Complete pdf - GeoTechniek
Complete pdf - GeoTechniek
Complete pdf - GeoTechniek
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
CONCEPTUELE METHODE VOOR EEN<br />
SNELLE DIAGNOSE VAN HET FAALGEDRAG<br />
VAN DE VLAAMSE DIJKEN<br />
THERMISCH ONTWERP BIJ GRONDVRIEZEN IN NEDERLAND<br />
SCHEMATISERINGSFACTOR MAAKT KEUZES<br />
IN GEOTECHNIEK BETER ZICHTBAAR<br />
VERDICHTEN VAN ZAND VOOR<br />
BOORTUNNELS RANDSTADRAIL<br />
JAARGANG 15 NUMMER 3 JULI 2011<br />
ONAFHANKELIJK VAKBLAD VOOR HET GEOTECHNISCHE WERKVELD<br />
INCLUSIEF<br />
kunst
FUGRO <br />
Fugro Ingenieursbureau B.V.<br />
<br />
<br />
www.fugro.nl<br />
...UW GEO-SPECIALIST<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
Risicogestuurd grondonderzoek en deskundige advisering<br />
zijn onmisbaar bij bouwen op of onder de grond!
Beste lezers,<br />
Er zijn momenteel veel ontwikkelingen gaande<br />
op het gebied van het ontwerp en toetsing van<br />
waterkeringen. Een belangrijke ontwikkeling is dat<br />
de vertrouwde bezwijkanalyses op basis van<br />
effectieve spanningen worden vervangen door<br />
ongedraineerde bezwijkanalyses. De wens is om<br />
dit al in 2012 voor de regionale waterkeringen in<br />
te voeren. Hiermee sluiten we beter aan op de in<br />
het buitenland gehanteerde ‘total stress analysis’.<br />
Andere omvangrijke onderzoeken zijn onder andere<br />
het onderzoek naar piping, werkelijke sterkte<br />
(rekening houdend met vervorming) en monitoring<br />
(ijkdijk).<br />
Ik haal dit aan omdat ik vaak merk dat geotechnisch<br />
adviseurs ofwel zijn ingevoerd in het dijkontwerp,<br />
of zijn gespecialiseerd in infra of bouwprojecten,<br />
maar veelal niet in beide. Velen weten bijvoorbeeld<br />
niet dat TAW documenten en leidraden een schat<br />
aan bruikbare informatie geven voor diverse<br />
geotechnische ontwerpberekeningen.<br />
De nieuwe ontwikkelingen zouden ook buiten de<br />
dijkensector moeten worden bediscussieerd en<br />
beoordeeld; waarom een dijk ongedraineerd<br />
berekenen en een ophoging voor een weg of<br />
spoorweg niet? Een ander voorbeeld is de schema-<br />
1 GEOTECHNIEK – Juli 2011<br />
‘ . . . Duidelijk gevalletje van piping ! . . .‘<br />
Van de redactie<br />
tiseringsfactor waarover in dit nummer wordt<br />
geschreven. We moeten nagaan of dit een zinvolle<br />
toevoeging is voor andere geotechnische berekeningen<br />
zoals bouwputten of grondconstructies.<br />
De laatste jaren bent u gewend dat er twee specials<br />
worden uitgegeven; een Nederlandstalige special<br />
rondom een terugkerend Nederlands evenement,<br />
en een Engelstalige special rondom een buitenlands<br />
congres. De haalbaarheid van de laatste<br />
special hangt onder meer af van de congressen<br />
en daarmee samenhangend de bereidheid tot<br />
sponsoring. Dit jaar bleek de Engelstalige special<br />
niet haalbaar. De Nederlandstalige special met de<br />
bijdragen van de geotechniekdag ontvangt u aan<br />
het einde van het jaar.<br />
In deze uitgave vindt u bijdragen over grond -<br />
bevriezen en verdichten van zand. In het artikel<br />
over de schematiseringsfactor kunt u lezen hoe<br />
we onzekerheden in de bodemopbouw in rekening<br />
kunnen brengen. Tevens kunt u lezen over een<br />
nieuwe beoordelingsmethodiek voor Belgische<br />
dijken.<br />
Ik wens u veel leesplezier in dit zomernummer.<br />
Martin de Kant<br />
Namens de redactie en uitgever
Hoofdsponsor<br />
Sub-sponsors<br />
Klipperweg 14 Tel. 043 - 352 76 09<br />
6222 PC Maastricht www.huesker.com<br />
Ringwade 51, 3439 LM Nieuwegein<br />
Postbus 1555, 3430 BN Nieuwegein<br />
Tel. 030 - 285 40 00<br />
www.ballast-nedam.nl<br />
Geopolymeric innovations<br />
Uretek Nederland BV<br />
Zuiveringweg 93, 8243 PE Lelystad<br />
Tel. 0320 - 256 218 www.uretek.nl<br />
Zuidoostbeemster: 0299 - 433 316<br />
Almelo: 0546 - 532 074<br />
Oirschot: 0499 - 578 520<br />
www.lankelma.nl<br />
Stieltjesweg 2<br />
2628 CK Delft<br />
Tel. 088 - 335 7200 www.deltares.nl<br />
Veurse Achterweg 10<br />
2264 SG Leidschendam<br />
Tel. 070 - 311 13 33 www.fugro.com<br />
Gemeenschappenlaan 100<br />
B-1200 Brussel<br />
Tel. 0032 2 402 62 11<br />
www.besix.be<br />
Postbus 1025, 3600 BA Maarssen<br />
Tel. 030-248 6233 Fax 030-248 66 66<br />
info@struktonengineering.nl<br />
www.struktonengineering.nl<br />
Kleidijk 35<br />
3161 EK Rhoon<br />
Tel. 010 - 503 02 00<br />
www.mosgeo.com<br />
Siciliëweg 61<br />
1045 AX Amsterdam<br />
Tel. 020- 40 77 100<br />
www.voorbijfunderingstechniek.nl<br />
2 GEOTECHNIEK – Juli 2011<br />
Hoofd- en Sub-sponsors<br />
Galvanistraat 15<br />
3029 AD Rotterdam<br />
Tel. 010 - 489 69 22<br />
www.gw.rotterdam.nl<br />
Korenmolenlaan 2<br />
3447 GG Woerden<br />
Tel. 0348 - 43 52 54<br />
www.vwsgeotechniek.nl<br />
INPIJN-BLOKPOEL<br />
Ingenieursbureau<br />
Son: 0499 - 47 17 92<br />
Sliedrecht:<br />
0184 - 61 80 10<br />
Hoofddorp:<br />
023 - 565 58 78<br />
www.inpijn-blokpoel.com<br />
Dywidag<br />
Systems<br />
International<br />
Industrieweg 25 – B-3190 Boortmeerbeek<br />
Tel. 0032 16 60 77 60<br />
Veilingweg 2 - NL-5301 KM Zaltbommel<br />
Tel. 0031 418 578922<br />
www.dywidag-systems.com<br />
De Holle Bilt 22<br />
3732 HM De Bilt<br />
Tel. 030 - 220 78 02<br />
Fax 030 - 220 50 84<br />
www.grontmij.nl<br />
Industrielaan 4<br />
B-9900 Eeklo<br />
Tel. +32 9 379 72 77<br />
www.lameirest.be<br />
IJzerweg 4<br />
8445 PK Heerenveen<br />
Tel. 0513 - 63 13 55<br />
www.apvandenberg.com<br />
Rooseveltlaan 8, 4536 GZ Terneuzen<br />
Postbus 326, 4530 AH Terneuzen<br />
Tel. 0031 115 62 09 27<br />
www.bmned.com
Arcadis Nederland BV<br />
Postbus 220<br />
3800 AE Amersfoort<br />
Tel. 033 - 477 1000<br />
Fax 033 - 477 2000<br />
www.arcadis.nl<br />
Cofra BV<br />
Kwadrantweg 9<br />
1042 AG Amsterdam<br />
Postbus 20694<br />
1001 NR Amsterdam<br />
Tel. 020 - 693 45 96<br />
Fax 020 - 694 14 57<br />
www.cofra.nl<br />
Uitgever/bladmanager<br />
Uitgeverij Educom BV<br />
R.P.H. Diederiks<br />
Redactieraad<br />
Alboom, ir. G. van<br />
Barends, prof. dr. ir. F.B.J.<br />
Brassinga, ing. H.E.<br />
Brinkgreve, dr. ir. R.B.J.<br />
Brok, ing. C.A.J.M.<br />
Brouwer, ir. J.W.R.<br />
Calster, ir. P. van<br />
CRUX Engineering BV<br />
Pedro de Medinalaan 3-c<br />
1086 XK Amsterdam<br />
Tel. 020 - 494 3070<br />
Fax 020 - 494 3071<br />
www.cruxbv.nl<br />
CUR Bouw & Infra<br />
Postbus 420<br />
2800 AK Gouda<br />
Tel. 0182 - 540630<br />
Fax 0182 - 54 06 21<br />
www.curbouweninfra.nl<br />
GEOTECHNIEK<br />
JAARGANG 15 – NUMMER 3<br />
JULI 2011<br />
Cools, ir. P.M.C.B.M.<br />
Dalen, ir. J.H. van<br />
Deen, dr. J.K. van<br />
Diederiks, R.P.H.<br />
Eijgenraam, ir. A.A.<br />
Graaf, ing. H.C. van de<br />
Haasnoot, ir. J.K.<br />
Heeres, Dr. Ir. O.M.<br />
Jonker, ing. A.<br />
Kant, ing. M. de<br />
Kleinjan, Ir. A.<br />
Korff, mw. ir. M.<br />
Geomet BV<br />
Postbus 670<br />
2400 AR Alphen aan den Rijn<br />
Tel. 0172 - 449 822<br />
Fax 0172 - 449 823<br />
www. geonet.nl<br />
Ingenieursbureau<br />
Amsterdam<br />
Weesperstraat 430<br />
Postbus 12693<br />
1100 AR Amsterdam<br />
Tel. 020 - 251 1303<br />
Fax 020 - 251 1199<br />
www.iba.amsterdam.nl<br />
Geotechniek is een informatief/promotioneel<br />
onafhankelijk vaktijdschrift dat beoogt<br />
kennis en ervaring uit te wisselen, inzicht<br />
te bevorderen en belangstelling voor het<br />
gehele geo technische vakgebied te kweken.<br />
Lange, drs. G. de<br />
Mathijssen, ir. F.A.J.M.<br />
Schippers, ing. R.J.<br />
Schouten, ir. C.P.<br />
Seters, ir. A.J. van<br />
Smienk, ing. E.<br />
Storteboom, O.<br />
Thooft, dr. ir. K.<br />
Vos, mw. ir. M. de<br />
Waal, van der<br />
Wassing, B.<br />
Wibbens, G.<br />
3 GEOTECHNIEK – Juli 2011<br />
Mede-ondersteuners<br />
Profound BV<br />
Limaweg 17<br />
2743 CB Waddinxveen<br />
Tel. 0182 - 640 964<br />
www.profound.nl<br />
Jetmix BV<br />
Postbus 25<br />
4250 DA Werkendam<br />
Tel. 0183 - 50 56 66<br />
Fax 0183 - 50 05 25<br />
www.jetmix.nl<br />
Redactie<br />
Brassinga, ing. H.E.<br />
Brouwer, ir. J.W.R.<br />
Diederiks, R.P.H.<br />
Kant, ing. M.<br />
de Korff, mw. ir. M.<br />
Thooft, dr. ir. K.<br />
Cover: het DMC-systeem<br />
van Landustrie (beeld:<br />
Lex de Prieëlle) zie pag. 6<br />
Distributie van Geotechniek in België wordt mede mogelijk gemaakt door:<br />
TIS Speciale<br />
Funderingstechnieken<br />
Info: WTCB, ir. Noël Huybrechts<br />
Lombardstraat 42, 1000 Brussel<br />
Tel. +32 2 655 77 11<br />
info@bbri.be<br />
www.tis-sft.wtcb.be<br />
ABEF vzw<br />
Belgische Vereniging<br />
Aannemers Funderingswerken<br />
Priester Cuypersstraat 3<br />
1040 Brussel<br />
Secretariaat:<br />
erwin.dupont@telenet.be<br />
Colofon<br />
Royal Haskoning<br />
Postbus 151<br />
6500 AD Nijmegen<br />
Tel. 024 - 328 42 84<br />
Fax 024 - 323 93 46<br />
www.royalhaskoning.com<br />
SBR<br />
Postbus 1819<br />
3000 BV Rotterdam<br />
Stationsplein 45 A6.016<br />
3013 AK Rotterdam<br />
Tel. 010-206 5959<br />
www.sbr.nl<br />
Geotechniek is<br />
een uitgave van<br />
Uitgeverij Educom BV<br />
Mathenesserlaan 347<br />
3023 GB Rotterdam<br />
Tel. 010 - 425 6544<br />
Fax 010 - 425 7225<br />
info@uitgeverijeducom.nl<br />
www.uitgeverijeducom.nl<br />
Lezersservice<br />
Adresmutaties doorgeven<br />
via ons e-mailadres:<br />
info@uitgeverijeducom.nl<br />
© Copyrights<br />
Uitgeverij Educom BV - Juli 2011.<br />
Niets uit deze uitgave mag<br />
worden gereproduceerd met<br />
welke methode dan ook, zonder<br />
schriftelijke toestemming van de<br />
uitgever. © ISSN 1386 - 2758<br />
BGGG<br />
Belgische Groepering<br />
voor Grondmechanica<br />
en Geotechniek<br />
c/o BBRI, Lozenberg 7<br />
1932 Sint-Stevens-Woluwe<br />
bggg@skynet.be
18<br />
30<br />
46<br />
Paalmatrasproeven II<br />
Belangrijkste conclusies<br />
Ir. Suzanne van Eekelen / Ing. Jack van der Vegt<br />
Ir. Herman-Jaap Lodder / Dr. Ir. Adam Bezuijen<br />
24<br />
36<br />
5 GEOTECHNIEK – Juli 2011<br />
Inhoud<br />
1 Van de Redactie – 6 Actueel – 9 Gesignaleerd – 11 KIVI NIRIA rubriek – 13 SBR-info<br />
14 CUR Bouw & Infra – 16 The Magic of Geotechnics – 23 Agenda – 54 Vraag en antwoord<br />
Erosie riviertalud Erosie landtalud<br />
Afschuiven<br />
riviertalud<br />
Falen dijk<br />
Afschuiven<br />
landtalud<br />
Reststerkte<br />
Schematiseringsfactor maakt keuzes<br />
in geotechniek beter zichtbaar<br />
Ir. Ed Calle / Ir. Werner Halter / Ir. Hans Niemeijer<br />
Piping Micro-instabiliteit<br />
Conceptuele methode voor een snelle diagnose<br />
van het faalgedrag van de Vlaamse dijken<br />
Ir. Gauthier van Alboom / Ir. Koen Haelterman / Ir. Ronny van Looveren<br />
dr. Frank Mostaert / Ir. Patrik Peeters / Ir. Leen Vincke<br />
43 Geokunst Onafhankelijk vakblad voor gebruikers van geokunststoffen<br />
51<br />
Thermisch ontwerp bij grondvriezen in Nederland<br />
Ir. Jacco K. Haasnoot / Ing. Dirk G. Goeman<br />
Verdichten van zand voor<br />
boortunnels RandstadRail<br />
Ir. Diederik van Zanten / Ir. Edwin P.T. Smits / Ir. Rodriaan Spruit<br />
Paalmatrasproeven IIa: Eén laag biaxiaal of twee<br />
lagen uniaxiale wapening in een paalmatras<br />
Ir. Suzanne van Eekelen<br />
50 CUR aanbeveling VC 92: Uitvoeringsrichtlijn geokunststoffen in de waterbouw<br />
Ir. Wim Voskamp
Succesvolle test bij diepste<br />
parkeergarage van Nederland<br />
Rotterdamse innovatie<br />
controleert beton met geluid<br />
Rotterdam bouwt onder het Kruisplein de diepste<br />
parkeergarage van Nederland: vijf verdiepingen,<br />
acht parkeerlagen, 20 meter diep. Tijdens de uitvoering<br />
heeft het ingenieursbureau van Gemeentewerken<br />
Rotterdam (IGWR) samen met aannemer<br />
Besix met succes een nieuwe methode getest om<br />
met geluid de kwaliteit van betonnen diepwanden<br />
te controleren. Deze methode wordt daarom nu<br />
toegepast bij de aanleg van de spoortunnel in<br />
Delft.<br />
De Kruispleingarage biedt straks plaats aan 760<br />
auto’s. Die bereiken hun bestemming vanuit de<br />
Weenatunnel via een 200 meter lange ondergrondse<br />
weg. Aan het einde daarvan ligt een eveneens<br />
ondergrondse rotonde. Behalve tot de<br />
nieuwe garage geeft deze ook toegang tot de<br />
bestaande Schouwburgpleingarage. Voor het<br />
maken van de bouwkuip is 370 meter (omtrek)<br />
diepwand gemaakt. De betonnen, in het werk gestorte,<br />
wanden zijn 1,2 meter dik en 41 meter<br />
‘diep’.<br />
Een potentieel probleem bij het maken van diep-<br />
wanden is de kwaliteitscontrole tijdens de uitvoering.<br />
Zo kwam deze bouwwijze eerder negatief in<br />
het nieuws bij de aanleg van de Noord/Zuidlijn in<br />
Amsterdam. Om vergelijkbare problemen te voorkomen<br />
hebben ingenieurs van Gemeentewerken<br />
Rotterdam een nieuwe meettechniek toegepast.<br />
Met behulp van 50kHz-geluidgolven kunnen<br />
zwakke plekken in de wanden tijdens de uitvoering<br />
worden opgespoord. Deze methode is bij de<br />
Kruispleingarage getest.<br />
De akoestische metingen vonden plaats door zenders<br />
en ontvangers langzaam omhoog te trekken<br />
door een buis die aan de wapeningskorf was bevestigd.<br />
Zo kon de diepwand over de volle hoogte<br />
van 41 meter worden gescand. IGWR onderzocht<br />
ook andere meetmethoden, onder meer met temperatuur<br />
en elektrische weerstand. Het gebruik<br />
6 GEOTECHNIEK – Juli 2011<br />
Actueel<br />
Onder redactie van<br />
Robert Diederiks<br />
van geluidsgolven bleek niet alleen een zeer effectieve<br />
maar ook een relatief goedkope methode.<br />
De Kruispleingarage is een ontwerp van het ingenieursbureau<br />
van Gemeentewerken Rotterdam.<br />
Het ondergrondse deel van de garage is ont -<br />
worpen door architect Maarten Struijs, ook<br />
van het ingenieursbureau. Team CS (Benthem<br />
Crouwel, Meyer en Van Schooten en West 8 Urban<br />
design & landscape architecture) ontwierp de<br />
bovengrondse onderdelen. De oplevering is naar<br />
verwachting medio 2013.<br />
Nieuwe ontwikkeling<br />
van Landustrie Sneek<br />
in BBC programma<br />
‘World Series – Horizons’<br />
De BBC heeft afgelopen april opnamen op locatie<br />
gemaakt aan de dijk bij de Zeelandbrug in Colijnsplaat.<br />
De uitzending wordt gemaakt in het kader van het<br />
UrbanFlood project. Dit is een Europees project<br />
binnen het Zevende Kader Programma.<br />
Het UrbanFlood project omhelst het online monitoren<br />
van dijken in Londen, Amsterdam en Sint<br />
Petersburg. De verkregen gegevens over de conditie<br />
van deze dijken wordt continu geanalyseerd.<br />
Eventueel dijkfalen kan tijdig worden geconstateerd<br />
en waterbeheerders en noodhulpdiensten<br />
kunnen adequaat van informatie worden voorzien.<br />
In Zeeland werden door de BBC opnamen gemaakt<br />
omdat in het dijklichaam naast de Zeelandbrug het<br />
DMC systeem is toegepast.<br />
Dit Dijk Monitoring- en Conditioneringssysteem<br />
is een ontwikkeling van Landustrie Sneek BV en<br />
VolkerWessels Telecom.<br />
Met sensoren wordt de druk en de temperatuur<br />
Piping: een van de fenomenen die met het DMC-systeem te bestrijden zijn.
in de dijk gemeten. Het monitoringsysteem moet<br />
ervoor zorgen dat er geen piping ontstaat. Water<br />
dat door de dijk heen komt, voert dan zand mee en<br />
holt de dijk als het ware uit. Omdat de sensoren<br />
tijdig het pipingprobleem kunnen constateren,<br />
kan met het verpompen van water de dijk in goede<br />
conditie worden gehouden.<br />
Voor het UrbanFlood project is dit systeem met<br />
name waardevol, omdat niet alleen het monitoren<br />
maar ook het conditioneren van het dijklichaam<br />
tot de mogelijkheden behoort.<br />
Keverling Buisman prijs 2011<br />
Wie schreef de beste publicatie op het gebied van<br />
de Geo-Engineering? Meld nu kandidaten voor de<br />
Keverling Buisman prijs 2011!<br />
Tijdens de Geotechniekdag op 10 november 2011<br />
worden prijzen uitgereikt voor publicaties die bijdragen<br />
aan de ontwikkeling van het vakgebied<br />
Geo-engineering: het bouwen met, in en op de<br />
grond. Vanaf 2009 heten deze prijzen de Keverling<br />
Buisman prijs.<br />
Deltares en KIVI-NIRIA Geotechniek Keverling<br />
Buisman reiken prijzen uit in drie categorieën:<br />
Wetenschappelijke publicaties (artikelen van<br />
Nederlandse en Belgische auteurs in de internationale<br />
wetenschappelijke literatuur van het<br />
afgelopen jaar),<br />
Geo-engineering voor een breed publiek (populair-wetenschappelijke<br />
artikelen in de Nederlandse<br />
landelijke dagbladen en de populaire<br />
pers of andere communicatiemiddelen voor een<br />
breed publiek),<br />
Actueel<br />
Jong talent beste afstudeerders aan TU’s en<br />
HBO-instellingen.<br />
Prijswinnaars worden op de Funderingsdag in<br />
het zonnetje gezet en beloond met € 1000,-.<br />
U kunt nu (tot 1 september 2011) kandidaten aanmelden<br />
voor de drie categorieën. De organisatie<br />
zal uit de aanmeldingen een selectie maken waaruit<br />
de jury uiteindelijk drie prijswinnaars kiest.<br />
De voorzitter van de jury, Mandy Korff, zal namens<br />
Deltares en KIVI-NIRIA Geotechniek de prijzen<br />
uitreiken.<br />
Hebt u artikelen of personen waarvan u vindt dat<br />
ze niet mogen ontbreken, dan kunt u deze aanmelden<br />
per e-mail bij ellen.teriele@deltares.nl.<br />
Artikelen en scripties gepubliceerd tussen 1 juli<br />
2009 en 1 september 2011 kunnen meedoen.<br />
Een overzicht van de genomineerden verschijnt in<br />
september op www.geonet.nl.<br />
Meer informatie over de Keverling Buisman prijs<br />
en de samenstelling van de jury is te vinden op<br />
www.geonet.nl.
Verdediging proefschrift overgangsconstructies<br />
in spoorwegen<br />
Op vrijdag 13 mei verdedigde Bruno Coelho met<br />
succes zijn proefschrift Dynamics of railway transition<br />
zones in soft soils.<br />
Het onderzoek werd uitgevoerd aan de TU Delft<br />
in het kader van het Delft Cluster programma, in<br />
samenwerking met Deltares, waarbij ProRail de<br />
belangrijkste stakeholder was. Bij een duiker vlakbij<br />
station Gouda Goverwelle zijn metingen verricht<br />
aan het spoor en de ondergrond ter plaatse<br />
van de overgang tussen de aardebaan en het<br />
kunstwerk. De spoorligging, de waterstand en horizontale<br />
vervormingen zijn gedurende een jaar<br />
gemonitord. Er zijn twee snelle metingen uitgevoerd,<br />
waarbij de dynamische reactie van het<br />
spoor en de ondergrond tijdens treinpassages gemeten<br />
zijn. Coelho heeft de metingen uitgebreid<br />
geanalyseerd en een eindige elementen model<br />
gemaakt om de resultaten te kunnen interpreteren.<br />
Coelho heeft een verbetering bedacht om verplaatsingen<br />
te bepalen uit versnellingsmetingen.<br />
Een opvallend resultaat, dat zo goed uitgewerkt<br />
is, dat geen commissielid kans zag daar oppositie<br />
tegen te voeren. Een belangrijke uitkomst van het<br />
onderzoek is dat de problemen niet alleen door de<br />
slappe bodem komen. Ook de wijze van aanleg<br />
speelt een rol. De vraag van professor Powrie uit<br />
Southampton of zijn studie zich zoals de titel<br />
suggereert alleen bruikbaar is voor een slappe -<br />
ondergrond, moest Coelho dan ook ontkennend<br />
beantwoorden. Het is natuurlijk wel zo dat een<br />
goede ondergrond of goede aanlegwijze de<br />
problemen vermindert.<br />
De relatie tussen het langetermijngedrag en het<br />
dynamische gedrag van de constructie was helaas<br />
beperkt uitgewerkt. Mogelijk speelde de korte<br />
beschikbare tijd hierbij een rol: Coelho had maar<br />
drie jaar voor zijn promotieonderzoek, in plaats<br />
van de gebruikelijke vier. Toch gaven de commissieleden<br />
professor Barends en Hölscher aan dat<br />
er veel aanknopingspunten voor die relatie in het<br />
onderzoek te vinden zijn. Hier liggen dus kansen<br />
voor vervolgonderzoek.<br />
Professor Esveld ging nog in op de praktische toepasbaarheid<br />
van de resultaten. In de conclusies<br />
geeft Coelho aan dat de huidige stootplaat niet<br />
voldoet. Maar welke verbeteringen zijn dan mogelijk?<br />
Dit leverde nog geen concreet, direct toepasbaar<br />
antwoord op. De mogelijkheid van langere<br />
stootplaten of onderlegplaten onder de stootplaat<br />
zijn genoemd, maar er kan ook aan andere<br />
onderhoudstechnieken gedacht worden, waarbij<br />
de blinde vering in de overgangszone wegge -<br />
8 GEOTECHNIEK – Juli 2011<br />
Actueel<br />
nomen wordt zonder dat de ballast zijn pakking<br />
verliest.<br />
Coelho had een stelling gewijd aan een van de<br />
wijze lessen van het onderzoek: dat een onder -<br />
zoeker niet op ongevalideerde metingen moet<br />
vertrouwen. De rector magnificus vond die stelling<br />
zo interessant, dat hij bij uitzondering een vraag<br />
stelde. Al met al was het een geslaagde promotieplechtigheid.<br />
Uittreerede Frans Barends<br />
Na een carrière van 40 jaar in het vakgebied grondmechanica<br />
houdt professor Frans Barends zijn<br />
uittreerede op 21 september 2011. Vooraf gaand<br />
zal een kort symposium worden georganiseerd<br />
door Deltares over Dike Engineering.<br />
Iedereen is welkom. Het<br />
voorlopige programma:<br />
Locatie Aula<br />
Congrescentrum TUDelft<br />
woensdag 21 september<br />
– 11.00 Symposium Dike<br />
Engineering<br />
– 13:00 Lunch<br />
– 15:00 Uittreerede<br />
– 17:00 Receptie <br />
FOTO: FREEK VAN ARKEL
Het wonder van de<br />
Noord/Zuidlijn<br />
AUTEUR Bas Soetenhorst<br />
UITGAVE Promotheus/Bert Bakker<br />
ISBN 978-90-5662-796-6<br />
DETAILS Paperback, 272 pagina’s<br />
ISBN 978-90-3513-641-0<br />
PRIJS € 18,95<br />
1,4 miljard euro zou het kosten. Amsterdam<br />
betaalde 317 miljoen, het Rijk de rest. De stad zou<br />
er nauwelijks hinder van ondervinden en in 2011<br />
zou de metro rijden. Zo luidden de afspraken in<br />
2002, bij het begin van de aanleg van de Noord/<br />
Zuidlijn. Inmiddels hangt de vlag er heel anders bij.<br />
De teller staat op 3,1 miljard, de Amsterdamse<br />
bijdrage is meer dan vervijfvoudigd en de ingebruikname<br />
is op zijn vroegst in het najaar van 2017.<br />
Gesignaleerd<br />
De Noord/Zuidlijn staat symbool voor bestuurlijk<br />
wensdenken, financiële tegenvallers en wanbeleid.<br />
Het wonder van de Noord/Zuidlijn beschrijft hoe dit<br />
alles kon gebeuren. De zeer onthullende reconstructie,<br />
gebaseerd op tientallen interviews en<br />
talloze geheime documenten, legt van binnenuit<br />
bloot hoe het kabinet alle risico’s bij Amsterdam<br />
neerlegde, de gemeente zich liet uitkleden door<br />
commerciële bedrijven, welgestelde bewoners<br />
de metro uit hun buurt weerden en ambtenaren<br />
en bestuurders tegen beter weten in heilig bleven<br />
geloven in de nieuwe metro.
Heeft u of heb jij al een iPad? Het is een vraag die<br />
steeds vaker gesteld wordt. Voor sommigen is een<br />
iPad een mooie gadget en voor anderen zit de iPad<br />
in de tas als standaard ingenieurgereedschap.<br />
Zelf ben ik om. Een tablet en apps maken het<br />
mogelijk om ter plekke, op kantoor of in het veld,<br />
informatie op te roepen en te benutten. Alles<br />
wordt sneller en dus ook ons vak. Een kleine<br />
zoektocht door de app store (85% van de tablets<br />
Aanmelden of meer informatie<br />
over KIVI NIRIA Geotechniek ?<br />
Meer informatie over de<br />
Afdeling Geotechniek:<br />
www.kiviniria.nl/geo<br />
of bij Marty Herrmann,<br />
KIVI NIRIA Kamer<br />
TU Eindhoven<br />
Tel. 040-247 29 49<br />
Ma t/m vrij 10 - 14 uur<br />
kiviniria@tue.nl<br />
Meer informatie over<br />
KIVI NIRIA: www.kiviniria.nl<br />
is een iPad leert mij onder andere dat momenteel<br />
gratis of tegen betaling, software beschikbaar is<br />
voor Civil Engineering en de Eurocode (met name<br />
mechanica en beton, maar ook grond). Down -<br />
loaden was kinderlijk eenvoudig.<br />
En ook voor de iPhone of de iPod zijn er Apps,<br />
onder andere voor paaldimensionering (‘ Piles Section’)<br />
en funderingen op staal (‘Plinth’). Zelfs is er<br />
al een Spaanstalige hand leiding voor geotechnische<br />
constructies. Overigens is dit één van de<br />
duurste Apps. Momen teel kost deze € 54,99,<br />
terwijl anderen vaak maar een paar euro kosten.<br />
Gratis zijn bijvoorbeeld Apps over de seismische<br />
risico’s in de VS of bodemclassificatie gebaseerd<br />
op GPS coördinaten, eveneens in de VS. Zoek<br />
hiervoor naar SoilWeb.<br />
KIVI NIRIA<br />
Geotechniek in het ‘app’-tijdperk<br />
KIVI NIRIA is dé Nederlandse beroepsvereniging van en<br />
voor ingenieurs, opgeleid aan universiteiten en hoge -<br />
scholen, en vormt een hoog waardig technisch kennisen<br />
kennissennetwerk. Hiermee maakt KIVI NIRIA, het<br />
Ko nink lijk Instituut Van Ingenieurs, het belang van techniek<br />
zichtbaar in onze samenleving en ondersteunt ingenieurs<br />
bij het uitoefenen van hun belangrijke taak.<br />
Ingenieurs staan aan de basis van innovatie, doordat zij<br />
hun technische kennis weten toe te passen ten behoeve<br />
van ontwikkeling in de maatschappij.<br />
Waarom een Afdeling Geotechniek?<br />
Geotechniek volgens Van Dale: de toegepaste wetenschap<br />
die zich bezighoudt met het gedrag van grond en<br />
rots ten behoeve van het ontwerpen en uitvoeren van<br />
grond- en kunstwerken. Dit klinkt erg abstract, maar in<br />
de praktijk zijn er maar weinig ingenieurs die niet met<br />
geotechniek te maken krijgen. Denk maar eens aan de<br />
fundering van een weg of gebouw, het aanbrengen van<br />
waterdichte schermen bij een bodemsanering of het<br />
verplaatsen van grond bij het baggeren of boren van een<br />
tunnel. Daarom dus een Afdeling Geotechniek.<br />
Netwerk en Communicatie<br />
De Afdeling Geotechniek vormt een netwerk van men sen<br />
werkzaam op het vakgebied, mensen die het vak studeren<br />
Nog interessanter is te onderzoeken wie dit allemaal<br />
aanbieden. De American Concrete Pavement<br />
Society biedt reeds 5 Apps aan voor de iPad en 5<br />
voor de iPhone. Ook informatie over geotextielen<br />
wordt via een App aangeboden.<br />
Is dit leuk, nuttig of allebei? Ik denk het laatste<br />
en wacht op de eerste Nederlandse Apps. Ik ben<br />
reuze benieuwd of de geotechnicus van morgen<br />
niet alleen risico’s analyseert en afweegt, maar<br />
deze ook visualiseert en in ontwerp- en bouwoverleggen<br />
direct inbrengt met de moderne achterkant<br />
van de sigarendoos...<br />
William van Niekerk<br />
Voorzitter KIVI Niria Afdeling voor Geotechniek<br />
Verstuurd vanaf mijn iPad<br />
en andere geïnteresseerden. Dit netwerk strekt zich uit<br />
over de grenzen van ons land en uit zich in nauwe samenwerking<br />
met soortgelijke verenigingen binnen Europa.<br />
Jaarlijks organiseert de afdeling tal van activiteiten,<br />
waarvan een aantal op Europees niveau in samen werking<br />
met anderen. KIVI NIRIA Geotechniek is tevens founding<br />
partner van Geonet, het onafhankelijk platform voor<br />
i nteractief geotechnisch Nederland (www.geonet.nl).<br />
Alle leden van KIVI NIRIA Geo techniek kunnen zich<br />
gratis abonneren op het vakblad Geotechniek. Geotechniek<br />
is een informatief/ promo tioneel onafhankelijk<br />
vakblad dat beoogt, kennis en ervaring uit te wisselen,<br />
inzicht te bevorderen en belangstelling voor het gehele,<br />
geotechnisch vak gebied te kweken. Het vakblad verschijnt<br />
vier maal per jaar (excl. specials).<br />
Activiteiten<br />
De Afdeling Geotechiek geeft steun aan wetenschappelijk<br />
onderzoek en helpt mee aan de ontwikkeling van diverse<br />
cursussen op het vakgebied. Daarnaast organiseert de<br />
afdeling de Funderingsdag en de Geo techniekdag en vele<br />
excursies, lezingen en symposia. Ook voor jonge leden<br />
is de afdeling actief. Zo levert zij een bijdrage aan de<br />
Young Geotechnical Engineers Conference en er is een<br />
speciale afstudeerdersmiddag.
