtaken (lesgeven) werden haar daarop ontnomen en ze kreeg het beheer<br />

van de schoolbibliotheek toegewezen, wat haar van haar collega’s isoleerde. Ze wilde de uitdaging<br />

aangaan, maar werd valselijk beschuldigd en kreeg ongegronde kritiek in verband met haar werk.<br />

Terwijl ze les gaf, kwam de directeur achteraan in de klas zitten en haar examens werden nog eens<br />

extra door hem verbeterd. Ze werd door de directeur vaak in diskrediet gebracht in het bijzijn van<br />

haar leerlingen.<br />

Uiteindelijk werd ze door de moeder van een leerling, die ook een collega was, beticht van<br />

psychologische belaging van de leerlingen. Ze verklaarde: “dat was de druppel die de emmer deed<br />

overlopen, ik heb de school verlaten en zette er geen voet meer binnen”. Ze gaat met ziekteverlof en<br />

264


vraagt haar pensioen aan. Maar ook dan nog gaan de pesterijen door. “Mijn dossier is 9 maanden<br />

lang geblokkeerd. De school had de nodige documenten niet tijdig verstuurd”.<br />

Deze administratieve problemen worden dan door het slachtoffer gezien als een voortzetting<br />

van de pesterijen. Daarnaast brengen ze vertragingen van betalingen en financiële zorgen<br />

met zich. Die zorgen zijn er ook voor de personen die ontslag hebben genomen of ontslagen<br />

zijn. Het inkomensverlies is aanzienlijk en de kosten die met een medische en<br />

psychotherapeutische behandeling gepaard gaan, kunnen een rem op de redmiddelen<br />

vormen.<br />

Een vakbondsafgevaardigde doet het tragische verhaal van een verpleegster die een eind<br />

aan haar leven maakte als gevolg van een achteruitgang van haar lichamelijke en geestelijke<br />

gezondheidstoestand in het kader van problematiek van pesterijen en ongewenst seksueel<br />

gedrag op het werk.<br />

Alles begon met een arbeidsongeval met ernstige gevolgen: een discushernia. Het slachtoffer werd<br />

meermaals overgeplaatst naar verschillende diensten om te proberen om werk te vinden dat beter bij<br />

haar capaciteiten paste, maar tevergeefs. Doorheen al die pogingen om weer in het arbeidsproces te<br />

worden opgenomen, deed ze niet langer het werk van verpleegster maar was ze nu eens<br />

verpleeghulp, dan weer onthaalbediende en poetsvrouw, wat haar slecht beviel. Ze was het voorwerp<br />

van uitsluiting door haar collega’s, werd bekritiseerd omdat ze te weinig presteerde, ze kreeg te horen<br />

dat ze nergens voor deugde, en men vertrouwde haar geen enkele taak meer toe. Ze werd ontslagen<br />

wegens overmacht (zonder vergoeding of vooropzeg). Ze raakt in ernstige financiële moeilijkheden<br />

en moet weer bij haar bejaarde ouders gaan wonen, die niet goed met de situatie overweg kunnen.<br />

“Het slachtoffer raakte in die periode van haar leven verzwakt, ze werd depressief en ontmoedigd, ze<br />

werd waarschijnlijk door een psychiater gevolgd en nam antidepressiva. Uiteindelijk pleegde ze<br />

zelfmoord.”<br />

De zelfmoordproblematiek blijft uiteraard een erg complexe materie die wellicht past binnen<br />

een ruimere context dan die van geweld op het werk. Toch houdt een opeenstapeling van<br />

problemen veroorzaakt door dit soort agressie risico’s in voor het psychische evenwicht van<br />

werknemers.<br />

De analyse van de resultaten inzake de gevolgen van pesterijen en ongewenst seksueel<br />

gedrag in een genderperspectief heeft geen duidelijk statistisch verschil kunnen aantonen<br />

tussen mannen en vrouwen binnen de steekproef. De gevolgen werden zonder onderscheid<br />

door alle slachtoffers aangehaald.<br />

Tabel 25.<br />

Typologie van de gevolgen van pesterijen en ongewenst seksueel gedrag volgens het<br />

geslacht van de respondenten.<br />

A. Negatieve professionele<br />

gevolgen<br />

B. Positieve professionele<br />

gevolgen<br />

Mannen Vrouwen Totaal X²<br />

55<br />

(95% van de<br />

mannen)<br />

4<br />

(7% van de<br />

mannen)<br />

133<br />

(99% van de<br />

vrouwen)<br />

5<br />

(4% van de<br />

vrouwen)<br />

188<br />

(97% van de<br />

personen)<br />

9<br />

(5% van de<br />

personen)<br />

C. Niet nader genoemde licha- 0 6 6 n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

265


melijke gevolgen (0% van de<br />

mannen)<br />

D. Fysiologische stress-<br />

symptomen<br />

33<br />

(57% van de<br />

mannen)<br />

E. Chronische ziekte 0<br />

(0% van de<br />

mannen)<br />

F. Negatieve psychologische<br />

gevolgen: psychologische<br />

stresssymptomen<br />

G. Negatieve psychologische<br />

gevolgen: psychische<br />

decompensaties<br />

H. Positieve psychologische<br />

gevolgen<br />

52<br />

(90% van de<br />

mannen)<br />

33<br />

(57% van de<br />

mannen)<br />

9<br />

(16% van de<br />

mannen)<br />

I. Negatieve sociale gevolgen 34<br />

(59% van de<br />

mannen)<br />

J. Positieve sociale gevolgen 3<br />

(2% van de<br />

mannen)<br />

K. Financiële en administratieve<br />

gevolgen<br />

19<br />

(33% van de<br />

mannen)<br />

Totaal 58<br />

(100% van de<br />

mannen)<br />

(4% van de<br />

vrouwen)<br />

90<br />

(67% van de<br />

vrouwen)<br />

3<br />

(2% van de<br />

vrouwen)<br />

115<br />

(85% van de<br />

vrouwen)<br />

81<br />

(60% van de<br />

vrouwen)<br />

15<br />

(11% van de<br />

vrouwen)<br />

76<br />

(56% van de<br />

vrouwen)<br />

5<br />

(3% van de<br />

vrouwen)<br />

44<br />

(33% van de<br />

vrouwen)<br />

135<br />

(100% van de<br />

vrouwen)<br />

(3% van de<br />

personen)<br />

123<br />

(64% van de<br />

personen)<br />

3<br />

(2% van de<br />

personen)<br />

167<br />

(87% van de<br />

personen)<br />

114<br />

(59% van de<br />

personen)<br />

24<br />

(12% van de<br />

personen)<br />

110<br />

(57% van de<br />

personen)<br />

8<br />

(4% van de<br />

personen)<br />

63<br />

(33% van de<br />

personen)<br />

193<br />

(100% van de<br />

personen)<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

-<br />

266


3.2.5. Strategieën van de slachtoffers om met de geweldsituatie te kunnen<br />

omgaan<br />

Inleiding<br />

In verband met de hoger beschreven benarde situaties hebben de slachtoffers van geweld<br />

op het werk in hun verhaal heel wat strategieën beschreven met het oog op een beëindiging<br />

van de pesterijen of het ongewenst seksueel gedrag of alleszins toch als middel om er zich<br />

zo goed mogelijk tegen te beschermen.<br />

Lazarus en Folkman (1984) gebruiken het begrip “coping styles” of aanpassingsstrategieën<br />

als benaming voor “het geheel van cognitieve en gedragsinspanningen bestemd voor het<br />

beheersen, verminderen of verdragen van interne of externe eisen die de redmiddelen van<br />

een individu bedreigen of te buiten gaan”. In een stresserende situatie, en zo kan men een<br />

situatie van pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk beschrijven (de<br />

symptomen die de slachtoffers ontwikkelen lijken op die welke worden beschreven in de<br />

literatuur aangaande het fysiologische stressproces), gaan de individuen verschillende<br />

pogingen ondernemen om daar mee om te gaan.<br />

Deze strategieën kunnen cognitief-affectief van aard zijn. In dat geval ontwikkelt de persoon<br />

gedachteschema’s of drukt hij emoties uit. De strategieën kunnen eveneens meer directe<br />

gedragsvormen aannemen. De functie van een aanpassingsstrategie is tweeledig: het<br />

individu helpen om zich aan te passen of zijn aanpassing te behouden in een stresserende<br />

situatie (strategieën gericht op het probleem) en/of bij de emotionele ontreddering als gevolg<br />

van dat probleem (strategieën gericht op emotie). De strategieën die in de verhalen van de<br />

slachtoffers van pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk naar voren komen,<br />

worden gegroepeerd volgens dat onderscheid.<br />

267


Strategieën gericht op emotie<br />

A. Primaire emoties<br />

1. Woede<br />

2. Droefheid, wanhoop, tranen<br />

3. Tranen tijdens het interview<br />

4. Angst, wantrouwen<br />

Tabel 26.<br />

Typologie van aanpassingsstrategieën.<br />

B. Ervaren emoties<br />

1. Onbegrip, verbijstering<br />

2. Twijfel<br />

3. Onmacht<br />

4. Onrechtvaardigheid<br />

5. Schuldgevoel<br />

6. Gevoel van eenzaamheid, het gevoel verlaten te zijn<br />

7. Het gevoel vernederd, niet gewaardeerd te worden<br />

8. Het gevoel verwoest te zijn<br />

9. Het gevoel van mislukking<br />

10. Het gevoel van ontmoediging<br />

C. Verdringing<br />

Strategieën gericht op het probleem<br />

A. Probleem uit de weg gaan<br />

De situatie ontkennen, niet willen inzien<br />

B. Houding tegenover werktaken aanpassen<br />

1. Zijn werk verder zetten op dezelfde manier/onverschilligheid veinzen<br />

2. Meer werken, proberen om zo goed mogelijk aan de vereisten te voldoen, voortdurend het werk<br />

controleren, dubbel zo voorzichtig zijn<br />

3. Zich bezig proberen te houden als er geen werk is<br />

4. Minder investeren in het werk/arbeidstijd beperken<br />

C. Houding tegenover agressor aanpassen<br />

1. Agressor het hoofd bieden<br />

2. Agressor uit de weg gaan<br />

3. Praten, proberen om zich met de agressor te verzoenen<br />

4. Huilen om de agressor te vermurwen<br />

D. Toevlucht zoeken bij autoriteit<br />

1. een beroep doen op de hiërarchie<br />

2. een beroep doen op de medische inspectie/sociale wetten<br />

3. een beroep doen op het gerecht<br />

4. een beroep doen op een politicus<br />

5. klacht neerleggen bij de politie<br />

6. een beroep doen op de vakbond/lid van de vakbond worden<br />

E. Sociale steun zoeken<br />

1. een beroep doen op de collega’s<br />

2. een beroep doen op de vertrouwenspersoon<br />

3. erover praten met vrienden, familie<br />

4. een beroep doen op een slachtoffervereniging<br />

5. een beroep doen op een cel pesterijen en ongewenst seksueel gedrag<br />

6. compensatie zoeken in activiteiten buiten het beroep<br />

7. contact opnemen met de pers<br />

F. Medische of psychologische hulp zoeken<br />

1. een beroep doen op de behandelend geneesheer/zich laten behandelen<br />

2. een beroep doen op de arbeidsgeneesheer<br />

3. een beroep doen op een psycholoog/psychiater en een psychotherapeutische behandeling ondergaan<br />

268


G. Een wijziging van de arbeidsvoorwaarden aanvragen<br />

1. om een ander werklokaal vragen<br />

2. om een overplaatsing vragen<br />

3. een negatieve evaluatie aanvechten via een formele procedure<br />

H. Stappen ondernemen om tot een verbreking van het werk te komen<br />

1. opzeg vragen<br />

2. opleiding volgen/studies hervatten<br />

3. ander werk zoeken/een activiteit als zelfstandige starten<br />

4. ontslag nemen/met pensioen gaan<br />

5. met ziekteverlof gaan<br />

6. loopbaanonderbreking nemen<br />

I. Zich informeren<br />

Zich documenteren over pesterijen en ongewenst seksueel gedrag/zijn rechten<br />

J. Bewijzen verzamelen<br />

Een dossier met bewijzen/logboek aanleggen<br />

K. Niet tussenkomen<br />

1. zwijgen, zich gedeisd houden<br />

2. relativeren, afstand nemen<br />

a) Strategieën gericht op emotie<br />

Een aantal personen heeft bij het interview verteld over zijn emotionele beleving. Uitdrukking<br />

geven aan emoties of gevoelens, d.w.z. emoties waarover is “nagedacht”, is een manier om<br />

de moeilijke situatie te beheersen waarmee de slachtoffers van pesterijen en ongewenst<br />

seksueel gedrag worden geconfronteerd. Er worden momenteel onderzoeken in de<br />

psychologie gevoerd naar het effect van het sociaal delen van emoties. Men heeft immers<br />

vastgesteld dat personen die worden blootgesteld aan situaties met een emotioneel zware<br />

druk, de neiging hebben om over die situatie te spreken met anderen. Tijdens dat sociaal<br />

delen van emoties voelden ze opnieuw wat ze tijdens het hele gebeuren hadden ervaren.<br />

Dat proces verklaart waarom een bepaald aantal mensen huilde of tekenen van woede of<br />

angst vertoonde tijdens de gesprekken. In een paar gevallen zeiden de respondenten dat ze<br />

hun emoties hadden verdrongen, wat ook een manier is om bescherming te zoeken tegen de<br />

gevolgen van een benarde situatie.<br />

De respondenten maakten vooral melding van gevoelens (44%), d.w.z. emoties die het<br />

voorwerp van een denkactie zijn geweest. Het erg hoge opleidingsniveau van de<br />

ondervraagden heeft misschien een rol gespeeld in de manier waarop ze verslag uitbrachten<br />

van hun emotionele beleving. De genoemde gevoelens kunnen we volgens hun belang als<br />

volgt indelen: onbegrip (25%), onmacht (23%), schuldgevoel en vernedering (17%),<br />

onrechtvaardigheid en eenzaamheid (16%), twijfel en de indruk verwoest te zijn (15%),<br />

ontmoediging (3%), mislukking (2%). Eerst leken de slachtoffers niet te beseffen wat er was<br />

gebeurd. Ze wisten niet hoe ze de kleine pesterijen waarvan ze het doelwit waren, moesten<br />

interpreteren, ze vertelden over een gevoel van verward onbehagen tegenover een dreiging<br />

die ze niet konden thuisbrengen. Het gevoel van onmacht werd ook zeer vaak aangehaald<br />

en steekt wellicht op verschillende ogenblikken in het proces de kop op: in het begin tijdens<br />

de periode van verwarring omdat de persoon niet weet wat er gaande is, geen grip heeft op<br />

de situatie, en op het einde van het proces, nadat gebruik is gemaakt van de verschillende<br />

strategieën en die geen positief resultaat hebben. Zich vernederd en schuldig voelen met<br />

betrekking tot de situatie zijn eveneens gevoelens die vaak door de respondenten worden<br />

genoemd. “Ik geloofde uiteindelijk zelf ook dat ik niets waard was. Ik durfde m’n mond niet<br />

meer opendoen, voelde me vernederd”, getuigt Pascaline.<br />

269


Eenzaamheid is een gevoel dat heel wat mensen die aan de gesprekken <strong>deel</strong>namen,<br />

hebben ervaren. Wat het onbegrip van de werkomgeving of het isolement waarin ze door<br />

hun collega’s werden gedwongen betreft, voelden bepaalde slachtoffers zich veelal gesteund<br />

en begrepen door de leden van slachtofferverenigingen. Ten slotte hoorden we ook niet<br />

zelden uitlatingen als “Ik was kapot, ik was totaal uitgeput, het leek alsof ik niet meer<br />

bestond”. Weinig mensen hebben uitdrukkelijk melding gemaakt van gevoelens van<br />

ontmoediging en mislukking, maar het is zeer waarschijnlijk dat dergelijke gedachten de<br />

slachtoffers van tijd tot tijd hebben overvallen gedurende deze moeilijke beroepssituatie.<br />

Er is geen duidelijk statistisch verschil gebleken tussen mannen en vrouwen inzake de<br />

gevoelens waarvan de slachtoffers getuigden.<br />

Integen<strong>deel</strong>, de vrouwen hadden het vaker dan de mannen over primaire emoties: huilen,<br />

woede en angst. In het collectieve geheugen van onze westerse samenleving zijn wellicht<br />

voorstellingen blijven hangen in de zin van “een man mag niet huilen, mag zich niet laten<br />

gaan”. Ongetwijfeld is het omwille van dergelijke ondoordachte modellen dat de mannen die<br />

aan de interviews hebben <strong>deel</strong>genomen, minder vaak dan de vrouwen vertelden over hun<br />

primaire emoties.<br />

Tot slot moet er met de resultaten aangaande emotionele aspecten ontwikkeld bij de<br />

interviews rekening worden gehouden binnen een aantal grenzen. Zo hebben de manier<br />

waarop de interviewer de samenvatting van zijn ontmoeting met de ondervraagde heeft<br />

weergegeven, de manier waarop het gesprek is gevoerd, de houding van de interviewer bij<br />

uiting van gevoelens, de verwachtingen van de slachtoffers met betrekking tot het gesprek,<br />

de persoonlijkheid, de relatie die zich heeft ontwikkeld tussen beide personen zeker een rol<br />

gespeeld in de uitdrukking van de emoties van de respondent.<br />

Tabel 27.<br />

Typologie van de aanpassingsstrategieën gericht op de emotie volgens het geslacht van de<br />

respondenten.<br />

A. Primaire emoties 18<br />

(31% van de<br />

mannen)<br />

B. Gevoelens 36<br />

(62% van de<br />

mannen)<br />

C. Verdringing 1<br />

(2% van de<br />

mannen)<br />

Totaal 58<br />

(100% van de<br />

mannen)<br />

Mannen Vrouwen Totaal X²<br />

67<br />

(50% van de<br />

vrouwen)<br />

101<br />

(75% van de<br />

vrouwen)<br />

4<br />

(3% van de<br />

vrouwen)<br />

135<br />

(100% van de<br />

vrouwen)<br />

85<br />

(44% van de<br />

personen)<br />

137<br />

(71% van de<br />

personen)<br />

5<br />

(3% van de<br />

personen)<br />

193<br />

(100% van de<br />

personen)<br />

5.692*<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

-<br />

270


) Strategieën gericht op het probleem<br />

Uit alle getuigenissen komen achtendertig gedragingen aan het licht die de slachtoffers<br />

hebben toegepast om te kunnen omgaan met de problematiek waarmee ze werden<br />

geconfronteerd tijdens hun beroepsactiviteit. De toename van de antwoordelementen die<br />

werden verkregen aangaande deze dimensie van de problematiek van het proces van<br />

pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk weerspiegelt enerzijds de<br />

verscheidenheid van de situaties die werden voorgesteld, en anderzijds de aarzelende<br />

pogingen van de slachtoffers en hun omgeving die, bij gebrek aan een wettelijk kader, via<br />

“trial and error” hun probleem proberen op te lossen, d.w.z. proberen om de pesterijen en het<br />

ongewenst seksueel gedrag te doen stoppen. Gezien de problematiek van pesterijen en<br />

ongewenst seksueel gedrag een proces is dat in de tijd verloopt en waarvan de vele feiten<br />

veranderen, past het slachtoffer verschillende strategieën toe om zijn gedrag aan de situatie<br />

van het moment aan te passen.<br />

De achtendertig strategieën die werden geïdentificeerd in de getuigenissen van de personen<br />

die met een situatie van geweld op het werk te maken hadden gekregen, lijken te kunnen<br />

worden gegroepeerd in verschillende categorieën. In de volgende tabel staat een overzicht<br />

van de typologie van de aldus gevormde aanpassingsstrategieën.<br />

De analyse van deze resultaten in een genderperspectief geeft geen uitsluitsel over een<br />

statistisch significant verschil tussen het gedrag van de mannen en dat van de vrouwen.<br />

De vaakst genoemde categorie van strategieën is de toevlucht tot autoriteit: de hiërarchische<br />

superieur, de voorzitter van de raad van bestuur, de medische inspectie, de politie, een<br />

politicus, een advocaat, een vakbondscentrale of -afgevaardigde. Zeer vaak probeert het<br />

slachtoffer het gelijk aan zijn kant te krijgen, wenst hij de tussenkomst van een derde om de<br />

handelingen waarvan hij het doelwit is, te laten stoppen. Niettemin zullen we bij de reacties<br />

van de omgeving en in het bijzonder van de hiërarchie zien dat dergelijke pogingen niet erg<br />

veel effect hebben, en dat het slachtoffer vaak de mening is toegedaan dat de hiërarchie<br />

alles op z’n beloop heeft gelaten of dat de voorgestelde oplossing niet voldoet. Juridische<br />

stappen ondernemen vraagt tijd en biedt geen oplossing voor het probleem op vrij korte<br />

termijn. Maar een dossier met bewijzen aanleggen, zich voorbereiden op een juridische<br />

tegenaanval, geven een persoon soms de mogelijkheid om het zelfvertrouwen terug te<br />

winnen.<br />

Het feit dat men de agressor ermee bedreigde dat men een beroep op een autoriteit zou<br />

doen heeft in sommige gevallen een afschrikkend effect gehad, behalve wanneer het<br />

slachtoffer denkt dat de dader van de feiten wordt beschermd door politieke steun op steun<br />

in de hiërarchie. Wanneer Laeticia, sociaal-culturele animatrice in een vzw, beslist om de<br />

feiten bekend te maken die worden gepleegd door de directeur van de vereniging en<br />

waarvan zij zelf en haar collega’s het slachtoffer zijn, nemen de pesterijen toe.<br />

“De brief heeft niets veranderd, de raad van bestuur wordt onrechtstreeks gestuurd door de<br />

directeur. De situatie verergerde nog, ik werd bij alles wat ik deed nauwlettend in de gaten<br />

gehouden, ik kreeg geen informatie meer, en uiteindelijk heb ik mijn ontslag met opzeg gekregen”.<br />

In enkele gevallen brachten de posities ingenomen door vaderlijke gezagsfiguren voor het<br />

slachtoffer een zekere voldoening. Toen Sophie, ambtenaar in een openbare administratie,<br />

wiens situatie hierboven reeds werd verteld, klacht indiende bij de rijkswacht nadat haar<br />

koffiezetapparaat was beschadigd (de draden waren doorgesneden), besefte ze wat de<br />

omvang van het probleem was.<br />

271


“Een rijkswachter zei me: mevrouw, wat u meemaakt is niet ongevaarlijk; waar gaat dat eindigen?”<br />

Angélique, 43, telefoniste in een telecommunicatiebedrijf vindt dat ze een<br />

ongerechtvaardigde negatieve evaluatie heeft gekregen als gevolg van onaanvaardbare<br />

werkomstandigheden. Ze wordt in het gelijk gesteld door de kamer van beroep, met name<br />

dankzij de tussenkomst van de vakbond.<br />

Op korte termijn kon ze daardoor “een slag thuishalen” maar op lange termijn was de oorlog<br />

niet gewonnen en werden de pesterijen dubbel zo erg: voortdurend kreeg ze negatieve<br />

kritiek over haar werk via dienstnota’s of tussenpersonen, ze kreeg verbale pesterijen te<br />

verduren, werd gediscrimineerd inzake het werkrooster, geïsoleerd door collega’s, er deden<br />

roddels de ronde, er werd informatie voor haar achtergehouden, en ze werd geconfronteerd<br />

met een grote werkoverlast.<br />

Een andere manier om met deze destabiliserende situatie om te gaan, is te proberen zijn<br />

houding aan te passen aan die van de agressor. Daarvoor zijn dagelijkse inspanningen<br />

nodig waarbij het slachtoffer soms steun vindt in advies van een psychotherapeut. Zo ging<br />

Nathalie, 52 jaar, ambtenaar bij een gemeentelijke administratie, wiens situatie eerder al is<br />

uiteengezet in het kader van kleine plagerijen waaronder ze te lijden had vanwege haar<br />

onmiddelijke superieur, in psychotherapeutische behandeling om te leren “weerstand te<br />

bieden, zich niet langer als een geslagen hond te gedragen, te antwoorden, zich te durven<br />

laten gelden.” In een vrij geïsoleerde situatie is een dialoog met de agressor soms mogelijk<br />

en kan een rustiger werkklimaat bewerkstelligd worden. Dat was het geval voor Albert, de<br />

schooldirecteur wiens verhaal eerder is aangehaald, maar ook voor Léontine, die last heeft<br />

van “het slechte humeur” van de dochter van de schepen, verantwoordelijk voor de Dienst<br />

waar ze werkt en die niet een van haar rechtstreekse collega’s is, maar die het zich niettemin<br />

dagelijks veroorlooft kwetsende opmerkingen te maken, alle personeelsleden te berispen,<br />

haar woede soms verbaal te koelen en soms op voorwerpen binnen handbereik. Léontine<br />

heeft geprobeerd contact met haar te leggen en besefte dat de dader om persoonlijke en<br />

professionele redenen onder grote frustraties gebukt ging. Volgens Léontine had die poging<br />

op zijn minst tijdelijk een positieve invloed. Uiteindelijk heeft de dader van de feiten de<br />

administratie verlaten en is ze elders gaan werken.<br />

Bovendien hebben meer dan de helft van de ondervraagden in de kwalitatieve gesprekken<br />

stappen ondernomen om hun problematische werksituatie te doorbreken. Slechts een vijfde<br />

van de respondenten hebben gemeld dat ze hun werkomstandigheden probeerden te<br />

veranderen. De feiten van geweld op het werk waaraan ze werden blootgesteld, zijn in die<br />

zin moeilijk te beheersen dat de mensen denken dat ze niet meer verder kunnen werken in<br />

hun onderneming, administratie of school. Pogingen om de situatie te doorbreken worden<br />

soms ondernomen nadat er zich andere aanpassingsstrategieën hebben ontwikkeld die<br />

echter geen soelaas brachten.<br />

Peter is leerkracht en wanneer hij een vakbondsmandaat aanvraagt, plaatst de inrichtende macht<br />

hem willekeurig over naar een andere dienst. Drie jaar lang werkt hij onder permanente druk, en<br />

krijgt hij vier keer het bezoek van de inspectie. De Raad van State doet uiteindelijk de beslissing van<br />

de inrichtende macht teniet, maar van die laatste krijgt hij een nieuwe onbestaande functie als<br />

