13.09.2013 Views

Jaarboek 2012 - Geschiedkundige Vereniging Die Haghe

Jaarboek 2012 - Geschiedkundige Vereniging Die Haghe

Jaarboek 2012 - Geschiedkundige Vereniging Die Haghe

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Geschiedkundige</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>Die</strong> <strong>Haghe</strong>


<strong>Geschiedkundige</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>Die</strong> <strong>Haghe</strong>


Internationale Stad van Vrede en Recht, zo afficheert<br />

de gemeente Den Haag zich graag. Dat is<br />

niet zonder reden. Er zijn vele organisaties in Den<br />

Haag gevestigd die zich juist op deze zaken richten.<br />

Deze aspecten, het internationale, en recht<br />

en vrede, zijn bindende factoren in de meeste<br />

bijdragen in het <strong>Jaarboek</strong> van dit jaar.<br />

Als eerste voorbeeld van het internationale<br />

moge dienen het artikel van Carla van Beers<br />

over een huis in de Piet Heinstraat, waarin zij<br />

beschrijft hoe vanaf 1940 tot 1971 juist mensen<br />

van Duitse nationaliteit daar gewoond hebben. De<br />

Duitse die in 1940 in dat huis kwam wonen, was<br />

een kamenierster van prinses Juliana. De prinses<br />

was kort daarvoor het land ontvlucht, waardoor<br />

de kamenierster die daarvoor op Paleis Noordeinde<br />

een kamer had, zonder werk kwam te zitten.<br />

We hebben het dan natuurlijk over het jaar<br />

van de Duitse inval en de daaropvolgende<br />

bezetting. Recht of onrecht, we zijn er eigenlijk<br />

wel uit. In ieder geval had het ook gevolgen<br />

voor het Haagse politieapparaat. Deze rechtshandhaver<br />

werd dienaar van het onrecht. Corien<br />

Glaudemans heeft het in een gedegen artikel<br />

over de Documentatiedienst van de Haagse<br />

politie, die door de Duitse bezetter gaandeweg<br />

steeds meer werd ingezet voor de jodenvervolging<br />

en de bestrijding van het verzet.<br />

Eén van de belangrijkste beweegredenen van<br />

verschillende politieke bewegingen na de Tweede<br />

Wereldoorlog in Europa was het streven om<br />

de verschrikkingen van de oorlog in de toekomst<br />

te voorkomen. Men dacht dat onder andere te<br />

kunnen bereiken door een Europese integratie,<br />

een Europese Unie. Chris Nigten beschrijft een<br />

van de initiatieven daartoe, het Congres van<br />

Europa dat in 1948 in Den Haag werd gehouden.<br />

Dick Kaajan heeft het over de fundamentele<br />

discussie die ontstond tussen rechtsgeleerden<br />

en historici naar aanleiding van de plaatsing in<br />

1954 van een standbeeld van Oldenbarnevelt aan<br />

de Lange Vijverberg. Was de veroordeling van de<br />

landsadvocaat door prins Maurits een kwestie<br />

van recht, of was het een politieke moord?<br />

Toch starten we het <strong>Jaarboek</strong> met een bijdrage<br />

die eigenlijk niet zoveel van doen heeft met vrede<br />

en recht, wel met ruzie. Het artikel handelt<br />

over een laat zeventiende-eeuws hekeldicht van<br />

de hand van Jan van Hoogstraten. In dit gedicht<br />

wordt het huwelijk van zijn vroegere vriend<br />

dominee Salomon van Til met de veel jongere<br />

Agatha van Molenschot op de hak genomen. Elly<br />

Groenenboom beschrijft de hoofdrolspelers en<br />

geeft daarmee tevens een inkijkje in de kringen<br />

waarin zij verkeerden.<br />

Als laatste bieden wij een artikel van Hans<br />

Beekhuis over de merkwaardige wederwaardigheden<br />

van een zonnewijzer, die na verschillende<br />

keren door museumdirecteuren met hun auto te<br />

zijn aangereden op het voorplein van het Mauritshuis,<br />

uiteindelijk een mooie en verdiende plaats<br />

heeft gevonden in de tuin van de Raad van State.<br />

Een symbool van Tijd in de omgeving van Recht.<br />

Zoals altijd wordt het <strong>Jaarboek</strong> afgesloten<br />

met de ‘rubrieken’, die zoals wij menen een<br />

belangrijk naslagwerk vormen.


