1992 1997 | Utilisatierapport 2003 - Technologiestichting STW
1992 1997 | Utilisatierapport 2003 - Technologiestichting STW
1992 1997 | Utilisatierapport 2003 - Technologiestichting STW
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Technologiestichting</strong> <strong>STW</strong><br />
| <strong>Utilisatierapport</strong> <strong>2003</strong><br />
<strong>1992</strong><br />
<strong>1997</strong>
| Inhoud<br />
| Utilization, -sation [joe:tillazeesjn] (nuttig) gebruik<br />
| Innovatie, niet altijd maakbaar<br />
| Middelgrote apparatuur op universiteiten<br />
| Statistiek<br />
| Twee momenten van evaluatie<br />
| De methode; hoe ‘meten’ we de utilisatie<br />
| Projecten gestart in <strong>1992</strong><br />
| Projecten gestart in <strong>1997</strong><br />
| <strong>1992</strong><br />
| Indeling projecten <strong>1992</strong><br />
| Projecten <strong>1992</strong> per instelling<br />
| Lijst gebruikers projecten <strong>1992</strong><br />
| <strong>1997</strong><br />
| Indeling projecten <strong>1997</strong><br />
| Projecten <strong>1997</strong> per instelling<br />
| Lijst gebruikers projecten <strong>1997</strong><br />
| Uitleg BPI-meetmethode<br />
4<br />
9<br />
18<br />
23<br />
23<br />
23<br />
26<br />
27<br />
29<br />
30<br />
31<br />
54<br />
57<br />
58<br />
59<br />
99<br />
binnenkant achterzijde omslag
4<br />
| Utilization, -sation [joe:tillazeesjn] (nuttig) gebruik<br />
drs. F.J.G. van de Linde, directeur <strong>Technologiestichting</strong> <strong>STW</strong><br />
Voor u ligt het <strong>Utilisatierapport</strong> <strong>2003</strong><br />
van de <strong>Technologiestichting</strong> <strong>STW</strong>.<br />
Een belangrijk rapport, want utilisatie<br />
behoort tot <strong>STW</strong>’s expliciete doel-<br />
stellingen. Utilisatie betekent letter-<br />
lijk ‘het ten nutte maken’ of ‘nuttig<br />
gebruik’, maar voor <strong>STW</strong> is utilisatie:<br />
de kans op toepassing van onder-<br />
zoeksresultaten door gebruikers.<br />
<strong>STW</strong> wil die kans bevorderen.<br />
Daarbij hanteren we een ruime<br />
opvatting van het woord ‘gebruikers’.<br />
Een onderzoeker kan in onze definitie<br />
een gebruiker zijn, zolang die niet uit<br />
hetzelfde vakgebied komt. Potentiële<br />
gebruikers bevinden zich ook in<br />
de overheids- en non-profitsector,<br />
maar in de praktijk zijn de meeste<br />
gebruikers commerciële bedrijven.<br />
Dat sluit aan op onze overtuiging dat<br />
bedrijven de beste uitgangspositie<br />
hebben om onderzoeksresultaten om<br />
te zetten in innovatie: economische<br />
waardecreatie door nieuwe kennis<br />
te verwerken in nieuwe producten<br />
en diensten.<br />
Hoe kun je utilisatie bevorderen?<br />
<strong>STW</strong> hanteert daarvoor vier een-<br />
voudige uitgangspunten. Die zijn<br />
ten eerste dat je expliciet op utilisatie<br />
moet sturen; ten tweede dat je de<br />
gebruikers vanaf het begin moet<br />
betrekken en betrokken moet houden,<br />
ten derde dat je de samenwerking<br />
tussen partijen moet faciliteren met<br />
duidelijke en consistente spelregels<br />
en ten vierde dat je maatwerk moet<br />
leveren, omdat elk project nu eenmaal<br />
anders is.<br />
Het eerste uitgangspunt, dat je<br />
expliciet op utilisatie moet sturen,<br />
weegt vanaf het begin van een project<br />
zwaar mee. <strong>STW</strong> is echter een<br />
organisatie in de zogeheten tweede<br />
geldstroom, waar wetenschappelijk<br />
uitblinken op basis van competitie<br />
een doorslaggevend criterium is.<br />
Het bestuur van <strong>STW</strong> heeft ervoor<br />
gekozen om de criteria van weten-<br />
schappelijk excellentie en van<br />
utilisatie even zwaar te laten wegen.<br />
Dit betekent in de praktijk dat per<br />
projectvoorstel tenminste vijf<br />
referenten gedetailleerde antwoorden<br />
geven op uiteenlopende deelvragen<br />
met betrekking tot beide hoofd-<br />
criteria. Referenten blijken heel goed<br />
in staat om een kwalitatieve indruk<br />
te geven van de kans dat onderzoeks-<br />
resultaat door gebruikers zal worden<br />
toegepast, tenminste als de<br />
referenten de juiste informatie krijgen<br />
aangeleverd. De opstellers van de<br />
projectvoorstellen moeten hiervoor<br />
voldoende aanknopingspunten<br />
aanreiken, aan de hand van<br />
richtlijnen. Bovendien zorgt de<br />
projectaanvrager ervoor dat poten-<br />
tiële en relevante gebruikers in het<br />
voorstel aan het woord komen.<br />
Dat kan variëren van schriftelijke<br />
adhesiebetuigingen tot, bij grotere<br />
projecten, door <strong>STW</strong> verplicht gestel-<br />
de ‘cash’ of ‘in kind’ bijdragen aan de<br />
projecten. Daarnaast kent <strong>STW</strong> een<br />
toetsing van elk voorstel door een<br />
onafhankelijke ad hoc lekenjury.<br />
Elk jurylid geeft voor zowel weten-<br />
schappelijke kwaliteit als utilisatie<br />
per projectvoorstel een cijfer. Beide<br />
cijfers worden tot een eindcijfer
gemiddeld, waarna de rangorde wordt<br />
bepaald. Zo weegt utilisatie even<br />
zwaar als wetenschappelijke kwaliteit.<br />
Het tweede uitgangspunt is dat je<br />
utilisatie het beste bevordert door<br />
relevante gebruikers in een zo vroeg<br />
mogelijk stadium te betrekken en<br />
betrokken te houden. Het betrekken<br />
van gebruikers begint al bij het<br />
bedenken van onderzoeksvoorstellen.<br />
<strong>STW</strong> is daar vrijwel nooit rechtstreeks<br />
bij betrokken, want <strong>STW</strong> vindt dat<br />
de onderzoeksideeën vanuit het veld<br />
tot ontwikkeling moeten komen.<br />
Bottom up dus, en niet top down.<br />
Maar doordat utilisatie een expliciet<br />
criterium is, kunnen projectindieners<br />
niet anders dan vanaf het begin<br />
op zijn minst de toepassing en de<br />
gebruiker sterk in gedachten houden.<br />
Gaandeweg de totstandkoming van<br />
het voorstel worden de relevante<br />
gebruikers steeds sterker bij de<br />
projectaanvragen betrokken.<br />
Zodra een projectvoorstel is gehono-<br />
reerd (<strong>STW</strong> kent een honorerings-<br />
percentage van veertig procent) en<br />
daadwerkelijk van start gaat, vormen<br />
de oorspronkelijk beoogde gebruikers<br />
plus eventueel aanvullende gebrui-<br />
kers een commissie, die tweemaal<br />
per jaar bijeenkomt en samen met<br />
<strong>STW</strong> het onderzoek van dichtbij volgt.<br />
De gebruikerscommissie doet aan-<br />
bevelingen over de voortgang van het<br />
onderzoek met het oog op utilisatie,<br />
en heeft een belangrijke stem in de<br />
‘mid term review’ na twee jaar, op<br />
grond waarvan al of niet tot voortzet-<br />
ting wordt besloten.<br />
Het aantal gebruikers in zo’n gebrui-<br />
kerscommissie varieert. Gemiddeld<br />
zijn het er vijf tot zeven per <strong>STW</strong>-<br />
project (er lopen honderden projecten<br />
in een jaar), maar er zijn ook projecten<br />
met meer dan tien gebruikers in de<br />
gebruikerscommissie en in een klein<br />
aantal gevallen zijn er slechts één<br />
of twee gebruikers. Vanzelfsprekend<br />
staan alle grote Nederlandse bedrij-<br />
ven op de actieve gebruikerslijst van<br />
<strong>STW</strong>, naast een groot aantal innova-<br />
tieve MKB-ers en technostarters.<br />
Het derde uitgangspunt is dat je<br />
alleen samen kunt werken op basis<br />
van duidelijke spelregels, die tijdens<br />
het spel niet meer worden veranderd.<br />
Maar niet te veel regels alsjeblieft.<br />
<strong>STW</strong> hanteert daarom een beperkte<br />
set van regels voor het samenwerken<br />
met gebruikers. De gebruikers<br />
committeren zich vanaf het begin aan<br />
die regels. Doel is de effectieve<br />
bescherming en de exploitatie van<br />
de kennis die in <strong>STW</strong>-projecten wordt<br />
gegenereerd. <strong>STW</strong> en de betrokken<br />
universiteit zijn in eerste instantie<br />
eigenaar van de kennis die in het<br />
project wordt gegenereerd. Indien<br />
mogelijk wordt door <strong>STW</strong> een octrooi<br />
aangevraagd, op naam van <strong>STW</strong> of<br />
op naam van derden, nadat hiertoe<br />
een overeenkomst is gesloten, maar<br />
altijd zodanig dat <strong>STW</strong> over de kennis<br />
kan onderhandelen. Want het is de<br />
bedoeling dat de kennis verhandeld<br />
| utilization, -sation [joe:tillazeesjn] (nuttig) gebruik<br />
wordt. Leden van de gebruikers-<br />
commissie hebben daarbij een voor-<br />
keurspositie, maar geen exclusieve<br />
positie. Ze kunnen tegen redelijke<br />
voorwaarden het recht krijgen om<br />
de ontwikkelde kennis te exploiteren.<br />
De overeengekomen revenuen<br />
vloeien, na aftrek van de octrooi-<br />
kosten, terug naar de vakgroep en<br />
de universiteit. De universiteit<br />
behoudt uiteraard altijd het recht<br />
om de kennis te gebruiken voor<br />
onderwijs en verder onderzoek.<br />
Maatwerk is het laatste en wellicht<br />
het belangrijkste uitgangspunt van<br />
<strong>STW</strong>. Nauwe keurslijven en knellende<br />
systematiek kunnen immers contra-<br />
productief uitpakken voor het doel:<br />
het vergroten van het rendement<br />
van wetenschappelijk onderzoek<br />
door utilisatie. Het gaat juist om<br />
creativiteit, risico nemen en innovatie.<br />
Wie nieuwe kennis wil helpen<br />
ontwikkelen moet daarom bereid<br />
zijn tegemoet te komen aan de<br />
behoeften van de kennisontwikke-<br />
laars. <strong>STW</strong> laat daarom de project-<br />
aanvragers zelf bepalen wat hun<br />
behoeften zijn, zowel in de sfeer<br />
van personeel als materieel,<br />
investeringen en werkbezoeken.<br />
De behoeften worden getoetst<br />
door middel van ‘peer review’, en<br />
vervolgens worden de onderzoeks-<br />
projecten professioneel gemanaged,<br />
waarbij de rechtmatige besteding<br />
van het budget plaatsvindt op basis<br />
van declaraties. Projecten kunnen<br />
worden verlengd of uitgebreid, maar<br />
5
6<br />
| Utilization, -sation [joe:tillazeesjn] (nuttig) gebruik<br />
projecten gestart in <strong>1992</strong> tot en met <strong>1997</strong> hebben tot en met 2002 het volgende<br />
opgeleverd:<br />
aantal overeenkomst octrooi inkomsten (in M€)<br />
<strong>1992</strong> 41 22 9 2,07<br />
1993 101 33 23 3,24<br />
1994 89 32 17 2,50<br />
1995 87 53 27 3,18<br />
1996 120 53 36 5,0<br />
<strong>1997</strong> 99 57 23 2,86<br />
figuur 1 aantal gestarte projecten<br />
figuur 2 aantal overeenkomsten (contracten)<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
ze kunnen ook worden gestopt. Elk<br />
van die opties komt in de praktijk voor.<br />
De vier uitgangspunten waarmee<br />
<strong>STW</strong> utilisatie bevordert zijn dus:<br />
– Expliciet op utilisatie sturen;<br />
– Gebruikers zo vroeg mogelijk<br />
betrekken en betrokken houden;<br />
– Heldere en consistente spelregels;<br />
– Maatwerk.<br />
Nu is de vraag of dat lukt. Die vraag<br />
wordt elk jaar aan de orde gesteld<br />
in het utilisatierapport. En die vraag<br />
wordt elk jaar positief beantwoord,<br />
ook dit jaar, op basis van een analyse<br />
van de projecten die zes en elf jaar<br />
geleden zijn gestart. Het aantal over-<br />
eenkomsten dat <strong>STW</strong> met bedrijven<br />
heeft gesloten is toegenomen van iets<br />
meer dan 20 op de projecten gestart<br />
in <strong>1992</strong> naar ruim 50 op de projecten<br />
gestart in <strong>1997</strong> (figuur 1 en 2). Ook in<br />
octrooien zien we een stijgende lijn<br />
(figuur 3).<br />
De inkomsten (figuur 4) hebben voor<br />
de projecten gestart in <strong>1997</strong> nu al<br />
meer opgeleverd dan de projecten<br />
gestart in <strong>1992</strong>. Dit terwijl de grote<br />
stroom inkomsten voor de projecten<br />
gestart in <strong>1997</strong> nog op gang moet<br />
komen. Deze projecten zijn immers<br />
recent beëindigd en bevinden zich<br />
veelal nog in een ontwikkelingsfase.<br />
Het hoofdstuk ‘Statistiek’ (pag. 23)<br />
gaat nader in op het meten van utili-<br />
satie. Daarin wordt aangetoond dat 61<br />
procent van de projecten die in <strong>1992</strong>
zijn gestart geleid heeft tot een<br />
actieve relatie met een of meer<br />
gebruikers, 73 procent heeft een<br />
concreet product opgeleverd en<br />
46 procent heeft cash of in kind<br />
inkomsten opgeleverd, in die zin dat<br />
er waardevolle resultaten voor de<br />
samenleving zijn gegenereerd, die<br />
nu al, of naar verwachting op termijn,<br />
inkomsten opleveren (zie figuur 9).<br />
Dat zijn goede resultaten. Bij de pro-<br />
jecten die in <strong>1997</strong> zijn gestart liggen<br />
deze percentages iets lager, conform<br />
het beeld dat de utilisatierapporten<br />
jaarlijks opleveren. Na vijf tot zes jaar<br />
is het immers in veel gevallen nog<br />
te vroeg om van uitgekristalliseerde<br />
kennisexploitatie te spreken. Een<br />
uitzondering daarop vormt de ‘betrok-<br />
kenheid’, die in dit geval 70 procent<br />
bedraagt (zie figuur 10).<br />
Een vanzelfsprekend en belangrijk<br />
resultaat van <strong>STW</strong>-onderzoek is de<br />
voortbrenging van excellente zie<br />
onderzoekers die oog hebben voor<br />
utilisatie. In het utilisatierapport 2002<br />
hebben we een onderzoekje gedaan<br />
naar de mobiliteit van <strong>STW</strong>-onder-<br />
zoekers, en vastgesteld dat zij vaak<br />
hun onderzoeksloopbaan voortzetten,<br />
zowel bij het bedrijfsleven als bij<br />
publiek gefinancierde onderzoeks-<br />
instellingen. De bijdrage van deze<br />
onderzoekers aan innovatie is zonder<br />
twijfel van groot belang.<br />
Maar het traject naar de toepassing<br />
kan soms een onverwachte wending<br />
krijgen. Het komt voor dat hoog-<br />
figuur 3 aantal octrooien<br />
figuur 4 inkomsten<br />
| utilization, -sation [joe:tillazeesjn] (nuttig) gebruik<br />
7
8<br />
| Utilization, -sation [joe:tillazeesjn] (nuttig) gebruik<br />
gespannen verwachtingen niet<br />
uitkomen, vaak door gebeurtenissen<br />
waarop <strong>STW</strong>, de onderzoekers en<br />
de gebruikers geen invloed hebben.<br />
Dit jaar publiceren we in ons utili-<br />
satierapport twee beschrijvingen<br />
(pag. 9 en 13) van zulke succes–<br />
verhalen, die helaas net geen<br />
‘bestseller’ werden. We leren ervan<br />
dat innovatie wel bevorderd kan<br />
worden, maar niet maakbaar is.<br />
Daarom bevordert <strong>STW</strong> weliswaar<br />
de kans op toepassing (utilisatie) en<br />
dat lukt ook, maar niet de toepassing<br />
zelf. De krachten die daarbij een rol<br />
spelen vallen buiten de invloedssfeer<br />
van <strong>STW</strong>.<br />
In het volgende hoofdstuk (pag. 16)<br />
schenken we aandacht aan de erosie<br />
van middelgrote apparatuurinveste-<br />
ringen van de eerste geldstroom.<br />
Dat is een zorgelijk punt, omdat <strong>STW</strong><br />
als tweede-geldstroomorganisatie<br />
moet voortbouwen op de sterkten<br />
van de universiteiten, waaronder<br />
de infrastructurele apparatuurvoor-<br />
zieningen. Nemen die sterkten af,<br />
dan heeft dat ook zijn gevolgen<br />
voor de hefboomwerking van de<br />
tweede geldstroom. In toenemende<br />
mate worden we geconfronteerd<br />
met verzoeken om delen van de<br />
infrastructuur te bekostigen die<br />
eigenlijk voor rekening van de eerste<br />
geldstroom zouden moeten zijn.<br />
Over deze ingewikkelde problematiek<br />
wil <strong>STW</strong> de dialoog aangaan met<br />
de Colleges van Bestuur van de<br />
Universiteiten.<br />
Voor u ligt het <strong>Utilisatierapport</strong> <strong>2003</strong>.<br />
Het rapport geeft transparant inzicht<br />
in de werkzaamheden van <strong>STW</strong> en de<br />
mate waarin de doelstelling van<br />
utilisatie is bereikt. Ook laten we niet<br />
na enkele kritische kanttekeningen te<br />
zetten. Ik wens u veel leesplezier!<br />
Erik J.G. van de Linde,<br />
directeur Techologiestichting <strong>STW</strong><br />
utilisatierapport <strong>2003</strong>
| Innovatie, niet altijd ‘maakbaar’<br />
Temidden van alle discussies die op<br />
dit moment gevoerd worden om de<br />
innovatiekracht van Nederland te<br />
vergroten is het goed om oog te<br />
houden voor het feit dat innovatie<br />
niet altijd ‘maakbaar’ is. Ook al is<br />
aan alle voorwaarden voldaan, zoals<br />
een briljante vinding, die ook nog<br />
beschermd is, voldoende investerings-<br />
kapitaal en ervaren managers om de<br />
kar te trekken, dan is daarmee het<br />
succes nog niet verzekerd. Een scala<br />
aan factoren, waarop zeker door de<br />
onderzoekers en de subsidieverstrek-<br />
ker geen enkele invloed kan worden<br />
uitgeoefend, blijken hierin een rol<br />
te spelen. De hierna volgende<br />
interviews met twee managers die<br />
enthousiast aan de slag zijn gegaan<br />
met een veelbelovende vinding uit<br />
een <strong>STW</strong>-project geven hiervan een<br />
illustratie.<br />
Het eerste interview met ir. Bart<br />
van Neerbos betreft <strong>STW</strong>-project<br />
EWT.0250, ‘Ontwikkeling van kroon-<br />
wielvertanding, gefabriceerd door<br />
middel van electrovonkerosie’,<br />
uitgevoerd aan de Technische<br />
Universiteit Eindhoven onder leiding<br />
van prof.dr.ir. M.J.W. Schouten.<br />
Het project is gestart in 1983.<br />
Er zijn twee octrooien uit voort-<br />
gekomen die in eerste instantie<br />
op naam van de firma Kuiken NV<br />
zijn gesteld. Deze laatste was<br />
nauw betrokken bij het onderzoek.<br />
In 1991 zijn de octrooien door <strong>STW</strong>,<br />
mede namens Kuiken overgedragen<br />
aan Crown Gear BV, waarbij een<br />
royalty-regeling en een vergoeding<br />
ineens werd overeengekomen.<br />
Wat er daarna gebeurde verhaalt<br />
het interview.<br />
Het verhaal van Rijk Verheul, directeur<br />
van Mierij Meteo, illustreert dat de<br />
‘gap’ tussen de universiteit en het<br />
midden- en kleinbedrijf niet altijd een-<br />
voudig te overbruggen is. Het betreft<br />
hier <strong>STW</strong>-project DEL.0724, ‘Integrated<br />
Air-flow Sensor’ uitgevoerd aan de<br />
Technische Universiteit Delft onder<br />
leiding van prof.dr.ir. J.H. Huijsing,<br />
gestart in 1984. Dit project kent een<br />
tweetal vervolgprojecten, DEL.1362,<br />
‘Smart Sensor Ontwikkeling’ en<br />
DEL.2239 ‘Sigma Delta modulator’ en<br />
DEL.2694 ‘Integrated smart sensor<br />
with hybrid microcontroller’, waarvan<br />
de resultaten mede van belang zijn<br />
voor de technische en commerciële<br />
mogelijkheden en waarde van de<br />
Sensor. In 1987 is een octrooiaanvraag<br />
ingediend met de titel ‘richtings-<br />
gevoelige stroomsnelheidsmeter’.<br />
Dit octrooi is overgedragen aan<br />
Bronkhorst High-Tech BV, waarbij<br />
Bronkhorst het exclusieve recht ver-<br />
kreeg met betrekking tot flowmeters<br />
in leidingen en <strong>STW</strong> het recht behield<br />
licenties onder het octrooi aan derden<br />
te verlenen op de overige markten.<br />
Op grond daarvan is in 1996 een<br />
licentieovereenkomst met Mierij<br />
Meteo gesloten op het gebied van<br />
meteorologische toepassingen.<br />
9
INTERVIEW MET IR. BART R. VAN NEERBOS<br />
‘Ontwikkeling van kroonwielvertanding,<br />
gefabriceerd door middel van electovonkerosie’<br />
project EWT.0250<br />
Zwitser op de loop met de kip met de gouden eieren<br />
Een briljante, gepatenteerde vinding, een enthousiast<br />
gezelschap investeerders en een stevig potentieel aan<br />
klanten konden niet verhinderen dat Crown Gear BV moest<br />
stoppen met de productie van een aandrijfmechaniek op<br />
basis van kroonwieloverbrenging met een cilindrisch rond-<br />
sel. Ir. Bart R. van Neerbos, directeur van het Loosdrechtse<br />
Nestor Management Consultants, maakte de ‘rise and fall’<br />
van Crown Gear van nabij mee. Hij blikt terug op de vraag<br />
hoe het toch fout kon gaan.<br />
“Zo rond 1990 meldde de heer Kuiken zich bij <strong>STW</strong> met een<br />
vinding om met behulp van een kroonwieloverbrenging<br />
aandrijfproblemen in machines op te lossen. Hij had patent<br />
op de vorm en de techniek en vroeg zich af of er iets mee<br />
te ondernemen viel. De bedoeling was een overbrenging<br />
te maken die beter zou zijn dan die van de kegelwielover-<br />
brenging. Daarmee ben ik aan de slag gegaan. Senter<br />
(toen nog STIPT, red.) en <strong>STW</strong> wilden participeren op<br />
voorwaarde dat mogelijke latere gebruikers, zoals DAF en<br />
tandwielfabriek De Schelde, ook zouden deelnemen in<br />
een op te richten consortium”, vertelt Van Neerbos, die er<br />
zijn specialisme van heeft gemaakt partijen bij elkaar te<br />
brengen die gezamenlijk in een joint venture opereren om<br />
innovatieve producten tot ontwikkeling te brengen.<br />
Geschatte omzet van 10 miljoen euro<br />
“In Crown Gear hebben we de tandwieloverbrenging verder<br />
ontwikkeld en vertaald naar de productiefase. Senter was<br />
bereid 60 procent van de ontwikkelingskosten voor zijn<br />
rekening te nemen tot een maximum van bijna vier miljoen<br />
euro. DAF en De Schelde stapten in, <strong>STW</strong> deed mee en ook<br />
ABN AMRO wilde participeren. Ik heb vervolgens het<br />
bureau KWW uit Rotterdam ingeschakeld om de waarde<br />
van de vinding te kunnen bepalen. De verwachting was dat<br />
we in vijf tot zeven jaar zouden kunnen uitgroeien tot een<br />
producent met een omzet van 10 miljoen euro. Alles wees<br />
er op dat we de kip met de gouden eieren in handen<br />
hadden. De lange aanlooptijd heeft vooral te maken met<br />
het feit dat een klant een definitieve keuze moet maken.<br />
Kies je voor een overgang op kroonwieloverbrenging, dan<br />
kun je niet meer terug naar kegelwieloverbrenging, want je<br />
past het ontwerp van een product er helemaal op aan.<br />
Als je dat vooraf weet, hoeft dat geen bezwaar te zijn.”<br />
Op basis van deze eerste stappen schreef Van Neerbos een<br />
uitvoerig bedrijfsplan, waarin hij een aantal kritische succes-<br />
factoren formuleerde. “De belangrijkste succesfactor was<br />
dat we een sterkte moesten bereiken van 80 procent van<br />
die van een kegelwieloverbrenging. Alleen dan zouden we<br />
kans van slagen hebben in de grote marktgebieden, zoals<br />
bijvoorbeeld de automotive markt. Daar zouden onze pro-<br />
ducten zeer geschikt voor zijn. Met minder sterkte zouden<br />
we in een aantal andere, veel kleinere, marktgebieden ook<br />
resultaat kunnen boeken, maar in de automotive markt zijn<br />
nu eenmaal grotere productieaantallen te realiseren, waar-<br />
door het bedrijf eerder uit de investeringskosten zou zijn.”<br />
Cylkro Gear<br />
In de ontwikkeling van de kroonwieloverbrenging kwamen<br />
de tien medewerkers in eerste instantie met behulp van<br />
freestechnologie tot een product dat 60 procent van de<br />
sterkte van een kegelwieloverbrenging haalde. Dit product<br />
kreeg de naam Cylkro Gear mee. “Op dat moment, we<br />
waren toen al enkele jaren bezig, had ik eigenlijk moeten<br />
zeggen: we zetten er nu een streep onder. Laat de partici-<br />
panten hun verlies nemen en bekijk of er een mogelijkheid<br />
is in een andere bedrijfsvorm op kleinere schaal de minder<br />
sterke overbrenging te gaan produceren voor de andere,<br />
kleinere marktgebieden. Dat zou haalbaar zijn geweest<br />
als we niet de ontwikkelingskosten uit het verleden als last<br />
met ons mee zouden moeten dragen. De aandeelhouders<br />
wilden het toch proberen en gezamenlijk hebben we beslo-<br />
ten het ontwikkelingsproces door te zetten.
In een vervolg ontwikkelde Crown Gear een verbeterde<br />
versie. Een schuinvertand- in plaats van een rechtvertand<br />
kroonwiel bleek met gemak de sterkte van 80 procent van<br />
een kegelwielverbinding te halen. Een lastige handicap<br />
was dat dit kroonwiel nog een verschrikkelijk geluid<br />
voortbracht. Pas na een jaar vonden we een minimale<br />
onjuistheid in de vertanding waardoor we dit euvel konden<br />
oplossen. Maar na vijf jaar ontwikkelen en op kleine schaal<br />
produceren waren de investeringen vrij hoog opgelopen en<br />
bleken DAF en De Schelde geen investeringsruimte meer<br />
te hebben. IHC stapte in, evenals het Innofonds Twente.<br />
ABN AMRO vergrootte zijn aandeel in Crown Gear,<br />
waardoor het bedrijf verder kon. Dit was des te belangrijker<br />
geworden omdat met de nieuwe ontwikkeling de massa-<br />
markt weer in zicht kwam. De klantenkring groeide ook<br />
feitelijk en in 1999 en 2000 bereikte Crown Gear een omzet<br />
van tussen een half en één miljoen euro. Dankzij de marge<br />
van vijftig procent op het product draaide het bedrijf voor<br />
het eerst productiekosten dekkend. De aandeelhouders<br />
namen zich voor tot eind 2001 door te gaan met de finan-<br />
ciering. Daarna moest het break even point bereikt zijn.<br />
Redder in de nood<br />
“So far so good”, zou je denken. “Het begon ergens op<br />
te lijken”, zegt Van Neerbos. “We hadden het bedrijf<br />
inmiddels verplaatst van Rotterdam naar Enschede, waar<br />
we een eigen productiehal hadden. De aandeelhouders<br />
gaven de voorkeur aan een nieuwe directeur en ik trok mij<br />
terug op de achtergrond als directeur van de holding ter<br />
begeleiding. De nieuwe directeur was een briljant technicus<br />
met wat minder aandacht voor dagelijkse managementis-<br />
sues. Vervolgens diende de economische crisis zich aan<br />
in de markt voor bewerkingsmachines die voor ons juist<br />
zo belangrijk geworden was. Zestig tot zeventig procent<br />
van onze omzet kwam uit die markt. Hierdoor haalden<br />
we in 2002 een omzet van slechts 50% van de prognose.<br />
Er werd nog een laatste krediet van 400.000 euro verstrekt.<br />
Ook op dat moment denk je dat het eigenlijk niet meer kan,<br />
| innovatie, niet altijd ‘maakbaar’<br />
maar ga je toch door. Per slot van rekening wil je blijven<br />
proberen de werkgelegenheid van de werknemers veilig te<br />
stellen en houd je geloof in het product zelf.”<br />
Een redder in de nood leek zich aan te dienen in de vorm<br />
van een klant van Crown Gear. Het Britse GKN wilde een<br />
contract aangaan, waarin het bedrijf een investering van<br />
1,6 miljoen euro zou doen in Crown Gear. Daarmee zou het<br />
de eigendomsrechten verwerven en een belangrijk pakket<br />
opdrachten plaatsen. Mede doordat participanten rond die<br />
tijd weinig constructieve bewegingen maakten, mislukte de<br />
doorstart en mondde de situatie uit in een faillissement.<br />
Tot de stomme verbazing van Van Neerbos verkocht de<br />
curator het patent aan een Twents bedrijf, waarin een<br />
Zwitserse klant van Crown Gear participant is. De rechter<br />
commissaris keurde de verkoop goed en sindsdien draait<br />
het bedrijf gewoon door op de vinding. Er zijn ook mede-<br />
werkers overgestapt naar dat betreffende bedrijf. “Voor<br />
de werkgelegenheid is dat dus mooi”, vindt Van Neerbos,<br />
“Maar het totaalbeeld klopt niet. Een prachtige technologie<br />
komt in het bezit van een Zwitser, terwijl je het totale project<br />
graag tot een goed einde had willen brengen voor de<br />
Nederlandse industrie. Bij Senter reageerde men anders.<br />
Ik voelde me niet prettig bij de ontwikkelingen, maar<br />
Senter reageerde met de reactie dat het wel heel vreemd<br />
zou zijn als er nooit risicodragend kapitaal verloren zou<br />
gaan. Toch kan je achteraf stellen dat er in ‘managerial’<br />
opzicht fouten zijn begaan: toen de zwaarste kritische<br />
succesfactor niet gehaald werd, hadden we er achteraf<br />
wel een streep onder moeten zetten. Dan hadden we<br />
verdere ontwikkelingen zonder de oude investeringslast<br />
kunnen begeleiden. Ten tweede zie je toch dat steeds net<br />
iets te krappe investeringen worden gedaan. Dan kan je<br />
bijvoorbeeld een jaar oponthoud voor het oplossen van<br />
een irritant geluid eigenlijk net niet goed opvangen. En<br />
ten derde zie je dat we in de stervensfase niet voldoende<br />
begeleiding hebben kunnen bieden. De verkoop van de<br />
patentpositie had niet mogen gebeuren.”<br />
11
12<br />
REACTIE OP INTERVIEW DOOR PROJECTLEIDER PROF.DR.IR. JEU SCHOUTEN:<br />
“Betrek het bedrijfsleven eerder financieel bij onderzoek”<br />
project EWT.0250<br />
Het onderzoek naar kroonwielver-<br />
tanding staat prof.dr.ir. Jeu Schouten,<br />
verbonden aan de faculteit Werktuig-<br />
bouwkunde aan de Technische<br />
Universiteit Eindhoven, nog helder<br />
voor de geest, ook al werd het twintig<br />
jaar geleden uitgevoerd. “Het aardige<br />
van het project was dat we het hele<br />
traject van eerste idee tot en met<br />
prototype hebben meegemaakt. We<br />
hebben de geometrie beschreven en<br />
we hadden de productietechnologie<br />
voor elkaar”, zegt Schouten.<br />
In wetenschappelijk opzicht is het<br />
project zeer succesvol geweest.<br />
Het leverde twee gepromoveerde<br />
onderzoekers op; Triesenau in de<br />
werktuigbouwkunde en Overdijk in<br />
de wiskunde. Met behulp van hetzelf-<br />
de principe heeft de faculteit later<br />
nog meegewerkt aan de kroonwiel-<br />
vertanding van de staartrotor aan de<br />
Europese helikopter NH90 waarvoor<br />
DAF Special Products onderdelen<br />
ontwikkeld.<br />
Terugblikkend op de ervaringen van<br />
Crown Gear zegt hij: “Achteraf is het<br />
te gemakkelijk te zeggen waar het<br />
aan heeft gelegen. Voor ons was het<br />
project afgelopen toen Crown Gear<br />
ermee aan de slag ging. De heer<br />
Kuiken had een goede toepassing, de<br />
heer Van Neerbos pakte het volgens<br />
mij goed aan. Met de kennis achteraf<br />
zou je kunnen suggereren dat het<br />
misschien verstandig was geweest in<br />
eerste instantie minder waarde te<br />
hechten aan het percentage van de<br />
belastbaarheid. Crown Gear richtte<br />
zich sterk op de automotive branche,<br />
waar een zeer hoge belastbaarheid<br />
is vereist. Als het bedrijf in een ander<br />
marktsegment, waar een lagere<br />
belastbaarheid volstaat, eerst geld<br />
had verdiend om dat te investeren in<br />
de verdere optimalisering van de<br />
belastbaarheid, hadden de kaarten<br />
misschien anders gelegen. Maar<br />
nogmaals, achteraf is dat eenvoudig<br />
gezegd.”<br />
Promovendi in dienst nemen<br />
In het algemeen ervaart Schouten de<br />
lange ontwikkeltijd als een probleem<br />
voor de utilisatie van vindingen. Hij<br />
vindt echter niet dat universiteiten<br />
een vinding langer moeten door-<br />
ontwikkelen voordat het bedrijfsleven<br />
er mee aan de slag gaat. “In dat geval<br />
schieten wetenschappers door in hun<br />
nieuwsgierigheid. Het gaat om het<br />
vinden van een toepassing en dat is<br />
aan het bedrijfsleven. De <strong>STW</strong> doet dit<br />
goed met de gebruikerscommissies.<br />
Je zou daarbinnen kunnen proberen<br />
bedrijven te stimuleren eerder<br />
financieel in een onderzoek in te<br />
stappen. In Duitsland bijvoorbeeld<br />
staan wetenschap en bedrijfsleven<br />
wat dichter bij elkaar. Bedrijven zijn<br />
er sneller geneigd promovendi nog<br />
tijdens het onderzoek in dienst te<br />
nemen. Daarmee kun je de ontwikkel-<br />
tijd van een product verkorten omdat<br />
je de kennis direct in huis haalt.”
RIJK VERHEUL, DIRECTEUR VAN MIERIJ METEO<br />
‘Integrated Air-flow Sensor’<br />
project DEL.0724<br />
De lange mars van een meetfanaat<br />
Een chipgestuurde windsensor zonder bewegende delen.<br />
Sinds het begin van de jaren negentig droomde Rijk Verheul,<br />
directeur van Mierij Meteo uit De Bilt, van de ontwikkeling<br />
van deze vinding. Dertien jaar en vele tonnen in euro’s<br />
verder luidt zijn oordeel: “Er is een te grote afstand tussen<br />
de universitaire wereld en het midden- en kleinbedrijf.”<br />
Het systeem van de windsensor zit hem in een chip die de<br />
windrichting- en snelheid meet. De werking is gebaseerd<br />
op het principe dat een verwarmd oppervlak afkoelt wan-<br />
neer er lucht overheen stroomt. Hoe harder het waait des<br />
te groter is de afkoeling. De ontwikkeling van het huidige<br />
apparaat, dat bij Mierij Meteo een laatste kans krijgt in de<br />
vermarkting, heeft twaalf tot dertien jaar gevergd. Verheul<br />
heeft zich tegen zijn eigen enthousiasme in bescherming<br />
moeten nemen nadat hij vele tonnen in euro’s heeft<br />
geïnvesteerd. Niet alleen in de windsensor, maar ook in<br />
andere wetenschappelijk innovatieve projecten kon hij het<br />
niet laten te investeren. “De techniek is vaak zo prachtig”,<br />
zegt hij. “Wetenschappers zeggen dan van hun vinding dat<br />
zij zo in de markt kan worden gezet. Wij hebben aan den<br />
lijve ondervonden dat je op dat moment ongeveer tien<br />
procent van het uiteindelijke product in handen hebt.<br />
Aan de overige negentig procent zul je zelf nog heel hard<br />
moeten werken.”<br />
Veel meteo apparatuur stamt uit de jaren vijftig<br />
De windsensor is volgens Verheul een mooi voorbeeld van<br />
hoe dit in zijn werk gaat. In 1982 verliet Verheul het KNMI<br />
en startte hij Mierij Meteo, met achttien medewerkers een<br />
middelgroot bedrijf in meteo apparatuur, micro elektronica<br />
en installatie en onderhoud. Toen hij in 1990 de windsensor<br />
kreeg aangeboden door prof. Huijsing, had hij in feite niet<br />
meer in handen dan een gepatenteerde chip, waarin de<br />
techniek van het meten van windrichting en -snelheid zat<br />
verwerkt. Hij werd lid van de gebruikerscommissie, sprak<br />
een regeling af voor het gebruikersrecht en legde 350.000<br />
gulden op tafel voor de verdere ontwikkeling van het<br />
apparaat. Zijn motivatie: “Veel meteo apparatuur stamt uit<br />
de jaren vijftig en is nog mechanisch van aard. Er valt dus<br />
heel veel te vernieuwen op dit gebied. Bovendien ben ik<br />
meet verslaafd.”<br />
Verheul: “We kwamen drie marktsegmenten overeen, de<br />
professionele, de industriële en de consumentenmarkt.<br />
Per segment spraken we een royalty af in ruil voor het<br />
gebruikersrecht op het patent. Een uitstekend ingenieur<br />
ging er binnen Mierij Meteo mee aan de slag. Na bijna vier<br />
jaar was het geld op, maar het eerste product lag er. Het<br />
bleek duidelijk meer te vragen dan een behuizing om de<br />
chip plaatsen. We, mijn vrouw en ik, hebben toen voor het<br />
eerst een aandeelhouder in het bedrijf moeten opnemen<br />
om de introductie van de windsensor te kunnen realiseren.”<br />
Orders over tien jaar<br />
De eerste poging om de windsensor te introduceren in<br />
de professionele meteo markt, liep op een grote teleurstel-<br />
ling uit. De reactie luidde: ‘Interessant, zet de sensor de<br />
komende vijf jaar maar naast onze vertrouwde apparatuur.<br />
Blijkt uit de gegevens dat hij beter werkt, dan gaan we<br />
plannen indienen om de sensor aan te kunnen schaffen.<br />
Verheul: “Het argument was dat je het weer niet kunt over-<br />
doen. Om dus zeker te zijn dat onze windsensor richting<br />
en snelheid beter registreert, moet je gelijktijdig en onder<br />
dezelfde weercondities kunnen vergelijken.”<br />
Omdat Verheul niet kon wachten op aanvaarding door die<br />
professionele meteo markt, besloot hij een alternatief te<br />
maken voor de consumentenmarkt. De markt voor (plezier-)<br />
vaartuigen zou belangstelling hebben voor een kunststof<br />
editie van de sensor. Tijdens de ontwikkeling bleek de<br />
luchtdoorstroming kritisch te zijn en ontstonden er fysische<br />
problemen. Opnieuw grote investeringen. Verder had<br />
Verheul problemen met de lijmtechnieken aan de chip en
14<br />
| DEL.0724<br />
verhouding tot de kunststof behuizing, maar deze kreeg<br />
hij onder de knie. Hij maakte het product als complete set<br />
inclusief metertjes en won de eerste order van Vetus uit<br />
Schiedam, dat 500 setjes bestelde. Vetus wilde de setjes<br />
in boten inbouwen. Bij het inbouwen van de eerste ging er<br />
iets fout en Vetus vroeg om ‘even een nieuwe chip’. Dat<br />
ging niet omdat elke set alleen als afzonderlijk geheel<br />
kon functioneren. Verheul nam de hele bestelling terug<br />
en moest opnieuw de studeerkamer in om een oplossing<br />
te vinden waarin zelfs een nieuwe miniwindtunnel is<br />
ontwikkeld en nieuwe software, de verschillen per set kon<br />
compenseren. Nu is hij daar in geslaagd en is de MMW<br />
(Mierij Meteo Windsensor) klaar voor zijn laatste kans op<br />
de markt.<br />
Externe participatiemaatschappij<br />
Verheul is echter tot de conclusie gekomen dat hij dit niet<br />
langer alleen moet willen doen. “Er is zoveel geld in de<br />
ontwikkeling van producten gaan zitten, dat ik vorig jaar<br />
met mijn vrouw, die ook in het bedrijf zit, heb afgesproken<br />
dat we voor de zakelijke en commerciële kant van het<br />
bedrijf externe hulp moeten inroepen.” Een externe partici-<br />
patiemaatschappij heeft de meerderheid van de aandelen<br />
overgenomen en Bart van Westreenen (voorheen Ahold<br />
en directeur BelCompany) is als managing director aan-<br />
getrokken. Van Westreenen: “Wij geloven net als Rijk in<br />
het product, evenals in de projecten die hij in de loop der<br />
jaren nog meer heeft aangetrokken. Bovendien heeft<br />
Mierij Meteo een zeer gezonde basis in de meteo markt.<br />
We denken de MMW tegen een aantrekkelijker prijs te<br />
kunnen gaan aanbieden door de productie uit te besteden.<br />
Daarbij richten wij ons op de plezierbotenmarkt en op de<br />
agro markt. Verder hebben we gezamenlijk afgesproken<br />
dat we de komende tijd geen nieuwe soortgelijke projecten<br />
aangaan. Rijk heeft helemaal gelijk als hij stelt dat het gat<br />
tussen de vindingen van een universiteit en de toepassing<br />
in het midden- en kleinbedrijf te groot is. Dat is wellicht<br />
voor grote concerns weggelegd die ontwikkelgelden ter<br />
beschikking kunnen stellen, maar de wat kleinere bedrijven<br />
kunnen zich zo’n lange aanlooptijd en een forse investe-<br />
ring niet permitteren.”<br />
Een ander project waaraan Verheul al lang in een IOP<br />
project met de Universiteit Twente samenwerkt, is SIOS.<br />
Dit is een sensor die op bacteriegrootte kan detecteren of<br />
een persoon een ziekte onder de leden heeft. De sensor<br />
heeft al menig testfase met glans doorstaan en is<br />
inmiddels gepatenteerd. Van Westreenen: “SIOS is net<br />
als de MMW een kansrijk project, dat de getalenteerdheid<br />
van Rijk nog eens onderstreept. Op het gebied van meet-<br />
technieken is hij briljant. Hij heeft bewezen dat hij het ook<br />
kan verkopen. Het enige wat hem dreigde te nekken, is<br />
dat hij te veel hooi op zijn vork nam. Als je zes of zeven<br />
van dit soort intensieve projecten naast je gewone bedrijfs-<br />
voering aanhaalt, komt er een moment dat het teveel van<br />
het goede is. Behalve de managementondersteuning die<br />
we in Mierij Meteo sinds het begin van dit jaar verlenen,<br />
hebben we samen ook een andere zakelijke aanpak geko-<br />
zen. Een project als SIOS wordt nu ondergebracht in een<br />
aparte vennootschap.”<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
Een meer algemene oplossing om midden- en kleinbedrijf<br />
en universiteit meer met elkaar in contact te laten komen,<br />
ziet Verheul in een Amerikaanse vorm van samenwerking.<br />
“In de Verenigde Staten zie je regelmatig dat universiteiten<br />
wetenschappers aan het bedrijfsleven uitlenen. Pas bij<br />
succes van een bepaalde ontwikkeling gaat een bedrijf<br />
de kosten hiervoor terugbetalen. Dan wordt het ook voor<br />
kleinere bedrijven haalbaar om zich bezig te houden met<br />
grensverleggende wetenschappelijke vindingen.”
