14.09.2013 Views

Constructiegrammatica en 'usage based' taalkunde - Arie Verhagen

Constructiegrammatica en 'usage based' taalkunde - Arie Verhagen

Constructiegrammatica en 'usage based' taalkunde - Arie Verhagen

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

•<br />

<strong>Constructiegrammatica</strong> <strong>en</strong> ‘usage based’<br />

<strong>taalkunde</strong><br />

Abstract<br />

<strong>Arie</strong> VerhAg<strong>en</strong>*<br />

This paper gives an overview of the constructional approach to grammar (morphology<br />

and syntax) as developed since Langacker (1987), and especially Goldberg (1995) and Jack<strong>en</strong>doff<br />

(1995). The first part of the paper deals with the motivation for a constructional<br />

approach, and with assumptions about the properties of constructions and the organisation<br />

of taxonomic networks of constructions, shared by all practitioners of the approach.<br />

The second part addresses the relation of constructional grammar to other linguistic issues<br />

and approaches, and especially some theoretical issues that have gained importance over<br />

the last few years: the role of memory, frequ<strong>en</strong>cy, and language acquisition –leading to,<br />

among other things, the disappearance of the assumption of an innate grammar-module<br />

(“UG”) and the rise of the so-called usage-based approach, which claims that properties<br />

of processes of language use and language acquisition explain the properties of language<br />

systems (m<strong>en</strong>tal grammars). In these areas, there are more differ<strong>en</strong>ces of opinion, a crucial<br />

one involving the question whether traditional abstract syntactic categories (Noun, Verb,<br />

etc.) and syntactic relations (Subject, Object, etc.) are reducible to properties of constructions.<br />

Finally, some issues and prospects for future research are sketched.<br />

1 Inleiding<br />

In het jaar dat Nederlandse Taalkunde in de steigers werd gezet, publiceerde Ray Jack<strong>en</strong>doff<br />

e<strong>en</strong> artikel over de gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> van het lexicon, dat in feite e<strong>en</strong> fundam<strong>en</strong>tele heroverweging<br />

inhield van de gr<strong>en</strong>s tuss<strong>en</strong> lexicon <strong>en</strong> grammatica. Ook in andere opzicht<strong>en</strong> was Jack<strong>en</strong>doff<br />

wel duidelijk over de richting van zijn d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> maar tegelijk voorzichtig in zijn pres<strong>en</strong>tatie,<br />

getuige bijvoorbeeld de volg<strong>en</strong>de uitspraak aan het slot:<br />

… the boundary betwe<strong>en</strong> lexicon and rules of grammar begins to blur. Along with<br />

Fillmore & Kay (1993) and in some s<strong>en</strong>se Langacker (1987), one might ev<strong>en</strong> want<br />

to view the core rules of phrase structure for a language as maximally underspeci­<br />

* Werkzaam bij de Opleiding Nederlands van de Universiteit Leid<strong>en</strong>, <strong>en</strong> verbond<strong>en</strong> aan het Leid<strong>en</strong> University<br />

C<strong>en</strong>tre for Linguistics (LUCL). Email­adres: <strong>Arie</strong>.Verhag<strong>en</strong>@let.Leid<strong>en</strong>Univ.nl. Graag wil ik Geert Booij, Ad<br />

Fool<strong>en</strong>, Dirk Geeraerts, Matthias Hüning, Theo Janss<strong>en</strong>, Ariane van Sant<strong>en</strong>, Joost Schilperoord <strong>en</strong> Ton van<br />

der Woud<strong>en</strong> bedank<strong>en</strong> voor opmerking<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> eerdere versie van dit artikel, <strong>en</strong> voor diverse suggesties <strong>en</strong><br />

additionele literatuurverwijzing<strong>en</strong>.<br />

Nederlandse Taalkunde, jaargang 10, 2005-3/4<br />

197


198<br />

<strong>Arie</strong> VerhAg<strong>en</strong><br />

fied constructional idioms. [...] A strict separation of lexicon and grammar [...] may<br />

prove to be but a methodological prejudice. (Jack<strong>en</strong>doff 1995:155/6)<br />

In hetzelfde jaar publiceerde Goldberg echter ook haar boek Constructions, dat zonder<br />

<strong>en</strong>ige terughoud<strong>en</strong>dheid e<strong>en</strong> veelomvatt<strong>en</strong>de <strong>en</strong> gedetailleerde uitwerking van dit idee<br />

pres<strong>en</strong>teert. Niet alle<strong>en</strong> geeft zij analyses van diverse constructionele idiom<strong>en</strong> (kortweg:<br />

constructies) met verschill<strong>en</strong>de grad<strong>en</strong> van specificiteit, die word<strong>en</strong> door haar bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />

ingebed in e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> kader van begripp<strong>en</strong> <strong>en</strong> principes van e<strong>en</strong> constructionele b<strong>en</strong>adering,<br />

overig<strong>en</strong>s ook met verwijzing naar Langacker (1987).<br />

Dat constructiegrammatica zich serieus aan het ontwikkel<strong>en</strong> was bleek ook bij het<br />

verschijn<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> herdruk van e<strong>en</strong> bundeling overzichtsstukk<strong>en</strong> over syntactische<br />

theorieën van e<strong>en</strong> jaar later (Brown & Miller 1996). Die bevatte twee geheel nieuwe tekst<strong>en</strong>:<br />

e<strong>en</strong> over het minimalistische programma, <strong>en</strong> e<strong>en</strong> over constructiegrammatica. Beide<br />

b<strong>en</strong>adering<strong>en</strong> war<strong>en</strong> in de jar<strong>en</strong> daarvoor k<strong>en</strong>nelijk zozeer tot ontwikkeling gekom<strong>en</strong> dat<br />

redactie <strong>en</strong> uitgever vond<strong>en</strong> dat ze niet mocht<strong>en</strong> ontbrek<strong>en</strong>.<br />

Het zijn beide in e<strong>en</strong> aantal opzicht<strong>en</strong> ook kinder<strong>en</strong> van dezelfde tijd, die van de<br />

ontwikkeling van de cognitiewet<strong>en</strong>schap. Zo is er overe<strong>en</strong>stemming over het belang van<br />

e<strong>en</strong> focus op onderzoek naar taalk<strong>en</strong>nis, <strong>en</strong> over de noodzaak om taalverwerving op te<br />

vatt<strong>en</strong> als iets anders dan e<strong>en</strong> proces van associatief ler<strong>en</strong>. In bepaalde andere opzicht<strong>en</strong><br />

verteg<strong>en</strong>woordig<strong>en</strong> ze echter wez<strong>en</strong>lijk verschill<strong>en</strong>de visies op aard <strong>en</strong> inhoud van de<br />

grammatica, <strong>en</strong> op de relatie tuss<strong>en</strong> grammatica <strong>en</strong> andere onderdel<strong>en</strong> van taalk<strong>en</strong>nis,<br />

alsook op de praktijk van de taalbeschrijving. Om met dat laatste te beginn<strong>en</strong>: terwijl verschijnsel<strong>en</strong><br />

die in het Minimalisme c<strong>en</strong>traal staan geïllustreerd word<strong>en</strong> met zinn<strong>en</strong> als The<br />

man will see the woman, John oft<strong>en</strong> kisses Mary <strong>en</strong> Who will read what? (Lasnik 2002), br<strong>en</strong>g<strong>en</strong><br />

constructiegrammatici gevall<strong>en</strong> te berde als The more you practice, the easier it will get, Max<br />

won’t eat shrimp, let alone squid <strong>en</strong> Bill slept the afternoon away (Croft & Cruse 2004, hfdst. 9).<br />

In de voorbeeld<strong>en</strong> manifesteert zich conc<strong>en</strong>tratie van aandacht op zeer globale aspect<strong>en</strong><br />

van syntactische structuur (onderwerp­gezegde­lijd<strong>en</strong>d voorwerp; vraagwoordplaatsing)<br />

in het Minimalisme, <strong>en</strong> op tamelijk specifieke patron<strong>en</strong> in het constructionele kamp (The<br />

X-er, the Y-er; Not X, let alone Y; to V-t i m e-away).<br />

Het verschil in visie komt pregnant tot uitdrukking in diametraal teg<strong>en</strong>gestelde opvatting<strong>en</strong><br />

over de status van het klassieke begrip “grammaticale constructie”. In de <strong>en</strong>e visie<br />

bestaan constructies niet echt, <strong>en</strong> zijn het hoogst<strong>en</strong>s epif<strong>en</strong>om<strong>en</strong><strong>en</strong> of artefact<strong>en</strong> van de<br />

beschrijving; in de andere vorm<strong>en</strong> ze juist het meest c<strong>en</strong>trale grammaticale verschijnsel.<br />

Chomsky verwoordt de eerste visie o.a. als volgt:<br />

U[niversal] G[rammar] provides a fixed system of principles and a finite array of<br />

finitely valued parameters. The language­particular rules reduce to choice of values<br />

for these parameters. The notion of grammatical construction is eliminated, and<br />

with it, construction­particular rules. (Chomsky 1993:4)<br />

De wet<strong>en</strong>schappelijke aantrekkelijkheid van dit programma is duidelijk: in het algeme<strong>en</strong><br />

betek<strong>en</strong>t het vooruitgang <strong>en</strong> verdieping van inzicht naarmate we er beter in slag<strong>en</strong> specifieke<br />

verschijnsel<strong>en</strong> te herleid<strong>en</strong> (reducer<strong>en</strong>) tot algem<strong>en</strong>e principes. Om die red<strong>en</strong> war<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn<br />

sommige taalkundig<strong>en</strong> überhaupt vaker met grammatica bezig dan met het lexicon: de eerste


•<br />

<strong>Constructiegrammatica</strong> <strong>en</strong> ‘usage based’ <strong>taalkunde</strong><br />

lijkt meer geleg<strong>en</strong>heid tot inzicht in wetmatighed<strong>en</strong> te bied<strong>en</strong>, omdat het om regels gaat, terwijl<br />

de laatste, als inv<strong>en</strong>taris van de woord<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> taal, weinig meer lijkt dan e<strong>en</strong> opsomming<br />

van arbitraire verbinding<strong>en</strong> van vorm<strong>en</strong> met betek<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>. Het is dus nogal opvall<strong>en</strong>d<br />

te noem<strong>en</strong> dat in dezelfde jar<strong>en</strong> ’90 ook e<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adering sterk is opgekom<strong>en</strong> die de notie<br />

“constructie” op de troon plaatst, <strong>en</strong> die er expliciet e<strong>en</strong> eer in stelt de grammatica e<strong>en</strong> ietwat<br />

uitgebreid soort lexicon te noem<strong>en</strong>. Wederom pregnant, nu in woord<strong>en</strong> van Goldberg:<br />

All levels of description are understood to involve pairings of form with semantic or<br />

discourse function, including morphemes or words, idioms, partially lexically filled<br />

and fully abstract phrasal patterns. […] The totality of our knowledge of language is<br />

captured by a network of constructions: a ‘construct­i­con.’ (Goldberg 2003:219)<br />

Wat kan de motivatie zijn om zo’n opvatting aantrekkelijk te vind<strong>en</strong>? Er is in ieder geval<br />

één wez<strong>en</strong>lijk punt, dat vanaf het begin van de ontwikkeling van de constructiegrammatica<br />

gegold<strong>en</strong> heeft, <strong>en</strong> dat gedeeld wordt door alle onderzoekers in deze b<strong>en</strong>adering, ook als<br />

de theoretische opvatting<strong>en</strong> uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>: ernstige empirische problem<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> reductie<br />

à la Chomsky. E<strong>en</strong> belangrijke wet<strong>en</strong>schappelijke drijfveer naast theoretische reductie is<br />

empirische dekking, <strong>en</strong> m<strong>en</strong> kan die natuurlijk ook prioriteit gev<strong>en</strong>. Zo heet het in e<strong>en</strong> programmatische<br />

formulering van <strong>en</strong>kele grondleggers van de constructionele b<strong>en</strong>adering:<br />

To adopt a constructional approach is to undertake a commitm<strong>en</strong>t in principle to<br />

account for the <strong>en</strong>tirety of each language. [voetnoot:] In practice, of course, there<br />

is not <strong>en</strong>ough time to study all the ph<strong>en</strong>om<strong>en</strong>a of any single language. The point<br />

here is that the construction grammarian does not have the luxury of setting aside<br />

any specific piece of problematical data as irrelevant to grammatical theory. (Kay &<br />