Internationale Stad van Vrede en Recht, zo afficheert<br />

de gemeente Den Haag zich graag. Dat is<br />

niet zonder reden. Er zijn vele organisaties in Den<br />

Haag gevestigd die zich juist op deze zaken richten.<br />

Deze aspecten, het internationale, en recht<br />

en vrede, zijn bindende factoren in de meeste<br />

bijdragen in het <strong>Jaarboek</strong> van dit jaar.<br />

Als eerste voorbeeld van het internationale<br />

moge dienen het artikel van Carla van Beers<br />

over een huis in de Piet Heinstraat, waarin zij<br />

beschrijft hoe vanaf 1940 tot 1971 juist mensen<br />

van Duitse nationaliteit daar gewoond hebben. De<br />

Duitse die in 1940 in dat huis kwam wonen, was<br />

een kamenierster van prinses Juliana. De prinses<br />

was kort daarvoor het land ontvlucht, waardoor<br />

de kamenierster die daarvoor op Paleis Noordeinde<br />

een kamer had, zonder werk kwam te zitten.<br />

We hebben het dan natuurlijk over het jaar<br />

van de Duitse inval en de daaropvolgende<br />

bezetting. Recht of onrecht, we zijn er eigenlijk<br />

wel uit. In ieder geval had het ook gevolgen<br />

voor het Haagse politieapparaat. Deze rechtshandhaver<br />

werd dienaar van het onrecht. Corien<br />

Glaudemans heeft het in een gedegen artikel<br />

over de Documentatiedienst van de Haagse<br />

politie, die door de Duitse bezetter gaandeweg<br />

steeds meer werd ingezet voor de jodenvervolging<br />

en de bestrijding van het verzet.<br />

Eén van de belangrijkste beweegredenen van<br />

verschillende politieke bewegingen na de Tweede<br />

Wereldoorlog in Europa was het streven om<br />

de verschrikkingen van de oorlog in de toekomst<br />

te voorkomen. Men dacht dat onder andere te<br />

kunnen bereiken door een Europese integratie,<br />

een Europese Unie. Chris Nigten beschrijft een<br />

van de initiatieven daartoe, het Congres van<br />

Europa dat in 1948 in Den Haag werd gehouden.<br />

Dick Kaajan heeft het over de fundamentele<br />

discussie die ontstond tussen rechtsgeleerden<br />

en historici naar aanleiding van de plaatsing in<br />

1954 van een standbeeld van Oldenbarnevelt aan<br />

de Lange Vijverberg. Was de veroordeling van de<br />

landsadvocaat door prins Maurits een kwestie<br />

van recht, of was het een politieke moord?<br />

Toch starten we het <strong>Jaarboek</strong> met een bijdrage<br />

die eigenlijk niet zoveel van doen heeft met vrede<br />

en recht, wel met ruzie. Het artikel handelt<br />

over een laat zeventiende-eeuws hekeldicht van<br />

de hand van Jan van Hoogstraten. In dit gedicht<br />

wordt het huwelijk van zijn vroegere vriend<br />

dominee Salomon van Til met de veel jongere<br />

Agatha van Molenschot op de hak genomen. Elly<br />

Groenenboom beschrijft de hoofdrolspelers en<br />

geeft daarmee tevens een inkijkje in de kringen<br />

waarin zij verkeerden.<br />

Als laatste bieden wij een artikel van Hans<br />

Beekhuis over de merkwaardige wederwaardigheden<br />

van een zonnewijzer, die na verschillende<br />

keren door museumdirecteuren met hun auto te<br />

zijn aangereden op het voorplein van het Mauritshuis,<br />

uiteindelijk een mooie en verdiende plaats<br />

heeft gevonden in de tuin van de Raad van State.<br />

Een symbool van Tijd in de omgeving van Recht.<br />

Zoals altijd wordt het <strong>Jaarboek</strong> afgesloten<br />

met de ‘rubrieken’, die zoals wij menen een<br />

belangrijk naslagwerk vormen.