REACTIE OP INTERVIEW DOOR PROJECTLEIDER PROF.DR.IR. HAN HUIJSING:<br />
“Staatssecretaris Innovatie gewenst”<br />
project DEL.0724<br />
Prof.dr.ir. Han Huijsing veert op als<br />
hem de vraag wordt voorgelegd of<br />
het gat tussen de wetenschap en het<br />
midden- en kleinbedrijf te groot is<br />
voor succesvolle utilisaties. “Ik heb<br />
mij ruim tien jaar ingezet om te<br />
helpen dat gat te dichten, maar het is<br />
er nog steeds en het is nog steeds te<br />
groot”, zegt de hoogleraar aan de<br />
Faculteit Informatietechnologie en<br />
Systemen aan de Technische<br />
Universiteit Delft. Hij was destijds<br />
projectleider in het onderzoek naar<br />
de windsensor die MierijMeteo later<br />
op de markt bracht.<br />
“Het midden- en kleinbedrijf werkt<br />
meestal met een korte termijn-<br />
planning. De ontwikkeling van een<br />
sensor vanaf het idee tot een te<br />
verkopen product duurt al gauw<br />
vijftien jaar. Het MKB heeft die<br />
lange adem doorgaans niet”, zegt<br />
Huijsing, die onder auspiciën van<br />
<strong>STW</strong> voorzitter van het Platform<br />
Sensortechnologie is geweest,<br />
The Sense of Contact heeft opgezet<br />
en aan de geboorte heeft gestaan<br />
van het halfjaarlijks verschijnende<br />
Sensor Nieuws.<br />
De wetenschapper mag natuurlijk<br />
puur wetenschap bedrijven zonder<br />
aan de toepassing te denken. Maar<br />
een technische wetenschapper moet<br />
volgens hem dichtbij het gebruik<br />
proberen te staan. Dan nog denkt<br />
een wetenschapper nog wel eens te<br />
licht over de ontwikkeltijd van een<br />
product nadat het de universiteit heeft<br />
verlaten. “Eerst moet de universiteit<br />
een model ontwerpen, vervolgens<br />
moet een bedrijf een sensor ontwik-<br />
kelen en dan moet deze sensor ook<br />
nog eens rijp gemaakt worden voor<br />
massaproductie. In het voorbeeld van<br />
de windsensor is dat verschrikkelijk<br />
lastig omdat MierijMeteo een zeer<br />
complex apparaat maakt. Om een<br />
goed product te krijgen, moeten<br />
het mechanische, thermische en<br />
elektrische domein op elkaar aan-<br />
sluiten. Het enthousiasme van de<br />
heer Verheul heeft hem ver gebracht,<br />
maar ik kan mij goed voorstellen dat<br />
hij op een gegeven moment andere<br />
partijen erbij moet vragen om de<br />
commercialisering van het product<br />
kracht bij te zetten.”<br />
Verander de ‘mindset’ omtrent techniek<br />
Om Nederland op industrieel gebied<br />
mee te laten komen, zou een steviger<br />
innovatiebeleid op zijn plaats zijn,<br />
meent Huijsing. “Investerings-<br />
subsidies voor het MKB zouden een<br />
stimulans kunnen zijn voor kleinere<br />
ondernemers. Het is juist zo jammer<br />
dat kleinere bedrijven meer lef<br />
hebben dan hele grote. Een bedrijf<br />
als MierijMeteo steekt zijn nek uit.<br />
Verder moeten de activiteiten van<br />
<strong>STW</strong> op niveau en het werken met<br />
gebruikerscommissies de weg naar<br />
het bedrijfsleven effenen. Wil je als<br />
land meespelen, dan zul je ook wat<br />
moeten doen aan de ‘mindset’<br />
omtrent techniek. Begin op de middel-<br />
bare scholen de keuze voor techni-<br />
sche vakken te stimuleren. Zorg<br />
voor enthousiaste leraren die hun<br />
leerlingen gemakkelijker tot die keuze<br />
brengen. Heus, een staatssecretaris<br />
Innovatie zou in een handelsland als<br />
Nederland veel werk te verzetten<br />
hebben”, aldus Huijsing.<br />
15
PROF.DR.IR. A.A.A. MOLENAAR<br />
“Mechanische eigenschappen van funderingsmaterialen en zanden<br />
in relatie tot fysische te bepalen materiaalkenmerken”<br />
project DCT.4192 (zie pagina 66)
| DCT.4192<br />
17
18<br />
| Middelgrote apparatuur op universiteiten<br />
Een duidelijke trend in het kader<br />
van kostenbeheersing en efficiency-<br />
verhoging bij universiteiten is het<br />
samenvoegen, privatiseren of afstoten<br />
van diensten. In het algemeen kan<br />
worden gesteld dat infrastructurele<br />
kosten van de vakgroepen meestal<br />
niet meer centraal worden gefinan-<br />
cierd, maar door de universiteit wor-<br />
den doorberekend aan de betreffende<br />
vakgroepen. Voor het dekken van de<br />
infrastructurele kosten is binnen de<br />
instelling geld beschikbaar. Helaas is<br />
dit door bezuinigingen op de eerste<br />
geldstroom meestal niet toereikend.<br />
Het begrip ‘infrastructuur van de<br />
universiteit’ is dus duidelijk aan<br />
erosie onderhevig, terwijl het tweede<br />
geldstoom onderzoek daarvan sterk<br />
afhankelijk is. Een robuuste infra-<br />
structuur voor wetenschappelijk<br />
onderzoek is noodzakelijk voor een<br />
goede uitvoering. Daarnaast zal een<br />
vakgroep met een adequate ‘gezonde’<br />
infrastructuur beter in staat zijn om<br />
talentvolle onderzoekers aan te<br />
trekken en op te leiden.<br />
<strong>STW</strong> stelt zich ten doel om technisch-<br />
wetenschappelijk onderzoek en de<br />
toepassing daarvan te bevorderen.<br />
Hiervoor is een adequate onderzoeks-<br />
financiering beschikbaar, die echter<br />
additioneel is op de bestaande infra-<br />
structuur. Apparatuur die specifiek<br />
voor een <strong>STW</strong>-project moet worden<br />
gebruikt wordt dus gefinancierd,<br />
echter ‘not-dedicated’ apparatuur<br />
wordt verondersteld aanwezig te<br />
zijn. Met ‘not dedicated’ apparatuur<br />
worden apparaten voor algemeen<br />
gebruik bedoeld.<br />
Om het gevoel wat op de universiteiten<br />
leeft met betrekking tot ‘not dedicated’<br />
apparatuur te illustreren, is een aantal<br />
vakgroepbeheerders gevraagd om te<br />
reageren op enkele vragen omtrent het<br />
verkrijgen van apparatuur voor alge-<br />
meen gebruik. Een samenvatting van<br />
deze reacties is hieronder beschreven.<br />
Wat zijn de mogelijkheden van een<br />
beheerder om geld vrij te maken voor<br />
‘not-dedicated’ apparatuur?<br />
Je kunt niet om dat deel van het<br />
machinepark heen, ‘not-dedicated’<br />
apparatuur behoort bij een adequate<br />
infrastructuur voor onderzoekers.<br />
Het verkrijgen van zeer specifieke<br />
projectgekoppelde apparatuur is vaak<br />
geen probleem, mits de aanvraag<br />
wordt goedgekeurd. Echter het<br />
verkrijgen van ‘not-dedicated’<br />
apparatuur voor routinematig werk<br />
zoals ‘state-of-the-art’ instrumenten<br />
(SEM of patroongeneratie) of<br />
‘werkpaarden’ (centrifuge, spectro-<br />
fotometer, gaschromatograaf etc.) is<br />
problematisch. Voor sommige ‘state<br />
of the art’ instrumenten kan men<br />
terecht bij NWO-middelgroot, omdat<br />
het dan om een uniek instrument<br />
gaat. Apparatuur die niet voor subsi-<br />
die in aanmerking komt, moet uit de<br />
eerste geldstroom worden betaald.<br />
Vaak wordt apparatuur uit de eerste<br />
geldstroom uitsluitend door het depar-<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
tement toegekend als er matching is<br />
en het apparaat dus door meerdere<br />
leerstoelgroepen wordt aangevraagd.<br />
Als geen matching mogelijk is, zijn<br />
vakgroepen gedwongen om tekorten<br />
op de budgetten te dekken met geld<br />
uit de tweede en derde geldstroom.<br />
Het probleem dat hierbij ontstaat is<br />
de koppeling van het apparaat aan<br />
een specifiek project; vaak zijn er<br />
tegelijkertijd meerdere projecten van<br />
afhankelijk. De tweede geldstroom-<br />
financiers vergoeden in principe geen<br />
kosten voor infrastructuur. Sommige<br />
derde geldstroom financiers maken er<br />
geen punt van.<br />
Wat is de strategie om het bestand van<br />
‘not-dedicated’ apparatuur op peil te<br />
houden?<br />
Een groot probleem is de snelle<br />
toename van de kosten als gevolg<br />
van de enorm snel voortschrijdende<br />
ontwikkelingen (zie ook figuur 5). Het<br />
gaat dan om zowel de investering als<br />
de bijbehorende exploitatie.<br />
Daarnaast is goed onderhoud een<br />
vereiste om de infrastructuur te<br />
handhaven. Onderhoud is vaak alleen<br />
maar door specialisten uit te voeren,<br />
wat de kosten opdrijft. Regulier<br />
onderhoud wordt meestal uit de<br />
eerste geldstroom betaald. Specifiek<br />
onderhoud kan soms uit projecten<br />
worden betaald, maar soms wordt een<br />
onderhoudpot opgebouwd uit inkom-<br />
sten van derden voor het gebruik van<br />
apparatuur. De formele afschrijvings-
figuur 5 Onderzoekers hebben steeds meer<br />
behoefte aan apparatuur. Over alle door <strong>STW</strong><br />
gehonoreerde projecten gezien in de periode<br />
1993-2002 is het gemiddelde investerings-<br />
budget van een project met circa 65 procent<br />
gestegen tot 65.000 euro. Dit is een stijging<br />
twee maal zo snel als de inflatie in die periode.<br />
Een deel van de werkelijke kostenstijging<br />
blijft daarbij nog buiten beschouwing omdat<br />
<strong>STW</strong> wel de eigendom van de apparatuur<br />
heeft maar niet de onderhouds- en bedrijfs-<br />
kosten draagt. Deze komen voor rekening van<br />
de onderzoeksinstelling.<br />
figuur 6 Niet alleen is er sprake van kosten-<br />
stijging, ook is er steeds meer behoefte aan<br />
geavanceerde apparatuur. Daardoor stijgt jaar-<br />
lijks het aantal (gehonoreerde) projecten met<br />
een apparatuurbehoefte groter dan 100.000<br />
euro. Voor geavanceerde apparatuur is meer<br />
specialistisch, en dus duurder onderhoud nodig<br />
(zie tekst). <strong>STW</strong> wijst investeringsbudgetten<br />
toe in het kader van haar normale procedure<br />
voor het Open Technologieprogramma.<br />
| middelgrote apparatuur op universiteiten<br />
figuur 5 Gemiddelde <strong>STW</strong>-investeringen in apparatuur per project<br />
figuur 6 <strong>STW</strong>-investeringen in apparatuur naar omvang<br />
19
20<br />
| Middelgrote apparatuur op universiteiten<br />
figuur 7 <strong>STW</strong>-investeringen 1993-<strong>2003</strong> naar discipline<br />
figuur 8 <strong>STW</strong>-investeringen in apparatuur 1993-<strong>2003</strong> per instelling<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
figuur 7 Technische wetenschappers binnen<br />
de disciplines natuurkunde, scheikunde en<br />
electrotechniek ontvingen in het afgelopen<br />
decennium de meeste investeringsmiddelen.<br />
In het beschouwde tijdvak nam vooral het<br />
aandeel van het technisch scheikundig onder-<br />
zoek toe, dat voor de civiele techniek en de<br />
werktuigbouw nam af. Per onderzoeksproject<br />
gezien zijn de fysica en de scheikunde het<br />
meest apparatuurintensief. Gemiddeld was,<br />
over de hele periode gezien, het apparatuur-<br />
budget voor een technisch scheikundig<br />
project 79 duizend euro, voor een technisch<br />
fysisch project ongeveer 130 duizend euro.<br />
figuur 8 De drie technische universiteiten<br />
ontvangen gezamenlijk bijna tweederde van<br />
de <strong>STW</strong>-middelen voor apparatuur. Deze<br />
verdeling is vooral toe te schrijven aan het<br />
grotere aantal gehonoreerde projecten voor<br />
deze onderzoeksinstellingen (TUD 215; UT<br />
148; TUE 105). Per toegekend investerings-<br />
krediet ontlopen de technische grote drie<br />
elkaar niet veel (respectievelijk per project<br />
circa 87.000, 96.000 en 90.000 euro).
termijn is voor de meeste apparatuur<br />
5 jaar, voor computerapparatuur is dit<br />
3 jaar. Omdat de financiering van<br />
standaard ‘not dedicated’ apparatuur<br />
(de ‘werkpaarden’) problematisch is,<br />
hebben deze vaak een afschrijvings-<br />
termijn tussen 5 en 10 jaar of meer.<br />
Kan iedereen de apparatuur gebruiken,<br />
dus zijn onderzoekers buiten de vak-<br />
groep welkom zonder betaling?<br />
Er heeft zich een trend ingezet om te<br />
betalen voor gebruik van apparatuur.<br />
Als leerstoelgroep proberen we met<br />
gesloten beurzen te werken, ergo er<br />
wordt geen fee berekend, tenzij de<br />
andere leerstoelgroep dit wel doet.<br />
Uitgangspunt is, dat de overheid<br />
(<strong>STW</strong> of NWO) de gehele Nederlandse<br />
‘onderzoekcommunity’ al subsidieert.<br />
Wel is ‘facility sharing’ met derden<br />
soms een mogelijkheid om vast lasten<br />
te delen en een stukje afschrijving<br />
terug te halen. Daarnaast is het<br />
centraliseren van dure ‘state of the art’<br />
onderzoeksapparatuur voor algemeen<br />
gebruik een optie, maar wel moet je<br />
uitkijken dat de toegankelijkheid en<br />
efficiënt werken mogelijk blijven.<br />
Waar gaat het naar toe in de toekomst?<br />
Een probleem gaan de apparaten<br />
vormen die gedeeltelijk op sommige<br />
projecten worden afgeschreven.<br />
Hiervoor moet worden tijdgeschreven,<br />
hetgeen voor veel apparaten ondoen-<br />
lijk is. Een knelpunt is in sommige<br />
gevallen, dat de afschrijvingstermijn<br />
langer is dan de looptijd van het<br />
project. Bij de meeste voorzieningen<br />
ontstaan dan problemen. Dan ben<br />
je afhankelijk van de eenmalige tref-<br />
fers zoals aanspraak op de ICES-KIS<br />
gelden of soortgelijke incidentele<br />
investeringsrondes.<br />
Conclusie<br />
De in dit hoofdstuk gepresenteerde<br />
problematiek is complex. <strong>STW</strong> wil<br />
haar onderzoekers enerzijds zoveel<br />
mogelijk faciliteren in de uitvoering<br />
van de gehonoreerde onderzoeks-<br />
voorstellen, maar anderzijds kan<br />
niet van <strong>STW</strong> worden verlangd dat<br />
zij de kosten op zich neemt van<br />
rekeningen die door anderen betaald<br />
behoren te worden. Als tweede<br />
geldstroom organisatie willen we<br />
voortbouwen op de sterkten van<br />
de universiteiten – en van het bedrijfs-<br />
leven – en dat is wat anders dan dat<br />
<strong>STW</strong> mede financieel verantwoorde-<br />
lijk zou zijn voor de basis daarvan.<br />
Daarom zullen wij de komende tijd<br />
een dialoog opstarten, in eerste<br />
instantie met voorzitters van Colleges<br />
van Bestuur, om uiteindelijk ook hier<br />
het heldere en consistente beleid<br />
te formuleren dat u van <strong>STW</strong> mag<br />
verwachten.<br />
| middelgrote apparatuur op universiteiten<br />
21
DR. HENK DE BRUIN<br />
“Het ontwikkelen en testen van een meetsysteem voor het bepalen<br />
van gebiedsgemiddelde verdamping en voelbare warmtestroom”<br />
project WMO.4133 (zie pagina 93)
| Statistiek<br />
TWEE MOMENTEN VAN EVALUATIE;<br />
DE PROJECTEN VAN START<br />
GEGAAN IN <strong>1992</strong> EN <strong>1997</strong><br />
In het algemeen zit er een grote<br />
tijdsspanne tussen de start van een<br />
project en het moment waarop de<br />
resultaten daadwerkelijk tot een<br />
‘bruikbaar’ resultaat leiden. <strong>STW</strong> is<br />
alleen betrokken bij het eerste deel<br />
van dit lange traject, namelijk bij de<br />
onderzoeksfase die doorgaans vier<br />
tot zes jaar beslaat. In deze utilisatie-<br />
rapportage zien wij, enige tijd na<br />
afloop van het onderzoek, terug op<br />
destijds gestarte <strong>STW</strong>-projecten.<br />
Voor deze evaluatie worden twee<br />
momenten gekozen; direct na afloop<br />
van een project, de interimrapportage<br />
(in dit rapport de projecten die in <strong>1997</strong><br />
van start gingen), en vijf jaar later een<br />
eindrapportage, het utilisatierapport<br />
(hier de projecten die in <strong>1992</strong> van start<br />
gingen).<br />
In de Interimrapportage (over de<br />
projecten in <strong>1997</strong>) worden dus de<br />
projecten bekeken die zes jaar<br />
geleden van start zijn gegaan en<br />
recent zijn afgesloten. Een typische<br />
situatie is dat een gebruiker verder<br />
wil gaan met de resultaten van het<br />
onderzoek. Hij zal dan vaak in aan-<br />
sluiting op de onderzoeksfase nog<br />
een ontwikkelingstraject moeten<br />
uitvoeren. Dit kan bestaan uit de<br />
markt onderzoeken, een productielijn<br />
opzetten en dergelijke, kortom alles<br />
wat nodig is om te komen tot een<br />
commercieel ‘product’.<br />
In de <strong>Utilisatierapport</strong>age (over de<br />
projecten die in <strong>1992</strong> van start gingen)<br />
is tien tot elf jaar na de start van<br />
universitair onderzoek al een veel<br />
beter – alhoewel nog altijd niet<br />
volledig – inzicht te verkrijgen in de<br />
daadwerkelijke toepassing en com-<br />
mercialisering. In dit rapport worden<br />
daarom ook die projecten bekeken<br />
die in <strong>1992</strong> van start zijn gegaan en<br />
waarover nu een min of meer afge-<br />
rond oordeel gegeven kan worden<br />
met betrekking tot de utilisatie.<br />
DE METHODE;<br />
HOE ‘METEN’ WE DE UTILISATIE<br />
Het zal duidelijk zijn, dat het meten<br />
van de mate van gebruik niet een-<br />
voudig is. Zo kan een verbeterde<br />
procesbeschrijving voor een gebruiker<br />
financieel zeer aantrekkelijk zijn,<br />
zonder dat er sprake is van een<br />
concreet product. Anderzijds kan<br />
de realisatie van een daadwerkelijk<br />
product (gebaseerd op een werkend<br />
prototype) worden afgebroken omdat<br />
markteconomische aspecten een rol<br />
spelen. Hoe de stand van zaken op dit<br />
vlak is bij de verschillende projecten,<br />
wordt nagegaan door (telefonische)<br />
enquêtering van onderzoekers,<br />
projectleiders of gebruikers, die bij<br />
het desbetreffende project waren<br />
betrokken. Mocht dit niet mogelijk<br />
zijn, dan wordt gezocht naar ander<br />
beschikbaar bronnenmateriaal.<br />
23
24 | Statistiek<br />
Om een beeld te geven van de resul-<br />
taten van een onderzoeksproject,<br />
heeft <strong>STW</strong> in de afgelopen jaren een<br />
meetmethode geïntroduceerd, die<br />
gebaseerd is op drie – meer of minder<br />
onafhankelijke – variabelen om de<br />
utilisatie te kunnen kwantificeren,<br />
te weten ‘Betrokkenheid’, ‘Product’<br />
en ‘Inkomsten’ (BPI). Elk van deze<br />
variabelen is onderverdeeld in een<br />
oplopende vierpuntswaardering<br />
(0, A, B, en C). De definities van deze<br />
classificering zijn:<br />
De mate waarin één (of meerdere)<br />
gebruikers bij het onderzoek zijn<br />
betrokken:<br />
0: het project is mislukt; omdat de uit-<br />
komsten irrelevant zijn voor een gebruiker;<br />
A: er is enige belangstelling van de<br />
gebruikers geweest, door deelname in een<br />
gebruikerscommissie;<br />
B: de gebruikers participeren actief.<br />
Een eventueel geleverde bijdrage is<br />
klein – in de vorm van geld, materialen<br />
en dergelijke;<br />
c: op niet mis te verstane wijze partici-<br />
peert de gebruiker in het project. Er is<br />
omvangrijke steun gegeven en vaak is<br />
er een contract met betrekking tot de<br />
samenwerking gesloten.<br />
utilisatierapport 2001 <strong>2003</strong><br />
BETROKKENHEID PRODUCT<br />
In hoeverre zijn de doelstellingen van<br />
het onderzoek gehaald, en is er een<br />
aanwijsbaar ‘product’:<br />
0: het project is in het onderzoeks-<br />
stadium mislukt, of het onderzoek is<br />
voortijdig afgesloten;<br />
A: Er is geen concreet product. Er is<br />
meer onderzoek nodig om een bruikbaar<br />
product te verkrijgen. Voorlopige conclu-<br />
sies zijn al wel getrokken, maar een en<br />
ander moet nog worden geverifieerd. We<br />
zijn nog in de fase van ‘basic technology’.<br />
De voornaamste vorm van output is tot<br />
op dit moment de wetenschappelijke<br />
publicatie;<br />
B: een voorlopig model, een principe<br />
of een conceptmethode is ontwikkeld en<br />
bruikbaar. Verificatie en verfijning is nog<br />
wel nodig voordat van een eindproduct<br />
kan worden gesproken. De gebruiker kan<br />
het onderzoeksproduct (nog) niet geheel<br />
zelfstandig gebruiken;<br />
C: er ligt een aanwijsbaar product,<br />
bijvoorbeeld in de vorm van software,<br />
een werkend prototype, een proces-<br />
omschrijving, een octrooi, kortom een<br />
min of meer afgerond concept, waarmee<br />
de gebruiker zelfstandig aan de slag<br />
kan gaan.
INKOMSTEN<br />
Heeft het onderzoek geleid tot inkom-<br />
sten voor <strong>STW</strong> en/of de onderzoeks-<br />
groep:<br />
0: omdat het project wetenschappelijk<br />
mislukte, of omdat er geen gebruiker<br />
gevonden kon worden, zijn er geen<br />
inkomsten op dit project geweest en zijn<br />
die in de toekomst niet te verwachten;<br />
A: er zijn nog geen inkomsten op het<br />
project. Dat wil hier zeggen dat er wel<br />
bijdragen aan het onderzoek kunnen zijn,<br />
maar nog geen revenuen uit de exploitatie<br />
van de kennis. Toekomstige baten zijn<br />
echter niet uitgesloten;<br />
B: incidenteel is of wordt (een deel van)<br />
de kennis verkocht. De ‘inkomsten’ kunnen<br />
hier ook bestaan uit het feit dat het resul-<br />
taat ‘waardevol’ is voor de samenleving;<br />
C: er is een beduidende, gestage of<br />
grote stroom inkomsten (geweest), of er<br />
is zicht op dat een dergelijke stroom de<br />
eerstvolgende vijf jaar wordt gerealiseerd.<br />
Bijvoorbeeld als er al principe-afspraken<br />
gemaakt zijn.<br />
Gebruik makend van de hierboven<br />
beschreven classificatie kunnen<br />
alle projecten in een 4 x 4 x 4 matrix<br />
worden ingedeeld. In het totaal dus<br />
64 mogelijkheden. Er ontstaat zo<br />
een beter gedifferentieerd beeld van<br />
de uiteindelijke resultaten die de<br />
projecten na vijf respectievelijk tien<br />
jaar opleveren.<br />
De meest geslaagde projecten vallen<br />
uiteraard in de categorie CCC. Maar<br />
een succesvol project met een grote<br />
betrokkenheid van een gebruiker<br />
in de non-profit sector én met een<br />
concreet en aanwijsbaar product<br />
(bijvoorbeeld milieu-onderzoek),<br />
wordt ook in een hoge klasse inge-<br />
deeld (CCA). Een project dat heeft<br />
geresulteerd in een product, maar<br />
geen afnemers vindt komt in een lage<br />
categorie terecht, bijvoorbeeld ACA.<br />
Ook wordt zo duidelijk wat de waarde<br />
is van fundamenteel-strategisch<br />
onderzoek, (de zogenaamde ‘basic<br />
technology’) voor de gebruikers. Er is<br />
dan weliswaar geen aanwijsbaar<br />
product, maar bedrijven hebben er<br />
soms (veel) geld voor over om deze<br />
basiskennis te ontwikkelen (klasse<br />
CAA) of te kopen (klasse CAC).<br />
| statistiek<br />
Achtergrondonderzoek vindt zijn<br />
plaats in de klasse AAA. Projecten die<br />
op bepaalde aspecten mislukten of<br />
zijn mislukt, krijgen een 0-waardering<br />
(bijvoorbeeld klasse 000).<br />
inkomsten<br />
Hieronder verstaat <strong>STW</strong> alle<br />
gelden en bijdragen in natura die<br />
op basis van een <strong>STW</strong>-project<br />
gegenereerd worden gedurende<br />
het hele traject, dus zowel van voor<br />
het project is gestart als tot na<br />
afloop van het project.<br />
25
26<br />
| Statistiek<br />
PROJECTEN GESTART IN <strong>1992</strong><br />
<strong>1992</strong> figuur 9 utilisatiegroepen<br />
0<br />
A<br />
B<br />
C<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
betrokkenheid product inkomsten<br />
% % %<br />
0 0 0<br />
39 27 54<br />
27 36,5 24<br />
34 36,5 22<br />
In <strong>1992</strong> gingen 41 projecten van start.<br />
In deze projecten werd door <strong>STW</strong><br />
15,6 miljoen euro geïnvesteerd.<br />
Bij deze projecten werden 22 overeen-<br />
komsten met de gebruikers gesloten<br />
en 9 octrooien aangevraagd. Aan<br />
inkomsten werd een bedrag van 2,07<br />
miljoen euro genoteerd.<br />
Figuur 9 geeft de verdeling aan per<br />
utilisatiecode. De figuren geven aan<br />
hoeveel procent van de projecten een<br />
bepaalde score op de drie categorieën<br />
heeft gehaald.<br />
Figuur 11 (pag. 28) geeft de BPI-code,<br />
die de projecten hebben gekregen<br />
weer.
PROJECTEN GESTART IN <strong>1997</strong><br />
<strong>1997</strong> figuur 10 utilisatiegroepen<br />
0<br />
A<br />
B<br />
C<br />
| statistiek<br />
betrokkenheid product inkomsten<br />
% % %<br />
0 1 2<br />
30 29 67<br />
50 39,5 22<br />
20 30,5 9<br />
In <strong>1997</strong> gingen 99 projecten van start.<br />
In deze projecten werd door <strong>STW</strong> voor<br />
41 miljoen euro geïnvesteerd. Bij deze<br />
projecten werden 57 overeenkomsten<br />
met de gebruikers gesloten en 23<br />
octrooien aangevraagd. Aan inkom-<br />
sten werd (tot nu toe) een bedrag van<br />
2,86 miljoen euro genoteerd.<br />
Figuur 10 geeft de verdeling aan per<br />
utilisatiecode. De figuren geven aan<br />
hoeveel procent van de projecten een<br />
bepaalde score op de drie categorieën<br />
heeft gehaald.<br />
Figuur 12 (pag. 28) geeft de BPI-code,<br />
die de projecten hebben gekregen<br />
weer. Voor verdere uitleg zie de toe-<br />
lichting.<br />
Conclusie<br />
De figuren 11 en 12 bieden een<br />
integrale visualisatie van de cijfers<br />
van de figuren 9 en 10. Die geven<br />
aan dat 61 procent van de<br />
projecten die in <strong>1992</strong> werden<br />
gestart, heeft geleid tot een<br />
actieve relatie met een of meer<br />
gebruikers, 73 procent heeft een<br />
concreet product opgeleverd en<br />
46 procent heeft cash of in kind<br />
inkomsten opgeleverd, in die zin<br />
dat er waardevolle resultaten voor<br />
de samenleving zijn gegenereerd,<br />
die nu al, of naar verwachting op<br />
termijn, inkomsten opleveren.<br />
Bij de projecten die in <strong>1997</strong> zijn<br />
gestart liggen deze percentages<br />
iets lager, conform het beeld dat<br />
de utilisatierapporten jaarlijks<br />
opleveren. Na vijf tot zes jaar is<br />
het immers in veel gevallen nog te<br />
vroeg om van uitgekristalliseerde<br />
kennisexploitatie te spreken. Een<br />
uitzondering daarop vormt de<br />
‘betrokkenheid’, die in dit geval 70<br />
procent bedraagt. <strong>STW</strong> is blij met<br />
deze goede resultaten en zal zich<br />
blijven inzetten om ook de komen-<br />
de jaren vergelijkbare of wellicht<br />
betere resultaten te boeken.<br />
27
28<br />
| Statistiek<br />
De verschillende categorieën worden in kleuren weergegeven. Een hoge score op de categorie Inkomsten is te herkennen aan een<br />
blauwe kleur. Voor een hoge score op Betrokkenheid is die kleur rood en voor een hoge score op Product is die kleur groen. Omdat de<br />
complete codes alle drie de BPI-componenten bevatten, hebben alle bollen mengkleuren. Een project met BPI-code 000 zal een zwarte<br />
bol opleveren. Een project met een code CCC zal een witte bol opleveren. Verder geeft de inhoud van de bol weer hoeveel projecten die<br />
betreffende code toegekend hebben gekregen. Zo geeft het praktisch donker rode bolletje onderaan (<strong>1997</strong>) aan dat er één project is met<br />
de BPI-code A00. De grote antracietkleurige bol (een niveau hoger en dieper) geeft aan dat er 13 projecten zijn met BPI-code AAA<br />
(1991) (‘basic technology’). De witte bol rechts achterin (<strong>1992</strong> en <strong>1997</strong>) geeft aan dat er 4 projecten zijn met BPI-code CCC.<br />
<strong>1992</strong> figuur 11 utilisatie projecten gestart in <strong>1992</strong><br />
<strong>1997</strong> figuur 12 utilisatie projecten gestart in <strong>1997</strong><br />
utilisatierapport <strong>2003</strong>
<strong>Utilisatierapport</strong> <strong>2003</strong><br />
| Projecten<br />
<strong>1992</strong>
30 | Projecten <strong>1992</strong><br />
HIERONDER STAAN DE GEGEVENS DIE U OP DE PROJECTPAGINA’S KUNT TEGENKOMEN<br />
project<br />
Het projectnummer, de laatste vier<br />
cijfers vormen het volgnummer waar-<br />
op de projecten zijn gesorteerd.<br />
BPI<br />
(voor uitleg zie binnenkant achterzijde omslag)<br />
De utilisatiecategorieën waarin het<br />
project is ingedeeld.<br />
titel<br />
De titel van het project.<br />
projectleider<br />
Naam van de projectleider.<br />
A_ universiteit<br />
van<br />
amsterdam 31<br />
D_ technische<br />
universiteit<br />
delft 31<br />
E_ technische<br />
universiteit<br />
eindhoven 34<br />
G_ rijksuniversiteit<br />
groningen<br />
37<br />
N_ katholieke<br />
universiteit<br />
nijmegen 41<br />
toewijzing<br />
De door <strong>STW</strong> aan dit project<br />
toegekende subsidie (in k€).<br />
contracten en octrooien<br />
Soort overeenkomst welke met een<br />
gebruiker is afgesloten (optie, licentie,<br />
bijdrage, samenwerking, raamovereen-<br />
komst, etc.) en eventuele octrooien/<br />
octrooiaanvragen.<br />
inkomsten<br />
Op dit project de totaal geregistreerde<br />
inkomsten (in k€). Dit zijn alle gelden<br />
en bijdragen in natura die op basis van<br />
een <strong>STW</strong>-project gegenereerd worden,<br />
R_ erasmus<br />
universiteit<br />
rotterdam 43<br />
T_ universiteit<br />
twente<br />
U_ universiteit<br />
utrecht<br />
44<br />
52<br />
V_ vrije<br />
universiteit<br />
amsterdam 53<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
gedurende het hele traject, dus<br />
zowel van voor de start als tot na<br />
afloop van het project.<br />
doelstelling<br />
Een korte omschrijving van de<br />
doelstelling van het onderzoek.<br />
resultaten<br />
Een overzicht van de behaalde<br />
resultaten.<br />
gebruikers<br />
Een lijst met de (afgekorte) namen<br />
van de gebruikers bij het project.
| Instelling<br />
A_ universiteit<br />
van<br />
amsterdam<br />
AGN.2367<br />
CCC<br />
Onderzoek<br />
naar het gebruik<br />
van kunstmatige<br />
huidvervangende<br />
materialen<br />
projectleider Dr. W. Westerhof totale toewijzing in k€<br />
424,08<br />
doelstelling In het wondbed van bijvoorbeeld<br />
brandwonden heersen bepaalde fysiologische<br />
condities die celdeling en weefselvorming<br />
stimuleren. Er ontstaat immers nieuw weefsel,<br />
hoewel vaak niet met de gewenste structuur<br />
littekenweefsel. Het moet dus mogelijk zijn in<br />
het micro-klimaat van het wondbed uit ingezaaide<br />
cellen met ondersteuning van een matrix nieuw<br />
huidweefsel te groeien. Het doel was dit huid-<br />
weefsel in het wondbed zelf te genereren met<br />
als gevolg dat er minder littekenweefsel zou<br />
ontstaan.<br />
resultaten na 5 jaar Er is een in vitro-methode<br />
ontwikkeld om matrixmaterialen op hun geschikt-<br />
heid te testen. Op varkens werd aangetoond dat<br />
een bepaalde matrix met ingezaaide cellen tot<br />
verbeterde wondgenezing leidt (minder litteken-<br />
vorming, betere kwaliteit aangegroeide huid).<br />
Het onderzoek werd voortgezet in AGN.3737 met<br />
onder meer klinisch werk in het Brandwonden-<br />
ziekenhuis te Beverwijk. De resultaten daarvan<br />
wijzen in dezelfde richting. Op een verfijning van<br />
de matrix is patent aangevraagd. Er is een con-<br />
sortium van 3 bedrijven gevormd om de matrix<br />
tot een commercieel product te ontwikkelen. De<br />
goede resultaten hebben geleid tot omvangrijke<br />
derde geldstroomopdrachten voor de research-<br />
groep.<br />
resultaat na 10 jaar Na veel onderhandelen met een<br />
Nederlands, Engels en Duits bedrijf kon niet tot<br />
overeenstemming gekomen worden over het<br />
ontwikkeltraject. De gegenereerde kennis blijft<br />
waardevolle achtergrondinformatie, de ontwikkel-<br />
de testmethoden staan een snelle evaluatie van<br />
het effect van wondbedekkers toe. Het brand-<br />
wondenziekenhuis in Beverwijk heeft er een zeer<br />
productieve relatie met het Duitse bedrijf aan<br />
overgehouden.<br />
gebruiker(s) TNO-PML, Rijswijk / Brandwonden<br />
Centrum, Beverwijk / LUMC, Leiden / Lamers<br />
Medical Products BV, Gendt / AMC, Amsterdam<br />
projecten <strong>1992</strong><br />
| Instelling<br />
D_ technische<br />
universiteit<br />
delft<br />
31
32<br />
DTN.2349<br />
AAA<br />
Combustionturbulence<br />
interaction in<br />
diffusion and/or<br />
premixed flames<br />
projectleider Prof.dr. K. Hanjalic totale toewijzing in k€<br />
143,68<br />
doelstelling Onderzoek naar de invloed van<br />
verbranding op de turbulentie in industriële<br />
vlammen, met de nadruk op voorgemengde<br />
vlammen, zowel met als zonder recirculatiezones.<br />
resultaat na 5 jaar De resultaten van het project<br />
zijn een groot aantal metingen onder goed<br />
gedefinieerde condities. Deze resultaten staan<br />
als benchmark ter beschikking aan modellen-<br />
makers die er hun modellen mee kunnen<br />
valideren.<br />
resultaat na 10 jaar Het onderzoek is voortgezet in<br />
projecten aan de TUD en de UT aan voorge-<br />
mengde vlammen en vlammen gestabiliseerd<br />
door ‘swirl’. De belangstelling binnen de<br />
verbrandingsgemeenschap is groot gezien<br />
jaarlijks georganiseerde internationale<br />
workshops. De Delftse groep organiseerde in<br />
2000 de vijfde ‘International Workshop on<br />
Measurement and Computation of Turbulent<br />
Nonpremixed Flames’ in Delft. Een van de<br />
doelen van deze Workshops is te komen tot<br />
internationaal geaccepteerde benchmark gebruik<br />
door een ieder die numerieke codes wil valideren.<br />
gebruiker(s) KEMA Nederland BV, Arnhem /<br />
TNO-TPD TU Delft / NV Nederlandse Gasunie,<br />
Groningen / TNO-WT, Delft / TNO-PML, Rijswijk /<br />
Shell Research and Technology Centre, Amsterdam<br />
DWT.2365<br />
AAA<br />
P/M aluminium<br />
matrix composites<br />
for wear resistance<br />
applications<br />
processing and<br />
properties<br />
projectleider Prof.ir. A.W.J. de Gee totale toewijzing in<br />
k€ 611,18<br />
doelstelling Dit project was gericht op het<br />
optimaliseren van aluminium matrix-composieten<br />
voor slijtvastheid bij gebruik onder hoge<br />
temperaturen. Doel was daarbij om de proces<br />
parameters te relateren aan de uiteindelijk<br />
gewenste eigenschappen van het materiaal.<br />
resultaat na 5 jaar Er zijn experimenten gedaan met<br />
verschillende samenstellingen en verschillende<br />
soorten toegevoegde deeltjes. Gekeken is naar<br />
de initiële eigenschappen van deze materialen<br />
en hun slijtvastheid. De diverse proeven hebben<br />
interessante inzichten opgeleverd. Gestreefd<br />
werd naar vinden van materialen die geschikt zijn<br />
voor toepassing in motoren. Dit doel is nog niet<br />
bereikt maar er is wel een grote stap in de goede<br />
richting gezet. Het onderzoek wordt voortgezet.<br />
resultaat na 10 jaar Terwijl de gerichte toepassing<br />
van de metaal-matrix-composieten (MMCs)<br />
in een verbrandingsmotor nog niet gerealiseerd<br />
is, heeft dit onderzoek een nieuwe richting<br />
gesteld voor voortgezet onderzoek naar MMCs<br />
met bolvormige deeltjes die, door verminderde<br />
brosheid, een grote stap dichter bij de commerciële<br />
acceptatie gebracht zijn (<strong>STW</strong>-project DST.4274).<br />
gebruiker(s) TNO Institute of Industrial Technology,<br />
Eindhoven / DAF Trucks NV, Eindhoven /<br />
Thomassen International BV, Rhenen / Stork<br />
Wärtsilä Diesel BV, Zwolle<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
DTN.2507<br />
CBB<br />
Beeldreconstructie<br />
uit In Vivo medische<br />
NMR signalen<br />
projectleider Dr.ir. D. van Ormondt totale toewijzing in<br />
k€ 203,03<br />
doelstelling Het onderzoek betreft de verwerking<br />
van NMR-signalen van levende wezens (medische<br />
in vivoNMR. Het doel is verhoging van de<br />
resolutie en de precisie van grijswaardenbeelden<br />
van metabolietenconcentraties.De voorgestelde<br />
signaalverwerkingstechnieken berusten op een<br />
combinatie van FFT, singuliere waardende-<br />
compositie, nietlineaire optimalisatie, en één<br />
of andere vorm van regularisatie. De verwerking<br />
moet uiteindelijk volledig zonder tussenkomst<br />
van de gebruiker plaats kunnen vinden.<br />
resultaat na 5 jaar De beste uit de groep van 1000<br />
sampledistributies leveren goede beelden op.<br />
Echter de minimax-distributie is duidelijk beter.<br />
Deze conclusie is gebaseerd op resultaten voor<br />
zes ‘real-world’ MRI-beelden van uiteenlopende<br />
aard. De verschillen tussen de beste random-<br />
distributies onderling zijn niet gering. Toch<br />
hebben deze distributies gemeen dat de<br />
bezetting het dichtst is voor de lagere kwaarden<br />
en dat de gaten niet groter zijn dan drie<br />
samplepunten. Een sampledistributie die goed is<br />
voor één beeld is gewoonlijk ook goed voor<br />
andere beelden.<br />
resultaat na 10 jaar Een zeer recent in Nottingham<br />
geïmplementeerde sampledistributie met<br />
regelmatige gaten bleek duidelijk inferieur aan<br />
minimax-distributie. Deze resultaten zijn getoond<br />
op de SMR in Nice. Er was veel belangstelling.<br />
De onderzoeker heeft een synthese tot stand<br />
gebracht tussen de Cuppen-reconstructie-<br />
methode en zijn Baves-reconstructiemethode.<br />
Bij lage SNR is de reconstructie van ‘half-scan’-<br />
beelden beter. Expliciet spiegelen van de data<br />
wordt omzeild, geen aansluitprobleem meer.<br />
Verdere meettijdverkorting door niet-uniforin<br />
saniplen is minstens even goed mogelijk als<br />
voorheen. Het inzicht in de Bayes~reconstructie<br />
is vergroot.<br />
gebruiker(s) Philips Medical Systems Nederland BV,<br />
Best
DTN.2651<br />
CBA<br />
Spinafbeelding,<br />
gelokaliseerde<br />
spectroscopie en<br />
functionele<br />
afbeelding<br />
projectleider Dr. W.M.M.J. Bovee totale toewijzing in<br />
k€ 464,97 contracten Raamovereenkomst FOM;<br />
Philips Medical Systems Nederland BV<br />
inkomsten in k€ 499,16<br />
doelstelling Doel van dit project is methoden te<br />
ontwikkelen voor functionele afbeelding en<br />
waarbij snelle MRI, MRS diffusie- en perfusie<br />
technieken gebruikt worden. De ontwikkeling van<br />
een drie-dimensionale spectroscopische<br />
afbeeldingstechniek met optimale ruimtelijke<br />
resolutie in de derde richting bij -een beperkt<br />
toelaatbare meettijd per patiënt. Onderzoek naar<br />
de toepasbaarheid van deze methoden met de<br />
industrie en medici.<br />
resultaat na 5 jaar Het project leverde drie<br />
computerapplicaties op. Dit waren gebruikers-<br />
vriendelijke geautomatiseerde programma’s voor<br />
a) RF puls ontwerpen; b) verwerking van MRSI<br />
data; en c) verwerking van perfusiedata.<br />
resultaat na 10 jaar Het project heeft voornamelijk<br />
achtergrondkennis opgeleverd snelle MRI en MRI<br />
sequenties voor perfusiemetingen.<br />
gebruiker(s) Philips Medical Systems Nederland BV,<br />
Best<br />
DEL.2694<br />
CCB<br />
Sensor calibratie<br />
projectleider Prof.dr.ir. J.H. Huijsing totale toewijzing<br />
in k€ 235,32<br />
doelstelling Een geïntegreerde slimme sensor (ISS)<br />
is een sensor met een microelectronische<br />
schakeling op één chip. Tot nu toe is de<br />
rekenkracht van de ISS te klein. Deze is wel<br />
voldoende als de sensor geïntegreerd wordt met<br />
een microcontroler. Vanwege de huidige vraag<br />
vanuit het bedrijfsleven richt men zich eerst op<br />
‘weerstands-brug’ sensoren die toegepast<br />
zouden kunnen worden in druksensoren en<br />
versnellingsopnemers. Door een aantal functies<br />
in te combineren zal de gewenste miniaturisering<br />
bereikt worden.<br />
resultaat na 5 jaar Nieuwe calibratiemethoden zijn<br />
ontwikkeld. De toepassing daarvan wordt echter<br />
eerst over langere tijd verwacht. Daadwerkelijk<br />
implantatie hiervan is kostbaar en risicovol.<br />
Kandidaten voor toepassing op lange termijn zijn<br />
Mierij Meteo, Bronkhorst en Kipp & Zonen en<br />
Philips.<br />
resultaat na 10 jaar Geen verandering in de situatie.<br />
gebruiker(s) Bronkhorst High-Tech BV, Ruurlo /<br />
KNMI, De Bilt / Mierij Meteo BV, De Bilt / Philips<br />
Research Laboratories, Eindhoven / TNO Bouw,<br />
Delft / Kipp & Zonen BV, Delft / Shell SIOP,<br />
Amsterdam / OnStream BV, Eindhoven<br />
projecten <strong>1992</strong><br />
DST.2737<br />
CBB<br />
Food applications<br />
of aqueous twophase<br />
systems<br />
of biopolymers<br />
projectleider Prof.dr.ir. J. de Swaan Arons totale<br />
toewijzing in k€ 350,27 contracten Optie Unilever<br />
Research; Universiteit Leiden; TU Delft; <strong>STW</strong><br />
inkomsten in k€ 90,76<br />
doelstelling Het voorspellen van het fasegedrag van<br />
waterige oplossingen van polysacchariden en<br />
eiwitten door het bestuderen van de thermo-<br />
dynamische eigenschappen van dergelijke oplos-<br />
singen. Door polymeer incompatibiliteit kan er<br />
fasescheiding optreden waarbij water-in-water<br />
emulsies gevormd worden. Dit biedt mogelijkhe-<br />
den om nieuwe voedingsmiddelen te ontwikkelen.<br />
resultaat na 5 jaar Een nieuw ontmengingsmodel<br />
voor bolvormige eiwitten, polysacchriden en<br />
oplosmiddelen is ontwikkeld. Dit is in staat zowel<br />
energie-gedreven als entropie-gedreven ontmen-<br />
ging en restabilisatie te voorspellen. Er zijn vele<br />
fasediagrammen gemeten. Voor de interpretatie<br />
van mengsels met zowel wei als dextraan, is<br />
gekeken naar het depletiegedrag aan het grens-<br />
vlak eiwit/polymeer. Gebleken is dat de wissel-<br />
werking (dipool=dipool) tussen ongelijksoortige<br />
moleculen is te karakteriseren. De resultaten die-<br />
nen als basis voor voorspellingen over effecten<br />
bij fasescheiding. Het project is bij de RUL voort-<br />
gezet in het kader van het IOP Ind. Eiwitten. Het<br />
onderzoek is aan de TUD voortgezet via ABON.<br />
Andere groepen in Nederland (maar ook inter-<br />
nationaal) hebben zich op de ontmenging van<br />
(vergelijkbare) systemen gestort. Unilever schat<br />
overigens dat de werkelijke toepassing voor<br />
voeding nog 10-20 jaar op zich zal laten wachten.<br />
resultaat na 10 jaar Binnen Unilever zijn experimen-<br />
ten, gebaseerd op het werk in Leiden, uitgevoerd.<br />
Het ging hierbij over de fasescheiding tussen<br />
caseine en verschillende polysacchariden. Het<br />
nieuwe dat eruit kwam is dat de morfologie van<br />
de fasen afhangt van de relatieve grootte van de<br />
‘polymeren’. Dit was voor synthetische deeltjes<br />
reeds gevonden en nu geverifieerd voor biopoly-<br />
meren. Hiermee is vastgesteld dat het een fysi-<br />
sche oorzaak betreft en dat chemische aspecten<br />
onbelangrijk zijn. Dit is recentelijk gepubliceerd.<br />
Dit inzicht wordt verder onderzocht in directe<br />
relatie tot een nieuwe klasse van producten die<br />
Unilever ontwikkelt.<br />
gebruiker(s) NIZO food research, Ede / TNO Voeding,<br />
Groningen / Unilever Research, Vlaardingen<br />
33
34<br />
DEL.2777<br />
CCB<br />
Capacitieve<br />
transducenten<br />
projectleider Prof.dr.ir. G.C.M. Meijer totale toewijzing<br />
in k€ 256,38 contracten Licentie Technische<br />
Universiteit Delft; <strong>STW</strong>; Tankdata Systems BV<br />
octrooien PCT.NL9400222 Capacitieve positieopnemer<br />
(elektronische rotatie-opnemer) inkomsten<br />
in k€ 7,36<br />
doelstelling Capacitieve transducenten zijn<br />
zeer geschikt voor precisietoepassingen<br />
zoals nauwkeurige hoek-encoders en weeg-<br />
apparatuur. Deze sensoren zijn ook zeer geschikt<br />
als goedkope, robuuste transducenten voor<br />
detectiedoeleinden, zoals voorwerp- en<br />
personendetectoren en druk- en volumemeters<br />
voor consumentendoeleinden. Dit project<br />
onderzoekt de evaluatie en implementatie van<br />
nieuwe ideeën voor voornoemde sensoren, in<br />
samenwerking met de industrie.<br />
resultaat na 5 jaar Een krachtsensor, een vloeistof-<br />
niveaumeter, een personendetector en een<br />
nieuwe ontwerpmethode voor systeemhardware<br />
zijn ontwikkeld en Enraf (Delft) brengt een<br />
nieuwe vloeistofniveaumeter (DATA-DIP) op de<br />
markt. Een toepassing als personendetector<br />
voor de RET te Rotterdam voldoet nog niet.<br />
Een octrooi voor een capacitieve positieopnemer<br />
is niet doorgezet.<br />
resultaat na 10 jaar Enraf heeft de rechten verkocht<br />
aan Van Essen Instruments. Kennis uit het project<br />
is toegepast door Philips Drachten (waterniveau<br />
in koffiezetapparaten), Bradford Engineering<br />
(brandstofniveaudetectie in satellieten), ASML<br />
(capacitieve sensoren in wafer steppers) en SKF<br />
(hoek-encoders).<br />
gebruiker(s) Philips Electronics Nederland BV,<br />
Drachten / Smartec BV, Breda / Enraf BV, Delft /<br />
RET, Rotterdam<br />
| Instelling<br />
E_ technische<br />
universiteit<br />
eindhoven<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
ETN.1695<br />
AAA<br />
Strained layer epitaxy<br />
of phosphorus<br />
containing III/V<br />
semiconductors with<br />
metal-organic<br />
molecular beams<br />
projectleider Prof.dr. J.H. Wolter totale toewijzing in k€<br />
1.796,80<br />
doelstelling Het doel is het ontwikkelen en<br />
groeien van III/V halfgeleiderstructuren op<br />
basis van quantumputten en -doosjes. Door<br />
quantummechanische opsluiting van ladings-<br />
dragers in laag-dimensionale structuren en door<br />
roosterspanning te gebruiken, ontstaan<br />
halfgeleidermaterialen met nieuwe fysische<br />
eigenschappen. Deze materialen zijn onmisbaar<br />
voor opto-elektronische componenten en<br />
optische versterkers voor Telecommunicatie-<br />
technologie. Toepassing hiervan wordt onder-<br />
zocht in samenwerking met groepen van<br />
Prof.dr. M.K. Smit en Prof. G.D. Khoe binnen<br />
COBRA. KPN, Lucent Technologies, JDS<br />
Uniphase en ThreeFive Photonics BV hebben<br />
interesse.<br />
resultaat na 5 jaar Het onderzoek richtte zich op de<br />
ontwikkeling van Chemische Bundel Epitaxie ten<br />
behoeve van de groei van gestrainde InGaAs/InP<br />
en InAsP/InP quantumputten alsmede naar de<br />
incorporatie van dotering. Dit leidde tot de groei<br />
van golfgeleiderstructuren voor optische cross-<br />
connect chips en voor multi-wavelength lasers, in<br />
samenwerking met de groep Opto-Elektronische<br />
Devices van Prof Smit. Onderzoek naar selectieve<br />
hergroei t.b.v. integratie van optische versterkers<br />
en golfgeleiders stond daarbij centraal. Hierbij<br />
is een koppelingsverlies van slechts 0.1 dB<br />
gerapporteerd over een hergroeide sectie van<br />
een golfgeleider.<br />
resultaat na 10 jaar Momenteel staat het onderzoek<br />
naar InAs/InP quantumdoosjes ten behoeve van<br />
optische versterkers en ultrasnelle volledig<br />
optische schakelaars centraal. Het is gelukt om<br />
quantumdoosjes van hoge kwaliteit en dus met<br />
een beperkte optische lijnbreedte te ontwikkelen,<br />
die bij kamertemperatuur licht uitstralen in het<br />
golflengtegebied rond de 1550 nm. Deze<br />
InAs/InP quantumdoosjes bieden uitzicht op een<br />
nieuwe generatie opto-elektronische bouwstenen<br />
waarbij de eigenschappen van deze quantum-<br />
doosjes (kunstmatige atomen) genoemd, volledig<br />
worden benut.