“polyvalent onderwijzer”, waardoor hij anderhalf jaar onbeschikbaar is. Uiteindelijk mag hij weer aan<br />

het werk, in vier verschillende scholen waar hij van de derde kleuterklas tot het zesde leerjaar<br />

basisonderwijs geeft. Week na week krijgt hij 250 kinderen in verschillende subgroepen te zien.<br />

Geregeld krijgt hij post vanwege de P.O. die zijn bekwaamheden in vraag stelt. Hij is het slachtoffer<br />

van discriminerende maatregelen.<br />

272


“In het begin zag ik het als een uitdaging en wilde ik de handschoen opnemen, het hoofd niet laten<br />

hangen. Daarna weigerde ik de mij opgelegde arbeidsvoorwaarden te accepteren. Ten slotte besloot<br />

ik de dingen simpel te houden, minder grondig maar rustiger werken. Als ik met onmogelijke<br />

situaties werd geconfronteerd, ging ik naar huis en nam ik ziekteverlof. Ik verloor mijn<br />

zelfvertrouwen en sliep niet meer, had maagkrampen, spijsverteringsproblemen, angstaanvallen ’s<br />

ochtends voordat ik naar het werk moest, ik kreeg “angstuitslag”. Ik probeerde me zo professioneel<br />

mogelijk op te stellen, bereidde nieuwe cursussen voor en volgde opleidingen. En toch bleven ze<br />

tekortkomingen vinden, door ze uit te lokken of ze gewoon te fantaseren. Elk jaar schreef ik naar de<br />

schepen van onderwijs die me antwoordde: “We zullen de mogelijkheid onderzoeken om iets te<br />

veranderen … “. Ik ben weer aan de universiteit gaan studeren en heb ook nog een<br />

doctoraatsdiploma behaald. Zo kon ik het uithouden en mijn zelfvertrouwen terugwinnen. Het heeft<br />

me overigens niet geholpen bij het zoeken naar een andere baan. Ik heb tweemaal een klacht<br />

ingediend bij het arbeidsauditoraat, die telkens zonder gevolg werd geklasseerd. Ik heb onbezoldigd<br />

verlof genomen en zoek elders ander werk. Ondanks mijn onbesproken en uitgebreide CV is er bij<br />

potentiële werkgevers nogal wat wantrouwen en vinden ze het verhaal over de pesterijen een groot<br />

minpunt. Bij de RVA val ik “buiten de normen”.<br />

Het probleem waarmee men soms te kampen heeft, met name in het kader van de openbare<br />

dienstverlening, is het onvermogen om de arbeidsvoorwaarden te veranderen, omwille van<br />

het statuut van de personen en de bevoegdheden verworven door een werknemer op een<br />

dienst of hindernissen die men tegenkomt wanneer men een overplaatsing beoogt<br />

(problemen bij de overdracht van bevoegdheden, bij de postenruil, in verband met het<br />

statuut, het salaris). Deze beschouwingen zijn reeds aangehaald in het kader van de situatie<br />

van Sophie, ambtenaar bij een openbare administratie die moeilijkheden had ondervonden<br />

na de overplaatsing die ze had gevraagd om dichter bij huis te kunnen werken. In bepaalde<br />

gevallen is daarentegen wel een wijziging van de arbeidsvoorwaarden mogelijk.<br />

Chloé is politieambtenaar, en voelt zich uitgebuit door haar baas die haar voortdurend berispt en<br />

haar voor een <strong>deel</strong> van zijn eigen werk laat opdraaien. Hij belt haar thuis op voor zaken die niet<br />

dringend zijn. Ze voelt zich constant in het oog gehouden door haar superieur en wendt zich tot de<br />

vakbondsafgevaardigde die over de situatie gaat praten met de superieur van de dader van de<br />

feiten. Nadat alles even tot rust is gekomen, gaan de pesterijen gewoon door en Chloé vraagt een<br />

overplaatsing aan die wordt toegestaan. “Ik heb de dienst met tegenzin verlaten, maar door te<br />

vertrekken kon ik aan de druk van de baas ontsnappen”.<br />

Zelfs in gevallen waar overplaatsing mogelijk is, komt het vaak voor dat het slachtoffer de<br />

situatie als een onrechtvaardigheid beschouwt.<br />

Overigens vertalen de fenomenen van geweld op het werk die werden beschreven in de loop<br />

van de gesprekken zich in het opduiken van moeilijkheden op het vlak van het beheer van<br />

werktaken voor het slachtoffer: men krijgt absurde of nutteloze taken toevertrouwd, de<br />

hoofdtaken van het werk worden hem/haar ontnomen, of er is integen<strong>deel</strong> sprake van een<br />

werkoverlast, het gebeurt ook dat het slachtoffer te maken krijgt met taken die ver boven of<br />

beneden zijn bekwaamheden liggen, of dat de functie die hij toegewezen krijgt gewoon geen<br />

werktaken omvat. Tegenover die paradoxale situatie gekenmerkt door de vereiste om een<br />

bepaald werk te leveren en door een onvermogen om aan die vereiste te voldoen omwille<br />

van het gebrek aan middelen daartoe, worden door de slachtoffers verschillende<br />

aanpassingsstrategieën toegepast: meer werken (26%), zijn werk op dezelfde manier<br />

voortzetten (11%), het werk verwaarlozen (7%), zich bezighouden als er geen werk is (3%).<br />

De vaakst genoemde antwoordcategorie is een veel grotere inspanning voor het werk,<br />

273


waarbij het slachtoffer probeert om zich vooraf te wapenen tegen eventuele kritieken over de<br />

kwaliteit van zijn prestaties, om zijn waarde op professioneel vlak te bewijzen. Het is mogelijk<br />

dat deze strategie de betrokkene niet de mogelijkheid biedt om zich te beschermen tegen de<br />

vijandigheid van de dader(s) van pesterijen en ongewenst seksueel gedrag en uitloopt op het<br />

veinzen van onverschilligheid of het verwaarlozen van het werk.<br />

Dat was de ervaring van Magali, secretaresse bij een ambassade.<br />

“De situatie begon te verslechteren na de komst van een nieuwe ambassadeur. Aanvankelijk was die<br />

veeleisend en had ik enorm veel werk. Ik moest hoe langer hoe meer overwerken. Het gebeurde dat<br />

ik om 7 uur aankwam en om 22 uur naar huis ging. Daarna begon hij geleidelijk aan te beknibbelen<br />

op de hulp die ik bij mijn werk nodig had (zowel op het vlak van mensen als op materieel vlak). Hij<br />

maakte onheuse opmerkingen over mijn wedde in het bijzijn van iedereen “We betalen je niet voor<br />

niets zoveel”. Hij verspreidde roddels over mijn privé-leven. Ik probeerde het zo lang mogelijk uit te<br />

houden, mijn uiterste best te doen; ik heb de werkoverlast erbij genomen en de opmerkingen<br />

aanvaard. Maar het haalde niets uit.”.<br />

Tot slot hebben de respondenten sociale steun gezocht als die in hun professionele of<br />

persoonlijke omgeving te vinden was, om het isolement te doorbreken en met iemand anders<br />

over hun moeilijkheden te praten. Het is niet altijd makkelijk om die sociale steun te vinden,<br />

aangezien een bepaald aantal collega’s liever geen kant kiest en zich tegen de<br />

aanwezigheid van het slachtoffer wil beschermen, een ook gezien bepaalde familieleden er<br />

genoeg van krijgen om altijd maar weer dezelfde verhalen te moeten aanhoren of niet goed<br />

begrijpen wat er precies gaande is. De reacties van de omgeving van de persoon die wordt<br />

geconfronteerd met een situatie van pesterijen of ongewenst seksueel gedrag worden<br />

onderzocht in het volgende <strong>deel</strong>.<br />

274


Tabel 28.<br />

Categorieën van aanpassingsstrategieën gericht op het probleem<br />

volgens het geslacht van de respondenten.<br />

A. Probleem uit de weg gaan 1<br />

(2% van de<br />

mannen)<br />

B. Houding tegenover werktaken<br />

aanpassen<br />

C. Houding tegenover agressor<br />

aanpassen<br />

Mannen Vrouwen Totaal X²<br />

28<br />

(48% van de<br />

mannen)<br />

35<br />

(60% van de<br />

mannen)<br />

D. Toevlucht zoeken bij autoriteit 44<br />

(76% van de<br />

mannen)<br />

E. Sociale steun zoeken<br />

19<br />

(33% van de<br />

mannen)<br />

F. Medische of psychologische<br />

hulp zoeken 29<br />

(50% van de<br />

mannen)<br />

G. Een wijziging van de<br />

arbeidsvoorwaarden aan vragen 11<br />

(19% van de<br />

H. Stappen ondernemen om tot<br />

een verbreking van het werk te<br />

komen<br />

I. Zich informeren<br />

J. Bewijzen verzamelen<br />

K. Niet tussenkomen<br />

mannen)<br />

31<br />

(53% van de<br />

mannen)<br />

3<br />

(5% van de<br />

mannen)<br />

5<br />

(9% van de<br />

mannen)<br />

12<br />

(21% van de<br />

mannen)<br />

Totaal 58<br />

(100% van de<br />

mannen)<br />

1<br />

(1% van de<br />

vrouwen)<br />

53<br />

(39% van de<br />

vrouwen)<br />

87<br />

(64% van de<br />

vrouwen)<br />

104<br />

(77% van de<br />

vrouwen)<br />

56<br />

(42% van de<br />

vrouwen)<br />

70<br />

(52% van de<br />

vrouwen)<br />

29<br />

(22% van de<br />

vrouwen)<br />

73<br />

(54% van de<br />

vrouwen)<br />

14<br />

(10% van de<br />

vrouwen)<br />

23<br />

(17% van de<br />

vrouwen)<br />

26<br />

(19% van de<br />

vrouwen)<br />

135<br />

(100% van de<br />

vrouwen)<br />

2<br />

(1% van de<br />

personen)<br />

81<br />

(42% van de<br />

personen)<br />

122<br />

(63% van de<br />

personen)<br />

148<br />

(77% van de<br />

personen)<br />

75<br />

(39% van de<br />

personen)<br />

99<br />

(51% van de<br />

personen)<br />

40<br />

(21% van de<br />

personen)<br />

104<br />

(54% van de<br />

personen)<br />

17<br />

(9% van de<br />

personen)<br />

28<br />

(15% van de<br />

personen)<br />

38<br />

(20% van de<br />

personen)<br />

193<br />

(100% van de<br />

personen)<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

-<br />

275


3.2.6. Reacties van de omgeving van het slachtoffer<br />

a) Pesterijen en ongewenst seksueel gedrag,, een relatieproblematiek op het werk<br />

In een situatie van professionele belaging kunnen de personen die aanwezig zijn op de<br />

werkplek drie verschillende posities innemen:<br />

1. de positie van het slachtoffer,<br />

2. de positie van de dader of de medeplichtige van de feiten,<br />

3. de positie van derde.<br />

De mensen die hebben <strong>deel</strong>genomen aan de gesprekken noemen zich slachtoffers van<br />

geweld op het werk.<br />

De positie van de dader kan worden ingenomen door een hiërarchisch hogergeplaatste, een<br />

ondergeschikte of een collega. Naargelang het geval, worden de pesterijen en het<br />

ongewenst seksueel gedrag gedefinieerd als neerwaarts, opwaarts of horizontaal.<br />

De analyse van de verzamelde gegevens wijst uit dat de slachtoffers de situatie als iets<br />

ingewikkelder ervaren. 5% van hen (10 mensen) denkt dat de feiten van bij het begin uitgaan<br />

van verschillende mensen met verschillende hiërarchische posities. Bij de andere<br />

respondenten wordt ook een onderscheid gemaakt volgens de evolutie van het proces in de<br />

tijd tussen de pesterijen en het ongewenst seksueel gedrag die horizontaal zijn gebleven en<br />

de pesterijen en het ongewenst seksueel gedrag die gemengd zijn geworden, tussen de<br />

neerwaartse pesterijen en ongewenst seksueel gedrag en de pesterijen en ongewenst<br />

seksueel gedrag die gemengd zijn geworden, rekening houdend met het feit dat de reacties<br />

van bepaalde collega’s of superieuren bijdragen tot de verergering van het geweldproces<br />

waarover de slachtoffers zich beklagen.<br />

Als men rekening houdt met de beginsituatie beschreven door de 183 personen die de<br />

pesterijen en het ongewenst seksueel gedrag niet vanaf het begin als een gemengd<br />

fenomeen hebben beschouwd, komt het vaker voor dat het slachtoffer een hiërarchisch<br />

hogergeplaatste aanduidt als dader van de feiten, namelijk in 84% van de gevallen.<br />

Horizontale pesterijen en ongewenst seksueel gedrag worden door 15% van die<br />

respondenten gemeld, en pesterijen en ongewenst seksueel gedrag die uitgaan van een<br />

ondergeschikte blijken veel zeldzamere fenomenen te zijn, want ze worden slechts door 2%<br />

van deze slachtoffers gemeld. De verschillen die werden opgemerkt naargelang het feit of<br />

men man of vrouw is en de beschrijving die werd gegeven van de richting van de pesterijen<br />

en het ongewenst seksueel gedrag zijn statistisch niet significant.<br />

Tabel 29.<br />

Richting van de pesterijen en het ongewenst seksueel gedrag in de beginsituatie.<br />

Neerwaartse pesterijen en ongewenst<br />

seksueel gedrag<br />

Opwaartse pesterijen en ongewenst seksueel<br />

gedrag<br />

Horizontale pesterijen en ongewenst<br />

seksueel gedrag<br />

Mannen Vrouwen Totaal<br />

46<br />

(85% van de mannen)<br />

2<br />

(3% van de mannen)<br />

6<br />

(11% van de mannen)<br />

107<br />

(83% van de vrouwen)<br />

1<br />

(1% van de vrouwen)<br />

21<br />

(16% van de vrouwen)<br />

276<br />

153<br />

(84% van de personen)<br />

3<br />

(2% van de personen)<br />

27<br />

(15% van de personen)


Totaal 54<br />

(100% van de mannen)<br />

129<br />

(100% van de vrouwen)<br />

X² n.s.<br />

277<br />

183<br />

(100% van de personen)<br />

De reacties van collega’s op een situatie van geweld op het werk uitgaande van de superieur<br />

naar een van hen worden soms door het slachtoffer ook ervaren als pesterijen; dat is zo bij<br />

52 getuigenissen die ons zijn gemeld, wat meer dan een vierde van de beschreven<br />

geweldsituaties op het werk vertegenwoordigt (27%). Het kwam daarentegen minder vaak<br />

voor dat een slachtoffer denkt dat de reactie van zijn hiërarchisch hogergeplaatste in<br />

verband met een relationele problematiek tussen collega’s <strong>deel</strong> uitmaakt van het proces van<br />

geweld op het werk zelf. Dat was het geval voor 9 ondervraagden, dus 5% van de<br />

verzamelde gegevens. Wanneer men de evolutie van het pestproces bekijkt, vonden in totaal<br />

71 personen dat het geweld op het werk waarover ze zich beklaagden, uitging van<br />

verschillende personen in verschillende hiërarchische posities (37%). Er werd geen<br />

verergering van de situaties van opwaartse pesterijen en ongewenst seksueel gedrag<br />

vastgesteld in het kader van de verzamelde getuigenissen.<br />

Deze resultaten met betrekking tot de richting van de pesterijen en het ongewenst seksueel<br />

gedrag zijn van belang in die zin dat ze het belang weerspiegelen dat de slachtoffers<br />

hechten aan de reacties van hun werkomgeving tegenover een problematische relationele<br />

situatie die op het werk is ontstaan.<br />

Tabel 30.<br />

Evolutie van de richting van pesterijen en ongewenst seksueel gedrag.<br />

Neerwaartse pesterijen en ongewenst<br />

seksueel gedrag die zijn afgegleden<br />

naar gemengde pesterijen en<br />

ongewenst seksueel gedrag<br />

Opwaartse pesterijen en ongewenst<br />

seksueel gedrag die zijn afgegleden<br />

naar gemengde pesterijen en<br />

ongewenst seksueel gedrag<br />

Horizontale pesterijen en ongewenst<br />

seksueel gedrag die zijn afgegleden<br />

naar gemengde pesterijen en<br />

ongewenst seksueel gedrag<br />

Mannen Vrouwen Totaal<br />

12<br />

(85% van de<br />

mannen)<br />

0<br />

(0% van de mannen)<br />

3<br />

(11% van de<br />

mannen)<br />

Totaal 15<br />

(100% van de<br />

mannen)<br />

40<br />

(83% van de vrouwen)<br />

0<br />

(0% van de vrouwen)<br />

6<br />

(16% van de vrouwen)<br />

46<br />

(100% van de<br />

vrouwen)<br />

X² n.s.<br />

52<br />

(84% van de<br />

personen)<br />

0<br />

(0% van de personen)<br />

9<br />

(15% van de<br />

personen)<br />

61<br />

(100% van de<br />

personen)


) Reacties van de werkomgeving<br />

De reacties van collega’s worden aangehaald en met name uiteengezet door de mensen die<br />

aan de gesprekken hebben <strong>deel</strong>genomen en dat blijkt doorheen het ganse relaas van hun<br />

getuigenis.<br />

De vaakst vermelde reacties van collega’s zijn negatief; het slachtoffer vindt dat hun houding<br />

van onverschilligheid of actieve <strong>deel</strong>name aan het isolement of aan de agressies ervoor<br />

heeft gezorgd dat het proces van geweld kon voortduren en zelfs verergeren. In bepaalde<br />

gevallen verklaart de respondent de passiviteit of onverschilligheid van zijn collega’s door het<br />

feit dat ze vrezen zelf ook slachtoffer te worden als ze het opnemen voor de persoon die het<br />

doelwit is van de dader van de feiten, met name wanneer die laatste een hiërarchisch<br />

hogergeplaatste is. In bepaalde gevallen komt het voor dat collega’s het slachtoffer een<br />

zekere sociale steun verschaffen buiten de werkplek maar dat ze dat niet openlijk tonen.<br />

Daarnaast maakte een groot aantal personen die aan de gesprekken hebben <strong>deel</strong>genomen,<br />

melding van positieve reacties die ze van hun werkomgeving kregen. Soms gaat het, zoals in<br />

het volgende geval, om een open stellingname vóór het slachtoffer. Dat draagt niet altijd bij<br />

tot de oplossing van het probleem, maar de persoon die het doelwit van de vijandige<br />

gedragingen is, voelt er zich door gesteund. De steun van de werkomgeving is bijzonder<br />

belangrijk wanneer het slachtoffer sociaal geïsoleerd is of het geconfronteerd wordt met het<br />

ongeloof of het onbegrip van zijn persoonlijke omgeving, zoals in het volgende voorbeeld.<br />

Geneviève, verpleeghulp in een ziekenhuis, voelt zich de zondebok van de hoofdverpleegster. “Ik<br />

heb voortdurend vernederingen ondergaan, aanvankelijk enkel wanneer we alleen waren en daarna<br />

ook in het bijzijn van anderen, collega’s en patiënten. Ze zei me dat ik totaal onbekwaam was. Ik<br />

moest een inventaris van alle bedden maken, met name om na te gaan of die allemaal van een<br />

brandwerende hoes voorzien waren. Ik had een kladversie van de lijst gemaakt toen ze het bureau<br />

binnenkwam, het papier uit mijn handen rukte en zei “Wat is dat voor vod?” Ik wilde het haar<br />

uitleggen maar ze greep me bij de arm en sleurde me van kamer tot kamer om alles te controleren.<br />

Ik was verkrampt en beschaamd. Ze dreigde me te zullen nekken bij de evaluatie. Ze liet me<br />

meermaals hetzelfde werk herbeginnen. Ze vreesde dat ik haar plaats zou innemen, terwijl ik<br />

gewoon verpleeghulp was. Elke dag vroeg ik me af wat er nu weer zou gebeuren op het werk. Mijn<br />

collega’s hebben geprobeerd om met haar te praten, tevergeefs. Ik heb altijd de steun van mijn<br />

collega’s gekregen en ze hebben hun uiterste best gedaan, maar toch werd ik ontslagen.<br />

Aanvankelijk heb ik er met mijn familie over gepraat. Alles bij elkaar beschouwd is het heel ver<br />

gegaan, met name voor mijn gezondheid (ik heb een ernstige depressie gehad en was verslaafd aan<br />

alcohol en geneesmiddelen) vooraleer ze snapten wat er aan de hand was. Mijn moeder begreep me<br />

totaal niet. Ik had zelfmoordgedachten. Vandaag de dag ben ik nog steeds wat “paranoïde”, ik ben<br />

bang om me aan een job te hechten, ik wil weg kunnen zodra het fout loopt”.<br />

Albert, de schooldirecteur wiens situatie we al eerder aanhaalden, vermeldt dat de steun die<br />

hij kreeg van twee leerkrachten, ondanks de massale uitstoting door de rest van het<br />

lerarenkorps, heeft bijgedragen tot de positieve afloop van deze situatie. Die twee personen<br />

hebben hem op de hoogte gebracht van de omstandigheden waarin zijn benoeming had<br />

plaatsgevonden en hebben hem informeel gesteund tijdens het hele verloop van de situatie.<br />

278


In bepaalde gevallen zeggen slachtoffers dat zij niet de enigen zijn die de vijandige houding<br />

van een of meer mensen in hun werkomgeving moeten trotseren. De getuigenis van Léon,<br />

55 jaar, technisch-commercieel medewerker in een klein bedrijf, weerspiegelt de tirannie van<br />

de afgevaardigd bestuurder van de onderneming.<br />

De context waarin de pesterijen zich voordeden is die van een organisatorische verandering.<br />

Wanneer de onderneming, waarin de drie hoofdrolspelers van dit verhaal tewerkgesteld zijn, het<br />

minder goed doet, besluiten ze een onafhankelijk bedrijf op te richten. Léon, die het karakter van<br />

Jacques kent, twijfelt enigszins, maar besluit zich uiteindelijk toch samen met Guy aan het avontuur<br />

te wagen. Al gauw gaat de verstandhouding tussen Jacques en Guy bergaf. Eerst is er een conflict<br />

over de salarissen. En er is ook een probleem in verband met de machtsovername van Jacques die<br />

zichzelf uitroept tot afgevaardigd bestuurder van de nieuwe onderneming, omdat hij de nodige<br />

gelden ter beschikking had gesteld. Jacques behandelt zijn ondergeschikte met de regelmaat van de<br />

klok als “leeglopers en luilakken”. Hij slaat met de deuren om zijn personeel te intimideren, brengt<br />

Guy in diskrediet in het bijzijn van klanten en leveranciers. Léon denkt dat hij een techniek van<br />

“ver<strong>deel</strong> en heers” toepast. Guy wordt met name door de vijandige gedragingen van Jacques<br />

geviseerd, en probeert steeds beter aan de toenemende eisen van zijn werk te voldoen. Guy raakt<br />

aan de drank en wordt door Jacques ontslagen. Léon heeft het meermaals voor Guy opgenomen en<br />

haalt zich daarmee de woede van Jacques op de hals. Nu Guy is vertrokken, vreest Léon dat hij het<br />

volgende doelwit van Jacques zal worden. Tot dan toe was hij er vrij goed tegen beschermd door de<br />

vele verplaatsingen die hij deed, maar er zijn organisatorische veranderingen op til na het vertrek<br />

van Guy. In die arbeidscontext lijken de persoonlijke financiële en machtsbetrachtingen een<br />

bijzonder belangrijke plaats in te nemen in de dynamiek van de pesterijen. De persoonlijkheid van<br />

de dader van de feiten wordt door de getuige eveneens aan de kaak gesteld: “Zelfs toen hij nog niet<br />

de functie van afgevaardigd bestuurder had, was hij al iemand die makkelijk kwaadsprak over<br />

anderen, die zich om het minste niemendalletje boos kon maken, die pretentieus en verwaand was,<br />

die zijn wil aan anderen wilde opleggen.”<br />

Ten slotte hebben nog enkele personen benadrukt dat bepaalde van hun collega’s niet op de<br />

hoogte waren van de situatie van psychologisch geweld die zich op het werk afspeelde. Dat<br />

is met name het geval wanneer diensten erg zelfstandig werken en de zetels van deze<br />

verschillende diensten niet in dezelfde gebouwen zijn gevestigd.<br />

279


Reactie van de collega’s<br />

Tabel 31.<br />

Typologie van reacties van de werkomgeving van het slachtoffer.<br />

A. Positieve reacties<br />

1. informele steun<br />

2. open stellingname vóór het slachtoffer<br />

3. verontschuldigen zich achteraf<br />

B. Negatieve reacties<br />

1. passiviteit door vrees voor represailles<br />

2. actieve <strong>deel</strong>name aan de pesterijen of het ongewenst seksueel gedrag (aanvallen)<br />

3. actieve <strong>deel</strong>name aan de pesterijen of het ongewenst seksueel gedrag (isolement)<br />

4. onverschilligheid<br />

C. Sommigen zijn zelf ook slachtoffer van pesterijen of ongewenst seksueel gedrag<br />

1. sommige collega’s zijn ook slachtoffer van pesterijen<br />

2. sommige collega’s zijn ook slachtoffer van ongewenst seksueel gedrag<br />

D. Bepaalde collega’s zijn niet op de hoogte van de situatie<br />

Reacties van de hiërarchie<br />

E. Reacties die door de slachtoffers als positief worden gezien<br />

1. informele steun, luisterend oor<br />

2. poging om tot een voor het slachtoffer aanvaardbare oplossing van het probleem te komen<br />

F. Reacties die door de slachtoffers als negatief worden gezien<br />

1. passiviteit, op zijn beloop laten<br />

2. actieve <strong>deel</strong>name aan de pesterijen of het ongewenst seksueel gedrag (aanvallen)<br />

3. actieve <strong>deel</strong>name aan de pesterijen of het ongewenst seksueel gedrag (isolement)<br />

4. poging om tot een oplossing van het probleem te komen, die voor het slachtoffer echter ontoereikend is<br />