Fillmore 1999:1)<br />

Constructiegrammatici staan zichzelf niet toe e<strong>en</strong> onderscheid te mak<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> <strong>en</strong>erzijds<br />

e<strong>en</strong> door de veronderstelde universele theorie bepaalde kern van de grammatica<br />

van iedere specifieke taal, <strong>en</strong> anderzijds grammaticale verschijnsel<strong>en</strong> in de zog<strong>en</strong>oemde<br />

periferie, die zich aan UG zoud<strong>en</strong> mog<strong>en</strong> onttrekk<strong>en</strong>. De manier waarop Kay & Fillmore<br />

het formuler<strong>en</strong>, maakt duidelijk dat zij vooral bezwaar hebb<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de geleg<strong>en</strong>heid die<br />

dit onderscheid biedt om lastige empirische verschijnsel<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> de deur te houd<strong>en</strong>; we<br />

hor<strong>en</strong> ook als theoretici alle taalverschijnsel<strong>en</strong> serieus te nem<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dat impliceert voor<br />

h<strong>en</strong> e<strong>en</strong> constructionele b<strong>en</strong>adering.<br />

Met name de laatste jar<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> echter ook aan de constructionele kant theoretische<br />

overweging<strong>en</strong> steeds meer in gewicht toe. Ik begin hier echter aan de empirische kant.<br />

2 Constructies <strong>en</strong> constructiegrammatica<br />

2.1 Lexicon <strong>en</strong> grammatica als compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

Croft & Cruse (2004:225) stell<strong>en</strong> in hun inleid<strong>en</strong>de opmerking<strong>en</strong> over syntactisch onderzoek<br />

in de cognitieve linguïstiek: “It is not an exaggeration to say that construction grammar<br />

199


grew out of a concern to find a place for idiomatic expressions in the speaker’s knowledge<br />

of a grammar of their language.” Het bestaan van idiomatische uitdrukking<strong>en</strong> werpt nl. e<strong>en</strong><br />

probleem op voor e<strong>en</strong> gangbare visie op de taakverdeling tuss<strong>en</strong> lexicon <strong>en</strong> grammatica.<br />

Psychologisch gezi<strong>en</strong> is het lexicon e<strong>en</strong> onderdeel van het lange­termijngeheug<strong>en</strong>, nl.<br />

dat waarin k<strong>en</strong>nis van vorm­betek<strong>en</strong>isrelaties is vastgelegd. Die relaties heeft de taalgebruiker<br />

stuk voor stuk moet<strong>en</strong> ler<strong>en</strong>, vanwege het conv<strong>en</strong>tionele karakter van taaltek<strong>en</strong>s.<br />

Daarteg<strong>en</strong>over staat dan de grammatica. Psychologisch gezi<strong>en</strong> is dat natuurlijk ook e<strong>en</strong><br />

onderdeel van het lange­termijngeheug<strong>en</strong>, maar dit zou niet zozeer k<strong>en</strong>nis van losse<br />

vorm­betek<strong>en</strong>isrelaties bevatt<strong>en</strong>, als wel k<strong>en</strong>nis van wetmatighed<strong>en</strong>: 1 regels <strong>en</strong> principes<br />

voor de combinatie van taaltek<strong>en</strong>s tot grotere gehel<strong>en</strong>. Juist deze combinatieregels zoud<strong>en</strong><br />

de bron zijn van de productiviteit van taal: met de eindige hoeveelheid elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in het<br />

lexicon <strong>en</strong> e<strong>en</strong> eindige hoeveelheid regels, is het mogelijk e<strong>en</strong> in principe oneindige hoeveelheid<br />

taalbouwsels te mak<strong>en</strong>.<br />

Het verschil tuss<strong>en</strong> de roll<strong>en</strong> van grammatica <strong>en</strong> lexicon in zo’n compon<strong>en</strong>tieel taalkundig<br />

model is weergegev<strong>en</strong> in figuur 1 (vgl. Croft & Cruse 2004:225­229; Jack<strong>en</strong>doff<br />

2002, hfdst. 5).<br />

Figuur 1: E<strong>en</strong> compon<strong>en</strong>tieel model van taalk<strong>en</strong>nis<br />

In de fonologische compon<strong>en</strong>t word<strong>en</strong> regelmatighed<strong>en</strong> op het klankniveau van e<strong>en</strong> taal<br />

verantwoord (b.v. beperking<strong>en</strong> op klankcombinaties of de structuur van lettergrep<strong>en</strong>).<br />

In de semantische compon<strong>en</strong>t word<strong>en</strong> regelmatighed<strong>en</strong> op het conceptuele vlak verantwoord<br />

(b.v. implicatie­relaties). Tuss<strong>en</strong> het klankniveau <strong>en</strong> het betek<strong>en</strong>isniveau wordt<br />

bemiddeld door twee compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong> met twee verschill<strong>en</strong>de roll<strong>en</strong>.<br />

In het lexicon, in wez<strong>en</strong> de compon<strong>en</strong>t die k<strong>en</strong>nis van conv<strong>en</strong>ties omvat, wordt per<br />

specifiek elem<strong>en</strong>t informatie verschaft over de fonologische, grammaticale <strong>en</strong> semantische<br />

eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> ervan, dus gekoppeld. Daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> word<strong>en</strong> in de grammaticale compon<strong>en</strong>t<br />

algem<strong>en</strong>e regels gegev<strong>en</strong> voor de eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> van grotere gehel<strong>en</strong>.<br />

2.2 Idiom<strong>en</strong><br />

Het is op zich al lang bek<strong>en</strong>d dat idiomatische uitdrukking<strong>en</strong> niet volkom<strong>en</strong> probleemloos<br />

in het model van figuur 1 pass<strong>en</strong>, omdat ze zowel eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> van woord<strong>en</strong> (conv<strong>en</strong>tionaliteit,<br />

specificiteit) verton<strong>en</strong>, als grammaticale structuur (die geacht wordt het product<br />

1 Volg<strong>en</strong>s Langacker gaat deze manier van onderscheid<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> grammatica (regelmaat) <strong>en</strong> lexicon<br />

(uitzondering<strong>en</strong>) terug tot ver voor Chomsky:<br />

The invocation of regularity […] in defining [the] lexicon goes back to Bloomfield: “The lexicon is really<br />

an app<strong>en</strong>dix of the grammar, a list of basic irregularities.” (Bloomfield 1933 [Language]:274). (Langacker,<br />

te versch.)<br />

200<br />

lexicon<br />

semantische regels/repres<strong>en</strong>taties<br />

grammaticale regels/repres<strong>en</strong>taties<br />

fonologische regels/repres<strong>en</strong>taties<br />

<strong>Arie</strong> VerhAg<strong>en</strong>


<strong>Constructiegrammatica</strong> <strong>en</strong> ‘usage based’ <strong>taalkunde</strong><br />

van regeltoepassing te zijn). De functie van de uitdrukking Geef mijn portie maar aan Fikkie<br />

(aangev<strong>en</strong> dat je erg<strong>en</strong>s ge<strong>en</strong> zin (meer) in hebt, er niets van moet hebb<strong>en</strong>) hebb<strong>en</strong><br />

sprekers van het Nederlands moet<strong>en</strong> ler<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de uitdrukking is sam<strong>en</strong> met deze functie<br />

in hun lange­termijngeheug<strong>en</strong> opgeslag<strong>en</strong>, in het lexicon. Maar hij heeft wel degelijk ook<br />

grammaticale structuur. Het woord mijn blijft bijvoorbeeld herk<strong>en</strong>baar als het bezittelijk<br />

voornaamwoord van de eerste persoon, getuige ook incid<strong>en</strong>teel optred<strong>en</strong>de gevall<strong>en</strong> als<br />

Geef onze portie maar aan Fikkie, waarin onze ook daadwerkelijk e<strong>en</strong> meervoudige eerste<br />

persoon aanduidt.<br />

Nu zoud<strong>en</strong> idiomatische uitdrukking<strong>en</strong> natuurlijk de spreekwoordelijke uitzondering<br />

kunn<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dan ge<strong>en</strong> echt probleem hoev<strong>en</strong> zijn voor e<strong>en</strong> opvatting van de m<strong>en</strong>tale<br />

grammatica als e<strong>en</strong> maximaal regelmatig systeem, dat structur<strong>en</strong> produceert door<br />

middel van de toepassing van regels. Maar deze gedachte is e<strong>en</strong> illusie geblek<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dat<br />

heeft diverse grammatici ervan overtuigd dat e<strong>en</strong> wez<strong>en</strong>lijk andere b<strong>en</strong>adering dan de<br />

structureel­reductionistische nodig is. De onhoudbaarheid van de hoop dat idiom<strong>en</strong> uitzonderlijk<br />

zijn, begint al duidelijk te word<strong>en</strong> als we ons realiser<strong>en</strong> dat er naast vrijwel volledig<br />

gefixeerde gevall<strong>en</strong> nog veel méér gevall<strong>en</strong> zijn waarin de invulling van e<strong>en</strong> deel van<br />

de uitdrukking niet, of slechts in globale zin, is vastgelegd. Vaak voorkom<strong>en</strong>de variabele<br />

onderdel<strong>en</strong> zijn tijd <strong>en</strong> onderwerp van e<strong>en</strong> zin, maar elke mogelijke combinatie van vaste<br />

<strong>en</strong> variabele elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> komt voor. Enkele voorbeeld<strong>en</strong> (met andere variabele onderdel<strong>en</strong><br />

dan tijd <strong>en</strong> onderwerp aangeduid met hoofdletters):<br />

(1) aan de bak kom<strong>en</strong>, binn<strong>en</strong> de perk<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>/IETS ~ houd<strong>en</strong>, de baard in de keel hebb<strong>en</strong>/<br />

krijg<strong>en</strong>, eelt op de ziel hebb<strong>en</strong>/krijg<strong>en</strong>, flapp<strong>en</strong> tapp<strong>en</strong>, ge<strong>en</strong> be<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> om op te staan,<br />

hemel <strong>en</strong> aarde beweg<strong>en</strong>, IEMAND in de maling nem<strong>en</strong>, ja <strong>en</strong> am<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong> op IETS, korte<br />

mett<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> met IETS, lik op stuk krijg<strong>en</strong>/IEMAND ~ gev<strong>en</strong>, met de deur in huis vall<strong>en</strong>,<br />

niet mal<strong>en</strong> om IETS/IEMAND, og<strong>en</strong> als schoteltjes opzett<strong>en</strong>, poolshoogte nem<strong>en</strong> (van IETS),<br />

de pijp aan Maart<strong>en</strong> gev<strong>en</strong>, rok<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> ketter, slappe knieën hebb<strong>en</strong>/krijg<strong>en</strong>, tot het gaatje<br />

gaan, uit ZIJN dak gaan, van de <strong>en</strong>e verbazing in de andere vall<strong>en</strong>, water naar de zee drag<strong>en</strong>,<br />

ZICH de kaas niet van het brood lat<strong>en</strong> et<strong>en</strong>, Er is ge<strong>en</strong> kruid gewass<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> IETS, Er is ge<strong>en</strong><br />

peil te trekk<strong>en</strong> op IETS, Er helpt ge<strong>en</strong> moedertjelief aan IETS, Er zit e<strong>en</strong> steekje/schroefje los<br />

aan IEMAND, Er is ge<strong>en</strong> droog brood te verdi<strong>en</strong><strong>en</strong> met IETS, Er rust/ligt e<strong>en</strong> doem/vloek op<br />

IETS, De moed zinkt IEMAND in de scho<strong>en</strong><strong>en</strong>, Het hart klopt IEMAND in de keel, De schrik<br />

slaat IEMAND om het hart, IEMANDs hoofd staat nu (ev<strong>en</strong>) niet naar IETS, IEMANDs<br />

nekhar<strong>en</strong> gaan overeind staan (van IETS), IEMANDs verstand staat stil bij IETS.<br />

Al deze <strong>en</strong> soortgelijke frases moet<strong>en</strong> in het lexicon zijn opgeslag<strong>en</strong>, om de e<strong>en</strong>voudige<br />

red<strong>en</strong> dat ze eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> die niet volledig te berek<strong>en</strong><strong>en</strong> zijn op grond van de<br />

betek<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> die de afzonderlijke woord<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> willekeurige context hebb<strong>en</strong>, sam<strong>en</strong><br />

met algem<strong>en</strong>e regels voor de combinatie ervan. Tegelijk is bij deze uitdrukking<strong>en</strong> nog<br />

duidelijker dat ze niet, zoals losse woord<strong>en</strong>, structuurloos zijn, vanwege de aanwezigheid<br />

van variabel<strong>en</strong>.<br />

Het feit dat sommige grotere gehel<strong>en</strong> dan woord<strong>en</strong> uit het lexicon kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

opgehaald, <strong>en</strong> dat dat bepaald niet ongewoon is, impliceert e<strong>en</strong> behoorlijke uitbreiding van<br />

de rol van het lexicon in het verantwoord<strong>en</strong> van relaties tuss<strong>en</strong> vorm <strong>en</strong> betek<strong>en</strong>is, t<strong>en</strong><br />

opzichte van het beeld in figuur 1. Het lexicon moet in die figuur a.h.w. minst<strong>en</strong>s breder<br />