ETN.2326<br />
CCC<br />
Structuuronderzoek<br />
aan modelkatalysatoren<br />
met behulp<br />
van lage energie<br />
ionenverstrooiing<br />
projectleider Prof.dr. H.H. Brongersma totale toewij-<br />
zing in k€ 225,37 contracten Bijdrage DSM<br />
Research BV inkomsten in k€ 87,13<br />
doelstelling Doel is de verbetering van het inzicht,<br />
op atomaire schaal, in de werking van kataly-<br />
satoren door bestudering van modelsystemen<br />
met lage energie ionenverstrooiing (LEIS).<br />
Het onderzoek gebeurt in samenhang met<br />
bepaling van de katalytische activiteit van<br />
systemen. Onderzocht wordt wat is de structuur<br />
van dispersies, wat zijn de adsorptie sites in<br />
relatie tot de activiteit? Wat is de werking van<br />
promotoren? Tijdens het onderzoek zullen<br />
diverse systemen, waaronder Cu/CdO, onder-<br />
zocht worden.<br />
resultaat na 5 jaar Met de LEIS-techniek is kwantita-<br />
tieve analyse mogelijk van de oppervlaktesamen-<br />
stelling van materialen, zoals katalysatoren. Voor<br />
diverse bimetallische legeringen, metaaloxiden<br />
en enkele industrieel belangrijke katalysatoren<br />
zijn oppervlaktesamenstellingen onderzocht.<br />
Hierdoor is een belangrijke bijdrage gegeven<br />
aan het inzicht in het functioneren van deze kata-<br />
lysatoren alsook aan de verbetering van metho-<br />
den van LEIS-onderzoek aan katalysatoren. Mede<br />
dankzij dit project is een ApplicatieLaboratorium<br />
(BV CALIPSO) gestart. Calipso is het eerste<br />
centrum waar bedrijven dergelijke gevoelige<br />
meetapparatuur kunnen gebruiken.<br />
resultaat na 10 jaar CALIPSO BV bestaat nog steeds<br />
en heeft haar werkterrein verbreed tot onder<br />
meer polymeren, hechting, kathoden en polymere<br />
LED’s. Zie de website www.calipso.nl.<br />
gebruiker(s) Akzo Nobel Chemicals BV, Amsterdam<br />
/ Shell Research and Technology Centre,<br />
Amsterdam / DSM Research BV, Geleen<br />
EST.2372<br />
BAA<br />
Onderlinge<br />
beïnvloeding van<br />
componenten bij<br />
membraanprocessen<br />
en het effect<br />
hiervan op retentie<br />
(Voortzetting IOP-m<br />
project EST.1505)<br />
projectleider Prof.dr.ir. P.J.A.M. Kerkhof totale toewij-<br />
zing in k€ 98,07 inkomsten in k€ 11,35<br />
doelstelling Men onderzoekt de interactie van<br />
componenten bij transportverschijnselen in de<br />
grenslaag en gellaag bij membraanprocessen,<br />
en het effect van deze interactie op de retentie<br />
van deze componenten. Doel is het verkrijgen<br />
van dusdanige beschrijvingen dat deze inpasbaar<br />
zijn in een breed scala van procesmodellen.<br />
Ook wordt experimenteel de retentie in ultra-<br />
en microfiltratiesystemen aan mengsels met<br />
moleculen en deeltjes van verschillende grootte<br />
onderzocht. Hierbij kijkt men naar de validatie<br />
van de transportvergelijkingen.<br />
resultaat na 5 jaar Het onderzoek wees uit dat de<br />
introductie van andere componenten in de filtratie<br />
oplossing het scheidingsgedrag kan veranderen<br />
in vergelijking met binaire systemen. De inzichten<br />
verkregen in deze studie kunnen worden gebruikt<br />
voor de interpretatie van afwijkend gedrag in<br />
multi-component systemen en als ondersteuning<br />
voor de optimalisatie van ultrafiltratie. Het ont-<br />
wikkelde transportmodel blijkt geldig voor ver-<br />
schillende module configuraties. Dit betekent dat<br />
wanneer de stofoverdrachtscoëfficiënten in een<br />
laboratoriumopstelling zijn bepaald, opschaling<br />
naar een industriële opstelling snel mogelijk is.<br />
resultaat na 10 jaar De opgedane kennis wordt niet<br />
industrieel benut, omdat voor de industrie de<br />
investering in het kennisniveau (mankracht en<br />
tijd), dat nodig is voor toepassing van deze<br />
resultaten, te hoog is. Het werk is aanzet geweest<br />
tot bezinning op multicomponent transport in<br />
poreuze systemen. Het bleek dat de theorie van<br />
het dusty-gas-model op onvolkomenheden<br />
berust, en er is een nieuwe theorie ontwikkeld,<br />
welke ook het transport van gasvormige<br />
componenten (in bijv. membranen en katalysa-<br />
toren) kan beschrijven. Met kleinere projecten<br />
op post-doc en afstudeerniveau zetten de<br />
onderzoekers de experimentele studie voort,<br />
hopelijk binnenkort met een promovendus.<br />
gebruiker(s) Unilever Research, Vlaardingen / Stork<br />
Friesland BV, / DSM Bakery Ingredients, Delft /<br />
Akzo Nobel Central Research BV, Arnhem / Shell<br />
Research and Technology Centre, Amsterdam<br />
projecten <strong>1992</strong><br />
ETN.2508<br />
CCC<br />
Betrouwbare<br />
bescherming van<br />
(micro)elektronica<br />
tegen elektromagnetische<br />
storingen<br />
projectleider Prof.dr.ir. P.C.T. van der Laan totale<br />
toewijzing in k€ 443,20 contracten Licentie FOM;<br />
<strong>STW</strong>;TUE;Philips Med.Syst. Ned. BV; Opdracht<br />
<strong>STW</strong>;Berg Electr. BV; TUE; Licentie <strong>STW</strong>; Berg<br />
Electr. BV;TUE;Consultancy <strong>STW</strong>;Berg Electr.<br />
BV;TUE;Letter of intent TUE;<strong>STW</strong>;INCASES<br />
Engineering GmbH octrooien EU.95201825.8<br />
Method and apparatus for measuring a transfer<br />
impedance of shielded ... inkomsten in k€ 251,46<br />
doelstelling Bestaande Electromagnetic<br />
Compatibility (EMC)-software behandelt vooral<br />
de signaaloverdrachten en houdt nauwelijks<br />
rekening met stoorkringen zoals bijvoorbeeld<br />
de aangesloten kabels en de aardingsstructuren.<br />
Bij bescherming van elektronica tegen EM-storing<br />
is een 3D opbouw van de schakeling van<br />
essentieel belang. De in dit project ontwikkelde<br />
complementaire EMC-regels zullen in een<br />
bestaand EMC-expert systeem worden gekoppeld<br />
aan een softwarepakket voor elektronica en<br />
printplaat-ontwerp.<br />
resultaat na 5 jaar De onderzoekers hebben<br />
nieuwe EMC-design rules ontwikkeld. Er is<br />
een –gepatenteerde– (standaard) methode<br />
ontwikkeld voor het meten van de koppeling<br />
tussen de stroomkringen voor signaal en voor<br />
storing, en voor het meten van ‘common mode’<br />
stromen in afschermstructuren. Ook is een<br />
overeenkomst gesloten met een bedrijf dat een<br />
‘Advisory System’ voor printplaat ontwerpers<br />
op de markt brengt.<br />
resultaat na 10 jaar Een groot aantal bedrijven en<br />
instanties zijn via derde geldstroomprojecten<br />
aan oplossingen geholpen voor hun EM-storings<br />
problemen en daarmee is weer de nodige erva-<br />
ring opgebouwd op diverse ‘probleem’ gebieden.<br />
Gesteld kan worden dat deze groep nationaal en<br />
internationaal aan de top staat.<br />
gebruiker(s) TNO-TPD TU Delft / Siemens<br />
Nederland NV, Den Haag / Berg Electronics BV,<br />
Den Bosch / Philips Research Laboratories,<br />
Eindhoven / INCASES Engineering GmbH, / KPN<br />
Research, Leidschendam<br />
35
36<br />
ETN.2526<br />
CCC<br />
Een onderzoek<br />
naar de optimale<br />
gassamenstelling<br />
van een inductief<br />
gekoppelde lichtbron<br />
projectleider Dr. J.A.M. van der Mullen totale toewij-<br />
zing in k€ 216,64 inkomsten in k€ 285,88<br />
doelstelling Een inductief gekoppeld plasma (ICP)<br />
is een hogedruk-plasma dat gemaakt en in stand<br />
gehouden wordt tussen de windingen van een<br />
spoel waarop een wisselspanning staat (1-100<br />
MHz). Experimenten tonen aan dat bij een juiste<br />
keuze van schakeltijden en repetitie-frequentie,<br />
een gepulst ICP een schat aan informatie<br />
biedt. De verwachting is dat de aldus verkregen<br />
inzichten in fundamentele aspecten van het<br />
plasma ook van belang zullen zijn bij andere<br />
toepassingen van het ICP en meer algemeen<br />
van thermische plasma’s.<br />
resultaat na 5 jaar In de loop van het onderzoek<br />
zijn diagnostieken ontwikkeld en gebruikt voor<br />
karakterisatie van de ICP. Als resultaat van de<br />
metingen zijn bijvoorbeeld nauwkeurigere<br />
waarden van een aantal overgangswaarschijnlijk-<br />
heden van Ar beschikbaar gekomen. Er is<br />
een numeriek simulatie model opgezet (waarin<br />
opgenomen atomaire processen zoals<br />
recombinatie, stralings-absorptie c.q. -emissie,<br />
stralingstransport en diffusie etc.). De code<br />
(Plasimo) heeft de basis gelegd voor modelleer-<br />
werk aan inductieve lampen als de TL, PL, QL, etc.<br />
Diverse bedrijven en GTI’s zijn in onderhandeling<br />
voor een licentie voor het gebruik daarvan.<br />
resultaat na 10 jaar Naast de gesloten ICP<br />
(spectrochemische excitatiebron) is er<br />
geëxperimenteerd met een ‘semi-gesloten’<br />
ICP voor on-line rookgasanalyse (metalen) bij<br />
een Afvalverbrandings installatie. NOVEM en<br />
AVR-Chemie bekostigden een voorstudie.<br />
TUE (Stan Ackermans Instituut & Technologie<br />
voor Duurzame Ontwikkeling) financierden extra<br />
twee jaar voor onderzoeker.<br />
gebruiker(s) FOM-Instituut voor Plasmafysica<br />
‘Rijnhuizen’, Nieuwegein / Philips CFT, Eindhoven<br />
/ Philips GmbH, Aken / Philips Lighting BV,<br />
Eindhoven / University of Dortmund, Dortmund /<br />
Spectro Analytical Instruments, / Thermo Jarrell<br />
Ash Europe, Breda / AVR-Chemie, Rozenburg<br />
ETN.2622<br />
CCA<br />
Zeer snelle<br />
spectroscopische<br />
infrarood<br />
elipsometrie<br />
projectleider Prof.dr.ir. G.M.W. Kroesen totale toewij-<br />
zing in k€ 288,37 contracten Licentie Technische<br />
Universiteit Eindhoven; Aero-Laser; <strong>STW</strong>; Prodrive<br />
BV<br />
doelstelling De ontwikkeling van een spectros-<br />
copische infrarood ellipsometer met een<br />
afstembare diodelaser die in staat is om elke<br />
30 microsec. een ellipsometrische meting te<br />
verrichten. Gebruik van een statisch geheugen<br />
maakt het mogelijk om bijvoorbeeld, na het<br />
inschakelen van een chemisch actief plasma,<br />
de initiële veranderingen te bestuderen in de<br />
samenstelling van de reactielaag aan het<br />
oppervlak van een vaste stof dat met het plasma<br />
in contact staat.<br />
resultaat na 5 jaar Het meetinstrument functioneert<br />
er kunnen metingen mee gedaan worden met<br />
een tijdresolutie van minder dan een milli-<br />
seconde. Er is een overeenkomst getekend<br />
tussen de leverancier van de laser, <strong>STW</strong>, TUE<br />
en ProDrive (zou de commercialisatie van het<br />
ontwikkelde data-acquisitie-systeem voor zijn<br />
rekening nemen). Het instrument is door<br />
Aerolaser voorgesteld op diverse vakbeurzen,<br />
waar interesse bleek te bestaan. De hoge prijs<br />
(orde 100 kEuro) van het systeem was wel een<br />
drempel, maar geen onoverkomelijke.<br />
resultaat na 10 jaar Voordat echter de productie<br />
van het totaalsysteem op gang kon komen (enige<br />
jaren geleden) verdween ProDrive uit beeld.<br />
Op dit moment wordt er gezocht naar een nieuwe<br />
commerciële partner voor het data-acquisitie-<br />
systeem. Binnen Nederland heeft deze zoektocht<br />
vooralsnog geen resultaat opgeleverd. Er wordt<br />
inmiddels contact gelegd met een aantal<br />
buitenlandse bedrijven, waaronder het Duitse<br />
Aquiris.<br />
gebruiker(s) Aero-Laser, Garmisch Partenkirchen /<br />
Prodrive BV, Eindhoven<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
ETN.2662<br />
CBA<br />
Magnetische<br />
multilagen als<br />
magneto-weerstand<br />
sensors<br />
projectleider Prof.dr.ir. W.J.M. de Jonge totale toewij-<br />
zing in k€ 185,30 contracten Samenwerking<br />
onderzoek Technische Universiteit Eindhoven;<br />
FOM; Philips Research Laboratories; <strong>STW</strong><br />
inkomsten in k€ 106,65<br />
doelstelling Vergroting van het begrip van<br />
fundamenteel fysische en materiaalkundige<br />
aspecten van het giant magnetoresistance effect<br />
(GMR), dat optreedt in magnetische multilagen.<br />
Men wil de meest kansrijke toepassingsgebieden<br />
bepalen en verbeterde structuren daarvoor<br />
ontwikkelen.<br />
resultaat na 5 jaar Het accent in dit project lag op<br />
het fysisch begrijpen en interpreteren van de<br />
waargenomen verschijnselen. Er zijn concrete<br />
metallische multilaagsystemen ontwikkeld met<br />
grote magneto-weerstandseffecten. Er zijn<br />
vooruitzichten op toepassing in leeskoppen.<br />
Het onderzoek maakte als zodanig deel uit van<br />
een totaalprogramma van Philips Research<br />
gericht op inbouw in dunne film leeskoppen<br />
voor magnetische informatieopslag. Men kan<br />
daarbij denken aan audio-leeskoppen, maar ook<br />
andere vormen van lineaire recording worden<br />
een steeds interessanter gebied om dergelijke<br />
dunne-film-leeskoppen in toe te passen.<br />
resultaat na 10 jaar Het onderzoek is de basis van<br />
de wereldwijd sterke positie van Philips Research<br />
in kennis van magnetoweerstandssensoren met<br />
gebruik van het GMR effect. Naar verwachting<br />
zullen de eerste op GMR gebaseerde tape-kop-<br />
pen voor ultrahogedichtheidsrecording binnen<br />
enkele jaren op de markt komen. Philips richt zich<br />
nu op ultragevoelige GMR sensoren voor met<br />
name toepassingen in auto's, en heeft als eerste<br />
de voor deze toepassing vereiste thermische<br />
robuustheid weten te realiseren. Overdracht van<br />
deze technologie naar productieafdelingen heeft<br />
inmiddels plaatsgevonden. De sensoren zullen<br />
bijdragen aan verbeterde veiligheid, verlaagde<br />
emissies en een verminderd brandstofgebruik.<br />
gebruiker(s) Philips Research Laboratories,<br />
Eindhoven
ETN.2666<br />
BCC<br />
Statistical<br />
thermodynamics<br />
of nucleation in<br />
real gases<br />
projectleider Prof.dr.ir. M.E.H. van Dongen totale toe-<br />
wijzing in k€ 207,79 contracten Bijdrage<br />
EnergieNed; Bijdrage Stork Product Engineering<br />
BV; Bijdrage NV Nederlandse Gasunie inkomsten<br />
in k€ 31,76<br />
doelstelling De ontwikkeling van een model dat het<br />
ontstaan van druppels vanuit de oververzadigde<br />
homogene dampfase (nucleatie) beschrijft.<br />
De nucleatiesnelheid wordt in belangrijke mate<br />
bepaald door de samenstelling en fysische<br />
eigenschappen van de kleinst mogelijke stabiele<br />
druppel, het kritische cluster. Het toepassings-<br />
veld is ‘natuurlijk’ aardgas, dat uit een groot<br />
aantal condenseerbare componenten bestaat.<br />
resultaat na 5 jaar Ontdekt is hoe je bepaalde eigen-<br />
schappen zodanig moet modelleren (voor een<br />
binair of multicomponentmengsel), dat effectief<br />
een unair nucleatiemodel ontstaat. Bij aardgas-<br />
winning worden de zwaardere koolwaterstoffen<br />
en waterdamp verwijderd. Dit gebeurt traditioneel<br />
met isenthalpe Joule-Thomson koeling. Tien jaar<br />
geleden entameerde SPE de ontwikkeling van<br />
een nieuw type condensaatscheider, de Twister,<br />
gebaseerd op isentrope koeling van een gas-<br />
dampmengsel dat wordt versneld naar supersone<br />
snelheden. Daarbij ontstaan druppels die<br />
vervolgens worden onderworpen aan een sterke<br />
axiale wervel. Deze worden dan naar de wand<br />
geslingerd en afgescheiden.<br />
resultaat na 10 jaar De ontwikkeling en<br />
commercialisering van de Twister condensaat-<br />
scheider werden na enige jaren overgenomen<br />
door het nieuw opgerichte Twister BV. In het<br />
kader van de verdere ontwikkeling van de<br />
Twister-scheider werd door Twister BV en de<br />
UT een begin gemaakt met de numerieke model-<br />
lering van de nieuwe condensaatscheider ter<br />
optimalisatie van het scheidingsrendement.<br />
Daarbij gebruikte men geavanceerde methoden<br />
op het gebied van de ‘Computational Fluid<br />
Dynamics’ en van fysische modellen voor<br />
nucleatie en druppelgroei. Deze laatste waren<br />
hoofdzakelijk gebaseerd op de resultaten van het<br />
condensatieonderzoek dat aan de TUE werd<br />
uitgevoerd met steun van <strong>STW</strong>/FOM, SPE, Twister<br />
BV en Gasunie.<br />
gebruiker(s) NV Nederlandse Gasunie, Groningen /<br />
Gastec NV, Apeldoorn / TNO-TPD TU Delft / Shell<br />
SIEP BV, Rijswijk<br />
| Instelling<br />
G_ rijksuniversiteit<br />
groningen<br />
projecten <strong>1992</strong><br />
GNS.2655<br />
BBA<br />
Fundamental and<br />
applied aspects of<br />
surface engineering<br />
by lasers<br />
projectleider Prof.dr. J.Th.M. De Hosson totale toe-<br />
wijzing in k€ 216,54<br />
doelstelling Doel van het onderzoek is het<br />
verbeteren van de mechanische eigenschappen<br />
van het oppervlak van lichtgewicht metalen.<br />
Het onderzoek concentreert zich op combinaties<br />
van Al/Al2O3 en Al-SiC/Al-TiC. Het project<br />
bestaat uit twee delen: onderzoek naar de<br />
mogelijkheid om met CW-CO2 en gepulste<br />
NdYAG lasers keramische coatings aan te<br />
brengen op commerciële aluminium legeringen<br />
en onderzoek naar de structuur van de<br />
keramiek/metaal interface.<br />
resultaat na 5 jaar Twee technieken zijn onderzocht<br />
het lasersmelten van aluminium koper legeringen<br />
en het laserbekleden van roestvast staal met<br />
superlegeringen. Voor de utilisatie is de laatste<br />
zeer belangrijk. De superlegering-poederdeeltjes<br />
worden met een laser in een halve millimeter<br />
dunne laag aangebracht op een roestvaststalen<br />
substraat zonder dat sprake is van vermenging,<br />
zodat de gunstige eigenschappen van de<br />
superlegering behouden blijven. De slijtweer-<br />
stand van de lagen blijkt drie orders van grootte<br />
beter dan van roestvast staal. Een bedrijf<br />
onderzoekt of met de met de laser beklede<br />
pompassen inzetbaar zijn in het garen-productie-<br />
proces.<br />
resultaat na 10 jaar Er zijn geen verdere<br />
ontwikkelingen bekend.<br />
gebruiker(s) TNO-STB, Delft / Sulzer Metco<br />
Coatings BV, Lomm / TNO Institute of Industrial<br />
Technology, Eindhoven / Philips Electronics<br />
Nederland BV, Drachten / Philips Centre for<br />
Manufacturing Technology, Eindhoven / Philips<br />
Research Laboratories, Eindhoven / Akzo Nobel<br />
Central Research BV, Arnhem / Shell Research<br />
and Technology Centre, Amsterdam<br />
37
PROF.DR.IR. GERRIT KROESEN:<br />
Supersnel meten in infrarood<br />
project ETN.2622
Wat gebeurt er nu eigenlijk precies in het proces waarin<br />
silicium in aanraking komt met plasma? Voor de half-<br />
geleiderindustrie een vraag, voor prof.dr.ir. Gerrit Kroesen<br />
steeds meer een weet.<br />
Prof.dr.ir. Gerrit Kroesen is verbonden aan de Faculteit<br />
Technische Natuurkunde, Groep Atoom- en Plasmafysica<br />
van de Technische Universiteit Eindhoven. Zijn onder-<br />
zoeksgroep, die hij kon overnemen van zijn voorganger<br />
mede dankzij zijn Pionierschap van <strong>STW</strong> een aantal<br />
jaren geleden, begon in <strong>1992</strong> aan de ontwikkeling van<br />
een meetinstrument dat in het infrarood snelle metingen<br />
aan het oppervlak zou kunnen uitvoeren. Metingen<br />
kunnen vrij algemeen aan vlakke oppervlakken worden<br />
verricht. Daarbij valt te denken aan botweefsel dat<br />
behandeld moet worden en aan siliciumplakken die in<br />
de halfgeleiderindustrie worden gebruikt. Dit wilden de<br />
onder-zoekers doen met behulp van ellipsometrie.<br />
Dit betekent globaal dat het instrument zou moeten<br />
werken op basis van metingen van veranderingen in de<br />
polarisatie van het licht. Daarmee zou het instrument<br />
een hoge mate van ongevoeligheid voor storingen van<br />
buiten af krijgen.<br />
“We hadden een infrarood diode lasersysteem dat de<br />
lichtbundel opwekte. Daar hebben we een bijzonder<br />
snelle polarisatiemodu-lator bij gekocht en het instrument<br />
mee gebouwd. Vervolgens zijn we gaan testen. Behalve<br />
de optische opstelling hadden we een data acquisitie-<br />
systeem nodig om de snelheid van 30.000 meetpunten<br />
te kunnen verwerken. Zo’n systeem is op de commerciële<br />
markt niet verkrijgbaar. We hebben daarom de samenwer-<br />
king met de Bedrijfsgroep Laboratorium Automatisering<br />
BLN, een onderzoeksafdeling van de TUE, gezocht.<br />
BLN kan systemen op maat maken die de komende vijf<br />
tot tien jaar niet op de markt te koop zullen zijn. In nauwe<br />
samenwerking met BLN is een data acquisitiesysteem<br />
ontwikkeld dat de snelheid van de metingen kan ver-<br />
werken. Het is een heel sterk aspect van het project<br />
gebleken dat we zo geïntegreerd hebben kunnen samen-<br />
| ETN.2622<br />
werken. Ook in nieuwe onderzoeken en projecten hebben<br />
we deze samenwerking voortgezet.”<br />
Grensverleggend<br />
Het grensverleggende karakter van het onderzoek lag<br />
vooral in het in infrarood werken en de snelheid van de<br />
metingen. In die zin is het onderzoek dan ook zonder<br />
meer geslaagd te noemen. Hoofddoel van het onderzoek<br />
was te kijken naar wat er gebeurt aan het oppervlak van<br />
een siliciumplak als deze in contact komt met plasma.<br />
“We wilden de wisselwerking begrijpen omdat de proces-<br />
sen die hierbij optreden van belang zijn voor het etsproces.<br />
Er waren indicaties uit Amerikaans onderzoek dat mono-<br />
lagen werden geabsorbeerd en gedesorbeerd. Bovendien<br />
zouden er ook nadat het plasma in contact is geweest<br />
met silicium veranderingen blijven optreden. Die indicaties<br />
zijn in ons onderzoek uitgekomen.”<br />
De utilisatie laat echter nog op zich wachten. Kroesen:<br />
“Bij aanvang hebben we een gebruikerscommissie<br />
samengesteld waarin behalve de universiteit en <strong>STW</strong><br />
ook de leverancier van de Aero Laser uit Duitsland en<br />
data acquisitiebedrijf Pro Drive zitting hadden. Helaas is<br />
Pro Drive inmiddels afgehaakt en is het zoeken naar een<br />
nieuwe kandidaat die het instrument wil gaan verkopen.”<br />
Gaan je vingers jeuken?<br />
De ervaring leert volgens Kroesen dat het zelden voorkomt<br />
dat een project in vijf jaar kan worden afgerond inclusief<br />
het op de markt brengen van een product. Dit heeft volgens<br />
hem onder meer te maken met korte termijnbeleid van<br />
veel bedrijven. “De industrie heeft de afgelopen jaren fors<br />
bezuinigd op haar eigen research. Zij kijkt nadrukkelijk<br />
naar wat de universiteiten aan kennis afleveren. De bereid-<br />
heid om mee te investeren in onderzoeken beperkt zich<br />
veelal tot korte termijnprojecten. Ik heb daar geen moeite<br />
39
40<br />
| ETN.2622<br />
mee, zolang universiteiten er zelf voor waken dat zij niet<br />
de klusjesmannen van de industrie worden. Aan twee<br />
criteria moet voldaan zijn, wil je in wetenschappelijk<br />
onderzoek stappen. Kan je er mensen mee opleiden en<br />
gaan je vingers er in wetenschappelijk opzicht van jeuken.<br />
In dat opzicht is <strong>STW</strong> een prachtige tussenvorm voor de<br />
financiering van gewaagd onderzoek, die je in het buiten-<br />
land niet aantreft.”<br />
Van micro- naar nanometers<br />
Vooral de halfgeleiderindustrie heeft belangstelling voor<br />
dit soort meetinstrumenten. In de halfgeleiderindustrie<br />
streven producenten naar steeds kleinere chips. Was<br />
er voorheen sprake van een omvang in micrometers,<br />
tegenwoordig willen zij denken in nanometers. Om dit<br />
te bereiken is precisie nog belangrijker dan het al is.<br />
Kroesen: “Omdat de halfgeleiderindustrie nu niet precies<br />
weet wat er gebeurt in het productieproces, moet een<br />
operator voor aanvang van de productie bij wijze van<br />
spreken ‘aan de knoppen draaien’ om te bekijken of hij<br />
het gewenste eindresultaat krijgt. Want hoe dat eind-<br />
resultaat eruit moet zien, is natuurlijk wel bekend.<br />
Maar naarmate de chips kleiner worden, is het des te<br />
belangrijker te weten wat er aan het oppervlak verandert<br />
door het contact met plasma. De halfgeleiderindustrie<br />
kent de uitkomst van het proces wel, maar niet wat er<br />
in het proces gebeurt en wat er nog verandert na het<br />
contact met plasma. Met het meetinstrument van Kroesen<br />
is hierover meer uit te vinden. Hoewel het nu dus zoeken<br />
is naar een bedrijf dat het instrument wil vermarkten,<br />
blijft hij optimistisch. “Zeker met dit soort lange termijn-<br />
onderzoek komt het vaak voor dat het bedrijfsleven pas<br />
na een aantal jaren toehapt. Maar de extra kennis, die<br />
we met dit meetinstrument hebben vergaard, is zo<br />
uitgebreid dat het er uiteindelijk vast van zal komen”,<br />
aldus Kroesen.<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong>
| Instelling<br />
N_ katholieke<br />
universiteit<br />
nijmegen<br />
NGN.2328<br />
ABC<br />
Onderzoek naar<br />
de toepasbaarheid<br />
van een magnetron<br />
sputterproces voor<br />
de vervaardiging<br />
van keramische<br />
deklagen op implantatiematerialen<br />
projectleider Prof.dr. J.A. Jansen totale toewijzing in k€<br />
605,79 contracten Samenwerking onderzoek<br />
<strong>STW</strong>; ASTRA Tech AB octrooien The influence<br />
of implant surface characteristics on bone<br />
response inkomsten in k€ 85,33<br />
doelstelling Dit project was onderdeel van het<br />
PIONIER-programma. In dit project wordt onder-<br />
zocht of het mogelijk is door sputter-coating<br />
dikke, sterk hechtende, kristallijne keramische<br />
deklagen aan te brengen op metalen medische<br />
implantaten daartoe gebruikt men een magnetron<br />
sputter apparaat. De toepasbaarheid van de<br />
sputtertechniek wordt bepaald door middel van<br />
laboratorium experimenten, in vitro celkweek-<br />
en in vivo proefdierstudies. De resultaten van<br />
dit onderzoek kunnen leiden tot optimalisering<br />
van keramische coatings toegepast voor orthope-<br />
dische en tandheelkundige implantaten.<br />
resultaat na 5 jaar Met RF-magnetron sputter<br />
techniek kan men bio-actieve calciumfosfaat-<br />
lagen op titanium implantaten aanbrengen.<br />
In-vitro experimenten met botcel cultures lieten<br />
zien dat gesputterde CaP-coatings botvorming<br />
stimuleerde. Dit werd bevestigd in dierexperi-<br />
menten waar implantaten met een gesputterde<br />
coating in bot werden geplaatst. De conclusie is<br />
dat door manipuleren van de sputterparameters<br />
eigenschappen van de coating kunnen worden<br />
veranderd, en dat de interactie van het bot met<br />
de coating wordt beïnvloed c.q. verbeterd.<br />
De sputtertechniek wordt klinisch geëvalueerd<br />
met de Zweedse firma ASTRA Tech AB.<br />
resultaat na 10 jaar De samenwerking met Astra<br />
Tech is in 2001 beëindigd toen Astra liet weten<br />
verder af te zien van de financiering van de<br />
klinische studies. Inmiddels zijn er contacten<br />
gelegd met een Nederlands bedrijf dat de coating<br />
wil gaan toepassen op haar eigen implantaten.<br />
De resultaten van het project hebben geleid tot<br />
twee nieuwe projecten gesubsidieerd door<br />
Senter (IOP-oppervlaktetechnologie) en een<br />
samenwerking met de Universiteit van Chengdu<br />
(China) gefinancierd door de KNAW.<br />
gebruiker(s) Humeca BV, Enschede / NV Bekaert<br />
S.A, Zwevegem / Astra Tech AB, Mölndal<br />
projecten <strong>1992</strong><br />
NNS.2373<br />
AAA<br />
Diamond growth in<br />
an oxy-acetylene<br />
flame studied by LIF<br />
projectleider Prof.dr. J.J. ter Meulen totale toewijzing<br />
in k€ 258,14<br />
doelstelling Een relatief snelle manier om op<br />
kunstmatige manier diamantlaagjes te maken<br />
is met behulp van een zuurstof-acetyleenvlam<br />
(lasvlam). In dit project zal het diamantgroei-<br />
proces in deze vlam worden bestudeerd met<br />
nieuwe lasertechnieken. Hiermee kan het<br />
diamantdepositiemechanisme worden onderzocht<br />
zonder het proces te verstoren.<br />
resultaat na 5 jaar Het onderzoek heeft geleid tot<br />
de verdere ontwikkeling van lasertechnieken voor<br />
vlam/verbrandingsonderzoek, te weten LIF (Laser<br />
Induced Fluorescence) en CRD Cavity Ring Down)<br />
spectroscopie. Met deze technieken is dieper<br />
inzicht verkregen in het diamantdepositieproces<br />
in een zuurstof-acetyleenvlam. De verkregen<br />
resultaten kunnen onder andere worden gebruikt<br />
bij de ontwikkeling van nieuwe CVD-reactoren<br />
voor de depositie van diamantlaagjes.<br />
resultaat na 10 jaar Het project heeft de basis<br />
gelegd voor vervolgonderzoek op het gebied van<br />
het aanbrengen van diamantcoatings op staal.<br />
Tevens zijn de nieuwe lasertechnieken gebruikt<br />
bij een aantal nieuwe projecten die gericht zijn<br />
op de bestudering van het verbrandingsproces<br />
in vlammen en in dieselmotoren. Op Europees<br />
niveau is samengewerkt in een Brite-Euram<br />
project. Tot practische toepassingen heeft het<br />
onderzoek nog niet geleid.<br />
gebruiker(s) Universität Bielefeld / Philips GmbH,<br />
Aken / Philips Research Laboratories, Eindhoven<br />
/ Hauzer Techno Coating BV, Venlo / Drukker<br />
International BV, Cuijk<br />
41
42<br />
NGN.2612<br />
AAA<br />
Onderzoek naar de<br />
invloed van fysischchemische,geometrische<br />
en mechanische<br />
implantaatparameters<br />
op wondgenezingsprocessen<br />
projectleider Prof.dr. J.A. Jansen totale toewijzing in k€<br />
389,80<br />
doelstelling Dit project is onderdeel van het<br />
PIONIER-programma. Het doel is om te bepalen<br />
of er een relatie bestaat tussen fysisch-<br />
chemische, geometrische en mechanische<br />
materiaalparameters van implantaatmaterialen en<br />
zacht weefselgedrag. Hiertoe zullen implantaten<br />
met een verschillende oppervlaktekwaliteit,<br />
oppervlaktestructuur en flexibiliteit aangebracht<br />
worden bij proefdieren. Tevens zullen in vitro<br />
celkweekexperimenten uitgevoerd worden.<br />
De resultaten van het onderzoek zullen moeten<br />
leiden tot een optimalisering van de bestaande<br />
percutane implantaatsystemen voor wat betreft<br />
de biologische afsluiting in het doorvoer gebied.<br />
resultaat na 5 jaar Aangetoond is dat fysisch-<br />
chemische parameters, zoals bevochtbaarheid<br />
van het oppervlak, in-vitro wel invloed hebben<br />
op de groeisnelheid van cellen, maar niet op<br />
hun oriëntatie. Dit wordt meer geleid door de<br />
ruwheid van het oppervlak, bijvoorbeeld door<br />
in een oppervlak aangebrachte groeven.<br />
De resultaten van in-vivo experimenten waren<br />
niet eenduidig genoeg om te concluderen dat<br />
oppervlakken met groeven het wondgenezings-<br />
proces versnellen. Verder onderzoek is daarvoor<br />
noodzakelijk. Samen met andere PIONIER<br />
projecten (NGN.2328 en NGN.2669) werd dit<br />
project begeleid door een gezamenlijke<br />
gebruikerscommissie. De resultaten van dit<br />
deel van het programma zijn gepubliceerd en<br />
vrij toegankelijk.<br />
resultaat na 10 jaar Met betrekking tot. de utilisatie<br />
zijn er geen nieuwe ontwikkelingen te melden.<br />
Op grond van de resultaten is er wel een nieuwe<br />
NWO-subsidie verkregen.<br />
gebruiker(s) Humeca BV, Enschede / Te Strake BV,<br />
Deurne / NV Bekaert S.A, Zwevegem<br />
NNS.2628<br />
BCB<br />
Commensurate and<br />
incommensurate<br />
crystal modelling<br />
projectleider Prof.dr. T. Janssen totale toewijzing in k€<br />
145,81<br />
doelstelling Doel van het project was een prototype<br />
te construeren van software voor kristallo-<br />
grafische informatie en berekeningen in normale<br />
en incommensurabele kristallen.<br />
resultaat na 5 jaar Een prototype werd in 1996<br />
gedemonstreerd op de Europese kristallo-<br />
grafsche conferentie ECM in Lund. Een deel<br />
van de software heeft enige jaren gedraaid op<br />
de computers van CAOS-CAMM in Nijmegen,<br />
ten behoeve van kristallografen in Nederland.<br />
De site werd redelijk vaak bezocht via links met<br />
de website van de Special Interest Group<br />
Aperiodic Crystals van de International Union<br />
for Crystallography. Deze activiteit werd gestopt<br />
toen CAOS-CAMM werd opgeheven. Pogingen<br />
de software, inclusief de modules voor hoger-<br />
dimensionale kristallografie, te laten draaien op<br />
een speciaal daarvoor ingerichte machine werden<br />
gestaakt vanwege gebrek aan menskracht.<br />
resultaat na 10 jaar Een module die werd ontwikkeld<br />
ná afsluiten van het <strong>STW</strong>-project, maar wel een<br />
uitvloeisel daarvan was, berekent tensoreigen-<br />
schappen van kristallijne materialen op grond<br />
van hun symmetrie, en laat berekeningen toe<br />
met karakters van voorstellingen van kristallo-<br />
grafische puntgroepen. Deze karakters spelen<br />
een rol bij de interpretatie van metingen aan<br />
vaste stoffen. Deze module wordt momenteel<br />
op CD-ROM geproduceerd en zal deel uitmaken<br />
van Volume D van de International Tables for<br />
Crystallography, gepubliceerd door de IUCr. Naar<br />
verwachting zal de CD-ROM verschijnen in <strong>2003</strong>.<br />
gebruiker(s) CAOS/CAMM centrum, Nijmegen /<br />
Bruker Nonius BV, Delft / Philips Research<br />
Laboratories, Eindhoven / RWTH Aken<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
NGN.2669<br />
ACC<br />
Ontwikkeling van<br />
een percutaan<br />
implantaat geschikt<br />
voor implantatie in<br />
zachte weefsels<br />
projectleider Prof.dr. J.A. Jansen totale toewijzing in<br />
k€ 320,91 contracten Licentie Katholieke<br />
Universiteit Nijmegen; <strong>STW</strong>; TeStrake BV;<br />
Overdracht Biomaterials Research Group;<br />
Katholieke Universiteit Nijmegen; <strong>STW</strong>; NV<br />
Bekaert S.A octrooien Percutaan implantaat<br />
inkomsten in k€ 18,15<br />
doelstelling Dit project is onderdeel van het<br />
PIONIER-programma. Percutane implantaten<br />
kunnen blijvend functioneren wanneer zij door<br />
botweefsel gestabiliseerd worden. Er is tot<br />
dusverre geen percutaan implantaat ontwikkeld<br />
dat klinisch voldoende functioneert wanneer er<br />
geen botweefsel is. Derhalve zal een andere<br />
methode gezocht moeten worden om zo’n<br />
implantaat te stabiliseren. Het doel is te voorzien<br />
in een dergelijk niet door botweefsel onder-<br />
steund, percutaan implantaat. Hiertoe zal gebruik<br />
gemaakt worden van implantaten die deels zijn<br />
vervaardigd van vezelgaas.<br />
resultaat na 5 jaar Langdurig succes van het<br />
implantaat is afhankelijk van een goed contact<br />
en ingroei van het weefsel in het materiaal, dat<br />
rond de catheter wordt aangebracht. Titanium<br />
geeft een stabieler resultaat dan Dacron velour<br />
(vezelgaas). Er is getracht een industrie te vinden<br />
voor het commercialiseringstraject en de<br />
financiering van de klinische studies nodig voor<br />
een registratie. Medio 1995 werd door de KUN<br />
(mede namens <strong>STW</strong>) een overeenkomst met een<br />
bedrijf afgesloten. Deze trok zich echter na een<br />
aantal maanden terug. Onderhandelingen met<br />
een consortium van bedrijven daarover waren<br />
begin 1998 afgerond.<br />
resultaat na 10 jaar In augustus 1998 kwam de<br />
overeenkomst tot stand tussen <strong>STW</strong>/KUN en NV<br />
Bekaert S.A. (België). Dit bedrijf heeft samen met<br />
Humeca BV, de firma Bekaert Timeda opgericht<br />
dat het percutaan implantaat op de markt zal<br />
brengen. In 2001 zijn de eerste humaan-klinische<br />
studies van start gegaan.<br />
gebruiker(s) Humeca BV, Enschede / NV Bekaert<br />
S.A, Zwevegem / Te Strake BV, Deurne
| Instelling<br />
R_ erasmus<br />
universiteit<br />
rotterdam<br />
RGN.2332<br />
BAA<br />
Weefselidentificatie<br />
van de hartspier met<br />
behulp van spectrale<br />
backscatteranalyse<br />
projectleider Prof.dr.ir. N. Bom totale toewijzing in k€<br />
419,42 inkomsten in k€ 29,50<br />
doelstelling Het doel van het onderzoek is de<br />
evaluatie van methoden om met ultrageluid<br />
weefselidentificatie in de hartspier te realiseren.<br />
De onderwerpen die bestudeerd zullen worden<br />
zijn o.m. het hypertrofisch (verdikt) hartspier-<br />
weefsel, ‘stunned myocardium’ (hartspierweefsel<br />
wat wél doorbloed wordt maar geen arbeid<br />
verricht), de cyclische variatie van de backscatter<br />
en eventueel de afstotingsverschijnselen na een<br />
harttransplantatie.<br />
resultaat na 5 jaar Variaties in de backscatter bleken<br />
niet de gewenste informatie te bevatten. De<br />
backscatter weerspiegelde het verloop van de<br />
wanddikte van het kloppende hart. Er konden<br />
geen conclusies getrokken worden over de mate<br />
van ischemia. Verzwakkking van het signaal<br />
bleek onder bepaalde omstandigheden wél iets<br />
over de weefselkwaliteit te zeggen. De klinische<br />
evaluatie werd verricht aan patiënten die<br />
harttransplantatie hadden ondergaan. De hoop<br />
was dat deze methode in een vroeg stadium en<br />
op niet invasieve wijze afstotingsverschijnselen<br />
opspoort, waardoor het aantal belastende<br />
biopsies kan verminderden. De afstotings-<br />
verschijnselen traden – helaas voor deze studie –<br />
niet op.<br />
resultaat na 10 jaar Het projectresultaat is een<br />
schat aan achtergrondkennis en ideeën om de<br />
ultrageluidbeeldvorming van het hart te<br />
verbeteren. Dat heeft zich inmiddels vertaald in<br />
een aantal gehonoreerde <strong>STW</strong>, FOM en ICIN<br />
projecten.<br />
gebruiker(s) UMC St. Radboud, Nijmegen / UMC,<br />
Utrecht / Toshiba Medical Systems Europe BV,<br />
Zoetermeer / TNO-TPD, Delft / Shell Research<br />
and Technology Centre, Amsterdam / TNO-TPD<br />
TU Delft / Erasmus Medisch Centrum Rotterdam<br />
/ Pie Medical Imaging BV, Maastricht<br />
projecten <strong>1992</strong><br />
REC.2371<br />
CCB<br />
Optie-analyse voor<br />
de economische<br />
evaluatie van<br />
(deel)investeringen<br />
in flexibele produktie<br />
automatisering<br />
projectleider Prof.dr. P.A. Moerman totale toewijzing<br />
in k€ 819,76 contracten Licentie Erasmus<br />
Universiteit Rotterdam; <strong>STW</strong>; Philips<br />
International BV inkomsten in k€ 122,52<br />
doelstelling Het ontwikkelen van een optie-analyse<br />
die de mogelijkheid moet bieden om vroegtijdig<br />
de essentiële elementen van technologie, markt<br />
en financiën te integreren en te waarderen.<br />
Optiemanagement stijgt hierdoor uit boven een<br />
statische budgettaire controle. Het ‘tool’ dat<br />
wordt ontwikkeld dient ter ondersteuning van<br />
individuele researchers, research management,<br />
financieel management en top-management bij<br />
het nemen van beslissingen omtrent research-<br />
trajecten met een grote strategische waarde.<br />
resultaat na 5 jaar Het is gelukt om een software<br />
‘tool’ te ontwikkelen. Philips bleek bereid de<br />
groep onderdak te verschaffen om het ‘tool’ op<br />
waarde te kunnen schatten en in te voeren. Dit<br />
experiment is zo gunstig verlopen dat de groep<br />
ook bij Signaal Apparaten BV te Hengelo is<br />
binnengehaald. Binnen Philips is het software<br />
tool PAT (Primary business Assessment Tool)<br />
ontwikkeld dat inmiddels goed toepasbaar is<br />
gebleken. Er zijn ruim 300 toepassers binnen<br />
Philips wereldwijd. Hoogovens werkt ook met<br />
deze software. Ook in het buitenland maakt men<br />
dankbaar gebruik van de ontwikkelde software.<br />
Geregistreerde gebruikers vinden we in Australie,<br />
Canada, Mexico, Oostenrijk en USA.<br />
resultaat na 10 jaar In vervolgproject REC.4195 werd<br />
het analyse-instrument verder uitgewerkt (leidde<br />
tot een proefschrift), en gebruikt door Philips,<br />
KPN, France Télécom. Tot commercialisatie is het<br />
niet gekomen.<br />
gebruiker(s) TNO-STB, Delft / Corus Staal BV,<br />
IJmuiden / ING Bank, Bussum / De Beijer RTB<br />
BV, Arnhem / Philips Consumer Electronics,<br />
Eindhoven / Groningen Propellor Technology BV,<br />
Groningen / Philips / Philips Corporate Research<br />
/ Philips Corporate Strategy, Eindhoven / Thales<br />
Nederland BV, Hengelo / Hydro Electric<br />
Corporation (Energie), Sidney / Min. van<br />
Defensie, Canada / PAMEX, Mexico / Vienna<br />
University of Economics, Oostenrijk / Air Liquide,<br />
/ Consultec Scientific / Corning Chemie / Land-<br />
mark Consulting, VS / Solvay Pharmaceutical<br />
Headquarters, VS / Stern Steward & Co, VS<br />
43
44<br />
| Instelling<br />
T_ universiteit<br />
twente<br />
TTN.2186<br />
AAA<br />
The construction<br />
of miniaturized,<br />
integrated and<br />
special purpose<br />
Raman/fluorescence<br />
micro-spectrometer<br />
projectleider Dr. P.V. Lambeck totale toewijzing in k€<br />
418,67<br />
doelstelling Ramanspectroscopie is een krachtige<br />
techniek waarmee zeer kleine hoeveelheden<br />
materiaal (ongeveer 1 Am3 of < = 1 picogram )<br />
geanalyseerd kunnen worden. Met zichtbaar licht<br />
wordt de moleculaire samenstelling van het<br />
monster bepaald. De techniek heeft brede<br />
toepassingsmogelijkheden en is gebruikers-<br />
vriendelijk. Men wil de gevoeligheid sterk<br />
verhogen en de afmetingen van de apparatuur<br />
drastisch verkleinen (tot diskmanformaat),<br />
zodat de Ramanspectroscoop tot de standaard-<br />
uitrusting van laboratoria kan gaan behoren.<br />
resultaat na 5 jaar Het onderzoek verliep langs<br />
twee sporen: ontwikkeling van de benodigde<br />
geïntegreerde optica en het ontwerpen van de<br />
beoogde spectrometer met gebruikmaking van<br />
de recente diodelasers, ruisarme detector en<br />
de geïntegreerde optica. Dit laatste onderdeel<br />
van het onderzoek werd vrijwel gerealiseerd.<br />
De impuls om de fabricage betrouwbaarder te<br />
laten verlopen, ontbrak evenwel omdat het werk<br />
aan het ontwerp stil was komen te liggen. De<br />
oorzaak hiervan lag in de personele sfeer.<br />
resultaat na 10 jaar De voormalige onderzoeker en<br />
mede-aanvrager heeft op dit medisch biologische<br />
terrein (toepassing van Ramanspectroscopie en<br />
-microscopie) een researchbedrijf opgericht.<br />
gebruiker(s) Bruker Nonius BV, Delft / DILOR S.A.,<br />
Lille / DSM Bakery Ingredients, Delft<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
TEL.2477<br />
BBA<br />
IC-technology, deep<br />
ion implantation<br />
projectleider Prof.dr. H. Wallinga totale toewijzing in k€<br />
401,27<br />
doelstelling Doel van het project is onderzoek naar<br />
de toepassing van diepe ionen implantatie ten<br />
behoeve van het maken van ‘devices’ in een IC<br />
proces. In dit project wordt dit toegespitst op de<br />
ontwikkeling van een EEPROM geheugen cel, die<br />
geoptimaliseerd kan worden voor zowel digitale<br />
als ook analoge toepassingen. Het uiteindelijke<br />
doel is om geheugencellen te ontwikkelen die<br />
meer dan één bit per cel kunnen bevatten.<br />
resultaat na 5 jaar Door op de vlak gegroeide<br />
polysiliciumlagen een oxide te deponeren in<br />
plaats van thermisch te groeien, kan verruwing<br />
worden tegengegaan. Een nadeel van<br />
gedeponeerde oxides is dat ze slechtere<br />
elektrische eigenschappen hebben dan thermisch<br />
gegroeide. Daardoor moet je gedeponeerde<br />
oxides nabehandelen (kan met 02, N2 en N20<br />
behandelingen). Voor de elektrische evaluatie<br />
van de ontwikkelde lagen zijn in eerste instantie<br />
simpele capaciteits-structuren gebruikt, welke<br />
door middel van QBD (Charge to breakdown<br />
metingen; de hoeveelheid lading die door een<br />
oxide kan worden gestuurd totdat het doorslaat)<br />
en I-V metingen zijn gekarakteriseerd.<br />
resultaat na 10 jaar Een combinatie van vlak<br />
gedeponeerde polysiliciumlagen, gedeponeerde<br />
oxides en een geoptimaliseerde nabehandeling in<br />
N20 omgeving geeft de beste resultaten, waarbij<br />
typisch gevonden waarden zijn QBD = 25 C/cm 2<br />
en lage lekstromen (1 < 10 pA voor V < = 15 V).<br />
Om de werking van het ontwikkelde recept op<br />
device niveau te testen zijn volledige EEPROM’s<br />
geprocessed, waarin duidelijk is geworden<br />
dat het recept leidt tot een vergroting van het<br />
aantal programmeer/wis cycli met ongeveer een<br />
factor 10 dat een device weerstaat voordat het<br />
kapot gaat. Ook de retentie lijkt te voldoen aan<br />
industriële eisen.<br />
gebruiker(s) Philips Semiconductors, Nijmegen
PROF.DR. TON VAN DER STEEN:<br />
Backscatter-onderzoek heeft kennis over hartspier verrijkt<br />
project RGN.2332<br />
Als één groep patiënten bereidwillig is mee te werken<br />
aan onderzoeken naar nieuwe methoden om de conditie<br />
van het hart te verbeteren, dan zijn het wel mensen die<br />
met succes een harttransplantatie hebben doorstaan.<br />
“Hun lot is niet te benijden”, zegt prof.dr.ir. Ton van der<br />
Steen, verbonden aan het Thoraxcentrum van de medische<br />
faculteit van de Erasmus Universiteit Rotterdam. “Zij<br />
komen zeker de eerste periode na hun operatie eens in<br />
de twee weken een volle dag naar het ziekenhuis voor<br />
onderzoek naar hun toestand. Als je hen vraagt mee te<br />
werken aan een nieuw aanvullend onderzoek, werken<br />
zij altijd mee. Ook als ze weten dat het niet direct in hun<br />
eigen belang is.”<br />
Van der Steen heeft van deze instelling van patiënten<br />
dankbaar gebruik gemaakt. “Oorspronkelijk had mijn<br />
voorganger op dit onderzoek, de in 1993 overleden dr.ir.<br />
Hans Rijsterborgh, biggenexperimenten opgezet”, vertelt<br />
Van der Steen. “Zodra je echter kans ziet om zonder risico<br />
testen op mensen te verrichten, verdient dat natuurlijk<br />
de voorkeur omdat je onderzoeksresultaten dan zo dicht<br />
mogelijk bij je uiteindelijke toepassing zitten.”