Wat de hiërarchie betreft, zijn de vaakst gemelde reacties eveneens negatief. Zeer vaak<br />

wordt de superieur verweten dat die de situatie uit de hand heeft laten lopen, hetzij<br />

rechtstreeks door maatregelen in het na<strong>deel</strong> van het slachtoffer, hetzij onrechtstreeks door<br />

niet tussen te komen. De hiërarchie wordt er vaak van beschuldigd alles op zijn beloop te<br />

laten en op die manier de pesterijen of het ongewenst seksueel gedrag door de vingers te<br />

hebben gezien.<br />

Anémone wordt als administratief medewerkster tewerkgesteld in een kleine handelsonderneming.<br />

“Ik stond in voor het onthaal, het beantwoorden van de telefoon maar moest ook meehelpen op het<br />

secretariaat wanneer de secretaresse afwezig was of te veel werk had. Mijn contract werd pas 3<br />

weken later ondertekend. Ik was totaal verontwaardigd toen ik ontdekte dat de juridische aard van<br />

mijn contract (sic) dat van een “arbeider” was en dat ik moest “prikken”! Maar goed, daar moest ik<br />

maar aan wennen. Uiteindelijk was het toch maar een formaliteit. Toen ik begon, werd ik door mijn<br />

drie collega’s gewoon beschouwd als bediende en gerespecteerd. De situatie ging steeds meer<br />

achteruit toen de collega’s erachter kwamen dat ik een contract van arbeider had. Alles is begonnen<br />

met het incident op de parking. Ik mocht mijn wagen niet meer op de geasfalteerde parking<br />

plaatsen, want die was voorbehouden voor de bedienden, protesteerden mijn collega’s. Ik wou niet<br />

vervelend doen en deed dus wat van me werd verlangd, maar ik had echt problemen om daar te<br />

parkeren. Niet alleen moest ik met een kruk over hobbelig terrein vol kuilen lopen, maar ik hinderde<br />

het verkeer ook nog eens! Omdat de parking zo klein was, werd mijn wagen voortdurend door lichte<br />

aanrijdingen beschadigd. Telkens wanneer een truck met oplegger een levering kwam doen, kon de<br />

bestuurder de nodige manoeuvres om achteruit naar de laadkaai te rijden niet uitvoeren. Dan<br />

moesten de twee of drie laatste wagens verplaatst worden.<br />

280


Omdat mijn wagen daar meestal bij was, moest ik telkens mijn werkpost verlaten om mijn wagen te<br />

gaan verplaatsen. En daarna moest hij weer teruggebracht worden. De drie collega’s stonden me<br />

vanachter het raam uit te lachen. Het zal wel amusant zijn geweest om te zien hoe gehandicapten in<br />

de sneeuw of de modder met hun krukken bijna onderuit gaan. De directeur bleef onverschillig voor<br />

de situatie omdat ik zijn plaats toch niet kon innemen. Na een tijdje kregen de drie pestkoppen er<br />

genoeg van en staakten ze hun spelletjes. Maar toen plaatste ik mijn wagen opnieuw op hun parking<br />

en de zaak ging opnieuw aan het rollen… Die hele parkinghistorie duurt nu al 4 jaar”.<br />

Zelfs al wil de hiërarchisch hogergeplaatste het probleem van het slachtoffer wel begrijpen,<br />

dan wordt de oplossing die hij voorstelt niet noodzakelijk op gejuich onthaald door het<br />

slachtoffer dat het voorwerp is van een “secundaire slachtofferrol”. Een overplaatsing van het<br />

slachtoffer wordt soms dan ook als tweeslachtig gezien, ook al heeft het slachtoffer daar zelf<br />

om gevraagd. Zo heeft Chloé, 47 jaar, de politieambtenaar wiens situatie al eerder is<br />

aangehaald, er spijt van dat ze een werkpost heeft verlaten die erg goed bij haar paste voor<br />

een andere post waar ze zich minder goed in kan vinden maar waar ze tenminste ver uit de<br />

buurt van haar belager zit.<br />

Ten slotte worden bepaalde reacties van de hiërarchie door de respondenten in onze<br />

steekproef als positief ervaren.<br />

Carole, 45 jaar, is trainer in een kleine privé-onderneming. Ze is het slachtoffer van spot en<br />

plagerijen van de coördinatrice met wie ze samenwerkt. “Ze legde bijvoorbeeld vergaderingen vast<br />

op dagen dat ik niet werkte, met als gevolg dat ik toch aanwezig moest zijn, ze beweerde bepaalde<br />

post nooit te hebben ontvangen hoewel ik die haar persoonlijk had overhandigd”. Wanneer ze na zes<br />

maanden proefperiode een negatieve evaluatie krijgt, vraagt Carole een afspraak met de<br />

hiërarchisch hogergeplaatste van de coördinatrice aan. “De coördinatrice kreeg een blaam, en een<br />

<strong>deel</strong> van haar werk, dat betrekking had op personeelsbeheer, werd haar ontnomen.”<br />

De analyse van de resultaten die zonet zijn beschreven in een genderperspectief hebben<br />

niet kunnen aantonen dat er een duidelijk verband bestaat tussen het feit of men een man of<br />

een vrouw is en de manier waarop de reacties van de werkomgeving werden besproken.<br />

281


Tabel 32.<br />

Categorieën van reacties van de werkomgeving volgens het geslacht van de respondenten.<br />

A. Reacties die door de<br />

slachtoffers als positief worden<br />

gezien<br />

B. Reacties die door de<br />

slachtoffers als negatief worden<br />

gezien<br />

C. Sommige collega’s zijn zelf<br />

ook slachtoffer van pesterijen of<br />

ongewenst seksueel gedrag<br />

Mannen Vrouwen Totaal X²<br />

31<br />

(53% van de<br />

mannen)<br />

44<br />

(76% van de<br />

mannen)<br />

14<br />

(24% van de<br />

mannen)<br />

D. Bepaalde collega’s zijn niet op<br />

de hoogte van de situatie 6<br />

(10% van de<br />

E. Reacties van de hiërarchie die<br />

door de slachtoffers als positief<br />

worden gezien<br />

F. Reacties van de hiërarchie die<br />

door de slachtoffers als negatief<br />

worden gezien<br />

mannen)<br />

11<br />

(19% van de<br />

mannen)<br />

24<br />

(41% van de<br />

mannen)<br />

Totaal 58<br />

(100% van de<br />

mannen)<br />

c) Reacties van de persoonlijke omgeving<br />

90<br />

(67% van de<br />

vrouwen)<br />

109<br />

(81% van de<br />

vrouwen)<br />

43<br />

(32% van de<br />

vrouwen)<br />

9<br />

(7% van de<br />

vrouwen)<br />

21<br />

(16% van de<br />

vrouwen)<br />

66<br />

(49% van de<br />

vrouwen)<br />

135<br />

(100% van de<br />

vrouwen)<br />

121<br />

(63% van de<br />

personen)<br />

153<br />

(79% van de<br />

personen)<br />

57<br />

(30% van de<br />

personen)<br />

15<br />

(8% van de<br />

personen)<br />

32<br />

(17% van de<br />

personen)<br />

90<br />

(47% van de<br />

personen)<br />

193<br />

(100% van de<br />

personen)<br />

Er zijn vijf categorieën van reacties uit de persoonlijke omgeving gefilterd uit de analyse van<br />

de verhalen van verschillende personen die aan de interviews hebben <strong>deel</strong>genomen.<br />

En hier verschilt de manier waarop mannen en vrouwen getuigden over de reacties van hun<br />

persoonlijke omgeving duidelijk in twee welbepaalde categorieën van reacties: het feit dat<br />

men probeert niet met de familie over het probleem te praten en het feit dat men vindt dat de<br />

familie de gevolgen van de pesterijen of het ongewenst seksueel gedrag draagt. Het zijn<br />

vooral mannen die deze aspecten van de problematiek van pesterijen of het ongewenst<br />

seksueel gedrag aanhaalden. Deze resultaten zijn paradoxaal van aard: men kan zich<br />

inbeelden dat de mannen die proberen om niet over het geweldprobleem op het werk te<br />

praten, op die manier hun gezin proberen te beschermen tegen de gevolgen die de situatie<br />

voor dat gezin kan meebrengen. En toch lijken ze daar niet in te slagen, wellicht <strong>deel</strong>s<br />

omwille van de achteruitgang van hun lichamelijke en geestelijke gezondheid die laat blijken<br />

dat ze ergens onder lijden.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

-<br />

282


Een andere manier om deze resultaten te interpreteren is rekening te houden met het feit dat<br />

het niet noodzakelijkerwijze dezelfde respondenten zijn die de ene of andere situatie hebben<br />

verteld of dat de slachtoffers proberen om een <strong>deel</strong> van hun persoonlijke omgeving te<br />

beschermen, hun kinderen bijvoorbeeld, maar hun verhaal wel aan andere familieleden<br />

toevertrouwen.<br />

De getuigenis van Simon, 51 jaar, ingenieur in een onderneming in de transportsector toont aan dat<br />

de houding van het slachtoffer ten opzichte van zijn persoonlijke omgeving verschillende facetten<br />

omvat.<br />

“Het is niet altijd makkelijk om begrepen te worden als je depressief bent. Mijn vrouw had het<br />

moeilijk om te begrijpen dat ik er soms een eind aan wou maken. Ze besefte niet helemaal wat de<br />

situatie was. En toch heeft ze me altijd gesteund, ze luisterde wanneer ik met mijn problemen bij<br />

haar aanklopte als ik ’s avonds thuiskwam. Ik heb een vrouw en drie kinderen. Ik probeer mijn<br />

kinderen hier niet bij te betrekken, maar ik geloof toch dat zij ook al de gevolgen hebben gedragen<br />

van deze benarde toestand, omdat ik niet in mijn normale doen was; ik werd makkelijk kwaad of<br />

was neerslachtig. Zelfs als ik er niet over praatte, konden ze merken dat er iets niet in de haak<br />

was. Een van hen heeft niet echt veel zin om later te gaan werken”.<br />

Van alle getuigen meldt 67 % minstens één positieve reactie uit de persoonlijke omgeving.<br />

De meeste mensen die aan de gesprekken hebben <strong>deel</strong>genomen lijken vrij goed door hun<br />

naasten te worden gesteund. Naargelang het geval is dat de echtgeno(o)t(e), een ouder, een<br />

kind, een vriend die een luisterend oor biedt, positieve raad geeft, hen de kans geeft om zich<br />

bewust te worden van de moeilijkheden die ze lichamelijk ervoeren maar niet konden<br />

thuisbrengen. Dat was het geval voor Florence, de opvoedster, wiens situatie al eerder werd<br />

aangehaald in het kader van het statuut van “werkloze” dat de mensen kenmerkt die aan de<br />

interviews hebben <strong>deel</strong>genomen:<br />

“Mijn moeder had door wat er aan de hand was. Ik was voorheen een joviaal iemand en plots lachte<br />

ik niet meer. Ze zei me: “Je bent niet meer dezelfde, wat is het probleem?”<br />

Bij Carole, 51 jaar, loketbediende, slachtoffer van pesterijen en ongewenst seksueel gedrag<br />

vanwege haar rechtstreekse hiërarchische overste, was het haar dochter, met wie ze een<br />

zeer hechte band heeft, die de ernst van de feiten inziet en de arts van de familie op de<br />

hoogte brengt. Het is ook de dochter van Carole die met de belager gaat praten en vraagt<br />

om haar moeder niet meer zo te behandelen. In bepaalde gevallen behoort de behandelende<br />

geneesheer of de psycholoog van de betrokkene tot de persoonlijke omgeving, gezien de<br />

plaats die ze innemen in de geestelijke structuur van de ondervraagde. Deze categorie van<br />

reacties lijkt niet erg veel verband te houden met het feit dat het slachtoffer een man of een<br />

vrouw is.<br />

Het soort reactie van de dochter van Carole werd aangehaald door 7% van de<br />

ondervraagden, omdat iemand uit hun naaste omgeving gepoogd heeft tussen te komen in<br />

het werkmilieu om de pesterijen of het ongewenst seksueel gedrag te laten ophouden.<br />

Hoewel de vrouwen vaker dan de mannen melding maken van dergelijke reacties uit hun<br />

omgeving, is de relatie tussen de geslachtelijke identiteit van de respondenten en dit soort<br />

respons niet statistisch significant.<br />

Negatieve reacties uit de persoonlijke omgeving van het slachtoffer worden gemeld door<br />

bijna 40% van de slachtoffers van pesterijen of ongewenst seksueel gedrag die wilden<br />

getuigen. Ze voelen zich geconfronteerd met het onbegrip of het ongeloof van op zijn minst<br />

283


een <strong>deel</strong> van hun persoonlijke omgeving. Sommige raadgevingen worden als negatief<br />

beschouwd.<br />

Een paar voorbeelden:<br />

“Probeer er niet meer aan te denken.”; “Waarom blijf je daar dan? Zoek ergens anders werk.”; “Ach,<br />

zolang je op het einde van de maand maar betaald wordt.”; “Het gaat wel over.”.<br />

Deze uitlatingen worden algemeen slecht onthaald door de personen die dagelijks te maken<br />

krijgen met een moeilijke beroepssituatie. Zowel mannen als vrouwen hebben dat soort<br />

reacties uit hun persoonlijke omgeving gemeld.<br />

Tabel 33.<br />

Typologie van de reacties uit de persoonlijke omgeving van het slachtoffer.<br />

A. Reacties die door de slachtoffers als positief worden gezien<br />

Sociale steun, luisterend oor, empathie<br />

Advies goed onthaald door het slachtoffer, dat zich in zijn acties gesteund weet<br />

B. Reacties die door de slachtoffers als negatief worden gezien<br />

Onbegrip, ongeloof<br />

Ontmoediging<br />

Advies slecht door onthaald het slachtoffer<br />

C. De persoonlijke omgeving ondervindt de gevolgen van de pesterijen of het ongewenst seksueel<br />

gedrag<br />

Op de werkplek<br />

In het privé-leven<br />

D. Het slachtoffer probeert niet over het probleem te praten met mensen uit zijn persoonlijke omgeving<br />

E. Iemand uit de persoonlijke omgeving van het slachtoffer wil tussenkomen op het werk om de<br />

pesterijen of het ongewenst seksueel gedrag te laten stoppen<br />

284


Tabel 34.<br />

Categorieën van reacties uit de persoonlijke omgeving volgens geslacht.<br />

A. Reacties die door de<br />

slachtoffers als positief worden<br />

gezien<br />

B. Reacties die door de<br />

slachtoffers als negatief worden<br />

gezien<br />

C. De persoonlijke omgeving<br />

ondervindt de gevolgen van de<br />

pesterijen of het ongewenst<br />

seksueel gedrag<br />

D. Het slachtoffer probeert niet<br />

over het probleem te praten met<br />

mensen uit zijn persoonlijke<br />

omgeving<br />

E. Iemand uit de persoonlijke<br />

omgeving van het slachtoffer wil<br />

tussenkomen op het werk om de<br />

pesterijen of het ongewenst<br />

seksueel gedrag te laten stoppen<br />

Mannen Vrouwen Totaal X³<br />

37<br />

(64% van de<br />

mannen)<br />

17<br />

(29% van de<br />

mannen)<br />

28<br />

(48% van de<br />

mannen)<br />

17<br />

(29% van de<br />

mannen)<br />

1<br />

(2% van de<br />

mannen)<br />

Totaal 58<br />

(100% van de<br />

mannen)<br />

92<br />

(68% van de<br />

vrouwen)<br />

56<br />

(41% van de<br />

vrouwen)<br />

40<br />

(30% van de<br />

vrouwen)<br />

16<br />

(12% van de<br />

vrouwen)<br />

12<br />

(9% van de<br />

vrouwen)<br />

135<br />

(100% van de<br />

vrouwen)<br />

129<br />

(67% van de<br />

personen)<br />

73<br />

(38% van de<br />

personen)<br />

68<br />

(35% van de<br />

personen)<br />

33<br />

(17% van de<br />

personen)<br />

13<br />

(7% van de<br />

personen)<br />

193<br />

(100% van de<br />

personen)<br />

n.s.<br />

n.s.<br />

6.181**<br />

8.724**<br />

n.s.<br />

-<br />

285


HOOFDSTUK 4: CONCLUSIES<br />

De steekproef van 193 getuigenissen van slachtoffers en getuigen van pesterijen of<br />

ongewenst seksueel gedrag heeft licht kunnen werpen op verschillende aspecten van de<br />

onderzochte problematiek, vanuit een welbepaald standpunt.<br />

Dat standpunt gaat uit van een bepaald aantal personen die werden geconfronteerd met een<br />

werksituatie die ze persoonlijk hebben ervaren als geweld. Die personen, wier getuigenissen<br />

in aanmerking zijn genomen omwille van de helderheid van de aangehaalde feiten, vormen<br />

geen afspiegeling van de Belgische actieve bevolking. Er zijn belangrijke afwijkingen op het<br />

vlak van leeftijd, geslacht, behaald diploma, beroepsstatuut, beroepstak en activiteitensector<br />

vastgesteld. Deze respondenten vertegenwoordigen allicht ook niet alle slachtoffers van<br />

pesterijen of ongewenst seksueel gedrag in België. Een bepaald aantal personen die<br />

moeilijkheden hebben aangaande hun beroepssituatie, in verschillende contexten -<br />

jobstudenten, huispersoneel, het industriële milieu en de horeca om maar een paar<br />

voorbeelden te noemen – waren wellicht niet op de hoogte van het onderzoek, wilden hun<br />

situatie niet uit de doeken doen uit vrees voor represailles, zijn er zich niet van bewust dat ze<br />

slachtoffers zijn van misbruiken in het kader van hun werk, beschikken niet over de middelen<br />

om dit soort situatie thuis te brengen.<br />

De resultaten van dit kwalitatieve <strong>deel</strong> van het onderzoek weerspiegelen dan ook een<br />

welbepaald standpunt, onthullen enkele aspecten van wat een <strong>deel</strong> van de slachtoffers van<br />

pesterijen of ongewenst seksueel gedrag in België hebben meegemaakt.<br />

Met deze benadering gaat erg veel subjectiviteit gepaard. Ten eerste is de beschrijving van<br />

een werksituatie door de ogen van een persoon die zichzelf als slachtoffer beschouwt,<br />

onvermijdelijk doorspekt met subjectiviteit. De ontmoeting van die persoon met een<br />

interviewer om over de situatie te praten, is ook een bijzondere gebeurtenis die wat<br />

subjectiviteit in zich draagt. Bovendien is het standpunt van de interviewer zelf, die een<br />

samenvatting van de hem tijdens het gesprek gemelde feiten maakt, niet vrij van meningen<br />

die hij van tevoren heeft en emotionele variabelen ten opzichte van de realiteit van de<br />

meegemaakte situatie. Tot slot worden de gegevens geordend door onderzoekers die<br />

overbrengen wat ze hebben ontdekt vanuit hun eigen standpunt. Niettemin maakt<br />

subjectiviteit <strong>deel</strong> uit van de menselijke activiteit, ook de wetenschappelijke activiteit. Het is<br />

niet noodzakelijk een obstakel voor objectiviteit, maar bovenal een middel dat het mogelijk<br />

maakt om een bepaalde realiteit te bevatten.<br />

De realiteit van de personen die hebben <strong>deel</strong>genomen aan de interviews doet zich voor als<br />

een moeilijk leefbare, complexe werksituatie, bestaande uit een geheel van zeer gevarieerde<br />

geweldfeiten die zich herhalen. Situatiegebonden aspecten, verbonden aan de<br />

arbeidscontext, en met name de organisatie van de activiteiten en de structurering van de<br />

taken, het loopbaanbeheer van de werknemers, het klimaat en de communicatie in de<br />

onderneming of de administratie, het politieke karakter van bepaalde aanwerving- en<br />

promotiemethoden, werden door de slachtoffers aangewezen als factoren die hebben<br />

bijgedragen tot de pesterijen of het ongewenst seksueel gedrag. Belangenconflicten en<br />

botsende persoonlijkheden werden eveneens aangehaald in het kader van de gemelde<br />

problemen.<br />

De problematiek van geweld op het werk zoals die is beschreven in het kader van dit <strong>deel</strong><br />

van het onderzoek overschrijdt de beroepsgrens, zowel wat de feiten als de gevolgen betreft<br />

die ze meebrengen voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de respondenten, in<br />

hun beroepsleven, maar ook in hun privé-, sociale en materiële leven.<br />

286


De strategieën die de slachtoffers hanteren zijn talrijk en gevarieerd; ze maken niet altijd een<br />

toereikende oplossing mogelijk voor het probleem waarmee men wordt geconfronteerd. De<br />

diversiteit van de beschreven situaties lijkt erop te wijzen dat een bepaalde manier om een<br />

situatie van pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk op te lossen, niet<br />

noodzakelijk voldoening biedt in andere denkbeeldige situaties. Er ligt nog heel wat werk op<br />

het vlak van preventie voor de boeg.<br />

Het genderperspectief waarmee men tot deze resultaten is gekomen, bevestigt de<br />

welbepaalde blootstelling van vrouwen aan feiten van ongewenst seksueel gedrag. Vrouwen<br />

hebben, meer dan mannen, de neiging om de oorsprong van de pesterijen of het ongewenst<br />

seksueel gedrag toe te schrijven aan factoren die verbonden zijn aan de agressor, met name<br />

aan situatiegebonden gebeurtenissen waarmee de dader van de feiten werd geconfronteerd<br />

evenals aan gevoelens van afgunst of jaloezie vanwege die laatste. Mannen daarentegen<br />

gaan de oorzaak van het geweld op het werk vaker dan vrouwen leggen bij situaties eigen<br />

aan het werk, aan persoonlijke financiële belangen en ongelijke beloning. Mannen en<br />

vrouwen ondergaan dezelfde gevolgen van pesterijen en ongewenst seksueel gedrag in hun<br />

beroeps- en privé-leven. Maar ze reageren er niet op dezelfde manier op. De vrouwen<br />

zeggen meer dan de mannen dat ze primaire emoties hebben doorstaan (angst, woede,<br />

verdriet). Hoewel de mannen en de vrouwen die samen de steekproef vormden, het eens<br />

lijken op het vlak van reacties uit hun werkomgeving, zijn er duidelijke verschillen gebleken<br />

wat de beschrijving van de reacties van hun persoonlijke omgeving betreft. Mannen lijken<br />

zich meer bewust te zijn van de gevolgen die pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op<br />

het werk kunnen meebrengen voor hun naasten en proberen niet met familieleden over het<br />

probleem te praten om hen te beschermen tegen de nefaste gevolgen van hun moeilijkheden<br />

op het werk.<br />

287


III. KWALITATIEF ONDERZOEK IN WALLONIË EN BRUSSEL.<br />

PSYCHOLOGISCHE EFFECTEN VAN PESTERIJEN EN<br />

ONGEWENST SEKSUEEL GEDRAG (N=110)<br />

Deel opgemaakt in samenwerking met E. Baruffol (professor aan de U.C.L.) en Alexandra<br />

de Troz (licentiate klinische psychologie UCL), in het kader van een onderzoeksscriptie.<br />

HOOFDSTUK 1: DOELSTELLINGEN EN ONDERZOEKSVRAGEN<br />

Pesterijen op de werkplek zijn een complex fenomeen, niet alleen omwille van het<br />

feit dat ze het resultaat zijn van de interactie van talrijke moeilijk te bepalen factoren<br />

maar ook omdat ze velerlei soorten schade toebrengen bij de personen die eraan<br />

werden blootgesteld.<br />

De verkennende stappen die in dit hoofdstuk worden ondernomen hebben tot doel te<br />

onderzoeken wat de impact van het proces van pesterijen is op het psychische<br />

welzijn van de personen die ze hebben ondergaan. Het begrip “psychologisch<br />

welzijn” is hier onderzocht vanuit de meting van de volgende variabelen:<br />

- Posttraumatische stress<br />

- Angst<br />

- Huidige gezondheidstoestand zoals die door de persoon wordt gezien<br />

- Frequentie waarmee vakmensen in de gezondheidszorg worden geraadpleegd<br />

- Frequentie waarmee psychotrope geneesmiddelen worden verbruikt.<br />

Het observatieprogramma dat werd toegepast poogt antwoorden te verschaffen op de<br />

volgende vragen:<br />

1) Kunnen we op langere termijn elementen van posttraumatische stress en/of<br />

angstgevoelens merken bij mensen die aan pesterijen zijn blootgesteld?<br />

2) Zijn de pesterijen tevens verbonden aan een achteruitgang van de gezondheid, met een<br />

toegenomen gebruik van psychotrope geneesmiddelen (angstbestrijdende middelen,<br />

antidepressiva, slaapmiddelen) en aan een grotere frequentie van raadplegingen van<br />

hulpverleners in de gezondheidszorg?<br />

Bovendien zijn er voornemens om te onderzoeken of er een verband bestaat tussen deze<br />

nefaste gevolgen van pesterijen en ongewenst seksueel gedrag en verschillende<br />

demografische kenmerken zoals leeftijd, geslacht, nationaliteit, burgerlijke staat en<br />

gezinssituatie, het al dan niet uitoefenen van een beroep en het opleidingsniveau.<br />

288


HOOFDSTUK 2: METHODOLOGIE<br />

2.1. Steekproef bepalen<br />

Van de 193 mensen die hebben <strong>deel</strong>genomen aan het kwalitatieve <strong>deel</strong> van het onderzoek<br />

werden 131 personen geselecteerd op basis van het volgende criterium: het ging om<br />

slachtoffers die op het ogenblik van de kwalitatieve enquête niet meer werden blootgesteld<br />

aan de situatie van geweld op het werk waarover ze getuigden. Deze respondenten waren<br />

werkloos, met ziekteverlof, arbeidsongeschikt of oefenden hun beroepsactiviteit elders uit.<br />

Het belang om deze steekproef te onderzoeken ligt in het feit dat de vragen waarop men een<br />

antwoord probeert te vinden via onderzoek, betrekking hebben op de gevolgen van<br />

pesterijen en ongewenst seksueel gedrag nadat die zijn beëindigd. Bijgevolg werden de 69<br />

overige personen niet geselecteerd omdat ze op het ogenblik van de kwalitatieve enquête<br />

nog steeds waren blootgesteld aan de geweldsituatie op het werk.<br />

2.2. Meting van variabelen<br />

De geselecteerde personen werden per post uitgenodigd om <strong>deel</strong> te nemen aan een<br />

bijkomende enquête, aangaande de effecten van pesterijen voor hun gezondheid, een<br />

enquête in de vorm van een vragenlijst.<br />

De vragenlijst bestond uit vier onderdelen:<br />

- Het eerste, demografische <strong>deel</strong> bevatte vragen over geslacht, leeftijd, nationaliteit,<br />

gezinssituatie, burgerlijke staat en beroepsstatuut evenals het opleidingsniveau.<br />