201


voorgesteld word<strong>en</strong>, t<strong>en</strong> koste van de grammaticale compon<strong>en</strong>t. Maar er is zelfs red<strong>en</strong> om<br />

te gaan twijfel<strong>en</strong> aan het hele onderscheid. Ik zal dit duidelijk mak<strong>en</strong> aan de hand van<br />

e<strong>en</strong> korte beschrijving van e<strong>en</strong> aantal abstractere constructies van het Nederlands dan de<br />

tot nu toe g<strong>en</strong>oemde vaste uitdrukking<strong>en</strong>, <strong>en</strong> daarmee tegelijk e<strong>en</strong> basis legg<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong><br />

bespreking van meer theoretische kwesties.<br />

2.3 Van idiom<strong>en</strong> naar constructies<br />

2.3.1 E<strong>en</strong> schat van e<strong>en</strong> kind<br />

E<strong>en</strong> voorbeeld van e<strong>en</strong> duidelijk abstractere constructie die toch e<strong>en</strong> idiomatisch karakter<br />

heeft, is de schat-van-e<strong>en</strong>-kind­constructie die in de Nederlandse <strong>taalkunde</strong> vooral bek<strong>en</strong>d<br />

is uit het werk van Paardekooper (1956). 2 Enkele voorbeeld<strong>en</strong>:<br />

(2) a e<strong>en</strong> schat van e<strong>en</strong> kind<br />

b die kast van e<strong>en</strong> woning<br />

c zo’n reus van e<strong>en</strong> hond<br />

Schematisch kan deze constructie als volgt voorgesteld word<strong>en</strong>:<br />

(3) [ Det – N 1 – van – (e<strong>en</strong>) N 2 ] N 2 die in buit<strong>en</strong>gewone mate k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>de eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong><br />

vertoont van N 1 (subjectief­evaluer<strong>en</strong>d)<br />

De schat-van-e<strong>en</strong>-kind­constructie illustreert fraai de geleidelijkheid van de overgang tuss<strong>en</strong><br />

wat traditioneel <strong>en</strong>erzijds idiom<strong>en</strong> word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd, <strong>en</strong> anderzijds grammaticale<br />

constructies. Niemand bestrijdt dat (3) tot de grammatica behoort, maar het verschilt niet<br />

kwalitatief van idiom<strong>en</strong> als in (1): het is e<strong>en</strong> conv<strong>en</strong>tionele verbinding van e<strong>en</strong> bepaalde<br />

uitdrukkingsvorm met e<strong>en</strong> bepaalde betek<strong>en</strong>is; er is alle<strong>en</strong> minder lexicaal materiaal<br />

gefixeerd in dit patroon dan in de meeste gevall<strong>en</strong> in (1). Daar hadd<strong>en</strong> we ook al van<br />

gezi<strong>en</strong> dat die zelf verschill<strong>en</strong>de grad<strong>en</strong> van verhouding tuss<strong>en</strong> vaste <strong>en</strong> variabele onderdel<strong>en</strong><br />

bevatt<strong>en</strong> (met zoiets als Geef mijn portie maar aan Fikkie als e<strong>en</strong> limietgeval van volledige<br />

gefixeerdheid); de schat-van-e<strong>en</strong>-kind­constructie gaat op deze schaal dus alle<strong>en</strong> maar iets<br />

verder in de richting van grotere abstractie.<br />

Het <strong>en</strong>ige verplichte elem<strong>en</strong>t in (3) dat volledig gespecificeerd is, is van. Het elem<strong>en</strong>t<br />

dat vervolg<strong>en</strong>s de minste variatie toestaat is wat er onmiddellijk op van volgt: dat moet e<strong>en</strong><br />

zijn, òf afwezig, maar dat laatste kan alle<strong>en</strong> als N 2 (<strong>en</strong> dan ook N 1 ) meervoudig is (Het zijn<br />

zulke schatt<strong>en</strong> van kinder<strong>en</strong>). Deze eig<strong>en</strong>schap heeft dit onderdeel van de constructie geme<strong>en</strong><br />

met het algem<strong>en</strong>e patroon voor onbepaalde nomina, waarmee het dan ook e<strong>en</strong> ouderkind­relatie<br />

heeft: we zegg<strong>en</strong> dat het deze eig<strong>en</strong>schap “erft” van het algem<strong>en</strong>ere patroon.<br />

Constructies <strong>en</strong> hun onderdel<strong>en</strong> hoev<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> ervingsrelaties met andere constructies te<br />

onderhoud<strong>en</strong>, maar dat komt wel vaak voor, zoals we zull<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>; op de achtergrond<br />

daarvan kom ik dan ook nog terug.<br />

2 Ook te vind<strong>en</strong> op de DBNL: http://www.dbnl.org/tekst/paar001scha01/. Zie ook Everaert (1992). Voor e<strong>en</strong><br />

vergelijking met andere Germaanse tal<strong>en</strong> <strong>en</strong> met Romaanse tal<strong>en</strong>, zie Fool<strong>en</strong> (2004).<br />

202<br />

<strong>Arie</strong> VerhAg<strong>en</strong>


<strong>Constructiegrammatica</strong> <strong>en</strong> ‘usage based’ <strong>taalkunde</strong><br />

De invulling van andere variabel<strong>en</strong> is ook aan beperking<strong>en</strong> onderhevig, waarbij sommige<br />

specifieker zijn dan andere. Er kunn<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de determinator<strong>en</strong> op de eerste<br />

plaats staan, zoals (2) demonstreert, maar de meest neutrale gevall<strong>en</strong> de <strong>en</strong> het juist niet,<br />

wat sam<strong>en</strong>hangt met het subjectieve, emotionele karakter van de betek<strong>en</strong>is van het<br />

geheel: de constructie erft dus relevante eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> van algem<strong>en</strong>ere patron<strong>en</strong>, behalve<br />

als ze in strijd zijn met de specificatie van de concretere constructie zelf. 3<br />

Voor wat er in N 1 kan staan geeft Paardekooper e<strong>en</strong> alfabetische opsomming (adder, …,<br />

zaal), waarbij hij aantek<strong>en</strong>t dat de led<strong>en</strong> ervan “in dit paradigma als betek<strong>en</strong>is e<strong>en</strong> ‘buit<strong>en</strong>gewone<br />

eig<strong>en</strong>schap’ geme<strong>en</strong>” hebb<strong>en</strong>, wederom iets dat sam<strong>en</strong>hangt met de subjectieve,<br />

evaluer<strong>en</strong>de functie van het geheel. Er zijn ook analogische uitbreiding<strong>en</strong> van het sjabloon<br />

mogelijk met behoud van het specifieke semantische karakter, waarvan niet aannemelijk<br />

is dat ze al opgeslag<strong>en</strong> zijn, bijvoorbeeld Dat zul je wel e<strong>en</strong> fossiel van e<strong>en</strong> opmerking vind<strong>en</strong>.<br />

Voor N 2 geld<strong>en</strong> de minste beperking<strong>en</strong>. Paardekooper geeft hier ge<strong>en</strong> opsomming, maar<br />

alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> zekere inperking: stofnam<strong>en</strong> zijn uitgeslot<strong>en</strong> (zand, klei, melk), ev<strong>en</strong>als meervoudige<br />

eig<strong>en</strong>nam<strong>en</strong> die in zinsverband altijd met de gecombineerd word<strong>en</strong> (de Pyr<strong>en</strong>eeën);<br />

semantisch gezi<strong>en</strong> moet het om telbare zak<strong>en</strong> gaan. E<strong>en</strong> extra bijzonderheid is nog dat de<br />

mogelijke invulling<strong>en</strong> van Det, N 1 <strong>en</strong> N 2 van elkaar afhankelijk zijn, met name: de beide<br />

nomina moet<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>kom<strong>en</strong> in getal (*e<strong>en</strong> schat van kinder<strong>en</strong>). E<strong>en</strong> andere idiosyncratische<br />

syntactische eig<strong>en</strong>schap van het patroon is dat N 2 <strong>en</strong> niet N 1 in grammaticaal geslacht<br />

overe<strong>en</strong>komt met e<strong>en</strong> betrekkelijk voornaamwoord: het is E<strong>en</strong> schat van e<strong>en</strong> kind dat overdag<br />

heel weinig slaapt maar heel veel lacht <strong>en</strong> niet *E<strong>en</strong> schat van e<strong>en</strong> kind die…. Dit f<strong>en</strong>ome<strong>en</strong> is<br />

niet voorspelbaar op grond van de eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> van het algem<strong>en</strong>e patroon waarmee (3)<br />

overe<strong>en</strong>komt (X–van–Y), maar wel in overe<strong>en</strong>stemming met het feit dat het hele patroon<br />

e<strong>en</strong> soort N 2 aanduidt, zoals aangegev<strong>en</strong> in de semantische beschrijving van (3).<br />

Merk op dat de constructie productief is. Elk nieuw woord dat voldoet aan het criterium<br />

van telbaarheid, kan ingevuld word<strong>en</strong> op de plaats van N 2. Ook de verzameling elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

in N 1 kan <strong>en</strong>igszins uitgebreid word<strong>en</strong> (mits het gekoz<strong>en</strong> elem<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> evalueerbare buit<strong>en</strong>gewone<br />

eig<strong>en</strong>schap aan kan duid<strong>en</strong>) – we zoud<strong>en</strong> dit deel van de constructie “semi­productief”<br />

kunn<strong>en</strong> noem<strong>en</strong>, net zoals diverse morfologische categorieën (Booij 2002). Dat<br />

impliceert dat we de notie “productiviteit” los moet<strong>en</strong> koppel<strong>en</strong> van de notie “algem<strong>en</strong>e<br />

regel”. Sommige specifieke, idiomatische patron<strong>en</strong> zijn niet alle<strong>en</strong> maar uitzondering<strong>en</strong> op<br />

de algem<strong>en</strong>e regels, maar zelf e<strong>en</strong> bron van nieuwe uitdrukking<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dat kunn<strong>en</strong> er in<br />

principe onbepaald veel zijn.<br />

E<strong>en</strong> patroon als in (3) maakt dus deel uit van de taalk<strong>en</strong>nis van iemand die Nederlands<br />

als moedertaal geleerd heeft; het ligt opgeslag<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> patroon waarmee (in principe<br />

onbepaald veel) uiting<strong>en</strong> herk<strong>en</strong>d <strong>en</strong> geproduceerd kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Bepaalde veelgebruikte<br />

specifieke gevall<strong>en</strong> als schat van e<strong>en</strong> kind, boom van e<strong>en</strong> kerel, <strong>en</strong> kast van e<strong>en</strong> huis zijn<br />

ongetwijfeld zelf ook opgeslag<strong>en</strong>, maar de minder specifieke idiomatische formule in (3)<br />

ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s. De g<strong>en</strong>oemde meer concrete gevall<strong>en</strong> erv<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> van (3), <strong>en</strong> dat vertoont<br />

bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> productiviteit. De algem<strong>en</strong>ere constructie erft zelf weer eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong><br />

van nog algem<strong>en</strong>ere patron<strong>en</strong> die ook overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> specificer<strong>en</strong> met andere woord­<br />

3 Dit idee is dan ook in wez<strong>en</strong> hetzelfde als dat van ‘lexicale redundantieregels’ in Jack<strong>en</strong>doff (1975), zij het dat<br />

die beperkt zijn tot woordvorming. Zie verder paragraaf 2.3.3.<br />

203


groep<strong>en</strong> (waaronder automatisch ook gevall<strong>en</strong> als de speelgoedbeer van e<strong>en</strong> jongetje), voor<br />

zover de eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> van het concretere patroon daar niet mee in strijd zijn.<br />

2.3.2 Zich e<strong>en</strong> weg ban<strong>en</strong><br />

E<strong>en</strong> ander voorbeeld is de weg­constructie (Verhag<strong>en</strong> 2003), die t<strong>en</strong> grondslag ligt aan<br />

zinn<strong>en</strong> als in (4):<br />

(4) a Hij baande zich e<strong>en</strong> weg naar buit<strong>en</strong>.<br />

b Zo blufte zij zich e<strong>en</strong> weg uit Auschwitz.<br />

c We zapp<strong>en</strong> ons e<strong>en</strong> weg door het lev<strong>en</strong>.<br />

