12.09.2013 Views

1992 1997 | Utilisatierapport 2003 - Technologiestichting STW

1992 1997 | Utilisatierapport 2003 - Technologiestichting STW

1992 1997 | Utilisatierapport 2003 - Technologiestichting STW

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Technologiestichting</strong> <strong>STW</strong><br />

| <strong>Utilisatierapport</strong> <strong>2003</strong><br />

<strong>1992</strong><br />

<strong>1997</strong>


| Inhoud<br />

| Utilization, -sation [joe:tillazeesjn] (nuttig) gebruik<br />

| Innovatie, niet altijd maakbaar<br />

| Middelgrote apparatuur op universiteiten<br />

| Statistiek<br />

| Twee momenten van evaluatie<br />

| De methode; hoe ‘meten’ we de utilisatie<br />

| Projecten gestart in <strong>1992</strong><br />

| Projecten gestart in <strong>1997</strong><br />

| <strong>1992</strong><br />

| Indeling projecten <strong>1992</strong><br />

| Projecten <strong>1992</strong> per instelling<br />

| Lijst gebruikers projecten <strong>1992</strong><br />

| <strong>1997</strong><br />

| Indeling projecten <strong>1997</strong><br />

| Projecten <strong>1997</strong> per instelling<br />

| Lijst gebruikers projecten <strong>1997</strong><br />

| Uitleg BPI-meetmethode<br />

4<br />

9<br />

18<br />

23<br />

23<br />

23<br />

26<br />

27<br />

29<br />

30<br />

31<br />

54<br />

57<br />

58<br />

59<br />

99<br />

binnenkant achterzijde omslag


4<br />

| Utilization, -sation [joe:tillazeesjn] (nuttig) gebruik<br />

drs. F.J.G. van de Linde, directeur <strong>Technologiestichting</strong> <strong>STW</strong><br />

Voor u ligt het <strong>Utilisatierapport</strong> <strong>2003</strong><br />

van de <strong>Technologiestichting</strong> <strong>STW</strong>.<br />

Een belangrijk rapport, want utilisatie<br />

behoort tot <strong>STW</strong>’s expliciete doel-<br />

stellingen. Utilisatie betekent letter-<br />

lijk ‘het ten nutte maken’ of ‘nuttig<br />

gebruik’, maar voor <strong>STW</strong> is utilisatie:<br />

de kans op toepassing van onder-<br />

zoeksresultaten door gebruikers.<br />

<strong>STW</strong> wil die kans bevorderen.<br />

Daarbij hanteren we een ruime<br />

opvatting van het woord ‘gebruikers’.<br />

Een onderzoeker kan in onze definitie<br />

een gebruiker zijn, zolang die niet uit<br />

hetzelfde vakgebied komt. Potentiële<br />

gebruikers bevinden zich ook in<br />

de overheids- en non-profitsector,<br />

maar in de praktijk zijn de meeste<br />

gebruikers commerciële bedrijven.<br />

Dat sluit aan op onze overtuiging dat<br />

bedrijven de beste uitgangspositie<br />

hebben om onderzoeksresultaten om<br />

te zetten in innovatie: economische<br />

waardecreatie door nieuwe kennis<br />

te verwerken in nieuwe producten<br />

en diensten.<br />

Hoe kun je utilisatie bevorderen?<br />

<strong>STW</strong> hanteert daarvoor vier een-<br />

voudige uitgangspunten. Die zijn<br />

ten eerste dat je expliciet op utilisatie<br />

moet sturen; ten tweede dat je de<br />

gebruikers vanaf het begin moet<br />

betrekken en betrokken moet houden,<br />

ten derde dat je de samenwerking<br />

tussen partijen moet faciliteren met<br />

duidelijke en consistente spelregels<br />

en ten vierde dat je maatwerk moet<br />

leveren, omdat elk project nu eenmaal<br />

anders is.<br />

Het eerste uitgangspunt, dat je<br />

expliciet op utilisatie moet sturen,<br />

weegt vanaf het begin van een project<br />

zwaar mee. <strong>STW</strong> is echter een<br />

organisatie in de zogeheten tweede<br />

geldstroom, waar wetenschappelijk<br />

uitblinken op basis van competitie<br />

een doorslaggevend criterium is.<br />

Het bestuur van <strong>STW</strong> heeft ervoor<br />

gekozen om de criteria van weten-<br />

schappelijk excellentie en van<br />

utilisatie even zwaar te laten wegen.<br />

Dit betekent in de praktijk dat per<br />

projectvoorstel tenminste vijf<br />

referenten gedetailleerde antwoorden<br />

geven op uiteenlopende deelvragen<br />

met betrekking tot beide hoofd-<br />

criteria. Referenten blijken heel goed<br />

in staat om een kwalitatieve indruk<br />

te geven van de kans dat onderzoeks-<br />

resultaat door gebruikers zal worden<br />

toegepast, tenminste als de<br />

referenten de juiste informatie krijgen<br />

aangeleverd. De opstellers van de<br />

projectvoorstellen moeten hiervoor<br />

voldoende aanknopingspunten<br />

aanreiken, aan de hand van<br />

richtlijnen. Bovendien zorgt de<br />

projectaanvrager ervoor dat poten-<br />

tiële en relevante gebruikers in het<br />

voorstel aan het woord komen.<br />

Dat kan variëren van schriftelijke<br />

adhesiebetuigingen tot, bij grotere<br />

projecten, door <strong>STW</strong> verplicht gestel-<br />

de ‘cash’ of ‘in kind’ bijdragen aan de<br />

projecten. Daarnaast kent <strong>STW</strong> een<br />

toetsing van elk voorstel door een<br />

onafhankelijke ad hoc lekenjury.<br />

Elk jurylid geeft voor zowel weten-<br />

schappelijke kwaliteit als utilisatie<br />

per projectvoorstel een cijfer. Beide<br />

cijfers worden tot een eindcijfer


gemiddeld, waarna de rangorde wordt<br />

bepaald. Zo weegt utilisatie even<br />

zwaar als wetenschappelijke kwaliteit.<br />

Het tweede uitgangspunt is dat je<br />

utilisatie het beste bevordert door<br />

relevante gebruikers in een zo vroeg<br />

mogelijk stadium te betrekken en<br />

betrokken te houden. Het betrekken<br />

van gebruikers begint al bij het<br />

bedenken van onderzoeksvoorstellen.<br />

<strong>STW</strong> is daar vrijwel nooit rechtstreeks<br />

bij betrokken, want <strong>STW</strong> vindt dat<br />

de onderzoeksideeën vanuit het veld<br />

tot ontwikkeling moeten komen.<br />

Bottom up dus, en niet top down.<br />

Maar doordat utilisatie een expliciet<br />

criterium is, kunnen projectindieners<br />

niet anders dan vanaf het begin<br />

op zijn minst de toepassing en de<br />

gebruiker sterk in gedachten houden.<br />

Gaandeweg de totstandkoming van<br />

het voorstel worden de relevante<br />

gebruikers steeds sterker bij de<br />

projectaanvragen betrokken.<br />

Zodra een projectvoorstel is gehono-<br />

reerd (<strong>STW</strong> kent een honorerings-<br />

percentage van veertig procent) en<br />

daadwerkelijk van start gaat, vormen<br />

de oorspronkelijk beoogde gebruikers<br />

plus eventueel aanvullende gebrui-<br />

kers een commissie, die tweemaal<br />

per jaar bijeenkomt en samen met<br />

<strong>STW</strong> het onderzoek van dichtbij volgt.<br />

De gebruikerscommissie doet aan-<br />

bevelingen over de voortgang van het<br />

onderzoek met het oog op utilisatie,<br />

en heeft een belangrijke stem in de<br />

‘mid term review’ na twee jaar, op<br />

grond waarvan al of niet tot voortzet-<br />

ting wordt besloten.<br />

Het aantal gebruikers in zo’n gebrui-<br />

kerscommissie varieert. Gemiddeld<br />

zijn het er vijf tot zeven per <strong>STW</strong>-<br />

project (er lopen honderden projecten<br />

in een jaar), maar er zijn ook projecten<br />

met meer dan tien gebruikers in de<br />

gebruikerscommissie en in een klein<br />

aantal gevallen zijn er slechts één<br />

of twee gebruikers. Vanzelfsprekend<br />

staan alle grote Nederlandse bedrij-<br />

ven op de actieve gebruikerslijst van<br />

<strong>STW</strong>, naast een groot aantal innova-<br />

tieve MKB-ers en technostarters.<br />

Het derde uitgangspunt is dat je<br />

alleen samen kunt werken op basis<br />

van duidelijke spelregels, die tijdens<br />

het spel niet meer worden veranderd.<br />

Maar niet te veel regels alsjeblieft.<br />

<strong>STW</strong> hanteert daarom een beperkte<br />

set van regels voor het samenwerken<br />

met gebruikers. De gebruikers<br />

committeren zich vanaf het begin aan<br />

die regels. Doel is de effectieve<br />

bescherming en de exploitatie van<br />

de kennis die in <strong>STW</strong>-projecten wordt<br />

gegenereerd. <strong>STW</strong> en de betrokken<br />

universiteit zijn in eerste instantie<br />

eigenaar van de kennis die in het<br />

project wordt gegenereerd. Indien<br />

mogelijk wordt door <strong>STW</strong> een octrooi<br />

aangevraagd, op naam van <strong>STW</strong> of<br />

op naam van derden, nadat hiertoe<br />

een overeenkomst is gesloten, maar<br />

altijd zodanig dat <strong>STW</strong> over de kennis<br />

kan onderhandelen. Want het is de<br />

bedoeling dat de kennis verhandeld<br />

| utilization, -sation [joe:tillazeesjn] (nuttig) gebruik<br />

wordt. Leden van de gebruikers-<br />

commissie hebben daarbij een voor-<br />

keurspositie, maar geen exclusieve<br />

positie. Ze kunnen tegen redelijke<br />

voorwaarden het recht krijgen om<br />

de ontwikkelde kennis te exploiteren.<br />

De overeengekomen revenuen<br />

vloeien, na aftrek van de octrooi-<br />

kosten, terug naar de vakgroep en<br />

de universiteit. De universiteit<br />

behoudt uiteraard altijd het recht<br />

om de kennis te gebruiken voor<br />

onderwijs en verder onderzoek.<br />

Maatwerk is het laatste en wellicht<br />

het belangrijkste uitgangspunt van<br />

<strong>STW</strong>. Nauwe keurslijven en knellende<br />

systematiek kunnen immers contra-<br />

productief uitpakken voor het doel:<br />

het vergroten van het rendement<br />

van wetenschappelijk onderzoek<br />

door utilisatie. Het gaat juist om<br />

creativiteit, risico nemen en innovatie.<br />

Wie nieuwe kennis wil helpen<br />

ontwikkelen moet daarom bereid<br />

zijn tegemoet te komen aan de<br />

behoeften van de kennisontwikke-<br />

laars. <strong>STW</strong> laat daarom de project-<br />

aanvragers zelf bepalen wat hun<br />

behoeften zijn, zowel in de sfeer<br />

van personeel als materieel,<br />

investeringen en werkbezoeken.<br />

De behoeften worden getoetst<br />

door middel van ‘peer review’, en<br />

vervolgens worden de onderzoeks-<br />

projecten professioneel gemanaged,<br />

waarbij de rechtmatige besteding<br />

van het budget plaatsvindt op basis<br />

van declaraties. Projecten kunnen<br />

worden verlengd of uitgebreid, maar<br />

5


6<br />

| Utilization, -sation [joe:tillazeesjn] (nuttig) gebruik<br />

projecten gestart in <strong>1992</strong> tot en met <strong>1997</strong> hebben tot en met 2002 het volgende<br />

opgeleverd:<br />

aantal overeenkomst octrooi inkomsten (in M€)<br />

<strong>1992</strong> 41 22 9 2,07<br />

1993 101 33 23 3,24<br />

1994 89 32 17 2,50<br />

1995 87 53 27 3,18<br />

1996 120 53 36 5,0<br />

<strong>1997</strong> 99 57 23 2,86<br />

figuur 1 aantal gestarte projecten<br />

figuur 2 aantal overeenkomsten (contracten)<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

ze kunnen ook worden gestopt. Elk<br />

van die opties komt in de praktijk voor.<br />

De vier uitgangspunten waarmee<br />

<strong>STW</strong> utilisatie bevordert zijn dus:<br />

– Expliciet op utilisatie sturen;<br />

– Gebruikers zo vroeg mogelijk<br />

betrekken en betrokken houden;<br />

– Heldere en consistente spelregels;<br />

– Maatwerk.<br />

Nu is de vraag of dat lukt. Die vraag<br />

wordt elk jaar aan de orde gesteld<br />

in het utilisatierapport. En die vraag<br />

wordt elk jaar positief beantwoord,<br />

ook dit jaar, op basis van een analyse<br />

van de projecten die zes en elf jaar<br />

geleden zijn gestart. Het aantal over-<br />

eenkomsten dat <strong>STW</strong> met bedrijven<br />

heeft gesloten is toegenomen van iets<br />

meer dan 20 op de projecten gestart<br />

in <strong>1992</strong> naar ruim 50 op de projecten<br />

gestart in <strong>1997</strong> (figuur 1 en 2). Ook in<br />

octrooien zien we een stijgende lijn<br />

(figuur 3).<br />

De inkomsten (figuur 4) hebben voor<br />

de projecten gestart in <strong>1997</strong> nu al<br />

meer opgeleverd dan de projecten<br />

gestart in <strong>1992</strong>. Dit terwijl de grote<br />

stroom inkomsten voor de projecten<br />

gestart in <strong>1997</strong> nog op gang moet<br />

komen. Deze projecten zijn immers<br />

recent beëindigd en bevinden zich<br />

veelal nog in een ontwikkelingsfase.<br />

Het hoofdstuk ‘Statistiek’ (pag. 23)<br />

gaat nader in op het meten van utili-<br />

satie. Daarin wordt aangetoond dat 61<br />

procent van de projecten die in <strong>1992</strong>


zijn gestart geleid heeft tot een<br />

actieve relatie met een of meer<br />

gebruikers, 73 procent heeft een<br />

concreet product opgeleverd en<br />

46 procent heeft cash of in kind<br />

inkomsten opgeleverd, in die zin dat<br />

er waardevolle resultaten voor de<br />

samenleving zijn gegenereerd, die<br />

nu al, of naar verwachting op termijn,<br />

inkomsten opleveren (zie figuur 9).<br />

Dat zijn goede resultaten. Bij de pro-<br />

jecten die in <strong>1997</strong> zijn gestart liggen<br />

deze percentages iets lager, conform<br />

het beeld dat de utilisatierapporten<br />

jaarlijks opleveren. Na vijf tot zes jaar<br />

is het immers in veel gevallen nog<br />

te vroeg om van uitgekristalliseerde<br />

kennisexploitatie te spreken. Een<br />

uitzondering daarop vormt de ‘betrok-<br />

kenheid’, die in dit geval 70 procent<br />

bedraagt (zie figuur 10).<br />

Een vanzelfsprekend en belangrijk<br />

resultaat van <strong>STW</strong>-onderzoek is de<br />

voortbrenging van excellente zie<br />

onderzoekers die oog hebben voor<br />

utilisatie. In het utilisatierapport 2002<br />

hebben we een onderzoekje gedaan<br />

naar de mobiliteit van <strong>STW</strong>-onder-<br />

zoekers, en vastgesteld dat zij vaak<br />

hun onderzoeksloopbaan voortzetten,<br />

zowel bij het bedrijfsleven als bij<br />

publiek gefinancierde onderzoeks-<br />

instellingen. De bijdrage van deze<br />

onderzoekers aan innovatie is zonder<br />

twijfel van groot belang.<br />

Maar het traject naar de toepassing<br />

kan soms een onverwachte wending<br />

krijgen. Het komt voor dat hoog-<br />

figuur 3 aantal octrooien<br />

figuur 4 inkomsten<br />

| utilization, -sation [joe:tillazeesjn] (nuttig) gebruik<br />

7


8<br />

| Utilization, -sation [joe:tillazeesjn] (nuttig) gebruik<br />

gespannen verwachtingen niet<br />

uitkomen, vaak door gebeurtenissen<br />

waarop <strong>STW</strong>, de onderzoekers en<br />

de gebruikers geen invloed hebben.<br />

Dit jaar publiceren we in ons utili-<br />

satierapport twee beschrijvingen<br />

(pag. 9 en 13) van zulke succes–<br />

verhalen, die helaas net geen<br />

‘bestseller’ werden. We leren ervan<br />

dat innovatie wel bevorderd kan<br />

worden, maar niet maakbaar is.<br />

Daarom bevordert <strong>STW</strong> weliswaar<br />

de kans op toepassing (utilisatie) en<br />

dat lukt ook, maar niet de toepassing<br />

zelf. De krachten die daarbij een rol<br />

spelen vallen buiten de invloedssfeer<br />

van <strong>STW</strong>.<br />

In het volgende hoofdstuk (pag. 16)<br />

schenken we aandacht aan de erosie<br />

van middelgrote apparatuurinveste-<br />

ringen van de eerste geldstroom.<br />

Dat is een zorgelijk punt, omdat <strong>STW</strong><br />

als tweede-geldstroomorganisatie<br />

moet voortbouwen op de sterkten<br />

van de universiteiten, waaronder<br />

de infrastructurele apparatuurvoor-<br />

zieningen. Nemen die sterkten af,<br />

dan heeft dat ook zijn gevolgen<br />

voor de hefboomwerking van de<br />

tweede geldstroom. In toenemende<br />

mate worden we geconfronteerd<br />

met verzoeken om delen van de<br />

infrastructuur te bekostigen die<br />

eigenlijk voor rekening van de eerste<br />

geldstroom zouden moeten zijn.<br />

Over deze ingewikkelde problematiek<br />

wil <strong>STW</strong> de dialoog aangaan met<br />

de Colleges van Bestuur van de<br />

Universiteiten.<br />

Voor u ligt het <strong>Utilisatierapport</strong> <strong>2003</strong>.<br />

Het rapport geeft transparant inzicht<br />

in de werkzaamheden van <strong>STW</strong> en de<br />

mate waarin de doelstelling van<br />

utilisatie is bereikt. Ook laten we niet<br />

na enkele kritische kanttekeningen te<br />

zetten. Ik wens u veel leesplezier!<br />

Erik J.G. van de Linde,<br />

directeur Techologiestichting <strong>STW</strong><br />

utilisatierapport <strong>2003</strong>


| Innovatie, niet altijd ‘maakbaar’<br />

Temidden van alle discussies die op<br />

dit moment gevoerd worden om de<br />

innovatiekracht van Nederland te<br />

vergroten is het goed om oog te<br />

houden voor het feit dat innovatie<br />

niet altijd ‘maakbaar’ is. Ook al is<br />

aan alle voorwaarden voldaan, zoals<br />

een briljante vinding, die ook nog<br />

beschermd is, voldoende investerings-<br />

kapitaal en ervaren managers om de<br />

kar te trekken, dan is daarmee het<br />

succes nog niet verzekerd. Een scala<br />

aan factoren, waarop zeker door de<br />

onderzoekers en de subsidieverstrek-<br />

ker geen enkele invloed kan worden<br />

uitgeoefend, blijken hierin een rol<br />

te spelen. De hierna volgende<br />

interviews met twee managers die<br />

enthousiast aan de slag zijn gegaan<br />

met een veelbelovende vinding uit<br />

een <strong>STW</strong>-project geven hiervan een<br />

illustratie.<br />

Het eerste interview met ir. Bart<br />

van Neerbos betreft <strong>STW</strong>-project<br />

EWT.0250, ‘Ontwikkeling van kroon-<br />

wielvertanding, gefabriceerd door<br />

middel van electrovonkerosie’,<br />

uitgevoerd aan de Technische<br />

Universiteit Eindhoven onder leiding<br />

van prof.dr.ir. M.J.W. Schouten.<br />

Het project is gestart in 1983.<br />

Er zijn twee octrooien uit voort-<br />

gekomen die in eerste instantie<br />

op naam van de firma Kuiken NV<br />

zijn gesteld. Deze laatste was<br />

nauw betrokken bij het onderzoek.<br />

In 1991 zijn de octrooien door <strong>STW</strong>,<br />

mede namens Kuiken overgedragen<br />

aan Crown Gear BV, waarbij een<br />

royalty-regeling en een vergoeding<br />

ineens werd overeengekomen.<br />

Wat er daarna gebeurde verhaalt<br />

het interview.<br />

Het verhaal van Rijk Verheul, directeur<br />

van Mierij Meteo, illustreert dat de<br />

‘gap’ tussen de universiteit en het<br />

midden- en kleinbedrijf niet altijd een-<br />

voudig te overbruggen is. Het betreft<br />

hier <strong>STW</strong>-project DEL.0724, ‘Integrated<br />

Air-flow Sensor’ uitgevoerd aan de<br />

Technische Universiteit Delft onder<br />

leiding van prof.dr.ir. J.H. Huijsing,<br />

gestart in 1984. Dit project kent een<br />

tweetal vervolgprojecten, DEL.1362,<br />

‘Smart Sensor Ontwikkeling’ en<br />

DEL.2239 ‘Sigma Delta modulator’ en<br />

DEL.2694 ‘Integrated smart sensor<br />

with hybrid microcontroller’, waarvan<br />

de resultaten mede van belang zijn<br />

voor de technische en commerciële<br />

mogelijkheden en waarde van de<br />

Sensor. In 1987 is een octrooiaanvraag<br />

ingediend met de titel ‘richtings-<br />

gevoelige stroomsnelheidsmeter’.<br />

Dit octrooi is overgedragen aan<br />

Bronkhorst High-Tech BV, waarbij<br />

Bronkhorst het exclusieve recht ver-<br />

kreeg met betrekking tot flowmeters<br />

in leidingen en <strong>STW</strong> het recht behield<br />

licenties onder het octrooi aan derden<br />

te verlenen op de overige markten.<br />

Op grond daarvan is in 1996 een<br />

licentieovereenkomst met Mierij<br />

Meteo gesloten op het gebied van<br />

meteorologische toepassingen.<br />

9


INTERVIEW MET IR. BART R. VAN NEERBOS<br />

‘Ontwikkeling van kroonwielvertanding,<br />

gefabriceerd door middel van electovonkerosie’<br />

project EWT.0250<br />

Zwitser op de loop met de kip met de gouden eieren<br />

Een briljante, gepatenteerde vinding, een enthousiast<br />

gezelschap investeerders en een stevig potentieel aan<br />

klanten konden niet verhinderen dat Crown Gear BV moest<br />

stoppen met de productie van een aandrijfmechaniek op<br />

basis van kroonwieloverbrenging met een cilindrisch rond-<br />

sel. Ir. Bart R. van Neerbos, directeur van het Loosdrechtse<br />

Nestor Management Consultants, maakte de ‘rise and fall’<br />

van Crown Gear van nabij mee. Hij blikt terug op de vraag<br />

hoe het toch fout kon gaan.<br />

“Zo rond 1990 meldde de heer Kuiken zich bij <strong>STW</strong> met een<br />

vinding om met behulp van een kroonwieloverbrenging<br />

aandrijfproblemen in machines op te lossen. Hij had patent<br />

op de vorm en de techniek en vroeg zich af of er iets mee<br />

te ondernemen viel. De bedoeling was een overbrenging<br />

te maken die beter zou zijn dan die van de kegelwielover-<br />

brenging. Daarmee ben ik aan de slag gegaan. Senter<br />

(toen nog STIPT, red.) en <strong>STW</strong> wilden participeren op<br />

voorwaarde dat mogelijke latere gebruikers, zoals DAF en<br />

tandwielfabriek De Schelde, ook zouden deelnemen in<br />

een op te richten consortium”, vertelt Van Neerbos, die er<br />

zijn specialisme van heeft gemaakt partijen bij elkaar te<br />

brengen die gezamenlijk in een joint venture opereren om<br />

innovatieve producten tot ontwikkeling te brengen.<br />

Geschatte omzet van 10 miljoen euro<br />

“In Crown Gear hebben we de tandwieloverbrenging verder<br />

ontwikkeld en vertaald naar de productiefase. Senter was<br />

bereid 60 procent van de ontwikkelingskosten voor zijn<br />

rekening te nemen tot een maximum van bijna vier miljoen<br />

euro. DAF en De Schelde stapten in, <strong>STW</strong> deed mee en ook<br />

ABN AMRO wilde participeren. Ik heb vervolgens het<br />

bureau KWW uit Rotterdam ingeschakeld om de waarde<br />

van de vinding te kunnen bepalen. De verwachting was dat<br />

we in vijf tot zeven jaar zouden kunnen uitgroeien tot een<br />

producent met een omzet van 10 miljoen euro. Alles wees<br />

er op dat we de kip met de gouden eieren in handen<br />

hadden. De lange aanlooptijd heeft vooral te maken met<br />

het feit dat een klant een definitieve keuze moet maken.<br />

Kies je voor een overgang op kroonwieloverbrenging, dan<br />

kun je niet meer terug naar kegelwieloverbrenging, want je<br />

past het ontwerp van een product er helemaal op aan.<br />

Als je dat vooraf weet, hoeft dat geen bezwaar te zijn.”<br />

Op basis van deze eerste stappen schreef Van Neerbos een<br />

uitvoerig bedrijfsplan, waarin hij een aantal kritische succes-<br />

factoren formuleerde. “De belangrijkste succesfactor was<br />

dat we een sterkte moesten bereiken van 80 procent van<br />

die van een kegelwieloverbrenging. Alleen dan zouden we<br />

kans van slagen hebben in de grote marktgebieden, zoals<br />

bijvoorbeeld de automotive markt. Daar zouden onze pro-<br />

ducten zeer geschikt voor zijn. Met minder sterkte zouden<br />

we in een aantal andere, veel kleinere, marktgebieden ook<br />

resultaat kunnen boeken, maar in de automotive markt zijn<br />

nu eenmaal grotere productieaantallen te realiseren, waar-<br />

door het bedrijf eerder uit de investeringskosten zou zijn.”<br />

Cylkro Gear<br />

In de ontwikkeling van de kroonwieloverbrenging kwamen<br />

de tien medewerkers in eerste instantie met behulp van<br />

freestechnologie tot een product dat 60 procent van de<br />

sterkte van een kegelwieloverbrenging haalde. Dit product<br />

kreeg de naam Cylkro Gear mee. “Op dat moment, we<br />

waren toen al enkele jaren bezig, had ik eigenlijk moeten<br />

zeggen: we zetten er nu een streep onder. Laat de partici-<br />

panten hun verlies nemen en bekijk of er een mogelijkheid<br />

is in een andere bedrijfsvorm op kleinere schaal de minder<br />

sterke overbrenging te gaan produceren voor de andere,<br />

kleinere marktgebieden. Dat zou haalbaar zijn geweest<br />

als we niet de ontwikkelingskosten uit het verleden als last<br />

met ons mee zouden moeten dragen. De aandeelhouders<br />

wilden het toch proberen en gezamenlijk hebben we beslo-<br />

ten het ontwikkelingsproces door te zetten.


In een vervolg ontwikkelde Crown Gear een verbeterde<br />

versie. Een schuinvertand- in plaats van een rechtvertand<br />

kroonwiel bleek met gemak de sterkte van 80 procent van<br />

een kegelwielverbinding te halen. Een lastige handicap<br />

was dat dit kroonwiel nog een verschrikkelijk geluid<br />

voortbracht. Pas na een jaar vonden we een minimale<br />

onjuistheid in de vertanding waardoor we dit euvel konden<br />

oplossen. Maar na vijf jaar ontwikkelen en op kleine schaal<br />

produceren waren de investeringen vrij hoog opgelopen en<br />

bleken DAF en De Schelde geen investeringsruimte meer<br />

te hebben. IHC stapte in, evenals het Innofonds Twente.<br />

ABN AMRO vergrootte zijn aandeel in Crown Gear,<br />

waardoor het bedrijf verder kon. Dit was des te belangrijker<br />

geworden omdat met de nieuwe ontwikkeling de massa-<br />

markt weer in zicht kwam. De klantenkring groeide ook<br />

feitelijk en in 1999 en 2000 bereikte Crown Gear een omzet<br />

van tussen een half en één miljoen euro. Dankzij de marge<br />

van vijftig procent op het product draaide het bedrijf voor<br />

het eerst productiekosten dekkend. De aandeelhouders<br />

namen zich voor tot eind 2001 door te gaan met de finan-<br />

ciering. Daarna moest het break even point bereikt zijn.<br />

Redder in de nood<br />

“So far so good”, zou je denken. “Het begon ergens op<br />

te lijken”, zegt Van Neerbos. “We hadden het bedrijf<br />

inmiddels verplaatst van Rotterdam naar Enschede, waar<br />

we een eigen productiehal hadden. De aandeelhouders<br />

gaven de voorkeur aan een nieuwe directeur en ik trok mij<br />

terug op de achtergrond als directeur van de holding ter<br />

begeleiding. De nieuwe directeur was een briljant technicus<br />

met wat minder aandacht voor dagelijkse managementis-<br />

sues. Vervolgens diende de economische crisis zich aan<br />

in de markt voor bewerkingsmachines die voor ons juist<br />

zo belangrijk geworden was. Zestig tot zeventig procent<br />

van onze omzet kwam uit die markt. Hierdoor haalden<br />

we in 2002 een omzet van slechts 50% van de prognose.<br />

Er werd nog een laatste krediet van 400.000 euro verstrekt.<br />

Ook op dat moment denk je dat het eigenlijk niet meer kan,<br />

| innovatie, niet altijd ‘maakbaar’<br />

maar ga je toch door. Per slot van rekening wil je blijven<br />

proberen de werkgelegenheid van de werknemers veilig te<br />

stellen en houd je geloof in het product zelf.”<br />

Een redder in de nood leek zich aan te dienen in de vorm<br />

van een klant van Crown Gear. Het Britse GKN wilde een<br />

contract aangaan, waarin het bedrijf een investering van<br />

1,6 miljoen euro zou doen in Crown Gear. Daarmee zou het<br />

de eigendomsrechten verwerven en een belangrijk pakket<br />

opdrachten plaatsen. Mede doordat participanten rond die<br />

tijd weinig constructieve bewegingen maakten, mislukte de<br />

doorstart en mondde de situatie uit in een faillissement.<br />

Tot de stomme verbazing van Van Neerbos verkocht de<br />

curator het patent aan een Twents bedrijf, waarin een<br />

Zwitserse klant van Crown Gear participant is. De rechter<br />

commissaris keurde de verkoop goed en sindsdien draait<br />

het bedrijf gewoon door op de vinding. Er zijn ook mede-<br />

werkers overgestapt naar dat betreffende bedrijf. “Voor<br />

de werkgelegenheid is dat dus mooi”, vindt Van Neerbos,<br />

“Maar het totaalbeeld klopt niet. Een prachtige technologie<br />

komt in het bezit van een Zwitser, terwijl je het totale project<br />

graag tot een goed einde had willen brengen voor de<br />

Nederlandse industrie. Bij Senter reageerde men anders.<br />

Ik voelde me niet prettig bij de ontwikkelingen, maar<br />

Senter reageerde met de reactie dat het wel heel vreemd<br />

zou zijn als er nooit risicodragend kapitaal verloren zou<br />

gaan. Toch kan je achteraf stellen dat er in ‘managerial’<br />

opzicht fouten zijn begaan: toen de zwaarste kritische<br />

succesfactor niet gehaald werd, hadden we er achteraf<br />

wel een streep onder moeten zetten. Dan hadden we<br />

verdere ontwikkelingen zonder de oude investeringslast<br />

kunnen begeleiden. Ten tweede zie je toch dat steeds net<br />

iets te krappe investeringen worden gedaan. Dan kan je<br />

bijvoorbeeld een jaar oponthoud voor het oplossen van<br />

een irritant geluid eigenlijk net niet goed opvangen. En<br />

ten derde zie je dat we in de stervensfase niet voldoende<br />

begeleiding hebben kunnen bieden. De verkoop van de<br />

patentpositie had niet mogen gebeuren.”<br />

11


12<br />

REACTIE OP INTERVIEW DOOR PROJECTLEIDER PROF.DR.IR. JEU SCHOUTEN:<br />

“Betrek het bedrijfsleven eerder financieel bij onderzoek”<br />

project EWT.0250<br />

Het onderzoek naar kroonwielver-<br />

tanding staat prof.dr.ir. Jeu Schouten,<br />

verbonden aan de faculteit Werktuig-<br />

bouwkunde aan de Technische<br />

Universiteit Eindhoven, nog helder<br />

voor de geest, ook al werd het twintig<br />

jaar geleden uitgevoerd. “Het aardige<br />

van het project was dat we het hele<br />

traject van eerste idee tot en met<br />

prototype hebben meegemaakt. We<br />

hebben de geometrie beschreven en<br />

we hadden de productietechnologie<br />

voor elkaar”, zegt Schouten.<br />

In wetenschappelijk opzicht is het<br />

project zeer succesvol geweest.<br />

Het leverde twee gepromoveerde<br />

onderzoekers op; Triesenau in de<br />

werktuigbouwkunde en Overdijk in<br />

de wiskunde. Met behulp van hetzelf-<br />

de principe heeft de faculteit later<br />

nog meegewerkt aan de kroonwiel-<br />

vertanding van de staartrotor aan de<br />

Europese helikopter NH90 waarvoor<br />

DAF Special Products onderdelen<br />

ontwikkeld.<br />

Terugblikkend op de ervaringen van<br />

Crown Gear zegt hij: “Achteraf is het<br />

te gemakkelijk te zeggen waar het<br />

aan heeft gelegen. Voor ons was het<br />

project afgelopen toen Crown Gear<br />

ermee aan de slag ging. De heer<br />

Kuiken had een goede toepassing, de<br />

heer Van Neerbos pakte het volgens<br />

mij goed aan. Met de kennis achteraf<br />

zou je kunnen suggereren dat het<br />

misschien verstandig was geweest in<br />

eerste instantie minder waarde te<br />

hechten aan het percentage van de<br />

belastbaarheid. Crown Gear richtte<br />

zich sterk op de automotive branche,<br />

waar een zeer hoge belastbaarheid<br />

is vereist. Als het bedrijf in een ander<br />

marktsegment, waar een lagere<br />

belastbaarheid volstaat, eerst geld<br />

had verdiend om dat te investeren in<br />

de verdere optimalisering van de<br />

belastbaarheid, hadden de kaarten<br />

misschien anders gelegen. Maar<br />

nogmaals, achteraf is dat eenvoudig<br />

gezegd.”<br />

Promovendi in dienst nemen<br />

In het algemeen ervaart Schouten de<br />

lange ontwikkeltijd als een probleem<br />

voor de utilisatie van vindingen. Hij<br />

vindt echter niet dat universiteiten<br />

een vinding langer moeten door-<br />

ontwikkelen voordat het bedrijfsleven<br />

er mee aan de slag gaat. “In dat geval<br />

schieten wetenschappers door in hun<br />

nieuwsgierigheid. Het gaat om het<br />

vinden van een toepassing en dat is<br />

aan het bedrijfsleven. De <strong>STW</strong> doet dit<br />

goed met de gebruikerscommissies.<br />

Je zou daarbinnen kunnen proberen<br />

bedrijven te stimuleren eerder<br />

financieel in een onderzoek in te<br />

stappen. In Duitsland bijvoorbeeld<br />

staan wetenschap en bedrijfsleven<br />

wat dichter bij elkaar. Bedrijven zijn<br />

er sneller geneigd promovendi nog<br />

tijdens het onderzoek in dienst te<br />

nemen. Daarmee kun je de ontwikkel-<br />

tijd van een product verkorten omdat<br />

je de kennis direct in huis haalt.”


RIJK VERHEUL, DIRECTEUR VAN MIERIJ METEO<br />

‘Integrated Air-flow Sensor’<br />

project DEL.0724<br />

De lange mars van een meetfanaat<br />

Een chipgestuurde windsensor zonder bewegende delen.<br />

Sinds het begin van de jaren negentig droomde Rijk Verheul,<br />

directeur van Mierij Meteo uit De Bilt, van de ontwikkeling<br />

van deze vinding. Dertien jaar en vele tonnen in euro’s<br />

verder luidt zijn oordeel: “Er is een te grote afstand tussen<br />

de universitaire wereld en het midden- en kleinbedrijf.”<br />

Het systeem van de windsensor zit hem in een chip die de<br />

windrichting- en snelheid meet. De werking is gebaseerd<br />

op het principe dat een verwarmd oppervlak afkoelt wan-<br />

neer er lucht overheen stroomt. Hoe harder het waait des<br />

te groter is de afkoeling. De ontwikkeling van het huidige<br />

apparaat, dat bij Mierij Meteo een laatste kans krijgt in de<br />

vermarkting, heeft twaalf tot dertien jaar gevergd. Verheul<br />

heeft zich tegen zijn eigen enthousiasme in bescherming<br />

moeten nemen nadat hij vele tonnen in euro’s heeft<br />

geïnvesteerd. Niet alleen in de windsensor, maar ook in<br />

andere wetenschappelijk innovatieve projecten kon hij het<br />

niet laten te investeren. “De techniek is vaak zo prachtig”,<br />

zegt hij. “Wetenschappers zeggen dan van hun vinding dat<br />

zij zo in de markt kan worden gezet. Wij hebben aan den<br />

lijve ondervonden dat je op dat moment ongeveer tien<br />

procent van het uiteindelijke product in handen hebt.<br />

Aan de overige negentig procent zul je zelf nog heel hard<br />

moeten werken.”<br />

Veel meteo apparatuur stamt uit de jaren vijftig<br />

De windsensor is volgens Verheul een mooi voorbeeld van<br />

hoe dit in zijn werk gaat. In 1982 verliet Verheul het KNMI<br />

en startte hij Mierij Meteo, met achttien medewerkers een<br />

middelgroot bedrijf in meteo apparatuur, micro elektronica<br />

en installatie en onderhoud. Toen hij in 1990 de windsensor<br />

kreeg aangeboden door prof. Huijsing, had hij in feite niet<br />

meer in handen dan een gepatenteerde chip, waarin de<br />

techniek van het meten van windrichting en -snelheid zat<br />

verwerkt. Hij werd lid van de gebruikerscommissie, sprak<br />

een regeling af voor het gebruikersrecht en legde 350.000<br />

gulden op tafel voor de verdere ontwikkeling van het<br />

apparaat. Zijn motivatie: “Veel meteo apparatuur stamt uit<br />

de jaren vijftig en is nog mechanisch van aard. Er valt dus<br />

heel veel te vernieuwen op dit gebied. Bovendien ben ik<br />

meet verslaafd.”<br />

Verheul: “We kwamen drie marktsegmenten overeen, de<br />

professionele, de industriële en de consumentenmarkt.<br />

Per segment spraken we een royalty af in ruil voor het<br />

gebruikersrecht op het patent. Een uitstekend ingenieur<br />

ging er binnen Mierij Meteo mee aan de slag. Na bijna vier<br />

jaar was het geld op, maar het eerste product lag er. Het<br />

bleek duidelijk meer te vragen dan een behuizing om de<br />

chip plaatsen. We, mijn vrouw en ik, hebben toen voor het<br />

eerst een aandeelhouder in het bedrijf moeten opnemen<br />

om de introductie van de windsensor te kunnen realiseren.”<br />

Orders over tien jaar<br />

De eerste poging om de windsensor te introduceren in<br />

de professionele meteo markt, liep op een grote teleurstel-<br />

ling uit. De reactie luidde: ‘Interessant, zet de sensor de<br />

komende vijf jaar maar naast onze vertrouwde apparatuur.<br />

Blijkt uit de gegevens dat hij beter werkt, dan gaan we<br />

plannen indienen om de sensor aan te kunnen schaffen.<br />

Verheul: “Het argument was dat je het weer niet kunt over-<br />

doen. Om dus zeker te zijn dat onze windsensor richting<br />

en snelheid beter registreert, moet je gelijktijdig en onder<br />

dezelfde weercondities kunnen vergelijken.”<br />

Omdat Verheul niet kon wachten op aanvaarding door die<br />

professionele meteo markt, besloot hij een alternatief te<br />

maken voor de consumentenmarkt. De markt voor (plezier-)<br />

vaartuigen zou belangstelling hebben voor een kunststof<br />

editie van de sensor. Tijdens de ontwikkeling bleek de<br />

luchtdoorstroming kritisch te zijn en ontstonden er fysische<br />

problemen. Opnieuw grote investeringen. Verder had<br />

Verheul problemen met de lijmtechnieken aan de chip en


14<br />

| DEL.0724<br />

verhouding tot de kunststof behuizing, maar deze kreeg<br />

hij onder de knie. Hij maakte het product als complete set<br />

inclusief metertjes en won de eerste order van Vetus uit<br />

Schiedam, dat 500 setjes bestelde. Vetus wilde de setjes<br />

in boten inbouwen. Bij het inbouwen van de eerste ging er<br />

iets fout en Vetus vroeg om ‘even een nieuwe chip’. Dat<br />

ging niet omdat elke set alleen als afzonderlijk geheel<br />

kon functioneren. Verheul nam de hele bestelling terug<br />

en moest opnieuw de studeerkamer in om een oplossing<br />

te vinden waarin zelfs een nieuwe miniwindtunnel is<br />

ontwikkeld en nieuwe software, de verschillen per set kon<br />

compenseren. Nu is hij daar in geslaagd en is de MMW<br />

(Mierij Meteo Windsensor) klaar voor zijn laatste kans op<br />

de markt.<br />

Externe participatiemaatschappij<br />

Verheul is echter tot de conclusie gekomen dat hij dit niet<br />

langer alleen moet willen doen. “Er is zoveel geld in de<br />

ontwikkeling van producten gaan zitten, dat ik vorig jaar<br />

met mijn vrouw, die ook in het bedrijf zit, heb afgesproken<br />

dat we voor de zakelijke en commerciële kant van het<br />

bedrijf externe hulp moeten inroepen.” Een externe partici-<br />

patiemaatschappij heeft de meerderheid van de aandelen<br />

overgenomen en Bart van Westreenen (voorheen Ahold<br />

en directeur BelCompany) is als managing director aan-<br />

getrokken. Van Westreenen: “Wij geloven net als Rijk in<br />

het product, evenals in de projecten die hij in de loop der<br />

jaren nog meer heeft aangetrokken. Bovendien heeft<br />

Mierij Meteo een zeer gezonde basis in de meteo markt.<br />

We denken de MMW tegen een aantrekkelijker prijs te<br />

kunnen gaan aanbieden door de productie uit te besteden.<br />

Daarbij richten wij ons op de plezierbotenmarkt en op de<br />

agro markt. Verder hebben we gezamenlijk afgesproken<br />

dat we de komende tijd geen nieuwe soortgelijke projecten<br />

aangaan. Rijk heeft helemaal gelijk als hij stelt dat het gat<br />

tussen de vindingen van een universiteit en de toepassing<br />

in het midden- en kleinbedrijf te groot is. Dat is wellicht<br />

voor grote concerns weggelegd die ontwikkelgelden ter<br />

beschikking kunnen stellen, maar de wat kleinere bedrijven<br />

kunnen zich zo’n lange aanlooptijd en een forse investe-<br />

ring niet permitteren.”<br />

Een ander project waaraan Verheul al lang in een IOP<br />

project met de Universiteit Twente samenwerkt, is SIOS.<br />

Dit is een sensor die op bacteriegrootte kan detecteren of<br />

een persoon een ziekte onder de leden heeft. De sensor<br />

heeft al menig testfase met glans doorstaan en is<br />

inmiddels gepatenteerd. Van Westreenen: “SIOS is net<br />

als de MMW een kansrijk project, dat de getalenteerdheid<br />

van Rijk nog eens onderstreept. Op het gebied van meet-<br />

technieken is hij briljant. Hij heeft bewezen dat hij het ook<br />

kan verkopen. Het enige wat hem dreigde te nekken, is<br />

dat hij te veel hooi op zijn vork nam. Als je zes of zeven<br />

van dit soort intensieve projecten naast je gewone bedrijfs-<br />

voering aanhaalt, komt er een moment dat het teveel van<br />

het goede is. Behalve de managementondersteuning die<br />

we in Mierij Meteo sinds het begin van dit jaar verlenen,<br />

hebben we samen ook een andere zakelijke aanpak geko-<br />

zen. Een project als SIOS wordt nu ondergebracht in een<br />

aparte vennootschap.”<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

Een meer algemene oplossing om midden- en kleinbedrijf<br />

en universiteit meer met elkaar in contact te laten komen,<br />

ziet Verheul in een Amerikaanse vorm van samenwerking.<br />

“In de Verenigde Staten zie je regelmatig dat universiteiten<br />

wetenschappers aan het bedrijfsleven uitlenen. Pas bij<br />

succes van een bepaalde ontwikkeling gaat een bedrijf<br />

de kosten hiervoor terugbetalen. Dan wordt het ook voor<br />

kleinere bedrijven haalbaar om zich bezig te houden met<br />

grensverleggende wetenschappelijke vindingen.”