Het ledental in de tweede helft van het verslagjaar<br />

bedroeg 1203 leden en instellingen. In dit<br />

ledental zijn verwerkt 23 in 2011 vervallen<br />

lidmaatschappen en 26 nieuwe lidmaatschappen.<br />

Gezinslidmaatschappen zijn meegeteld als<br />

twee leden.<br />

Het aantal lidmaatschappen dat statutair<br />

eerst kon worden beëindigd na het eind van<br />

het verslagjaar bedroeg 48, het verslagjaar werd<br />

afgesloten met 1152 leden en instellingen.<br />

<br />

In 2011 was het bestuur als volgt samengesteld:<br />

drs. D.J. Cannegieter, voorzitter,<br />

drs. P. de Kiefte, secretaris,<br />

ir. R.J. Gmelig Meijling, penningmeester,<br />

drs. F. Fox, lid,<br />

drs. C.M. Nigten, lid (tot 19 maart 2011),<br />

mevrouw Ph.A.M. Swenker, lid,<br />

mevrouw drs. D. Timmer, lid.<br />

R.P.H. Wubbels, lid (na 19 maart 2011).<br />

Het bestuur kwam bijeen op 26 januari, 9 maart,<br />

23 maart, 20 april, 18 mei, 22 juni, 25 augustus,<br />

6 oktober, 26 oktober, 16 november en 9 december<br />

2011.<br />

<br />

Beschermvrouwe: H.M. de Koningin.<br />

Erevoorzitter: de heer J.J. van Aartsen, burgemeester<br />

van ’s-Gravenhage.<br />

Ereleden: mevrouw mr. G.E. Heijnis, drs. H. Borde-<br />

wijk, drs. W.J. Deetman, drs. M. van Doorn, mr.dr.<br />

A.J.E. Havermans, mr. G.W. van Herwaarden,<br />

drs. W.M. van der Mast en drs. C.J.J. Stal.<br />

<br />

De voorjaarsvergadering werd gehouden op<br />

19 maart 2011 in de Schutterszaal van het Haags<br />

Historisch Museum. Vijfendertig leden woonden<br />

de vergadering bij.<br />

Nadat het verslag van de Algemene Ledenvergadering<br />

van 2 oktober 2010 akkoord was bevonden,<br />

gaf de penningmeester een toelichting<br />

op de jaarrekening 2010. Het resultaat van het<br />

boekjaar was negatief, hetgeen voor 2010 reeds<br />

was begroot. Dit was veroorzaakt doordat, om<br />

het Lustrum 2010 te bekostigen, de opgebouwde<br />

reserve voor dit lustrum te gelde is gemaakt.<br />

Toch was het resultaat van het boekjaar minder<br />

negatief dan oorspronkelijk was begroot. Dit<br />

was mede te danken aan de donaties voor het<br />

lustrumboekje die in 2009 werden ontvangen<br />

van het Fonds 1818 en van De Frans Mortelmans<br />

Stichting en in 2010 werden ontvangen van de<br />

M.A.O.C. Gravin van Bylandt Stichting en van<br />

het De Gijselaar-Hintzen fonds, de donatie van<br />

5000 Euro voor de <strong>Die</strong> <strong>Haghe</strong>-prijs 2010 ontvangen<br />

van Insinger de Beaufort en de jaarlijkse<br />

subsidie van de gemeente Den Haag. Daarnaast<br />

waren de gerealiseerde kosten van de aanmaak<br />

van het jaarboek 2010, van de uitgave van ledenberichten<br />

en van lustrumactiviteiten buiten<br />

het lustrumboekje om, lager dan was begroot.<br />

Dat heeft ertoe geleid dat een bescheiden eerste


Elly Groenenboom-Draai


Vele wat oudere lezers zullen zich nog uit de<br />

jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw de<br />

televisieuitzendingen Zo is het toevallig ook nog<br />

eens een keer en Farce Majeure herinneren, zoals<br />

de wat jongere die van Kees van Kooten en Wim<br />

de Bie. Het waren alle satirische programma’s,<br />

die op karakteristieke wijze kritiek leverden op<br />

de maatschappij.<br />

Satire is van alle tijden en kent vele verschijningsvormen.<br />

Er zijn satirische prenten, zoals<br />

die van de achttiende-eeuwse Engelse schildercartoonist<br />

William Hogarth; satirische tijdschriften,<br />