Ook hier hebb<strong>en</strong> we te mak<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> tamelijk abstract patroon, dat toch geheel als e<strong>en</strong><br />

constructioneel idioom is te karakteriser<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> schematische weergave is (5):<br />

(5) [ NP – r e f l [kort] – e<strong>en</strong> weg – V – PP/Adv ] NP creëert e<strong>en</strong> weg <strong>en</strong> legt die af<br />

–d.m.v. activiteit V– in e<strong>en</strong> domein<br />

gespeci ficeerd in PP/Adv<br />

De constructie is productief. De variabel<strong>en</strong> V <strong>en</strong> PP/Adv kunn<strong>en</strong> iedere waarde aannem<strong>en</strong><br />

die compatibel is met de betek<strong>en</strong>is van de constructie. Maar het werkwoord ban<strong>en</strong><br />

is bijzonder omdat het alle<strong>en</strong> in de combinatie met (e<strong>en</strong>) weg voorkomt, <strong>en</strong> de betek<strong>en</strong>is<br />

ervan niet te omschrijv<strong>en</strong> is zonder naar e<strong>en</strong> patroon als (5) te verwijz<strong>en</strong>; bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is<br />

ban<strong>en</strong> verantwoordelijk voor meer dan de helft van de gebruiksgevall<strong>en</strong> van (5). Ook het<br />

complete, specifiekere patroon zich e<strong>en</strong> weg ban<strong>en</strong> is dus opgeslag<strong>en</strong>, als prototype van (5),<br />

waarvan het dan ook alle eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> erft. Ban<strong>en</strong> komt daarnaast alle<strong>en</strong> nog voor in e<strong>en</strong><br />

andere combinatie met weg: de weg ban<strong>en</strong> voor i e t s/i e m a n d, zoals in (6):<br />

(6) Zo baande hij de weg voor e<strong>en</strong> compromis.<br />

Deze twee patron<strong>en</strong> waarin ban<strong>en</strong> als ‘default’­werkwoord optreedt zijn uiteraard verwant.<br />

Ze del<strong>en</strong> vormelijke <strong>en</strong> daaraan gerelateerde semantische eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> (met name<br />

het aspect van het verwijder<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> of andere hindernis). Toch zijn ze niet van e<strong>en</strong><br />

ander abstracter patroon afgeleid. Als er e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> patroon bestond van het type ban<strong>en</strong><br />

[ NP d e t weg], dan zoud<strong>en</strong> ook uitdrukking<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong> als *Hij baande zich de weg<br />

naar buit<strong>en</strong>, maar dat is niet zo (anders dan in het Duits; Verhag<strong>en</strong> 2003:344/5). Kortom,<br />

beide specifieke templat<strong>en</strong> zijn ieder apart opgeslag<strong>en</strong>, maar met e<strong>en</strong> bepaalde redundantie:<br />

de combinatie ban<strong>en</strong>+weg correspondeert in beide gevall<strong>en</strong> met dezelfde semantische<br />

compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van de constructies.<br />

E<strong>en</strong> dergelijke situatie is niet ongewoon. E<strong>en</strong> ander patroon waarmee (5) eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong><br />

deelt zonder dat er e<strong>en</strong> abstracter patroon is waarvan beide afleidbaar zijn, is te zi<strong>en</strong><br />

in gevall<strong>en</strong> als de volg<strong>en</strong>de (Verhag<strong>en</strong> 2003:341):<br />

(7) Hij vocht zich naar buit<strong>en</strong>.<br />

(8) Hij worstelde zich door het artikel.<br />

(9) Hij bewoog zich voorzichtig in de richting van de uitgang.<br />

204<br />

<strong>Arie</strong> VerhAg<strong>en</strong>


<strong>Constructiegrammatica</strong> <strong>en</strong> ‘usage based’ <strong>taalkunde</strong><br />

Zoals uit de voorbeeld<strong>en</strong> blijkt, staat dit reflexieve patroon bijvoorbeeld wel e<strong>en</strong> lezing toe<br />

waarin e<strong>en</strong> hindernis wordt verwijderd, maar is die niet verplicht (getuige (9)), anders dan<br />

in gevall<strong>en</strong> van de weg­constructie (5).<br />

Er zijn ook overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de reflexieve weg­constructie <strong>en</strong> andere ditransitieve<br />

zinn<strong>en</strong>, zoals de volg<strong>en</strong>de:<br />

(10) Het hart klopt hem in de keel.<br />

(11) Ze hebb<strong>en</strong> me op de vingers getikt.<br />

Immers, het reflexieve elem<strong>en</strong>t in (5) functioneert als e<strong>en</strong> possessieve datief (merk op dat<br />

de Engelse p<strong>en</strong>dant van de weg­constructie e<strong>en</strong> possessief pronom<strong>en</strong> heeft: to make one’s<br />

way), <strong>en</strong> de pronomina in (10) <strong>en</strong> (11) zijn dat ook. Zoals Hüning (2003:151­153) vaststelt,<br />

is dit echter, anders dan in het Duits, ge<strong>en</strong> productieve constructie in het standaard­Nederlands;<br />

er zijn ge<strong>en</strong> zinn<strong>en</strong> te vorm<strong>en</strong> zoals (12):<br />

(12) *Ik heb me het be<strong>en</strong> gebrok<strong>en</strong>.<br />

Kortom, er zijn wel e<strong>en</strong> aantal (vrij veel zelfs) idiomatische gevall<strong>en</strong> met possessieve<br />

datiev<strong>en</strong> in het Nederlands, maar ze zijn stuk voor stuk apart opgeslag<strong>en</strong>, zonder dat het<br />

patroon dat erover g<strong>en</strong>eraliseert zelf e<strong>en</strong> productief templaat van de taal is: het standaard­<br />

Nederlands k<strong>en</strong>t ge<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e possessieve­datief­constructie. Wat hier dus wederom<br />

blijkt, net als bij de schat-van-e<strong>en</strong>-kind­constructie, is dat abstractheid <strong>en</strong> productiviteit<br />

onafhankelijke eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> zijn. Abstracte g<strong>en</strong>eralisaties (zoals het algem<strong>en</strong>e patroon<br />

van de possessieve datief) hoev<strong>en</strong> niet productief te zijn, maar e<strong>en</strong> concreter patroon als<br />

de weg­constructie is het wel. Al met al impliceert dit e<strong>en</strong> verdere vrij forse wijziging van<br />

het gangbare beeld van algem<strong>en</strong>e patron<strong>en</strong> <strong>en</strong> specifieke items: sommige van die laatste<br />

zijn wat productiviteit betreft niet te onderscheid<strong>en</strong> van regels, sommige van de eerste zijn<br />

niet meer dan e<strong>en</strong> verzameling van specifieke, individuele gevall<strong>en</strong>.<br />

2.3.3 Ver-kwist<strong>en</strong><br />

De organisatie van e<strong>en</strong> syntactische constructie als de weg­constructie (met e<strong>en</strong> hiërarchie<br />

van apart opgeslag<strong>en</strong>, onherleidbare gevall<strong>en</strong> zoals ban<strong>en</strong>, <strong>en</strong> iets meer algem<strong>en</strong>e productieve<br />

patron<strong>en</strong>) lijkt sterk op de organisatie van morfologische categorieën. Die zijn inderdaad<br />

in dezelfde term<strong>en</strong> te beschrijv<strong>en</strong>. Als voorbeeld neem ik hier wat ik voor het gemak<br />

noem de ver-kwist<strong>en</strong>­constructie (De Vries 1975). Voorbeeld<strong>en</strong> ervan zijn:<br />

(13) Hij heeft de hele middag verslap<strong>en</strong><br />

(14) Ze hebb<strong>en</strong> hun tijd verpraat<br />

(15) Hij vergokte zijn erf<strong>en</strong>is<br />

Ook dit is e<strong>en</strong> <strong>en</strong>igszins abstract patroon, dat net als de weg­constructie (5) e<strong>en</strong> constructioneel<br />

idioom vormt. 4 E<strong>en</strong> schematische weergave ervan is (16):<br />

4 Het is in dit verband interessant om op te merk<strong>en</strong> dat de Engelse p<strong>en</strong>dant van de Nederlandse constructie (16)<br />

de zgn. time-away­constructie is (vgl. Verhag<strong>en</strong> 2002:430­434), e<strong>en</strong> evid<strong>en</strong>t syntactisch templaat.<br />

205


(16) [ NP 1 – [ver[V]] – NP 2 ] NP 1 verbruikt NP 2 (iets waardevols) geheel, in e<strong>en</strong><br />

activiteit aangeduid door V (negatief evaluer<strong>en</strong>d)<br />

Enkele gevall<strong>en</strong> ervan zijn verdo<strong>en</strong>, verdrom<strong>en</strong>, verlummel<strong>en</strong>, verslap<strong>en</strong>, verklets<strong>en</strong>, verlull<strong>en</strong>,<br />

verprat<strong>en</strong>, verdobbel<strong>en</strong>, vergokk<strong>en</strong>, verrok<strong>en</strong>, verschiet<strong>en</strong>, versnoep<strong>en</strong>, verspel<strong>en</strong>, verzuip<strong>en</strong>. In elk<br />

van deze gevall<strong>en</strong> is dezelfde constructievorm met dezelfde betek<strong>en</strong>is te herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>. En dit<br />

patroon is ook e<strong>en</strong> basis voor nieuwe combinaties, zoals het “verbell<strong>en</strong>” van het beltegoed<br />

van e<strong>en</strong> mobiele telefoon.<br />

Daarnaast zijn er echter ook specifieke invulling<strong>en</strong> van V in (16) die, net zoals ban<strong>en</strong><br />

in (5), uitsluit<strong>en</strong>d in deze combinatie voorkom<strong>en</strong>: verkwansel<strong>en</strong>, verkwist<strong>en</strong> <strong>en</strong> verspill<strong>en</strong> (er<br />

zijn ge<strong>en</strong> zelfstandige werkwoord<strong>en</strong> kwansel<strong>en</strong>, kwist<strong>en</strong> <strong>en</strong> spill<strong>en</strong>). Het kan dus niet anders<br />

of deze gevall<strong>en</strong> zijn apart opgeslag<strong>en</strong>; 5 desalniettemin erv<strong>en</strong> ze eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> van de<br />

algem<strong>en</strong>e constructie, <strong>en</strong> net als ban<strong>en</strong> in (5) mak<strong>en</strong> ze het mogelijk de betek<strong>en</strong>is van de<br />

constructie te realiser<strong>en</strong> zonder e<strong>en</strong> actie te hoev<strong>en</strong> specificer<strong>en</strong> waarvan het verkwist<strong>en</strong><br />

het gevolg is.<br />

De repres<strong>en</strong>tatie in (16) geeft tegelijk informatie over de interne bouw van e<strong>en</strong> woord<br />

(morfologisch) <strong>en</strong> over de bouw van e<strong>en</strong> woordgroep (syntactisch). Dit levert duidelijk<br />

de meest directe beschrijving van de onderhavige constructie op, maar we zoud<strong>en</strong> ons<br />

af kunn<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong> of het ook per se nodig is. In principe zoud<strong>en</strong> we ook e<strong>en</strong> apart puursyntactisch<br />

patroon voor transitieve werkwoordgroep<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> postuler<strong>en</strong>, <strong>en</strong> daarnaast<br />

e<strong>en</strong> morfologisch patroon dat bepaalde transitieve werkwoord<strong>en</strong> verantwoordt. Booij (te<br />

versch.) toont echter aan dat er syntactische process<strong>en</strong> zijn die naar de interne structuur<br />

van woord<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> verwijz<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> voorbeeld daarvan is de Nederlandse constructie met<br />

p o s s X-<strong>en</strong>, waar op de plaats van X o.a. telwoord<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong> (We kom<strong>en</strong> met ons<br />

drieën). Telwoord<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> in het Nederlands in het meervoud voorkom<strong>en</strong>, waarbij de<br />

keuze tuss<strong>en</strong> ­s <strong>en</strong> ­<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e (fonologische) regels volgt, waardoor zev<strong>en</strong> in het meervoud<br />

zev<strong>en</strong>s luidt (Ik had drie zev<strong>en</strong>s op m’n rapport). In de bov<strong>en</strong>g<strong>en</strong>oemde uitdrukking<br />

treedt echter niet dit regelmatige meervoud op, maar ­<strong>en</strong>: met ons zev<strong>en</strong><strong>en</strong>. We kunn<strong>en</strong> dus<br />

niet volstaan met te zegg<strong>en</strong> dat er e<strong>en</strong> telwoord met het k<strong>en</strong>merk ‘meervoud’ (zonder dat<br />

de interne woordstructuur zichtbaar is) in de constructie optreedt: de morfologische <strong>en</strong> de<br />

syntactische structuur zijn van elkaar afhankelijk. 6 Gegev<strong>en</strong> dat in ieder geval sommige<br />

morfologische <strong>en</strong> syntactische constructies met elkaar verwev<strong>en</strong> zijn, is de aanname van<br />

de repres<strong>en</strong>tatie in (16), zonder opsplitsing in e<strong>en</strong> deel voor het woordniveau in het lexicon<br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> voor het woordgroepniveau in de syntaxis, niet alle<strong>en</strong> onproblematisch, maar<br />

ook te preferer<strong>en</strong> omdat die het e<strong>en</strong>voudigst <strong>en</strong> meest transparant is.<br />