MOS Grondmechanica Kleidijk 35 Postbus 801 3160 AA Rhoon T + 31 (0)10 5030200 F + 31 (0)10 5013656 www.mosgeo.com<br />
“De metingen geven aan<br />
dat de bouwput tot de<br />
einddiepte mag worden<br />
ontgraven.”<br />
De bekendheid van het Stedelijk Museum aan de<br />
Paulus Potterstraat in Amsterdam heeft meer te<br />
maken met de klassiek moderne en hedendaagse<br />
kunst waarvan zij haar bezoekers laat genieten, dan<br />
met het gebouw waarin zij is gevestigd. Toch is dit<br />
neorenaissancegebouw – in 1895 ontworpen door<br />
architect Adriaan Willem Weissman – een bekend en<br />
historisch monument. De ingrijpende renovatie die in<br />
de periode 2007 – 2010 heeft plaats gevonden vroeg<br />
dan ook de grootste zorg.<br />
Rekenen en bewaken<br />
Om deze reden was MOS Grondmechanica van<br />
het begin tot het einde van de uitvoering betrokken<br />
bij de renovatie van het Stedelijk Museum. Het<br />
bureau verzorgde het benodigde grondonderzoek<br />
en op basis van de resultaten hiervan de volledige<br />
geotechnische engineering van de bouwkuipen en<br />
funderingen. MOS bleef gedurende het bouwproces<br />
op de achtergrond aanwezig om te toetsen of de<br />
optredende vervormingen van het oude pand niet<br />
groter werden dan geoorloofd. Hiermee leverden de<br />
mensen van MOS een belangrijk aandeel aan het<br />
behoud van een markant stukje Nederlands erfgoed.
Auteur ing. E. (Ed) Smienk van ABT<br />
Uitgever SBR<br />
Artikelnr. 575.10<br />
ISBN 978-90-5367-515-1<br />
Prijs € 78,00 (gedrukt exemplaar)<br />
www.sbr.nl/funderingenb<br />
De juiste fundering voor een gebouw kiest en realiseert u met Deel B van het<br />
SBR Handboek Funderingen. Dit veel geraadpleegde naslagwerk:<br />
is praktisch en systematisch van opzet;<br />
bevat beschikbaar materiaal, materieel, funderingssystemen;<br />
vanuit de online versie klikt u eenvoudig door naar regelgeving, contactgegevens<br />
en meer.<br />
De funderingsbranche innoveert en talloze nieuwe begrippen doen hun<br />
intrede in het vakgebied. Duurzaamheid wordt steeds belangrijker. Met dit<br />
handboek heeft u een praktisch hulpmiddel in huis.<br />
Deel B, het gedeelte over systemen, is het enige deel van het Handboek<br />
Funderingen dat ook in gedrukte vorm verkrijgbaar is. De overige delen A, C<br />
en D zijn alleen online te raadplegen, via een speciaal abonnement te bestellen<br />
in de kenniswinkel op www.sbr.nl.<br />
Het voordeel van de online versie van het handboek is het direct doorklikken<br />
naar allerlei andere handige informatie, zoals de SBR Trillingsrichtlijnen.<br />
SBR info<br />
Handboek Funderingen – geheid de juiste keuze
Update van de Commissies<br />
Commissie C152 Ankerpalen<br />
Zoals in de vorige Geotechniek aangekondigd,<br />
zou de Richtlijn Ankerpalen in mei/juni beschikbaar<br />
komen. Bij de laatste afrondende werkzaamheden<br />
is er nog een flinke discussie geweest<br />
over enkele inhoudelijke punten. Dat heeft ertoe<br />
geleid dat de Richtlijn Ankerpalen in september<br />
2011 beschikbaar komt.<br />
Commissie C188 Rekenregels voor<br />
ongewapende onderwaterbetonvloeren<br />
In de afgelopen periode is het gelukt om de<br />
benodigde financiering voor herziening van deze<br />
Aanbeveling te realiseren. Er is een breed samenge<br />
stelde commissie gevormd die het traject zal<br />
begeleiden. De focus zal bij deze herziening liggen<br />
op de volgende onderdelen:<br />
bepaling van de veerstijfheid van de trekelementen;<br />
weerstand van de damwand tegen indrukking;<br />
toetsing in de korte richting in de UGT en in de<br />
BGT;<br />
toetsing van de trekelementen;<br />
verbinding tussen de owb-vloer en de damwand.<br />
Daarnaast zal aandacht worden besteed aan de<br />
situatie dat de ongewapende owb-vloer een<br />
definitieve constructieve functie heeft. Er zal bij<br />
deze herziening nauw worden aangesloten op de<br />
Richtlijn Ankerpalen en uiteraard op de Eurocode.<br />
Verwacht wordt dat het resultaat van deze her -<br />
ziening na de zomer 2012 beschikbaar komt.<br />
Commissie C191<br />
Rekenregels voor diepwanden<br />
In 2010 is CUR/COB publicatie 231 verschenen<br />
onder de titel Handboek diepwanden. Bij de afronding<br />
van de werkzaamheden heeft de commissie<br />
gekeken naar de actualiteit van CUR-Aanbeveling<br />
76 Rekenregels voor diepwanden. De commissie<br />
heeft geconstateerd dat die Aanbeveling op een<br />
klein aantal onderdelen moet worden herzien.<br />
Daarvoor is toen een plan van aanpak geschreven<br />
en vastgesteld en vervolgens heeft de CUR financiering<br />
geregeld om de herziening uit te voeren.<br />
Inmiddels is een start gemaakt met deze her -<br />
ziening. Verwacht wordt dat de herziene uitgave<br />
van CUR-Aanbeveling 76 Rekenregels voor diepwanden<br />
eind 2011 beschikbaar is.<br />
Trekpalen<br />
Inmiddels ligt er een plan van aanpak voor het<br />
uitwerken van de aanbevelingen uit CUR publicatie<br />
2001-4 Ontwerpregels voor trekpalen. Daarbij<br />
gaat het om de volgende items:<br />
het last-rijzingsgedrag van individuele palen en<br />
palen in een paalgroep;<br />
de trekcapaciteit en het deformatiegedrag van<br />
trekpalen in klei;<br />
het last-rijzingsgedrag van trekpalen in gelaagde<br />
grond (afwisselende zand- en kleilagen);<br />
het effect van wisselende belastingen in klei en<br />
in zand (effect op draagkracht en deformatie);<br />
het effect van dynamische belastingen op trekpalen<br />
(effect op draagkracht en deformatie).<br />
De komende periode zal worden gewerkt aan<br />
de financiering. Als dat is afgerond kunnen de<br />
14 GEOTECHNIEK – Juli 2011<br />
CUR Bouw & Infra info<br />
Onder redactie van<br />
Ing. Fred Jonker<br />
werkzaamheden worden opgepakt door een<br />
nieuw te vormen CUR-commissie.<br />
Commissie C185 Funderingsherstel<br />
Op 7 maart jl. is CUR/SBR commissie C185 gestart<br />
onder voorzitterschap van ing. A.T.P. Opstal (Ingenieursbureau<br />
Gemeentewerken Rotterdam).<br />
Deze commissie heeft tot doel om een Richtlijn<br />
Funderingsherstel te ontwikkelen waarin alle kennis<br />
en ervaring is gebundeld met betrekking tot<br />
herstel van woningen op palen (o.m. gevolgen van<br />
‘paalrot’) bij houten funderingpalen en herstel van<br />
funderingen ‘op staal’. Ca. 40 bedrijven en organisaties<br />
uit de gehele sector zijn bij dit proces<br />
betrokken.<br />
Er wordt nauw aangesloten op de Richtlijn Funderingsonderzoek<br />
van het platform F3O (‘Onderzoek<br />
en beoordeling van houten paalfunderingen onder<br />
gebouwen’). De commissie heeft als eerste taak de<br />
inhoudsopgave van de Richtlijn vastgesteld + een<br />
indeling waarop de beschrijvingen van de diverse<br />
hersteltechnieken zullen worden gepresenteerd.<br />
Inmiddels ligt er een eerste concept-versie van het<br />
handboek, waar de commissie zich over zal buigen.<br />
Verwacht wordt dat de Richtlijn Funderingsherstel<br />
in januari 2012 beschikbaar is.<br />
Commissie C186<br />
Binnenstedelijke kademuren<br />
Op donderdag 28 april jl. is deze CUR commissie<br />
gestart onder leiding van dr.ir. J.G. de Gijt (Ingenieursbureau<br />
Gemeentewerken Rotterdam). Op<br />
de foto is de verdere samenstelling te zien. Hierop<br />
ontbreken helaas 2 leden die bij de startvergadering<br />
verhinderd waren.<br />
De commissie ontwikkelt een handboek Binnenstedelijke<br />
kademuren, waarin kennis en ervaring wordt<br />
gebundeld omtrent de aanpak en de werkwijze bij<br />
ontwerp en realisatie van herstel van binnenstede-
lijke kademuren. Er zal nauw worden aangesloten<br />
op Damwandconstructies (CUR-publicatie 166) en<br />
op de herziening van het Engelstalige handboek<br />
Quay Walls (CUR-publicatie 211E).<br />
Verwacht wordt dat het handboek Binnenstedelijke<br />
kademuren in de tweede helft 2012 beschikbaar<br />
komt.<br />
Commissie VC92<br />
Uitvoeringsrichtlijn geokunststoffen<br />
Het ontwerp van constructies met geokunststoffen<br />
is vastgelegd in CUR-publicatie 174 Geokunststoffen<br />
in de waterbouw (digitaal beschikbaar<br />
via www.curbouweninfra.nl). Die publicatie is<br />
bedoeld voor de ontwerpers van dit type constructies.<br />
Geokunststoffen is een verzamelnaam voor een<br />
groot aantal producten in verschillende verschijningsvormen<br />
en met verschillende eigenschappen.<br />
De functie ervan in de constructie is in de<br />
meeste gevallen veel meer dan ‘een doekje ertussen’.<br />
Sterker: geokunststoffen vervullen met<br />
name in de waterbouwkundige toepassingen vaak<br />
een belangrijke filterfunctie. Dat betekent dat ze<br />
op het werk met zorg moeten worden behandeld<br />
en dat het geokunststof in het werk op een zorgvuldige<br />
wijze moet worden aangebracht.<br />
Daarbij is een belangrijk uitgangspunt dat de uitvoerder/toezichthouder<br />
er van overtuigd moet<br />
zijn dat het geleverde geokunststof voldoet aan<br />
de gestelde specificaties.<br />
Onderzoek bij een aantal projecten waar schade is<br />
opgetreden aan de geokunststoffen heeft geleerd<br />
dat er bij de uitvoering veel fouten worden gemaakt.<br />
Fouten m.b.t. het uitrollen van geokunststoffen,<br />
en de overlap tussen de rollen, maar ook<br />
ten aanzien van de bestorting waarmee de geokunststoffen<br />
worden afgedekt. Gevolgen van<br />
deze fouten zijn dat het geokunststof niet de<br />
hoogwaardige functie kan vervullen waarvoor het<br />
in de constructies is bedoeld. Om die reden heeft<br />
CUR commissie VC 92 CUR-Aanbeveling 115 ontwikkeld,<br />
speciaal bedoeld voor de bouwplaats, om<br />
werkvoorbereiders en uitvoerders te helpen om<br />
geokunststoffen op de vakkundige en professionele<br />
juiste wijze te hanteren.<br />
De Aanbeveling is bedoeld voor toezichthouders,<br />
aannemers, uitvoerders, ontwerpers, verzekeraars,<br />
CUR Bouw & Infra info<br />
advies bureaus, bevoegd gezag e.d. Daarnaast<br />
helpt de Aanbeveling de bestekschrijvers en opstellers<br />
van contracteisen en vraagspecificaties.<br />
Door in een bestek, contract of vraagspecificatie<br />
de eis voor bij voorkeur onafhankelijk en des -<br />
kundig toezicht op te nemen, te verwijzen naar<br />
deze CUR-Aanbeveling en dit voorafgaand aan de<br />
uitvoering op een juiste manier invulling te geven,<br />
kan tijdens de uitvoering veel discussie worden<br />
voorkomen. <br />
Meer weten: fred.jonker@curbouweninfra.nl<br />
Damwanden (CUR 166) – correctie!<br />
In het handboek Damwandconstructies (CUR<br />
166) staat op pagina 114 van deel 1 een formule<br />
voor het berekenen van de kwel door een<br />
waterremmende laag. Helaas is die formule niet<br />
correct. De juiste is:<br />
Q = ___<br />
• A<br />
c<br />
Dus met A boven de deelstreep en niet eronder.<br />
Dank aan de melder van deze fout!
Toekomstverkenningen<br />
voor de geotechniek<br />
De toekomst is onzeker, maar onvermijdelijk. Hoe ga je om met de toekomst als bedrijf, overheid of<br />
kennisinstelling? Eén van de manieren om grip te krijgen op een weerbarstige werkelijkheid is het<br />
gebruik van scenario’s. What, if? Over scenario’s, en wat we ervan kunnen leren voor de geotechniek.<br />
Scenario’s zijn beschrijvingen van mogelijke<br />
toekomsten. Het doel van scenario’s is om te doordenken<br />
wat voor strategieën, koersen, activiteiten<br />
effectief zijn om in de toekomst succesvol te<br />
(blijven) opereren. Een scenario is dus geen<br />
toekomstvoorspelling, en ook niet als zodanig<br />
bedoeld. Integendeel, een scenario schetst een<br />
enigszins extreem beeld dat zich in de toekomst<br />
zou kunnen ontwikkelen. Meerdere scenario’s<br />
tezamen schetsen het speelveld waarop die<br />
toekomst zich waarschijnlijk gaat ontwikkelen.<br />
Met de nadruk op waarschijnlijk.<br />
Scenario’s worden vaak ontwikkeld aan de hand<br />
van een assenkruis, waarin de twee belangrijkste<br />
onzekerheden de dimensies zijn. De keus daarvan<br />
is natuurlijk cruciaal: als naderhand de maat -<br />
gevende ontwikkeling zich langs een heel andere<br />
as blijkt af te spelen, wordt het realiteitsgehalte<br />
opeens een stuk minder. De bekende studie ’Wel-<br />
Riding the Waves<br />
- particulier initiatief staat centraal<br />
- onbelemmerde wereldhandel<br />
- milieu en klimaat sterk onder druk<br />
- kennis gericht op behoeften<br />
bedrijfsleven<br />
Wereld in balans<br />
- samenwerking op wereldschaal<br />
- welzijn en verdeling zijn belangrijk<br />
- veel aandacht voor milieu en klimaat<br />
- kracht EU: kennis, duurzaamheid<br />
Gericht op eigen kracht<br />
vaart en leefomgeving (WLO, 2006) van de samenwerkende<br />
Nederlandse planbureaus CPB en PBL<br />
en daarvóór de CPB studie Vier vergezichten voor<br />
Nederland (2004) zijn geordend rond twee sleutelonzekerheden:<br />
de mate waarin landen bereid en<br />
in staat zijn internationaal samen te werken, en de<br />
verdeling tussen publieke en private verantwoordelijkheden<br />
(meer of minder sturing door de<br />
overheid). In die scenario’s was er geen rekening<br />
mee gehouden dat er een kredietcrisis zou komen,<br />
en die heeft het speelveld natuurlijk behoorlijk<br />
overhoop gegooid. Vandaar de nadruk op waarschijnlijk,<br />
en op de constatering dat een scenario<br />
geen voorspelling is.<br />
Om het speelveld voor de sector van de Delta -<br />
technologie te verkennen heeft Deltares in samenwerking<br />
met de Waterdienst van Rijkswaterstaat<br />
begin 2011 een scenariostudie uitgevoerd. De<br />
sleutelvariabelen die het assenkruis definiëren<br />
Nieuw Nederland<br />
- ook wereldeconomie stagneert<br />
- milieu en klimaat geen prioriteit<br />
- sterke nationale overheid, zwak Europa<br />
- kennis naar binnen gericht; braindrain<br />
Bloei ECONOMISCHE ONTWIKKELING WEST-EUROPA<br />
MAATSCHAPPELIJKE ORIËNTATIE<br />
Gericht op samenwerking<br />
Fort Europa<br />
- samenwerking op Europese schaal<br />
- daarbuiten protectionisme<br />
- BRIC loopt uit op EU<br />
- Europa als kenniscentrum verzwakt<br />
16 GEOTECHNIEK – Juli 2011<br />
The Magic of Geotechnics<br />
Stagnatie<br />
Dr. Jurjen van Deen<br />
Deltares<br />
zijn hier de maatschappelijke oriëntatie van Nederland:<br />
gericht op samenwerking internationaal of<br />
gericht op eigen kracht. En de economische<br />
ontwikkeling van West Europa: komt er bloei of<br />
blijft er stagnatie. Dat assenkruis leidt tot vier<br />
scenario’s.<br />
In de eerste twee raakt Nederland intern gericht.<br />
Vertrouwen op eigen kracht scoort hoger dan<br />
vertrouwen in samenwerking met de rest van de<br />
wereld. Afhankelijk van de economische ontwik -<br />
keling van West Europa hebben we dan twee<br />
scenario’s: stagnatie of bloei.<br />
Nieuw Nederland<br />
In dit scenario is de wereld instabiel. De economie<br />
stagneert. Isolationisme wordt hierdoor bevorderd.<br />
De wereldeconomie komt mondjesmaat op<br />
gang. Ieder land geeft zijn eigen invulling aan<br />
herstel. Centraal staan veiligheid, gezondheid,<br />
voedsel en energiezekerheid. Milieu en onderwijs<br />
zijn geen prioriteit, innovatie is laag. Op de EU<br />
wordt niet meer vertrouwd, men kijkt meer naar<br />
de buurlanden.<br />
Riding the waves<br />
In dit scenario draait de economie voorspoedig.<br />
Er is welvaart en er heerst marktoptimisme. Particulier<br />
initiatief is de drijvende kracht voor alles;<br />
economie, onderwijs, milieu en cultuur. Mobiliteit<br />
is hoog en er is hoge congestie in de wereldsteden.<br />
Er zijn open grenzen, bondgenootschappen worden<br />
aangegaan en de overheid houdt zich voor -<br />
namelijk bezig met het faciliteren en ordenen van<br />
de markt.<br />
De twee andere scenario’s schetsen het beeld van<br />
Nederland dat zich extern richt en samenwerking<br />
zoekt met andere landen en spelers, internationaal.<br />
Ook hier weer twee scenario’s: stagnatie of<br />
bloei.<br />
Fort Europa<br />
In dit scenario doet de EU het beter dan Nederland<br />
individueel, maar blijft achter bij de BRIC-landen
(Brazilië, Rusland,India,China). Er is veel vertrouwen<br />
in de EU, naar de wereld daarbuiten overheersen<br />
protectionisme en wantrouwen. Europese<br />
regelgeving staat centraal, de rol van de nationale<br />
overheid is minder. Lokale folklore wordt wel<br />
beschermd. Er is een opkrabbelende economie.<br />
Het bedrijfsleven is onderhevig aan EU regel -<br />
geving, maar er is wel een level playing field. West<br />
Europa is sterk in watertechnologie, landbouw<br />
en (auto/transport) technologie.<br />
Wereld in Balans<br />
In dit scenario is er duurzaam economische groei.<br />
Er is een stabiel evenwicht tussen de machtsblokken.<br />
De basisprincipes zijn internationale samenwerking,<br />
gelijkwaardigheid en vertrouwen. Er is<br />
uitwisseling in kennis, mensen en goederen. Individueel<br />
ondernemersschap past in de collec tivistisch<br />
ingestelde wereld. Het milieu en het klimaat<br />
krijgen veel aandacht.<br />
Scenario’s en geotechniek<br />
Wat hebben deze scenario’s nu voor consequenties<br />
voor de deltatechnologie en ons deel daarvan, de<br />
geotechniek? Op zijn minst op vier fronten kunnen<br />
we een verschil in ontwikkelingen zien: de bouw en<br />
het beheer van wegen en spoorwegen, van binnenstedelijke<br />
infrastructuur en gebouwen, de aandacht<br />
voor duurzaamheid en de aanwezigheid van<br />
een innovatief klimaat met aandacht voor kennisontwikkeling.<br />
Nieuw Nederland is een wereld van business cases.<br />
Korte en zekere terugverdientijden staan centraal.<br />
Er is sprake van kortetermijndenken. Hoog dravende<br />
concepten als duurzaamheid kunnen we ons<br />
niet permitteren, denken we. Beheer en onderhoud<br />
scoort hoog. We zijn huiverig om te investeren<br />
in grote projecten, en de neiging is: houden<br />
wat je hebt, de levensduur en de toelaatbare<br />
belasting van (spoor)wegen, tunnels en bruggen<br />
zoveel mogelijk oprekken. Het bedrijfsleven<br />
bestaat uit veel kleine bedrijfjes, protectionisme<br />
maakt activiteiten in het buitenland lastig. En korte<br />
en zekere terugverdientijden verhouden zich<br />
moeizaam met innovatie waar toch een zekere<br />
mate van visionair denken veel kan helpen. Talentvolle<br />
jeugd neemt de benen naar de USA; of naar<br />
China. GeoHohai overvleugelt ons op geotechnisch<br />
gebied.<br />
In Fort Europa gaat het ons een stuk beter. Onze<br />
wereld heeft nu niet meer de omvang van het<br />
Nederlandse Bruto Nationaal Product van 700<br />
miljard euro maar het twintigvoudige van de EU.<br />
De BRIC landen groeien harder dan de EU maar<br />
of daar veel kansen liggen is de vraag. Als wij<br />
De toekomst van bouwen: nu op de<br />
tekentafel: de Rodovre skyscraper<br />
door architectenbureau MVRDV.<br />
protectionistisch zijn, zijn zij het ook. Klimaat -<br />
verandering is een belangrijke drijvende kracht,<br />
hier wordt in geïnvesteerd en met zijn waterbouwtraditie<br />
heeft Nederland een goede uitgangspositie<br />
in Europa. De offshore bloeit. We hebben<br />
kansen onze Nederlandse dijkenkennis te extra -<br />
poleren en te exporteren naar de stuwdammenwereld.<br />
In Wereld in Balans is ‘ons’ BNP nog eens drie maal<br />
zo groot. De wereld is ons werkterrein, maar de<br />
consequentie is wel dat anderen ook bij ons over<br />
de vloer komen. De paar Polen die nu bij ons komen<br />
klussen zijn er niets bij. Het is een idealistische<br />
wereld waarin duurzaamheid hoog in het vaandel<br />
staat, alsmede samenwerking en gelijkwaardigheid.<br />
Duurzaamheid vraagt van de sector<br />
nieuwe concepten en innovaties. Kenniswerkers<br />
– en anderen – zijn als ZZPers aan de slag in snel<br />
wisselende ad-hoc samenwerkingsverbanden.<br />
De overheid is op de achtergrond als sterke en<br />
regulerende partij aanwezig. Kennis wordt overal<br />
ontwikkeld, maar bewaard en toegankelijk gemaakt<br />
door geotechnische kennisinstituten verenigd<br />
in het Earth Large Geotechnical Institutes<br />
Platform ELGIP.<br />
Riding the Waves is ook een florerende wereld,<br />
maar heel anders van karakter. Het is meer een<br />
vechtmarkt, zij het een wereldwijde. In plaats van<br />
een conglomeraat van ZZPers voeren hier grote<br />
internationaal georiënteerde bedrijven de boventoon.<br />
Duurzaamheid scoort alleen als je er aantoonbaar<br />
economisch voordeel mee behaalt. In de<br />
stedelijke ontwikkeling ligt de nadruk op goedkoop<br />
en snel bouwen. Er is een claimcultuur waar<br />
nogal eens wat mis gaat. Leren vindt plaats vanuit<br />
17 GEOTECHNIEK – Juli 2011<br />
The Magic of Geotechnics<br />
gemaakte fouten. Dat leidt tot een andere kennisontwikkelingscyclus<br />
dan in de Wereld in Balans,<br />
waar het Leitmotiv toch meer ‘voorkomen is beter<br />
dan genezen’ is.<br />
En nu?<br />
Wat doen we nu met de resultaten van de gedachtespinsels?<br />
Nogmaals: het zijn geen verwachtingen<br />
of voorspellingen. En er zijn natuurlijk meer scenario’s<br />
dan deze die het speelveld afbakenen. Een<br />
interessante voor ons vakgebied is de ‘Engineering<br />
& Construction Scenarios to 2020’ van het World<br />
Economic Forum. Sommige scenario’s zul je om<br />
ideologische of pragmatische redenen mogelijk<br />
aantrekkelijker vinden dan andere, maar laat het je<br />
blik niet beperken want dat is niet het punt. Op<br />
de meeste ontwikkelingen heb je als eenling en<br />
ook als sector geen of vrijwel geen invloed. Je zult<br />
er mee moeten leren leven. Vraag je af wat het voor<br />
jou zou betekenen als er een minder aantrekkelijke<br />
wereld opdoemt. En wat je zou moeten doen om<br />
flexibel gesteld te staan in elk van de werelden.<br />
Van belang is allereerst dat het ook niet zozeer<br />
gaat om de resultaten, maar vooral om het gedachtespinnen<br />
zelf. Zich realiseren dat de wereld zich<br />
in meerdere richtingen kan ontwikkelen en doordenken<br />
wat dat voor het functioneren van persoon<br />
en bedrijf betekent is de werkelijke waarde van<br />
de scenario’s.<br />
Reacties zijn als altijd welkom op<br />
reactiesgeotechniek@geonet.nl.<br />
Referenties<br />
www.welvaartenleefomgeving.nl/<br />
www.weforum.org/reports/<br />
engineering-construction-scenarios-2020
Conceptuele methode<br />
voor een snelle<br />
diagnose van het<br />
faalgedrag van de<br />
Vlaamse dijken<br />
Probleemstelling<br />
Om de bevolking kosten-efficiënt te kunnen beschermen<br />
tegen overstromingen maakt de overheid<br />
gebruik van kosten-baten-analyses m.b.t. mogelijk<br />
uit te voeren infrastructuurmaatregelen. Hiertoe<br />
dienen analyses van de kosten (bouw- en onderhoudskosten)<br />
en de baten (vermeden schade en<br />
slachtoffers) te worden uitgevoerd. Bij de bepaling<br />
van de schade en slachtoffers (opstellen van overstromingskaarten,<br />
bepalen van stijgsnelheden van<br />
het water) dient rekening gehouden te worden met<br />
overloop over de dijken (waterpeil hoger dan kruinpeil<br />
dijk), met golfoverslag en met bresvorming geïnitieerd<br />
door geotechnisch falen van de waterkerende<br />
dijk.<br />
Door de Vlaamse overheid werd een studie uitgeschreven<br />
die tot doel had een analyse uit te voeren<br />
van het geotechnisch falen van dijken, waarna een<br />
op de Vlaamse situatie toegespitste methodologie<br />
opgesteld diende te worden die:<br />
toelaat een toetsing uit te voeren van de Vlaamse<br />
dijken en<br />
haar toepassing vindt binnen schade- en risico -<br />
berekeningen.<br />
Naast een conceptuele methode werd tevens onderzoek<br />
verricht naar een probabilistische aanpak.<br />
Enkel de conceptuele methode wordt in dit artikel<br />
uitvoerig beschreven.<br />
Figuur 1 – Schematische voorstelling<br />
van de dijkbeoordeling.<br />
Erosie riviertalud Erosie landtalud<br />
Afschuiven<br />
riviertalud<br />
18 GEOTECHNIEK – Juli 2011<br />
Ir. Leen Vincke<br />
Vlaamse overheid<br />
afdeling Geotechniek<br />
Ir. Patrik Peeters<br />
Vlaamse overheid<br />
Waterbouwkundig<br />
Laboratorium<br />
dr. Frank Mostaert<br />
Vlaamse Overheid<br />
Waterbouwkundig Laboratorium<br />
De methodologie moet zorgen voor een pragmatische<br />
benadering in het beoordelen van dijken. De<br />
volgende faalmechanismen werden beschouwd:<br />
erosie van het land- en riviertalud<br />