- Het tweede was geheel gewijd aan een evaluatievragenlijst van de angstsymptomen, in<br />

dit geval de “State-trait anxiety inventory” van Spielberger (STAI).<br />

- Het derde <strong>deel</strong> omvatte een evaluatievragenlijst van posttraumatische stresssymptomen.<br />

- Het laatste <strong>deel</strong> bevatte vragen aangaande de huidige waargenomen<br />

gezondheidstoestand, het soort raadplegingen (medisch, therapeutisch of andere) en het<br />

verbruik van psychotrope geneesmiddelen.<br />

a) Meting van de angst<br />

Angst kan worden gedefinieerd als “een toestand van onrustigheid waarin de vrees<br />

domineert voor een situatie die, hoewel ze meestal niet nader bepaald is, onaangenaam en<br />

zelfs gevaarlijk kan blijken“ (Bloch et al., 1999).<br />

Om angst te meten kregen de respondenten de “State-Trait Anxiety Inventory (STAI)” van<br />

Spielberger (1968, 1977) voorgelegd. Een bijzondere vorm van deze inventaris (de vorm Y-<br />

B) maakt zelfevaluatie van de eigenschap angst mogelijk. Deze schaal bevat twintig items en<br />

de respondent wordt verzocht om het angstniveau dat hij algemeen voelt, weer te geven op<br />

een schaal van het Likert-type met vier posities gaande van akkoord tot niet akkoord.<br />

De angstinventaris van Spielberger werd in 1993 naar het Frans vertaald en gevalideerd<br />

door Bruchon-Schweitzer. De geldigheid en betrouwbaarheid van deze schaal zijn<br />

aangetoond in talloze werken. De geldigheid van de Franse versie is goed vergelijkbaar met<br />

de Amerikaanse (Bruchon-Schweitzer, 1993).<br />

289


) Meting van de toestand van posttraumatische stress<br />

De toestand van posttraumatische stress wordt gemeten op basis van zes diagnostiekcriteria<br />

gedefinieerd door de “American Psychiatric Association (APA)” in 1980, in de derde editie<br />

van zijn diagnostiek- en statistiekhandleiding (Diagnostic and Statistical Manual, DSM-III),<br />

herzien in 1987 (DSM-III-R), en vervolgens in 1994 (DSM-IV).<br />

De symptomen van de toestand van posttraumatische stress worden geëvalueerd met de<br />

QE-PTSD. Deze evaluatievragenlijst van symptomen van posttraumatische stress is in het<br />

Frans uitgewerkt door Sydor et al. (1994, 1996) op basis van diagnostische criteria van het<br />

DSM-IV (Baruffol et al., 1997). Omdat de validering van deze vragenlijst nog niet rond is,<br />

wordt hij niet als diagnostiekinstrument gebruikt. Hij zal dienen voor de evaluatie van het<br />

aantal symptomen van posttraumatische stress en hun intensiteit. Het aantal veronderstelde<br />

gevallen van posttraumatisch stresssyndroom dat in deze steekproef werd opgemerkt, wordt<br />

ter indicatie weergegeven.<br />

Elk item van de gebruikte vragenlijst verwijst naar een categorie van PTSD-criteria. Voor de<br />

criteria B, C en D wordt de respondent in de vragenlijst verzocht om op een schaal van het<br />

Likert-type met vijf niveaus de intensiteitgraad van de traumatische ervaring aan te geven,<br />

gaande van “helemaal niet” tot “heel erg”. Een ander <strong>deel</strong> van de items verlangt van de<br />

betrokkene om bevestigend of ontkennend te antwoorden.<br />

De toestand van posttraumatische stress wordt gedefinieerd als “een pathologische<br />

angstreactie als gevolg van een blootstelling aan een buitengewone gebeurtenis die bij de<br />

meeste mensen aanleiding kan geven tot emotionele ontreddering”. De toestand van<br />

posttraumatische stress is een toestand van onrust die zich kan ontwikkelen als gevolg van<br />

de blootstelling aan een extreme en traumatiserende gebeurtenis zoals een burgeroorlog,<br />

een kidnapping of een gijzeling.<br />

Hij wordt met name gekenmerkt door ontwijkinggedrag bij alles wat met de gebeurtenis<br />

verband houdt, door ongewenste herinneringen (flashbacks, nachtmerries…) en door een<br />

neurovegetatieve hyperactiviteit (prikkelbaarheid, moeilijk inslapen, moeilijk concentreren…).<br />

De ernst, de duur en de betrokkenheid van een persoon bij een traumatiserende gebeurtenis<br />

vormen een geheel van factoren die deze toestand van posttraumatische stress kunnen<br />

veroorzaken. Andere factoren zoals familiale voorgeschiedenis, de<br />

persoonlijkheidsvariabelen of bestaande psychische problemen kunnen de ontwikkeling van<br />

deze toestand van posttraumatische stress beïnvloeden. Maar hij kan zich eveneens<br />

ontwikkelen bij mensen van alle leeftijden die geen enkele van de voorbeschikkingfactoren<br />

vertonen, met name wanneer de stressfactor van bijzonder groot belang is geweest.<br />

De diagnostiek van het posttraumatische stresssyndroom (PTSD) bestaat uit zes criteria. Het<br />

eerste criterium bepaalt de omstandigheden waarin de onrust zich kan ontwikkelen. De drie<br />

volgende criteria handelen over de verschillende symptomen en storingen die zich kunnen<br />

voordoen, waarbij elk criterium aangeeft hoeveel symptomen er nodig zijn voor de<br />

diagnostiek van het PTSD. De laatste twee criteria hebben betrekking op de vereiste duur<br />

van de onrust en op de impact ervan op sociaal en professioneel vlak.<br />

290


De zes criteria van de diagnostiek van PTSD zijn:<br />

Criterium A: de betrokkene heeft een buitengewone gebeurtenis meegemaakt (of is<br />

getuige geweest van die gebeurtenis) die een bedreiging vormt voor de<br />

fysieke integriteit bij zichzelf of bij anderen en heeft daarbij een gevoel van<br />

angst, onmacht of afschuw ervaren;<br />

Criterium B: de traumatische gebeurtenis wordt voortdurend herbeleefd in herinneringen<br />

en terugkerende dromen die verband houden met een ernstige ontreddering<br />

en fysiologische reacties;<br />

Criterium C: de betrokkene ontwijkt stimuli of situaties die verband houden met de<br />

traumatische gebeurtenis en ondergaat een afstomping van affecten;<br />

Criterium D: de betrokkene vertoont blijvende symptomen van neurovegetatieve<br />

hyperactiviteit die niet bestonden voordat de gebeurtenis zich voordeed en<br />

tot uiting komen in prikkelbaarheid, slaapproblemen, plotse reacties…;<br />

Criterium E: deze symptomen duren al minstens een maand;<br />

Criterium F: ze brengen ook belangrijke verstoringen van het sociale leven teweeg.<br />

De betrokkenen die een toestand van posttraumatische stress vertonen, kunnen een<br />

schuldgevoel hebben of situaties of activiteiten die lijken op of symbool staan voor het<br />

trauma angstvallig ontwijken. Dergelijke houdingen kunnen een belemmering vormen voor<br />

interpersoonlijke relaties en leiden tot echtelijke conflicten, echtscheidingen, het verlies van<br />

een job en zelfs zelfmoord.<br />

Een gevoel van schaamte en/of wanhoop, zich niet meer voelen zoals vroeger, gevoelens<br />

van vijandigheid, sociale terugtrekking, verlies van vroegere overtuigingen zijn nog andere<br />

uitingen die kunnen worden waargenomen.<br />

Op het vlak van pronostiek haalt het DSM-IV aan dat de duur van de onrust varieert. In de<br />

helft van de gevallen kunnen we in drie maanden tijd een volledig herstel vaststellen terwijl in<br />

vele andere gevallen de problemen een volledig jaar na het trauma blijven voortduren en<br />

aldus een ernstige handicap vormen in het dagelijks leven. Het is dus van belang de<br />

gevallen van PTSD vrij vroeg na een traumatische gebeurtenis op te sporen en ze op<br />

langere termijn te blijven volgen.<br />

c) Meting van de drie andere gezondheidsindicatoren<br />

Naast de evaluatie van de angstdimensie en de toestand van posttraumatische stress, zijn<br />

ook drie andere gezondheidsindicatoren gemeten: de waargenomen gezondheidstoestand,<br />

de medische raadplegingen en het verbruik van geneesmiddelen.<br />

291


In een eerste vraag werden de respondenten verzocht om hun gezondheidstoestand over<br />

het algemeen te evalueren op een schaal van Likert met vijf niveaus gaande van “zeer<br />

slecht” tot “uitstekend”. De mensen werden eveneens ondervraagd over de frequentie van<br />

het verbruik van psychotrope geneesmiddelen (de antwoorden gingen van “nooit” tot<br />

“meermaals per week”) en over het aantal vakmensen uit de gezondheidszorg (huisartsen en<br />

specialisten in de psychologische hulpverlening) die ze na de blootstelling aan pesterijen<br />

hadden geraadpleegd.<br />

2.3. Gegevensverzameling en <strong>deel</strong>namepercentage<br />

De gebruikte instrumenten zijn zelfbeheerde vragenlijsten die samen met een<br />

voorgefrankeerde antwoordenvelop werden verzonden naar het “Centre Femmes et<br />

Sociétés” van GSW-UCL op 5 april 2002. De uiterste terugzenddatum van de vragenlijst was<br />

1 mei.<br />

Tien dagen na de verzending van de vragenlijsten lag het antwoordpercentage reeds op<br />

57% (N = 75). Van de 131 geselecteerde personen voor deze verkennende actie, hebben er<br />

in totaal 110 de ingevulde vragenlijst teruggestuurd, waardoor het <strong>deel</strong>namepercentage 84%<br />

bedraagt.<br />

Dat grote <strong>deel</strong>namepercentage en de snelheid waarmee de mensen hun vragenlijst hebben<br />

teruggestuurd, kunnen als volgt verklaard worden:<br />

De basismotivatie van de mensen. Het kwalitatieve onderzoek werd uitgevoerd op<br />

basis van interviews. Die konden doorgaan dankzij een oproep tot getuigenissen; met<br />

andere woorden, de mensen hebben zelf contact opgenomen met het<br />

onderzoekscentrum om aan deze enquête te kunnen <strong>deel</strong>nemen in plaats van<br />

omgekeerd.<br />

De algemene tevredenheid. Na de interviews verklaarde een groot aantal mensen<br />

erg tevreden te zijn dat ze hun leed hebben kunnen uitdrukken.<br />

Sommige vragenlijsten werden trouwens teruggestuurd samen met bedankbriefjes en<br />

steunbetuigingen in de strijd die wordt gevoerd om mensen te beschermen tegen deze<br />

vorm van geweld.<br />

Gezien het de mensen zelf waren die, op basis van een oproep tot getuigenissen, contact<br />

hebben opgenomen met het onderzoeksteam, kan de populatie die aan het onderzoek heeft<br />

<strong>deel</strong>genomen worden beschouwd als zelfgeselecteerd en zijn de getuigenissen verzameld<br />

bij de kwalitatieve enquête persoonlijke interpretaties van de situatie. Elke aangehaalde<br />

situatie van pesterijen en ongewenst seksueel gedrag is de weerspiegeling van één enkel<br />

standpunt, dat van de persoon die zich slachtoffer noemt. Dat vormt een basis voor het risico<br />

van scheeftrekkingen bij de analyse en de interpretatie van onze resultaten.<br />

HOOFDSTUK 3: RÉSULTATEN<br />

Inleiding<br />

De hierna volgende resultaten worden onderver<strong>deel</strong>d in 4 delen. Het eerste <strong>deel</strong> omvat de<br />

sociaal-demografische kenmerken van onze steekproef. In het tweede <strong>deel</strong> wordt een<br />

voorstelling van de analyse van de verbanden tussen de psychologische kenmerken en<br />

sociaal-demografische kenmerken van de 110 respondenten gegeven. De sociaaldemografische<br />

beschrijving vormt het voorwerp van een vergelijking met een niet-<br />

292


gesorteerde steekproef (n = +/- 500) (Baruffol et al., 1997) om na te gaan of de onderzochte<br />

populatie zich onderscheidt van een normale populatie. Het derde <strong>deel</strong> omvat de analyse<br />

van de verbanden tussen de verschillende gezondheidsindicatoren onderling (angst,<br />

posttraumatische stresssyndroom (PTSD), gezondheidstoestand, raadplegingen van<br />

vakmensen uit de gezondheidszorg en geneesmiddelenverbruik) en het laatste <strong>deel</strong> is gewijd<br />

aan de studie van de evolutie in de tijd van psychologische symptomen veroorzaakt door de<br />

pesterijen.<br />

Het wezenlijke van de resultaten werd bekomen via Chi-kwadraattests (χ 2 ), terwijl er<br />

variantieanalyses (ANOVA) werden uitgevoerd om de verbanden tussen de sociaaldemografische<br />

variabelen en het posttraumatische stresssyndroom (PTSD) enerzijds en de<br />

gezondheidstoestand anderzijds te evalueren.<br />

3.1. Sociaal-demografische kenmerken van de steekproef<br />

Tabel 1.<br />

Verdeling van de onderzochte steekproef in functie van<br />

de sociaal-demografische kenmerken (n = 110).<br />

Variabelen n %<br />

Geslacht man 33 30<br />

vrouw 77 70<br />

Leeftijd < 36 19 17<br />

36 - 55 77 70<br />

> 55 14 13<br />

Nationaliteit Belg 104 95<br />

andere nationaliteit 6 5<br />

Gezinssituatie alleenstaande 27 25<br />

gehuwd 61 55<br />

gescheiden 22 20<br />

Kind kind(eren) 78 71<br />

geen kinderen 32 29<br />

Beroepsactiviteit actief 68 62<br />

niet-actief 37 34<br />

Diploma lager secund. of minder 20 18<br />

hoger secund. 27 25<br />

niet-univ. hoger ond. 37 34<br />

univ. hoger ond. 26 24<br />

293


Van de 110 mensen die aan deze enquête hebben <strong>deel</strong>genomen, merken we op dat de<br />

vrouwen (70%) oververtegenwoordigd zijn ten opzichte van de mannen (30%). De<br />

steekproef is voornamelijk samengesteld uit personen van 36 tot 55 jaar (70%). De meeste<br />

individuen hebben de Belgische nationaliteit (95%) en de beroepsactieven<br />

vertegenwoordigen 62% van de steekproef.<br />

3.2. Psychische kenmerken van de steekproef<br />

a) Angst<br />

Tabel 2.<br />

Verdeling van de angstcategorieën in de onderzochte populatie (categorisatie van personen<br />

in functie van de stelling van Bruchon-Schweitzer, 1993) en vergelijking met een steekproef<br />

(N=449) van een niet-gesorteerde populatie (Baruffol et al., 1997).<br />

Angst<br />

Standaard-<br />

Steekproef slachtoffers Normale populatie<br />

Gemiddelde afwijking 52,02 13,74 33,86 14,59<br />

weinig angstig<br />

(score tussen 20 en 45) N % 34 31%<br />

vrij angstig<br />

(score tussen 46 en 55) N % 29 27%<br />

zeer angstig<br />

(score tussen 56 en 80) N % 46 42%<br />

27% en 42% van de respondenten vertonen angstniveaus van de aard “vrij angstig” en “zeer<br />

angstig” na een langdurige blootstelling aan pesterijen op het werk. Bovendien lijken de<br />

mensen uit de steekproef duidelijk af te wijken van de normale populatie. Met andere<br />

woorden, de personen die akkoord gingen om de vragenlijst via de post in te vullen, zijn<br />

angstiger dan de normale populatie.<br />

294


Tabel 3.<br />

Prevalentie van angstsymptomen en verband<br />

met de sociaal-demografische variabelen.<br />

sociaal-demografische N Test<br />

variabelen weinig angstig vrij angstig zeer angstig Chi-kwadraat<br />

Geslacht man 16 6 11 *<br />

vrouw 18 23 35<br />

Nationaliteit Belg 33 28 43<br />

Test niet<br />

uitgevoerd<br />

andere nationaliteit 1 1 3<br />

Leeftijd 55 4 4 6<br />

alleenstaande 7 7 13 n. s.<br />

gehuwd 20 16 24<br />

gescheiden 7 6 9<br />

Kinderen kind(eren) 27 21 29 n. s.<br />

geen kinderen 7 8 17<br />

actief 21 18 29 n. s.<br />

Beroepsactiviteit niet-actief 11 9 16<br />

Diploma lager secund. of minder 6 9 5 n. s.<br />

hoger secund. 9 4 14<br />

niet-univ. hoger ond. 8 11 18<br />

univ. hoger ond. 11 5 9<br />

Opmerkingen :<br />

Gezien het beperkte aantal niet-Belgen kon de χ 2 test niet worden uitgevoerd voor de variabele “nationaliteit”<br />

n.s. betekent dat de waargenomen verschillen tussen de groepen niet statistisch bevestigd zijn.<br />

* betekent dat de waargenomen verschillen tussen de groepen statistisch bevestigd zijn met een zekerheidsgraad van 95%<br />

30% en 46% van de vrouwen kunnen respectievelijk als “vrij angstig” of “zeer angstig”<br />

worden benoemd, terwijl dat bij de mannen slechts 18% en 33% zijn. Volgens Bruchon-<br />

Schweitzer (1993) zijn vrouwen over het algemeen duidelijk angstiger dan mannen. Het hoeft<br />

dan ook niet te verbazen dat de Chi-kwadraattest (χ 2 ) een duidelijk verband heeft<br />

aangetoond tussen de variabele ‘geslacht’ en de variabele ‘angst’. Met andere woorden, de<br />

vrouwen hebben de neiging om angstiger te zijn dan de mannen en die neiging blijft<br />

voortduren nadat men aan pesterijen werd blootgesteld.<br />

Voor alle andere sociaal-demografische variabelen zoals leeftijd, gezinssituatie, de variabele<br />

“kinderen”, de variabele “beroepsactiviteit” en het opleidingsniveau, kon statistisch geen<br />

enkel verband met angst worden bevestigd.<br />

295


) Toestand van posttraumatische stress<br />

Tabel 4.<br />

Verdeling van de veronderstelde gevallen van posttraumatische stress (PTSD) bij de<br />

onderzochte populatie en vergelijking met een steekproef (N=549) van een niet-gesorteerde<br />

populatie (Baruffol et al., 1997).<br />

PTSD<br />

Gemiddelde<br />

Steekproef slachtoffers Normale populatie<br />

Standaardafwijking<br />

70,59 18,85 36,37 14,87<br />

afwezigheid van PTSD N % 41 39%<br />

aanwezigheid van PTSD N % 64 61%<br />

Er zijn vierenzestig “veronderstelde” gevallen van posttraumatisch stresssyndroom (PTSD)<br />

vastgesteld. De mensen die voldoen aan de criteria van het DSM-IV met een intensiteitscore<br />

van de traumatische ervaring van 3 of 4 (veel of ontzettend veel) op de schaal van Likert,<br />

worden “veronderstelde” gevallen van PTSD genoemd. Met andere woorden, 61% van de<br />

ondervraagden leed aan een toestand van posttraumatische stress als gevolg van de feiten<br />

van pesterijen op het werk.<br />

Als we deze steekproef vergelijken met de niet-gesorteerde populatie (Baruffol et al., 1997),<br />

merken we dat de mensen uit de steekproef een ernstiger toestand van posttraumatische<br />

stress vertonen dan de normale populatie.<br />

296


Tabel 5.<br />

Variatie van de gemiddelde scores van criteria B, C, D, A, F<br />

en van PTSD in functie van de sociaal-demografische variabelen.<br />

Criterium B<br />

Indringing<br />

Gemiddelde<br />

score<br />

Criterium C<br />

Ontwijking<br />

Gemiddelde<br />

score<br />

Criterium D<br />

Neurovegetatieve<br />

hyperactiviteit<br />

Gemiddelde<br />

score<br />

Criterium A<br />

Vrees en<br />

onmacht<br />

Gemiddelde<br />

score<br />

Criterium F<br />

Verstoring van<br />

Sociaal leven PTSD<br />

Gemiddelde<br />

score Score<br />

Geslacht ** n. s. ** *** n. s. *<br />

man 2,03 (1,09) 2,03 (0,99) 2,07 (1,13) 0,56 (0,32) 2,84 (1,18) 42.9 (20,85)<br />

vrouw 2,55 (0,85) 2,23 (0,88) 2,71 (0,99) 0,77 (0,26) 3,14 (0,86) 52.4 (17,30)<br />

Nationaliteit n. s. n. s. n. s. n. s. n. s. n. s.<br />

Belg 2,4 (0,96) 2,18 (0,91) 2,5 (1,08) 0,71 (0,3) 3,03 (0,97) 49,46 (18,92)<br />

buitenlander 2,5 (0,8) 2,01 (1,08) 2,8 (0,98) 0,66 (0,3) 3,04 (0,89) 51,77 (19,07)<br />

Leeftijd n. s. n. s. n. s. n. s. n. s. n. s.<br />

55 2,38 (0,95) 2,14 (0,88) 2,21(1,08) 0,71 (0,27) 3,09 (1,11) 47.1 (18,57)<br />

Gezinssituatie n. s. n. s. n. s. n. s. n. s. n. s.<br />

alleenstaande 2,36 (0,88) 2,09 (0,93) 2,64 (1,05) 0,79 (0,3) 3,41 (0,8) 49.8 (18,4)<br />

gehuwd 2,39 (1,02) 2,17 (0,96) 2,5 (1,09) 0,68 (0,3) 2,93 (0,98) 49.2 (19,71)<br />

gescheiden 2,47 (0,89) 2,28 (0,8) 2,45 (1,09) 0,69 (0,3) 2,94 (1,05) 50.4 (17,7)<br />

Kinderen<br />

kind(eren) 2,42 (0,95) 2,18 (0,88) 2,52 (1,05) 0,71 (0,3) 2,96 (0,99) 49.7 (18,4)<br />

geen kinderen 2,34 (0,98) 2,17 (1,03) 2,53 (1,14) 0,72 (0,3) 3,25 (0,88) 49.3 (20,23)<br />

Beroeps-<br />

activiteit n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. n.s.<br />

actief 2,34 (0,92) 2,13 (0,87) 2,46 (1,02) 0,69 (0,3) 3,04 (0,91) 48.4 (17,82)<br />

niet-actief 2,63 (0,95) 2,33 (0,98) 2,81 (1,09) 0,77 (0,28) 3,16 (1,03) 54.5 (19,22)<br />

Diploma<br />

lager secund. of<br />

n. s. * n. s. n. s. * n. s.<br />

minder 2,46 (0,99) 2,41 (0,91) 2,75 (0,89) 0,7 (0,26) 3,29 (0,26) 53.4 (17,82)<br />

hoger secund.<br />

niet-univ. hoger<br />

2,33 (1,13) 1,96 (0,99) 2,67 (1,26) 0,77 (0,35) 2,95 (0,92) 48.8 (22,53)<br />

ond. 2,61 (0,79) 2,41 (0,77) 2,59 (0,93) 0,71 (0,25) 3,29 (0,85) 53.3 (15,33)<br />

univ. hoger ond. 2,12 (0,9) 1,85 (0,94) 2,07 (1,14) 0,65 (0,35) 2,65 (1,15) 42.3 (18,79)<br />

Opmerkingen :<br />

n.s. betekent dat de waargenomen verschillen niet statistisch bevestigd zijn.<br />

* betekent dat de waargenomen verschillen tussen de groepen statistisch bevestigd zijn met een zekerheidsgraad van 95%<br />

** betekent dat de waargenomen verschillen tussen de groepen statistisch bevestigd zijn met een zekerheidsgraad van 99%<br />

*** betekent dat de waargenomen verschillen tussen de groepen statistisch bevestigd zijn met een zekerheidsgraad van 99.9%<br />

De scores voor criteria B, C, D en F schommelen tussen 0 en 4.<br />

De scores voor het criterium schommelen tussen 0 en 1.<br />

De scores voor PTSD schommelen tussen 0 en 84.<br />

De standaardafwijkingen staan tussen haakjes vermeld<br />

De gemiddelde scores voor criteria B, D, A en voor PTSD houden duidelijk verband met het<br />

geslacht. Gemiddeld hebben vrouwen meer te kampen met problemen van indringende aard<br />

(B), neurovegetatieve hyperactiviteit (D) en gevoelens van onmacht (A) dan de mannen.<br />

Gemiddeld zijn de vrouwen meer geneigd om PTSD te vertonen dan mannen.<br />

297


De criteria C en F hebben geen significant verband met het geslacht maar met het soort<br />

diploma. De relatie tussen het opleidingsniveau en deze twee criteria (C en F) is niet lineair.<br />

We merken op dat de mensen die hoogstens een opleidingsniveau lager secundair of een<br />

diploma hoger niet-universitair onderwijs hebben, meer ontwijkingsymptomen (C) en<br />

verstoringen van hun sociaal leven (F) ervaren dan de andere twee groepen. Niettemin<br />

merken we bij een verdeling van de gegevens van de variabele “diploma” in twee<br />

categorieën (universitairen en niet-universitairen), dat de universitairen duidelijk minder last<br />

hebben van symptomen van ontwijking (C), neurovegetatieve hyperactiviteit (D) en<br />

verstoringen van het sociale leven (F) of van PTSD dan de niet-universitairen.<br />