REACTIE OP INTERVIEW DOOR PROJECTLEIDER PROF.DR.IR. HAN HUIJSING:<br />

“Staatssecretaris Innovatie gewenst”<br />

project DEL.0724<br />

Prof.dr.ir. Han Huijsing veert op als<br />

hem de vraag wordt voorgelegd of<br />

het gat tussen de wetenschap en het<br />

midden- en kleinbedrijf te groot is<br />

voor succesvolle utilisaties. “Ik heb<br />

mij ruim tien jaar ingezet om te<br />

helpen dat gat te dichten, maar het is<br />

er nog steeds en het is nog steeds te<br />

groot”, zegt de hoogleraar aan de<br />

Faculteit Informatietechnologie en<br />

Systemen aan de Technische<br />

Universiteit Delft. Hij was destijds<br />

projectleider in het onderzoek naar<br />

de windsensor die MierijMeteo later<br />

op de markt bracht.<br />

“Het midden- en kleinbedrijf werkt<br />

meestal met een korte termijn-<br />

planning. De ontwikkeling van een<br />

sensor vanaf het idee tot een te<br />

verkopen product duurt al gauw<br />

vijftien jaar. Het MKB heeft die<br />

lange adem doorgaans niet”, zegt<br />

Huijsing, die onder auspiciën van<br />

<strong>STW</strong> voorzitter van het Platform<br />

Sensortechnologie is geweest,<br />

The Sense of Contact heeft opgezet<br />

en aan de geboorte heeft gestaan<br />

van het halfjaarlijks verschijnende<br />

Sensor Nieuws.<br />

De wetenschapper mag natuurlijk<br />

puur wetenschap bedrijven zonder<br />

aan de toepassing te denken. Maar<br />

een technische wetenschapper moet<br />

volgens hem dichtbij het gebruik<br />

proberen te staan. Dan nog denkt<br />

een wetenschapper nog wel eens te<br />

licht over de ontwikkeltijd van een<br />

product nadat het de universiteit heeft<br />

verlaten. “Eerst moet de universiteit<br />

een model ontwerpen, vervolgens<br />

moet een bedrijf een sensor ontwik-<br />

kelen en dan moet deze sensor ook<br />

nog eens rijp gemaakt worden voor<br />

massaproductie. In het voorbeeld van<br />

de windsensor is dat verschrikkelijk<br />

lastig omdat MierijMeteo een zeer<br />

complex apparaat maakt. Om een<br />

goed product te krijgen, moeten<br />

het mechanische, thermische en<br />

elektrische domein op elkaar aan-<br />

sluiten. Het enthousiasme van de<br />

heer Verheul heeft hem ver gebracht,<br />

maar ik kan mij goed voorstellen dat<br />

hij op een gegeven moment andere<br />

partijen erbij moet vragen om de<br />

commercialisering van het product<br />

kracht bij te zetten.”<br />

Verander de ‘mindset’ omtrent techniek<br />

Om Nederland op industrieel gebied<br />

mee te laten komen, zou een steviger<br />

innovatiebeleid op zijn plaats zijn,<br />

meent Huijsing. “Investerings-<br />

subsidies voor het MKB zouden een<br />

stimulans kunnen zijn voor kleinere<br />

ondernemers. Het is juist zo jammer<br />

dat kleinere bedrijven meer lef<br />

hebben dan hele grote. Een bedrijf<br />

als MierijMeteo steekt zijn nek uit.<br />

Verder moeten de activiteiten van<br />

<strong>STW</strong> op niveau en het werken met<br />

gebruikerscommissies de weg naar<br />

het bedrijfsleven effenen. Wil je als<br />

land meespelen, dan zul je ook wat<br />

moeten doen aan de ‘mindset’<br />

omtrent techniek. Begin op de middel-<br />

bare scholen de keuze voor techni-<br />

sche vakken te stimuleren. Zorg<br />

voor enthousiaste leraren die hun<br />

leerlingen gemakkelijker tot die keuze<br />

brengen. Heus, een staatssecretaris<br />

Innovatie zou in een handelsland als<br />

Nederland veel werk te verzetten<br />

hebben”, aldus Huijsing.<br />

15


PROF.DR.IR. A.A.A. MOLENAAR<br />

“Mechanische eigenschappen van funderingsmaterialen en zanden<br />

in relatie tot fysische te bepalen materiaalkenmerken”<br />

project DCT.4192 (zie pagina 66)


| DCT.4192<br />

17


18<br />

| Middelgrote apparatuur op universiteiten<br />

Een duidelijke trend in het kader<br />

van kostenbeheersing en efficiency-<br />

verhoging bij universiteiten is het<br />

samenvoegen, privatiseren of afstoten<br />

van diensten. In het algemeen kan<br />

worden gesteld dat infrastructurele<br />

kosten van de vakgroepen meestal<br />

niet meer centraal worden gefinan-<br />

cierd, maar door de universiteit wor-<br />

den doorberekend aan de betreffende<br />

vakgroepen. Voor het dekken van de<br />

infrastructurele kosten is binnen de<br />

instelling geld beschikbaar. Helaas is<br />

dit door bezuinigingen op de eerste<br />

geldstroom meestal niet toereikend.<br />

Het begrip ‘infrastructuur van de<br />

universiteit’ is dus duidelijk aan<br />

erosie onderhevig, terwijl het tweede<br />

geldstoom onderzoek daarvan sterk<br />

afhankelijk is. Een robuuste infra-<br />

structuur voor wetenschappelijk<br />

onderzoek is noodzakelijk voor een<br />

goede uitvoering. Daarnaast zal een<br />

vakgroep met een adequate ‘gezonde’<br />

infrastructuur beter in staat zijn om<br />

talentvolle onderzoekers aan te<br />

trekken en op te leiden.<br />

<strong>STW</strong> stelt zich ten doel om technisch-<br />

wetenschappelijk onderzoek en de<br />

toepassing daarvan te bevorderen.<br />

Hiervoor is een adequate onderzoeks-<br />

financiering beschikbaar, die echter<br />

additioneel is op de bestaande infra-<br />

structuur. Apparatuur die specifiek<br />

voor een <strong>STW</strong>-project moet worden<br />

gebruikt wordt dus gefinancierd,<br />

echter ‘not-dedicated’ apparatuur<br />

wordt verondersteld aanwezig te<br />

zijn. Met ‘not dedicated’ apparatuur<br />

worden apparaten voor algemeen<br />

gebruik bedoeld.<br />

Om het gevoel wat op de universiteiten<br />

leeft met betrekking tot ‘not dedicated’<br />

apparatuur te illustreren, is een aantal<br />

vakgroepbeheerders gevraagd om te<br />

reageren op enkele vragen omtrent het<br />

verkrijgen van apparatuur voor alge-<br />

meen gebruik. Een samenvatting van<br />

deze reacties is hieronder beschreven.<br />

Wat zijn de mogelijkheden van een<br />

beheerder om geld vrij te maken voor<br />

‘not-dedicated’ apparatuur?<br />

Je kunt niet om dat deel van het<br />

machinepark heen, ‘not-dedicated’<br />

apparatuur behoort bij een adequate<br />

infrastructuur voor onderzoekers.<br />

Het verkrijgen van zeer specifieke<br />

projectgekoppelde apparatuur is vaak<br />

geen probleem, mits de aanvraag<br />

wordt goedgekeurd. Echter het<br />

verkrijgen van ‘not-dedicated’<br />

apparatuur voor routinematig werk<br />

zoals ‘state-of-the-art’ instrumenten<br />

(SEM of patroongeneratie) of<br />

‘werkpaarden’ (centrifuge, spectro-<br />

fotometer, gaschromatograaf etc.) is<br />

problematisch. Voor sommige ‘state<br />

of the art’ instrumenten kan men<br />

terecht bij NWO-middelgroot, omdat<br />

het dan om een uniek instrument<br />

gaat. Apparatuur die niet voor subsi-<br />

die in aanmerking komt, moet uit de<br />

eerste geldstroom worden betaald.<br />

Vaak wordt apparatuur uit de eerste<br />

geldstroom uitsluitend door het depar-<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

tement toegekend als er matching is<br />

en het apparaat dus door meerdere<br />

leerstoelgroepen wordt aangevraagd.<br />

Als geen matching mogelijk is, zijn<br />

vakgroepen gedwongen om tekorten<br />

op de budgetten te dekken met geld<br />

uit de tweede en derde geldstroom.<br />

Het probleem dat hierbij ontstaat is<br />

de koppeling van het apparaat aan<br />

een specifiek project; vaak zijn er<br />

tegelijkertijd meerdere projecten van<br />

afhankelijk. De tweede geldstroom-<br />

financiers vergoeden in principe geen<br />

kosten voor infrastructuur. Sommige<br />

derde geldstroom financiers maken er<br />

geen punt van.<br />

Wat is de strategie om het bestand van<br />

‘not-dedicated’ apparatuur op peil te<br />

houden?<br />

Een groot probleem is de snelle<br />

toename van de kosten als gevolg<br />

van de enorm snel voortschrijdende<br />

ontwikkelingen (zie ook figuur 5). Het<br />

gaat dan om zowel de investering als<br />

de bijbehorende exploitatie.<br />

Daarnaast is goed onderhoud een<br />

vereiste om de infrastructuur te<br />

handhaven. Onderhoud is vaak alleen<br />

maar door specialisten uit te voeren,<br />

wat de kosten opdrijft. Regulier<br />

onderhoud wordt meestal uit de<br />

eerste geldstroom betaald. Specifiek<br />

onderhoud kan soms uit projecten<br />

worden betaald, maar soms wordt een<br />

onderhoudpot opgebouwd uit inkom-<br />

sten van derden voor het gebruik van<br />

apparatuur. De formele afschrijvings-


figuur 5 Onderzoekers hebben steeds meer<br />

behoefte aan apparatuur. Over alle door <strong>STW</strong><br />

gehonoreerde projecten gezien in de periode<br />

1993-2002 is het gemiddelde investerings-<br />

budget van een project met circa 65 procent<br />

gestegen tot 65.000 euro. Dit is een stijging<br />

twee maal zo snel als de inflatie in die periode.<br />

Een deel van de werkelijke kostenstijging<br />

blijft daarbij nog buiten beschouwing omdat<br />

<strong>STW</strong> wel de eigendom van de apparatuur<br />

heeft maar niet de onderhouds- en bedrijfs-<br />

kosten draagt. Deze komen voor rekening van<br />

de onderzoeksinstelling.<br />

figuur 6 Niet alleen is er sprake van kosten-<br />

stijging, ook is er steeds meer behoefte aan<br />

geavanceerde apparatuur. Daardoor stijgt jaar-<br />

lijks het aantal (gehonoreerde) projecten met<br />

een apparatuurbehoefte groter dan 100.000<br />

euro. Voor geavanceerde apparatuur is meer<br />

specialistisch, en dus duurder onderhoud nodig<br />

(zie tekst). <strong>STW</strong> wijst investeringsbudgetten<br />

toe in het kader van haar normale procedure<br />

voor het Open Technologieprogramma.<br />

| middelgrote apparatuur op universiteiten<br />

figuur 5 Gemiddelde <strong>STW</strong>-investeringen in apparatuur per project<br />

figuur 6 <strong>STW</strong>-investeringen in apparatuur naar omvang<br />

19


20<br />

| Middelgrote apparatuur op universiteiten<br />

figuur 7 <strong>STW</strong>-investeringen 1993-<strong>2003</strong> naar discipline<br />

figuur 8 <strong>STW</strong>-investeringen in apparatuur 1993-<strong>2003</strong> per instelling<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

figuur 7 Technische wetenschappers binnen<br />

de disciplines natuurkunde, scheikunde en<br />

electrotechniek ontvingen in het afgelopen<br />

decennium de meeste investeringsmiddelen.<br />

In het beschouwde tijdvak nam vooral het<br />

aandeel van het technisch scheikundig onder-<br />

zoek toe, dat voor de civiele techniek en de<br />

werktuigbouw nam af. Per onderzoeksproject<br />

gezien zijn de fysica en de scheikunde het<br />

meest apparatuurintensief. Gemiddeld was,<br />

over de hele periode gezien, het apparatuur-<br />

budget voor een technisch scheikundig<br />

project 79 duizend euro, voor een technisch<br />

fysisch project ongeveer 130 duizend euro.<br />

figuur 8 De drie technische universiteiten<br />

ontvangen gezamenlijk bijna tweederde van<br />

de <strong>STW</strong>-middelen voor apparatuur. Deze<br />

verdeling is vooral toe te schrijven aan het<br />

grotere aantal gehonoreerde projecten voor<br />

deze onderzoeksinstellingen (TUD 215; UT<br />

148; TUE 105). Per toegekend investerings-<br />

krediet ontlopen de technische grote drie<br />

elkaar niet veel (respectievelijk per project<br />

circa 87.000, 96.000 en 90.000 euro).


termijn is voor de meeste apparatuur<br />

5 jaar, voor computerapparatuur is dit<br />

3 jaar. Omdat de financiering van<br />

standaard ‘not dedicated’ apparatuur<br />

(de ‘werkpaarden’) problematisch is,<br />

hebben deze vaak een afschrijvings-<br />

termijn tussen 5 en 10 jaar of meer.<br />

Kan iedereen de apparatuur gebruiken,<br />

dus zijn onderzoekers buiten de vak-<br />

groep welkom zonder betaling?<br />

Er heeft zich een trend ingezet om te<br />

betalen voor gebruik van apparatuur.<br />

Als leerstoelgroep proberen we met<br />

gesloten beurzen te werken, ergo er<br />

wordt geen fee berekend, tenzij de<br />

andere leerstoelgroep dit wel doet.<br />

Uitgangspunt is, dat de overheid<br />

(<strong>STW</strong> of NWO) de gehele Nederlandse<br />

‘onderzoekcommunity’ al subsidieert.<br />

Wel is ‘facility sharing’ met derden<br />

soms een mogelijkheid om vast lasten<br />

te delen en een stukje afschrijving<br />

terug te halen. Daarnaast is het<br />

centraliseren van dure ‘state of the art’<br />

onderzoeksapparatuur voor algemeen<br />

gebruik een optie, maar wel moet je<br />

uitkijken dat de toegankelijkheid en<br />

efficiënt werken mogelijk blijven.<br />

Waar gaat het naar toe in de toekomst?<br />

Een probleem gaan de apparaten<br />

vormen die gedeeltelijk op sommige<br />

projecten worden afgeschreven.<br />

Hiervoor moet worden tijdgeschreven,<br />

hetgeen voor veel apparaten ondoen-<br />

lijk is. Een knelpunt is in sommige<br />

gevallen, dat de afschrijvingstermijn<br />

langer is dan de looptijd van het<br />

project. Bij de meeste voorzieningen<br />

ontstaan dan problemen. Dan ben<br />

je afhankelijk van de eenmalige tref-<br />

fers zoals aanspraak op de ICES-KIS<br />

gelden of soortgelijke incidentele<br />

investeringsrondes.<br />

Conclusie<br />

De in dit hoofdstuk gepresenteerde<br />

problematiek is complex. <strong>STW</strong> wil<br />

haar onderzoekers enerzijds zoveel<br />

mogelijk faciliteren in de uitvoering<br />

van de gehonoreerde onderzoeks-<br />

voorstellen, maar anderzijds kan<br />

niet van <strong>STW</strong> worden verlangd dat<br />

zij de kosten op zich neemt van<br />

rekeningen die door anderen betaald<br />

behoren te worden. Als tweede<br />

geldstroom organisatie willen we<br />

voortbouwen op de sterkten van<br />

de universiteiten – en van het bedrijfs-<br />

leven – en dat is wat anders dan dat<br />

<strong>STW</strong> mede financieel verantwoorde-<br />

lijk zou zijn voor de basis daarvan.<br />

Daarom zullen wij de komende tijd<br />

een dialoog opstarten, in eerste<br />

instantie met voorzitters van Colleges<br />

van Bestuur, om uiteindelijk ook hier<br />

het heldere en consistente beleid<br />

te formuleren dat u van <strong>STW</strong> mag<br />

verwachten.<br />

| middelgrote apparatuur op universiteiten<br />

21


DR. HENK DE BRUIN<br />

“Het ontwikkelen en testen van een meetsysteem voor het bepalen<br />

van gebiedsgemiddelde verdamping en voelbare warmtestroom”<br />

project WMO.4133 (zie pagina 93)


| Statistiek<br />

TWEE MOMENTEN VAN EVALUATIE;<br />

DE PROJECTEN VAN START<br />

GEGAAN IN <strong>1992</strong> EN <strong>1997</strong><br />

In het algemeen zit er een grote<br />

tijdsspanne tussen de start van een<br />

project en het moment waarop de<br />

resultaten daadwerkelijk tot een<br />

‘bruikbaar’ resultaat leiden. <strong>STW</strong> is<br />

alleen betrokken bij het eerste deel<br />

van dit lange traject, namelijk bij de<br />

onderzoeksfase die doorgaans vier<br />

tot zes jaar beslaat. In deze utilisatie-<br />

rapportage zien wij, enige tijd na<br />

afloop van het onderzoek, terug op<br />

destijds gestarte <strong>STW</strong>-projecten.<br />

Voor deze evaluatie worden twee<br />

momenten gekozen; direct na afloop<br />

van een project, de interimrapportage<br />

(in dit rapport de projecten die in <strong>1997</strong><br />

van start gingen), en vijf jaar later een<br />

eindrapportage, het utilisatierapport<br />

(hier de projecten die in <strong>1992</strong> van start<br />

gingen).<br />

In de Interimrapportage (over de<br />

projecten in <strong>1997</strong>) worden dus de<br />

projecten bekeken die zes jaar<br />

geleden van start zijn gegaan en<br />

recent zijn afgesloten. Een typische<br />

situatie is dat een gebruiker verder<br />

wil gaan met de resultaten van het<br />

onderzoek. Hij zal dan vaak in aan-<br />

sluiting op de onderzoeksfase nog<br />

een ontwikkelingstraject moeten<br />

uitvoeren. Dit kan bestaan uit de<br />

markt onderzoeken, een productielijn<br />

opzetten en dergelijke, kortom alles<br />

wat nodig is om te komen tot een<br />

commercieel ‘product’.<br />

In de <strong>Utilisatierapport</strong>age (over de<br />

projecten die in <strong>1992</strong> van start gingen)<br />

is tien tot elf jaar na de start van<br />

universitair onderzoek al een veel<br />

beter – alhoewel nog altijd niet<br />

volledig – inzicht te verkrijgen in de<br />

daadwerkelijke toepassing en com-<br />

mercialisering. In dit rapport worden<br />

daarom ook die projecten bekeken<br />

die in <strong>1992</strong> van start zijn gegaan en<br />

waarover nu een min of meer afge-<br />

rond oordeel gegeven kan worden<br />

met betrekking tot de utilisatie.<br />

DE METHODE;<br />

HOE ‘METEN’ WE DE UTILISATIE<br />

Het zal duidelijk zijn, dat het meten<br />

van de mate van gebruik niet een-<br />

voudig is. Zo kan een verbeterde<br />

procesbeschrijving voor een gebruiker<br />

financieel zeer aantrekkelijk zijn,<br />

zonder dat er sprake is van een<br />

concreet product. Anderzijds kan<br />

de realisatie van een daadwerkelijk<br />

product (gebaseerd op een werkend<br />

prototype) worden afgebroken omdat<br />

markteconomische aspecten een rol<br />

spelen. Hoe de stand van zaken op dit<br />

vlak is bij de verschillende projecten,<br />

wordt nagegaan door (telefonische)<br />

enquêtering van onderzoekers,<br />

projectleiders of gebruikers, die bij<br />

het desbetreffende project waren<br />

betrokken. Mocht dit niet mogelijk<br />

zijn, dan wordt gezocht naar ander<br />

beschikbaar bronnenmateriaal.<br />

23


24 | Statistiek<br />

Om een beeld te geven van de resul-<br />

taten van een onderzoeksproject,<br />

heeft <strong>STW</strong> in de afgelopen jaren een<br />

meetmethode geïntroduceerd, die<br />

gebaseerd is op drie – meer of minder<br />

onafhankelijke – variabelen om de<br />

utilisatie te kunnen kwantificeren,<br />

te weten ‘Betrokkenheid’, ‘Product’<br />

en ‘Inkomsten’ (BPI). Elk van deze<br />

variabelen is onderverdeeld in een<br />

oplopende vierpuntswaardering<br />

(0, A, B, en C). De definities van deze<br />

classificering zijn:<br />

De mate waarin één (of meerdere)<br />

gebruikers bij het onderzoek zijn<br />

betrokken:<br />

0: het project is mislukt; omdat de uit-<br />

komsten irrelevant zijn voor een gebruiker;<br />

A: er is enige belangstelling van de<br />

gebruikers geweest, door deelname in een<br />

gebruikerscommissie;<br />

B: de gebruikers participeren actief.<br />

Een eventueel geleverde bijdrage is<br />

klein – in de vorm van geld, materialen<br />

en dergelijke;<br />

c: op niet mis te verstane wijze partici-<br />

peert de gebruiker in het project. Er is<br />

omvangrijke steun gegeven en vaak is<br />

er een contract met betrekking tot de<br />

samenwerking gesloten.<br />

utilisatierapport 2001 <strong>2003</strong><br />

BETROKKENHEID PRODUCT<br />

In hoeverre zijn de doelstellingen van<br />

het onderzoek gehaald, en is er een<br />

aanwijsbaar ‘product’:<br />

0: het project is in het onderzoeks-<br />

stadium mislukt, of het onderzoek is<br />

voortijdig afgesloten;<br />

A: Er is geen concreet product. Er is<br />

meer onderzoek nodig om een bruikbaar<br />

product te verkrijgen. Voorlopige conclu-<br />

sies zijn al wel getrokken, maar een en<br />

ander moet nog worden geverifieerd. We<br />

zijn nog in de fase van ‘basic technology’.<br />

De voornaamste vorm van output is tot<br />

op dit moment de wetenschappelijke<br />

publicatie;<br />

B: een voorlopig model, een principe<br />

of een conceptmethode is ontwikkeld en<br />

bruikbaar. Verificatie en verfijning is nog<br />

wel nodig voordat van een eindproduct<br />

kan worden gesproken. De gebruiker kan<br />

het onderzoeksproduct (nog) niet geheel<br />

zelfstandig gebruiken;<br />

C: er ligt een aanwijsbaar product,<br />

bijvoorbeeld in de vorm van software,<br />

een werkend prototype, een proces-<br />

omschrijving, een octrooi, kortom een<br />

min of meer afgerond concept, waarmee<br />

de gebruiker zelfstandig aan de slag<br />

kan gaan.


INKOMSTEN<br />

Heeft het onderzoek geleid tot inkom-<br />

sten voor <strong>STW</strong> en/of de onderzoeks-<br />

groep:<br />

0: omdat het project wetenschappelijk<br />

mislukte, of omdat er geen gebruiker<br />

gevonden kon worden, zijn er geen<br />

inkomsten op dit project geweest en zijn<br />

die in de toekomst niet te verwachten;<br />

A: er zijn nog geen inkomsten op het<br />

project. Dat wil hier zeggen dat er wel<br />

bijdragen aan het onderzoek kunnen zijn,<br />

maar nog geen revenuen uit de exploitatie<br />

van de kennis. Toekomstige baten zijn<br />

echter niet uitgesloten;<br />

B: incidenteel is of wordt (een deel van)<br />

de kennis verkocht. De ‘inkomsten’ kunnen<br />

hier ook bestaan uit het feit dat het resul-<br />

taat ‘waardevol’ is voor de samenleving;<br />

C: er is een beduidende, gestage of<br />

grote stroom inkomsten (geweest), of er<br />

is zicht op dat een dergelijke stroom de<br />

eerstvolgende vijf jaar wordt gerealiseerd.<br />

Bijvoorbeeld als er al principe-afspraken<br />

gemaakt zijn.<br />

Gebruik makend van de hierboven<br />

beschreven classificatie kunnen<br />

alle projecten in een 4 x 4 x 4 matrix<br />

worden ingedeeld. In het totaal dus<br />

64 mogelijkheden. Er ontstaat zo<br />

een beter gedifferentieerd beeld van<br />

de uiteindelijke resultaten die de<br />

projecten na vijf respectievelijk tien<br />

jaar opleveren.<br />

De meest geslaagde projecten vallen<br />

uiteraard in de categorie CCC. Maar<br />

een succesvol project met een grote<br />

betrokkenheid van een gebruiker<br />

in de non-profit sector én met een<br />

concreet en aanwijsbaar product<br />

(bijvoorbeeld milieu-onderzoek),<br />

wordt ook in een hoge klasse inge-<br />

deeld (CCA). Een project dat heeft<br />

geresulteerd in een product, maar<br />

geen afnemers vindt komt in een lage<br />

categorie terecht, bijvoorbeeld ACA.<br />

Ook wordt zo duidelijk wat de waarde<br />

is van fundamenteel-strategisch<br />

onderzoek, (de zogenaamde ‘basic<br />

technology’) voor de gebruikers. Er is<br />

dan weliswaar geen aanwijsbaar<br />

product, maar bedrijven hebben er<br />

soms (veel) geld voor over om deze<br />

basiskennis te ontwikkelen (klasse<br />

CAA) of te kopen (klasse CAC).<br />

| statistiek<br />

Achtergrondonderzoek vindt zijn<br />

plaats in de klasse AAA. Projecten die<br />

op bepaalde aspecten mislukten of<br />

zijn mislukt, krijgen een 0-waardering<br />

(bijvoorbeeld klasse 000).<br />

inkomsten<br />

Hieronder verstaat <strong>STW</strong> alle<br />

gelden en bijdragen in natura die<br />

op basis van een <strong>STW</strong>-project<br />

gegenereerd worden gedurende<br />

het hele traject, dus zowel van voor<br />

het project is gestart als tot na<br />

afloop van het project.<br />

25


26<br />

| Statistiek<br />

PROJECTEN GESTART IN <strong>1992</strong><br />

<strong>1992</strong> figuur 9 utilisatiegroepen<br />

0<br />

A<br />

B<br />

C<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

betrokkenheid product inkomsten<br />

% % %<br />

0 0 0<br />

39 27 54<br />

27 36,5 24<br />

34 36,5 22<br />

In <strong>1992</strong> gingen 41 projecten van start.<br />

In deze projecten werd door <strong>STW</strong><br />

15,6 miljoen euro geïnvesteerd.<br />

Bij deze projecten werden 22 overeen-<br />

komsten met de gebruikers gesloten<br />

en 9 octrooien aangevraagd. Aan<br />

inkomsten werd een bedrag van 2,07<br />

miljoen euro genoteerd.<br />

Figuur 9 geeft de verdeling aan per<br />

utilisatiecode. De figuren geven aan<br />

hoeveel procent van de projecten een<br />

bepaalde score op de drie categorieën<br />

heeft gehaald.<br />

Figuur 11 (pag. 28) geeft de BPI-code,<br />

die de projecten hebben gekregen<br />

weer.


PROJECTEN GESTART IN <strong>1997</strong><br />

<strong>1997</strong> figuur 10 utilisatiegroepen<br />

0<br />

A<br />

B<br />

C<br />

| statistiek<br />

betrokkenheid product inkomsten<br />

% % %<br />

0 1 2<br />

30 29 67<br />

50 39,5 22<br />

20 30,5 9<br />

In <strong>1997</strong> gingen 99 projecten van start.<br />

In deze projecten werd door <strong>STW</strong> voor<br />

41 miljoen euro geïnvesteerd. Bij deze<br />

projecten werden 57 overeenkomsten<br />

met de gebruikers gesloten en 23<br />

octrooien aangevraagd. Aan inkom-<br />

sten werd (tot nu toe) een bedrag van<br />

2,86 miljoen euro genoteerd.<br />

Figuur 10 geeft de verdeling aan per<br />

utilisatiecode. De figuren geven aan<br />

hoeveel procent van de projecten een<br />

bepaalde score op de drie categorieën<br />

heeft gehaald.<br />

Figuur 12 (pag. 28) geeft de BPI-code,<br />

die de projecten hebben gekregen<br />

weer. Voor verdere uitleg zie de toe-<br />

lichting.<br />

Conclusie<br />

De figuren 11 en 12 bieden een<br />

integrale visualisatie van de cijfers<br />

van de figuren 9 en 10. Die geven<br />

aan dat 61 procent van de<br />

projecten die in <strong>1992</strong> werden<br />

gestart, heeft geleid tot een<br />

actieve relatie met een of meer<br />

gebruikers, 73 procent heeft een<br />

concreet product opgeleverd en<br />

46 procent heeft cash of in kind<br />

inkomsten opgeleverd, in die zin<br />

dat er waardevolle resultaten voor<br />

de samenleving zijn gegenereerd,<br />

die nu al, of naar verwachting op<br />

termijn, inkomsten opleveren.<br />

Bij de projecten die in <strong>1997</strong> zijn<br />

gestart liggen deze percentages<br />

iets lager, conform het beeld dat<br />

de utilisatierapporten jaarlijks<br />

opleveren. Na vijf tot zes jaar is<br />

het immers in veel gevallen nog te<br />

vroeg om van uitgekristalliseerde<br />

kennisexploitatie te spreken. Een<br />

uitzondering daarop vormt de<br />

‘betrokkenheid’, die in dit geval 70<br />

procent bedraagt. <strong>STW</strong> is blij met<br />

deze goede resultaten en zal zich<br />

blijven inzetten om ook de komen-<br />

de jaren vergelijkbare of wellicht<br />

betere resultaten te boeken.<br />

27


28<br />

| Statistiek<br />

De verschillende categorieën worden in kleuren weergegeven. Een hoge score op de categorie Inkomsten is te herkennen aan een<br />

blauwe kleur. Voor een hoge score op Betrokkenheid is die kleur rood en voor een hoge score op Product is die kleur groen. Omdat de<br />

complete codes alle drie de BPI-componenten bevatten, hebben alle bollen mengkleuren. Een project met BPI-code 000 zal een zwarte<br />

bol opleveren. Een project met een code CCC zal een witte bol opleveren. Verder geeft de inhoud van de bol weer hoeveel projecten die<br />

betreffende code toegekend hebben gekregen. Zo geeft het praktisch donker rode bolletje onderaan (<strong>1997</strong>) aan dat er één project is met<br />

de BPI-code A00. De grote antracietkleurige bol (een niveau hoger en dieper) geeft aan dat er 13 projecten zijn met BPI-code AAA<br />

(1991) (‘basic technology’). De witte bol rechts achterin (<strong>1992</strong> en <strong>1997</strong>) geeft aan dat er 4 projecten zijn met BPI-code CCC.<br />

<strong>1992</strong> figuur 11 utilisatie projecten gestart in <strong>1992</strong><br />

<strong>1997</strong> figuur 12 utilisatie projecten gestart in <strong>1997</strong><br />

utilisatierapport <strong>2003</strong>


<strong>Utilisatierapport</strong> <strong>2003</strong><br />

| Projecten<br />

<strong>1992</strong>


30 | Projecten <strong>1992</strong><br />

HIERONDER STAAN DE GEGEVENS DIE U OP DE PROJECTPAGINA’S KUNT TEGENKOMEN<br />

project<br />

Het projectnummer, de laatste vier<br />

cijfers vormen het volgnummer waar-<br />

op de projecten zijn gesorteerd.<br />

BPI<br />

(voor uitleg zie binnenkant achterzijde omslag)<br />

De utilisatiecategorieën waarin het<br />

project is ingedeeld.<br />

titel<br />

De titel van het project.<br />

projectleider<br />

Naam van de projectleider.<br />

A_ universiteit<br />

van<br />

amsterdam 31<br />

D_ technische<br />

universiteit<br />

delft 31<br />

E_ technische<br />

universiteit<br />

eindhoven 34<br />

G_ rijksuniversiteit<br />

groningen<br />

37<br />

N_ katholieke<br />

universiteit<br />

nijmegen 41<br />

toewijzing<br />

De door <strong>STW</strong> aan dit project<br />

toegekende subsidie (in k€).<br />

contracten en octrooien<br />

Soort overeenkomst welke met een<br />

gebruiker is afgesloten (optie, licentie,<br />

bijdrage, samenwerking, raamovereen-<br />

komst, etc.) en eventuele octrooien/<br />

octrooiaanvragen.<br />

inkomsten<br />

Op dit project de totaal geregistreerde<br />

inkomsten (in k€). Dit zijn alle gelden<br />

en bijdragen in natura die op basis van<br />

een <strong>STW</strong>-project gegenereerd worden,<br />

R_ erasmus<br />

universiteit<br />

rotterdam 43<br />

T_ universiteit<br />

twente<br />

U_ universiteit<br />

utrecht<br />

44<br />

52<br />

V_ vrije<br />

universiteit<br />

amsterdam 53<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

gedurende het hele traject, dus<br />

zowel van voor de start als tot na<br />

afloop van het project.<br />

doelstelling<br />

Een korte omschrijving van de<br />

doelstelling van het onderzoek.<br />

resultaten<br />

Een overzicht van de behaalde<br />

resultaten.<br />

gebruikers<br />

Een lijst met de (afgekorte) namen<br />

van de gebruikers bij het project.


| Instelling<br />

A_ universiteit<br />

van<br />

amsterdam<br />

AGN.2367<br />

CCC<br />

Onderzoek<br />

naar het gebruik<br />

van kunstmatige<br />

huidvervangende<br />

materialen<br />

projectleider Dr. W. Westerhof totale toewijzing in k€<br />

424,08<br />

doelstelling In het wondbed van bijvoorbeeld<br />

brandwonden heersen bepaalde fysiologische<br />

condities die celdeling en weefselvorming<br />

stimuleren. Er ontstaat immers nieuw weefsel,<br />

hoewel vaak niet met de gewenste structuur<br />

littekenweefsel. Het moet dus mogelijk zijn in<br />

het micro-klimaat van het wondbed uit ingezaaide<br />

cellen met ondersteuning van een matrix nieuw<br />

huidweefsel te groeien. Het doel was dit huid-<br />

weefsel in het wondbed zelf te genereren met<br />

als gevolg dat er minder littekenweefsel zou<br />

ontstaan.<br />

resultaten na 5 jaar Er is een in vitro-methode<br />

ontwikkeld om matrixmaterialen op hun geschikt-<br />

heid te testen. Op varkens werd aangetoond dat<br />

een bepaalde matrix met ingezaaide cellen tot<br />

verbeterde wondgenezing leidt (minder litteken-<br />

vorming, betere kwaliteit aangegroeide huid).<br />

Het onderzoek werd voortgezet in AGN.3737 met<br />

onder meer klinisch werk in het Brandwonden-<br />

ziekenhuis te Beverwijk. De resultaten daarvan<br />

wijzen in dezelfde richting. Op een verfijning van<br />

de matrix is patent aangevraagd. Er is een con-<br />

sortium van 3 bedrijven gevormd om de matrix<br />

tot een commercieel product te ontwikkelen. De<br />

goede resultaten hebben geleid tot omvangrijke<br />

derde geldstroomopdrachten voor de research-<br />

groep.<br />

resultaat na 10 jaar Na veel onderhandelen met een<br />

Nederlands, Engels en Duits bedrijf kon niet tot<br />

overeenstemming gekomen worden over het<br />

ontwikkeltraject. De gegenereerde kennis blijft<br />

waardevolle achtergrondinformatie, de ontwikkel-<br />

de testmethoden staan een snelle evaluatie van<br />

het effect van wondbedekkers toe. Het brand-<br />

wondenziekenhuis in Beverwijk heeft er een zeer<br />

productieve relatie met het Duitse bedrijf aan<br />

overgehouden.<br />

gebruiker(s) TNO-PML, Rijswijk / Brandwonden<br />

Centrum, Beverwijk / LUMC, Leiden / Lamers<br />

Medical Products BV, Gendt / AMC, Amsterdam<br />

projecten <strong>1992</strong><br />

| Instelling<br />

D_ technische<br />

universiteit<br />

delft<br />

31


32<br />

DTN.2349<br />

AAA<br />

Combustionturbulence<br />

interaction in<br />

diffusion and/or<br />

premixed flames<br />

projectleider Prof.dr. K. Hanjalic totale toewijzing in k€<br />

143,68<br />

doelstelling Onderzoek naar de invloed van<br />

verbranding op de turbulentie in industriële<br />

vlammen, met de nadruk op voorgemengde<br />

vlammen, zowel met als zonder recirculatiezones.<br />

resultaat na 5 jaar De resultaten van het project<br />

zijn een groot aantal metingen onder goed<br />

gedefinieerde condities. Deze resultaten staan<br />

als benchmark ter beschikking aan modellen-<br />

makers die er hun modellen mee kunnen<br />

valideren.<br />

resultaat na 10 jaar Het onderzoek is voortgezet in<br />

projecten aan de TUD en de UT aan voorge-<br />

mengde vlammen en vlammen gestabiliseerd<br />

door ‘swirl’. De belangstelling binnen de<br />

verbrandingsgemeenschap is groot gezien<br />

jaarlijks georganiseerde internationale<br />

workshops. De Delftse groep organiseerde in<br />

2000 de vijfde ‘International Workshop on<br />

Measurement and Computation of Turbulent<br />

Nonpremixed Flames’ in Delft. Een van de<br />

doelen van deze Workshops is te komen tot<br />

internationaal geaccepteerde benchmark gebruik<br />

door een ieder die numerieke codes wil valideren.<br />

gebruiker(s) KEMA Nederland BV, Arnhem /<br />

TNO-TPD TU Delft / NV Nederlandse Gasunie,<br />

Groningen / TNO-WT, Delft / TNO-PML, Rijswijk /<br />

Shell Research and Technology Centre, Amsterdam<br />

DWT.2365<br />

AAA<br />

P/M aluminium<br />

matrix composites<br />

for wear resistance<br />

applications<br />

processing and<br />

properties<br />

projectleider Prof.ir. A.W.J. de Gee totale toewijzing in<br />

k€ 611,18<br />

doelstelling Dit project was gericht op het<br />

optimaliseren van aluminium matrix-composieten<br />

voor slijtvastheid bij gebruik onder hoge<br />

temperaturen. Doel was daarbij om de proces<br />

parameters te relateren aan de uiteindelijk<br />

gewenste eigenschappen van het materiaal.<br />

resultaat na 5 jaar Er zijn experimenten gedaan met<br />

verschillende samenstellingen en verschillende<br />

soorten toegevoegde deeltjes. Gekeken is naar<br />

de initiële eigenschappen van deze materialen<br />

en hun slijtvastheid. De diverse proeven hebben<br />

interessante inzichten opgeleverd. Gestreefd<br />

werd naar vinden van materialen die geschikt zijn<br />

voor toepassing in motoren. Dit doel is nog niet<br />

bereikt maar er is wel een grote stap in de goede<br />

richting gezet. Het onderzoek wordt voortgezet.<br />

resultaat na 10 jaar Terwijl de gerichte toepassing<br />

van de metaal-matrix-composieten (MMCs)<br />

in een verbrandingsmotor nog niet gerealiseerd<br />

is, heeft dit onderzoek een nieuwe richting<br />

gesteld voor voortgezet onderzoek naar MMCs<br />

met bolvormige deeltjes die, door verminderde<br />

brosheid, een grote stap dichter bij de commerciële<br />

acceptatie gebracht zijn (<strong>STW</strong>-project DST.4274).<br />

gebruiker(s) TNO Institute of Industrial Technology,<br />

Eindhoven / DAF Trucks NV, Eindhoven /<br />

Thomassen International BV, Rhenen / Stork<br />

Wärtsilä Diesel BV, Zwolle<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

DTN.2507<br />

CBB<br />

Beeldreconstructie<br />

uit In Vivo medische<br />

NMR signalen<br />

projectleider Dr.ir. D. van Ormondt totale toewijzing in<br />

k€ 203,03<br />

doelstelling Het onderzoek betreft de verwerking<br />

van NMR-signalen van levende wezens (medische<br />

in vivoNMR. Het doel is verhoging van de<br />

resolutie en de precisie van grijswaardenbeelden<br />

van metabolietenconcentraties.De voorgestelde<br />

signaalverwerkingstechnieken berusten op een<br />

combinatie van FFT, singuliere waardende-<br />

compositie, nietlineaire optimalisatie, en één<br />

of andere vorm van regularisatie. De verwerking<br />

moet uiteindelijk volledig zonder tussenkomst<br />

van de gebruiker plaats kunnen vinden.<br />

resultaat na 5 jaar De beste uit de groep van 1000<br />

sampledistributies leveren goede beelden op.<br />

Echter de minimax-distributie is duidelijk beter.<br />

Deze conclusie is gebaseerd op resultaten voor<br />

zes ‘real-world’ MRI-beelden van uiteenlopende<br />

aard. De verschillen tussen de beste random-<br />

distributies onderling zijn niet gering. Toch<br />

hebben deze distributies gemeen dat de<br />

bezetting het dichtst is voor de lagere kwaarden<br />

en dat de gaten niet groter zijn dan drie<br />

samplepunten. Een sampledistributie die goed is<br />

voor één beeld is gewoonlijk ook goed voor<br />

andere beelden.<br />

resultaat na 10 jaar Een zeer recent in Nottingham<br />

geïmplementeerde sampledistributie met<br />

regelmatige gaten bleek duidelijk inferieur aan<br />

minimax-distributie. Deze resultaten zijn getoond<br />

op de SMR in Nice. Er was veel belangstelling.<br />

De onderzoeker heeft een synthese tot stand<br />

gebracht tussen de Cuppen-reconstructie-<br />

methode en zijn Baves-reconstructiemethode.<br />

Bij lage SNR is de reconstructie van ‘half-scan’-<br />

beelden beter. Expliciet spiegelen van de data<br />

wordt omzeild, geen aansluitprobleem meer.<br />

Verdere meettijdverkorting door niet-uniforin<br />

saniplen is minstens even goed mogelijk als<br />

voorheen. Het inzicht in de Bayes~reconstructie<br />

is vergroot.<br />

gebruiker(s) Philips Medical Systems Nederland BV,<br />

Best


DTN.2651<br />

CBA<br />

Spinafbeelding,<br />

gelokaliseerde<br />

spectroscopie en<br />

functionele<br />

afbeelding<br />

projectleider Dr. W.M.M.J. Bovee totale toewijzing in<br />

k€ 464,97 contracten Raamovereenkomst FOM;<br />

Philips Medical Systems Nederland BV<br />

inkomsten in k€ 499,16<br />

doelstelling Doel van dit project is methoden te<br />

ontwikkelen voor functionele afbeelding en<br />

waarbij snelle MRI, MRS diffusie- en perfusie<br />

technieken gebruikt worden. De ontwikkeling van<br />

een drie-dimensionale spectroscopische<br />

afbeeldingstechniek met optimale ruimtelijke<br />

resolutie in de derde richting bij -een beperkt<br />

toelaatbare meettijd per patiënt. Onderzoek naar<br />

de toepasbaarheid van deze methoden met de<br />

industrie en medici.<br />

resultaat na 5 jaar Het project leverde drie<br />

computerapplicaties op. Dit waren gebruikers-<br />

vriendelijke geautomatiseerde programma’s voor<br />

a) RF puls ontwerpen; b) verwerking van MRSI<br />

data; en c) verwerking van perfusiedata.<br />

resultaat na 10 jaar Het project heeft voornamelijk<br />

achtergrondkennis opgeleverd snelle MRI en MRI<br />

sequenties voor perfusiemetingen.<br />

gebruiker(s) Philips Medical Systems Nederland BV,<br />

Best<br />

DEL.2694<br />

CCB<br />

Sensor calibratie<br />

projectleider Prof.dr.ir. J.H. Huijsing totale toewijzing<br />

in k€ 235,32<br />

doelstelling Een geïntegreerde slimme sensor (ISS)<br />

is een sensor met een microelectronische<br />

schakeling op één chip. Tot nu toe is de<br />

rekenkracht van de ISS te klein. Deze is wel<br />

voldoende als de sensor geïntegreerd wordt met<br />

een microcontroler. Vanwege de huidige vraag<br />

vanuit het bedrijfsleven richt men zich eerst op<br />

‘weerstands-brug’ sensoren die toegepast<br />

zouden kunnen worden in druksensoren en<br />

versnellingsopnemers. Door een aantal functies<br />

in te combineren zal de gewenste miniaturisering<br />

bereikt worden.<br />

resultaat na 5 jaar Nieuwe calibratiemethoden zijn<br />

ontwikkeld. De toepassing daarvan wordt echter<br />

eerst over langere tijd verwacht. Daadwerkelijk<br />

implantatie hiervan is kostbaar en risicovol.<br />

Kandidaten voor toepassing op lange termijn zijn<br />

Mierij Meteo, Bronkhorst en Kipp & Zonen en<br />

Philips.<br />

resultaat na 10 jaar Geen verandering in de situatie.<br />

gebruiker(s) Bronkhorst High-Tech BV, Ruurlo /<br />

KNMI, De Bilt / Mierij Meteo BV, De Bilt / Philips<br />

Research Laboratories, Eindhoven / TNO Bouw,<br />

Delft / Kipp & Zonen BV, Delft / Shell SIOP,<br />

Amsterdam / OnStream BV, Eindhoven<br />

projecten <strong>1992</strong><br />

DST.2737<br />

CBB<br />

Food applications<br />

of aqueous twophase<br />

systems<br />

of biopolymers<br />

projectleider Prof.dr.ir. J. de Swaan Arons totale<br />

toewijzing in k€ 350,27 contracten Optie Unilever<br />

Research; Universiteit Leiden; TU Delft; <strong>STW</strong><br />

inkomsten in k€ 90,76<br />

doelstelling Het voorspellen van het fasegedrag van<br />

waterige oplossingen van polysacchariden en<br />

eiwitten door het bestuderen van de thermo-<br />

dynamische eigenschappen van dergelijke oplos-<br />

singen. Door polymeer incompatibiliteit kan er<br />

fasescheiding optreden waarbij water-in-water<br />

emulsies gevormd worden. Dit biedt mogelijkhe-<br />

den om nieuwe voedingsmiddelen te ontwikkelen.<br />

resultaat na 5 jaar Een nieuw ontmengingsmodel<br />

voor bolvormige eiwitten, polysacchriden en<br />

oplosmiddelen is ontwikkeld. Dit is in staat zowel<br />

energie-gedreven als entropie-gedreven ontmen-<br />

ging en restabilisatie te voorspellen. Er zijn vele<br />

fasediagrammen gemeten. Voor de interpretatie<br />

van mengsels met zowel wei als dextraan, is<br />

gekeken naar het depletiegedrag aan het grens-<br />

vlak eiwit/polymeer. Gebleken is dat de wissel-<br />

werking (dipool=dipool) tussen ongelijksoortige<br />

moleculen is te karakteriseren. De resultaten die-<br />

nen als basis voor voorspellingen over effecten<br />

bij fasescheiding. Het project is bij de RUL voort-<br />

gezet in het kader van het IOP Ind. Eiwitten. Het<br />

onderzoek is aan de TUD voortgezet via ABON.<br />

Andere groepen in Nederland (maar ook inter-<br />

nationaal) hebben zich op de ontmenging van<br />

(vergelijkbare) systemen gestort. Unilever schat<br />

overigens dat de werkelijke toepassing voor<br />

voeding nog 10-20 jaar op zich zal laten wachten.<br />

resultaat na 10 jaar Binnen Unilever zijn experimen-<br />

ten, gebaseerd op het werk in Leiden, uitgevoerd.<br />

Het ging hierbij over de fasescheiding tussen<br />

caseine en verschillende polysacchariden. Het<br />

nieuwe dat eruit kwam is dat de morfologie van<br />

de fasen afhangt van de relatieve grootte van de<br />

‘polymeren’. Dit was voor synthetische deeltjes<br />

reeds gevonden en nu geverifieerd voor biopoly-<br />

meren. Hiermee is vastgesteld dat het een fysi-<br />

sche oorzaak betreft en dat chemische aspecten<br />

onbelangrijk zijn. Dit is recentelijk gepubliceerd.<br />

Dit inzicht wordt verder onderzocht in directe<br />

relatie tot een nieuwe klasse van producten die<br />

Unilever ontwikkelt.<br />

gebruiker(s) NIZO food research, Ede / TNO Voeding,<br />

Groningen / Unilever Research, Vlaardingen<br />

33


34<br />

DEL.2777<br />

CCB<br />

Capacitieve<br />

transducenten<br />

projectleider Prof.dr.ir. G.C.M. Meijer totale toewijzing<br />

in k€ 256,38 contracten Licentie Technische<br />

Universiteit Delft; <strong>STW</strong>; Tankdata Systems BV<br />

octrooien PCT.NL9400222 Capacitieve positieopnemer<br />

(elektronische rotatie-opnemer) inkomsten<br />

in k€ 7,36<br />

doelstelling Capacitieve transducenten zijn<br />

zeer geschikt voor precisietoepassingen<br />

zoals nauwkeurige hoek-encoders en weeg-<br />

apparatuur. Deze sensoren zijn ook zeer geschikt<br />

als goedkope, robuuste transducenten voor<br />

detectiedoeleinden, zoals voorwerp- en<br />

personendetectoren en druk- en volumemeters<br />

voor consumentendoeleinden. Dit project<br />

onderzoekt de evaluatie en implementatie van<br />

nieuwe ideeën voor voornoemde sensoren, in<br />

samenwerking met de industrie.<br />

resultaat na 5 jaar Een krachtsensor, een vloeistof-<br />

niveaumeter, een personendetector en een<br />

nieuwe ontwerpmethode voor systeemhardware<br />

zijn ontwikkeld en Enraf (Delft) brengt een<br />

nieuwe vloeistofniveaumeter (DATA-DIP) op de<br />

markt. Een toepassing als personendetector<br />

voor de RET te Rotterdam voldoet nog niet.<br />

Een octrooi voor een capacitieve positieopnemer<br />

is niet doorgezet.<br />

resultaat na 10 jaar Enraf heeft de rechten verkocht<br />

aan Van Essen Instruments. Kennis uit het project<br />

is toegepast door Philips Drachten (waterniveau<br />

in koffiezetapparaten), Bradford Engineering<br />

(brandstofniveaudetectie in satellieten), ASML<br />

(capacitieve sensoren in wafer steppers) en SKF<br />

(hoek-encoders).<br />

gebruiker(s) Philips Electronics Nederland BV,<br />

Drachten / Smartec BV, Breda / Enraf BV, Delft /<br />

RET, Rotterdam<br />

| Instelling<br />

E_ technische<br />

universiteit<br />

eindhoven<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

ETN.1695<br />

AAA<br />

Strained layer epitaxy<br />

of phosphorus<br />

containing III/V<br />

semiconductors with<br />

metal-organic<br />

molecular beams<br />

projectleider Prof.dr. J.H. Wolter totale toewijzing in k€<br />

1.796,80<br />

doelstelling Het doel is het ontwikkelen en<br />

groeien van III/V halfgeleiderstructuren op<br />

basis van quantumputten en -doosjes. Door<br />

quantummechanische opsluiting van ladings-<br />

dragers in laag-dimensionale structuren en door<br />

roosterspanning te gebruiken, ontstaan<br />

halfgeleidermaterialen met nieuwe fysische<br />

eigenschappen. Deze materialen zijn onmisbaar<br />

voor opto-elektronische componenten en<br />

optische versterkers voor Telecommunicatie-<br />

technologie. Toepassing hiervan wordt onder-<br />

zocht in samenwerking met groepen van<br />

Prof.dr. M.K. Smit en Prof. G.D. Khoe binnen<br />

COBRA. KPN, Lucent Technologies, JDS<br />

Uniphase en ThreeFive Photonics BV hebben<br />

interesse.<br />

resultaat na 5 jaar Het onderzoek richtte zich op de<br />

ontwikkeling van Chemische Bundel Epitaxie ten<br />

behoeve van de groei van gestrainde InGaAs/InP<br />

en InAsP/InP quantumputten alsmede naar de<br />

incorporatie van dotering. Dit leidde tot de groei<br />

van golfgeleiderstructuren voor optische cross-<br />

connect chips en voor multi-wavelength lasers, in<br />

samenwerking met de groep Opto-Elektronische<br />

Devices van Prof Smit. Onderzoek naar selectieve<br />

hergroei t.b.v. integratie van optische versterkers<br />

en golfgeleiders stond daarbij centraal. Hierbij<br />

is een koppelingsverlies van slechts 0.1 dB<br />

gerapporteerd over een hergroeide sectie van<br />

een golfgeleider.<br />

resultaat na 10 jaar Momenteel staat het onderzoek<br />

naar InAs/InP quantumdoosjes ten behoeve van<br />

optische versterkers en ultrasnelle volledig<br />

optische schakelaars centraal. Het is gelukt om<br />

quantumdoosjes van hoge kwaliteit en dus met<br />

een beperkte optische lijnbreedte te ontwikkelen,<br />

die bij kamertemperatuur licht uitstralen in het<br />

golflengtegebied rond de 1550 nm. Deze<br />

InAs/InP quantumdoosjes bieden uitzicht op een<br />

nieuwe generatie opto-elektronische bouwstenen<br />

waarbij de eigenschappen van deze quantum-<br />

doosjes (kunstmatige atomen) genoemd, volledig<br />

worden benut.