macro-instabiliteit van het land- en riviertalud<br />
piping<br />
micro-instabiliteit<br />
Beschrijving conceptuele methode<br />
In de conceptuele methode wordt de faalindex<br />
bepaald op basis van een OF-relatie, waarbij een<br />
expliciet onderscheid gemaakt wordt tussen de<br />
verschillende faalmechanismen zoals weergegeven<br />
in figuur 1. Deze mechanismen worden dan beoordeeld<br />
op basis van een aantal criteria, die voor<br />
bepaalde mechanismen hetzelfde kunnen zijn.<br />
Om tot een globale beoordeling van het dijksegment<br />
te komen worden 2 benaderingen gebruikt:<br />
1. De score van de dijk wordt bepaald door de<br />
hoogste deelscore van de verschillende deel -<br />
mechanismen. Dit is de meest voor de hand<br />
liggende keuze omdat het bezwijken van de dijk<br />
zal optreden als het meest kritische faalmechanisme<br />
wordt aangesproken.<br />
2. De score van de dijk wordt bepaald door de som<br />
van de deelscores waardoor een globale evaluatie<br />
van de stabiliteit bekomen wordt.<br />
De 2 benaderingen worden beschouwd als comple-<br />
Falen dijk<br />
Afschuiven<br />
landtalud<br />
Reststerkte<br />
Piping Micro-instabiliteit<br />
Ir. Ronny van Looveren<br />
International Marine<br />
and Dredging<br />
Consultants (IMDC)<br />
Ir. Koen Haelterman<br />
Vlaamse overheid<br />
afdeling Geotechniek<br />
Ir. Gauthier van Alboom<br />
Vlaamse overheid<br />
afdeling Geotechniek<br />
mentair en worden steeds samen gebruikt.<br />
Zoals verder wordt toegelicht werd geopteerd om<br />
voor elk deelmechanisme een score van 1 tot 3 toe<br />
te kennen. Hoe slechter de beoordeling van het<br />
betreffende faalmechanisme, hoe hoger de score.<br />
Ook de reststerkte van de dijk is van belang, aangezien<br />
de initiatie van een faalmechanisme niet noodzakelijk<br />
aanleiding geeft tot het daadwerkelijk<br />
bezwijken van de dijk. De reststerkte wordt enkel<br />
geëvalueerd als de globale score 3 bedraagt. Als<br />
nog reststerkte aanwezig is, wordt de score met 0.5<br />
verlaagd (dus van 3 naar 2.5).<br />
De globale score op basis van de maxima (hoogste<br />
deelscore) ziet er dan als volgt uit:<br />
score 1: de dijk heeft een geringe kans op falen;<br />
score 2: de dijk heeft een gemiddelde kans op<br />
falen;<br />
score 2.5: de dijk heeft een grote kans op falen,<br />
maar er is een zekere reststerkte aanwezig;<br />
score 3: de dijk heeft een grote kans op falen en<br />
er is onvoldoende reststerkte aanwezig<br />
In dit artikel worden hoofdzakelijk de geotechnische<br />
faalmechanismen becommentarieerd, zijnde<br />
macro-instabiliteit van het land- en riviertalud<br />
piping<br />
micro-instabiliteit<br />
Voor een meer gedetailleerde toelichting van de<br />
uitgevoerde analyses aangaande het grondmechanisch<br />
falen van dijken alsook van erosie van het<br />
land- en riviertalud wordt verwezen naar [2].<br />
Afschuiven dijktalud (macro-instabiliteit)<br />
Dit faalmechanisme behelst het afschuiven van<br />
grote delen van het grondlichaam langs een glijvlak<br />
door evenwichtsverlies. Het afschuiven kan plaatsvinden<br />
langsheen het riviertalud of langsheen het
landtalud. De bepaling van faalindexes is gebaseerd<br />
op stabiliteitsberekeningen voor verschillende<br />
kruinhoogtes en hellingen van rivier- en<br />
landtalud, dijkmateriaal en ondergrond.<br />
AFSCHUIVEN LANDTALUD<br />
De sterkteparameters voor het afschuiven van het<br />
landtalud zijn:<br />
materiaal van de dijken en ondergrond<br />
aanwezigheid van een afdekkende toplaag<br />
landtaludhelling<br />
dijkhoogte<br />
Het verhang van de freatische lijn in de dijk is de belangrijkste<br />
belasting. Dit verhang wordt bepaald<br />
door:<br />
rivierpeil<br />
grondwaterpeil aan de landzijde<br />
doorlatendheid van de dijk<br />
duur van de belasting<br />
Teneinde een beoordeling te geven betreffende de<br />
gevoeligheid voor falen van het landtalud tengevolge<br />
van afschuiving werden een aantal stabiliteitsberekeningen<br />
uitgevoerd met Plaxis. Dit gebeurde<br />
voor verschillende dijkhoogtes, hellingen<br />
van het rivier- en landtalud, dijkmateriaal en ondergrond.<br />
De voor de Vlaamse dijken afgeleide materiaalkarakteristieken<br />
die gebruikt werden in de aftastende<br />
berekeningen zijn samengevat in de tabel 1.<br />
De volgende aannames werden doorgevoerd:<br />
Het rivierpeil wordt gelijk genomen aan niveau<br />
dijkkruin min 0.5m.<br />
Het rivierpeil wordt gedurende lange periode<br />
aangehouden.<br />
Het grondwaterpeil aan landzijde is gelijk aan<br />
maaiveldpeil (dus geen wateruittrede)<br />
Aanname van een lineair verloop van de freatische<br />
lijn.<br />
De ondergrond is homogeen en bestaat uit hetzelfde<br />
materiaal als het dijklichaam.<br />
De veiligheidscoëfficiënten (FOS) kunnen als volgt<br />
worden onderverdeeld in klassen:<br />
FOS ≤ 1.15: stabiliteit onvoldoende, onveilige<br />
situatie, waarde 3.<br />
Tabel 1 – Materiaalkarakteristieken<br />
unsat. sat. E c’ Φ’<br />
kN/m³ kN/m³ MPa kPa °<br />
Klei 18 18 3 5 25<br />
(Zand)leem 18 18 5 3 27.5<br />
Zand 17 20 25 0.1 30<br />
Toplaag 20 20 15 5 30<br />
Slappe laag 16 16 1 5 17.5<br />
Samenvatting<br />
Bresvorming kan ontstaan na het geotechnisch falen van een dijklichaam. Een evaluatie van de stabiliteit<br />
(toetsing) van de waterkering vergt echter geotechnische data die vandaag slechts fragmentarisch voorhanden<br />
zijn in Vlaanderen. De hierna toegelichte conceptuele methode voor een snelle diagnose van het<br />
faalgedrag van Vlaamse dijken kan worden uitgevoerd op basis van in Vlaanderen beschikbare informatie,<br />
in afwachting van het volledig geotechnisch in kaart brengen van dijken.<br />
Aftastende geotechnische stabiliteitsberekeningen verschaften inzicht in het belang van bepaalde<br />
parameters mbt. het beschouwde faalmechanisme wat leidde tot een op de Vlaamse situatie toegespitste<br />
methodologie die toelaat zwakke schakels in de dijken te identificeren en haar toepassing moet vinden<br />
binnen de schade- en risicoberekeningen. Centraal staat de afweging van de (maat gevende) belasting en<br />
de (geotechnische) sterkte van de dijk, welke leidt tot een bepaalde waarde voor de faalindex. De sterkte<br />
van de dijk wordt indirect ingeschat adhv. relatief eenvoudig te bepalen parameters, bvb. dijkhoogte en<br />
helling landtalud ( [1]). De methode werd ondertussen omgezet in de GIS-tool ‘Dijktoets’ die de waterbeheerder<br />
toelaat snel en op grotere schaal een inschatting te maken van het faalgedrag van zijn dijken.<br />
1.15 < FOS ≤1.30: stabiliteit is maar in beperkte<br />
mate verzekerd, gedetailleerde studie nodig,<br />
waarde 2.<br />
1.30 < FOS ≤1.50: stabiliteit verzekerd, veilige<br />
situatie, waarde 1.<br />
1.50 < FOS: stabiliteit verzekerd, zeer veilige<br />
situatie, waarde 0.<br />
Om in de praktijk op een snelle manier te bepalen<br />
tot welke klasse een bepaalde dijk behoort kan<br />
tabel 2 gebruikt worden.<br />
De waardeklasse voor een dijklichaam dient bovendien<br />
aangepast te worden indien:<br />
Door engineering judgment, ervaring of gegevens<br />
uit geologie, Databank Ondergrond Vlaanderen<br />
(DOV),… het vermoeden bestaat dat één of<br />
meerdere slappe kleilagen onder de dijk aanwezig<br />
zijn.<br />
De waardeklasse zoals bekomen uit de tabel 2<br />
dient dan:<br />
– gelijk gehouden te worden indien de dijk<br />
hoogte ≤ 2m.<br />
– met 1 vermeerderd te worden indien de dijkhoogte<br />
> 2m en ≤ 4m.<br />
– met 2 vermeerderd te worden indien de dijkhoogte<br />
> 4m.<br />
Uit een visuele inspectie blijkt dat een groot<br />
aantal konijnen- of dassenpijpen aanwezig zijn<br />
in de dijk.<br />
19 GEOTECHNIEK – Juli 2011<br />
De waardeklasse zoals bekomen uit de tabel 2<br />
dient dan:<br />
– gelijk gehouden te worden indien de dijkhoogte<br />
≤ 2m.<br />
– met 1 vermeerderd te worden indien de dijkhoogte<br />
> 2m.<br />
Uit een visuele inspectie blijkt dat er scheuren<br />
aanwezig zijn in de dijkverharding.<br />
De waardeklasse zoals bekomen uit de tabel 2<br />
dient dan:<br />
– gelijk gehouden te worden indien de waardeklasse<br />
2 of 3 bedraagt,<br />
– met 2 vermeerderd te worden indien de waardeklasse<br />
0 of 1 is.<br />
Het waterpeil in de rivier lager ligt dan 0.5m<br />
onder de kruin.<br />
Tabel 2 Onderverdeling dijken in klassen.<br />
Helling<br />
1:4 1:3 1:2.5 1:2 1:1.5<br />
Dijkhoogte ≤ 3m<br />
Klei 0 0 0 0 0<br />
(Zand)leem 0 0 0 0 1<br />
Zand 0 0 1 2 3<br />
Dijkhoogte > 3m en ≤ 5 m<br />
Klei 0 0 1 2 3<br />
(Zand)leem 0 1 1 2 3<br />
Zand 0 1 2 3 3<br />
Dijkhoogte > 5 m en ≤ 7m<br />
Klei 0 1 2 3 3<br />
(zand)leem 0 1 2 3 3<br />
Zand 0 2 3 3 3<br />
Dijkhoogte > 7m<br />
Klei 1 2 3 3 3<br />
(Zand)leem 1 2 3 3 3<br />
Zand 1 2 3 3 3
De waardeklasse zoals bekomen uit de tabel<br />
2 kan dan aangehouden worden mits de dijkhoogte<br />
verminderd wordt met het verschil<br />
tussen het waargenomen rivierpeil en een rivierpeil<br />
van 0.5m onder de kruin<br />
AFSCHUIVEN RIVIERTALUD<br />
De sterkteparameters voor het afschuiven van het<br />
riviertalud komen overeen met deze bij het afschuiven<br />
van het landtalud. Bovendien is het verhang van<br />
de freatische lijn opnieuw de belangrijkste belasting.<br />
Er dient echter een onderscheid gemaakt te<br />
worden tussen een tijgebonden en niet-tijgebonden<br />
waterloop.<br />
Analoog aan het afschuiven van het landtalud werd<br />
de gevoeligheid voor falen van het riviertalud berekend<br />
aan de hand van een aantal stabiliteitsberekeningen.<br />
Dit gebeurde opnieuw voor verschillende<br />
dijkhoogtes, hellingen van het rivier- en landtalud,<br />
dijkmateriaal en ondergrond.<br />
De belasting wordt veroorzaakt door het verhang<br />
van de freatische lijn in de dijk. Voor niet-tijgebonden<br />
waterlopen werd uitgegaan van een freatische<br />
lijn die, vertrekkende van een maximaal niveau in<br />
het midden van de dijk, lineair daalt tot het niveau<br />
van het maaiveld. Dit maximale niveau wordt bepaald<br />
door uit te gaan van een initiële toestand<br />
waarbij de freatische lijn verloopt zoals beschreven<br />
bij het afschuiven van het landtalud (zie figuur 2).<br />
Voor tijgebonden waterlopen wordt het niveau van<br />
de freatische lijn bepaald op basis van de ogenblikkelijke<br />
verhanglijnen van het gemiddeld springtij.<br />
Aangezien in Vlaanderen zowel het niveau van deze<br />
verhanglijnen als de dijkhoogte rivierzijde voor de<br />
tijgebonden rivieren afhankelijk is van de locatie<br />
worden 5 standaardmodellen opgesteld in functie<br />
van een aantal gekozen locaties (zie figuur 3).<br />
NIET-TIJGEBONDEN WATERLOPEN<br />
Voor niet-tijgebonden waterlopen hebben stabiliteitsberekeningen<br />
aangetoond dat de tabel 2 voor<br />
afschuiven landtalud ook hier kan gebruikt worden.<br />
De eventuele aanwezigheid van slappe lagen kan<br />
eveneens op dezelfde manier in rekening gebracht<br />
worden als voor het afschuiven van het landtalud.<br />
TIJGEBONDEN WATERLOPEN<br />
Ook hier hebben stabiliteitsberekeningen aangetoond<br />
dat de tabel 2 voor afschuiven landtalud kon<br />
gebruikt worden. De toe te passen dijkhoogte komt<br />
dan wel niet overeen met de dijkhoogte (zoals bij<br />
toepassing voor landtalud) maar met de hoogte van<br />
de freatische lijn vermeerderd met 0.5m.<br />
De eventuele aanwezigheid van slappe lagen kan<br />
eveneens op dezelfde manier in rekening gebracht<br />
worden als voor het afschuiven van het landtalud.<br />
De eventuele aanwezigheid van een oude kloosterdijk<br />
(in de Middeleeuwen aangelegd in opdracht<br />
Figuur 2 – Model van een dijk bestaande uit klei (helling 1:2 en hoogte 8 m) voor een niet-tijgebonden<br />
waterloop. De groene en rode lijnen geven het verloop van de freatische lijn weer zoals gebruikt<br />
voor de berekeningen van het afschuiven van het landtalud en het riviertalud respectievelijk.<br />
11<br />
3<br />
0<br />
-2<br />
8<br />
4<br />
0.5<br />
-1.5<br />
8.35<br />
a b<br />
3.5<br />
0<br />
-2<br />
8<br />
c d<br />
4.5<br />
2.5<br />
0.5<br />
8<br />
5.5<br />
4<br />
2<br />
20 GEOTECHNIEK – Juli 2011<br />
e<br />
van abdijen en kloosters) heeft een negatieve<br />
invloed op de stabiliteit van het riviertalud. Op<br />
basis van resultaten van destructieve methodes<br />
alleen (sonderingen en boringen) kan een oude<br />
kloosterdijk meestal niet worden onderscheiden in<br />
het dijklichaam. Metingen over de dwarssectie van<br />
de dijk (bijvoorbeeld met behulp van niet-destructieve<br />
methodes) zijn nodig. Omdat deze kennis<br />
meestal ontbreekt, wordt in de conceptuele<br />
metho de, zoals ze nu voorligt, geen rekening gehouden<br />
met de eventuele aanwezigheid van een<br />
oude kloosterdijk.<br />
Piping<br />
Piping betreft het ontstaan van zandmeevoerende<br />
wellen onder een dijk. De aandrijvende kracht is<br />
hierbij het verhang over de dijk die de stroming<br />
bepaalt.<br />
De sterkte wordt hierbij bepaald door:<br />
de kwelweglengte L d nl. de afstand tussen het in-<br />
en uittredepunt (vereenvoudigd gelijk genomen<br />
aan de breedte van de dijk ter hoogte van de teen);<br />
de aanwezigheid van een watervoerende zandlaag<br />
onder de dijk tussen het in- en uittredepunt;<br />
de dikte van de afdekkende kleilaag op het maaiveld.<br />
De belasting bij dit fenomeen is het verschil tussen<br />
het rivierpeil en het grondwaterpeil (=dH).<br />
Tabel 3 Scores voor het faalmechanisme piping<br />
Aanwezigheid<br />
watervoerende<br />
zandlaag onder<br />
de dijk?<br />
Zeker niet 1 1 1<br />
Misschien 2 1 1<br />
Zeker wel 3 2 1<br />
Figuur 3 – Vijf modellen voor de geometrie en freatische lijn voor<br />
dijken aan tijgebonden waterlopen, ingedeeld volgens hun locatie<br />
(alle maten in mTAW):<br />
a. Schelde tussen monding en halverwege Kallo-Sluis en loods -<br />
gebouw;<br />
b. Schelde opwaarts loodsgebouw tot in Temse;<br />
c. Schelde van Temse t.e.m. Sint Amands, Durme van Tielrode<br />
t.e.m. Hamme, Rupel van Boom t.e.m. Walem, Dijle van Walem tot<br />
voor Mechelen;<br />
d. Schelde opwaarts van Dendermonde, Durme van Waasmunster<br />
tot voor Zele, Rupel van Duffel t.e.m. Lier, Dijle van Mechelen tot<br />
voor Rijmenam, Zenne van Hombeek tot voor Zemst;<br />
e. Durme opwaarts van Zele, Rupel opwaarts van Emblem, Grote<br />
Nete opwaarts van Lier, Dijle opwaarts van Rijmenam, Zenne<br />
opwaarts van Zemst.
Tabel 4 Maximaal toepasbare helling<br />
voor verschillende bekledingen<br />
Bekleding Max. toepasbare<br />
helling<br />
Gras 1:3 (1:4)<br />
OSA 1:1 (1:2)<br />
Betonplaat 1:1 (1:1.5)<br />
Breuksteen 1:2 (1:3)<br />
Gepenetreerde<br />
breuksteen<br />
1:3<br />
Doorgroeitegels 1:1 (1:2.5)<br />
Schanskorven -<br />
Indien we gebruik maken van de formule van Bligh<br />
en hierbij de dikte van het kleipakket verwaarlozen<br />
worden de scores voorgesteld zoals vermeld in<br />
tabel 3:<br />
Micro-instabiliteit<br />
Het betreft hierbij lokale instabiliteiten (meestal<br />
van de waterdichte bekleding) ter hoogte van het<br />
landtalud en het riviertalud.<br />
We onderscheiden hierbij:<br />
afschuiven van een waterdichte bekleding of<br />
toplaag in klei,<br />
opdrukken van een waterdichte bekleding of<br />
toplaag in klei.<br />
Als een dijklichaam homogeen is (dus als er geen<br />
echte toplaag voorkomt) moet niet op micro-instabiliteit<br />
getoetst worden. De deelscore is dan 1.<br />
De belasting wordt gevormd door overdrukken in<br />
het dijklichaam. In de open bekledingen zoals open<br />
steenasfalt, breuksteen, doorgroeitegels en schans -<br />
korven, kunnen in principe geen overdrukken optreden.<br />
Om de bekleding gronddicht te maken<br />
wordt bij open bekledingen echter meestal een<br />
geotextiel toegepast. Bij dichtslibben van dit geo -<br />
textiel kan de bekleding toch waterremmend<br />
worden waardoor deze bekledingen ook moeten<br />
beschouwd worden.<br />
MAXIMAAL TOEPASBARE<br />
HELLING BEKLEDINGEN<br />
Tabel 4 toont de maximale toelaatbare helling<br />
waarbij nog geen afschuiving van de bekleding optreedt.<br />
De eerste waarden zijn absolute maximale<br />
waarden die enkel bereikt worden in ideale omstandigheden<br />
(perfecte uitvoering,…). Er wordt best<br />
gebruik gemaakt van de waarden tussen haakjes.<br />
De toe te kennen scores staan in tabel 5. Deze<br />
werden bepaald op basis van de hellingen uit de<br />
tabel 4, aangevuld met engineering judgment voor<br />
de Vlaamse praktijk. Schanskorven zijn in principe<br />
bruikbaar tot verticale wanden. Ze moeten wel<br />
zodanig gedimensioneerd zijn dat ze de grond -<br />
CONCEPTUELE METHODE VOOR SNELLE DIAGNOSE VAN FAALGEDRAG VAN VLAAMSE DIJKEN<br />
Tabel 5 Micro-instabiliteit (boven GHW of<br />
boven normaalpeil)<br />
1:4 1:3 1:2 1:1.5 1:1 steiler<br />
Gras 1 2 2 3 3 3<br />
OSA 1 1 1 2 2 3<br />
Betonplaat 1 1 1 2 2 3<br />
Breuksteen 1 1 2 2 3 3<br />
Gepenetreerde 1 1 3 3 3 3<br />
breuksteen<br />
Doorgroeitegels 1 1 1 2 3 3<br />
Schanskorven 1 1 1 1 1 2<br />
drukken kunnen weerstaan. Vandaar dat ze voor<br />
zeer steile taluds toch een score 2 krijgen.<br />
Als gesloten bekleding (betonplaat of gepenetreerde<br />
breuksteen) in de tijzone wordt gebruikt<br />
dienen de waarden uit tabel 5 te worden vermeerderd<br />
met 1. In de praktijk in Vlaanderen is immers<br />
vaak gebleken dat dit type van bekleding beschadigd<br />
raakt door uitspoeling van grond aan de teenconstructie<br />
(vaak houten palen met schanskorven<br />
erboven) van de bekleding. We bekomen dan<br />
uiteindelijk de waarden uit tabel 6.<br />
OPDRUKKEN KLEILAAG AAN LANDZIJDE<br />
Een van de belangrijkste parameters hierbij is het<br />
stijghoogteverschil. Voor een ondoorlatende dijk<br />
is deze nul. Voor een zanddijk (met toplaag) kan<br />
deze maximaal oplopen tot 0.25 keer het verschil<br />
tussen het rivierpeil en het grondwaterpeil aan<br />
landzijde [3].<br />
De helling heeft slechts een beperkte invloed op<br />
het opdrukken, zodat rekening werd gehouden met<br />
de meest nadelige waarde van 1:4.<br />
Uitgaande van een aantal stabiliteitsberekeningen<br />
[5] voor een toplaag in klei werden de waarden uit<br />
tabel 7 bekomen. Als alle veiligheidscoëfficiënten<br />
op 1 worden gesteld, zal de kleilaag opgedrukt<br />
worden als het stijghoogteverschil over de dijk<br />
5.5m bedraagt. Als de veiligheidscoëfficiënten<br />
worden gebruikt zoals bij een ontwerp, voldoet de<br />
kleilaag niet bij een stijghoogteverschil van 3m over<br />
de dijk. De genoemde stijghoogteverschillen zijn<br />
onvoldoende om een gesloten bekleding af te<br />
drukken.<br />
OPDRUKKEN BEKLEDING OF<br />
KLEILAAG AAN RIVIERZIJDE<br />
Uitgaande van een aantal stabiliteitsberekeningen<br />
[5] analoog aan deze voor de landzijde werden de<br />
waarden uit tabel 8 bekomen.<br />
Complementariteit met de<br />
probalistische methode<br />
De pragmatische aanpak van de conceptuele<br />
21 GEOTECHNIEK – Juli 2011<br />
Tabel 6 Micro-instabiliteit (in de tijzone)<br />
1:4 1:3 1:2 1:1.5 1:1 steiler<br />
Gras* 2 3 3 3 3 3<br />
OSA 1 1 1 2 2 3<br />
Betonplaat 2 2 2 3 3 3<br />
Breuksteen 1 1 2 2 3 3<br />
Gepenetreerde 2 2 3 3 3 3<br />
breuksteen<br />
Doorgroeitegels 1 1 1 2 3 3<br />
Schanskorven 1 1 1 1 1 2<br />
*Gras groeit in principe niet in de tijzone.<br />
Tabel 7 Opdrukken klei en/of bekleding landtalud<br />
Situatie Stijghoogte<br />
verschil<br />
over dijk<br />
Score<br />
Dijk in (zand)leem of klei<br />
Zanddijk met toplaag +<br />
nvt 1<br />
plaatbekleding (OSA, …)<br />
Zanddijk met toplaag +<br />
nvt 1<br />
gras of doorgroeitegels < 3 m 1<br />
3 5.5m 2<br />
> 5.5 m 3<br />
Tabel 8 Opdrukken klei riviertalud<br />
Situatie Stijghoogte<br />
verschil<br />
over dijk<br />
Score<br />
Dijk in (zand)leem of klei nvt 1<br />
Zanddijk met open bekleding<br />
(OSA, breuksteen, …) nvt 1<br />
Zanddijk met<br />
gesloten bekleding < 1.5 m 1<br />
1.5 3 m 2<br />
Zanddijk met toplaag<br />
> 3 m 3<br />
+ plaatbekleding < 3 m 1<br />
3 m 6 m 2<br />
Zanddijk met toplaag<br />
> 6 m 3<br />
+ breuksteen < 2.25 m 1<br />
2.25 4.5 m 2<br />
> 4.5 m 3<br />
methode laat toe om snel op grotere schaal een<br />
inschatting te krijgen van de gevoeligheid voor<br />
falen van de dijken en/of als beperkte gegevens<br />
over de geotechnische sterkte van de dijk beschikbaar<br />
zijn. Deze informatie kan gebruikt worden bij<br />
de prioritering van inspecties en onderhoud van<br />
de dijken. De volledig probabilistische aanpak is inpasbaar<br />
in de risicomethodologie die in Vlaanderen
vaak wordt toegepast. Deze methode is extensiever<br />
zowel qua rekentijd als qua benodigde gegevens.<br />
De toepassing ervan is aangewezen wanneer<br />
de stap van overschrijdingsrisico’s naar overstromingsrisico’s<br />
wordt gezet. Beide methodes vullen<br />
elkaar dus aan. Toepassing van beide methodes op<br />
vier testgebieden in Vlaanderen heeft een belangrijke<br />
bijdrage geleverd tot een beter inzicht in<br />
het faalgedrag van Vlaamse dijken. Ook heeft de<br />
toepassing toegelaten om de methodes aan elkaar<br />
af te toetsen en waar nodig bij te stellen.<br />
Besluit<br />
De hierboven beschreven conceptuele methode<br />
moet toelaten om relatief snel en op grote schaal<br />
(meerdere tientallen dijkkilometers) een eerste<br />
inschatting te maken van de gevoeligheid voor<br />
falen van de dijk. Hierbij moet rekening gehouden<br />
worden met de beschikbare gegevens die, zeker<br />
voor wat betreft de opbouw van de dijk, in Vlaanderen<br />
vaak beperkt zijn. Het is als het ware een 1ste<br />
niveau toets die vooral steunt op ervaring en<br />
engineering judgment.<br />
De methode werd ondertussen omgezet in de GIStool<br />
‘Dijktoets’ die de waterbeheerder toelaat snel<br />
en op grotere schaal een inschatting te maken van<br />
het faalgedrag van zijn dijken.<br />
Voor de dijken die slecht scoren, dient dan over -<br />
gegaan te worden tot meer gedetailleerde berekeningen<br />
op basis van nieuw uit te voeren geotechnisch<br />
onderzoek.<br />
Vervolgtraject ‘inschatting gevoeligheid<br />
voor falen van dijken’<br />
Bij het opstellen en toepassen van de conceptuele<br />
methode is gebleken dat het belangrijk is om over<br />
zo veel mogelijk informatie te beschikken over de<br />
opbouw van de dijk. Op basis van resultaten van<br />
destructieve methodes alleen (sonderingen en<br />
boringen) kan een dwarsdoorsnede van een dijk<br />
soms niet gedetailleerd in kaart gebracht worden.<br />
Zo kunnen oude kloosterdijken bijvoorbeeld<br />
meestal niet worden onderscheiden in het dijk -<br />
lichaam. Door de Vlaamse overheid werd een<br />
bij komende studie uitgevoerd om na te gaan welke<br />
niet-destructieve methodes bruikbaar zijn bij de<br />
onderkenning van de dijkopbouw en ondergrond<br />
[4]. Hierover zal in een toekomstig nummer van<br />
Geotechniek bericht worden.<br />
Literatuur<br />
[1] Peeters, P.; Van Looveren, R.; Vincke, L.;<br />
Van Neuville, W.; Blanckaert, J. (2008). Analysis of<br />
dike breach sensitivity using a conceptual method<br />
followed by a comprehensive statistical approach to<br />
end up with failure probabilities, in: Simonovic, S.P.<br />
et al. (Ed.) (2008). Proceedings of the 4th international<br />
symposium on flood defence: managing flood<br />
risk, reliability and vulnerability, Toronto, Ontario,<br />
Canada, May 6-8, 2008. pp. 151(1)-151(8).<br />
[2] IMDC ism. TTE en Jan Maertens (2010). Onderzoek<br />
naar de bresgevoeligheid van Vlaamse winter -<br />
dijken. Deelopdracht 5: Opstellen van een weten -<br />
schappelijk verantwoorde en praktisch haalbare<br />
methode. In opdracht van het Waterbouwkundig<br />
Laboratorium ism. de Afdeling Geotechniek.<br />
[3] TAW. (2004). Technisch rapport waterspanningen<br />
bij dijken.<br />
[4] Depreiter, D.; Van Looveren, R.; Vincke, L.;<br />
Peeters, P.; Mostaert, F. (2010). Evaluatie<br />
geo fysische methoden voor onderzoek bresgevoeligheid<br />
van Vlaamse dijken: Deelopdracht 3: Voorstel<br />
tot monitoring. Versie 2_0. WL Rapporten,<br />
706_08a. G-tec en IMDC iov. Waterbouwkundig<br />
Labora torium ism. Afdeling Geotechniek:<br />
Antwerpen, België.<br />
[5] TAW. (2001). Technisch rapport waterkerende<br />
grondconstructies.