Het percentage positieve antwoorden op criteria B, C en D ziet er als volgt uit: 84% positieve<br />

antwoorden voor criterium B, 64% voor C en 84% voor D. Bij de vergelijking van de positieve<br />

antwoordpercentages met die van een ander onderzoek uitgevoerd bij een representatieve<br />

steekproef van de gehele bevolking (Baruffol et al., 1997), merken we dat de percentages<br />

van de slachtoffersteekproef erg hoog liggen. Deze percentages kunnen verband houden<br />

met het feit dat voor dit soort vragenlijst (QE-PTSD), de mensen de neiging hebben om de<br />

aanwezigheid van symptomen te overdrijven. Dat komt wellicht ook voort uit het feit dat<br />

vrouwen algemeen angstiger zijn en ook nog eens oververtegenwoordigd zijn in onze<br />

steekproef.<br />

c) Huidige waargenomen gezondheidstoestand<br />

Tabel 6.<br />

Verdeling van de niveaus van waargenomen gezondheidstoestand in de onderzochte<br />

populatie en vergelijking met een steekproef (N=551) van een niet-gesorteerde populatie<br />

(Baruffol et al., 1997).<br />

Steekproef slachtoffers Normale populatie<br />

Huidige<br />

waargenomen<br />

gezondheidstoestand<br />

Gemiddeld Standaardafwijking 3,1 1 3,72 0,93<br />

Opmerking: de scores van de huidige waargenomen gezondheidstoestand schommelen tussen 1 en 5 gaande van “zeer slecht”<br />

tot “uitstekend”<br />

De slachtoffers van pesterijen of ongewenst seksueel gedrag zien hun gezondheidstoestand<br />

als vrij gemiddeld, maar verklaren toch dat ze in minder goede gezondheid zijn dan personen<br />

uit de niet-gesorteerde populatie (Baruffol et al., 1997).<br />

298


Tabel 7.<br />

Vergelijking van de huidige waargenomen gezondheidstoestand<br />

in functie van de sociaal-demografische variabelen.<br />

huidige waargenomen gezondheidstoestand<br />

Sociaal-demografische variabelen Gemiddelde Standaardafwijking Test van Fisher<br />

Geslacht man 3,31 1,03 n. s.<br />

vrouw 3,07 0,98<br />

Leeftijd 55 3 1,15<br />

Gezinssituatie alleenstaande 3,33 0,92 n. s.<br />

gehuwd 3,15 1,04<br />

gescheiden 2,86 0,96<br />

Kinderen kind(eren) 3,12 0,98 n. s.<br />

geen kinderen 3,19 1,06<br />

Beroepsactiviteit actief 3,16 0,97 n. s.<br />

niet-actief 3,03 1,1<br />

Diploma lager secund. of minder 3,11 1,08 *<br />

hoger secund. 3,15 0,82<br />

niet-univ. hoger ond. 2,84 1,01<br />

univ. hoger ond. 3,58 0,99<br />

Opmerkingen:<br />

De scores van de huidige waargenomen gezondheidstoestand schommelen tussen 1 en 5 gaande van “zeer slecht“ tot<br />

“uitstekend”.<br />

n.s. betekent dat de waargenomen verschillen niet statistisch bevestigd zijn.<br />

* betekent dat de waargenomen verschillen tussen de groepen statistisch bevestigd zijn met een zekerheidsgraad van 95%<br />

We stellen vast dat er een significant verband bestaat tussen de leeftijd en de waargenomen<br />

gezondheidstoestand. Hoe ouder de persoon, hoe meer hij zijn gezondheidstoestand als<br />

slecht beschouwt. Deze resultaten kunnen verband houden met het feit dat hoe ouder men<br />

wordt, hoe meer men met gezondheidsproblemen wordt geconfronteerd.<br />

We merken ook dat de mensen met een diploma van universitair niveau over een betere<br />

gezondheidstoestand beschikken dan de overige drie groepen. Mensen met een hoger, nietuniversitair<br />

diploma blijken dan weer in minder goede gezondheid dan de overige drie<br />

groepen.<br />

Naast de vastgestelde verbanden tussen de waargenomen gezondheidstoestand en de<br />

leeftijd en het opleidingsniveau, bestaat er geen enkel ander verband tussen de<br />

gezondheidstoestand en de andere sociaal-demografische variabelen (geslacht,<br />

gezinssituatie, kinderen en beroepsactiviteit) kon niet statistisch worden bevestigd.<br />

299


d) Gedragingen aangaande medische raadplegingen en hulp<br />

Tabel 8.<br />

Verdeling van de gedragingen aangaande raadplegingen bij de onderzochte populatie.<br />

Medische raadpleging Een beroep doen op hulp<br />

N % N %<br />

Ja 92 84 83 76<br />

Neen<br />

17 16 26 24<br />

De meeste mensen die zijn blootgesteld aan een fenomeen van pesterijen op het werk<br />

hebben advies/hulp gezocht om medische (84%) en/of psychologische redenen (76%).<br />

Tabel 9.<br />

Verband tussen de verschillende soorten raadpleging<br />

en de sociaal-demografische variabelen.<br />

Variabelen Medische raadpleging Psychologische raadpleging of hulp zoeken<br />

Geslacht<br />

ja neen p (chi-2) ja neen p (chi-2)<br />

man 27 5 n.s. 23 9 n.s.<br />

vrouw 65 12 60 17<br />

Leeftijd<br />

55 11 3 11 3<br />

Gezinssituatie<br />

alleenstaande 25 2 * 24 3 n.s.<br />

gehuwd 52 8 42 18<br />

gescheiden 15 7 17 5<br />

Kinderen<br />

kind(eren) 66 11 n.s. 57 20 n.s.<br />

geen kinderen 26 6 26 6<br />

Beroepssituatie<br />

actief 55 13 n.s. 52 16 n.s.<br />

niet-actif 33 3 29 7<br />

Diploma<br />

lager secund. of<br />

minder 18 10 n.s. 14 5 n.s.<br />

hoger secund. 22 5 22 5<br />

niet-univ. hoger ond. 32 5 30 7<br />

univ. hoger ond. 20 6 17 9<br />

Opmerkingen :<br />

n.s. betekent dat de waargenomen verschillen niet statistisch bevestigd zijn.<br />

* betekent dat de waargenomen verschillen tussen de groepen statistisch bevestigd zijn met een zekerheidsgraad van 95%<br />

** betekent dat de waargenomen verschillen tussen de groepen statistisch bevestigd zijn met een zekerheidsgraad van 99%<br />

300


We bemerken een duidelijk verband tussen de leeftijd en de psychologische<br />

raadplegingen. Personen tussen 36 en 55 jaar zijn meer geneigd om psychologische hulp te<br />

zoeken dan de andere twee groepen.<br />

En er werd nog een verband zichtbaar, namelijk tussen de variabele “gezinssituatie”<br />

en medische raadplegingen. In het algemeen heeft de meerderheid van de personen in elke<br />

groep advies ingewonnen om medische redenen maar die trend is het duidelijkst voor<br />

alleenstaanden.<br />

e) Gedragingen aangaande verbruik van psychotrope geneesmiddelen<br />

Tabel 10.<br />

Verdeling van de gedragingen aangaande het verbruik van psychotrope geneesmiddelen in<br />

de waargenomen bevolking.<br />

Slaapmiddelen Kalmeermiddelen<br />

N % N %<br />

Laag 44 41 34 32<br />

verbruik<br />

Hoog 63 59 73 68<br />

verbruik<br />

We merken een hoog verbruik van geneesmiddelen om te kunnen slapen (bijvoorbeeld:<br />

slaapmiddelen) maar de verbruiksfrequentie is nog duidelijker voor geneesmiddelen die<br />

spanningen en angsten kunnen verlichten (voorbeelden: kalmeermiddelen, angstwerende<br />

middelen).<br />

301


Geslacht<br />

Tabel 11.<br />

Verband tussen het verbruik van psychotrope geneesmiddelen<br />

en de sociaal-demografische variabelen.<br />

Slaapmiddelen Kalmeermiddelen<br />

Laag verbruik Hoog verbruik p (chi-2) Laag verbruik Hoog verbruik p (chi-2)<br />

man 16 16 n.s. 12 20 n.s.<br />

vrouw 28 47 22 53<br />

Leeftijd<br />

55 6 8 2 11<br />

Gezinssituatie<br />

alleenstaande 12 15 n.s. 10 17 n.s.<br />

gehuwd 25 33 18 40<br />

gescheiden 7 15 6 16<br />

Kinderen<br />

kind(eren) 29 47 n.s. 21 55 n.s.<br />

geen kinderen 15 16 13 18<br />

Beroepssituatie<br />

actief 28 30 n.s. 24 44 n.s.<br />

niet-actief 13 23 8 27<br />

Diploma<br />

lager secund. of minder 5 14 n.s. 5 14 n.s.<br />

hoger secund. 10 17 7 20<br />

niet-univ. hoger ond. 15 21 11 24<br />

univ. hoger ond. 14 11 11 15<br />

Opmerkingen :<br />

n.s. betekent dat de waargenomen verschillen niet statistisch bevestigd zijn.<br />

** betekent dat de waargenomen verschillen tussen de groepen statistisch bevestigd zijn met een zekerheidsgraad van 99%<br />

Laag verbruik: nihil tot minstens een maal per week<br />

Hoog verbruik: meermaals per week tot dagelijks<br />

Er is een verband tussen de leeftijd en een hoog verbruik van geneesmiddelen om angst te<br />

bestrijden. Hoe ouder de persoon wordt, hoe meer psychotrope geneesmiddelen van het<br />

type kalmeer- of angstbestrijdingsmiddel hij gaat verbruiken.<br />

Er kon statistisch geen enkel ander verband worden bevestigd tussen het soort verbruikte<br />

geneesmiddel en de andere sociaal-demografische variabelen zoals geslacht, gezinssituatie,<br />

de variabele “kind”, de variabele “beroepsactiviteit” en het opleidingsniveau.<br />

302


3.3. Verband tussen de verschillende gezondheidsindicatoren<br />

In totaal werden vijf gezondheidsindicatoren gemeten: angst; het posttraumatische<br />

stresssyndroom (PTSD); subjectieve evaluatie van de huidige waargenomen<br />

gezondheidstoestand; verbruik van geneesmiddelen en raadpleginggedrag.<br />

In het kader van dit <strong>deel</strong> van de resultatenanalyse, is dit de geteste hypothese: het lijkt<br />

redelijk te denken dat de verschillende gezondheidsindicatoren onderling met elkaar verband<br />

houden. Als voorbeeld: bij een hoog angstniveau heeft men vaak de neiging om meer<br />

geneesmiddelen te gaan gebruiken.<br />

Tabel 12.<br />

Onderling verband tussen de gezondheidsindicatoren.<br />

PTSD Angst Slaap- Kalmeer- Medische Hulp<br />

middelen middelen raadplegingen Inroepen<br />

Huidige<br />

waargenomen<br />

gezondheidstoestand<br />

PTSD 1 0,59*** 0,41*** 0,48*** -0,33*** -0,43*** -0,59***<br />

Angst 1 0,203* 0,31** n.s. -0,25** -0,48***<br />

Slaapmiddelen 1 0,57*** -0,38*** -0,35*** -0,3**<br />

Kalmeermiddelen 1 -0,4*** -0,44*** -0,4***<br />

Medische 1 0,23* 0,34*<br />

raadplegingen<br />

Hulp 1 0***<br />

Inroepen 1<br />

Huidige<br />

waargenomen<br />

gezondheidstoestand<br />

Opmerking:<br />

n.s. betekent dat de waargenomen verschillen niet statistisch bevestigd zijn.<br />

* betekent dat de waargenomen verschillen tussen de groepen statistisch bevestigd zijn met een zekerheidsgraad van 95%<br />

** betekent dat de waargenomen verschillen tussen de groepen statistisch bevestigd zijn met een zekerheidsgraad van 99%<br />

*** betekent dat de waargenomen verschillen tussen de groepen statistisch bevestigd zijn met een zekerheidsgraad van 99.9%<br />

PTSD betekent posttraumatische stresssyndroom<br />

De bekomen resultaten geven aan dat alle gezondheidsindicatoren onderling met elkaar<br />

verband houden, behalve angst en medische raadplegingen. Deze verwachte duidelijke<br />

verbanden kunnen onder andere worden verklaard door het feit dat de personen op een<br />

coherente manier hebben geantwoord in verschillende vragenlijsten.<br />

Het posttraumatische stresssyndroom (PTSD) houdt zeer duidelijk verband met alle<br />

gezondheidsindicatoren. De mensen die een toestand van posttraumatische problemen<br />

vertonen hebben om medische en psychologische redenen hulp gezocht, beschouwen hun<br />

gezondheidstoestand als slecht, zijn angstig en verbruiken in grote mate psychotrope<br />

geneesmiddelen van het type angstbestrijdend middel of slaapmiddel.<br />

303


Angst is erg duidelijk gelinkt aan de gezondheidstoestand. Hoe angstiger de persoon, hoe<br />

meer hij zijn gezondheidstoestand als slecht beschouwt. Deze resultaten lijken niet<br />

verrassend want het feit dat men zijn gezondheidstoestand slecht vindt, kan leiden tot<br />

benauwdheid en omgekeerd kan een angstige toestand er aanleiding toe geven dat men zijn<br />

gezondheidstoestand als slecht beschouwt. Een ander verwacht resultaat is de<br />

aanwezigheid van een duidelijk verband tussen angst en een hoog verbruik van<br />

geneesmiddelen van het type “kalmeermiddel” en “slaapmiddel”. Hoe angstiger de persoon,<br />

hoe meer hij de neiging heeft om psychotrope geneesmiddelen van het type kalmeer- of<br />

angstbestrijdend middel en slaapmiddel te gaan gebruiken. Bovendien stellen we vast dat<br />

angstige personen meer om psychologische dan om medische redenen hulp zoeken.<br />

Personen die massaal geneesmiddelen gebruiken “om te kunnen slapen”, hebben zowel om<br />

medische als psychologische redenen hulp gezocht. Ze gebruiken eveneens<br />

geneesmiddelen van het type “kalmeermiddel”.<br />

Tevens is er een andere, erg duidelijke relatie naar voren gekomen tussen de waargenomen<br />

gezondheidstoestand en de raadplegingen om hulp te zoeken. De personen die vinden dat<br />

hun gezondheidstoestand slecht is, hebben hulp gezocht om psychologische redenen.<br />

Bij wijze van afsluiting is er nog een hele reeks gezondheidsindicatoren die onderling nauw<br />

met elkaar verbonden lijken. De problematiek van pesterijen kan dus de ge<strong>deel</strong>telijk<br />

verklarende variabele zijn voor de algemene achteruitgang van de gezondheidstoestand.<br />

3.4. Evolutie in de tijd van symptomen veroorzaakt door pesterijen of<br />

ongewenst seksueel gedrag<br />

Heelt de tijd ook de wonden veroorzaakt door pesterijen? Om daarop een antwoord te<br />

kunnen geven, zijn er twee hypothesen geformuleerd.<br />

Ten eerste voorspelt de hypothese van de terugkeer naar het normale dat hoe verder de<br />

persoon verwijderd is van de periode van de pesterijen, hoe meer zijn gezondheidstoestand<br />

verbetert. Deze hypothese zegt dat wanneer de pesterijen of het ongewenst seksueel gedrag<br />

stoppen, er een terugkeer naar het normale is.<br />

Ten tweede is er de hypothese van de chronische aard van de pesterijen die voorspelt dat<br />

de symptomen dezelfde blijven, of de tijdsafstand tussen het moment van de enquête en de<br />

periode van pesterijen nu lang of kort is.<br />

Om deze hypothesen te toetsen is een variantieanalyse (ANOVA) gemaakt om de eventuele<br />

variaties van vijf gezondheidsindicatoren te evalueren (angst, posttraumatische<br />

stresssyndroom (PTSD), huidige waargenomen gezondheidstoestand, raadplegingen van<br />

vakmensen uit de gezondheidszorg en verbruik van geneesmiddelen) in functie van de<br />

verstreken tijd sedert het einde van de periode van pesterijen en ongewenst seksueel<br />

gedrag. Daartoe werd de steekproef onderver<strong>deel</strong>d in twee groepen, waarbij de eerste de<br />

personen bevat van wie de laatste feiten van pesterijen of ongewenst seksueel gedrag zich<br />

minder dan 28 maanden geleden afspeelden en waarbij de tweede groep mensen bevat die<br />

al langer dan 28 maanden niet meer aan pesterijen of ongewenst seksueel gedrag zijn<br />

blootgesteld.<br />

304


Tabel 13.<br />

Variatie van de gezondheidsindicatoren in functie van de tijd.<br />

Groep dicht bij de<br />

periode van pesterijen of<br />

ongewenst seksueel gedrag<br />

Groep ver van de<br />

periode van pesterijen of<br />

ongewenst seksueel gedrag<br />

Gemiddelde Standaardafwijking Gemiddelde Standaardafwijking<br />

Test van Fisher<br />

Angst 1,16 0,84 1,07 0,87 n. s.<br />

PTSD<br />

Waargenomen<br />

gezondheids-<br />

50,74 18,43 47,47 19,22 n. s.<br />

toestand<br />

Geneesmiddelen :<br />

3,15 1 3,07 0,99 n. s.<br />

type “kalmeermiddel” 2,88 1,33 3,07 1,36 n. s.<br />

type “slaapmiddel”<br />

Raadplegingen:<br />

2,72 1,31 2,44 1,45 n. s.<br />

Medisch 1,11 0,32 1,28 0,46 *<br />

hulp 1,24 0,43 1,25 0,44 n. s.<br />

Opmerkingen :<br />

De scores voor angst schommelen tussen 0 en 2 gaande van “weinig angstig” tot “zeer angstig”.<br />

De scores voor PTSD schommelen tussen 0 en 84.<br />

De scores voor huidige waargenomen gezondheidstoestand schommelen tussen 1 en 5 gaande van “zeer slecht” tot<br />

“uitstekend”.<br />

De scores voor geneesmiddelen schommelen tussen 0 en 4 gaande van “nihil” tot “dagelijks gebruik”.<br />

De scores voor raadplegingen schommelen tussen 1 en 2 (1= ja; 2= neen).<br />

n.s. betekent dat de waargenomen verschillen niet statistisch bevestigd zijn.<br />

* betekent dat de waargenomen verschillen tussen de groepen statistisch bevestigd zijn met een zekerheidsgraad van 95%<br />

De bekomen resultaten geven aan dat er geen verbanden zijn tussen de temporele variabele<br />

en deze vijf gezondheidsindicatoren. We zien echter wel een lichte significante afname (*)<br />

van de medische raadplegingen voor de groep die verder van de pesterijen of het ongewenst<br />

seksueel gedrag verwijderd is.<br />

Deze resultaten ontkrachten de eerste hypothese en bevestigen de tweede. Met andere<br />

woorden, de tijd heelt niet de wonden veroorzaakt door pesterijen. Deze symptomen<br />

veroorzaakt door pesterijen hebben dus de neiging om een probleem van chronische aard te<br />

worden.<br />

305


HOOFDSTUK 4: CONCLUSIES<br />

Uit dit verkennende onderzoek bij personen die werden blootgesteld aan een fenomeen van<br />

pesterijen op het werk, zijn een aantal significante resultaten naar voren gekomen.<br />

Ten opzichte van een normale populatie merken we dat de personen uit de steekproef, die<br />

voornamelijk uit vrouwen bestond, een hoger angstniveau vertonen.<br />

Vervolgens leed meer dan de helft van de respondenten (61%) aan een toestand van<br />

posttraumatische stress, een aantal dat veel hoger ligt dan dat bij de normale populatie. Van<br />

de ondervraagden vielen de vrouwen meer ten prooi aan het posttraumatische<br />

stresssyndroom (PTSD) dan de mannen. Bovendien leken de mensen met een universitair<br />

diploma meer gespaard te blijven van dit soort gevolg dan de anderen.<br />

Daarnaast vinden de ondervraagde slachtoffers van pesterijen dat ze in minder goede<br />

gezondheid zijn dan de normale populatie. De neiging om zijn gezondheid als minder goed<br />

te beschouwen is duidelijker merkbaar bij oudere mensen en niet-universitairen.<br />

Overigens heeft de meerderheid van de respondenten om medische en psychologische<br />

redenen hulp gezocht. De mensen van 36 tot 55 jaar hebben meer hulp gezocht om<br />

psychologische redenen dan de twee andere leeftijdsgroepen (jonger dan 36 en ouder dan<br />

55). De trend om hulp te zoeken om medische redenen is duidelijker bij alleenstaanden.<br />

Wat het geneesmiddelenverbruik betreft, stellen we vast dat de meerderheid van de<br />

ondervraagden geneesmiddelen van het type angstbestrijdend middel en slaapmiddel<br />

gebruikt. Oudere personen hebben meer de neiging om geneesmiddelen van het type<br />

kalmeermiddel of angstbestrijdend middel te gebruiken dan jongere mensen.<br />

Bovendien lijken de vijf gezondheidsindicatoren (angst, posttraumatische stresssyndroom,<br />

waarneming van de gezondheidstoestand, raadpleging van vakmensen uit de<br />

gezondheidssector en geneesmiddelenverbruik) onderlinge significante verbanden te<br />

vertonen. En dat betekent dat de problematiek van pesterijen de <strong>deel</strong>s verklarende variabele<br />

is voor de algemene achteruitgang van de gezondheidstoestand.<br />

Deze resultaten tonen ten slotte aan dat de psychopathologische symptomen veroorzaakt<br />

door de pesterijen mettertijd niet in gunstige zin evolueren. Met andere woorden, deze<br />

symptomen hebben de neiging om chronisch te worden in plaats van te verdwijnen naarmate<br />

de tijd verstrijkt.<br />

Op basis van deze resultaten kan men stellen dat pesterijen op lange termijn aanzienlijke<br />

schade toebrengen op het vlak van gezondheid en welzijn van de mensen die eraan worden<br />

blootgesteld. Met andere woorden, pesterijen dragen bij tot de ontwikkeling en het behoud<br />

van een hoger angstniveau en een ernstigere toestand van posttraumatische stress dan<br />

normaal. Bovendien is het duidelijk gelinkt aan een danige achteruitgang van de<br />

gezondheidstoestand, een toename van het geneesmiddelengebruik en een hogere<br />

frequentie in de raadplegingen van vakmensen uit de gezondheidssector.<br />

306


IV. KWALITATIEVE ENQUETE IN HENEGOUWEN.<br />

EVOLUTIE VAN DE AANPASSINGSSTRATEGIEËN (N=9)<br />

Deel opgemaakt in samenwerking met M. Bonami (professor aan de U.C.L.) en Emalaf<br />

Semereab (studente Sociale Psychologie en Psychologie van Organisaties), in het kader van<br />

een onderzoeksscriptie.<br />

HOOFDSTUK 1: ONDERZOEKSVRAGEN EN -HYPOTHESEN<br />

De manier waarop mensen het hoofd bieden aan een situatie van geweld op het werk, die ze<br />

als pesterijen beschouwen en waarvan zij vinden dat ze het slachtoffer zijn, vormt het<br />

hoofdvoorwerp van deze studie.<br />

De onderzoeksvraag waarop dit werk berust, is deze: wat zijn de aanpassingsstrategieën die<br />

de slachtoffers van pesterijen op het werk gebruiken om het hoofd te bieden aan dat proces<br />

vanaf het moment waarop ze merken dat het doelwit zijn van schadelijk gedrag?<br />

De hypothese die op de volgende bladzijden zal worden getoetst, stelt dat psychologisch<br />

geweld op de werkplek volgens vier fasen gestructureerd is (Leymann, 1996) en dat de<br />

slachtoffers bij het begin van het proces constructieve aanpassingsstrategieën gebruiken die,<br />

indien ze niet het gewenste effect opleveren, worden vervangen door destructieve<br />

aanpassingsstrategieën (Niedl, 1996).<br />

Dat betekent dat de aanpassingsstrategieën die door de slachtoffers van pesterijen worden<br />

gebruikt, specifiek zijn naargelang de fase van het proces waarin ze zich situeren. We<br />

verwachten dan ook constructieve strategieën in de eerste fasen van de “mobbing” en<br />

destructieve aanpassingsstrategieën in de verdere fasen van het geweldproces.<br />

307


HOOFDSTUK 2: BESCHRIJVING VAN DE THEORETISCHE MODELLEN WAAROP HET<br />

ONDERZOEK STOELT<br />

2.1 De vier fasen van het proces van pesterijen volgens Heinz Leymann<br />

(1996)<br />

Het pestproces zoals dat wordt beschreven door Heinz Leymann (1996) is eigenlijk<br />

gestructureerd volgens vier opeenvolgende fasen tijdens dewelke een beginconflict<br />

uiteindelijk ontaardt in een uitsluiting van het slachtoffer. Elk van die fasen wordt gedefinieerd<br />

in vergelijking met de houdingen en gedragingen die de dader van de feiten vertoont ten<br />

opzichte van zijn doelwit, naar de mening van de werkomgeving van het doelwit en diens<br />

eigen reactie. Het verloop van de vier fasen zoals hieronder beschreven vormt een<br />

aaneenschakeling van fenomenen die mettertijd tot uiting komen en georganiseerd worden.<br />

Fase 1 beschrijft een conflict dat twee of meer mensen tegenover elkaar plaatst. Deze fase<br />

wordt gekenmerkt door gerichte, onrechtstreekse aanvallen, die in deze fase van het proces<br />

nog moeilijk opspoorbaar zijn voor een buitenstaander, vanwege de toekomstige belager ten<br />

aanzien van zijn doelwit. Het doelwit van de aanvallen beseft pas achteraf hoe ingrijpend<br />

deze gebeurtenissen zijn in het kader van het proces van mobbing. In deze fase denkt het<br />

slachtoffer vaak, aldus H. Leymann, dat het gebeurtenissen zijn die geen echt probleem<br />

tussen de belager en het slachtoffer weerspiegelen.<br />

In fase 2 herhalen de gedragingen en houdingen uit de eerste fase zich. Ze worden<br />

frequenter en duidelijker naar het slachtoffer gericht. De hoofdbelager is niet meer de enige<br />

die zich vijandig gedraagt tegenover het slachtoffer. De werkomgeving van het slachtoffer<br />

van “mobbing” <strong>deel</strong>t groten<strong>deel</strong>s de mening dat het slachtoffer problemen heeft om met<br />

anderen samen te werken. Tijdens deze fase tekent zich de sociale en professionele mythe<br />

aangaande het slachtoffer af: het wordt gezien en behandeld als een sociaal onaangepast<br />

en professioneel onbekwaam persoon. Het slachtoffer zelf neemt een defensieve houding<br />

aan en maakt fouten bij de uitvoering van zijn werk.<br />

Fase 3 kenmerkt zich door het nemen van officiële maatregelen door de directie, meestal ten<br />

nadele van het slachtoffer: overplaatsing, blaam, ontslag. De directie probeert het probleem<br />