ETN.2326<br />

CCC<br />

Structuuronderzoek<br />

aan modelkatalysatoren<br />

met behulp<br />

van lage energie<br />

ionenverstrooiing<br />

projectleider Prof.dr. H.H. Brongersma totale toewij-<br />

zing in k€ 225,37 contracten Bijdrage DSM<br />

Research BV inkomsten in k€ 87,13<br />

doelstelling Doel is de verbetering van het inzicht,<br />

op atomaire schaal, in de werking van kataly-<br />

satoren door bestudering van modelsystemen<br />

met lage energie ionenverstrooiing (LEIS).<br />

Het onderzoek gebeurt in samenhang met<br />

bepaling van de katalytische activiteit van<br />

systemen. Onderzocht wordt wat is de structuur<br />

van dispersies, wat zijn de adsorptie sites in<br />

relatie tot de activiteit? Wat is de werking van<br />

promotoren? Tijdens het onderzoek zullen<br />

diverse systemen, waaronder Cu/CdO, onder-<br />

zocht worden.<br />

resultaat na 5 jaar Met de LEIS-techniek is kwantita-<br />

tieve analyse mogelijk van de oppervlaktesamen-<br />

stelling van materialen, zoals katalysatoren. Voor<br />

diverse bimetallische legeringen, metaaloxiden<br />

en enkele industrieel belangrijke katalysatoren<br />

zijn oppervlaktesamenstellingen onderzocht.<br />

Hierdoor is een belangrijke bijdrage gegeven<br />

aan het inzicht in het functioneren van deze kata-<br />

lysatoren alsook aan de verbetering van metho-<br />

den van LEIS-onderzoek aan katalysatoren. Mede<br />

dankzij dit project is een ApplicatieLaboratorium<br />

(BV CALIPSO) gestart. Calipso is het eerste<br />

centrum waar bedrijven dergelijke gevoelige<br />

meetapparatuur kunnen gebruiken.<br />

resultaat na 10 jaar CALIPSO BV bestaat nog steeds<br />

en heeft haar werkterrein verbreed tot onder<br />

meer polymeren, hechting, kathoden en polymere<br />

LED’s. Zie de website www.calipso.nl.<br />

gebruiker(s) Akzo Nobel Chemicals BV, Amsterdam<br />

/ Shell Research and Technology Centre,<br />

Amsterdam / DSM Research BV, Geleen<br />

EST.2372<br />

BAA<br />

Onderlinge<br />

beïnvloeding van<br />

componenten bij<br />

membraanprocessen<br />

en het effect<br />

hiervan op retentie<br />

(Voortzetting IOP-m<br />

project EST.1505)<br />

projectleider Prof.dr.ir. P.J.A.M. Kerkhof totale toewij-<br />

zing in k€ 98,07 inkomsten in k€ 11,35<br />

doelstelling Men onderzoekt de interactie van<br />

componenten bij transportverschijnselen in de<br />

grenslaag en gellaag bij membraanprocessen,<br />

en het effect van deze interactie op de retentie<br />

van deze componenten. Doel is het verkrijgen<br />

van dusdanige beschrijvingen dat deze inpasbaar<br />

zijn in een breed scala van procesmodellen.<br />

Ook wordt experimenteel de retentie in ultra-<br />

en microfiltratiesystemen aan mengsels met<br />

moleculen en deeltjes van verschillende grootte<br />

onderzocht. Hierbij kijkt men naar de validatie<br />

van de transportvergelijkingen.<br />

resultaat na 5 jaar Het onderzoek wees uit dat de<br />

introductie van andere componenten in de filtratie<br />

oplossing het scheidingsgedrag kan veranderen<br />

in vergelijking met binaire systemen. De inzichten<br />

verkregen in deze studie kunnen worden gebruikt<br />

voor de interpretatie van afwijkend gedrag in<br />

multi-component systemen en als ondersteuning<br />

voor de optimalisatie van ultrafiltratie. Het ont-<br />

wikkelde transportmodel blijkt geldig voor ver-<br />

schillende module configuraties. Dit betekent dat<br />

wanneer de stofoverdrachtscoëfficiënten in een<br />

laboratoriumopstelling zijn bepaald, opschaling<br />

naar een industriële opstelling snel mogelijk is.<br />

resultaat na 10 jaar De opgedane kennis wordt niet<br />

industrieel benut, omdat voor de industrie de<br />

investering in het kennisniveau (mankracht en<br />

tijd), dat nodig is voor toepassing van deze<br />

resultaten, te hoog is. Het werk is aanzet geweest<br />

tot bezinning op multicomponent transport in<br />

poreuze systemen. Het bleek dat de theorie van<br />

het dusty-gas-model op onvolkomenheden<br />

berust, en er is een nieuwe theorie ontwikkeld,<br />

welke ook het transport van gasvormige<br />

componenten (in bijv. membranen en katalysa-<br />

toren) kan beschrijven. Met kleinere projecten<br />

op post-doc en afstudeerniveau zetten de<br />

onderzoekers de experimentele studie voort,<br />

hopelijk binnenkort met een promovendus.<br />

gebruiker(s) Unilever Research, Vlaardingen / Stork<br />

Friesland BV, / DSM Bakery Ingredients, Delft /<br />

Akzo Nobel Central Research BV, Arnhem / Shell<br />

Research and Technology Centre, Amsterdam<br />

projecten <strong>1992</strong><br />

ETN.2508<br />

CCC<br />

Betrouwbare<br />

bescherming van<br />

(micro)elektronica<br />

tegen elektromagnetische<br />

storingen<br />

projectleider Prof.dr.ir. P.C.T. van der Laan totale<br />

toewijzing in k€ 443,20 contracten Licentie FOM;<br />

<strong>STW</strong>;TUE;Philips Med.Syst. Ned. BV; Opdracht<br />

<strong>STW</strong>;Berg Electr. BV; TUE; Licentie <strong>STW</strong>; Berg<br />

Electr. BV;TUE;Consultancy <strong>STW</strong>;Berg Electr.<br />

BV;TUE;Letter of intent TUE;<strong>STW</strong>;INCASES<br />

Engineering GmbH octrooien EU.95201825.8<br />

Method and apparatus for measuring a transfer<br />

impedance of shielded ... inkomsten in k€ 251,46<br />

doelstelling Bestaande Electromagnetic<br />

Compatibility (EMC)-software behandelt vooral<br />

de signaaloverdrachten en houdt nauwelijks<br />

rekening met stoorkringen zoals bijvoorbeeld<br />

de aangesloten kabels en de aardingsstructuren.<br />

Bij bescherming van elektronica tegen EM-storing<br />

is een 3D opbouw van de schakeling van<br />

essentieel belang. De in dit project ontwikkelde<br />

complementaire EMC-regels zullen in een<br />

bestaand EMC-expert systeem worden gekoppeld<br />

aan een softwarepakket voor elektronica en<br />

printplaat-ontwerp.<br />

resultaat na 5 jaar De onderzoekers hebben<br />

nieuwe EMC-design rules ontwikkeld. Er is<br />

een –gepatenteerde– (standaard) methode<br />

ontwikkeld voor het meten van de koppeling<br />

tussen de stroomkringen voor signaal en voor<br />

storing, en voor het meten van ‘common mode’<br />

stromen in afschermstructuren. Ook is een<br />

overeenkomst gesloten met een bedrijf dat een<br />

‘Advisory System’ voor printplaat ontwerpers<br />

op de markt brengt.<br />

resultaat na 10 jaar Een groot aantal bedrijven en<br />

instanties zijn via derde geldstroomprojecten<br />

aan oplossingen geholpen voor hun EM-storings<br />

problemen en daarmee is weer de nodige erva-<br />

ring opgebouwd op diverse ‘probleem’ gebieden.<br />

Gesteld kan worden dat deze groep nationaal en<br />

internationaal aan de top staat.<br />

gebruiker(s) TNO-TPD TU Delft / Siemens<br />

Nederland NV, Den Haag / Berg Electronics BV,<br />

Den Bosch / Philips Research Laboratories,<br />

Eindhoven / INCASES Engineering GmbH, / KPN<br />

Research, Leidschendam<br />

35


36<br />

ETN.2526<br />

CCC<br />

Een onderzoek<br />

naar de optimale<br />

gassamenstelling<br />

van een inductief<br />

gekoppelde lichtbron<br />

projectleider Dr. J.A.M. van der Mullen totale toewij-<br />

zing in k€ 216,64 inkomsten in k€ 285,88<br />

doelstelling Een inductief gekoppeld plasma (ICP)<br />

is een hogedruk-plasma dat gemaakt en in stand<br />

gehouden wordt tussen de windingen van een<br />

spoel waarop een wisselspanning staat (1-100<br />

MHz). Experimenten tonen aan dat bij een juiste<br />

keuze van schakeltijden en repetitie-frequentie,<br />

een gepulst ICP een schat aan informatie<br />

biedt. De verwachting is dat de aldus verkregen<br />

inzichten in fundamentele aspecten van het<br />

plasma ook van belang zullen zijn bij andere<br />

toepassingen van het ICP en meer algemeen<br />

van thermische plasma’s.<br />

resultaat na 5 jaar In de loop van het onderzoek<br />

zijn diagnostieken ontwikkeld en gebruikt voor<br />

karakterisatie van de ICP. Als resultaat van de<br />

metingen zijn bijvoorbeeld nauwkeurigere<br />

waarden van een aantal overgangswaarschijnlijk-<br />

heden van Ar beschikbaar gekomen. Er is<br />

een numeriek simulatie model opgezet (waarin<br />

opgenomen atomaire processen zoals<br />

recombinatie, stralings-absorptie c.q. -emissie,<br />

stralingstransport en diffusie etc.). De code<br />

(Plasimo) heeft de basis gelegd voor modelleer-<br />

werk aan inductieve lampen als de TL, PL, QL, etc.<br />

Diverse bedrijven en GTI’s zijn in onderhandeling<br />

voor een licentie voor het gebruik daarvan.<br />

resultaat na 10 jaar Naast de gesloten ICP<br />

(spectrochemische excitatiebron) is er<br />

geëxperimenteerd met een ‘semi-gesloten’<br />

ICP voor on-line rookgasanalyse (metalen) bij<br />

een Afvalverbrandings installatie. NOVEM en<br />

AVR-Chemie bekostigden een voorstudie.<br />

TUE (Stan Ackermans Instituut & Technologie<br />

voor Duurzame Ontwikkeling) financierden extra<br />

twee jaar voor onderzoeker.<br />

gebruiker(s) FOM-Instituut voor Plasmafysica<br />

‘Rijnhuizen’, Nieuwegein / Philips CFT, Eindhoven<br />

/ Philips GmbH, Aken / Philips Lighting BV,<br />

Eindhoven / University of Dortmund, Dortmund /<br />

Spectro Analytical Instruments, / Thermo Jarrell<br />

Ash Europe, Breda / AVR-Chemie, Rozenburg<br />

ETN.2622<br />

CCA<br />

Zeer snelle<br />

spectroscopische<br />

infrarood<br />

elipsometrie<br />

projectleider Prof.dr.ir. G.M.W. Kroesen totale toewij-<br />

zing in k€ 288,37 contracten Licentie Technische<br />

Universiteit Eindhoven; Aero-Laser; <strong>STW</strong>; Prodrive<br />

BV<br />

doelstelling De ontwikkeling van een spectros-<br />

copische infrarood ellipsometer met een<br />

afstembare diodelaser die in staat is om elke<br />

30 microsec. een ellipsometrische meting te<br />

verrichten. Gebruik van een statisch geheugen<br />

maakt het mogelijk om bijvoorbeeld, na het<br />

inschakelen van een chemisch actief plasma,<br />

de initiële veranderingen te bestuderen in de<br />

samenstelling van de reactielaag aan het<br />

oppervlak van een vaste stof dat met het plasma<br />

in contact staat.<br />

resultaat na 5 jaar Het meetinstrument functioneert<br />

er kunnen metingen mee gedaan worden met<br />

een tijdresolutie van minder dan een milli-<br />

seconde. Er is een overeenkomst getekend<br />

tussen de leverancier van de laser, <strong>STW</strong>, TUE<br />

en ProDrive (zou de commercialisatie van het<br />

ontwikkelde data-acquisitie-systeem voor zijn<br />

rekening nemen). Het instrument is door<br />

Aerolaser voorgesteld op diverse vakbeurzen,<br />

waar interesse bleek te bestaan. De hoge prijs<br />

(orde 100 kEuro) van het systeem was wel een<br />

drempel, maar geen onoverkomelijke.<br />

resultaat na 10 jaar Voordat echter de productie<br />

van het totaalsysteem op gang kon komen (enige<br />

jaren geleden) verdween ProDrive uit beeld.<br />

Op dit moment wordt er gezocht naar een nieuwe<br />

commerciële partner voor het data-acquisitie-<br />

systeem. Binnen Nederland heeft deze zoektocht<br />

vooralsnog geen resultaat opgeleverd. Er wordt<br />

inmiddels contact gelegd met een aantal<br />

buitenlandse bedrijven, waaronder het Duitse<br />

Aquiris.<br />

gebruiker(s) Aero-Laser, Garmisch Partenkirchen /<br />

Prodrive BV, Eindhoven<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

ETN.2662<br />

CBA<br />

Magnetische<br />

multilagen als<br />

magneto-weerstand<br />

sensors<br />

projectleider Prof.dr.ir. W.J.M. de Jonge totale toewij-<br />

zing in k€ 185,30 contracten Samenwerking<br />

onderzoek Technische Universiteit Eindhoven;<br />

FOM; Philips Research Laboratories; <strong>STW</strong><br />

inkomsten in k€ 106,65<br />

doelstelling Vergroting van het begrip van<br />

fundamenteel fysische en materiaalkundige<br />

aspecten van het giant magnetoresistance effect<br />

(GMR), dat optreedt in magnetische multilagen.<br />

Men wil de meest kansrijke toepassingsgebieden<br />

bepalen en verbeterde structuren daarvoor<br />

ontwikkelen.<br />

resultaat na 5 jaar Het accent in dit project lag op<br />

het fysisch begrijpen en interpreteren van de<br />

waargenomen verschijnselen. Er zijn concrete<br />

metallische multilaagsystemen ontwikkeld met<br />

grote magneto-weerstandseffecten. Er zijn<br />

vooruitzichten op toepassing in leeskoppen.<br />

Het onderzoek maakte als zodanig deel uit van<br />

een totaalprogramma van Philips Research<br />

gericht op inbouw in dunne film leeskoppen<br />

voor magnetische informatieopslag. Men kan<br />

daarbij denken aan audio-leeskoppen, maar ook<br />

andere vormen van lineaire recording worden<br />

een steeds interessanter gebied om dergelijke<br />

dunne-film-leeskoppen in toe te passen.<br />

resultaat na 10 jaar Het onderzoek is de basis van<br />

de wereldwijd sterke positie van Philips Research<br />

in kennis van magnetoweerstandssensoren met<br />

gebruik van het GMR effect. Naar verwachting<br />

zullen de eerste op GMR gebaseerde tape-kop-<br />

pen voor ultrahogedichtheidsrecording binnen<br />

enkele jaren op de markt komen. Philips richt zich<br />

nu op ultragevoelige GMR sensoren voor met<br />

name toepassingen in auto's, en heeft als eerste<br />

de voor deze toepassing vereiste thermische<br />

robuustheid weten te realiseren. Overdracht van<br />

deze technologie naar productieafdelingen heeft<br />

inmiddels plaatsgevonden. De sensoren zullen<br />

bijdragen aan verbeterde veiligheid, verlaagde<br />

emissies en een verminderd brandstofgebruik.<br />

gebruiker(s) Philips Research Laboratories,<br />

Eindhoven


ETN.2666<br />

BCC<br />

Statistical<br />

thermodynamics<br />

of nucleation in<br />

real gases<br />

projectleider Prof.dr.ir. M.E.H. van Dongen totale toe-<br />

wijzing in k€ 207,79 contracten Bijdrage<br />

EnergieNed; Bijdrage Stork Product Engineering<br />

BV; Bijdrage NV Nederlandse Gasunie inkomsten<br />

in k€ 31,76<br />

doelstelling De ontwikkeling van een model dat het<br />

ontstaan van druppels vanuit de oververzadigde<br />

homogene dampfase (nucleatie) beschrijft.<br />

De nucleatiesnelheid wordt in belangrijke mate<br />

bepaald door de samenstelling en fysische<br />

eigenschappen van de kleinst mogelijke stabiele<br />

druppel, het kritische cluster. Het toepassings-<br />

veld is ‘natuurlijk’ aardgas, dat uit een groot<br />

aantal condenseerbare componenten bestaat.<br />

resultaat na 5 jaar Ontdekt is hoe je bepaalde eigen-<br />

schappen zodanig moet modelleren (voor een<br />

binair of multicomponentmengsel), dat effectief<br />

een unair nucleatiemodel ontstaat. Bij aardgas-<br />

winning worden de zwaardere koolwaterstoffen<br />

en waterdamp verwijderd. Dit gebeurt traditioneel<br />

met isenthalpe Joule-Thomson koeling. Tien jaar<br />

geleden entameerde SPE de ontwikkeling van<br />

een nieuw type condensaatscheider, de Twister,<br />

gebaseerd op isentrope koeling van een gas-<br />

dampmengsel dat wordt versneld naar supersone<br />

snelheden. Daarbij ontstaan druppels die<br />

vervolgens worden onderworpen aan een sterke<br />

axiale wervel. Deze worden dan naar de wand<br />

geslingerd en afgescheiden.<br />

resultaat na 10 jaar De ontwikkeling en<br />

commercialisering van de Twister condensaat-<br />

scheider werden na enige jaren overgenomen<br />

door het nieuw opgerichte Twister BV. In het<br />

kader van de verdere ontwikkeling van de<br />

Twister-scheider werd door Twister BV en de<br />

UT een begin gemaakt met de numerieke model-<br />

lering van de nieuwe condensaatscheider ter<br />

optimalisatie van het scheidingsrendement.<br />

Daarbij gebruikte men geavanceerde methoden<br />

op het gebied van de ‘Computational Fluid<br />

Dynamics’ en van fysische modellen voor<br />

nucleatie en druppelgroei. Deze laatste waren<br />

hoofdzakelijk gebaseerd op de resultaten van het<br />

condensatieonderzoek dat aan de TUE werd<br />

uitgevoerd met steun van <strong>STW</strong>/FOM, SPE, Twister<br />

BV en Gasunie.<br />

gebruiker(s) NV Nederlandse Gasunie, Groningen /<br />

Gastec NV, Apeldoorn / TNO-TPD TU Delft / Shell<br />

SIEP BV, Rijswijk<br />

| Instelling<br />

G_ rijksuniversiteit<br />

groningen<br />

projecten <strong>1992</strong><br />

GNS.2655<br />

BBA<br />

Fundamental and<br />

applied aspects of<br />

surface engineering<br />

by lasers<br />

projectleider Prof.dr. J.Th.M. De Hosson totale toe-<br />

wijzing in k€ 216,54<br />

doelstelling Doel van het onderzoek is het<br />

verbeteren van de mechanische eigenschappen<br />

van het oppervlak van lichtgewicht metalen.<br />

Het onderzoek concentreert zich op combinaties<br />

van Al/Al2O3 en Al-SiC/Al-TiC. Het project<br />

bestaat uit twee delen: onderzoek naar de<br />

mogelijkheid om met CW-CO2 en gepulste<br />

NdYAG lasers keramische coatings aan te<br />

brengen op commerciële aluminium legeringen<br />

en onderzoek naar de structuur van de<br />

keramiek/metaal interface.<br />

resultaat na 5 jaar Twee technieken zijn onderzocht<br />

het lasersmelten van aluminium koper legeringen<br />

en het laserbekleden van roestvast staal met<br />

superlegeringen. Voor de utilisatie is de laatste<br />

zeer belangrijk. De superlegering-poederdeeltjes<br />

worden met een laser in een halve millimeter<br />

dunne laag aangebracht op een roestvaststalen<br />

substraat zonder dat sprake is van vermenging,<br />

zodat de gunstige eigenschappen van de<br />

superlegering behouden blijven. De slijtweer-<br />

stand van de lagen blijkt drie orders van grootte<br />

beter dan van roestvast staal. Een bedrijf<br />

onderzoekt of met de met de laser beklede<br />

pompassen inzetbaar zijn in het garen-productie-<br />

proces.<br />

resultaat na 10 jaar Er zijn geen verdere<br />

ontwikkelingen bekend.<br />

gebruiker(s) TNO-STB, Delft / Sulzer Metco<br />

Coatings BV, Lomm / TNO Institute of Industrial<br />

Technology, Eindhoven / Philips Electronics<br />

Nederland BV, Drachten / Philips Centre for<br />

Manufacturing Technology, Eindhoven / Philips<br />

Research Laboratories, Eindhoven / Akzo Nobel<br />

Central Research BV, Arnhem / Shell Research<br />

and Technology Centre, Amsterdam<br />

37


PROF.DR.IR. GERRIT KROESEN:<br />

Supersnel meten in infrarood<br />

project ETN.2622


Wat gebeurt er nu eigenlijk precies in het proces waarin<br />

silicium in aanraking komt met plasma? Voor de half-<br />

geleiderindustrie een vraag, voor prof.dr.ir. Gerrit Kroesen<br />

steeds meer een weet.<br />

Prof.dr.ir. Gerrit Kroesen is verbonden aan de Faculteit<br />

Technische Natuurkunde, Groep Atoom- en Plasmafysica<br />

van de Technische Universiteit Eindhoven. Zijn onder-<br />

zoeksgroep, die hij kon overnemen van zijn voorganger<br />

mede dankzij zijn Pionierschap van <strong>STW</strong> een aantal<br />

jaren geleden, begon in <strong>1992</strong> aan de ontwikkeling van<br />

een meetinstrument dat in het infrarood snelle metingen<br />

aan het oppervlak zou kunnen uitvoeren. Metingen<br />

kunnen vrij algemeen aan vlakke oppervlakken worden<br />

verricht. Daarbij valt te denken aan botweefsel dat<br />

behandeld moet worden en aan siliciumplakken die in<br />

de halfgeleiderindustrie worden gebruikt. Dit wilden de<br />

onder-zoekers doen met behulp van ellipsometrie.<br />

Dit betekent globaal dat het instrument zou moeten<br />

werken op basis van metingen van veranderingen in de<br />

polarisatie van het licht. Daarmee zou het instrument<br />

een hoge mate van ongevoeligheid voor storingen van<br />

buiten af krijgen.<br />

“We hadden een infrarood diode lasersysteem dat de<br />

lichtbundel opwekte. Daar hebben we een bijzonder<br />

snelle polarisatiemodu-lator bij gekocht en het instrument<br />

mee gebouwd. Vervolgens zijn we gaan testen. Behalve<br />

de optische opstelling hadden we een data acquisitie-<br />

systeem nodig om de snelheid van 30.000 meetpunten<br />

te kunnen verwerken. Zo’n systeem is op de commerciële<br />

markt niet verkrijgbaar. We hebben daarom de samenwer-<br />

king met de Bedrijfsgroep Laboratorium Automatisering<br />

BLN, een onderzoeksafdeling van de TUE, gezocht.<br />

BLN kan systemen op maat maken die de komende vijf<br />

tot tien jaar niet op de markt te koop zullen zijn. In nauwe<br />

samenwerking met BLN is een data acquisitiesysteem<br />

ontwikkeld dat de snelheid van de metingen kan ver-<br />

werken. Het is een heel sterk aspect van het project<br />

gebleken dat we zo geïntegreerd hebben kunnen samen-<br />

| ETN.2622<br />

werken. Ook in nieuwe onderzoeken en projecten hebben<br />

we deze samenwerking voortgezet.”<br />

Grensverleggend<br />

Het grensverleggende karakter van het onderzoek lag<br />

vooral in het in infrarood werken en de snelheid van de<br />

metingen. In die zin is het onderzoek dan ook zonder<br />

meer geslaagd te noemen. Hoofddoel van het onderzoek<br />

was te kijken naar wat er gebeurt aan het oppervlak van<br />

een siliciumplak als deze in contact komt met plasma.<br />

“We wilden de wisselwerking begrijpen omdat de proces-<br />

sen die hierbij optreden van belang zijn voor het etsproces.<br />

Er waren indicaties uit Amerikaans onderzoek dat mono-<br />

lagen werden geabsorbeerd en gedesorbeerd. Bovendien<br />

zouden er ook nadat het plasma in contact is geweest<br />

met silicium veranderingen blijven optreden. Die indicaties<br />

zijn in ons onderzoek uitgekomen.”<br />

De utilisatie laat echter nog op zich wachten. Kroesen:<br />

“Bij aanvang hebben we een gebruikerscommissie<br />

samengesteld waarin behalve de universiteit en <strong>STW</strong><br />

ook de leverancier van de Aero Laser uit Duitsland en<br />

data acquisitiebedrijf Pro Drive zitting hadden. Helaas is<br />

Pro Drive inmiddels afgehaakt en is het zoeken naar een<br />

nieuwe kandidaat die het instrument wil gaan verkopen.”<br />

Gaan je vingers jeuken?<br />

De ervaring leert volgens Kroesen dat het zelden voorkomt<br />

dat een project in vijf jaar kan worden afgerond inclusief<br />

het op de markt brengen van een product. Dit heeft volgens<br />

hem onder meer te maken met korte termijnbeleid van<br />

veel bedrijven. “De industrie heeft de afgelopen jaren fors<br />

bezuinigd op haar eigen research. Zij kijkt nadrukkelijk<br />

naar wat de universiteiten aan kennis afleveren. De bereid-<br />

heid om mee te investeren in onderzoeken beperkt zich<br />

veelal tot korte termijnprojecten. Ik heb daar geen moeite<br />

39


40<br />

| ETN.2622<br />

mee, zolang universiteiten er zelf voor waken dat zij niet<br />

de klusjesmannen van de industrie worden. Aan twee<br />

criteria moet voldaan zijn, wil je in wetenschappelijk<br />

onderzoek stappen. Kan je er mensen mee opleiden en<br />

gaan je vingers er in wetenschappelijk opzicht van jeuken.<br />

In dat opzicht is <strong>STW</strong> een prachtige tussenvorm voor de<br />

financiering van gewaagd onderzoek, die je in het buiten-<br />

land niet aantreft.”<br />

Van micro- naar nanometers<br />

Vooral de halfgeleiderindustrie heeft belangstelling voor<br />

dit soort meetinstrumenten. In de halfgeleiderindustrie<br />

streven producenten naar steeds kleinere chips. Was<br />

er voorheen sprake van een omvang in micrometers,<br />

tegenwoordig willen zij denken in nanometers. Om dit<br />

te bereiken is precisie nog belangrijker dan het al is.<br />

Kroesen: “Omdat de halfgeleiderindustrie nu niet precies<br />

weet wat er gebeurt in het productieproces, moet een<br />

operator voor aanvang van de productie bij wijze van<br />

spreken ‘aan de knoppen draaien’ om te bekijken of hij<br />

het gewenste eindresultaat krijgt. Want hoe dat eind-<br />

resultaat eruit moet zien, is natuurlijk wel bekend.<br />

Maar naarmate de chips kleiner worden, is het des te<br />

belangrijker te weten wat er aan het oppervlak verandert<br />

door het contact met plasma. De halfgeleiderindustrie<br />

kent de uitkomst van het proces wel, maar niet wat er<br />

in het proces gebeurt en wat er nog verandert na het<br />

contact met plasma. Met het meetinstrument van Kroesen<br />

is hierover meer uit te vinden. Hoewel het nu dus zoeken<br />

is naar een bedrijf dat het instrument wil vermarkten,<br />

blijft hij optimistisch. “Zeker met dit soort lange termijn-<br />

onderzoek komt het vaak voor dat het bedrijfsleven pas<br />

na een aantal jaren toehapt. Maar de extra kennis, die<br />

we met dit meetinstrument hebben vergaard, is zo<br />

uitgebreid dat het er uiteindelijk vast van zal komen”,<br />

aldus Kroesen.<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong>


| Instelling<br />

N_ katholieke<br />

universiteit<br />

nijmegen<br />

NGN.2328<br />

ABC<br />

Onderzoek naar<br />

de toepasbaarheid<br />

van een magnetron<br />

sputterproces voor<br />

de vervaardiging<br />

van keramische<br />

deklagen op implantatiematerialen<br />

projectleider Prof.dr. J.A. Jansen totale toewijzing in k€<br />

605,79 contracten Samenwerking onderzoek<br />

<strong>STW</strong>; ASTRA Tech AB octrooien The influence<br />

of implant surface characteristics on bone<br />

response inkomsten in k€ 85,33<br />

doelstelling Dit project was onderdeel van het<br />

PIONIER-programma. In dit project wordt onder-<br />

zocht of het mogelijk is door sputter-coating<br />

dikke, sterk hechtende, kristallijne keramische<br />

deklagen aan te brengen op metalen medische<br />

implantaten daartoe gebruikt men een magnetron<br />

sputter apparaat. De toepasbaarheid van de<br />

sputtertechniek wordt bepaald door middel van<br />

laboratorium experimenten, in vitro celkweek-<br />

en in vivo proefdierstudies. De resultaten van<br />

dit onderzoek kunnen leiden tot optimalisering<br />

van keramische coatings toegepast voor orthope-<br />

dische en tandheelkundige implantaten.<br />

resultaat na 5 jaar Met RF-magnetron sputter<br />

techniek kan men bio-actieve calciumfosfaat-<br />

lagen op titanium implantaten aanbrengen.<br />

In-vitro experimenten met botcel cultures lieten<br />

zien dat gesputterde CaP-coatings botvorming<br />

stimuleerde. Dit werd bevestigd in dierexperi-<br />

menten waar implantaten met een gesputterde<br />

coating in bot werden geplaatst. De conclusie is<br />

dat door manipuleren van de sputterparameters<br />

eigenschappen van de coating kunnen worden<br />

veranderd, en dat de interactie van het bot met<br />

de coating wordt beïnvloed c.q. verbeterd.<br />

De sputtertechniek wordt klinisch geëvalueerd<br />

met de Zweedse firma ASTRA Tech AB.<br />

resultaat na 10 jaar De samenwerking met Astra<br />

Tech is in 2001 beëindigd toen Astra liet weten<br />

verder af te zien van de financiering van de<br />

klinische studies. Inmiddels zijn er contacten<br />

gelegd met een Nederlands bedrijf dat de coating<br />

wil gaan toepassen op haar eigen implantaten.<br />

De resultaten van het project hebben geleid tot<br />

twee nieuwe projecten gesubsidieerd door<br />

Senter (IOP-oppervlaktetechnologie) en een<br />

samenwerking met de Universiteit van Chengdu<br />

(China) gefinancierd door de KNAW.<br />

gebruiker(s) Humeca BV, Enschede / NV Bekaert<br />

S.A, Zwevegem / Astra Tech AB, Mölndal<br />

projecten <strong>1992</strong><br />

NNS.2373<br />

AAA<br />

Diamond growth in<br />

an oxy-acetylene<br />

flame studied by LIF<br />

projectleider Prof.dr. J.J. ter Meulen totale toewijzing<br />

in k€ 258,14<br />

doelstelling Een relatief snelle manier om op<br />

kunstmatige manier diamantlaagjes te maken<br />

is met behulp van een zuurstof-acetyleenvlam<br />

(lasvlam). In dit project zal het diamantgroei-<br />

proces in deze vlam worden bestudeerd met<br />

nieuwe lasertechnieken. Hiermee kan het<br />

diamantdepositiemechanisme worden onderzocht<br />

zonder het proces te verstoren.<br />

resultaat na 5 jaar Het onderzoek heeft geleid tot<br />

de verdere ontwikkeling van lasertechnieken voor<br />

vlam/verbrandingsonderzoek, te weten LIF (Laser<br />

Induced Fluorescence) en CRD Cavity Ring Down)<br />

spectroscopie. Met deze technieken is dieper<br />

inzicht verkregen in het diamantdepositieproces<br />

in een zuurstof-acetyleenvlam. De verkregen<br />

resultaten kunnen onder andere worden gebruikt<br />

bij de ontwikkeling van nieuwe CVD-reactoren<br />

voor de depositie van diamantlaagjes.<br />

resultaat na 10 jaar Het project heeft de basis<br />

gelegd voor vervolgonderzoek op het gebied van<br />

het aanbrengen van diamantcoatings op staal.<br />

Tevens zijn de nieuwe lasertechnieken gebruikt<br />

bij een aantal nieuwe projecten die gericht zijn<br />

op de bestudering van het verbrandingsproces<br />

in vlammen en in dieselmotoren. Op Europees<br />

niveau is samengewerkt in een Brite-Euram<br />

project. Tot practische toepassingen heeft het<br />

onderzoek nog niet geleid.<br />

gebruiker(s) Universität Bielefeld / Philips GmbH,<br />

Aken / Philips Research Laboratories, Eindhoven<br />

/ Hauzer Techno Coating BV, Venlo / Drukker<br />

International BV, Cuijk<br />

41


42<br />

NGN.2612<br />

AAA<br />

Onderzoek naar de<br />

invloed van fysischchemische,geometrische<br />

en mechanische<br />

implantaatparameters<br />

op wondgenezingsprocessen<br />

projectleider Prof.dr. J.A. Jansen totale toewijzing in k€<br />

389,80<br />

doelstelling Dit project is onderdeel van het<br />

PIONIER-programma. Het doel is om te bepalen<br />

of er een relatie bestaat tussen fysisch-<br />

chemische, geometrische en mechanische<br />

materiaalparameters van implantaatmaterialen en<br />

zacht weefselgedrag. Hiertoe zullen implantaten<br />

met een verschillende oppervlaktekwaliteit,<br />

oppervlaktestructuur en flexibiliteit aangebracht<br />

worden bij proefdieren. Tevens zullen in vitro<br />

celkweekexperimenten uitgevoerd worden.<br />

De resultaten van het onderzoek zullen moeten<br />

leiden tot een optimalisering van de bestaande<br />

percutane implantaatsystemen voor wat betreft<br />

de biologische afsluiting in het doorvoer gebied.<br />

resultaat na 5 jaar Aangetoond is dat fysisch-<br />

chemische parameters, zoals bevochtbaarheid<br />

van het oppervlak, in-vitro wel invloed hebben<br />

op de groeisnelheid van cellen, maar niet op<br />

hun oriëntatie. Dit wordt meer geleid door de<br />

ruwheid van het oppervlak, bijvoorbeeld door<br />

in een oppervlak aangebrachte groeven.<br />

De resultaten van in-vivo experimenten waren<br />

niet eenduidig genoeg om te concluderen dat<br />

oppervlakken met groeven het wondgenezings-<br />

proces versnellen. Verder onderzoek is daarvoor<br />

noodzakelijk. Samen met andere PIONIER<br />

projecten (NGN.2328 en NGN.2669) werd dit<br />

project begeleid door een gezamenlijke<br />

gebruikerscommissie. De resultaten van dit<br />

deel van het programma zijn gepubliceerd en<br />

vrij toegankelijk.<br />

resultaat na 10 jaar Met betrekking tot. de utilisatie<br />

zijn er geen nieuwe ontwikkelingen te melden.<br />

Op grond van de resultaten is er wel een nieuwe<br />

NWO-subsidie verkregen.<br />

gebruiker(s) Humeca BV, Enschede / Te Strake BV,<br />

Deurne / NV Bekaert S.A, Zwevegem<br />

NNS.2628<br />

BCB<br />

Commensurate and<br />

incommensurate<br />

crystal modelling<br />

projectleider Prof.dr. T. Janssen totale toewijzing in k€<br />

145,81<br />

doelstelling Doel van het project was een prototype<br />

te construeren van software voor kristallo-<br />

grafische informatie en berekeningen in normale<br />

en incommensurabele kristallen.<br />

resultaat na 5 jaar Een prototype werd in 1996<br />

gedemonstreerd op de Europese kristallo-<br />

grafsche conferentie ECM in Lund. Een deel<br />

van de software heeft enige jaren gedraaid op<br />

de computers van CAOS-CAMM in Nijmegen,<br />

ten behoeve van kristallografen in Nederland.<br />

De site werd redelijk vaak bezocht via links met<br />

de website van de Special Interest Group<br />

Aperiodic Crystals van de International Union<br />

for Crystallography. Deze activiteit werd gestopt<br />

toen CAOS-CAMM werd opgeheven. Pogingen<br />

de software, inclusief de modules voor hoger-<br />

dimensionale kristallografie, te laten draaien op<br />

een speciaal daarvoor ingerichte machine werden<br />

gestaakt vanwege gebrek aan menskracht.<br />

resultaat na 10 jaar Een module die werd ontwikkeld<br />

ná afsluiten van het <strong>STW</strong>-project, maar wel een<br />

uitvloeisel daarvan was, berekent tensoreigen-<br />

schappen van kristallijne materialen op grond<br />

van hun symmetrie, en laat berekeningen toe<br />

met karakters van voorstellingen van kristallo-<br />

grafische puntgroepen. Deze karakters spelen<br />

een rol bij de interpretatie van metingen aan<br />

vaste stoffen. Deze module wordt momenteel<br />

op CD-ROM geproduceerd en zal deel uitmaken<br />

van Volume D van de International Tables for<br />

Crystallography, gepubliceerd door de IUCr. Naar<br />

verwachting zal de CD-ROM verschijnen in <strong>2003</strong>.<br />

gebruiker(s) CAOS/CAMM centrum, Nijmegen /<br />

Bruker Nonius BV, Delft / Philips Research<br />

Laboratories, Eindhoven / RWTH Aken<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

NGN.2669<br />

ACC<br />

Ontwikkeling van<br />

een percutaan<br />

implantaat geschikt<br />

voor implantatie in<br />

zachte weefsels<br />

projectleider Prof.dr. J.A. Jansen totale toewijzing in<br />

k€ 320,91 contracten Licentie Katholieke<br />

Universiteit Nijmegen; <strong>STW</strong>; TeStrake BV;<br />

Overdracht Biomaterials Research Group;<br />

Katholieke Universiteit Nijmegen; <strong>STW</strong>; NV<br />

Bekaert S.A octrooien Percutaan implantaat<br />

inkomsten in k€ 18,15<br />

doelstelling Dit project is onderdeel van het<br />

PIONIER-programma. Percutane implantaten<br />

kunnen blijvend functioneren wanneer zij door<br />

botweefsel gestabiliseerd worden. Er is tot<br />

dusverre geen percutaan implantaat ontwikkeld<br />

dat klinisch voldoende functioneert wanneer er<br />

geen botweefsel is. Derhalve zal een andere<br />

methode gezocht moeten worden om zo’n<br />

implantaat te stabiliseren. Het doel is te voorzien<br />

in een dergelijk niet door botweefsel onder-<br />

steund, percutaan implantaat. Hiertoe zal gebruik<br />

gemaakt worden van implantaten die deels zijn<br />

vervaardigd van vezelgaas.<br />

resultaat na 5 jaar Langdurig succes van het<br />

implantaat is afhankelijk van een goed contact<br />

en ingroei van het weefsel in het materiaal, dat<br />

rond de catheter wordt aangebracht. Titanium<br />

geeft een stabieler resultaat dan Dacron velour<br />

(vezelgaas). Er is getracht een industrie te vinden<br />

voor het commercialiseringstraject en de<br />

financiering van de klinische studies nodig voor<br />

een registratie. Medio 1995 werd door de KUN<br />

(mede namens <strong>STW</strong>) een overeenkomst met een<br />

bedrijf afgesloten. Deze trok zich echter na een<br />

aantal maanden terug. Onderhandelingen met<br />

een consortium van bedrijven daarover waren<br />

begin 1998 afgerond.<br />

resultaat na 10 jaar In augustus 1998 kwam de<br />

overeenkomst tot stand tussen <strong>STW</strong>/KUN en NV<br />

Bekaert S.A. (België). Dit bedrijf heeft samen met<br />

Humeca BV, de firma Bekaert Timeda opgericht<br />

dat het percutaan implantaat op de markt zal<br />

brengen. In 2001 zijn de eerste humaan-klinische<br />

studies van start gegaan.<br />

gebruiker(s) Humeca BV, Enschede / NV Bekaert<br />

S.A, Zwevegem / Te Strake BV, Deurne


| Instelling<br />

R_ erasmus<br />

universiteit<br />

rotterdam<br />

RGN.2332<br />

BAA<br />

Weefselidentificatie<br />

van de hartspier met<br />

behulp van spectrale<br />

backscatteranalyse<br />

projectleider Prof.dr.ir. N. Bom totale toewijzing in k€<br />

419,42 inkomsten in k€ 29,50<br />

doelstelling Het doel van het onderzoek is de<br />

evaluatie van methoden om met ultrageluid<br />

weefselidentificatie in de hartspier te realiseren.<br />

De onderwerpen die bestudeerd zullen worden<br />

zijn o.m. het hypertrofisch (verdikt) hartspier-<br />

weefsel, ‘stunned myocardium’ (hartspierweefsel<br />

wat wél doorbloed wordt maar geen arbeid<br />

verricht), de cyclische variatie van de backscatter<br />

en eventueel de afstotingsverschijnselen na een<br />

harttransplantatie.<br />

resultaat na 5 jaar Variaties in de backscatter bleken<br />

niet de gewenste informatie te bevatten. De<br />

backscatter weerspiegelde het verloop van de<br />

wanddikte van het kloppende hart. Er konden<br />

geen conclusies getrokken worden over de mate<br />

van ischemia. Verzwakkking van het signaal<br />

bleek onder bepaalde omstandigheden wél iets<br />

over de weefselkwaliteit te zeggen. De klinische<br />

evaluatie werd verricht aan patiënten die<br />

harttransplantatie hadden ondergaan. De hoop<br />

was dat deze methode in een vroeg stadium en<br />

op niet invasieve wijze afstotingsverschijnselen<br />

opspoort, waardoor het aantal belastende<br />

biopsies kan verminderden. De afstotings-<br />

verschijnselen traden – helaas voor deze studie –<br />

niet op.<br />

resultaat na 10 jaar Het projectresultaat is een<br />

schat aan achtergrondkennis en ideeën om de<br />

ultrageluidbeeldvorming van het hart te<br />

verbeteren. Dat heeft zich inmiddels vertaald in<br />

een aantal gehonoreerde <strong>STW</strong>, FOM en ICIN<br />

projecten.<br />

gebruiker(s) UMC St. Radboud, Nijmegen / UMC,<br />

Utrecht / Toshiba Medical Systems Europe BV,<br />

Zoetermeer / TNO-TPD, Delft / Shell Research<br />

and Technology Centre, Amsterdam / TNO-TPD<br />

TU Delft / Erasmus Medisch Centrum Rotterdam<br />

/ Pie Medical Imaging BV, Maastricht<br />

projecten <strong>1992</strong><br />

REC.2371<br />

CCB<br />

Optie-analyse voor<br />

de economische<br />

evaluatie van<br />

(deel)investeringen<br />

in flexibele produktie<br />

automatisering<br />

projectleider Prof.dr. P.A. Moerman totale toewijzing<br />

in k€ 819,76 contracten Licentie Erasmus<br />

Universiteit Rotterdam; <strong>STW</strong>; Philips<br />

International BV inkomsten in k€ 122,52<br />

doelstelling Het ontwikkelen van een optie-analyse<br />

die de mogelijkheid moet bieden om vroegtijdig<br />

de essentiële elementen van technologie, markt<br />

en financiën te integreren en te waarderen.<br />

Optiemanagement stijgt hierdoor uit boven een<br />

statische budgettaire controle. Het ‘tool’ dat<br />

wordt ontwikkeld dient ter ondersteuning van<br />

individuele researchers, research management,<br />

financieel management en top-management bij<br />

het nemen van beslissingen omtrent research-<br />

trajecten met een grote strategische waarde.<br />

resultaat na 5 jaar Het is gelukt om een software<br />

‘tool’ te ontwikkelen. Philips bleek bereid de<br />

groep onderdak te verschaffen om het ‘tool’ op<br />

waarde te kunnen schatten en in te voeren. Dit<br />

experiment is zo gunstig verlopen dat de groep<br />

ook bij Signaal Apparaten BV te Hengelo is<br />

binnengehaald. Binnen Philips is het software<br />

tool PAT (Primary business Assessment Tool)<br />

ontwikkeld dat inmiddels goed toepasbaar is<br />

gebleken. Er zijn ruim 300 toepassers binnen<br />

Philips wereldwijd. Hoogovens werkt ook met<br />

deze software. Ook in het buitenland maakt men<br />

dankbaar gebruik van de ontwikkelde software.<br />

Geregistreerde gebruikers vinden we in Australie,<br />

Canada, Mexico, Oostenrijk en USA.<br />

resultaat na 10 jaar In vervolgproject REC.4195 werd<br />

het analyse-instrument verder uitgewerkt (leidde<br />

tot een proefschrift), en gebruikt door Philips,<br />

KPN, France Télécom. Tot commercialisatie is het<br />

niet gekomen.<br />

gebruiker(s) TNO-STB, Delft / Corus Staal BV,<br />

IJmuiden / ING Bank, Bussum / De Beijer RTB<br />

BV, Arnhem / Philips Consumer Electronics,<br />

Eindhoven / Groningen Propellor Technology BV,<br />

Groningen / Philips / Philips Corporate Research<br />

/ Philips Corporate Strategy, Eindhoven / Thales<br />

Nederland BV, Hengelo / Hydro Electric<br />

Corporation (Energie), Sidney / Min. van<br />

Defensie, Canada / PAMEX, Mexico / Vienna<br />

University of Economics, Oostenrijk / Air Liquide,<br />

/ Consultec Scientific / Corning Chemie / Land-<br />

mark Consulting, VS / Solvay Pharmaceutical<br />

Headquarters, VS / Stern Steward & Co, VS<br />

43


44<br />

| Instelling<br />

T_ universiteit<br />

twente<br />

TTN.2186<br />

AAA<br />

The construction<br />

of miniaturized,<br />

integrated and<br />

special purpose<br />

Raman/fluorescence<br />

micro-spectrometer<br />

projectleider Dr. P.V. Lambeck totale toewijzing in k€<br />

418,67<br />

doelstelling Ramanspectroscopie is een krachtige<br />

techniek waarmee zeer kleine hoeveelheden<br />

materiaal (ongeveer 1 Am3 of < = 1 picogram )<br />

geanalyseerd kunnen worden. Met zichtbaar licht<br />

wordt de moleculaire samenstelling van het<br />

monster bepaald. De techniek heeft brede<br />

toepassingsmogelijkheden en is gebruikers-<br />

vriendelijk. Men wil de gevoeligheid sterk<br />

verhogen en de afmetingen van de apparatuur<br />

drastisch verkleinen (tot diskmanformaat),<br />

zodat de Ramanspectroscoop tot de standaard-<br />

uitrusting van laboratoria kan gaan behoren.<br />

resultaat na 5 jaar Het onderzoek verliep langs<br />

twee sporen: ontwikkeling van de benodigde<br />

geïntegreerde optica en het ontwerpen van de<br />

beoogde spectrometer met gebruikmaking van<br />

de recente diodelasers, ruisarme detector en<br />

de geïntegreerde optica. Dit laatste onderdeel<br />

van het onderzoek werd vrijwel gerealiseerd.<br />

De impuls om de fabricage betrouwbaarder te<br />

laten verlopen, ontbrak evenwel omdat het werk<br />

aan het ontwerp stil was komen te liggen. De<br />

oorzaak hiervan lag in de personele sfeer.<br />

resultaat na 10 jaar De voormalige onderzoeker en<br />

mede-aanvrager heeft op dit medisch biologische<br />

terrein (toepassing van Ramanspectroscopie en<br />

-microscopie) een researchbedrijf opgericht.<br />

gebruiker(s) Bruker Nonius BV, Delft / DILOR S.A.,<br />

Lille / DSM Bakery Ingredients, Delft<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

TEL.2477<br />

BBA<br />

IC-technology, deep<br />

ion implantation<br />

projectleider Prof.dr. H. Wallinga totale toewijzing in k€<br />

401,27<br />

doelstelling Doel van het project is onderzoek naar<br />

de toepassing van diepe ionen implantatie ten<br />

behoeve van het maken van ‘devices’ in een IC<br />

proces. In dit project wordt dit toegespitst op de<br />

ontwikkeling van een EEPROM geheugen cel, die<br />

geoptimaliseerd kan worden voor zowel digitale<br />

als ook analoge toepassingen. Het uiteindelijke<br />

doel is om geheugencellen te ontwikkelen die<br />

meer dan één bit per cel kunnen bevatten.<br />

resultaat na 5 jaar Door op de vlak gegroeide<br />

polysiliciumlagen een oxide te deponeren in<br />

plaats van thermisch te groeien, kan verruwing<br />

worden tegengegaan. Een nadeel van<br />

gedeponeerde oxides is dat ze slechtere<br />

elektrische eigenschappen hebben dan thermisch<br />

gegroeide. Daardoor moet je gedeponeerde<br />

oxides nabehandelen (kan met 02, N2 en N20<br />

behandelingen). Voor de elektrische evaluatie<br />

van de ontwikkelde lagen zijn in eerste instantie<br />

simpele capaciteits-structuren gebruikt, welke<br />

door middel van QBD (Charge to breakdown<br />

metingen; de hoeveelheid lading die door een<br />

oxide kan worden gestuurd totdat het doorslaat)<br />

en I-V metingen zijn gekarakteriseerd.<br />

resultaat na 10 jaar Een combinatie van vlak<br />

gedeponeerde polysiliciumlagen, gedeponeerde<br />

oxides en een geoptimaliseerde nabehandeling in<br />

N20 omgeving geeft de beste resultaten, waarbij<br />

typisch gevonden waarden zijn QBD = 25 C/cm 2<br />

en lage lekstromen (1 < 10 pA voor V < = 15 V).<br />

Om de werking van het ontwikkelde recept op<br />

device niveau te testen zijn volledige EEPROM’s<br />

geprocessed, waarin duidelijk is geworden<br />

dat het recept leidt tot een vergroting van het<br />

aantal programmeer/wis cycli met ongeveer een<br />

factor 10 dat een device weerstaat voordat het<br />

kapot gaat. Ook de retentie lijkt te voldoen aan<br />

industriële eisen.<br />

gebruiker(s) Philips Semiconductors, Nijmegen


PROF.DR. TON VAN DER STEEN:<br />

Backscatter-onderzoek heeft kennis over hartspier verrijkt<br />

project RGN.2332<br />

Als één groep patiënten bereidwillig is mee te werken<br />

aan onderzoeken naar nieuwe methoden om de conditie<br />

van het hart te verbeteren, dan zijn het wel mensen die<br />

met succes een harttransplantatie hebben doorstaan.<br />

“Hun lot is niet te benijden”, zegt prof.dr.ir. Ton van der<br />

Steen, verbonden aan het Thoraxcentrum van de medische<br />

faculteit van de Erasmus Universiteit Rotterdam. “Zij<br />

komen zeker de eerste periode na hun operatie eens in<br />

de twee weken een volle dag naar het ziekenhuis voor<br />

onderzoek naar hun toestand. Als je hen vraagt mee te<br />

werken aan een nieuw aanvullend onderzoek, werken<br />

zij altijd mee. Ook als ze weten dat het niet direct in hun<br />

eigen belang is.”<br />

Van der Steen heeft van deze instelling van patiënten<br />

dankbaar gebruik gemaakt. “Oorspronkelijk had mijn<br />

voorganger op dit onderzoek, de in 1993 overleden dr.ir.<br />

Hans Rijsterborgh, biggenexperimenten opgezet”, vertelt<br />

Van der Steen. “Zodra je echter kans ziet om zonder risico<br />

testen op mensen te verrichten, verdient dat natuurlijk<br />

de voorkeur omdat je onderzoeksresultaten dan zo dicht<br />

mogelijk bij je uiteindelijke toepassing zitten.”


46<br />

| RGN.2332<br />

Zo geschiedde dan ook in het <strong>STW</strong>-onderzoek naar de<br />

evaluatie van een aantal praktische toepassingen van<br />

weefselindicatie van de hartspier met behulp van ultra-<br />

geluid. Met dit onderzoek wilde Van der Steen een<br />

methode zien te vinden om in een heel vroeg stadium<br />

afstotingsverschijnselen na een transplantatie te kunnen<br />

ontdekken.<br />

Afstotingsverschijnselen<br />

In het backscatter onderzoek werd een geselecteerd<br />

gebied van de hartspier aangestraald met ultrageluid, in<br />

het frequentiegebied van 2 tot 5 MHz. Het geretourneerde<br />

ultrageluid (de backscatter) wordt gedigitaliseerd en<br />

opgeslagen. Door middel van analyse van het spectrum<br />

van het backscattersignaal kan inzicht worden verkregen<br />

omtrent de structuur van het spierweefsel. Op deze manier<br />

konden veranderingen van het spierweefsel op niet invasie-<br />

ve manier gedetecteerd worden, zo luidde een van de<br />

veronderstellingen van het onderzoek. De onderwerpen<br />

die bestudeerd werden, waren onder meer het verdikt<br />

(hypertofisch) hartspierweefsel, stunned myocardium<br />

(wel doorbloed hartspierweefsel dat geen activiteit<br />

vertoont), de cyclische variatie van de backscatter en<br />

afstotingsverschijnselen na een harttransplantatie. Met<br />

behulp van soortgelijke analysemethoden kan additionele<br />

informatie verkregen worden over de doorbloeding van<br />

het hartspierweefsel. Door het inbrengen van microbellen<br />

in de bloedsomloop zou door middel van de analyse van<br />

het backscatterspectrum van deze microbellen in de<br />

hartspier ook de doorbloeding (perfusie) van de hartspier<br />

op niet-invasieve manier worden gemeten.<br />

Vervolgonderzoeken<br />

Een van de problemen van de spectrale analyse van backs-<br />

cattersignalen afkomstig uit weefselstructuren die enkele<br />

centimeters diep in het lichaam gelegen zijn, vormde een<br />

onbekende frequentieafhankelijke verzwakking van het<br />

ultrageluid tengevolge van de tussengelegen structuren.<br />

Dit probleem zou kunnen worden opgelost door het<br />

frequentiespectrum van de backscatter van het aanwezige<br />

bloed in de directe omgeving van de te onderzoeken<br />

hartspier als referentie te gebruiken. Ten tweede kon<br />

gebruik gemaakt worden van de relatieve verandering<br />

gedurende de hartslag.<br />

Uiteindelijk heeft het onderzoek veel en weinig opgeleverd.<br />

De gekozen methode blijkt immers niet de informatie<br />

op te leveren waar de onderzoekers op uit waren. Van der<br />

Steen: “Het was natuurlijk fantastisch geweest als we niet-<br />

invasief hadden kunnen meten hoe de hartspier zich na een<br />

harttransplantatie gedraagt en als we afstotingsverschijn-<br />

selen hadden kunnen vermijden. Vraag dat maar eens aan<br />

mensen die nu steeds dergelijke onderzoeken moeten<br />

ondergaan. Necrose in de hartspier op zich is wel te meten<br />

maar op grond van het akoestisch onderzoek konden we<br />

niet uitsluiten dat er geen afstoting optreedt. Niettemin<br />

hebben we onze kennis over de hartspier wel sterk kunnen<br />

uitbreiden. Daarnaast heeft de signaalanalyse ons geïnspi-<br />

reerd tot andere cardiovasculaire toepassingen. Zo zijn<br />

we meer te weten gekomen over de lokale rek in een<br />

element als de vaatwand. Ook hebben we nu beter in beeld<br />

hoe bloedvaten in de hartspier zich tijdens de contractie<br />

gedragen. Vervolgonderzoeken op dit vlak ontwikkelen<br />

zich veelbelovend.”<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

Waak voor degelijkheid in onderzoek<br />

In de relatie met het bedrijfsleven heeft het onderzoek ook<br />

positieve neveneffecten gekend. Zo nam Shell zitting in de<br />

gebruikerscommissie om meer te leren over de gebruikte<br />

meetmethoden. Deze zouden mogelijk ook geschikt zijn<br />

voor een meetmethode van de rigiditeit van oliepijpen.<br />

Voor GC-lid Toshiba was de ondersteuning aan het ter<br />

beschikking stellen van de signalen uit hun apparatuur een<br />

interessante exercitie. Op deze manier konden de analyses


uitgevoerd worden op signalen die normaliter niet voor<br />

de gebruiker toegankelijk zijn. Van der Steen over de<br />

betrokkenheid van de bedrijven: “Prima als bedrijven<br />

willen participeren in onderzoek. Het zorgt ervoor dat de<br />

toepassingen op zo’n manier uitgewerkt worden dat deze<br />

een beduidend hogere kans geven om uiteindelijk in<br />

productie genomen te worden. Voor bedrijven geeft dit<br />

de mogelijkheid om te participeren in tamelijk risicovol<br />

onderzoek, zonder dat zijzelf daar een infrastructuur voor<br />

hoeven op te zetten. Directe bedrijfsparticipatie kan ook<br />

een conflict van belangen opleveren. Een kenmerk van<br />

| RGN.2332<br />

bedrijven met venture kapitaal bijvoorbeeld is dat zij<br />

doorgaans snel resultaat nodig hebben. Dat is volstrekt<br />

begrijpelijk, maar de degelijkheid van onderzoek dient<br />

wel bewaakt te worden.” Al met al maakt het omgaan met<br />

dit soort conflicten het werk alleen interessanter.<br />

47


48<br />

TET.2500<br />

BCB<br />

Micro-mechanical<br />

Thin Film Devices<br />

projectleider Prof.dr. M.C. Elwenspoek totale toewij-<br />

zing in k€ 1.269,42 octrooien PCT.NL95/00221<br />

Werkwijze voor het etsen van Siliciumstructuren<br />

doelstelling Sacrificial Layer Etching (SLE), ook<br />

wel surface micromachining genoemd, is een<br />

nieuwe in de VS ontwikkelde technologie<br />

waarmee nieuwe typen micromechanische<br />

structuren gemaakt kunnen worden. Met deze<br />

structuren kunnen bijvoorbeeld micro-motoren<br />

en micro-robots gemaakt worden. Doel van het<br />

onderzoek is om deze nieuwe technologie in<br />

Europa te introduceren en verder te ontwikkelen.<br />

resultaat na 5 jaar Het project heeft de leidende<br />

positie van de onderzoeksgroep op het gebied<br />

van microsysteemtechnologie in Europa<br />

verstevigd en heeft er tevens voor gezorgd dat<br />

men kon doorstoten naar de wereldtop. De SLE<br />

technologie is uitgebreid met enkele nieuwe<br />

technieken zoals droog plasma etsen. Het<br />

gebruik van de nieuwe materialen fluorkoolstof<br />

en zwart silicium is ook onderzocht. Er is een<br />

octrooi aangevraagd maar dat is uiteindelijk niet<br />

doorgezet.<br />

resultaat na 10 jaar Op het gebied van micro-<br />

systeemtechnologie behoren de onderzoekers<br />

tot de wereldtop. De nieuwe etstechniek heeft<br />

aan de basis gestaan van verschillende spin-off<br />

bedrijfjes van MESA+. Het gebruik van fluorkool-<br />

stof in microsystemen neemt nog steeds toe.<br />

Hiermee worden onder andere micro-rotoren<br />

met lage wrijving gemaakt. De zwarte silicium<br />

technologie wordt succesvol toegepast door<br />

Alcatel, Oxford, Plasmatherm en DSE.<br />

gebruiker(s) LioniX BV, Enschede / Delft<br />

Instruments BV, / Océ-Technologies BV, Venlo /<br />

Akzo Nobel Central Research BV, Arnhem / Texas<br />

Instruments Holland BV, Almelo<br />

TTN.2510<br />

BBA<br />

Waveguide lasers in<br />

het nabije infrarood<br />

projectleider Prof.dr.ir. W.J. Witteman totale toewij-<br />

zing in k€ 188,08<br />

doelstelling Waveguide gaslasers zijn efficient,<br />

compact en stabiel. Typische afmetingen zijn 30<br />

cm lengte en 2x2 mm2 voor het gasontladings-<br />

kanaal (1 tot 3 micron golflengte). Het onderzoek<br />

heeft enerzijds betrekking op het verkrijgen van<br />

een homogene ontlading met efficiente energie-<br />

overdracht en minimale verliezen in inductors en<br />

condensatoren bij frequenties rond 100 MHz en<br />

anderzijds zal veel aandacht worden besteed aan<br />

de laserfysica van deze systemen.<br />

resultaat na 5 jaar Factoren die elektrische verliezen<br />

verhogen zijn geïdentificeerd en methoden om<br />

deze verliezen te verminderen in kaart gebracht.<br />

Als resultaat van de optimalisatieprocedure werd<br />

met een vergulde elektrode een vermogen<br />

gehaald van 1,15 W/cm bij een excitatiefrequentie<br />

van 190 MHz. Op dat moment was dat het hoogst<br />

gerapporteerde specifieke uitgangsvermogen van<br />

een dergelijke laser en dit wordt toegeschreven<br />

aan een verhoogde katalytische werking van deze<br />

elektrode bij een verhoogde temperatuur.<br />

resultaat na 10 jaar Dit project vormt de aanzet voor<br />

de ontwikkeling van de huidige ‘slab’ laser met<br />

een uitgangsvermogen van 500 W.<br />

gebruiker(s) NCLR BV, Enschede<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