46<br />
| RGN.2332<br />
Zo geschiedde dan ook in het <strong>STW</strong>-onderzoek naar de<br />
evaluatie van een aantal praktische toepassingen van<br />
weefselindicatie van de hartspier met behulp van ultra-<br />
geluid. Met dit onderzoek wilde Van der Steen een<br />
methode zien te vinden om in een heel vroeg stadium<br />
afstotingsverschijnselen na een transplantatie te kunnen<br />
ontdekken.<br />
Afstotingsverschijnselen<br />
In het backscatter onderzoek werd een geselecteerd<br />
gebied van de hartspier aangestraald met ultrageluid, in<br />
het frequentiegebied van 2 tot 5 MHz. Het geretourneerde<br />
ultrageluid (de backscatter) wordt gedigitaliseerd en<br />
opgeslagen. Door middel van analyse van het spectrum<br />
van het backscattersignaal kan inzicht worden verkregen<br />
omtrent de structuur van het spierweefsel. Op deze manier<br />
konden veranderingen van het spierweefsel op niet invasie-<br />
ve manier gedetecteerd worden, zo luidde een van de<br />
veronderstellingen van het onderzoek. De onderwerpen<br />
die bestudeerd werden, waren onder meer het verdikt<br />
(hypertofisch) hartspierweefsel, stunned myocardium<br />
(wel doorbloed hartspierweefsel dat geen activiteit<br />
vertoont), de cyclische variatie van de backscatter en<br />
afstotingsverschijnselen na een harttransplantatie. Met<br />
behulp van soortgelijke analysemethoden kan additionele<br />
informatie verkregen worden over de doorbloeding van<br />
het hartspierweefsel. Door het inbrengen van microbellen<br />
in de bloedsomloop zou door middel van de analyse van<br />
het backscatterspectrum van deze microbellen in de<br />
hartspier ook de doorbloeding (perfusie) van de hartspier<br />
op niet-invasieve manier worden gemeten.<br />
Vervolgonderzoeken<br />
Een van de problemen van de spectrale analyse van backs-<br />
cattersignalen afkomstig uit weefselstructuren die enkele<br />
centimeters diep in het lichaam gelegen zijn, vormde een<br />
onbekende frequentieafhankelijke verzwakking van het<br />
ultrageluid tengevolge van de tussengelegen structuren.<br />
Dit probleem zou kunnen worden opgelost door het<br />
frequentiespectrum van de backscatter van het aanwezige<br />
bloed in de directe omgeving van de te onderzoeken<br />
hartspier als referentie te gebruiken. Ten tweede kon<br />
gebruik gemaakt worden van de relatieve verandering<br />
gedurende de hartslag.<br />
Uiteindelijk heeft het onderzoek veel en weinig opgeleverd.<br />
De gekozen methode blijkt immers niet de informatie<br />
op te leveren waar de onderzoekers op uit waren. Van der<br />
Steen: “Het was natuurlijk fantastisch geweest als we niet-<br />
invasief hadden kunnen meten hoe de hartspier zich na een<br />
harttransplantatie gedraagt en als we afstotingsverschijn-<br />
selen hadden kunnen vermijden. Vraag dat maar eens aan<br />
mensen die nu steeds dergelijke onderzoeken moeten<br />
ondergaan. Necrose in de hartspier op zich is wel te meten<br />
maar op grond van het akoestisch onderzoek konden we<br />
niet uitsluiten dat er geen afstoting optreedt. Niettemin<br />
hebben we onze kennis over de hartspier wel sterk kunnen<br />
uitbreiden. Daarnaast heeft de signaalanalyse ons geïnspi-<br />
reerd tot andere cardiovasculaire toepassingen. Zo zijn<br />
we meer te weten gekomen over de lokale rek in een<br />
element als de vaatwand. Ook hebben we nu beter in beeld<br />
hoe bloedvaten in de hartspier zich tijdens de contractie<br />
gedragen. Vervolgonderzoeken op dit vlak ontwikkelen<br />
zich veelbelovend.”<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
Waak voor degelijkheid in onderzoek<br />
In de relatie met het bedrijfsleven heeft het onderzoek ook<br />
positieve neveneffecten gekend. Zo nam Shell zitting in de<br />
gebruikerscommissie om meer te leren over de gebruikte<br />
meetmethoden. Deze zouden mogelijk ook geschikt zijn<br />
voor een meetmethode van de rigiditeit van oliepijpen.<br />
Voor GC-lid Toshiba was de ondersteuning aan het ter<br />
beschikking stellen van de signalen uit hun apparatuur een<br />
interessante exercitie. Op deze manier konden de analyses
uitgevoerd worden op signalen die normaliter niet voor<br />
de gebruiker toegankelijk zijn. Van der Steen over de<br />
betrokkenheid van de bedrijven: “Prima als bedrijven<br />
willen participeren in onderzoek. Het zorgt ervoor dat de<br />
toepassingen op zo’n manier uitgewerkt worden dat deze<br />
een beduidend hogere kans geven om uiteindelijk in<br />
productie genomen te worden. Voor bedrijven geeft dit<br />
de mogelijkheid om te participeren in tamelijk risicovol<br />
onderzoek, zonder dat zijzelf daar een infrastructuur voor<br />
hoeven op te zetten. Directe bedrijfsparticipatie kan ook<br />
een conflict van belangen opleveren. Een kenmerk van<br />
| RGN.2332<br />
bedrijven met venture kapitaal bijvoorbeeld is dat zij<br />
doorgaans snel resultaat nodig hebben. Dat is volstrekt<br />
begrijpelijk, maar de degelijkheid van onderzoek dient<br />
wel bewaakt te worden.” Al met al maakt het omgaan met<br />
dit soort conflicten het werk alleen interessanter.<br />
47
48<br />
TET.2500<br />
BCB<br />
Micro-mechanical<br />
Thin Film Devices<br />
projectleider Prof.dr. M.C. Elwenspoek totale toewij-<br />
zing in k€ 1.269,42 octrooien PCT.NL95/00221<br />
Werkwijze voor het etsen van Siliciumstructuren<br />
doelstelling Sacrificial Layer Etching (SLE), ook<br />
wel surface micromachining genoemd, is een<br />
nieuwe in de VS ontwikkelde technologie<br />
waarmee nieuwe typen micromechanische<br />
structuren gemaakt kunnen worden. Met deze<br />
structuren kunnen bijvoorbeeld micro-motoren<br />
en micro-robots gemaakt worden. Doel van het<br />
onderzoek is om deze nieuwe technologie in<br />
Europa te introduceren en verder te ontwikkelen.<br />
resultaat na 5 jaar Het project heeft de leidende<br />
positie van de onderzoeksgroep op het gebied<br />
van microsysteemtechnologie in Europa<br />
verstevigd en heeft er tevens voor gezorgd dat<br />
men kon doorstoten naar de wereldtop. De SLE<br />
technologie is uitgebreid met enkele nieuwe<br />
technieken zoals droog plasma etsen. Het<br />
gebruik van de nieuwe materialen fluorkoolstof<br />
en zwart silicium is ook onderzocht. Er is een<br />
octrooi aangevraagd maar dat is uiteindelijk niet<br />
doorgezet.<br />
resultaat na 10 jaar Op het gebied van micro-<br />
systeemtechnologie behoren de onderzoekers<br />
tot de wereldtop. De nieuwe etstechniek heeft<br />
aan de basis gestaan van verschillende spin-off<br />
bedrijfjes van MESA+. Het gebruik van fluorkool-<br />
stof in microsystemen neemt nog steeds toe.<br />
Hiermee worden onder andere micro-rotoren<br />
met lage wrijving gemaakt. De zwarte silicium<br />
technologie wordt succesvol toegepast door<br />
Alcatel, Oxford, Plasmatherm en DSE.<br />
gebruiker(s) LioniX BV, Enschede / Delft<br />
Instruments BV, / Océ-Technologies BV, Venlo /<br />
Akzo Nobel Central Research BV, Arnhem / Texas<br />
Instruments Holland BV, Almelo<br />
TTN.2510<br />
BBA<br />
Waveguide lasers in<br />
het nabije infrarood<br />
projectleider Prof.dr.ir. W.J. Witteman totale toewij-<br />
zing in k€ 188,08<br />
doelstelling Waveguide gaslasers zijn efficient,<br />
compact en stabiel. Typische afmetingen zijn 30<br />
cm lengte en 2x2 mm2 voor het gasontladings-<br />
kanaal (1 tot 3 micron golflengte). Het onderzoek<br />
heeft enerzijds betrekking op het verkrijgen van<br />
een homogene ontlading met efficiente energie-<br />
overdracht en minimale verliezen in inductors en<br />
condensatoren bij frequenties rond 100 MHz en<br />
anderzijds zal veel aandacht worden besteed aan<br />
de laserfysica van deze systemen.<br />
resultaat na 5 jaar Factoren die elektrische verliezen<br />
verhogen zijn geïdentificeerd en methoden om<br />
deze verliezen te verminderen in kaart gebracht.<br />
Als resultaat van de optimalisatieprocedure werd<br />
met een vergulde elektrode een vermogen<br />
gehaald van 1,15 W/cm bij een excitatiefrequentie<br />
van 190 MHz. Op dat moment was dat het hoogst<br />
gerapporteerde specifieke uitgangsvermogen van<br />
een dergelijke laser en dit wordt toegeschreven<br />
aan een verhoogde katalytische werking van deze<br />
elektrode bij een verhoogde temperatuur.<br />
resultaat na 10 jaar Dit project vormt de aanzet voor<br />
de ontwikkeling van de huidige ‘slab’ laser met<br />
een uitgangsvermogen van 500 W.<br />
gebruiker(s) NCLR BV, Enschede<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
TTN.2511<br />
AAA<br />
Coherente Raman<br />
spectroscopie van<br />
biologische mono<br />
lagen<br />
projectleider Prof.dr. J. Greve totale toewijzing in k€<br />
256,67<br />
doelstelling Doel is te komen tot directe<br />
spectroscopische technieken die gegevens<br />
omtrent de moleculaire structuur, dynamica en<br />
interactie van monolagen biologisch materiaal<br />
opleveren. Hiertoe zal men optische golfgeleider<br />
technieken toepassen. De golfgeleiders kunnen<br />
vervaardigd worden met de nieuwe cleanroom<br />
faciliteiten van de UT. De utilisatie zal aansluiten<br />
bij de interesse van de voedingsmiddelen-,<br />
farmaceutische- en kunststofindustrieën. De<br />
niet-lineaire spectroscopische methoden zijn<br />
geschikt voor spectroscopie van niet biologische<br />
moleculen.<br />
resultaat na 5 jaar<br />
In dit project zijn drie golfgeleider<br />
Raman technieken onderzocht. De CARS-tech-<br />
niek, de gestimuleerde Raman gain-techniek<br />
(WSRG) en de spontane Raman(WRS)-techniek.<br />
De ontwikkelde golfgeleiders maken het mogelijk<br />
om Ramanspectra te meten van monolagen;<br />
bijvoorbeeld van eiwitten en lipiden en zeer<br />
dunne (ca. 1 nm) polystyreen-lagen. Hiermee is<br />
een ‘proof of principle’ geleverd. De gebruikers<br />
waren hierbij vooral betrokken vanuit hun<br />
technisch-wetenschappelijke interesse. Er zijn<br />
enkele metingen verricht aan door de gebruikers<br />
ter beschikking gestelde materialen. De<br />
gebruikerscommissie begeleidde tevens een<br />
aanverwant FOM-project.<br />
resultaat na 10 jaar Het project heeft niet tot recht-<br />
streekse toepassingen of follow-up geleid. Wel<br />
zijn diverse sensorachtige applicaties op deze<br />
basis gevestigd. Nu integratie met microfluidics,<br />
geïntegreerde optica en nieuwe meetmethoden in<br />
het verschiet ligt, wordt de Ramantechniek weer<br />
actueel. Er blijft een niche voor deze (fysisch<br />
moeilijke) techniek, zoals bijvoorbeeld in de ana-<br />
lyse binnen de biologische cel. Navolging van de<br />
techniek door derden is onder meer afhankelijk<br />
van de beschikbaarheid van cleanroomfaciliteiten.<br />
gebruiker(s) Shell Research and Technology Centre,<br />
Amsterdam / DSM Bakery Ingredients, Delft /<br />
DSM Research BV, Geleen / Philips Research<br />
Laboratories, Eindhoven / FOM, Utrecht / Akzo<br />
Nobel NV, Deventer
TTN.2517<br />
ABA<br />
Ontwikkeling van<br />
oppervlakteplasmonmicroscopie<br />
als methode ter<br />
karakterisering<br />
van biologische<br />
oppervlakken<br />
projectleider Dr. R.P.H. Kooyman totale toewijzing in k€<br />
269,38<br />
doelstelling<br />
Doel is de ontwikkeling van een<br />
‘oppervlakteplasmonmicroscoop’ (SPM). Deze<br />
SPM heeft een verticale resolutie van 1 nm en<br />
een laterale resolutie van enige mm en maakt<br />
gebruik van de brekingsindex van de te<br />
onderzoeken structuren. Meer in het bijzonder<br />
zal bestudeerd worden in hoeverre SPM een<br />
nuttige nieuwe techniek is bij het onderzoeken<br />
van biologische oppervlakken. Deze SPM<br />
techniek zal naar verwachting toegepast kunnen<br />
worden in fundamenteel wetenschappelijk opper-<br />
vlakteonderzoek en in meer toegepaste takken.<br />
resultaat na 5 jaar De doelstellingen zijn deels<br />
bereikt. Aangetoond werd dat SPR adsorptie van<br />
eiwitten aan een oppervlak kan volgen en meten.<br />
Op basis hiervan is een twee-dimensionaal<br />
multi-channel immunosensor ontwikkeld. Voorts<br />
zijn met SPM lipide monolagen gekarakteriseerd.<br />
Vorming van domeinen in de monolaag werden<br />
zichtbaar gemaakt. Een nieuwe microscopische<br />
techniek met dezelfde resolutie maar met het<br />
voordeel dat monolagen op een water/lucht<br />
oppervlak kunnen worden bestudeerd, was de<br />
oorzaak dat hiermee niet verder is gegaan. De<br />
SPM-techniek is later gecombineerd met adhesie<br />
Atomic Force Microscopy. Deze combinatie heeft<br />
als voordeel dat laagdikte en oppervlak simultaan<br />
kunnen worden bestudeerd. Het ontwerp voor een<br />
prototype is uitgewerkt. Commerciële toepassing<br />
van de apparatuur is nog niet gerealiseerd.<br />
resultaat na 10 jaar Een directe toepassing van de<br />
resulaten is niet gerealiseerd. Wel heeft het<br />
onderzoek een vervolg gekregen en dat is het<br />
gebruik van SPR-microscopie als multisensor.<br />
Dit is internationaal opgepakt, en heeft ook<br />
binnen de UT geleid tot een aantal nieuwe<br />
projecten.<br />
gebruiker(s) Euro-Diagnostica BV, Arnhem / Akzo<br />
Nobel Central Research BV, Arnhem / BioMerieux<br />
BV, Boxtel<br />
TST.2545<br />
AAB<br />
Thermische wegloopverschijnselen<br />
in<br />
vloeistof-vloeistof<br />
reactoren<br />
projectleider Prof.dr.ir. K.R. Westerterp totale toewij-<br />
zing in k€ 405,75 contracten Verkoop apparatuur<br />
DSM Fine Chemicals inkomsten in k€ 25,00<br />
doelstelling In de chemische industrie worden vele<br />
reacties ladingsgewijs in BR’s (batch reactors)<br />
uitgevoerd. Als de reactie snel verloopt, kan bij<br />
beperkte warmteafvoer de reactortemperatuur<br />
hoog oplopen. Men kan dan de semi-continue<br />
werkwijze in een SBR (semi-BR) kiezen, waarbij<br />
men de reactiesnelheid laag houdt door de<br />
concentratie van één van de reactanten laag te<br />
houden. Het doel van het onderzoek is het<br />
formuleren van voorwaarden ter voorkoming van<br />
thermische wegloopverschijnselen en daarmee<br />
het voorkomen van ernstige calamiteiten.<br />
resultaat na 5 jaar Het project omvatte een model-<br />
matig en experimenteel deel. Een mathematisch<br />
model voor een meervoudig reactiesysteem is<br />
ontwikkeld. In het hoge druk laboratorium zijn de<br />
processen van thermische wegloopverschijnselen<br />
bestudeerd met speciaal ontworpen en gebouw-<br />
de opstellingen voor kinetische en warmte-<br />
metingen (calorimeter) in een SBR. In een SBR<br />
werd de reactie van 2-octanol naar 2-octanon met<br />
salpeterzuur uitgevoerd om de invloed van de<br />
verschillende procesparameters te onderzoeken.<br />
Het onderzoek verschafte fundamenteel inzicht<br />
in het betrokken reactieproces, maar leidde<br />
vanwege het algemene karakter van de resultaten<br />
niet tot een direct aanwijsbare toepassing.<br />
resultaat na 10 jaar Professor Westerterp is per<br />
01-04-1998 met emeritaat gegaan, daarom zijn<br />
geen vervolgprojecten gestart. Het Hogedruk<br />
Laboratorium is omgebouwd richting biomassa<br />
en polymerisatie. (Vervolgproject TPC.6158)<br />
gebruiker(s) DSM Services, Geleen / DOW Benelux<br />
NV, Terneuzen / Akzo Nobel Chemicals BV,<br />
Deventer / Shell Research and Technology<br />
Centre, Amsterdam<br />
projecten <strong>1992</strong><br />
TTN.2648<br />
ABC<br />
High-Tc planar<br />
devices and physical<br />
properties<br />
projectleider Dr.ir. G.J. Gerritsma† totale toewijzing in<br />
k€ 171,80<br />
doelstelling Het fabriceren van planaire hoog<br />
Tc Josephson juncties met a-as georiënteerde<br />
sandwich structuren. Deze zullen vergeleken<br />
worden met bestaande juncties.<br />
resultaat na 5 jaar De kennis, die in het <strong>STW</strong>-project<br />
verworven is, is heel waardevol geweest voor<br />
samenwerkingen met industrieën zo als Ericsson,<br />
Thales en Alcatel en vele onderzoeksinstellingen<br />
in Europa en de hele wereld. Zonder dit <strong>STW</strong>-<br />
project waren die Europese samenwerkingen<br />
moeilijk te realiseren geweest en was ook minder<br />
vooruitgang in het maken van complexe Hoog-Tc<br />
Supergeleiders (HTS) schakelingen geweest.<br />
resulaat na 10 jaar 10 Jaar na de start van het<br />
project is de vraag naar planaire juncties nog<br />
heel actueel, intussen kunnen elektronische<br />
schakelingen gebouwd worden met eigen-<br />
schappen, die van halfgeleidende schakelingen<br />
niet bereikt kunnen worden. Professor Rogalla<br />
heeft intussen twee bedrijven gesticht, TSST<br />
in 1999 en TSSE in eind 2002. TSST draait al<br />
heel goed en maakt winst met apparatuur voor<br />
het maken van keramische supergeleiders en<br />
HTS-producten. TSSE is nog startend en zal zich<br />
met componenten en systemen voor koude<br />
elektronica bezighouden.<br />
gebruiker(s) TNO-FEL, Den Haag / Philips GmbH,<br />
Hamburg / TNO-TPD TU Eindhoven /<br />
ESA/ESTEC, Noordwijk / Philips Medical<br />
Systems Nederland BV, Best<br />
49
50<br />
TTN.2650<br />
BBB<br />
Geïntegreerde<br />
planaire hoge Tc DC<br />
SQUIDs<br />
projectleider Dr.ir. J. Flokstra totale toewijzing in k€<br />
218,51 contracten Raamovereenkomst Universiteit<br />
Twente; FOM;Philips GmbH; <strong>STW</strong> inkomsten in k€<br />
117,98<br />
doelstelling Doel van het project was om hoge Tc dc<br />
SQUIDs te ontwikkelen waarbij een planaire<br />
spoel direct op de washer is aangebracht. Deze<br />
methode is gebruikelijk bij lage Tc SQUIDs maar<br />
de fabricage voor hoge Tc materialen is buiten-<br />
gewoon lastig. We zijn er in geslaagd om de<br />
geïntegreerde structuren te maken maar het<br />
aantal pogingen om een goed device te maken is<br />
te groot (1 op 5). Daarom is ook de ontwikkeling<br />
van direct inductief gekoppelde SQUIDs ingezet.<br />
resultaat na 5 jaar Het ontwikkelen van hoge Tc DC<br />
SQUIDs voor biomagnetische metingen en met<br />
name op het gebied van de foetale magneto-<br />
cardiografie is gelukt en hoge Tc dc SQUIDs<br />
zijn in het FHARMON-programma (TTN.4330)<br />
gebruikt. Vanwege de geringe yield zijn hiervoor<br />
niet de geintegreerde maar de inductief<br />
gekoppelde SQUIDs gebruikt. De ruis was<br />
voldoende laag om de pieken in de MCG te<br />
meten. In een later stadium richtte de foetale<br />
MCG research zich op de bestudering van details<br />
uit het MCG signaal en daarvoor is de resolutie<br />
van hoge Tc SQUIDs niet goed genoeg. In dit<br />
geval neemt men zijn toevlucht tot de lage Tc<br />
SQUIDs.<br />
resultaat na 10 jaar In het vervolgproject (TTN.4330,<br />
elders in dit rapport) zijn zogenaamde slot-<br />
structuren in de washer aangebracht om de ruis<br />
van de SQUIDs in een magnetisch achtergrond-<br />
veld te verlagen. Metingen en theoretisch model<br />
kwamen goed overeen. Hierna heeft geen verdere<br />
SQUID-ontwikkeling in hoge Tc plaatsgevonden.<br />
gebruiker(s) Philips Research Laboratories,<br />
Eindhoven / TNO-FEL, Den Haag / Philips GmbH,<br />
Hamburg / TNO-TPD TU Eindhoven /<br />
ESA/ESTEC, Noordwijk / Dutch Space BV, Leiden<br />
TWT.2699<br />
AAA<br />
Textuurontwikkeling<br />
en anisotroop gedrag<br />
van intermetallische<br />
verbindingen<br />
projectleider Dr.ir. J. Beyer totale toewijzing in k€<br />
277,23 inkomsten in k€ 0,45<br />
doelstelling Onderzoek naar intermetallische<br />
verbindingen op basis van nikkeltitaan en<br />
kopernikkelaluminium heeft een omvangrijke<br />
industriële toepassing omdat ze ‘vormgeheugen’<br />
hebben. Dit reversibele effect wordt benut in<br />
onderdelen van actuatoren, sensoren en in<br />
lineaire motoren in de lucht en ruimtevaart en de<br />
robotica. De resultaten zullen bijdragen aan een<br />
vergroting van industrieel relevante kennis over<br />
het geheugenmateriaal.<br />
resultaat na 5 jaar De resultaten hebben de kennis<br />
vergroot over deformaties en transformaties die<br />
binnen het geheugenmateriaal optreden en<br />
daardoor een gerichter gebruik mogelijk maken.<br />
De verkregen inzichten kunnen tevens worden<br />
toegepast om de productieprocessen beter te<br />
kunnen afstemmen op de door klanten gewenste<br />
eigenschappen van de te produceren materialen.<br />
resultaat na 10 jaar Helaas is de vakgroep materiaal-<br />
kunde opgeheven. De opgebouwde apparatuur<br />
wordt gebruikt in een samenwerkingsverband<br />
tussen de vakgroep Technische Mechanica en<br />
Kunststoffen en Philips DAP.<br />
gebruiker(s) AMT NV, Herk-De-Stad / Shell SIOP<br />
BV, Den Haag<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
TST.2748<br />
ABB<br />
Verlenging van<br />
de levensduur van<br />
vloeistof-geïmmobiliseerde<br />
membranen.<br />
Chemische hechting<br />
van crown ether<br />
carriers aan hydrofobe<br />
oligomeren<br />
projectleider Prof.dr.ir. D.N. Reinhoudt totale toewij-<br />
zing in k€ 70,85<br />
doelstelling Doel is de verlenging van de levens-<br />
duur van vloeistof geïmmobiliseerde membranen<br />
(SLM). Selectief transport door SLM’s is te<br />
beïnvloeden door toepassing van een geschikte<br />
carrier. SLM’s hebben een geringe levensduur<br />
omdat de componenten kunnen uitspoelen naar<br />
de waterfase. Om dat te verlengen worden de<br />
carriers gekoppeld aan oligomeren met een<br />
extreem lage oplosbaarheid H 2 O. Immobilisatie<br />
van deze verbindingen in de poriën van een<br />
poreus membraan wordt gerealiseerd door de<br />
vorming van polymeer netwerken.<br />
resultaat na 5 jaar Een verlenging van de levensduur<br />
van de membranen tot circa 3 maanden, met<br />
behoud van flux en activiteit, is grotendeels<br />
gehaald. Er zijn carriers verkregen bestaande uit<br />
(kroon ethers) gebonden aan een veel gebruikte<br />
membraanvloeistof. Die zijn lipofiel waren<br />
maar ook compatibel met de vloeistof in de<br />
membraan. Het transport gedrag van de carriers<br />
is beschreven, en is er een . De SLM’s werden<br />
onderwerpen aan een duurproef. Na vijf weken<br />
blootstelling aan continue langstromend water,<br />
zijn ze nog operationeel, en is de activiteit en<br />
flux niet afgenomen. Een concrete toepassing is<br />
verwijdering van radioactive isotopen uit<br />
afvalstromen van de opwerkingsfabriek in het<br />
Franse Caderache. Een EU subsidie van ECU<br />
220.000,- is voor dit onderzoek verkregen.<br />
resultaat na 10 jaar Nog steeds wordt bij de CEA<br />
opwerkingsfabriek in het Franse Cadarache de<br />
SLM methode gebruikt voor de scheiding van<br />
radioactieve isotopen uit nucleaire afvalstromen.<br />
In het kader van een EEG project worden onder<br />
andere in Twente ontwikkelde ionoforen daar<br />
getest. Recent wordt de SLM methode toegepast<br />
in een <strong>STW</strong>-gesubsidieerd project voor de<br />
selectieve complexering van radiumionen.<br />
gebruiker(s) ExxonMobil Chemical Europe Inc.,<br />
Machelen / Shell Research and Technology<br />
Centre, Amsterdam / Akzo Nobel Central<br />
Research BV, Arnhem / DSM Research BV, Geleen
TST.2751<br />
ABA<br />
De ontwikkeling<br />
van nieuwe<br />
biodegradeerbare<br />
polymeren op<br />
basis van polyracemaatvorming<br />
in<br />
blokcopolyesters<br />
projectleider Prof.dr. J. Feijen totale toewijzing in k€<br />
307,20 octrooien NL.9402182 Katalysator<br />
doelstelling Onderzocht is de synthese en<br />
karakterisering van nieuwe ‘tailor-made’<br />
biodegradeerbare materialen blends van<br />
blockcopolymeren en homopolymeren van<br />
poly-L- en poly-D-melkzuur. De nieuwe polymeren<br />
zullen worden verwerkt tot (poreuze) films,<br />
(holle) vezels en microspheren, en hun<br />
degradatie en de interacties met levende cellen<br />
(in vitro). Toepassingen zijn afgiftesystemen voor<br />
geneesmiddelen, opvullen van defecten,<br />
bloedvatprothesen, kunstmatige dermis, en<br />
een trachea prothese.<br />
resultaat na 5 jaar Polymerisaties en de relatie<br />
tussen de structuur van lanthanide alkoxides zijn<br />
duidelijker geworden. Polyesters en polyrace-<br />
maten van polymelkzuur kunnen gesynthetiseerd<br />
worden. Hiermee worden biodegradeerbare<br />
materialen ontwikkeld voor de biomedische/<br />
milieutechnologische sector. Met de resultaten<br />
startte in 1999 een nieuw onderzoeksproject bij<br />
NWO-Chemische Wetenschappen.<br />
resultaat na 10 jaar Het ‘in-situ’ genereren van<br />
calciumalkoxides door alkoholyse van sterisch<br />
gehinderde calciumkatalysatoren laat polymeri-<br />
satie in oplossing vanaf gefunctionaliseerde<br />
oppervlakken gecontroleerd verlopen.<br />
Temperatuurgevoelige blokcopolymeren zijn<br />
ontwikkeld als injecteerbare systemen voor<br />
medicijnenafgifte. De polymerisatie van<br />
racemisch lactide met de racemische katalysator<br />
geeft gelijktijdig de isotactische homopolymeren,<br />
poly(L-lactide) en poly(D-lactide), hetgeen leidt<br />
tot het vormen van een stereocomplex.<br />
gebruiker(s) NV Organon, Oss / Purac Biochem BV,<br />
Gorinchem<br />
TST.2768<br />
CCA<br />
Zuivering van lucht<br />
in een adiabatisch<br />
bed katalytische<br />
oxidatie-reactor<br />
met periodieke<br />
omkering van de<br />
stromingsrichting<br />
projectleider Prof.dr.ir. K.R. Westerterp totale toewij-<br />
zing in k€ 324,56 contracten Optie DSM Research<br />
BV; <strong>STW</strong> octrooien NL.1003547 Werkwijze voor<br />
het behandelen van een gasmengsel in een omkeerstroomreactor<br />
en een omkeerstroomreactor<br />
daarvoor. inkomsten in k€ 112,52<br />
doelstelling Het zuiveren van lucht die is<br />
verontreinigd met kleine hoeveelheden brandbare<br />
stoffen, zoals deze bijvoorbeeld vrijkomt bij<br />
het afzuigen van laboratoria, fabriekshallen<br />
en tankenparken. Het verkrijgen van nog<br />
ontbrekende kennis over de omkeerreactor.<br />
Het ontwikkelen van een eenvoudige snelle<br />
methode om de aanslagtemperatuur van de<br />
katalysator te bepalen.<br />
resultaat na 5 jaar Er is een drukbestendige omkeer-<br />
reactor gebouwd in een miniplant. De reactor<br />
moet adiabatisch werken. Na ingebruikname is<br />
een groot aantal metingen verricht aan met<br />
alkanen en olefinen vervuilde lucht. De installatie<br />
werkte uitstekend. Een ontwikkeld 1-D-model<br />
beschreef alle metingen goed. De doelstelling –<br />
het ontwikkelen van de omkeerreactormethode<br />
voor de zuivering van vervuilde lucht, waarbij<br />
zowel de concentraties als de samenstelling<br />
van het vuilmengsel sterk varieert – is volledig<br />
bereikt. Een octrooiaanvraag is ingediend, maar<br />
naderhand ingetrokken. De modelleringssoftware<br />
is op aanvraag beschikbaar.<br />
resultaat na 10 jaar Professor Westerterp is per<br />
01-04-1998 met emeritaat gegaan, daarom zijn<br />
geen vervolgprojecten gestart. Het Hogedruk-<br />
laboratorium is omgebouwd richting biomassa en<br />
polymerisatie.<br />
gebruiker(s) Shell Research and Technology Centre,<br />
Amsterdam / DSM Research BV, Geleen<br />
projecten <strong>1992</strong><br />
TST.2769<br />
BBA<br />
Mantel-adsorbentia<br />
voor gasscheiding<br />
met pressure swing<br />
adsorption<br />
projectleider Prof.dr.ir. T. Reith totale toewijzing in k€<br />
265,21<br />
doelstelling De doelstelling van het onderzoek<br />
was een nieuw type adsorbens te ontwikkelen<br />
door een relatief goedkoop adsorbent (actieve<br />
kool) met een grote adsorptie capaciteit te<br />
voorzien van een zeer selectieve film. Een<br />
dergelijk mantel-adsorbent zou bij toepassing<br />
op gasscheiding in pressure swing adsorptie<br />
(PSA) processen voordeliger kunnen zijn dan<br />
bestaande (dure) koolstof moleculaire zeven.<br />
resultaat na 5 jaar De selectiviteit van goedkope<br />
adsorbentia zoals actieve kool, met behoud<br />
van hun grote adsorptiecapaciteit, wordt sterk<br />
verbeterd door coating met een permeabel,<br />
selectief membraan. Toepassing op grotere<br />
schaal dan die in het laboratorium is nog niet<br />
mogelijk omdat het nog niet mogelijk is om<br />
mantel-adsorbentie op grotere schaal te maken<br />
en omdat bestaande typen membranen nog een<br />
te lage permeabiliteit vertonen. De participanten<br />
hebben bijgedragen door de levering van<br />
adsorbentia (Cirmac), in de vorm van enkele<br />
aanvullende experimenten (Engelhard), en kennis<br />
(TNO).<br />
resultaat na 10 jaar Er zijn geen nieuwe resultaten.<br />
gebruiker(s) TNO-MEP, Apeldoorn / Norit NV,<br />
Amersfoort / Engelhard De Meern BV, De Meern /<br />
Akzo Chemicals BV, Amsterdam / Cirmac BV,<br />
Gouda / Vision Project- en Adviesbureau voor<br />
Technologiemanagement, Amersfoort<br />
51
52<br />
| Instelling<br />
U_ universiteit<br />
utrecht<br />
UNS.2428<br />
CCA<br />
Open Tower<br />
Telescope<br />
projectleider Dr.ir. R.H. Hammerschlag totale toewij-<br />
zing in k€ 1.071,48 inkomsten in k€ 136,14<br />
doelstelling Een innovatief ontwerp voor een<br />
relatief goedkope, open constructie van een<br />
zonnetelescoop met hoog scheidend vermogen<br />
op een eveneens open toren. De open constructie<br />
laat een vrije luchtstroming toe die zorgt voor<br />
een homogene temperatuur en daarmee een zo<br />
goed mogelijke beeldkwaliteit.<br />
resultaat na 5 jaar De constructie is voltooid en<br />
getest. De vereiste stijfheid kon worden<br />
gerealiseerd. In <strong>1997</strong> werd de Dutch Open<br />
Telecope (DOT) bij de sterrenwacht op de Roque<br />
de los Muchachos op La Palma officieel geopend<br />
door Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Willem<br />
Alexander.<br />
resultaat na 10 jaar De in dit project ontwikkelde<br />
revolutionaire zonnetelescoop DOT is sinds de<br />
feestelijke opening succesvol gebruikt voor<br />
verschillende sterrenkundige onderzoeken, onder<br />
andere naar magnetische velden op de zon.<br />
Uitgebreide informatie hierover is te vinden op<br />
http//www.fys.ruu.nl/~rutten/dot/<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
UCH.2761<br />
ABA<br />
De Fast-diffractometer<br />
aanpassing van<br />
een area-detectiesysteem<br />
t.b.v. röntgenkristallografisch<br />
onderzoek aan kleine<br />
moleculen<br />
projectleider Prof.dr. J. Kroon† totale toewijzing in k€<br />
36,76<br />
doelstelling Nagestreefd wordt om de toepas-<br />
baarheid van een in bio-macromoleculaire-<br />
kristallografie succesvol gebleken area<br />
detectiesysteem voor het meten van diffractie<br />
intensiteiten (de FAST diffractometer, producent<br />
Delft Instruments) uit te breiden tot het gebied<br />
van ‘small molecules’: moleculen bestaande uit<br />
tientallen atomen, maar duidelijk kleiner dan<br />
eiwitmoleculen.<br />
resultaat na 5 jaar Het FAST-systeem is geoptima-<br />
liseerd voor X-ray diffractiemetingen van<br />
kristallen van laag-moleculaire verbindingen.<br />
Nieuwe software verbetert de controle van de<br />
FAST. Het standaard FAST software-pakket<br />
‘MADNES’ is niet zo gebruikersvriendelijk en<br />
er zijn daarom in het project programma’s<br />
ontwikkeld voor indexeerproblemen (DirAx),<br />
een coherent systeem van batch-files, een<br />
grafisch systeem om de output te visualiseren,<br />
en een evaluatiemethode (EVAL-14). Deze<br />
methoden zijn ook toepasbaar voor onderzoek<br />
van kleine moleculen met een area-detector,<br />
bijvoorbeeld een CCD-detector.<br />
resultaat na 10 jaar De in dit project geëxploreerde<br />
integratiemethode EVAL14 is in een later <strong>STW</strong><br />
project (UCH.4431) verder ontwikkeld voor<br />
vezelmaterialen.<br />
gebruiker(s) Technische Universität München,<br />
Garching / Bruker Nonius BV, Delft
| Instelling<br />
V_ vrije<br />
universiteit<br />
amsterdam<br />
VGN.2277<br />
BCC<br />
Mucin-substitutes<br />
and additives for<br />
the protection of<br />
oral surfaces<br />
projectleider Prof.dr. A. van Nieuw Amerongen<br />
totale toewijzing in k€ 350,39 contracten Licentie<br />
<strong>STW</strong>; Lommerse Pharma BV; VUA octrooien<br />
PCT.NL9500046 Therapeutische samenstelling<br />
voor het vervangen en/of aanvullen van lichaamsvloeistoffen<br />
(speekselsubstituut); NL.1008745<br />
Therapeutische werkzame verbinding van gist<br />
en/of schimmelinfecties in de mondholte inkomsten<br />
in k€ 44,97<br />
doelstelling Een speciale groep van glycoproteïnen<br />
(mucinen) in het speeksel beschermt het<br />
tandoppervlak tegen inwerking van zuren.<br />
Toepassing van mucinen in tandpasta’s of<br />
mondspoelmiddelen wordt geremd door beperkte<br />
beschikbaarheid van deze proteïnen. Doel is na te<br />
gaan of commercieel verkrijgbare polymeren<br />
toegepast kunnen worden als substituut voor<br />
mucinen, en het synthetiseren van verschillende<br />
polyphoshazene-polymeren, om na te gaan of deze<br />
mucine-achtige eigenschappen bezitten.<br />
resultaat na 5 jaar Na inventarisatie van visco-<br />
elastische eigenschappen van speeksel, maakte<br />
men een model van het te construeren substituut.<br />
Men vond wateroplosbare polymeren met een<br />
vergelijkbaar gedrag als humaan speeksel en hun<br />
toepassing als speekselsubstituut is geoctrooi-<br />
eerd. Dit is getest met patiënten met droge mond<br />
klachten. Zij prefereerden het substituut boven<br />
een al bestaand speekselsubstituut. Omdat de<br />
visco-elasticiteit van polyfosfazenen niet beter<br />
was dan die van eerder gevonden polymeren, is<br />
deze onderzoekslijn gestopt. Gekozen is voor<br />
formulering van een nieuw speekselsubstituut<br />
met xanthan gom. Dit substituut (Xialine) is april<br />
1998 geïntroduceerd door Lommerse Pharma.<br />
resultaat na 10 jaar Het onderzoek is voortgezet in<br />
project VTH.3950. Onderzocht wordt of je<br />
polymeren kunt koppelen aan antibacteriële<br />
peptiden, die zijn gevonden in project VTH.3302.<br />
Xialine is inmiddels in een aantal landen<br />
verkrijgbaar. De verkochte aantallen zijn klein.<br />
In 2002 is besloten het octrooi niet verder te<br />
onderhouden. In een project, gesubsidieerd door<br />
de Nierstichting, wordt nagegaan of Xialine de<br />
klachten van nierpatiënten die hemodialyse<br />
ondergaan (veel last van dorst en droge mond)<br />
vermindert, waardoor zij gemakkelijker een<br />
vochtbeperkend dieet kunnen houden.<br />
gebruiker(s) Pharmachemie BV, Haarlem / Sara Lee<br />
DE Household & Body Care Research, Den Haag /<br />
AZ Groningen / Lommerse Pharma BV, Oss<br />
projecten <strong>1992</strong><br />
53
54<br />
| Lijst gebruikers bij <strong>STW</strong>-projecten <strong>1992</strong><br />
A<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
AMC (Amsterdam) _ AGN.2367 AMT NV (Herk-De-Stad, België) _ TWT.2699 ATO BV (Wageningen) _ UFA.1928 AVR-Chemie<br />
(Rozenburg) _ ETN.2526 AZ Groningen _ VGN.2277 Aero-Laser (Garmisch Partenkirchen, Duitsland) _ ETN.2622 Air Liquide<br />
(Verenigde Staten) _ REC.2371 Akzo Chemicals BV (Amsterdam) _ TST.2769 Akzo Nobel Central Research BV (Arnhem) _<br />
EST.2372 _ TET.2500 _ TTN.2517 _ GNS.2655 _ TST.2748 Akzo Nobel Chemicals BV (Deventer) _ ETN.2326 _ TST.2545 Akzo<br />
Nobel NV (Deventer) _ TTN.2511 Astra Tech AB (Mölndal, Zweden) _ NGN.2328<br />
B<br />
Berg Electronics BV (Den Bosch) _ ETN.2508 BioMerieux BV (Boxtel) _ TTN.2517 Brandwonden Centrum (Beverwijk) _ AGN.2367<br />
Bronkhorst High-Tech BV (Ruurlo) _ DEL.2694 Bruker Nonius BV (Delft) _ TTN.2186 _ NNS.2628 _ UCH.2761<br />
C<br />
CAOS/CAMM centrum (Nijmegen) _ NNS.2628 Cirmac BV (Gouda) _ TST.2769 Consultec Scientific (Verenigde Staten) _ REC.2371<br />
Corning Chemie (Verenigde Staten) _ REC.2371 Corus Staal BV (IJmuiden) _ REC.2371<br />
D<br />
DAF Trucks NV (Eindhoven) _ DWT.2365 DILOR S.A. (Lille, Frankrijk) _ TTN.2186 DOW Benelux NV (Terneuzen) _ TST.2545<br />
DSM Bakery Ingredients (Delft) _ TTN.2186 _ EST.2372 _ TTN.2511 DSM Research BV (Geleen) _ ETN.2326 _ TTN.2511 _ TST.2748 _<br />
TST.2768 DSM Services (Geleen) _ TST.2545 De Beijer RTB BV (Arnhem) _ REC.2371 Delft Instruments BV (Delft) _ TET.2500<br />
Drukker International BV (Cuijk) _ NNS.2373 Dutch Space BV (Leiden) _ TTN.2650<br />
E<br />
ESA/ESTEC (Noordwijk) _ TTN.2648 _ TTN.2650 Eco Chemie BV (Utrecht) _ UFA.1928 Engelhard De Meern BV (De Meern) _<br />
TST.2769 Enraf BV (Delft) _ DEL.2777 Erasmus Medisch Centrum (Rotterdam) _ RGN.2332 Euro-Diagnostica BV (Arnhem) _<br />
TTN.2517 ExxonMobil Chemical Europe Inc. (Machelen, België) _ TST.2748<br />
F<br />
FOM (Utrecht) _ TTN.2511 FOM-Instituut voor Plasmafysica ‘Rijnhuizen’ (Nieuwegein) _ ETN.2526<br />
G<br />
Gastec NV (Apeldoorn) _ ETN.2666 Groningen Propellor Technology BV (Groningen) _ REC.2371<br />
H<br />
Hauzer Techno Coating BV (Venlo) _ NNS.2373 _ DST.2629 Humeca BV (Enschede) _ NGN.2328 _ NGN.2612 _ NGN.2669 Hydro<br />
Electric Corporation (Energie) (Sidney, Australië) _ REC.2371<br />
I<br />
INCASES Engineering GmbH (Duitsland) _ ETN.2508 ING Bank (Bussum) _ REC.2371<br />
K<br />
KEMA Nederland BV (Arnhem) _ DTN.2349 KNMI (De Bilt) _ DEL.2694 Kipp & Zonen BV (Delft) _ DEL.2694<br />
L<br />
LUMC (Leiden) _ AGN.2367 Lamers Medical Products BV (Gendt) _ AGN.2367 Landmark Consulting (Verenigde Staten) _<br />
REC.2371 LioniX BV (Enschede) _ TET.2500 Lommerse Pharma BV (Oss) _ VGN.2277
M<br />
Mierij Meteo BV (De Bilt) _ DEL.2694 Ministerie van Defensie (Canada) _ REC.2371<br />
N<br />
NV Nederlandse Gasunie (Groningen) _ DTN.2349 _ ETN.2666 NCLR BV (Enschede) _ TTN.2510 NIZO food research (Ede) _ DST.2737 NV<br />
Bekaert S.A (Zwevegem, België) _ NGN.2328 _ NGN.2612 _ NGN.2669 NV Organon (Oss) _ TST.2751 Norit NV (Amersfoort) _ TST.2769<br />
O<br />
Océ-Technologies BV (Venlo) _ TET.2500 OnStream BV (Eindhoven) _ DEL.2694<br />
P<br />
PAMEX (Mexico) _ REC.2371 Pharmachemie BV (Haarlem) _ VGN.2277 Philips (Eindhoven) _ REC.2371 Philips CFT<br />
(Eindhoven) _ ETN.2526 Philips Centre for Manufacturing Technology (Eindhoven) _ GNS.2655 Philips Consumer Electronics<br />
(Eindhoven) _ REC.2371 Philips Corporate Research (Eindhoven) _ REC.2371 Philips Corporate Strategy (Eiindhoven) _<br />
REC.2371 Philips Electronics Nederland BV (Drachten) _ GNS.2655 _ DEL.2777 Philips GmbH (Hamburg, Duitsland) _ NNS.2373 _<br />
ETN.2526 _ TTN.2648 _ TTN.2650 Philips Lighting BV (Eindhoven) _ ETN.2526 Philips Medical Systems Nederland BV (Best) _<br />
DTN.2507 _ TTN.2648 _ DTN.2651 Philips Research Laboratories (Eindhoven) _ NNS.2373 _ ETN.2508 _ TTN.2511 _ NNS.2628 _<br />
TTN.2650 _ GNS.2655 _ ETN.2662 _ DEL.2694 Philips Semiconductors (Nijmegen) _ TEL.2477 Pie Medical Imaging BV<br />
(Maastricht) _ RGN.2332 Prodrive BV (Eindhoven) _ ETN.2622 Purac Biochem BV (Gorinchem) _ TST.2751<br />
R<br />
RET (Rotterdam) _ DEL.2777 RWTH Aken (Duitsland) _ NNS.2628<br />
S<br />
Sara Lee DE Household & Body Care Research (Amersfoort) _ VGN.2277 Shell Research and Technology Centre (Amsterdam) _<br />
ETN.2326 _ RGN.2332 _ DTN.2349 _ EST.2372 _ TTN.2511 _ TST.2545 _ GNS.2655 _ TST.2748 _ TST.2768 Shell SIEP BV (Rijswijk) _<br />
ETN.2666 Shell SIOP BV (Den Haag) _ DEL.2694_ TWT.2699 Siemens Nederland NV (Den Haag) _ ETN.2508 Smartec BV (Breda) _<br />
DEL.2777 Solvay Pharmaceutical Headquarters (Verenigde Staten) _ REC.2371 Spectro Analytical Instruments (Duitsland) _<br />
ETN.2526 Stern Steward & Co (Verenigde Staten) _ REC.2371 Stork Friesland BV (Gorredijk) _ EST.2372 Stork Wärtsilä Diesel<br />
BV (Zwolle) _ DWT.2365 Sulzer Metco Coatings BV (Lomm) _ GNS.2655<br />
T<br />
TNO Bouw (Delft) _ DEL.2694 TNO Institute of Industrial Technology (Eindhoven) _ DWT.2365 _ GNS.2655 TNO Telecom<br />
(Leidschendam) _ ETN.2508 TNO Voeding (Groningen) _ UFA.1928 _ DST.2737 TNO-FEL (Den Haag) _ TTN.2648 _ TTN.2650<br />
TNO-MEP (Apeldoorn) _ TST.2769 TNO-PML (Rijswijk) _ DTN.2349 _ AGN.2367 TNO-STB (Delft) _ REC.2371 _ GNS.2655<br />
TNO-TPD (Delft) _ RGN.2332 _ DTN.2349 _ ETN.2508 _ ETN.2666 TNO-TPD TU (Eindhoven) _ TTN.2648 _ TTN.2650 TNO-WT (Delft) _<br />
DTN.2349 Te Strake BV (Deurne) _ NGN.2612 _ NGN.2669 Technische Universität München (Garching, Duitsland) _ UCH.2761<br />
Texas Instruments Holland BV (Almelo) _ TET.2500 Thales Nederland BV (Hengelo) _ REC.2371 Thermo Jarrell Ash Europe (Breda) _<br />
ETN.2526 Thomassen International BV (Rhenen) _ DWT.2365 Toshiba Medical Systems Europe BV (Zoetermeer) _ RGN.2332<br />
U<br />
UMC (Utrecht) _ RGN.2332 UMC St. Radboud (Nijmegen) _ RGN.2332 Unilever Research (Vlaardingen) _ EST.2372 _ DST.2737<br />
University of Dortmund (Duitsland) _ ETN.2526 Universität Bielefeld (Duitsland) _ NNS.2373<br />
V<br />
Vienna University of Economics (Oostenrijk) _ REC.2371 Vision Project- en Adviesbureau voor Technologiemanagement<br />
(Amersfoort) _ TST.2769<br />
| lijst gebruikers bij <strong>STW</strong>-projecten <strong>1992</strong><br />
55
<strong>Utilisatierapport</strong> <strong>2003</strong><br />
| Projecten<br />
<strong>1997</strong>
58<br />
| Projecten <strong>1997</strong><br />
HIERONDER STAAN DE GEGEVENS DIE U OP DE PROJECTPAGINA’S KUNT TEGENKOMEN<br />
project<br />
Het projectnummer, de laatste vier<br />
cijfers vormen het volgnummer waar-<br />
op de projecten zijn gesorteerd.<br />
BPI<br />
(voor uitleg zie binnenkant achterzijde omslag)<br />
De utilisatiecategorieën waarin het<br />
project is ingedeeld.<br />
titel<br />
De titel van het project.<br />
projectleider<br />
Naam van de projectleider.<br />
A_ universiteit<br />
van<br />
amsterdam 59<br />
B_ para<br />
universitaire<br />
instituten 60<br />
C_ centrum voor<br />
wiskunde en<br />
informatica 61<br />
D_ technische<br />
universiteit<br />
delft 62<br />
E_ technische<br />
universiteit<br />
eindhoven 73<br />
toewijzing<br />
De door <strong>STW</strong> aan dit project<br />
toegekende subsidie (in k€).<br />
contracten en octrooien<br />
Soort overeenkomst welke met een<br />
gebruiker is afgesloten (optie, licentie,<br />
bijdrage, samenwerking, raamovereen-<br />
komst, etc.) en eventuele octrooien/<br />
octrooiaanvragen.<br />
inkomsten<br />
Op dit project de totaal geregistreerde<br />
inkomsten (in k€). Dit zijn alle gelden<br />
en bijdragen in natura die op basis van<br />
een <strong>STW</strong>-project gegenereerd worden,<br />
G_ rijksuniversiteit<br />
groningen<br />
L_ universiteit<br />
leiden<br />
76<br />
78<br />
N_ katholieke<br />
universiteit<br />
nijmegen 82<br />
R_ erasmus<br />
universiteit<br />
rotterdam 84<br />
T_ universiteit<br />
twente<br />
85<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
gedurende het hele traject, dus<br />
zowel van voor de start als tot na<br />
afloop van het project.<br />
doelstelling<br />
Een korte omschrijving van de<br />
doelstelling van het onderzoek.<br />
resultaten<br />
Een overzicht van de behaalde<br />
resultaten.<br />
gebruikers<br />
Een lijst met de (afgekorte) namen<br />
van de gebruikers bij het project.<br />
U_universiteit<br />
utrecht<br />
88<br />
V_ vrije<br />
universiteit<br />
amsterdam 91<br />
W_wageningen<br />
universiteit<br />
92
| Instelling<br />
A_ universiteit<br />
van<br />
amsterdam<br />
ACH.4217<br />
BBA<br />
Synthetic studies towards hatching agents<br />
in search of a new method to control<br />
potato cyst nematodes<br />
projectleider Prof.dr. H. Hiemstra totale toewijzing in k€ 449,24 contracten<br />
Bijdrage Avebe b.a. inkomsten in k€ 9,98<br />
doelstelling Het doel van het project is de ontwikkeling van een milieuvriendelijke<br />
methode om een belangrijk probleem van de aardappelziekte voor aardappel-<br />
telers in het noordoosten van Nederland, en in vele andere landen, op te<br />
lossen. Een nieuwe methode om het cysteaaltjesprobleem te beheersen is<br />
absoluut noodzakelijk, omdat de huidige bestrijdingsmethoden, mede door<br />
de verscherpte regelgeving, niet erg effectief meer zijn.<br />
resultaat na 5 jaar Het onderzoek heeft geleid tot de synthese van twee belang-<br />
rijke fragmenten van de natuurstof solano-eclepine A. De ontwikkelde chemie<br />
biedt goede mogelijkheden voor succesvolle totaalsynthese. Daarnaast zijn<br />
eenvoudige analoga van de natuurstof gemaakt. Een aantal van deze is door<br />
het HLB Research Center getest op wekactiviteit van de eitjes van aard-<br />
appelcystealen. De resultaten zijn veelbelovend. Twee verbindingen hebben<br />
circa 70% van de wekactiviteit van de natuurlijke wekstof. De testen zijn<br />
gefinancierd door Luxan BV. De resultaten worden nog niet door derden<br />
gebruikt.<br />
gebruiker(s) NIKO-TNO, Groningen / AVEBE b.a., Foxhol / Hildebrands<br />
Laboratorium voor Bodemziekten BV, Wijster / Luxan BV, Elst / DSM Research<br />
BV, Geleen / Stratos BV, Veenwouden<br />
ABI.4165<br />
ABA<br />
projecten <strong>1997</strong><br />
Biological control of the whitefly Bemisia<br />
tabaci with predatory mites<br />
projectleider Prof.dr. M.W. Sabelis totale toewijzing in k€ 233,87<br />
doelstelling De tabakswittevlieg (Bemisia tabaci) is een relatief nieuwe plaag<br />
in de kasteelt. Schade ontstaat niet alleen door de aantasting van planten<br />
door de vlieg zelf, maar ook door het overdragen van plantpathogene virussen.<br />
Omdat chemische gewasbescherming ongewenst is, is er behoefte aan<br />
alternatieve bestrijdingsmethoden. Het is de vraag of roofmijten bruikbaar zijn<br />
voor biologische bestrijding. Het voordeel van roofmijten is onder meer dat zij<br />
kunnen overleven (op pollen als voedselbron) in situaties waar wittevlieg<br />
schaars voorkomt.<br />
resultaat na 5 jaar Roofmijten zijn bruikbaar voor de bestrijding van kaswittevlieg,<br />
zowel in gematigde als in warmere streken. Enkele geschikte roofmijtsoorten<br />
zijn geïdentificeerd. In aanwezigheid van pollen kan de bestrijder ook preventief<br />
worden ingezet. In overleg met de gebruikers werd een aantal gekarakteriseer-<br />
de roofmijtsoorten op kleine schaal getest. Ondanks gunstig perspectief is het<br />
echter nog niet tot praktijktoepassing gekomen vanwege het uitblijven van de<br />
financiering van grootschaliger kasexperimenten. Dit project werd uitgevoerd en<br />
begeleid in samenhang met project WBI.3226.<br />
gebruiker(s) Proefstation voor Bloemisterij in Nederland, Aalsmeer / Bunting<br />
Brinkman Bees BV, Tilburg / Koppert BV, Berkel en Rodenrijs<br />
ABI.4398<br />
BAA<br />
Biological control of arthropod pest of<br />
freesia corms<br />
projectleider Prof.dr. M.W. Sabelis totale toewijzing in k€ 228,09 contracten<br />
Bijdrage Koppert BV inkomsten in k€ 2,26<br />
doelstelling Bolgewassen zoals hyacint, narcis, gladiool en freesia crops staan<br />
in bepaalde kweekfasen bloot aan aantasting door de bollenmijt, thripsen,<br />
wortelluizen en vliegen. In navolging van een eerder, succesvol <strong>STW</strong>-project<br />
gericht op de bestrijding van bollenmijt in tulp en lelie (ABI.2187) wordt in dit<br />
project onderzocht of biologische bestrijding met behulp van roofmijten<br />
mogelijkheden bieden voor bestrijding van genoemde plagen in de praktijk.<br />
resultaat na 5 jaar In dit project is samengewerkt met het Laboratorium voor<br />
Bloembollenonderzoek te Lisse. De perspectieven voor biologische bestrijding<br />
van bollenmijten, thripsen en vliegenlarven in freesia in de kas zijn goed.<br />
Overtuigend bewijs voor een effect op wortelluis kon niet worden verkregen.<br />
De gebruiker adviseert telers bij het gebruik van roofmijt voor plaagbestrijding<br />
in freesia-kassen (maar niet in opslagruimten). Uitvoering van grootschalige<br />
praktijkproeven die de bruikbaarheid van de methode moeten bewijzen zijn<br />
echter nog niet uitgevoerd door gebrek aan financiering.<br />
gebruiker(s) Koppert BV, Berkel en Rodenrijs / Praktijkonderzoek Plant en<br />
Omgeving, Naaldwijk / PBG, Aalsmeer<br />
59
60<br />
ACH.4438<br />
BAA<br />
Molecular recognition in dendrimeric<br />
catalysts<br />
projectleider Prof.dr. P.W.N.M. van Leeuwen totale toewijzing in k€ 584,03<br />
doelstelling Het doel is het gebruik van secundaire interacties in grotere<br />
systemen gebaseerd op dendrimeren. Toepassing van palladium, rhodium<br />
en ruthenium als metaalcentra maakt het mogelijk om een groot aantal<br />
verschillende reacties te bestuderen. Toepassingen kunnen liggen op het<br />
gebied van productie van intermediairen voor de fijnchemie.<br />
resultaat na 5 jaar De resultaten van dit project tonen aan dat NCN-pincer<br />
palladium en platina complexen veelzijdige startverbindingen vormen van<br />
nieuwe oranometaalverbindingen met toepassingen op het gebied van katalyse,<br />
kristal engineering en (macro)moleculaire visualisatie. Deze materialen kunnen<br />
zo ontworpen worden dat ze bio- of oplossingscompatible zijn en/of een<br />