– het slachtoffer dus – uit de weg te ruimen door de rechten van het slachtoffer te negeren,<br />

wat meestal tot uiting komt in het weigeren van alle schriftelijke communicatie, het versterken<br />

van de pesterijen, het slachtoffer onmogelijke deadlines op te leggen, partijdig te zijn,<br />

vertrouwelijke informatie aangaande het slachtoffer proberen te bemachtigen. In deze fase<br />

heeft een afspraak plaats tussen de hiërarchie en een hoofdrolspeler in het proces, zonder<br />

medeweten van het slachtoffer, over wat er met het slachtoffer moet gebeuren. De<br />

actiemiddelen van het slachtoffer zijn beperkt en het slachtoffer zelf zinkt weg in wanhoop,<br />

aldus H. Leymann.<br />

Fase 4 van het mobbingproces valt volgens H. Leymann samen met de uitsluiting van het<br />

slachtoffer op de arbeidsmarkt. Deze fase wordt bereikt wanneer de werknemer zich niet<br />

meer in een nieuwe onderneming kan integreren. Deze uitsluiting van de arbeidsmarkt doet<br />

zich met name voor, door arbeidsongeschikt verklaren, ontslag met vergoedingen, op een<br />

zijspoor zetten, opeenvolgende transfers naar verschillende posten, zelfs door een beslissing<br />

tot opname in een psychiatrische instelling. Deze middelen worden door het slachtoffer niet<br />

alleen ervaren als een sanctie maar geven zijn loopbaan ook een negatieve dimensie. Aan<br />

de hand van deze verschillende elementen verklaart Leymann de voortijdige afbreking van<br />

een beroepsleven.<br />

Hieronder vindt de lezer een tabel waarin voor elke fase de agressiegedragingen, de reacties<br />

van de werkomgeving en die welke het slachtoffer kenmerken, staan beschreven.<br />

308


Het doel is te bepalen welke aanpassingsstrategieën slachtoffers van geestelijk geweld op<br />

het werk in de verschillende fasen van het proces toepassen. Daartoe is het dus<br />

noodzakelijk om voor elke <strong>deel</strong>nemer niet alleen te bekijken welke fasen tijdens het<br />

“mobbingproces” worden doorlopen, maar ook welke aanpassingsstrategieën worden<br />

gebruikt.<br />

Tabel 1.<br />

Fasen van het proces van pesterijen<br />

Fase Benaming Uitingen van pesterijen Mening van de omgeving<br />

1<br />

2<br />

3<br />

4<br />

Conflicten,<br />

aanvallen,<br />

kinderachtig doen<br />

en plagen<br />

Stigmatisering van<br />

het slachtoffer,<br />

overgang naar<br />

pesterijen<br />

Versterking van de<br />

pesterijen<br />

Uitsluiting van de<br />

arbeidsmarkt<br />

Gerichte aanvallen, onrechtstreeks<br />

en moeilijk opspoorbaar<br />

Frequente aanvallen, rechtstreeks<br />

en duidelijk gericht op het<br />

slachtoffer.<br />

- ontkenning van de rechten van het<br />

slachtoffer door de<br />

personeelsdirectie<br />

- nemen van officiële maatregelen<br />

door de directie ten nadele van het<br />

slachtoffer.<br />

Overplaatsing, blaam, ontslag,<br />

ontkenning van het recht om<br />

gehoord te worden.<br />

- weigering om schriftelijke<br />

communicatie te aanvaarden,<br />

versterking van de mobbing, het<br />

slachtoffer onmogelijke deadlines<br />

opleggen, partijdig zijn, proberen om<br />

vertrouwelijke informatie over het<br />

slachtoffer te bemachtigen.<br />

- afspraak tussen de hiërarchie en<br />

een hoofdrolspeler in het proces,<br />

zonder medeweten van het<br />

slachtoffer, over wat er met het<br />

slachtoffer moet gebeuren.<br />

Opeenvolgende overplaatsingen, op<br />

een zijspoor zetten, ontslag met<br />

vergoeding, werkonbekwaam<br />

verklaren, langdurig ziekteverlof.<br />

"Het is al lastig genoeg dat<br />

hij hier werkt."<br />

"Hij heeft het moeilijk om<br />

met anderen samen te<br />

werken."<br />

"Hij vertoont ontoelaatbaar<br />

gedrag."<br />

"Hij moet psychiatrisch<br />

behandeld worden."<br />

309<br />

Waarneming/ reactie van<br />

het slachtoffer<br />

Pas achteraf wordt het<br />

slachtoffer zich bewust van<br />

het belang van deze<br />

gebeurtenissen<br />

Het slachtoffer neemt een<br />

defensieve houding aan en<br />

maakt fouten in de<br />

uitvoering van zijn werk<br />

Verlies van zelfvertrouwen<br />

en begin van een fase van<br />

wanhoop<br />

Vertwijfelde pogingen om<br />

tot beterschap te komen


2.2 De vier categorieën van reageren op arbeidsontevredenheid volgens Farell<br />

(1983)<br />

In zijn onderzoek naar het verval van organisaties heeft A. Hirschmann (aangehaald in<br />

Farell, 1983) in de jaren zeventig een typologie uitgewerkt van reacties ontwikkeld door<br />

werknemers wanneer ze zich ontevreden voelden over hun werk. Volgens de auteur past<br />

een werknemer die ontevreden is over zijn werk, verschillende soorten gedragingen toe die<br />

kunnen worden inge<strong>deel</strong>d in drie reactiecategorieën, namelijk:<br />

1. de “exit”- of wegloopreactie die erop wijst dat men het bedrijf of de administratie verlaat als<br />

er geen voldoende bevredigende arbeidsvoorwaarden geboden worden;<br />

2. de “loyalty”- of trouwheidsreactie die beschrijft hoe men passief afwacht tot de werksituatie<br />

verbetert;<br />

3. de “voice”- of spreekreactie die erin bestaat dat men actief probeert de situatie op het werk<br />

te verbeteren;<br />

D. Farell (1983) heeft nog een vierde reactiecategorie bepaald, die hij de “neglect” of<br />

ontkenningscategorie noemt.<br />

4. de “neglect”-reactie bestaat erin dat men passief toelaat dat de werkomstandigheden<br />

verslechteren.<br />

Deze vier reactiecategorieën bij ontevredenheid van de werknemer kunnen worden<br />

weergegeven in een schema met twee dimensies: de eerste komt overeen met de<br />

constructieve tegenover de destructieve aard van het gedrag van de persoon bij zijn<br />

beroepsactiviteit, de tweede komt overeen met de actieve tegenover passieve aard van dat<br />

gedrag.<br />

De destructieve dimensie (tegenover constructieve) beschrijft de impact van het antwoord<br />

van de werknemer op de relatie tussen hemzelf en zijn organisatie en niet op de functionele<br />

waarde van het antwoord. Een persoon die bijvoorbeeld beslist om de onderneming te<br />

verlaten omdat hij zich belaagd voelt, neemt een zogenaamde “destructieve” houding aan<br />

omdat hij de relatie tussen zichzelf en zijn werkomgeving verbreekt. Dat gedrag is echter niet<br />

destructief op zich omdat het de werknemer de kans biedt om een voor hem nadelige situatie<br />

van zich af te schudden.<br />

De passieve dimensie (versus actieve) beschrijft de impact van een daad op een probleem<br />

en niet de aard van de reactie zelf.<br />

Gedragingen die onder de noemers “voice” en “loyalty” vallen, zijn zogenaamde<br />

constructieve reacties waarop een individu een beroep doet om bevredigende<br />

arbeidsomstandigheden te behouden of opnieuw te bewerkstelligen, terwijl de gedragingen<br />

onder de noemer “exit” of “neglect” veeleer destructieve reacties zijn.<br />

Terwijl de gedragingen die kenmerkend zijn voor de reactiecategorieën “voice” en “exit”,<br />

actief zijn (het individu doet iets ten opzichte van zijn werkomgeving), zijn die voor “neglect”<br />

en “loyalty” passief van aard, wat hun effect op het zoeken naar een oplossing voor het<br />

probleem betreft.<br />

Wanneer een werknemer niet gelukkig is op zijn werk, kan hij dus een gedrag aannemen uit<br />

een van de beschreven reactiecategorieën. Hij kan bijvoorbeeld zijn ontslag indienen en de<br />

onderneming verlaten (“exit”).<br />

310


Niettemin stelde Farell (1983) vast dat een werknemer die wordt geconfronteerd met een<br />

onbevredigende werksituatie, zich niet beperkte tot één enkel reactietype maar veeleer<br />

gebruik maakte van een opeenvolging van onderling met elkaar verband houdende reacties.<br />

Die bewering werd getoetst door Niedl in zijn studie over de bron van ontevredenheid op het<br />

werk die het voorwerp van deze studie uitmaakt, namelijk pesterijen.<br />

Niedl had met name belangstelling voor de strategieën aangewend door werknemers om het<br />

hoofd te bieden aan een proces van geestelijk geweld en die een impact hebben op de<br />

organisatie. De resultaten van zijn onderzoek geven aan dat de slachtoffers van pesterijen of<br />

ongewenst seksueel gedrag niet alleen gebruik maken van de strategieën van vluchten of<br />

vechten. De resultaten van deze werken wijzen erop dat de slachtoffers van psychologisch<br />

geweld een complexe combinatie van strategieën aan de dag leggen, beïnvloed door<br />

verschillende factoren. Aanvankelijk waren die constructief, maar doordat ze ontoereikend<br />

bleken, kwamen er geleidelijk aan destructieve strategieën voor in de plaats.<br />

Een eerste poging ondernomen door het slachtoffer dat wordt geconfronteerd met deze<br />

problematiek is een gedrag met het oog op het vinden van een constructieve oplossing voor<br />

het probleem, door bijvoorbeeld de situatie aan zijn superieur voor te leggen (“voice”) of door<br />

te proberen om niet over het probleem te praten met anderen, hopende dat de situatie<br />

mettertijd wel zal verbeteren (“loyalty”). Indien die strategie niet blijkt te werken en er geen<br />

einde komt aan het geweld, neemt het slachtoffer een houding aan die met de destructieve<br />

dimensie samenhangt, door bijvoorbeeld met ziekteverlof te gaan (“neglect”) of ander werk te<br />

zoeken (“exit”). Hierbij moeten we benadrukken dat er soms van de ene reactiecategorie<br />

naar de andere wordt overgegaan en weer terug. Bovendien strekt deze opeenvolging van<br />

gedragingen zich uit over een langere of kortere periode.<br />

Dankzij het model van D. Farell (1983) werden duidelijk aan de hand van welke gedragingen<br />

kon worden bepaald op welk soort reactiecategorie de aanpassingsstrategieën betrekking<br />

hebben die door de slachtoffers van geestelijk geweld op het werk worden aangehaald als<br />

middel om om te gaan met deze benarde situatie.<br />

1. Indicatoren van de constructieve-actieve reactiecategorie "voice":<br />

- De superieur inlichten<br />

- Met een collega of de superieur over de situatie praten<br />

- De feiten aan de kaak stellen<br />

- Verbeteringen voorstellen<br />

- Hulp zoeken bij een externe entiteit<br />

- Zich inspannen om het beter te doen<br />

- Een brief schrijven naar een regeringsautoriteit om na te gaan wat er kan worden<br />

gedaan om het probleem op te lossen<br />

2. Indicatoren van de constructieve-passieve reactiecategorie "loyalty":<br />

- Passief afwachten en hopen dat de situatie zichzelf wel zal oplossen<br />

- De organisatie verdedigen tegen kritiek van buitenaf<br />

- Niets zeggen tegen anderen over de situatie en er van uitgaan dat de zaken zichzelf<br />

wel oplossen<br />

3. Indicatoren van de destructieve-passieve reactiecategorie "neglect":<br />

- Voortdurend afwezig zijn<br />

- Voortdurend te laat komen<br />

- Ontwikkelen van negatieve houding tegenover het werk<br />

- Meer fouten maken<br />

- Belemmeringgedrag<br />

- De situatie laten verslechteren<br />

- Opbellen onder het voorwendsel dat men ziek is<br />

311


4. Indicatoren van de destructieve-actieve reactiecategorie "exit":<br />

- Erover denken om de onderneming te verlaten<br />

- De onderneming verlaten<br />

- Een overplaatsing aanvragen<br />

- Ander werk zoeken<br />

HOOFDSTUK 3: METHODOLOGIE<br />

3.1. Beschrijving van de steekproef<br />

In het kader van dit onderzoek kregen tien personen die spontaan hadden getuigd over hun<br />

ervaringen als slachtoffer van geestelijk geweld op het werk, het voorstel om <strong>deel</strong> te nemen<br />

aan een bijkomend gesprek waarin meer specifiek zou worden gepeild naar hun reacties<br />

tegenover die benarde situatie. De keuze van deze personen is gebaseerd op het feit dat ze<br />

werden ondervraagd door de interviewster die als taak had, dit onderzoek uit te voeren in het<br />

kader van haar eindverhandeling.<br />

Hierbij moet worden opgemerkt dat de persoon met het nummer 6 niet voldoet aan de<br />

criteria van frequentie en duur van de pesterijen opgesteld door Heinz Leymann (1996).<br />

Daarom is deze persoon niet opgenomen in de voorstelling van de resultaten.<br />

De respondenten, 3 mannen en 6 vrouwen, tussen 24 en 50 jaar oud, oefenden hun<br />

beroepsactiviteit uit of hadden die uitgeoefend in de openbare sector of in de privé-sector<br />

van de provincie Henegouwen.<br />

3.2. Onderzoekstechniek: semi-gericht interview<br />

Het semi-gerichte interview werd gekozen als onderzoekstechniek omwille van de aard van<br />

de te verzamelen gegevens. Wanneer het mogelijk was, werden de dossiers van de<br />

<strong>deel</strong>nemers geraadpleegd. Ze waren samengesteld met documenten zoals de nota’s van de<br />

directie van de ondervraagde, van zijn advocaat, zijn arts, om zo de informatie uit de<br />

interviews te kunnen aanvullen en documenteren.<br />

De gegevens die worden verzameld tijdens een semi-gericht interview zijn subjectief. Deze<br />

studie is gebaseerd op wat de <strong>deel</strong>nemers beweren en dus op hun visie op en hun<br />

herinneringen aan de situatie. Aangezien sommigen onder hen specialisten uit de geestelijke<br />

gezondheidszorg hebben geraadpleegd, is het waarschijnlijk dat hun visie op de situatie die<br />

ze hebben beleefd, wijzigingen heeft ondergaan, wat een beperking vormt voor de mogelijke<br />

veralgemening van de resultaten.<br />

Uit een eerste gesprek met de personen die getuigd hadden in het kader van het Franstalige<br />

kwalitatieve onderzoek konden gegevens worden gepuurd over het pestproces evenals over<br />

de aanpassingsstrategieën die de slachtoffers toepassen.<br />

Niettemin is gebleken dat het, in het licht van de verzamelde gegevens, nodig was om een<br />

tweede gesprek te houden omdat de ondervraagden moeilijkheden ondervonden om zich te<br />

herinneren in welke chronologische volgorde ze een beroep hadden gedaan op bepaalde<br />

strategieën gedurende het geweldproces. Dat tweede gesprek had dus tot doel eerder de<br />

verzamelde gegevens aan te vullen en te verfijnen, waarbij er wel op toegezien werd dat de<br />

<strong>deel</strong>nemers niet verplicht werden om gevoelige gebeurtenissen helemaal opnieuw uit de<br />

doeken te doen. Daartoe werd er voor elk van de tien respondenten een synthese gemaakt<br />

van de informatie verkregen bij het eerste gesprek, aangaande het verloop van het<br />

312


geweldproces en de gebruikte aanpassingsstrategieën. Op basis van die synthese, die ter<br />

goedkeuring aan de <strong>deel</strong>nemer werd voorgelegd, werd het tweede gesprek gestructureerd.<br />

Alle interviews werden face-to-face gehouden. De <strong>deel</strong>nemers hadden de vrije keuze in<br />

verband met de plaats waar ze zich het meest op hun gemak voelden om het gesprek te<br />

laten doorgaan. Alle interviews werden opgenomen en uitgeschreven. Ze hadden plaats op<br />

verschillende ogenblikken, namelijk: overdag, ‘s avonds, tijdens de week, in het weekend. De<br />

duur van elk interview schommelde tussen anderhalf en twee uur. De registraties wekten<br />

soms wat wantrouwen bij de <strong>deel</strong>nemers, die vreesden dat de directie van hun onderneming<br />

hun verklaringen "in handen zou krijgen". Ze moesten dus de zekerheid krijgen dat de<br />

verklaringen anoniem zouden worden verwerkt en enkel werden bekendgemaakt aan<br />

mensen die gehouden zijn door het beroepsgeheim.<br />

Elk onderhoud werd voorafgegaan door een inleiding met het oog op een precisering van de<br />

doelstelling en de modaliteiten van het verloop van het interview, om de <strong>deel</strong>nemers op hun<br />

gemak te stellen door de anonimiteit te verzekeren.<br />

Vervolgens werd de beroepssituatie aangekaart, gevolgd door het thema van de pesterijen<br />

of het ongewenst seksueel gedrag en de reacties van de ondervraagde ten opzichte van die<br />

situatie.<br />

Elke respondent was vrij om op elk ogenblik een einde te maken aan het interview zonder<br />

daarvoor enige verklaring te moeten afleggen. In een aantal gevallen werd het gesprek kort<br />

onderbroken wanneer de <strong>deel</strong>nemer moeilijkheden kreeg om rustig te blijven doorpraten<br />

omwille van de emotie die het verhaal deed opborrelen.<br />

3.3. Analysemethode: inhoudsanalyse<br />

Elk interview maakte het voorwerp uit van een inhoudsanalyse.<br />

Eerst werd het verloop van de feiten beschreven. Vervolgens werden de fasen van het<br />

proces gedefinieerd op basis van de indicatoren verschaft door Heinz Leymann (1996).<br />

1. Fase van dagelijkse conflicten<br />

2. Fase van stigmatisering van het slachtoffer en overgang naar pesterijen<br />

3. Fase van versterking van de pesterijen en negeren van de rechten van het slachtoffer<br />

4. Fase van de uitsluiting van de arbeidsmarkt<br />

Uitgaande van de indicatoren voor reactiecategorieën beschreven door Farrell (1983) en<br />

door Niedl (1996), werden de aanpassingsstrategieën geïdentificeerd die door de<br />

slachtoffers in de loop van het pestproces werden gebruikt:<br />

1. “Exit”, actieve strategie voor breken met het werk<br />

2. “Loyalty”, passieve getrouwheidsstrategieën<br />

3. “Voice”, strategieën van actief zoeken naar verbeteringen voor de<br />

werkomstandigheden<br />

4. “Neglect”, passieve strategieën van breken met het werk<br />

Om de verzamelde resultaten op een duidelijke manier weer te geven, kreeg elke persoon<br />

een nummer van één tot tien om zijn verklaringen aangaande de aanpassingsstrategieën te<br />

kunnen identificeren. Wanneer het mogelijk was, werden alle gebruikte reactiecategorieën<br />

aangeduid.<br />

Na de inhoudsanalyse van de gesprekken is gebleken dat bepaalde categorieën van acties<br />

die vaak door de respondenten werden beschreven om het hoofd te bieden aan de situatie<br />

van pesterijen of ongewenst seksueel gedrag, niet voorkwamen in het hierboven beschreven<br />

313


eferentiemodel: strategieën gericht op emotie en strategieën voor het zoeken van sociale<br />

ondersteuning.<br />

Wat de presentatie van de resultaten betreft, wordt voor elke ondervraagde, elke beschreven<br />

aanpassingsstrategie geïdentificeerd door een letter die overeenkomt met de volgorde van<br />

opduiken van die strategie binnen het verloop van de feiten (bijvoorbeeld, 2a verwijst naar de<br />

eerste strategie gebruikt door persoon 2, 2b verwijst naar de twee strategie gebruikt door<br />

deze zelfde persoon). De opeenvolging van de strategieën die door elk van de <strong>deel</strong>nemers<br />

werd aangegeven, werd aldus overgebracht op een grafiek die de categorieën van<br />

aanpassingsstrategieën volgens het ELVN-model weergeeft. Op die manier kan worden<br />

nagegaan of de werkhypothese door de respondenten wordt bevestigd. Er moet worden<br />

bekeken in welke mate de personen aanvankelijk constructieve strategieën gebruiken en<br />

overgaan naar destructieve strategieën wanneer de constructieve nutteloos blijken.<br />

Ten slotte werd het verband onderzocht tussen de door het slachtoffer gebruikte<br />

aanpassingsstrategieën en de fase van “mobbing” waarin die zich bevinden.<br />

HOOFDSTUK 4: RESULTATEN<br />

Inleiding<br />

De uitgevoerde interviews hebben een grote hoeveelheid informatie opgeleverd aangaande<br />

het proces van pesterijen en de aanpassingsstrategieën van de slachtoffers maar ook over<br />

wat de mensen hebben doorgemaakt en wat de financiële, geestelijke en lichamelijke<br />

gevolgen ervan waren.<br />

Met de resultaten die hieronder worden voorgesteld, zullen we proberen om de eerder<br />

aangehaalde werkhypothese te bevestigen. Ter herinnering, deze was gestoeld op twee<br />

uitgangspunten, namelijk dat (1) de pesterijen volgens vier fasen gestructureerd zijn<br />

(Leymann, 1996) en dat (2) bij het begin van het pestsproces, de slachtoffers gebruik maken<br />

van constructieve aanpassingsstrategieën die, omdat ze niet het gewenste effect opleveren,<br />

worden vervangen door destructieve aanpassingsstrategieën (Niedl, 1996).<br />

Eerst en vooral zal het onderzoek van de gegevens, conform het eerste uitgangspunt,<br />

draaien rond de manier waarop het pestproces zich heeft afgespeeld voor elk van de<br />

respondenten. Vervolgens, conform het tweede uitgangspunt, worden de verschillende<br />

strategieën gebruikt door de personen tegenover het door Farell (1983) beschreven model<br />

behandeld. Tot slot wordt gekeken naar het verband tussen elk van de vier fasen van<br />

pesterijen of ongewenst seksueel gedrag en de aanpassingsstrategieën.<br />

4.1. Het verloop van de feiten van pesterijen of ongewenst seksueel gedrag<br />

De inhoudsanalyse van de negen verhalen van pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op<br />

basis van het model van Heinz Leymann (1996), toont aan dat het schema beschreven door<br />

de auteur bij de meeste ondervraagden terug te vinden is, met uitzondering van één geval<br />

(nr. 2) .<br />

Van de negen <strong>deel</strong>nemers aan onze studie, waren er zes (nr. 1, nr. 3, nr. 5, nr. 7, nr. 8, nr.<br />

10) die de vier fasen van het proces van pesterijen beschreven door de Scandinavische<br />

auteur hebben doorgemaakt en die momenteel tijdelijk of definitief uitgesloten zijn van de<br />

arbeidsmarkt. Voor twee personen is het pestproces opgehouden in fase 3 met een<br />

tussenkomst van de directie van de onderneming. Personen nr. 1, nr. 3, nr. 5, nr. 8 zijn<br />

momenteel langdurig met ziekteverlof. Persoon nr. 7 is met zijn werkgever een ontslag met<br />

314


een vooropzeg van 28 maanden overeengekomen. Persoon nr. 10 is arbeidsongeschikt<br />

verklaard en zal nooit meer werken.<br />

Hoewel het traject en de ervaringen gedurende dit proces voor elk van hen uniek zijn, was<br />

de manier waarop de gebeurtenissen aaneenschakelden gelijkaardig voor de zes<br />

<strong>deel</strong>nemers en kwam ze overeen met die welke is beschreven door Leymann.<br />

Voor personen nr. 4 en nr. 9 werd het proces van pesterijen ingedamd door de tussenkomst<br />

van de directie. Voor persoon nr. 4 heeft de directie een einde gemaakt aan de pesterijen<br />

door hem een nieuwe functie toe te wijzen. Dit bood een oplossing voor beide partijen. Voor<br />

persoon nr. 9 hebben zowel de tussenkomst van de directie als het feit dat de situatie door<br />

het slachtoffer bij zijn collega’s werd aangeklaagd, bijgedragen tot de beëindiging van het<br />

proces van pesterijen.<br />

Op basis van de verklaringen van persoon nr. 2 blijkt dat in dit geval enkel fase 2 en 3 van<br />

het proces van pesterijen konden worden geïdentificeerd. Het blijkt dat het proces van<br />

pesterijen enerzijds niet is begonnen met een latente conflictfase in de zin dat het slachtoffer<br />

bevestigt dat de feiten van pesterijen of ongewenst seksueel gedrag steeds merkbaar zijn<br />

geweest en, volgens haar, duidelijk tegen haar waren gericht. Hoewel de feiten er altijd<br />

waren geweest, duurde het toch een aantal weken vooraleer het slachtoffer het bestaan<br />

ervan erkende. Anderzijds kreeg persoon nr. 2 niet te maken met de vierde fase van het<br />

proces van pesterijen, de uitsluiting van de arbeidsmarkt, aangezien ze heeft besloten haar<br />

werk op te zeggen.<br />

4.2. De beschreven aanpassingsstrategieën<br />

4.2.1. De strategieën volgens het ELVN-model van Farell (1983)<br />

Zoals reeds eerder is aangehaald, bestaat het ELVN-model van Farell (1983) uit vier<br />

reactiecategorieën tegenover de ontevredenheid op het werk, namelijk "exit", "loyalty",<br />

"voice" en "neglect". Die vier categorieën van aanpassingsstrategieën zijn gestructureerd<br />

rond twee assen, constructief versus destructief en actief versus passief.<br />

Bepaalde strategieën die werden gebruikt door de personen, zijn niet in dit model<br />

opgenomen. In functie van de doelstelling die door de persoon wordt nagestreefd en van het<br />

effect van deze strategie op de relatie loontrekkende-organisatie, zijn er bepaalde acties<br />

opgenomen in de categorieën van dit model. Zo zijn de gedragingen "bewijzen van de<br />

pesterijen verzamelen" en "een dossier aanleggen" ondergebracht in de categorie "exit". Het<br />

doel dat personen nr. 3, nr. 5, nr. 8 nastreefden door dergelijke strategieën te gebruiken, was<br />

bij de directie hun aanvraag tot overplaatsing te ondersteunen. Het gedrag "proberen om tot<br />

een dialoog met de belager te komen " behoort tot de categorie "voice" omdat personen nr.<br />

5, nr. 7, nr. 10 hoopten met dit middel tot een oplossing voor het probleem te komen.<br />

315


a) Aanpassingsstrategieën van de reactiecategorie "voice"<br />

Elk van de negen personen heeft een of meer constructief/actieve strategieën gebruikt in de<br />

loop van het proces van de pesterijen en met name aan het begin daarvan.<br />

Alle personen hebben verklaard dat ze de strategie "zich inzetten om de dingen beter te<br />

doen" hebben gebruikt bij het proces van pesterijen om een einde te maken aan de kritiek<br />

die ze kregen.<br />

De door de ondervraagden gebruikte aanpassingsstrategieën voor deze reactiecategorie<br />

"voice" bestaan erin (1) zijn superieur op de hoogte te brengen van de situatie die men<br />

ondergaat, (2) met een collega of zijn superieur over de situatie te praten, (3) de feiten aan te<br />

klagen bij de politie of een superieur, (4) verbeteringen te suggereren door voor te stellen om<br />

opleidingen te volgen, (5) hulp te zoeken bij een externe entiteit zoals een arts of de<br />

vakbond, (6) zich in te zetten om de dingen beter te doen.<br />

Van de negen personen waren er twee (nr. 1, nr. 2) die hun superieur niet op de hoogte<br />

hebben gebracht van de situatie die ze meemaakten. Deze twee individuen werden belaagd<br />

door hun rechtstreekse hiërarchisch hogergeplaatste.<br />

Zijn superieur op de hoogte brengen<br />

Met een collega of de superieur praten over de situatie<br />

De feiten aanklagen<br />

Verbeteringen suggereren<br />

Hulp zoeken bij een externe entiteit<br />

Zich inzetten om de dingen beter te doen<br />

In dialoog treden met de belager<br />

Een brief naar een regeringsautoriteit sturen<br />

Tabel 2.<br />

Aanpassingsstrategieën van het type “voice”<br />

b) Aanpassingsstrategieën van de reactiecategorie "loyalty"<br />

316<br />

1 2 3 4 5 7 8 9 10<br />

X X X X X X X<br />

X X X X X<br />

X X<br />

X X X<br />

X X X X X X X X X<br />

X<br />

X X X<br />

X X X X<br />

Met uitzondering van persoon nr. 4 hebben alle personen minstens één keer in de loop van<br />

het proces van mobbing een constructieve/passieve strategie toegepast.<br />

De gebruikte aanpassingsstrategieën uit de reactiecategorie "loyalty" bestaan erin "passief af<br />

te wachten en te hopen dat de situatie zichzelf zal oplossen" en "de organisatie te<br />

verdedigen tegen kritiek van buitenaf ".<br />

Persoon nr. 10, die in een ziekenhuisomgeving werkte, is de enige die "zijn belager heeft<br />

verdedigd tegen kritiek van patiënten ".