zoals De Haegse Mercurius van de zeventiendeeeuwse<br />

Haagse advocaat Hendrik Doedijns, en<br />

films, zoals The Great Dictator, de beroemde satire<br />

van Charlie Chaplin op het nazisme. Maar tevens<br />

bestaat er satirische literatuur. Ook daarin is het<br />

de bedoeling personen, toestanden of ideeën te<br />

kritiseren, veelal (maar niet altijd!) op humoristische<br />

wijze, en met gebruikmaking van tal<br />

van literaire middelen, waaronder ironie en<br />

overdrijving. Al in de Oudheid lieten satirici van<br />

zich horen, en zo dienden Romeinse dichters<br />

als Horatius en Juvenalis vele latere auteurs tot<br />

voorbeeld.<br />

De zeventiende eeuw was in Nederland in<br />

dit opzicht een vruchtbare eeuw. Velen zullen<br />

in de schoolbanken geconfronteerd zijn met<br />

één of meer hekeldichten uit Vondels rijke<br />

productie, met zijn Roskam of zijn Harpoen. Soms<br />

werden zulke verzen achteraf gebundeld, en zo<br />

verschijnt in het jaar 1698 op een fictief drukkersadres<br />

de roemruchte bundel Schimp- en Hekeldigten,<br />

gevolgt na den Roomsen Juvenalis (…), 1 een<br />

bonte verzameling van persoonlijke aanvallen<br />

<br />

<br />

en afrekeningen in dichtvorm. Bij velen zullen<br />

ze ergernis hebben gewekt, of zelfs woede; bij anderen<br />

leedvermaak. Onder vele andere bevat hij<br />

twee zeer venijnige satires, getiteld De Coccejaanse


Venus (…) 2 en De Bruiloft in Salomons Tempel (…) 3 .<br />

Het zijn lange gedichten, waarin de slachtoffers,<br />

zoals te verwachten, voor de moderne en wellicht<br />

ook voor menige eigentijdse lezer schimmig<br />

<br />

blijven. 4 Wel wordt gaandeweg duidelijk dat het<br />

om een huwelijk draait tussen een bepaalde<br />

‘Mejuffer’ en ‘haar geleerden Dominé’. 5 <strong>Die</strong> laatste<br />

zien we, met name in De Bruiloft in Salomons<br />

Tempel, waar de naam al in de titel voorkomt, geregeld<br />

aangeduid als Salomon. 6 Bij herlezen van<br />

de gedichten valt op dat daarin het woord ‘til’<br />

enkele malen zó nadrukkelijk valt, dat de alerte<br />

lezer het begint te associëren met de familienaam<br />

Van Til. 7 Als dan bovendien als bruid een<br />

jong ‘Aagje’ wordt opgevoerd, 8 dat, beeldsprakig,<br />

‘Dees ouden doffer’ ‘Van zijn Til’ heeft gelicht, 9<br />

komen we dichter bij de identiteit van het<br />

gewraakte duo. Gekoppeld aan nog wat andere<br />

aanwijzingen, waarvan vermelding binnen dit<br />

kader te ver zou voeren, leidt ten slotte de naam<br />

van de bruidegom naar de vooraanstaande<br />

Dordtse (en later Leidse) predikant-hoogleraar<br />

Salomon van Til (1643-1713). 10<br />

Zijn jonge bruid luistert dus naar de naam<br />

Aagje. En kennelijk is zij niet Van Tils eerste<br />

vrouw, want in beide gedichten verneemt de<br />

lezer dat de dominee zijn ziekelijke en intussen<br />

overleden echtgenote heeft verruild voor dit<br />

‘jong, vrolijk Aagje’: 11<br />

Dus krygt een Swartrok [predikant] voor zijn oud<br />

verslete wijf<br />

Ligt een jong Aagje hier of daar tot zijn geryf.<br />

Daarmee is de toon al enigszins gezet. In De Bruiloft<br />

in Salomons Tempel wordt dit Aagje ironisch,<br />

gezien de context, getypeerd als de ‘Goetheit’, een<br />

epitheton dat in een voetnoot wordt verklaard<br />

als ‘Agata’ 12 (waarmee de dichter verwijst naar<br />

het Griekse ta agatha = het goede). Haar achternaam<br />

duikt helaas nergens in de gedichten op.