5 Overig<strong>en</strong>s net zoals andere ‘gevestigde’ verbinding<strong>en</strong> zoals verdo<strong>en</strong> <strong>en</strong> vergokk<strong>en</strong> bij dit patroon, of kast van<br />

e<strong>en</strong> huis bij de schat-van-e<strong>en</strong>-kind­constructie (eind van par. 2.3.1). Dit is in feite e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong>de<br />

situatie, die we ook bij de nog te behandel<strong>en</strong> constructies zull<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>kom<strong>en</strong>: dat e<strong>en</strong> specifiek patroon in<br />

overe<strong>en</strong>stemming is met e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> patroon, <strong>en</strong> dus in principe afgeleid kan word<strong>en</strong> van dat laatste, wil nog<br />

niet zegg<strong>en</strong> dat dat ook zou moet<strong>en</strong>. Dat zou e<strong>en</strong> typisch geval zijn van de ‘rule/list fallacy’ (Langacker 1988).<br />

Op de achtergrond hiervan kom ik terug in het theoretische deel van dit artikel, m.n. par. 3.4.<br />

6 E<strong>en</strong> ander verschijnsel dat fraai demonstreert dat (complexe) woord<strong>en</strong> <strong>en</strong> syntactische patron<strong>en</strong> niet tot gescheid<strong>en</strong><br />

compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong> behor<strong>en</strong> zijn de in het Nederlands veel voorkom<strong>en</strong>de scheidbaar­sam<strong>en</strong>gestelde werkwoord<strong>en</strong>, van<br />

het type opbell<strong>en</strong> <strong>en</strong> afwass<strong>en</strong>. Zie Booij (2002:320­325) <strong>en</strong> vooral Blom (2005, i.h.b. hfdst. 8).<br />

206<br />

<strong>Arie</strong> VerhAg<strong>en</strong>


<strong>Constructiegrammatica</strong> <strong>en</strong> ‘usage based’ <strong>taalkunde</strong><br />

2.3.4 Viss<strong>en</strong> zijn<br />

E<strong>en</strong> nog wat schematischer geval dan de weg­constructie is de zogehet<strong>en</strong> abs<strong>en</strong>tief in het<br />

Nederlands (De Groot 1995, 2000). Enkele voorbeeld<strong>en</strong>:<br />

(17) a Jan is viss<strong>en</strong>.<br />

b Marie is e<strong>en</strong> brief post<strong>en</strong>.<br />

c Ik b<strong>en</strong> boodschapp<strong>en</strong> do<strong>en</strong>.<br />

Het patroon in kwestie kan grofweg weergegev<strong>en</strong> word<strong>en</strong> als in (18):<br />

(18) [ NP – zijn – VP INF ] NP is tijdelijk afwezig omdat NP bezig is met activiteit VP<br />

Voor details, o.a. wat de paradigma’s voor NP <strong>en</strong> de infinitiefgroep betreft, verwijs ik naar<br />

de artikel<strong>en</strong> van De Groot. Ook in dit geval is er verwantschap met andere constructies<br />

zonder dat ze herleidbaar zijn tot e<strong>en</strong>zelfde abstracte constructie. Weliswaar lijkt de abs<strong>en</strong>tief<br />

overe<strong>en</strong> te kom<strong>en</strong> met de progressieve aan-het–infinitief­constructie (voor e<strong>en</strong> analyse<br />

daarvan in e<strong>en</strong> constructioneel kader, zie Booij 2004), maar met name de semantische verschill<strong>en</strong><br />

zijn vrij groot. Om te beginn<strong>en</strong> natuurlijk op het voor de abs<strong>en</strong>tief k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>de<br />

punt van afwezigheid, dat ontbreekt bij de progressief. Maar ook op subtielere punt<strong>en</strong> zijn<br />

er verschill<strong>en</strong>. Zo impliceert de abs<strong>en</strong>tief niet dat de refer<strong>en</strong>t van de NP de activiteit op het<br />

mom<strong>en</strong>t van sprek<strong>en</strong> daadwerkelijk aan het uitvoer<strong>en</strong> is: (17)a is ook goed te gebruik<strong>en</strong><br />

als Jan net op de fiets is gestapt, terwijl Jan is aan het viss<strong>en</strong> aangeeft dat de vis­activiteit nu<br />

plaatsvindt. Beide constructies gev<strong>en</strong> wel e<strong>en</strong> proces met e<strong>en</strong> zekere duur aan, maar e<strong>en</strong><br />

verschil is dan toch ook weer dat die in het geval van de abs<strong>en</strong>tief uitdrukkelijk begr<strong>en</strong>sd<br />

is: Hij is train<strong>en</strong> impliceert e<strong>en</strong> relatief korte, e<strong>en</strong>malige trainingsactiviteit, terwijl Hij is aan<br />

het train<strong>en</strong> heel goed kan slaan op e<strong>en</strong> heel trainingsprogramma (b.v. voor de marathon)<br />

waarvan de duur onbepaald is.<br />

Sterkere semantische overe<strong>en</strong>komst is er met e<strong>en</strong> andere constructie: NP–zijn–uit–infinitief<br />

(Jan is uit viss<strong>en</strong>, Ze zijn uit et<strong>en</strong>; vgl. Haeseryn e.a. 1997:1033­1035). Het paradigma<br />

voor de infinitief is hier beperkter dan in de abs<strong>en</strong>tief (de infinitief moet e<strong>en</strong> recreatieve<br />

activiteit aanduid<strong>en</strong>, <strong>en</strong> transitieve werkwoordgroep<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong> niet mogelijk; Haeseryn e.a.<br />

1997:1055/6), maar alle eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> van de abs<strong>en</strong>tief zijn ook op dit patroon van toepassing.<br />

Wellicht is het goed te beschouw<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> ‘bl<strong>en</strong>d’ van de abs<strong>en</strong>tief <strong>en</strong> de uitdrukking<br />

uit zijn, met erving van de eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> van deze beide ouders in het taxonomische<br />

netwerk van constructies.<br />

2.3.5 Hoe komt de zee zo zout?<br />

E<strong>en</strong> duidelijk voorbeeld van zo’n gem<strong>en</strong>gde constructie is Hoe kom–-X-zo-Y?, geïllustreerd<br />

in (19):<br />

(19) a Hoe kom je zo gek?<br />

b Hoe komt de post administratiekost<strong>en</strong> zo hoog?<br />

Het werkwoord kom<strong>en</strong> vervult hierin e<strong>en</strong> copula­functie (Sass<strong>en</strong> 1978): het verbindt<br />

immers e<strong>en</strong> subject met e<strong>en</strong> nominaal predikaat. Maar kom<strong>en</strong> is niet in algem<strong>en</strong>e zin e<strong>en</strong><br />

207


koppelwerkwoord van het Nederlands. Het komt wel e<strong>en</strong>s in andere verband<strong>en</strong> voor met<br />

e<strong>en</strong> copula­functie, zoals in Annie komt morg<strong>en</strong> vrij, Het gebouw kwam gereed in juni, maar dat<br />

zijn specifieke verbinding<strong>en</strong> (vrij kom<strong>en</strong> heeft, anders dan vrij word<strong>en</strong>, de specifieke betek<strong>en</strong>is<br />

“uit gevang<strong>en</strong>schap” <strong>en</strong> laat nauwelijks verdere modificatie toe). Behalve in verbinding<strong>en</strong><br />

met andere woord<strong>en</strong> treedt het dus ook op in het bov<strong>en</strong>g<strong>en</strong>oemde specifieke templaat. Dit<br />

impliceert dat copula­constructies niet afdo<strong>en</strong>de beschrev<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> als projecties<br />

van led<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> onafhankelijk geïd<strong>en</strong>tificeerde (abstracte) woordsoort koppelwerkwoord<strong>en</strong>.<br />

Integ<strong>en</strong>deel, koppelwerkwoord<strong>en</strong> zijn k<strong>en</strong>nelijk niets anders dan die elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

die de werkwoordpositie vull<strong>en</strong> in gevall<strong>en</strong> van nominale­predikaat­constructies, inclusief<br />

gevall<strong>en</strong> van diverse concretere templat<strong>en</strong> in het netwerk van die constructies.<br />

Er zijn bij (19) ge<strong>en</strong> analoge bewer<strong>en</strong>de zinn<strong>en</strong> te vorm<strong>en</strong> (*Daardoor/Op die manier<br />

kwam hij zo gek). Het templaat Hoe kom–-X-zo-Y? is wel e<strong>en</strong> lid van de familie van copulaconstructies,<br />

<strong>en</strong> deelt eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> met andere led<strong>en</strong> (geërfd van algem<strong>en</strong>ere templat<strong>en</strong>),<br />

maar het is wel degelijk apart als e<strong>en</strong>heid van vorm <strong>en</strong> functie opgeslag<strong>en</strong>. Tegelijk is<br />

hetzelfde templaat ook lid van andere families, waar in het bijzonder ook vrag<strong>en</strong> van het<br />

type Hoe komt het dat…? toe behor<strong>en</strong>. Eén bijzondere eig<strong>en</strong>schap die het daarmee deelt is<br />

dat het elem<strong>en</strong>t Hoe niet naar e<strong>en</strong> wijze vraagt, maar naar e<strong>en</strong> oorzaak: Hoe-komt­vrag<strong>en</strong><br />

zijn vrag<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> verklaring. Apart voor het onderhavige templaat is wel dat het e<strong>en</strong><br />

zekere verbazing uitdrukt; aan de vorm­kant hangt dat sam<strong>en</strong> met het vrijwel verplichte<br />

karakter van het elem<strong>en</strong>t zo. 7 Het wordt e<strong>en</strong>tonig, maar ook hier geldt dus weer: er is duidelijk<br />

sprake van overlap tuss<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de Hoe-komt­constructies, maar de g<strong>en</strong>eralisatie<br />

daarover heeft niet zelf de status van e<strong>en</strong> productieve regel: e<strong>en</strong> vraag van het type *Hoe<br />

komt de begroting dit jaar lager? (vgl. Hoe komt het dat de begroting dit jaar lager is?) kan niet<br />

gevormd word<strong>en</strong>.<br />

De Hoe kom–-X-zo-Y?­constructie is dus, als onderdeel van iemands k<strong>en</strong>nis van het<br />

Nederlands, e<strong>en</strong> ‘bl<strong>en</strong>d’ van verschill<strong>en</strong>de algem<strong>en</strong>ere constructies: in ieder geval de<br />

copula­constructie <strong>en</strong> de Hoe kom–­vraag­constructie. 8<br />

Ook voor dit patroon geldt weer dat het zelf behoorlijk productief is, d.w.z. te combiner<strong>en</strong><br />

met in principe vrij te kiez<strong>en</strong> waard<strong>en</strong> voor de variabel<strong>en</strong> X <strong>en</strong> Y (mits pass<strong>en</strong>d bij<br />

de betek<strong>en</strong>is van de constructie), getuige voorbeeld<strong>en</strong> als (20) <strong>en</strong> (21):<br />

(20) Hoe kom<strong>en</strong> diepvriesdoperwtjes toch zo gifgro<strong>en</strong>.<br />

(21) Hoe kom<strong>en</strong> de tass<strong>en</strong> van de postbode zo stampvol?<br />

De constructie heeft zich k<strong>en</strong>nelijk zelfs zozeer als e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>heid verzelfstandigd, dat de<br />

plaats van Y ook ing<strong>en</strong>om<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> niet­adjectivische woordgroep die in<br />

het algeme<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> modificatie met zo toestaat:<br />

(22) Hoe kom ik zo zonder rem?<br />

(23) Hoe kom je zo bij die gedachte?<br />

7 In analogisch gevormde gevall<strong>en</strong> zonder zo wordt de functie ervan overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> door andere emfatische <strong>en</strong><br />

deiktische elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>: Hoe komt die deur nou alwéér op<strong>en</strong>?<br />