Tabel 3.<br />

Aanpassingsstrategieën van het type “loyalty”<br />

Passief afwachten en hopen dat de situatie zichzelf zal oplossen<br />

De organisatie te verdedigen tegen kritiek van buitenaf<br />

c) Aanpassingsstrategieën van de reactiecategorie "neglect"<br />

317<br />

1 2 3 4 5 7 8 9 10<br />

X X X X X X X X<br />

Met uitzondering van persoon nr. 7 hebben de respondenten een of meer strategieën van<br />

het type destructief/passief beschreven.<br />

De gebruikte strategieën die vallen onder de reactiecategorie "neglect" vertalen zich in een<br />

"chronisch absenteïsme" en in het feit van het "opbellen van de werkgever onder het<br />

voorwendsel dat men zich ziek meldt ". Onder de titel "chronisch absenteïsme" vallen<br />

eveneens de gedragingen die erin bestaan af en toe verlof om medische redenen te vragen,<br />

onverwacht en langdurig, en die de personen in kwestie gebruikten om hun stress te laten<br />

afnemen en nieuwe krachten op te doen.<br />

Net als bij Heinz Leymann (1996) wordt het ziekteverlof niet als een aanpassingsstrategie<br />

beschouwd voor zover het geen uiting geeft aan de wil van de persoon om van het werk<br />

afwezig te blijven wanneer het in voege treedt na een beslissing van de directie of<br />

gerechtvaardigd wordt door de fysieke en/of mentale toestand van de persoon. In dat geval<br />

werd het beschouwd als een kenmerk van "fase vier" van het proces van pesterijen (de<br />

uitsluitingfase).<br />

Rekening houdend met wat hierboven is gezegd, hebben acht personen (nr. 1, nr. 2, nr. 3,<br />

nr. 4, nr. 5, nr. 8, nr. 9, nr. 10) een houding van "chronisch absenteïsme" aangenomen. Alle<br />

personen, behalve nr. 7, hebben op een gegeven ogenblik in het proces van pesterijen een<br />

gezondheidsspecialist (behandelende arts of psychiater) geraadpleegd om enkele dagen tot<br />

enkele weken ziekteverlof te krijgen om zo weer krachten te kunnen opdoen omdat ze<br />

dachten, zo bevestigden ze, dat ze op die manier beter in staat zouden zijn om de situatie<br />

van de pesterijen aan te kunnen. In de loop van het proces van pesterijen hebben personen<br />

nr. 1, nr. 2, nr. 3, nr. 4, nr. 5, nr. 8, nr. 9, nr. 10 dus onverwacht ziekteverlof genomen.<br />

Persoon nr. 2 gaf er de voorkeur aan met ziekteverlof te gaan in plaats van ontslag in te<br />

dienen.<br />

Personen nr. 5 en nr. 10 hebben, in de loop van de periode van pesterijen, op<br />

onregelmatige tijdstippen en onverwacht de houding van de strategie van "opbellen onder<br />

het voorwendsel dat men ziek is " aangenomen.<br />

We hebben, op basis van de verklaringen van de personen, vastgesteld dat strategieën<br />

zoals de toename van fouten, het aannemen van belemmeringgedrag, de ontwikkeling van<br />

een negatieve houding tegenover het werk niet werden gebruikt hoewel ze worden<br />

beschouwd als mogelijke reacties op een niet-bevredigende werksituatie.<br />

Vijf mensen (nr. 1, nr. 2, nr. 7, nr. 8, nr. 10) hebben verklaard fouten te hebben gemaakt bij<br />

de uitvoering van hun werk en zeer traag te werken. Die fouten en die traagheid waren geen<br />

vrijwillige daden, zo bevestigden ze, maar te wijten aan de neiging om alles wat ze deden, te<br />

X


controleren. Om die reden zijn de gedragingen niet geïdentificeerd als<br />

aanpassingsstrategieën.<br />

Wat de strategie bij de benoeming "de situatie uit de hand laten lopen" betreft, is het<br />

onmogelijk te bepalen, op basis van de uitgevoerde interviews, of de <strong>deel</strong>nemers aan onze<br />

studie het al dan niet hebben gebruikt. Deze afwezigheid van respons berust op de<br />

moeilijkheid om met een behoorlijke precisie de inhoud van deze bewering te definiëren.<br />

Immers, moet men de loontrekkende die passief afwacht tot de situatie zichzelf herstelt door<br />

verder te werken op dezelfde manier, beschouwen als iemand die de situatie uit de hand laat<br />

lopen?<br />

Chronisch absenteïsme<br />

Opbellen onder het voorwendsel dat men zich ziek meldt<br />

Tabel 4.<br />

Aanpassingsstrategieën van het type “neglect”<br />

d) Aanpassingsstrategieën van de reactiecategorie "exit"<br />

318<br />

1 2 3 4 5 7 8 9 10<br />

X X X X X X X X<br />

X X<br />

Met uitzondering van persoon nr. 9 hebben alle respondenten in de loop van het proces van<br />

pesterijen gebruik gemaakt van een of meer strategieën van het type destructief/actief.<br />

Deze gedragingen die behoren tot de reactiecategorie "exit", bestaan in het "erover denken<br />

om de onderneming te verlaten", "de onderneming verlaten", "een overplaatsing aanvragen",<br />

"ander werk zoeken".<br />

Vijf personen (nr. 1, nr. 3, nr. 4, nr. 7, nr. 8) hebben verschillende pogingen ondernomen om<br />

in hun onderneming te kunnen blijven werken maar op voorwaarde dat ze zouden worden<br />

overgeplaatst naar een dienst waar ze niet meer geconfronteerd zouden worden met hun<br />

belager(s). Persoon nr. 4 is de enige die zijn overplaatsingsaanvraag heeft verkregen en die<br />

daardoor op een andere dienst voor zijn bedrijf kon blijven werken. Drie personen (nr. 3, nr.<br />

4, nr. 7) hebben contact opgenomen met politieke vertegenwoordigers en/of hun vakbond<br />

en/of specialisten in de gezondheidszorg om hun aanvraag tot overplaatsing te<br />

ondersteunen.<br />

Drie personen (nr. 2, nr. 8, nr. 4) hebben actief ander werk gezocht. Persoon nr. 2 heeft zijn<br />

opzeg ingediend toen hij zeker was dat hij ander werk had gevonden terwijl persoon nr. 8 op<br />

het ogenblik van de gegevensinzameling nog op zoek was naar ander werk ingeval zijn<br />

overplaatsing zou worden geweigerd en er geen consensus kon worden gevonden tussen<br />

hemzelf en zijn toenmalige directie.


Erover denken de onderneming te verlaten<br />

De onderneming verlaten<br />

Overplaatsing aanvragen<br />

Ander werk zoeken<br />

Tabel 5.<br />

Aanpassingsstrategieën van het type “exit”<br />

Bewijzen van pesterijen of ongewenst seksueel gedrag verzamelen<br />

Een dossier aanleggen<br />

4.2.2. Strategieën gericht op emoties<br />

Tabel 6.<br />

Strategieën gericht op emoties<br />

319<br />

1 2 3 4 5 7 8 9 10<br />

X X X X X X<br />

X X<br />

X X X X X<br />

X X X<br />

X X X<br />

X X X<br />

1 2 3 4 5 7 8 9 10<br />

Zich met het gezin bezighouden X X<br />

Weer gaan studeren X<br />

Proberen om medelijden te wekken door te huilen X<br />

Een bepaalde vrijetijdsbesteding zoeken X X X<br />

Technieken leren om de stress te beheersen X X<br />

Geneesmiddelen gebruiken X X X X X X<br />

Proberen om niet met de belager te praten X X X X<br />

Vluchten voor de belager X<br />

Zich over het onderwerp documenteren X X X<br />

Psychotherapie ondergaan X X X X X<br />

Gedurende het ganse proces van pesterijen hebben de respondenten gebruik gemaakt van<br />

een of meer aanpassingsstrategieën die er niet op gericht waren de situatie van pesterijen of<br />

ongewenst seksueel gedrag op te lossen maar veeleer om hen te helpen de situatie te<br />

doorstaan of de betekenis ervan te veranderen om de emotionele ellende die door de<br />

pesterijen werd veroorzaakt, te beheersen. "De zogenaamde strategieën gericht op emoties"<br />

zijn bedoeld om de emotionele ellende van een stresssituatie in de hand te houden. Ze<br />

veranderen niets aan het probleem van het geestelijke geweld waarmee deze personen<br />

worden geconfronteerd maar maken het wel mogelijk om de emotionele ellende die er het<br />

gevolg van is, te beheersen en ze helpen de respondenten om gedurende bepaalde tijd<br />

"stand te houden".<br />

Deze aanpassingsstrategieën worden gebruikt in combinatie met de strategieën die erop<br />

gericht zijn de situatie van pesterijen op te lossen. Elke persoon heeft een of meer


"strategieën gericht op emoties" ontwikkeld in functie van zijn behoeften en de middelen<br />

waarover hij beschikte.<br />

Op basis van de verklaringen van de individuen, werden volgende gedragingen<br />

geïdentificeerd als strategieën gericht op emoties:<br />

1. Zich met het gezin bezighouden (boodschappen doen, het huishouden doen, de<br />

kinderen naar school brengen)<br />

2. Weer gaan studeren<br />

3. Proberen om medelijden te wekken door te huilen<br />

4. Een bepaalde vrijetijdsbesteding zoeken<br />

5. Technieken leren om de stress te beheersen<br />

6. Geneesmiddelen gebruiken<br />

7. Proberen om niet met de belager te praten<br />

8. Vluchten voor de belager<br />

9. Zich over het onderwerp documenteren<br />

10. Psychotherapie ondergaan<br />

Waarom is "zich met het gezin bezighouden" voor personen nr. 4 en nr. 7 een strategie<br />

gericht op emoties? Rekening houdend met het feit dat deze personen hebben verklaard dat<br />

dit gedrag hen de mogelijkheid had geboden "stand te houden" en "het elke dag weer aan te<br />

kunnen", kan men stellen dat bepaalde mensen, door zich met het gezin bezig te houden, de<br />

emotionele ellende van een situatie van pesterijen of ongewenst seksueel gedrag kunnen<br />

temperen. Het doel van een aanpassingsstrategie is immers hoofdzakelijk de persoon toe te<br />

laten, de impact van de agressie op zijn lichamelijke en geestelijke welzijn te beperken. Als<br />

de zorg voor een kind de persoon ervan kan weerhouden een zelfmoordpoging te<br />

ondernemen, is dat een aanpassingsstrategie.<br />

Vijf personen (nr. 2, nr. 7, nr. 8, nr. 9, nr. 10) hebben, als gevolg van de situatie van<br />

pesterijen die ze ondergingen, psychotherapie ondergaan en worden momenteel gevolgd<br />

door een psychotherapeut of een psychiater.<br />

4.2.3. Strategieën om sociale steun te zoeken<br />

Het label "sociale steun" omvat de aanpassingsstrategieën die erin bestaan steun te zoeken<br />

bij of te aanvaarden van collega’s, echtgeno()t(e), kinderen, een ouder, vrienden. Tegenover<br />

stresserende gebeurtenissen die het aanpassingsvermogen van een individu op de proef<br />

stellen, heeft zijn sociale vangnet een beschermende rol. Sociale steun bestaat uit vier<br />

onderdelen: emotionele steun, respectvolle steun, materiële steun en informatieve steun.<br />

Deze verschillende aspecten van sociale steun kunnen worden verschaft door de groep van<br />

familieleden, mensen uit de beroepssfeer of vrienden.<br />

Emotionele steun<br />

Verschaft gevoelens van affectie, begrip en bescherming, die nodig zijn op moeilijke<br />

momenten. “We zijn er voor jou”.<br />

Respectvolle steun<br />

Stelt de persoon op zijn gemak met betrekking tot zijn eigenwaarde, zijn kwaliteiten en<br />

capaciteiten, wat van belang is wanneer de persoon gaat twijfelen aan zijn vermogens om de<br />

stresserende gebeurtenissen de baas te kunnen. “Ik ken je, je haalt het wel, je kunt het”.<br />

Materiële steun<br />

Bestaat in concrete bijstand die anderen een persoon verschaffen. Dienstverlening,<br />

materiële of financiële hulp. Vaak kan de persoon daardoor makkelijker met een moeilijke<br />

situatie omgaan. “Wat heb je nodig om er te komen?”.<br />

320


Informatieve steun<br />

Bestaat uit advies, suggesties en inlichtingen die de omgeving kan aanbrengen. Bijvoorbeeld<br />

mensen voorstellen die kunnen helpen bij het vinden van werk, raad geven om een taak te<br />

verbeteren, enz. “Dat kun je bijvoorbeeld doen om je probleem te verhelpen”.<br />

Tabel 7.<br />

Strategieën voor het zoeken van professionele sociale hulp<br />

321<br />

1 2 3 4 5 7 8 9 10<br />

PROFESSIONELE SOCIALE HULP X Ø Ø Ø Ø Ø X Ø<br />

Opmerking:<br />

Ø: gewenst maar geweigerd<br />

X: gebruikte strategie<br />

Tabel 8.<br />

Strategieën voor het zoeken van familiale sociale hulp<br />

1 2 3 4 5 7 8 9 10<br />

Steun van de echtgeno(o)t(e) X X X X X X Ø X Ø<br />

Steun van de kinderen X X<br />

Steun van familieleden X X<br />

Steun van vrienden X X X<br />

Opmerking:<br />

Ø: gewenst maar geweigerd<br />

X: gebruikte strategie<br />

Personen nr. 1, nr. 2, nr. 3, nr. 4, nr. 5, nr. 7, nr. 9 hebben baat gevonden bij de hulp van hun<br />

echtgeno(o)t(e). Die steun nam verschillende vormen aan, zoals opbellen tijdens de pauzes,<br />

een actieve rol opnemen in het zoeken naar oplossingen, luisteren naar het slachtoffer,<br />

advies geven, enz. Personen nr. 1, nr. 3, nr. 4, nr. 7 hebben tijdens de interviews de nadruk<br />

gelegd op het belang van de steun van hun echtgeno(o)t(e) en op het feit dat ze zonder<br />

hem/haar er wellicht niet in waren geslaagd om het hoofd te bieden aan die gebeurtenissen.<br />

Er is vastgesteld dat de mensen die hebben aangedrongen op het belang en de kwaliteit van<br />

de steun van hun echtgeno(o)t(e) die personen waren die er het best in geslaagd zijn de<br />

pesterijen te overstijgen (de mensen die opnieuw werk hebben gevonden, die een “positieve<br />

kant” aan de meegemaakte situatie van pesterijen hebben gezien).<br />

Hoewel ze getrouwd waren, hebben personen nr. 8 en nr. 10 geen steun van hun echtgenoot<br />

gekregen. Aangezien persoon nr. 10 niet over de situatie heeft gesproken met vrienden of<br />

kinderen, heeft ze van hen ook geen steun gekregen tijdens het proces van de pesterijen.<br />

Maar hoewel ze haar collega’s om hulp heeft gevraagd en had gehoopt dat die het voor haar<br />

zouden opnemen, hebben ze geen hulp geboden. Dat heeft het slachtoffer maar moeilijk<br />

kunnen verwerken want ze had naar eigen zeggen "het gevoel dat ze verraden werd". Nadat<br />

persoon nr. 10 langdurig ziekteverlof had genomen en haar kinderen en moeder van de<br />

situatie op de hoogte had gebracht, kreeg ze wel hun steun.<br />

Net als persoon nr. 10 kon persoon nr. 8 rekenen op de steun van haar moeder en zus.<br />

Bovendien heeft ze zich in die periode extra toegelegd op de verzorging van haar kind om<br />

"de kracht te vinden om het hoofd niet te laten hangen ".


Voor alle respondenten geldt dus dat de sociale steun niet op een welbepaald moment<br />

aanwezig is, maar doorheen het ganse proces van pesterijen gespreid is.<br />

4. 3. Redenen voor de strategieën<br />

Het ELVN-model houdt staande dat werknemers die ontevreden zijn over hun werksituatie<br />

een actiestrategie uitkiezen in functie van de veronderstelde doeltreffendheid daarvan, de<br />

kosten die ze meebrengt en de gevolgen die eraan verbonden zijn. Daarom is het<br />

interessant gebleken om de respondenten te vragen om de redenen bloot te leggen die,<br />

volgens hen, ten grondslag hebben gelegen aan hun keuze met betrekking tot de gebruikte<br />

strategieën. Dit zijn de redenen.<br />

4.3.1. Kosten van de reactie<br />

Personen nr. 1, nr. 3, nr. 5, nr. 8, nr. 10 hebben hun onderneming niet verlaten omdat die<br />

oplossing voor hen het meest zou hebben gekost. Om diverse redenen, hetzij een<br />

hypothecaire lening, hetzij het feit dat de persoon in kwestie de enige kostwinner van het<br />

gezin was, of alleen in het onderhoud van de kinderen moest voorzien, was dit voor hen<br />

geen optie.<br />

Daarom kan men verwachten dat deze personen gebruik gaan maken van strategieën uit de<br />

categorie "voice". Ze hebben aanpassingsstrategieën gebruikt die volgens hen de minste<br />

kosten zouden meebrengen en toch het meest doeltreffend waren. Deze vijf personen<br />

hebben geprobeerd om de situatie te verbeteren door constructieve aanpassingsstrategieën<br />

te gebruiken. Niettemin hebben ze in de loop van het proces van pesterijen geprobeerd om<br />

te worden overgeplaatst naar een andere dienst ("exit"), waardoor ze hun werk hadden<br />

kunnen behouden maar toch een einde hadden kunnen maken aan de pesterijen waarvan ze<br />

het slachtoffer waren. Omdat geen van de aanvragen tot overplaatsing werd goedgekeurd,<br />

zijn ze langdurig met ziekteverlof gegaan, waardoor ze toch nog een <strong>deel</strong> van hun loon<br />

kregen maar niet langer aan de pesterijen waren blootgesteld.<br />

4.3.2. Professionele alternatieven<br />

Personen nr. 1, nr. 3, nr. 4, nr. 10 beschikten niet over professionele alternatieven waardoor<br />

ze in alle veiligheid hun werk konden opzeggen.<br />

Daarom kan men verwachten dat deze personen gebruik maken van strategieën uit de<br />

categorie "voice" of "exit". Persoon nr. 4 heeft aanvankelijk strategieën uit de categorie<br />

"voice" gebruikt en vervolgens uit de categorie "exit".<br />

Persoon nr. 2 heeft ervoor gekozen om zijn ontslag in te dienen ("exit") omdat er zich<br />

andere beroepsalternatieven aanboden. Net als bij wat door Rusbult et al (1988) is<br />

geopperd, wijt persoon nr. 2 zijn beslissing om te vertrekken aan zijn geringe tevredenheid<br />

over zijn werk en zijn werkgevers, aan een gebrek aan gehechtheid en de overtuiging dat de<br />

situatie niet kon verbeteren. Toen er zich een andere professionele kans voordeed, heeft hij<br />

besloten de onderneming te verlaten.<br />

322


4.3.3. Betrokkenheids- en tevredenheidsniveau<br />

Personen nr. 8, nr. 3, nr. 10 wilden geen ontslag nemen omdat ze enerzijds tijd, geld en<br />

energie hadden gestopt in hun beroepsopleiding en werk (bijvoorbeeld het behalen van een<br />

graduaat via avondlessen om het werk beter te kunnen doen). Anderzijds hielden ze ook van<br />

hun werk.<br />

Overeenkomstig de resultaten van de studie van Rusbult et al.(1988) hebben deze personen<br />

bij wie de tevredenheids- en investeringsniveaus hoog lagen, veeleer gebruik gemaakt van<br />

coping-strategieën van "voice" en "loyalty" dan van de categorieën "exit" en "neglect".<br />

Personen nr. 1, nr. 4, nr. 7, nr. 9 hielden van hun werk en dachten dat de situatie had kunnen<br />

verbeteren. Deze personen, van wie het tevredenheidsniveau aangaande hun werksituatie<br />

bevredigend was voordat de situatie van pesterijen zich voordeed, hadden de neiging om<br />

constructieve aanpassingsstrategieën te hanteren.<br />

Bij de redenen die door respondenten werden aangehaald als verklaring voor de keuze van<br />

hun strategieën, waren er twee niet rechtstreeks en uitsluitend gelinkt aan het beroepskader.<br />

4.3.4. Welzijn<br />

Personen nr. 2 en nr. 9 hebben op een gegeven ogenblik besloten om de onderneming te<br />

verlaten omdat ze van oor<strong>deel</strong> waren dat het feit dat men werkt en zijn functie correct vervult,<br />

niet ten koste van lichamelijk en geestelijk welzijn mocht gaan.<br />

4.3.5. Erkenning als slachtoffer<br />

Personen nr. 3, nr. 8, nr. 9 hebben geweigerd om hun werk op te zeggen omdat ze vonden<br />

dat ze recht in hun schoenen stonden en weigerden verantwoordelijk te worden gesteld voor<br />

een situatie waarvan ze het slachtoffer waren.<br />

323


4.4. Evolutie van de aanpassingsstrategieën<br />

Onderstaande tekening geeft voor elk van de negen ondervraagden weer wat de<br />

verschillende aanpassingsstrategieën zijn die ze hebben gebruikt in de loop van het proces<br />

van geestelijk geweld. Het cijfer verwijst naar het nummer van de persoon. Elke letter komt<br />

overeen met de verschijningsvolgorde van een aanpassingsstrategie. De "a" duidt voor elke<br />

persoon aan wat de eerste reactie van het slachtoffer was toen het besefte dat het<br />

slachtoffer van mobbing was geworden.<br />

EXIT<br />

2 c<br />

b<br />

1.d<br />

c<br />

8 c<br />

Figuur 1.<br />

Evolutie van de aanpassingsstrategieën<br />

7 b<br />

2 d 4<br />

8 d NEGLECT<br />

ACTIEF<br />

4<br />

VOICE<br />

4 a<br />

1.b<br />

1.a 3 a<br />

9 a<br />

PASSIEF<br />

7 c<br />

8 b<br />

2 a 7a<br />

2 b 8 a 7 b 10 a<br />

LOYALTY<br />

Allereerst tonen deze resultaten aan dat de respondenten een complex patroon van<br />

aanpassingsstrategieën hanteren in een situatie die als pesterijen of ongewenst seksueel<br />

gedrag wordt ervaren. Hun reactie beperkt zich niet tot de gebruikelijk beschreven<br />

dichotomie tussen "vluchten" en "vechten" in het kader van de blootstelling aan een bron van<br />

stress.<br />

Bovendien zijn er overgangsbewegingen merkbaar tussen de verschillende categorieën van<br />

aanpassingsstrategieën.<br />

10 a<br />

324<br />

9


Daarnaast stelt men vast dat de eerste strategie die wordt gebruikt, steeds "constructief" is,<br />

hetzij passief ("loyalty"), hetzij actief ("voice") terwijl de ondervraagden naar het einde van<br />

het pestproces, met uitzondering van persoon nr. 9, altijd een destructieve strategie<br />

toepassen, hetzij passief ("neglect"), hetzij actief ("exit").<br />

Toen het proces van pesterijen zich inzette, hebben vijf personen (nr. 1, nr. 3, nr. 5, nr. 10,<br />

nr. 9, nr. 8) als eerste strategie een constructieve en passieve poging ("loyalty") gedaan. Ze<br />

hebben geprobeerd de pesterijen of het ongewenst seksueel gedrag te trotseren en gewoon<br />

op dezelfde manier verder te werken, in de hoop dat de situatie zichzelf zou oplossen. Toen<br />

ze erachter kwamen dat die strategie niet het gewenste resultaat opleverde, hebben ze<br />

opnieuw gebruik gemaakt van een constructief gedrag, maar deze keer actief van het type<br />