Op het moment van drukken van dit nummer waren de volgende cursussen<br />
en symposia bekend. Voor een actueel en volledig overzicht verwijzen<br />
wij u naar de websites van de diverse cursusaanbieders.<br />
Cursussen<br />
Toepassen van MWell bij het modelleren van bronbemalingen<br />
20 september – Deltares Academy<br />
Basiscursus damwanden ontwerpen met D-Sheet Piling<br />
27 september – Deltares Academy<br />
Eurocode 7: Geotechniek – 6 oktober – PAO<br />
Aan de grond zitten – 21 oktober – Deltares Academy<br />
Funderingen ontwerpen en toetsen met D-Foundations<br />
10 november – Deltares Academy<br />
Gevorderdencursus damwanden ontwerpen met D-Sheet Piling<br />
17 november – Deltares Academy<br />
Stabiliteit van grondlichamen berekenen met D-Geo Stability<br />
22 november – Deltares Academy<br />
Paalfunderingen voor civiele constructies – 1 december – PAO<br />
Informatie en aanmelding<br />
Betonvereniging www.betonvereniging.nl +31-0-182-539233<br />
COB www.cob.nl +31-0-182-540660<br />
CROW www.crow.nl +31-0-318-695300<br />
CUR www.cur.nl +31-0-182-540600<br />
Deltares Academy www.deltaresacademy.nl +31-0-88-3357500<br />
Elsevier Opleidingen www.elsevieropleidingen.nl +31-0-78-6253888<br />
Symposia, lezingen<br />
Middagsymposium Beton en funderingen, Ede – 22 september –KIVI<br />
Geotechniekdag – 10 november – CUR en KIVI<br />
KIVI Lezingenavond – 30 november – Ingenieursbureau Amsterdam<br />
Internationale congressen<br />
21st European Young Geotechnical Engineers' Conference<br />
4-7 september – Rotterdam<br />
XVth European Conference on Soil Mechanics and Geotechnical<br />
Engineering: Geotechnics of Hard Soils<br />
Weak Rocks, 12-15 september – Athene, Griekenland<br />
4th international conference on Geofoam Blocks in<br />
Construction Applications<br />
4-8 juni Lillestrøm – Norwegen<br />
TC211 IS-GI ‘Recent Research, Advances & Execution aspects<br />
of Ground Improvement Works<br />
30 mei-1 juni 2012 – Brussel<br />
Deltares www.deltares.nl +31-0-15-2693500<br />
KIVI NIRI www.kiviniria.net +31-0-70-3919890<br />
NGO www.ngo.nl +31-0-30-6056399<br />
NSTT www.nstt.nl +31-0-182-567380<br />
PAO www.pao.tudelft.nl +31-0-15-2784618<br />
Plaxis b.v. www.plaxis.nl +31-0-15-2517720<br />
TI-KVIV www.ti.kviv.be tel. +32-0-3-2600840<br />
Agenda
Inleiding<br />
In de afgelopen jaren zijn en worden grootschalige<br />
grondvrieslichamen toegepast bij binnenstedelijke<br />
projecten in Nederland. Daarvoor is grondvriezen<br />
slechts incidenteel in Nederland toege -<br />
past, waarbij de techniek het imago van een duur<br />
‘laatste redmiddel’ heeft. Recent is grondvriezen<br />
echter toegepast bij een van drukste metro -<br />
stations in Rotterdam en is daarbij vanaf het<br />
ontwerpstadium tot en met uitvoering als een volwaardige<br />
techniek ingezet. Bij de bouw van de<br />
diepe stations Rokin en Vijzelgracht van de<br />
Noord/Zuidlijn in Amsterdam vervult het wel de<br />
rol van redmiddel en wordt met succes de waterdichtheid<br />
van diepwandvoegen geborgd.<br />
Grondvriezen wordt toegepast om de sterkte van<br />
de grond te verhogen en de doorlatendheid te<br />
ONTWERP<br />
UITVOERING<br />
Afwegen van<br />
grondverbeteringstechnieken<br />
Uitgangspunten of<br />
ontwerpoverwegingen<br />
Geotechnisch/<br />
constructief<br />
ontwerp<br />
GRONDBEVRIEZEN<br />
Gevoeligheidsanalyse<br />
Thermodynamisch<br />
ontwerp<br />
Plaatsing vriesinstallatie en -systeem<br />
Bevriezen grondmassief<br />
Uitvoeren beoogde<br />
civieltechnische werkzaamheden<br />
Ontdooien grondmassief<br />
Figuur 1 – Ontwerpproces grondvriezen<br />
(naar Harris 1995).<br />
Thermisch ontwerp<br />
bij grondvriezen<br />
in Nederland<br />
MONITORING !<br />
verlagen. De techniek wordt als duur beschouwd<br />
maar ook betrouwbaar, voornamelijk als waterdichtheid<br />
belangrijk is. De behoefte aan betrouwbare<br />
technieken is hoog bij bouwen in drukke en<br />
complexe binnenstedelijke projecten waar (locale)<br />
bezwijkmechanismen groot effect hebben op de<br />
omgeving van het project.<br />
Na een introductie over grondvriezen en de toepassing<br />
van deze techniek in Nederland ligt de<br />
nadruk van dit artikel op het thermisch ontwerp<br />
van grondvriezen. CRUX Engineering heeft in<br />
het Rotterdamse en Amsterdamse project het<br />
thermisch ontwerp uitgevoerd en de thermische<br />
monitoring bewaakt. In beide projecten blijkt het<br />
belang van een gevoeligheidsanalyse en voldoende<br />
monitoring. Daarmee is het thermisch deel<br />
van grondvriezen vergelijkbaar met een ‘normaal’<br />
geotechnisch project. Met als belangrijke toevoeging<br />
dat bij gewone geotechnische projecten de<br />
gevoeligheidsanalyse en monitoring meer aandacht<br />
verdient dan nu gebruikelijk is.<br />
Grondvriezen<br />
TECHNIEK<br />
Bij grondvriezen wordt eigenlijk het grondwater<br />
bevroren. Het water in de grond wordt bevroren,<br />
waardoor de grond sterker en ondoorlatend<br />
wordt. De belangrijkste conditie voor toepassing<br />
van deze techniek is derhalve dat de grond water<br />
bevat. De toepassing van grondvriezen is onafhankelijk<br />
van korrelverdeling en grondsoort, waar<br />
bij veel grondverbeteringtechnieken deze afhankelijkheid<br />
wel aanwezig is. Daarnaast is grondvriezen<br />
in het algemeen niet beperkt door<br />
obstakels of objecten in de ondergrond (Harris<br />
1995).<br />
Bij grondvriezen bindt het ijs de grondbestand -<br />
delen, waardoor de sterkte en stijfheid toenemen.<br />
IJs is waterondoorlatend waardoor een continu<br />
ijslichaam volledig waterdicht is, dit in tegenstelling<br />
tot veel grondverbeteringtechnieken waar de<br />
behandelde grond slechts waterremmend wordt.<br />
Tijdens een grondvriesproject kunnen drie fasen<br />
onderscheiden worden; de opvriesfase, de in-<br />
24 GEOTECHNIEK – Juli 2011<br />
ir. Jacco K. Haasnoot<br />
CRUX Engineering<br />
ing. Dirk G. Goeman<br />
CRUX Engineering<br />
standhoudfase en de dooifase. In de opvriesfase<br />
wordt het vrieslichaam tot de gespecificeerde afmetingen<br />
en temperatuur gemaakt. In deze fase<br />
wordt de meeste energie verbruikt. In de instandhoudfase<br />
vinden de constructiewerkzaamheden<br />
plaats. In deze fase dient het vrieslichaam de<br />
gespecificeerde afmetingen en temperatuur te<br />
behouden, waarvoor minder energie benodigd is.<br />
De dooifase start als het vriesproces stopt.<br />
GESLOTEN EN OPEN SYSTEEM<br />
De grond wordt bevroren door warmte uit de<br />
ondergrond te onttrekken door middel van een<br />
systeem van lansen in de grond waar een koud<br />
medium doorgevoerd wordt. Er kan onderscheid<br />
gemaakt worden tussen twee systemen om de<br />
grond te bevriezen, een gesloten en open systeem.<br />
In het gesloten systeem wordt een koude<br />
vloeistof, in het algemeen pekel, door de lansen<br />
gecirculeerd waarbij de retourvloeistof door een<br />
vriesinstallatie afgekoeld wordt. De werktemperatuur<br />
bij pekelvriezen ligt rond de -35°C. Het<br />
open systeem werkt met een koude vloeistof die<br />
verdampt in de lans. De latente warmte benodigd<br />
voor de faseovergang wordt hierdoor onttrokken<br />
aan de grond. Het vrijkomende gas wordt afge -<br />
fakkeld. Over het algemeen wordt vloeibare<br />
stikstof bij dit systeem gebruikt. Het kookpunt<br />
van vloeibare stikstof ligt op -196°C.<br />
Vriezen met het open systeem is, wegens de lage<br />
temperatuur en het daaraan gerelateerde grote<br />
temperatuursgradiënt, relatief sneller. Het systeem<br />
is echter relatief duur, waardoor het vaak<br />
wordt toegepast in projecten met een korte instandhoudingsperiode<br />
of als het vrieslichaam snel<br />
in functie moet zijn. Vriezen met het gesloten systeem<br />
neemt, wegens de relatief hoge temperatuur,<br />
meer tijd in beslag. De kosten voor dit<br />
systeem zijn relatief lager en dit systeem wordt<br />
dan ook toegepast als het vrieslichaam relatief<br />
lang in stand moet worden gehouden.<br />
THERMISCH EN MECHANISCH ONTWERP<br />
Het ontwerp van een grondvriesproject bestaat uit<br />
twee verschillende delen; het thermisch ontwerp<br />
en het mechanisch ontwerp. Het ontwerpproces is
Samenvatting<br />
In de afgelopen jaren zijn en worden grootschalige grondvrieslichamen toegepast<br />
bij binnenstedelijke projecten in Nederland. Daarvoor is grondvriezen slechts<br />
incidenteel in Nederland toegepast, waarbij de techniek het imago van een duur<br />
‘laatste redmiddel’ heeft. Alleen bij het maken van verbindingen tussen boor -<br />
tunnels is grondvriezen een ‘standaard’ techniek. Het artikel geeft een beknopt<br />
overzicht van de recente toepassingen van grondvriezen in Nederland. Het<br />
thermisch ontwerp en uitvoering van twee recente metroprojecten in Rotterdam<br />
en Amsterdam wordt nader besproken. Hieruit blijkt dat de combinatie van<br />
schematisch weergegeven in figuur 1. Het mechanische<br />
ontwerp is gebaseerd op de sterkte en<br />
stijfheidsparameters uit laboratorium proeven. De<br />
sterkte en stijfheid van bevroren grond zijn temperatuur<br />
afhankelijk. Dit houdt in dat het mechanische<br />
ontwerp de afmetingen van het vries -<br />
lichaam in combinatie met een toelaatbare maximumtemperatuur<br />
bepaalt. Het doel van het<br />
thermisch ontwerp is om een lansconfiguratie te<br />
bepalen waarbij de thermische randvoorwaarden<br />
over de verschillende constructiefasen tijdens het<br />
project kunnen worden gewaarborgd.<br />
Binnen het ontwerpproces moeten twee onder -<br />
delen worden benadrukt, te weten de gevoeligheidsanalyse<br />
en monitoring. Een gevoelig heidsanalyse<br />
is van belang om tot een robuust ontwerp<br />
en uitvoering te komen. In een gevoeligheids -<br />
analyse wordt de invloed verschillende thermische<br />
invloedsfactoren (grondwaterstroming, lucht -<br />
stroming) gevarieerd om de noodzaak van aanvullende<br />
maatregelen te kunnen beschouwen. Tevens<br />
kan hiermee de reactietijd worden bepaald indien<br />
de vriesinstallatie tijdelijk uitvalt als gevolg van<br />
een storing of externe invloedsbronnen.<br />
Monitoren is een integraal onderdeel van het thermisch<br />
ontwerp. Het monitoringsplan moet voldoende<br />
temperatuurmetingen bevatten waarmee<br />
de staat van het vrieslichaam kan worden<br />
geverifieerd. Middels de combinatie van monitoringdata<br />
en thermische ontwerpberekeningen kan<br />
gecontroleerd worden of het vrieslichaam aan de<br />
temperatuurcriteria volgend uit het mechanische<br />
ontwerp voldoet.<br />
Vriesprojecten in Nederland<br />
Een van de eerste grootschalige toepassing van<br />
grondvriezen in de Civiele Techniek in Nederland<br />
vond plaats in de jaren ’70 toen grondvriezen werd<br />
toegepast om verbindingen met caissons te maken<br />
voor de Amsterdamse metro (Oostlijn). Een aantal<br />
projecten is bekend waarbij deze techniek is toegepast<br />
binnen bestaande constructies waar de<br />
keldervloer, waar grondwaterdruk op werkte,<br />
tijdelijk verwijderd moest worden (Rotterdam en<br />
Haren). In Den Haag is grondvriezen toegepast om<br />
een verbinding te realiseren tussen een ondergrondse<br />
parkeergarage en een overheidsgebouw.<br />
Verbindingen tussen geboorde tunnels die de afgelopen<br />
15 jaar zijn gebouwd, zijn alle gemaakt<br />
met gebruikmaking van grondvriezen. Grond -<br />
vriezen kan hier als een standaard techniek worden<br />
beschouwd, juist vanwege de betrouw -<br />
baarheid op het gebied van waterdichtheid. Twee<br />
verbindingen in de Westerscheldetunnel zijn<br />
uitgebreid gemonitoord en geanalyseerd door het<br />
Centrum Ondergronds Bouwen (COB F100). Bij<br />
een geboorde leidingtunnel onder de Oude Maas<br />
in Rotterdam is deze techniek gebruikt als tijdelijke<br />
maatregel om constructie problemen bij de<br />
start schacht te ondervangen.<br />
Een toepassing van grondvriezen die zeker niet<br />
standaard genoemd kan worden is bij de reconstructie<br />
van het metro station Rotterdam Centraal<br />
uitgevoerd (Thumann et.al. 2007). Ook bij de<br />
bouw van de metro in Amsterdam wordt grondvriezen<br />
toegepast. Bij de startschacht van de<br />
Noord/Zuidlijn bij Amsterdam Centraal kruist de<br />
boortunnel mogelijk een houten paalfundering.<br />
Het risico bestaat dat paalpunten niet afgeboord<br />
worden maar verplaatst worden en mogelijk vast<br />
komen te zitten in de tunnel boormachine (TBM).<br />
Om de palen te fixeren is een horizontaal vries -<br />
lichaam gecreëerd net boven het tracé van de<br />
25 GEOTECHNIEK – Juli 2011<br />
gevoeligheidsanalyses met (thermische) modellen en monitoring cruciaal is voor<br />
een succesvol project. Tevens wordt een constructieve samenwerking tussen de<br />
betrokken partijen van groot belang geacht voor de voortgang van het project.<br />
Op basis van de ervaringen in deze projecten wordt geconcludeerd dat de twee<br />
besproken projecten goede voorbeelden zijn van de inzet van grondvriezen als<br />
betrouwbare grondverbeteringstechniek in binnenstedelijke projecten en dat<br />
de toepassing van deze techniek, gezien de steeds complexer wordende toekomstige<br />
bouwopgaven, in Nederland navolging zal krijgen.<br />
TBM. Bij de stations Vijzelgracht en Rokin wordt<br />
grondvriezen ingezet als mitigerende maatregel<br />
om de waterdichtheid van de voegen tijdelijk te<br />
waarborgen zodat een definitieve waterafdichting<br />
van de voeg kan worden gerealiseerd. In twee<br />
gevallen in 2008 is zandvoerend water door de<br />
diepwandvoegen van station Vijzelgracht gestroomd.<br />
Dit heeft geleid tot ernstige schade aan<br />
belendingen. Het proces tot herstart van de<br />
ontgraving bij beide stations is beschreven in<br />
Scheffrahn en Sommeling (2010). In de onderstaande<br />
paragrafen worden voor de Rotterdamse<br />
en Amsterdamse bouwkuip enkele aspecten nader<br />
uitgelicht.<br />
Metrostation Rotterdam CS<br />
Het bestaande metro station in Rotterdam is<br />
uitgebreid van een 2 sporig eindstation tot een<br />
3 sporig doorgaand station, waarbij de metro tijdens<br />
de verbouwing moest blijven functioneren.<br />
Het station is gebouwd middels diepwanden,<br />
behalve waar de wand de bestaande metrotunnel<br />
kruist. Hier is een kraagconstructie door middel<br />
van grondvriezen toegepast. Deze grote horizontale<br />
boog leidt de belastingen naar de diepwand<br />
waarbij de horizontale krachten op diepwand<br />
baretten worden afgedragen. De dikte van de<br />
vrieswand is 2,5m, de teen van de vrieswand<br />
bevindt zich op 38m onder maaiveldniveau en de<br />
IR-beeld: net boven IR-beeld: voor IR beeld: tussen<br />
IR beeld: voor<br />
eerste lekkage de lekkage twee lekkages<br />
tweede lekkage<br />
Figuur 2 – Overzicht van de locatie (bron: Randstadrail).
Figuur 3 – Voorbeeld van het berekende temperatuurveld (diepte ca. NAP -5m). Figuur 4 – Detail van isothermen gedurende opwarming en falen van een vrieslans.<br />
omtrek van de boog is ongeveer 55m. Het theoretisch<br />
volume bevroren grond ligt rond de 5200m3. In het project is zowel het gesloten als open vriessyteem<br />
gebruikt. Beide systemen waren in gebruik<br />
tijdens de opvriesfase. Tijdens de instandhoudfase<br />
werd alleen met pekel gevroren. Het stikstof<br />
systeem bleef in geval van nood stand-by. In totaal<br />
zijn 86 vrieslansen gebruikt, waarvan 51 pekel -<br />
lansen en 35 vloeibare stikstoflansen.<br />
De ondergrond in Rotterdam bestaat uit slappe<br />
Holocene afzettingen op de Pleistocene zandlaag.<br />
De top van het holoceen bestaat uit 2 tot 4m veen<br />
waaronder circa 7m slappe klei aangetroffen<br />
wordt. De Pleistocene zandlaag heeft een dikte<br />
van circa 17m en ligt bovenop de ondoorlatende<br />
klei van Kedichem. In alle beschreven grondlagen<br />
wordt gevroren.<br />
THERMISCH ONTWERP<br />
De hoofddoelen van de thermische ontwerpberekeningen<br />
zijn:<br />
Bepaling van de locatie van de vrieslansen;<br />
Bepaling van de benodigde energiebehoefte<br />
van de vriesinstallatie;<br />
Bepaling van de benodigde opvriestijd.<br />
De randvoorwaarden voor het thermische ontwerp,<br />
om de sterkte en stijfheid uit het mechanische<br />
ontwerp te waarborgen zijn:<br />
Gemiddelde temperatuur van de vrieswand<br />
moet lager zijn dan -10°C;<br />
Dikte van de vrieswand moet minimaal 2,5m<br />
bedragen binnen de -2°C isotherm.<br />
Daarnaast dient rekening te worden gehouden<br />
met een grondwaterstroming van 4m/d in de Pleistocene<br />
zandlaag in verband met de bemaling voor<br />
de bouw van een tunnel ten zuiden van de vrieswand.<br />
De ontwerpberekeningen zijn uitgevoerd met<br />
het eindige elementen programma Temp/W. Zes<br />
horizontale secties op verschillende niveaus zijn<br />
doorgerekend. In al deze secties is de volledige<br />
constructie fase gemodelleerd. Een voorbeeld van<br />
het berekende temperatuurveld is gegeven in<br />
figuur 3.<br />
De horizontale positie van de vrieslansen over de<br />
hoogte is na installatie ingemeten. Als gevolg van<br />
obstakels in de ondergrond weken een groot aantal<br />
vrieslansen significant af van de ontwerp -<br />
positie en toleranties. Dit vergroot de noodzaak<br />
voor het uitvoeren van thermische berekeningen<br />
voor de as-built situatie en heeft tot aanpassingen<br />
in de lansconfiguratie geleid.<br />
GEVOELIGHEIDSANALYSE<br />
In de gevoeligheidsanalyse zijn drie belangrijke<br />
aspecten in het ontwerp verder onderzocht:<br />
Invloed grondwaterstroming;<br />
Invloed van de stikstoflansen op de pekellansen;<br />
Invloed van het uitvallen van individuele vrieslansen.<br />
De invloed van grondwaterstroming op het vries -<br />
proces kan worden bepaald aan de hand van<br />
gecombineerde thermische en grondwater stromingsberekeningen.<br />
Hiervoor worden de EEM<br />
26 GEOTECHNIEK – Juli 2011<br />
pakketten TEMP/W en SEEP/W gebruikt (beide onderdeel<br />
van de Geostudio software van GEO-<br />
SLOPE). Uit de berekeningen volgt dat de<br />
vrieslansconfiguratie in combinatie met een<br />
grondwaterstroming van 4m/dag een uitdagend<br />
en belangrijk aspect was tijdens de uitvoering van<br />
het vriesproces.<br />
In de as-built situatie lagen op een aantal locaties<br />
de stikstof- en pekellansen relatief dicht bij elkaar.<br />
Vloeibare stikstof heeft een temperatuur van<br />
-196°C. De pekeltemperatuur is -35°C. Pekel wordt<br />
minder vloeibaar bij temperaturen van -40°C en<br />
bevriest bij lagere temperaturen. Het opvriezen<br />
van pekel werd als significant risico beschouwd.<br />
Het risico is gekwantificeerd door een combinatie<br />
van analytische en eindige elementen berekeningen.<br />
De volgende maatregelen zijn getroffen om<br />
dit risico te minimaliseren:<br />
Aanvullende temperatuur sensoren in de kritieke<br />
pekellansen om de invloed van vloeibare<br />
stikstof op de pekel te kunnen meten;<br />
Vroegtijdige uitschakeling stikstoflansen, waardoor<br />
de volle capaciteit van het stikstofvriezen<br />
niet volledig benut kon worden;<br />
Korte en lange stikstof lansen. De vloeibare<br />
stikstof wordt op twee niveaus ingebracht waardoor<br />
het mogelijk is de diepe lans af te sluiten<br />
terwijl de ondiepe lans in gebruik blijft.<br />
Tijdens de uitvoeringsperiode van een jaar kan<br />
falen van individuele vrieslansen optreden. In de<br />
gevoeligheidsanalyse is de meest kritieke fase en<br />
positie beschouwd. De meest kritieke constructie<br />
fase was wanneer verwarmingslansen ten behoeve
Figuur 5 – Detail van isothermen bij diepwandvoeg na ontgraving.<br />
van het installeren van boorpalen in gebruik genomen<br />
waren (zie figuur 4). Uitkomst van de thermische<br />
analyse is de beschikbare tijd om maatregelen<br />
te nemen om aan de thermische specificaties<br />
te blijven voldoen. De op dat moment te<br />
nemen maatregelen zijn het repareren van de lans<br />
of bij langere uitval het inzetten van de een<br />
stikstoflans.<br />
MONITORING<br />
Het EEM model heeft in combinatie met de monitoringsgegevens<br />
een belangrijke rol gespeeld bij<br />
het controleren van de integriteit van het vrieslichaam.<br />
De resultaten uit het EEM model worden<br />
vertaald naar data gerelateerd aan de monitoringspunten<br />
(grenswaarden). Deze monitoringspunten<br />
moeten derhalve in ieder geval op kritieke<br />
locaties in de vrieswand gepositioneerd zijn. Als<br />
op basis van de meetgegevens geconcludeerd<br />
wordt dat aan de grenswaarden wordt voldaan,<br />
kan, via het EEM model, worden geconcludeerd<br />
dat het gehele vrieslichaam aan de specificaties<br />
voldoet.<br />
Het monitoringsschema bestaat uit 10 verticale<br />
temperatuurboorgaten met minimaal 3 temperatuur<br />
sensoren in elke grondlaag. Ook zijn sensoren<br />
geplaatst in de betonconstructies die aansluiten<br />
op het vrieslichaam.<br />
Uit de ontwerp- en gevoeligheidsanalyse zijn<br />
grenswaarden gedefinieerd voor elk afzonderlijk<br />
monitoringspunt. Als de gemeten temperatuur<br />
onder de minimum temperatuur ligt voldoet het<br />
vrieslichaam aan de benodigde afmetingen. Deze<br />
methode heeft een eenvoudig uit te voeren<br />
controle tijdens de werkzaamheden tot gevolg.<br />
Tijdens het vriesproces is het temperatuurverloop<br />
nauwgezet bijgehouden en het berekeningsmodel<br />
is aangepast aan de daadwerkelijke uitvoering<br />
zodat snel een gevalideerde koppeling mogelijk<br />
was tussen de gemeten temperaturen en de verspreiding<br />
van het vrieslichaam in de ondergrond.<br />
Op deze wijze kan, per grondlaag, inzichtelijk worden<br />
gemaakt of de ontwikkeling van het vries -<br />
lichaam aan de verwachting voldoet of dat er<br />
locaties zijn waar de temperatuursdaling achter<br />
blijft. Met name tijdens de opvriesfase, waarbij<br />
sprake was van grondwaterstroming, heeft deze<br />
tool een belangrijke bijdrage geleverd in de analyse<br />
van de situatie en het definiëren van aanvullende<br />
maatregelen.<br />
Diepe stations Noord/Zuidlijn<br />
Bij de stations Vijzelgracht en Rokin van de Noord/<br />
Zuidlijn wordt aan de waterdichtheid van de<br />
voegen in de diepwand getwijfeld na twee<br />
incidenten waarbij ernstige schade aan is ontstaan<br />
aan belendende panden. Als maatregel wordt<br />
aan grondvriezen gedacht, waarbij na een eerste<br />
analyse duidelijk is geworden dat het technisch<br />
mogelijk is om dit met pekelvriezen aan de binnenzijde<br />
van de kuip uit te voeren.<br />
Ter plaatse van elke diepwandvoeg worden twee<br />
vrieslansen binnen de diepwandkuip geplaatst.<br />
Nadat het vrieslichaam de vereiste afmetingen<br />
heeft verkregen wordt ontgraven en wordt vervolgens<br />
de voeg middels een stalen plaat afgedekt.<br />
De vrieslansen hebben een lengte van circa 15m.<br />
Per station zijn circa 110 voegen aanwezig, wat<br />
resulteert in circa 220 vrieslansen per station.<br />
De ondergrond in Amsterdam bestaat vanaf het<br />
initiële ontgravingsniveau uit een deel van de<br />
27 GEOTECHNIEK – Juli 2011<br />
THERMISCH ONTWERP BIJ GRONDVRIEZEN IN NEDERLAND<br />
Figuur 6 – Detail van isothermen met grondwaterstroming<br />
door voeg tijdens opvriesfase.<br />
kleiige/zandige Alleröd laag en de 2e zandlaag.<br />
Om een waterafsluitende constructie te behouden<br />
wordt tot in de Eemklei doorgevroren.<br />
THERMISCH ONTWERP<br />
De hoofddoelen van de thermische ontwerp -<br />
berekeningen zijn:<br />
Bepaling van de optimale locatie van de vrieslansen<br />
ten opzichte van de voeg (uitvoeringstechnisch<br />
en thermisch);<br />
Bepaling van de benodigde energiebehoefte<br />
van de vriesinstallatie;<br />
Bepaling van de benodigde opvriestijd.<br />
De randvoorwaarden voor het thermische ontwerp,<br />
om de sterkte en stijfheid uit het mechanische<br />
ontwerp te waarborgen zijn:<br />
Gemiddelde temperatuur van het vrieslichaam in<br />
de voeg lager dan -5°C;<br />
Dikte en locatie van het vrieslichaam in de voeg<br />
afhankelijk van de diepte en afwijking in diepwand.<br />
Daarnaast dient rekening te worden gehouden<br />
met een grondwaterstroming door de voeg.<br />
De ontwerpberekeningen zijn uitgevoerd met<br />
het eindige elementen programma Temp/W. Een<br />
horizontale sectie is in verschillende varianten<br />
doorgerekend. Daarnaast is tevens een verticale<br />
snede berekend. In de horizontale sectie is de volledige<br />
constructie fasering tot en met reparatie<br />
van de voeg gemodelleerd. Een voorbeeld van het<br />
berekende temperatuurveld is gegeven in figuur 5.<br />
GEVOELIGHEIDSANALYSE<br />
In de gevoeligheidsanalyse zijn de volgende<br />
belangrijke aspecten verder onderzocht:<br />
Invloed materiaal in de voeg;
Figuur 7 – Voorbeeld van isothermen<br />
verloop in een verticale snede.<br />
Invloed afstand vrieslansen tot de wand;<br />
Invloed grondwaterstroming door de voeg;<br />
Invloed verticale snede.<br />
In de voeg tussen de diepwandpanelen kunnen de<br />
volgende materialen voorkomen:<br />
Staal (achtergebleven scheiding tussen diepwandpanelen)<br />
Zand<br />
Zand-bentoniet.<br />
Uit de gevoeligheidsanalyse blijkt dat zand-bentoniet<br />
de grootste invloed op de benodigde opvriestijd<br />
heeft. Naast het type materiaal is ook de<br />
spleetgrootte en dus de dikte van het materiaal in<br />
de voeg gevarieerd.<br />
Om mogelijke richtingafwijkingen door het boren<br />
van de vrieslansen in het ontwerp af te vangen is<br />
een analyse uitgevoerd waarbij de lansen zowel<br />
evenwijdig aan de wand als haaks op de wand in<br />
afstand variëren. De afstand haaks op de wand<br />
heeft de grootste invloed op de benodigde<br />
opvriestijd. Uit de analyse volgt een opslag op de<br />
benodigde opvriestijd uit het ontwerp afhankelijk<br />
van de afstand van de lansen tot de diepwand.<br />
De invloed van grondwaterstroming op het vriesproces<br />
is bepaald door een gecombineerde berekening<br />
met TEMP/W en SEEP/W. Hierbij is als<br />
uitgangspunt het debiet van de initiële situatie<br />
(stationair debiet van de bemaling van de kuip)<br />
gehanteerd. Uit de berekeningen blijkt dat de<br />
Figuur 8 – Voorbeeld van monitoringspunten<br />
eventuele grondwaterstroming invloed heeft op<br />
de opvriestijd, maar niet kritiek is.<br />
Aangezien de vrieslansen vanaf ontgravingsniveau<br />
in de kuip aangebracht zijn, zal er sprake zijn van<br />
een drie dimensionale warmtestroming. Hierdoor<br />
buigen in de eerste meter onder ontgravings -<br />
niveau de isothermen af richting het ontgravingsniveau<br />
(zie figuur 7). Om de opvriestijd te beperken<br />
en dus binnen een redelijke tijd aan de specifi -<br />
caties te voldoen zijn maatregelen in de vorm<br />
van isolatie genomen. Omdat deze afbuigende<br />
isothermen bij iedere ontgravingsstap spelen is<br />
als veiligheidmaatregel bij de diepere tweede en<br />
volgende ontgravingstap de voegreparatie dieper<br />
doorgezet om een overlap te creëren tussen<br />
ontgravingsniveau en gerepareerde voeg. Door<br />
deze overlap is het bovenste deel van de voeg van<br />
de volgende ontgravingsstap al gezekerd.<br />
MONITORING<br />
Het monitoren van het vriesproces bij de bouw -<br />
kuipen van de Noord/Zuidlijn is gedaan om twee<br />
criteria te verifiëren:<br />
1. vaststellen of de voeg waterdicht is;<br />
2. vaststellen of de voeg aan de temperatuur -<br />
criteria voldoet die uit het mechanische ontwerp<br />
volgt.<br />
Met name het eerste criterium is, gezien de grote<br />
gevolgen bij falen, zeer belangrijk om door middel<br />
van monitoring te controleren. Uit de gevoeligheidsanalyse<br />
is gebleken dat bij grondwater -<br />
stroming door de voeg de temperatuurs ontwikkeling<br />
aan de binnenzijde van de bouwkuip,<br />
direct voor de voeg, achter blijft (zie figuur 6).<br />
Om dit risico te beheersen is het noodzakelijk om<br />
bij iedere voeg een temperatuursmeting uit te<br />
voeren voordat met ontgraven gestart kan<br />
28 GEOTECHNIEK – Juli 2011<br />
worden. Voor het controleren van het temperatuurscriterium<br />
is het vaststellen van een temperatuurprofiel<br />
over de voeg noodzakelijk. Omdat dit<br />
een lastig uit te voeren meting is, is deze gedetailleerde<br />
meting bij een beperkt aantal voegen<br />
uitgevoerd. Bij deze voegen is tevens een meting<br />
voor de voeg uitgevoerd, zoals deze standaard<br />
bij alle voegen gebeurt. In combinatie met de<br />
berekeningen, de metingen voor de voeg (zowel<br />
de standaard en de gedetailleerde voegen) kan<br />
voor alle voegen een uitspraak worden gedaan of<br />
aan beide criteria wordt voldaan.<br />
Tijdens de uitvoering heeft de monitoring zijn<br />
waarde bewezen en zijn inderdaad een aantal voegen<br />
geconstateerd waar de temperatuursontwikkeling<br />
achter bleef. Door additionele maatregelen<br />
is de over matige toevoer van warmte gestopt en<br />
is na enige tijd doorvriezen aan beide criteria voldaan.<br />
In figuur 8 is als voorbeeld een volledige<br />
meetcon figuratie opgenomen.<br />
In figuur 8 zijn in het bovenaanzicht de vrieslansen<br />
met een paarse cirkel aangegeven. De overige<br />
cirkels zijn monitoringslocaties. Per monitoringslocatie<br />
is in het midden van de ontgravingsslag<br />
door middel van een kleurcodering horend bij<br />
het punt een temperatuur, nummer meetlocatie<br />
en de meetdatum weer ge geven. Tevens is een<br />
inschatting van het vries lichaam op de locatie<br />
weergegeven. In het dwarsprofiel zijn vervolgens<br />
de metingen in de diepte weergegeven, en zijn<br />
tevens de meet punten in de voeg weergegeven.<br />
Conclusies<br />
Grondvriezen wordt nog sporadisch toegepast<br />
in Nederland. Het project Rotterdam Centraal<br />
laat zien dat grootschalige toepassing van grondvriezen<br />
als volwaardig en betrouwbaar onderdeel<br />
in het ontwerp en uitvoering succesvol kan zijn.