TTN.2511<br />

AAA<br />

Coherente Raman<br />

spectroscopie van<br />

biologische mono<br />

lagen<br />

projectleider Prof.dr. J. Greve totale toewijzing in k€<br />

256,67<br />

doelstelling Doel is te komen tot directe<br />

spectroscopische technieken die gegevens<br />

omtrent de moleculaire structuur, dynamica en<br />

interactie van monolagen biologisch materiaal<br />

opleveren. Hiertoe zal men optische golfgeleider<br />

technieken toepassen. De golfgeleiders kunnen<br />

vervaardigd worden met de nieuwe cleanroom<br />

faciliteiten van de UT. De utilisatie zal aansluiten<br />

bij de interesse van de voedingsmiddelen-,<br />

farmaceutische- en kunststofindustrieën. De<br />

niet-lineaire spectroscopische methoden zijn<br />

geschikt voor spectroscopie van niet biologische<br />

moleculen.<br />

resultaat na 5 jaar<br />

In dit project zijn drie golfgeleider<br />

Raman technieken onderzocht. De CARS-tech-<br />

niek, de gestimuleerde Raman gain-techniek<br />

(WSRG) en de spontane Raman(WRS)-techniek.<br />

De ontwikkelde golfgeleiders maken het mogelijk<br />

om Ramanspectra te meten van monolagen;<br />

bijvoorbeeld van eiwitten en lipiden en zeer<br />

dunne (ca. 1 nm) polystyreen-lagen. Hiermee is<br />

een ‘proof of principle’ geleverd. De gebruikers<br />

waren hierbij vooral betrokken vanuit hun<br />

technisch-wetenschappelijke interesse. Er zijn<br />

enkele metingen verricht aan door de gebruikers<br />

ter beschikking gestelde materialen. De<br />

gebruikerscommissie begeleidde tevens een<br />

aanverwant FOM-project.<br />

resultaat na 10 jaar Het project heeft niet tot recht-<br />

streekse toepassingen of follow-up geleid. Wel<br />

zijn diverse sensorachtige applicaties op deze<br />

basis gevestigd. Nu integratie met microfluidics,<br />

geïntegreerde optica en nieuwe meetmethoden in<br />

het verschiet ligt, wordt de Ramantechniek weer<br />

actueel. Er blijft een niche voor deze (fysisch<br />

moeilijke) techniek, zoals bijvoorbeeld in de ana-<br />

lyse binnen de biologische cel. Navolging van de<br />

techniek door derden is onder meer afhankelijk<br />

van de beschikbaarheid van cleanroomfaciliteiten.<br />

gebruiker(s) Shell Research and Technology Centre,<br />

Amsterdam / DSM Bakery Ingredients, Delft /<br />

DSM Research BV, Geleen / Philips Research<br />

Laboratories, Eindhoven / FOM, Utrecht / Akzo<br />

Nobel NV, Deventer


TTN.2517<br />

ABA<br />

Ontwikkeling van<br />

oppervlakteplasmonmicroscopie<br />

als methode ter<br />

karakterisering<br />

van biologische<br />

oppervlakken<br />

projectleider Dr. R.P.H. Kooyman totale toewijzing in k€<br />

269,38<br />

doelstelling<br />

Doel is de ontwikkeling van een<br />

‘oppervlakteplasmonmicroscoop’ (SPM). Deze<br />

SPM heeft een verticale resolutie van 1 nm en<br />

een laterale resolutie van enige mm en maakt<br />

gebruik van de brekingsindex van de te<br />

onderzoeken structuren. Meer in het bijzonder<br />

zal bestudeerd worden in hoeverre SPM een<br />

nuttige nieuwe techniek is bij het onderzoeken<br />

van biologische oppervlakken. Deze SPM<br />

techniek zal naar verwachting toegepast kunnen<br />

worden in fundamenteel wetenschappelijk opper-<br />

vlakteonderzoek en in meer toegepaste takken.<br />

resultaat na 5 jaar De doelstellingen zijn deels<br />

bereikt. Aangetoond werd dat SPR adsorptie van<br />

eiwitten aan een oppervlak kan volgen en meten.<br />

Op basis hiervan is een twee-dimensionaal<br />

multi-channel immunosensor ontwikkeld. Voorts<br />

zijn met SPM lipide monolagen gekarakteriseerd.<br />

Vorming van domeinen in de monolaag werden<br />

zichtbaar gemaakt. Een nieuwe microscopische<br />

techniek met dezelfde resolutie maar met het<br />

voordeel dat monolagen op een water/lucht<br />

oppervlak kunnen worden bestudeerd, was de<br />

oorzaak dat hiermee niet verder is gegaan. De<br />

SPM-techniek is later gecombineerd met adhesie<br />

Atomic Force Microscopy. Deze combinatie heeft<br />

als voordeel dat laagdikte en oppervlak simultaan<br />

kunnen worden bestudeerd. Het ontwerp voor een<br />

prototype is uitgewerkt. Commerciële toepassing<br />

van de apparatuur is nog niet gerealiseerd.<br />

resultaat na 10 jaar Een directe toepassing van de<br />

resulaten is niet gerealiseerd. Wel heeft het<br />

onderzoek een vervolg gekregen en dat is het<br />

gebruik van SPR-microscopie als multisensor.<br />

Dit is internationaal opgepakt, en heeft ook<br />

binnen de UT geleid tot een aantal nieuwe<br />

projecten.<br />

gebruiker(s) Euro-Diagnostica BV, Arnhem / Akzo<br />

Nobel Central Research BV, Arnhem / BioMerieux<br />

BV, Boxtel<br />

TST.2545<br />

AAB<br />

Thermische wegloopverschijnselen<br />

in<br />

vloeistof-vloeistof<br />

reactoren<br />

projectleider Prof.dr.ir. K.R. Westerterp totale toewij-<br />

zing in k€ 405,75 contracten Verkoop apparatuur<br />

DSM Fine Chemicals inkomsten in k€ 25,00<br />

doelstelling In de chemische industrie worden vele<br />

reacties ladingsgewijs in BR’s (batch reactors)<br />

uitgevoerd. Als de reactie snel verloopt, kan bij<br />

beperkte warmteafvoer de reactortemperatuur<br />

hoog oplopen. Men kan dan de semi-continue<br />

werkwijze in een SBR (semi-BR) kiezen, waarbij<br />

men de reactiesnelheid laag houdt door de<br />

concentratie van één van de reactanten laag te<br />

houden. Het doel van het onderzoek is het<br />

formuleren van voorwaarden ter voorkoming van<br />

thermische wegloopverschijnselen en daarmee<br />

het voorkomen van ernstige calamiteiten.<br />

resultaat na 5 jaar Het project omvatte een model-<br />

matig en experimenteel deel. Een mathematisch<br />

model voor een meervoudig reactiesysteem is<br />

ontwikkeld. In het hoge druk laboratorium zijn de<br />

processen van thermische wegloopverschijnselen<br />

bestudeerd met speciaal ontworpen en gebouw-<br />

de opstellingen voor kinetische en warmte-<br />

metingen (calorimeter) in een SBR. In een SBR<br />

werd de reactie van 2-octanol naar 2-octanon met<br />

salpeterzuur uitgevoerd om de invloed van de<br />

verschillende procesparameters te onderzoeken.<br />

Het onderzoek verschafte fundamenteel inzicht<br />

in het betrokken reactieproces, maar leidde<br />

vanwege het algemene karakter van de resultaten<br />

niet tot een direct aanwijsbare toepassing.<br />

resultaat na 10 jaar Professor Westerterp is per<br />

01-04-1998 met emeritaat gegaan, daarom zijn<br />

geen vervolgprojecten gestart. Het Hogedruk<br />

Laboratorium is omgebouwd richting biomassa<br />

en polymerisatie. (Vervolgproject TPC.6158)<br />

gebruiker(s) DSM Services, Geleen / DOW Benelux<br />

NV, Terneuzen / Akzo Nobel Chemicals BV,<br />

Deventer / Shell Research and Technology<br />

Centre, Amsterdam<br />

projecten <strong>1992</strong><br />

TTN.2648<br />

ABC<br />

High-Tc planar<br />

devices and physical<br />

properties<br />

projectleider Dr.ir. G.J. Gerritsma† totale toewijzing in<br />

k€ 171,80<br />

doelstelling Het fabriceren van planaire hoog<br />

Tc Josephson juncties met a-as georiënteerde<br />

sandwich structuren. Deze zullen vergeleken<br />

worden met bestaande juncties.<br />

resultaat na 5 jaar De kennis, die in het <strong>STW</strong>-project<br />

verworven is, is heel waardevol geweest voor<br />

samenwerkingen met industrieën zo als Ericsson,<br />

Thales en Alcatel en vele onderzoeksinstellingen<br />

in Europa en de hele wereld. Zonder dit <strong>STW</strong>-<br />

project waren die Europese samenwerkingen<br />

moeilijk te realiseren geweest en was ook minder<br />

vooruitgang in het maken van complexe Hoog-Tc<br />

Supergeleiders (HTS) schakelingen geweest.<br />

resulaat na 10 jaar 10 Jaar na de start van het<br />

project is de vraag naar planaire juncties nog<br />

heel actueel, intussen kunnen elektronische<br />

schakelingen gebouwd worden met eigen-<br />

schappen, die van halfgeleidende schakelingen<br />

niet bereikt kunnen worden. Professor Rogalla<br />

heeft intussen twee bedrijven gesticht, TSST<br />

in 1999 en TSSE in eind 2002. TSST draait al<br />

heel goed en maakt winst met apparatuur voor<br />

het maken van keramische supergeleiders en<br />

HTS-producten. TSSE is nog startend en zal zich<br />

met componenten en systemen voor koude<br />

elektronica bezighouden.<br />

gebruiker(s) TNO-FEL, Den Haag / Philips GmbH,<br />

Hamburg / TNO-TPD TU Eindhoven /<br />

ESA/ESTEC, Noordwijk / Philips Medical<br />

Systems Nederland BV, Best<br />

49


50<br />

TTN.2650<br />

BBB<br />

Geïntegreerde<br />

planaire hoge Tc DC<br />

SQUIDs<br />

projectleider Dr.ir. J. Flokstra totale toewijzing in k€<br />

218,51 contracten Raamovereenkomst Universiteit<br />

Twente; FOM;Philips GmbH; <strong>STW</strong> inkomsten in k€<br />

117,98<br />

doelstelling Doel van het project was om hoge Tc dc<br />

SQUIDs te ontwikkelen waarbij een planaire<br />

spoel direct op de washer is aangebracht. Deze<br />

methode is gebruikelijk bij lage Tc SQUIDs maar<br />

de fabricage voor hoge Tc materialen is buiten-<br />

gewoon lastig. We zijn er in geslaagd om de<br />

geïntegreerde structuren te maken maar het<br />

aantal pogingen om een goed device te maken is<br />

te groot (1 op 5). Daarom is ook de ontwikkeling<br />

van direct inductief gekoppelde SQUIDs ingezet.<br />

resultaat na 5 jaar Het ontwikkelen van hoge Tc DC<br />

SQUIDs voor biomagnetische metingen en met<br />

name op het gebied van de foetale magneto-<br />

cardiografie is gelukt en hoge Tc dc SQUIDs<br />

zijn in het FHARMON-programma (TTN.4330)<br />

gebruikt. Vanwege de geringe yield zijn hiervoor<br />

niet de geintegreerde maar de inductief<br />

gekoppelde SQUIDs gebruikt. De ruis was<br />

voldoende laag om de pieken in de MCG te<br />

meten. In een later stadium richtte de foetale<br />

MCG research zich op de bestudering van details<br />

uit het MCG signaal en daarvoor is de resolutie<br />

van hoge Tc SQUIDs niet goed genoeg. In dit<br />

geval neemt men zijn toevlucht tot de lage Tc<br />

SQUIDs.<br />

resultaat na 10 jaar In het vervolgproject (TTN.4330,<br />

elders in dit rapport) zijn zogenaamde slot-<br />

structuren in de washer aangebracht om de ruis<br />

van de SQUIDs in een magnetisch achtergrond-<br />

veld te verlagen. Metingen en theoretisch model<br />

kwamen goed overeen. Hierna heeft geen verdere<br />

SQUID-ontwikkeling in hoge Tc plaatsgevonden.<br />

gebruiker(s) Philips Research Laboratories,<br />

Eindhoven / TNO-FEL, Den Haag / Philips GmbH,<br />

Hamburg / TNO-TPD TU Eindhoven /<br />

ESA/ESTEC, Noordwijk / Dutch Space BV, Leiden<br />

TWT.2699<br />

AAA<br />

Textuurontwikkeling<br />

en anisotroop gedrag<br />

van intermetallische<br />

verbindingen<br />

projectleider Dr.ir. J. Beyer totale toewijzing in k€<br />

277,23 inkomsten in k€ 0,45<br />

doelstelling Onderzoek naar intermetallische<br />

verbindingen op basis van nikkeltitaan en<br />

kopernikkelaluminium heeft een omvangrijke<br />

industriële toepassing omdat ze ‘vormgeheugen’<br />

hebben. Dit reversibele effect wordt benut in<br />

onderdelen van actuatoren, sensoren en in<br />

lineaire motoren in de lucht en ruimtevaart en de<br />

robotica. De resultaten zullen bijdragen aan een<br />

vergroting van industrieel relevante kennis over<br />

het geheugenmateriaal.<br />

resultaat na 5 jaar De resultaten hebben de kennis<br />

vergroot over deformaties en transformaties die<br />

binnen het geheugenmateriaal optreden en<br />

daardoor een gerichter gebruik mogelijk maken.<br />

De verkregen inzichten kunnen tevens worden<br />

toegepast om de productieprocessen beter te<br />

kunnen afstemmen op de door klanten gewenste<br />

eigenschappen van de te produceren materialen.<br />

resultaat na 10 jaar Helaas is de vakgroep materiaal-<br />

kunde opgeheven. De opgebouwde apparatuur<br />

wordt gebruikt in een samenwerkingsverband<br />

tussen de vakgroep Technische Mechanica en<br />

Kunststoffen en Philips DAP.<br />

gebruiker(s) AMT NV, Herk-De-Stad / Shell SIOP<br />

BV, Den Haag<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

TST.2748<br />

ABB<br />

Verlenging van<br />

de levensduur van<br />

vloeistof-geïmmobiliseerde<br />

membranen.<br />

Chemische hechting<br />

van crown ether<br />

carriers aan hydrofobe<br />

oligomeren<br />

projectleider Prof.dr.ir. D.N. Reinhoudt totale toewij-<br />

zing in k€ 70,85<br />

doelstelling Doel is de verlenging van de levens-<br />

duur van vloeistof geïmmobiliseerde membranen<br />

(SLM). Selectief transport door SLM’s is te<br />

beïnvloeden door toepassing van een geschikte<br />

carrier. SLM’s hebben een geringe levensduur<br />

omdat de componenten kunnen uitspoelen naar<br />

de waterfase. Om dat te verlengen worden de<br />

carriers gekoppeld aan oligomeren met een<br />

extreem lage oplosbaarheid H 2 O. Immobilisatie<br />

van deze verbindingen in de poriën van een<br />

poreus membraan wordt gerealiseerd door de<br />

vorming van polymeer netwerken.<br />

resultaat na 5 jaar Een verlenging van de levensduur<br />

van de membranen tot circa 3 maanden, met<br />

behoud van flux en activiteit, is grotendeels<br />

gehaald. Er zijn carriers verkregen bestaande uit<br />

(kroon ethers) gebonden aan een veel gebruikte<br />

membraanvloeistof. Die zijn lipofiel waren<br />

maar ook compatibel met de vloeistof in de<br />

membraan. Het transport gedrag van de carriers<br />

is beschreven, en is er een . De SLM’s werden<br />

onderwerpen aan een duurproef. Na vijf weken<br />

blootstelling aan continue langstromend water,<br />

zijn ze nog operationeel, en is de activiteit en<br />

flux niet afgenomen. Een concrete toepassing is<br />

verwijdering van radioactive isotopen uit<br />

afvalstromen van de opwerkingsfabriek in het<br />

Franse Caderache. Een EU subsidie van ECU<br />

220.000,- is voor dit onderzoek verkregen.<br />

resultaat na 10 jaar Nog steeds wordt bij de CEA<br />

opwerkingsfabriek in het Franse Cadarache de<br />

SLM methode gebruikt voor de scheiding van<br />

radioactieve isotopen uit nucleaire afvalstromen.<br />

In het kader van een EEG project worden onder<br />

andere in Twente ontwikkelde ionoforen daar<br />

getest. Recent wordt de SLM methode toegepast<br />

in een <strong>STW</strong>-gesubsidieerd project voor de<br />

selectieve complexering van radiumionen.<br />

gebruiker(s) ExxonMobil Chemical Europe Inc.,<br />

Machelen / Shell Research and Technology<br />

Centre, Amsterdam / Akzo Nobel Central<br />

Research BV, Arnhem / DSM Research BV, Geleen


TST.2751<br />

ABA<br />

De ontwikkeling<br />

van nieuwe<br />

biodegradeerbare<br />

polymeren op<br />

basis van polyracemaatvorming<br />

in<br />

blokcopolyesters<br />

projectleider Prof.dr. J. Feijen totale toewijzing in k€<br />

307,20 octrooien NL.9402182 Katalysator<br />

doelstelling Onderzocht is de synthese en<br />

karakterisering van nieuwe ‘tailor-made’<br />

biodegradeerbare materialen blends van<br />

blockcopolymeren en homopolymeren van<br />

poly-L- en poly-D-melkzuur. De nieuwe polymeren<br />

zullen worden verwerkt tot (poreuze) films,<br />

(holle) vezels en microspheren, en hun<br />

degradatie en de interacties met levende cellen<br />

(in vitro). Toepassingen zijn afgiftesystemen voor<br />

geneesmiddelen, opvullen van defecten,<br />

bloedvatprothesen, kunstmatige dermis, en<br />

een trachea prothese.<br />

resultaat na 5 jaar Polymerisaties en de relatie<br />

tussen de structuur van lanthanide alkoxides zijn<br />

duidelijker geworden. Polyesters en polyrace-<br />

maten van polymelkzuur kunnen gesynthetiseerd<br />

worden. Hiermee worden biodegradeerbare<br />

materialen ontwikkeld voor de biomedische/<br />

milieutechnologische sector. Met de resultaten<br />

startte in 1999 een nieuw onderzoeksproject bij<br />

NWO-Chemische Wetenschappen.<br />

resultaat na 10 jaar Het ‘in-situ’ genereren van<br />

calciumalkoxides door alkoholyse van sterisch<br />

gehinderde calciumkatalysatoren laat polymeri-<br />

satie in oplossing vanaf gefunctionaliseerde<br />

oppervlakken gecontroleerd verlopen.<br />

Temperatuurgevoelige blokcopolymeren zijn<br />

ontwikkeld als injecteerbare systemen voor<br />

medicijnenafgifte. De polymerisatie van<br />

racemisch lactide met de racemische katalysator<br />

geeft gelijktijdig de isotactische homopolymeren,<br />

poly(L-lactide) en poly(D-lactide), hetgeen leidt<br />

tot het vormen van een stereocomplex.<br />

gebruiker(s) NV Organon, Oss / Purac Biochem BV,<br />

Gorinchem<br />

TST.2768<br />

CCA<br />

Zuivering van lucht<br />

in een adiabatisch<br />

bed katalytische<br />

oxidatie-reactor<br />

met periodieke<br />

omkering van de<br />

stromingsrichting<br />

projectleider Prof.dr.ir. K.R. Westerterp totale toewij-<br />

zing in k€ 324,56 contracten Optie DSM Research<br />

BV; <strong>STW</strong> octrooien NL.1003547 Werkwijze voor<br />

het behandelen van een gasmengsel in een omkeerstroomreactor<br />

en een omkeerstroomreactor<br />

daarvoor. inkomsten in k€ 112,52<br />

doelstelling Het zuiveren van lucht die is<br />

verontreinigd met kleine hoeveelheden brandbare<br />

stoffen, zoals deze bijvoorbeeld vrijkomt bij<br />

het afzuigen van laboratoria, fabriekshallen<br />

en tankenparken. Het verkrijgen van nog<br />

ontbrekende kennis over de omkeerreactor.<br />

Het ontwikkelen van een eenvoudige snelle<br />

methode om de aanslagtemperatuur van de<br />

katalysator te bepalen.<br />

resultaat na 5 jaar Er is een drukbestendige omkeer-<br />

reactor gebouwd in een miniplant. De reactor<br />

moet adiabatisch werken. Na ingebruikname is<br />

een groot aantal metingen verricht aan met<br />

alkanen en olefinen vervuilde lucht. De installatie<br />

werkte uitstekend. Een ontwikkeld 1-D-model<br />

beschreef alle metingen goed. De doelstelling –<br />

het ontwikkelen van de omkeerreactormethode<br />

voor de zuivering van vervuilde lucht, waarbij<br />

zowel de concentraties als de samenstelling<br />

van het vuilmengsel sterk varieert – is volledig<br />

bereikt. Een octrooiaanvraag is ingediend, maar<br />

naderhand ingetrokken. De modelleringssoftware<br />

is op aanvraag beschikbaar.<br />

resultaat na 10 jaar Professor Westerterp is per<br />

01-04-1998 met emeritaat gegaan, daarom zijn<br />

geen vervolgprojecten gestart. Het Hogedruk-<br />

laboratorium is omgebouwd richting biomassa en<br />

polymerisatie.<br />

gebruiker(s) Shell Research and Technology Centre,<br />

Amsterdam / DSM Research BV, Geleen<br />

projecten <strong>1992</strong><br />

TST.2769<br />

BBA<br />

Mantel-adsorbentia<br />

voor gasscheiding<br />

met pressure swing<br />

adsorption<br />

projectleider Prof.dr.ir. T. Reith totale toewijzing in k€<br />

265,21<br />

doelstelling De doelstelling van het onderzoek<br />

was een nieuw type adsorbens te ontwikkelen<br />

door een relatief goedkoop adsorbent (actieve<br />

kool) met een grote adsorptie capaciteit te<br />

voorzien van een zeer selectieve film. Een<br />

dergelijk mantel-adsorbent zou bij toepassing<br />

op gasscheiding in pressure swing adsorptie<br />

(PSA) processen voordeliger kunnen zijn dan<br />

bestaande (dure) koolstof moleculaire zeven.<br />

resultaat na 5 jaar De selectiviteit van goedkope<br />

adsorbentia zoals actieve kool, met behoud<br />

van hun grote adsorptiecapaciteit, wordt sterk<br />

verbeterd door coating met een permeabel,<br />

selectief membraan. Toepassing op grotere<br />

schaal dan die in het laboratorium is nog niet<br />

mogelijk omdat het nog niet mogelijk is om<br />

mantel-adsorbentie op grotere schaal te maken<br />

en omdat bestaande typen membranen nog een<br />

te lage permeabiliteit vertonen. De participanten<br />

hebben bijgedragen door de levering van<br />

adsorbentia (Cirmac), in de vorm van enkele<br />

aanvullende experimenten (Engelhard), en kennis<br />

(TNO).<br />

resultaat na 10 jaar Er zijn geen nieuwe resultaten.<br />

gebruiker(s) TNO-MEP, Apeldoorn / Norit NV,<br />

Amersfoort / Engelhard De Meern BV, De Meern /<br />

Akzo Chemicals BV, Amsterdam / Cirmac BV,<br />

Gouda / Vision Project- en Adviesbureau voor<br />

Technologiemanagement, Amersfoort<br />

51


52<br />

| Instelling<br />

U_ universiteit<br />

utrecht<br />

UNS.2428<br />

CCA<br />

Open Tower<br />

Telescope<br />

projectleider Dr.ir. R.H. Hammerschlag totale toewij-<br />

zing in k€ 1.071,48 inkomsten in k€ 136,14<br />

doelstelling Een innovatief ontwerp voor een<br />

relatief goedkope, open constructie van een<br />

zonnetelescoop met hoog scheidend vermogen<br />

op een eveneens open toren. De open constructie<br />

laat een vrije luchtstroming toe die zorgt voor<br />

een homogene temperatuur en daarmee een zo<br />

goed mogelijke beeldkwaliteit.<br />

resultaat na 5 jaar De constructie is voltooid en<br />

getest. De vereiste stijfheid kon worden<br />

gerealiseerd. In <strong>1997</strong> werd de Dutch Open<br />

Telecope (DOT) bij de sterrenwacht op de Roque<br />

de los Muchachos op La Palma officieel geopend<br />

door Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Willem<br />

Alexander.<br />

resultaat na 10 jaar De in dit project ontwikkelde<br />

revolutionaire zonnetelescoop DOT is sinds de<br />

feestelijke opening succesvol gebruikt voor<br />

verschillende sterrenkundige onderzoeken, onder<br />

andere naar magnetische velden op de zon.<br />

Uitgebreide informatie hierover is te vinden op<br />

http//www.fys.ruu.nl/~rutten/dot/<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

UCH.2761<br />

ABA<br />

De Fast-diffractometer<br />

aanpassing van<br />

een area-detectiesysteem<br />

t.b.v. röntgenkristallografisch<br />

onderzoek aan kleine<br />

moleculen<br />

projectleider Prof.dr. J. Kroon† totale toewijzing in k€<br />

36,76<br />

doelstelling Nagestreefd wordt om de toepas-<br />

baarheid van een in bio-macromoleculaire-<br />

kristallografie succesvol gebleken area<br />

detectiesysteem voor het meten van diffractie<br />

intensiteiten (de FAST diffractometer, producent<br />

Delft Instruments) uit te breiden tot het gebied<br />

van ‘small molecules’: moleculen bestaande uit<br />

tientallen atomen, maar duidelijk kleiner dan<br />

eiwitmoleculen.<br />

resultaat na 5 jaar Het FAST-systeem is geoptima-<br />

liseerd voor X-ray diffractiemetingen van<br />

kristallen van laag-moleculaire verbindingen.<br />

Nieuwe software verbetert de controle van de<br />

FAST. Het standaard FAST software-pakket<br />

‘MADNES’ is niet zo gebruikersvriendelijk en<br />

er zijn daarom in het project programma’s<br />

ontwikkeld voor indexeerproblemen (DirAx),<br />

een coherent systeem van batch-files, een<br />

grafisch systeem om de output te visualiseren,<br />

en een evaluatiemethode (EVAL-14). Deze<br />

methoden zijn ook toepasbaar voor onderzoek<br />

van kleine moleculen met een area-detector,<br />

bijvoorbeeld een CCD-detector.<br />

resultaat na 10 jaar De in dit project geëxploreerde<br />

integratiemethode EVAL14 is in een later <strong>STW</strong><br />

project (UCH.4431) verder ontwikkeld voor<br />

vezelmaterialen.<br />

gebruiker(s) Technische Universität München,<br />

Garching / Bruker Nonius BV, Delft


| Instelling<br />

V_ vrije<br />

universiteit<br />

amsterdam<br />

VGN.2277<br />

BCC<br />

Mucin-substitutes<br />

and additives for<br />

the protection of<br />

oral surfaces<br />

projectleider Prof.dr. A. van Nieuw Amerongen<br />

totale toewijzing in k€ 350,39 contracten Licentie<br />

<strong>STW</strong>; Lommerse Pharma BV; VUA octrooien<br />

PCT.NL9500046 Therapeutische samenstelling<br />

voor het vervangen en/of aanvullen van lichaamsvloeistoffen<br />

(speekselsubstituut); NL.1008745<br />

Therapeutische werkzame verbinding van gist<br />

en/of schimmelinfecties in de mondholte inkomsten<br />

in k€ 44,97<br />

doelstelling Een speciale groep van glycoproteïnen<br />

(mucinen) in het speeksel beschermt het<br />

tandoppervlak tegen inwerking van zuren.<br />

Toepassing van mucinen in tandpasta’s of<br />

mondspoelmiddelen wordt geremd door beperkte<br />

beschikbaarheid van deze proteïnen. Doel is na te<br />

gaan of commercieel verkrijgbare polymeren<br />

toegepast kunnen worden als substituut voor<br />

mucinen, en het synthetiseren van verschillende<br />

polyphoshazene-polymeren, om na te gaan of deze<br />

mucine-achtige eigenschappen bezitten.<br />

resultaat na 5 jaar Na inventarisatie van visco-<br />

elastische eigenschappen van speeksel, maakte<br />

men een model van het te construeren substituut.<br />

Men vond wateroplosbare polymeren met een<br />

vergelijkbaar gedrag als humaan speeksel en hun<br />

toepassing als speekselsubstituut is geoctrooi-<br />

eerd. Dit is getest met patiënten met droge mond<br />

klachten. Zij prefereerden het substituut boven<br />

een al bestaand speekselsubstituut. Omdat de<br />

visco-elasticiteit van polyfosfazenen niet beter<br />

was dan die van eerder gevonden polymeren, is<br />

deze onderzoekslijn gestopt. Gekozen is voor<br />

formulering van een nieuw speekselsubstituut<br />

met xanthan gom. Dit substituut (Xialine) is april<br />

1998 geïntroduceerd door Lommerse Pharma.<br />

resultaat na 10 jaar Het onderzoek is voortgezet in<br />

project VTH.3950. Onderzocht wordt of je<br />

polymeren kunt koppelen aan antibacteriële<br />

peptiden, die zijn gevonden in project VTH.3302.<br />

Xialine is inmiddels in een aantal landen<br />

verkrijgbaar. De verkochte aantallen zijn klein.<br />

In 2002 is besloten het octrooi niet verder te<br />

onderhouden. In een project, gesubsidieerd door<br />

de Nierstichting, wordt nagegaan of Xialine de<br />

klachten van nierpatiënten die hemodialyse<br />

ondergaan (veel last van dorst en droge mond)<br />

vermindert, waardoor zij gemakkelijker een<br />

vochtbeperkend dieet kunnen houden.<br />

gebruiker(s) Pharmachemie BV, Haarlem / Sara Lee<br />

DE Household & Body Care Research, Den Haag /<br />

AZ Groningen / Lommerse Pharma BV, Oss<br />

projecten <strong>1992</strong><br />

53


54<br />

| Lijst gebruikers bij <strong>STW</strong>-projecten <strong>1992</strong><br />

A<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

AMC (Amsterdam) _ AGN.2367 AMT NV (Herk-De-Stad, België) _ TWT.2699 ATO BV (Wageningen) _ UFA.1928 AVR-Chemie<br />

(Rozenburg) _ ETN.2526 AZ Groningen _ VGN.2277 Aero-Laser (Garmisch Partenkirchen, Duitsland) _ ETN.2622 Air Liquide<br />

(Verenigde Staten) _ REC.2371 Akzo Chemicals BV (Amsterdam) _ TST.2769 Akzo Nobel Central Research BV (Arnhem) _<br />

EST.2372 _ TET.2500 _ TTN.2517 _ GNS.2655 _ TST.2748 Akzo Nobel Chemicals BV (Deventer) _ ETN.2326 _ TST.2545 Akzo<br />

Nobel NV (Deventer) _ TTN.2511 Astra Tech AB (Mölndal, Zweden) _ NGN.2328<br />

B<br />

Berg Electronics BV (Den Bosch) _ ETN.2508 BioMerieux BV (Boxtel) _ TTN.2517 Brandwonden Centrum (Beverwijk) _ AGN.2367<br />

Bronkhorst High-Tech BV (Ruurlo) _ DEL.2694 Bruker Nonius BV (Delft) _ TTN.2186 _ NNS.2628 _ UCH.2761<br />

C<br />

CAOS/CAMM centrum (Nijmegen) _ NNS.2628 Cirmac BV (Gouda) _ TST.2769 Consultec Scientific (Verenigde Staten) _ REC.2371<br />

Corning Chemie (Verenigde Staten) _ REC.2371 Corus Staal BV (IJmuiden) _ REC.2371<br />

D<br />

DAF Trucks NV (Eindhoven) _ DWT.2365 DILOR S.A. (Lille, Frankrijk) _ TTN.2186 DOW Benelux NV (Terneuzen) _ TST.2545<br />

DSM Bakery Ingredients (Delft) _ TTN.2186 _ EST.2372 _ TTN.2511 DSM Research BV (Geleen) _ ETN.2326 _ TTN.2511 _ TST.2748 _<br />

TST.2768 DSM Services (Geleen) _ TST.2545 De Beijer RTB BV (Arnhem) _ REC.2371 Delft Instruments BV (Delft) _ TET.2500<br />

Drukker International BV (Cuijk) _ NNS.2373 Dutch Space BV (Leiden) _ TTN.2650<br />

E<br />

ESA/ESTEC (Noordwijk) _ TTN.2648 _ TTN.2650 Eco Chemie BV (Utrecht) _ UFA.1928 Engelhard De Meern BV (De Meern) _<br />

TST.2769 Enraf BV (Delft) _ DEL.2777 Erasmus Medisch Centrum (Rotterdam) _ RGN.2332 Euro-Diagnostica BV (Arnhem) _<br />

TTN.2517 ExxonMobil Chemical Europe Inc. (Machelen, België) _ TST.2748<br />

F<br />

FOM (Utrecht) _ TTN.2511 FOM-Instituut voor Plasmafysica ‘Rijnhuizen’ (Nieuwegein) _ ETN.2526<br />

G<br />

Gastec NV (Apeldoorn) _ ETN.2666 Groningen Propellor Technology BV (Groningen) _ REC.2371<br />

H<br />

Hauzer Techno Coating BV (Venlo) _ NNS.2373 _ DST.2629 Humeca BV (Enschede) _ NGN.2328 _ NGN.2612 _ NGN.2669 Hydro<br />

Electric Corporation (Energie) (Sidney, Australië) _ REC.2371<br />

I<br />

INCASES Engineering GmbH (Duitsland) _ ETN.2508 ING Bank (Bussum) _ REC.2371<br />

K<br />

KEMA Nederland BV (Arnhem) _ DTN.2349 KNMI (De Bilt) _ DEL.2694 Kipp & Zonen BV (Delft) _ DEL.2694<br />

L<br />

LUMC (Leiden) _ AGN.2367 Lamers Medical Products BV (Gendt) _ AGN.2367 Landmark Consulting (Verenigde Staten) _<br />

REC.2371 LioniX BV (Enschede) _ TET.2500 Lommerse Pharma BV (Oss) _ VGN.2277


M<br />

Mierij Meteo BV (De Bilt) _ DEL.2694 Ministerie van Defensie (Canada) _ REC.2371<br />

N<br />

NV Nederlandse Gasunie (Groningen) _ DTN.2349 _ ETN.2666 NCLR BV (Enschede) _ TTN.2510 NIZO food research (Ede) _ DST.2737 NV<br />

Bekaert S.A (Zwevegem, België) _ NGN.2328 _ NGN.2612 _ NGN.2669 NV Organon (Oss) _ TST.2751 Norit NV (Amersfoort) _ TST.2769<br />

O<br />

Océ-Technologies BV (Venlo) _ TET.2500 OnStream BV (Eindhoven) _ DEL.2694<br />

P<br />

PAMEX (Mexico) _ REC.2371 Pharmachemie BV (Haarlem) _ VGN.2277 Philips (Eindhoven) _ REC.2371 Philips CFT<br />

(Eindhoven) _ ETN.2526 Philips Centre for Manufacturing Technology (Eindhoven) _ GNS.2655 Philips Consumer Electronics<br />

(Eindhoven) _ REC.2371 Philips Corporate Research (Eindhoven) _ REC.2371 Philips Corporate Strategy (Eiindhoven) _<br />

REC.2371 Philips Electronics Nederland BV (Drachten) _ GNS.2655 _ DEL.2777 Philips GmbH (Hamburg, Duitsland) _ NNS.2373 _<br />

ETN.2526 _ TTN.2648 _ TTN.2650 Philips Lighting BV (Eindhoven) _ ETN.2526 Philips Medical Systems Nederland BV (Best) _<br />

DTN.2507 _ TTN.2648 _ DTN.2651 Philips Research Laboratories (Eindhoven) _ NNS.2373 _ ETN.2508 _ TTN.2511 _ NNS.2628 _<br />

TTN.2650 _ GNS.2655 _ ETN.2662 _ DEL.2694 Philips Semiconductors (Nijmegen) _ TEL.2477 Pie Medical Imaging BV<br />

(Maastricht) _ RGN.2332 Prodrive BV (Eindhoven) _ ETN.2622 Purac Biochem BV (Gorinchem) _ TST.2751<br />

R<br />

RET (Rotterdam) _ DEL.2777 RWTH Aken (Duitsland) _ NNS.2628<br />

S<br />

Sara Lee DE Household & Body Care Research (Amersfoort) _ VGN.2277 Shell Research and Technology Centre (Amsterdam) _<br />

ETN.2326 _ RGN.2332 _ DTN.2349 _ EST.2372 _ TTN.2511 _ TST.2545 _ GNS.2655 _ TST.2748 _ TST.2768 Shell SIEP BV (Rijswijk) _<br />

ETN.2666 Shell SIOP BV (Den Haag) _ DEL.2694_ TWT.2699 Siemens Nederland NV (Den Haag) _ ETN.2508 Smartec BV (Breda) _<br />

DEL.2777 Solvay Pharmaceutical Headquarters (Verenigde Staten) _ REC.2371 Spectro Analytical Instruments (Duitsland) _<br />

ETN.2526 Stern Steward & Co (Verenigde Staten) _ REC.2371 Stork Friesland BV (Gorredijk) _ EST.2372 Stork Wärtsilä Diesel<br />

BV (Zwolle) _ DWT.2365 Sulzer Metco Coatings BV (Lomm) _ GNS.2655<br />

T<br />

TNO Bouw (Delft) _ DEL.2694 TNO Institute of Industrial Technology (Eindhoven) _ DWT.2365 _ GNS.2655 TNO Telecom<br />

(Leidschendam) _ ETN.2508 TNO Voeding (Groningen) _ UFA.1928 _ DST.2737 TNO-FEL (Den Haag) _ TTN.2648 _ TTN.2650<br />

TNO-MEP (Apeldoorn) _ TST.2769 TNO-PML (Rijswijk) _ DTN.2349 _ AGN.2367 TNO-STB (Delft) _ REC.2371 _ GNS.2655<br />

TNO-TPD (Delft) _ RGN.2332 _ DTN.2349 _ ETN.2508 _ ETN.2666 TNO-TPD TU (Eindhoven) _ TTN.2648 _ TTN.2650 TNO-WT (Delft) _<br />

DTN.2349 Te Strake BV (Deurne) _ NGN.2612 _ NGN.2669 Technische Universität München (Garching, Duitsland) _ UCH.2761<br />

Texas Instruments Holland BV (Almelo) _ TET.2500 Thales Nederland BV (Hengelo) _ REC.2371 Thermo Jarrell Ash Europe (Breda) _<br />

ETN.2526 Thomassen International BV (Rhenen) _ DWT.2365 Toshiba Medical Systems Europe BV (Zoetermeer) _ RGN.2332<br />

U<br />

UMC (Utrecht) _ RGN.2332 UMC St. Radboud (Nijmegen) _ RGN.2332 Unilever Research (Vlaardingen) _ EST.2372 _ DST.2737<br />

University of Dortmund (Duitsland) _ ETN.2526 Universität Bielefeld (Duitsland) _ NNS.2373<br />

V<br />

Vienna University of Economics (Oostenrijk) _ REC.2371 Vision Project- en Adviesbureau voor Technologiemanagement<br />

(Amersfoort) _ TST.2769<br />

| lijst gebruikers bij <strong>STW</strong>-projecten <strong>1992</strong><br />

55


<strong>Utilisatierapport</strong> <strong>2003</strong><br />

| Projecten<br />

<strong>1997</strong>


58<br />

| Projecten <strong>1997</strong><br />

HIERONDER STAAN DE GEGEVENS DIE U OP DE PROJECTPAGINA’S KUNT TEGENKOMEN<br />

project<br />

Het projectnummer, de laatste vier<br />

cijfers vormen het volgnummer waar-<br />

op de projecten zijn gesorteerd.<br />

BPI<br />

(voor uitleg zie binnenkant achterzijde omslag)<br />

De utilisatiecategorieën waarin het<br />

project is ingedeeld.<br />

titel<br />

De titel van het project.<br />

projectleider<br />

Naam van de projectleider.<br />

A_ universiteit<br />

van<br />

amsterdam 59<br />

B_ para<br />

universitaire<br />

instituten 60<br />

C_ centrum voor<br />

wiskunde en<br />

informatica 61<br />

D_ technische<br />

universiteit<br />

delft 62<br />

E_ technische<br />

universiteit<br />

eindhoven 73<br />

toewijzing<br />

De door <strong>STW</strong> aan dit project<br />

toegekende subsidie (in k€).<br />

contracten en octrooien<br />

Soort overeenkomst welke met een<br />

gebruiker is afgesloten (optie, licentie,<br />

bijdrage, samenwerking, raamovereen-<br />

komst, etc.) en eventuele octrooien/<br />

octrooiaanvragen.<br />

inkomsten<br />

Op dit project de totaal geregistreerde<br />

inkomsten (in k€). Dit zijn alle gelden<br />

en bijdragen in natura die op basis van<br />

een <strong>STW</strong>-project gegenereerd worden,<br />

G_ rijksuniversiteit<br />

groningen<br />

L_ universiteit<br />

leiden<br />

76<br />

78<br />

N_ katholieke<br />

universiteit<br />

nijmegen 82<br />

R_ erasmus<br />

universiteit<br />

rotterdam 84<br />

T_ universiteit<br />

twente<br />

85<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

gedurende het hele traject, dus<br />

zowel van voor de start als tot na<br />

afloop van het project.<br />

doelstelling<br />

Een korte omschrijving van de<br />

doelstelling van het onderzoek.<br />

resultaten<br />

Een overzicht van de behaalde<br />

resultaten.<br />

gebruikers<br />

Een lijst met de (afgekorte) namen<br />

van de gebruikers bij het project.<br />

U_universiteit<br />

utrecht<br />

88<br />

V_ vrije<br />

universiteit<br />

amsterdam 91<br />

W_wageningen<br />

universiteit<br />

92


| Instelling<br />

A_ universiteit<br />

van<br />

amsterdam<br />

ACH.4217<br />

BBA<br />

Synthetic studies towards hatching agents<br />

in search of a new method to control<br />

potato cyst nematodes<br />

projectleider Prof.dr. H. Hiemstra totale toewijzing in k€ 449,24 contracten<br />

Bijdrage Avebe b.a. inkomsten in k€ 9,98<br />

doelstelling Het doel van het project is de ontwikkeling van een milieuvriendelijke<br />

methode om een belangrijk probleem van de aardappelziekte voor aardappel-<br />

telers in het noordoosten van Nederland, en in vele andere landen, op te<br />

lossen. Een nieuwe methode om het cysteaaltjesprobleem te beheersen is<br />

absoluut noodzakelijk, omdat de huidige bestrijdingsmethoden, mede door<br />

de verscherpte regelgeving, niet erg effectief meer zijn.<br />

resultaat na 5 jaar Het onderzoek heeft geleid tot de synthese van twee belang-<br />

rijke fragmenten van de natuurstof solano-eclepine A. De ontwikkelde chemie<br />

biedt goede mogelijkheden voor succesvolle totaalsynthese. Daarnaast zijn<br />

eenvoudige analoga van de natuurstof gemaakt. Een aantal van deze is door<br />

het HLB Research Center getest op wekactiviteit van de eitjes van aard-<br />

appelcystealen. De resultaten zijn veelbelovend. Twee verbindingen hebben<br />

circa 70% van de wekactiviteit van de natuurlijke wekstof. De testen zijn<br />

gefinancierd door Luxan BV. De resultaten worden nog niet door derden<br />

gebruikt.<br />

gebruiker(s) NIKO-TNO, Groningen / AVEBE b.a., Foxhol / Hildebrands<br />

Laboratorium voor Bodemziekten BV, Wijster / Luxan BV, Elst / DSM Research<br />

BV, Geleen / Stratos BV, Veenwouden<br />

ABI.4165<br />

ABA<br />

projecten <strong>1997</strong><br />

Biological control of the whitefly Bemisia<br />

tabaci with predatory mites<br />

projectleider Prof.dr. M.W. Sabelis totale toewijzing in k€ 233,87<br />

doelstelling De tabakswittevlieg (Bemisia tabaci) is een relatief nieuwe plaag<br />

in de kasteelt. Schade ontstaat niet alleen door de aantasting van planten<br />

door de vlieg zelf, maar ook door het overdragen van plantpathogene virussen.<br />

Omdat chemische gewasbescherming ongewenst is, is er behoefte aan<br />

alternatieve bestrijdingsmethoden. Het is de vraag of roofmijten bruikbaar zijn<br />

voor biologische bestrijding. Het voordeel van roofmijten is onder meer dat zij<br />

kunnen overleven (op pollen als voedselbron) in situaties waar wittevlieg<br />

schaars voorkomt.<br />

resultaat na 5 jaar Roofmijten zijn bruikbaar voor de bestrijding van kaswittevlieg,<br />

zowel in gematigde als in warmere streken. Enkele geschikte roofmijtsoorten<br />

zijn geïdentificeerd. In aanwezigheid van pollen kan de bestrijder ook preventief<br />

worden ingezet. In overleg met de gebruikers werd een aantal gekarakteriseer-<br />

de roofmijtsoorten op kleine schaal getest. Ondanks gunstig perspectief is het<br />

echter nog niet tot praktijktoepassing gekomen vanwege het uitblijven van de<br />

financiering van grootschaliger kasexperimenten. Dit project werd uitgevoerd en<br />

begeleid in samenhang met project WBI.3226.<br />

gebruiker(s) Proefstation voor Bloemisterij in Nederland, Aalsmeer / Bunting<br />

Brinkman Bees BV, Tilburg / Koppert BV, Berkel en Rodenrijs<br />

ABI.4398<br />

BAA<br />

Biological control of arthropod pest of<br />

freesia corms<br />

projectleider Prof.dr. M.W. Sabelis totale toewijzing in k€ 228,09 contracten<br />

Bijdrage Koppert BV inkomsten in k€ 2,26<br />

doelstelling Bolgewassen zoals hyacint, narcis, gladiool en freesia crops staan<br />

in bepaalde kweekfasen bloot aan aantasting door de bollenmijt, thripsen,<br />

wortelluizen en vliegen. In navolging van een eerder, succesvol <strong>STW</strong>-project<br />

gericht op de bestrijding van bollenmijt in tulp en lelie (ABI.2187) wordt in dit<br />

project onderzocht of biologische bestrijding met behulp van roofmijten<br />

mogelijkheden bieden voor bestrijding van genoemde plagen in de praktijk.<br />

resultaat na 5 jaar In dit project is samengewerkt met het Laboratorium voor<br />

Bloembollenonderzoek te Lisse. De perspectieven voor biologische bestrijding<br />

van bollenmijten, thripsen en vliegenlarven in freesia in de kas zijn goed.<br />

Overtuigend bewijs voor een effect op wortelluis kon niet worden verkregen.<br />

De gebruiker adviseert telers bij het gebruik van roofmijt voor plaagbestrijding<br />

in freesia-kassen (maar niet in opslagruimten). Uitvoering van grootschalige<br />

praktijkproeven die de bruikbaarheid van de methode moeten bewijzen zijn<br />

echter nog niet uitgevoerd door gebrek aan financiering.<br />

gebruiker(s) Koppert BV, Berkel en Rodenrijs / Praktijkonderzoek Plant en<br />

Omgeving, Naaldwijk / PBG, Aalsmeer<br />

59


60<br />

ACH.4438<br />

BAA<br />

Molecular recognition in dendrimeric<br />

catalysts<br />

projectleider Prof.dr. P.W.N.M. van Leeuwen totale toewijzing in k€ 584,03<br />

doelstelling Het doel is het gebruik van secundaire interacties in grotere<br />

systemen gebaseerd op dendrimeren. Toepassing van palladium, rhodium<br />

en ruthenium als metaalcentra maakt het mogelijk om een groot aantal<br />

verschillende reacties te bestuderen. Toepassingen kunnen liggen op het<br />

gebied van productie van intermediairen voor de fijnchemie.<br />

resultaat na 5 jaar De resultaten van dit project tonen aan dat NCN-pincer<br />

palladium en platina complexen veelzijdige startverbindingen vormen van<br />

nieuwe oranometaalverbindingen met toepassingen op het gebied van katalyse,<br />

kristal engineering en (macro)moleculaire visualisatie. Deze materialen kunnen<br />

zo ontworpen worden dat ze bio- of oplossingscompatible zijn en/of een<br />

specifiek aggregatiegedrag vertonen. Niet-covalente opbouw van katalytisch<br />

actieve complexen biedt goede mogelijkheden voor de synthese van<br />

bimoleculaire en supramoleculaire katalysatoren. Het project heeft nog niet<br />

geresulteerd in directe toepassingen bij de industriële partners, voornamelijk<br />

doordat de geteste katalytische reacties niet worden toegepast in processen<br />

bij de partners.<br />

gebruiker(s) DSM Research BV, Geleen / DOW Benelux BV, Terneuzen / Shell<br />

Research and Technology Centre, Amsterdam<br />

| Instelling<br />

B_ para<br />

universitaire<br />

instituten<br />

BBI.4161<br />

BCA<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

Transgenic reporter fish as in vivo<br />

monitors of hormonal pollutants<br />

projectleider Dr. P.T. van der Saag totale toewijzing in k€ 232,30 contracten<br />

Overdracht <strong>STW</strong>; Hubrecht Laboratorium; BioDetection Systems BV<br />

doelstelling Vervuiling van onze wateren met chemische stoffen die het<br />

vrouwelijke hormoon oestradiol nabootsen kan leiden tot vervrouwelijking<br />

van mannelijke vissen en een verminderde voortplanting. Verdere ophoping<br />

van dergelijke hormoonverstorende stoffen in ons milieu moet worden<br />

tegengegaan. Doel was om een model te maken om te voorspellen of een<br />

stof zich als oestrogeen zal gaan gedragen in een vis.<br />

resultaat na 5 jaar In dit nog lopende project is een transgene zebravis ontwikkeld<br />

die reageert op de aanwezigheid van oestrogenen in water. De respons in de vis<br />

is makkelijk te meten en blijkt een goede voorspellende waarde te hebben voor<br />

het oestrogeen-nabootsende karakter van stoffen. De rechten op de transgene<br />

vis zijn overgedragen aan het bedrijf BDS BV Momenteel wordt bekeken hoe<br />

deze methode zich verhoudt t.o.v. inmiddels ontwikkelde concurrerende<br />

methoden. Tevens wordt onderzocht of de in dit project gekozen unieke aanpak<br />

voor andere moeilijk meetbare toxicologische eindpunten toepasbaar is.<br />

gebruiker(s) RIKZ, Kamperland / NOTOX, Den Bosch / BioDetection Systems BV,<br />

Amsterdam


BBI.4326<br />

ACA<br />

Ontwikkeling van een platform voor<br />

visualisatie en analyse van<br />

3D-reconstructies uit serie-coupes ten<br />

behoeve van morfologisch onderzoek<br />

projectleider Dr.ir. F.J. Verbeek totale toewijzing in k€ 283,16<br />

doelstelling Voor een morfologische en functionele analyse van biologische<br />

structuren is het veelal noodzakelijk de derde dimensie te kennen. Uit een<br />

reeks van plan parallelle histologische coupes kan met behulp van geschikte<br />

software de derde dimensie worden gereconstrueerd. Doel van het project is<br />

het ontwikkelen van goede en toegankelijke software voor visualisatie en<br />

analyse van 3D reconstructies.<br />

resultaat na 5 jaar Er is een gebruikersvriendelijk software-platform ontwikkeld<br />

voor het maken van 3D modellen uit series van microscoopbeelden. Tevens is<br />

er een microscoopopstelling gebouwd waarmee bij verschillende resoluties een<br />