“voice”.<br />

Vier personen (nr. 2, nr. 4, nr. 7, nr. 10) hebben daarentegen in de eerste plaats een<br />

strategie uit de categorie "voice" gebruikt, d.w.z. tegelijk constructief en actief en hebben<br />

vervolgens een beroep gedaan op een strategie uit de categorie "loyalty" (constructief en<br />

passief).<br />

Het gedrag "zich inzetten om de dingen beter te doen" uit de categorie "voice" is de enige<br />

strategie waarop alle personen een beroep hebben gedaan in de beginfase van het proces<br />

van pesterijen, hetzij als eerste, hetzij als tweede “coping”-strategie.<br />

Hier moet worden opgemerkt dat de letter "a" tweemaal is toegekend aan persoon nr. 10<br />

omdat die tegelijkertijd gebruik heeft gemaakt van een strategie uit de categorie "voice" en<br />

van een andere uit de categorie "loyalty".<br />

Persoon nr. 4 is de enige van de negen ondervraagden die geen gebruik heeft gemaakt van<br />

een constructieve strategie uit de categorie "loyalty".<br />

Wanneer de gebruikte constructieve strategieën, actief of passief, niet de verhoopte<br />

resultaten opleveren, stelt men vast dat de personen hun toevlucht nemen tot destructieve<br />

strategieën, hetzij actief hetzij passief.<br />

Vijf personen hebben gebruik gemaakt van een destructieve en passieve strategie (nr. 1, nr.<br />

3, nr. 5, nr. 8, nr. 9) die erin bestond enkele dagen of weken met ziekteverlof te gaan om<br />

nieuwe krachten op te doen.<br />

Er zijn overgangsbewegingen te zien tussen de verschillende categorieën van<br />

aanpassingsstrategieën bij vier personen (nr. 1, nr. 5, nr. 7, nr. 9) in de zin dat ze eerst<br />

constructieve strategieën hebben gehanteerd die, toen ze niets opleverden, werden<br />

vervangen door destructieve strategieën. Toen ook die laatste volgens de respondenten<br />

weinig toereikend bleken, namen ze opnieuw hun toevlucht tot constructieve strategieën<br />

maar kozen ze uiteindelijk toch weer voor een destructieve strategie.<br />

Uit de analyse van de interviews blijkt dat aanvankelijk alle ondervraagden hier hebben<br />

geprobeerd om het hoofd te bieden aan het proces van pesterijen met gebruik van<br />

constructieve strategieën ("loyalty", "voice") die daarna, door de kloof tussen bekomen en<br />

verhoopt resultaat, werden gevolgd door destructieve strategieën ("neglect", "exit"). In het<br />

licht van de resultaten en hoewel er individuele verschillen bestaan aangaande de keuze van<br />

de gebruikte strategieën en de toepassing ervan, blijkt dat de meerderheid van de<br />

uiteindelijke strategieën destructief is: ofwel verlaat de werknemer de onderneming ("exit")<br />

ofwel komt hij niet meer werken hoewel hij toch in de onderneming tewerkgesteld blijft.<br />

325


4.5. Het verband tussen de fasen en de aanpassingsstrategieën<br />

Het doel van het luik van deze studie bestond erin het eventuele bestaan van een specifiek<br />

verband te verkennen tussen de aanpassingsstrategieën van de slachtoffers van pesterijen<br />

of ongewenst seksueel gedrag op het werk en de fase van het “mobbing”-proces waarin hun<br />

verhaal ze laat plaatsen.<br />

De hoofdhypothese stelt dat de door de slachtoffers gebruikte strategieën constructief zijn in<br />

de eerste fasen van de pesterijen of het ongewenst seksueel gedrag en naarmate het<br />

“mobbing”-proces vordert evolueren naar destructieve strategieën.<br />

Het begrip pesterijen werd gedefinieerd door Heinz Leymann (1996) als een complex proces<br />

bestaande uit vier fasen, beginnend met een conflictfase en in het slechtste geval eindigend<br />

met de uitsluiting van het slachtoffer uit de arbeidsmarkt. De door de ondervraagden<br />

gemelde strategieën worden hieronder beschreven in verband met de geïdentificeerde fase<br />

van pesterijen tijdens het interview.<br />

Fase 1: conflict<br />

De acht personen die fase 1 van het proces van pesterijen hebben doorgemaakt, hebben<br />

allemaal gebruik gemaakt van een constructieve strategie ("voice" en/of "loyalty").<br />

Fase 2: overgang naar pesterijen en stigmatisering van het slachtoffer<br />

Hier is het door de grootte van de steekproef niet mogelijk om te zeggen dat ze wordt<br />

gekenmerkt door het significante gebruik van een specifieke categorie van<br />

aanpassingsstrategieën door de slachtoffers. Vijf van de negen personen (nr. 2, nr. 7, nr. 8,<br />

nr. 9, nr. 10) maken immers enkel gebruik van constructieve strategieën, eentje (nr. 4) kan<br />

niet anders dan destructieve strategieën te gebruiken, en drie mensen (nr. 1, nr. 3, nr. 5)<br />

hebben melding gemaakt van strategieën van het constructieve type gevolgd door pogingen<br />

van het destructieve type.<br />

Fase 3: versterking van de pesterijen en negeren van de rechten van het slachtoffer door het<br />

management.<br />

Deze fase wordt voor de meeste personen gekenmerkt door het gebruik van destructieve<br />

strategieën ("exit", "neglect"). Enkel persoon nr. 9 heeft tegelijkertijd gebruik gemaakt van<br />

een destructieve en een constructieve strategie om de pesterijen bij zijn collega’s aan te<br />

klagen.<br />

Fase 4: uitsluiting van de arbeidsmarkt<br />

Deze fase wordt voor alle personen gekenmerkt door het gebruik van destructieve<br />

strategieën ("exit", "neglect") en voornamelijk strategieën uit de categorie "exit". Ze bestaan<br />

erin de onderneming te verlaten of een overplaatsing aan te vragen.<br />

Fase 4 wordt eveneens gekenmerkt door het gebruik van een of meer "strategieën gericht op<br />

de emotie" zoals weer gaan studeren, zich met het gezin bezighouden, psychotherapie<br />

ondergaan, een vrijetijdsbesteding zoeken. Die worden door de slachtoffers toegepast<br />

wanneer ze uitgesloten worden van de arbeidsmarkt. Op basis van de verhalen van de<br />

respondenten kunnen deze strategieën worden gezien als pogingen om zich te herstellen,<br />

ook psychisch.<br />

326


HOOFDSTUK 5: BESPREKING EN SYNTHESE VAN DE RESULTATEN<br />

Ter herinnering: de uitgangspunten waarop de geformuleerde hypothese berustte, waren: (a)<br />

het proces van “mobbing” is gestructureerd volgens vier fasen (Leymann, 1996) en (b) aan<br />

het begin van de pesterijen gebruiken de slachtoffers constructieve aanpassingsstrategieën<br />

die, wanneer ze niet het verhoopte resultaat opleveren, worden vervangen door destructieve<br />

strategieën (Niedl, 1996).<br />

De interviews en de analyses van de documenten hebben het mogelijk gemaakt informatie in<br />

te winnen aangaande de door de slachtoffers van pesterijen gebruikte<br />

aanpassingsstrategieën die een impact hebben op de relatie tussen de werknemer en zijn<br />

organisatie.<br />

Ten eerste lijken het verloop en de aaneenschakeling van de feiten van mobbing overeen te<br />

komen met het door Leymann voorgestelde model.<br />

Vervolgens is gebleken dat bepaalde “coping”-strategieën waarop de slachtoffers van<br />

pesterijen een beroep doen, kunnen worden ondergebracht in een van de reactiecategorieën<br />

("voice, "loyalty", "neglect" en "exit") uit het ELVN-model van Farell (1983). Bovendien zijn<br />

nog andere categorieën van aanpassingsstrategieën opgedoken: strategieën gericht op<br />

emoties en op het zoeken van sociale steun.<br />

Bovendien hebben de analyse van de verhalen van de ondervraagden evenals de diverse<br />

documenten een evolutie aan het licht gebracht van de aanpassingsstrategieën waarop de<br />

personen een beroep hebben gedaan: constructieve strategieën ("voice", "loyalty") gebruikt<br />

aan het begin van de problematiek van pesterijen ruimen geleidelijk aan plaats voor<br />

destructieve strategieën ("neglect", "exit").<br />

De hypothese volgens dewelke slachtoffers van pesterijen specifieke<br />

aanpassingsstrategieën hanteren in de fase van het proces waarin ze aan de hand van hun<br />

verhaal kunnen worden gesitueerd, werd ge<strong>deel</strong>telijk geverifieerd. Op basis van de analyse<br />

van de informatie stellen we vast dat de strategieën beschreven door de slachtoffers in de<br />

loop van fase 1 uitsluitend constructief zijn ("voice", "loyalty"). Zo ook gebruiken alle<br />

respondenten, met uitzondering van nr. 9, in de loop van fase 3 en 4 van het geweldproces<br />

uitsluitend destructieve strategieën ("neglect", "exit"). Niettemin wordt fase 2 niet gekenmerkt<br />

door het gebruik van constructieve strategieën, in tegenstelling tot wat werd verwacht na<br />

raadpleging van de literatuur ter zake (Niedl, 1996).<br />

Uit de analyse van de gegevens blijkt dat de slachtoffers in de loop van fase 2 een reeks<br />

strategieën gebruiken, zowel destructief als constructief. Op het eerste zicht lijkt het alsof er<br />

geen specifiek verband is tussen fase 2 en bepaalde categorieën van gebruikte<br />

aanpassingsstrategieën aangezien de slachtoffers lijken te zwalpen tussen destructieve en<br />

constructieve strategieën. Daarom gebruiken acht van de negen personen aan het begin van<br />

fase 2 constructieve strategieën die, bij drie mensen, worden gevolgd door destructieve<br />

strategieën. Op basis van de verhalen van de personen kan die diversiteit van ondernomen<br />

actie worden verklaard door de verwarring waarin de betrokkene verkeert, aangezien de<br />

tweede fase wordt gekenmerkt door de bewustwording van de feiten van pesterijen waarvan<br />

men het slachtoffer is. Hoewel het slachtoffer niet altijd kan benoemen waarmee het<br />

geconfronteerd wordt, is het zich bewust van het bestaan van een probleem maar lijkt het op<br />

dat ogenblik te denken dat het mogelijk is om de situatie te verhelpen en een oplossing te<br />

vinden. Dat kan verklaren waarom acht van de negen personen hebben gezegd dat ze<br />

constructieve strategieën hadden gebruikt ("voice", "loyalty") wanneer ze zich bewust werden<br />

dat ze het doelwit van agressief gedrag waren, m.a.w. aan het begin van fase 2. De mensen<br />

die een beroep hebben gedaan op destructieve strategieën ("exit", "neglect"), hebben dat<br />

327


niet gedaan vanaf de aanvang van fase 2 maar veeleer toen ze hebben gemerkt dat de<br />

gebruikte constructieve strategieën geen soelaas boden.<br />

Men kan dus stellen dat fase 2 de fase is waarin men constructieve strategieën geleidelijk<br />

aan terzijde schuift en destructieve strategieën gaat gebruiken. Dat kan verklaren waarom<br />

het gebruik van destructieve strategieën opduikt naar het einde van deze fase toe en net<br />

vóór de tussenkomst van de directie. Deze hypothese komt overeen met de beschrijving van<br />

het stressproces van Lazarus en Folkman voor wie de manier waarop een individu omgaat<br />

met een stresserende gebeurtenis in wezen wordt bepaald door zijn subjectieve evaluatie<br />

van de situatie. Om die evaluatie uit te voeren, gaat de persoon zich vragen stellen over de<br />

stresserende aard van de gebeurtenis en over de manier waarop hij de situatie kan<br />

controleren. Men kan zich afvragen of fase 2, die overeenkomt met de overgang van het<br />

conflict naar de stigmatisering van het slachtoffer, het moment kan zijn waarop de<br />

werknemer de situatie waarmee hij wordt geconfronteerd beschouwt als een bron van stress<br />

en een bedreiging voor zijn fysieke of psychische integriteit, zijn werk of zijn carrière. Zodra<br />

de situatie van pesterijen als stresserend is benoemd, blijkt het noodzakelijk voor de<br />

werknemer om zich af te vragen wat hij kan doen om op de situatie te reageren.<br />

Hoe verklaren we de verscheidenheid van de door de personen gebruikte strategieën? Elk<br />

individu kiest voor de aanpassingsstrategie die hij nuttig acht om een einde te maken aan het<br />

proces van geestelijk geweld. Hij evalueert de doeltreffendheid van die strategie die een<br />

herevaluatie van de aan de situatie gegeven betekenis meebrengt. Die herevaluatie kan op<br />

haar beurt aanleiding geven tot een wijziging van de aanpassingsstrategieën totdat de<br />

situatie niet langer door het slachtoffer als bedreigend wordt ervaren.<br />

In het licht van deze resultaten, die zeker beperkt zijn omwille van het geringe aantal<br />

ondervraagden, lijkt er een verband te bestaan tussen de aanpassingsstrategieën en de<br />

fasen van het proces van geestelijk geweld op het werk. Hoewel verschillende documenten<br />

konden worden geraadpleegd, is de kern van de gegevens gestoeld op de feiten gemeld<br />

door zelfgeselecteerde individuen. Deze verhalen vormen de weerspiegeling van het beeld<br />

dat de slachtoffers hebben van een situatie die ze opnieuw hebben geïnterpreteerd en<br />

bekeken met de referentiekaders van specialisten inzake gezondheidszorg, op wettelijk vlak,<br />

enz.<br />

Tot besluit kan men stellen dat de hoofdhypothese bevestigd lijkt te worden door deze<br />

resultaten. De strategieën die slachtoffers gebruiken om met het proces van pesterijen om te<br />

gaan, zijn in de loop van fase stade 1 uitsluitend constructief en worden vervangen door<br />

destructieve strategieën in de loop van fase 3 en 4; fase 2 kan worden beschouwd als een<br />

scharniermoment in het gebruik van een ander soort strategie.<br />

328


CONCLUSIE<br />

Onderhavige studie van de fenomenen van geweld op het werk heeft kunnen aantonen dat<br />

pesterijen en ongewenst seksueel gedrag evenals feiten van fysieke agressie een<br />

werkelijkheid zijn in het huidige beroepsleven, die aanzienlijke gevolgen met zich brengt op<br />

individueel en collectief vlak, in het beroeps- en het privé-leven.<br />

Het eerste <strong>deel</strong> van dit werk bestond erin de draagwijdte van deze problematiek te peilen bij<br />

een representatieve steekproef van personen in de actieve bevolking, die wonen in<br />

Vlaanderen, Wallonië en <strong>Brussel</strong> en die kunnen getuigen over een actuele of recente<br />

ervaring in het kader van hun beroep.<br />

Van de ondervraagden verklaarde 11,5% zich slachtoffer te voelen van minstens één<br />

pestgedraging op het werk. Dat prevalentiepercentage is hoger dan wat werd bekomen<br />

(3,5%) door Heinz Leymann (1996) bij de Zweedse bevolking in de jaren 1980. Het komt<br />

overeen met wat in Europa werd vastgesteld (8%), met name in de studies uitgevoerd door<br />

de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (2000).<br />

In deze steekproef die representatief is voor de Belgische actieve bevolking, verklaarde 8%<br />

van de ondervraagden zich slachtoffer te voelen van minstens één situatie van ongewenst<br />

seksueel gedrag in de loop van hun beroepsactiviteit. De problematiek van ongewenst<br />

seksueel gedrag blijft dus een realiteit op de werkvloer die soms verband houdt met de<br />

problematiek van psychologisch geweld.<br />

Tot slot werden door 3,5 % van de ondervraagden feiten van fysiek geweld op het werk<br />

gemeld.<br />

Een bepaald aantal risicofactoren is uit dit kwantitatieve onderzoek van het fenomeen naar<br />

voren gekomen. Bepaalde categorieën werknemers stelden de feiten van geweld op het<br />

werk vaker aan de kaak dan andere categorieën.<br />

Bij deze risicofactoren is meer bepaald de aandacht gevestigd op het gender. Wat de<br />

pesterijen betreft kon de studie niet aantonen of er een significant verband bestaat tussen<br />

het geslacht van de respondent en het feit dat men zich slachtoffer voelt. Ongewenst<br />

seksueel gedrag blijft daarentegen een vorm van geweld die blijkbaar met name tegen<br />

vrouwen is gericht. De resultaten van de multivariantanalyse hebben aangetoond dat zij<br />

tweemaal meer risico lopen dan mannen om zich te beklagen over handelingen van<br />

ongewenst seksueel gedrag die werden gesteld op de werkplaats.<br />

Het is gebleken dat nog andere sociaal-demografische kenmerken duidelijk verband hielden<br />

met de onderzochte fenomenen van geweld. Mensen die in Wallonië en <strong>Brussel</strong> wonen,<br />

beklagen zich vaker over pesterijen. Wat ongewenst seksueel gedrag betreft, spelen leeftijd<br />

en burgerlijke staat een rol. Hoewel het probleem zich op alle leeftijden voordoet, zijn de<br />

jongste werknemers (jonger dan 40 jaar) er het meest aan blootgesteld. Bovendien is er een<br />

groter percentage slachtoffers merkbaar onder de alleenstaanden.<br />

Maar demografische aspecten zijn niet de enige risicofactoren bij geweld op het werk. Een<br />

aantal sociaal-professionele variabelen zijn eveneens van belang gebleken in verband met<br />

de onderzochte problemen. Wat de pesterijen betreft, waren er meer personen die<br />

werkzaam zijn in de openbare sector, met name bij een administratie en in het onderwijs,<br />

dan mensen die in andere activiteitensectoren werken die zich slachtoffer voelden van<br />

329


psychologisch geweld op het werk. Ook in de financiële sector vindt men een groot aantal<br />

werknemers die pestgedrag hebben ondergaan. De verhoudingen van slachtoffers nemen<br />

toe naarmate de omvang van de onderneming groter is. Het statuut van de werknemers<br />

houdt eveneens verband met het feit of men zich al dan niet slachtoffer van pesterijen<br />

noemt. De loontrekkenden en met name de bedienden zijn er het vaakst aan blootgesteld.<br />

Het feit dat men slachtoffer is van ongewenst seksueel gedrag, is duidelijk gelinkt aan de<br />

anciënniteit van de werknemer en de aard van zijn arbeidsovereenkomst: werknemers met<br />

de minste anciënniteit en mensen met een contract van bepaalde duur worden er het vaakst<br />

aan blootgesteld.<br />

De waargenomen verschillen tussen de groepen kunnen worden geïnterpreteerd in het licht<br />

van de werkorganisatie die bepaalde activiteitensectoren kenmerkt, van de informatiegraad<br />

van de ondervraagden tegenover deze vragen, van de bedrijfscultuur die eigen is aan<br />

bepaalde beroepsmilieus.<br />

De blootlegging van deze risicofactoren maakt het mogelijk om een representatieve schets te<br />

maken van geweldfenomenen waarover Belgische werknemers zich op dit ogenblik<br />

beklagen. Toch is het misschien van fundamenteler belang voor het opzetten van een<br />

doeltreffende preventie van de beschreven problemen, om de contextuele processen te<br />

kennen die maken dat het geweld zich kan ontwikkelen of kan verergeren.<br />

Daarom werd het tweede <strong>deel</strong> van dit onderzoekswerk gewijd aan de diepgaande analyse<br />

van de verschillende geweldsituaties op het werk waarvan melding werd gemaakt door<br />

personen die zichzelf als slachtoffer van pesterijen en/of ongewenst seksueel gedrag hebben<br />

herkend. De recruteringmodaliteiten van de respondenten hebben geleid tot een steekproef<br />

van personen die spontaan hebben getuigd. Ze waren dus zelfgeselecteerd.<br />

Hoewel dit geheel van getuigenissen niet representatief is voor de ganse actieve bevolking,<br />

heeft de analyse van deze complexe gegevens het toch mogelijk gemaakt om een beeld te<br />

scheppen van het leed dat wordt veroorzaakt door gedragingen van pesterijen die bij de<br />

slachtoffers aanleiding hebben gegeven tot angst en symptomen van posttraumatische<br />

stress.<br />

Tijdens deze interviews hebben de respondenten eveneens hun interpretatie gegeven van<br />

de verschillende elementen die mogelijk hebben bijgedragen tot dit geweldproces.<br />

Onder hen hebben de ondervraagden vaak melding gemaakt van een trigger-gebeurtenis in<br />

de achteruitgang van hun beroepssituatie. Het vaakst werd de problematiek van<br />

organisatorische veranderingen benadrukt. Welnu, dit soort verandering vormt een bijzonder<br />

onder<strong>deel</strong> in de huidige sociaal-economische context. Ongetwijfeld is het een van de<br />

redenen waarom het bestaan van geestelijk geweld op het werk momenteel wordt erkend.<br />

Hoewel dit soort geweld altijd al heeft bestaan, wordt het nu door de wet gedefinieerd en<br />

bestraft.<br />

Dit element vult de resultaten aan van de kwantitatieve enquête aangaande de dynamiek<br />

van de onderliggende kracht van de bestudeerde geweldprocessen.<br />

De manier waarop de mensen die zich slachtoffer van geweld op het werk voelen, hebben<br />

geprobeerd om met die problematische situatie om te gaan, is eveneens uitgebreid aan bod<br />

gekomen. Heel wat pogingen lijken door deze personen te zijn ondernomen en aanvankelijk<br />

ondervonden ze moeilijkheden om de situatie die ze meemaakten te benoemen. Omdat er<br />

tot voor kort geen specifiek wettelijk kader bestond, zijn de respondenten die wilden getuigen<br />

in het kader van deze studie, er niet in geslaagd een einde te maken aan de nadelige<br />

gedragingen waaraan ze werden blootgesteld tijdens hun beroepsactiviteit, zodat het laatste<br />

330


edmiddel er voor de meesten in bestond, op de een of andere manier met hun werk te<br />

breken.<br />

In het kader van deze studie was het tevens wenselijk om de nadruk te leggen op de<br />

differentiële impact die het geweld op de werkplek op mannen en vrouwen heeft. De<br />

beroepscontext is immers ongetwijfeld niet voor iedereen identiek.<br />

Het feit dat vrouwen in het bijzonder worden blootgesteld aan feiten van ongewenst seksueel<br />

gedrag wordt bevestigd door de getuigenissen van de slachtoffers. Bovendien leggen de<br />

vrouwen, vaker dan de mannen, de oorzaak van de situaties van geweld op het werk bij<br />

factoren verbonden met de belager, met name bij situatiegebonden gebeurtenissen<br />

waarmee de dader van de feiten is geconfronteerd en bij gevoelens van afgunst en jaloezie<br />

die hij koestert. De mannen daarentegen hebben, vaker dan de vrouwen, de pesterijen<br />

toegeschreven aan persoonlijke financiële belangen en ongelijke bezoldigingen. Mannen en<br />

vrouwen ondervinden dezelfde gevolgen van het geweld in hun beroeps- en persoonlijke<br />

leven. Maar ze reageren er niet op dezelfde manier op. De vrouwen zeggen, meer dan de<br />

mannen, dat ze primaire emoties hebben doorstaan (angst, woede, verdriet). Hoewel de<br />

mannen en de vrouwen die samen de steekproef vormen het eens lijken op het vlak van de<br />

reacties van hun werkomgeving, zijn er significante verschillen aan het licht gekomen wat de<br />

beschrijving van de reacties van hun persoonlijke omgeving betreft. De mannen lijken zich<br />

meer bewust van de gevolgen die de pesterijen op het werk kan meebrengen voor hun<br />

dierbaren en proberen niet over de problemen te praten om hun gezin en hun vrienden te<br />

beschermen tegen de nefaste gevolgen van hun moeilijkheden op het werk.<br />

Nu het onderzoek is afgelopen lijkt het ons gepast om een paar bedenkingen te maken bij<br />

wijze van aanbeveling. De hier voorgestelde studie heeft als invalshoeken enerzijds de<br />

meningen van de actieve bevolking genomen en anderzijds een geheel van getuigenissen<br />

van personen die feiten van geweld bij de uitoefening van hun beroepsactiviteiten hadden<br />

meegemaakt en daarover wilden getuigen.<br />

De bekomen resultaten weerspiegelen dus een belangrijk <strong>deel</strong> van de situatie in de<br />

arbeidswereld in België.<br />

Niettemin is het onbetwistbaar dat ook rekening moet worden gehouden met andere<br />

informatiebronnen over geweldfenomenen in het kader van werkrelaties.<br />

En dus is het absoluut nodig om ook te beschikken over de standpunten van de directie,<br />

kaderleden, personeelsbeheerders, werknemersvertegenwoordigers<br />

(vakbondsafgevaardigden en vakbondsfunctionarissen), preventieadviseurs belast met<br />

psychosociale aspecten van het werk en “vertrouwenspersonen” die de slachtoffers in<br />

“eerstelijnshulp” opvangen.<br />

Met het oog op een volledigere afbakening van het geweldfenomeen in beroepsrelaties,<br />

vormt een onderzoek dat rekening houdt met deze actoren uit de arbeidswereld de<br />

noodzakelijke aanvulling op de studie waarvan de resultaten in dit document zijn<br />

voorgesteld.<br />

331


III.<br />

332

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!