Het gebruik van EEM berekeningen tijdens het<br />
ontwerp en de uitvoering hebben een belangrijke<br />
bijdrage geleverd aan dit succes. Toepassing van<br />
grondvriezen bij de stations Vijzelgracht en Rokin<br />
van de Noord/Zuidlijn laat zien dat deze techniek<br />
een robuuste maatregel is waardoor het ont -<br />
gravingsproces veilig doorgang heeft kunnen<br />
vinden.<br />
Concluderend kan worden gesteld dat de twee<br />
besproken projecten goede voorbeelden zijn van<br />
de inzet van grondvriezen als betrouwbare grondverbeteringstechniek<br />
in binnenstedelijke projecten<br />
en dat de toepassing van deze techniek, gezien<br />
de steeds complexer wordende toekomstige<br />
bouwopgaven, in Nederland navolging zal krijgen.<br />
Aanbevelingen<br />
Het op een grote schaal toepassen van grond -<br />
bevriezen in grote binnenstedelijke projecten<br />
leidt tot een aantal aanbevelingen die aandacht<br />
behoeven in het ontwerp- en uitvoeringsproces:<br />
Gevoeligheidsanalyses dragen nadrukkelijk bij<br />
in het identificeren en kwantificeren van risico’s<br />
en het definiëren van adequate maatregelen.<br />
(Temperatuur) Monitoring in combinatie met de<br />
berekeningsmodellen speelt een sleutelrol bij<br />
het succesvol uitvoeren van grondvriezen in een<br />
project.<br />
De opvriesfase is doorgaans het meest kritische<br />
deel van het vriesproces. Zodra het vrieslichaam<br />
aan de criteria voldoet kan pas worden begonnen<br />
met ontgraven. De planning voor het moment<br />
‘start ontgraving’ dient echter voldoende<br />
flexibel te zijn en dient rekening te houden met<br />
een langere opvriestijd indien de monitoring<br />
daar aanleiding toe geeft. Maar ook, zo is de<br />
ervaring, met een langere opvriestijd als gevolg<br />
van discussies met betrokkenen omdat alle<br />
betrokkenen overtuigt moeten zijn dat aan de<br />
gestelde temperatuurscriteria wordt voldaan.<br />
Constructieve samenwerking tussen betrokken<br />
partijen, opdrachtgever en opdrachtnemer, is<br />
van groot belang voor de voortgang in een<br />
vriesproject. De valkuil bij de interpretatie van<br />
de monitoringsgegevens is dat men een relatief<br />
lange tijd moet wachten op de laatste tienden<br />
van graden Celsius voordat aan een temperatuurscriterium<br />
wordt voldaan. Indien de betrok-<br />
THERMISCH ONTWERP BIJ GRONDVRIEZEN IN NEDERLAND<br />
ken partijen deze gegevens, in een open dis -<br />
cussie, verifiëren, bespreken en er conclusies<br />
over trekken, kan kostbare bouwtijd worden<br />
bespaard.<br />
Dankwoord<br />
De auteurs willen de aannemers TBI Haverkort-<br />
Voormolen, nu Mobilis en Max Bögl bedanken<br />
voor de samenwerking in deze uitdagende pro -<br />
jecten.<br />
Referenties<br />
– Haasnoot J.K., 2010. Large scale ground<br />
freezing in the Netherlands, Proceedings of the<br />
11th International Conference Geotechnical Challenges<br />
in Urban Regeneration, Londen 2010.<br />
– Harris, J.S. Ground freezing in practice, 1995.<br />
– Scheffrahn, F.G., Sommeling B., 2010,<br />
Lessen uit de verzakkingen aan de Vijzelgracht,<br />
Geotechniek, december 2010.<br />
– Thuman, V.M., Hass, H. 2007. Application of<br />
ground freezing technology for a retaining wall<br />
at a large excavation in the centre of Rotterdam,<br />
The Netherlands, Proceedings of the 14th<br />
European Conference of Soil Mechanics and<br />
Geotechnical Engineering, Madrid 2007. <br />
Laat de hoge<br />
attentiewaarde<br />
van Geotechniek<br />
in uw voordeel<br />
werken!<br />
Informeer naar de<br />
mogelijkheden:<br />
info@uitgeverijeducom.nl<br />
Uitgeverij Educom BV
Schematiseringsfactor maakt<br />
keuzes in geotechniek<br />
beter zichtbaar<br />
Figuur 1 – Als sondeerpunten worden vertaald naar een geotechnisch lengteprofiel,<br />
dan wordt zichtbaar dat de keuze van een veilige bodemopbouw niet in één keer duidelijk is.<br />
Inleiding<br />
Grondmechanische berekeningen zijn gebaseerd<br />
op schematiseringen. Het rekenmodel voor de<br />
controle op een bezwijkmechanisme is een<br />
schematisering, net als de te kiezen waarden voor<br />
de grondeigenschappen en externe belastingen.<br />
De keuzevrijheid voor de geotechnisch adviseur<br />
is bij de keuze voor het rekenmodel, de grond -<br />
eigenschappen en de belastingen betrekkelijk<br />
beperkt. Hij of zij wordt hierbij geholpen door<br />
praktijkrichtlijnen of voorschriften. Anders ligt dat<br />
voor de te kiezen schematisering van de opbouw<br />
van de (onder)grond en de hierin optredende<br />
water(over)spanningen. Voor de vertaalslag van<br />
grondonderzoek naar een beeld van de opbouw<br />
van de ondergrond uit grondlagen en een beeld<br />
van de geohydrologische systematiek, zijn geen<br />
eenduidige richtlijnen te geven. Vaak zijn meerdere<br />
interpretaties van de beschikbare informatie<br />
mogelijk, waardoor bij de keuze van deze schema-<br />
30 GEOTECHNIEK – Juli 2011<br />
Ir. Ed Calle<br />
Deltares<br />
Ir. Werner Halter<br />
Fugro Ingenieursbureau BV<br />
Ir. Hans Niemeijer<br />
ARCADIS<br />
tiseringen onzekerheid een belangrijke rol speelt.<br />
Voor een veiligheidscontrole moeten veilige (maar<br />
ook weer niet te conservatieve) schematiseringen<br />
worden gekozen, of moeten onzekerheden via<br />
het gebruik van veiligheidsfactoren worden<br />
verdisconteerd. De verschillende regelgevingen<br />
(Eurocodes en leidraden voor waterkeringen)<br />
geven voorschriften waarmee onzekerheden van<br />
rekenmodel, belastingen en grondeigenschappen
Samenvatting<br />
Het schematiseren van de ondergrond is bij het ontwerpen van geotechnische<br />
constructies een belangrijk aspect. Misschien wel het belangrijkste, omdat<br />
directe controle niet mogelijk is. De keuzes die bij de schematisering gemaakt<br />
moeten worden blijken een grote invloed te hebben op de veiligheid van een<br />
ontwerp. Anders dan voor bijvoorbeeld onzekerheden in de grondparameters,<br />
geven de normen tot nu toe echter geen concrete aanwijzingen hoe omgegaan<br />
moet worden met schematiseringsonzekerheden. Door het Expertise Netwerk<br />
(schuifsterkte) worden afgedekt. Voor veilige<br />
schematiseringskeuzen van (onder)grondopbouw<br />
en waterspanningen bestaan zoals gezegd geen<br />
voorschriften. Toch hebben onzekerheden hierin<br />
een minstens net zo grote, zo niet nog grotere,<br />
invloed op de berekende veiligheid van de grondconstructie.<br />
Het is een misvatting te denken dat<br />
ook deze onzekerheden worden afgedekt door<br />
de wèl voorgeschreven veiligheidsfactoren.<br />
Daarom is de zogenaamde schematiseringsfactor<br />
geïntroduceerd. Dit is een veiligheidsfactor, waarvan<br />
de grootte afhankelijk is van de mate van<br />
veiligheid in de gekozen schematisering van de<br />
(onder)grondopbouw en de in de grondlagen<br />
optredende water(over)spanningen. In dit artikel<br />
wordt de achtergrond van deze factor besproken.<br />
Hoewel onafhankelijk van elkaar ontstaan, is er in<br />
de opzet van de hier beschreven aanpak overeenkomst<br />
met richtlijnen voor het schematiseren, die<br />
door de US Geological Survey zijn ontwikkeld voor<br />
het beoordelen van seismische risico’s [5].<br />
De complexe ondergrond<br />
De opbouw van de ondergrond is even complex als<br />
onzeker. Op basis van boor- en sondeerstaten, die<br />
maar een zeer beperkt deel van de ondergrond<br />
in kaart kunnen brengen, moet de geotechnisch<br />
adviseur een schematisering van de ondergrond<br />
maken. Deze schematisering moet enerzijds<br />
voldoen aan de strenge eisen van de te bereiken<br />
veiligheid en anderzijds een kosteneffectief ontwerp<br />
opleveren. Doorgaans geldt dat hoe beperkter<br />
het grondonderzoek is, hoe meer verschillende<br />
31 GEOTECHNIEK – Juli 2011<br />
Waterveiligheid is de schematiseringsfactor geïntroduceerd, die schematiseringsonzekerheden<br />
in rekening brengt. De keuzes die gemaakt zijn voor het opstellen<br />
van een schematisering worden hierbij expliciet benoemd en gekwantificeerd.<br />
Hiermee wordt de schematiseringsfactor, een partiële veiligheidsfactor, bepaald.<br />
De schematiseringsfactor bepaalt samen met de andere partiële veiligheids -<br />
factoren de te bereiken stabiliteitsfactor.<br />
schematiseringen mogelijk zijn. Voor een grondmechanische<br />
veiligheidsanalyse komt het er op<br />
aan potentieel onveilige opbouwen van de ondergrond<br />
en hierin optredende waterspanningen<br />
te herkennen, die op grond van de beschikbare<br />
informatie uit het grondonderzoek (inclusief literatuurgegevens)<br />
niet uitgesloten kunnen worden.<br />
Een voorbeeld is de keuze van een maatgevende<br />
bodemopbouw voor een stabiliteitsberekening<br />
van een dijk op basis van sonderingen met relatief<br />
grote tussenafstanden (zie figuur 1). Er kan worden<br />
uitgegaan van de grondlagen die bij de ongunstigste<br />
sondering worden aangetroffen, maar mogelijk<br />
komen er tussen de sonderingen ongunstigere<br />
situaties of lokale afwijkingen voor. Een lokale<br />
afwijking kan bijvoorbeeld een voor de stabiliteit<br />
Figuur 2 – Onzekerheden in een stabiliteitsberekening<br />
die met een schematiseringsfactor worden afgedekt.
van een grondconstructie ongunstige geul of<br />
zandbaan in de ondergrond zijn, waarin bij een<br />
hoge rivierstand hoge waterspanningen ontstaan.<br />
Wanneer deze niet op grond van kennis van de<br />
geologie van het gebied kan worden uitgesloten,<br />
moet hiermee bij de keuze van de schematisering<br />
voor de stabiliteitsberekening rekening worden<br />
gehouden.<br />
Elke geotechnisch adviseur zal anders omgaan met<br />
deze onzekerheden, op basis van eigen inzicht.<br />
De mate van veiligheid die in een berekening is<br />
ingebouwd, is daarom weinig inzichtelijk. De schematiseringsfactor<br />
en de achterliggende schematiseringtheorie<br />
zijn een hulpmiddel om dit inzich -<br />
telijk te maken.<br />
Definitie<br />
De schematiseringsfactor is een veiligheidsfactor<br />
die compenseert voor onzekerheden in de ge -<br />
kozen schematisering van de bodemopbouw, de<br />
waterspanningen en de geometrie, naar analogie<br />
van de partiële materiaalfactoren. De schematiseringsfactor<br />
is geen vaste factor, zoals andere voorgeschreven<br />
veiligheidsfactoren, maar is afhan -<br />
kelijk van de gekozen schematisering waarmee<br />
ontwerp- of toetsberekeningen worden uitgevoerd.<br />
Bij een veilige schematiseringkeuze is de<br />
schematiseringsfactor klein, bijvoorbeeld gelijk<br />
aan 1,0, en kan die oplopen tot ca. 1,3 naarmate<br />
onzekerheden onvoldoende afgedekt zijn door de<br />
schematiseringkeuzes. De eis die voor de berekende<br />
stabiliteitsfactor geldt, wordt vermenigvuldigd<br />
met de schematiseringsfactor.<br />
Bepaling van de schematiseringsfactor<br />
bij taludstabiliteit<br />
De methode omvat een basisschematisering (in<br />
dit geval van een dwarsprofiel van een grond -<br />
constructie) en scenario’s (afwijkende dwars -<br />
profielen). De basisschematisering is een eerste<br />
keuze op basis van de beschikbare informatie. Dit<br />
kan op zich al een veilige schematisering zijn, maar<br />
dat hoeft niet noodzakelijk het geval te zijn. De<br />
scenario’s zijn mogelijke afwijkingen van de basisschematisering,<br />
die een negatieve invloed op de<br />
stabiliteit hebben en niet kunnen worden uit -<br />
gesloten op basis van de beschikbare informatie<br />
(zie figuur 2). Voorbeelden van mogelijke afwijkingen<br />
zijn:<br />
maaiveldniveaus zijn ongunstiger dan aangenomen<br />
in de basisschematisering;<br />
dikten van grondlagen zijn ongunstiger;<br />
er zijn voor de stabiliteit ongunstige grondlagen,<br />
die niet zijn opgemerkt bij het grondonderzoek;<br />
de ligging van de freatische lijn en waterspan -<br />
ningen zijn ongunstiger;<br />
taludhellingen tussen de meetraaien zijn steiler<br />
dan waargenomen bij de metingen.<br />
Deze lijst is niet uitputtend, in iedere situatie<br />
kunnen andere afwijkende scenario’s van belang<br />
zijn.<br />
Per afwijkend scenario spelen twee zaken een rol:<br />
1.de invloed op de berekende stabiliteitsfactor;<br />
2. de kans dat het scenario daadwerkelijk realiteit is.<br />
De invloed op de berekende stabiliteitsfactor kan<br />
eenvoudig worden bepaald, door een stabiliteitsberekening<br />
voor het scenario uit te voeren. Daarnaast<br />
wordt de kans van voorkomen van dat<br />
scenario bepaald. De kans van voorkomen van een<br />
bepaald scenario kan echter veelal niet objectief<br />
worden bepaald. Er moet dan volstaan worden<br />
met een kansschatting op basis van expert judgement.<br />
Vanzelfsprekend is die kansschatting af -<br />
hankelijk van de (geologische)gebiedskennis, de<br />
beschikbare informatie uit grondonderzoek en de<br />
hieruit blijkende (ruimtelijke) variabiliteit. De invloed<br />
van het scenario op de kans dat instabiliteit<br />
kan optreden bestaat uit de combinatie van de<br />
invloed die het scenario heeft op de stabiliteitsfactor<br />
en de kans van voorkomen van dat scenario.<br />
Probabilistische achtergrond<br />
Het principe achter de schematiseringsfactor is<br />
dat de kans op instabiliteit wordt berekend van<br />
het ontwerp volgens de basisschematisering en<br />
vervolgens getoetst aan de toelaatbare kans op instabiliteit.<br />
In plaats van een ontwerp kan het ook<br />
om de veiligheidstoetsing van een bestaande<br />
grondconstructrie gaan. Omdat verschillende<br />
schematiseringen mogelijk zijn, is de kans op<br />
instabiliteit gelijk aan de som van kansen op instabiliteit,<br />
gegeven de verschillende scenario’s,<br />
vermenigvuldigd met de kansen van voorkomen<br />
van die scenario’s:<br />
(1)<br />
Hierin staat het subscript sf voor ‘slope failure’ en<br />
staat Si voor scenario i, waarbij de basisschema -<br />
tisering als S1 wordt aangeduid. P(Si ) is de kans<br />
op scenario i. Verder is Psf(D;Si) de kans op instabiliteit<br />
van het talud, bij het gegeven ontwerp (D)<br />
en uitgaande van schematiseringscenario Si , en is<br />
Psf,toelaatbaar de toelaatbare kans. Omdat we hier<br />
alleen scenario’s beschouwen die voor wat betreft<br />
de stabiliteit in ongunstige zin afwijken van de<br />
basisschematisering, moet<br />
(2)<br />
In principe zijn ook scenario’s mogelijk die gunstiger<br />
zijn dan de basisschematisering (S1 ). Omdat de<br />
invloed hiervan op de totale faalkans relatief klein<br />
is, worden die echter buiten beschouwing gelaten.<br />
De kansen hierop worden, door de voorwaarde in<br />
vergelijking (2), toegevoegd aan de kans op de ba-<br />
32 GEOTECHNIEK – Juli 2011<br />
Tabel 1 Voorbeelden van ongunstige scenario’s<br />
bij een stabiliteitsanalyse die van invloed<br />
kunnen zijn op de schematiseringsfactor<br />
Ongunstig scenario<br />
Freatische lijn in de dijk ligt hoger<br />
Binnenwaterstand ligt hoger<br />
Aanpassing waterspanningen in het<br />
gehele slappe lagenpakket<br />
Veenlaag 1,6 m dik in plaats van 1,3 m<br />
Maaiveld NAP +0,5 m in plaats van NAP + 0,7 m<br />
Maaiveld NAP +0 m in plaats van NAP + 0,5 m<br />
Consolidatiegraad 70 % in plaats van 100%<br />
sisschematisering P(S1 ). Met deze vereenvoudiging<br />
wordt het aantal door te rekenen scenario’s<br />
beperkt tot de gekozen basisschematisering en<br />
ongunstiger scenario’s.<br />
Een belangrijke pijler van de methode is dat er een<br />
globale relatie is tussen de stabiliteitsfactor en de<br />
daarbij behorende kans op instabiliteit. Daarmee<br />
kunnen de kansen P(D;Si) en Psf, toelaatbaar berekend<br />
worden aan de hand van de berekende<br />
stabiliteitsfactoren Fd (D;Si) en de vereiste stabiliteitsfactor<br />
Fd, eis. Voor berekeningen van de<br />
stabiliteitsfactor, volgens de voorschriften in de<br />
het Addendum I bij de Leidraad Rivieren [1], is<br />
zo’n relatie afgeleid (zie kader met rekenvoorbeeld).<br />
De tweede pijler van de methode is dat wanneer<br />
bij het opstellen van een ontwerp de eis aan de<br />
stabiliteitsfactor wordt aangescherpt, er ruimte<br />
ontstaat voor bijdragen aan de kans op instabiliteit<br />
door de ongunstiger scenario’s, zodat toch<br />
nog aan vergelijking (1) wordt voldaan. Die aanscherping<br />
gebeurt door de ontwerpeis Fd, eis (de<br />
schadefactor genoemd) te vermenigvuldigen met<br />
een schematiseringsfactor. De schematiseringsfactor<br />
kan iteratief worden bepaald.<br />
Wanneer uit de berekeningen volgt dat de schematiseringsfactor<br />
groter dan 1,3 moet zijn, dan<br />
is dit een indicatie dat de basisschematisering te<br />
optimistisch is gekozen. Het is dan raadzaam om<br />
een van de ongunstiger scenario’s S2 , …SN als basisschematisering<br />
te kiezen en de controle opnieuw<br />
uit te voeren. Volgt uit de berekeningen dat<br />
de schematiseringsfactor gelijk is aan 1,0, dan is<br />
de basisschematisering voldoende veilig gekozen.<br />
De begrenzingen aan de schematiseringsfactor<br />
van 1,0 en 1,3 zijn keuzes die bij de invulling van<br />
de methode voor het gebruik bij waterkeringen
Principe van de schematiseringfactor<br />
aan de hand van een rekenvoorbeeld<br />
In het Addendum TRWG [2] worden veiligheidsfactoren voor de<br />
stabiliteit van primaire waterkeringen gegeven: materiaalfactoren<br />
( m), schadefactoren ( n) en rekenmodelfactoren ( d).<br />
De eis bij stabiliteitscontrole is:<br />
Fd ≥ n d<br />
Hierin is de stabiliteitsfactor F d berekend met rekenwaarden<br />
van de schuifsterkte (karakteristieke waarden gedeeld door<br />
materiaalfactoren m). De vereiste schadefactor wordt berekend<br />
aan de hand van een (volgens voorschrift in de Leidraad af te<br />
leiden) vereiste betrouwbaarheidsindex β volgens:<br />
n = 1 + 0,13 (β – 4) (v1)<br />
Deze relatie wordt gebruikt als globale relatie tussen de actuele<br />
stabiliteitsfactor en de faalkans:<br />
Psf (Fd ) = Φ(- β) ≈ Φ(-4 - (Fd /d -1) / 0,13) (v2)<br />
waarin Φ( ) de standaard normale kansfunctie is.<br />
Veronderstel nu een situatie dat voor de schematisering van de<br />
ondergrond twee mogelijkheden worden onderkend. Dit zijn een<br />
schematisering S 1 , waarbij de dikte van de veenlaag (zie figuur 3)<br />
gelijk is aan 1,0 m (de maximale dikte die in grondonderzoekspunten<br />
is gevonden) en een ongunstiger schematisering S 2 ,<br />
waarbij verondersteld wordt (bijvoorbeeld op basis van<br />
ervaringen elders in het gebied) dat die dikte tussen de grondonderzoekspunten<br />
groter kan zijn, zeg maximaal 1,5 m.<br />
De kans hierop wordt niet verwaarloosbaar geacht, namelijk<br />
P(S 2 )=0,1. Deze waarde is een schatting, gebaseerd op de<br />
waargenomen variaties en ervaringen elders in het gebied.<br />
Stel dat de stabiliteitsfactor van de dijk bij S 1 volgens de stabiliteitsberekening<br />
gelijk is aan F d (D;S 1 )=1,14 en bij de ongunstiger<br />
schematisering S 2 gelijk aan F d (D;S 2 )=1,03. Stel verder dat de<br />
vereiste schadefactor n = 1,09 is en de rekenmodelfactor d = 1.<br />
De stabiliteitsfactor moet dan groter of<br />
gelijk zijn aan 1,09. Schematisering S 1<br />
voldoet daar wel aan maar schematisering<br />
S 2 niet. We weten echter niet welke van<br />
de twee juist is, maar weten alleen dat de<br />
kans dat S 2 optreedt is gelijk is aan 0,1.<br />
Bijgevolg is de kans dat S 1 optreedt gelijk<br />
aan 0,9 (samen gelijk aan 1).<br />
Bij de schadefactor van 1,09 is de toelaatbare<br />
kans op instabiliteit, berekend volgens<br />
vergelijking (v2), P sf = 1,35 x 10 -6 .<br />
De kans op instabiliteit, als S 1 juist is,<br />
wordt ook met vergelijking (v2) berekend<br />
en is P sf (D; S 1 ) = 1,92 x 10 -7 . De kans op<br />
instabiliteit, als S 2 juist is, is P sf (D; S 2 ) =<br />
SCHEMATISERINGSFACTOR MAAKT KEUZES IN GEOTECHNIEK BETER ZICHTBAAR<br />
1m veen<br />
33 GEOTECHNIEK – Juli 2011<br />
1,16 x 10 -5 . De kans op instabiliteit, rekening houdend met de<br />
kansen op S 1 en S 2 is:<br />
P sf (D; S 1 ) P(S 1 ) + P sf (D; S 2 ) P(S 2 ) =<br />
1,92 x 10 -7 x 0,9 + 1,16 x 10 -5 x 0,1 = 1,34 x10 -6<br />
Met andere woorden, de kans op instabiliteit, rekening houdend<br />
met de kans op het ongunstige scenario S 2 , is kleiner dan de<br />
toelaatbare kans op instabiliteit, die hoort bij de vereiste<br />
schadefactor van n=1,09. Daarom kan de dijk wel goedgekeurd<br />
worden.<br />
Stel nu dat we S1 kiezen als basisschematisering, dat wil zeggen als<br />
schematisering die we willen gebruiken voor de stabiliteitscontrole.<br />
De berekening laat zien dat als de stabiliteitsfactor Fd (D;S1 ) maar<br />
groot genoeg is, de bijdrage aan de faalkans door de ongunstiger<br />
schematisering, met een 0,11 lagere stabiliteitsfactor (en kans<br />
op voorkomen van 0,1), nog voldoende klein is om (nog net) te<br />
voldoen aan de toelaatbare faalkans. In dit geval blijkt dat een<br />
verhoogde eis aan de stabiliteitsfactor Fd (D;S1 )≥1,14 voldoende is.<br />
Het quotiënt van die verhoogde eisen de feitelijke eis n=1,09, noemen we de vereiste schema tiseringsfactor, die in dit geval<br />
b=1,14/1,09=1,05 bedraagt.<br />
Het criterium voor voldoende stabiliteit wordt daarmee:<br />
Fd(D; S1 ) ≥ n d b (v3)<br />
In het algemeen zullen bij een gekozen basisschematisering meer<br />
dan één schematiseringscenario’s mogelijk zijn. In het Technisch<br />
Rapport Grondmechanisch Schematiseren bij Dijken is een methode<br />
beschreven, analoog aan bovenstaande redenering, om de<br />
vereiste schematiseringfactor te bepalen.<br />
Hadden we in dit voorbeeld S 2 als basisschematisering gekozen,<br />
dan is geen schematiseringfactor (of preciezer geformuleerd: kan<br />
de schematiseringsfactor gelijk aan 1 zijn) nodig, omdat er geen<br />
mogelijke ongunstiger schematiseringen zijn te verdis conteren.<br />
Er zou dan echter niet worden voldaan aan de stabiliteitseis (welke<br />
gelijk is aan de schadefactor vermenig vuldigd met de modelfactor,<br />
indien met rekenwaarden voor de grondeigenschappen is gerekend).<br />
Fd = 1,14 Fd = 1,03<br />
1,5m veen<br />
Figuur 3 – Een dikkere veenlaag leidt tot een lagere taludstabiliteit.
zijn gemaakt. Vooralsnog ligt de ondergrens in<br />
ref [2] zelfs op 1,1. Deze waarde is (voorzichtigheidshalve)<br />
zo gekozen om ‘trendbreuk’ met het<br />
vroegere voorschrift te vermijden [4].<br />
Hieruit volgt dat veiligheid van de eerste gekozen<br />
basisschematisering altijd in samenhang moet<br />
worden gezien met de onzekerheden in de schematisering.<br />
Als alle (substantiële) schematise -<br />
ringonzekerheden goed geïnventariseerd zijn,<br />
volgt uit de procedure vanzelf of de gekozen<br />
basisschematisering voldoende veilig was. Vanzelfsprekend<br />
levert een goede eerste keuze wel<br />
tijdwinst op.<br />
Bij het benoemen van basisschematisering en afwijkende<br />
scenario’s is het een eis dat deze elkaar<br />
onderling uitsluiten en dus onafhankelijk zijn,<br />
want anders mag vergelijking(1) niet worden toegepast.<br />
Verder is het aan te bevelen dat de<br />
basisschematisering zodanig gekozen wordt dat<br />
de som van de kansen op de afwijkende ongun -<br />
stiger scenario’s niet te groot wordt (bij voorkeur<br />
niet groter dan 0,3 à 0,4). Wordt deze som groter,<br />
dan zal doorgaans blijken dat de gekozen basisschematisering<br />
toch te optimistisch was, tenzij de<br />
afwijkende scenario’s slechts een geringe ongunstige<br />
invloed op de stabiliteitsfactor hebben.<br />
Inperken van onzekerheden<br />
Uit de analyse kan blijken dat één of meer van<br />
de geïdentificeerde mogelijke afwijkingen van de<br />
basisschematisering een dominante invloed hebben<br />
op de kans op instabiliteit waardoor een hoge<br />
schematiseringsfactor nodig is en een duur ontwerp.<br />
Wanneer duidelijk is dat deze scenario’s ook<br />
bij betere informatie zeker niet uitgesloten zullen<br />
worden, dan is dat uiteraard terecht. Maar, als<br />
vermoed wordt dat deze scenario’s met voldoende<br />
betrouwbaarheid zijn uit te sluiten door additioneel<br />
(grond)onderzoek, dan ligt het meer voor<br />
de hand om additioneel onderzoek te doen. Aan<br />
de hand van de schematiseringanalyse kan vooraf<br />
gekeken worden wat de mogelijke winst is van<br />
dit onderzoek. Tevens volgt hieruit ook in hoeverre<br />
de kansen op deze scenario’s gereduceerd<br />
moeten worden om tot het gewenste resultaat<br />
te komen. Hierop moet het additionele (grond) -<br />
onderzoek uitgelijnd worden, waarbij ingeschat<br />
moet worden of het onderzoek daadwerkelijk kan<br />
leiden tot de benodigde reductie van scenario -<br />
kansen.<br />
Schematiseringscenario’s kunnen ook betrekking<br />
hebben op onzekerheden die voortkomen uit<br />
de wijze van uitvoeren van een taludversterking,<br />
of de wijze van het beheer in de operationele fase.<br />
In dat geval ligt het meer voor de hand om na te<br />
gaan welke maatregelen bij de uitvoering of welke<br />
beheersstrategie nodig zijn om tot de gewenste<br />
reductie van scenariokansen te komen. Voorbeelden<br />
zijn strikte uitvoeringsbegeleiding, kwaliteitscontroles<br />
of, ingeval van operationeel beheer,<br />
periodieke controles op de werking van drainage, etc.<br />
Voordelen van de schematiseringsfactor<br />
De hier voorgestelde systematiek is niets meer<br />
of minder dan een gevoeligheidsanalyse, waarmee<br />
inzichtelijk wordt gemaakt of het ontwerp voldoet<br />
aan de eisen. Een groot voordeel van het gebruik<br />
van de betreffende systematiek is dat gekozen<br />
schematiseringen transparant worden gemaakt.<br />
Voor de bepaling van de factor moeten immers<br />
de grootste onzekerheden in de schematisering<br />
op een rij worden gezet en globaal worden<br />
gekwantificeerd. Hoewel dit in zekere zin een<br />
subjectieve beschouwing is, geeft het meer<br />
inzicht. Dit maakt het verder eenvoudiger om<br />
een extra kwaliteitscontrole uit te laten voeren<br />
met behulp van een ‘second opinion’. De schematiseringanalyse<br />
sluit aan op de Eurocode 7-1,<br />
omdat daarin nadrukkelijk een onderbouwing van<br />
het geotechnisch ontwerp wordt vereist.<br />
Een ander voordeel van deze systematiek is dat<br />
het effect van aanvullend grondonderzoek op een<br />
geotechnische berekening beter in beeld wordt<br />
gebracht. De onzekerheden worden minder indien<br />
meer grondonderzoek beschikbaar is. Omdat<br />
dan een lagere schematiseringsfactor kan worden<br />
toegepast, vertaalt dit zich direct in een uitgekiender<br />
ontwerp.<br />
Het principe van de schematiseringsfactor kan<br />
worden toegepast bij elke type geotechnische<br />
berekening. De noodzaak hiertoe wordt groter<br />
naarmate de gevolgen van falen groter zijn. Echter<br />
ook bij kleine constructies, is een sluitende onderbouwing<br />
nodig.<br />
Vooralsnog is de bepaling van de schematiseringsfactor<br />
echter alleen voor het ontwerpen van water -<br />
keringen uitgewerkt. In het Addendum bij het<br />
Technisch Rapport Waterkerende Grond constructies<br />
[2] wordt het gebruik van de schematiseringsfactor<br />
voorgeschreven en diverse richt lijnen voor regionale<br />
keringen sluiten daarbij aan. De wijze<br />
waarop de factor wordt bepaald, is uitgewerkt in<br />
het Technisch Rapport Grondmechanische Schematiseringen<br />
bij Dijken [3] van het ENW. Hierin is ook<br />
een mathematische onder bouwing opgenomen.<br />
Dit Technisch Rapport geeft tevens een eenvoudig<br />
stappenplan waarmee de schematiseringsfactor<br />
op basis van tabellen kan worden bepaald.<br />
Een alternatief voor de hier beschreven methode<br />
is het uitvoeren van volledig probabilistische<br />
berekeningen. De verschillende aannamen in de<br />
berekening over schematiseringen van de onder-<br />
34 GEOTECHNIEK – Juli 2011<br />
grond en geohydrologische systematiek, die ruimtelijk<br />
kunnen variëren of die anderszins niet precies<br />
bekend zijn, moeten dan als stochastische<br />
grootheden worden gedefinieerd. Er is echter<br />
nog geen programmatuur beschikbaar om dit<br />
eenvoudig te kunnen doen. De schematiseringsfactor,<br />
met de basisschematisering en scenario’s,<br />
is daarom op dit moment een handzaam alternatief.<br />
Totstandkoming<br />
De schematiseringsfactor is in het kader van<br />
SBW onderzoek1 ontwikkeld in opdracht van<br />
Rijks waterstaat Waterdienst voor het Expertise<br />
Netwerk Waterveiligheid (ENW). De schema -<br />
tiseringsfactor is voor het eerst geïntroduceerd<br />
bij het verschijnen van de Leidraad Rivieren in<br />
2007 [1], in het Addendum bij het Technisch<br />
Rapport Waterkerende Grondconstructies [2]. Dit<br />
was het gevolg van een over de afgelopen 10 à<br />
20 jaar gegroeid inzicht dat de keuzes die bij de<br />
schematisering (moeten) worden gemaakt, een<br />
grote invloed hebben op de bereikte veiligheid<br />
van het ontwerp.<br />
Noot<br />
1 Sterkte en Belasting Waterkeringen. Een door het<br />
Directoraat Generaal Water van het Ministerie van<br />
Infrastructuur en Milieu gefinancierd onderzoeksprogramma<br />
ten behoeve van verbetering van de<br />
kwaliteit van veiligheidstoetsingen van de primaire<br />
waterkeringen in Nederland. Dit programma wordt<br />
door Rijkswaterstaat en Deltares uitgevoerd in<br />
samenwerking met verschillende partijen in de<br />
waterveiligheidssector.<br />
Referenties<br />
[1] Leidraad Rivieren. Uitgave o.v.v. ENW<br />
(Expertise Netwerk Waterveiligheid), mei 2007.<br />
(inclusief Addendum I bij de Leidraad Rivieren,<br />
2008). Zie voor downloads www.waterkeren.nl,<br />
(kies tab ‘waterveiligheid’ en vervolgens tab<br />
‘toegang tot de Leidraad Rivieren’).<br />
[2] Addendum bij het Technisch Rapport Water -<br />
kerende Grondconstructies. Uitgave o.v.v. ENW,<br />
mei 2007. Zie referentie [1] voor download.<br />
[3] Technisch Rapport Grondmechanisch<br />
Schema tiseren bij Dijken. Uitgave o.v.v. ENW,<br />
in voorbereiding.<br />
[4] Achtergrondrapport Materiaalfactoren<br />
Rivier dijken. Fugro rapport 1207-0055-000,<br />
29 jan 2008.<br />
[5] T.C. Hanks, N.A. Abrahamson, D.M. Boore,<br />
K.J. Coppersmith and N.E Kapprath, 2009.<br />
Implementation of the SSHAC Guidelines for<br />
level 3 and 4. US Geological Survey, Open-file<br />
Report 2009/1093.