8 E<strong>en</strong> dergelijke verm<strong>en</strong>ging van templat<strong>en</strong> treedt ook ad hoc op: Hoe kwam<strong>en</strong> de distributiebedrijv<strong>en</strong> zo in de rode<br />

cijfers terecht?<br />

208<br />

<strong>Arie</strong> VerhAg<strong>en</strong>


<strong>Constructiegrammatica</strong> <strong>en</strong> ‘usage based’ <strong>taalkunde</strong><br />

2.3.6 Schuim niez<strong>en</strong><br />

Alle tot nu toe besprok<strong>en</strong> gevall<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> relatief weinig (vergelek<strong>en</strong> met idiom<strong>en</strong>), maar<br />

wel <strong>en</strong>ige lexicaal gefixeerde elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. In feite is zo’n situatie tamelijk gewoon; ook klassieke<br />

constructies als passief (word<strong>en</strong>, door) <strong>en</strong> causatief (lat<strong>en</strong> of do<strong>en</strong>) word<strong>en</strong> gek<strong>en</strong>merkt<br />

door <strong>en</strong>kele specifieke elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> constructioneel patroon dat uitsluit<strong>en</strong>d uit variabel<strong>en</strong><br />

bestaat doet zich voor in (24), de Nederlandse p<strong>en</strong>dant van e<strong>en</strong> inmiddels beroemd<br />

voorbeeld van Goldberg:<br />

(24) Ze niesde het schuim van de cappuccino.<br />

Waar komt het (verplichte) betek<strong>en</strong>is­aspect vandaan dat het schuim invloed van het<br />

niez<strong>en</strong> onderging <strong>en</strong> daardoor van plaats veranderde? Niet van het werkwoord zelf, want<br />

niez<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> intransitief werkwoord; het moet dus wel van de constructie kom<strong>en</strong>. Het<br />

voorzetsel van is hierbij wel van belang, maar vooral omdat het de mogelijkheid biedt je<br />

e<strong>en</strong> bepaald soort pad (waarlangs de beweging plaats vond) voor te stell<strong>en</strong>, niet omdat<br />

het woordje zelf vereist zou zijn (zoals in de schat-van-e<strong>en</strong>-kind­constructie). De volg<strong>en</strong>de<br />

zinn<strong>en</strong> zijn voorbeeld<strong>en</strong> van dezelfde verplaatsingsconstructie (waarbij het in het tweede<br />

geval om figuurlijke verplaatsing gaat):<br />

(25) De loods praatte het schip de hav<strong>en</strong> uit.<br />

(26) De rec<strong>en</strong>s<strong>en</strong>t<strong>en</strong> schrev<strong>en</strong> het boek regelrecht de top­10 in.<br />

Schematisch is de constructie als volgt weer te gev<strong>en</strong>:<br />

(27) [ NP 1 – V– NP 2 – PP/Adv ] NP 1 veroorzaakt d.m.v. activiteit V dat NP 2 e<strong>en</strong><br />

traject aflegt gespecificeerd in PP/Adv<br />

Het ligt natuurlijk voor de hand dat er bij dit soort constructies vaak werkwoord<strong>en</strong> gebruikt<br />

word<strong>en</strong> die in hun eig<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>is al e<strong>en</strong> proces dat verplaatsing veroorzaakt aanduid<strong>en</strong>,<br />

zoals in Ze stuurde hem naar de bakker, Hij schoof het brood in de ov<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dergelijke. Maar dat<br />

is dus niet per se noodzakelijk, zodat ook deze constructie (net als de copula­constructie)<br />

niet afdo<strong>en</strong>de beschrev<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> als de projectie van e<strong>en</strong> werkwoord met e<strong>en</strong><br />

bepaalde betek<strong>en</strong>is.<br />

De verplaatsingsconstructie is duidelijk verwant aan de resultatief­constructie zoals die<br />

zich voordoet in (28): 9<br />

(28) De loods praatte zijn keel schor.<br />

9 In de Nederlandse grammaticale traditie is de aparte status van gevall<strong>en</strong> van dit type tot op zekere hoogte reeds<br />

langer onderk<strong>en</strong>d, blijk<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> bijzondere ontleding als “bepaling van gesteldheid t<strong>en</strong>gevolge van de handeling”<br />

of “resultatieve werkwoordsbepaling” (Haeseryn e.a. 1997:1187/8). Goldberg & Jack<strong>en</strong>doff (2004) bevat e<strong>en</strong><br />

uitvoerige analyse van Engelse resultatiev<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> familie van constructies; ik heb de indruk dat toepassing<br />

van hun gedacht<strong>en</strong>gang op het Nederlands ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s tot de conclusie zou leid<strong>en</strong> dat er e<strong>en</strong> aantal verschill<strong>en</strong>de<br />

subgroep<strong>en</strong> is.<br />

209


Ook hier kan natuurlijk weer de vraag gesteld word<strong>en</strong> wat precies de aard van de verwantschap<br />

is: zijn de constructies wellicht herleidbaar tot één algeme<strong>en</strong> abstract patroon,<br />

of zijn de verschill<strong>en</strong> daarvoor toch weer te groot? Ik ga daar voor dit geval nu niet verder<br />

op in.<br />

Het is met name deze stap die concreet duidelijk maakt wat Jack<strong>en</strong>doff in het aan het<br />

begin geciteerde fragm<strong>en</strong>t bedoelt met het perspectief om “core rules of phrase structure<br />

for a language as maximally underspecified constructional idioms” te zi<strong>en</strong> (door Langacker<br />

in 1987 reeds naar vor<strong>en</strong> gebracht). Als algem<strong>en</strong>e patron<strong>en</strong> zoals (27), sam<strong>en</strong> met andere<br />

ietwat specifiekere patron<strong>en</strong>, e<strong>en</strong>zelfde status hebb<strong>en</strong> als lexicale items, dan ligt het voor<br />

de hand om bijvoorbeeld ook [NP–V–NP] <strong>en</strong> [NP–Predikaat] als constructies te zi<strong>en</strong>, <strong>en</strong><br />

wel maximaal abstracte. 10 Of zoiets als de transitieve constructie alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> g<strong>en</strong>eralisatie is<br />

over diverse subgroep<strong>en</strong>, of dat het ook zelf e<strong>en</strong> productieve grondslag voor de vorming<br />

van nieuwe uitdrukking<strong>en</strong> is, is daarbij natuurlijk e<strong>en</strong> op<strong>en</strong> vraag.<br />

2.4 Recapitulatie<br />

De behandeling van e<strong>en</strong> aantal constructies in deze paragraaf illustreert e<strong>en</strong> aantal belangrijke<br />

gedacht<strong>en</strong> die de verschill<strong>en</strong>de schol<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> de constructionele b<strong>en</strong>adering met<br />

elkaar del<strong>en</strong>. Ik vat ze hier nog e<strong>en</strong>s in algem<strong>en</strong>e term<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>.<br />

­ Er is ge<strong>en</strong> kwalitatief verschil tuss<strong>en</strong> woord<strong>en</strong>, idiom<strong>en</strong> <strong>en</strong> grammaticale (morfologische<br />

<strong>en</strong> syntactische) regels. Er is e<strong>en</strong> continuüm van volkom<strong>en</strong> unieke naar volkom<strong>en</strong><br />

regelmatige grammaticale verschijnsel<strong>en</strong> met allerlei partieel regelmatige ertuss<strong>en</strong>in,<br />

die echter allemaal op dezelfde manier weer te gev<strong>en</strong> zijn: als constructies.<br />

­ Voor de invulling van variabel<strong>en</strong> geld<strong>en</strong> vaak constructiespecifieke beperking<strong>en</strong>; paradigma’s<br />

kunn<strong>en</strong> bestaan uit 1 of 2 gefixeerde elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, maar ook min of meer op<strong>en</strong><br />

klass<strong>en</strong> definiër<strong>en</strong>, <strong>en</strong> van alles daartuss<strong>en</strong>in.<br />

­ Specifieke patron<strong>en</strong> die eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> met elkaar del<strong>en</strong>, zijn kinder<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>er<br />

patroon waarvan ze eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> erv<strong>en</strong> voorzover die niet in strijd zijn met de<br />

eig<strong>en</strong> specifieke eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>; die wat algem<strong>en</strong>ere patron<strong>en</strong> erv<strong>en</strong> (mutatis mutandis)<br />

eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> van nog algem<strong>en</strong>ere, etc., zodat constructies met elkaar verbond<strong>en</strong><br />

zijn in e<strong>en</strong> taxonomisch netwerk.<br />

­ Algem<strong>en</strong>ere patron<strong>en</strong> zijn echter niet per se productief; e<strong>en</strong> specifieker patroon kan<br />

productief zijn (grondslag voor de vorming van onbepaald veel nieuwe uitdrukking<strong>en</strong>)<br />

zonder dat e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>er patroon waarvan het eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> erft (b.v. de possessieve<br />

datief), ook productief is.<br />

­ Als gevolg daarvan kunn<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de constructies aan elkaar verwant zijn (tot<br />

dezelfde familie behor<strong>en</strong>), zonder dat hun eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> (overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>)<br />

voorspelbaar zijn.<br />

­ Constructies hebb<strong>en</strong> in het algeme<strong>en</strong> meerdere ouders in het netwerk (voor elk nietconstructiespecifiek<br />

woord, voor subpatron<strong>en</strong>, soms voor het hele patroon).<br />

10 In wez<strong>en</strong> is dit ook de opvatting van Paardekooper, die ev<strong>en</strong>min e<strong>en</strong> kwalitatief onderscheid maakt tuss<strong>en</strong><br />

lexicaal meer specifieke <strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e patron<strong>en</strong>. Andere voorlopers van de constructiegrammatica, met name<br />

in het Duitse taalgebied, zijn beoef<strong>en</strong>ar<strong>en</strong> van de ‘fraseologie’ (Fleischer 1982; zie ook Kuiper 2004). Of die<br />

ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s het strikte onderscheid tuss<strong>en</strong> lexicon <strong>en</strong> grammatica opheff<strong>en</strong>, is echter niet zo duidelijk.<br />

210<br />

<strong>Arie</strong> VerhAg<strong>en</strong>


•<br />

<strong>Constructiegrammatica</strong> <strong>en</strong> ‘usage based’ <strong>taalkunde</strong><br />

­ E<strong>en</strong> specifiek geval kan kind zijn van e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>er patroon (<strong>en</strong> daar dus structuur­<br />

<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>isk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van erv<strong>en</strong>) zonder dat het de output is van de combinatie van<br />

het algem<strong>en</strong>ere patroon <strong>en</strong> e<strong>en</strong> ander elem<strong>en</strong>t als input (ban<strong>en</strong> in de weg­constructie,<br />

verkwansel<strong>en</strong>).<br />

3 <strong>Constructiegrammatica</strong>, cognitieve <strong>taalkunde</strong> <strong>en</strong> de ‘usage-based approach’<br />

Constructioneel onderzoek stelt nogal wat gangbare ideeën over de organisatie van de<br />

grammatica in e<strong>en</strong> ander daglicht. Unieke eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong>, paradoxaal geformuleerd,<br />

eerder regel dan uitzondering; aan verwante constructies ligt vaak niet e<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>schappelijke<br />

regel t<strong>en</strong> grondslag; productiviteit is niet voorbehoud<strong>en</strong> aan algem<strong>en</strong>e regels. Aan<br />

de andere kant heerst er ook weer ge<strong>en</strong> totale willekeur; veel constructies verton<strong>en</strong> toch<br />

ook veel overe<strong>en</strong>komstige eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>. Idiom<strong>en</strong> zoals die in (1) verton<strong>en</strong> veel overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

in structuur, <strong>en</strong> hetzelfde geldt voor diverse abstractere constructies. Dit vraagt<br />

om theoretisch begrip van de organisatie van e<strong>en</strong> constructicon. Immers, als elk patroon<br />

geheel los van de rest geleerd <strong>en</strong> opgeslag<strong>en</strong> wordt, zoud<strong>en</strong> we dan niet mog<strong>en</strong> verwacht<strong>en</strong><br />

dat elk patroon z’n eig<strong>en</strong> structuur kan hebb<strong>en</strong>, met bijv. telk<strong>en</strong>s het werkwoord op<br />

e<strong>en</strong> andere plaats?<br />

Vanaf het begin zijn hierover overweging<strong>en</strong> naar vor<strong>en</strong> gebracht, maar vooral de laatste<br />

jar<strong>en</strong> is er e<strong>en</strong> visie ontstaan waarin de betrekkelijk maar niet volledig losse organisatie<br />

van e<strong>en</strong> constructionele grammatica gefundeerd kan word<strong>en</strong>.<br />