Carla van Beers<br />

Wie gebiologeerd raakt door de geschiedenis<br />

van een huis kan er vanuit diverse invalshoeken<br />

naar kijken. Zo heeft een huis veel weg van een<br />

wiskundige formule met bekende en onbekende<br />

variabelen. Alles lijkt inwisselbaar: bewoners,<br />

eigenaren, huurders en onderhuurders. Het<br />

is dan een uitdaging om op zoek te gaan naar<br />

sporen die ooit zijn achtergelaten. En wanneer<br />

vervolgens fragmenten uit het verleden zichtbaar<br />

worden, verschijnen de contouren van een<br />

geschiedenis, een verhaal van mensen die komen<br />

en gaan. Zoals in het pand Piet Heinstraat 117/119,<br />

dat sinds de bouw in 1882 een thuis is geweest<br />

voor meer dan tweehonderd mensen. 1 Het is<br />

verrassend om te zien hoeveel bewoners er van<br />

buiten de stad komen. Ze passen in het beeld,<br />

van ambtenaren, gepensioneerde officieren,<br />

weduwes, oud-Indisch gasten en renteniers, dat<br />

zo karakteristiek is voor Den Haag.<br />

Burgemeester mr. S.J.R. de Monchy beschrijft<br />

in zijn mémoires, die in 1946 verschenen, de<br />

voortdurende toestroom van nieuwe burgers in<br />

zijn stad. ‘Een locaal patriottisme, zooals Amsterdam<br />

en Rotterdam dat in zoo hooge mate<br />

kennen, is in de toonaangevende kringen van<br />

Den Haag haast onbestaanbaar. Daarvoor reiken<br />

er de meeste wortels nog te weinig diep. Jong,<br />

nieuw, zonder traditie is de Haagsche bevolking<br />

in deze kringen; men kan ze niet vlottend noemen,<br />

want het is er geen komen en gaan, eerder<br />

komen en blijven, een aanslipping als gevolg van<br />

den voortdurenden stroom, die meer achterlaat<br />

dan hij meeneemt. (…) Ietwat paradoxaal kan<br />

men zeggen, dat de echte Hagenaar niet bestaat’,<br />

stelt hij, ‘want de wieg van vele Hagenaars heeft<br />

elders gestaan’. 2<br />

Door hun moedertaal brengen bewoners<br />

een andere sfeer in een huis en in een stad. Zo<br />

ontstaat er voor Piet Heinstraat 119 een Duitse<br />

episode die drie decennia voortduurt. Ze begint<br />

in de zomer van 1940 met de komst van een<br />

juffrouw uit Beieren en eindigt in 1971 met<br />

het vertrek van een echtpaar uit Hamburg. In<br />

de tussentijd zien we de in Rotterdam geboren<br />

huiseigenaar dr. Hendrik Muller. Hij is geen<br />

onbekende in Den Haag, het is een man die zich<br />

graag in regeringskringen beweegt. 3 Na zijn<br />

dood leeft zijn naam voort in een fonds. Na dertig<br />

jaar verkoopt dit fonds het huis. De periode<br />

1940-1971 wordt dus niet alleen door de taal<br />

of nationaliteit van de bewoners gekenmerkt,<br />

maar ook door de connecties van de eigenaar<br />

die bij bestudering zichtbaar worden. Het laat<br />

de raakvlakken van netwerken zien waarbij in-


woners van Den Haag en bekende namen uit de<br />

‘toonaangevende kringen’ elkaar tegenkomen.<br />

<br />

De bezetting is pas enkele weken een feit. Den<br />

Haag viert op zaterdag 29 juni de verjaardag van<br />

prins Bernhard. Burgemeester De Monchy heeft<br />

van de Duitsers de opdracht gekregen dat er<br />

niet gevlagd mag worden en heeft daar gehoor<br />

aangegeven. Het is een mooie dag en de warmte<br />

<br />

brengt veel mensen op straat. De wandelaars<br />

dragen oranje lintjes of witte anjers. Er worden<br />

bloemen gebracht naar het Paleis Noordeinde,<br />

waar gelegenheid is voor het tekenen van de<br />

felicitatieregisters. De burgemeester en ook<br />

generaal Winkelman komen persoonlijk langs<br />

om er hun gelukwensen in te zetten. Het is de<br />

eerste Oranjedag na de overgave, nota bene de<br />

verjaardag van de prins. De bezetter neemt het<br />

hem kwalijk dat hij als geboren Duitser voor zijn


Corien Glaudemans<br />

<br />

Eind 1940 is in Den Haag als afdeling van de<br />

Haagse gemeentepolitie de Documentatiedienst<br />

opgericht. Deze dienst was de onofficiële voortzetting<br />

van de vooroorlogse Inlichtingendienst,<br />

de politieke recherche van de Haagse politie<br />

die zich vooral bezighield met het observeren<br />

van Hagenaars van wie de opvattingen zich aan<br />

de uiterste zijden van het politieke spectrum<br />

bevonden. Al snel na de oprichting werkte deze<br />

Documentatiedienst zeer nauw samen met de<br />

Duitse bezetter. Vanaf 1942 hield de dienst zich<br />

hoofdzakelijk bezig met het bestrijden van het<br />

Haagse verzet en de vervolging van ondergedoken<br />

joden.<br />

Tot voor kort verkeerde het Haags Gemeentearchief<br />

in de veronderstelling dat het totale archief<br />