specifiek aggregatiegedrag vertonen. Niet-covalente opbouw van katalytisch<br />
actieve complexen biedt goede mogelijkheden voor de synthese van<br />
bimoleculaire en supramoleculaire katalysatoren. Het project heeft nog niet<br />
geresulteerd in directe toepassingen bij de industriële partners, voornamelijk<br />
doordat de geteste katalytische reacties niet worden toegepast in processen<br />
bij de partners.<br />
gebruiker(s) DSM Research BV, Geleen / DOW Benelux BV, Terneuzen / Shell<br />
Research and Technology Centre, Amsterdam<br />
| Instelling<br />
B_ para<br />
universitaire<br />
instituten<br />
BBI.4161<br />
BCA<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
Transgenic reporter fish as in vivo<br />
monitors of hormonal pollutants<br />
projectleider Dr. P.T. van der Saag totale toewijzing in k€ 232,30 contracten<br />
Overdracht <strong>STW</strong>; Hubrecht Laboratorium; BioDetection Systems BV<br />
doelstelling Vervuiling van onze wateren met chemische stoffen die het<br />
vrouwelijke hormoon oestradiol nabootsen kan leiden tot vervrouwelijking<br />
van mannelijke vissen en een verminderde voortplanting. Verdere ophoping<br />
van dergelijke hormoonverstorende stoffen in ons milieu moet worden<br />
tegengegaan. Doel was om een model te maken om te voorspellen of een<br />
stof zich als oestrogeen zal gaan gedragen in een vis.<br />
resultaat na 5 jaar In dit nog lopende project is een transgene zebravis ontwikkeld<br />
die reageert op de aanwezigheid van oestrogenen in water. De respons in de vis<br />
is makkelijk te meten en blijkt een goede voorspellende waarde te hebben voor<br />
het oestrogeen-nabootsende karakter van stoffen. De rechten op de transgene<br />
vis zijn overgedragen aan het bedrijf BDS BV Momenteel wordt bekeken hoe<br />
deze methode zich verhoudt t.o.v. inmiddels ontwikkelde concurrerende<br />
methoden. Tevens wordt onderzocht of de in dit project gekozen unieke aanpak<br />
voor andere moeilijk meetbare toxicologische eindpunten toepasbaar is.<br />
gebruiker(s) RIKZ, Kamperland / NOTOX, Den Bosch / BioDetection Systems BV,<br />
Amsterdam
BBI.4326<br />
ACA<br />
Ontwikkeling van een platform voor<br />
visualisatie en analyse van<br />
3D-reconstructies uit serie-coupes ten<br />
behoeve van morfologisch onderzoek<br />
projectleider Dr.ir. F.J. Verbeek totale toewijzing in k€ 283,16<br />
doelstelling Voor een morfologische en functionele analyse van biologische<br />
structuren is het veelal noodzakelijk de derde dimensie te kennen. Uit een<br />
reeks van plan parallelle histologische coupes kan met behulp van geschikte<br />
software de derde dimensie worden gereconstrueerd. Doel van het project is<br />
het ontwikkelen van goede en toegankelijke software voor visualisatie en<br />
analyse van 3D reconstructies.<br />
resultaat na 5 jaar Er is een gebruikersvriendelijk software-platform ontwikkeld<br />
voor het maken van 3D modellen uit series van microscoopbeelden. Tevens is<br />
er een microscoopopstelling gebouwd waarmee bij verschillende resoluties een<br />
3D dataset uit seriecoupes wordt verkregen. Momenteel worden de mogelijk-<br />
heden onderzocht om op basis van een eventueel octrooi een spin-off bedrijfje<br />
op te zetten met behulp van een BioPartner subsidie.<br />
gebruiker(s) AMC, Amsterdam / TNO-TPD TU Delft / LUMC, Leiden / Stichting<br />
Academisch Rekencentrum Amsterdam / Iris Vision BV, Etten-Leur/ Leica<br />
Microsystems BV, Rijswijk<br />
| Instelling<br />
C_ centrum voor<br />
wiskunde en<br />
informatica<br />
CWI.4088<br />
CCC<br />
projecten <strong>1997</strong><br />
Facial Analysis and Synthesis of<br />
Expressions (FASE)<br />
projectleider Drs. P.J.W. ten Hagen totale toewijzing in k€ 685,83 contracten<br />
Overdracht <strong>STW</strong>; Epictoid BV<br />
doelstelling Doel is het onderzoeken van methoden en technieken om gezichts-<br />
uitdrukkingen te kunnen waarnemen, herkennen, reproduceren, en autonoom te<br />
genereren als onderdeel van computeranimaties. Er zal een gezichtsanimatie<br />
systeem worden ontwikkeld dat gebruik maakt van sturingsinput die verkregen<br />
is door ‘computer-vision’ analyse van een acteur/actrice opgenomen door een<br />
camera.<br />
resultaat na 5 jaar Er is een computermodel ontwikkeld van het menselijk hoofd<br />
gebruikmakend van 3D geometrie en een benaderende representatie van de<br />
fysionomie (skelet, spieren, huid). Daarnaast is een fijnmazig animatiesysteem<br />
gemaakt dat het gezicht kunstmatig maar op realistische wijze kan bewegen.<br />
Het ontwikkelde animatiesysteem met de naam CharToon is ingebracht in een<br />
nieuw spin-off bedrijf van het CWI, Epictoid BV, dat tot doel heeft nieuwe<br />
animatiesystemen met CharToon als uitgangspunt op de markt te brengen.<br />
gebruiker(s) Doven Instituut, St Michielsgestel / TNO Telecom, Leidschendam /<br />
NOB Interactive, Hilversum / General Design, Amsterdam / Philips Research<br />
Laboratories, Eindhoven / Philips Multimedia Center / PMC, Sunnyvale / Philips<br />
Research, Briarcliff Manor / Humanoid, Vejle<br />
61
62<br />
| Instelling<br />
D_ technische<br />
universiteit<br />
delft<br />
DEL.3780<br />
ABA<br />
Reliability of micromechanical<br />
structures; technology, design and<br />
1st level packaging<br />
projectleider Dr.ir. A. Bossche totale toewijzing in k€ 501,57<br />
doelstelling De afgelopen jaren heeft de ontwikkeling van MEMS (micro-<br />
electromechanical systems) een stormachtig verloop gekend. Over hun<br />
betrouwbaarheid is echter nog weinig bekend. Dit onderzoek is gericht op:<br />
1) Het bestuderen van de betrouwbaarheid van druksensoren, versnellings-<br />
sensoren en resonatoren en 2) Onderzoek naar packaging technieken.<br />
resultaat na 5 jaar De lange-termijnstabiliteit van resonatoren is bestudeerd.<br />
De resultaten wijzen erop dat depositie van een dunne oxidelaag op de<br />
siliciumnitridebalkjes de door oxidatie veroorzaakte verstijving tegengaat.<br />
Een sensor is ontwikkeld die kleine stofdeeltjes in lucht kan meten. Verder is<br />
een nieuwe etsmethode ontwikkeld voor de fabrikage van micromechanische<br />
structuren en sensoren. Groot voordeel van deze methode is het gebruik van<br />
slechts één etsstap, zonder gebruik te maken van een hoge dotering, externe<br />
elektroden en speciale etshouders.<br />
gebruiker(s) Xensor Integration BV, Delft / Texas Instruments Holland BV, Almelo<br />
/ Gefran Sensori, Provaglio / Melexis R&D Center, Tessenderlo<br />
DTN.3736<br />
BBA<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
Silicon drift sensors<br />
projectleider Prof.dr.ir. C.W.E. van Eijk totale toewijzing in k€ 455,77 contracten<br />
Bijdrage Bruker Nonius BV; Bijdrage Philips Analytical BV<br />
77,15<br />
inkomsten in k€<br />
doelstelling Ontwikkeling van Silicon drift-sensoren (SDD) voor de detectie van<br />
laag-energetische Röntgen-straling, geladen deeltjes en licht. Deze sensoren<br />
geven zeer nauwkeurige positie-informatie (1D of 2D) uit de tijdspanne die<br />
elektronen, vrijgemaakt op de plaats van interactie met de straling, nodig<br />
hebben om naar de collector-electrode te driften. De zeer lage capaciteit van de<br />
sensor levert een extreem goede signaal/ruis verhouding. Toepassingen zijn<br />
bijvoorbeeld röntgendiffractie voor materiaal-analyses, medische diagnostiek<br />
en in de hoge-energie fysica. Gebruikers zijn producenten van allerlei appara-<br />
tuur voor element- en structuur-analyse.<br />
resultaat na 5 jaar Het productieproces voor de SDD is geoptimaliseerd en<br />
uitgebreid met een integratiestap voor de versterker. De ruisbronnen zijn<br />
gekarakteriseerd. De energieresolutie is echter nog beperkt, hoewel de<br />
oorzaken inmiddels zijn geïdentificeerd. Het onderzoek naar verbetering van<br />
de resolutie loopt nog, thans in samenwerking met een Fins bedrijf.<br />
gebruiker(s) Bruker Nonius BV, Delft<br />
DEL.3891<br />
BAA<br />
Identification and Predictive Control<br />
of Non-Linear systems in the Process<br />
Industry (IPC-NL)<br />
projectleider Prof.dr.ir. M.H.G. Verhaegen totale toewijzing in k€ 529,19<br />
doelstelling In het project worden methoden ontwikkeld om de procesindustrie in<br />
staat te stellen de huidige in gebruik zijnde Model Predictive Controller (MPC)<br />
schema’s uit te breiden voor belangrijke categorieën van niet-lineaire systemen.<br />
Deze systemen bevatten processen, die zelfs voor een beperkt bereik een<br />
niet-lineair gedrag vertonen alsook systemen die door een beter economisch<br />
gebruik niet-lineaire, dynamische transities ondergaan. Voorbeelden zijn hoge<br />
zuiverheid distillatiekolommen en bioreactoren.<br />
resultaat na 5 jaar Concrete initiatieven werden tijdens het project genomen om de<br />
relevantie te demonstreren in een industriële procesindustrie-context. Een van<br />
de genomen initiatieven werd uitgevoerd in samenwerking met Ipcos en betrof<br />
de schatting van de economische voordelen, die de ontwikkelde methoden<br />
konden hebben voor een hoge zuiverheid distillatiekolom. De onderzoeks-<br />
resultaten hebben niet direct tot producten geleid. Echter ze hebben wel een<br />
stimulans gevormd om de Nederlandse MPC technologieontwerpers te helpen<br />
de richting te bepalen waarin productvernieuwingen ontwikkeld zullen worden.<br />
gebruiker(s) Esso Nederland BV, Botlek / IPCOS Technology BV, Boxtel /<br />
TNO-TPD TU Delft / Unilever Research, Vlaardingen / Tai-Ji Control, Eindhoven /<br />
DSM Services, Geleen
DCT.3923<br />
CAA<br />
A combined experimental/numerical<br />
approach to crack propagation in concrete<br />
and rock<br />
projectleider Dr.ir. L.J. Sluys totale toewijzing in k€ 663,79 contracten<br />
Samenwerking onderzoek Technische Universiteit Delft; <strong>STW</strong>; Shell SIEP<br />
BV inkomsten in k€ 54,46<br />
doelstelling Experimenteel en numeriek onderzoek naar het breukgedrag van<br />
beton en rots om te komen tot betere voorspellingen. Getracht wordt twee<br />
verschillende modelbenaderingen te combineren. Uiteindelijk doel is een<br />
betrouwbare procedure voor het bepalen van de modelparameters. Een<br />
praktijkprobleem dat van groot belang is voor de olieindustrie, boorgat-<br />
stabiliteit, zal worden gebruikt voor validatie.<br />
resultaat na 5 jaar Het onderzoek is nog gaande. Het experimentele onderzoek<br />
vordert goed. De twee hiervoor aangenomen onderzoekers hebben ieder een<br />
nieuwe proefopstelling ontwikkeld om verschillende aspecten te onderzoeken.<br />
Daarmee zijn interessante resultaten behaald. Voor het numerieke onderzoek<br />
kon helaas geen promovendus worden gevonden. Naast de experimenten<br />
worden in beperkte mate numerieke simulaties uitgevoerd.<br />
gebruiker(s)<br />
Intron BV, Culemborg / Adviesbureau ir. J.G. Hageman BV, Rijswijk /<br />
Bouwdienst Rijkswaterstaat, Utrecht / TNO DIANA BV, Delft / Shell SIEP BV,<br />
Rijswijk<br />
DEL.3943<br />
ACB<br />
Ontwerp en realisatie van de elektronische<br />
systemen en schakelingen voor<br />
subminiatuur hoortoestellen met sterk<br />
richtingsgevoelige microfoon-arrays<br />
projectleider Dr.ir. W.A. Serdijn totale toewijzing in k€ 211,24 inkomsten in k€ 9,08<br />
doelstelling Het doel van het onderzoek is het ontwikkelen van een ‘hoorbril’ met<br />
behulp van micro-electronica. Deze bril versterkt alleen geluid dat uit de richting<br />
komt waarin je kijkt.<br />
resultaat na 5 jaar De resultaten van het onderzoek hebben geleid tot de<br />
ontwikkeling van een energiezuinige ‘hoor’chip voor de signaalverwerking,<br />
zodat een brillenfabrikant de gehoorelektronica makkelijk in het montuur kan<br />
verwerken zodat een zonnecel kan voorzien in de energievoorziening. De vier<br />
microfoontjes in de brillenpoot zetten geluid, dat uit verschillende richtingen<br />
komt, om in elektrische signalen. De details van het onderzoek staan vermeld in<br />
het proefschrift ‘optimal design of analogue low-power system’ van D. Rocha.<br />
gebruiker(s) AMC, Amsterdam / Duran Audio BV, Zaltbommel / SonionMicrotronic<br />
Nederland BV, Amsterdam / Nederlandse Vereniging voor Slechthorenden,<br />
Houten / Beltone Netherlands BV, Eindhoven<br />
DCT.3942<br />
BBA<br />
projecten <strong>1997</strong><br />
Detectie en karakterisering van defecten<br />
in staalconstructies<br />
projectleider Prof.ir. A.C.W.M. Vrouwenvelder totale toewijzing in k€ 316,86<br />
doelstelling Dit onderzoek is een vervolg op het in eind 1993 afgesloten project<br />
DCT.1750. Uiteindelijk doel is het van enige afstand ultrasoon detecteren,<br />
localiseren en karakteriseren van vermoeiingsscheuren in staalconstructies.<br />
resultaat na 5 jaar Het onderzoek is beperkt tot staalplaten met een dikte van<br />
25 tot 40 mm. Gebaseerd op ray-tracing is een twee-dimensionaal imaging-<br />
algoritme ontwikkeld voor lokalisatie en karakterisatie van interne en<br />
oppervlaktedefecten. Voor de experimentele verificatie is een nieuw<br />
scansysteem met bijbehorende software beschikbaar. In samenwerking met<br />
de Bouwdienst RWS is onderzocht of de methode kan worden gebruikt voor<br />
metingen aan het brugdek van de Brienenoordbrug. Op dit moment wordt<br />
slechts een deel van de defecten in deze complexere omgeving gedetecteerd.<br />
gebruiker(s) Bouwdienst Rijkswaterstaat, Zoetermeer / Röntgen Technische<br />
Dienst BV, Rotterdam / Corus Staal BV, IJmuiden / TNO-TPD, Delft / Shell<br />
Research and Technology Centre, Amsterdam / KEMA Nederland BV, Arnhem<br />
DEL.3945<br />
AAA<br />
High-definition projection display based<br />
on micromachined silicon structures<br />
projectleider Prof.dr. P.J. French totale toewijzing in k€ 320,12 octrooien<br />
NL.1020341 Werkwijze voor het uitvoeren van een etsbewerking<br />
doelstelling Een technologie voor lichtmodulatoren wordt ontwikkeld, toepasbaar<br />
in projectiedisplays, directe lithografie of adaptieve optica. Twee types<br />
modulatoren worden onderzocht op basis van micromachining technieken<br />
membranen van pixels en elastische lagen met daarop een dunne metaallaag.<br />
Per pixel zorgt in beide gevallen een elektrisch signaal voor de mechanische<br />
vervorming. Beide zijn inherent eenvoudig, hoog van optische kwaliteit en<br />
kunnen hoog optisch vermogen aan.<br />
resultaat na 5 jaar Er is een technologie ontwikkeld om metaallagen van 100 nm<br />
dikte heel precies aan te brengen op 5 micrometer dunne visco-elastische<br />
lagen. Deze opzet wordt gebruikt voor lichtmodulatoren, maar kan ook andere<br />
toepassingen vinden, bijvoorbeeld bij de productie van optische tralies.<br />
Verdere uitwerking van de technologie is vereist met betrekking tot bijvoorbeeld<br />
lange-termijn stabiliteit. Als dit eenmaal goed onder controle is, dan kan in<br />
principe deze technologie worden toegepast om op goedkope wijze uitstekende<br />
modulatoren te fabriceren om daarmee de groeiende projectie-display markt te<br />
voorzien.<br />
gebruiker(s) Philips Components, Eindhoven / MIVATEC Hard- und Software<br />
GmbH, Schnaich / TNO-TPD, Delft / Philips Research Laboratories, Eindhoven<br />
/ Delft Electronic Products BV, Roden<br />
63
64<br />
DGD.4006<br />
BBB<br />
Efficient measurement of piping<br />
installations by digital photogrammetry<br />
projectleider Prof.dr.ir. M.G. Vosselman totale toewijzing in k€ 303,60 contracten<br />
Letter of intent <strong>STW</strong>; Ingenieursbureau Geodelta BV inkomsten in k€ 3,40<br />
doelstelling Ontwikkeling van een interactief systeem waarmee een digitaal<br />
3D-model gebouwd kan worden van bestaande pijpleidingsystemen van<br />
industriële installaties op basis van digitale foto’s. Hiermee kan een grote<br />
verbetering en tevens een kostenreductie bereikt worden, omdat bestaande<br />
installaties vaak niet of niet correct beschreven zijn.<br />
resultaat na 5 jaar De doelstellingen werden gerealiseerd en de ontwikkelde<br />
software werd toegepast op beelden van het inwendige van een schip, gemaakt<br />
door Ingenieursbureau Geodelta. In 1998 werd een contract getekend tussen<br />
<strong>STW</strong> en Geodelta. Siemens toonde interesse maar werd door Geodelta<br />
uitgesloten. Geodelta heeft het contract nooit geëfectueerd. Reden was de<br />
hoge kosten van het softwareproduct ACIS (13,6 k€). In 2001 is een door de<br />
EU gefinancierd project gestart, STAR (www.realviz.com/STAR) waarin voort-<br />
gebouwd wordt op de resultaten van het onderhavige <strong>STW</strong>-project. In <strong>2003</strong> zal<br />
met Siemens verder gesproken worden over de mogelijkheden tot utilisatie.<br />
gebruiker(s) TNO-TPD TU Delft / Ingenieursbureau Geodelta BV, Delft / Stork<br />
Engineers & Contractors BV, Amsterdam<br />
DST.4027<br />
CCA<br />
Geïntegreerd procesmodel voor de<br />
P-eliminatie-activiteit in actief<br />
slibprocessen onder aerobe en<br />
denitrificerende condities<br />
projectleider Prof.dr.ir. M.C.M. van Loosdrecht totale toewijzing in k€ 141,40<br />
contracten Bijdrage Witteveen & Bos inkomsten in k€ 72,61<br />
doelstelling Het beheersbaar maken en optimaliseren van de biologische<br />
stikstof- en fosfaatverwijdering in praktijk actiefslibinstallaties. Er wordt een<br />
geïntegreerd dynamisch procesmodel ontwikkeld dat ecologische interacties<br />
in slib beschrijft. Om de bruikbaarheid te waarborgen is het noodzakelijk om<br />
de modelstructuur te analyseren op parameter gevoeligheid en -identificatie<br />
mogelijkheden. Het model wordt gebruikt om strategieën te ontwikkelen om<br />
de nutriëntenverwijdering in praktijkzuiveringsinstallaties uit te voeren met<br />
minimaal energie en organisch koolstof verbruik. Medefinanciering door de<br />
STOWA en Witteveen & Bos.<br />
resultaat na 5 jaar Een nieuw integraal model kwam tot stand voor de beschrijving<br />
van biologische nutriënten verwijdering. Op verzoek van Witteveen en Bos en<br />
de Dienst Water en Riolering Amsterdam is een modelgebaseerde vergelijking<br />
gemaakt tussen het phoredox- en het UCT-proces. Deze evaluatie heeft bijge-<br />
dragen aan de systeemkeuze voor de nieuwe zuiveringsinstallatie Amsterdam<br />
West. Het bleek mogelijk een robuuste regeling te ontwerpen, ongevoelig voor<br />
foute calibratie of verloop van de redoxelectrode. Hiermee kon een signifficante<br />
reductie in het energieverbruik voor recirculatiepompen worden bewerkstelligd.<br />
gebruiker(s) Witteveen & Bos, Deventer / Zuiveringsschap Hollandse Eilanden,<br />
Dordrecht / STOWA, Utrecht / Hoogheemraadschap van Rijnland, Leiden /<br />
Waterschap Groot Salland, Zwolle / Grontmij Advies & Techniek, De Bilt<br />
DCT.4010<br />
BCB<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
Geïntegreerd experimenteel/numeriek<br />
onderzoek aan cementgebonden<br />
materialen<br />
projectleider Prof.dr.ir. J.C. Walraven totale toewijzing in k€ 2.728,73 contracten<br />
Licentie <strong>STW</strong>; DelftTech BV inkomsten in k€ 138,39<br />
doelstelling Theoretisch, experimenteel en numeriek onderzoek aan beton en<br />
gerelateerde materialen in 5 hoofdprojecten, elk uiteenvallend in subprojecten.<br />
Rode draad is de samenhang tussen microstructuur, microstructurele verande-<br />
ringen en macroscopisch gedrag, gericht op het optimaliseren van materialen<br />
voor specifieke toepassingen. Doel is ook samenwerking tussen groepen<br />
binnen de TUD, TUE en de onderzoekschool BOUW.<br />
resultaat na 5 jaar In dit miniprogramma, dat nog loopt, zijn interessante resultaten<br />
behaald en is in beperkte mate toegenomen samenwerking tot stand gebracht.<br />
Er is een overeenkomst over commercialisering van software gesloten met<br />
DelftTech. Resultaten droegen bij tot de bijstelling van Nederlandse en<br />
Europese normen. Een nieuw ontwikkelde betonsoort (zelfverdichtend, hoge<br />
sterkte, vezelversterkt) wordt in een groot tunnelproject in de praktijk getest.<br />
gebruiker(s) TNO Bouw en DIANA BV, Delft / Intron BV, Culemborg / Akzo Nobel<br />
Coatings BV, Sassenheim en Groot Ammers/ Centraal Bureau voor Schimmel-<br />
cultures, Utrecht / Adviesbureau Hageman BV, Rijswijk / Bouwdienst RWS,<br />
Utrecht / VOBN, Veenendaal / Silidur Benelux NV, Rotterdam / Stork Veco BV,<br />
Eerbeek / Sigma Coatings BV, Amsterdam / Roelfstra Consultants BV, Mheer /<br />
Shell SIEP BV, Rijswijk / Mebin BV, Amsterdam / ITM CV, Zwijndrecht / KEMA<br />
Ned. BV, Arnhem / DSM Resins BV, Zwolle / Spanbeton BV, Koudekerk a/d Rijn<br />
DEL.4038<br />
AAA<br />
Hydrogen in the SIMOX oxide<br />
projectleider Prof.dr. A. van Veen totale toewijzing in k€ 216,28<br />
doelstelling SIMOX (Separation by Implantation of OXygen) is een gelaagd<br />
materiaal dat steeds belangrijker wordt voor de fabricage van elektronische<br />
devices en circuits. De buitenste laag silicium is geïsoleerd van de wafer door<br />
een geïmplanteerde oxide-laag. Deze laag bevordert echter de opname van<br />
waterstof, wat een aantal negatieve effecten op de elektrische eigenschappen<br />
van het materiaal heeft. Waterstof kan atoombindingen in het oxide openbreken<br />
en zorgen voor het ontstaan van gefixeerde ladingen in het oxide. Doel van het<br />
project was deze effecten te bestuderen en te minimaliseren.<br />
resultaat na 5 jaar De defecten die ontstaan bij waterstofinteractie konden<br />
geïdentificeerd worden en het verloop van defectreacties kon vastgesteld<br />
worden door positronenbundelonderzoek en waterstofgas-desorptie<br />
spectrometrie. Tevens werd aangetoond dat de silicium toplaag een barrière<br />
vormt voor waterstofgas dat onder invloed van defectreacties vrijkomt uit het<br />
oxide. Zijwaartse diffusie in het oxide gaat echter snel. De resultaten kunnen<br />
gebruikt worden voor een betere voorspelling van de waterstofhuishouding<br />
en waterstof-siliciumoxide interacties die plaats vinden gedurende de proces-<br />
stappen van IC-fabricage.<br />
gebruiker(s) Teladin Consultancy BV, Gouda / Philips Semiconductors, Nijmegen<br />
/ Universiteit Leuven
DCT.4090<br />
CBA<br />
Characterization of the Non-linear<br />
Asphaltic Concrete Response (ACRe)<br />
projectleider Prof.dr.ir. A.A.A. Molenaar totale toewijzing in k€ 819,46 contracten<br />
Optielicentie <strong>STW</strong>; Technische Universiteit Delft; Shell International Oil<br />
Products; Bijdrage Rijkswaterstaat inkomsten in k€ 47,66<br />
doelstelling Om tot een geïntegreerde ontwerpmethode voor wegverhardingen<br />
te komen, wordt gewerkt aan een materiaalmodel dat in principe voor alle<br />
wegenbouwmaterialen gebruikt kan worden. Uit een uitgebreid testprogramma<br />
van vooral uni-axiale trek- en drukproeven aan asfaltbeton moet worden<br />
vastgesteld op welke wijze de materiaalparameters bepaald kunnen worden.<br />
resultaat na 5 jaar Voor het proevenprogramma is nieuwe apparatuur ontwikkeld.<br />
De proefopzet levert diepgaand inzicht in het materiaalgedrag, is echter niet<br />
geschikt om in de praktijk snel nieuwe materialen te karakteriseren. Belangrijk<br />
resultaat: voor dat laatste moeten betere proeven worden ontwikkeld.<br />
Computermodel CAPA-3D is uitgebreid. Deze kennis zal in bijvoorbeeld een<br />
PAO-cursus worden aangeboden. De onderzoekster is deels door RWS-DWW,<br />
deels door de TU Delft in dienst genomen en is betrokken bij de formulering<br />
van vervolgonderzoek.<br />
gebruiker(s) Belgian Road Research Centre (BRRC), Brussel / Rijkswaterstaat,<br />
Delft / Shell Global Solutions S.A., Petit-Couronne<br />
DTN.4108<br />
BAA<br />
Decomposition and combustion of<br />
Hydrazinium Nitroformate (HNF) and<br />
HNF-based propellants<br />
projectleider Prof.dr. D.J.E.M. Roekaerts totale toewijzing in k€ 247,70<br />
doelstelling Onderzoek naar de verbrandingseigenschappen van Hydrazinium<br />
Nitroformaat (HNF) om meer inzicht te krijgen in de verbranding van puur<br />
HNF en HNF-houdende stuwstoffen, in het bijzonder stuwstoffen met het<br />
energetische glycidyl azide polymeer (GAP) als binder, met als doel gebruik<br />
als stuwstof in raketten.<br />
resultaat na 5 jaar Het onderzoek heeft de toepassingen dichterbij gebracht,<br />
maar er is nog verder onderzoek nodig. HNF-houdende stuwstoffen de<br />
huidige stuwstoffen in lanceerders kunnen vervangen, zal eerst een geschikte<br />
katalysator gevonden moeten worden die de brandeigenschappen van een<br />
HNF-houdende stuwstof zodanig aanpast, dat een veilige en stabiele<br />
verbranding mogelijk gemaakt wordt. Dit vormt de kern van een nieuw<br />
<strong>STW</strong>-project dat in het voorjaar van <strong>2003</strong> van start is gegaan (ACH.4142).<br />
De applicatie van HNF wordt door TNO-PML ook in Europees verband<br />
onderzocht in andere onderzoeksprogramma’s in samenwerking met onder<br />
andere ESA, APP, FiatAvio, Nobel Enterprises en Astrium.<br />
gebruiker(s) ESA/ESTEC, Noordwijk / Aerospace Propulsion Products BV, Bergen<br />
Op Zoom / TNO-PML, Rijswijk / NIVR, Delft<br />
DST.4094<br />
ABA<br />
projecten <strong>1997</strong><br />
Toepassing van MAP (Marine Adhesive<br />
Proteins) als lijm in de geneeskunde<br />
projectleider Dr. M.C. van der Leeden totale toewijzing in k€ 454,45 octrooien<br />
NL.1000732 Eiwit bevattende fractie<br />
doelstelling Onderzoek naar het ontwikkelen van industrieel produceerbare lijm<br />
voor medische toepassingen. In de eerste fase wordt de betekenis onderzocht<br />
van de bijzondere peptidenstructuur in de mosseleiwitsubstantie voor adsorptie<br />
en adhesie op hydrofiele substraten. De tweede fase betreft het mechanisme<br />
van crosslinking waarmee op het geadsorbeerde mosseleiwit een stevige<br />
hechtlaag wordt opgebouwd. In de derde fase zal op basis van deze eerdere<br />
inzichten een lijm worden geformuleerd die geschikt is voor klinische testen.<br />
resultaat na 5 jaar De doelen zijn slechts deels bereikt. Het Mefp-1 eiwit is<br />
bestudeerd als modelsysteem. Daarnaast zijn nog andere mosseleiwitten op<br />
hun hechtingseigenschappen of hun betrokkenheid bij de hechting onderzocht.<br />
Een lijm voor medische toepassingen is echter (nog) niet gerealiseerd. In een<br />
vervolgproject moet duidelijk worden of er een synthetische lijm op basis van<br />
de structuureigenschappen van Mefp1 mogelijk is. Na beëindiging van het<br />
onderzoek bleek BasF bereid k€ 60 te investeren in een haalbaarheids-<br />
onderzoek (in eigen beheer) naar een mogelijke synthese van de Mefp-eiwitten.<br />
Het testen van die gesynthetiseerde polymeren gebeurt bij de TU Delft. <strong>STW</strong><br />
financiert daarvoor nog 15-30 weken een technisch assistent.<br />
gebruiker(s)<br />
IsoTis NV, Bilthoven / Bioscan BV, Bilthoven / Bioplex Medical BV,<br />
Vaals<br />
DCT.4129<br />
AAA<br />
Dissipation of surface waves in turbulent<br />
counter currents<br />
projectleider Prof.dr.ir. J.A. Battjes totale toewijzing in k€ 209,00<br />
doelstelling Op zee opgewekte windgolven kunnen een gebied binnenlopen van<br />
in sterkte toenemende tegenstroom, met name in de monding van een rivier.<br />
Daarbij neemt de golfhoogte toe. Het doel was deze verschijnselen te onder-<br />
zoeken, met name de verhevigde dissipatie van golfenergie die ermee gepaard<br />
gaat en die een belangrijke goeddeels onbekende rol speelt in golfdoordringing<br />
in estuaria en zeegaten.<br />
resultaat na 5 jaar Een goede voorspelling van het bovengenoemde probleem in<br />
estuaria en in rivieren is voor de berekening van waterkerende constructies<br />
van groot belang. Het onderzoek heeft geleid tot nieuwe inzichten die gebruikt<br />
zijn in de modellering van de golfvoortplanting op stroom, en heeft waardevolle<br />
experimentele gegevens opgeleverd die gebruikt zijn en verder gebruikt<br />
kunnen worden in ijking van dergelijke numerieke modellen. De daadwerkelijke<br />
implementatie van de resultaten in operationele modellen valt buiten het bestek<br />
van dit project en moet nog plaats vinden.<br />
gebruiker(s) WL / Delft Hydraulics, Delft / RIKZ, Den Haag / Albatros Flow<br />
Research, Vollenhove / Alkyon Hydraulic Consult.& Research BV, Emmeloord<br />
/ RIZA, Lelystad<br />
65
66<br />
DWT.4130<br />
A00<br />
Models for short-range dispersion of air<br />
pollution in an urban environment<br />
projectleider Prof.dr.ir. F.T.M. Nieuwstadt totale toewijzing in k€ 154,57<br />
doelstelling Luchtverontreiniging is nog steeds een groot probleem, vooral in<br />
stedelijke gebieden. Het project heeft tot doel om numerieke modellen te<br />
ontwikkelen waarmee de verspreiding van vervuiling in stedelijke gebieden kan<br />
worden berekend. Hierbij zal gebruik gemaakt worden van Large Eddy<br />
Simulaties (LES). De modellen zijn onder andere van belang bij het voorspellen<br />
van maatregelen om luchtverontreiniging tegen te gaan.<br />
resultaat na 5 jaar Het was de bedoeling om de resultaten te gebruiken bij het<br />
verbeteren van het Nederlands Nationaal Luchtverontreiningsmodel. Dit model<br />
wordt gebruikt door TNO-MEP, KEMA, provincies, gemeenten en bedrijven.<br />
Zover is het echter nooit gekomen, omdat het project wegens ziekte van de<br />
onderzoeker niet tot bruikbare resultaten heeft geleid.<br />
gebruiker(s) RIVM, Bilthoven<br />
DEL.4203<br />
ABB<br />
An integrated multiwavelength Terabit<br />
receiver<br />
projectleider Prof.dr.ir. M.K. Smit totale toewijzing in k€ 668,17 inkomsten in k€<br />
317,65<br />
doelstelling Optische, multi-golflengte transmissie is de meestbelovende<br />
oplossing voor de toenemende vraag naar meer capaciteit voor telecom-<br />
municatie-diensten. Het onderzoek zal een compacte ontvanger module<br />
moeten opleveren voor 8 golflengte kanalen met een capaciteit van 10<br />
Gbit/sec per kanaal. Ook de haalbaarheid van een 16 kanaals ontvanger met<br />
2 input-polarisaties per kanaal en een bandbreedte van 40 Gbit/sec per<br />
kanaal zal worden onderzocht om te komen tot een 1,2 Terabit/sec ontvanger.<br />
De 40 Gbit/s GaAs ‘front-ends’ zullen door TNO-FEL worden ontwikkeld.<br />
resultaat na 5 jaar Een multi-golflengte ontvanger is gefabriceerd en voorzien van<br />
een package en is getest. Twee prototypes zijn gefabriceerd en beschikbaar<br />
voor verdere integratie met door TNO-FEL gerealiseerde versterkers. Het<br />
ontwerp voor de connectie met de versterkers is gereed. De ontwikkelde<br />
kennis rond polarisatie-omzetters wordt gebruikt in een vervolgproject POLIS<br />
(EOE.5465). ThreeFivePhotonics (startup bedrijf) brengt reeds 4-kanaals<br />
ontvangers met 2,5 en 10 Gbit/s op de markt. De resultaten van het Terabit<br />
project en POLIS zijn van groot belang voor hun ontwikkeling van de volgende<br />
generatie ontvangers.<br />
gebruiker(s) Ingenieursbureau Coenecoop BV, Waddinxveen / ThreeFive<br />
Photonics BV, Houten / TNO-FEL, Den Haag<br />
DCT.4192<br />
BCB<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
Mechanische eigenschappen van<br />
funderingsmaterialen en zanden in relatie<br />
tot fysische te bepalen materiaalkenmerken<br />
projectleider Prof.dr.ir. A.A.A. Molenaar totale toewijzing in k€ 456,01 inkomsten in<br />
k€ 27,27<br />
doelstelling Door middel van experimenteel en numeriek onderzoek te komen<br />
tot beter begrip van het feitelijke mechanische gedrag van een wegconstructie<br />
en de erin toegepaste materialen onder realistische belastingen en tot betere<br />
modellering van het gedrag van zandbed, steenfundering en straatlaag. Daarbij<br />
wordt zowel gekeken naar ongebonden materialen als naar zogenaamde<br />
hydraulisch menggranulaat.<br />
resultaat na 5 jaar De eisen voor wegfunderingen zijn, zowel in Nederland als<br />
elders, nog in hoge mate empirisch. Nadelen daarvan zijn onder andere dat de<br />
invoering van alternatieve materialen wordt belemmerd en dat de gebruikte<br />
materialen niet volledig worden benut (wat de constructie onnodig duur maakt).<br />
Uit beter begrip van de materialen kunnen betere richtlijnen worden afgeleid.<br />
Resultaten van het onderzoek zijn ingebracht in zowel Nederlandse als<br />
Europese commissies die zich richten op vernieuwing van de regelgeving.<br />
gebruiker(s) NPC Netherlands Pavement Consultants BV, Utrecht / GeoDelft BV,<br />
Delft / Rijkswaterstaat, Delft / Eerland Recycling Services, Geldermalsen /<br />
KOAC-WMD, Apeldoorn / Stichting CROW, Ede<br />
DLR.4329<br />
BBA<br />
Stabiliteit van dunwandige<br />
schaalconstructies<br />
projectleider Ir. T.J. van Baten totale toewijzing in k€ 509,15 inkomsten in k€ 18,16<br />
doelstelling Dit project richt zich op de ontwikkeling en experimentele verificatie<br />
van voorspellingsmethodieken voor de stabiliteit van dunwandige schaal-<br />
constructies. Deze worden veel toegepast in de vliegtuigbouw, maar ook bij<br />
het (weg/water) transport van vloeistoffen en gassen. Materialen die getest<br />
worden zijn staal, aluminium, Vezel Metaal Laminaten (waaronder Glare) en<br />
composieten.<br />
resultaat na 5 jaar De beoogde testopstelling bleek veel duurder dan oorspronke-<br />
lijk begroot en is daarom niet gebouwd. Een groot deel van het geplande<br />
onderzoek kon daardoor niet worden gerealiseerd. Wel is een analysemethodiek<br />
ontwikkeld waarmee de plastische vervorming van Glare panelen kan worden<br />
geverifieerd. De bijbehorende metingen zijn nog niet afgerond. Verder is een<br />
praktische ontwerpmethode ontwikkeld voor verstijfde panelen. De resultaten<br />
van het onderzoek kunnen worden gebruikt bij verdere ontwikkeling en<br />
toepassingen van Vezel Metaal Laminaten.<br />
gebruiker(s) Rexroth Hydraudyne BV., Boxtel / Corus, IJmuiden / Fokker<br />
Aerostructures BV, Dordrecht / Structural Laminates BV, Delft / Kappa<br />
Packaging Development Centre BV, Hoogeveen / NLR Testhouse, Schiphol<br />
Airport
DEL.4348<br />
BBA<br />
Advanced dry etching for next generation<br />
thin film heads for magnetic recording<br />
projectleider Dr. E.W.J.M. van der Drift totale toewijzing in k€ 207,21 inkomsten in k€<br />
45,38<br />
doelstelling Aan magnetische materialen die worden gebruikt voor het opslaan<br />
van digitale informatie worden steeds hogere eisen gesteld. Dit project beoogt<br />
een doorbraak te realiseren in de technologie voor miniaturisatie van dunne-<br />
film koppen die worden toegepast in magnetische data-opslagsystemen.<br />
Een nieuwe methode om patronen aan te brengen met behulp van reactieve<br />
hoge-dichtheidsplasma’s zal worden ontwikkeld.<br />
resultaat na 5 jaar Een snel anisotroop proces om patronen aan te brengen op<br />
magnetische materialen is ontwikkeld. De behaalde etssnelheid van 300<br />
nm/min is van dezelfde orde van grootte als bij nat chemisch etsen. In dit<br />
opzicht was het project zeer succesvol. Gedurende het project verminderde<br />
echter de interesse van Philips en Onstream om de methode daadwerkelijk<br />
toe te gaan passen. Voor de toekomst worden wel mogelijkheden gezien<br />
voor toepassing bij de ontwikkeling van magnetische RAM geheugens.<br />
gebruiker(s) Philips Research Laboratories, Eindhoven / Alcatel CIT, Annecy /<br />
Bionchip BV, Eindhoven / Alcatel Vacuum Technology, Houten<br />
DEL.4369<br />
BCA<br />
Non-destructive sterility and leakage<br />
testing of packaged food products by<br />
smart impedance measurements<br />
projectleider Prof.dr.ir. G.C.M. Meijer totale toewijzing in k€ 385,99<br />
doelstelling Doel van het project was de ontwikkeling van een nieuwe methode,<br />
gebaseerd op het meten van impedanties, voor het niet-destructief testen van<br />
zowel de steriliteit van verpakt voedsel (bijvoorbeeld UHT melk) als de kwaliteit<br />
van de voedselverpakkingen (lekdichtheid). De methode maakt gebruik van<br />
impedantieveranderingen bij het optreden van bacteriologische groei in voedsel.<br />
resultaat na 5 jaar Het project heeft twee mogelijke ontwerpen van elektronische<br />
circuits opgeleverd, waarmee de weerstand R en de capaciteit C van voedsel-<br />
container plus inhoud gemeten kan worden in een frequentiegebied tot 10 MHz<br />
met een nauwkeurigheid van 0,1%. Microbiologische tests met een aantal<br />
specifieke micro-organismen (toegevoegd aan melk en vissaus) bij TNO-<br />
Voeding wezen uit dat met de nieuwe impedantiemeettechniek bacteriologische<br />
groei in verpakt voedsel kan worden gedetecteerd kort na de incubatietijd.<br />
De methode heeft belangstelling vanuit de voedselindustrie ten behoeve van<br />
hun kwaliteitscontrole. De ontwikkelde impedantietechniek wordt inmiddels<br />
ook toegepast in een vervolgproject DMR.5294 in samenwerking met de olie-<br />
industrie voor het bepalen van de water/olie ratio in boorputten.<br />
gebruiker(s) Enraf BV, Delft / Impress BV, Deventer / Stork Food & Dairy Systems<br />
BV, Amsterdam / Unilever Research, Vlaardingen / Heineken Technical Services<br />
BV, Zoeterwoude<br />
DEL.4366<br />
BBA<br />
projecten <strong>1997</strong><br />
Geïntegreerde lineaire RF vermogensversterkers<br />
projectleider Prof.dr. J.L. Tauritz M.Sc. totale toewijzing in k€ 236,72<br />
doelstelling Het 1.9 GHz digitale cellulaire radionetwerk is gebaseerd op de<br />
zogenaamde CDMA (Code Division Multiple Access) systeemimplementatie,<br />
waarin gebruik wordt gemaakt van QPSK (Quadrature Phase Shift Keying)<br />
modulatie. In CDMA is signaalontvangst mogelijk met stoorbronnen tot 18 dB<br />
groter dan de signalen zelf. Dit heeft een aantal belangrijke consequenties voor<br />
de RF vermogensversterkers. De versterker moet (semi-)lineair zijn en de<br />
dissipatie is een belangrijk aspect. Ook factoren als afmetingen en kosten<br />
spelen een rol, waardoor het voor de hand ligt naar oplossingen te zoeken in<br />
het nieuwe bipolaire Dubbel Poly proces.<br />
resultaat na 5 jaar Het onderzoek betrof het integrale ontwerpproces voor de<br />
adaptatie, processing en meetsignaalgeneratie. Toepassing zorgt voor een<br />
effectievere ontwerpstrategie in de trade-off van lineairisatietechnieken voor<br />
het hele gamma van topologieën, bijv. translineaire schakelingen, instelbare<br />
load-line-technieken zoals Dohertry-configuratie, enz. De meettechniek is op<br />
maat gemaakt voor microgolf-ontwerpers. Gebruik van brede selectie meet-<br />
instrumenten bewerkstelligt een integrale extractie van device-eigenschappen<br />
van halfgeleiders, alsmede groot- en kleinsignaal parameters onder enkel- en<br />
multitoon-excitatie. Deze vectorbenadering is superieur ten opzichte van conven-<br />
tionele load-pullmethoden. Het vaststellen van de prestaties van alle configura-<br />
ties, opgebouwd uit 2, 3, of 4 poortcomponenten, is hiermee mogelijk gemaakt.<br />
DST.4376<br />
BBA<br />
Removal of NOx, hydrocarbons and<br />
soot from the ex-haust gases of<br />
high-temperature diesel engines in<br />
Total Energy Installations<br />
projectleider Prof.ir. C.M. van den Bleek totale toewijzing in k€ 595,49 octrooien<br />
EU.01203954.1 Li-Mn-perovskiet inkomsten in k€ 77,14<br />
doelstelling Dieselmotoren met een hoge uitlaatgastemperatuur (600 - 850 °C)<br />
zouden heel efficiënt kunnen worden ingezet bij warmte-kracht installaties. De<br />
emissie van vervuilende stoffen zoals NOx en roet is echter nog een probleem.<br />
Dit project heeft tot doel om katalysatoren te ontwikkelen die NOx en roet uit de<br />
hoge-temperatuur rookgassen kunnen verwijderen. Het project voorziet tevens<br />
in de bouw van een proefinstallatie.<br />
resultaat na 5 jaar Bij het project waren twee bedrijven betrokken, dieselmotoren-<br />
fabrikant Wärtsilä en Inodes, leverancier van onder andere rookgasreinigings-<br />
installaties. Inodes is begin 2001 failliet gegaan. Hierdoor kon de bouw van de<br />
proefinstallatie niet meer doorgaan. Gaandeweg het onderzoek verloor ook<br />
Wärtsilä haar interesse en met het het sluiten van de productieafdeling in<br />
Zwolle verwaterden de contacten helemaal. Onderzoek naar de ontwikkeling<br />
van de katalysatoren vindt nog plaats, maar het is onduidelijk of Nederlandse<br />
bedrijven in de resultaten geïnteresseerd zijn. Vooruitlopend op mogelijke<br />
interesse is octrooi aangevraagd op een nieuw materiaal voor roetfilters.<br />
gebruiker(s) Wärtsilä Nederland BV, Zwolle<br />
67
WEGENBOUWSPECIALIST PROF.DR.IR. A. MOLENAAR:<br />
“We bedrijven nu eenmaal geen sterrenkunde”<br />
project DCT.4192
In Andrès Ariël van Niekerk had prof.dr.ir. André Molenaar,<br />
hoogleraar aan de faculteit Civiele Techniek van de<br />
Technische Universiteit Delft, een meer dan vlijtige<br />
promovendus. Van Niekerk leverde niet alleen een lijvig<br />
proefschrift af. Het proefschrift bleek ook zeer bruikbare<br />
inzichten te bevatten voor de Nederlandse wegenbouw.<br />
Luisteren naar de praktijk is op een Technische Universiteit<br />
zo ongeveer een gebod, zeker bij een faculteit Civiele<br />
Techniek. Zo kon het gebeuren dat de onderzoeksopzet<br />
van Van Niekerk uit <strong>1997</strong> naar de effecten van de hardheid,<br />
de korrelverdeling, de hoekigheid en mate van verdichting<br />
op het elastische en blijvende vormveranderingsgedrag<br />
van natuurlijke materialen, zoals graniet, basalt en kalk-<br />
steen, werd omgezet in een onderzoek naar de effecten<br />
mengsels van gebroken beton en baksteen, zogeheten<br />
menggranulaten. Dit op verzoek van een aantal potentiële<br />
gebruikers die geconsulteerd waren voordat de opzet naar<br />
<strong>STW</strong> werd verstuurd ter honorering.<br />
Anticiperen op jury<br />
Molenaar: “Uit bouw- en sloopafval wordt jaarlijks drie<br />
miljoen ton aan menggranulaten geproduceerd. Daarom<br />
waren wegenbouwers meer geïnteresseerd in de effecten<br />
van verdichting in dit veelgebruikte materiaal. Ook wilden<br />
zij weten wat de effecten zijn van de toevoeging van<br />
gemalen verbrandingsslakken, afkomstig uit huisvuil-<br />
verbrandingsinstallaties en Hoogovens. Achteraf gezien<br />
heeft ‘de praktijk’ gelijk. Wegenbouwers en aannemers<br />
zijn dagelijks bezig met het aanleggen van wegen . Dan is<br />
het logisch dat zij belangstelling hebben voor het gedrag<br />
van het materiaal dat zij daarvoor gebruiken. Dat geldt<br />
ook voor het verzoek om het gebruik van verschillende<br />
zandsoorten in Nederland in het onderzoek te betrekken.<br />
Er is een groot verschil tussen landzand en zeezand en het<br />
is voor aannemers in de wegenbouw van belang te weten<br />
welk zand zij in welke toepassing of samenstelling het<br />
beste kunnen gebruiken. De praktijk moet iets hebben aan<br />
| DCT.4192<br />
wat wij doen. Daarom hebben we het onderzoek van Van<br />
Niekerk aangepast. Hij heeft vervolgens zeer waardevol<br />
werk afgeleverd. Overigens stellen wij aan elk onderzoek<br />
de eis dat het een hoofdstuk bevat dat ingaat op de vraag<br />
wat de maatschappelijke betekenis van een onderzoek is.<br />
Per slot van rekening bedrijven we hier geen sterrenkunde.”<br />
De werkwijze van de onderzoeksgroep van Molenaar is<br />
voor <strong>STW</strong> eigenlijk zeer aantrekkelijk. In wezen doet de<br />
vakgroep zijn huiswerk voor het indienen van een voorstel<br />
zo goed dat al geanticipeerd is op mogelijke vragen of<br />
bezwaren van de jury.<br />
De bulk van het onderzoek van Van Niekerk heeft bestaan<br />
uit triaxiaal onderzoek. Toen de te onderzoeken materialen<br />
eenmaal vaststonden, heeft Van Niekerk ook niet kin-<br />
derachtig gedaan: hij gebruikte maar liefst veertig ton<br />
menggranulaten. De triaxiaalproefstukken die hij daarvan<br />
maakte waren cylinders met een doorsnee van dertig<br />
centimeter en een lengte van zestig centimeter. Waar het<br />
onderzoek op was gericht, is te vergelijken met de vraag<br />
hoe je een kerstboom in een bak met zand zet. Vul je de<br />
bak eerst met zand en ga je dan de kerstboom planten, dan<br />
ondervind je wat de effecten van steunbelasting zijn, je<br />
krijgt de boom er niet in, het zand is te stijf en ‘te sterk’;<br />
als je echter het zand los op de grond zou storten en dan<br />
de boom erin zou willen zetten dan lukt dat eenvoudig<br />
maar de boom blijft niet staan, het zand heeft in dat geval<br />
geen stijfheid en geen sterkte. Het gedrag van zand en<br />
menggranulaten is dus sterk afhankelijk van de mate<br />
waarin het materiaal zijdelings wordt ‘opgesloten’. Op die<br />
simpele manier is voor iedereen voorstelbaar wat je als<br />
onderzoeker nu eigenlijk wilt weten. Het belang is daarbij<br />
uit te vinden hoe stevig een ondergrond van een weg moet<br />
zijn om een solide weg te bouwen die een flinke levens-<br />
duur heeft zonder al te hoge onderhoudskosten.<br />
69
70<br />
| DCT.4192<br />
Gebruik vaker en langer de wals<br />
De resultaten van het onderzoek geven een aantal belang-<br />
wekkende inzichten voor de wegenbouw. Ten eerste blijkt<br />
dat Nederland eigenlijk te gemakkelijk omgaat met de<br />
eisen voor verdichting. Als we in Nederland de lagen onder<br />
een weg beter zouden verdichten, dan zou een kleinere<br />
onderhoudsbehoefte optreden. Ten tweede blijkt dat<br />
het type breker dat je gebruikt voor het verpulveren van<br />
het bouw- en sloopafval nauwelijks invloed heeft op de<br />
kwaliteit ervan. Over deze vraag worden vele discussies<br />
gevoerd, mede vanwege de hoge kosten van brekers,<br />
maar per saldo blijkt de keuze voor een bepaalde breker<br />
niet bepalend voor de kwaliteit van het uiteindelijk te<br />
gebruiken materiaal voor de laag onder een weg. Een<br />
derde conclusie betreft de eisen aan het te gebruiken<br />
zand. Die lijken op het eerste gezicht wat ‘losjes’<br />
geformuleerd. Dat is niet geheel onterecht, want –<br />
hoewel het meer hoekige en minder éénkorrelige landzand<br />
iets beter voldoet – met alle soorten zand is een goede<br />
onderlaag te leggen. Ook bij zanden is verdichting het<br />
sleutelwoord: hoe dichter de pakking, des te sterker is<br />
het geheel. Met andere woorden, ook met zeezand is<br />
een goed zandbed te leggen, als de aannemer het maar<br />
goed verdikt.<br />
In dat verband merkt Molenaar op: “In Nederland kunnen<br />
we ons wel druk maken over asfalt als het gaat om de<br />
kwaliteit van een weg, maar we realiseren ons te weinig<br />
dat zo’n 40% van het verhardingsoppervlak uit elementen-<br />
verhardingen (straatstenen en tegels, red.) bestaat en dat<br />
zijn verhardingen waar de straatsteen of de tegel veelal<br />
direct op een zandbed wordt gelegd; de kwaliteit van dat<br />
zandbed is dan van groot belang . Kijken we nu naar de<br />
kwaliteit van de bestratingen dan weten we nu dat heel<br />
eenvoudig en goedkoop de kwaliteit van de straten en<br />
stoepen zou kunnen worden verbeterd. Een beter, dus<br />
dichter, zandbed zou volstaan. Om dit te bereiken is het<br />
alleen nodig om niet langer met trilplaatjes straten te<br />
verdichten. Ga er een aantal keren met een wals overheen<br />
en het is zo goed als afgelopen met alle hobbels en kuilen.<br />
Helaas laat echter de kwaliteitcontrole op straatsteenver-<br />
hardingen in gemeenten in het algemeen te wensen over.”<br />
Computerprogramma<br />
Een mogelijkheid toch verbetering te brengen in deze kwa-<br />
liteit, is een spin off van het onderzoek van Van Niekerk.<br />
Het kenniscentrum voor verkeer, vervoer en infrastructuur,<br />
de stichting CROW uit Ede, heeft de TU Delft een computer-<br />
programma laten ontwikkelen voor de dimensionering<br />
van straatsteenverhardingen en de bepaling van de<br />
levensduur ervan. Veel van Van Niekerk’s werk is daarin<br />
geïmplementeerd. “Het is een verschrikkelijk ingewikkeld<br />
programma, maar de gebruiker merkt daar weinig van.<br />
Hij hoeft alleen maar basisgegevens zoals de te gebruiken<br />
materialen, de belasting en de constructie van de weg<br />
in te voeren en de levensduur van de weg rolt er als<br />
uitkomst uit”, vertelt Molenaar. In de nabije toekomst<br />
gaat Molenaar ook in opdracht van CROW werken aan de<br />
verdere ontwikkeling van kleinere proefstukken voor het<br />
triaxiaal onderzoek.<br />
Internationale aandacht<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
Internationaal heeft het onderzoek van Van Niekerk ook de aan-<br />
dacht getrokken. Zo heeft SINTEF, een Noorse variant op TNO,<br />
opdracht gegeven voor een onderzoek naar de verdichtings-<br />
effecten van in Noorwegen veelgebruikte materialen. Ook<br />
Australië toont belangstelling en wel voor de triaxiaal apparatuur<br />
die de TU Delft tot zijn beschikking heeft voor onderzoek naar<br />
zandmonsters.