3.1 Cognitieve categorieën <strong>en</strong> de organisatie van het geheug<strong>en</strong><br />

Binn<strong>en</strong> de cognitieve <strong>taalkunde</strong> heeft de grammatica vanaf het begin e<strong>en</strong> constructioneel<br />

karakter gehad. Dat is ge<strong>en</strong> toeval. Uitgangspunt van theorievorming in de cognitieve<br />

<strong>taalkunde</strong> is dat er zo weinig mogelijk specifiek talige cognitieve vermog<strong>en</strong>s word<strong>en</strong><br />

aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong>; regelmatighed<strong>en</strong> van taal <strong>en</strong> taalgebruik zijn gebaseerd op algem<strong>en</strong>ere<br />

cognitieve vermog<strong>en</strong>s, die zich manifester<strong>en</strong> in meerdere domein<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> van de meest<br />

duidelijke relevante vermog<strong>en</strong>s in dit verband is dat van categorisatie: het vermog<strong>en</strong> om<br />

verschijnsel<strong>en</strong> <strong>en</strong> ervaring<strong>en</strong> in categorieën in te del<strong>en</strong>, waarbij van verschill<strong>en</strong> geabstraheerd<br />

wordt. De in de psychologie (Eleanor Rosch) ontwikkelde prototype­b<strong>en</strong>adering van<br />

categorisatie vormde de basis van e<strong>en</strong> zeer vruchtbaar semantisch onderzoekprogramma,<br />

in eerste instantie vooral met betrekking tot de betek<strong>en</strong>is van woord<strong>en</strong> (lexicale semantiek;<br />

Geeraerts 1989), <strong>en</strong> die van specifieke grammaticale elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> als voorzetsels <strong>en</strong><br />

hulpwerkwoord<strong>en</strong>. Betek<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> blijk<strong>en</strong> bij nauwkeurige analyse georganiseerd te zijn in<br />

netwerk<strong>en</strong> van <strong>en</strong>erzijds meer <strong>en</strong> minder prototypische, <strong>en</strong> anderzijds meer <strong>en</strong> minder<br />

schematische, conceptuele categorieën. Volg<strong>en</strong>s de cognitieve opvatting is er in het lexicon<br />

dan ook meer structuur te vind<strong>en</strong> dan de traditionele lijst­opvatting doet vermoed<strong>en</strong>.<br />

De netwerkb<strong>en</strong>adering van de constructiegrammatica sluit hier naadloos bij aan. De<br />

netwerk­relaties manifester<strong>en</strong> zich in het geval van grammaticale constructies niet alle<strong>en</strong><br />

semantisch, maar ook (in <strong>en</strong>ige mate) in overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> in vorm; het gaat<br />

echter om dezelfde categorisatieverband<strong>en</strong>; e<strong>en</strong> additioneel cognitief vermog<strong>en</strong> hoeft er niet<br />

voor aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> te word<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> constructionele b<strong>en</strong>adering van de grammatica is daar­<br />

211


door inher<strong>en</strong>t aan het algem<strong>en</strong>e cognitief­taalkundige kader: Lakoff (1987) incorporeerde<br />

de b<strong>en</strong>adering van zijn Berkeley­collega’s Fillmore <strong>en</strong> Kay, <strong>en</strong> Langacker (1987) ontwikkelde<br />

zijn eig<strong>en</strong> versie onder de naam “cognitieve grammatica” (all<strong>en</strong> overig<strong>en</strong>s met expliciete<br />

onderk<strong>en</strong>ning van de sterke overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>). Andersom geldt niet dat e<strong>en</strong> constructionele<br />

aanpak van de grammatica ook e<strong>en</strong> cognitief­taalkundig gezichtspunt impliceert. De relatie<br />

is asymmetrisch, de implicatie is e<strong>en</strong>zijdig: cognitieve taalkundig<strong>en</strong> b<strong>en</strong>ader<strong>en</strong>, gezi<strong>en</strong> hun<br />

algem<strong>en</strong>e uitgangspunt<strong>en</strong>, de grammatica so wie so constructioneel, maar niet alle constructiegrammatici<br />

behor<strong>en</strong> tot de cognitieve <strong>taalkunde</strong> (zie ook par. 4.2).<br />

E<strong>en</strong> belangrijk ander begrip dat – ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s reeds in de eerste grammaticale studies binn<strong>en</strong><br />

de cognitieve <strong>taalkunde</strong> – e<strong>en</strong> rol speelde bij de verklaring van sam<strong>en</strong>hang tuss<strong>en</strong> constructies<br />

was dat van motivatie, i.h.b. de gemotiveerdheid van structuur. E<strong>en</strong> taalsysteem<br />

is <strong>en</strong>erzijds effectiever naarmate er meer onderscheid<strong>en</strong> uitdrukkingsmogelijkhed<strong>en</strong> voor<br />

onderscheid<strong>en</strong> communicatieve doel<strong>en</strong> zijn, maar anderzijds effectiever èn efficiënter<br />

naarmate uitdrukkingsvorm<strong>en</strong> meer gemotiveerd zijn, d.w.z. dat inhoudelijke overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

corresponder<strong>en</strong> met formele (Haiman 1985; Lakoff 1987:537­540; zie Goldberg<br />

1995, hfdst. 3, voor e<strong>en</strong> omvatt<strong>en</strong>d overzicht). Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is het goedkoper om e<strong>en</strong> nieuw<br />

elem<strong>en</strong>t in het geheug<strong>en</strong> op te nem<strong>en</strong> naarmate het meer lijkt op wat er al aanwezig is,<br />

<strong>en</strong> de kans op effectieve communicatie bij gebruik ervan (herk<strong>en</strong>ning van het signaal<br />

door ontvangers) wordt er ook door vergroot. Op grond hiervan valt te verwacht<strong>en</strong> dat<br />

constructies allerlei eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> met elkaar zull<strong>en</strong> del<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dus zeker niet dat elke<br />

constructie in willekeurige opzicht<strong>en</strong> van elke andere afwijkt. Aan de andere kant is dit<br />

e<strong>en</strong> kwestie van kost<strong>en</strong> <strong>en</strong> bat<strong>en</strong>: unieke eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> zijn niet uitgeslot<strong>en</strong>, maar hoe<br />

meer er daarvan aanwezig zijn in één constructie, hoe kostbaarder het ler<strong>en</strong> <strong>en</strong> de opslag<br />

daarvan zull<strong>en</strong> zijn.<br />

Nu zijn er inderdaad uitdrukking<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> structuur die duidelijk niet verantwoord<br />

wordt door algem<strong>en</strong>e regels voor de bouw van zinn<strong>en</strong>. Bijvoorbeeld:<br />

(29) a [N–die/dat–NP-zijn]: Stommeling die/dat ik b<strong>en</strong>.<br />

b [Hoe X-er, hoe Y-er]: Hoe verliefder, hoe gezonder.<br />

c [Lang leve NP!]: Lang leve Nederlandse Taalkunde!<br />

d [N is dat…]: Probleem/Feit is dat …<br />

e [Zijn NP (PRT)-X]: B<strong>en</strong> je ((nou) helemaal) betoeterd!<br />

f [Negatie­zin, laat staan X]: Ze hebb<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> gevoel voor elkaar, laat staan<br />

voor dier<strong>en</strong>.<br />

Deze constructies word<strong>en</strong> niet of nauwelijks ondersteund door de structuur van andere<br />

onderdel<strong>en</strong> van de taal, <strong>en</strong> ze zijn dus kostbaarder. Maar gestructureerde uitdrukking<strong>en</strong><br />

hoev<strong>en</strong> in ieder geval duidelijk niet in overe<strong>en</strong>stemming te zijn met de algem<strong>en</strong>e patron<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> taal. Die algem<strong>en</strong>e patron<strong>en</strong> vall<strong>en</strong> dus niet sam<strong>en</strong> met de basis voor productie<br />

<strong>en</strong> ontleding van taalbouwsels. Dat maakt het aantrekkelijk om ze daadwerkelijk te<br />

beschouw<strong>en</strong> als niets anders dan g<strong>en</strong>eralisaties over veel (maar niet per se alle) concrete<br />

opgeslag<strong>en</strong> patron<strong>en</strong>; ze formuler<strong>en</strong>, <strong>en</strong> drag<strong>en</strong> bij tot, de sam<strong>en</strong>hang tuss<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de<br />

constructies, die mede daardoor niet e<strong>en</strong> ongestructureerde lijst vorm<strong>en</strong> maar e<strong>en</strong> soort<br />

netwerk, met allerlei overlap in vorm <strong>en</strong> betek<strong>en</strong>is tuss<strong>en</strong> de constructies.<br />

212<br />

<strong>Arie</strong> VerhAg<strong>en</strong>


<strong>Constructiegrammatica</strong> <strong>en</strong> ‘usage based’ <strong>taalkunde</strong><br />

3.2 Taalverwerving<br />

De laatste jar<strong>en</strong> heeft met name onderzoek naar taalverwerving veel bijgedrag<strong>en</strong> aan<br />

verder theoretisch begrip van de organisatie van e<strong>en</strong> constructicon. De conceptuele<br />

basis ervoor werd eig<strong>en</strong>lijk al gelegd in e<strong>en</strong> artikel van (ere wie ere toekomt: wederom)<br />

Langacker: “A usage­based model” (1988). Uitgangspunt is het reeds g<strong>en</strong>oemde idee dat<br />

e<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> van vorm<strong>en</strong> <strong>en</strong> betek<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> ontstaan op grond van het algem<strong>en</strong>e cognitieve<br />

vermog<strong>en</strong> tot categorisatie. Langacker stelt dat de vorming van die e<strong>en</strong>hed<strong>en</strong> gebaseerd<br />

is op de perceptie van overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> gebruiksgevall<strong>en</strong> van taal<br />

(int<strong>en</strong>tioneel geproduceerd geluid dat iets betek<strong>en</strong>t). M<strong>en</strong>s<strong>en</strong> wijz<strong>en</strong> specifieke ervaring<strong>en</strong><br />

nu e<strong>en</strong>maal voortdur<strong>en</strong>d toe aan categorieën (t<strong>en</strong> behoeve van interpretatie <strong>en</strong> actie), op<br />

grond van waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> met andere gevall<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dat do<strong>en</strong> ze dus ook<br />

met linguïstische ‘usage­ev<strong>en</strong>ts’. De waarneming van overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> impliceert de constructie<br />

(of bevestiging) van e<strong>en</strong> categorie (met als inhoud de gepercipieerde overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> de gebruiksgevall<strong>en</strong>), <strong>en</strong> van abstractie (nl. van gepercipieerde verschill<strong>en</strong>).<br />

Reeks<strong>en</strong> gebruiksgevall<strong>en</strong> die veel overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> verton<strong>en</strong>, <strong>en</strong> ook nog e<strong>en</strong> hoge mate<br />

van saillantie <strong>en</strong>/of frequ<strong>en</strong>tie, vorm<strong>en</strong> de grondslag voor stevig verankerde prototyp<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> categorie. Andere gebruiksgevall<strong>en</strong>, in meer speciale context<strong>en</strong>, vorm<strong>en</strong> de basis<br />

voor de vorming van meer perifere subcategorieën, die minder eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> del<strong>en</strong> met<br />

het c<strong>en</strong>trale prototype, maar wel <strong>en</strong>ige; het resultaat van dat alles is e<strong>en</strong> netwerk van meer<br />

algem<strong>en</strong>e <strong>en</strong> meer bijzondere (sub)categorieën.<br />

Dit algem<strong>en</strong>e idee is bijzonder nuttig geblek<strong>en</strong> in het werk op het gebied van taalverwerving<br />

van Tomasello <strong>en</strong> zijn medewerkers. In e<strong>en</strong> reeks van studies in de jar<strong>en</strong> ’90 naar<br />

de verwerving van argum<strong>en</strong>tstructuur lat<strong>en</strong> Tomasello c.s. zi<strong>en</strong> dat die verwerving begint<br />

met het ler<strong>en</strong> van concrete templat<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> specifieke functie, <strong>en</strong> dat k<strong>en</strong>nis van algem<strong>en</strong>ere<br />

regels geleidelijk aan opgebouwd wordt, op basis van to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de ervaring met<br />

<strong>en</strong> variatie in de geleerde concrete patron<strong>en</strong>.<br />

Nem<strong>en</strong> we bijvoorbeeld het passief in het Engels (Brooks & Tomasello 1999). Vanaf<br />

ongeveer 2 jaar oud zijn kinder<strong>en</strong> goed in staat om vlot het gebruik van allerlei passieve<br />

uitdrukking<strong>en</strong> te ler<strong>en</strong>, b.v. met het niet­bestaande werkwoord tam (Ernie is being tammed).<br />