Verdichten van zand voor<br />
boortunnels RandstadRail<br />
Figuur 1a – Tracé RandstadRail in Rotterdam. 1b Locatie grondvervanging.<br />
Inleiding<br />
RandstadRail is een light-rail verbinding tussen<br />
Rotterdam, Den Haag en Zoetermeer. Om RandstadRail<br />
in Rotterdam mogelijk te maken is een<br />
3 kilometer lange tunnel gerealiseerd tussen het<br />
metrostation Centraal Station en de voormalige<br />
Hofpleinlijn (figuur 1a). Voor de realisering van<br />
de tunnel is over een lengte van 80% gebruik<br />
gemaakt van de boortechniek. Het project -<br />
management, ontwerp en de directievoering van<br />
het project is gerealiseerd door het Ingenieurs -<br />
bureau van Gemeentewerken Rotterdam. De uitvoering<br />
van het werk is verricht door de aan nemerscombinatie<br />
Saturn v.o.f. bestaande uit Dura<br />
Vermeer Beton en Waterbouw BV en Züblin AG.<br />
In Rotterdam wordt de grondopbouw gekenschetst<br />
door antropogene en holocene lagen tot<br />
een niveau van ca. NAP -16m met daaronder het<br />
pleistocene zand. Bij de bepaling van het verticaal<br />
alignement is er voor gekozen om de geboorde<br />
tunnels zo veel mogelijk in het pleistocene zand<br />
aan te leggen (Van Zanten, 2004). Aansluitend<br />
op de conventionele tunneldelen aan de noorden<br />
zuidzijde van de boortunnel is er vanuit kostentechnisch<br />
oogpunt voor gekozen de boortunnel in<br />
de holocene kleilagen te positioneren. De betonnen<br />
tunnellining wordt echter onvoldoende<br />
gesteund door de omringende grond als de tunnel<br />
voor meer dan de helft in de klei is gelegen. Om<br />
het beoogde verticaal alignement voor de boortunnels<br />
mogelijk te maken, zijn twee maatregelen<br />
toegepast, namelijk:<br />
toepassing van een stalen lining over 5% van het<br />
boortunneltracé en<br />
toepassing van grondverbeteringen.<br />
Binnen het project zijn verschillende grondverbeteringstechnieken<br />
gehanteerd:<br />
jetgrouten<br />
mixed in place en<br />
grondvervanging waarbij de holocene lagen worden<br />
vervangen door verdicht zand. In dit artikel<br />
wordt ingegaan op de verdichting van het zand<br />
van deze grondvervanging.<br />
36 GEOTECHNIEK – Juli 2011<br />
ir. Diederik van Zanten<br />
Ingenieursbureau<br />
Gemeentewerken<br />
Rotterdam<br />
ir. Edwin Smits<br />
Ingenieursbureau<br />
Gemeentewerken<br />
Rotterdam<br />
ir. Rodriaan Spruit<br />
Ingenieursbureau<br />
Gemeentewerken<br />
Rotterdam<br />
Zandbak<br />
Direct ten zuiden van de startschacht (figuur 1b)<br />
moet de boortunnel in de holocene klei- en<br />
veenlagen worden aangebracht. Om voldoende<br />
inbedding voor de tunnel te realiseren is ervoor<br />
gekozen de grondslag te verbeteren. Hierbij is<br />
gebruik gemaakt van:<br />
mixed in place en<br />
uitwisseling van holocene lagen voor verdicht<br />
zand.<br />
Er is naast mixed-in-place ook gekozen voor<br />
grondvervanging door zand omdat de boortunnel<br />
nabij de startschacht voor een deel in het veen ligt<br />
en het resultaat van de mixed-in-place toegepast<br />
in veen onvoldoende zeker was. Het toepassen<br />
van deze grondvervanging tot aan de spoorlijn<br />
Rotterdam-Utrecht was niet wenselijk. De pakkingsdichtheid<br />
van het antropogene zandpakket<br />
onder de spoorbaan is relatief laag (Dr: ca. 20%),<br />
waardoor een risico voor verweking aanwezig<br />
is (Pachen 2005). Om negatieve invloed van de<br />
verdichtingswerkzaamheden van het aanvulzand
Samenvatting<br />
Direct naast de startschacht van het boortunnel tracé van RandstadRail Rotterdam<br />
is een grondvervanging uitgevoerd. Binnen een enkelvoudig verankerde damwandkuip<br />
zijn in den natte de holocene grondlagen ontgraven waarna met zand<br />
is aangevuld. Dit zand heeft een lage pakkingsdichtheid die onvoldoende<br />
in -bedding voor de tunnel oplevert. Daarom is het zand in de ‘zandbak’ verdicht<br />
Wrijvingsgetal [%} Conusweerstand [MPa]<br />
Voormalige grondopbouw<br />
NAP [m]<br />
Antropogeen<br />
Holoceen<br />
pakket<br />
Pleistoceen<br />
zand<br />
op de spoorlijn te voorkomen is ervoor gekozen<br />
nabij de spoorlijn de trillingsvrije mixed in place<br />
methode toe te passen. In figuur 2 wordt de grondopbouw<br />
en de tunnelligging weergegeven.<br />
WERKWIJZE GRONDVERVANGING<br />
Het verwijderen van de oorspronkelijke holocene<br />
lagen is uitgevoerd binnen een enkelvoudig ver -<br />
ankerde bouwkuip (figuur 3a). Nadat de bouwkuip<br />
in den natte is ontgraven tot op het pleistocene<br />
zand, is de bouwkuip in den natte met zand<br />
aan gevuld. Het zand heeft daardoor een lage<br />
pakkingsdichtheid. Het zand heeft dan onvoldoende<br />
stijfheid om de boortunnels in te realiseren.<br />
Om de pakkingsdichtheid te verbeteren is<br />
het zand verdicht. Deze verdichting is uitgevoerd<br />
met een vibrator (rütteln of vibroflotation, figuur<br />
3b). Na het verdichten zijn sonderingen uit -<br />
gevoerd om te controleren of de besteksmatig<br />
voorziene verdichtingsgraad is behaald.<br />
Om horizontale deformaties in de omgeving te<br />
beperken zijn de damwanden van de bouwkuip<br />
pas na het verdichten van het zand verwijderd.<br />
Voorzien was dat hierdoor ontspanning van het<br />
zandpakket zou optreden. Hiermee is rekening<br />
gehouden in de gestelde verdichtingseisen.<br />
Middels sonderingen is na afloop van het trekken<br />
van de damwanden nogmaals de verdichtingsgraad<br />
gecontroleerd. Aangezien de grondopbouw<br />
naast het verdichte zand bestaat uit holocene<br />
lagen ontspant de zandaanvulling in de tijd naar<br />
verwachting verder. De holocene lagen consolideren<br />
ten gevolge van de hogere horizontale grond-<br />
Nieuwe grondopbouw<br />
Afsluitende laag<br />
Aanvulzand<br />
Pleistoceen<br />
zand<br />
Figuur 2 – Sondering en schematische weergave grondopbouw.<br />
drukken in het zandpakket. In het aanvulzand ontstaat<br />
hierdoor uiteindelijk een relatief lage<br />
horizontale gronddruk, welke naar verwachting<br />
in de loop der tijd de actieve gronddruk benadert.<br />
Bij de berekening van de boortunnel is daarom als<br />
uitgangspunt de actieve gronddruk als initiële<br />
horizontale steundruk gehanteerd, in plaats van<br />
de neutrale gronddruk.<br />
EISEN M.B.T. VERDICHTING, CONSTRUCTIEVE EIS<br />
Sonderen is de meest praktische methode om de<br />
behaalde verdichting van zand in-situ te controleren.<br />
De beddingseisen uit het ontwerp van de<br />
lining zijn daarom vertaald naar sondeerwaarden<br />
die in het bestek zijn opgenomen.<br />
Conuswaarde (qc) aanvulzand na verdichten:<br />
minimaal 15 MPa op NAP - 10,0 m, lineair<br />
toenemend tot 18 MPa op NAP - 17,0 m;<br />
Conuswaarde (qc) aanvulzand na trekken<br />
damwand:<br />
minimaal 10 MPa op NAP - 10,0 m, lineair<br />
toenemend tot 14 MPa op NAP - 17,0 m<br />
EISEN M.B.T. HET ZAND VOOR DE AANVULLING<br />
Nabij de grondvervanging is een onderstation van<br />
de Nederlandse Spoorwegen gelegen. Dit onderstation<br />
voedde een deel van de spoorlijn Rotterdam-Gouda.<br />
Voor het onderstation mogen de<br />
trillingen niet hoger zijn dan 0,75 m/s2 . Hierdoor<br />
was een kans aanwezig dat niet de hele zand -<br />
aanvulling met verdichten kon worden verbeterd.<br />
Om toch een afdoende grondverbetering te<br />
realiseren zou het zandpakket dan worden geïn-<br />
37 GEOTECHNIEK – Juli 2011<br />
met vibroflotatie. Dit artikel gaat in op de ervaringen met het verdichten en<br />
de kwaliteitscontrole van het verdichten in dit project. Hierbij wordt ingegaan<br />
op het gemeten energieverbruik en de gemeten trillingen tijdens het verdichten<br />
en de relatie daarvan met het behaalde resultaat, vastgesteld met behulp van<br />
sonderingen.<br />
Figuur 3a – Ontgraven bouwkuip in den natte. 3b Vibrator.<br />
jecteerd binnen de invloedszone van het onder -<br />
station. Het zand moest daarom naast verdicht -<br />
baar ook injecteerbaar zijn. Er zijn i.v.m.<br />
verdichtbaarheid en injecteerbaarheid, de volgende<br />
eisen gesteld:<br />
D5 > 0,063 mm : weinig fijn materiaal,<br />
i.v.m. verdichtbaarheid;<br />
D60/D10 > 4,0 : goed gegradeerd,<br />
i.v.m. verdichtbaarheid<br />
D10 > 0,15 mm : i.v.m. injecteerbaarheid.<br />
TOETSING<br />
Ter toetsing van de behaalde verdichting zijn<br />
sonderingen uitgevoerd. Zowel voor als na de<br />
verdichting was besteksmatig per 75 m2 een<br />
controlesondering voorzien (25 stuks). Hiernaast<br />
is in het bestek vastgelegd dat 18 sonderingen<br />
worden uitgevoerd om de invloed van het trekken<br />
van de damwand te beschouwen (h.o.h. afstand 10<br />
m). De korrelgrootteverdeling van het aanvulzand<br />
is getoetst met behulp van zeefanalyses die door<br />
de aannemer op de zandpartijen zijn uitgevoerd.<br />
Tevens zijn steeksproefsgewijs zeefanalyses uitgevoerd<br />
op aanwijzing van de directie.<br />
Trillingsmetingen<br />
De trillingsenergie van de vibrator wordt benut<br />
voor het herschikken van de zandkorrels waardoor<br />
de dichtheid toeneemt. Naarmate de maximaal<br />
haalbare verdichting wordt benaderd, straalt een<br />
toenemend deel van de trillingsenergie af naar de<br />
omgeving. Vooruitlopend op het verdichten van<br />
de gehele zandbak werd door de onderaannemer<br />
Keller binnen het eigenlijke werk, op een afstand
Trillingsintensiteit (mm/s)<br />
6<br />
5<br />
4<br />
3<br />
2<br />
1<br />
0<br />
9:00 9:14 9:28 9:43<br />
Tijd<br />
Figuur 4 – Demping bouwkuipwand.<br />
vert binnen damwand vert buiten damwand<br />
van ca. 6 m van de bouwkuipwand, een proef -<br />
verdichting uitgevoerd om het optimale verdichtingsraster<br />
te bepalen. Hierbij zijn achtereenvolgens<br />
h.o.h. afstanden tussen de verdichtingspunten<br />
gehanteerd van 2,5 m, 3,0 m en 3,5 m in<br />
een driehoeksraster.<br />
OVERDRACHT TRILLINGEN NAAR ONDERSTATION<br />
Bij de proefverdichting is de mate van overdracht<br />
van trillingen over de bouwkuipwand, bestaande<br />
uit damwanden en diepwandpanelen, vastgesteld<br />
d.m.v. het meten van de trillingen aan maaiveld,<br />
zowel binnen als buiten de bouwkuip, direct naast<br />
de bouwkuipwand. Uit de metingen blijkt dat<br />
zowel de diepwand als de damwand ongeveer een<br />
reductie van trillingsintensiteit oplevert van een<br />
factor 10 . De trillingen buiten de bouwkuip zijn als<br />
gevolg daarvan vrijwel te verwaarlozen.<br />
Op de fundering van het onderstation zijn de<br />
trillingen tijdens het verdichten gemeten. Deze<br />
trillingen bleven beperkt tot 0,4 mm/s bij een<br />
frequentie van 30 Hz wat overeenkomt met een<br />
versnelling van 0,075 m/s2, slechts 10% van de<br />
toegestane versnelling. Op basis van de resultaten<br />
van de proef is geconcludeerd dat de gehele<br />
grondverbetering door middel van verdichten<br />
zou kunnen worden uitgevoerd en dat injecteren<br />
van het zand niet nodig zou zijn. Dit is ook gebleken<br />
tijdens de uitvoering van het werk.<br />
AKOESTISCHE DICHTHEIDSMETING<br />
Bij de proefverdichting werden op maaiveld de<br />
verticale trillingen gemeten op 5, 10 en 15 m van<br />
het verdichtingspunt. De trillingssensoren aan<br />
maaiveld werden gelijktijdig gemeten. Met deze<br />
metingen werd het mogelijk om de hypothese te<br />
toetsen dat er een relatie zou moeten zijn tussen<br />
de trillingsintensiteit in de omgeving van de vibrator<br />
en de mate van verdichting zoals gerealiseerd<br />
door de vibrator. Bij toename van de verdichtingsgraad<br />
werd dan ook een toename van de trillingsintensiteit<br />
verwacht. Om deze hypothese te<br />
toetsen zijn de aan maaiveld gemeten trillingen<br />
gerelateerd aan de conusweerstand na het verdichten.<br />
De intensiteit van de trillingsbron is bepaald onder<br />
veronderstelling dat trillingen als functie van de<br />
afstand tot het verdichtingspunt variëren volgens<br />
onderstaande formule.<br />
Waarin:<br />
t gemeten trillingsintensiteit op afstand l van de<br />
trillingsbron [mm/s];<br />
T trillingsintensiteit ter plaatse van referentie-afstand<br />
l0 [mm/s];<br />
l 0 referentie-afstand [m] (een l 0 van 1 m is aange-<br />
houden);<br />
l afstand trillingsbron tot het meetpunt [m];<br />
x dempingsfactor [-].<br />
Normaal wordt voor verzadigde grondsoorten een<br />
dempingsfactor x gevonden tussen 1 en 2.<br />
De zogenaamde padlengte van de trillingsbron<br />
(de punt van de vibrator) naar de verschillende<br />
sensoren op maaiveld is voor elke sensor verschillend<br />
en variërend tijdens het geleidelijk naar<br />
boven trekken van de vibrator. Door voor elke padlengte<br />
op basis van de gemeten trillingsintensiteit<br />
de ‘brontrilling’ terug te rekenen, kan de dempingsfactor<br />
worden bepaald. Voor elke simultane<br />
meting (sensoren 1 t/m 3) moet namelijk idealiter<br />
38 GEOTECHNIEK – Juli 2011<br />
Ruttelnaald Sensor 1 Sensor 2 Sensor 3<br />
Figuur 5 – Bepaling bronintensiteit.<br />
een gelijke brontrilling worden gevonden. Bij<br />
de aanname van een homogeen en isotroop grondlichaam<br />
zijn er dan drie vergelijkingen (voor elke<br />
sensor een meetreeks) met 2 onbekenden: de<br />
brontrilling en de dempingsfactor.<br />
Er wordt een goede fit voor de dempingsfactor<br />
gevonden bij een waarde van 1,2.<br />
Het gemiddelde van de teruggerekende bron -<br />
trilling van de drie sensoren wordt als functie<br />
van de diepte voor een representatief verdichtingspunt<br />
in afbeelding 6 weergegeven. Dit type<br />
grafiek kan worden gebruikt als een ‘akoestische<br />
sondering’, aangezien zij, net als een reguliere<br />
sondering, inzicht geeft in de pakkingsdichtheid<br />
en weerstand van de grond. De intensiteit van de<br />
brontrilling is namelijk evenredig met de stijfheid<br />
van de grond en dus ook met de sondeerwaarde.<br />
Op dieptes waar een lage gemiddelde waarde<br />
voor de brontrilling wordt berekend kan mogelijk<br />
niet goed zijn verdicht of is afwijkend materiaal<br />
(geen zand) aanwezig.<br />
Indien de dichtstbijzijnde sondering (op minder<br />
dan 2 m afstand) in dezelfde grafiek wordt weergegeven,<br />
wordt een vrijwel rechtevenredige correlatie<br />
aangetroffen tussen het verdichtingsresultaat<br />
enerzijds en de trillingsmetingen anderzijds.<br />
Trillingsmetingen kunnen daarom worden<br />
gebruikt om tijdens de uitvoering van de werkzaamheden<br />
reeds informatie over het verdichtingsresultaat<br />
te verkrijgen of om tijdens de uitvoering<br />
de werkwijze te optimaliseren.<br />
Resultaat verdichting<br />
grondvervanging<br />
Het uitgangspunt bij de verdichtingswerkzaam -<br />
heden was dat de vibrator maximaal 30 seconden
Proefraster 2.5 m Ruttelpunt 7, DKM 6<br />
Ruttelenergie [kJ/m]<br />
50 10 150 200 250 300 350 400 450 500 550 600 650 700 750<br />
5<br />
6<br />
7<br />
8<br />
9<br />
10<br />
11<br />
12<br />
13<br />
14<br />
15<br />
16<br />
17<br />
18<br />
3 6 9 12 15 18 21 24 27 30 33 36 39 42 45<br />
Diepte [m-mv]<br />
Conusweerstand [MPa], trillingen [m m/s]<br />
Energie Ruttelpunt 7 Trillingen Qc sondering DKM6<br />
Figuur 6 – Relatie tussen teruggerekende trillingsbron en sondering.<br />
trilt of zolang trilt tot een stroomverbruik van<br />
200 A wordt behaald. Vervolgens wordt steeds 0,5<br />
meter getrokken om wederom maximaal 30 seconden<br />
te trillen etc. Dit komt overeen met een gemiddelde<br />
treksnelheid van 0,017 m/sec. Als<br />
uitgangspunt bij de uitvoering is op basis van de<br />
resultaten van het proefvak gestart met een h.o.h.<br />
afstand van de verdichtingspunten op maaiveld<br />
van 3 m.<br />
Als nulmeting is een serie sonderingen gemaakt direct<br />
na aanvullen van het nog onverdichte zand.<br />
Tevens zijn sonderingen gemaakt na verdichten en<br />
na het trekken van de damwand. Bij de uitvoering<br />
van de eerste serie controlesonderingen (3 m<br />
verdichtingsgrid) bleek de behaalde verdichting<br />
niet overal te voldoen aan de bestekseisen. Op die<br />
locaties is daarom nogmaals verdicht en ter<br />
ontrole gesondeerd. Daarom is de gridafstand<br />
voor het resterende deel van de zandbak, waar<br />
nog niet was verdicht, verkleind tot 2,5 m. Dit<br />
leverde betere resultaten op, waardoor in het<br />
2,5 m grid de benodigde verdichtingsgraad in 1<br />
verdichtingsgang werd bereikt.<br />
TRILLINGSENERGIE VIBRATOR<br />
Voorafgaande aan het werk werd verwacht dat er<br />
een relatie was tussen de trillingsenergie en de<br />
mate van verdichting. Voor tien verdichtingslocaties<br />
is daarom nagegaan wat de in de grond<br />
gebrachte energie is en wat het behaalde verdichtingsresultaat<br />
is. De trillingsenergie per m3 grond<br />
is berekend volgens:<br />
E tril : P / (v * A)<br />
Waarin:<br />
Etril hoeveelheid energie [kJ/m3] P gemiddeld vermogen [kW, kJ/s]<br />
v treksnelheid vibrator [m/s]<br />
A oppervlakte grid [m²], met A = 0,87 * S2, met S = h.o.h. verdichtingspunten<br />
in driehoeksraster<br />
Het gemiddelde vermogen van de vibrator is<br />
berekend volgens Puchstein (1954).<br />
P = I * E * p f * eff<br />
Waarin:<br />
P gemiddeld vermogen [W, J/s]<br />
I gemiddeld stroomverbruik [A]<br />
E door de vibrator benodigd voltage<br />
[V] = 440 V voor een vibrator V23<br />
pf gemiddeld vermogen factor ≈ 0,8<br />
eff efficiëntie van de elektrische motor ≈ 0,9<br />
Uitgaande van voornoemde treksnelheid van<br />
0,017 m/s en een driehoeksraster van 2,5 m, wordt<br />
gemiddeld ca. 700 kJ/m3 aan energie in de grond<br />
39 GEOTECHNIEK – Juli 2011<br />
VERDICHTEN VAN ZAND VOOR BOORTUNNELS RANDSTADRAIL<br />
Diepte [m-mv]<br />
Conusweerstand<br />
vóór, na 1x en na 2x verdichten en na trekken damwand<br />
0<br />
-2<br />
-4<br />
-6<br />
-8<br />
-10<br />
-12<br />
-14<br />
-16<br />
-18<br />
-20<br />
0 5 10 15 20 25 30 35 40<br />
Qc nulmeting<br />
Qc na<br />
Conusweerstand [MPa]<br />
Qc na 2x<br />
Qc na trekken damwand<br />
Bestekseis na verdichten<br />
Figuur 7 – Controlesonderingen t.p.v. hart zandbak.<br />
gebracht. Volgens Green en Mitchell (2004) is een<br />
waarde van 1300 tot 1700 kJ/m3 benodigd om<br />
grond te verdichten. In vergelijking met het criterium<br />
van Green en Mitchell bleek in dit project dan<br />
ook relatief weinig energie in de grond gebracht<br />
te worden (200-1300 kJ/m3, in enkele gevallen<br />
hoger). Over de correlatie tussen de energie -<br />
hoeveelheid en de conusweerstand (figuur 6) kan<br />
grofweg worden gesteld dat als er meer dan 1000<br />
kJ/m3 werd toegevoerd er meestal werd voldaan<br />
aan de verdichtingseis. Bij lagere energiehoeveelheden<br />
werd soms wel, soms niet voldaan aan de<br />
verdichtingseis. Omdat de correlatie tussen conusweerstand<br />
en energietoevoer gering is kan de toegepaste<br />
kwaliteitscontrole tijdens de uitvoering<br />
(30 seconden trillen of stroomverbruik 200 A) niet<br />
garant staan voor een goed verdichtingsresultaat.<br />
De controlesonderingen zijn in het zwaartepunt<br />
van een drietal verdichtingspunten uitgevoerd. In<br />
figuur 7 is voor één verdichtingspunt een volledige<br />
controleserie sonderingen schematisch weerge -<br />
geven.<br />
Voorafgaande aan het verdichten zijn de conuswaarden<br />
in het aanvulzand laag, 3 à 5 MPa. De
Diepte [m-mv]<br />
0<br />
-2<br />
-4<br />
-6<br />
-8<br />
-10<br />
-12<br />
-14<br />
-16<br />
-18<br />
relatieve dichtheid van het aanvulzand is daarmee<br />
ongeveer 20 à 30%.<br />
Tijdens de eerste verdichtingsgang werd geconstateerd<br />
dat niet aan de bestekseis werd voldaan<br />
en is op de reeds behandelde locaties een tweede<br />
maal verdicht. Na de tweede verdichtingsslag zijn<br />
hoge conusweerstanden (40 MPa) gemeten (figuur<br />
7). Geconcludeerd kan worden dat de tweede verdichtingsgang<br />
de conusweerstand doorgaans<br />
sterk heeft verhoogd. Bij de tweede verdichtingsgang<br />
zijn soms conusweerstanden tot 55 MPa<br />
gemeten. Nadat het zand is verdicht, zijn de<br />
damwanden getrokken. De instantane afname van<br />
de conusweerstand als gevolg van het trekken<br />
van de damwand is relatief gering.<br />
RELATIEVE DICHTHEID<br />
Voor de bepaling van de relatieve dichtheid van<br />
zand is door Lunne (1983) de volgende formulering<br />
opgesteld.<br />
q c = 61 * σ V 0,71 * e 2,91*D r<br />
Waarin:<br />
qc conusweerstand [MPa]<br />
Relatieve dichtheid<br />
vóór, na 1x en na 2x verdichten<br />
-20<br />
0,0 0,2 0,4 0,6 0,8 1,0 1,2<br />
Relatieve dichtheid volgens L/C [-]<br />
Dr vóór Dr na Dr na 2x<br />
Figuur 8 – Relatieve dichtheid hart zandbak.<br />
σ v verticale korrelspanning [MPa]<br />
Dr relatieve dichtheid [-]<br />
Voor de bepaling van de relatieve dichtheid van<br />
zand is door Jamiolkowski (1988) de volgende<br />
formule opgesteld.<br />
Q c = 492 • σ 0,46 • e (2,23 • D r )<br />
00<br />
Waarin:<br />
Qc conusweerstand [MPa]<br />
σ'00 gemiddelde effectieve spanning<br />
D r<br />
= 0,33 • (σ' v0 + 2*σ' h0) [MPa]<br />
relatieve dichtheid [-]<br />
De horizontale gronddruk die Jamiolkowski (1988)<br />
wel in de relatie betrekt, komt in de formule van<br />
Lunne niet voor. Een berekening van de relatieve<br />
dichtheid met Jamiolkowski op basis van een neutrale<br />
gronddrukcoëfficient (K0) geeft echter wel<br />
vergelijkbare waarden als Lunne. In afbeelding 8<br />
is de relatieve dichtheid na verdichten, op basis<br />
van de formulering van Lunne, voor een willekeurige<br />
locatie weergegeven. De relatieve dichtheid<br />
na één rϋttelgang loopt uiteen van 70% tot circa<br />
40 GEOTECHNIEK – Juli 2011<br />
Diepte [m-mv]<br />
0<br />
-2<br />
-4<br />
-6<br />
-8<br />
-10<br />
-12<br />
-14<br />
-16<br />
-18<br />
-20<br />
Horizontale gronddrukcoëfficiënt<br />
na verdichten en na trekken damwand<br />
0,0 0,2 0,4 0,6 0,8 1,0 1,2<br />
K h [-]<br />
Kh na 2x verdichten<br />
Kh na trekken damwand<br />
Kh volgens Jamiolkowski met Dr max = 85%<br />
Figuur 9 – Horizontale gronddrukcoëfficiënt hart zandbak.<br />
85%. Na twee keer verdichten worden met Lunne<br />
uit de gemeten conusweerstand dichtheden van<br />
meer dan 100% berekend. Fysisch is een dergelijke<br />
dichtheid niet mogelijk. Uitgaande van een<br />
relatieve dichtheid van 85% moet de horizontale<br />
gronddruk dus zijn toegenomen om dezelfde<br />
conusweerstand te bereiken. Deze horizontale<br />
gronddruk kan op basis van de formulering van<br />
Jamiolkowski worden berekend.<br />
HORIZONTALE GRONDDRUK<br />
Uitgaande van een maximale relatieve dichtheid<br />
van 85% is met Jamiolkowski de horizontale<br />
gronddrukcoëfficiënt Kh berekend. Het blijkt dat<br />
in de zones waar met Lunne een onrealistisch hoge<br />
relatieve dichtheid wordt berekend, met Jamiolkowski<br />
een horizontale gronddrukcoëfficiënt (Kh)<br />
van 2 à 3 wordt berekend. Na het trekken van de<br />
damwand treedt ontspanning op. Deze ontspanning<br />
is zichtbaar door lagere conuswaarden, ca,<br />
15% in het midden van de zandbak tot 30% nabij<br />
de damwanden. Door de ontspanning halveert<br />
de horizontale gronddrukcoëfficiënt, er van uitgaande<br />
dat de relatieve dichtheid niet verandert<br />
(figuur 9).