| DCT.4192<br />
71
72<br />
DEL.4405<br />
BBA<br />
Synthesis of electronic circuits, efficiently<br />
using the exponential relation of active<br />
components<br />
projectleider Prof.dr.ir. A.H.M. van Roermund totale toewijzing in k€ 324,67<br />
doelstelling Het ontwerpen van circuits met niet-lineaire blokken met als doel<br />
de verhouding kwaliteit per eenheid van vermogen te verhogen. Met de huidige<br />
circuits, gebaseerd op lineaire principes is de fundamentele limiet vrijwel<br />
bereikt. Performance verbeteringen worden verwacht ten aanzien van<br />
vermogensverbruik, dynamische bereik en bandbreedte.<br />
resultaat na 5 jaar Gedurende het project bleek dat er onvoldoende theorie<br />
voorhanden was over het gebruik van niet-lineaire dynamische circuits voor<br />
de synthese van circuits. Het project heeft zich derhalve voornamelijk gericht op<br />
het ontwikkelen en toepassen van circuit theorie voor niet-lineaire dynamische<br />
circuits. Concreet heeft het onderzoek geresulteerd in een theorie waarbij<br />
dynamische eigenwaarden worden toegepast in de context van onder andere<br />
oscillatoren, filters en klasse-B versterkers. Vele maar niet alle vragen zijn<br />
opgelost. Plannen voor de toekomst zijn de bestudering van ruis in niet-lineaire<br />
circuits, distorsie in lineair bedoelde circuits en synthese van een signaal-<br />
processor met niet-lineaire bouwblokken.<br />
gebruiker(s) AMC, Amsterdam / CATENA Microelectronics BV, Delft / Ericsson<br />
EuroLab Netherlands BV, Emmen / Medtronic Bakken Research Center BV,<br />
Maastricht / Philips Research Laboratories, Eindhoven / Vitatron Medical BV,<br />
Dieren<br />
DWI.4526<br />
AAA<br />
Accuracy improvement of flow<br />
computations<br />
projectleider Prof.dr.ir. P. Wesseling totale toewijzing in k€ 50,36<br />
doelstelling Het project richtte zich op zogenaamde ‘colocated’ schema’s, en<br />
was flankerend ten aanzien van enkele grotere projecten in de groep (onder<br />
andere DWI.3305), die gericht waren op zogenaamde ‘staggered’ schema’s.<br />
De ‘colocated schema’s worden gebruikt in de gangbare commerciële computer<br />
codes.<br />
resultaat na 5 jaar Het onderzoek heeft geleid tot betere achtergrondkennis<br />
met betrekking tot de ontwikkeling van rekenmethoden voor stromingen in<br />
complexe geometriëen. De in dit project verworven inzichten zijn bruikbaar voor<br />
het verbeteren van de nauwkeurigheid van deze schema’s bij gebruik van<br />
niet-gladde roosters, zoals die voorkomen in complexe geometrieën.<br />
DST.4434<br />
BBA<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
Development of a kinetic model, based on<br />
intrinsic kinetic cracking data<br />
projectleider Dr.ir. M. Makkee totale toewijzing in k€ 363,44<br />
doelstelling Het doel van het project is het ontwikkelen van een kinetisch model<br />
voor het kraken van de grondstof binnen het FCC proces als functie van de<br />
katalysatorsamenstelling met behulp van een ‘short contact time riser reactor’<br />
en geavanceerde GCMS technieken. De ‘microriser reactor’ zal worden gebruikt<br />
om het FCC proces met grondstoffen en modelverbindingen in aanwezigheid<br />
van katalysatorverbindingen te testen en uitgebreidere gegevens over het<br />
kraakproces opleveren.<br />
resultaat na 5 jaar De eerste 50 milliseconden van olie-katalysator contact<br />
hebben een grote invloed op de prestaties van het FCC proces. Coke formatie<br />
vindt alleen plaats in de eerste 50 milliseconde, waardoor de activiteit van<br />
de evenwichtskatalysator (E-cat) gereduceerd wordt. Na deze tijd verloopt<br />
de omzetting van de voeding zonder additionele coke formatie. Voor de<br />
beschrijving van het conversieproces vanaf de injectie is een ‘gelumped’<br />
kinetisch model ontwikkeld, dat karakteristieke omzettingen in de verschillende<br />
tijdsschalen in acht neemt. De injectie heeft een belangrijke invloed op de<br />
uiteindelijke productverdeling.<br />
gebruiker(s) Akzo Nobel Catalysts BV, Amersfoort / Shell SIOP, Amsterdam<br />
DEL.4540<br />
BBA<br />
Fast and reliable capacitive transducers<br />
projectleider Prof.dr.ir. G.C.M. Meijer totale toewijzing in k€ 398,69 contracten<br />
Inkoop Technische Universiteit Delft; <strong>STW</strong>; Technical University Darvenitza<br />
doelstelling Capacitieve sensoren zijn erg geschikt om fysische grootheden mee<br />
te meten, bijvoorbeeld positie, snelheid en versnelling van bewegende objecten.<br />
Deze sensoren hebben echter ook een aantal nadelen. Zo zijn ze gevoelig voor<br />
vervuiling en vocht en is de huidige interface elektronica te langzaam voor<br />
snelle regelsystemen. Het doel van dit onderzoek is om capacitieve sensoren<br />
op deze punten verder te verbeteren.<br />
resultaat na 5 jaar Een goedkope en nauwkeurige interface voor capacitieve<br />
sensoren is ontwikkeld. Deze interface is uitgebreid getest en blijkt goed te<br />
werken. Ook is een contactloze rotatiesensor ontwikkeld en getest. Deze<br />
sensor kan worden toegepast bij systemen met ronddraaiende assen waarbij<br />
het meten van de positie belangrijk is. De gevoeligheid voor vervuiling en vocht<br />
is veel minder dan bij traditionele sensoren. Enkele bedrijven zijn zeer nauw bij<br />
het onderzoek betrokken, maar vooralsnog is de kennis niet toegepast in<br />
commerciële producten. Verder onderzoek is hiervoor noodzakelijk.<br />
gebruiker(s) Enraf BV, Delft / SMARTEC BV, Breda / Bronkhorst High-Tech BV,<br />
Ruurlo / Mechatronics Competence Centre, Nieuwegein / Océ-Technologies BV,<br />
Venlo
| Instelling<br />
E_ technische<br />
universiteit<br />
eindhoven<br />
ETN.3760<br />
CCB<br />
Plasma control of the colour temperature<br />
of fluorescent lamps<br />
projectleider Prof.dr.ir. G.M.W. Kroesen totale toewijzing in k€ 320,20 contracten<br />
Overdracht Technische Universiteit Eindhoven; <strong>STW</strong>; Philips Lighting BV<br />
octrooien NL.1010101 Werkwijze voor het instellen van het spectrum van<br />
het licht van een gasontladingslamp, een gasontladingslamp en een armatuur<br />
daarvoor inkomsten in k€ 10,20<br />
doelstelling Ontwikkeling van een fluorescentielamp die de mogelijkheid biedt de<br />
kleurtemperatuur van het licht aan te passen aan de behoefte van het moment.<br />
resultaat na 5 jaar Het project is succesvol afgerond. Het bleek inderdaad mogelijk<br />
om de kleurtemperatuur van TL-buizen te variëren door controle van de plasma-<br />
parameters. Pas nadat overschakeld was naar het depletieprincipe werd een<br />
hogere efficientie bereikt. Er is door <strong>STW</strong> een Nederlands octrooi aangevraagd<br />
op de vinding. Binnen het prioriteitsjaar is dit octrooi overgedragen aan Philips,<br />
waar dit concept (het depletieprincipe) nog steeds onderwerp van studie is.<br />
Er wordt op dit moment binnen Philips bekeken of dit principe ook kan werken<br />
bij andere types gasontladingslampen.<br />
gebruiker(s) KEMA Nederland BV, Arnhem / Philips Lighting BV, Eindhoven<br />
ETN.3492<br />
AA0<br />
projecten <strong>1997</strong><br />
III-V Nitride semiconductors grown by<br />
chemical beam epitaxy long wavelength<br />
nitrides for optical communications<br />
projectleider Prof.dr. J.H. Wolter totale toewijzing in k€ 641,17<br />
doelstelling Chemical Beam Epitaxy (CBE) is technologie voor de groei van<br />
epitaxiale lagen. Groeitemperaturen zijn 100°C lager dan in Molecular Beam<br />
Epitaxy (MBE) en de bronmateriaal-consumptie is minder. Doel is een nieuwe<br />
onderzoekslijn te starten met het CBE-systeem, namelijk de groei van III-V<br />
nitrides. Onderzoek moet structuren opleveren voor emissie van korte<br />
golflengtes (de blauwe laser). De hoofddoelstelling is het ‘in de vingers krijgen’<br />
van de CBE techniek.<br />
resultaat na 5 jaar Het oorspronkelijk voorstel was gericht op korte golflengte<br />
nitrides. Door ontwikkelingen elders werd het CBE systeem geschikt gemaakt<br />
voor de groei van stikstof-houdende materialen. Het project stopte met het<br />
voortijdig vertrek van de postdoc. Bij voortzetting zouden de resultaten van<br />
belang zijn geweest voor de ontwikkeling van hoog-vermogen telecommuni-<br />
catie-lasers (JDS/Uniphase) en diodelasers bij hoge temperatuurtoepassingen.<br />
gebruiker(s) Lucent Technologies Nederland BV, Hilversum / JDS Uniphase<br />
Netherlands BV, Eindhoven<br />
ETN.3892<br />
CBB<br />
The role of molecules in electrode-less<br />
light sources<br />
projectleider Dr. J.A.M. van der Mullen totale toewijzing in k€ 340,52 contracten<br />
Bijdrage Philips Lighting BV inkomsten in k€ 142,93<br />
doelstelling Onderzoek naar de eigenschappen van elektrode-loze plasma’s is<br />
van belang omdat met deze nieuwe technologie lampen gemaakt kunnen<br />
worden die minder energie verbruiken. Over het gedrag van dit soort plasma’s<br />
is echter nog weinig bekend. Door experimenten te vergelijken met numerieke<br />
berekeningen zal een verbeterd fysisch model ontwikkeld worden.<br />
resultaat na 5 jaar Er zijn modellen ontwikkeld waarmee het gedrag van<br />
verschillende soorten plasma’s kan worden beschreven. De theoretische<br />
modellen zijn ingebouwd in het numerieke PLASIMO-pakket. Dit pakket is<br />
het resultaat van verschillende door <strong>STW</strong> en de industrie gefinancierde<br />
projecten. Het is inmiddels zodanig geavanceerd dat de onderzoekers een<br />
toonaangevende positie in het plasma-onderzoek verworven hebben. Het<br />
PLASIMO-pakket wordt nog niet commercieel gebruikt, maar ontwikkelaars<br />
bij Philips Lighting zijn in mogelijke toepassingen geïnteresseerd.<br />
gebruiker(s) Philips Lighting BV, Eindhoven / Philips Research Laboratories,<br />
Eindhoven / Philips GmbH, Aken / KEMA Nederland BV, Arnhem / Universiteit<br />
Gent<br />
73
74<br />
EWT.3939<br />
ABA<br />
Stralingswarmte-uitwisseling in hete<br />
glassmelten<br />
projectleider Dr.ir. C.C.M. Rindt totale toewijzing in k€ 486,89 contracten Letter of<br />
intent <strong>STW</strong>; TNO-TPD<br />
doelstelling Het doel van het project was om gereedschappen te ontwikkelen die<br />
gebruikt kunnen worden voor het efficiënter produceren van glas: vermindering<br />
van energiegebruik glasproducten en vermindering van materiaalverlies. Om dit<br />
doel te bereiken zijn drie deelprojecten opgestart.<br />
resultaat na 5 jaar Spectrale stralingseigenschappen van hete glassmelten werden<br />
gemeten. Resultaten hiervan werden o.a. gebruikt in simulatiemodellen van glas-<br />
smelt- en vormgeefprocessen. 1) Men kan ‘glazen’ doormeten. 2) De absorptie-<br />
coëfficiënt als functie van golflengte is gemeten. 3) TNO-TPD doet een project<br />
voor NCNG. Er is een stralingsmodel ontwikkeld, gebaseerd op de Ray Trace<br />
methode en men keek hoe de complexiteit te verminderen. (Uit)werking van de<br />
methode zijn geïllustreerd. 1) Implementatie van het ray tracen in 3 dimensies<br />
voor meshes uit tetraëders. 2) Een tool om van 2D driehoeks-meshes een 3D<br />
tetraëdermesh te maken. 3) Voorbeeldimplementatie om 2D problemen op te<br />
lossen. 4) Code voor voorbeeld-warmteberekeningen. Ook leverde het een<br />
optische temperatuur-meetmethode zonder glascontact op. Resultaten zijn<br />
vergeleken met thermokoppelmetingen. 1) Een code om een temperatuurprofiel<br />
te reconstrueren. 2) Een experimentele opstelling om de methode te testen.<br />
gebruiker(s) BSN glass pack, Leerdam / TNO-TPD TU Eindhoven / Philips<br />
Lighting BV, Eindhoven / Philips Display Components, Eindhoven<br />
EEL.3982<br />
BAA<br />
Verliesarme multilevel converter ten<br />
behoeve van MRI-systemen<br />
projectleider Prof.dr.ir. A. Vandenput totale toewijzing in k€ 152,30 contracten<br />
Bijdrage Philips Medical Systems Nederland BV inkomsten in k€ 13,61<br />
doelstelling Magnetic Resonance Imaging (MRI) maakt het mogelijk om op<br />
niet-invasieve wijze afbeeldingen van organen te verzamelen. In de huidige<br />
MRI-systemen is de schakelfrequentie voor de stroompulsen maximaal 20 kHz.<br />
Voor het opnemen van bewegende beelden zijn snellere schakeltijden gewenst.<br />
Het onderzoek is er op gericht de opbouwtijd van de stroompulsen aanzienlijk<br />
te verminderen.<br />
resultaat na 5 jaar Het belangrijkste resultaat van het onderzoek is dat met<br />
een drie-level schakelprincipe, gecombineerd met soft-switching techniek,<br />
een verhoging van de werkspanning, de stroombelastbaarheid en de schakel-<br />
frequentie mogelijk is. Philips Medical Sytems (PMS) was nauw bij het<br />
onderzoek betrokken, maar de resultaten worden nog niet commercieel<br />
toegepast. Wel wordt de gegenereerde kennis gebruikt bij het nemen van<br />
beslissingen omdat men bij PMS nu beter in staat is om verschillende opties<br />
voor nieuwe technologie met elkaar te vergelijken.<br />
gebruiker(s) Philips Medical Systems Nederland BV, Best<br />
EIF.3959<br />
BBC<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
Formal design of industrial safety-critical<br />
systems<br />
projectleider Dr. J.J.M. Hooman totale toewijzing in k€ 210,66<br />
doelstelling Om de kwaliteit van complexe softwaresystemen te verbeteren is in<br />
de academische wereld veel onderzoek gedaan naar het gebruik van formele<br />
methoden terwijl in de industrie vaak een specifieke (software) architectuur<br />
wordt gebruikt die toegesneden is op een bepaalde klasse van systemen.<br />
Dit project onderzocht hoe deze oplossingen gecombineerd kunnen worden,<br />
uitgaande van een generiek industrieel product, in dit geval Splice van Thales<br />
Nederland. Een formele methode is geformuleerd voor het ontwerp van correcte<br />
industriële applicaties op basis van de gedistribueerde systeemarchitectuur<br />
Splice.<br />
resultaat na 5 jaar In nauwe samenwerking met Thales is de betekenis van de<br />
formele concepten van Splice ondubbelzinnig vastgelegd in de vorm van een<br />
formele semantiek. Hierdoor werd inzicht verkregen in de verschillen met<br />
globale dataspace-architecturen, de onderliggende timing mechanismen, en<br />
de voor- en nadelen van deze architectuur. Formele verificatie van Splice is<br />
onder meer toegepast op een flight-tracking-en-display systeem. Dit werk<br />
heeft geleid tot een aanpassingen van Splice en is van belang voor een recent<br />
opgericht bedrijf waar architectuur vergelijkbaar met Splice ontwikkeld wordt.<br />
gebruiker(s) Ministerie van Defensie, Den Haag / CWI, Amsterdam / Thales<br />
Nederland BV, Hengelo (O) / Chess Information Technology BV, Haarlem<br />
EST.3983<br />
BCA<br />
Nieuwe generatie regelsystemen voor ultra<br />
lage emissie bij driewegkatalysatoren<br />
projectleider Prof.dr.ir. J.C. Schouten totale toewijzing in k€ 452,72 contracten<br />
Bijdrage octrooien PCT.NL02/00100 Autonoom mobiel voertuig inkomsten in<br />
k€ 4,54<br />
doelstelling Driewegkatalysatoren reduceren de uitstoot van schadelijke stoffen<br />
door automobielen. Doel van het project is, een optimale besturingsstrategie<br />
te bepalen om die uitstoot tijdens korte (stads)ritten nog verder te verminderen,<br />
alsmede het ontwerpen van een modelgebaseerd regelsysteem voor de<br />
realisatie van die strategie. Een besturingssysteem wordt ontworpen dat voor<br />
conversie momentaan de meest gunstige condities genereert.<br />
resultaat na 5 jaar De invloed van water en van de oxidatietoestand van de<br />
katalysator tijdens korte ritten vereist nadere studie. Met een reactormodel<br />
is de dynamica van de uitlaatgasreactor bestudeerd. Er is een regelmodel<br />
gemaakt dat weinig CPU-tijd vereist en daarom geschikt is voor toepassing<br />
in een real time regelaar. De goede werking hiervan is gedemonstreerd bij<br />
TNO door experimenten met een uitlaatgasreactor op een motorproefstand.<br />
Waarschijnlijk werkt het concept beter bij modernere versies van de katalysator-<br />
formulering. Een vervolgproject EST.5774 is bij <strong>STW</strong> gestart op basis van de<br />
gevonden informatie.<br />
gebruiker(s) Shell Research and Technology Centre, Amsterdam / AspenTech<br />
Europe BV, Best / PD & E Automotive BV, Helmond
EWT.4012<br />
BBA<br />
Ontwikkeling en toepassing van nieuwe<br />
simulatie- en lasermeettechnieken voor<br />
verbrandingsprocessen<br />
projectleider Prof.dr. L.P.H. de Goey totale toewijzing in k€ 544,42 contracten<br />
Bijdrage EnergieNed;NV Nederlandse Gasunie inkomsten in k€ 22,70<br />
doelstelling Het ontwikkelen van nieuwe adequate reken- en meetmethoden<br />
voor verbrandingsprocessen is van groot belang voor het stimuleren van<br />
verdere technische ontwikkelingen, zoals de verbranding in huishoudelijke<br />
toestellen, industriële procesinstallaties, gasturbines en motoren. Het doel<br />
is om verbrandingsprocessen efficiënter te maken en de hoeveelheid<br />
geproduceerde schadelijke stoffen te verminderen.<br />
resultaat na 5 jaar Het project heeft geleid tot verbeterde en snellere numerieke<br />
technieken om het verbrandingsproces in vlammen te berekenen. Tevens zijn<br />
nieuwe meetmethoden ontwikkeld om verbrandingsmodellen beter te kunnen<br />
toetsen. Voor praktische toepassing door bedrijven is het onderzoek nog te<br />
fundamenteel. Wel worden de resultaten door de onderzoekers toegepast in<br />
vervolgprojecten die gericht zijn op het oplossen van praktische problemen.<br />
Zo is in 2002 een project gehonoreerd waarin onderzoek gedaan wordt naar<br />
de invloed van biogas bijmenging in gasturbines.<br />
gebruiker(s) KEMA Power Generation & Sustainables, Arnhem / NV Nederlandse<br />
Gasunie, Groningen / Gastec NV, Apeldoorn / ECN, Petten / Shell Global<br />
Solutions International BV, Amsterdam / Philips CFT, Eindhoven<br />
EST.4364<br />
BCB<br />
Low temperature NH3 oxidation processes<br />
to N2<br />
projectleider Prof.dr.ir. J.C. Schouten totale toewijzing in k€ 442,24 contracten<br />
Bijdrage Shell Research and Technology Centre inkomsten in k€ 2,27<br />
doelstelling Vanuit milieuoogpunt moet je ammonia verwijderen uit lucht en water.<br />
Elektro-katalytische oxidatie van NH3 is een alternatief voor biologische zuive-<br />
ring, waarmee men stankproblemen voorkomt. Eerdere studies toonden aan dat<br />
dit kan met Pt elektroden, maar de prijs van de elektroden staat gebruik in de<br />
weg. Katalytische NH3-oxidatie tot N2 bij lage temperatuur (
76<br />
EST.4461<br />
AAA<br />
Verbetering technologie fijnchemie,<br />
specifiek oxidatieprocessen<br />
projectleider Prof.dr.ir. A.A.H. Drinkenburg totale toewijzing in k€ 33,12<br />
doelstelling Ter voorbereiding van een definitieve opzet van onderzoeksprojecten<br />
ter verbetering van de industriële chemie en technologie van fijnchemische<br />
processen zal een onderzoek worden verricht naar oxidatieprocessen. Het<br />
project zal worden uitgevoerd middels gesprekken met de participerende<br />
industrieën en universiteiten, literatuur- en octrooirecherche, en contacten<br />
deskundigen.<br />
resultaat na 5 jaar Dit project betrof een studie in het kader van het interdeparte-<br />
mentale wetenschapsprogramma Duurzame Technologische ontwikkeling<br />
(DTO). Een aantal oxidatietechnologieën zijn geïnventariseerd en geanalyseerd<br />
om inzicht te krijgen in de belangrijkste parameters op het gebied van<br />
duurzaamheid en economische waarde. Uit de prioriteitsvolgorde van oxidatie-<br />
technologiën die deze analyse heeft opgeleverd, is een keuze gemaakt die<br />
heeft geleid tot drie onderzoeksthema’s die in projectvoorstellen richting<br />
subsidiegevers (zoals <strong>STW</strong>) verder zullen worden uitgewerkt. Een platform<br />
met daarin vertegenwoordigers van de fijnchemische industrie, zoals AKZO<br />
Nobel, DSM, Chemferm, IFF, Solvay, Quest, begeleidt de DTO projecten.<br />
De bedrijven in het platform zullen financieel deelnemen in de projecten.<br />
| Instelling<br />
G_ rijksuniversiteit<br />
groningen<br />
GCH.3790<br />
BAA<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
Development of a continuous high<br />
intensity photocatalytic reactor for<br />
destruction of water pollutants by an<br />
advanced oxidation process<br />
projectleider Prof.dr.ir. A.A.C.M. Beenackers† totale toewijzing in k€ 383,40<br />
contracten Afstandsverklaring Rijksuniversiteit Groningen; <strong>STW</strong>; Geheim-<br />
houding<br />
doelstelling Heterogene fotokatalyse is een snelgroeiend interessegebied<br />
voor onderzoekers en waterzuiveringsbedrijven. Doel is een technologische<br />
oplossing te ontwikkelen voor het ontwerp van een commercieel aantrekkelijke<br />
fotokatalytische reactor, gebruikmakend van een nieuwe kunstmatige lichtbron,<br />
ontwikkeld door Philips. Deze lampen bieden goede mogelijkheden voor de<br />
ontwikkeling van een nieuw reactorconcept voor commerciële toepassingen in<br />
verwijdering van kleine organische vervuilingen door fotokatalyse.<br />
resultaat na 5 jaar Een aantal reactoren zoals de gepaktbedreactor (PBR)<br />
buisreactor (TR) zijn vergeleken. In de TR en PBR zijn kinetische modellen<br />
ontwikkeld die de invloed van de hoeveelheid katalysator, het licht, de (O 2 )<br />
concentraties en de modelcomponent (mierenzuur) op de afbraaksnelheid<br />
beschrijven. Hiermee zijn grote schaalreactoren voor de afbraak van mierenzuur<br />
en gesimuleerd afvalwater gemodelleerd. Van verschillende reactoren is de<br />
optimale configuratie bepaald. De resultaten laten zien dat het mogelijk is om<br />
een fotokatalytische reactor te ontwikkelen met een hoge efficiëntie voor<br />
continu gebruik. Er zijn geen directe toepassingen voor de gebuikerscommis-<br />
sieleden. Het proces blijkt te duur te zijn voor gewone afvalwaterzuivering.<br />
gebruiker(s) TNO-MEP, Apeldoorn / Philips Lighting BV, Roosendaal / TNO-TPD TUE<br />
/ Akzo Nobel Engineering BV, Arnhem / RIZA, Lelystad / KIWA BV, Nieuwegein
GBI.4013<br />
CBB<br />
Penicillin production by Penicillium<br />
Chrysogenum role of the microbody<br />
membrane in the penicillin biosynthetic<br />
pathway<br />
projectleider Prof.dr. M. Veenhuis totale toewijzing in k€ 739,09 contracten Optie<br />
<strong>STW</strong>; DSM Bakery Ingredients octrooien EU.99201630.3 Regualtion organelle<br />
homeostasis in a cell factory inkomsten in k€ 81,68<br />
doelstelling Bestuderen wat de rol van het microbody membraan is in de<br />
biosynthese van penicilline in de gist P. chrysogenum. Eerdere studies toonden<br />
aan dat de functie van dit membraan essentieel is, omdat acyltransferase in<br />
microbodies gelokaliseerd is. Het ultieme doel van deze en gerelateerde<br />
studies is om de productie van penicilline te verbeteren door gerichte<br />
‘metabolic engineering’ van de biosynthese route. Een van de laatste struikel-<br />
blokken is het ontbreken van inzicht in de functionele eigenschappen van het<br />
microbody membraan.<br />
resultaat na 5 jaar Het onderzoek is succesvol geweest, er is een protocol<br />
ontwikkeld voor de isolatie van microbody membranen en de isolatie en<br />
karakterisering van de eiwitten aanwezig in dit membraan. Aangetoond kon<br />
worden dat één van deze eiwitten (Pex11p) een directe rol speelt bij microbody<br />
proliferatie en dat Pex11p overproductie leidt tot een sterke toename van het<br />
aantal microbody’s in de cel. Deze Pex11p gedreven microbody proliferatie<br />
bleek geassocieerd met een verhoogde synthese van penicilline. Het onder-<br />
liggende mechanisme hoe Pex11p overproductie penicililine synthese<br />
stimuleerd is nog onduidelijk en zou onderwerp van een vervolgstudie moeten<br />
zijn. Er is door DSM octrooi aangevraagd.<br />
gebruiker(s) DSM Anti-Infectives, Delft<br />
GFA.4170<br />
ACC<br />
De ontwikkeling van alkalische fosfatasepreparaten<br />
voor de behandeling van<br />
septische shock na gram-negatieve<br />
bacteriële infecties<br />
projectleider Prof.dr. D.K.F. Meijer totale toewijzing in k€ 411,33 contracten<br />
Samenwerking onderzoek en overdracht RUG; <strong>STW</strong>; PharmAAware IP BV;<br />
BiOrion Technologies BV octrooien PCT.NL93/00171 Therapeutisch gebruik<br />
van alkalische fosfatase .......; PCT.NL98/00722 The LPS-binding moiety of<br />
alkaline phosphtase as a diagnostic tool in patients ... inkomsten in k€ 277,00<br />
doelstelling Nieuwe inzichten in het functioneren van het enzym alkalisch fosfatase<br />
(AP) geven uitzicht op de bestrijding van septische shock na infecties met<br />
gram-negatieve bacteriën. De fysiologische functie van AP was lang onbekend.<br />
Het heeft een pH optimum van 10. Dit optimum is in vitro alleen te bereiken in<br />
een sterk alkalisch milieu. Doel van het onderzoek is de ontwikkeling van AP<br />
preparaten met een geoptimaliseerde werking na parentale toediening in vivo,<br />
en het aantonen van een beschermend effect van AP tegen septische shock.<br />
resultaat na 5 jaar De wetenschappelijke doelen zijn gehaald. Voor de start van<br />
het project was een patentaanvraag ingediend waarin de toepassing van AP<br />
als endotoxine detoxificerend middel werd geclaimd. Er is veel aandacht<br />
geweest voor de onderbouwing van deze patentaanvraag. Een tweede patent,<br />
gericht op de diagnostische toepassing van AP, is ingediend. De patenten zijn<br />
overgedragen aan PharmAAware BV, dat in 2001 is opgericht voor de verdere<br />
ontwikkeling van AP als mogelijke therapie voor sepsis. Het onderzoek wordt<br />
voortgezet i.s.m. PharmAAware en UU. PharmAAware is in 2002 gefuseerd met<br />
AM-Pharma, een bedrijf eveneens voortgekomen uit <strong>STW</strong> onderzoek.<br />
gebruiker(s) Yamanouchi Europe BV, Leiderdorp / PharmAAware IP BV, Bunnik /<br />
Campina Melkunie/DMV International, Wageningen / Wilex Biotechnology<br />
GmbH, München<br />
GNS.4132<br />
ACA<br />
projecten <strong>1997</strong><br />
Thermoluminescence dating with zircons<br />
projectleider Prof.dr. H.W. den Hartog totale toewijzing in k€ 252,13<br />
doelstelling In de geologie en de archeologie is het bepalen van de ouderdom<br />
van monsters van cruciaal belang. Het doel van dit project was om de<br />
thermoluminescentie (TL) dateringsmethode geschikt te maken voor het<br />
mineraal zirkoon. Door deze nieuwe ‘geologische klok’ zou de TL-methode<br />
aanzienlijk nauwkeuriger kunnen worden en ook toepasbaar zijn op relatief<br />
jonge sedimenten en archeologische monsters.<br />
resultaat na 5 jaar De belangrijkste problemen met zirkoon TL dateringen zijn<br />
opgelost en de eerste succesvolle dateringen zijn uitgevoerd. Er is een<br />
laboratorium opgebouwd waar geheel in het donker de heldere, onbeschadigde,<br />
voor datering geschikte zirkoonkorrels uit een zandmonster geselecteerd<br />
kunnen worden. De nieuwe ‘geologische klok’ werkt voor monsters vanaf<br />
1 tot 100.000 jaar oud en zal met name zeer nuttig zijn om het zandtransport<br />
langs de kust en in rivieren in kaart te brengen. Ook forensische toepassingen<br />
liggen nu in het verschiet. De zirkoonmethode heeft veel aandacht gekregen<br />
in de binnen- en buitenlandse pers.<br />
gebruiker(s) TNO-NITG, Utrecht / RIKZ, Den Haag / Rijksdienst voor<br />
Oudheidkundig Bodemonderzoek, Amersfoort<br />
GBI.4334<br />
CCB<br />
Molecular cloning and characterization of<br />
the Tm-2-2 tobamovirus resistance gene<br />
from tomato (Lycopersicon esculentum)<br />
projectleider Prof.dr. J. Hille totale toewijzing in k€ 410,66 contracten Optie <strong>STW</strong>;<br />
Vrije Universiteit Amsterdam; Overdracht Rijksuniversiteit Groningen; <strong>STW</strong>;<br />
Syngenta Seeds AG octrooien EU.01108682.4 Gene encoding plant resistance<br />
protein to the toma to mosaic tobamovirus (ToMV) inkomsten in k€<br />
63,07<br />
doelstelling Tabaksmozaïekvirus (TMV) is zeer infectieus en kan in de kasteelt<br />
leiden tot forse schade in de teelt van onder andere siergewassen, tomaat,<br />
paprika en komkommer. De resistentie van tomaat tegen TMV wordt bepaald<br />
door enkele dominante genen, die echter maar een beperkte resistentie bieden.<br />
Tm-22 echter heeft een breed spectrum activiteit en blijkt tot duurzame<br />
resistentie te leiden. Doel van het onderzoek is om het Tm-22 resistentiegen<br />
te isoleren, sequencen en karakteriseren en aldus handzaam te maken voor<br />
resistentieveredeling.<br />
resultaat na 5 jaar Dit onderzoek wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met de<br />
gebruiker waarmee een onderzoeksovereenkomst is gesloten. Het resistentie-<br />
gen is geïsoleerd en gekarakteriseerd. Enkele veelbelovende tomaatmutanten<br />
zijn nu beschikbaar voor verder onderzoek in de komende jaren. Reorganisatie<br />
bij Syngenta Seeds heeft echter de intensieve samenwerking tussen onder-<br />
zoekers en gebruikers doorkruist. Getracht wordt om het aangevraagde patent<br />
van Syngenta over te nemen om een andere gegadigde voor deze technologie<br />
te vinden.<br />
gebruiker(s) Syngenta Seeds AG, Basel<br />
77
78<br />
| Instelling<br />
L_ universiteit<br />
leiden<br />
LGN.3977<br />
CCC<br />
Development and characterisation of<br />
improved materials derived from human<br />
adenoviruses to be used in gene therapy<br />
projectleider Prof.dr. D. Valerio totale toewijzing in k€ 553,71 contracten Optie<br />
Universiteit Leiden; Crucell NV; <strong>STW</strong> inkomsten in k€ 95,30<br />
doelstelling Bij gentherapie wordt genetische materiaal in de cellen van patiënten<br />
geïtroduceerd door virale vectoren, zoals adenovirus. Replicatie deficiënte<br />
adenovirus vectoren (recAd) zijn efficiënter dan non-virale afgifte systemen<br />
maar hebben nadelen 1) het ontstaan van replicatie competente adenovirussen<br />
tijdens de recAd productie, 2) de toxiciteit van recAd vectoren, 3) geen goede<br />
productiemethoden. Nieuwe veiliger cellijnen voor de productie van recAds<br />
moeten gemaakt worden die minder toxisch zijn en zal er een nieuwe ‘clinical<br />
grade' productietechnologie worden ontwikkeld.<br />
resultaat na 5 jaar Er is een nieuwe cellijn ontwikkeld en er zijn nieuwe adenovirus<br />
vectoren gemaakt, waarvan er een in samenwerking met de Erasmus<br />
Universiteit op bruikbaarheid wordt getoetst. Er wordt onderzocht of de plaats<br />
waar het gen terecht komt, meer gericht kan worden. Gediscussieerd is over het<br />
gebruik van adenovirusvectoren in gentherapie. Hierdoor is de interesse van de<br />
participant in het onderzoek, Crucell (voorheen Introgene), verschoven van gen-<br />
therapie naar productie van biotherapeutica en vaccins. De PER.C6 cellijn die in<br />
de Leidse groep is ontwikkeld, is overgedragen aan Crucell, dat ook aan andere<br />
bedrijven een licentie op het gebruik van de cellijn heeft gegeven.<br />
gebruiker(s) Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek, Amsterdam / Crucell<br />
Holland BV, Leiden<br />
LBI.3679<br />
ABA<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
Selectie van effectieve antagonisten<br />
tegen Pythium aphanidermatum in<br />
komkommer op basis van wortelkolonisatie<br />
en competitief vermogen<br />
projectleider Prof.dr. J.A. van Veen totale toewijzing in k€ 166,60<br />
doelstelling In de komkommerteelt is P. aphanidermatum een belangrijk probleem<br />
dat ernstige schade kan veroorzaken. Het is bovendien moeilijk te bestrijden.<br />
Resistente cultivars zijn niet voorhanden, terwijl chemische bestrijding alleen<br />
preventief mogelijk is, waardoor het bestrijdingsmiddelenverbruik zeer hoog<br />
is. Biologische bestrijding met antagonistische micro-organismen zou een<br />
oplossing kunnen bieden.<br />
resultaat na 5 jaar Het onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met Plant<br />
Research International te Wageningen. Een grote collectie micro-organismen is<br />
aangelegd die op relevante eigenschappen is getoetst. Een ziekte-onderdruk-<br />
kende bacteriestam is gevonden, geïdentificeerd en geanalyseerd. Deze stam<br />
zal in de komende periode door PRI in het kader van een door LNV gefinancierd<br />
project worden onderzocht op bruikbaarheid. Hiervoor wordt een material<br />
transfer agreement worden gesloten. De universiteit zal dit onderzoek niet<br />
voortzetten.<br />
gebruiker(s) Syngenta Seeds BV, Enkhuizen / Praktijkonderzoek Plant en<br />
Omgeving, Naaldwijk<br />
LBI.4199<br />
CAA<br />
Simulated migration of European silver<br />
eel effects of long term swimming and<br />
parasitic infection pressure on energy<br />
balance and gonadal development<br />
projectleider Dr. G.E.E.J.M. van den Thillart totale toewijzing in k€ 488,70 contrac-<br />
ten Bijdrage Provimi BV; Optie <strong>STW</strong>; Royaal Rokerij BV inkomsten in k€ 47,63<br />
doelstelling Doordat de stand van de paling sterk terugloopt wordt hetvolgende<br />
onderzocht. Kan de Europese schieraal de tocht naar de Sargassozee afleggen?<br />
Wat is de energetische status gedurende en na de gesimuleerde migratie? Kan<br />
de schieraal tot maturatie gebracht worden, door de oceaanreis in zwemtunnels<br />
te simuleren en door hormonale stimulering? In welke mate nemen PCB’s in het<br />
bloed toe tijdens de migratie als gevolg van vetverbranding? Wat is de invloed<br />
van pathogene virussen en de zwemblaasparasiet op het zwemvermogen?<br />
resultaat na 5 jaar Op het moment van beëindiging waren er geen overdraagbare<br />
onderzoeksresultaten resultaten, maar is het inzicht in de relatie tussen<br />
fysiologie van de paling (inspanning) en de reproductieve ontwikkeling<br />
enorm vermeerderd. Er blijft perspectief voor productie van palinglarven in<br />
gevangenschap, hetgeen van groot belang is voor de palingkwekerij en voor<br />
de natuurlijke palingstand. Naast het effect van inspanning is, in samenwerking<br />
met meer dan zes andere onderzoeksgroepen in binnen- en buitenland,<br />
ook gekeken naar de invloed van toxische stoffen en parasieten op de<br />
geslachtsontwikkeling.<br />
gebruiker(s) Royaal Rokerij BV, Helmond
LCH.4225<br />
BBA<br />
Development of ruthenium catalysts for<br />
the hydration of conjugated dienes to<br />
produce ketones<br />
projectleider Dr. E. Bouwman totale toewijzing in k€ 167,02 inkomsten in k€ 2,27<br />
doelstelling Het wetenschappelijk doel van het project is inzicht te verwerven in<br />
de door rutheniumverbindingen gekatalyseerde hydratatie van geconjugeerde<br />
diënen tot ketonen (zoals methylethylketone). De utilisatiedoelstelling is het<br />
verkrijgen van nieuwe katalysatoren die diënen kunnen omzetten tot bruikbare<br />
oplosmiddelen of chemicaliën. De verwachting is dat het onderzoek leidt tot<br />
een nieuwe milieuvriendelijk industriële proces dat het goedkope 1,3 butadiëne<br />
kan omzetten tot methylethylketone, dat op grote schaal in de chemie gebruikt<br />
wordt als oplosmiddel.<br />
resultaat na 5 jaar De doelen zijn gedeeltelijk gehaald. Er is meer inzicht verkregen<br />
in de aard en de stabiliteit van het actieve katalysatordeeltje en in mogelijke<br />
deactiveringsmechanismen. Er is nog verbetering in opbrengst nodig voor<br />
een rendabele toepassing. Het proces kan nu nog niet concurreren met de<br />
traditionele route om methylethylketon te produceren. Als spin-off werd een<br />
ruthenium-gebaseerd katalysatorsysteem gevonden welke bij verdere<br />
ontwikkeling van groot belang kan zijn voor een schone, atoom-efficiënte<br />
route naar epoxyharsen. De epoxy-industrie (Dow en Resolution Performance)<br />
heeft belangstelling en steunt een nieuwe CW/<strong>STW</strong>-aanvraag.<br />
gebruiker(s) DSM Research BV, Geleen / Shell Research and Technology Centre,<br />
Amsterdam<br />
LGN.4349<br />
CCC<br />
Objective and reproducible quantitative<br />
assessment of left ventricular function<br />
from stress echo-cardiograms<br />
projectleider Prof.dr.ir. J.H.C. Reiber totale toewijzing in k€ 345,19<br />
doelstelling Cardiologen willen graag het hart van de patiënt bestuderen zonder<br />
dat het orgaan belast wordt. De UG meting staat niet toe een afbeelding te<br />
maken van het hart als de patiënt op de loopband bezig is. Inmiddels zijn de<br />
middelen dobutamine en dipyridamole geaccepteerd om een toestand van<br />
stress in het hart op te wekken. UG beelden kunnen dan inzicht verschaffen<br />
in de mate waarin het hart nog goed functioneert. Daartoe dienen contouren<br />
rond de linker hartkamer getrokken te worden. Handwerk leidt dan tot veel<br />
intra- en interindividuele verschillen. Dit project beoogt een geautomatiseerde<br />
procedure, dat wil zeggen softwaremodules, te ontwikkelen.<br />
resultaat na 5 jaar Dit project is een opvolger van LGN.1706. De modules werden<br />
ontwikkeld en op grote schaal nationaal en internationaal getest. De software<br />
werd onder contract aan MEDIS overgedragen, alwaar deze verder uit-<br />
ontwikkeld wordt. Daartoe is een BTS-project gestart, waarin de onderzoekers<br />
verder gaan. Er wordt gewerkt aan een nieuwe Echo-applicatie, waarin de<br />
resultaten van echo-onderzoek ingebracht kunnen worden.<br />
gebruiker(s) Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein / AZ VU, Amsterdam / Catharina<br />
Ziekenhuis, Eindhoven / Medis Medical Imaging Systems BV, Leiden<br />
LCH.4336<br />
BCB<br />
projecten <strong>1997</strong><br />
treptomyces-mutanten voor antibioticumproduktie<br />
bij gefragmenteerde groei<br />
projectleider Dr. B. Kraal totale toewijzing in k€ 147,46 contracten Bijdrage DSM<br />
Bakery Ingredients octrooien PCT.NL99/00395 Fragmentation of fungi<br />
inkomsten in k€ 13,61<br />
doelstelling Het verkrijgen van Streptomyces stammen met een kleiner mycelium<br />
door middel van genetische modificatie, zodat tijdens groei van de schimmel<br />
een hogere celdichtheid en groter antibioticumproductie kan worden bereikt.<br />
resultaat na 5 jaar Een centrale rol in het fragmentatieproces in S. griseus blijkt<br />
te worden gespeeld door het ssgA-eiwit. Er is een duidelijke correlatie<br />
gevonden tussen de mate van expressie van het eiwit en het vermogen van de<br />
Streptomyceet om van nature in vloeibare cultures te sporuleren en<br />
gefragmenteerd te groeien. SsgA-overproductie door transformatie van<br />
standaard stammen die van nature geen ssgA-activiteit bezitten, leidde tot een<br />
octrooiaanvraag. In een vervolgonderzoek, met financiële steun van DSM, zullen<br />
transformanten vervolgens op hun groeigedrag en specifieke productvorming<br />
onder fermentorcondities nader onderzocht worden.<br />
gebruiker(s) DSM Bakery Ingredients, Delft<br />
LCH.4427<br />
BAA<br />
Synthese van een nieuwe generatie<br />
platina-cytostatica gebaseerd op een<br />
bifunctionele interactie met DNA<br />
projectleider Prof.dr. J. Reedijk totale toewijzing in k€ 337,59<br />
doelstelling In dit project wordt onderzoek gedaan naar de bereiding, structuur-<br />
bepaling, antitumor-eigenschappen van geheel nieuwe multifunctionele<br />
platinaverbindingen, gebaseerd op inzichten verworven via onze eerdere<br />
onderzoeksactiviteiten naar de binding van ‘klassieke’ Pt-verbindingen aan<br />
DNA en herkenning van DNA door argininegroepen.<br />
resultaat na 5 jaar Er werden vijf relatief potente en twee inactieve complexen<br />
gezuiverd en hun cytotoxiciteit werd bepaald. Dit werk laat zien dat de vaste-<br />
drager methode robuust is en gebruikt kan worden voor de synthese van een<br />
groot aantal complexen. Verder wordt er aangetoond dat de ruwe producten<br />
van die reactie op een snelle manier getest kunnen worden op hun anti-<br />
kankeractiviteit en daarmee een goede indicatie geven van de activiteit van<br />
de gezuiverde verbindingen.<br />
gebruiker(s) AZ VU, Amsterdam / Pharmachemie BV, Haarlem<br />
79
DR. GUIDO VAN DEN THILLART:<br />
Red de palingstand<br />
project LBI.4199<br />
De palingstand van vandaag is nog maar tien procent van<br />
wat ze twintig jaar geleden was. Voor palingkwekerijen<br />
dreigt een ramp. Een goede verklaring voor deze dramati-<br />
sche terugloop was enkele jaren geleden niet te geven.<br />
Sinds dr. Guido van den Thillart, verbonden aan het Instituut<br />
voor Biologie in Leiden (IBL) van de Universiteit Leiden,<br />
in <strong>1997</strong> alen zesduizend kilometer door een zwembuis laat<br />
afleggen, is er hoop op een verklaring. Het staat echter nog<br />
niet vast of daarmee ook de palingkwekerij te redden is.<br />
“Alen zijn ware kosmopolieten De Europese paling komt<br />
als larf uit de paaigronden bij de Bermuda eilanden naar<br />
Europa. Zo’n larf doet daar een jaar over. Na een verblijf<br />
van acht tot dertig jaar legt hij in een half jaar zesduizend<br />
kilometer af, terug naar de paaigronden om daar een<br />
partner te vinden en zich te vermenigvuldigen. Pas bij<br />
aankomst op de paaigronden is de paling geslachtsrijp,<br />
daarvoor niet”, legt Van den Thillart, al 25 jaar aan de uni-<br />
versiteit van Leiden verbonden, uit. “Niemand weet waarom<br />
de populatie zo hard terugloopt, maar we vermoeden dat<br />
de paling heel gemakkelijk parasieten oploopt die hem<br />
uitschakelen. Ook weet niemand hoe paling geslachtsrijp<br />
wordt. Bij vertrek is hij het niet, na zesduizend kilometer<br />
onafgebroken zwemmen in de duisternis bij een constante<br />
temperatuur is hij het wel. Dat heeft ons op de gedachte<br />
gebracht dat het te maken moet hebben met de fysieke<br />
inspanning van het zwemmen zelf. Die kan de hormonale<br />
huishouding sterk beïnvloeden.” Eerdere pogingen van<br />
andere onderzoekers, onder wie het echtpaar Boetius uit<br />
Denemarken, om met hormooninjecties larven te krijgen,<br />
liepen uit op weinig hoopvolle resultaten. Voor zover het<br />
langs deze weg al lukt larfjes tot leven te wekken, is de<br />
methode bijzonder kostbaar.<br />
Dertig procent vet<br />
De prestatie van een paling is het waard om even bij stil te<br />
staan. Het dier bouwt een flinke hoeveelheid vet op als<br />
energievoorraad tijdens zijn verblijf in Europa. Voor ongeveer<br />
dertig procent bestaat de paling uit vet. Gaat hij eenmaal<br />
op reis, dan verbruikt hij ongeveer een derde hiervan<br />
voor zijn reis. De rest heeft hij nodig voor de sperma- of<br />
eiproductie. Tijdens de reis eet hij niet, stopt hij niet, hij<br />
zwemt. Met een snelheid van een halve meter per seconde.<br />
Hij heeft dus een uiterst efficiënte techniek van zwemmen<br />
ontwikkeld.<br />
Het <strong>STW</strong>-onderzoek van Van den Thillart is in <strong>1997</strong> verricht<br />
met palingen uit het wild en palingen van kwekerij Royaal<br />
uit Helmond, die participeerde in het project. De dieren<br />
uit het wild bleken zo vaak geïnfecteerd met (vooral zwem-<br />
blaas-)parasieten, dat zij in de zwemtunnels de afstand<br />
niet konden afleggen. Onbesmette palingen van de kweke-<br />
rij bleken hiertoe wel in staat. Dit verklaart dus ten dele de<br />
terugloop in de palingstand, hoewel nog niet duidelijk is<br />
waarom de paling zo bevattelijk voor virussen blijkt te zijn.<br />
Voor het eerst larven geproduceerd<br />
Hoewel Van den Thillart in het <strong>STW</strong>-onderzoek niet direct<br />
de resultaten boekte waarop hij en zijn onderzoeksgroep<br />
op hadden gehoopt, leveren de resultaten belangrijke<br />
bouwstenen aan voor het vervolgonderzoek dat met<br />
subsidie van de Europese Unie is opgezet. De doelen<br />
die hij zich heeft gesteld, zijn het op natuurlijke wijze tot<br />
rijping brengen van de paling door hem te laten zwemmen.<br />
Inmiddels is het met gezonde palingen gelukt larven te<br />
produceren. Dit hoogtepunt bereikte Van den Thillart in<br />
2002. Een tweede doel in het kader van de EU-studie is<br />
kunstmatige reproductie met behulp van hormonen. Ook<br />
hier zal de selectie op de kwaliteit van de te gebruiken<br />
dieren van doorslaggevend belang zijn voor de resultaten.<br />
Beide doelen zijn waarschijnlijk binnen enkele jaren te<br />
behalen. Van den Thillart: “Voor de palingkwekerij wordt<br />
het nu echt interessant. Utilisatie komt binnen handbereik<br />
en daarmee kunnen we de palingkwekerij een nieuwe<br />
impuls geven als onze onderzoeken positief uitpakken.”