van de Documentatiedienst, dat dateert van<br />

na 1942, tijdens of na de oorlog was vernietigd.<br />

Gedurende het onderzoek voor dit artikel is gebleken<br />

dat een deel daarvan is terechtgekomen<br />

in de dossiers van berechte Haagse politieagenten<br />

die bij de Haagse Documentatiedienst werkzaam<br />

waren. De archiefstukken zijn gebruikt<br />

bij de naoorlogse rechtspraak en belandden<br />

uiteindelijk in het Centraal Archief Bijzondere<br />

Rechtspleging (CABR) bij het Nationaal Archief<br />

(NA). In dit CABR bevinden zich meer dan<br />

500.000 dossiers van Nederlanders tegen wie na<br />

<br />

de oorlog een onderzoek is ingesteld naar nietvaderlands<br />

gedrag. Ongeveer 60.000 van deze<br />

onderzochte personen zijn ook daadwerkelijk<br />

berecht. Dit artikel is voor een belangrijk deel<br />

gebaseerd op de desbetreffende dossiers.<br />

Deze dossiers bieden niet alleen veel gegevens<br />

over de dienst zelf, maar ook veel nieuwe<br />

informatie over het Haagse verzet en de betrokkenheid<br />

van de dienst bij de arrestatie van ondergedoken<br />

joden. In dit artikel zal ook hieraan<br />

uitvoerig aandacht worden besteed.<br />

<br />

<br />

Na de bezetting van Nederland in mei 1940<br />

wenste de leiding van de Haagse politie haar<br />

taak op de vooroorlogse wijze voort te zetten.<br />

Hoofdcommissaris N.G. van der Mey keerde zich<br />

zelfs tegen iedere vorm van protest of verzet tegen<br />

de bezetter. Ook anti-Duitse agenten binnen<br />

het korps werden bestraft. 1 Hoofdcommissaris<br />

mr. Petrus Martinus Carolus Julianus Hamer, in<br />

september 1940 benoemd tot de opvolger van<br />

Van der Mey, toonde duidelijk nationaalsocialistische<br />

sympathieën en was zelfs nog volgzamer.<br />

In het najaar van het eerste oorlogsjaar wenste<br />

de Duitse Sicherheitspolizei (SiPo/SD) 2 dat er een<br />

speciale politieke rechercheafdeling bij het<br />

Haagse politiekorps zou komen, die nauw met


de Duitsers zou samenwerken. Hoofdcommissaris<br />

Hamer 3 besloot in overleg met de Duitse<br />

bezetter de politieke rechercheafdeling van de<br />

Haagse politie, Inlichtingendienst genaamd, om<br />

te vormen tot de Documentatiedienst, een afdeling<br />

die een duidelijke nationaalsocialistische<br />

signatuur zou gaan dragen.<br />

Officieel ging de nieuwe dienst op 25 november<br />

1940 van start. 4 Hiermee had Den Haag de<br />

eerste genazificeerde politie-inlichtingendienst<br />

in Nederland. In 1941 en 1942 kregen andere<br />

steden soortgelijke diensten, in Utrecht kwam<br />

de Centrale Controle en in Rotterdam Groep X.<br />

De vooroorlogse Inlichtingendienst had zich<br />

vooral beziggehouden met het bespioneren van<br />

uiterst rechtse en uiterst linkse personen in de<br />

Haagse samenleving, of zoals medewerker Pieter<br />

Jan Ritsema het omschreef: ‘het houden van toezicht<br />

op bepaalde politieke personen en politieke<br />

vereenigingen’. 5 Vooral communisten, maar<br />

ook NSB’ers en aanhangers van partijtjes als de<br />

NSNAP (Nationaal-Socialistische Nederlandsche<br />

Arbeiderspartij) kregen speciale aandacht van<br />

de vooroorlogse Inlichtingendienst. 6 Kort na de<br />

capitulatie behandelde de Inlichtingendienst<br />

vooral klachten van Duitsers die in de meidagen<br />

waren geïnterneerd. 7 Net als de Inlichtingendienst<br />

rapporteerde de Documentatiedienst<br />

direct aan de hoofdcommissaris.<br />

De dienst was vanaf de instelling in november<br />

1940 tot aan de opheffing in augustus 1944<br />

gehuisvest aan de Laan Copes van Cattenburch 6<br />

(sinds 1957 is dit adres gewijzigd in Burgemeester<br />

van Karnebeeklaan 6). Op 11 april 1944 werd<br />

bij het bombardement van het nabij gelegen<br />

gebouw Kleykamp, waar het Centraal bevolkingsregister,<br />

de registratie van de Nederlandse joden


Chris Nigten<br />

<br />

Om de vijftigjarige totstandkoming van de<br />

Verdragen van Rome te herdenken, organiseerden<br />

het Lectoraat Public Management en de<br />

opleiding European Studies van De Haagse<br />

Hogeschool op 13 maart 2007 de conferentie<br />

Ideals and Values in European Integration. Als docent<br />

leidde ik ’s middags de workshop Ideals.<br />

The founding fathers and their heritage, die vooral<br />

in het teken stond van Robert Schuman. Deze<br />

Franse minister van Buitenlandse Zaken had<br />

op 9 mei 1950 met zijn voorstel de kolen- en<br />

staalproductie van Frankrijk en Duitsland<br />

onder gemeenschappelijk gezag te brengen,<br />

de aanzet gegeven tot de Europese Gemeenschap<br />