Conclusies<br />
Voor de geboorde tunnels van RandstadRail zijn,<br />
nabij de startschacht, de holocene lagen vervangen<br />
door zand. Vervolgens is dit zand succesvol<br />
verdicht. Op basis van de uitgevoerde werkzaamheden<br />
worden de volgende conclusies getrokken:<br />
1. De relatie tussen de energietoevoer naar de<br />
ondergrond en het verdichtingsresultaat beperkt<br />
zich tot ‘hoe meer energie, des te beter<br />
het resultaat’. Een lineaire relatie tussen energie<br />
en conusweerstand ontbreekt echter. Zeer<br />
globaal kan worden gesteld dat een energie -<br />
hoeveelheid van 1000 kJ/m3 of meer leidt tot<br />
bevredigende resultaten, voor de bij dit project<br />
gestelde verdichtingseisen.<br />
2. Er bestaat een vrijwel rechtevenredige corre -<br />
latie tussen de intensiteit van de trillingen en de<br />
behaalde sondeerresultaten. De trillingsmeting<br />
is daarmee dan ook een goede predictor voor de<br />
mate van verdichting. Voor toekomstige werken<br />
kan het dus interessant zijn om trillingsmetingen<br />
uit te voeren. De treksnelheid van de vibrator<br />
kan dan worden aangepast op basis van de<br />
real-time resultaten van de trillingsmetingen.<br />
Geotechniek en<br />
funderingstechnieken<br />
Het gebruik van HUESKER<br />
geokunststoffen in geotechniek<br />
en funderingstechnieken<br />
maakt bouwen van steile<br />
wanden met hoge belasting<br />
op moeilijk terrein of op een<br />
slappe ondergrond mogelijk<br />
– milieuvriendelijk, voordelig<br />
en veilig.<br />
Wegenbouw<br />
Waterbouw<br />
Milieutechniek<br />
VERDICHTEN VAN ZAND VOOR BOORTUNNELS RANDSTADRAIL<br />
3. Met rütteln/vibroflotation blijkt het mogelijk<br />
om, zelfs na één keer trillen, hoge conusweerstanden<br />
(40 MPa) te bereiken. Na twee keer trillen<br />
zijn conusweerstanden tot 55 MPa gemeten.<br />
4. De hoge conusweerstanden worden mede bereikt<br />
door een horizontale opspanning van het<br />
zandpakket en een toename van de horizontale<br />
gronddrukcoëfficiënt tot 2 à 3. Na het trekken<br />
van de damwand neemt de horizontale gronddrukcoëfficiënt<br />
aanmerkelijk af.<br />
Literatuur<br />
– ASCE Task force 27, Verification of geotechnical<br />
grouting, geotechnical special publication 57,<br />
ASCE convention SanDiego, 1995.<br />
– Duddeck, H.(1980) Empfehlungen zur<br />
berechnung von Tunneln in Lockergestein.<br />
Deutsche Gesellschaft Erd- und Grundbau<br />
Essen, Die Bautechniek 1980.<br />
– Jamiolkowski, M., Ghionna, V., Lancellotta,<br />
R. & Pasqualini, E. 1988. New Correlations of<br />
Penetration Tests for Design Practice. Proc. ISOPT-<br />
1, Orlando, FL, Vol. 1: 263-296. March.<br />
– Green, R.A. and J.K. Mitchell (2004).<br />
De ingenieurs en technici van HUESKER bieden support bij het werken met andere<br />
materialen in uw bouwprojekten. Vertrouw op de producten en oplossingen van HUESKER.<br />
Agent voor Nederland · CECO B.V. · Tel.: 043 - 352 76 09 · info@cecobv.nl<br />
HUESKER Nederland · Tel.: 073 - 503 06 53 · c.brok@huesker.nl<br />
Energy-Based Evaluation and Remediation of<br />
Liquefiable Soils.<br />
– Geotechnical Engineering for Transportation<br />
Projects (M. Yegian and E. Kavazanjian, ed.),<br />
ASCE Geotechnical Special Publication No.<br />
126, Vol. 2, 1961-1970.<br />
– Lunne, T. & Christoffersen, H.P. 1983. Interpretation<br />
of Cone Penetrometer Data for Offshore<br />
Sands. Proc. 15th Annual Offshore Technology<br />
Conf., Houston, Texas, Vol. 1: 181-192. May.<br />
– Pachen, H.M.A., De Groot, M.B., Meijers P.,<br />
(2005) Crossing a railway embankment of loose<br />
packed sand with a shield tunnel, Geotechnical<br />
Aspects of Underground Construction in<br />
Soft Ground, Amsterdam 5th International<br />
symposium TC 28, Amsterdam, 2005.<br />
– Puchstein, A.F., Llyod, T.C., and Conrad,<br />
A.G. (1954). Alternating-Current Machines,<br />
3rd ed., Asia Publishing House, Bombay India.<br />
– The vibroflotation group:<br />
www.vibroflotation.com<br />
– Zanten, D.C. van; Vries, M. de; Pachen. Door<br />
de Rotterdamse ondergrond met twee boortunnels<br />
Geotechniek, 8e jaargang, nummer 2, 2004. <br />
WAARDE CREEREN – WAARDE BEHOUDEN<br />
www.huesker.com<br />
HUESKER – Ingenieursoplossingen met geokunststoffen
Sportveld veld eld e en<br />
en e pa par parkings Drainage ai ge<br />
en<br />
inf infiltrat rat atie ie<br />
Wapenen pene en ne nen<br />
vann ggrond<br />
g<br />
Afd A ichtin cht hti tin tingen ti tingen<br />
Beton- Beto n<br />
wapening peeni<br />
Beschermi<br />
Besc rmi rrmi mi ming<br />
zeebod b em<br />
Ontwat at ater eren<br />
van an slib sl<br />
Weg Wegen We eggen<br />
Erosiecont c ntro ro role le<br />
van an grond gro g<br />
en rotse o sen<br />
Weten en<br />
doo oo oor o<br />
met m en<br />
Asfalt alt aalt lt-<br />
wap wapening wapen ap<br />
Oever<br />
er<br />
verde ded dediging Gel G uidsw dsw swanden sw<br />
Optimale inzet<br />
van kennis en<br />
ervaring met<br />
geokunststoffen:<br />
ontdek de<br />
‘TEXION-touch’.<br />
TEXION GEOKUNSTSTOFFEN NV - Admiraal de Boisotstraat 13 - 2000 Antwerpen - België - Tel. +32 (0)3 210 91 91 - Fax +32 (0)3 210 91 92 - www.texion.be
Paalmatrasproeven II<br />
Belangrijkste conclusies<br />
Paalmatrasproeven II<br />
Eén laag biaxiaal of twee<br />
lagen uniaxiale wapening<br />
in een paalmatras<br />
15E JAARGANG NUMMER 3 JULI 2011<br />
ONAFHANKELIJK VAKBLAD VOOR<br />
GEBRUIKERS VAN GEOKUNSTSTOFFEN<br />
KATERN VAN
Colbond BV<br />
Postbus 9600<br />
6800 TC Arnhem<br />
Tel. 026 - 366 4600<br />
Fax 026 - 366 5812<br />
geosynthetics@colbond.com<br />
www.colbond-geosynthetics.com<br />
De collectieve leden van de NGO zijn:<br />
Bonar Technical Fabrics NV, Zele<br />
Ceco BV, Maastricht<br />
Cofra B.V. Amsterdam<br />
Colbond BV, Arnhem<br />
CURNET CUR Bouw & Infra, Gouda<br />
Enviro Advice BV, Nieuwegein<br />
Fugro Ingenieursbureau BV, Leidschendam<br />
Deltares, Delft<br />
Rijkswaterstaat DVS<br />
(Dienst Verkeer en Scheepvaart), Delft<br />
Geoblock, Zaltbommel<br />
Geopex Products (Europe) BV, Gouderak<br />
NAUE GmbH & Co. KG<br />
Gewerbestr. 2<br />
32339 Espelkamp-Fiestel – Germany<br />
Tel. +49 5743 41-0<br />
Fax +49 5743 41-240<br />
info@naue.com<br />
www.naue.com<br />
Hero-Folie B.V., Zevenaar<br />
Intercodam Infra BV, Almere<br />
InfraDelft BV, Delft<br />
Joosten Kunststoffen, Gendt<br />
Kem Products NV, Heist op den Berg (B)<br />
Kiwa NV, Rijswijk<br />
Kwast Consult, Houten<br />
Movares Nederland BV, Utrecht<br />
Naue GmbH & Co. KG Espelkamp-Fiestel<br />
Nijhuis Kunststoffen, Rijssen<br />
Ooms Nederland Holding, Scharwoude<br />
Pelt & Hooykaas BV, Rotterdam<br />
Grip op grond<br />
44 GEOKUNST – Juli 2011<br />
Geokunst wordt mede mogelijk gemaakt door:<br />
TEXION Geokunststoffen NV<br />
Admiraal de Boisotstraat 13<br />
B-2000 Antwerpen – Belgium<br />
Tel. +32 (0)3 210 91 91<br />
Fax +32 (0)3 210 91 92<br />
www.texion.be<br />
www.geogrid.be<br />
Prosé Kunststoffen BV, Britsum<br />
Quality Services BV, Bennekom<br />
Robusta BV, Genemuiden<br />
Rijkswaterstaat, Dienst Infrastructuur Utrecht<br />
Ten Cate Geosynthetics Netherlands BV, Almelo<br />
Tensar International ’s-Hertogenbosch<br />
Terre Armee BV, Waddinxveen<br />
T&F Handelsonderneming BV, Oosteinde<br />
Texion Geokunststoffen NV, Antwerpen<br />
Van Oord Nederland BV, Gorinchem<br />
Voorbij Funderingstechniek BV, Amsterdam<br />
Zinkcon Boskalis Baggermij., Papendrecht<br />
Met sterke producten van een ervaren<br />
partner in geotechniek<br />
Stabiele (bouw)wegen Enkagrid ® MAX voor grondstabilisatie<br />
Steile grondlichamen Enkagrid ® PRO voor grondwapening<br />
Erosievrije oevers en taluds Enkamat ® voor erosiepreventie<br />
Waterafvoer op maat Enkadrain ® voor drainage<br />
Bouwrijpe grond Colbonddrain ® voor grondconsolidatie<br />
Colbond bv tel. 026 366 4600 fax 026 366 5812 geosynthetics@colbond.com • www.colbond.com • www.colbond-geosynthetics.nl
Geokunst: zie pag. 52<br />
Geokunst wordt uitgegeven door de<br />
Nederlandse Geotextie l organisatie.<br />
Het is bedoeld voor beleidsmakers,<br />
opdrachtgevers, ontwerpers, aan nemers<br />
en uitvoerders van werken in de grond-,<br />
weg- en waterbouw en de milieutechniek.<br />
Geokunst verschijnt vier maal per jaar<br />
en wordt op aanvraag toegezonden.<br />
Beste Geokunst lezers,<br />
In deze Geokunst gaan we verder met deel 2 van een series artikelen over het<br />
gedrag van geokunststoffen in paalmatrasconstructies van Suzanne van Eekelen,<br />
Adam Bezuijen en Herman-Jaap Lodder, deze keer bijgestaan door Jack van der Vegt.<br />
De schaalproeven, die door Deltares zijn uitgevoerd worden gaandeweg het onderzoek<br />
verfijnd. Er is een zeer innovatieve methode bedacht om de rek, die optreedt in de<br />
geokunststoffen bij belasting te meten (het is niet altijd mogelijk om rekstrookjes<br />
op de grids te plakken). Deze nieuwe methode blinkt uit door zijn eenvoud, maar je<br />
moet er maar opkomen. Het moest een opstelling zijn, waarbij je met minimale wrijving<br />
en praktisch geen rek bij de optredende krachten, rek kon meten op de geogrid.<br />
De onderzoekers kozen een systeem met dunne staalkabels, die vrij konden bewegen<br />
binnen een stevige mantelkabel: Een licht voorgespannen fietsversnellingskabel gaf<br />
uitkomst en alhoewel de rekmetingen met fietskabels in de experimenten nog niet<br />
100% betrouwbaar zijn, zijn ze wel zodanig veelbelovend dat het systeem al is<br />
opgeschaald voor gebruik in het veld. De analyses van de resultaten van deze proeven<br />
zijn minstens zo enerverend als de proeven zelf en hebben geleid tot nieuwe inzichten<br />
in het gedrag van geokunststoffen in paalmatrasconstructies.<br />
De opzet van de experimenten op de paalmatrassen is voor een groot deel gericht<br />
op het toetsen van de verschillende mechanismen, die verondersteld worden in de<br />
literatuur (CUR 226, de EBGEO en de BS 8006-1). Het blijkt dat de theorie niet altijd<br />
een volledig beeld geeft van wat er in de praktijk gebeurt. De rekenregels kunnen<br />
op basis van de nieuwe inzichten worden aangescherpt en dat zal uiteindelijk leiden<br />
tot een minder conservatief en dus goedkoper en duurzamer ontwerp.<br />
We leren allemaal op jonge leeftijd het sommetje 1 + 1 = 2. Later komen we door<br />
ervaringen erachter dat dit niet altijd opgaat. Suzanne, die zoals we hierboven gezien<br />
hebben, geen genoegen neemt met veronderstellingen, onderzocht hoe dit zit bij<br />
geogrids in paalmatras constructies. Zij vergeleek het gedrag van 1 biaxiale grid met<br />
dat van 2 haaks op elkaar gelegde uniaxiale grids. U leest in het korte artikel, dat zij<br />
over dit vraagstuk schreef of dat simpele sommetje in dit geval opgaat, of niet.<br />
Verder treft u in deze Geokunst een informatief bericht van Wim Voskamp aan over<br />
nationale en internationale publicaties op het gebied van geokunststoffen in de waterbouw.<br />
Herziening van CUR rapport 174 ‘Geokunststoffen in de Waterbouw’ en de daarop<br />
gebaseerde nieuwe uitvoeringsrichtlijn en het PIANC rapport ‘The Application of<br />
Geosynthetics in Waterfront Areas’.<br />
Shaun O’Hagan<br />
Eindredacteur Geokunst<br />
Een abonnement kan worden<br />
aangevraagd bij:<br />
Nederlandse Geotextielorganisatie (NGO)<br />
Postbus 7053<br />
3430 JB Nieuwegein<br />
Tel. 030 - 605 6399<br />
Fax 030 - 605 5249<br />
www.ngo.nl<br />
45 GEOKUNST – Juli 2011<br />
Van de redactie<br />
Colofon<br />
Tekstredactie C. Sloots<br />
Eindredactie S. O’Hagan<br />
Redactieraad C. Brok<br />
A. Bezuijen<br />
M. Dus˘kov<br />
J. van Dijk<br />
W. Kragten<br />
F. de Meerleer<br />
Productie Uitgeverij Educom BV
Figuur 1 - Belastingsverdeling in een paalmatras.<br />
Figuur 2 - Testopstelling.<br />
Paalmatrasproeven II<br />
Belangrijkste conclusies<br />
Inleiding<br />
Vorig jaar verscheen de ontwerprichtlijn CUR226<br />
voor paalmatrassen. Vraag is of we deze CUR226<br />
misschien kunnen aanscherpen, zodat we goed -<br />
koper kunnen bouwen zonder de betrouwbaarheid<br />
te verminderen.<br />
In de vorige GeoKunst introduceerden we een<br />
proevenserie die Deltares heeft uitgevoerd in<br />
samenwerking met Huesker, Naue, TenCate en<br />
Tensar. Dat eerste artikel behandelde de gemeten<br />
vervorming van de GR en daaruit leidden we<br />
de belastingsverdeling op de GR af. Dit artikel<br />
gaat verder in op de proeven. We beschrijven de<br />
proeven en de meetmethoden. Voor een representatieve<br />
proef vergelijken we de metingen met de<br />
berekeningen volgens de CUR226 richtlijn en met<br />
een gemodificeerde versie daarvan.<br />
Belastingsverdeling in een paalmatras<br />
De belastingsverdeling in een paalmatras wordt<br />
als volgt gedefinieerd:<br />
Belastingsdeel A is de belasting die rechtstreeks<br />
naar de palen gaat, deel B is het deel van de belasting<br />
dat via het GR naar de palen gaat, en deel C is<br />
46 GEOKUNST – Juli 2011<br />
Ir. Suzanne van Eekelen<br />
Deltares/TU-Delft<br />
Jack van der Vegt<br />
Deltares<br />
Ir. Herman-Jaap Lodder<br />
TU-Delft (nu RPS BCC<br />
B.V. Nederland)<br />
Dr.Ir. Adam Bezuijen<br />
Deltares<br />
het deel van de belasting dat door de ondergrond<br />
wordt gedragen, zie figuur 1.<br />
Beschrijving experimenten<br />
In de vorige GeoKunst (Van Eekelen et al, 2011a)<br />
werd de proefopstelling al beschreven, zie figuur<br />
2 en figuur 3. De consoliderende slappe ondergrond<br />
werd gesimuleerd met een waterdicht,<br />
met water verzadigd schuimrubberen kussen. Dit<br />
kussen had een kraantje waardoor het water<br />
gecontroleerd uit het kussen kon lopen. Het toepassen<br />
van dit kussen maakte het mogelijk om<br />
de ondersteuning van de ondergrond te meten en<br />
te controleren.<br />
De proeven werden uitgevoerd door in stappen de<br />
druk boven de aardebaan te verhogen en met het<br />
schuimrubberen kussen consolidatie te simuleren.<br />
Na iedere verhoging van de bovenbelasting volgen<br />
meerdere consolidatiestappen. In totaal zijn 12<br />
proeven uitgevoerd met verschillende typen<br />
geokunststof wapening. Twee maal bestond de<br />
aardebaan uit zand, tien maal uit menggranulaat<br />
0-16 mm. De proeven en de resultaten zullen elders<br />
uit gebreid beschreven worden.<br />
Metingen<br />
De belangrijkste metingen staan aangegeven in<br />
figuur 3. Bovenop de palen zitten boven en onder<br />
de GR drukopnemers. De drukopnemers onder<br />
de GR meten de A+B, de opnemers bovenop de<br />
GR meten de A alleen. Het verschil geeft dus<br />
belastingsdeel B, dat via de GR naar de palen gaat.<br />
Tenslotte wordt de druk in het schuimrubberen<br />
kussen gemeten, wat belastingsdeel C oplevert.
Samenvatting<br />
In een paalmatras wordt de verticale belasting verdeeld over de palen, de<br />
geokunststof wapening (GR, dat staat voor geosynthetic reinforcement) en<br />
eventueel de slappe ondergrond tussen de palen. In de paalmatrassen-proevenserie<br />
van Deltares zijn deze belastingsdelen voor het eerst volledig gescheiden<br />
gemeten. Daardoor is het mogelijk om de boogwerking nauwkeuriger te<br />
Al deze metingen worden dubbel uitgevoerd<br />
zodat er voor iedere meting een controlewaarde<br />
beschikbaar is.<br />
In de literatuur zijn verschillende artikelen te<br />
vinden over paalmatras-proeven met een geokunststof<br />
wapening bijvoorbeeld bijv. Chen et al.,<br />
(2008 and 2010), Zaeske (2001) and Heitz (2006).<br />
Bij geen van deze proeven was men echter in staat<br />
de ondergrondondersteuning C apart te meten.<br />
Dat was in deze proeven wel mogelijk, en dat<br />
levert nieuwe mogelijkheden op voor interpretatie<br />
van de resultaten.<br />
De zettingen van het GR zijn op enkele plekken<br />
gemeten met een liquid levelling system (dat<br />
wil zeggen: waterspanningsopnemers in een slang<br />
die is gevuld met vloeistof, de slang komt uit in<br />
een bakje met vloeistof). Bij 1 proef was het ook<br />
mogelijk om het gehele gedeformeerde GR oppervlak<br />
achteraf in te scannen. Daarover schreven we<br />
in de vorige publicatie (Van Eekelen et al, 2011).<br />
Daarnaast werd de bovenbelasting gemeten door<br />
de druk in het waterkussen te meten.<br />
Nieuw systeem voor het meten<br />
van rekken van geokunststof<br />
Rekken van geokunststoffen meten is erg moeilijk.<br />
De bevestiging van rekstrookjes op geokunststof<br />
is moeilijk of onmogelijk en het rekstrookje of de<br />
lijm kan het gedrag van de geokunststof beïnvloeden.<br />
Daarom werd een nieuw systeem ontwikkeld voor<br />
deze proeven om de rekken te meten. Hiervoor<br />
werden versnellingskabels gebruikt die eigenlijk<br />
voor fietsen zijn bedoeld. De binnenkabel en de<br />
buitenbuis werden een eindje van elkaar goed<br />
vastgemaakt aan de GR met kabelbinders (tyribs).<br />
De veranderingen in lengte tussen deze twee<br />
bevestigingspunten kan worden gemeten zoals<br />
te zien is in figuur 4 en figuur 5.<br />
De ‘rekkabels’ hebben rekken gemeten die kwalitatief<br />
betrouwbaar zijn, maar in de eerste proeven<br />
waren de gemeten rekken structureel te groot.<br />
Het bleek noodzakelijk om de binnenkabel voldoende<br />
voor te spannen en de versnellingskabel<br />
over de volle lengte op regelmatige afstanden vast<br />
te zetten aan de GR. De resultaten van dit systeem<br />
waren zo veelbelovend dat het systeem is op -<br />
geschaald en inmiddels in het veld is toegepast<br />
bij het aansluiting A12/N204 te Woerden.<br />
Figuur 4 laat een voorbeeld zien van de metingen<br />
met de rekkabels, bij een representatieve proef<br />
(Hueskergrid +granulaat). We zien dat de grootste<br />
(te grote) rekken worden gemeten bovenop de<br />
palen. In het veld wordt dat niet gemeten, zie<br />
bijvoorbeeld de Kyotoweg (Van Eekelen et al.,<br />
2010), de N210 (Haring et al., 2008), de spoorweg<br />
in Houten (Van Duijnen et al., 2010) en een<br />
paalmatras in Hamburg in Duitsland (Weihrauch et<br />
47 GEOKUNST – Juli 2011<br />
bestuderen. In de vorige GeoKunst gingen we in op één onderdeel van de<br />
proevenserie. In dit artikel gaan we verder in op de uitvoering van de proeven.<br />
De rekken van de geokunststof werden bijvoorbeeld gemeten met een nieuw<br />
systeem, namelijk met fiets-versnellingskabels. We presenteren verder de<br />
gevolgen van consolidatie van de ondergrond en het last-rekgedrag van de GR.<br />
al, 2010). Dit verschil tussen veld en labproeven<br />
wordt verklaard doordat de palen in de proeven<br />
klein (diameter 10 cm) en glad zijn, en in deze<br />
praktijkgevallen groot en stroef. Hier wordt de<br />
geokunststof als het ware ingeklemd bovenop het<br />
paaldeksel.<br />
De op-een-na-grootste rekken worden gemeten in<br />
de GR strips tussen twee palen. Op andere plekken<br />
Figuur 3 - Dwarsdoorsnede en bovenaanzicht.<br />
Figuur 4 - Een fietsversnellingskabel als<br />
opnemer van rek van geokunststof.
Figuur 5 - Fietsversnellingskabels als<br />
opnemer van rek van geokunststof.<br />
wordt niet of nauwelijks rek gemeten. Dit komt<br />
overeen met de aanname in CUR226 dat de rekken<br />
in de GR strip maatgevend zijn.<br />
Hoewel de prestaties van de rekkabels gedurende<br />
de proevenserie verbeterden, zijn de resultaten<br />
kwantitatief nog niet betrouwbaar. De ‘gemeten’<br />
rekken in de rest van dit artikel zijn bepaald uit de<br />
zettingsmetingen van de GR, waarbij er vanuit<br />
wordt gegaan dat de GR vervormt volgens een<br />
kromme volgens de functie y = Ax3 met x=0 midden<br />
tussen 2 palen. Eén GR was geschikt om ook<br />
rekstrookjes op te plakken. Hieruit bleek dat deze<br />
manier om de rek uit de zakking te bepalen redelijk<br />
nauwkeurig is.<br />
Rekenmodellen<br />
We vergelijken de metingen met berekeningen<br />
met de CUR226 ontwerprichtlijn voor paalmatrassen.<br />
CUR226 heeft, net als de Duitse EBGEO,<br />
de rekenregels overgenomen uit Zaeske (2001).<br />
We rekenen zonder partiële factoren, en zonder<br />
spreidkrachten, want die treden niet op in de<br />
testbox. De berekeningen van CUR226 bestaan uit<br />
twee stappen (zie figuur 6):<br />
1. Stap 1: belastingsverdeling in de aardebaan.<br />
Door boogwerking gaat een relatief groot deel van<br />
de belasting direct naar de palen (belastingsdeel<br />
A). De ‘rest’, dus belasting deel B+C, werkt op de<br />
GR plus de onderliggende slappe ondergrond.<br />
2. Stap 2: Het last-zakkingsgedrag van de GR.<br />
Hierbij wordt met belastingdeel B+C, de GR stijfheid<br />
en de beddingsconstante ks de gemiddelde<br />
rek in het GR uitgerekend. Stap 2 beschouwt<br />
alleen de GR strips tussen twee naast elkaar<br />
liggende palen. We rekenen met twee varianten<br />
voor stap 2: CUR226 en een aangepaste versie<br />
daarvan, die noemen we hier ‘ Modified Stap 2’:<br />
– In CUR 226 is de vorm van de belasting op een GR<br />
strip driehoekig. Het artikel in de vorige GeoKunst<br />
(Van Eekelen et al., 2011) liet echter zien dat een<br />
inverse-driehoekige belasting beter is (zie figuur<br />
7). Die gebruiken we in Modified Stap 2.<br />
Figuur 6 - Het rekenmodel van Zaeske (2001), dat is overgenomen in<br />
CUR226 bestaat uit twee rekenstappen: stap 1 en stap 2.<br />
– In CUR226 wordt het GR alleen ondersteund<br />
door de ondergrond die letterlijk onder de GR<br />
strip ligt. In Modified Stap 2 rekenen we met<br />
het volledige oppervlak van de ondergrond, zoals<br />
eerder beschreven door Lodder (2010). Hiervoor<br />
wordt een rekenwaarde voor de beddings -<br />
constante K ingevoerd, die voor Modified Stap 2<br />
groter is dan voor CUR226.<br />
(1)<br />
Hierin is A Lx,y het oppervlak van de ondergrond<br />
dat bij de GR strip hoort, zie figuur 6.<br />
Vergelijken meet- en rekenresultaten<br />
van stap 1: de boogwerking<br />
Figuur 9 vergelijkt de metingen en de berekeningen<br />
voor de representatieve proef. Op de horizontale<br />
as staat de gemeten netto belasting op de<br />
aardebaan. Dat is de bovenbelasting min de ondergrondondersteuning<br />
min de wrijving tussen<br />
aardebaan en boxwanden. Opvallend is dat we<br />
vloeiende curven vinden. Kennelijk bestaat er een<br />
verband tussen de netto belasting op de aardebaan<br />
en waarden zoals A. Dat is op zich al een<br />
belangrijke conclusie.<br />
We zien nog iets opvallends in de figuren. We zien<br />
dat gedurende de consolidatiestappen de A toeneemt,<br />
als je die uitdrukt in percentage van de<br />
totaal gemeten belasting (A%). Hieruit concluderen<br />
we dat er ondergrondvervorming nodig is om<br />
de boogwerking (A%) te laten ontwikkelen. En dat<br />
de boogwerking verder toeneemt bij verdere<br />
ondergrondconsolidatie. Deze observatie is niet in<br />
overeenstemming met het CUR-model. Die gaat er<br />
namelijk vanuit dat de ondergrond helemaal geen<br />
invloed heeft op A of A%. In vervolgonderzoek<br />
zal vastgesteld moeten worden door welk mechanisme<br />
dit verschil tussen metingen en berekeningen<br />
wordt veroorzaakt.<br />
Omdat het CUR model A niet laat toenemen<br />
48 GEOKUNST – Juli 2011<br />
Figuur 7 - Eerste aanpassing die wordt<br />
voorgesteld voor stap 2: aangepaste vorm van<br />
de belasting op GR strip. In het oorspronkelijke<br />
model had de belasting de vorm van een driehoek.<br />
Figuur 8 - Tweede aanpassing die wordt<br />
voorgesteld voor stap 2: Modified subsoil<br />
gedurende de consolidatiefasen, berekenen we<br />
een lagere A dan in de metingen. En een hogere<br />
B+C. Dit leidt tot ontwerpen aan de ‘veilige’ kant<br />
(we ontwerpen een sterker GR dan nodig).<br />
Vergelijking meet- en rekenresultaten van<br />
stap 2: last-zakkingsgedrag van de GR<br />
Figuur 10 en figuur 11 vergelijken de metingen en<br />
de berekeningen voor de 2e stap van dezelfde<br />
representatieve proef. In figuur 10 is de horizontale<br />
as van links naar rechts chronologisch in de
Belastingsdeel A (kN/pile)<br />
20<br />
18<br />
.<br />
16<br />
14<br />
12<br />
10<br />
8<br />
6<br />
4<br />
2<br />
.<br />
consolidatie<br />
bovenbel stap<br />
consolidatie<br />
bovenbel stap<br />
consolidatie<br />
bovenbel stap<br />
consolidatie<br />
bovenbel stap<br />
consolidatie<br />
0<br />
0<br />
-5 0 5 10 15 20 25<br />
Netto belasting op aardebaan (kN/paal)<br />
tijd. Tijdens iedere bovenbelasting worden meerdere<br />
consolidatiestappen uitgevoerd, waardoor<br />
de gemeten B+C (op de horizontale as) afneemt bij<br />
iedere constante bovenbelasting. In figuur 9 staat<br />
dezelfde gemeten netto belasting op de horizontale<br />
as als in figuur 11.<br />
We zien dat het oorspronkelijke CUR model (driehoek<br />
+ CUR ondergrond) de rekken flink overschat.<br />
Dit leidt dus ook weer tot overdimensionering<br />
bij het ontwerpen. De figuur laat zien dat<br />
de beide modificaties een flinke verbetering opleveren.<br />
De combinatie van beide modificaties levert<br />
de beste overeenstemming op met de metingen<br />
(er wordt meer dan 40% minder rek berekend).<br />
Bijvoorbeeld in het geval dat alleen modified ondergrond<br />
wordt toegepast, vinden we een grote<br />
overschatting van de reactie op consolidatie.<br />
100<br />
80<br />
60<br />
40<br />
20<br />
Belastingsdeel A (%)<br />
Belastingsdelen B+C (kN/pile)<br />
2<br />
0<br />
0<br />
-5 0 5 10 15 20 25<br />
Netto belasting op aardebaan (kN/paal)<br />
Gemeten(kN/pile) CUR226(kN/pile) Gemeten belastingsdeel A (%) CUR226(%)<br />
20<br />
18<br />
.<br />
16<br />
14<br />
12<br />
10<br />
8<br />
6<br />
4<br />
consolidatie<br />
bovenbel stap<br />
consolidatie<br />
bovenbel stap<br />
consolidatie<br />
bovenbel stap<br />
consolidatie<br />
bovenbel stap<br />
consolidatie<br />
Figuur 9 - Vergelijkingen metingen en berekeningen voor rekenstap 1 (belasting<br />
wordt verdeeld in belastingsdeel A (links) en belastingsdeel B+C (rechts)).<br />
Input parameters voor de berekeningen<br />
100<br />
80<br />
60<br />
40<br />
20<br />
Belastingsdelen B+C (%)<br />
Conclusies<br />
Een nieuw systeem is ontwikkeld voor het meten<br />
van rekken van geokunststoffen. Hiervoor zijn<br />
fiets-versnellingskabels gebruikt. De resultaten<br />
werden gedurende de proevenserie steeds beter.<br />
Berekeningen met CUR226 bestaan uit twee stappen.<br />
Stap 1 is de belastingsverdeling (boogwerking),<br />
stap 2 is het last-zakkingsgedrag van de GR.<br />
Beide stappen leiden tot een overschatting van<br />
wat er met de GR gebeurt. Dus CUR226 leidt tot<br />
een ontwerp aan de ‘veilige’ kant. Gedurende stap<br />
1 wordt een nauw verband gevonden tussen de<br />
netto belasting op de aardebaan en de belastingsverdeling.<br />
Ondergrondvervorming (consolidatie)<br />
blijkt essentieel in de ontwikkeling van boogwerking.<br />
Dit zit nog niet in de reken modellen van<br />
CUR226 en zal later nader worden beschouwd.<br />
49 GEOKUNST – Juli 2011<br />
PAALMATRASPROEVEN II: BELANGRIJKSTE CONCLUSIES<br />
5<br />
4<br />
3<br />
2<br />
1<br />
0<br />
Bovenbel.<br />
Ws = 7.6<br />
kN/paal<br />
5<br />
4<br />
3<br />
CUR driehoek,<br />
CUR ondergrond<br />
Gemeten<br />
Dikte aardebaan m 0.42<br />
Diameter paal (paaldeksels zijn niet toegepast) m 0.10<br />
Hart-op-hart afstand palen m 0.55<br />
Interne wrijvingshoek granulaat (bepaald<br />
met triaxiaalproeven op grote diameter<br />
monsters (zie Den Boogert, 2011))<br />
o<br />
49.00<br />
Bovenbelasting (= opgelegde bovenbelasting – kN/paal 0.37, 6.82, 6.71, 6.65, 13.34, 12.60,<br />
gemeten wrijving in de proefbox) 12.45, 18.97, 18.51, 18.09,<br />
24.34, 23.40, 22.92, 22.67<br />
Beddingsconstante kN/m3 548, 2923, 881, 330, 1194, 583, 233,<br />
733, 383, 175, 512, 294, 85, 2<br />
Gemiddelde stijfheid geokunststof kN/m 2269, in de laatste 4 stappen:<br />
2263, 2259, 2256, 2255<br />
Gemeten B+C (voor berekeningen stap 2) kN/paal 1.14, 5.28, 3.88, 3.06, 7.79, 6.35,<br />
5.48, 10.51, 9.30, 8.53, 13.77,<br />
12.57, 11.55, 10.84<br />
Bovenbelasting<br />
Ws = 15.1<br />
kN/paal<br />
7<br />
Chronologisch in de tijd<br />
6<br />
5<br />
CUR driehoek,<br />
mod. ondergrond<br />
Bovenbel.<br />
Ws = 22.7<br />
kN/paal<br />
11<br />
10<br />
Gemeten B + C [kN/paal]<br />
7<br />
Gedurende stap 2 berekent CUR226 een ongeveer<br />
2 keer zo grote rek dan er wordt gemeten. Er<br />
worden twee aanpassingen voor rekenmodel voorgesteld,<br />
beide laten een betere overeenstemming<br />
zien met de metingen, de combinatie van beide<br />
verbeteringen leidt tot het beste resultaat. Doorvoeren<br />
van deze aanpassingen in de CUR226 kan<br />
op termijn leiden tot goedkopere paalmatrassen.<br />
9<br />
Inverse driehoek,<br />
CUR ondergrond<br />
14<br />
Bovenbelasting<br />
Ws =30.2<br />
kN/paal<br />
13<br />
12<br />
11<br />
Inverse driehoek,<br />
mod. ondergrond<br />
Figuur 10 - Vergelijkingen metingen en berekeningen voor<br />
rekenstap 2 (berekening van de rekken uit belastingdeel<br />
B+C). De figuur is van links naar rechts chronologisch in tijd.<br />
Gemiddelde rek (%)<br />
5<br />
4<br />
3<br />
2<br />
1<br />
consolid.<br />
bovenbelasting<br />
consolid.<br />
bovenbelasting<br />
consolid.<br />
bovenbelasting<br />
consolid.<br />
0<br />
-5 0 5 10 15 20 25<br />
Gemeten<br />
Netto belasting Wn (kN/paal)<br />
CUR driehoek,<br />
mod. ondergrond<br />
CUR driehoek,<br />
mod. ondergrond<br />
bovenbelasting<br />
consolid.<br />
Inverse driehoek,<br />
CUR ondergrond<br />
Inverse driehoek,<br />
mod. ondergrond<br />
Figuur 11 - Vergelijkingen metingen en<br />
berekeningen voor rekenstap 2 (berekening<br />
van de rekken uit belastingdeel B+C), maar<br />
nu op de horizontale as de netto belasting<br />
op de aardebaan (top load – ondergrond<br />
ondersteuning – wrijving testbox).