Nieuw onderzoek in de pijplijn<br />
De exacte locatie van de paaigronden waar palingen tot paring<br />
komen, is nooit helemaal exact berekend. Ruim honderd jaar<br />
geleden lokaliseerde de bioloog Schmidt de paaigronden aan<br />
de hand van de afmetingen van de larven die hij op de<br />
Atlantische Oceaan had gevangen. Zo kwam hij uit bij de<br />
Bermuda eilanden. Dr. Guido van den Thillart zou dat graag wat<br />
exacter doen. “Het is al heel bijzonder dat er maar één plek op<br />
aarde zou zijn waar palingen paren. Ook is het zeer raad-<br />
| LBI.4199<br />
selachtig hoe palingen die weg afleggen. We weten dat zij zeer<br />
diep zwemmen en dus onder hoge druk hun inspanningen leve-<br />
ren, maar het zou natuurlijk zeer interessant zijn een aantal palin-<br />
gen te kunnen volgen op hun weg. Het is mogelijk een chip in te<br />
brengen met een zender. In een eerdere aanvraag voor een<br />
<strong>STW</strong>-project vond de jury de technische onderbouwing van het<br />
plan wat mager, maar we denken daar nu een betere methode<br />
voor te hebben ontwikkeld. We zullen daarvoor hoogstwaar-<br />
schijnlijk nog bij <strong>STW</strong> aankloppen”, aldus Van den Thillart.<br />
81
82<br />
| Instelling<br />
N_ katholieke<br />
universiteit<br />
nijmegen<br />
NGN.3963<br />
BCC<br />
Systeem voor de meting van zuurstofverzadiging<br />
van organen en weefsels<br />
(OXYPULS)<br />
projectleider Prof.dr. B. Oeseburg† totale toewijzing in k€ 350,93 contracten<br />
Optie Katholieke Universiteit Nijmegen; Drõger Medical Electronics; <strong>STW</strong>;<br />
Overdracht <strong>STW</strong> inkomsten in k€ 34,03<br />
doelstelling Een te lage zuurstofspanning in de weefsels is een medische<br />
complicatie, omdat tekort aan zuurstof al snel tot onherstelbare schade leidt.<br />
Met de hier beoogde combinatie van instrumenten verenigd in de zogenaamde<br />
OXYMON kan de oxygenatie van weefsels bepaald en bewaakt worden.<br />
In dit project wordt de software ontwikkeld en getest waarmee de verlangde<br />
parameter (de oxigenatie van arterieel bloed) bepaald kan worden.<br />
resultaat na 5 jaar Er zijn al enkele systemen (OXYMONS) gebouwd door de<br />
researchgroep van de KUN, die in twee academische ziekenhuizen succesvol<br />
geëvalueerd zijn. Een ander exemplaar speelt een cruciale rol in <strong>STW</strong>-project<br />
TTN.4661. Door een koerswijziging van Dräger is de aanvankelijke belangstel-<br />
ling van dit bedrijf verdampt. Inmiddels hebben de onderzoekers een bedrijfje<br />
opgericht na overleg met <strong>STW</strong> met de bedoeling de productie en verkoop van<br />
de OXYMON zelf uit te voeren.<br />
gebruiker(s) Dräger Medical Electronics, Best / Erasmus Medisch Centrum<br />
Rotterdam / UMC, Utrecht / Physio BV Dräger Company, Best<br />
NNS.3918<br />
BAA<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
The application of 2-D laser visualization<br />
techniques to compressible flow research<br />
projectleider Prof.dr. J.J. ter Meulen totale toewijzing in k€ 498,04<br />
doelstelling Ontwikkeling en toepassing van laser-diagnostische technieken voor<br />
visualisatie van moleculaire dichtheidsverdelingen in compressibele gasstro-<br />
mingen. Men gebruikt de verstrooiing van gepulst laserlicht aan de aanwezige<br />
gasmoleculen i.p.v. aan deeltjes die worden toegevoegd aan de stroming. Voor<br />
bepaling van snelheidsverdelingen in een 2D vlak wordt de Dopplerverschuiving<br />
gemeten in het verstrooide licht van een smalbandige laser in combinatie met<br />
speciale filters. Shell is geïnteresseerd in deze technieken voor verbrandings-<br />
onderzoek. NLR ziet mogelijkheden voor aerodynamische studies in windtunnels.<br />
resultaat na 5 jaar Men verrichtte Rayleigh- én Raman-metingen aan expanderende<br />
luchtstroming uit een nozzle en aan stromingen rondom een wig in een super-<br />
sone windtunnel. Rayleigh: met een enkele laserpuls kon 2D dichtheidverde-<br />
lingen met hoge ruimtelijke resolutie worden gemeten. De methode is gevoelig<br />
voor achtergrondstraling i.t.t. Raman. Met Raman kon men de verdeling van<br />
stikstof en methaan in een niet-brandend mengsel meten met 10% nauwkeurig-<br />
heid. Door problemen met de Cesium filters is de Dopplermethode verlaten en<br />
een nieuwe methode (APART) ontwikkeld op basis van moleculaire tracking<br />
velocimetrie technieken (zie vervolgonderzoek, onder andere in NNS.5663).<br />
gebruiker(s) ECN, Petten / NLR, Amsterdam / Shell SIEP BV, Rijswijk / Von<br />
Karman Institute for Fluid Dynamics, Rhode-St.-Genese<br />
NNS.4041<br />
BBB<br />
Smooth, well adhering CVD diamond<br />
coatings on steel and non-carbide forming<br />
substrates<br />
projectleider Prof.dr. J.J. ter Meulen totale toewijzing in k€ 673,70 octrooien<br />
PCT.NL03/00160 Method of forming a diamond coating on an iron-based<br />
substrate and use of such an iron based subs trate for hosting a CVD<br />
diamond coating; EU.02077145.7 Method for polishing a polycrystalline<br />
diamond sur face (CVD diamond polishing)<br />
doelstelling Een groot praktisch probleem bij het aanbrengen van diamantlagen<br />
op staal is het verschil in thermische uitzettingscoëfficient tussen staal en<br />
diamant. Dit gezien het feit dat vlamdepositie van de diamantlaag plaatsvindt<br />
bij een temperatuur van 800°C. Delaminatie van de gegroeide coatings is het<br />
gevolg. Het onderzoek richt zich vooral op de toepassing van een tussenlaag<br />
die het diamant beter aan het staaloppervlak moet doen hechten.<br />
resultaat na 5 jaar De onderzoekers slaagden erin om diamantlagen van hoge<br />
kwaliteit op verschillende soorten staal aan te brengen met verschillende<br />
tussenlagen. Het onderzoek resulteerde in twee patentaanvragen. Een aanvraag<br />
betreft een methode om een diamantlaag op staal aan te kunnen brengen. De<br />
andere aanvraag is min of meer bij toeval ontdekt en heeft betrekking op het<br />
elektrochemisch polijsten van diamantlagen. Vooral deze laatste vinding is veel-<br />
belovend. Het onderzoek is verlengd om beide gepatenteerde vindingen beter<br />
te kunnen onderzoeken om op die manier de aanvragen te kunnen versterken.<br />
gebruiker(s) TNO Institute of Industrial Technology, Eindhoven / Bodycote<br />
Coating Centrum BV, Venlo / Vereenigde Octrooibureau, ’s Hertogenbosch /<br />
James Walker BV, Oud-Beijerland / Diamond Tools Group BV, Nijmegen /<br />
Katholieke Universiteit Leuven / Akzo Nobel Chemicals BV, Arnhem / RTC&P,<br />
Culemborg / Netherlands Institute for Metals Research, Delft
NGN.4187<br />
CCB<br />
Regenerative bone implants<br />
projectleider Prof.dr. J.A. Jansen totale toewijzing in k€ 732,46 contracten Bijdrage<br />
ASTRA Tech AB inkomsten in k€ 4,54<br />
doelstelling In het onderzoek wordt een studie verricht naar interactie tussen bot<br />
en biomaterialen zowel op moleculair als op cellulair niveau om meer inzicht te<br />
verkrijgen in de bot/biomateriaal respons. Een nieuwe RF-sputtertechniek zal<br />
worden gebruikt om dunne CaP-keramische films op titanium en polymere<br />
substraten aan te brengen. Het uiteindelijke doel van het onderzoek is om<br />
optimale botimplantaten te maken die ‘tailor-made’ zijn aangepast aan de<br />
klinische toepassing.<br />
resultaat na 5 jaar Dit project is deels de voortzetting van een eerder <strong>STW</strong>-project<br />
NGN.2328. De daarin ontwikkelde magnetron sputtertechniek voor het<br />
aanbrengen van de CaP-coatings is door Astra (Zweden) overgenomen. De<br />
techniek is door hen ook gepatenteerd. Astra zou in samenwerking met Bekaert<br />
(België) implantaten, voorzien van deze coating, produceren. De samenwerking<br />
met Astra Tech is in 2001 beëindigd nadat Astra na een evaluatieperiode liet<br />
weten af te zien van de financiering van de klinische studies. Inmiddels zijn er<br />
door de onderzoekers de eerste contacten gelegd met een Nederlands bedrijf<br />
die de coating wil toepassen op haar eigen implantaten.<br />
gebruiker(s)<br />
Biomaterials Research Group, Bilthoven / AMOLF, Amsterdam / UMC, Utrecht<br />
/ ASTRA Tech AB, Mölndal<br />
NCH.4213<br />
BBA<br />
De ontwikkeling van sensoren voor<br />
de detectie van neutrale organische<br />
moleculen gebaseerd op selectieve<br />
complexering met cyclodextrinederivaten<br />
projectleider Prof.dr. R.J.M. Nolte totale toewijzing in k€ 476,28<br />
doelstelling Het doel van dit project is het ontwerpen van sensoren voor de<br />
detectie van organische moleculen. Een sensormolecuul in een sensor-device<br />
moet aan een aantal voorwaarden voldoen. In het project wordt aan de ene kant<br />
gepoogd de cyclodextrines te functionaliseren met fluoroforen om ze geschikt<br />
te maken voor fluorescentiedetectie. Aan de andere kant is het doel om de<br />
cyclodextrines te immobiliseren op een goudoppervlak.<br />
resultaat na 5 jaar De oorspronkelijke doelstelling om door modificatie van<br />
cyclodextrine-receptoren selectiviteit te bewerkstelligen is gehaald. De<br />
gevonden selectiviteit van cyclodextrines voor bepaalde steroïden, is<br />
interessant maar heeft niet geleid tot utilisatie door de gebruikers. Op<br />
het gebied van immobilisatie van cyclodextrines in transductielagen zijn<br />
successen geboekt. Op het gebied van selectieve massagevoelige detectie<br />
zijn belangrijke stappen vooruit gedaan, al is de selectiviteit nog niet met<br />
cyclodextrines bereikt, maar wel met biotinestreptavidine interactie.<br />
gebruiker(s) TNO Voeding, Zeist / BioMerieux bv, Boxtel / RIZA, Lelystad<br />
NNS.4191<br />
AAA<br />
projecten <strong>1997</strong><br />
Ferroelectric films for optical and<br />
piezoelectric applications<br />
projectleider Prof.dr. P.K. Larsen totale toewijzing in k€ 979,89<br />
doelstelling Ferroelektrische films van lood-zirconaat-titanaat hebben grote<br />
potenties voor geïntegreerde toepassingen, gebaseerd op piezo-elektrische<br />
eigenschappen. Een geschikte techniek voor vervaardiging van de dunne films<br />
is MOCVD, ideaal voor industriële opschaling. In Nijmegen worden met MOCVD<br />
polykristallijne PZT films gedeponeerd op platina gecoate Si-wafers (voor<br />
piezo-elektrische toepassingen) en epitaxiale PZT films op Strontium-Titanaat<br />
voor elektro-optische toepassingen. In Twente wordt de vervaardiging van<br />
micro-electromechanische en optische componenten uitgevoerd.<br />
resultaat na 5 jaar De ploykristallijne PZT films laten hoge piezo-elektrische<br />
constanten zien, maar de voor toepassingen benodigde filmdiktes van<br />
5 micrometer vallen buiten het bereik van de huidige MOCVD techniek.<br />
Voor optische toepassingen van epitaxiale PZT films is aangetoond dat<br />
golfgeleiding mogelijk is en werden twee TE-modes gekoppeld in een 700 mm<br />
dikke film. De realisatie van schakelaars werd helaas niet gehaald. Wel heeft<br />
het onderzoek nieuwe kennis opgeleverd van de structuur en morfologie van<br />
PZT films, hun optische eigenschappen en de eigenschappen van platina-<br />
electrodes voor PZT films.<br />
gebruiker(s) Océ-Technologies BV, Venlo / IMEC, Leuven / AIXTRON AG, Aken /<br />
Philips Research Laboratories, Eindhoven<br />
NGN.4402<br />
AAC<br />
Laser spallatie als techniek om de<br />
hechtingskracht van dunne biocoatings<br />
te meten<br />
projectleider Prof.dr. J.A. Jansen totale toewijzing in k€ 37,16 contracten<br />
Haalbaarheidsstudie <strong>STW</strong>; ASTRA Tech AB<br />
doelstelling Onderzocht wordt of je door middel van sputter-coating dikke, sterk<br />
hechtende, kristallijne keramische deklagen aan kunt brengen op metalen<br />
implantaten. Daartoe gebruikt men een magnetron sputter apparaat. De<br />
toepasbaarheid van de sputtertechniek wordt bepaald door laboratorium-<br />
experimenten, in vitro celkweek- en in vivo proefdierstudies. Resultaten van dit<br />
onderzoek kunnen leiden tot optimalisering van keramische coatings toegepast<br />
voor orthopedische en tandheelkundige implantaten.<br />
resultaat na 5 jaar Dit project is een beperkte uitbreiding van project NGN.2328,<br />
waarin de RF-sputtertechniek werd ontwikkeld. Het resultaat hiervan is dat er<br />
nu meer kennis beschikbaar is over het hechtingsgedrag van Ca-P sputter<br />
coatings. Met ASTRA Tech is een overeenkomst afgesloten om deze techniek<br />
verder te ontwikkelen. De samenwerking met Astra Tech is in 2001 beëindigd<br />
nadat Astra na een evaluatieperiode afzag van de financiering van de klinische<br />
studies. Inmiddels zijn door de onderzoekers de eerste contacten gelegd met<br />
een Nederlands bedrijf die de coating wil toepassen op haar eigen implantaten.<br />
gebruiker(s) ASTRA Tech AB, Mölndal<br />
83
84<br />
| Instelling<br />
R_ erasmus<br />
universiteit<br />
rotterdam<br />
REC.4195<br />
ACB<br />
Option management and analysis of<br />
advanced R&D<br />
projectleider Dr. L.J.O. Lint totale toewijzing in k€ 403,76 contracten Licentie <strong>STW</strong>;<br />
Philips International BV inkomsten in k€ 3,64<br />
doelstelling Het project is gericht op de ontwikkeling van economische<br />
technieken om R&D investeringen te kunnen beoordelen op hun commerciële<br />
haalbaarheid. Het onderzoek bouwt voort op een eerder <strong>STW</strong>-project<br />
(REC.2371) en heeft onder andere tot doel om een software-tool (decision<br />
support system) te ontwikkelen dat door bedrijven toegepast kan worden.<br />
resultaat na 5 jaar Het project heeft een software-instrument opgeleverd dat het<br />
mogelijk maakt om in een vroegtijdig stadium van R&D en productontwikkeling<br />
essentiële marketing, technologische en financiële elementen te integreren.<br />
Hierdoor kan de potentiële marktwaarde van een onderzoeks- of ontwikkelings-<br />
project worden vastgesteld en worden vergeleken met andere projecten<br />
(portfolio-analyse). Daarnaast wordt voortgekomen kennis gebruikt door<br />
bedrijven als Philips, KPN Research en France Télécom R&D. Desalniettemin is<br />
het niet gelukt de software te vercommercialiseren. Bij Philips is wel een proef<br />
gedaan, maar uiteindelijk heeft men besloten de software niet te gaan<br />
gebruiken.<br />
gebruiker(s) Philips International BV, Eindhoven / KPMG Consulting, De Meern /<br />
Kempen & Co, Amsterdam / Philips Electronics, Amsterdam<br />
RGN.3663<br />
ACB<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
Non invasive measurement of urethral<br />
resistance in male patients<br />
projectleider Dr.ir. R. van Mastrigt totale toewijzing in k€ 197,14 contracten<br />
Overdracht <strong>STW</strong>; PelviTec BV octrooien NL.1011576 Bepaling urethale<br />
weerstand Werkwijze en inrichting voor het bepalen van urine blaasdruk bij<br />
mannen; NL.1015080 Instrument voor het beoordelen van een urinestroom<br />
inkomsten in k€ 0,85<br />
doelstelling In de urologie is bij mannen de meest gestelde diagnose een<br />
obstructie van de urinestroom door een vergrote prostaat. Het bepalen van de<br />
mate van obstructie kan nu alleen door een invasieve meting waarbij tegelijker-<br />
tijd druk en snelheid van de urinestroom worden gemeten. Dit is voor de patiënt<br />
zeer belastend. Doel is om een niet-invasieve meetmethode te ontwikkelen.<br />
resultaat na 5 jaar Een incontinentiecondoom met een drukmeter en een aantal<br />
slangetjes is ontwikkeld, waarin de patiënt plast. Met doorstroommeting kunnen<br />
patiënten met een verhoogde weerstand van de plasbuis, en die met een slecht<br />
functionerende blaas worden onderscheiden. De methode is gepatenteerd, maar<br />
bij gebrek aan belangstelling vanuit de industrie niet voortgezet. Twee samen-<br />
werkingsprojecten zijn gestart (afd. Urologie, Erasmus MC; afd. Huisartsen-<br />
geneeskunde, Universiteit van Maastricht) en men bereidt een derde en vierde<br />
samenwerkingsproject voor (afd. Urologie, Ziekenhuis de Baronie, Breda en afd.<br />
Urologie, Elisabeth Ziekenhuis in Tilburg. De onderzoeker ontwierp een apparaat<br />
voor thuisgebruik dat door PelviTec en Yamanouchi binnenkort wordt uitgebracht.<br />
gebruiker(s) LUMC, Leiden / Leijenburg Ziekenhuis, Den Haag / Laprolan<br />
Medische Producten, Beuningen / Andromeda Medizinische Systeme GmbH,<br />
Taufkirchen-Potzham / St. Franciscus Gasthuis, Rotterdam / Erasmus MC,<br />
Rotterdam / PelviTec BV, Beuningen
| Instelling<br />
T_ universiteit<br />
twente<br />
TEL.3932<br />
BBA<br />
Reliability of display devices<br />
projectleider Prof.dr.ir. A.J. Mouthaan totale toewijzing in k€ 577,15 inkomsten in k€<br />
27,23<br />
doelstelling Doel van het project was lange en korte termijn betrouwbaarheid van<br />
flat panel displays te onderzoeken en in het bijzonder de gevoeligheid voor<br />
accidentele elektrische ontladingen (ESD).<br />
resultaat na 5 jaar Het project heeft een model opgeleverd voor lange termijn<br />
stabiliteit van de gebruikte technologie en een testprocedure en mogelijke<br />
beschermingsmaatregelen voor/tegen ESD.<br />
gebruiker(s) Maser Engineering BV, Enschede / Philips Research Laboratories,<br />
Redhill / Philips LCD Cells and Modules, Heerlen<br />
TEL.3750<br />
ABA<br />
projecten <strong>1997</strong><br />
Structural fault-model based test<br />
generation for mixed-signal integrated<br />
circuits<br />
projectleider Dr.ir. H.G. Kerkhoff totale toewijzing in k€ 275,40<br />
doelstelling Het ontwikkelen van alternatieve (structurele in plaats van de<br />
gebruikelijke functionele) testmethodes voor chips met zowel digitale als<br />
analoge schakelingen, om een redelijke time-to-market bij goede kwaliteit van<br />
steeds complexere IC’s mogelijk te maken.<br />
resultaat na 5 jaar Om snel procesfouten in (embedded) analoge schakelingen in<br />
complexe chips te kunnen detecteren, is een algoritme ontwikkeld, waarmee<br />
automatisch testsignalen te genereren zijn die na productie fouten in een chip<br />
kunnen opsporen op basis van de structuur (lay-out) van de schakelingen en<br />
fouten in het proces (een zogenaamde fault model based test algortihm). Dit<br />
tool wordt vooralsnog uitsluitend binnen de Universiteit Twente gebruikt, onder<br />
andere als basis voor een nieuwe <strong>STW</strong>-aanvraag.<br />
gebruiker(s) Maser Engineering BV, Enschede / Philips Semiconductors,<br />
Nijmegen<br />
TST.3985<br />
BBA<br />
Development of asymmetric microencapsulated<br />
liquid membranes with<br />
facilitated transport properties<br />
projectleider Prof.dr.ing. M. Wessling totale toewijzing in k€ 549,87 contracten<br />
Optie Universiteit Twente; <strong>STW</strong>; TNO-MEP inkomsten in k€ 13,61<br />
doelstelling De huidige processen om zuurstofverrijkte lucht of zuiver stikstof te<br />
maken zijn duur en hebben een hoog energieverbruik. Een scheidingsproces<br />
gebaseerd op membranen kent deze problemen niet, maar de huidige mem-<br />
branen zijn niet selectief genoeg. Het doel is een asymmetrische vloeibare<br />
membraan te ontwikkelen met een zeer efficiënte zuurstofdrager daarin<br />
opgenomen om zuurstofverrijkte lucht en >99% zuivere stikstof mee te<br />
produceren. In dit project moet een membraan met de gewenste specificaties<br />
worden ontwikkeld die een levensduur van tenminste een jaar heeft. De<br />
membraan zal worden gefabriceerd in kleine hoeveelheden en getest in<br />
samenwerking met geïnteresseerde industriële gebruikers.<br />
resultaat na 5 jaar Met succes is een nieuwe zuurstofdrager gesynthetiseerd.<br />
De drager heeft een grote affiniteit met zuurstof en het gehele systeem is zeer<br />
stabiel in water (met cafeïne als base). Verbetering is nog mogelijk als de<br />
wateroplosbaarheid van het systeem wordt verbeterd. De zuurstofselectiviteit<br />
van de PBM membranen is significant hoger dan van commercieel verkrijgbare<br />
producten. De zuurstofdrager is door één van de gebruikers geëvalueerd, maar<br />
voldeed toen nog niet aan de eisen van de toepassing die men voor ogen had.<br />
gebruiker(s) DSM Research BV, Geleen / KEMA Nederland BV, Arnhem / Parker<br />
Gas Separation BV, Etten-Leur / TNO-MEP, Apeldoorn<br />
85
86<br />
TST.4019<br />
BBA<br />
Osmotische tensiometer met sterk<br />
verbeterd bereik<br />
projectleider Prof.dr.ir. R.A. Feddes totale toewijzing in k€ 637,78 contracten <strong>STW</strong>;<br />
ENRIN octrooien NL.1008072 Tensiometer inkomsten in k€ 7,26<br />
doelstelling De ontwikkeling van een instrument dat de potentiaal van het<br />
bodemwater kan meten. Het gaat om het bereik van volledige verzadiging tot<br />
het uitdrogingspunt waar plantenwortels niet langer in staat zijn water aan de<br />
bodem te onttrekken. Het idee was om een meter te maken die niet met water<br />
gevuld is, maar om het water te vervangen door een oplossing met een zeer<br />
lage potentiaal. Voordeel hiervan is om op enig moment nauwkeurig vast te<br />
kunnen stellen hoeveel de watergift voor een bepaalde bodem met een bepaald<br />
gewas zou moeten zijn.<br />
resultaat na 5 jaar Hoewel het project hier bij Twente is ondergebracht, is het<br />
belangrijkste deel van het werk uitgevoerd op Wageningen Universiteit (prof.<br />
Feddes en prof. Klapwijk). Men is er in geslaagd een tensiometer te ontwikkelen<br />
met een bewezen bereik voor het meten van de zuigkracht beneden het<br />
verwelkingspunt van planten. Essentieel daarbij was de ontwikkeling van een<br />
speciale keramische neus (UT) en de ontwikkeling van de polymeervulling voor<br />
de tensiometer. Tegelijkertijd is met medewerking van gebruiker ENRIN alvast<br />
gewerkt aan de mogelijkheden voor het op de markt brengen van een low-cost<br />
versie van de meter. Een en ander heeft nog niet geleid tot een verkoopbaar<br />
product. Een vervolgproject is aangevraagd en gehonoreerd (WLW.5828).<br />
gebruiker(s) Alterra, Wageningen / ENRIN, Wageningen<br />
TTN.4177<br />
CCC<br />
Development of High Temperature<br />
Superconductors and Coils for Electric<br />
Power Applications<br />
projectleider Prof.dr.ir. H.H.J. ten Kate totale toewijzing in k€ 705,74 contracten<br />
Optielicentie Smit Draad; <strong>STW</strong>; Optie <strong>STW</strong>; Smit Transformatoren BV;<br />
Licentie <strong>STW</strong>; Smit Draad octrooien EU.00203389.2 Werkwijze voor het<br />
isoleren van een langwerpige geleider bestaande uit een hoge temperatuur<br />
supergeleidend in hoofdzaak keramisch materiaal ...... inkomsten in k€ 254,54<br />
doelstelling Het project beoogt de bestudering van de eigenschappen van<br />
hoge-temperatuur supergeleiders en het gebruik van deze nieuwe materialen<br />
bij elektrische-vermogenstoepassing. Als testsysteem zal een supergeleidende<br />
model-transformatorspoel worden gebouwd. Naast metingen zullen ook<br />
theoretische modellen worden ontwikkeld om het gedrag van supergeleidende<br />
tapes te kunnen beschrijven.<br />
resultaat na 5 jaar Er is technologie ontwikkeld om supergeleidende tapes te<br />
isoleren. Deze methode is gepatenteerd en er is een licentie verleend aan<br />
Smit Draad. De verkoop van de supergeleide tape komt nu langzaam op gang.<br />
Daarnaast heeft het project geleid tot een veel beter begrip van de eigen-<br />
schappen van hoge-temperatuur supergeleiders. Er is een methode ontwikkeld<br />
waarmee de verliezen van tape-supergeleiders in elektrische vermogens-<br />
toepassingen verminderd kan worden. Het project is verlengd om een<br />
supergeleidende transformator te kunnen bouwen en testen.<br />
gebruiker(s) Smit Draad, Weurt / Philips Medical Systems Nederland BV, Best /<br />
SMI BV, Enschede / KEMA Nederland BV, Arnhem / ESCETE, Enschede / CERN,<br />
Génève / Smit Transformatoren BV, Nijmegen<br />
TEL.4167<br />
BCB<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
A triaxial rate gyroscope and<br />
accelerometer<br />
projectleider Prof.dr.ir. P. Bergveld totale toewijzing in k€ 426,30 contracten Optie<br />
<strong>STW</strong>; Xsens inkomsten in k€ 45,38<br />
doelstelling De triaxiale accelerometer en de traxiale gyroscoop integreren tot<br />
een sensorsysteem, dus inclusief electronica en software, waarmee plaats,<br />
snelheid en versnelling in grootte en richting bepaald kunnen worden. Verder<br />
zullen toepassingen binnen de automotive industrie en in het medische veld<br />
geidentificeerd worden en de toepassing samen met de gebruikers worden<br />
onderzocht.<br />
resultaat na 5 jaar Verwacht werd dat de inspanning van <strong>STW</strong> en de contractpartner<br />
Xsens tot concrete (software) producten zou leiden. Conctrete producten zijn<br />
toch nog wat verder weg. De genereerde kennis zal wel door Xsens en de<br />
UT gebruikt worden voor verdere ontwikkeling. Xsens zal de automatische<br />
offset calibratie van accelerometers en de inclinatieschatting daarmee in<br />
haar ontwikkeling betrekken. Voor de technologie zijn legio toepassingen te<br />
verzinnen, helaas slechts één met een bulk toepassing medische toepassingen.<br />
Veel zal van het ontwikkeltraject bij Xsens afhangen.<br />
gebruiker(s) Texas Instruments Holland BV, Almelo / McRoberts BV, Den Haag /<br />
AZ VU, Amsterdam / Roessingh Research and Development, Enschede /<br />
Bronkhorst High-Tech BV, Ruurlo / Xsens Sports Technologies BV, Enschede /<br />
Roessingh Research en Development, Enschede<br />
TTN.4330<br />
CBB<br />
FHARMON Fetal heart monitor<br />
projectleider Prof.dr. H. Rogalla totale toewijzing in k€ 610,79 contracten Bijdrage<br />
Philips Medical Systems Nederland BV inkomsten in k€ 52,24<br />
doelstelling Het doel van dit project was een foetale hartmonitor te ontwikkelen<br />
gebaseerd op supergeleidende magnetometers en geschikt voor klinische<br />
toepassingen. Daarbij zou gebruik gemaakt worden van hoge-temperatuur<br />
SQUIDS in een met Stirling koelers gekoelde meetkop.<br />
resultaat na 5 jaar Foetale magnetocardiografie (FMCG) bleek bruikbaar voor de<br />
detectie en classificatie van hartritmestoornissen en aangeboren hartafwijkin-<br />
gen, maar heeft ook nadelen. Doelen: 1) toepassing van gesloten koelsystemen<br />
voor koeling van supergeleidende sensoren. 2) ontwikkeling van alternatieve<br />
ruisonderdrukkingstechnieken om de magnetisch afgeschermde kamer overbo-<br />
dig te maken. Tijdens het onderzoek stagneerde de wereldwijde ontwikkeling<br />
van de hoge-temperatuur sensoren, zodat de sensoren niet voldoende reprodu-<br />
ceerbaar en betrouwbaar gemaakt konden worden. In vervolg op het project<br />
wordt lage-temperatuur supergeleidende technologie gemaakt. Deze sensoren<br />
zijn wel betrouwbaar en gevoelig gebleken. Hier gebruikt men de resultaten van<br />
FHARMON, met name op het vlak van ruisonderdrukking (storingen vanuit de<br />
omgeving en ten gevolge van de koeler). Voor vervolgonderzoek zijn bijdragen toe-<br />
gezegd door TMS International, Philips Medical Systems en Thales Cryogenics.<br />
gebruiker(s) TMS International BV, Enschede / Thales Cryogenics BV, Eindhoven /<br />
Philips Medical Systems Ned. BV, Best / Twente Solid State Technology BV, Hengelo
TTN.4358<br />
CCB<br />
A fully integrated optoelectronic chip<br />
probe for direct contact laser doppler<br />
blood flowmetry<br />
projectleider Prof.dr. J. Greve totale toewijzing in k€ 378,90 contracten Geheimhouding<br />
UT; <strong>STW</strong>; Medtronic Bakken Research Center BV octrooien<br />
PCT.NL03/00074 Laser Doppler Perfusion Imaging using a two-dimensional<br />
random access high pixel readout rate image sensor<br />
doelstelling Het doel was het ontwikkelen van een laser Doppler instrument met<br />
een zogenaamde geïntegreerde meetkop (de opnemer) die een lichtbron,<br />
lichtdetectoren en elektronica omvat. Het voordeel van deze aanpak ten<br />
opzichte van de gebruikelijke meetkop op basis van glasvezel is, dat de<br />
artefacten die ontstaan door beweging van de meetkop, patiënt of arts worden<br />
gereduceerd. Een ander voordeel van de nagestreefde integratie van lichtbron,<br />
detector en signaalverwerkende elektronica is dat een gecompliceerdere<br />
detectorgeometrie mogelijk wordt (beter detectie), terwijl de omvang van de<br />
meetkop beperkt blijft.<br />
resultaat na 5 jaar Het project heeft geresulteerd in twee typen meetkoppen, die<br />
verschillen in de mate van complexiteit. Het eerste type is met succes klinisch<br />
getest, de tweede is bedoeld voor medisch onderzoek. Een niet voorzien<br />
resultaat is de ontwikkeling van een laser Doppler imager op basis van een<br />
arraydetector, waarop octrooi is aangevraagd. Met dit instrument kan de<br />
doorbloeding van een huidoppervlak in een keer, dus snel, bepaald worden.<br />
Toepassing bij transplantatie en brandwondengenezing.<br />
gebruiker(s) Erasmus MC, Rotterdam / AZ Groningen / AMC, Amsterdam /<br />
Perimed AB, Jarfalla / Medtronic Bakken Research Center BV, Maastricht<br />
TWI.4412<br />
BBA<br />
Stochastic network analysis for the<br />
design of self optimising cellular mobile<br />
communications systems<br />
projectleider Dr. R.J. Boucherie totale toewijzing in k€ 527,19<br />
doelstelling Het frequentiespectrum beschikbaar voor mobiele telefoonnetwerken<br />
is sterk beperkt. Om de capaciteit van het netwerk te vergroten worden frequen-<br />
ties hergebruikt, resulterend in een cellulair netwerk; een cel wordt gekarak-<br />
teriseerd door de beschikbare frequenties. Dit introduceert een belangrijk<br />
probleem: nieuwe of bewegende gesprekken kunnen een cel treffen waarvan<br />
de capaciteit bezet is, resulterend in blokkering van het gesprek. Stochastische<br />
technieken worden ontwikkeld om de interactie tussen mobiliteit van abonnees<br />
en capaciteit van het netwerk te kunnen modelleren en analyseren.<br />
resultaat na 5 jaar Huidige (GSM/GPRS) en toekomstige (UMTS/WLAN)<br />
netwerken hebben een mix van diensten (spraak, data, video) met verschillende<br />
karakteristieken (onder andere capaciteitsvraag, mobiliteit). De wiskundige<br />
technieken uit dit project kunnen operators (KPN, Vodafone) helpen bij<br />
dimensionering (verdeling capaciteit), en admission control (toelaten<br />
gesprekken), waarbij juist de interactie tussen diensten een grote rol speelt.<br />
Zo is voor GPRS een model ontwikkeld, waarin lage prioriteit data de<br />
restcapaciteit van hoge prioriteit spraak gebruikt, waardoor de capaciteit voor<br />
zowel spraak als data wordt vergroot. Het project loopt nog.<br />
gebruiker(s) CWI, Amsterdam / KPN Telecom, Den Haag / TNO Telecom,<br />
Leidschendam / Vodafone Group, Maastricht<br />
TIF.4367<br />
BBA<br />
projecten <strong>1997</strong><br />
Flexible multiwavelength optical local<br />
access network supporting multimedia<br />
broadband services<br />
projectleider Prof.dr.ir. I.G.M.M. Niemegeer totale toewijzing in k€ 831,54<br />
doelstelling Optische netwerken in de telecommunicatie gebruiken zogenaamde<br />
golflengtemultiplexing (WDM). Het project richt zich zowel op de device-techno-<br />
logie, als op het fysieke netwerk en protocollen voor de toekomstige op WDM<br />
gebaseerde netwerken met hoge bandbreedte (> 1 Gbit/s). Doel is de realisatie<br />
van nieuwe devices als golflengte-omzetter en add-drop multiplexer (ADM)<br />
geoptimaliseerd voor toepassingen in nieuwe optische netwerk-architecturen.<br />
resultaat na 5 jaar Deel van het werk aan ADM’s is uitgevoerd bij IBM in Zwitser-<br />
land, met gebruikmaking van hun gestandardiseerd productieproces. In Twente<br />
werden de golflengte-splitsers als onderdeel van ADM ontworpen, maar een<br />
volledig ‘Twentse ADM’ op basis van hun SiON-technologie bleek niet haalbaar.<br />
De golflengte-convertor werd gerealiseerd i.s.m. JDS/Uniphase én geïntegreerd<br />
met een breed afstembare laser wat een compactere module mogelijk maakt.<br />
Het bedrijf ThreeFivePhotonics toont belangstelling. De mogelijkheden van<br />
Medium Access Control (MAC) als protocol werden in simulatiestudies onder-<br />
zocht. Het onderzoek aan de fysieke laag waarinde ontwikkelde hard- en soft-<br />
ware is geïntegreerd, is na dit project voortgezet met steun van Algere Systems.<br />
gebruiker(s)<br />
Ingenieursbureau Coenecoop BV, Waddinxveen / Philips Research<br />
Laboratories, Eindhoven / JDS Uniphase Netherlands BV, Eindhoven / IBM<br />
Research, Ruschlikon / Twentsche Kabelfabriek BV, Haaksbergen / Lucent<br />
Technologies, Huizen / TNO Telecom, Leidschendam<br />
TST.4428<br />
BBA<br />
Integrated design of efficient catalysts for<br />
the selective oxidation of alkanes<br />
projectleider Prof.dr.ir. L. Lefferts totale toewijzing in k€ 495,66 contracten<br />
Bijdrage DSM Research BV; ABB Lummus Global Inc. inkomsten in k€ 27,24<br />
doelstelling Het doel van het project is: 1) de ontwikkeling van zeer actieve en<br />
selectieve katalysatoren voor de oxidatieve dehydrogenering van lagere alkanen<br />
tot de overeenkomstige olefinen; 2) de aanpassing en evaluatie van een reactor<br />
met uitstekende warmteoverdracht-karakteristieken.<br />
resultaat na 5 jaar De katalysatoren ontwikkeld in het project en gebaseerd op<br />
Li/MgO geven een olefine-opbrengst tot 60%. Deze route kan concurreren<br />
met commerciële routes voor de productie van olefines, omdat: 1) propyleen<br />
is het hoofdproduct; 2) lage reactietemperaturen; en 3) warmte wordt intern<br />
gegenereerd.<br />
gebruiker(s) Technische Universität München, Garching / DSM Research BV,<br />
Sittard / ABB Lummus Global BV, Den Haag<br />
87
88<br />
TET.4441<br />
CBA<br />
Micromachined sound intensity sensors<br />
projectleider Prof.dr. M.C. Elwenspoek totale toewijzing in k€ 444,92 inkomsten in<br />
k€ 90,76<br />
doelstelling De Microflown is een aan de Universiteit Twente ontwikkelde<br />
thermisch akoestische sensor waarmee de deeltjessnelheid in een geluidsveld<br />
gemeten kan worden. De werking van de sensor berust op het bepalen van het<br />
verschil in warmte afgifte tussen twee zeer dicht bij elkaar liggende silicium-<br />
nitride draadjes. Het gebruik als deeltjessnelheidsmeter heeft veel vragen en<br />
problemen opgeroepen die in dit project worden bestudeerd.<br />
resultaat na 5 jaar Het onderzoek heeft geleid tot een beter begrip van de werking<br />
van de Microflown. Deze nieuwe kennis heeft geresulteerd in ideeën om de<br />
akoestische sensor verder te verbeteren. Voor praktische toepassing is het<br />
ook erg belangrijk om een goede calibratiemethode te ontwikkelen. Om dit<br />
te kunnen realiseren is het project verlengd. De Microflown is commercieel<br />
verkrijgbaar en wordt gemaakt door Microflown Technologies. Een belangrijke<br />
toepassing van de sensor is het meten van de geluidsintensiteit.<br />
gebruiker(s) M + P Raadgevende Ingenieurs BV, ’s Hertogenbosch / Philips CFT,<br />
Eindhoven / Sennheiser Electronic, Wedemark / Microflown Technologies BV,<br />
Zevenaar / NMi Van Swinden Laboratorium BV, Delft / C2V BV, Enschede<br />
/ AcouTronics BV, Oosterhout<br />
| Instelling<br />
U_ universiteit<br />
utrecht<br />
UNS.3946<br />
BCA<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
Fast spectroscopic imaging using pulsed<br />
excitation<br />
projectleider Prof.dr. H.C. Gerritsen totale toewijzing in k€ 404,58 contracten<br />
Samenwerking onderzoek Universiteit Utrecht; Unilever Research; <strong>STW</strong><br />
inkomsten in k€ 31,79<br />
doelstelling Doel van het onderzoek is de ontwikkeling en evaluatie van een<br />
ultra-snel microscopisch imaging systeem met fluorescentie levensduren als<br />
contrastmethode. Een snelle gepulste laser (TiSapphire) zorgt hier voor de<br />
excitatie van de fluorescente moleculen, zoals bijv. gelabelde proteïnen.<br />
Een CCD camera (64x64 pixels) neemt de 2-dimensionale fluorescentie-<br />
patronen waar. Het project is onderdeel van het Pionier-programma van<br />
prof.dr. H. Gerritsen, waar ook UNS.2974 (twee-foton excitatie) en UNS.4538<br />
(cw-laser) toebehoren.<br />
resultaat na 5 jaar De ontwikkelde microscoop kan tot circa 88 beelden per<br />
seconde opnemen en is uitermate geschikt gebleken voor het registreren<br />
van snelle verschijnselen op cellulair niveau. Er zijn diverse experimenten<br />
uitgevoerd aan levende cellen. Hierbij zijn op fluorescentie levensduur<br />
gebaseerde Calcium beelden opgenomen. Daarnaast zijn snelle membraan-<br />
potentiaal veranderingen afgebeeld. Het onderzoek heeft geleid tot een verdere<br />
intensivering van de samenwerking met Nikon Europe BV.<br />
gebruiker(s) TNO Voeding, Zeist / Unilever Research, Vlaardingen / Nikon Europe<br />
BV, Badhoevedorp
UCH.4011<br />
AAA<br />
The influence of polyols on the molecular<br />
organisation in starch based products;<br />
Applications to food and non-food<br />
products<br />
projectleider Prof.dr. J.F.G. Vliegenthart totale toewijzing in k€ 191,08<br />
doelstelling Het verwerven van inzicht in de moleculaire processen die een<br />
rol spelen in de veroudering van brood en in de mogelijkheden om deze<br />
veroudering tegen te gaan. De houdbaarheid van bijvoorbeeld vetarme<br />
voedingsmiddelen hangt samen met de herkristallisatie (of retrogradatie) van<br />
zetmeel samen. Ook in non-food toepassingen beïnvloedt de retrogradatie van<br />
zetmeel de verwerkingsmogelijkheden van het materiaal en de uiteindelijke<br />
eigenschappen.<br />
resultaat na 5 jaar Met nieuwe spectroscopische (NMR- en FT-IR) methodologiën,<br />
alsook röntgen-diffractie en DSC, zijn diverse zetmeelmodelsystemen<br />
onderzocht op zetmeelstructuur en waterbinding. De invloed van suikers (als<br />
weekmaker) op het retrogradatieproces blijkt te berusten op de hechting van<br />
weekmakermoleculen aan zetmeelketens, waardoor deze ketens niet meer aan<br />
elkaar kunnen hechten. Het onderzoek is voortgezet in een kort vervolgproject<br />
(UCH.4952) waarin ook meer natuurlijke modelsystemen worden onderzocht.<br />
Er is gebruik gemaakt van meetfaciliteiten bij ATO-DLO en Unilever Research.<br />
Materialen werden beschikbaar gesteld door TNO-Voeding en AVEBE.<br />
gebruiker(s) TNO Voeding, Groningen / Unilever Research, Vlaardingen / ATO BV,<br />
Wageningen / AVEBE b.a., Foxhol<br />
UGE.4124<br />
AAA<br />
3-D Migration of seismic data using rapid<br />
ray tracing<br />
projectleider Dr. K. Roy-Chowdhury totale toewijzing in k€ 141,41<br />
doelstelling Een cruciale stap in het bewerken van seismische data is de<br />
transformatie van de opgevangen ‘echo’s’ naar een zo correct mogelijk<br />
gepositioneerd beeld van de reflectoren in de aarde. Dit proces heet ‘migratie’.<br />
Doel van het project was om te onderzoeken of de ‘straal verstoringstheorie’<br />
toegepast kan worden op 3D migratie van seismische data voor exploratie en<br />
zodoende een meer accurate en snellere methode te ontwikkelen.<br />
resultaat na 5 jaar Het onderzoek heeft zich voornamelijk toegespitst op<br />
‘complexe media’ waar de aanwezigheid van meervoudige aankomsten het<br />
migratie proces compliceert. Door de stralen te beschrijven in een ruimte<br />
van positie en hoeken, in plaats van positie alleen, is het mogelijk gebleken<br />
snelle rekenmethodes te ontwikkelen die de efficiëntie van migratie verhogen.<br />
Tevens is met behulp van de verstoringstheorie een verbeterde interpolatie<br />
methode voor looptijdtabellen ontwikkeld, waardoor standaard migratie<br />
algoritmen sneller en met minder gebruik van werkgeheugen kunnen opereren.<br />
gebruiker(s) Jason Geosystems BV, Rotterdam / Schlumberger Cambridge<br />
Research, Cambridge / Shell SIEP BV, Rijswijk<br />
UGN.4024<br />
CCB<br />
projecten <strong>1997</strong><br />
Susceptibility-based devices and scan<br />
techniques for MR-guided vascular<br />
interventions<br />
projectleider Dr. C.J.G. Bakker totale toewijzing in k€ 379,82 octrooien<br />
NL.1005946 Katheter; NL.1005392 Medische inrichting met onder MR- en<br />
röntgenbeeldvorming zichtbare markering; NL.1005859 Afgeschermde<br />
katheter; NL.1006254 Met MRI-verenigbare geleidingsdraad inkomsten in k€<br />
70,34<br />
doelstelling Ontwikkeling van katheters en voerdraden voor MRI geleide endovas-<br />
culaire interventies en doorlichtingstechnieken en beeldverwerkingsfaciliteiten.<br />
Voor de beeldvorming worden de katheters van markers voorzien die het<br />
magnetische veld ‘gecontroleerd’ verstoren. De onderzoeksgroep heeft hiermee<br />
veel ervaring opgebouwd en de kennis benut in een extra onderzoek waar<br />
relatie werd gelegd tussen metaaldeeltjes en klepschade. Er werd voor verder<br />
onderzoek acht mensjaren toegekend door autoriteiten in de USA.<br />
resultaat na 5 jaar Realisatie van kunststoffen katheters en voerdraden die veilig<br />
gebruikt kunnen worden in een MRI omgeving, die geen nadelige invloed<br />
hebben op de beeldkwaliteit en die met behulp van paramagnetische<br />
markeringen zichtbaar gemaakt kunnen worden onder MR-doorlichting en in<br />
MR-angiogrammen. Constructie van prototype voerdraden en katheters door<br />
Cordis Europa NV en succesvolle beproeving van deze devices in achtereen-<br />
volgens flowfantomen, proefdieren en patiënten met een slecht functionerende<br />
kunstnier. Integratie van verschillende ontwikkelde scantechnieken en beeld-<br />
verwerkingfaciliteiten in het ‘Interactive and interventional MR package’ dat<br />
bij Philips MR scanners geleverd wordt.<br />
gebruiker(s) AMC, Amsterdam / Philips Medical Systems Nederland BV, Best /<br />
St. Elizabeth Ziekenhuis, Tilburg / UMC, Utrecht / Cordis Europa NV, Roden<br />
UBI.4385<br />
BBA<br />
Variation in early growth potential,<br />
efficiency of nitrogen acquisition and<br />
water use in a genus of wild relatives of<br />
wheat<br />
projectleider Prof.dr. L.A.C.J. Voesenek totale toewijzing in k€ 722,26<br />
doelstelling Klimaatveranderingen door het broeikaseffect hebben tot gevolg dat<br />
wereldwijd grote delen van het tarwe areaal worden bedreigd door toenemende<br />
droogte. Om de tarweproductie op peil te houden is er behoefte aan rassen die<br />
beter tegen droogte bestand zijn. Het doel is de variatie in groei-eigenschappen<br />
binnen de wilde voorouders van broodtarwe te analyseren en geassocieerde<br />
moleculaire merkers te vinden.<br />
resultaat na 5 jaar In dit nog lopende project is vastgesteld dat er behoorlijk veel<br />
variatie in groei-eigenschappen aanwezig is binnen Aegilops tauschii, één van<br />
de wilde voorouders van broodtarwe. Er is een genetische kaart geconstrueerd<br />
en er zijn enkele moleculaire merkers gevonden die geassocieerd zijn met<br />
interessante groei-eigenschappen. Met de merkers kunnen deze gunstige<br />
eigenschappen later relatief snel gebruikt worden in veredelingsprogramma’s<br />
van tarwe. De genetische info over de wilde voorouder van tarwe wordt nu<br />
verder aangevuld met merkers die ook voorkomen in andere gewassen zoals<br />
gerst, mais en rijst. De gebruikers leveren een in natura bijdrage in de vorm van<br />
kweekproeven.<br />
gebruiker(s) Cebeco Seeds BV, Lelystad / Zelder BV, Gennep<br />
89
90<br />
UCH.4431<br />
CCB<br />
Development of methods and software for<br />
the evaluation of fibre diffraction data<br />
from area detection systems<br />
projectleider Prof.dr. J. Kroon† totale toewijzing in k€ 300,49 contracten<br />
Overdracht <strong>STW</strong>;Bruker Nonius BV octrooien PCT.NL99/00197 Werkwijze<br />
voor het bepalen van celparameters van een kristalstructuur onder toepassing<br />
van diffractie (Bepaling kristalstructuur) inkomsten in k€ 13,02<br />
doelstelling Ontwikkeling van een meet- en analysestrategie voor X-ray vezel-<br />
diffractiedata voor het CCD-systeem. Een software pakket wordt ontwikkeld<br />
dat gebaseerd is op deze procedures. De data-analyse procedures zullen geba-<br />
seerd worden op eerdere ontwikkelingen in de groep waarbij reflectie-spot-<br />
contouren gebruikt worden voor intensiteitsbepaling. De procedures worden<br />
ontwikkeld aan de hand van grote variatie aan vezelmaterialen, en zullen nauw-<br />
keurige intensiteiten opleveren die voor alle experimentele omstandigheden<br />
gecorrigeerd zijn. Structuurbepaling met deze data in combinatie met modelling<br />
technieken dienen om de capaciteiten van de procedures en software te testen.<br />
resultaat na 5 jaar De vooraf gestelde doelen zijn alle gehaald er is een compleet<br />
softwarepakket (EVAL) ontwikkeld voor de meting van diffractie-intensiteiten<br />
voor éénkristallen, vezels en minder geordende materialen. De software is<br />
geïntegreerd en geschikt gemaakt voor een aantal detectiesystemen. Met<br />
behulp van het nieuw ontwikkelde programma zijn structuurbepalingen uitge-<br />
voerd van een groot aantal vezels en minder geordende materialen, die werden<br />
geleverd door diverse gebruikers. Verificatie van deze structuurbepalingen<br />
verliep succesvol. Uit het project is een octrooi verkocht aan Bruker Nonius.<br />
gebruiker(s) Bruker Nonius BV, Delft / Unilever Research, Vlaardingen / Akzo<br />
Nobel NV, Arnhem / Universiteit Leuven, Heverlee / DSM Research BV, Geleen<br />
UGN.4496<br />
BBA<br />
Neural Network Approach to Scale Space<br />
Grouping in Image Analysis<br />
projectleider Prof.dr.ir. B.M. ter Haar Romeny totale toewijzing in k€ 366,75<br />
doelstelling Onderzoek naar de toepasbaarheid van Bayesiaanse analyse<br />
methodes voor het herkennen van grote structuren in beeldmateriaal en voor de<br />
segmentatie van deze beeldstructuren naar objecten uit de fysieke realiteit.<br />
resultaat na 5 jaar Er is een methode ontwikkeld voor het groeperen van<br />
lijnsegmenten, gebaseerd op een gemodificeerd spin-glas model. De methode<br />
is gebruikt voor het detecteren van locale beeldeigenschappen zoals materiaal-<br />
overgangen, de bepaling van samenhangende geometrische primitieven en<br />
de groepering van deze primitieven op basis van waarschijnlijkheden en<br />
modelgegevens van fysieke objecten. De methode is geëvalueerd aan de hand<br />
van verscheidene experimenten met bevredigend resultaat.<br />
gebruiker(s) TNO-TM, Soesterberg / Laboratoire d’Electronique Philips,<br />
Limeil-Brevannes Cedex<br />
UDG.4462<br />
AAA<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
Ontwikkeling van een defectief levend<br />
virus-vaccin (Uitbreiding UDG.3346)<br />