voor Kolen en Staal (EGKS) en aldus<br />

tot de huidige Europese Unie (EU). De conferentiebundel<br />

nam ik te baat om te wijzen op<br />

de selectieve wijze waarop de website van de<br />

Europese Unie de vroege geschiedenis van de<br />

Europese integratie weergeeft of eigenlijk niet<br />

weergeeft. De Schuman-verklaring wordt daar<br />

gepresenteerd als het startpunt, waarop an sich<br />

weinig valt af te dingen. Echter, over de jaren<br />

vóór 1950 geen woord, alsof de Europese samenwerking<br />

niet een al eeuwenoud idee is en<br />

het Europees federalisme in de eerste jaren na


de Tweede Wereldoorlog geen koortsachtige<br />

ontwikkeling beleefde met als<br />

hoogtepunt het Congres van Europa<br />

van 7-10 mei 1948 in Den Haag. Om het<br />

belang van dit roemruchte congres te<br />

onderstrepen schreef ik mijn bijdrage. 1<br />

Tevens met de bedoeling te wijzen op<br />

de continuïteit van de op de EU-site<br />

weggemoffelde periode 1945-1949 en<br />

de geboorte van de Europese Unie<br />

in de jaren 1950-1951. De Schumanverklaring<br />

opende een nieuwe fase<br />

in een jarenlang proces van Europese<br />

plannenmakerij. De tijd bleek rijp voor<br />

concrete initiatieven. Een jaar na Den<br />

Haag vond in Straatsburg de oprichting<br />

van de Raad van Europa plaats en<br />

weer een jaar later zette Schuman een<br />

volgende stap.<br />

Van meet af raken de studenten van<br />

de opleiding European Studies door<br />

hun leerboeken vertrouwd met de opmaat<br />

tot de Europese Unie. Zo zien we<br />

in de handzame inleiding uit de serie<br />

Very Short Introductions op de eerste foto<br />

Winston Churchill in actie tijdens het<br />

Haags congres en pas op de tweede<br />

foto de pères de l’Europe Jean Monnet<br />

en Robert Schuman. 2 Deze leerboeken<br />

zijn een weerslag van wetenschappelijk<br />

onderzoek. Onder historici is<br />

het goed gebruik de geschiedenis van<br />

de Europese integratie te bestuderen<br />

binnen ruime kaders qua tijd, ruimte<br />

en perspectief. 3 Het verbaast dan ook<br />

niet, dat in 1984 in Straatsburg een<br />

internationaal colloquium plaatsvond


Dick Kaajan<br />

<br />

Het duurde tot 13 oktober 1954 voordat koningin<br />

Juliana in Den Haag aan de Lange Vijverberg een<br />

‘nationaal’ standbeeld voor Johan van Oldenbarnevelt<br />

onthulde. 1 Haarlem, Amersfoort en Rotterdam<br />

waren de Hofstad daarin voorgegaan. 2<br />

Het was een schepping van de beeldhouwer<br />

L.O. Wenckebach 3 , duidelijk geïnspireerd op het<br />

bekende schilderij van M.J. van Mierevelt uit<br />

1617. Wenckebach had Oldenbarnevelt ‘voorgesteld<br />

met de hand op zijn hart’ om daarmee ‘het<br />

contrast aan te duiden tussen Oldenbarnevelts<br />

stugge manier van optreden, […] die [hem] op<br />

het schavot bracht, en zijn innerlijke wezen dat<br />

goed moet zijn geweest’. 4 De onthulling van dit<br />

standbeeld had een lange voorgeschiedenis. Omdat<br />

het hier om een standbeeld ging voor een<br />

politieke tegenstander van prins Maurits werd<br />

hierover onder historici en politici verschillend<br />

gedacht. Dit bleek opnieuw in 1954.<br />

Voor het goede begrip wordt eerst ingegaan<br />

op het conflict tussen Oldenbarnevelt en prins<br />

Maurits, dat hieraan ten grondslag lag. Als<br />

landsadvocaat van het gewest Holland was Oldenbarnevelt<br />

in het belang van de handel een<br />

voorstander van een vredesverdrag met Spanje.<br />

Toen dit niet haalbaar bleek, werd in 1609 een<br />

twaalfjarig bestand met Spanje gesloten. Dit<br />

betekende wel een scheuring tussen de overwe-


gend protestantse Noordelijke en de voornamelijk<br />

katholieke Zuidelijke Nederlanden. Maurits<br />

had als opperbevelhebber van het Staatse leger<br />

(van de Republiek) liever nieuwe overwinningen<br />

behaald.<br />

Op godsdienstig gebied ontstonden er twisten<br />

tussen de vrijzinnige remonstranten en de<br />

orthodoxe contra-remonstranten over de leer<br />

van de uitverkiezing (predestinatie). Daarin<br />

koos Oldenbarnevelt de zijde van de gematigde<br />

remonstranten. Toen de Staten-Generaal voor<br />

de beslechting van dit geschil een Nationale<br />

Synode wilden uitschrijven vreesde Oldenbarnevelt<br />

dat deze in het voordeel van de contraremonstranten<br />

zou uitvallen. Bovendien vond<br />

hij dat daardoor de soevereiniteit van de gewesten,<br />

die gewoonlijk synoden uitschreven, werd<br />

aangetast. Door op 9 juli 1617 openlijk de zijde<br />

van de contra-remonstranten te kiezen kwam<br />