3D dataset uit seriecoupes wordt verkregen. Momenteel worden de mogelijk-<br />

heden onderzocht om op basis van een eventueel octrooi een spin-off bedrijfje<br />

op te zetten met behulp van een BioPartner subsidie.<br />

gebruiker(s) AMC, Amsterdam / TNO-TPD TU Delft / LUMC, Leiden / Stichting<br />

Academisch Rekencentrum Amsterdam / Iris Vision BV, Etten-Leur/ Leica<br />

Microsystems BV, Rijswijk<br />

| Instelling<br />

C_ centrum voor<br />

wiskunde en<br />

informatica<br />

CWI.4088<br />

CCC<br />

projecten <strong>1997</strong><br />

Facial Analysis and Synthesis of<br />

Expressions (FASE)<br />

projectleider Drs. P.J.W. ten Hagen totale toewijzing in k€ 685,83 contracten<br />

Overdracht <strong>STW</strong>; Epictoid BV<br />

doelstelling Doel is het onderzoeken van methoden en technieken om gezichts-<br />

uitdrukkingen te kunnen waarnemen, herkennen, reproduceren, en autonoom te<br />

genereren als onderdeel van computeranimaties. Er zal een gezichtsanimatie<br />

systeem worden ontwikkeld dat gebruik maakt van sturingsinput die verkregen<br />

is door ‘computer-vision’ analyse van een acteur/actrice opgenomen door een<br />

camera.<br />

resultaat na 5 jaar Er is een computermodel ontwikkeld van het menselijk hoofd<br />

gebruikmakend van 3D geometrie en een benaderende representatie van de<br />

fysionomie (skelet, spieren, huid). Daarnaast is een fijnmazig animatiesysteem<br />

gemaakt dat het gezicht kunstmatig maar op realistische wijze kan bewegen.<br />

Het ontwikkelde animatiesysteem met de naam CharToon is ingebracht in een<br />

nieuw spin-off bedrijf van het CWI, Epictoid BV, dat tot doel heeft nieuwe<br />

animatiesystemen met CharToon als uitgangspunt op de markt te brengen.<br />

gebruiker(s) Doven Instituut, St Michielsgestel / TNO Telecom, Leidschendam /<br />

NOB Interactive, Hilversum / General Design, Amsterdam / Philips Research<br />

Laboratories, Eindhoven / Philips Multimedia Center / PMC, Sunnyvale / Philips<br />

Research, Briarcliff Manor / Humanoid, Vejle<br />

61


62<br />

| Instelling<br />

D_ technische<br />

universiteit<br />

delft<br />

DEL.3780<br />

ABA<br />

Reliability of micromechanical<br />

structures; technology, design and<br />

1st level packaging<br />

projectleider Dr.ir. A. Bossche totale toewijzing in k€ 501,57<br />

doelstelling De afgelopen jaren heeft de ontwikkeling van MEMS (micro-<br />

electromechanical systems) een stormachtig verloop gekend. Over hun<br />

betrouwbaarheid is echter nog weinig bekend. Dit onderzoek is gericht op:<br />

1) Het bestuderen van de betrouwbaarheid van druksensoren, versnellings-<br />

sensoren en resonatoren en 2) Onderzoek naar packaging technieken.<br />

resultaat na 5 jaar De lange-termijnstabiliteit van resonatoren is bestudeerd.<br />

De resultaten wijzen erop dat depositie van een dunne oxidelaag op de<br />

siliciumnitridebalkjes de door oxidatie veroorzaakte verstijving tegengaat.<br />

Een sensor is ontwikkeld die kleine stofdeeltjes in lucht kan meten. Verder is<br />

een nieuwe etsmethode ontwikkeld voor de fabrikage van micromechanische<br />

structuren en sensoren. Groot voordeel van deze methode is het gebruik van<br />

slechts één etsstap, zonder gebruik te maken van een hoge dotering, externe<br />

elektroden en speciale etshouders.<br />

gebruiker(s) Xensor Integration BV, Delft / Texas Instruments Holland BV, Almelo<br />

/ Gefran Sensori, Provaglio / Melexis R&D Center, Tessenderlo<br />

DTN.3736<br />

BBA<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

Silicon drift sensors<br />

projectleider Prof.dr.ir. C.W.E. van Eijk totale toewijzing in k€ 455,77 contracten<br />

Bijdrage Bruker Nonius BV; Bijdrage Philips Analytical BV<br />

77,15<br />

inkomsten in k€<br />

doelstelling Ontwikkeling van Silicon drift-sensoren (SDD) voor de detectie van<br />

laag-energetische Röntgen-straling, geladen deeltjes en licht. Deze sensoren<br />

geven zeer nauwkeurige positie-informatie (1D of 2D) uit de tijdspanne die<br />

elektronen, vrijgemaakt op de plaats van interactie met de straling, nodig<br />

hebben om naar de collector-electrode te driften. De zeer lage capaciteit van de<br />

sensor levert een extreem goede signaal/ruis verhouding. Toepassingen zijn<br />

bijvoorbeeld röntgendiffractie voor materiaal-analyses, medische diagnostiek<br />

en in de hoge-energie fysica. Gebruikers zijn producenten van allerlei appara-<br />

tuur voor element- en structuur-analyse.<br />

resultaat na 5 jaar Het productieproces voor de SDD is geoptimaliseerd en<br />

uitgebreid met een integratiestap voor de versterker. De ruisbronnen zijn<br />

gekarakteriseerd. De energieresolutie is echter nog beperkt, hoewel de<br />

oorzaken inmiddels zijn geïdentificeerd. Het onderzoek naar verbetering van<br />

de resolutie loopt nog, thans in samenwerking met een Fins bedrijf.<br />

gebruiker(s) Bruker Nonius BV, Delft<br />

DEL.3891<br />

BAA<br />

Identification and Predictive Control<br />

of Non-Linear systems in the Process<br />

Industry (IPC-NL)<br />

projectleider Prof.dr.ir. M.H.G. Verhaegen totale toewijzing in k€ 529,19<br />

doelstelling In het project worden methoden ontwikkeld om de procesindustrie in<br />

staat te stellen de huidige in gebruik zijnde Model Predictive Controller (MPC)<br />

schema’s uit te breiden voor belangrijke categorieën van niet-lineaire systemen.<br />

Deze systemen bevatten processen, die zelfs voor een beperkt bereik een<br />

niet-lineair gedrag vertonen alsook systemen die door een beter economisch<br />

gebruik niet-lineaire, dynamische transities ondergaan. Voorbeelden zijn hoge<br />

zuiverheid distillatiekolommen en bioreactoren.<br />

resultaat na 5 jaar Concrete initiatieven werden tijdens het project genomen om de<br />

relevantie te demonstreren in een industriële procesindustrie-context. Een van<br />

de genomen initiatieven werd uitgevoerd in samenwerking met Ipcos en betrof<br />

de schatting van de economische voordelen, die de ontwikkelde methoden<br />

konden hebben voor een hoge zuiverheid distillatiekolom. De onderzoeks-<br />

resultaten hebben niet direct tot producten geleid. Echter ze hebben wel een<br />

stimulans gevormd om de Nederlandse MPC technologieontwerpers te helpen<br />

de richting te bepalen waarin productvernieuwingen ontwikkeld zullen worden.<br />

gebruiker(s) Esso Nederland BV, Botlek / IPCOS Technology BV, Boxtel /<br />

TNO-TPD TU Delft / Unilever Research, Vlaardingen / Tai-Ji Control, Eindhoven /<br />

DSM Services, Geleen


DCT.3923<br />

CAA<br />

A combined experimental/numerical<br />

approach to crack propagation in concrete<br />

and rock<br />

projectleider Dr.ir. L.J. Sluys totale toewijzing in k€ 663,79 contracten<br />

Samenwerking onderzoek Technische Universiteit Delft; <strong>STW</strong>; Shell SIEP<br />

BV inkomsten in k€ 54,46<br />

doelstelling Experimenteel en numeriek onderzoek naar het breukgedrag van<br />

beton en rots om te komen tot betere voorspellingen. Getracht wordt twee<br />

verschillende modelbenaderingen te combineren. Uiteindelijk doel is een<br />

betrouwbare procedure voor het bepalen van de modelparameters. Een<br />

praktijkprobleem dat van groot belang is voor de olieindustrie, boorgat-<br />

stabiliteit, zal worden gebruikt voor validatie.<br />

resultaat na 5 jaar Het onderzoek is nog gaande. Het experimentele onderzoek<br />

vordert goed. De twee hiervoor aangenomen onderzoekers hebben ieder een<br />

nieuwe proefopstelling ontwikkeld om verschillende aspecten te onderzoeken.<br />

Daarmee zijn interessante resultaten behaald. Voor het numerieke onderzoek<br />

kon helaas geen promovendus worden gevonden. Naast de experimenten<br />

worden in beperkte mate numerieke simulaties uitgevoerd.<br />

gebruiker(s)<br />

Intron BV, Culemborg / Adviesbureau ir. J.G. Hageman BV, Rijswijk /<br />

Bouwdienst Rijkswaterstaat, Utrecht / TNO DIANA BV, Delft / Shell SIEP BV,<br />

Rijswijk<br />

DEL.3943<br />

ACB<br />

Ontwerp en realisatie van de elektronische<br />

systemen en schakelingen voor<br />

subminiatuur hoortoestellen met sterk<br />

richtingsgevoelige microfoon-arrays<br />

projectleider Dr.ir. W.A. Serdijn totale toewijzing in k€ 211,24 inkomsten in k€ 9,08<br />

doelstelling Het doel van het onderzoek is het ontwikkelen van een ‘hoorbril’ met<br />

behulp van micro-electronica. Deze bril versterkt alleen geluid dat uit de richting<br />

komt waarin je kijkt.<br />

resultaat na 5 jaar De resultaten van het onderzoek hebben geleid tot de<br />

ontwikkeling van een energiezuinige ‘hoor’chip voor de signaalverwerking,<br />

zodat een brillenfabrikant de gehoorelektronica makkelijk in het montuur kan<br />

verwerken zodat een zonnecel kan voorzien in de energievoorziening. De vier<br />

microfoontjes in de brillenpoot zetten geluid, dat uit verschillende richtingen<br />

komt, om in elektrische signalen. De details van het onderzoek staan vermeld in<br />

het proefschrift ‘optimal design of analogue low-power system’ van D. Rocha.<br />

gebruiker(s) AMC, Amsterdam / Duran Audio BV, Zaltbommel / SonionMicrotronic<br />

Nederland BV, Amsterdam / Nederlandse Vereniging voor Slechthorenden,<br />

Houten / Beltone Netherlands BV, Eindhoven<br />

DCT.3942<br />

BBA<br />

projecten <strong>1997</strong><br />

Detectie en karakterisering van defecten<br />

in staalconstructies<br />

projectleider Prof.ir. A.C.W.M. Vrouwenvelder totale toewijzing in k€ 316,86<br />

doelstelling Dit onderzoek is een vervolg op het in eind 1993 afgesloten project<br />

DCT.1750. Uiteindelijk doel is het van enige afstand ultrasoon detecteren,<br />

localiseren en karakteriseren van vermoeiingsscheuren in staalconstructies.<br />

resultaat na 5 jaar Het onderzoek is beperkt tot staalplaten met een dikte van<br />

25 tot 40 mm. Gebaseerd op ray-tracing is een twee-dimensionaal imaging-<br />

algoritme ontwikkeld voor lokalisatie en karakterisatie van interne en<br />

oppervlaktedefecten. Voor de experimentele verificatie is een nieuw<br />

scansysteem met bijbehorende software beschikbaar. In samenwerking met<br />

de Bouwdienst RWS is onderzocht of de methode kan worden gebruikt voor<br />

metingen aan het brugdek van de Brienenoordbrug. Op dit moment wordt<br />

slechts een deel van de defecten in deze complexere omgeving gedetecteerd.<br />

gebruiker(s) Bouwdienst Rijkswaterstaat, Zoetermeer / Röntgen Technische<br />

Dienst BV, Rotterdam / Corus Staal BV, IJmuiden / TNO-TPD, Delft / Shell<br />

Research and Technology Centre, Amsterdam / KEMA Nederland BV, Arnhem<br />

DEL.3945<br />

AAA<br />

High-definition projection display based<br />

on micromachined silicon structures<br />

projectleider Prof.dr. P.J. French totale toewijzing in k€ 320,12 octrooien<br />

NL.1020341 Werkwijze voor het uitvoeren van een etsbewerking<br />

doelstelling Een technologie voor lichtmodulatoren wordt ontwikkeld, toepasbaar<br />

in projectiedisplays, directe lithografie of adaptieve optica. Twee types<br />

modulatoren worden onderzocht op basis van micromachining technieken<br />

membranen van pixels en elastische lagen met daarop een dunne metaallaag.<br />

Per pixel zorgt in beide gevallen een elektrisch signaal voor de mechanische<br />

vervorming. Beide zijn inherent eenvoudig, hoog van optische kwaliteit en<br />

kunnen hoog optisch vermogen aan.<br />

resultaat na 5 jaar Er is een technologie ontwikkeld om metaallagen van 100 nm<br />

dikte heel precies aan te brengen op 5 micrometer dunne visco-elastische<br />

lagen. Deze opzet wordt gebruikt voor lichtmodulatoren, maar kan ook andere<br />

toepassingen vinden, bijvoorbeeld bij de productie van optische tralies.<br />

Verdere uitwerking van de technologie is vereist met betrekking tot bijvoorbeeld<br />

lange-termijn stabiliteit. Als dit eenmaal goed onder controle is, dan kan in<br />

principe deze technologie worden toegepast om op goedkope wijze uitstekende<br />

modulatoren te fabriceren om daarmee de groeiende projectie-display markt te<br />

voorzien.<br />

gebruiker(s) Philips Components, Eindhoven / MIVATEC Hard- und Software<br />

GmbH, Schnaich / TNO-TPD, Delft / Philips Research Laboratories, Eindhoven<br />

/ Delft Electronic Products BV, Roden<br />

63


64<br />

DGD.4006<br />

BBB<br />

Efficient measurement of piping<br />

installations by digital photogrammetry<br />

projectleider Prof.dr.ir. M.G. Vosselman totale toewijzing in k€ 303,60 contracten<br />

Letter of intent <strong>STW</strong>; Ingenieursbureau Geodelta BV inkomsten in k€ 3,40<br />

doelstelling Ontwikkeling van een interactief systeem waarmee een digitaal<br />

3D-model gebouwd kan worden van bestaande pijpleidingsystemen van<br />

industriële installaties op basis van digitale foto’s. Hiermee kan een grote<br />

verbetering en tevens een kostenreductie bereikt worden, omdat bestaande<br />

installaties vaak niet of niet correct beschreven zijn.<br />

resultaat na 5 jaar De doelstellingen werden gerealiseerd en de ontwikkelde<br />

software werd toegepast op beelden van het inwendige van een schip, gemaakt<br />

door Ingenieursbureau Geodelta. In 1998 werd een contract getekend tussen<br />

<strong>STW</strong> en Geodelta. Siemens toonde interesse maar werd door Geodelta<br />

uitgesloten. Geodelta heeft het contract nooit geëfectueerd. Reden was de<br />

hoge kosten van het softwareproduct ACIS (13,6 k€). In 2001 is een door de<br />

EU gefinancierd project gestart, STAR (www.realviz.com/STAR) waarin voort-<br />

gebouwd wordt op de resultaten van het onderhavige <strong>STW</strong>-project. In <strong>2003</strong> zal<br />

met Siemens verder gesproken worden over de mogelijkheden tot utilisatie.<br />

gebruiker(s) TNO-TPD TU Delft / Ingenieursbureau Geodelta BV, Delft / Stork<br />

Engineers & Contractors BV, Amsterdam<br />

DST.4027<br />

CCA<br />

Geïntegreerd procesmodel voor de<br />

P-eliminatie-activiteit in actief<br />

slibprocessen onder aerobe en<br />

denitrificerende condities<br />

projectleider Prof.dr.ir. M.C.M. van Loosdrecht totale toewijzing in k€ 141,40<br />

contracten Bijdrage Witteveen & Bos inkomsten in k€ 72,61<br />

doelstelling Het beheersbaar maken en optimaliseren van de biologische<br />

stikstof- en fosfaatverwijdering in praktijk actiefslibinstallaties. Er wordt een<br />

geïntegreerd dynamisch procesmodel ontwikkeld dat ecologische interacties<br />

in slib beschrijft. Om de bruikbaarheid te waarborgen is het noodzakelijk om<br />

de modelstructuur te analyseren op parameter gevoeligheid en -identificatie<br />

mogelijkheden. Het model wordt gebruikt om strategieën te ontwikkelen om<br />

de nutriëntenverwijdering in praktijkzuiveringsinstallaties uit te voeren met<br />

minimaal energie en organisch koolstof verbruik. Medefinanciering door de<br />

STOWA en Witteveen & Bos.<br />

resultaat na 5 jaar Een nieuw integraal model kwam tot stand voor de beschrijving<br />

van biologische nutriënten verwijdering. Op verzoek van Witteveen en Bos en<br />

de Dienst Water en Riolering Amsterdam is een modelgebaseerde vergelijking<br />

gemaakt tussen het phoredox- en het UCT-proces. Deze evaluatie heeft bijge-<br />

dragen aan de systeemkeuze voor de nieuwe zuiveringsinstallatie Amsterdam<br />

West. Het bleek mogelijk een robuuste regeling te ontwerpen, ongevoelig voor<br />

foute calibratie of verloop van de redoxelectrode. Hiermee kon een signifficante<br />

reductie in het energieverbruik voor recirculatiepompen worden bewerkstelligd.<br />

gebruiker(s) Witteveen & Bos, Deventer / Zuiveringsschap Hollandse Eilanden,<br />

Dordrecht / STOWA, Utrecht / Hoogheemraadschap van Rijnland, Leiden /<br />

Waterschap Groot Salland, Zwolle / Grontmij Advies & Techniek, De Bilt<br />

DCT.4010<br />

BCB<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

Geïntegreerd experimenteel/numeriek<br />

onderzoek aan cementgebonden<br />

materialen<br />

projectleider Prof.dr.ir. J.C. Walraven totale toewijzing in k€ 2.728,73 contracten<br />

Licentie <strong>STW</strong>; DelftTech BV inkomsten in k€ 138,39<br />

doelstelling Theoretisch, experimenteel en numeriek onderzoek aan beton en<br />

gerelateerde materialen in 5 hoofdprojecten, elk uiteenvallend in subprojecten.<br />

Rode draad is de samenhang tussen microstructuur, microstructurele verande-<br />

ringen en macroscopisch gedrag, gericht op het optimaliseren van materialen<br />

voor specifieke toepassingen. Doel is ook samenwerking tussen groepen<br />

binnen de TUD, TUE en de onderzoekschool BOUW.<br />

resultaat na 5 jaar In dit miniprogramma, dat nog loopt, zijn interessante resultaten<br />

behaald en is in beperkte mate toegenomen samenwerking tot stand gebracht.<br />

Er is een overeenkomst over commercialisering van software gesloten met<br />

DelftTech. Resultaten droegen bij tot de bijstelling van Nederlandse en<br />

Europese normen. Een nieuw ontwikkelde betonsoort (zelfverdichtend, hoge<br />

sterkte, vezelversterkt) wordt in een groot tunnelproject in de praktijk getest.<br />

gebruiker(s) TNO Bouw en DIANA BV, Delft / Intron BV, Culemborg / Akzo Nobel<br />

Coatings BV, Sassenheim en Groot Ammers/ Centraal Bureau voor Schimmel-<br />

cultures, Utrecht / Adviesbureau Hageman BV, Rijswijk / Bouwdienst RWS,<br />

Utrecht / VOBN, Veenendaal / Silidur Benelux NV, Rotterdam / Stork Veco BV,<br />

Eerbeek / Sigma Coatings BV, Amsterdam / Roelfstra Consultants BV, Mheer /<br />

Shell SIEP BV, Rijswijk / Mebin BV, Amsterdam / ITM CV, Zwijndrecht / KEMA<br />

Ned. BV, Arnhem / DSM Resins BV, Zwolle / Spanbeton BV, Koudekerk a/d Rijn<br />

DEL.4038<br />

AAA<br />

Hydrogen in the SIMOX oxide<br />

projectleider Prof.dr. A. van Veen totale toewijzing in k€ 216,28<br />

doelstelling SIMOX (Separation by Implantation of OXygen) is een gelaagd<br />

materiaal dat steeds belangrijker wordt voor de fabricage van elektronische<br />

devices en circuits. De buitenste laag silicium is geïsoleerd van de wafer door<br />

een geïmplanteerde oxide-laag. Deze laag bevordert echter de opname van<br />

waterstof, wat een aantal negatieve effecten op de elektrische eigenschappen<br />

van het materiaal heeft. Waterstof kan atoombindingen in het oxide openbreken<br />

en zorgen voor het ontstaan van gefixeerde ladingen in het oxide. Doel van het<br />

project was deze effecten te bestuderen en te minimaliseren.<br />

resultaat na 5 jaar De defecten die ontstaan bij waterstofinteractie konden<br />

geïdentificeerd worden en het verloop van defectreacties kon vastgesteld<br />

worden door positronenbundelonderzoek en waterstofgas-desorptie<br />

spectrometrie. Tevens werd aangetoond dat de silicium toplaag een barrière<br />

vormt voor waterstofgas dat onder invloed van defectreacties vrijkomt uit het<br />

oxide. Zijwaartse diffusie in het oxide gaat echter snel. De resultaten kunnen<br />

gebruikt worden voor een betere voorspelling van de waterstofhuishouding<br />

en waterstof-siliciumoxide interacties die plaats vinden gedurende de proces-<br />

stappen van IC-fabricage.<br />

gebruiker(s) Teladin Consultancy BV, Gouda / Philips Semiconductors, Nijmegen<br />

/ Universiteit Leuven


DCT.4090<br />

CBA<br />

Characterization of the Non-linear<br />

Asphaltic Concrete Response (ACRe)<br />

projectleider Prof.dr.ir. A.A.A. Molenaar totale toewijzing in k€ 819,46 contracten<br />

Optielicentie <strong>STW</strong>; Technische Universiteit Delft; Shell International Oil<br />

Products; Bijdrage Rijkswaterstaat inkomsten in k€ 47,66<br />

doelstelling Om tot een geïntegreerde ontwerpmethode voor wegverhardingen<br />

te komen, wordt gewerkt aan een materiaalmodel dat in principe voor alle<br />

wegenbouwmaterialen gebruikt kan worden. Uit een uitgebreid testprogramma<br />

van vooral uni-axiale trek- en drukproeven aan asfaltbeton moet worden<br />

vastgesteld op welke wijze de materiaalparameters bepaald kunnen worden.<br />

resultaat na 5 jaar Voor het proevenprogramma is nieuwe apparatuur ontwikkeld.<br />

De proefopzet levert diepgaand inzicht in het materiaalgedrag, is echter niet<br />

geschikt om in de praktijk snel nieuwe materialen te karakteriseren. Belangrijk<br />

resultaat: voor dat laatste moeten betere proeven worden ontwikkeld.<br />

Computermodel CAPA-3D is uitgebreid. Deze kennis zal in bijvoorbeeld een<br />

PAO-cursus worden aangeboden. De onderzoekster is deels door RWS-DWW,<br />

deels door de TU Delft in dienst genomen en is betrokken bij de formulering<br />

van vervolgonderzoek.<br />

gebruiker(s) Belgian Road Research Centre (BRRC), Brussel / Rijkswaterstaat,<br />

Delft / Shell Global Solutions S.A., Petit-Couronne<br />

DTN.4108<br />

BAA<br />

Decomposition and combustion of<br />

Hydrazinium Nitroformate (HNF) and<br />

HNF-based propellants<br />

projectleider Prof.dr. D.J.E.M. Roekaerts totale toewijzing in k€ 247,70<br />

doelstelling Onderzoek naar de verbrandingseigenschappen van Hydrazinium<br />

Nitroformaat (HNF) om meer inzicht te krijgen in de verbranding van puur<br />

HNF en HNF-houdende stuwstoffen, in het bijzonder stuwstoffen met het<br />

energetische glycidyl azide polymeer (GAP) als binder, met als doel gebruik<br />

als stuwstof in raketten.<br />

resultaat na 5 jaar Het onderzoek heeft de toepassingen dichterbij gebracht,<br />

maar er is nog verder onderzoek nodig. HNF-houdende stuwstoffen de<br />

huidige stuwstoffen in lanceerders kunnen vervangen, zal eerst een geschikte<br />

katalysator gevonden moeten worden die de brandeigenschappen van een<br />

HNF-houdende stuwstof zodanig aanpast, dat een veilige en stabiele<br />

verbranding mogelijk gemaakt wordt. Dit vormt de kern van een nieuw<br />

<strong>STW</strong>-project dat in het voorjaar van <strong>2003</strong> van start is gegaan (ACH.4142).<br />

De applicatie van HNF wordt door TNO-PML ook in Europees verband<br />

onderzocht in andere onderzoeksprogramma’s in samenwerking met onder<br />

andere ESA, APP, FiatAvio, Nobel Enterprises en Astrium.<br />

gebruiker(s) ESA/ESTEC, Noordwijk / Aerospace Propulsion Products BV, Bergen<br />

Op Zoom / TNO-PML, Rijswijk / NIVR, Delft<br />

DST.4094<br />

ABA<br />

projecten <strong>1997</strong><br />

Toepassing van MAP (Marine Adhesive<br />

Proteins) als lijm in de geneeskunde<br />

projectleider Dr. M.C. van der Leeden totale toewijzing in k€ 454,45 octrooien<br />

NL.1000732 Eiwit bevattende fractie<br />

doelstelling Onderzoek naar het ontwikkelen van industrieel produceerbare lijm<br />

voor medische toepassingen. In de eerste fase wordt de betekenis onderzocht<br />

van de bijzondere peptidenstructuur in de mosseleiwitsubstantie voor adsorptie<br />

en adhesie op hydrofiele substraten. De tweede fase betreft het mechanisme<br />

van crosslinking waarmee op het geadsorbeerde mosseleiwit een stevige<br />

hechtlaag wordt opgebouwd. In de derde fase zal op basis van deze eerdere<br />

inzichten een lijm worden geformuleerd die geschikt is voor klinische testen.<br />

resultaat na 5 jaar De doelen zijn slechts deels bereikt. Het Mefp-1 eiwit is<br />

bestudeerd als modelsysteem. Daarnaast zijn nog andere mosseleiwitten op<br />

hun hechtingseigenschappen of hun betrokkenheid bij de hechting onderzocht.<br />

Een lijm voor medische toepassingen is echter (nog) niet gerealiseerd. In een<br />

vervolgproject moet duidelijk worden of er een synthetische lijm op basis van<br />

de structuureigenschappen van Mefp1 mogelijk is. Na beëindiging van het<br />

onderzoek bleek BasF bereid k€ 60 te investeren in een haalbaarheids-<br />

onderzoek (in eigen beheer) naar een mogelijke synthese van de Mefp-eiwitten.<br />

Het testen van die gesynthetiseerde polymeren gebeurt bij de TU Delft. <strong>STW</strong><br />

financiert daarvoor nog 15-30 weken een technisch assistent.<br />

gebruiker(s)<br />

IsoTis NV, Bilthoven / Bioscan BV, Bilthoven / Bioplex Medical BV,<br />

Vaals<br />

DCT.4129<br />

AAA<br />

Dissipation of surface waves in turbulent<br />

counter currents<br />

projectleider Prof.dr.ir. J.A. Battjes totale toewijzing in k€ 209,00<br />

doelstelling Op zee opgewekte windgolven kunnen een gebied binnenlopen van<br />

in sterkte toenemende tegenstroom, met name in de monding van een rivier.<br />

Daarbij neemt de golfhoogte toe. Het doel was deze verschijnselen te onder-<br />

zoeken, met name de verhevigde dissipatie van golfenergie die ermee gepaard<br />

gaat en die een belangrijke goeddeels onbekende rol speelt in golfdoordringing<br />

in estuaria en zeegaten.<br />

resultaat na 5 jaar Een goede voorspelling van het bovengenoemde probleem in<br />

estuaria en in rivieren is voor de berekening van waterkerende constructies<br />

van groot belang. Het onderzoek heeft geleid tot nieuwe inzichten die gebruikt<br />

zijn in de modellering van de golfvoortplanting op stroom, en heeft waardevolle<br />

experimentele gegevens opgeleverd die gebruikt zijn en verder gebruikt<br />

kunnen worden in ijking van dergelijke numerieke modellen. De daadwerkelijke<br />

implementatie van de resultaten in operationele modellen valt buiten het bestek<br />

van dit project en moet nog plaats vinden.<br />

gebruiker(s) WL / Delft Hydraulics, Delft / RIKZ, Den Haag / Albatros Flow<br />

Research, Vollenhove / Alkyon Hydraulic Consult.& Research BV, Emmeloord<br />

/ RIZA, Lelystad<br />

65


66<br />

DWT.4130<br />

A00<br />

Models for short-range dispersion of air<br />

pollution in an urban environment<br />

projectleider Prof.dr.ir. F.T.M. Nieuwstadt totale toewijzing in k€ 154,57<br />

doelstelling Luchtverontreiniging is nog steeds een groot probleem, vooral in<br />

stedelijke gebieden. Het project heeft tot doel om numerieke modellen te<br />

ontwikkelen waarmee de verspreiding van vervuiling in stedelijke gebieden kan<br />

worden berekend. Hierbij zal gebruik gemaakt worden van Large Eddy<br />

Simulaties (LES). De modellen zijn onder andere van belang bij het voorspellen<br />

van maatregelen om luchtverontreiniging tegen te gaan.<br />

resultaat na 5 jaar Het was de bedoeling om de resultaten te gebruiken bij het<br />

verbeteren van het Nederlands Nationaal Luchtverontreiningsmodel. Dit model<br />

wordt gebruikt door TNO-MEP, KEMA, provincies, gemeenten en bedrijven.<br />

Zover is het echter nooit gekomen, omdat het project wegens ziekte van de<br />

onderzoeker niet tot bruikbare resultaten heeft geleid.<br />

gebruiker(s) RIVM, Bilthoven<br />

DEL.4203<br />

ABB<br />

An integrated multiwavelength Terabit<br />

receiver<br />

projectleider Prof.dr.ir. M.K. Smit totale toewijzing in k€ 668,17 inkomsten in k€<br />

317,65<br />

doelstelling Optische, multi-golflengte transmissie is de meestbelovende<br />

oplossing voor de toenemende vraag naar meer capaciteit voor telecom-<br />

municatie-diensten. Het onderzoek zal een compacte ontvanger module<br />

moeten opleveren voor 8 golflengte kanalen met een capaciteit van 10<br />

Gbit/sec per kanaal. Ook de haalbaarheid van een 16 kanaals ontvanger met<br />

2 input-polarisaties per kanaal en een bandbreedte van 40 Gbit/sec per<br />

kanaal zal worden onderzocht om te komen tot een 1,2 Terabit/sec ontvanger.<br />

De 40 Gbit/s GaAs ‘front-ends’ zullen door TNO-FEL worden ontwikkeld.<br />

resultaat na 5 jaar Een multi-golflengte ontvanger is gefabriceerd en voorzien van<br />

een package en is getest. Twee prototypes zijn gefabriceerd en beschikbaar<br />

voor verdere integratie met door TNO-FEL gerealiseerde versterkers. Het<br />

ontwerp voor de connectie met de versterkers is gereed. De ontwikkelde<br />

kennis rond polarisatie-omzetters wordt gebruikt in een vervolgproject POLIS<br />

(EOE.5465). ThreeFivePhotonics (startup bedrijf) brengt reeds 4-kanaals<br />

ontvangers met 2,5 en 10 Gbit/s op de markt. De resultaten van het Terabit<br />

project en POLIS zijn van groot belang voor hun ontwikkeling van de volgende<br />

generatie ontvangers.<br />

gebruiker(s) Ingenieursbureau Coenecoop BV, Waddinxveen / ThreeFive<br />

Photonics BV, Houten / TNO-FEL, Den Haag<br />

DCT.4192<br />

BCB<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

Mechanische eigenschappen van<br />

funderingsmaterialen en zanden in relatie<br />

tot fysische te bepalen materiaalkenmerken<br />

projectleider Prof.dr.ir. A.A.A. Molenaar totale toewijzing in k€ 456,01 inkomsten in<br />

k€ 27,27<br />

doelstelling Door middel van experimenteel en numeriek onderzoek te komen<br />

tot beter begrip van het feitelijke mechanische gedrag van een wegconstructie<br />

en de erin toegepaste materialen onder realistische belastingen en tot betere<br />

modellering van het gedrag van zandbed, steenfundering en straatlaag. Daarbij<br />

wordt zowel gekeken naar ongebonden materialen als naar zogenaamde<br />

hydraulisch menggranulaat.<br />

resultaat na 5 jaar De eisen voor wegfunderingen zijn, zowel in Nederland als<br />

elders, nog in hoge mate empirisch. Nadelen daarvan zijn onder andere dat de<br />

invoering van alternatieve materialen wordt belemmerd en dat de gebruikte<br />

materialen niet volledig worden benut (wat de constructie onnodig duur maakt).<br />

Uit beter begrip van de materialen kunnen betere richtlijnen worden afgeleid.<br />

Resultaten van het onderzoek zijn ingebracht in zowel Nederlandse als<br />

Europese commissies die zich richten op vernieuwing van de regelgeving.<br />

gebruiker(s) NPC Netherlands Pavement Consultants BV, Utrecht / GeoDelft BV,<br />

Delft / Rijkswaterstaat, Delft / Eerland Recycling Services, Geldermalsen /<br />

KOAC-WMD, Apeldoorn / Stichting CROW, Ede<br />

DLR.4329<br />

BBA<br />

Stabiliteit van dunwandige<br />

schaalconstructies<br />

projectleider Ir. T.J. van Baten totale toewijzing in k€ 509,15 inkomsten in k€ 18,16<br />

doelstelling Dit project richt zich op de ontwikkeling en experimentele verificatie<br />

van voorspellingsmethodieken voor de stabiliteit van dunwandige schaal-<br />

constructies. Deze worden veel toegepast in de vliegtuigbouw, maar ook bij<br />

het (weg/water) transport van vloeistoffen en gassen. Materialen die getest<br />

worden zijn staal, aluminium, Vezel Metaal Laminaten (waaronder Glare) en<br />

composieten.<br />

resultaat na 5 jaar De beoogde testopstelling bleek veel duurder dan oorspronke-<br />

lijk begroot en is daarom niet gebouwd. Een groot deel van het geplande<br />

onderzoek kon daardoor niet worden gerealiseerd. Wel is een analysemethodiek<br />

ontwikkeld waarmee de plastische vervorming van Glare panelen kan worden<br />

geverifieerd. De bijbehorende metingen zijn nog niet afgerond. Verder is een<br />

praktische ontwerpmethode ontwikkeld voor verstijfde panelen. De resultaten<br />

van het onderzoek kunnen worden gebruikt bij verdere ontwikkeling en<br />

toepassingen van Vezel Metaal Laminaten.<br />

gebruiker(s) Rexroth Hydraudyne BV., Boxtel / Corus, IJmuiden / Fokker<br />

Aerostructures BV, Dordrecht / Structural Laminates BV, Delft / Kappa<br />

Packaging Development Centre BV, Hoogeveen / NLR Testhouse, Schiphol<br />

Airport


DEL.4348<br />

BBA<br />

Advanced dry etching for next generation<br />

thin film heads for magnetic recording<br />

projectleider Dr. E.W.J.M. van der Drift totale toewijzing in k€ 207,21 inkomsten in k€<br />

45,38<br />

doelstelling Aan magnetische materialen die worden gebruikt voor het opslaan<br />

van digitale informatie worden steeds hogere eisen gesteld. Dit project beoogt<br />

een doorbraak te realiseren in de technologie voor miniaturisatie van dunne-<br />

film koppen die worden toegepast in magnetische data-opslagsystemen.<br />

Een nieuwe methode om patronen aan te brengen met behulp van reactieve<br />

hoge-dichtheidsplasma’s zal worden ontwikkeld.<br />

resultaat na 5 jaar Een snel anisotroop proces om patronen aan te brengen op<br />

magnetische materialen is ontwikkeld. De behaalde etssnelheid van 300<br />

nm/min is van dezelfde orde van grootte als bij nat chemisch etsen. In dit<br />

opzicht was het project zeer succesvol. Gedurende het project verminderde<br />

echter de interesse van Philips en Onstream om de methode daadwerkelijk<br />

toe te gaan passen. Voor de toekomst worden wel mogelijkheden gezien<br />

voor toepassing bij de ontwikkeling van magnetische RAM geheugens.<br />

gebruiker(s) Philips Research Laboratories, Eindhoven / Alcatel CIT, Annecy /<br />

Bionchip BV, Eindhoven / Alcatel Vacuum Technology, Houten<br />

DEL.4369<br />

BCA<br />

Non-destructive sterility and leakage<br />

testing of packaged food products by<br />

smart impedance measurements<br />

projectleider Prof.dr.ir. G.C.M. Meijer totale toewijzing in k€ 385,99<br />

doelstelling Doel van het project was de ontwikkeling van een nieuwe methode,<br />

gebaseerd op het meten van impedanties, voor het niet-destructief testen van<br />

zowel de steriliteit van verpakt voedsel (bijvoorbeeld UHT melk) als de kwaliteit<br />

van de voedselverpakkingen (lekdichtheid). De methode maakt gebruik van<br />

impedantieveranderingen bij het optreden van bacteriologische groei in voedsel.<br />

resultaat na 5 jaar Het project heeft twee mogelijke ontwerpen van elektronische<br />

circuits opgeleverd, waarmee de weerstand R en de capaciteit C van voedsel-<br />

container plus inhoud gemeten kan worden in een frequentiegebied tot 10 MHz<br />

met een nauwkeurigheid van 0,1%. Microbiologische tests met een aantal<br />

specifieke micro-organismen (toegevoegd aan melk en vissaus) bij TNO-<br />

Voeding wezen uit dat met de nieuwe impedantiemeettechniek bacteriologische<br />

groei in verpakt voedsel kan worden gedetecteerd kort na de incubatietijd.<br />

De methode heeft belangstelling vanuit de voedselindustrie ten behoeve van<br />

hun kwaliteitscontrole. De ontwikkelde impedantietechniek wordt inmiddels<br />

ook toegepast in een vervolgproject DMR.5294 in samenwerking met de olie-<br />

industrie voor het bepalen van de water/olie ratio in boorputten.<br />

gebruiker(s) Enraf BV, Delft / Impress BV, Deventer / Stork Food & Dairy Systems<br />

BV, Amsterdam / Unilever Research, Vlaardingen / Heineken Technical Services<br />

BV, Zoeterwoude<br />

DEL.4366<br />

BBA<br />

projecten <strong>1997</strong><br />

Geïntegreerde lineaire RF vermogensversterkers<br />

projectleider Prof.dr. J.L. Tauritz M.Sc. totale toewijzing in k€ 236,72<br />

doelstelling Het 1.9 GHz digitale cellulaire radionetwerk is gebaseerd op de<br />

zogenaamde CDMA (Code Division Multiple Access) systeemimplementatie,<br />

waarin gebruik wordt gemaakt van QPSK (Quadrature Phase Shift Keying)<br />

modulatie. In CDMA is signaalontvangst mogelijk met stoorbronnen tot 18 dB<br />

groter dan de signalen zelf. Dit heeft een aantal belangrijke consequenties voor<br />

de RF vermogensversterkers. De versterker moet (semi-)lineair zijn en de<br />

dissipatie is een belangrijk aspect. Ook factoren als afmetingen en kosten<br />

spelen een rol, waardoor het voor de hand ligt naar oplossingen te zoeken in<br />

het nieuwe bipolaire Dubbel Poly proces.<br />

resultaat na 5 jaar Het onderzoek betrof het integrale ontwerpproces voor de<br />

adaptatie, processing en meetsignaalgeneratie. Toepassing zorgt voor een<br />

effectievere ontwerpstrategie in de trade-off van lineairisatietechnieken voor<br />

het hele gamma van topologieën, bijv. translineaire schakelingen, instelbare<br />

load-line-technieken zoals Dohertry-configuratie, enz. De meettechniek is op<br />

maat gemaakt voor microgolf-ontwerpers. Gebruik van brede selectie meet-<br />

instrumenten bewerkstelligt een integrale extractie van device-eigenschappen<br />

van halfgeleiders, alsmede groot- en kleinsignaal parameters onder enkel- en<br />

multitoon-excitatie. Deze vectorbenadering is superieur ten opzichte van conven-<br />

tionele load-pullmethoden. Het vaststellen van de prestaties van alle configura-<br />

ties, opgebouwd uit 2, 3, of 4 poortcomponenten, is hiermee mogelijk gemaakt.<br />

DST.4376<br />

BBA<br />

Removal of NOx, hydrocarbons and<br />

soot from the ex-haust gases of<br />

high-temperature diesel engines in<br />

Total Energy Installations<br />

projectleider Prof.ir. C.M. van den Bleek totale toewijzing in k€ 595,49 octrooien<br />

EU.01203954.1 Li-Mn-perovskiet inkomsten in k€ 77,14<br />

doelstelling Dieselmotoren met een hoge uitlaatgastemperatuur (600 - 850 °C)<br />

zouden heel efficiënt kunnen worden ingezet bij warmte-kracht installaties. De<br />

emissie van vervuilende stoffen zoals NOx en roet is echter nog een probleem.<br />

Dit project heeft tot doel om katalysatoren te ontwikkelen die NOx en roet uit de<br />

hoge-temperatuur rookgassen kunnen verwijderen. Het project voorziet tevens<br />

in de bouw van een proefinstallatie.<br />

resultaat na 5 jaar Bij het project waren twee bedrijven betrokken, dieselmotoren-<br />

fabrikant Wärtsilä en Inodes, leverancier van onder andere rookgasreinigings-<br />

installaties. Inodes is begin 2001 failliet gegaan. Hierdoor kon de bouw van de<br />

proefinstallatie niet meer doorgaan. Gaandeweg het onderzoek verloor ook<br />

Wärtsilä haar interesse en met het het sluiten van de productieafdeling in<br />

Zwolle verwaterden de contacten helemaal. Onderzoek naar de ontwikkeling<br />

van de katalysatoren vindt nog plaats, maar het is onduidelijk of Nederlandse<br />

bedrijven in de resultaten geïnteresseerd zijn. Vooruitlopend op mogelijke<br />

interesse is octrooi aangevraagd op een nieuw materiaal voor roetfilters.<br />

gebruiker(s) Wärtsilä Nederland BV, Zwolle<br />

67


WEGENBOUWSPECIALIST PROF.DR.IR. A. MOLENAAR:<br />

“We bedrijven nu eenmaal geen sterrenkunde”<br />

project DCT.4192


In Andrès Ariël van Niekerk had prof.dr.ir. André Molenaar,<br />

hoogleraar aan de faculteit Civiele Techniek van de<br />

Technische Universiteit Delft, een meer dan vlijtige<br />

promovendus. Van Niekerk leverde niet alleen een lijvig<br />

proefschrift af. Het proefschrift bleek ook zeer bruikbare<br />

inzichten te bevatten voor de Nederlandse wegenbouw.<br />

Luisteren naar de praktijk is op een Technische Universiteit<br />

zo ongeveer een gebod, zeker bij een faculteit Civiele<br />

Techniek. Zo kon het gebeuren dat de onderzoeksopzet<br />

van Van Niekerk uit <strong>1997</strong> naar de effecten van de hardheid,<br />

de korrelverdeling, de hoekigheid en mate van verdichting<br />

op het elastische en blijvende vormveranderingsgedrag<br />

van natuurlijke materialen, zoals graniet, basalt en kalk-<br />

steen, werd omgezet in een onderzoek naar de effecten<br />

mengsels van gebroken beton en baksteen, zogeheten<br />

menggranulaten. Dit op verzoek van een aantal potentiële<br />

gebruikers die geconsulteerd waren voordat de opzet naar<br />

<strong>STW</strong> werd verstuurd ter honorering.<br />

Anticiperen op jury<br />

Molenaar: “Uit bouw- en sloopafval wordt jaarlijks drie<br />

miljoen ton aan menggranulaten geproduceerd. Daarom<br />

waren wegenbouwers meer geïnteresseerd in de effecten<br />

van verdichting in dit veelgebruikte materiaal. Ook wilden<br />

zij weten wat de effecten zijn van de toevoeging van<br />

gemalen verbrandingsslakken, afkomstig uit huisvuil-<br />

verbrandingsinstallaties en Hoogovens. Achteraf gezien<br />

heeft ‘de praktijk’ gelijk. Wegenbouwers en aannemers<br />

zijn dagelijks bezig met het aanleggen van wegen . Dan is<br />

het logisch dat zij belangstelling hebben voor het gedrag<br />

van het materiaal dat zij daarvoor gebruiken. Dat geldt<br />

ook voor het verzoek om het gebruik van verschillende<br />

zandsoorten in Nederland in het onderzoek te betrekken.<br />

Er is een groot verschil tussen landzand en zeezand en het<br />

is voor aannemers in de wegenbouw van belang te weten<br />

welk zand zij in welke toepassing of samenstelling het<br />

beste kunnen gebruiken. De praktijk moet iets hebben aan<br />

| DCT.4192<br />

wat wij doen. Daarom hebben we het onderzoek van Van<br />

Niekerk aangepast. Hij heeft vervolgens zeer waardevol<br />

werk afgeleverd. Overigens stellen wij aan elk onderzoek<br />

de eis dat het een hoofdstuk bevat dat ingaat op de vraag<br />

wat de maatschappelijke betekenis van een onderzoek is.<br />

Per slot van rekening bedrijven we hier geen sterrenkunde.”<br />

De werkwijze van de onderzoeksgroep van Molenaar is<br />

voor <strong>STW</strong> eigenlijk zeer aantrekkelijk. In wezen doet de<br />

vakgroep zijn huiswerk voor het indienen van een voorstel<br />

zo goed dat al geanticipeerd is op mogelijke vragen of<br />

bezwaren van de jury.<br />

De bulk van het onderzoek van Van Niekerk heeft bestaan<br />

uit triaxiaal onderzoek. Toen de te onderzoeken materialen<br />

eenmaal vaststonden, heeft Van Niekerk ook niet kin-<br />

derachtig gedaan: hij gebruikte maar liefst veertig ton<br />

menggranulaten. De triaxiaalproefstukken die hij daarvan<br />

maakte waren cylinders met een doorsnee van dertig<br />

centimeter en een lengte van zestig centimeter. Waar het<br />

onderzoek op was gericht, is te vergelijken met de vraag<br />

hoe je een kerstboom in een bak met zand zet. Vul je de<br />

bak eerst met zand en ga je dan de kerstboom planten, dan<br />

ondervind je wat de effecten van steunbelasting zijn, je<br />

krijgt de boom er niet in, het zand is te stijf en ‘te sterk’;<br />

als je echter het zand los op de grond zou storten en dan<br />

de boom erin zou willen zetten dan lukt dat eenvoudig<br />

maar de boom blijft niet staan, het zand heeft in dat geval<br />

geen stijfheid en geen sterkte. Het gedrag van zand en<br />

menggranulaten is dus sterk afhankelijk van de mate<br />

waarin het materiaal zijdelings wordt ‘opgesloten’. Op die<br />

simpele manier is voor iedereen voorstelbaar wat je als<br />

onderzoeker nu eigenlijk wilt weten. Het belang is daarbij<br />

uit te vinden hoe stevig een ondergrond van een weg moet<br />

zijn om een solide weg te bouwen die een flinke levens-<br />

duur heeft zonder al te hoge onderhoudskosten.<br />

69


70<br />

| DCT.4192<br />

Gebruik vaker en langer de wals<br />

De resultaten van het onderzoek geven een aantal belang-<br />

wekkende inzichten voor de wegenbouw. Ten eerste blijkt<br />

dat Nederland eigenlijk te gemakkelijk omgaat met de<br />

eisen voor verdichting. Als we in Nederland de lagen onder<br />

een weg beter zouden verdichten, dan zou een kleinere<br />

onderhoudsbehoefte optreden. Ten tweede blijkt dat<br />

het type breker dat je gebruikt voor het verpulveren van<br />

het bouw- en sloopafval nauwelijks invloed heeft op de<br />

kwaliteit ervan. Over deze vraag worden vele discussies<br />

gevoerd, mede vanwege de hoge kosten van brekers,<br />

maar per saldo blijkt de keuze voor een bepaalde breker<br />

niet bepalend voor de kwaliteit van het uiteindelijk te<br />

gebruiken materiaal voor de laag onder een weg. Een<br />

derde conclusie betreft de eisen aan het te gebruiken<br />

zand. Die lijken op het eerste gezicht wat ‘losjes’<br />

geformuleerd. Dat is niet geheel onterecht, want –<br />

hoewel het meer hoekige en minder éénkorrelige landzand<br />

iets beter voldoet – met alle soorten zand is een goede<br />

onderlaag te leggen. Ook bij zanden is verdichting het<br />

sleutelwoord: hoe dichter de pakking, des te sterker is<br />

het geheel. Met andere woorden, ook met zeezand is<br />

een goed zandbed te leggen, als de aannemer het maar<br />

goed verdikt.<br />

In dat verband merkt Molenaar op: “In Nederland kunnen<br />

we ons wel druk maken over asfalt als het gaat om de<br />

kwaliteit van een weg, maar we realiseren ons te weinig<br />

dat zo’n 40% van het verhardingsoppervlak uit elementen-<br />

verhardingen (straatstenen en tegels, red.) bestaat en dat<br />

zijn verhardingen waar de straatsteen of de tegel veelal<br />

direct op een zandbed wordt gelegd; de kwaliteit van dat<br />

zandbed is dan van groot belang . Kijken we nu naar de<br />

kwaliteit van de bestratingen dan weten we nu dat heel<br />

eenvoudig en goedkoop de kwaliteit van de straten en<br />

stoepen zou kunnen worden verbeterd. Een beter, dus<br />

dichter, zandbed zou volstaan. Om dit te bereiken is het<br />

alleen nodig om niet langer met trilplaatjes straten te<br />

verdichten. Ga er een aantal keren met een wals overheen<br />

en het is zo goed als afgelopen met alle hobbels en kuilen.<br />

Helaas laat echter de kwaliteitcontrole op straatsteenver-<br />

hardingen in gemeenten in het algemeen te wensen over.”<br />

Computerprogramma<br />

Een mogelijkheid toch verbetering te brengen in deze kwa-<br />

liteit, is een spin off van het onderzoek van Van Niekerk.<br />

Het kenniscentrum voor verkeer, vervoer en infrastructuur,<br />

de stichting CROW uit Ede, heeft de TU Delft een computer-<br />

programma laten ontwikkelen voor de dimensionering<br />

van straatsteenverhardingen en de bepaling van de<br />

levensduur ervan. Veel van Van Niekerk’s werk is daarin<br />

geïmplementeerd. “Het is een verschrikkelijk ingewikkeld<br />

programma, maar de gebruiker merkt daar weinig van.<br />

Hij hoeft alleen maar basisgegevens zoals de te gebruiken<br />

materialen, de belasting en de constructie van de weg<br />

in te voeren en de levensduur van de weg rolt er als<br />

uitkomst uit”, vertelt Molenaar. In de nabije toekomst<br />

gaat Molenaar ook in opdracht van CROW werken aan de<br />

verdere ontwikkeling van kleinere proefstukken voor het<br />

triaxiaal onderzoek.<br />

Internationale aandacht<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

Internationaal heeft het onderzoek van Van Niekerk ook de aan-<br />

dacht getrokken. Zo heeft SINTEF, een Noorse variant op TNO,<br />

opdracht gegeven voor een onderzoek naar de verdichtings-<br />

effecten van in Noorwegen veelgebruikte materialen. Ook<br />

Australië toont belangstelling en wel voor de triaxiaal apparatuur<br />

die de TU Delft tot zijn beschikking heeft voor onderzoek naar<br />

zandmonsters.