projectleider Prof.dr. W.J.M. Spaan totale toewijzing in k€ 91,78<br />
doelstelling Het doel van het project was de ontwikkeling van de infectieuze<br />
cDNA-kloon van equine arteritis virus (EAV) tot een live carrier- en expressie-<br />
vector. Hierbij werden de volgende hoofdonderdelen onderscheiden: optimali-<br />
satie van EAV vector technologie; karakterisering van een nieuw arterivirus gen;<br />
knockout-analyse van de structurele eiwitten van EAV. Dit project is een samen-<br />
werking met project UDG.3346 van prof.dr. P.J.M Rottier, Universiteit Utrecht).<br />
resultaat na 5 jaar De effectiviteit van het EAV-systeem is door de technische<br />
verbeteringen verhoogd; er is een basis gelegd voor de ontwikkeling van<br />
(defectieve) EAV-vectoren. Onderzoek in de context van dit project en daar-<br />
buiten heeft inmiddels geleid tot een veel betere kennis van de structuur en<br />
eiwitsamenstelling van het EAV virusdeeltje. De knockout-analyse heeft onthuld<br />
dat alle 7 structurele eiwitten nodig zijn voor het maken van infectieuze deel-<br />
tjes, maar dat met 3 van de 7 eiwitten subvirale deeltjes te produceren zijn die<br />
wellicht nadere toepassingsmogelijkheden bieden. Ook zijn cellijnen ontwikkeld<br />
waarmee deze subvirale deeltjes in grote hoeveelheden kunnen worden<br />
geproduceerd. Aandachtspunten voor de nabije toekomst zijn de mogelijkheden<br />
om de ‘targeting’ van het virusdeeltje te beïnvloeden en het uitbreiden van de<br />
mogelijkheden om ‘foreign sequences’ tot expressie te brengen.<br />
gebruiker(s) Intervet International BV, Boxmeer / ID-Lelystad BV, Lelystad
| Instelling<br />
V_ vrije<br />
universiteit<br />
amsterdam<br />
VBI.4151<br />
BCA<br />
Realistic characterizations of the<br />
biodegradation of compounds<br />
projectleider Prof.dr. S.A.L.M. Kooijman totale toewijzing in k€ 374,28<br />
doelstelling De Dynamische Energie Budget theorie zal gebruikt worden voor<br />
het opstellen van modellen voor de afbraak van chemische stoffen door micro-<br />
organismen. Naast een theoretisch gedeelte zal een parallel experimenteel<br />
gedeelte worden opgezet om de ontwikkelde modellen te testen tegen data<br />
uit routinematige bioassays voor afbraak van stoffen en om realistische maten<br />
te vinden voor de afbraaksnelheid.<br />
resultaat na 5 jaar Voor drie afbraakverschijnselen (a. de groei van micro-organis-<br />
men in vlokken in plaats van in suspensie, b. co-metabolisme en c. adaptatie)<br />
zijn modellen gemaakt en zijn softwaremodules geschreven. De modellen zijn<br />
succesvol getoetst tegen experimentele data. Enkele bedrijven hebben gratis<br />
experimenten en analyses uitgevoerd. Het computerprogramma DEBtox voor<br />
het analyseren van toxiciteitsdata zal binnenkort worden uitgebreid met de<br />
DEBdeg module voor de afbraak van stoffen. Het totale programma is voor<br />
iedereen vrij downloadbaar vanaf het electronisch DEB laboratorium<br />
www.bio.vu.nl/thb/.<br />
gebruiker(s) Royal Haskoning BV, Nijmegen / RIVM, Bilthoven / Proctor &<br />
Gamble, Strombeek-Bever<br />
VBI.3995<br />
BAA<br />
projecten <strong>1997</strong><br />
De dynamiek van gist glycolyse<br />
projectleider Dr. H.W. van Verseveld totale toewijzing in k€ 274,78 contracten<br />
Bijdrage Quest International; Bijdrage DSM Bakery Ingredients inkomsten in<br />
k€ 14,29<br />
doelstelling Door substraattoevoer is de samenstelling van gist niet gelijkmatig.<br />
Dit project wil de invloed op gist van die toevoer meten; wil de invloed bepalen<br />
van cel-cel communicatie op de fysiologie en de productiviteit; bepalen of er<br />
autonome metabole oscillaties optreden in hoge dichtheid continue cultures;<br />
bepalen of er metabole oscillaties geïnduceerd worden door de externe<br />
oscillerende condities, en wil de invloed van signalerende concentraties van de<br />
communicator acetaldehyde meten op productiviteit, fysiologie en cellulaire<br />
oscillaties.<br />
resultaat na 5 jaar De uitkomst van het project maakt het waarschijnlijk dat in het<br />
algemeen intracellulair gedrag van gistmetabolisme niet statisch, maar<br />
dynamisch is en bepaald wordt door een combinatie van intracellulaire en<br />
extracellulaire condities. In een vervolgproject wordt dit verder uitgezocht. Op<br />
basis van modelleren is geconcludeerd dat gedurende industriële fermentaties<br />
bij lage glucoseconcentraties fluctuaties in extracellulaire substraten de<br />
gemiddelde groeiopbrengst en daardoor de effectiviteit van de fermentatie<br />
behoorlijk kan beïvloeden.<br />
gebruiker(s) DSM Bakery Ingredients, Delft / Heineken Technical Services BV,<br />
Zoeterwoude / Quest International, Bussum / DSM-Gist BV, Delft<br />
VGN.4211<br />
BAA<br />
The three-dimensional structure of alfa<br />
1,3-fucosyltransferase a powerful starting<br />
point for the rational design of a new<br />
generation of anti-inflammatory drugs<br />
projectleider Dr. D.H. Joziasse totale toewijzing in k€ 384,14 contracten<br />
Samenwerking onderzoek CW-NWO; Universiteit Utrecht; Vrije Universiteit<br />
Amsterdam; <strong>STW</strong>; NV Organon inkomsten in k€ 40,00<br />
doelstelling Doel van het project is de opheldering van de 3D-kristal structuur van<br />
het enzym GDP-FucGalb1,4GlcNAc a3-fucosyltransferase. Deze structuur-<br />
opheldering wordt gecombineerd met een biochemische structuur-functie<br />
analyse van de a3-fucosyltransferases. De kennis hierover vormt het startpunt<br />
voor een ‘rational design’ van fucosyltransferase remmers, die toe te passen<br />
zijn als een nieuwe generatie ontstekingsremmers.<br />
resultaat na 5 jaar De doelstellingen zijn ten dele gerealiseerd. Er is nauw<br />
samengewerkt met NV Organon, de enige gebruiker. Het enzym werd op grote<br />
schaal geproduceerd en na zuivering uitgebreid biochemisch en biofysisch<br />
gekarakteriseerd. Directe toepassingen van de resultaten van het onderzoek<br />
zijn er dan ook niet. Alle resultaten zijn inmiddels in de wetenschappelijke<br />
literatuur gepubliceerd. Een vervolgonderzoek bleek ook niet opportuun.<br />
gebruiker(s) NV Organon, Oss<br />
91
92<br />
| Instelling<br />
W_ wageningen<br />
universiteit<br />
WBI.3871<br />
AAA<br />
Vroegheid in aardappel fysiologische<br />
achtergrond en de relatie met vatbaarheid<br />
voor Phytophtora infestans<br />
projectleider Prof.dr.ir. P.C. Struik totale toewijzing in k€ 384,99<br />
doelstelling De aardappelziekte richt grote schade aan. De aardappelrassen die<br />
resistent zijn, zijn late rassen. Het idee bestaat dat het om een fysiologische<br />
en niet om een genetische relatie gaat tussen vroegheid en vatbaarheid.<br />
Vroegheid wordt nader gedefinieerd, de relaties worden onderzocht en er<br />
wordt vastgesteld of er een relatie is met vatbaarheid. Ook de genetische<br />
relatie vroegheid-resistentie wordt onderzocht.<br />
resultaat na 5 jaar Een groot aantal kas- en veldproeven is uitgevoerd. Veroudering<br />
blijkt niet gepaard te gaan met een toename van de vatbaarheid. Wel wordt<br />
gesuggereerd dat er een toename is in resistentie bij de bladeren van de<br />
basis naar de top, onafhankelijk van variëteit, plantleeftijd of groeicondities.<br />
De uitkomsten van het genetisch onderzoek zijn nog niet volledig bekend.<br />
Uit het project is veel bijzonder kruisingsmateriaal voortgekomen. Dit wordt<br />
in stand gehouden voor verder onderzoek. De achtergrondkennis is vooral<br />
belangrijk voor kwekers.<br />
gebruiker(s) Plant Research International BV, Wageningen / Kweekbedrijf HZPC,<br />
Metslawier / DLV Adviesgroep NV, Wageningen / Hoofdproductschap<br />
Akkerbouw, Den Haag<br />
WBI.3493<br />
ABA<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
Verklaring en toetsing van interne<br />
kwaliteit van snijbloemen, met name de<br />
waterhuishouding na de oogst, als gevolg<br />
van cultivaren teeltinvloeden<br />
projectleider Dr.ir. U. van Meeteren totale toewijzing in k€ 275,26<br />
doelstelling Het vaasleven van snijbloemen kan sterk verschillen. Zowel<br />
genetische als teeltfactoren zijn van belang. Er is te weinig kennis over<br />
de (waterhuishouding)processen die een rol spelen, zodat hierop niet<br />
gestuurd kan worden. Doel is een methode te ontwikkelen om het vaasgedrag<br />
te voorspellen. Dit op grond van een verklarend kwantitatief model van<br />
wateropname en -transport door afgesneden bloemstengels.<br />
resultaat na 5 jaar Een theoretisch model is ontwikkeld, gebaseerd op de<br />
principes van de wateropname direct na de oogst. De opbouw van de stengel<br />
is van groot belang bij het blokkeren van de wateropname door luchtembolie.<br />
Verschillen tussen rassen en tussen teelten van dezelfde soort konden worden<br />
aangetoond. De kennis kan gebruikt worden voor de selectie bij veredeling<br />
en voor het optimaliseren van teeltomstandigheden. Dit onderzoek heeft<br />
ook geleid tot verbetering van meettechnieken (NMR, cryo-SEM). Er is een<br />
voorstel gedaan voor aanpassing van de standaardisatie van vaasproeven bij<br />
snijbloemen.<br />
gebruiker(s) Fides Goldstock Breeding BV, De Lier / Produktschap Tuinbouw,<br />
Zoetermeer / Fa. P. Jansen, Naaldwijk / Vereniging van Bloemenveilingen<br />
Nederland, Leiden<br />
WBI.3909<br />
AAA<br />
Mapping and molecular characterisation<br />
of quantitative trait loci (QTLs) controlling<br />
intramuscular fat and fatness in pigs<br />
projectleider Prof.dr. M.A.M. Groenen totale toewijzing in k€ 313,98<br />
doelstelling Doel van het project is het terugbrengen van het vetgehalte van<br />
varkens door de genen te zoeken die het vetgehalte controleren. Er is gezocht<br />
naar locaties op genen (QTL’s) die gerelateerd zijn aan de kwantitatieve<br />
eigenschappen ‘aanzet totaal vet’ en ‘intramusculair vet’. Een genetische<br />
kaart voor deze eigenschappen zal worden gemaakt en vergeleken met de<br />
betreffende gebieden op bestaande kaarten van de muis en de mens. Hiermee<br />
kunnen de huidige genetische kaarten worden verbeterd.<br />
resultaat na 5 jaar Er is een zogenaamde Radiation Hybrid kaart van chromosoom 2<br />
gemaakt en vergeleken met een zelfde type kaart van de mens. Er werden over-<br />
eenkomsten gevonden met de humane chromosomen 11 en 19. Deze<br />
vergelijkende kaart is een waardevol hulpmiddel bij het verder in kaart brengen<br />
van de kwantitatieve eigenschappen van het varken op chromosoom 2.<br />
De genetische kaart van het chromosoom werd versterkt door gebruik te<br />
maken van een varkens BAC bank en het kloneren en sequensen van de<br />
belangrijkste stukken DNA. De identificatie van de daadwerkelijke genen in<br />
de toekomst zal kunnen leiden tot het ontwikkelen van genetische tests om<br />
het genetisch potentieel van dieren in fokprogramma’s te evalueren.<br />
gebruiker(s) Nutreco, Boxmeer / ID-Lelystad BV, Lelystad / IPG, Institute for Pig<br />
Genetics BV, Beuningen
WBI.4000<br />
BAA<br />
Alkaloiden uit aardappelen als<br />
grondstoffen voor de synthese van<br />
steroiden<br />
projectleider Prof.dr. A. de Groot totale toewijzing in k€ 147,76 contracten Bijdrage<br />
Akzo Nobel Diosynth BV; Bijdrage Avebe b.a. inkomsten in k€ 29,04<br />
doelstelling Voor Organon/Diosynth is diosgenine de belangrijkste grondstof voor<br />
de productie van steroïdhormonen. De beschikbaarheid van diosgenine is een<br />
punt van zorg en er bestaat een voortdurende behoefte aan een alternatieve<br />
grondstof. Deze alternatieve grondstof zou 16-hydroxypregnenolon acetaat<br />
(DPA) kunnen zijn. Doel van het project was om een eenvoudige, industrieel<br />
toepasbare omzetting van a-solanidine in DPA te vinden. Het steroid alkaloïd<br />
a-solanidine is namelijk in grote hoeveelheden beschikbaar in de zetmeel-<br />
industrie (AVEBE).<br />
resultaat na 5 jaar Het onderzoek heeft geresulteerd in een synthese-route van<br />
a-solanidine naar DPA. Industriële toepassing van deze route is nog niet<br />
mogelijk door het gebruik van cyaanbromide en een te groot aantal reactie-<br />
stappen.<br />
gebruiker(s) Akzo Nobel Diosynth BV, Oss / AVEBE b.a., Foxhol<br />
WMO.4133<br />
BCC<br />
Het ontwikkelen en testen van een<br />
meetsysteem voor het bepalen van<br />
gebiedsgemiddelde verdamping en<br />
voelbare warmtestroom<br />
projectleider Dr. H.A.R. de Bruin totale toewijzing in k€ 342,82 contracten<br />
Samenwerking onderzoek Wageningen Universiteit; <strong>STW</strong>; MicroMet<br />
Scientific; Licentie Wageningen Universiteit; <strong>STW</strong>; Kipp & Zonen BV inkomsten<br />
in k€ 12,23<br />
doelstelling Voor veel praktische problemen is het van belang om te weten<br />
hoeveel water er uit een bepaald gebied verdampt (verdamping), alsmede<br />
hoeveel voelbare warmte door het aardoppervlak aan de atmosfeer wordt<br />
afgegeven (voelbare warmtestroom). Een nieuwe methode om deze grootheden<br />
te kunnen bepalen is met behulp van een scintillometer. Dit project beoogt het<br />
verder ontwikkelen en testen van dit apparaat.<br />
resultaat na 5 jaar Aangetoond is dat een grote openingshoek scintillometer (LAS)<br />
in staat is om fluxen te meten op een schaal van 2 tot 5 kilometer. Deze<br />
resultaten kunnen als een doorbraak worden gezien, omdat de huidige<br />
meettechnieken alleen informatie per punt geven. Met de nieuwe meetmothode<br />
kan bijvoorbeeld het watergebruik van landbouwgewassen over een groot<br />
gebied worden bepaald. Aan het bedrijf Kipp & Zonen is een licentie verleend<br />
om de LAS commercieel op de markt te mogen brengen.<br />
gebruiker(s) Staring Centrum (SC-DLO), Wageningen / Mierij Meteo BV, De Bilt /<br />
Meteo Consult BV, Wageningen / EARS, Delft / International Water Management<br />
Institute, Maurik / Kipp & Zonen BV, Delft<br />
WBI.4100<br />
BBB<br />
projecten <strong>1997</strong><br />
Constructie van verbeterde protease<br />
deficiente Aspergillus expressie-stammen<br />
t.b.v. homologe en heterologe<br />
eiwitproduktie<br />
projectleider Dr. J.A. van den Berg totale toewijzing in k€ 638,92 contracten<br />
Bijdrage DSM Bakery Ingredients inkomsten in k€ 21,40<br />
doelstelling Voor de industriële productie van homologe en heterologe eiwitten<br />
wordt vaak gebruik gemaakt van schimmels. In de praktijk gaat aanmaak<br />
van het (gewenste) eiwitproduct gepaard aan (ongewenste) afbraak. Doel van<br />
het project is te onderzoeken welke eiwitafbrekende enzymen (proteasen)<br />
een rol spelen bij de eiwitproductie, welke precieze functie ze hebben en of<br />
uitschakeling van deze proteasen tot nadelige effecten leidt.<br />
resultaat na 5 jaar Een reeks van proteasen is geïdentificeerd en een reeks van<br />
protease-deficiënte stammen is gemaakt, die vervolgens ter evaluatie aan<br />
de gebruikers zijn aangeboden. Sommige proteasen blijken overigens goed<br />
bruikbaar om specifieke productomzettingen efficiënt te verrichten (bijoorbeeld<br />
bij fusie-eiwitten), wat nieuwe perspectieven opent voor geavanceerde eiwit-<br />
productiemethodes. Bijvoorbeeld voor eiwitten die normaliter moeilijk zijn te<br />
produceren.<br />
gebruiker(s) Diosynth BV, Oss / DSM Food Specialties, Delft<br />
WBI.4139<br />
CAB<br />
Decision support systeem (DSS)<br />
ten behoeve van de bestrijding van<br />
besmettelijke dierziekten bij<br />
landbouwhuisdieren<br />
projectleider Dr. M. Nielen totale toewijzing in k€ 595,09 inkomsten in k€ 211,35<br />
doelstelling In een situatie van uitbraak van besmettelijke dierziekten moeten<br />
onder hoge tijdsdruk complexe beslissingen worden genomen op het juiste<br />
moment en de juiste informatie moet beschikbaar en volledig zijn. Ook moet<br />
de samenhang (bestrijdingsmethode, haalbaarheid, economische gevolgen)<br />
worden beoordeeld. Doel is om o.b.v. een bestaand model een DSS te maken<br />
waarmee consequenties van beslissingen beter kunnen worden voorzien.<br />
resultaat na 5 jaar Tijdens dit project vond een uitbraak van KVP plaats. Dit leidde<br />
tot intensieve contacten tussen onderzoekers en overheid(-sdiensten) en<br />
uiteindelijk tot een gewijzigde doelstelling. Er ontstond minder behoefte aan<br />
een allesomvattend overdraagbaar DSS, maar meer aan afzonderlijke modellen<br />
voor dynamiek van ziekteverspreiding, evaluatie van economische consequen-<br />
ties (bijvoorbeeld de keuze tussen ‘stamping out’ en vaccinatie) en geografie<br />
en workflow. Er zijn initiatieven ontstaan voor een reguliere overleg- en advies-<br />
structuur (cVEE) waarin overheid, sector en onderzoekswereld deelnemen.<br />
In EU-kader zijn adviezen uitgebracht voor verbetering van de KVP-bestrijdings-<br />
wijze.<br />
gebruiker(s) Min. van LNV, Den Haag / LTO Nederland, Den Haag / Produktschap<br />
voor Vee, Vlees en Eieren, Zoetermeer / RVV, Voorburg / Gezondheidsdienst<br />
voor Dieren, Deventer / Ministerie van Middenstand en Landbouw, Brussel<br />
93
DR. HENK DE BRUIN OVER DE SCINTILLOMETER<br />
Van puntmeting naar gebiedsmeting<br />
project WMO.4133
Een onderzoek dat in vijf jaar wordt opgezet, uitgevoerd<br />
en een product oplevert dat wereldwijd wordt verkocht,<br />
mag een excellent voorbeeld heten van een geslaagd <strong>STW</strong>-<br />
project. De scintillometer is het directe resultaat, maar het<br />
onderzoek levert ook nog eens een aantal ‘bonussen’ op.<br />
Dr. Henk de Bruin is universitair hoofddocent aan de<br />
Universiteit van Wageningen, waar hij zich bezighoudt<br />
met het bestuderen van de atmosfeer vlakbij de grond.<br />
Het gaat dan in dit geval om de uitwisseling van warmte,<br />
waterdamp en CO 2 tussen land en atmosfeer. Denk<br />
bijvoorbeeld aan een lange asfaltweg bij warm weer.<br />
De luchttrillingen worden veroorzaakt door turbulente<br />
stromingen in de onderste luchtlagen van de atmosfeer.<br />
Boven een warm oppervlak, bijvoorbeeld boven een asfalt-<br />
weg of boven de woestijn, ziet men de lucht ‘trillen’. Men<br />
neemt dan met het oog scintillaties waar. De luchtlaag<br />
wordt in dit proces van onderaf verwarmd door opwarming<br />
van het aardoppervlak, die op zijn beurt door de zon<br />
wordt opgewarmd. De zon levert tevens de energie voor<br />
verdamping van vocht: het verticale transport van warmte<br />
en waterdamp in een turbulente stroming vindt plaats door<br />
middel van uitwisseling van ‘luchtpakketjes’. ‘Warme en<br />
vochtige’ luchtpakketjes stijgen op en ‘koude en droge’<br />
dalen, waarbij het afhankelijk is van onder meer instraling<br />
van zon en wind hoe snel dit gebeurt. Uit deze factoren is<br />
een uitwisselingscoëfficiënt te berekenen die aangeeft of<br />
de turbulente uitwisseling in de lucht hoog of laag is.<br />
Tot voor kort konden onderzoekers verdamping weliswaar<br />
direct meten, maar dit kon dan alleen op één punt met<br />
dure apparatuur die alleen door specialisten kan worden<br />
gebruikt. Het is juist interessant op grote schaal in kaart<br />
te kunnen brengen wat de gemiddelde verdamping is.<br />
Om dit probleem op te lossen, is aan de Universiteit<br />
Wageningen in een <strong>STW</strong>-project de scintillometer ontwik-<br />
keld. Dit eenvoudige apparaat, bestaande uit een lampje<br />
en een detector, meet de fluctuatie van het signaal van de<br />
turbulentie en maakt daarmee opschaling van de punt-<br />
metingen mogelijk.<br />
| WMO.4133<br />
Een scintillometer meet de scintillaties gemiddeld over<br />
een zekere padlengte en geeft dus de gebiedsgemiddelden<br />
van de voelbare warmtestroom en van de verdamping.<br />
De leerstoelgroep Meteorologie en Luchtkwaliteit van de<br />
Wageningen Universiteit heeft in het kader van een<br />
<strong>STW</strong>-project onderzoek gedaan naar de toepasbaarheid<br />
van scintillometers in meteorologie, hydrologie en land-<br />
bouw. Hierbij worden padlengtes gebruikt variërend van<br />
een tot tien km. De onderzoeksvraag was: kunnen we met<br />
een scintillometer gebiedsgemiddelde warmtestroom<br />
meten? En, zo ja, kunnen we daaruit de gebiedsgemiddel-<br />
de verdamping bepalen. ‘Van een punt- naar een gebieds-<br />
meting’ stond dus centraal in het onderzoek. Zoiets<br />
bestond nog niet.<br />
Tien kilometer<br />
De Bruin: “Nadat we het apparaat hadden ontwikkeld,<br />
hebben we uitvoerig getest of het de resultaten van<br />
metingen goed middelt. Wanneer je van een puntmeting<br />
naar een gebiedsmeting gaat, wil je natuurlijk weten of<br />
de gemiddelde waarden juist zijn. Daartoe hebben we in<br />
de Flevopolder op een goed verdeeld gebied getest, waar<br />
onder meer suikerbieten, aardappelen, tarwe en uien<br />
werden verbouwd. Samen met een Duitse onderzoeksgroep<br />
hebben we in een tweede gebied met bos, gras, landbouw-<br />
grond en meertjes geëxperimenteerd. Het experiment<br />
bestond hieruit dat we eerst puntmetingen op verschillende<br />
homogene deeloppervlakken, bijvoorbeeld bos, in het<br />
gebied deden en tegelijkertijd metingen met onze scintillo-<br />
meter boven het gehele niet-homogene gebied hebben<br />
gedaan. Dan zie je bijvoorbeeld in het Duitse gebied<br />
enorme verschillen tussen bos en grasvelden. We vonden<br />
zeer hoge waarden van de hoeveelheden warmte die de<br />
lucht ingingen voor het bos in vergelijking met het gras.<br />
Door de verdampingen te schatten en te vergelijken met<br />
de puntmetingen, hebben we in feite een relatief goedkope<br />
verdampingsmeter gecreëerd.”<br />
95
96<br />
| WMO.4133<br />
Een belangrijk voordeel ten opzichte van andere instru-<br />
menten voor puntmetingen is dat de scintillometer niet<br />
op het te meten terrein hoeft te worden geplaatst. Een<br />
agrariër heeft daar doorgaans veel hinder van. Het lampje<br />
en de detector van de scintillometer staan aan beide<br />
randen van het te meten gebied en veroorzaken dus geen<br />
enkele storing.<br />
“Inmiddels hebben we al scintillometer-metingen over<br />
tien kilometer verricht. Echter, we moeten dit nog nader<br />
onderzoeken. Een tweede ‘bonus’ was dat we een scintillo-<br />
meter getest hebben onder extreme omstandigheden,<br />
namelijk boven een geïrrigeerd terrein omringd door de<br />
Sonora woestijn in Noord-West Mexico. De lucht is dan<br />
warmer dan het sterk verdampende oppervlak en er is<br />
overdag een neerwaartse warmtestroom en een zeer hoge<br />
verdamping. De scintillometer bleek het ook daar goed te<br />
doen. De belangstelling voor de scintillometer groeit snel.<br />
Zo gebruikt het Europees Weer Centrum waarnemingen<br />
die wij verrichten in Ghana om weerverwachtingmodellen<br />
te testen.”<br />
Radiogolf-scintillometer<br />
In Flevoland werd tevens de toepasbaarheid van een<br />
radiogolf-scintillometer getest. Door toeval konden we<br />
een prototype (gemaakt in Eindhoven) lenen van een<br />
NieuwZeelandse groep. Deze ziet ‘scintillaties’, veroorzaakt<br />
door waterdampfluctuaties. De ‘gewone’ scintillometer<br />
ziet voornamelijk temperatuurfluctuaties. Voor het eerst<br />
werd een gecombineerd systeem bestaande uit de radio-<br />
golf en de gewone scintillometer systematisch getest en<br />
vergeleken met puntwaarnemingen. De resultaten zijn<br />
zeer bemoedigend, maar meer onderzoek is nodig.<br />
Kennis over hoe de verdamping precies in zijn werk gaat<br />
en hoe groot deze in een specifiek gebied is, kan grote<br />
implicaties hebben. Met een beter begrip van verdamping<br />
kan bovendien de weersverwachting worden verbeterd.<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
Boeren kunnen laten berekenen welke gewassen het best<br />
zullen groeien in een specifiek gebied, omdat ze het water-<br />
verbruik van een plant kunnen vaststellen. In het water-<br />
management kan beter rekening gehouden worden met<br />
waterverbruik als er meer bekend is over de verdamping<br />
van water in specifieke gebieden. “We hebben eens een<br />
onderzoek gedaan naar het waterverbruik van olijfbomen<br />
op Kreta, omdat de kwekers klaagden over droogte en<br />
broeikaseffect waardor het grondwaterpeil zo sterk zou<br />
zijn gedaald. Dankzij een meting bleken de olijfbomen<br />
veel meer water te gebruiken dan meer traditionele<br />
gewassen, zoals wijngaarden. Als je de oogsten dan ook<br />
nog kunstmatig gaat opvoeren door te gaan beregenen<br />
met grondwater, dan daalt de grondwaterspiegel in hoog<br />
tempo”, vertelt De Bruin. “Met onze scintillometer was het<br />
eenvoudig aan te tonen dat het waterverbruik van de<br />
bomen veel te hoog was.”<br />
Verkoop<br />
De marketing voor en verkoop van de scintillometer is<br />
inmiddels in volle gang. Kipp en Zonen uit Delft, dat<br />
wereldwijd al jaren onder andere solarimeters (zonne-<br />
stralingsmeters) verkoopt, heeft de verkoop van het<br />
nieuwe product op zich genomen. De belangstelling<br />
voor de scintillometer blijkt groot.<br />
Nu bewezen is dat opschaling van metingen mogelijk<br />
is, ontstaan er nieuwe mogelijkheden waarvoor<br />
eveneens <strong>STW</strong>-aanvragen zijn ingediend. De Bruin vindt<br />
het verstandiger niet teveel uit te weiden over het nieuwe<br />
voorstel omdat dit ‘under review’ is. In grote lijnen gaat<br />
het om technische verbeteringen, toepassingen in<br />
hydrologie, watermanagement en meteorologie en om<br />
de combinatie satelliet-scintillometer.<br />
De Bruin hecht als universiteitsman grotere waarde<br />
aan publicaties en aan het afleveren van promovendi<br />
dan aan octrooien. “In ons onderzoeksgebied zijn
octrooien eigenlijk minder interessant. Het is ten eerste<br />
zeer moeilijk aan te tonen dat een vinding uniek is.<br />
Ten tweede is de knowhow achter de relatief eenvoudige<br />
apparatuur dermate complex dat een bedrijf dat ermee<br />
aan de slag gaat, hoe dan ook een voorsprong heeft op<br />
de concurrentie. En ten derde houdt het aanvragen van<br />
een octrooi de wetenschappelijke ontwikkeling op”. Dat<br />
wil uiteraard niet zeggen dat De Bruin principieel tegen<br />
octrooiaanvragen is. De Bruin: “Blijkt dat we in een<br />
(mogelijk) vervolgproject technisch iets nieuws vinden,<br />
dan zal sluit ik dit geenszins uit.”<br />
Satellietbeelden<br />
Eén scintillometer geeft een verdampingswaarde over<br />
enkele vierkante kilometers. Een nog uitdagender<br />
mogelijkheid is de combinatie tussen de scintillometer en<br />
satellietbeelden. De satelliet NOAA-AVHR draait in een<br />
constante baan ten opzichte van de zon en geeft de<br />
oppervlaktetemperatuur op beeldpuntafstanden van één<br />
kilometer. Tevens geeft de satelliet de oppervlakte-<br />
temperatuur. In samenwerking met onder andere het ITC<br />
(in Enschede) en een belangrijk internationaal irrigatie<br />
instituut (IWMI in Turkije) is in Turkije daarvoor onderzoek<br />
gedaan. De eerste resultaten zullen binnenkort worden<br />
gepubliceerd en zien er veelbelovend uit. De Bruin:<br />
“Een groep van Alterra (Wageningen) heeft onze scintillo-<br />
meterwaarnemingen die we ook nog in Spanje hebben<br />
verricht vergeleken met verdampingsschattingen uit<br />
satellietbeelden. Dat werk is dit jaar gepubliceerd. In<br />
een opvolgende projectvoorstel hopen we deze aanpak<br />
systematisch te testen en te verbeteren.onder andere in<br />
nauwe samenwerking met een jong Nederlands bedrijf<br />
WaterWatch.”<br />
De Bruin: “We willen uiteindelijk een kaart van verdamping<br />
kunnen opstellen. Er is veel belangstelling voor en we<br />
hebben er inmiddels een tweede voorstel bij <strong>STW</strong> voor<br />
ingediend. Als het onderzoek doorgaat, kunnen we straks<br />
een systeem opstellen dat verdamping en voelbare warmte<br />
kan meten voor een groot gebied.”<br />
Al met al heeft het <strong>STW</strong>-project dus veel meer opgeleverd<br />
dan oorspronkelijk gehoopt. Op 1 oktober <strong>2003</strong> zal<br />
Wouter Meijninger op de wetenschappelijke resultaten<br />
promoveren. Op de achtergrond was de senior inbreng van<br />
post-doc Arnold Moene onmisbaar en een team van andere<br />
promovendi, studenten, technici. Technische vernieuwingen<br />
zijn gerealiseerd, er is grote belangstelling voor wat er nog<br />
meer te vinden is in het signaal van de scintillometer, er is<br />
het streven het satellietproject operationeel te maken en<br />
er zijn toepassingen gevonden in het testen en verbeteren<br />
van weersverwachtingmodellen en voor optimaal water-<br />
management.<br />
| WMO.4133<br />
97
98<br />
WBI.4153<br />
CCA<br />
Detection and utilization of genes<br />
influencing economically important traits<br />
in pigs using genetic markers<br />
projectleider Prof.dr.ir. E.W. Brascamp totale toewijzing in k€ 116,00 contracten<br />
Optie Wageningen Universiteit; <strong>STW</strong>; IPG, Institute for Pig Genetics BV;<br />
Euribrid BV; Bovar BV; Dalland BV; Fomeva BV octrooien PCT.NL00/00935<br />
New QTL’s on chromosomes X, 2, 6 and 7 pigs (Parental imprinting) inkomsten<br />
in k€ 81,68<br />
doelstelling Eerder onderzoek van deze groep in samenwerking met Nederlandse<br />
fokkerijorganisaties heeft aangetoond dat kenmerken als variatie in rugspek-<br />
dikte, groei en intramusculair vetgehalte, voor een deel worden gestuurd door<br />
individuele genen. Doel was de chromosoomgebieden te vinden die een<br />
meetbaar effect hebben op een dergelijk kenmerk en de wijze waarop de<br />
overerving plaatsvindt. Resultaten kunnen worden gebruikt in commerciële<br />
fokprogramma’s.<br />
resultaat na 5 jaar Er is overtuigend bewijs gevonden voor het bestaan van<br />
bepaalde gebieden op chromosomen die van belang zijn voor de overerving van<br />
de kenmerken van rugspekdikte, intramusculair vet en groei. Er is ook aange-<br />
toond dat een deel van deze eigenschappen door inprenting overerft. Alleen de<br />
inbreng van óf vaders óf moeders kant is dan van belang. Dit is niet eerder als<br />
zodanig gevonden en is dan ook voor het hele veld van de genetica van belang.<br />
Er moeten duidelijk nog hindernissen worden genomen; de mogelijkheden voor<br />
een commercieel fokprogramma werd bediscussieerd. Door het strategisch<br />
gebruik van de gevonden kennis zouden in de toekomst diverse markten (bijv.<br />
bacon; parmaham) met dezelfde varkenslijnen kunnen worden bediend.<br />
gebruiker(s) Nutreco, Boxmeer / ID-Lelystad BV, Lelystad / IPG, Institute for Pig<br />
Genetics BV, Beuningen<br />
WBI.4395<br />
BBA<br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
Towards ecologically sound management<br />
of Botrytis diseases in flower bulbs<br />
projectleider Prof.dr.ir. R. Rabbinge totale toewijzing in k€ 103,31<br />
doelstelling Doel van het project is om het intensive gebruik van fungiciden in<br />
de bloembollenteelt te verminderen. Er zullen nieuwe duurzame strategieën<br />
ontworpen worden voor de bestrijding van de ziekte Botrytis. De strategieën<br />
zullen gebaseerd zijn op de optimale inzet van cultuurmaatregelen en<br />
biologische- en chemische bestrijding zodat het aantal bespuitingen om de<br />
schimmel te controleren verlaagd kan worden.<br />
resultaat na 5 jaar Voor toepassing van ex-ante evaluatie van potentiële<br />
verbeteringen in waarschuwingssystemen is een instrument ontwikkeld, de<br />
zogenaamde Scenario-evaluator. De Scenario-evaluator is ook bruikbaar om<br />
ander, bijvoorbeeld preventieve, bestrijdingsmethoden voor Botrytis in bloem-<br />
bollen te evalueren. Hiermee kunnen de prestaties van bestrijdingsstrategieën<br />
doorgerekend en vergeleken worden.<br />
gebruiker(s) KAVB, Hillegom / Plant Research International BV, Wageningen /<br />
Opticrop BV, Vijfhuizen / DACOM PLANT-Service BV, Emmen / DLV, Zwaagdijk /<br />
Praktijkonderzoek Plant en Omgeving, Lisse
| Lijst gebruikers bij <strong>STW</strong>-projecten <strong>1997</strong><br />
A<br />
ABB Lummus Global BV (Den Haag) _ TST.4428 AIXTRON AG (Aken, Duitsland) _ NNS.4191 AMC (Amsterdam) _ DEL.3943 _<br />
UGN.4024 _ BBI.4326 _ TTN.4358 _ DEL.4405 AMOLF (Amsterdam) _ NGN.4187 ASTRA Tech AB (Mölndal, Zweden) _ NGN.4402<br />
ATO BV (Wageningen) _ UCH.4011 AVEBE b.a. (Foxhol) _ WBI.4000 _ UCH.4011 _ ACH.4217 AZ Groningen _ TTN.4358 AZ VU<br />
(Amsterdam) _ TEL.4167 _ LGN.4349 _ LCH.4427 AcouTronics BV (Oosterhout) _ TET.4441 Adviesbureau ir. J.G. Hageman BV<br />
(Rijswijk) _ DCT.3923 _ DCT.4010 Aerospace Propulsion Products BV (Bergen op Zoom) _ DTN.4108 Akzo Nobel Catalysts BV<br />
(Amersfoort) _ DST.4434 Akzo Nobel Central Research BV (Arnhem) _ ETN.4226 _ EST.4425 Akzo Nobel Chemicals BV<br />
(Amsterdam) _ NNS.4041 Akzo Nobel Coatings BV (Groot Ammers) _ DCT.4010 Akzo Nobel Diosynth BV (Oss) _ WBI.4000 Akzo<br />
Nobel Engineering BV (Arnhem) _ GCH.3790 Akzo Nobel NV (Arnhem) _ UCH.4431 Albatros Flow Research (Markenesse) _<br />
DCT.4129 Alcatel CIT (Annecy, Frankrijk) _ DEL.4348 Alcatel Vacuum Technology (Houten) _ DEL.4348 Alkyon Hydraulic<br />
Consult.& Research BV (Marknesse) _ DCT.4129 Alterra (Wageningen) _ TST.4019 Andromeda Medizinische Systeme GmbH<br />
(Taufkirchen-Potzham, Duitsland) _ RGN.3663 Antonius Ziekenhuis (Nieuwegein) _ LGN.4349 AspenTech Europe BV (Best) _<br />
EST.3983<br />
B<br />
BSN glass pack (Leerdam) _ EWT.3939 Belgian Road Research Centre (BRRC) (Brussel, België) _ DCT.4090 Beltone Netherlands<br />
BV (Eindhoven) _ DEL.3943 BioDetection Systems BV (Amsterdam) _ BBI.4161 BioMerieux BV (Boxtel) _ NCH.4213 Biomaterials<br />
Research Group (Bilthoven) _ NGN.4187 Bionchip BV (Eindhoven) _ DEL.4348 Bioplex Medical BV (Vaals) _ DST.4094 Bioscan<br />
BV (Bilthoven) _ DST.4094 Bodycote Coating Centrum BV (Venlo) _ NNS.4041 Bouwdienst Rijkswaterstaat (Utrecht) _ DCT.3923 _<br />
DCT.3942 _ DCT.4010 Bronkhorst High-Tech BV (Ruurlo) _ TEL.4167 _ DEL.4540 Bruker Nonius BV (Delft) _ DTN.3736 _ UCH.4431<br />
Bunting Brinkman Bees BV (Tilburg) _ ABI.4165<br />
C<br />
C2V BV (Enschede) _ TET.4441 CATENA Microelectronics BV (Delft) _ DEL.4405 CERN (Genévè, Zwitserland) _ TTN.4177 CWI<br />
(Amsterdam) _ EIF.3959 _ TWI.4412 Campina Melkunie/DMV International (Wageningen) _ GFA.4170 Catharina Ziekenhuis<br />
(Eindhoven) _ LGN.4349 Cebeco Seeds BV (Lelystad) _ UBI.4385 Centraal Bureau voor Schimmelcultures (Utrecht) _ DCT.4010<br />
Chess Information Technology BV (Haarlem) _ EIF.3959 Cordis Europa NV (Roden) _ UGN.4024 Corus (IJmuiden) _ DLR.4329<br />
Corus Staal BV (IJmuiden) _ DCT.3942 Crucell Holland BV (Leiden) _ LGN.3977<br />
D<br />
DACOM PLANT-Service BV (Emmen) _ WBI.4395 DLV (Zwaagdijk) _ WBI.4395 DLV Adviesgroep NV (Bennekom) _ WBI.3871 DOW<br />
Benelux BV (Terneuzen) _ ACH.4438 DSM Anti-Infectives (Delft) _ GBI.4013 DSM Bakery Ingredients (Delft) _ VBI.3995 _<br />
LCH.4336 DSM Food Specialties (Delft) _ WBI.4100 DSM Research BV (Geleen) _ TST.3985 _ ACH.4217 _ LCH.4225 _ EST.4364 _<br />
TST.4428 _ UCH.4431 _ ACH.4438 DSM Resins BV (Zwolle) _ DCT.4010 DSM Services (Geleen) _ DEL.3891 DSM-Gist BV (Delft) _<br />
VBI.3995 Delft Electronic Products BV (Roden) _ DEL.3945 Diamond Tools Group BV (Nijmegen) _ NNS.4041 Diosynth BV (Oss) _<br />
WBI.4100 Doven Instituut (St Michielsgestel) _ CWI.4088 Dräger Medical Electronics (Best) _ NGN.3963 Duran Audio BV<br />
(Zaltbommel) _ DEL.3943<br />
E<br />
EARS (Delft) _ WMO.4133 ECN (Petten) _ NNS.3918 _ EWT.4012 ENRIN (Wageningen) _ TST.4019 ESA/ESTEC (Noordwijk) _<br />
DTN.4108 ESCETE (Enschede) _ TTN.4177 ETH Hönggerberg (Zürich, Zwitserland) _ DCT.3923 Eerland Recycling Services<br />
(Geldermalsen) _ DCT.4192 Enraf BV (Delft) _ DEL.4369 _ DEL.4540 Erasmus MC (Rotterdam) _ RGN.3663 _ TTN.4358 _ GN.3963<br />
Ericsson EuroLab Netherlands BV (Emmen) _ DEL.4405 Esso Nederland BV (Botlek) _ DEL.3891<br />
F<br />
Fa. P. Jansen (Naaldwijk) _ WBI.3493 Fides Goldstock Breeding BV (De Lier) _ WBI.3493 Fokker Aerostructures BV (Dordrecht) _<br />
DLR.4329<br />
99
100<br />
| Lijst gebruikers bij <strong>STW</strong>-projecten <strong>1997</strong><br />
G<br />
Gastec NV (Apeldoorn) _ EWT.4012 Gefran Sensori (Provaglio, Italië) _ DEL.3780 General Design (Amsterdam) _ CWI.4088<br />
GeoDelft (Delft) _ DCT.4192 Gezondheidsdienst voor Dieren (Deventer) _ WBI.4139 Grontmij Advies & Techniek (De Bilt) _<br />
DST.4027<br />
H<br />
Heineken Technical Services BV (Zoeterwoude) _ VBI.3995 _ DEL.4369 Hildebrands Laboratorium voor Bodemziekten BV<br />
(Wijster) _ ACH.4217 Hoofdproductschap Akkerbouw (Den Haag) _ WBI.3871 Hoogheemraadschap van Rijnland (Leiden) _<br />
DST.4027 Humanoid (Vejle, Denemarken) _ CWI.4088<br />
I<br />
IBM Research (Ruschlikon, Zwitserland) _ TIF.4367 ID-Lelystad BV (Lelystad) _ WBI.3909 _ WBI.4153 _ UDG.4462 IMAG BV<br />
(Wageningen) _ EST.4425 IMEC (Leuven, België) _ NNS.4191 IPCOS Technology BV (Boxtel) _ DEL.3891 IPG, Institute for Pig<br />
Genetics BV (Beuningen) _ WBI.3909 _ WBI.4153 ITM CV (Zwijndrecht) _ DCT.4010 Impress BV (Deventer) _ DEL.4369<br />
Ingenieursbureau Coenecoop BV (Waddinxveen) _ DEL.4203 _ TIF.4367 Ingenieursbureau Geodelta BV (Delft) _ DGD.4006<br />
International Water Management Institute (Maurik) _ WMO.4133 Intervet International BV (Boxmeer) _ UDG.4462 Intron BV<br />
(Culemborg) _ DCT.3923 _ DCT.4010 Iris Vision BV (Etten-Leur) _ BBI.4326 IsoTis NV (Bilthoven) _ DST.4094<br />
J<br />
JDS Uniphase Netherlands BV (Eindhoven) _ ETN.3492 _ TIF.4367 James Walker BV (Oud Beijerland) _ NNS.4041 Jason<br />
Geosystems BV (Rotterdam) _ UGE.4124<br />
K<br />
KAVB (Hillegom) _ WBI.4395 KEMA Nederland BV (Arnhem) _ ETN.3760 _ ETN.3892 _ DCT.3942 _ TST.3985 _ DCT.4010 _ TTN.4177<br />
_ EST.4364 KEMA Power Generation & Sustainables (Arnhem) _ EWT.4012 KIWA BV (Nieuwegein) _ GCH.3790 KOAC-WMD<br />
(Apeldoorn) _ DCT.4192 KPMG Consulting (De Meern) _ REC.4195 KPN Telecom (Den Haag) _ TWI.4412 Kappa Packaging<br />
Development Centre BV (Hoogeveen) _ DLR.4329 Katholieke Universiteit Leuven (België) _ NNS.4041 Kempen & Co<br />
(Amsterdam) _ REC.4195 Kipp & Zonen BV (Delft) _ WMO.4133 Koppert BV (Berkel en Rodenrijs) _ ABI.4165 _ ABI.4398<br />
Kweekbedrijf HZPC (Metslawier) _ WBI.3871<br />
L<br />
LTO Nederland (Den Haag) _ WBI.4139 LUMC (Leiden) _ RGN.3663 _ BBI.4326 Laboratoire d’Electronique Philips (Limeil-<br />
Brevannes Cedex, Frankrijk) _ UGN.4496 Laprolan Medische Producten (Beuningen) _ RGN.3663 Leica Microsystems BV<br />
(Rijswijk) _ BBI.4326 Leijenburg Ziekenhuis (Den Haag) _ RGN.3663 Lucent Technologies (Huizen) _ TIF.4367 Lucent<br />
Technologies Nederland BV (Hilversum) _ ETN.3492 Luxan BV (Elst) _ ACH.4217<br />
M<br />
M + P Raadgevende Ingenieurs BV (’s Hertogenbosch) _ TET.4441 MIVATEC Hard- und Software GmbH (Schnaich, Duitsland) _<br />
DEL.3945 Maser Engineering BV (Enschede) _ TEL.3750 _ TEL.3932 McRoberts BV (Den Haag) _ TEL.4167 Mebin BV<br />
(Amsterdam) _ DCT.4010 Mechatronics Competence Centre (Nieuwegein) _ DEL.4540 Medis Medical Imaging Systems BV<br />
(Leiden) _ LGN.4349 Medtronic Bakken Research Center BV (Maastricht) _ TTN.4358 _ DEL.4405 Melexis R&D Center<br />
(Tessenderlo, België) _ DEL.3780 Meteo Consult BV (Wageningen) _ WMO.4133 Microflown Technologies BV (Zevenaar) _<br />
TET.4441 Mierij Meteo BV (De Bilt) _ WMO.4133 Ministerie van Defensie (Den Haag) _ EIF.3959 Ministerie van LNV (Den Haag) _<br />
WBI.4139 Ministerie van Middenstand en Landbouw (Brussel, België) _ WBI.4139<br />
utilisatierapport 2002
N<br />
NV Nederlandse Gasunie (Groningen) _ EWT.4012 NIKO-TNO (Groningen) _ ACH.4217 NIVR (Delft) _ DTN.4108 NLR (Amsterdam)<br />
_ NNS.3918 NLR Testhouse (Oude Meer) _ DLR.4329 NMi Van Swinden Laboratorium BV (Delft) _ TET.4441 NOB Interactive<br />
(Hilversum) _ CWI.4088 NOTOX (Den Bosch) _ BBI.4161 NPC Netherlands Pavement Consultants BV (Utrecht) _ DCT.4192 NV<br />
Organon (Oss) _ VGN.4211 Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek (Amsterdam) _ LGN.3977 Nederlandse Vereniging voor<br />
Slechthorenden (Houten) _ DEL.3943 Netherlands Institute for Metals Research (Delft) _ NNS.4041 Nikon Europe BV<br />
(Badhoevedorp) _ UNS.3946 Norsk Hydro ASA (Porsgrunn, Noorwegen) _ EST.4364 Norsk Hydro Agri R&D (Oslo, Noorwegen) _<br />
EST.4364 Nutreco (Boxmeer) _ WBI.3909 _ WBI.4153<br />
O<br />
Océ-Technologies BV (Venlo) _ NNS.4191 _ EST.4425 _ DEL.4540 Opticrop BV (Vijfhuizen) _ WBI.4395<br />
P<br />
PBG (Aalsmeer) _ ABI.4398 PD & E Automotive BV (Helmond) _ EST.3983 Parker Gas Separation BV (Etten-Leur) _ TST.3985<br />
PelviTec BV (Beuningen) _ RGN.3663 Perimed AB (Jarfalla, Zweden) _ TTN.4358 PharmAAware IP BV (Bunnik) _ GFA.4170<br />
Pharmachemie BV (Haarlem) _ LCH.4427 Philips CFT (Eindhoven) _ EWT.4012 _ TET.4441 Philips Components (Eindhoven) _<br />
DEL.3945 Philips Display Components (Eindhoven) _ EWT.3939 Philips Electronics (Amsterdam) _ REC.4195 Philips GmbH<br />
(Aken, Duitsland) _ ETN.3892 Philips International BV (Eindhoven) _ REC.4195 Philips LCD Cells and Modules (Heerlen) _<br />
TEL.3932 Philips Lighting BV (Eindhoven) _ ETN.3760 _ GCH.3790 _ ETN.3892 _ EWT.3939 Philips Medical Systems Nederland BV<br />
(Best) _ EEL.3982 _ UGN.4024 _ TTN.4177 _ TTN.4330 Philips Multimedia Center - PMC (Sunnyvale, Verenigde Staten) _ CWI.4088<br />
Philips Research (Briarcliff Manor, Verenigde Staten) _ CWI.4088 Philips Research Laboratories (Eindhoven) _ ETN.3892 _<br />
TEL.3932 _ DEL.3945 _ CWI.4088 _ NNS.4191 _ ETN.4226 _ DEL.4348 _ TIF.4367 _ DEL.4405 _ EST.4425 Philips Semiconductors<br />
(Nijmegen) _ TEL.3750 _ DEL.4038 Physio BV Dräger Company (Best) _ NGN.3963 Plant Research International BV (Wageningen)<br />
_ WBI.3871 _ WBI.4395 Praktijkonderzoek Plant en Omgeving (Naaldwijk) _ LBI.3679 _ WBI.4395 _ ABI.4398 Proctor & Gamble<br />
(Strombeek-Bever, België) _ VBI.4151 Produktschap Tuinbouw (Zoetermeer) _ WBI.3493 Produktschap voor Vee, Vlees en Eieren<br />
(Zoetermeer) _ WBI.4139 Proefstation voor Bloemisterij in Nederland (Aalsmeer) _ ABI.4165<br />
Q<br />
Quest International (Bussum) _ VBI.3995<br />
R<br />
RIKZ (Kamperland) _ DCT.4129 _ GNS.4132 _ BBI.4161 RIVM (Bilthoven) _ DWT.4130 _ VBI.4151 RIZA (Lelystad) _ GCH.3790 _<br />
DCT.4129 _ NCH.4213 RTC&P (Culemborg) _ NNS.4041 RVV (Voorburg) _ WBI.4139 Rexroth Hydraudyne BV (Boxtel) _ DLR.4329<br />
Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (Amersfoort) _ GNS.4132 Rijkswaterstaat (Delft) _ DCT.4090 _ DCT.4192<br />
Roelfstra Consultants BV (Mheer) _ DCT.4010 Roessingh Research and Development (Enschede) _ TEL.4167 Royaal Rokerij BV<br />
(Helmond) _ LBI.4199 Royal Haskoning BV (Nijmegen) _ VBI.4151 Röntgen Technische Dienst BV (Rotterdam) _ DCT.3942<br />
S<br />
| Lijst gebruikers bij <strong>STW</strong>-projecten <strong>1997</strong><br />
SMARTEC BV (Breda) _ DEL.4540 SMI BV (Enschede) _ TTN.4177 STOWA (Utrecht) _ DST.4027 Schlumberger Cambridge<br />
Research (Cambridge, Groot Brittannië) _ UGE.4124 Sennheiser Electronic (Wedemark, Duitsland) _ TET.4441 Shell Global<br />
Solutions International BV (Amsterdam) _ EWT.4012 Shell Global Solutions S.A. (Petit-Couronne, Frankrijk) _ DCT.4090 Shell<br />
Research and Technology Centre (Amsterdam) _ DCT.3942 _ EST.3983 _ LCH.4225 _ EST.4364 _ ACH.4438 Shell SIEP BV<br />
(Rijswijk) _ NNS.3918 _ DCT.3923 _ DCT.4010 _ UGE.4124 Shell SIOP (Amsterdam) _ DST.4434 Sigma Coatings BV (Amsterdam)<br />
_ DCT.4010 Silidur Benelux NV (Rotterdam) _ DCT.4010 Smit Draad (Nijmegen) _ TTN.4177 Smit Transformatoren BV (Nijmegen)<br />
_ TTN.4177 SonionMicrotronic Nederland BV (Amsterdam) _ DEL.3943 Spanbeton BV (Koudekerk a/d Rijn) _ DCT.4010 St.<br />
Elizabeth Ziekenhuis (Tilburg) _ UGN.4024 St. Franciscus Gasthuis (Rotterdam) _ RGN.3663 Staring Centrum (SC-DLO)<br />
(Wageningen) _ WMO.4133 Stichting Academisch Rekencentrum Amsterdam _ BBI.4326 Stichting CROW (Ede) _ DCT.4192 Stork<br />
101
102<br />
| Lijst gebruikers bij <strong>STW</strong>-projecten <strong>1997</strong><br />
utilisatierapport <strong>2003</strong><br />
Engineers & Contractors BV (Amsterdam) _ DGD.4006 Stork Food & Dairy Systems BV (Amsterdam) _ DEL.4369 Stork Veco BV<br />
(Eerbeek) _ DCT.4010 Stratos BV (Veenwouden) _ ACH.4217 Structural Laminates BV (Delft) _ DLR.4329 Syngenta Seeds AG<br />
(Basel, Zwitserland) _ GBI.4334 Syngenta Seeds BV (Enkhuizen) _ LBI.3679<br />
T<br />
TMS International BV (Enschede) _ TTN.4330 TNO Bouw (Delft) _ DCT.4010 TNO DIANA BV (Delft) _ DCT.3923 _ DCT.4010 TNO<br />
Industrie (Eindhoven) _ EST.4425 TNO Institute of Industrial Technology (Eindhoven) _ NNS.4041 TNO Telecom (Leidschendam) _<br />
CWI.4088 _ TIF.4367 _ TWI.4412 TNO Voeding (Zeist) _ UNS.3946 _ UCH.4011 _ NCH.4213 TNO-FEL (Den Haag) _ DEL.4203<br />
TNO-MEP (Apeldoorn) _ GCH.3790 _ TST.3985 TNO-NITG (Utrecht) _ GNS.4132 TNO-PML (Rijswijk) _ DTN.4108 TNO-TM<br />
(Soesterberg) _ UGN.4496 TNO-TPD (Delft) _ DEL.3891 _ DCT.3942 _ DEL.3945 _ DGD.4006 _ BBI.4326 TNO-TPD TU (Eindhoven)<br />
_ GCH.3790 _ EWT.3939 Tai-Ji Control (Eindhoven) _ DEL.3891 Technische Universität München (Garching, Duitsland) _ TST.4428<br />
Teladin Consultancy BV (Gouda) _ DEL.4038 Texas Instruments Holland BV (Almelo) _ DEL.3780 _ TEL.4167 Thales Nederland BV<br />
(Hengelo) _ EIF.3959 ThreeFive Photonics BV (Houten) _ DEL.4203 Twente Solid State Technology BV (Hengelo) _ TTN.4330<br />
Twentsche Kabelfabriek BV (Haaksbergen) _ TIF.4367<br />
U<br />
UMC (Utrecht) _ NGN.3963 _ UGN.4024 _ NGN.4187 Unilever Research (Vlaardingen) _ DEL.3891 _ UNS.3946 _ UCH.4011 _<br />
ETN.4226 _ DEL.4369 _ UCH.4431 Universiteit Gent (België) _ ETN.3892 Universiteit Leuven (Heverlee, België) _ DEL.4038 _<br />
UCH.4431<br />
V<br />
VOBN (Veenendaal) _ DCT.4010 Vereenigde Octrooibureau (’s Hertogenbosch) _ NNS.4041 Vereniging van Bloemenveilingen<br />
Nederland (Leiden) _ WBI.3493 Vitatron Medical BV (Dieren) _ DEL.4405 Vodafone Group (Maastricht) _ TWI.4412 Von Karman<br />
Institute for Fluid Dynamics (Rhode-St.-Genese, België) _ NNS.3918<br />
W<br />
WL - Delft Hydraulics (Delft) _ DCT.4129 Waterschap Groot Salland (Zwolle) _ DST.4027 Wilex Biotechnology GmbH (München,<br />
Duitsland) _ GFA.4170 Witteveen & Bos (Deventer) _ DST.4027 Wärtsilä Nederland BV (Zwolle) _ DST.4376<br />
X<br />
Xensor Integration BV (Delfgauw) _ DEL.3780 Xsens Sports Technologies BV (Enschede) _ TEL.4167<br />
Y<br />
Yamanouchi Europe BV (Leiderdorp) _ GFA.4170<br />
Z<br />
Zelder BV (Gennep) _ UBI.4385 Zuiveringsschap Hollandse Eilanden (Dordrecht) _ DST.4027
| WMO.4133<br />
103