Maurits tegenover Oldenbarnevelt te staan. Als<br />

reactie daarop namen de Staten van Holland op<br />

9 augustus de zogenaamde Scherpe resolutie<br />

aan. Deze maakte het de Hollandse stadsbesturen<br />

mogelijk om voor de handhaving van de<br />

openbare orde zelf waardgelders in dienst te<br />

nemen. Een maatregel die voortkwam uit het<br />

wantrouwen tegenover het Staatse leger. Op last<br />

van de Staten-Generaal dankte Maurits vervolgens<br />

deze waardgelders af en arresteerde hij<br />

een aantal prominente leden van de Staten van<br />

Holland en Utrecht onder wie Oldenbarnevelt.<br />

In 1860 schreef de Leidse hoogleraar R. Fruin<br />

dat in ‘onze tijd’ niet licht een standbeeld voor<br />

Oldenbarnevelt zou verrijzen. 5 In 1874 verzette<br />

dr. A. Kuyper zich tegen het plan van zijn partijgenoot<br />

mr. G. Groen van Prinsterer, voorzitter<br />

van de Anti-Revolutionaire Partij, om tegelijk<br />

<br />

zowel voor prins Maurits een standbeeld op<br />

te richten in Breda, de vestigingsplaats van de<br />

Koninklijke Militaire Academie, als voor Johan<br />

van Oldenbarnevelt in het regeringscentrum<br />

Den Haag op het Binnenhof: de plaats waar de<br />

landsadvocaat op 13 mei 1619 op het schavot de<br />

dood had gevonden. 6 Toen een commissie Fruin<br />

in 1884 polste over een plan om in Amersfoort<br />

een standbeeld op te richten, was hij daar tegen.<br />

Het was overigens wel zijn wens dat er een<br />

standbeeld voor deze staatsman zou komen.<br />

Maar dan moest het ‘niet in zijn geboorteplaats,<br />

het zeldzaam bezochte Amersfoort, maar in<br />

Den Haag op het tooneel zijner staatkundige<br />

werkzaamheden, zoo het kon op het Binnenhof,<br />

[…] prijken’. Zonder toestemming van koning<br />

Willem III zou Fruin het niet willen doordrijven.<br />

Omdat velen dit als een belediging van het<br />

huis van Oranje zouden opvatten, verwachtte<br />

hij echter een politieke tweestrijd, die hij in het<br />

belang van het land niet wilde uitlokken. 7 In<br />

1919 ijverde de <strong>Geschiedkundige</strong> <strong>Vereniging</strong> <strong>Die</strong><br />

<strong>Haghe</strong> alsnog voor een standbeeld, maar tevergeefs.<br />

8 Nog steeds werd gedacht dat koningin<br />

Wilhelmina evenals later koningin Juliana hier<br />

aanstoot aan zou nemen. Zeker wanneer het<br />

standbeeld op het Binnenhof zou staan, omdat<br />

zij daar jaarlijks bij de opening van de Staten-<br />

Generaal herinnerd zouden worden aan de<br />

onthoofding van Oldenbarnevelt door Maurits,<br />

via een zijlijn een voorvader. Mede daarom<br />

kwam het standbeeld aan de Lange Vijverberg<br />

te staan. Oldenbarnevelts biograaf mr.dr. J. den<br />

Tex voerde overigens in 1973 nog actie voor verplaatsing<br />

van het standbeeld naar het Binnenhof<br />

als de enig juiste plaats. 9 Uit de aanwezigheid<br />

van koningin Juliana bij de onthulling


Hans Beekhuis<br />

<br />

Jaren geleden trof ik in Waalre bij mijn<br />

vriend Noud Louwers in diens mooie, symmetrisch<br />

ingerichte tuin een zonnewijzer<br />

aan. 1 Het is een klassiek exemplaar dat,<br />

zo vertelde hij mij, een exacte kopie is van<br />

de antieke zonnewijzer, die vroeger op<br />

het voorplein van het Mauritshuis stond.<br />

Omdat ik nauw betrokken was bij het<br />

Mauritshuis intrigeerde het mij waarom de<br />

originele zonnewijzer daar is verdwenen;<br />

ik vroeg mij af waar hij was gebleven. Ik<br />

heb toen Frits Duparc, directeur van het<br />

museum van 1991 tot 2008, gevraagd of de<br />

zonnewijzer niet kon terugkeren. Maar hij<br />

vond dat geen goed idee, omdat de zonnewijzer<br />

het transport van grote schilderijen<br />

via de oude hoofdingang van het museum<br />

te zeer zou hinderen. Ik heb de zaak toen<br />

maar laten rusten, maar de vragen bleven<br />

mij bezighouden.<br />

Gelukkig deed zich in 2009 een nieuwe<br />

gelegenheid voor terugplaatsing van de<br />

zonne wijzer aan de orde te stellen. Tijdens<br />

een diner dat mij in mei 2009 bij mijn<br />

afscheid als vicevoorzitter van de Stichting<br />

Vrienden van het Mauritshuis werd aangeboden<br />

heb ik in mijn tafelrede opnieuw<br />

aandacht gevraagd voor de verdwenen


H.F. Ambachtsheer 1


H.F. Ambachtsheer 1


Samengesteld door Renske Boosman


samengesteld door Maarten Schenk


Samengesteld door Ph.A.M. Swenker


Samengesteld door Ph.A.M. Swenker


Samengesteld door Corien Glaudemans


Samengesteld door Renske Boosman


Samengesteld door Renske Boosman


Samengesteld door Paul de Kievit

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!