| DCT.4192<br />

71


72<br />

DEL.4405<br />

BBA<br />

Synthesis of electronic circuits, efficiently<br />

using the exponential relation of active<br />

components<br />

projectleider Prof.dr.ir. A.H.M. van Roermund totale toewijzing in k€ 324,67<br />

doelstelling Het ontwerpen van circuits met niet-lineaire blokken met als doel<br />

de verhouding kwaliteit per eenheid van vermogen te verhogen. Met de huidige<br />

circuits, gebaseerd op lineaire principes is de fundamentele limiet vrijwel<br />

bereikt. Performance verbeteringen worden verwacht ten aanzien van<br />

vermogensverbruik, dynamische bereik en bandbreedte.<br />

resultaat na 5 jaar Gedurende het project bleek dat er onvoldoende theorie<br />

voorhanden was over het gebruik van niet-lineaire dynamische circuits voor<br />

de synthese van circuits. Het project heeft zich derhalve voornamelijk gericht op<br />

het ontwikkelen en toepassen van circuit theorie voor niet-lineaire dynamische<br />

circuits. Concreet heeft het onderzoek geresulteerd in een theorie waarbij<br />

dynamische eigenwaarden worden toegepast in de context van onder andere<br />

oscillatoren, filters en klasse-B versterkers. Vele maar niet alle vragen zijn<br />

opgelost. Plannen voor de toekomst zijn de bestudering van ruis in niet-lineaire<br />

circuits, distorsie in lineair bedoelde circuits en synthese van een signaal-<br />

processor met niet-lineaire bouwblokken.<br />

gebruiker(s) AMC, Amsterdam / CATENA Microelectronics BV, Delft / Ericsson<br />

EuroLab Netherlands BV, Emmen / Medtronic Bakken Research Center BV,<br />

Maastricht / Philips Research Laboratories, Eindhoven / Vitatron Medical BV,<br />

Dieren<br />

DWI.4526<br />

AAA<br />

Accuracy improvement of flow<br />

computations<br />

projectleider Prof.dr.ir. P. Wesseling totale toewijzing in k€ 50,36<br />

doelstelling Het project richtte zich op zogenaamde ‘colocated’ schema’s, en<br />

was flankerend ten aanzien van enkele grotere projecten in de groep (onder<br />

andere DWI.3305), die gericht waren op zogenaamde ‘staggered’ schema’s.<br />

De ‘colocated schema’s worden gebruikt in de gangbare commerciële computer<br />

codes.<br />

resultaat na 5 jaar Het onderzoek heeft geleid tot betere achtergrondkennis<br />

met betrekking tot de ontwikkeling van rekenmethoden voor stromingen in<br />

complexe geometriëen. De in dit project verworven inzichten zijn bruikbaar voor<br />

het verbeteren van de nauwkeurigheid van deze schema’s bij gebruik van<br />

niet-gladde roosters, zoals die voorkomen in complexe geometrieën.<br />

DST.4434<br />

BBA<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

Development of a kinetic model, based on<br />

intrinsic kinetic cracking data<br />

projectleider Dr.ir. M. Makkee totale toewijzing in k€ 363,44<br />

doelstelling Het doel van het project is het ontwikkelen van een kinetisch model<br />

voor het kraken van de grondstof binnen het FCC proces als functie van de<br />

katalysatorsamenstelling met behulp van een ‘short contact time riser reactor’<br />

en geavanceerde GCMS technieken. De ‘microriser reactor’ zal worden gebruikt<br />

om het FCC proces met grondstoffen en modelverbindingen in aanwezigheid<br />

van katalysatorverbindingen te testen en uitgebreidere gegevens over het<br />

kraakproces opleveren.<br />

resultaat na 5 jaar De eerste 50 milliseconden van olie-katalysator contact<br />

hebben een grote invloed op de prestaties van het FCC proces. Coke formatie<br />

vindt alleen plaats in de eerste 50 milliseconde, waardoor de activiteit van<br />

de evenwichtskatalysator (E-cat) gereduceerd wordt. Na deze tijd verloopt<br />

de omzetting van de voeding zonder additionele coke formatie. Voor de<br />

beschrijving van het conversieproces vanaf de injectie is een ‘gelumped’<br />

kinetisch model ontwikkeld, dat karakteristieke omzettingen in de verschillende<br />

tijdsschalen in acht neemt. De injectie heeft een belangrijke invloed op de<br />

uiteindelijke productverdeling.<br />

gebruiker(s) Akzo Nobel Catalysts BV, Amersfoort / Shell SIOP, Amsterdam<br />

DEL.4540<br />

BBA<br />

Fast and reliable capacitive transducers<br />

projectleider Prof.dr.ir. G.C.M. Meijer totale toewijzing in k€ 398,69 contracten<br />

Inkoop Technische Universiteit Delft; <strong>STW</strong>; Technical University Darvenitza<br />

doelstelling Capacitieve sensoren zijn erg geschikt om fysische grootheden mee<br />

te meten, bijvoorbeeld positie, snelheid en versnelling van bewegende objecten.<br />

Deze sensoren hebben echter ook een aantal nadelen. Zo zijn ze gevoelig voor<br />

vervuiling en vocht en is de huidige interface elektronica te langzaam voor<br />

snelle regelsystemen. Het doel van dit onderzoek is om capacitieve sensoren<br />

op deze punten verder te verbeteren.<br />

resultaat na 5 jaar Een goedkope en nauwkeurige interface voor capacitieve<br />

sensoren is ontwikkeld. Deze interface is uitgebreid getest en blijkt goed te<br />

werken. Ook is een contactloze rotatiesensor ontwikkeld en getest. Deze<br />

sensor kan worden toegepast bij systemen met ronddraaiende assen waarbij<br />

het meten van de positie belangrijk is. De gevoeligheid voor vervuiling en vocht<br />

is veel minder dan bij traditionele sensoren. Enkele bedrijven zijn zeer nauw bij<br />

het onderzoek betrokken, maar vooralsnog is de kennis niet toegepast in<br />

commerciële producten. Verder onderzoek is hiervoor noodzakelijk.<br />

gebruiker(s) Enraf BV, Delft / SMARTEC BV, Breda / Bronkhorst High-Tech BV,<br />

Ruurlo / Mechatronics Competence Centre, Nieuwegein / Océ-Technologies BV,<br />

Venlo


| Instelling<br />

E_ technische<br />

universiteit<br />

eindhoven<br />

ETN.3760<br />

CCB<br />

Plasma control of the colour temperature<br />

of fluorescent lamps<br />

projectleider Prof.dr.ir. G.M.W. Kroesen totale toewijzing in k€ 320,20 contracten<br />

Overdracht Technische Universiteit Eindhoven; <strong>STW</strong>; Philips Lighting BV<br />

octrooien NL.1010101 Werkwijze voor het instellen van het spectrum van<br />

het licht van een gasontladingslamp, een gasontladingslamp en een armatuur<br />

daarvoor inkomsten in k€ 10,20<br />

doelstelling Ontwikkeling van een fluorescentielamp die de mogelijkheid biedt de<br />

kleurtemperatuur van het licht aan te passen aan de behoefte van het moment.<br />

resultaat na 5 jaar Het project is succesvol afgerond. Het bleek inderdaad mogelijk<br />

om de kleurtemperatuur van TL-buizen te variëren door controle van de plasma-<br />

parameters. Pas nadat overschakeld was naar het depletieprincipe werd een<br />

hogere efficientie bereikt. Er is door <strong>STW</strong> een Nederlands octrooi aangevraagd<br />

op de vinding. Binnen het prioriteitsjaar is dit octrooi overgedragen aan Philips,<br />

waar dit concept (het depletieprincipe) nog steeds onderwerp van studie is.<br />

Er wordt op dit moment binnen Philips bekeken of dit principe ook kan werken<br />

bij andere types gasontladingslampen.<br />

gebruiker(s) KEMA Nederland BV, Arnhem / Philips Lighting BV, Eindhoven<br />

ETN.3492<br />

AA0<br />

projecten <strong>1997</strong><br />

III-V Nitride semiconductors grown by<br />

chemical beam epitaxy long wavelength<br />

nitrides for optical communications<br />

projectleider Prof.dr. J.H. Wolter totale toewijzing in k€ 641,17<br />

doelstelling Chemical Beam Epitaxy (CBE) is technologie voor de groei van<br />

epitaxiale lagen. Groeitemperaturen zijn 100°C lager dan in Molecular Beam<br />

Epitaxy (MBE) en de bronmateriaal-consumptie is minder. Doel is een nieuwe<br />

onderzoekslijn te starten met het CBE-systeem, namelijk de groei van III-V<br />

nitrides. Onderzoek moet structuren opleveren voor emissie van korte<br />

golflengtes (de blauwe laser). De hoofddoelstelling is het ‘in de vingers krijgen’<br />

van de CBE techniek.<br />

resultaat na 5 jaar Het oorspronkelijk voorstel was gericht op korte golflengte<br />

nitrides. Door ontwikkelingen elders werd het CBE systeem geschikt gemaakt<br />

voor de groei van stikstof-houdende materialen. Het project stopte met het<br />

voortijdig vertrek van de postdoc. Bij voortzetting zouden de resultaten van<br />

belang zijn geweest voor de ontwikkeling van hoog-vermogen telecommuni-<br />

catie-lasers (JDS/Uniphase) en diodelasers bij hoge temperatuurtoepassingen.<br />

gebruiker(s) Lucent Technologies Nederland BV, Hilversum / JDS Uniphase<br />

Netherlands BV, Eindhoven<br />

ETN.3892<br />

CBB<br />

The role of molecules in electrode-less<br />

light sources<br />

projectleider Dr. J.A.M. van der Mullen totale toewijzing in k€ 340,52 contracten<br />

Bijdrage Philips Lighting BV inkomsten in k€ 142,93<br />

doelstelling Onderzoek naar de eigenschappen van elektrode-loze plasma’s is<br />

van belang omdat met deze nieuwe technologie lampen gemaakt kunnen<br />

worden die minder energie verbruiken. Over het gedrag van dit soort plasma’s<br />

is echter nog weinig bekend. Door experimenten te vergelijken met numerieke<br />

berekeningen zal een verbeterd fysisch model ontwikkeld worden.<br />

resultaat na 5 jaar Er zijn modellen ontwikkeld waarmee het gedrag van<br />

verschillende soorten plasma’s kan worden beschreven. De theoretische<br />

modellen zijn ingebouwd in het numerieke PLASIMO-pakket. Dit pakket is<br />

het resultaat van verschillende door <strong>STW</strong> en de industrie gefinancierde<br />

projecten. Het is inmiddels zodanig geavanceerd dat de onderzoekers een<br />

toonaangevende positie in het plasma-onderzoek verworven hebben. Het<br />

PLASIMO-pakket wordt nog niet commercieel gebruikt, maar ontwikkelaars<br />

bij Philips Lighting zijn in mogelijke toepassingen geïnteresseerd.<br />

gebruiker(s) Philips Lighting BV, Eindhoven / Philips Research Laboratories,<br />

Eindhoven / Philips GmbH, Aken / KEMA Nederland BV, Arnhem / Universiteit<br />

Gent<br />

73


74<br />

EWT.3939<br />

ABA<br />

Stralingswarmte-uitwisseling in hete<br />

glassmelten<br />

projectleider Dr.ir. C.C.M. Rindt totale toewijzing in k€ 486,89 contracten Letter of<br />

intent <strong>STW</strong>; TNO-TPD<br />

doelstelling Het doel van het project was om gereedschappen te ontwikkelen die<br />

gebruikt kunnen worden voor het efficiënter produceren van glas: vermindering<br />

van energiegebruik glasproducten en vermindering van materiaalverlies. Om dit<br />

doel te bereiken zijn drie deelprojecten opgestart.<br />

resultaat na 5 jaar Spectrale stralingseigenschappen van hete glassmelten werden<br />

gemeten. Resultaten hiervan werden o.a. gebruikt in simulatiemodellen van glas-<br />

smelt- en vormgeefprocessen. 1) Men kan ‘glazen’ doormeten. 2) De absorptie-<br />

coëfficiënt als functie van golflengte is gemeten. 3) TNO-TPD doet een project<br />

voor NCNG. Er is een stralingsmodel ontwikkeld, gebaseerd op de Ray Trace<br />

methode en men keek hoe de complexiteit te verminderen. (Uit)werking van de<br />

methode zijn geïllustreerd. 1) Implementatie van het ray tracen in 3 dimensies<br />

voor meshes uit tetraëders. 2) Een tool om van 2D driehoeks-meshes een 3D<br />

tetraëdermesh te maken. 3) Voorbeeldimplementatie om 2D problemen op te<br />

lossen. 4) Code voor voorbeeld-warmteberekeningen. Ook leverde het een<br />

optische temperatuur-meetmethode zonder glascontact op. Resultaten zijn<br />

vergeleken met thermokoppelmetingen. 1) Een code om een temperatuurprofiel<br />

te reconstrueren. 2) Een experimentele opstelling om de methode te testen.<br />

gebruiker(s) BSN glass pack, Leerdam / TNO-TPD TU Eindhoven / Philips<br />

Lighting BV, Eindhoven / Philips Display Components, Eindhoven<br />

EEL.3982<br />

BAA<br />

Verliesarme multilevel converter ten<br />

behoeve van MRI-systemen<br />

projectleider Prof.dr.ir. A. Vandenput totale toewijzing in k€ 152,30 contracten<br />

Bijdrage Philips Medical Systems Nederland BV inkomsten in k€ 13,61<br />

doelstelling Magnetic Resonance Imaging (MRI) maakt het mogelijk om op<br />

niet-invasieve wijze afbeeldingen van organen te verzamelen. In de huidige<br />

MRI-systemen is de schakelfrequentie voor de stroompulsen maximaal 20 kHz.<br />

Voor het opnemen van bewegende beelden zijn snellere schakeltijden gewenst.<br />

Het onderzoek is er op gericht de opbouwtijd van de stroompulsen aanzienlijk<br />

te verminderen.<br />

resultaat na 5 jaar Het belangrijkste resultaat van het onderzoek is dat met<br />

een drie-level schakelprincipe, gecombineerd met soft-switching techniek,<br />

een verhoging van de werkspanning, de stroombelastbaarheid en de schakel-<br />

frequentie mogelijk is. Philips Medical Sytems (PMS) was nauw bij het<br />

onderzoek betrokken, maar de resultaten worden nog niet commercieel<br />

toegepast. Wel wordt de gegenereerde kennis gebruikt bij het nemen van<br />

beslissingen omdat men bij PMS nu beter in staat is om verschillende opties<br />

voor nieuwe technologie met elkaar te vergelijken.<br />

gebruiker(s) Philips Medical Systems Nederland BV, Best<br />

EIF.3959<br />

BBC<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

Formal design of industrial safety-critical<br />

systems<br />

projectleider Dr. J.J.M. Hooman totale toewijzing in k€ 210,66<br />

doelstelling Om de kwaliteit van complexe softwaresystemen te verbeteren is in<br />

de academische wereld veel onderzoek gedaan naar het gebruik van formele<br />

methoden terwijl in de industrie vaak een specifieke (software) architectuur<br />

wordt gebruikt die toegesneden is op een bepaalde klasse van systemen.<br />

Dit project onderzocht hoe deze oplossingen gecombineerd kunnen worden,<br />

uitgaande van een generiek industrieel product, in dit geval Splice van Thales<br />

Nederland. Een formele methode is geformuleerd voor het ontwerp van correcte<br />

industriële applicaties op basis van de gedistribueerde systeemarchitectuur<br />

Splice.<br />

resultaat na 5 jaar In nauwe samenwerking met Thales is de betekenis van de<br />

formele concepten van Splice ondubbelzinnig vastgelegd in de vorm van een<br />

formele semantiek. Hierdoor werd inzicht verkregen in de verschillen met<br />

globale dataspace-architecturen, de onderliggende timing mechanismen, en<br />

de voor- en nadelen van deze architectuur. Formele verificatie van Splice is<br />

onder meer toegepast op een flight-tracking-en-display systeem. Dit werk<br />

heeft geleid tot een aanpassingen van Splice en is van belang voor een recent<br />

opgericht bedrijf waar architectuur vergelijkbaar met Splice ontwikkeld wordt.<br />

gebruiker(s) Ministerie van Defensie, Den Haag / CWI, Amsterdam / Thales<br />

Nederland BV, Hengelo (O) / Chess Information Technology BV, Haarlem<br />

EST.3983<br />

BCA<br />

Nieuwe generatie regelsystemen voor ultra<br />

lage emissie bij driewegkatalysatoren<br />

projectleider Prof.dr.ir. J.C. Schouten totale toewijzing in k€ 452,72 contracten<br />

Bijdrage octrooien PCT.NL02/00100 Autonoom mobiel voertuig inkomsten in<br />

k€ 4,54<br />

doelstelling Driewegkatalysatoren reduceren de uitstoot van schadelijke stoffen<br />

door automobielen. Doel van het project is, een optimale besturingsstrategie<br />

te bepalen om die uitstoot tijdens korte (stads)ritten nog verder te verminderen,<br />

alsmede het ontwerpen van een modelgebaseerd regelsysteem voor de<br />

realisatie van die strategie. Een besturingssysteem wordt ontworpen dat voor<br />

conversie momentaan de meest gunstige condities genereert.<br />

resultaat na 5 jaar De invloed van water en van de oxidatietoestand van de<br />

katalysator tijdens korte ritten vereist nadere studie. Met een reactormodel<br />

is de dynamica van de uitlaatgasreactor bestudeerd. Er is een regelmodel<br />

gemaakt dat weinig CPU-tijd vereist en daarom geschikt is voor toepassing<br />

in een real time regelaar. De goede werking hiervan is gedemonstreerd bij<br />

TNO door experimenten met een uitlaatgasreactor op een motorproefstand.<br />

Waarschijnlijk werkt het concept beter bij modernere versies van de katalysator-<br />

formulering. Een vervolgproject EST.5774 is bij <strong>STW</strong> gestart op basis van de<br />

gevonden informatie.<br />

gebruiker(s) Shell Research and Technology Centre, Amsterdam / AspenTech<br />

Europe BV, Best / PD & E Automotive BV, Helmond


EWT.4012<br />

BBA<br />

Ontwikkeling en toepassing van nieuwe<br />

simulatie- en lasermeettechnieken voor<br />

verbrandingsprocessen<br />

projectleider Prof.dr. L.P.H. de Goey totale toewijzing in k€ 544,42 contracten<br />

Bijdrage EnergieNed;NV Nederlandse Gasunie inkomsten in k€ 22,70<br />

doelstelling Het ontwikkelen van nieuwe adequate reken- en meetmethoden<br />

voor verbrandingsprocessen is van groot belang voor het stimuleren van<br />

verdere technische ontwikkelingen, zoals de verbranding in huishoudelijke<br />

toestellen, industriële procesinstallaties, gasturbines en motoren. Het doel<br />

is om verbrandingsprocessen efficiënter te maken en de hoeveelheid<br />

geproduceerde schadelijke stoffen te verminderen.<br />

resultaat na 5 jaar Het project heeft geleid tot verbeterde en snellere numerieke<br />

technieken om het verbrandingsproces in vlammen te berekenen. Tevens zijn<br />

nieuwe meetmethoden ontwikkeld om verbrandingsmodellen beter te kunnen<br />

toetsen. Voor praktische toepassing door bedrijven is het onderzoek nog te<br />

fundamenteel. Wel worden de resultaten door de onderzoekers toegepast in<br />

vervolgprojecten die gericht zijn op het oplossen van praktische problemen.<br />

Zo is in 2002 een project gehonoreerd waarin onderzoek gedaan wordt naar<br />

de invloed van biogas bijmenging in gasturbines.<br />

gebruiker(s) KEMA Power Generation & Sustainables, Arnhem / NV Nederlandse<br />

Gasunie, Groningen / Gastec NV, Apeldoorn / ECN, Petten / Shell Global<br />

Solutions International BV, Amsterdam / Philips CFT, Eindhoven<br />

EST.4364<br />

BCB<br />

Low temperature NH3 oxidation processes<br />

to N2<br />

projectleider Prof.dr.ir. J.C. Schouten totale toewijzing in k€ 442,24 contracten<br />

Bijdrage Shell Research and Technology Centre inkomsten in k€ 2,27<br />

doelstelling Vanuit milieuoogpunt moet je ammonia verwijderen uit lucht en water.<br />

Elektro-katalytische oxidatie van NH3 is een alternatief voor biologische zuive-<br />

ring, waarmee men stankproblemen voorkomt. Eerdere studies toonden aan dat<br />

dit kan met Pt elektroden, maar de prijs van de elektroden staat gebruik in de<br />

weg. Katalytische NH3-oxidatie tot N2 bij lage temperatuur (


76<br />

EST.4461<br />

AAA<br />

Verbetering technologie fijnchemie,<br />

specifiek oxidatieprocessen<br />

projectleider Prof.dr.ir. A.A.H. Drinkenburg totale toewijzing in k€ 33,12<br />

doelstelling Ter voorbereiding van een definitieve opzet van onderzoeksprojecten<br />

ter verbetering van de industriële chemie en technologie van fijnchemische<br />

processen zal een onderzoek worden verricht naar oxidatieprocessen. Het<br />

project zal worden uitgevoerd middels gesprekken met de participerende<br />

industrieën en universiteiten, literatuur- en octrooirecherche, en contacten<br />

deskundigen.<br />

resultaat na 5 jaar Dit project betrof een studie in het kader van het interdeparte-<br />

mentale wetenschapsprogramma Duurzame Technologische ontwikkeling<br />

(DTO). Een aantal oxidatietechnologieën zijn geïnventariseerd en geanalyseerd<br />

om inzicht te krijgen in de belangrijkste parameters op het gebied van<br />

duurzaamheid en economische waarde. Uit de prioriteitsvolgorde van oxidatie-<br />

technologiën die deze analyse heeft opgeleverd, is een keuze gemaakt die<br />

heeft geleid tot drie onderzoeksthema’s die in projectvoorstellen richting<br />

subsidiegevers (zoals <strong>STW</strong>) verder zullen worden uitgewerkt. Een platform<br />

met daarin vertegenwoordigers van de fijnchemische industrie, zoals AKZO<br />

Nobel, DSM, Chemferm, IFF, Solvay, Quest, begeleidt de DTO projecten.<br />

De bedrijven in het platform zullen financieel deelnemen in de projecten.<br />

| Instelling<br />

G_ rijksuniversiteit<br />

groningen<br />

GCH.3790<br />

BAA<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

Development of a continuous high<br />

intensity photocatalytic reactor for<br />

destruction of water pollutants by an<br />

advanced oxidation process<br />

projectleider Prof.dr.ir. A.A.C.M. Beenackers† totale toewijzing in k€ 383,40<br />

contracten Afstandsverklaring Rijksuniversiteit Groningen; <strong>STW</strong>; Geheim-<br />

houding<br />

doelstelling Heterogene fotokatalyse is een snelgroeiend interessegebied<br />

voor onderzoekers en waterzuiveringsbedrijven. Doel is een technologische<br />

oplossing te ontwikkelen voor het ontwerp van een commercieel aantrekkelijke<br />

fotokatalytische reactor, gebruikmakend van een nieuwe kunstmatige lichtbron,<br />

ontwikkeld door Philips. Deze lampen bieden goede mogelijkheden voor de<br />

ontwikkeling van een nieuw reactorconcept voor commerciële toepassingen in<br />

verwijdering van kleine organische vervuilingen door fotokatalyse.<br />

resultaat na 5 jaar Een aantal reactoren zoals de gepaktbedreactor (PBR)<br />

buisreactor (TR) zijn vergeleken. In de TR en PBR zijn kinetische modellen<br />

ontwikkeld die de invloed van de hoeveelheid katalysator, het licht, de (O 2 )<br />

concentraties en de modelcomponent (mierenzuur) op de afbraaksnelheid<br />

beschrijven. Hiermee zijn grote schaalreactoren voor de afbraak van mierenzuur<br />

en gesimuleerd afvalwater gemodelleerd. Van verschillende reactoren is de<br />

optimale configuratie bepaald. De resultaten laten zien dat het mogelijk is om<br />

een fotokatalytische reactor te ontwikkelen met een hoge efficiëntie voor<br />

continu gebruik. Er zijn geen directe toepassingen voor de gebuikerscommis-<br />

sieleden. Het proces blijkt te duur te zijn voor gewone afvalwaterzuivering.<br />

gebruiker(s) TNO-MEP, Apeldoorn / Philips Lighting BV, Roosendaal / TNO-TPD TUE<br />

/ Akzo Nobel Engineering BV, Arnhem / RIZA, Lelystad / KIWA BV, Nieuwegein


GBI.4013<br />

CBB<br />

Penicillin production by Penicillium<br />

Chrysogenum role of the microbody<br />

membrane in the penicillin biosynthetic<br />

pathway<br />

projectleider Prof.dr. M. Veenhuis totale toewijzing in k€ 739,09 contracten Optie<br />

<strong>STW</strong>; DSM Bakery Ingredients octrooien EU.99201630.3 Regualtion organelle<br />

homeostasis in a cell factory inkomsten in k€ 81,68<br />

doelstelling Bestuderen wat de rol van het microbody membraan is in de<br />

biosynthese van penicilline in de gist P. chrysogenum. Eerdere studies toonden<br />

aan dat de functie van dit membraan essentieel is, omdat acyltransferase in<br />

microbodies gelokaliseerd is. Het ultieme doel van deze en gerelateerde<br />

studies is om de productie van penicilline te verbeteren door gerichte<br />

‘metabolic engineering’ van de biosynthese route. Een van de laatste struikel-<br />

blokken is het ontbreken van inzicht in de functionele eigenschappen van het<br />

microbody membraan.<br />

resultaat na 5 jaar Het onderzoek is succesvol geweest, er is een protocol<br />

ontwikkeld voor de isolatie van microbody membranen en de isolatie en<br />

karakterisering van de eiwitten aanwezig in dit membraan. Aangetoond kon<br />

worden dat één van deze eiwitten (Pex11p) een directe rol speelt bij microbody<br />

proliferatie en dat Pex11p overproductie leidt tot een sterke toename van het<br />

aantal microbody’s in de cel. Deze Pex11p gedreven microbody proliferatie<br />

bleek geassocieerd met een verhoogde synthese van penicilline. Het onder-<br />

liggende mechanisme hoe Pex11p overproductie penicililine synthese<br />

stimuleerd is nog onduidelijk en zou onderwerp van een vervolgstudie moeten<br />

zijn. Er is door DSM octrooi aangevraagd.<br />

gebruiker(s) DSM Anti-Infectives, Delft<br />

GFA.4170<br />

ACC<br />

De ontwikkeling van alkalische fosfatasepreparaten<br />

voor de behandeling van<br />

septische shock na gram-negatieve<br />

bacteriële infecties<br />

projectleider Prof.dr. D.K.F. Meijer totale toewijzing in k€ 411,33 contracten<br />

Samenwerking onderzoek en overdracht RUG; <strong>STW</strong>; PharmAAware IP BV;<br />

BiOrion Technologies BV octrooien PCT.NL93/00171 Therapeutisch gebruik<br />

van alkalische fosfatase .......; PCT.NL98/00722 The LPS-binding moiety of<br />

alkaline phosphtase as a diagnostic tool in patients ... inkomsten in k€ 277,00<br />

doelstelling Nieuwe inzichten in het functioneren van het enzym alkalisch fosfatase<br />

(AP) geven uitzicht op de bestrijding van septische shock na infecties met<br />

gram-negatieve bacteriën. De fysiologische functie van AP was lang onbekend.<br />

Het heeft een pH optimum van 10. Dit optimum is in vitro alleen te bereiken in<br />

een sterk alkalisch milieu. Doel van het onderzoek is de ontwikkeling van AP<br />

preparaten met een geoptimaliseerde werking na parentale toediening in vivo,<br />

en het aantonen van een beschermend effect van AP tegen septische shock.<br />

resultaat na 5 jaar De wetenschappelijke doelen zijn gehaald. Voor de start van<br />

het project was een patentaanvraag ingediend waarin de toepassing van AP<br />

als endotoxine detoxificerend middel werd geclaimd. Er is veel aandacht<br />

geweest voor de onderbouwing van deze patentaanvraag. Een tweede patent,<br />

gericht op de diagnostische toepassing van AP, is ingediend. De patenten zijn<br />

overgedragen aan PharmAAware BV, dat in 2001 is opgericht voor de verdere<br />

ontwikkeling van AP als mogelijke therapie voor sepsis. Het onderzoek wordt<br />

voortgezet i.s.m. PharmAAware en UU. PharmAAware is in 2002 gefuseerd met<br />

AM-Pharma, een bedrijf eveneens voortgekomen uit <strong>STW</strong> onderzoek.<br />

gebruiker(s) Yamanouchi Europe BV, Leiderdorp / PharmAAware IP BV, Bunnik /<br />

Campina Melkunie/DMV International, Wageningen / Wilex Biotechnology<br />

GmbH, München<br />

GNS.4132<br />

ACA<br />

projecten <strong>1997</strong><br />

Thermoluminescence dating with zircons<br />

projectleider Prof.dr. H.W. den Hartog totale toewijzing in k€ 252,13<br />

doelstelling In de geologie en de archeologie is het bepalen van de ouderdom<br />

van monsters van cruciaal belang. Het doel van dit project was om de<br />

thermoluminescentie (TL) dateringsmethode geschikt te maken voor het<br />

mineraal zirkoon. Door deze nieuwe ‘geologische klok’ zou de TL-methode<br />

aanzienlijk nauwkeuriger kunnen worden en ook toepasbaar zijn op relatief<br />

jonge sedimenten en archeologische monsters.<br />

resultaat na 5 jaar De belangrijkste problemen met zirkoon TL dateringen zijn<br />

opgelost en de eerste succesvolle dateringen zijn uitgevoerd. Er is een<br />

laboratorium opgebouwd waar geheel in het donker de heldere, onbeschadigde,<br />

voor datering geschikte zirkoonkorrels uit een zandmonster geselecteerd<br />

kunnen worden. De nieuwe ‘geologische klok’ werkt voor monsters vanaf<br />

1 tot 100.000 jaar oud en zal met name zeer nuttig zijn om het zandtransport<br />

langs de kust en in rivieren in kaart te brengen. Ook forensische toepassingen<br />

liggen nu in het verschiet. De zirkoonmethode heeft veel aandacht gekregen<br />

in de binnen- en buitenlandse pers.<br />

gebruiker(s) TNO-NITG, Utrecht / RIKZ, Den Haag / Rijksdienst voor<br />

Oudheidkundig Bodemonderzoek, Amersfoort<br />

GBI.4334<br />

CCB<br />

Molecular cloning and characterization of<br />

the Tm-2-2 tobamovirus resistance gene<br />

from tomato (Lycopersicon esculentum)<br />

projectleider Prof.dr. J. Hille totale toewijzing in k€ 410,66 contracten Optie <strong>STW</strong>;<br />

Vrije Universiteit Amsterdam; Overdracht Rijksuniversiteit Groningen; <strong>STW</strong>;<br />

Syngenta Seeds AG octrooien EU.01108682.4 Gene encoding plant resistance<br />

protein to the toma to mosaic tobamovirus (ToMV) inkomsten in k€<br />

63,07<br />

doelstelling Tabaksmozaïekvirus (TMV) is zeer infectieus en kan in de kasteelt<br />

leiden tot forse schade in de teelt van onder andere siergewassen, tomaat,<br />

paprika en komkommer. De resistentie van tomaat tegen TMV wordt bepaald<br />

door enkele dominante genen, die echter maar een beperkte resistentie bieden.<br />

Tm-22 echter heeft een breed spectrum activiteit en blijkt tot duurzame<br />

resistentie te leiden. Doel van het onderzoek is om het Tm-22 resistentiegen<br />

te isoleren, sequencen en karakteriseren en aldus handzaam te maken voor<br />

resistentieveredeling.<br />

resultaat na 5 jaar Dit onderzoek wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met de<br />

gebruiker waarmee een onderzoeksovereenkomst is gesloten. Het resistentie-<br />

gen is geïsoleerd en gekarakteriseerd. Enkele veelbelovende tomaatmutanten<br />

zijn nu beschikbaar voor verder onderzoek in de komende jaren. Reorganisatie<br />

bij Syngenta Seeds heeft echter de intensieve samenwerking tussen onder-<br />

zoekers en gebruikers doorkruist. Getracht wordt om het aangevraagde patent<br />

van Syngenta over te nemen om een andere gegadigde voor deze technologie<br />

te vinden.<br />

gebruiker(s) Syngenta Seeds AG, Basel<br />

77


78<br />

| Instelling<br />

L_ universiteit<br />

leiden<br />

LGN.3977<br />

CCC<br />

Development and characterisation of<br />

improved materials derived from human<br />

adenoviruses to be used in gene therapy<br />

projectleider Prof.dr. D. Valerio totale toewijzing in k€ 553,71 contracten Optie<br />

Universiteit Leiden; Crucell NV; <strong>STW</strong> inkomsten in k€ 95,30<br />

doelstelling Bij gentherapie wordt genetische materiaal in de cellen van patiënten<br />

geïtroduceerd door virale vectoren, zoals adenovirus. Replicatie deficiënte<br />

adenovirus vectoren (recAd) zijn efficiënter dan non-virale afgifte systemen<br />

maar hebben nadelen 1) het ontstaan van replicatie competente adenovirussen<br />

tijdens de recAd productie, 2) de toxiciteit van recAd vectoren, 3) geen goede<br />

productiemethoden. Nieuwe veiliger cellijnen voor de productie van recAds<br />

moeten gemaakt worden die minder toxisch zijn en zal er een nieuwe ‘clinical<br />

grade' productietechnologie worden ontwikkeld.<br />

resultaat na 5 jaar Er is een nieuwe cellijn ontwikkeld en er zijn nieuwe adenovirus<br />

vectoren gemaakt, waarvan er een in samenwerking met de Erasmus<br />

Universiteit op bruikbaarheid wordt getoetst. Er wordt onderzocht of de plaats<br />

waar het gen terecht komt, meer gericht kan worden. Gediscussieerd is over het<br />

gebruik van adenovirusvectoren in gentherapie. Hierdoor is de interesse van de<br />

participant in het onderzoek, Crucell (voorheen Introgene), verschoven van gen-<br />

therapie naar productie van biotherapeutica en vaccins. De PER.C6 cellijn die in<br />

de Leidse groep is ontwikkeld, is overgedragen aan Crucell, dat ook aan andere<br />

bedrijven een licentie op het gebruik van de cellijn heeft gegeven.<br />

gebruiker(s) Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek, Amsterdam / Crucell<br />

Holland BV, Leiden<br />

LBI.3679<br />

ABA<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

Selectie van effectieve antagonisten<br />

tegen Pythium aphanidermatum in<br />

komkommer op basis van wortelkolonisatie<br />

en competitief vermogen<br />

projectleider Prof.dr. J.A. van Veen totale toewijzing in k€ 166,60<br />

doelstelling In de komkommerteelt is P. aphanidermatum een belangrijk probleem<br />

dat ernstige schade kan veroorzaken. Het is bovendien moeilijk te bestrijden.<br />

Resistente cultivars zijn niet voorhanden, terwijl chemische bestrijding alleen<br />

preventief mogelijk is, waardoor het bestrijdingsmiddelenverbruik zeer hoog<br />

is. Biologische bestrijding met antagonistische micro-organismen zou een<br />

oplossing kunnen bieden.<br />

resultaat na 5 jaar Het onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met Plant<br />

Research International te Wageningen. Een grote collectie micro-organismen is<br />

aangelegd die op relevante eigenschappen is getoetst. Een ziekte-onderdruk-<br />

kende bacteriestam is gevonden, geïdentificeerd en geanalyseerd. Deze stam<br />

zal in de komende periode door PRI in het kader van een door LNV gefinancierd<br />

project worden onderzocht op bruikbaarheid. Hiervoor wordt een material<br />

transfer agreement worden gesloten. De universiteit zal dit onderzoek niet<br />

voortzetten.<br />

gebruiker(s) Syngenta Seeds BV, Enkhuizen / Praktijkonderzoek Plant en<br />

Omgeving, Naaldwijk<br />

LBI.4199<br />

CAA<br />

Simulated migration of European silver<br />

eel effects of long term swimming and<br />

parasitic infection pressure on energy<br />

balance and gonadal development<br />

projectleider Dr. G.E.E.J.M. van den Thillart totale toewijzing in k€ 488,70 contrac-<br />

ten Bijdrage Provimi BV; Optie <strong>STW</strong>; Royaal Rokerij BV inkomsten in k€ 47,63<br />

doelstelling Doordat de stand van de paling sterk terugloopt wordt hetvolgende<br />

onderzocht. Kan de Europese schieraal de tocht naar de Sargassozee afleggen?<br />

Wat is de energetische status gedurende en na de gesimuleerde migratie? Kan<br />

de schieraal tot maturatie gebracht worden, door de oceaanreis in zwemtunnels<br />

te simuleren en door hormonale stimulering? In welke mate nemen PCB’s in het<br />

bloed toe tijdens de migratie als gevolg van vetverbranding? Wat is de invloed<br />

van pathogene virussen en de zwemblaasparasiet op het zwemvermogen?<br />

resultaat na 5 jaar Op het moment van beëindiging waren er geen overdraagbare<br />

onderzoeksresultaten resultaten, maar is het inzicht in de relatie tussen<br />

fysiologie van de paling (inspanning) en de reproductieve ontwikkeling<br />

enorm vermeerderd. Er blijft perspectief voor productie van palinglarven in<br />

gevangenschap, hetgeen van groot belang is voor de palingkwekerij en voor<br />

de natuurlijke palingstand. Naast het effect van inspanning is, in samenwerking<br />

met meer dan zes andere onderzoeksgroepen in binnen- en buitenland,<br />

ook gekeken naar de invloed van toxische stoffen en parasieten op de<br />

geslachtsontwikkeling.<br />

gebruiker(s) Royaal Rokerij BV, Helmond


LCH.4225<br />

BBA<br />

Development of ruthenium catalysts for<br />

the hydration of conjugated dienes to<br />

produce ketones<br />

projectleider Dr. E. Bouwman totale toewijzing in k€ 167,02 inkomsten in k€ 2,27<br />

doelstelling Het wetenschappelijk doel van het project is inzicht te verwerven in<br />

de door rutheniumverbindingen gekatalyseerde hydratatie van geconjugeerde<br />

diënen tot ketonen (zoals methylethylketone). De utilisatiedoelstelling is het<br />

verkrijgen van nieuwe katalysatoren die diënen kunnen omzetten tot bruikbare<br />

oplosmiddelen of chemicaliën. De verwachting is dat het onderzoek leidt tot<br />

een nieuwe milieuvriendelijk industriële proces dat het goedkope 1,3 butadiëne<br />

kan omzetten tot methylethylketone, dat op grote schaal in de chemie gebruikt<br />

wordt als oplosmiddel.<br />

resultaat na 5 jaar De doelen zijn gedeeltelijk gehaald. Er is meer inzicht verkregen<br />

in de aard en de stabiliteit van het actieve katalysatordeeltje en in mogelijke<br />

deactiveringsmechanismen. Er is nog verbetering in opbrengst nodig voor<br />

een rendabele toepassing. Het proces kan nu nog niet concurreren met de<br />

traditionele route om methylethylketon te produceren. Als spin-off werd een<br />

ruthenium-gebaseerd katalysatorsysteem gevonden welke bij verdere<br />

ontwikkeling van groot belang kan zijn voor een schone, atoom-efficiënte<br />

route naar epoxyharsen. De epoxy-industrie (Dow en Resolution Performance)<br />

heeft belangstelling en steunt een nieuwe CW/<strong>STW</strong>-aanvraag.<br />

gebruiker(s) DSM Research BV, Geleen / Shell Research and Technology Centre,<br />

Amsterdam<br />

LGN.4349<br />

CCC<br />

Objective and reproducible quantitative<br />

assessment of left ventricular function<br />

from stress echo-cardiograms<br />

projectleider Prof.dr.ir. J.H.C. Reiber totale toewijzing in k€ 345,19<br />

doelstelling Cardiologen willen graag het hart van de patiënt bestuderen zonder<br />

dat het orgaan belast wordt. De UG meting staat niet toe een afbeelding te<br />

maken van het hart als de patiënt op de loopband bezig is. Inmiddels zijn de<br />

middelen dobutamine en dipyridamole geaccepteerd om een toestand van<br />

stress in het hart op te wekken. UG beelden kunnen dan inzicht verschaffen<br />

in de mate waarin het hart nog goed functioneert. Daartoe dienen contouren<br />

rond de linker hartkamer getrokken te worden. Handwerk leidt dan tot veel<br />

intra- en interindividuele verschillen. Dit project beoogt een geautomatiseerde<br />

procedure, dat wil zeggen softwaremodules, te ontwikkelen.<br />

resultaat na 5 jaar Dit project is een opvolger van LGN.1706. De modules werden<br />

ontwikkeld en op grote schaal nationaal en internationaal getest. De software<br />

werd onder contract aan MEDIS overgedragen, alwaar deze verder uit-<br />

ontwikkeld wordt. Daartoe is een BTS-project gestart, waarin de onderzoekers<br />

verder gaan. Er wordt gewerkt aan een nieuwe Echo-applicatie, waarin de<br />

resultaten van echo-onderzoek ingebracht kunnen worden.<br />

gebruiker(s) Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein / AZ VU, Amsterdam / Catharina<br />

Ziekenhuis, Eindhoven / Medis Medical Imaging Systems BV, Leiden<br />

LCH.4336<br />

BCB<br />

projecten <strong>1997</strong><br />

treptomyces-mutanten voor antibioticumproduktie<br />

bij gefragmenteerde groei<br />

projectleider Dr. B. Kraal totale toewijzing in k€ 147,46 contracten Bijdrage DSM<br />

Bakery Ingredients octrooien PCT.NL99/00395 Fragmentation of fungi<br />

inkomsten in k€ 13,61<br />

doelstelling Het verkrijgen van Streptomyces stammen met een kleiner mycelium<br />

door middel van genetische modificatie, zodat tijdens groei van de schimmel<br />

een hogere celdichtheid en groter antibioticumproductie kan worden bereikt.<br />

resultaat na 5 jaar Een centrale rol in het fragmentatieproces in S. griseus blijkt<br />

te worden gespeeld door het ssgA-eiwit. Er is een duidelijke correlatie<br />

gevonden tussen de mate van expressie van het eiwit en het vermogen van de<br />

Streptomyceet om van nature in vloeibare cultures te sporuleren en<br />

gefragmenteerd te groeien. SsgA-overproductie door transformatie van<br />

standaard stammen die van nature geen ssgA-activiteit bezitten, leidde tot een<br />

octrooiaanvraag. In een vervolgonderzoek, met financiële steun van DSM, zullen<br />

transformanten vervolgens op hun groeigedrag en specifieke productvorming<br />

onder fermentorcondities nader onderzocht worden.<br />

gebruiker(s) DSM Bakery Ingredients, Delft<br />

LCH.4427<br />

BAA<br />

Synthese van een nieuwe generatie<br />

platina-cytostatica gebaseerd op een<br />

bifunctionele interactie met DNA<br />

projectleider Prof.dr. J. Reedijk totale toewijzing in k€ 337,59<br />

doelstelling In dit project wordt onderzoek gedaan naar de bereiding, structuur-<br />

bepaling, antitumor-eigenschappen van geheel nieuwe multifunctionele<br />

platinaverbindingen, gebaseerd op inzichten verworven via onze eerdere<br />

onderzoeksactiviteiten naar de binding van ‘klassieke’ Pt-verbindingen aan<br />

DNA en herkenning van DNA door argininegroepen.<br />

resultaat na 5 jaar Er werden vijf relatief potente en twee inactieve complexen<br />

gezuiverd en hun cytotoxiciteit werd bepaald. Dit werk laat zien dat de vaste-<br />

drager methode robuust is en gebruikt kan worden voor de synthese van een<br />

groot aantal complexen. Verder wordt er aangetoond dat de ruwe producten<br />

van die reactie op een snelle manier getest kunnen worden op hun anti-<br />

kankeractiviteit en daarmee een goede indicatie geven van de activiteit van<br />

de gezuiverde verbindingen.<br />

gebruiker(s) AZ VU, Amsterdam / Pharmachemie BV, Haarlem<br />

79


DR. GUIDO VAN DEN THILLART:<br />

Red de palingstand<br />

project LBI.4199<br />

De palingstand van vandaag is nog maar tien procent van<br />

wat ze twintig jaar geleden was. Voor palingkwekerijen<br />

dreigt een ramp. Een goede verklaring voor deze dramati-<br />

sche terugloop was enkele jaren geleden niet te geven.<br />

Sinds dr. Guido van den Thillart, verbonden aan het Instituut<br />

voor Biologie in Leiden (IBL) van de Universiteit Leiden,<br />

in <strong>1997</strong> alen zesduizend kilometer door een zwembuis laat<br />

afleggen, is er hoop op een verklaring. Het staat echter nog<br />

niet vast of daarmee ook de palingkwekerij te redden is.<br />

“Alen zijn ware kosmopolieten De Europese paling komt<br />

als larf uit de paaigronden bij de Bermuda eilanden naar<br />

Europa. Zo’n larf doet daar een jaar over. Na een verblijf<br />

van acht tot dertig jaar legt hij in een half jaar zesduizend<br />

kilometer af, terug naar de paaigronden om daar een<br />

partner te vinden en zich te vermenigvuldigen. Pas bij<br />

aankomst op de paaigronden is de paling geslachtsrijp,<br />

daarvoor niet”, legt Van den Thillart, al 25 jaar aan de uni-<br />

versiteit van Leiden verbonden, uit. “Niemand weet waarom<br />

de populatie zo hard terugloopt, maar we vermoeden dat<br />

de paling heel gemakkelijk parasieten oploopt die hem<br />

uitschakelen. Ook weet niemand hoe paling geslachtsrijp<br />

wordt. Bij vertrek is hij het niet, na zesduizend kilometer<br />

onafgebroken zwemmen in de duisternis bij een constante<br />

temperatuur is hij het wel. Dat heeft ons op de gedachte<br />

gebracht dat het te maken moet hebben met de fysieke<br />

inspanning van het zwemmen zelf. Die kan de hormonale<br />

huishouding sterk beïnvloeden.” Eerdere pogingen van<br />

andere onderzoekers, onder wie het echtpaar Boetius uit<br />

Denemarken, om met hormooninjecties larven te krijgen,<br />

liepen uit op weinig hoopvolle resultaten. Voor zover het<br />

langs deze weg al lukt larfjes tot leven te wekken, is de<br />

methode bijzonder kostbaar.<br />

Dertig procent vet<br />

De prestatie van een paling is het waard om even bij stil te<br />

staan. Het dier bouwt een flinke hoeveelheid vet op als<br />

energievoorraad tijdens zijn verblijf in Europa. Voor ongeveer<br />

dertig procent bestaat de paling uit vet. Gaat hij eenmaal<br />

op reis, dan verbruikt hij ongeveer een derde hiervan<br />

voor zijn reis. De rest heeft hij nodig voor de sperma- of<br />

eiproductie. Tijdens de reis eet hij niet, stopt hij niet, hij<br />

zwemt. Met een snelheid van een halve meter per seconde.<br />

Hij heeft dus een uiterst efficiënte techniek van zwemmen<br />

ontwikkeld.<br />

Het <strong>STW</strong>-onderzoek van Van den Thillart is in <strong>1997</strong> verricht<br />

met palingen uit het wild en palingen van kwekerij Royaal<br />

uit Helmond, die participeerde in het project. De dieren<br />

uit het wild bleken zo vaak geïnfecteerd met (vooral zwem-<br />

blaas-)parasieten, dat zij in de zwemtunnels de afstand<br />

niet konden afleggen. Onbesmette palingen van de kweke-<br />

rij bleken hiertoe wel in staat. Dit verklaart dus ten dele de<br />

terugloop in de palingstand, hoewel nog niet duidelijk is<br />

waarom de paling zo bevattelijk voor virussen blijkt te zijn.<br />

Voor het eerst larven geproduceerd<br />

Hoewel Van den Thillart in het <strong>STW</strong>-onderzoek niet direct<br />

de resultaten boekte waarop hij en zijn onderzoeksgroep<br />

op hadden gehoopt, leveren de resultaten belangrijke<br />

bouwstenen aan voor het vervolgonderzoek dat met<br />

subsidie van de Europese Unie is opgezet. De doelen<br />

die hij zich heeft gesteld, zijn het op natuurlijke wijze tot<br />

rijping brengen van de paling door hem te laten zwemmen.<br />

Inmiddels is het met gezonde palingen gelukt larven te<br />

produceren. Dit hoogtepunt bereikte Van den Thillart in<br />

2002. Een tweede doel in het kader van de EU-studie is<br />

kunstmatige reproductie met behulp van hormonen. Ook<br />

hier zal de selectie op de kwaliteit van de te gebruiken<br />

dieren van doorslaggevend belang zijn voor de resultaten.<br />

Beide doelen zijn waarschijnlijk binnen enkele jaren te<br />

behalen. Van den Thillart: “Voor de palingkwekerij wordt<br />

het nu echt interessant. Utilisatie komt binnen handbereik<br />

en daarmee kunnen we de palingkwekerij een nieuwe<br />

impuls geven als onze onderzoeken positief uitpakken.”