Referenties<br />
– Den Boogert, T.J.M., 2011. Piled Embankments<br />
with Geosynthetic Reinforcement, Numerical<br />
Analysis of Scale Model Tests, afstudeerrapport,<br />
Delft University of Technology.<br />
– Chen, R.P., Chen, Y.M., Han, J., Xu, Z.Z.,<br />
2008b. A theoretical solution for pile-supported<br />
embankments on soft soils under one-dimensional<br />
compression, Can. Geotech. J. 45; 611-623.<br />
– Chen, R.P., Xu, Z.Z., Chen, Y.M., Ling, D.S.,<br />
Zhu, B., 2010. Field Tests on Pile-Supported<br />
Embankments over Soft Ground, Journal of<br />
Geotechnical and Geoenvironmental<br />
Engineering, Volume 136, Number 6,<br />
June 2010, pp. 777-785<br />
– CUR 226, 2010, Ontwerprichtlijn paalmatrassystemen<br />
ISBN 978-90-376-0518-1.<br />
– EBGEO (2010), Empfehlungen für den<br />
Entwurf und die Berechnung von Erdkörpern mit<br />
Bewehrungen aus Geokunststoffen – EBGEO, 2.<br />
Auflage, German Geotechnical Society,<br />
Ernst & Sohn, ISBN: 978-3-433-02950-3<br />
In 2009 is door een CUR werkgroep een herziening<br />
gemaakt van het CUR rapport 174, Geokunststoffen<br />
in de waterbouw. Op de CUR-website<br />
(www.cur.nl/upload/documents/CUR%20174.<strong>pdf</strong>)<br />
is dit rapport gratis te downloaden.<br />
In de praktijk is gebleken dat bij de uitvoering van<br />
projecten waarbij geokunststoffen gebruikt<br />
werden in de waterbouw, behoefte was aan een<br />
uitvoeringsrichtlijn. In 2010 heeft een commissie<br />
zich bezig gehouden met het samenstellen van<br />
deze aanbeveling. Binnenkort zal het als een CUR<br />
uitgave gepubliceerd worden.<br />
De richtlijn is o.m. gebaseerd op het CUR 174<br />
rapport. In de richtlijn wordt een overzicht ge -<br />
geven van:<br />
Materiaaleigenschappen en de functies van<br />
geokunststoffen<br />
Kwaliteitscontroles, procedures en verantwoordelijkheden<br />
Instructies over het prefabriceren, voorbereiden<br />
en verwerken op de bouwplaats, installatie/<br />
plaatsing van geokunststoffen.<br />
Het toepassingsgebied is geokunststoffen in<br />
– Van Duijnen, P., Van Eekelen, S.J.M., 2010.<br />
Holland’s first railway on a piled embankment,<br />
design against monitoring, proceedings van<br />
9ICG, Brazil, 2010, 1461-1464.<br />
– Van Eekelen, S., Bezuijen, A. and Alexiew, D.,<br />
2010. The Kyoto Road, monitoring a piled<br />
embankment, comparing 31/2 years of measurements<br />
with design calculations, proceedings<br />
van 9ICG, Brazil, 2010, 1941-1944.<br />
– Van Eekelen, S.J.M., Lodder, H.J., Bezuijen, A.,<br />
2011, Paalmatrasproeven I, vervormingen van<br />
geokunststoffen in een paalmatras en de daaruit<br />
volgende belastingsverdeling, GeoKunst 42,<br />
Juli 2011, 42-44.<br />
– Van Eekelen, S.J.M. en Bezuijen, A., 2011,<br />
Paalmatrasproeven IIa, Eén laag biaxiaal of twee<br />
lagen uniaxiale wapening in een paalmatras,<br />
GeoKunst 43, juli 2011.<br />
– Haring, W., Profittlich, M. & Hangen, H., 2008.<br />
Reconstruction of the national road N210 Bergambacht<br />
to Krimpen a.d. IJssel, NL: design approach,<br />
construction experiences and measurement results,<br />
4th European Geosynthetics Conference,<br />
CUR aanbeveling VC 92: Uitvoeringsrichtlijn<br />
geokunststoffen in de waterbouw<br />
waterbouwkundige constructies, o.m. in zee-,<br />
rivier- en meerdijken, vooroeverbestortingen en<br />
geosystemen. De gebruikers zullen met name de<br />
mensen op de bouwplaats zijn, die met de kwaliteitscontrole<br />
en de uitvoering belast zijn. Daarnaast<br />
is de richtlijn van belang voor bestek -<br />
schrijvers en opstellers van contracteisen en vraagspecificaties.De<br />
aanbeveling zal in het eerste<br />
kwartaal van 2011 gepubliceerd worden.<br />
PIANC report, The Application of<br />
Geosynthetics in Waterfront Areas<br />
In 2009 en 2010 heeft een werkgroep MarCom<br />
56 van de internationale organisatie PIANC<br />
(Permanent International Association of Navi -<br />
gation Congresses)een rapport opgesteld over<br />
de toepassing van Geokunststoffen in de Kust -<br />
waterbouw. Nederland heeft de leiding van<br />
deze werkgroep gehad met Bram Steijn als lid,<br />
Ed Berendsen als secretaris en Wim Voskamp als<br />
voorzitter. Verder waren er leden uit Denemarken,<br />
UK, USA, Frankrijk en Duitsland.<br />
Deze werkgroep heeft in een 126 pagina’s dik<br />
rapport een overzicht gegeven van alle toepassingsmogelijkheden<br />
van geokunststoffen in de<br />
50 GEOKUNST – Juli 2011<br />
September 2008, Edinburgh, UK.<br />
– Heitz, C., 2006. Bodengewölbe unter ruhender<br />
und nichtruhender Belastung bei Berücksichtigung<br />
von Bewehrungseinlagen aus Geogittern.<br />
Schriftenreihe Geotechnik, Uni Kassel,<br />
Heft 19, November 2006.<br />
– Lodder, H.J., 2010. Piled and reinforced<br />
embankments, Comparing scale model tests and<br />
theory, Master of Science thesis, Technische<br />
Universiteit Delft.<br />
– Weihrauch, S., Oehrlein, S. & Vollmert, L.,<br />
2010. Baugrundverbesserungsmaßnahmen in<br />
der HafenCity Hamburg am Beispiel des Stell -<br />
vertreterobjektes Hongkongstraße. Tagungsband<br />
zur 31. Baugrundtagung der DGGT, 03 – 06<br />
November 2010, München, ISBN 978-3-<br />
9813953-0-3, pp. 147-153.<br />
– Zaeske, D., 2001. Zur Wirkungsweise von unbewehrten<br />
und bewehrten mineralischen Tragschichten<br />
über pfahlartigen Gründungselementen.<br />
Schriftenreihe Geotechnik, Uni Kassel,<br />
Heft 10, February 2001. <br />
Ir. Wim Voskamp<br />
kustwaterbouw (Golfbrekers en kunstmatige<br />
riffen, (voor)oeverbescherming, dijken, strand<br />
en duinen, kribben, opsluitbermen en harde<br />
strandconstructies, kademuren, afdekking van<br />
pijplijnen en zeekabels, palen en platformen,<br />
ontzandingpreventie en erosiebescherming). Voor<br />
deze toepassingsgebieden is aangegeven welke<br />
functie het geokunststof vervult, welke eigenschappen<br />
vereist zijn, met welke kritische ontwerpfactoren<br />
rekening gehouden moet worden.<br />
De hydrostatische, mechanische en andere belastingen<br />
zijn per toepassingsgebied genoemd.<br />
Ook is in het eerste deel van het rapport een<br />
uitgebreide introductie in de functie, vorm en<br />
eigenschappen van geokunststoffen gegeven.<br />
Het rapport wordt afgesloten met een hoofdstuk<br />
over de uitvoeringsaspecten. Alle toepassingen,<br />
de uitvoeringsaspecten en veel andere informatie<br />
zijn met tekeningen en foto’s geïllustreerd.<br />
Dit rapport is in 2011 door PIANC digitaal gepubliceerd*.<br />
Voor Nederlanders die met kustwaterbouw<br />
in te maken hebben is het een interessant<br />
state-of-the-art report.<br />
*www.pianc.org/technicalreportsbrowse.asp
Paalmatrasproeven II<br />
Eén laag biaxiaal of twee<br />
lagen uniaxiale wapening<br />
in een paalmatras<br />
Inleiding<br />
Als een paalmatras wordt ontworpen volgens de<br />
Nederlandse richtlijn, dan wordt er altijd één laag<br />
geokunststof wapening ontworpen. Het is zaak<br />
om een zo economisch mogelijk ontwerp te<br />
maken. Als de lokale omstandigheden en eisen dat<br />
toe laten, zal de ontwerper proberen om de palen<br />
zover mogelijk uit elkaar te zetten. Komen de<br />
palen te ver uit elkaar, dan kan een ontwerp on -<br />
nodig duur worden omdat er een relatief dure<br />
geokunststof wapening nodig is. Komen de palen<br />
te dicht bij elkaar, dan worden de paalkosten<br />
onnodig hoog.<br />
Op weg naar aanscherping van de ontwerprichtlijn deel 2a<br />
Meestal is het het goedkoopste om een geokunststof<br />
toe te passen met een relatief hoge sterkte.<br />
Laten we bijvoorbeeld zeggen een geokunststof<br />
van het type XYZ, met een sterkte van 600 kN/m<br />
in de dwarsrichting en 450 kN/m in de lengte -<br />
richting, dus XYZ 600/450. Het materiaal moet<br />
dus naar twee kanten toe een behoorlijke sterkte<br />
hebben (biaxiaal materiaal).<br />
Een leverancier zal vervolgens vaak niet één<br />
geogrid of geotextiel leveren met deze specificatie,<br />
maar twee geokunststoffen die in één richting<br />
veel sterker zijn dan in de andere richting, een<br />
Figuur 1 - Het toepassen van twee uni-axiale wapeningslagen: twee mogelijke mechanismen.<br />
51 GEOKUNST – Juli 2011<br />
Ir. Suzanne van Eekelen<br />
Deltares/TU-Delft<br />
Samenvatting<br />
Het is gebruikelijk om in een paalmatras twee lagen<br />
uni-axiale wapening toe te passen in plaats van één<br />
biaxiale wapeningslaag. De CUR richtlijn gaat ervan<br />
uit dat dit niet uitmaakt. In dit artikel wordt gekeken<br />
of dit inderdaad hetzelfde is.<br />
uni-axiaal materiaal. Dit is namelijk beter te<br />
maken, en dus goedkoper. Bovendien levert het<br />
toepassen van uniaxiale wapening minder problemen<br />
met overlappen, omdat de wapening in de<br />
sterkterichting heel erg lang is. De leverancier<br />
levert bijvoorbeeld XYZ 550/100 en XYZ 350/50.<br />
Het is de bedoeling dat deze twee lagen haaks<br />
op elkaar worden gelegd, zonder iets ertussen.<br />
Geregeld wordt er ook voor gekozen om de onderste<br />
uni-axiale wapeningslaag een geotextiel te<br />
laten zijn, en de bovenste een geogrid. Het geotextiel<br />
heeft dan tevens een scheidingsfunctie,<br />
terwijl het geogrid zorg voor een optimale weerstand<br />
tussen granulaat en wapening.<br />
Vraag is of deze twee lagen uni-axiale wapening<br />
zich hetzelfde gedragen als één biaxiale laag<br />
wapening.<br />
Mogelijke mechanismen<br />
Figuur 1 laat twee verschillende mechanismen<br />
zien, die zouden kunnen optreden. De CUR 226ontwerprichtlijn<br />
neemt aan dat het eerste mechanisme<br />
optreedt. Het tweede mechanisme zou<br />
echter ook kunnen optreden. De bovenste wapeningslaag<br />
draagt dan de belasting niet rechtstreeks<br />
over naar de palen, maar naar de stroken<br />
tussen de palen van de onderste wapeningslaag.<br />
In dat geval moeten de stroken in de onderste wapeningslaag<br />
relatief meer dragen. Wanneer het<br />
tweede mechanisme optreedt, levert de CUR<br />
richtlijn (wat dit betreft) een onveilig ontwerp<br />
voor de onderste wapeningslaag.
Vergelijkende proeven<br />
We vergelijken twee (Huesker) proeven van de<br />
paalmatras-proevenserie (Van Eekelen et al.,<br />
2011a en 2011b). In beide proeven werd in totaal<br />
ongeveer dezelfde wapening toegepast, maar dan<br />
in de eerste één biaxiale wapeningslaag en in de<br />
tweede twee uni-axiale wapeningslagen, direct<br />
op elkaar. Vraag is of beide proeven hetzelfde<br />
gedrag vertonen, en of mechanisme 1 inderdaad<br />
wordt aangetroffen in de proef met de twee<br />
uni-axiale lagen.<br />
Resultaten en conclusies<br />
Figuur 2 vergelijkt de resultaten van de twee proeven.<br />
De figuur laat zien dat zowel de belastingsverdeling<br />
binnen de aardebaan als de zakking van<br />
de geokunststof wapening gelijk is.<br />
Figuur 3 laat de gemeten rekken zien in de bovenste<br />
uni-axiale wapeningslaag. Als mechanisme 2<br />
uit figuur 1 zou optreden, dan zouden alle rekken<br />
in de bovenste wapeningslaag (in de sterkterichting)<br />
ongeveer gelijk moeten zijn. De figuur laat<br />
echter zien dat de rekken in de wapeningsstroken<br />
tussen de palen duidelijk groter zijn dan op andere<br />
locaties. Dat is in overeenstemming met mechanisme<br />
1. De grootste rekken worden gemeten<br />
bovenop de palen en in de wapeningsstrook<br />
tussen de palen. Dit is hetzelfde beeld als in alle<br />
andere proeven, en dit komt bovendien prima<br />
overeen met de rekenregels in CUR226.<br />
Hiermee wordt aangetoond dat het inderdaad<br />
niet uitmaakt of één biaxiale laag wordt toegepast,<br />
of twee uni-axiale wapeningslagen. De<br />
CUR richtlijn heeft dus gelijk.<br />
Referenties<br />
– CUR 226, 2010, Ontwerprichtlijn paalmatras -<br />
systemen. ISBN 978-90-376-0518-1<br />
– Van Eekelen, S.J.M., Lodder, H.J., Bezuijen,<br />
A., 2011a, Paalmatrasproeven I, Vervormingen<br />
van geokunststoffen in een paalmatras en de<br />
daaruit volgende belastingsverdeling, GeoKunst<br />
42, april 2011, 42-44.<br />
– Van Eekelen, S.J.M., Van der Vegt, J.W.G.,<br />
Lodder, H.J., Bezuijen, A., 2011b, Paalmatrasproeven<br />
II, belangrijkste conclusies, GeoKunst 43,<br />
juli 2011, pag. 46-51.<br />
– Zaeske, D., 2001. Zur Wirkungsweise von<br />
unbewehrten und bewehrten mineralischen<br />
Tragschichten über pfahlartigen Gründungselementen.<br />
– Schriftenreihe Geotechnik, Uni Kassel,<br />
Heft 10, februari 2001. <br />
Belasting (kN/pile)<br />
14<br />
12<br />
10<br />
8<br />
6<br />
4<br />
2<br />
0<br />
-5 0 5 10 15 20 25<br />
52 GEOKUNST – Juli 2011<br />
Netto belasting op aardebaan (kN/pile)<br />
Biaxiaal belasting A op paal<br />
2 x Uni-axiaal belasting A op paal<br />
Biaxiaal belasting B via wapening<br />
2 x Uni-axiaal belasting B via wapening<br />
Zakking geokunststof wapening (mm)<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
-5 0 5 10 15 20 25<br />
Netto belasting op aardebaan (kN/pile)<br />
Biaxiaal max. zakking tussen 4 palen<br />
2 x Uni-axiaal max. zakking tussen 4 palen<br />
Biaxiaal max. zakking tussen 2 palen<br />
2 x Uni-axiaal max. zakking tussen 2 palen<br />
Figuur 2 - Vergelijking één biaxiale wapeningslaag en twee uni-axiale wapeningslagen.<br />
Gemeten rek (%)<br />
13<br />
11<br />
9<br />
7<br />
5<br />
3<br />
1<br />
-1<br />
0 5 10 15 20 25<br />
eps 1<br />
eps 2<br />
Netto belasting op aardebaan (kN/pile)<br />
eps 3<br />
eps 4<br />
eps 5<br />
eps 6<br />
Figuur 3 - Rekken in de bovenste uni-axiale wapeningslaag, gemeten<br />
met de ‘rekkabels’ zoals beschreven in Van Eekelen et al., 2011b.
Ten behoeve van de jaarlijkse zomerfeesten wordt<br />
onderzocht of het mogelijk is om enkele podia op<br />
het dak van een ondergrondse parkeergarage te<br />
zetten. Eén van de vragen die zich daarbij voordoet,<br />
is of de paalfundering van de parkeergarage<br />
de extra belastingen kan opnemen.<br />
De parkeergarage bevindt zich in het centrum van<br />
de stad en is kort na de tweede wereldoorlog<br />
gebouwd. De parkeergarage kent twee parkeer -<br />
lagen en de onderkant bevindt zich op NAP -8 m.<br />
Destijds zijn geprefabriceerde betonpalen, vierkant<br />
42 cm, gebruikt. Het inheiniveau van de palen<br />
varieert: langs de omtrek van de parkeergarage is<br />
een inheiniveau van NAP -18 m toegepast; elders<br />
NAP -20 m (figuur 1).<br />
Vraag 1<br />
Wat is/zijn volgens u de reden(en) dat het inheiniveau<br />
van de randpalen verschilt van dat van de<br />
middenpalen?<br />
Antwoord 1<br />
De draagkracht van de palen is midden onder de<br />
parkeergarage kleiner dan aan de rand, omdat de<br />
korrelspanningsafname als gevolg van het ontgraven<br />
van grond daar het grootste is. Ter plaatse van<br />
de rand van de parkeergarage is de korrelspanningsafname<br />
minder groot, omdat de grond naast<br />
de parkeergarage via spanningsspreiding bijdraagt<br />
aan een grotere korrelspanning. Naar het<br />
midden van de parkeergarage toe neemt die invloed<br />
af.<br />
Door de palen dieper te heien, kan de kleinere<br />
draagkracht worden gecompenseerd.<br />
Vraag 2<br />
Bereken de grondspanningen, waterspanningen<br />
en korrelspanningen in de situatie voorafgaande<br />
aan de bouw.<br />
Voor dit project zijn diverse sonderingen en enkele<br />
boringen uitgevoerd. Een kenmerkende sondering<br />
is afgebeeld in figuur 2. Het grondonderzoek is,<br />
zoals gebruikelijk, voorafgaande aan de bouw<br />
van de parkeergarage uitgevoerd. Het maaiveld<br />
bevond zich toen op NAP -1 m.<br />
De freatische grondwaterstand is door de jaren<br />
heen constant gebleven en bevindt zich op NAP<br />
-2 m. Ook de stijghoogte in het eerste water -<br />
voerende pakket is NAP -2 m.<br />
Voor dit vraagstuk kan de grondopbouw op het<br />
moment van sonderen, overeenkomstig tabel 1<br />
worden geschematiseerd.<br />
In deze tabel zijn de volgende grondparameters<br />
opgenomen:<br />
Antwoord 2<br />
De berekeningsresultaten staan in tabel 2.<br />
Vraag 3<br />
Bereken de grondspanningen, waterspanningen<br />
en korrelspanningen onder het middengedeelte<br />
van de parkeergarage in de situatie na de bouw.<br />
Antwoord 3<br />
De berekeningsresultaten staan in tabel 3.<br />
Kolom 2 3 4<br />
Diepte Grondspanning Water spanning Verticale korrelspanning<br />
[m NAP] [kN/m 2] [kN/m 2] [kN/m 2]<br />
-1 0 0 0<br />
-2 18 0 18<br />
-5 78 30 48<br />
-6 94 40 54<br />
-11 144 90 54<br />
-15 204 130 74<br />
-17 228 150 78<br />
-18 249 160 89<br />
-20 291 180 111<br />
-22 333 200 133<br />
Tabel 2 De berekende grondspanningen, waterspanningen<br />
en verticale korrelspanningen voor de bouw van de parkeergarage.<br />
Vraag 4<br />
Bepaal met behulp van de sondering in figuur 2 de<br />
maximum puntweerstand van de funderingspalen<br />
onder het middengedeelte van de parkeergarage.<br />
Antwoord 4<br />
Voor het bepalen van de verticale draagkracht van<br />
de palen dient de conusweerstand volgens art.<br />
5.4.3.2 van NEN 6743-1:2006 te worden gecorrigeerd.<br />
Hiervoor worden de effectieve verticale<br />
spanningen voor en na ontgraving gebruikt. Deze<br />
zijn bepaald voor de vragen 2 en 3 en zijn weer-<br />
54 GEOTECHNIEK – Juli 2011<br />
Vraag en antwoord<br />
γdr γsat = volumiek gewicht van droge grond<br />
= volumiek gewicht van verzadigde grond<br />
Grondsoort bvk laag γ dr / γ sat<br />
[m NAP] [kN/m 3]<br />
Ophoogzand -1 18/20<br />
Klei -5 16/16<br />
Veen -6 10/10<br />
Klei -11 15/15<br />
Organische klei -15 12/12<br />
Zand -17 18/21<br />
Tabel 1 Laagindeling en volumegewichten.<br />
gegeven in tabel 3.<br />
Omdat de prefab palen niet trillingsvrij zijn<br />
geïnstalleerd, moet de conusweerstand worden<br />
gereduceerd met de waarden, zoals vermeld in<br />
kolom 5 van tabel 3.<br />
De maximum puntweerstand pr;max;punt volgt uit:<br />
Volgens NEN 6743-1 is voor prefab palen:<br />
αp = 1,0<br />
β = 1,0<br />
s = 1,0<br />
Voor pr;max;punt geldt bij het paalpuntniveau van<br />
NAP – 20,0 m (na middelling van reductiefactoren):<br />
qc;I;gem = 0,55 x 14,5 = 8,0 MPa<br />
qc;II;gem = 0,55 x 12,0 = 6,6 MPa<br />
qc;III;gem = 0,39 x 8,0 = 3,1 MPa<br />
Dan is:<br />
pr;max;punt = 1 /2 × 1,0 × 1 × 1 × ______ 8,0 x 6,6 + 3,1 = 5,2 MPa<br />
2<br />
Kolom 2 3 4 5<br />
Diepte Grond- Water- Verticale Reductie-<br />
[m NAP] spanning spanning korrelspanning factor<br />
[kN/m2] [kN/m2] [kN/m2] -8 60 60 0 0<br />
-11 90 90 0 0<br />
-15 150 130 20 0,27<br />
-17 174 150 24 0,31<br />
-18 195 160 35 0,39<br />
-20 237 180 57 0,51<br />
-22 279 200 79 0,59<br />
Tabel 3 De berekende grondspanningen, waterspanningen en<br />
verticale korrelspanningen na de bouw, onder het midden<br />
van de parkeergarage.
Maaiveld<br />
NAP -18m<br />
Parkeergarage Laag -1<br />
Parkeergarage Laag -2<br />
Palen<br />
ø 42 cm<br />
NAP-20m<br />
NAP<br />
-1m<br />
NAP<br />
-8m<br />
55 GEOTECHNIEK – Juli 2011<br />
Vraag en antwoord<br />
Figuur 1 - Dwarsdoorsnede parkeergarage. Figuur 2 - Kenmerkende sondering voor het ontwerp.<br />
Visie + Vorm Voordeel<br />
Educom houdt van heldere formules. Kijk op www.uitgeverijeducom.nl voor heldere bewijzen.<br />
Bel 010 - 425 6544 of mail info@uitgeverijeducom.nl voor een helder voorstel.<br />
Advertenties Brochures Congresbundels Drukwerk Folders Ontwerp Huisstijlen Logo’s Promotie Tijdschriften Websites
SIT SIT, SIT + , SIT pro<br />
SITT T <br />
SIT, , SIT , SIT<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
o pro<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
VIBRA VIBRA-sbr +<br />
VIBRA VIBRA VIBRA-sbr +<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
+
BuildingCareers is dé arbeidsmarkt<br />
specialist voor ingenieurs en<br />
technologen op HBO- en WO-niveau.<br />
Zowel in hoogwaardige specialistische<br />
functies als in commerciële- en<br />
managementposities.<br />
Voor nadere informatie over deze<br />
functie kun je contact opnemen met<br />
ir. Jan Willem Houtman van Building-<br />
Careers, telefoon 06-2451 2699. Hij<br />
vertelt je graag meer over het bedrijf<br />
en de functie.<br />
Je CV en motivatiebrief kun je mailen<br />
naar:<br />
jan.willem.houtman@<br />
buildingcareers.nl<br />
BuildingCareers bv<br />
Anna van Burenlaan 60<br />
2012 SM Haarlem<br />
Tel. 023-55 19 555<br />
www.buildingcareers.nl<br />
Adviseren is vooruit zien.<br />
Wat is jouw perspectief?<br />
Ondernemen in een complexe omgeving maar met overzicht,<br />
betrokkenheidven verstand van zaken.<br />
Resultaatgericht: iedereen zegt het, slechts enkelen maken het<br />
waar. ARCADIS: infrastructuur, water, milieu en gebouwen.<br />
Los van elkaar maar ook integraal. We geven de samenleving<br />
vorm door creatief te zijn in onze oplossingen en daadkrachtig<br />
in de uitvoering.<br />
Als medewerker van ARCADIS verlaat je gebaande paden. Je bent<br />
onderdeel van een netwerk van zakelijke professionals. Ingericht<br />
rondom klanten, zodat deze direct profi teren van onze kennis en<br />
ervaring. Wij brengen ideeën tot leven. Maak jij het mee?<br />
ARCADIS is een internationale onderneming die advies,<br />
ontwerp-, ingenieurs- en managementdiensten levert op<br />
de gebieden infrastructuur, water, milieu en gebouwen.<br />
We verbeteren mobiliteit, duurzaamheid en de kwaliteit<br />
van leven, door balans aan te brengen in de gebouwde en<br />
natuurlijke leefomgeving. ARCADIS ontwikkelt, ontwerpt,<br />
implementeert, onderhoudt en exploiteert projecten voor<br />
bedrijven en overheden. Met 16.000 medewerkers en<br />
EUR 2 miljard omzet, heeft de onderneming een uitgebreid<br />
internationaal netwerk dat steunt op sterke lokale marktposities.<br />
ARCADIS ondersteunt UN-HABITAT met kennis<br />
en expertise om de leefomstandigheden in snel groeiende<br />
steden over de hele wereld te verbeteren.<br />
Wil jij als geotechnisch ingenieur:<br />
1. je vakmanschap laten tellen<br />
2. er toe doen<br />
3. een bedrijf helpen uitbouwen<br />
Dan kan dit jouw volgende baan zijn!<br />
Het bedrijf<br />
Geotechnische nichespeler<br />
Schat aan kennis op het<br />
gebied van hei-equipment,<br />
heitechniek en hei-software<br />
Wereldwijd actief<br />
Kleinschalig, korte lijnen<br />
Flexibel en eigentijds<br />
Zeer succesvol<br />
De functie<br />
Brede adviesrol richting klant<br />
Theoretisch èn praktisch<br />
Op kantoor: advisering en deskresearch<br />
Op locatie: metingen en supervisie<br />
Onshore èn offshore<br />
Bedrijf helpen uitbouwen<br />
Delen in de winst<br />
Wil je meer weten over deze unieke carrièrekans?<br />
Zoek dan snel contact met ons voor meer info of kijk<br />
op de website.<br />
Wij garanderen 100% vertrouwelijkheid<br />
Senior Specialist Geotechniek<br />
Onze professionals binnen de divisie Mobiliteit werken<br />
aan het ontwerpen, contracteren en beheersen van<br />
projecten op het gebied van infrastructuur.<br />
ARCADIS is betrokken bij maatschappelijk relevante<br />
projecten zoals de Tweede Coentunnel, overkapping<br />
van de A2 bij Utrecht, VleuGel en A2 Maastricht.<br />
Deze projecten zijn veelal van multidisciplinaire aard<br />
in een complexe omgeving.<br />
Ben jij die professional die een belangrijke rol gaat<br />
spelen bij een van onze projecten? Wij zijn op zoek<br />
naar een Senior Specialist Geotechniek.<br />
Jij<br />
Voltooide HBO/WO-opleiding<br />
Geotechnisch gespecialiseerd<br />
3 - 10 jaar werkervaring<br />
Bereid om offshore te werken<br />
Flexibel en ondernemend<br />
Interesse?<br />
Kijk voor de volledige vacatureteksten en informatie<br />
over ARCADIS op onze internetsite. Of neem contact<br />
op met Remco Lensen, hoofd adviesgroep Tunnels en<br />
Geotechnische Constructies, tel. 06 2706 1170.<br />
Jouw brief en cv ontvangen wij graag via<br />
www.werkenbijarcadis.nl.<br />
Imagine the result
Uw partner bij stedelijke<br />
engineering<br />
De ondergrond is in ieder bouwproject een onzekere factor. Vooral in binnenstedelijk<br />
gebied zijn de risico’s groot. Deltares kan deze tot een minimum beperken. Daarvoor<br />
combineren we wetenschappelijke kennis, jarenlange praktijkervaring en diepgaande<br />
forensische expertise.<br />
Om faalkosten te verlagen is niet de beschikbaarheid van technische kennis<br />
doorslaggevend, maar de toepassing ervan op het juiste moment en de juiste manier.<br />
Risico- en procesmanagement vormen dan ook de ruggegraat van onze aanpak.<br />
Deltares – voor de zekerheid<br />
www.deltares.nl | info@deltares.nl | +31 88 335 7200