Nieuw onderzoek in de pijplijn<br />

De exacte locatie van de paaigronden waar palingen tot paring<br />

komen, is nooit helemaal exact berekend. Ruim honderd jaar<br />

geleden lokaliseerde de bioloog Schmidt de paaigronden aan<br />

de hand van de afmetingen van de larven die hij op de<br />

Atlantische Oceaan had gevangen. Zo kwam hij uit bij de<br />

Bermuda eilanden. Dr. Guido van den Thillart zou dat graag wat<br />

exacter doen. “Het is al heel bijzonder dat er maar één plek op<br />

aarde zou zijn waar palingen paren. Ook is het zeer raad-<br />

| LBI.4199<br />

selachtig hoe palingen die weg afleggen. We weten dat zij zeer<br />

diep zwemmen en dus onder hoge druk hun inspanningen leve-<br />

ren, maar het zou natuurlijk zeer interessant zijn een aantal palin-<br />

gen te kunnen volgen op hun weg. Het is mogelijk een chip in te<br />

brengen met een zender. In een eerdere aanvraag voor een<br />

<strong>STW</strong>-project vond de jury de technische onderbouwing van het<br />

plan wat mager, maar we denken daar nu een betere methode<br />

voor te hebben ontwikkeld. We zullen daarvoor hoogstwaar-<br />

schijnlijk nog bij <strong>STW</strong> aankloppen”, aldus Van den Thillart.<br />

81


82<br />

| Instelling<br />

N_ katholieke<br />

universiteit<br />

nijmegen<br />

NGN.3963<br />

BCC<br />

Systeem voor de meting van zuurstofverzadiging<br />

van organen en weefsels<br />

(OXYPULS)<br />

projectleider Prof.dr. B. Oeseburg† totale toewijzing in k€ 350,93 contracten<br />

Optie Katholieke Universiteit Nijmegen; Drõger Medical Electronics; <strong>STW</strong>;<br />

Overdracht <strong>STW</strong> inkomsten in k€ 34,03<br />

doelstelling Een te lage zuurstofspanning in de weefsels is een medische<br />

complicatie, omdat tekort aan zuurstof al snel tot onherstelbare schade leidt.<br />

Met de hier beoogde combinatie van instrumenten verenigd in de zogenaamde<br />

OXYMON kan de oxygenatie van weefsels bepaald en bewaakt worden.<br />

In dit project wordt de software ontwikkeld en getest waarmee de verlangde<br />

parameter (de oxigenatie van arterieel bloed) bepaald kan worden.<br />

resultaat na 5 jaar Er zijn al enkele systemen (OXYMONS) gebouwd door de<br />

researchgroep van de KUN, die in twee academische ziekenhuizen succesvol<br />

geëvalueerd zijn. Een ander exemplaar speelt een cruciale rol in <strong>STW</strong>-project<br />

TTN.4661. Door een koerswijziging van Dräger is de aanvankelijke belangstel-<br />

ling van dit bedrijf verdampt. Inmiddels hebben de onderzoekers een bedrijfje<br />

opgericht na overleg met <strong>STW</strong> met de bedoeling de productie en verkoop van<br />

de OXYMON zelf uit te voeren.<br />

gebruiker(s) Dräger Medical Electronics, Best / Erasmus Medisch Centrum<br />

Rotterdam / UMC, Utrecht / Physio BV Dräger Company, Best<br />

NNS.3918<br />

BAA<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

The application of 2-D laser visualization<br />

techniques to compressible flow research<br />

projectleider Prof.dr. J.J. ter Meulen totale toewijzing in k€ 498,04<br />

doelstelling Ontwikkeling en toepassing van laser-diagnostische technieken voor<br />

visualisatie van moleculaire dichtheidsverdelingen in compressibele gasstro-<br />

mingen. Men gebruikt de verstrooiing van gepulst laserlicht aan de aanwezige<br />

gasmoleculen i.p.v. aan deeltjes die worden toegevoegd aan de stroming. Voor<br />

bepaling van snelheidsverdelingen in een 2D vlak wordt de Dopplerverschuiving<br />

gemeten in het verstrooide licht van een smalbandige laser in combinatie met<br />

speciale filters. Shell is geïnteresseerd in deze technieken voor verbrandings-<br />

onderzoek. NLR ziet mogelijkheden voor aerodynamische studies in windtunnels.<br />

resultaat na 5 jaar Men verrichtte Rayleigh- én Raman-metingen aan expanderende<br />

luchtstroming uit een nozzle en aan stromingen rondom een wig in een super-<br />

sone windtunnel. Rayleigh: met een enkele laserpuls kon 2D dichtheidverde-<br />

lingen met hoge ruimtelijke resolutie worden gemeten. De methode is gevoelig<br />

voor achtergrondstraling i.t.t. Raman. Met Raman kon men de verdeling van<br />

stikstof en methaan in een niet-brandend mengsel meten met 10% nauwkeurig-<br />

heid. Door problemen met de Cesium filters is de Dopplermethode verlaten en<br />

een nieuwe methode (APART) ontwikkeld op basis van moleculaire tracking<br />

velocimetrie technieken (zie vervolgonderzoek, onder andere in NNS.5663).<br />

gebruiker(s) ECN, Petten / NLR, Amsterdam / Shell SIEP BV, Rijswijk / Von<br />

Karman Institute for Fluid Dynamics, Rhode-St.-Genese<br />

NNS.4041<br />

BBB<br />

Smooth, well adhering CVD diamond<br />

coatings on steel and non-carbide forming<br />

substrates<br />

projectleider Prof.dr. J.J. ter Meulen totale toewijzing in k€ 673,70 octrooien<br />

PCT.NL03/00160 Method of forming a diamond coating on an iron-based<br />

substrate and use of such an iron based subs trate for hosting a CVD<br />

diamond coating; EU.02077145.7 Method for polishing a polycrystalline<br />

diamond sur face (CVD diamond polishing)<br />

doelstelling Een groot praktisch probleem bij het aanbrengen van diamantlagen<br />

op staal is het verschil in thermische uitzettingscoëfficient tussen staal en<br />

diamant. Dit gezien het feit dat vlamdepositie van de diamantlaag plaatsvindt<br />

bij een temperatuur van 800°C. Delaminatie van de gegroeide coatings is het<br />

gevolg. Het onderzoek richt zich vooral op de toepassing van een tussenlaag<br />

die het diamant beter aan het staaloppervlak moet doen hechten.<br />

resultaat na 5 jaar De onderzoekers slaagden erin om diamantlagen van hoge<br />

kwaliteit op verschillende soorten staal aan te brengen met verschillende<br />

tussenlagen. Het onderzoek resulteerde in twee patentaanvragen. Een aanvraag<br />

betreft een methode om een diamantlaag op staal aan te kunnen brengen. De<br />

andere aanvraag is min of meer bij toeval ontdekt en heeft betrekking op het<br />

elektrochemisch polijsten van diamantlagen. Vooral deze laatste vinding is veel-<br />

belovend. Het onderzoek is verlengd om beide gepatenteerde vindingen beter<br />

te kunnen onderzoeken om op die manier de aanvragen te kunnen versterken.<br />

gebruiker(s) TNO Institute of Industrial Technology, Eindhoven / Bodycote<br />

Coating Centrum BV, Venlo / Vereenigde Octrooibureau, ’s Hertogenbosch /<br />

James Walker BV, Oud-Beijerland / Diamond Tools Group BV, Nijmegen /<br />

Katholieke Universiteit Leuven / Akzo Nobel Chemicals BV, Arnhem / RTC&P,<br />

Culemborg / Netherlands Institute for Metals Research, Delft


NGN.4187<br />

CCB<br />

Regenerative bone implants<br />

projectleider Prof.dr. J.A. Jansen totale toewijzing in k€ 732,46 contracten Bijdrage<br />

ASTRA Tech AB inkomsten in k€ 4,54<br />

doelstelling In het onderzoek wordt een studie verricht naar interactie tussen bot<br />

en biomaterialen zowel op moleculair als op cellulair niveau om meer inzicht te<br />

verkrijgen in de bot/biomateriaal respons. Een nieuwe RF-sputtertechniek zal<br />

worden gebruikt om dunne CaP-keramische films op titanium en polymere<br />

substraten aan te brengen. Het uiteindelijke doel van het onderzoek is om<br />

optimale botimplantaten te maken die ‘tailor-made’ zijn aangepast aan de<br />

klinische toepassing.<br />

resultaat na 5 jaar Dit project is deels de voortzetting van een eerder <strong>STW</strong>-project<br />

NGN.2328. De daarin ontwikkelde magnetron sputtertechniek voor het<br />

aanbrengen van de CaP-coatings is door Astra (Zweden) overgenomen. De<br />

techniek is door hen ook gepatenteerd. Astra zou in samenwerking met Bekaert<br />

(België) implantaten, voorzien van deze coating, produceren. De samenwerking<br />

met Astra Tech is in 2001 beëindigd nadat Astra na een evaluatieperiode liet<br />

weten af te zien van de financiering van de klinische studies. Inmiddels zijn er<br />

door de onderzoekers de eerste contacten gelegd met een Nederlands bedrijf<br />

die de coating wil toepassen op haar eigen implantaten.<br />

gebruiker(s)<br />

Biomaterials Research Group, Bilthoven / AMOLF, Amsterdam / UMC, Utrecht<br />

/ ASTRA Tech AB, Mölndal<br />

NCH.4213<br />

BBA<br />

De ontwikkeling van sensoren voor<br />

de detectie van neutrale organische<br />

moleculen gebaseerd op selectieve<br />

complexering met cyclodextrinederivaten<br />

projectleider Prof.dr. R.J.M. Nolte totale toewijzing in k€ 476,28<br />

doelstelling Het doel van dit project is het ontwerpen van sensoren voor de<br />

detectie van organische moleculen. Een sensormolecuul in een sensor-device<br />

moet aan een aantal voorwaarden voldoen. In het project wordt aan de ene kant<br />

gepoogd de cyclodextrines te functionaliseren met fluoroforen om ze geschikt<br />

te maken voor fluorescentiedetectie. Aan de andere kant is het doel om de<br />

cyclodextrines te immobiliseren op een goudoppervlak.<br />

resultaat na 5 jaar De oorspronkelijke doelstelling om door modificatie van<br />

cyclodextrine-receptoren selectiviteit te bewerkstelligen is gehaald. De<br />

gevonden selectiviteit van cyclodextrines voor bepaalde steroïden, is<br />

interessant maar heeft niet geleid tot utilisatie door de gebruikers. Op<br />

het gebied van immobilisatie van cyclodextrines in transductielagen zijn<br />

successen geboekt. Op het gebied van selectieve massagevoelige detectie<br />

zijn belangrijke stappen vooruit gedaan, al is de selectiviteit nog niet met<br />

cyclodextrines bereikt, maar wel met biotinestreptavidine interactie.<br />

gebruiker(s) TNO Voeding, Zeist / BioMerieux bv, Boxtel / RIZA, Lelystad<br />

NNS.4191<br />

AAA<br />

projecten <strong>1997</strong><br />

Ferroelectric films for optical and<br />

piezoelectric applications<br />

projectleider Prof.dr. P.K. Larsen totale toewijzing in k€ 979,89<br />

doelstelling Ferroelektrische films van lood-zirconaat-titanaat hebben grote<br />

potenties voor geïntegreerde toepassingen, gebaseerd op piezo-elektrische<br />

eigenschappen. Een geschikte techniek voor vervaardiging van de dunne films<br />

is MOCVD, ideaal voor industriële opschaling. In Nijmegen worden met MOCVD<br />

polykristallijne PZT films gedeponeerd op platina gecoate Si-wafers (voor<br />

piezo-elektrische toepassingen) en epitaxiale PZT films op Strontium-Titanaat<br />

voor elektro-optische toepassingen. In Twente wordt de vervaardiging van<br />

micro-electromechanische en optische componenten uitgevoerd.<br />

resultaat na 5 jaar De ploykristallijne PZT films laten hoge piezo-elektrische<br />

constanten zien, maar de voor toepassingen benodigde filmdiktes van<br />

5 micrometer vallen buiten het bereik van de huidige MOCVD techniek.<br />

Voor optische toepassingen van epitaxiale PZT films is aangetoond dat<br />

golfgeleiding mogelijk is en werden twee TE-modes gekoppeld in een 700 mm<br />

dikke film. De realisatie van schakelaars werd helaas niet gehaald. Wel heeft<br />

het onderzoek nieuwe kennis opgeleverd van de structuur en morfologie van<br />

PZT films, hun optische eigenschappen en de eigenschappen van platina-<br />

electrodes voor PZT films.<br />

gebruiker(s) Océ-Technologies BV, Venlo / IMEC, Leuven / AIXTRON AG, Aken /<br />

Philips Research Laboratories, Eindhoven<br />

NGN.4402<br />

AAC<br />

Laser spallatie als techniek om de<br />

hechtingskracht van dunne biocoatings<br />

te meten<br />

projectleider Prof.dr. J.A. Jansen totale toewijzing in k€ 37,16 contracten<br />

Haalbaarheidsstudie <strong>STW</strong>; ASTRA Tech AB<br />

doelstelling Onderzocht wordt of je door middel van sputter-coating dikke, sterk<br />

hechtende, kristallijne keramische deklagen aan kunt brengen op metalen<br />

implantaten. Daartoe gebruikt men een magnetron sputter apparaat. De<br />

toepasbaarheid van de sputtertechniek wordt bepaald door laboratorium-<br />

experimenten, in vitro celkweek- en in vivo proefdierstudies. Resultaten van dit<br />

onderzoek kunnen leiden tot optimalisering van keramische coatings toegepast<br />

voor orthopedische en tandheelkundige implantaten.<br />

resultaat na 5 jaar Dit project is een beperkte uitbreiding van project NGN.2328,<br />

waarin de RF-sputtertechniek werd ontwikkeld. Het resultaat hiervan is dat er<br />

nu meer kennis beschikbaar is over het hechtingsgedrag van Ca-P sputter<br />

coatings. Met ASTRA Tech is een overeenkomst afgesloten om deze techniek<br />

verder te ontwikkelen. De samenwerking met Astra Tech is in 2001 beëindigd<br />

nadat Astra na een evaluatieperiode afzag van de financiering van de klinische<br />

studies. Inmiddels zijn door de onderzoekers de eerste contacten gelegd met<br />

een Nederlands bedrijf die de coating wil toepassen op haar eigen implantaten.<br />

gebruiker(s) ASTRA Tech AB, Mölndal<br />

83


84<br />

| Instelling<br />

R_ erasmus<br />

universiteit<br />

rotterdam<br />

REC.4195<br />

ACB<br />

Option management and analysis of<br />

advanced R&D<br />

projectleider Dr. L.J.O. Lint totale toewijzing in k€ 403,76 contracten Licentie <strong>STW</strong>;<br />

Philips International BV inkomsten in k€ 3,64<br />

doelstelling Het project is gericht op de ontwikkeling van economische<br />

technieken om R&D investeringen te kunnen beoordelen op hun commerciële<br />

haalbaarheid. Het onderzoek bouwt voort op een eerder <strong>STW</strong>-project<br />

(REC.2371) en heeft onder andere tot doel om een software-tool (decision<br />

support system) te ontwikkelen dat door bedrijven toegepast kan worden.<br />

resultaat na 5 jaar Het project heeft een software-instrument opgeleverd dat het<br />

mogelijk maakt om in een vroegtijdig stadium van R&D en productontwikkeling<br />

essentiële marketing, technologische en financiële elementen te integreren.<br />

Hierdoor kan de potentiële marktwaarde van een onderzoeks- of ontwikkelings-<br />

project worden vastgesteld en worden vergeleken met andere projecten<br />

(portfolio-analyse). Daarnaast wordt voortgekomen kennis gebruikt door<br />

bedrijven als Philips, KPN Research en France Télécom R&D. Desalniettemin is<br />

het niet gelukt de software te vercommercialiseren. Bij Philips is wel een proef<br />

gedaan, maar uiteindelijk heeft men besloten de software niet te gaan<br />

gebruiken.<br />

gebruiker(s) Philips International BV, Eindhoven / KPMG Consulting, De Meern /<br />

Kempen & Co, Amsterdam / Philips Electronics, Amsterdam<br />

RGN.3663<br />

ACB<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

Non invasive measurement of urethral<br />

resistance in male patients<br />

projectleider Dr.ir. R. van Mastrigt totale toewijzing in k€ 197,14 contracten<br />

Overdracht <strong>STW</strong>; PelviTec BV octrooien NL.1011576 Bepaling urethale<br />

weerstand Werkwijze en inrichting voor het bepalen van urine blaasdruk bij<br />

mannen; NL.1015080 Instrument voor het beoordelen van een urinestroom<br />

inkomsten in k€ 0,85<br />

doelstelling In de urologie is bij mannen de meest gestelde diagnose een<br />

obstructie van de urinestroom door een vergrote prostaat. Het bepalen van de<br />

mate van obstructie kan nu alleen door een invasieve meting waarbij tegelijker-<br />

tijd druk en snelheid van de urinestroom worden gemeten. Dit is voor de patiënt<br />

zeer belastend. Doel is om een niet-invasieve meetmethode te ontwikkelen.<br />

resultaat na 5 jaar Een incontinentiecondoom met een drukmeter en een aantal<br />

slangetjes is ontwikkeld, waarin de patiënt plast. Met doorstroommeting kunnen<br />

patiënten met een verhoogde weerstand van de plasbuis, en die met een slecht<br />

functionerende blaas worden onderscheiden. De methode is gepatenteerd, maar<br />

bij gebrek aan belangstelling vanuit de industrie niet voortgezet. Twee samen-<br />

werkingsprojecten zijn gestart (afd. Urologie, Erasmus MC; afd. Huisartsen-<br />

geneeskunde, Universiteit van Maastricht) en men bereidt een derde en vierde<br />

samenwerkingsproject voor (afd. Urologie, Ziekenhuis de Baronie, Breda en afd.<br />

Urologie, Elisabeth Ziekenhuis in Tilburg. De onderzoeker ontwierp een apparaat<br />

voor thuisgebruik dat door PelviTec en Yamanouchi binnenkort wordt uitgebracht.<br />

gebruiker(s) LUMC, Leiden / Leijenburg Ziekenhuis, Den Haag / Laprolan<br />

Medische Producten, Beuningen / Andromeda Medizinische Systeme GmbH,<br />

Taufkirchen-Potzham / St. Franciscus Gasthuis, Rotterdam / Erasmus MC,<br />

Rotterdam / PelviTec BV, Beuningen


| Instelling<br />

T_ universiteit<br />

twente<br />

TEL.3932<br />

BBA<br />

Reliability of display devices<br />

projectleider Prof.dr.ir. A.J. Mouthaan totale toewijzing in k€ 577,15 inkomsten in k€<br />

27,23<br />

doelstelling Doel van het project was lange en korte termijn betrouwbaarheid van<br />

flat panel displays te onderzoeken en in het bijzonder de gevoeligheid voor<br />

accidentele elektrische ontladingen (ESD).<br />

resultaat na 5 jaar Het project heeft een model opgeleverd voor lange termijn<br />

stabiliteit van de gebruikte technologie en een testprocedure en mogelijke<br />

beschermingsmaatregelen voor/tegen ESD.<br />

gebruiker(s) Maser Engineering BV, Enschede / Philips Research Laboratories,<br />

Redhill / Philips LCD Cells and Modules, Heerlen<br />

TEL.3750<br />

ABA<br />

projecten <strong>1997</strong><br />

Structural fault-model based test<br />

generation for mixed-signal integrated<br />

circuits<br />

projectleider Dr.ir. H.G. Kerkhoff totale toewijzing in k€ 275,40<br />

doelstelling Het ontwikkelen van alternatieve (structurele in plaats van de<br />

gebruikelijke functionele) testmethodes voor chips met zowel digitale als<br />

analoge schakelingen, om een redelijke time-to-market bij goede kwaliteit van<br />

steeds complexere IC’s mogelijk te maken.<br />

resultaat na 5 jaar Om snel procesfouten in (embedded) analoge schakelingen in<br />

complexe chips te kunnen detecteren, is een algoritme ontwikkeld, waarmee<br />

automatisch testsignalen te genereren zijn die na productie fouten in een chip<br />

kunnen opsporen op basis van de structuur (lay-out) van de schakelingen en<br />

fouten in het proces (een zogenaamde fault model based test algortihm). Dit<br />

tool wordt vooralsnog uitsluitend binnen de Universiteit Twente gebruikt, onder<br />

andere als basis voor een nieuwe <strong>STW</strong>-aanvraag.<br />

gebruiker(s) Maser Engineering BV, Enschede / Philips Semiconductors,<br />

Nijmegen<br />

TST.3985<br />

BBA<br />

Development of asymmetric microencapsulated<br />

liquid membranes with<br />

facilitated transport properties<br />

projectleider Prof.dr.ing. M. Wessling totale toewijzing in k€ 549,87 contracten<br />

Optie Universiteit Twente; <strong>STW</strong>; TNO-MEP inkomsten in k€ 13,61<br />

doelstelling De huidige processen om zuurstofverrijkte lucht of zuiver stikstof te<br />

maken zijn duur en hebben een hoog energieverbruik. Een scheidingsproces<br />

gebaseerd op membranen kent deze problemen niet, maar de huidige mem-<br />

branen zijn niet selectief genoeg. Het doel is een asymmetrische vloeibare<br />

membraan te ontwikkelen met een zeer efficiënte zuurstofdrager daarin<br />

opgenomen om zuurstofverrijkte lucht en >99% zuivere stikstof mee te<br />

produceren. In dit project moet een membraan met de gewenste specificaties<br />

worden ontwikkeld die een levensduur van tenminste een jaar heeft. De<br />

membraan zal worden gefabriceerd in kleine hoeveelheden en getest in<br />

samenwerking met geïnteresseerde industriële gebruikers.<br />

resultaat na 5 jaar Met succes is een nieuwe zuurstofdrager gesynthetiseerd.<br />

De drager heeft een grote affiniteit met zuurstof en het gehele systeem is zeer<br />

stabiel in water (met cafeïne als base). Verbetering is nog mogelijk als de<br />

wateroplosbaarheid van het systeem wordt verbeterd. De zuurstofselectiviteit<br />

van de PBM membranen is significant hoger dan van commercieel verkrijgbare<br />

producten. De zuurstofdrager is door één van de gebruikers geëvalueerd, maar<br />

voldeed toen nog niet aan de eisen van de toepassing die men voor ogen had.<br />

gebruiker(s) DSM Research BV, Geleen / KEMA Nederland BV, Arnhem / Parker<br />

Gas Separation BV, Etten-Leur / TNO-MEP, Apeldoorn<br />

85


86<br />

TST.4019<br />

BBA<br />

Osmotische tensiometer met sterk<br />

verbeterd bereik<br />

projectleider Prof.dr.ir. R.A. Feddes totale toewijzing in k€ 637,78 contracten <strong>STW</strong>;<br />

ENRIN octrooien NL.1008072 Tensiometer inkomsten in k€ 7,26<br />

doelstelling De ontwikkeling van een instrument dat de potentiaal van het<br />

bodemwater kan meten. Het gaat om het bereik van volledige verzadiging tot<br />

het uitdrogingspunt waar plantenwortels niet langer in staat zijn water aan de<br />

bodem te onttrekken. Het idee was om een meter te maken die niet met water<br />

gevuld is, maar om het water te vervangen door een oplossing met een zeer<br />

lage potentiaal. Voordeel hiervan is om op enig moment nauwkeurig vast te<br />

kunnen stellen hoeveel de watergift voor een bepaalde bodem met een bepaald<br />

gewas zou moeten zijn.<br />

resultaat na 5 jaar Hoewel het project hier bij Twente is ondergebracht, is het<br />

belangrijkste deel van het werk uitgevoerd op Wageningen Universiteit (prof.<br />

Feddes en prof. Klapwijk). Men is er in geslaagd een tensiometer te ontwikkelen<br />

met een bewezen bereik voor het meten van de zuigkracht beneden het<br />

verwelkingspunt van planten. Essentieel daarbij was de ontwikkeling van een<br />

speciale keramische neus (UT) en de ontwikkeling van de polymeervulling voor<br />

de tensiometer. Tegelijkertijd is met medewerking van gebruiker ENRIN alvast<br />

gewerkt aan de mogelijkheden voor het op de markt brengen van een low-cost<br />

versie van de meter. Een en ander heeft nog niet geleid tot een verkoopbaar<br />

product. Een vervolgproject is aangevraagd en gehonoreerd (WLW.5828).<br />

gebruiker(s) Alterra, Wageningen / ENRIN, Wageningen<br />

TTN.4177<br />

CCC<br />

Development of High Temperature<br />

Superconductors and Coils for Electric<br />

Power Applications<br />

projectleider Prof.dr.ir. H.H.J. ten Kate totale toewijzing in k€ 705,74 contracten<br />

Optielicentie Smit Draad; <strong>STW</strong>; Optie <strong>STW</strong>; Smit Transformatoren BV;<br />

Licentie <strong>STW</strong>; Smit Draad octrooien EU.00203389.2 Werkwijze voor het<br />

isoleren van een langwerpige geleider bestaande uit een hoge temperatuur<br />

supergeleidend in hoofdzaak keramisch materiaal ...... inkomsten in k€ 254,54<br />

doelstelling Het project beoogt de bestudering van de eigenschappen van<br />

hoge-temperatuur supergeleiders en het gebruik van deze nieuwe materialen<br />

bij elektrische-vermogenstoepassing. Als testsysteem zal een supergeleidende<br />

model-transformatorspoel worden gebouwd. Naast metingen zullen ook<br />

theoretische modellen worden ontwikkeld om het gedrag van supergeleidende<br />

tapes te kunnen beschrijven.<br />

resultaat na 5 jaar Er is technologie ontwikkeld om supergeleidende tapes te<br />

isoleren. Deze methode is gepatenteerd en er is een licentie verleend aan<br />

Smit Draad. De verkoop van de supergeleide tape komt nu langzaam op gang.<br />

Daarnaast heeft het project geleid tot een veel beter begrip van de eigen-<br />

schappen van hoge-temperatuur supergeleiders. Er is een methode ontwikkeld<br />

waarmee de verliezen van tape-supergeleiders in elektrische vermogens-<br />

toepassingen verminderd kan worden. Het project is verlengd om een<br />

supergeleidende transformator te kunnen bouwen en testen.<br />

gebruiker(s) Smit Draad, Weurt / Philips Medical Systems Nederland BV, Best /<br />

SMI BV, Enschede / KEMA Nederland BV, Arnhem / ESCETE, Enschede / CERN,<br />

Génève / Smit Transformatoren BV, Nijmegen<br />

TEL.4167<br />

BCB<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

A triaxial rate gyroscope and<br />

accelerometer<br />

projectleider Prof.dr.ir. P. Bergveld totale toewijzing in k€ 426,30 contracten Optie<br />

<strong>STW</strong>; Xsens inkomsten in k€ 45,38<br />

doelstelling De triaxiale accelerometer en de traxiale gyroscoop integreren tot<br />

een sensorsysteem, dus inclusief electronica en software, waarmee plaats,<br />

snelheid en versnelling in grootte en richting bepaald kunnen worden. Verder<br />

zullen toepassingen binnen de automotive industrie en in het medische veld<br />

geidentificeerd worden en de toepassing samen met de gebruikers worden<br />

onderzocht.<br />

resultaat na 5 jaar Verwacht werd dat de inspanning van <strong>STW</strong> en de contractpartner<br />

Xsens tot concrete (software) producten zou leiden. Conctrete producten zijn<br />

toch nog wat verder weg. De genereerde kennis zal wel door Xsens en de<br />

UT gebruikt worden voor verdere ontwikkeling. Xsens zal de automatische<br />

offset calibratie van accelerometers en de inclinatieschatting daarmee in<br />

haar ontwikkeling betrekken. Voor de technologie zijn legio toepassingen te<br />

verzinnen, helaas slechts één met een bulk toepassing medische toepassingen.<br />

Veel zal van het ontwikkeltraject bij Xsens afhangen.<br />

gebruiker(s) Texas Instruments Holland BV, Almelo / McRoberts BV, Den Haag /<br />

AZ VU, Amsterdam / Roessingh Research and Development, Enschede /<br />

Bronkhorst High-Tech BV, Ruurlo / Xsens Sports Technologies BV, Enschede /<br />

Roessingh Research en Development, Enschede<br />

TTN.4330<br />

CBB<br />

FHARMON Fetal heart monitor<br />

projectleider Prof.dr. H. Rogalla totale toewijzing in k€ 610,79 contracten Bijdrage<br />

Philips Medical Systems Nederland BV inkomsten in k€ 52,24<br />

doelstelling Het doel van dit project was een foetale hartmonitor te ontwikkelen<br />

gebaseerd op supergeleidende magnetometers en geschikt voor klinische<br />

toepassingen. Daarbij zou gebruik gemaakt worden van hoge-temperatuur<br />

SQUIDS in een met Stirling koelers gekoelde meetkop.<br />

resultaat na 5 jaar Foetale magnetocardiografie (FMCG) bleek bruikbaar voor de<br />

detectie en classificatie van hartritmestoornissen en aangeboren hartafwijkin-<br />

gen, maar heeft ook nadelen. Doelen: 1) toepassing van gesloten koelsystemen<br />

voor koeling van supergeleidende sensoren. 2) ontwikkeling van alternatieve<br />

ruisonderdrukkingstechnieken om de magnetisch afgeschermde kamer overbo-<br />

dig te maken. Tijdens het onderzoek stagneerde de wereldwijde ontwikkeling<br />

van de hoge-temperatuur sensoren, zodat de sensoren niet voldoende reprodu-<br />

ceerbaar en betrouwbaar gemaakt konden worden. In vervolg op het project<br />

wordt lage-temperatuur supergeleidende technologie gemaakt. Deze sensoren<br />

zijn wel betrouwbaar en gevoelig gebleken. Hier gebruikt men de resultaten van<br />

FHARMON, met name op het vlak van ruisonderdrukking (storingen vanuit de<br />

omgeving en ten gevolge van de koeler). Voor vervolgonderzoek zijn bijdragen toe-<br />

gezegd door TMS International, Philips Medical Systems en Thales Cryogenics.<br />

gebruiker(s) TMS International BV, Enschede / Thales Cryogenics BV, Eindhoven /<br />

Philips Medical Systems Ned. BV, Best / Twente Solid State Technology BV, Hengelo


TTN.4358<br />

CCB<br />

A fully integrated optoelectronic chip<br />

probe for direct contact laser doppler<br />

blood flowmetry<br />

projectleider Prof.dr. J. Greve totale toewijzing in k€ 378,90 contracten Geheimhouding<br />

UT; <strong>STW</strong>; Medtronic Bakken Research Center BV octrooien<br />

PCT.NL03/00074 Laser Doppler Perfusion Imaging using a two-dimensional<br />

random access high pixel readout rate image sensor<br />

doelstelling Het doel was het ontwikkelen van een laser Doppler instrument met<br />

een zogenaamde geïntegreerde meetkop (de opnemer) die een lichtbron,<br />

lichtdetectoren en elektronica omvat. Het voordeel van deze aanpak ten<br />

opzichte van de gebruikelijke meetkop op basis van glasvezel is, dat de<br />

artefacten die ontstaan door beweging van de meetkop, patiënt of arts worden<br />

gereduceerd. Een ander voordeel van de nagestreefde integratie van lichtbron,<br />

detector en signaalverwerkende elektronica is dat een gecompliceerdere<br />

detectorgeometrie mogelijk wordt (beter detectie), terwijl de omvang van de<br />

meetkop beperkt blijft.<br />

resultaat na 5 jaar Het project heeft geresulteerd in twee typen meetkoppen, die<br />

verschillen in de mate van complexiteit. Het eerste type is met succes klinisch<br />

getest, de tweede is bedoeld voor medisch onderzoek. Een niet voorzien<br />

resultaat is de ontwikkeling van een laser Doppler imager op basis van een<br />

arraydetector, waarop octrooi is aangevraagd. Met dit instrument kan de<br />

doorbloeding van een huidoppervlak in een keer, dus snel, bepaald worden.<br />

Toepassing bij transplantatie en brandwondengenezing.<br />

gebruiker(s) Erasmus MC, Rotterdam / AZ Groningen / AMC, Amsterdam /<br />

Perimed AB, Jarfalla / Medtronic Bakken Research Center BV, Maastricht<br />

TWI.4412<br />

BBA<br />

Stochastic network analysis for the<br />

design of self optimising cellular mobile<br />

communications systems<br />

projectleider Dr. R.J. Boucherie totale toewijzing in k€ 527,19<br />

doelstelling Het frequentiespectrum beschikbaar voor mobiele telefoonnetwerken<br />

is sterk beperkt. Om de capaciteit van het netwerk te vergroten worden frequen-<br />

ties hergebruikt, resulterend in een cellulair netwerk; een cel wordt gekarak-<br />

teriseerd door de beschikbare frequenties. Dit introduceert een belangrijk<br />

probleem: nieuwe of bewegende gesprekken kunnen een cel treffen waarvan<br />

de capaciteit bezet is, resulterend in blokkering van het gesprek. Stochastische<br />

technieken worden ontwikkeld om de interactie tussen mobiliteit van abonnees<br />

en capaciteit van het netwerk te kunnen modelleren en analyseren.<br />

resultaat na 5 jaar Huidige (GSM/GPRS) en toekomstige (UMTS/WLAN)<br />

netwerken hebben een mix van diensten (spraak, data, video) met verschillende<br />

karakteristieken (onder andere capaciteitsvraag, mobiliteit). De wiskundige<br />

technieken uit dit project kunnen operators (KPN, Vodafone) helpen bij<br />

dimensionering (verdeling capaciteit), en admission control (toelaten<br />

gesprekken), waarbij juist de interactie tussen diensten een grote rol speelt.<br />

Zo is voor GPRS een model ontwikkeld, waarin lage prioriteit data de<br />

restcapaciteit van hoge prioriteit spraak gebruikt, waardoor de capaciteit voor<br />

zowel spraak als data wordt vergroot. Het project loopt nog.<br />

gebruiker(s) CWI, Amsterdam / KPN Telecom, Den Haag / TNO Telecom,<br />

Leidschendam / Vodafone Group, Maastricht<br />

TIF.4367<br />

BBA<br />

projecten <strong>1997</strong><br />

Flexible multiwavelength optical local<br />

access network supporting multimedia<br />

broadband services<br />

projectleider Prof.dr.ir. I.G.M.M. Niemegeer totale toewijzing in k€ 831,54<br />

doelstelling Optische netwerken in de telecommunicatie gebruiken zogenaamde<br />

golflengtemultiplexing (WDM). Het project richt zich zowel op de device-techno-<br />

logie, als op het fysieke netwerk en protocollen voor de toekomstige op WDM<br />

gebaseerde netwerken met hoge bandbreedte (> 1 Gbit/s). Doel is de realisatie<br />

van nieuwe devices als golflengte-omzetter en add-drop multiplexer (ADM)<br />

geoptimaliseerd voor toepassingen in nieuwe optische netwerk-architecturen.<br />

resultaat na 5 jaar Deel van het werk aan ADM’s is uitgevoerd bij IBM in Zwitser-<br />

land, met gebruikmaking van hun gestandardiseerd productieproces. In Twente<br />

werden de golflengte-splitsers als onderdeel van ADM ontworpen, maar een<br />

volledig ‘Twentse ADM’ op basis van hun SiON-technologie bleek niet haalbaar.<br />

De golflengte-convertor werd gerealiseerd i.s.m. JDS/Uniphase én geïntegreerd<br />

met een breed afstembare laser wat een compactere module mogelijk maakt.<br />

Het bedrijf ThreeFivePhotonics toont belangstelling. De mogelijkheden van<br />

Medium Access Control (MAC) als protocol werden in simulatiestudies onder-<br />

zocht. Het onderzoek aan de fysieke laag waarinde ontwikkelde hard- en soft-<br />

ware is geïntegreerd, is na dit project voortgezet met steun van Algere Systems.<br />

gebruiker(s)<br />

Ingenieursbureau Coenecoop BV, Waddinxveen / Philips Research<br />

Laboratories, Eindhoven / JDS Uniphase Netherlands BV, Eindhoven / IBM<br />

Research, Ruschlikon / Twentsche Kabelfabriek BV, Haaksbergen / Lucent<br />

Technologies, Huizen / TNO Telecom, Leidschendam<br />

TST.4428<br />

BBA<br />

Integrated design of efficient catalysts for<br />

the selective oxidation of alkanes<br />

projectleider Prof.dr.ir. L. Lefferts totale toewijzing in k€ 495,66 contracten<br />

Bijdrage DSM Research BV; ABB Lummus Global Inc. inkomsten in k€ 27,24<br />

doelstelling Het doel van het project is: 1) de ontwikkeling van zeer actieve en<br />

selectieve katalysatoren voor de oxidatieve dehydrogenering van lagere alkanen<br />

tot de overeenkomstige olefinen; 2) de aanpassing en evaluatie van een reactor<br />

met uitstekende warmteoverdracht-karakteristieken.<br />

resultaat na 5 jaar De katalysatoren ontwikkeld in het project en gebaseerd op<br />

Li/MgO geven een olefine-opbrengst tot 60%. Deze route kan concurreren<br />

met commerciële routes voor de productie van olefines, omdat: 1) propyleen<br />

is het hoofdproduct; 2) lage reactietemperaturen; en 3) warmte wordt intern<br />

gegenereerd.<br />

gebruiker(s) Technische Universität München, Garching / DSM Research BV,<br />

Sittard / ABB Lummus Global BV, Den Haag<br />

87


88<br />

TET.4441<br />

CBA<br />

Micromachined sound intensity sensors<br />

projectleider Prof.dr. M.C. Elwenspoek totale toewijzing in k€ 444,92 inkomsten in<br />

k€ 90,76<br />

doelstelling De Microflown is een aan de Universiteit Twente ontwikkelde<br />

thermisch akoestische sensor waarmee de deeltjessnelheid in een geluidsveld<br />

gemeten kan worden. De werking van de sensor berust op het bepalen van het<br />

verschil in warmte afgifte tussen twee zeer dicht bij elkaar liggende silicium-<br />

nitride draadjes. Het gebruik als deeltjessnelheidsmeter heeft veel vragen en<br />

problemen opgeroepen die in dit project worden bestudeerd.<br />

resultaat na 5 jaar Het onderzoek heeft geleid tot een beter begrip van de werking<br />

van de Microflown. Deze nieuwe kennis heeft geresulteerd in ideeën om de<br />

akoestische sensor verder te verbeteren. Voor praktische toepassing is het<br />

ook erg belangrijk om een goede calibratiemethode te ontwikkelen. Om dit<br />

te kunnen realiseren is het project verlengd. De Microflown is commercieel<br />

verkrijgbaar en wordt gemaakt door Microflown Technologies. Een belangrijke<br />

toepassing van de sensor is het meten van de geluidsintensiteit.<br />

gebruiker(s) M + P Raadgevende Ingenieurs BV, ’s Hertogenbosch / Philips CFT,<br />

Eindhoven / Sennheiser Electronic, Wedemark / Microflown Technologies BV,<br />

Zevenaar / NMi Van Swinden Laboratorium BV, Delft / C2V BV, Enschede<br />

/ AcouTronics BV, Oosterhout<br />

| Instelling<br />

U_ universiteit<br />

utrecht<br />

UNS.3946<br />

BCA<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

Fast spectroscopic imaging using pulsed<br />

excitation<br />

projectleider Prof.dr. H.C. Gerritsen totale toewijzing in k€ 404,58 contracten<br />

Samenwerking onderzoek Universiteit Utrecht; Unilever Research; <strong>STW</strong><br />

inkomsten in k€ 31,79<br />

doelstelling Doel van het onderzoek is de ontwikkeling en evaluatie van een<br />

ultra-snel microscopisch imaging systeem met fluorescentie levensduren als<br />

contrastmethode. Een snelle gepulste laser (TiSapphire) zorgt hier voor de<br />

excitatie van de fluorescente moleculen, zoals bijv. gelabelde proteïnen.<br />

Een CCD camera (64x64 pixels) neemt de 2-dimensionale fluorescentie-<br />

patronen waar. Het project is onderdeel van het Pionier-programma van<br />

prof.dr. H. Gerritsen, waar ook UNS.2974 (twee-foton excitatie) en UNS.4538<br />

(cw-laser) toebehoren.<br />

resultaat na 5 jaar De ontwikkelde microscoop kan tot circa 88 beelden per<br />

seconde opnemen en is uitermate geschikt gebleken voor het registreren<br />

van snelle verschijnselen op cellulair niveau. Er zijn diverse experimenten<br />

uitgevoerd aan levende cellen. Hierbij zijn op fluorescentie levensduur<br />

gebaseerde Calcium beelden opgenomen. Daarnaast zijn snelle membraan-<br />

potentiaal veranderingen afgebeeld. Het onderzoek heeft geleid tot een verdere<br />

intensivering van de samenwerking met Nikon Europe BV.<br />

gebruiker(s) TNO Voeding, Zeist / Unilever Research, Vlaardingen / Nikon Europe<br />

BV, Badhoevedorp


UCH.4011<br />

AAA<br />

The influence of polyols on the molecular<br />

organisation in starch based products;<br />

Applications to food and non-food<br />

products<br />

projectleider Prof.dr. J.F.G. Vliegenthart totale toewijzing in k€ 191,08<br />

doelstelling Het verwerven van inzicht in de moleculaire processen die een<br />

rol spelen in de veroudering van brood en in de mogelijkheden om deze<br />

veroudering tegen te gaan. De houdbaarheid van bijvoorbeeld vetarme<br />

voedingsmiddelen hangt samen met de herkristallisatie (of retrogradatie) van<br />

zetmeel samen. Ook in non-food toepassingen beïnvloedt de retrogradatie van<br />

zetmeel de verwerkingsmogelijkheden van het materiaal en de uiteindelijke<br />

eigenschappen.<br />

resultaat na 5 jaar Met nieuwe spectroscopische (NMR- en FT-IR) methodologiën,<br />

alsook röntgen-diffractie en DSC, zijn diverse zetmeelmodelsystemen<br />

onderzocht op zetmeelstructuur en waterbinding. De invloed van suikers (als<br />

weekmaker) op het retrogradatieproces blijkt te berusten op de hechting van<br />

weekmakermoleculen aan zetmeelketens, waardoor deze ketens niet meer aan<br />

elkaar kunnen hechten. Het onderzoek is voortgezet in een kort vervolgproject<br />

(UCH.4952) waarin ook meer natuurlijke modelsystemen worden onderzocht.<br />

Er is gebruik gemaakt van meetfaciliteiten bij ATO-DLO en Unilever Research.<br />

Materialen werden beschikbaar gesteld door TNO-Voeding en AVEBE.<br />

gebruiker(s) TNO Voeding, Groningen / Unilever Research, Vlaardingen / ATO BV,<br />

Wageningen / AVEBE b.a., Foxhol<br />

UGE.4124<br />

AAA<br />

3-D Migration of seismic data using rapid<br />

ray tracing<br />

projectleider Dr. K. Roy-Chowdhury totale toewijzing in k€ 141,41<br />

doelstelling Een cruciale stap in het bewerken van seismische data is de<br />

transformatie van de opgevangen ‘echo’s’ naar een zo correct mogelijk<br />

gepositioneerd beeld van de reflectoren in de aarde. Dit proces heet ‘migratie’.<br />

Doel van het project was om te onderzoeken of de ‘straal verstoringstheorie’<br />

toegepast kan worden op 3D migratie van seismische data voor exploratie en<br />

zodoende een meer accurate en snellere methode te ontwikkelen.<br />

resultaat na 5 jaar Het onderzoek heeft zich voornamelijk toegespitst op<br />

‘complexe media’ waar de aanwezigheid van meervoudige aankomsten het<br />

migratie proces compliceert. Door de stralen te beschrijven in een ruimte<br />

van positie en hoeken, in plaats van positie alleen, is het mogelijk gebleken<br />

snelle rekenmethodes te ontwikkelen die de efficiëntie van migratie verhogen.<br />

Tevens is met behulp van de verstoringstheorie een verbeterde interpolatie<br />

methode voor looptijdtabellen ontwikkeld, waardoor standaard migratie<br />

algoritmen sneller en met minder gebruik van werkgeheugen kunnen opereren.<br />

gebruiker(s) Jason Geosystems BV, Rotterdam / Schlumberger Cambridge<br />

Research, Cambridge / Shell SIEP BV, Rijswijk<br />

UGN.4024<br />

CCB<br />

projecten <strong>1997</strong><br />

Susceptibility-based devices and scan<br />

techniques for MR-guided vascular<br />

interventions<br />

projectleider Dr. C.J.G. Bakker totale toewijzing in k€ 379,82 octrooien<br />

NL.1005946 Katheter; NL.1005392 Medische inrichting met onder MR- en<br />

röntgenbeeldvorming zichtbare markering; NL.1005859 Afgeschermde<br />

katheter; NL.1006254 Met MRI-verenigbare geleidingsdraad inkomsten in k€<br />

70,34<br />

doelstelling Ontwikkeling van katheters en voerdraden voor MRI geleide endovas-<br />

culaire interventies en doorlichtingstechnieken en beeldverwerkingsfaciliteiten.<br />

Voor de beeldvorming worden de katheters van markers voorzien die het<br />

magnetische veld ‘gecontroleerd’ verstoren. De onderzoeksgroep heeft hiermee<br />

veel ervaring opgebouwd en de kennis benut in een extra onderzoek waar<br />

relatie werd gelegd tussen metaaldeeltjes en klepschade. Er werd voor verder<br />

onderzoek acht mensjaren toegekend door autoriteiten in de USA.<br />

resultaat na 5 jaar Realisatie van kunststoffen katheters en voerdraden die veilig<br />

gebruikt kunnen worden in een MRI omgeving, die geen nadelige invloed<br />

hebben op de beeldkwaliteit en die met behulp van paramagnetische<br />

markeringen zichtbaar gemaakt kunnen worden onder MR-doorlichting en in<br />

MR-angiogrammen. Constructie van prototype voerdraden en katheters door<br />

Cordis Europa NV en succesvolle beproeving van deze devices in achtereen-<br />

volgens flowfantomen, proefdieren en patiënten met een slecht functionerende<br />

kunstnier. Integratie van verschillende ontwikkelde scantechnieken en beeld-<br />

verwerkingfaciliteiten in het ‘Interactive and interventional MR package’ dat<br />

bij Philips MR scanners geleverd wordt.<br />

gebruiker(s) AMC, Amsterdam / Philips Medical Systems Nederland BV, Best /<br />

St. Elizabeth Ziekenhuis, Tilburg / UMC, Utrecht / Cordis Europa NV, Roden<br />

UBI.4385<br />

BBA<br />

Variation in early growth potential,<br />

efficiency of nitrogen acquisition and<br />

water use in a genus of wild relatives of<br />

wheat<br />

projectleider Prof.dr. L.A.C.J. Voesenek totale toewijzing in k€ 722,26<br />

doelstelling Klimaatveranderingen door het broeikaseffect hebben tot gevolg dat<br />

wereldwijd grote delen van het tarwe areaal worden bedreigd door toenemende<br />

droogte. Om de tarweproductie op peil te houden is er behoefte aan rassen die<br />

beter tegen droogte bestand zijn. Het doel is de variatie in groei-eigenschappen<br />

binnen de wilde voorouders van broodtarwe te analyseren en geassocieerde<br />

moleculaire merkers te vinden.<br />

resultaat na 5 jaar In dit nog lopende project is vastgesteld dat er behoorlijk veel<br />

variatie in groei-eigenschappen aanwezig is binnen Aegilops tauschii, één van<br />

de wilde voorouders van broodtarwe. Er is een genetische kaart geconstrueerd<br />

en er zijn enkele moleculaire merkers gevonden die geassocieerd zijn met<br />

interessante groei-eigenschappen. Met de merkers kunnen deze gunstige<br />

eigenschappen later relatief snel gebruikt worden in veredelingsprogramma’s<br />

van tarwe. De genetische info over de wilde voorouder van tarwe wordt nu<br />

verder aangevuld met merkers die ook voorkomen in andere gewassen zoals<br />

gerst, mais en rijst. De gebruikers leveren een in natura bijdrage in de vorm van<br />

kweekproeven.<br />

gebruiker(s) Cebeco Seeds BV, Lelystad / Zelder BV, Gennep<br />

89


90<br />

UCH.4431<br />

CCB<br />

Development of methods and software for<br />

the evaluation of fibre diffraction data<br />

from area detection systems<br />

projectleider Prof.dr. J. Kroon† totale toewijzing in k€ 300,49 contracten<br />

Overdracht <strong>STW</strong>;Bruker Nonius BV octrooien PCT.NL99/00197 Werkwijze<br />

voor het bepalen van celparameters van een kristalstructuur onder toepassing<br />

van diffractie (Bepaling kristalstructuur) inkomsten in k€ 13,02<br />

doelstelling Ontwikkeling van een meet- en analysestrategie voor X-ray vezel-<br />

diffractiedata voor het CCD-systeem. Een software pakket wordt ontwikkeld<br />

dat gebaseerd is op deze procedures. De data-analyse procedures zullen geba-<br />

seerd worden op eerdere ontwikkelingen in de groep waarbij reflectie-spot-<br />

contouren gebruikt worden voor intensiteitsbepaling. De procedures worden<br />

ontwikkeld aan de hand van grote variatie aan vezelmaterialen, en zullen nauw-<br />

keurige intensiteiten opleveren die voor alle experimentele omstandigheden<br />

gecorrigeerd zijn. Structuurbepaling met deze data in combinatie met modelling<br />

technieken dienen om de capaciteiten van de procedures en software te testen.<br />

resultaat na 5 jaar De vooraf gestelde doelen zijn alle gehaald er is een compleet<br />

softwarepakket (EVAL) ontwikkeld voor de meting van diffractie-intensiteiten<br />

voor éénkristallen, vezels en minder geordende materialen. De software is<br />

geïntegreerd en geschikt gemaakt voor een aantal detectiesystemen. Met<br />

behulp van het nieuw ontwikkelde programma zijn structuurbepalingen uitge-<br />

voerd van een groot aantal vezels en minder geordende materialen, die werden<br />

geleverd door diverse gebruikers. Verificatie van deze structuurbepalingen<br />

verliep succesvol. Uit het project is een octrooi verkocht aan Bruker Nonius.<br />

gebruiker(s) Bruker Nonius BV, Delft / Unilever Research, Vlaardingen / Akzo<br />

Nobel NV, Arnhem / Universiteit Leuven, Heverlee / DSM Research BV, Geleen<br />

UGN.4496<br />

BBA<br />

Neural Network Approach to Scale Space<br />

Grouping in Image Analysis<br />

projectleider Prof.dr.ir. B.M. ter Haar Romeny totale toewijzing in k€ 366,75<br />

doelstelling Onderzoek naar de toepasbaarheid van Bayesiaanse analyse<br />

methodes voor het herkennen van grote structuren in beeldmateriaal en voor de<br />

segmentatie van deze beeldstructuren naar objecten uit de fysieke realiteit.<br />

resultaat na 5 jaar Er is een methode ontwikkeld voor het groeperen van<br />

lijnsegmenten, gebaseerd op een gemodificeerd spin-glas model. De methode<br />

is gebruikt voor het detecteren van locale beeldeigenschappen zoals materiaal-<br />

overgangen, de bepaling van samenhangende geometrische primitieven en<br />

de groepering van deze primitieven op basis van waarschijnlijkheden en<br />

modelgegevens van fysieke objecten. De methode is geëvalueerd aan de hand<br />

van verscheidene experimenten met bevredigend resultaat.<br />

gebruiker(s) TNO-TM, Soesterberg / Laboratoire d’Electronique Philips,<br />

Limeil-Brevannes Cedex<br />

UDG.4462<br />

AAA<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

Ontwikkeling van een defectief levend<br />

virus-vaccin (Uitbreiding UDG.3346)<br />

projectleider Prof.dr. W.J.M. Spaan totale toewijzing in k€ 91,78<br />

doelstelling Het doel van het project was de ontwikkeling van de infectieuze<br />

cDNA-kloon van equine arteritis virus (EAV) tot een live carrier- en expressie-<br />

vector. Hierbij werden de volgende hoofdonderdelen onderscheiden: optimali-<br />

satie van EAV vector technologie; karakterisering van een nieuw arterivirus gen;<br />

knockout-analyse van de structurele eiwitten van EAV. Dit project is een samen-<br />

werking met project UDG.3346 van prof.dr. P.J.M Rottier, Universiteit Utrecht).<br />

resultaat na 5 jaar De effectiviteit van het EAV-systeem is door de technische<br />

verbeteringen verhoogd; er is een basis gelegd voor de ontwikkeling van<br />

(defectieve) EAV-vectoren. Onderzoek in de context van dit project en daar-<br />

buiten heeft inmiddels geleid tot een veel betere kennis van de structuur en<br />

eiwitsamenstelling van het EAV virusdeeltje. De knockout-analyse heeft onthuld<br />

dat alle 7 structurele eiwitten nodig zijn voor het maken van infectieuze deel-<br />

tjes, maar dat met 3 van de 7 eiwitten subvirale deeltjes te produceren zijn die<br />

wellicht nadere toepassingsmogelijkheden bieden. Ook zijn cellijnen ontwikkeld<br />

waarmee deze subvirale deeltjes in grote hoeveelheden kunnen worden<br />

geproduceerd. Aandachtspunten voor de nabije toekomst zijn de mogelijkheden<br />

om de ‘targeting’ van het virusdeeltje te beïnvloeden en het uitbreiden van de<br />

mogelijkheden om ‘foreign sequences’ tot expressie te brengen.<br />

gebruiker(s) Intervet International BV, Boxmeer / ID-Lelystad BV, Lelystad


| Instelling<br />

V_ vrije<br />

universiteit<br />

amsterdam<br />

VBI.4151<br />

BCA<br />

Realistic characterizations of the<br />

biodegradation of compounds<br />

projectleider Prof.dr. S.A.L.M. Kooijman totale toewijzing in k€ 374,28<br />

doelstelling De Dynamische Energie Budget theorie zal gebruikt worden voor<br />

het opstellen van modellen voor de afbraak van chemische stoffen door micro-<br />

organismen. Naast een theoretisch gedeelte zal een parallel experimenteel<br />

gedeelte worden opgezet om de ontwikkelde modellen te testen tegen data<br />

uit routinematige bioassays voor afbraak van stoffen en om realistische maten<br />

te vinden voor de afbraaksnelheid.<br />

resultaat na 5 jaar Voor drie afbraakverschijnselen (a. de groei van micro-organis-<br />

men in vlokken in plaats van in suspensie, b. co-metabolisme en c. adaptatie)<br />

zijn modellen gemaakt en zijn softwaremodules geschreven. De modellen zijn<br />

succesvol getoetst tegen experimentele data. Enkele bedrijven hebben gratis<br />

experimenten en analyses uitgevoerd. Het computerprogramma DEBtox voor<br />

het analyseren van toxiciteitsdata zal binnenkort worden uitgebreid met de<br />

DEBdeg module voor de afbraak van stoffen. Het totale programma is voor<br />

iedereen vrij downloadbaar vanaf het electronisch DEB laboratorium<br />

www.bio.vu.nl/thb/.<br />

gebruiker(s) Royal Haskoning BV, Nijmegen / RIVM, Bilthoven / Proctor &<br />

Gamble, Strombeek-Bever<br />

VBI.3995<br />

BAA<br />

projecten <strong>1997</strong><br />

De dynamiek van gist glycolyse<br />

projectleider Dr. H.W. van Verseveld totale toewijzing in k€ 274,78 contracten<br />

Bijdrage Quest International; Bijdrage DSM Bakery Ingredients inkomsten in<br />

k€ 14,29<br />

doelstelling Door substraattoevoer is de samenstelling van gist niet gelijkmatig.<br />

Dit project wil de invloed op gist van die toevoer meten; wil de invloed bepalen<br />

van cel-cel communicatie op de fysiologie en de productiviteit; bepalen of er<br />

autonome metabole oscillaties optreden in hoge dichtheid continue cultures;<br />

bepalen of er metabole oscillaties geïnduceerd worden door de externe<br />

oscillerende condities, en wil de invloed van signalerende concentraties van de<br />

communicator acetaldehyde meten op productiviteit, fysiologie en cellulaire<br />

oscillaties.<br />

resultaat na 5 jaar De uitkomst van het project maakt het waarschijnlijk dat in het<br />

algemeen intracellulair gedrag van gistmetabolisme niet statisch, maar<br />

dynamisch is en bepaald wordt door een combinatie van intracellulaire en<br />

extracellulaire condities. In een vervolgproject wordt dit verder uitgezocht. Op<br />

basis van modelleren is geconcludeerd dat gedurende industriële fermentaties<br />

bij lage glucoseconcentraties fluctuaties in extracellulaire substraten de<br />

gemiddelde groeiopbrengst en daardoor de effectiviteit van de fermentatie<br />

behoorlijk kan beïvloeden.<br />

gebruiker(s) DSM Bakery Ingredients, Delft / Heineken Technical Services BV,<br />

Zoeterwoude / Quest International, Bussum / DSM-Gist BV, Delft<br />

VGN.4211<br />

BAA<br />

The three-dimensional structure of alfa<br />

1,3-fucosyltransferase a powerful starting<br />

point for the rational design of a new<br />

generation of anti-inflammatory drugs<br />

projectleider Dr. D.H. Joziasse totale toewijzing in k€ 384,14 contracten<br />

Samenwerking onderzoek CW-NWO; Universiteit Utrecht; Vrije Universiteit<br />

Amsterdam; <strong>STW</strong>; NV Organon inkomsten in k€ 40,00<br />

doelstelling Doel van het project is de opheldering van de 3D-kristal structuur van<br />

het enzym GDP-FucGalb1,4GlcNAc a3-fucosyltransferase. Deze structuur-<br />

opheldering wordt gecombineerd met een biochemische structuur-functie<br />

analyse van de a3-fucosyltransferases. De kennis hierover vormt het startpunt<br />

voor een ‘rational design’ van fucosyltransferase remmers, die toe te passen<br />

zijn als een nieuwe generatie ontstekingsremmers.<br />

resultaat na 5 jaar De doelstellingen zijn ten dele gerealiseerd. Er is nauw<br />

samengewerkt met NV Organon, de enige gebruiker. Het enzym werd op grote<br />

schaal geproduceerd en na zuivering uitgebreid biochemisch en biofysisch<br />

gekarakteriseerd. Directe toepassingen van de resultaten van het onderzoek<br />

zijn er dan ook niet. Alle resultaten zijn inmiddels in de wetenschappelijke<br />

literatuur gepubliceerd. Een vervolgonderzoek bleek ook niet opportuun.<br />

gebruiker(s) NV Organon, Oss<br />

91


92<br />

| Instelling<br />

W_ wageningen<br />

universiteit<br />

WBI.3871<br />

AAA<br />

Vroegheid in aardappel fysiologische<br />

achtergrond en de relatie met vatbaarheid<br />

voor Phytophtora infestans<br />

projectleider Prof.dr.ir. P.C. Struik totale toewijzing in k€ 384,99<br />

doelstelling De aardappelziekte richt grote schade aan. De aardappelrassen die<br />

resistent zijn, zijn late rassen. Het idee bestaat dat het om een fysiologische<br />

en niet om een genetische relatie gaat tussen vroegheid en vatbaarheid.<br />

Vroegheid wordt nader gedefinieerd, de relaties worden onderzocht en er<br />

wordt vastgesteld of er een relatie is met vatbaarheid. Ook de genetische<br />

relatie vroegheid-resistentie wordt onderzocht.<br />

resultaat na 5 jaar Een groot aantal kas- en veldproeven is uitgevoerd. Veroudering<br />

blijkt niet gepaard te gaan met een toename van de vatbaarheid. Wel wordt<br />

gesuggereerd dat er een toename is in resistentie bij de bladeren van de<br />

basis naar de top, onafhankelijk van variëteit, plantleeftijd of groeicondities.<br />

De uitkomsten van het genetisch onderzoek zijn nog niet volledig bekend.<br />

Uit het project is veel bijzonder kruisingsmateriaal voortgekomen. Dit wordt<br />

in stand gehouden voor verder onderzoek. De achtergrondkennis is vooral<br />

belangrijk voor kwekers.<br />

gebruiker(s) Plant Research International BV, Wageningen / Kweekbedrijf HZPC,<br />

Metslawier / DLV Adviesgroep NV, Wageningen / Hoofdproductschap<br />

Akkerbouw, Den Haag<br />

WBI.3493<br />

ABA<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

Verklaring en toetsing van interne<br />

kwaliteit van snijbloemen, met name de<br />

waterhuishouding na de oogst, als gevolg<br />

van cultivaren teeltinvloeden<br />

projectleider Dr.ir. U. van Meeteren totale toewijzing in k€ 275,26<br />

doelstelling Het vaasleven van snijbloemen kan sterk verschillen. Zowel<br />

genetische als teeltfactoren zijn van belang. Er is te weinig kennis over<br />

de (waterhuishouding)processen die een rol spelen, zodat hierop niet<br />

gestuurd kan worden. Doel is een methode te ontwikkelen om het vaasgedrag<br />

te voorspellen. Dit op grond van een verklarend kwantitatief model van<br />

wateropname en -transport door afgesneden bloemstengels.<br />

resultaat na 5 jaar Een theoretisch model is ontwikkeld, gebaseerd op de<br />

principes van de wateropname direct na de oogst. De opbouw van de stengel<br />

is van groot belang bij het blokkeren van de wateropname door luchtembolie.<br />

Verschillen tussen rassen en tussen teelten van dezelfde soort konden worden<br />

aangetoond. De kennis kan gebruikt worden voor de selectie bij veredeling<br />

en voor het optimaliseren van teeltomstandigheden. Dit onderzoek heeft<br />

ook geleid tot verbetering van meettechnieken (NMR, cryo-SEM). Er is een<br />

voorstel gedaan voor aanpassing van de standaardisatie van vaasproeven bij<br />

snijbloemen.<br />

gebruiker(s) Fides Goldstock Breeding BV, De Lier / Produktschap Tuinbouw,<br />

Zoetermeer / Fa. P. Jansen, Naaldwijk / Vereniging van Bloemenveilingen<br />

Nederland, Leiden<br />

WBI.3909<br />

AAA<br />

Mapping and molecular characterisation<br />

of quantitative trait loci (QTLs) controlling<br />

intramuscular fat and fatness in pigs<br />

projectleider Prof.dr. M.A.M. Groenen totale toewijzing in k€ 313,98<br />

doelstelling Doel van het project is het terugbrengen van het vetgehalte van<br />

varkens door de genen te zoeken die het vetgehalte controleren. Er is gezocht<br />

naar locaties op genen (QTL’s) die gerelateerd zijn aan de kwantitatieve<br />

eigenschappen ‘aanzet totaal vet’ en ‘intramusculair vet’. Een genetische<br />

kaart voor deze eigenschappen zal worden gemaakt en vergeleken met de<br />

betreffende gebieden op bestaande kaarten van de muis en de mens. Hiermee<br />

kunnen de huidige genetische kaarten worden verbeterd.<br />

resultaat na 5 jaar Er is een zogenaamde Radiation Hybrid kaart van chromosoom 2<br />

gemaakt en vergeleken met een zelfde type kaart van de mens. Er werden over-<br />

eenkomsten gevonden met de humane chromosomen 11 en 19. Deze<br />

vergelijkende kaart is een waardevol hulpmiddel bij het verder in kaart brengen<br />

van de kwantitatieve eigenschappen van het varken op chromosoom 2.<br />

De genetische kaart van het chromosoom werd versterkt door gebruik te<br />

maken van een varkens BAC bank en het kloneren en sequensen van de<br />

belangrijkste stukken DNA. De identificatie van de daadwerkelijke genen in<br />

de toekomst zal kunnen leiden tot het ontwikkelen van genetische tests om<br />

het genetisch potentieel van dieren in fokprogramma’s te evalueren.<br />

gebruiker(s) Nutreco, Boxmeer / ID-Lelystad BV, Lelystad / IPG, Institute for Pig<br />

Genetics BV, Beuningen


WBI.4000<br />

BAA<br />

Alkaloiden uit aardappelen als<br />

grondstoffen voor de synthese van<br />

steroiden<br />

projectleider Prof.dr. A. de Groot totale toewijzing in k€ 147,76 contracten Bijdrage<br />

Akzo Nobel Diosynth BV; Bijdrage Avebe b.a. inkomsten in k€ 29,04<br />

doelstelling Voor Organon/Diosynth is diosgenine de belangrijkste grondstof voor<br />

de productie van steroïdhormonen. De beschikbaarheid van diosgenine is een<br />

punt van zorg en er bestaat een voortdurende behoefte aan een alternatieve<br />

grondstof. Deze alternatieve grondstof zou 16-hydroxypregnenolon acetaat<br />

(DPA) kunnen zijn. Doel van het project was om een eenvoudige, industrieel<br />

toepasbare omzetting van a-solanidine in DPA te vinden. Het steroid alkaloïd<br />

a-solanidine is namelijk in grote hoeveelheden beschikbaar in de zetmeel-<br />

industrie (AVEBE).<br />

resultaat na 5 jaar Het onderzoek heeft geresulteerd in een synthese-route van<br />

a-solanidine naar DPA. Industriële toepassing van deze route is nog niet<br />

mogelijk door het gebruik van cyaanbromide en een te groot aantal reactie-<br />

stappen.<br />

gebruiker(s) Akzo Nobel Diosynth BV, Oss / AVEBE b.a., Foxhol<br />

WMO.4133<br />

BCC<br />

Het ontwikkelen en testen van een<br />

meetsysteem voor het bepalen van<br />

gebiedsgemiddelde verdamping en<br />

voelbare warmtestroom<br />

projectleider Dr. H.A.R. de Bruin totale toewijzing in k€ 342,82 contracten<br />

Samenwerking onderzoek Wageningen Universiteit; <strong>STW</strong>; MicroMet<br />

Scientific; Licentie Wageningen Universiteit; <strong>STW</strong>; Kipp & Zonen BV inkomsten<br />

in k€ 12,23<br />

doelstelling Voor veel praktische problemen is het van belang om te weten<br />

hoeveel water er uit een bepaald gebied verdampt (verdamping), alsmede<br />

hoeveel voelbare warmte door het aardoppervlak aan de atmosfeer wordt<br />

afgegeven (voelbare warmtestroom). Een nieuwe methode om deze grootheden<br />

te kunnen bepalen is met behulp van een scintillometer. Dit project beoogt het<br />

verder ontwikkelen en testen van dit apparaat.<br />

resultaat na 5 jaar Aangetoond is dat een grote openingshoek scintillometer (LAS)<br />

in staat is om fluxen te meten op een schaal van 2 tot 5 kilometer. Deze<br />

resultaten kunnen als een doorbraak worden gezien, omdat de huidige<br />

meettechnieken alleen informatie per punt geven. Met de nieuwe meetmothode<br />

kan bijvoorbeeld het watergebruik van landbouwgewassen over een groot<br />

gebied worden bepaald. Aan het bedrijf Kipp & Zonen is een licentie verleend<br />

om de LAS commercieel op de markt te mogen brengen.<br />

gebruiker(s) Staring Centrum (SC-DLO), Wageningen / Mierij Meteo BV, De Bilt /<br />

Meteo Consult BV, Wageningen / EARS, Delft / International Water Management<br />

Institute, Maurik / Kipp & Zonen BV, Delft<br />

WBI.4100<br />

BBB<br />

projecten <strong>1997</strong><br />

Constructie van verbeterde protease<br />

deficiente Aspergillus expressie-stammen<br />

t.b.v. homologe en heterologe<br />

eiwitproduktie<br />

projectleider Dr. J.A. van den Berg totale toewijzing in k€ 638,92 contracten<br />

Bijdrage DSM Bakery Ingredients inkomsten in k€ 21,40<br />

doelstelling Voor de industriële productie van homologe en heterologe eiwitten<br />

wordt vaak gebruik gemaakt van schimmels. In de praktijk gaat aanmaak<br />

van het (gewenste) eiwitproduct gepaard aan (ongewenste) afbraak. Doel van<br />

het project is te onderzoeken welke eiwitafbrekende enzymen (proteasen)<br />

een rol spelen bij de eiwitproductie, welke precieze functie ze hebben en of<br />

uitschakeling van deze proteasen tot nadelige effecten leidt.<br />

resultaat na 5 jaar Een reeks van proteasen is geïdentificeerd en een reeks van<br />

protease-deficiënte stammen is gemaakt, die vervolgens ter evaluatie aan<br />

de gebruikers zijn aangeboden. Sommige proteasen blijken overigens goed<br />

bruikbaar om specifieke productomzettingen efficiënt te verrichten (bijoorbeeld<br />

bij fusie-eiwitten), wat nieuwe perspectieven opent voor geavanceerde eiwit-<br />

productiemethodes. Bijvoorbeeld voor eiwitten die normaliter moeilijk zijn te<br />

produceren.<br />

gebruiker(s) Diosynth BV, Oss / DSM Food Specialties, Delft<br />

WBI.4139<br />

CAB<br />

Decision support systeem (DSS)<br />

ten behoeve van de bestrijding van<br />

besmettelijke dierziekten bij<br />

landbouwhuisdieren<br />

projectleider Dr. M. Nielen totale toewijzing in k€ 595,09 inkomsten in k€ 211,35<br />

doelstelling In een situatie van uitbraak van besmettelijke dierziekten moeten<br />

onder hoge tijdsdruk complexe beslissingen worden genomen op het juiste<br />

moment en de juiste informatie moet beschikbaar en volledig zijn. Ook moet<br />

de samenhang (bestrijdingsmethode, haalbaarheid, economische gevolgen)<br />

worden beoordeeld. Doel is om o.b.v. een bestaand model een DSS te maken<br />

waarmee consequenties van beslissingen beter kunnen worden voorzien.<br />

resultaat na 5 jaar Tijdens dit project vond een uitbraak van KVP plaats. Dit leidde<br />

tot intensieve contacten tussen onderzoekers en overheid(-sdiensten) en<br />

uiteindelijk tot een gewijzigde doelstelling. Er ontstond minder behoefte aan<br />

een allesomvattend overdraagbaar DSS, maar meer aan afzonderlijke modellen<br />

voor dynamiek van ziekteverspreiding, evaluatie van economische consequen-<br />

ties (bijvoorbeeld de keuze tussen ‘stamping out’ en vaccinatie) en geografie<br />

en workflow. Er zijn initiatieven ontstaan voor een reguliere overleg- en advies-<br />

structuur (cVEE) waarin overheid, sector en onderzoekswereld deelnemen.<br />

In EU-kader zijn adviezen uitgebracht voor verbetering van de KVP-bestrijdings-<br />

wijze.<br />

gebruiker(s) Min. van LNV, Den Haag / LTO Nederland, Den Haag / Produktschap<br />

voor Vee, Vlees en Eieren, Zoetermeer / RVV, Voorburg / Gezondheidsdienst<br />

voor Dieren, Deventer / Ministerie van Middenstand en Landbouw, Brussel<br />

93


DR. HENK DE BRUIN OVER DE SCINTILLOMETER<br />

Van puntmeting naar gebiedsmeting<br />

project WMO.4133


Een onderzoek dat in vijf jaar wordt opgezet, uitgevoerd<br />

en een product oplevert dat wereldwijd wordt verkocht,<br />

mag een excellent voorbeeld heten van een geslaagd <strong>STW</strong>-<br />

project. De scintillometer is het directe resultaat, maar het<br />

onderzoek levert ook nog eens een aantal ‘bonussen’ op.<br />

Dr. Henk de Bruin is universitair hoofddocent aan de<br />

Universiteit van Wageningen, waar hij zich bezighoudt<br />

met het bestuderen van de atmosfeer vlakbij de grond.<br />

Het gaat dan in dit geval om de uitwisseling van warmte,<br />

waterdamp en CO 2 tussen land en atmosfeer. Denk<br />

bijvoorbeeld aan een lange asfaltweg bij warm weer.<br />

De luchttrillingen worden veroorzaakt door turbulente<br />

stromingen in de onderste luchtlagen van de atmosfeer.<br />

Boven een warm oppervlak, bijvoorbeeld boven een asfalt-<br />

weg of boven de woestijn, ziet men de lucht ‘trillen’. Men<br />

neemt dan met het oog scintillaties waar. De luchtlaag<br />

wordt in dit proces van onderaf verwarmd door opwarming<br />

van het aardoppervlak, die op zijn beurt door de zon<br />

wordt opgewarmd. De zon levert tevens de energie voor<br />

verdamping van vocht: het verticale transport van warmte<br />

en waterdamp in een turbulente stroming vindt plaats door<br />

middel van uitwisseling van ‘luchtpakketjes’. ‘Warme en<br />

vochtige’ luchtpakketjes stijgen op en ‘koude en droge’<br />

dalen, waarbij het afhankelijk is van onder meer instraling<br />

van zon en wind hoe snel dit gebeurt. Uit deze factoren is<br />

een uitwisselingscoëfficiënt te berekenen die aangeeft of<br />

de turbulente uitwisseling in de lucht hoog of laag is.<br />

Tot voor kort konden onderzoekers verdamping weliswaar<br />

direct meten, maar dit kon dan alleen op één punt met<br />

dure apparatuur die alleen door specialisten kan worden<br />

gebruikt. Het is juist interessant op grote schaal in kaart<br />

te kunnen brengen wat de gemiddelde verdamping is.<br />

Om dit probleem op te lossen, is aan de Universiteit<br />

Wageningen in een <strong>STW</strong>-project de scintillometer ontwik-<br />

keld. Dit eenvoudige apparaat, bestaande uit een lampje<br />

en een detector, meet de fluctuatie van het signaal van de<br />

turbulentie en maakt daarmee opschaling van de punt-<br />

metingen mogelijk.<br />

| WMO.4133<br />

Een scintillometer meet de scintillaties gemiddeld over<br />

een zekere padlengte en geeft dus de gebiedsgemiddelden<br />

van de voelbare warmtestroom en van de verdamping.<br />

De leerstoelgroep Meteorologie en Luchtkwaliteit van de<br />

Wageningen Universiteit heeft in het kader van een<br />

<strong>STW</strong>-project onderzoek gedaan naar de toepasbaarheid<br />

van scintillometers in meteorologie, hydrologie en land-<br />

bouw. Hierbij worden padlengtes gebruikt variërend van<br />

een tot tien km. De onderzoeksvraag was: kunnen we met<br />

een scintillometer gebiedsgemiddelde warmtestroom<br />

meten? En, zo ja, kunnen we daaruit de gebiedsgemiddel-<br />

de verdamping bepalen. ‘Van een punt- naar een gebieds-<br />

meting’ stond dus centraal in het onderzoek. Zoiets<br />

bestond nog niet.<br />

Tien kilometer<br />

De Bruin: “Nadat we het apparaat hadden ontwikkeld,<br />

hebben we uitvoerig getest of het de resultaten van<br />

metingen goed middelt. Wanneer je van een puntmeting<br />

naar een gebiedsmeting gaat, wil je natuurlijk weten of<br />

de gemiddelde waarden juist zijn. Daartoe hebben we in<br />

de Flevopolder op een goed verdeeld gebied getest, waar<br />

onder meer suikerbieten, aardappelen, tarwe en uien<br />

werden verbouwd. Samen met een Duitse onderzoeksgroep<br />

hebben we in een tweede gebied met bos, gras, landbouw-<br />

grond en meertjes geëxperimenteerd. Het experiment<br />

bestond hieruit dat we eerst puntmetingen op verschillende<br />

homogene deeloppervlakken, bijvoorbeeld bos, in het<br />

gebied deden en tegelijkertijd metingen met onze scintillo-<br />

meter boven het gehele niet-homogene gebied hebben<br />

gedaan. Dan zie je bijvoorbeeld in het Duitse gebied<br />

enorme verschillen tussen bos en grasvelden. We vonden<br />

zeer hoge waarden van de hoeveelheden warmte die de<br />

lucht ingingen voor het bos in vergelijking met het gras.<br />

Door de verdampingen te schatten en te vergelijken met<br />

de puntmetingen, hebben we in feite een relatief goedkope<br />

verdampingsmeter gecreëerd.”<br />

95


96<br />

| WMO.4133<br />

Een belangrijk voordeel ten opzichte van andere instru-<br />

menten voor puntmetingen is dat de scintillometer niet<br />

op het te meten terrein hoeft te worden geplaatst. Een<br />

agrariër heeft daar doorgaans veel hinder van. Het lampje<br />

en de detector van de scintillometer staan aan beide<br />

randen van het te meten gebied en veroorzaken dus geen<br />

enkele storing.<br />

“Inmiddels hebben we al scintillometer-metingen over<br />

tien kilometer verricht. Echter, we moeten dit nog nader<br />

onderzoeken. Een tweede ‘bonus’ was dat we een scintillo-<br />

meter getest hebben onder extreme omstandigheden,<br />

namelijk boven een geïrrigeerd terrein omringd door de<br />

Sonora woestijn in Noord-West Mexico. De lucht is dan<br />

warmer dan het sterk verdampende oppervlak en er is<br />

overdag een neerwaartse warmtestroom en een zeer hoge<br />

verdamping. De scintillometer bleek het ook daar goed te<br />

doen. De belangstelling voor de scintillometer groeit snel.<br />

Zo gebruikt het Europees Weer Centrum waarnemingen<br />

die wij verrichten in Ghana om weerverwachtingmodellen<br />

te testen.”<br />

Radiogolf-scintillometer<br />

In Flevoland werd tevens de toepasbaarheid van een<br />

radiogolf-scintillometer getest. Door toeval konden we<br />

een prototype (gemaakt in Eindhoven) lenen van een<br />

NieuwZeelandse groep. Deze ziet ‘scintillaties’, veroorzaakt<br />

door waterdampfluctuaties. De ‘gewone’ scintillometer<br />

ziet voornamelijk temperatuurfluctuaties. Voor het eerst<br />

werd een gecombineerd systeem bestaande uit de radio-<br />

golf en de gewone scintillometer systematisch getest en<br />

vergeleken met puntwaarnemingen. De resultaten zijn<br />

zeer bemoedigend, maar meer onderzoek is nodig.<br />

Kennis over hoe de verdamping precies in zijn werk gaat<br />

en hoe groot deze in een specifiek gebied is, kan grote<br />

implicaties hebben. Met een beter begrip van verdamping<br />

kan bovendien de weersverwachting worden verbeterd.<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

Boeren kunnen laten berekenen welke gewassen het best<br />

zullen groeien in een specifiek gebied, omdat ze het water-<br />

verbruik van een plant kunnen vaststellen. In het water-<br />

management kan beter rekening gehouden worden met<br />

waterverbruik als er meer bekend is over de verdamping<br />

van water in specifieke gebieden. “We hebben eens een<br />

onderzoek gedaan naar het waterverbruik van olijfbomen<br />

op Kreta, omdat de kwekers klaagden over droogte en<br />

broeikaseffect waardor het grondwaterpeil zo sterk zou<br />

zijn gedaald. Dankzij een meting bleken de olijfbomen<br />

veel meer water te gebruiken dan meer traditionele<br />

gewassen, zoals wijngaarden. Als je de oogsten dan ook<br />

nog kunstmatig gaat opvoeren door te gaan beregenen<br />

met grondwater, dan daalt de grondwaterspiegel in hoog<br />

tempo”, vertelt De Bruin. “Met onze scintillometer was het<br />

eenvoudig aan te tonen dat het waterverbruik van de<br />

bomen veel te hoog was.”<br />

Verkoop<br />

De marketing voor en verkoop van de scintillometer is<br />

inmiddels in volle gang. Kipp en Zonen uit Delft, dat<br />

wereldwijd al jaren onder andere solarimeters (zonne-<br />

stralingsmeters) verkoopt, heeft de verkoop van het<br />

nieuwe product op zich genomen. De belangstelling<br />

voor de scintillometer blijkt groot.<br />

Nu bewezen is dat opschaling van metingen mogelijk<br />

is, ontstaan er nieuwe mogelijkheden waarvoor<br />

eveneens <strong>STW</strong>-aanvragen zijn ingediend. De Bruin vindt<br />

het verstandiger niet teveel uit te weiden over het nieuwe<br />

voorstel omdat dit ‘under review’ is. In grote lijnen gaat<br />

het om technische verbeteringen, toepassingen in<br />

hydrologie, watermanagement en meteorologie en om<br />

de combinatie satelliet-scintillometer.<br />

De Bruin hecht als universiteitsman grotere waarde<br />

aan publicaties en aan het afleveren van promovendi<br />

dan aan octrooien. “In ons onderzoeksgebied zijn


octrooien eigenlijk minder interessant. Het is ten eerste<br />

zeer moeilijk aan te tonen dat een vinding uniek is.<br />

Ten tweede is de knowhow achter de relatief eenvoudige<br />

apparatuur dermate complex dat een bedrijf dat ermee<br />

aan de slag gaat, hoe dan ook een voorsprong heeft op<br />

de concurrentie. En ten derde houdt het aanvragen van<br />

een octrooi de wetenschappelijke ontwikkeling op”. Dat<br />

wil uiteraard niet zeggen dat De Bruin principieel tegen<br />

octrooiaanvragen is. De Bruin: “Blijkt dat we in een<br />

(mogelijk) vervolgproject technisch iets nieuws vinden,<br />

dan zal sluit ik dit geenszins uit.”<br />

Satellietbeelden<br />

Eén scintillometer geeft een verdampingswaarde over<br />

enkele vierkante kilometers. Een nog uitdagender<br />

mogelijkheid is de combinatie tussen de scintillometer en<br />

satellietbeelden. De satelliet NOAA-AVHR draait in een<br />

constante baan ten opzichte van de zon en geeft de<br />

oppervlaktetemperatuur op beeldpuntafstanden van één<br />

kilometer. Tevens geeft de satelliet de oppervlakte-<br />

temperatuur. In samenwerking met onder andere het ITC<br />

(in Enschede) en een belangrijk internationaal irrigatie<br />

instituut (IWMI in Turkije) is in Turkije daarvoor onderzoek<br />

gedaan. De eerste resultaten zullen binnenkort worden<br />

gepubliceerd en zien er veelbelovend uit. De Bruin:<br />

“Een groep van Alterra (Wageningen) heeft onze scintillo-<br />

meterwaarnemingen die we ook nog in Spanje hebben<br />

verricht vergeleken met verdampingsschattingen uit<br />

satellietbeelden. Dat werk is dit jaar gepubliceerd. In<br />

een opvolgende projectvoorstel hopen we deze aanpak<br />

systematisch te testen en te verbeteren.onder andere in<br />

nauwe samenwerking met een jong Nederlands bedrijf<br />

WaterWatch.”<br />

De Bruin: “We willen uiteindelijk een kaart van verdamping<br />

kunnen opstellen. Er is veel belangstelling voor en we<br />

hebben er inmiddels een tweede voorstel bij <strong>STW</strong> voor<br />

ingediend. Als het onderzoek doorgaat, kunnen we straks<br />

een systeem opstellen dat verdamping en voelbare warmte<br />

kan meten voor een groot gebied.”<br />

Al met al heeft het <strong>STW</strong>-project dus veel meer opgeleverd<br />

dan oorspronkelijk gehoopt. Op 1 oktober <strong>2003</strong> zal<br />

Wouter Meijninger op de wetenschappelijke resultaten<br />

promoveren. Op de achtergrond was de senior inbreng van<br />

post-doc Arnold Moene onmisbaar en een team van andere<br />

promovendi, studenten, technici. Technische vernieuwingen<br />

zijn gerealiseerd, er is grote belangstelling voor wat er nog<br />

meer te vinden is in het signaal van de scintillometer, er is<br />

het streven het satellietproject operationeel te maken en<br />

er zijn toepassingen gevonden in het testen en verbeteren<br />

van weersverwachtingmodellen en voor optimaal water-<br />

management.<br />

| WMO.4133<br />

97


98<br />

WBI.4153<br />

CCA<br />

Detection and utilization of genes<br />

influencing economically important traits<br />

in pigs using genetic markers<br />

projectleider Prof.dr.ir. E.W. Brascamp totale toewijzing in k€ 116,00 contracten<br />

Optie Wageningen Universiteit; <strong>STW</strong>; IPG, Institute for Pig Genetics BV;<br />

Euribrid BV; Bovar BV; Dalland BV; Fomeva BV octrooien PCT.NL00/00935<br />

New QTL’s on chromosomes X, 2, 6 and 7 pigs (Parental imprinting) inkomsten<br />

in k€ 81,68<br />

doelstelling Eerder onderzoek van deze groep in samenwerking met Nederlandse<br />

fokkerijorganisaties heeft aangetoond dat kenmerken als variatie in rugspek-<br />

dikte, groei en intramusculair vetgehalte, voor een deel worden gestuurd door<br />

individuele genen. Doel was de chromosoomgebieden te vinden die een<br />

meetbaar effect hebben op een dergelijk kenmerk en de wijze waarop de<br />

overerving plaatsvindt. Resultaten kunnen worden gebruikt in commerciële<br />

fokprogramma’s.<br />

resultaat na 5 jaar Er is overtuigend bewijs gevonden voor het bestaan van<br />

bepaalde gebieden op chromosomen die van belang zijn voor de overerving van<br />

de kenmerken van rugspekdikte, intramusculair vet en groei. Er is ook aange-<br />

toond dat een deel van deze eigenschappen door inprenting overerft. Alleen de<br />

inbreng van óf vaders óf moeders kant is dan van belang. Dit is niet eerder als<br />

zodanig gevonden en is dan ook voor het hele veld van de genetica van belang.<br />

Er moeten duidelijk nog hindernissen worden genomen; de mogelijkheden voor<br />

een commercieel fokprogramma werd bediscussieerd. Door het strategisch<br />

gebruik van de gevonden kennis zouden in de toekomst diverse markten (bijv.<br />

bacon; parmaham) met dezelfde varkenslijnen kunnen worden bediend.<br />

gebruiker(s) Nutreco, Boxmeer / ID-Lelystad BV, Lelystad / IPG, Institute for Pig<br />

Genetics BV, Beuningen<br />

WBI.4395<br />

BBA<br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

Towards ecologically sound management<br />

of Botrytis diseases in flower bulbs<br />

projectleider Prof.dr.ir. R. Rabbinge totale toewijzing in k€ 103,31<br />

doelstelling Doel van het project is om het intensive gebruik van fungiciden in<br />

de bloembollenteelt te verminderen. Er zullen nieuwe duurzame strategieën<br />

ontworpen worden voor de bestrijding van de ziekte Botrytis. De strategieën<br />

zullen gebaseerd zijn op de optimale inzet van cultuurmaatregelen en<br />

biologische- en chemische bestrijding zodat het aantal bespuitingen om de<br />

schimmel te controleren verlaagd kan worden.<br />

resultaat na 5 jaar Voor toepassing van ex-ante evaluatie van potentiële<br />

verbeteringen in waarschuwingssystemen is een instrument ontwikkeld, de<br />

zogenaamde Scenario-evaluator. De Scenario-evaluator is ook bruikbaar om<br />

ander, bijvoorbeeld preventieve, bestrijdingsmethoden voor Botrytis in bloem-<br />

bollen te evalueren. Hiermee kunnen de prestaties van bestrijdingsstrategieën<br />

doorgerekend en vergeleken worden.<br />

gebruiker(s) KAVB, Hillegom / Plant Research International BV, Wageningen /<br />

Opticrop BV, Vijfhuizen / DACOM PLANT-Service BV, Emmen / DLV, Zwaagdijk /<br />

Praktijkonderzoek Plant en Omgeving, Lisse


| Lijst gebruikers bij <strong>STW</strong>-projecten <strong>1997</strong><br />

A<br />

ABB Lummus Global BV (Den Haag) _ TST.4428 AIXTRON AG (Aken, Duitsland) _ NNS.4191 AMC (Amsterdam) _ DEL.3943 _<br />

UGN.4024 _ BBI.4326 _ TTN.4358 _ DEL.4405 AMOLF (Amsterdam) _ NGN.4187 ASTRA Tech AB (Mölndal, Zweden) _ NGN.4402<br />

ATO BV (Wageningen) _ UCH.4011 AVEBE b.a. (Foxhol) _ WBI.4000 _ UCH.4011 _ ACH.4217 AZ Groningen _ TTN.4358 AZ VU<br />

(Amsterdam) _ TEL.4167 _ LGN.4349 _ LCH.4427 AcouTronics BV (Oosterhout) _ TET.4441 Adviesbureau ir. J.G. Hageman BV<br />

(Rijswijk) _ DCT.3923 _ DCT.4010 Aerospace Propulsion Products BV (Bergen op Zoom) _ DTN.4108 Akzo Nobel Catalysts BV<br />

(Amersfoort) _ DST.4434 Akzo Nobel Central Research BV (Arnhem) _ ETN.4226 _ EST.4425 Akzo Nobel Chemicals BV<br />

(Amsterdam) _ NNS.4041 Akzo Nobel Coatings BV (Groot Ammers) _ DCT.4010 Akzo Nobel Diosynth BV (Oss) _ WBI.4000 Akzo<br />

Nobel Engineering BV (Arnhem) _ GCH.3790 Akzo Nobel NV (Arnhem) _ UCH.4431 Albatros Flow Research (Markenesse) _<br />

DCT.4129 Alcatel CIT (Annecy, Frankrijk) _ DEL.4348 Alcatel Vacuum Technology (Houten) _ DEL.4348 Alkyon Hydraulic<br />

Consult.& Research BV (Marknesse) _ DCT.4129 Alterra (Wageningen) _ TST.4019 Andromeda Medizinische Systeme GmbH<br />

(Taufkirchen-Potzham, Duitsland) _ RGN.3663 Antonius Ziekenhuis (Nieuwegein) _ LGN.4349 AspenTech Europe BV (Best) _<br />

EST.3983<br />

B<br />

BSN glass pack (Leerdam) _ EWT.3939 Belgian Road Research Centre (BRRC) (Brussel, België) _ DCT.4090 Beltone Netherlands<br />

BV (Eindhoven) _ DEL.3943 BioDetection Systems BV (Amsterdam) _ BBI.4161 BioMerieux BV (Boxtel) _ NCH.4213 Biomaterials<br />

Research Group (Bilthoven) _ NGN.4187 Bionchip BV (Eindhoven) _ DEL.4348 Bioplex Medical BV (Vaals) _ DST.4094 Bioscan<br />

BV (Bilthoven) _ DST.4094 Bodycote Coating Centrum BV (Venlo) _ NNS.4041 Bouwdienst Rijkswaterstaat (Utrecht) _ DCT.3923 _<br />

DCT.3942 _ DCT.4010 Bronkhorst High-Tech BV (Ruurlo) _ TEL.4167 _ DEL.4540 Bruker Nonius BV (Delft) _ DTN.3736 _ UCH.4431<br />

Bunting Brinkman Bees BV (Tilburg) _ ABI.4165<br />

C<br />

C2V BV (Enschede) _ TET.4441 CATENA Microelectronics BV (Delft) _ DEL.4405 CERN (Genévè, Zwitserland) _ TTN.4177 CWI<br />

(Amsterdam) _ EIF.3959 _ TWI.4412 Campina Melkunie/DMV International (Wageningen) _ GFA.4170 Catharina Ziekenhuis<br />

(Eindhoven) _ LGN.4349 Cebeco Seeds BV (Lelystad) _ UBI.4385 Centraal Bureau voor Schimmelcultures (Utrecht) _ DCT.4010<br />

Chess Information Technology BV (Haarlem) _ EIF.3959 Cordis Europa NV (Roden) _ UGN.4024 Corus (IJmuiden) _ DLR.4329<br />

Corus Staal BV (IJmuiden) _ DCT.3942 Crucell Holland BV (Leiden) _ LGN.3977<br />

D<br />

DACOM PLANT-Service BV (Emmen) _ WBI.4395 DLV (Zwaagdijk) _ WBI.4395 DLV Adviesgroep NV (Bennekom) _ WBI.3871 DOW<br />

Benelux BV (Terneuzen) _ ACH.4438 DSM Anti-Infectives (Delft) _ GBI.4013 DSM Bakery Ingredients (Delft) _ VBI.3995 _<br />

LCH.4336 DSM Food Specialties (Delft) _ WBI.4100 DSM Research BV (Geleen) _ TST.3985 _ ACH.4217 _ LCH.4225 _ EST.4364 _<br />

TST.4428 _ UCH.4431 _ ACH.4438 DSM Resins BV (Zwolle) _ DCT.4010 DSM Services (Geleen) _ DEL.3891 DSM-Gist BV (Delft) _<br />

VBI.3995 Delft Electronic Products BV (Roden) _ DEL.3945 Diamond Tools Group BV (Nijmegen) _ NNS.4041 Diosynth BV (Oss) _<br />

WBI.4100 Doven Instituut (St Michielsgestel) _ CWI.4088 Dräger Medical Electronics (Best) _ NGN.3963 Duran Audio BV<br />

(Zaltbommel) _ DEL.3943<br />

E<br />

EARS (Delft) _ WMO.4133 ECN (Petten) _ NNS.3918 _ EWT.4012 ENRIN (Wageningen) _ TST.4019 ESA/ESTEC (Noordwijk) _<br />

DTN.4108 ESCETE (Enschede) _ TTN.4177 ETH Hönggerberg (Zürich, Zwitserland) _ DCT.3923 Eerland Recycling Services<br />

(Geldermalsen) _ DCT.4192 Enraf BV (Delft) _ DEL.4369 _ DEL.4540 Erasmus MC (Rotterdam) _ RGN.3663 _ TTN.4358 _ GN.3963<br />

Ericsson EuroLab Netherlands BV (Emmen) _ DEL.4405 Esso Nederland BV (Botlek) _ DEL.3891<br />

F<br />

Fa. P. Jansen (Naaldwijk) _ WBI.3493 Fides Goldstock Breeding BV (De Lier) _ WBI.3493 Fokker Aerostructures BV (Dordrecht) _<br />

DLR.4329<br />

99


100<br />

| Lijst gebruikers bij <strong>STW</strong>-projecten <strong>1997</strong><br />

G<br />

Gastec NV (Apeldoorn) _ EWT.4012 Gefran Sensori (Provaglio, Italië) _ DEL.3780 General Design (Amsterdam) _ CWI.4088<br />

GeoDelft (Delft) _ DCT.4192 Gezondheidsdienst voor Dieren (Deventer) _ WBI.4139 Grontmij Advies & Techniek (De Bilt) _<br />

DST.4027<br />

H<br />

Heineken Technical Services BV (Zoeterwoude) _ VBI.3995 _ DEL.4369 Hildebrands Laboratorium voor Bodemziekten BV<br />

(Wijster) _ ACH.4217 Hoofdproductschap Akkerbouw (Den Haag) _ WBI.3871 Hoogheemraadschap van Rijnland (Leiden) _<br />

DST.4027 Humanoid (Vejle, Denemarken) _ CWI.4088<br />

I<br />

IBM Research (Ruschlikon, Zwitserland) _ TIF.4367 ID-Lelystad BV (Lelystad) _ WBI.3909 _ WBI.4153 _ UDG.4462 IMAG BV<br />

(Wageningen) _ EST.4425 IMEC (Leuven, België) _ NNS.4191 IPCOS Technology BV (Boxtel) _ DEL.3891 IPG, Institute for Pig<br />

Genetics BV (Beuningen) _ WBI.3909 _ WBI.4153 ITM CV (Zwijndrecht) _ DCT.4010 Impress BV (Deventer) _ DEL.4369<br />

Ingenieursbureau Coenecoop BV (Waddinxveen) _ DEL.4203 _ TIF.4367 Ingenieursbureau Geodelta BV (Delft) _ DGD.4006<br />

International Water Management Institute (Maurik) _ WMO.4133 Intervet International BV (Boxmeer) _ UDG.4462 Intron BV<br />

(Culemborg) _ DCT.3923 _ DCT.4010 Iris Vision BV (Etten-Leur) _ BBI.4326 IsoTis NV (Bilthoven) _ DST.4094<br />

J<br />

JDS Uniphase Netherlands BV (Eindhoven) _ ETN.3492 _ TIF.4367 James Walker BV (Oud Beijerland) _ NNS.4041 Jason<br />

Geosystems BV (Rotterdam) _ UGE.4124<br />

K<br />

KAVB (Hillegom) _ WBI.4395 KEMA Nederland BV (Arnhem) _ ETN.3760 _ ETN.3892 _ DCT.3942 _ TST.3985 _ DCT.4010 _ TTN.4177<br />

_ EST.4364 KEMA Power Generation & Sustainables (Arnhem) _ EWT.4012 KIWA BV (Nieuwegein) _ GCH.3790 KOAC-WMD<br />

(Apeldoorn) _ DCT.4192 KPMG Consulting (De Meern) _ REC.4195 KPN Telecom (Den Haag) _ TWI.4412 Kappa Packaging<br />

Development Centre BV (Hoogeveen) _ DLR.4329 Katholieke Universiteit Leuven (België) _ NNS.4041 Kempen & Co<br />

(Amsterdam) _ REC.4195 Kipp & Zonen BV (Delft) _ WMO.4133 Koppert BV (Berkel en Rodenrijs) _ ABI.4165 _ ABI.4398<br />

Kweekbedrijf HZPC (Metslawier) _ WBI.3871<br />

L<br />

LTO Nederland (Den Haag) _ WBI.4139 LUMC (Leiden) _ RGN.3663 _ BBI.4326 Laboratoire d’Electronique Philips (Limeil-<br />

Brevannes Cedex, Frankrijk) _ UGN.4496 Laprolan Medische Producten (Beuningen) _ RGN.3663 Leica Microsystems BV<br />

(Rijswijk) _ BBI.4326 Leijenburg Ziekenhuis (Den Haag) _ RGN.3663 Lucent Technologies (Huizen) _ TIF.4367 Lucent<br />

Technologies Nederland BV (Hilversum) _ ETN.3492 Luxan BV (Elst) _ ACH.4217<br />

M<br />

M + P Raadgevende Ingenieurs BV (’s Hertogenbosch) _ TET.4441 MIVATEC Hard- und Software GmbH (Schnaich, Duitsland) _<br />

DEL.3945 Maser Engineering BV (Enschede) _ TEL.3750 _ TEL.3932 McRoberts BV (Den Haag) _ TEL.4167 Mebin BV<br />

(Amsterdam) _ DCT.4010 Mechatronics Competence Centre (Nieuwegein) _ DEL.4540 Medis Medical Imaging Systems BV<br />

(Leiden) _ LGN.4349 Medtronic Bakken Research Center BV (Maastricht) _ TTN.4358 _ DEL.4405 Melexis R&D Center<br />

(Tessenderlo, België) _ DEL.3780 Meteo Consult BV (Wageningen) _ WMO.4133 Microflown Technologies BV (Zevenaar) _<br />

TET.4441 Mierij Meteo BV (De Bilt) _ WMO.4133 Ministerie van Defensie (Den Haag) _ EIF.3959 Ministerie van LNV (Den Haag) _<br />

WBI.4139 Ministerie van Middenstand en Landbouw (Brussel, België) _ WBI.4139<br />

utilisatierapport 2002


N<br />

NV Nederlandse Gasunie (Groningen) _ EWT.4012 NIKO-TNO (Groningen) _ ACH.4217 NIVR (Delft) _ DTN.4108 NLR (Amsterdam)<br />

_ NNS.3918 NLR Testhouse (Oude Meer) _ DLR.4329 NMi Van Swinden Laboratorium BV (Delft) _ TET.4441 NOB Interactive<br />

(Hilversum) _ CWI.4088 NOTOX (Den Bosch) _ BBI.4161 NPC Netherlands Pavement Consultants BV (Utrecht) _ DCT.4192 NV<br />

Organon (Oss) _ VGN.4211 Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek (Amsterdam) _ LGN.3977 Nederlandse Vereniging voor<br />

Slechthorenden (Houten) _ DEL.3943 Netherlands Institute for Metals Research (Delft) _ NNS.4041 Nikon Europe BV<br />

(Badhoevedorp) _ UNS.3946 Norsk Hydro ASA (Porsgrunn, Noorwegen) _ EST.4364 Norsk Hydro Agri R&D (Oslo, Noorwegen) _<br />

EST.4364 Nutreco (Boxmeer) _ WBI.3909 _ WBI.4153<br />

O<br />

Océ-Technologies BV (Venlo) _ NNS.4191 _ EST.4425 _ DEL.4540 Opticrop BV (Vijfhuizen) _ WBI.4395<br />

P<br />

PBG (Aalsmeer) _ ABI.4398 PD & E Automotive BV (Helmond) _ EST.3983 Parker Gas Separation BV (Etten-Leur) _ TST.3985<br />

PelviTec BV (Beuningen) _ RGN.3663 Perimed AB (Jarfalla, Zweden) _ TTN.4358 PharmAAware IP BV (Bunnik) _ GFA.4170<br />

Pharmachemie BV (Haarlem) _ LCH.4427 Philips CFT (Eindhoven) _ EWT.4012 _ TET.4441 Philips Components (Eindhoven) _<br />

DEL.3945 Philips Display Components (Eindhoven) _ EWT.3939 Philips Electronics (Amsterdam) _ REC.4195 Philips GmbH<br />

(Aken, Duitsland) _ ETN.3892 Philips International BV (Eindhoven) _ REC.4195 Philips LCD Cells and Modules (Heerlen) _<br />

TEL.3932 Philips Lighting BV (Eindhoven) _ ETN.3760 _ GCH.3790 _ ETN.3892 _ EWT.3939 Philips Medical Systems Nederland BV<br />

(Best) _ EEL.3982 _ UGN.4024 _ TTN.4177 _ TTN.4330 Philips Multimedia Center - PMC (Sunnyvale, Verenigde Staten) _ CWI.4088<br />

Philips Research (Briarcliff Manor, Verenigde Staten) _ CWI.4088 Philips Research Laboratories (Eindhoven) _ ETN.3892 _<br />

TEL.3932 _ DEL.3945 _ CWI.4088 _ NNS.4191 _ ETN.4226 _ DEL.4348 _ TIF.4367 _ DEL.4405 _ EST.4425 Philips Semiconductors<br />

(Nijmegen) _ TEL.3750 _ DEL.4038 Physio BV Dräger Company (Best) _ NGN.3963 Plant Research International BV (Wageningen)<br />

_ WBI.3871 _ WBI.4395 Praktijkonderzoek Plant en Omgeving (Naaldwijk) _ LBI.3679 _ WBI.4395 _ ABI.4398 Proctor & Gamble<br />

(Strombeek-Bever, België) _ VBI.4151 Produktschap Tuinbouw (Zoetermeer) _ WBI.3493 Produktschap voor Vee, Vlees en Eieren<br />

(Zoetermeer) _ WBI.4139 Proefstation voor Bloemisterij in Nederland (Aalsmeer) _ ABI.4165<br />

Q<br />

Quest International (Bussum) _ VBI.3995<br />

R<br />

RIKZ (Kamperland) _ DCT.4129 _ GNS.4132 _ BBI.4161 RIVM (Bilthoven) _ DWT.4130 _ VBI.4151 RIZA (Lelystad) _ GCH.3790 _<br />

DCT.4129 _ NCH.4213 RTC&P (Culemborg) _ NNS.4041 RVV (Voorburg) _ WBI.4139 Rexroth Hydraudyne BV (Boxtel) _ DLR.4329<br />

Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (Amersfoort) _ GNS.4132 Rijkswaterstaat (Delft) _ DCT.4090 _ DCT.4192<br />

Roelfstra Consultants BV (Mheer) _ DCT.4010 Roessingh Research and Development (Enschede) _ TEL.4167 Royaal Rokerij BV<br />

(Helmond) _ LBI.4199 Royal Haskoning BV (Nijmegen) _ VBI.4151 Röntgen Technische Dienst BV (Rotterdam) _ DCT.3942<br />

S<br />

| Lijst gebruikers bij <strong>STW</strong>-projecten <strong>1997</strong><br />

SMARTEC BV (Breda) _ DEL.4540 SMI BV (Enschede) _ TTN.4177 STOWA (Utrecht) _ DST.4027 Schlumberger Cambridge<br />

Research (Cambridge, Groot Brittannië) _ UGE.4124 Sennheiser Electronic (Wedemark, Duitsland) _ TET.4441 Shell Global<br />

Solutions International BV (Amsterdam) _ EWT.4012 Shell Global Solutions S.A. (Petit-Couronne, Frankrijk) _ DCT.4090 Shell<br />

Research and Technology Centre (Amsterdam) _ DCT.3942 _ EST.3983 _ LCH.4225 _ EST.4364 _ ACH.4438 Shell SIEP BV<br />

(Rijswijk) _ NNS.3918 _ DCT.3923 _ DCT.4010 _ UGE.4124 Shell SIOP (Amsterdam) _ DST.4434 Sigma Coatings BV (Amsterdam)<br />

_ DCT.4010 Silidur Benelux NV (Rotterdam) _ DCT.4010 Smit Draad (Nijmegen) _ TTN.4177 Smit Transformatoren BV (Nijmegen)<br />

_ TTN.4177 SonionMicrotronic Nederland BV (Amsterdam) _ DEL.3943 Spanbeton BV (Koudekerk a/d Rijn) _ DCT.4010 St.<br />

Elizabeth Ziekenhuis (Tilburg) _ UGN.4024 St. Franciscus Gasthuis (Rotterdam) _ RGN.3663 Staring Centrum (SC-DLO)<br />

(Wageningen) _ WMO.4133 Stichting Academisch Rekencentrum Amsterdam _ BBI.4326 Stichting CROW (Ede) _ DCT.4192 Stork<br />

101


102<br />

| Lijst gebruikers bij <strong>STW</strong>-projecten <strong>1997</strong><br />

utilisatierapport <strong>2003</strong><br />

Engineers & Contractors BV (Amsterdam) _ DGD.4006 Stork Food & Dairy Systems BV (Amsterdam) _ DEL.4369 Stork Veco BV<br />

(Eerbeek) _ DCT.4010 Stratos BV (Veenwouden) _ ACH.4217 Structural Laminates BV (Delft) _ DLR.4329 Syngenta Seeds AG<br />

(Basel, Zwitserland) _ GBI.4334 Syngenta Seeds BV (Enkhuizen) _ LBI.3679<br />

T<br />

TMS International BV (Enschede) _ TTN.4330 TNO Bouw (Delft) _ DCT.4010 TNO DIANA BV (Delft) _ DCT.3923 _ DCT.4010 TNO<br />

Industrie (Eindhoven) _ EST.4425 TNO Institute of Industrial Technology (Eindhoven) _ NNS.4041 TNO Telecom (Leidschendam) _<br />

CWI.4088 _ TIF.4367 _ TWI.4412 TNO Voeding (Zeist) _ UNS.3946 _ UCH.4011 _ NCH.4213 TNO-FEL (Den Haag) _ DEL.4203<br />

TNO-MEP (Apeldoorn) _ GCH.3790 _ TST.3985 TNO-NITG (Utrecht) _ GNS.4132 TNO-PML (Rijswijk) _ DTN.4108 TNO-TM<br />

(Soesterberg) _ UGN.4496 TNO-TPD (Delft) _ DEL.3891 _ DCT.3942 _ DEL.3945 _ DGD.4006 _ BBI.4326 TNO-TPD TU (Eindhoven)<br />

_ GCH.3790 _ EWT.3939 Tai-Ji Control (Eindhoven) _ DEL.3891 Technische Universität München (Garching, Duitsland) _ TST.4428<br />

Teladin Consultancy BV (Gouda) _ DEL.4038 Texas Instruments Holland BV (Almelo) _ DEL.3780 _ TEL.4167 Thales Nederland BV<br />

(Hengelo) _ EIF.3959 ThreeFive Photonics BV (Houten) _ DEL.4203 Twente Solid State Technology BV (Hengelo) _ TTN.4330<br />

Twentsche Kabelfabriek BV (Haaksbergen) _ TIF.4367<br />

U<br />

UMC (Utrecht) _ NGN.3963 _ UGN.4024 _ NGN.4187 Unilever Research (Vlaardingen) _ DEL.3891 _ UNS.3946 _ UCH.4011 _<br />

ETN.4226 _ DEL.4369 _ UCH.4431 Universiteit Gent (België) _ ETN.3892 Universiteit Leuven (Heverlee, België) _ DEL.4038 _<br />

UCH.4431<br />

V<br />

VOBN (Veenendaal) _ DCT.4010 Vereenigde Octrooibureau (’s Hertogenbosch) _ NNS.4041 Vereniging van Bloemenveilingen<br />

Nederland (Leiden) _ WBI.3493 Vitatron Medical BV (Dieren) _ DEL.4405 Vodafone Group (Maastricht) _ TWI.4412 Von Karman<br />

Institute for Fluid Dynamics (Rhode-St.-Genese, België) _ NNS.3918<br />

W<br />

WL - Delft Hydraulics (Delft) _ DCT.4129 Waterschap Groot Salland (Zwolle) _ DST.4027 Wilex Biotechnology GmbH (München,<br />

Duitsland) _ GFA.4170 Witteveen & Bos (Deventer) _ DST.4027 Wärtsilä Nederland BV (Zwolle) _ DST.4376<br />

X<br />

Xensor Integration BV (Delfgauw) _ DEL.3780 Xsens Sports Technologies BV (Enschede) _ TEL.4167<br />

Y<br />

Yamanouchi Europe BV (Leiderdorp) _ GFA.4170<br />

Z<br />

Zelder BV (Gennep) _ UBI.4385 Zuiveringsschap Hollandse Eilanden (Dordrecht) _ DST.4027


| WMO.4133<br />

103

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!