Ze blijk<strong>en</strong> goed in staat op te pikk<strong>en</strong> dat dit patroon alle<strong>en</strong> pass<strong>en</strong>d is als e<strong>en</strong> gebeurt<strong>en</strong>is<br />

vanuit het perspectief van e<strong>en</strong> Pati<strong>en</strong>s beschrev<strong>en</strong> moet word<strong>en</strong>, in teg<strong>en</strong>stelling tot e<strong>en</strong><br />

patroon van het type Bert is meeking Ernie (ander niet­bestaand werkwoord), waarvan ze<br />

blijk<strong>en</strong>s hun reacties <strong>en</strong> hun eig<strong>en</strong> gebruik beseff<strong>en</strong> dat het past bij e<strong>en</strong> Ag<strong>en</strong>sperspectief.<br />

Maar betek<strong>en</strong>t dit nu ook dat kinder<strong>en</strong> het systematische verband tuss<strong>en</strong> passief <strong>en</strong> actief<br />

door hebb<strong>en</strong>? Tomasello betoogt dat deze conclusie pas gerechtvaardigd is als kinder<strong>en</strong> die<br />

relatie zelf productief aanw<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, d.w.z. (bijvoorbeeld) being meeked zegg<strong>en</strong> als de situatie<br />

daarom vraagt terwijl ze meek alle<strong>en</strong> nog maar in e<strong>en</strong> actieve zin teg<strong>en</strong> zijn gekom<strong>en</strong>. Door<br />

dit criterium voorkomt Tomasello dus voorbarige red<strong>en</strong>ering<strong>en</strong> van het type: “Het kind<br />

heeft de passiefregel verworv<strong>en</strong>, want het gebruikt passieve zinn<strong>en</strong> adequaat”. Het blijkt<br />

dat evid<strong>en</strong>tie voor verwerving van e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>ere regel pas minst<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> half jaar later<br />

aan te treff<strong>en</strong> is dan het eerste gebruik van uiting<strong>en</strong> die er als passief uitzi<strong>en</strong>.<br />

De conclusie is dan ook dat kinder<strong>en</strong> de losse gevall<strong>en</strong> van passieve constructies die ze<br />

aangebod<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong> (being tammed) eerst als één symbolisch geheel ler<strong>en</strong> – e<strong>en</strong> vorm met<br />

e<strong>en</strong> bepaalde functie – dus als e<strong>en</strong> soort idioom. Door het gebruik daarvan te imiter<strong>en</strong><br />

213


zijn ze goed in staat in voorkom<strong>en</strong>de gevall<strong>en</strong> hun communicatieve doel<strong>en</strong> te bereik<strong>en</strong><br />

–ze hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> behoorlijk goed idee van het soort situatie waar being tammed bij past. Pas<br />

wanneer ze e<strong>en</strong> veel ruimere ervaring hebb<strong>en</strong> opgedaan met verschill<strong>en</strong>de elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die<br />

in dit patroon èn in transitieve patron<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong>, ontstaat e<strong>en</strong> basis voor de abstractie<br />

van het algem<strong>en</strong>ere patroon, met e<strong>en</strong> minder specifieke vorm (being X-ed) <strong>en</strong> e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e<br />

functie (passief), <strong>en</strong> waarin het paradigma X gevormd wordt door elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die aan<br />

bepaalde criteria voldo<strong>en</strong>, zodat het ook op nieuwe gevall<strong>en</strong> toegepast kan word<strong>en</strong>.<br />

Dit ontwikkelingspatroon doet zich niet alle<strong>en</strong> voor bij verschill<strong>en</strong>de argum<strong>en</strong>tpatron<strong>en</strong><br />

bij werkwoord<strong>en</strong>, maar ook bij, bijvoorbeeld, complem<strong>en</strong>tatie (Diessel & Tomasello<br />

2001). In eerste instantie ler<strong>en</strong> kinder<strong>en</strong> om frases als ik d<strong>en</strong>k <strong>en</strong> weet jij als interactionele<br />

markeerders toe te voeg<strong>en</strong> aan mededeling<strong>en</strong> die ze do<strong>en</strong> <strong>en</strong> vrag<strong>en</strong> die ze stell<strong>en</strong>; pas na<br />

ruimere ervaring met verschill<strong>en</strong>de gevall<strong>en</strong> gaan ze hieruit de werkwoord<strong>en</strong> d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

wet<strong>en</strong> isoler<strong>en</strong> <strong>en</strong> met andere onderwerp<strong>en</strong> gebruik<strong>en</strong>, zodat er dan e<strong>en</strong> begin ontstaat van<br />

e<strong>en</strong> abstracter, ev<strong>en</strong>tueel productief te gebruik<strong>en</strong> patroon voor inbedding. 11<br />

3.3 UG versus kindvri<strong>en</strong>delijke grammatica<br />

Op grond van dit soort resultat<strong>en</strong> gooide Tomasello (2000) e<strong>en</strong> forse knuppel in het<br />

algem<strong>en</strong>e taaltheoretische ho<strong>en</strong>derhok. Taalverwervingsonderzoekers die uitgaan van de<br />

Chomskyaanse aanname van e<strong>en</strong> aangebor<strong>en</strong> grammaticavermog<strong>en</strong>, ontl<strong>en</strong><strong>en</strong> daaraan<br />

e<strong>en</strong> grond om aan kinder<strong>en</strong> k<strong>en</strong>nis van structur<strong>en</strong> <strong>en</strong> regels toe te schrijv<strong>en</strong> als ze gedrag<br />

verton<strong>en</strong> dat in die term<strong>en</strong> te beschrijv<strong>en</strong> is; dus bijvoorbeeld: als kinder<strong>en</strong> passieve zinsstructur<strong>en</strong><br />

producer<strong>en</strong>, dan hebb<strong>en</strong> ze daar e<strong>en</strong>zelfde soort k<strong>en</strong>nis van als volwass<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

De aangebor<strong>en</strong> universele grammatica (UG) legt de aard vast van grammaticale categorieën,<br />

structuurprincipes, <strong>en</strong> wat dies meer zij; daarnaast moet<strong>en</strong> kinder<strong>en</strong> uiteraard ler<strong>en</strong><br />

welke klankvorm<strong>en</strong> <strong>en</strong> distributionele patron<strong>en</strong> in de doeltaal corresponder<strong>en</strong> met universele<br />

structur<strong>en</strong> <strong>en</strong> principes. E<strong>en</strong> kind heeft dan, is het idee, voor veel cruciale stukk<strong>en</strong><br />

abstracte taalk<strong>en</strong>nis slechts positieve evid<strong>en</strong>tie nodig: het weet in abstracto a.h.w. al wat<br />

e<strong>en</strong> actief­passiefrelatie is, <strong>en</strong> hoeft alle<strong>en</strong> maar te ontdekk<strong>en</strong> hoe dat in de taal van zijn<br />

omgeving gerealiseerd wordt. Op die manier vervult UG precies de functie van brug tuss<strong>en</strong><br />

de veronderstelde armoede van de input <strong>en</strong> de rijkdom van de uiteindelijke m<strong>en</strong>tale grammatica.<br />

De consequ<strong>en</strong>tie daarvan is dat er ge<strong>en</strong> echt kwalitatief verschil kan zijn tuss<strong>en</strong><br />

de taalstructurele k<strong>en</strong>nis van kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong> die van volwass<strong>en</strong><strong>en</strong>. M<strong>en</strong> noemt dit dan ook<br />

de “continuïteitsaanname” (zie Tomasello 2000:210, <strong>en</strong> de daar aangehaalde literatuur):<br />

taaluiting<strong>en</strong> van kinder<strong>en</strong> mog<strong>en</strong> <strong>en</strong> moet<strong>en</strong> in term<strong>en</strong> van dezelfde abstracte regels <strong>en</strong><br />

principes beschrev<strong>en</strong> word<strong>en</strong> als die van volwass<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

Maar de resultat<strong>en</strong> van concreet verwervingsonderzoek lat<strong>en</strong> systematisch zi<strong>en</strong> dat er<br />

van zo’n continuïteit ge<strong>en</strong> sprake is als er e<strong>en</strong> minder theorie­afhankelijk criterium voor<br />

“k<strong>en</strong>nis van e<strong>en</strong> abstracte regel” wordt gebruikt (daadwerkelijk productief gebruik). De<br />

11 Voor de relatie tuss<strong>en</strong> de eerste ‘idioom­achtige’ gevall<strong>en</strong> <strong>en</strong> de volwass<strong>en</strong> ‘complem<strong>en</strong>t­constructie’, zie<br />

Verhag<strong>en</strong> (2005, hfdst. 3). Daarin komt ook aan de orde dat zogehet<strong>en</strong> ‘lange­afstands­vrag<strong>en</strong>’ van het type<br />

Wat d<strong>en</strong>k je dat die m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> aan het do<strong>en</strong> zijn? in feite instantiaties zijn van e<strong>en</strong> betrekkelijk concreet patroon dat<br />

dichter bij de aanvankelijke ik-d<strong>en</strong>k-dat-X­frases staat dan bij het algem<strong>en</strong>e complem<strong>en</strong>tatie­patroon X-V-dat-Y<br />

(ibid., 119­131).<br />

214<br />

<strong>Arie</strong> VerhAg<strong>en</strong>


<strong>Constructiegrammatica</strong> <strong>en</strong> ‘usage based’ <strong>taalkunde</strong><br />

grammaticale compet<strong>en</strong>tie van kinder<strong>en</strong> blijkt dan systematisch anders (d.w.z. beperkter)<br />

dan die van volwass<strong>en</strong><strong>en</strong>. Kinder<strong>en</strong> beginn<strong>en</strong> telk<strong>en</strong>s met het ler<strong>en</strong> van concrete templat<strong>en</strong><br />

die e<strong>en</strong> idioomachtige status hebb<strong>en</strong>, <strong>en</strong> pas na verloop van tijd <strong>en</strong> met toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

ervaring distiller<strong>en</strong> ze daar de meer abstracte patron<strong>en</strong> uit die tot het taalvermog<strong>en</strong> van<br />

volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> behor<strong>en</strong>. 12<br />

Anderzijds omvat de taalk<strong>en</strong>nis van volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> juist volg<strong>en</strong>s de constructionele<br />

b<strong>en</strong>adering bepaald niet alle<strong>en</strong> maar abstracte patron<strong>en</strong>. Dat betek<strong>en</strong>t dat de afstand tuss<strong>en</strong><br />

de beginsituatie van kinder<strong>en</strong> <strong>en</strong> die van volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> minder groot is dan e<strong>en</strong> compon<strong>en</strong>tieel<br />

model van taalk<strong>en</strong>nis (met <strong>en</strong>erzijds regels <strong>en</strong> anderzijds e<strong>en</strong> lexicon van uitzondering<strong>en</strong>)<br />

doet vermoed<strong>en</strong>; of, zoals Tomasello het uitdrukt, e<strong>en</strong> constructionele b<strong>en</strong>adering<br />

van de grammatica impliceert e<strong>en</strong> heel wat “kindvri<strong>en</strong>delijker” model van volwass<strong>en</strong><br />

taalk<strong>en</strong>nis dan de Chomskyaanse. Niet alle<strong>en</strong> is er nogal wat empirische evid<strong>en</strong>tie teg<strong>en</strong><br />

de continuïteitsaanname die uit de hypothese van e<strong>en</strong> aangebor<strong>en</strong> Universele Grammatica<br />

voortvloeit, ook het hele probleem waarvoor UG e<strong>en</strong> oplossing moest bied<strong>en</strong> (de<br />

veronderstelde onoverbrugbaarheid van de kloof tuss<strong>en</strong> “ge<strong>en</strong> taal” <strong>en</strong> “volwass<strong>en</strong> taal”)<br />

verdwijnt eig<strong>en</strong>lijk: cognitieve vermog<strong>en</strong>s zoals categorisatie <strong>en</strong> patroonherk<strong>en</strong>ning –<strong>en</strong><br />

niet te verget<strong>en</strong>, want cruciaal om betek<strong>en</strong>is te kunn<strong>en</strong> ler<strong>en</strong>: het vermog<strong>en</strong> de int<strong>en</strong>ties<br />

van medem<strong>en</strong>s<strong>en</strong> te onderk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>– zijn voldo<strong>en</strong>de: daarmee valt e<strong>en</strong> beperkt netwerk van<br />

idiomatische constructies met <strong>en</strong>kele soort<strong>en</strong> verwantschapsrelaties ertuss<strong>en</strong> goed te ler<strong>en</strong>,<br />

<strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s uit te breid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> groter netwerk met allerlei vertakking<strong>en</strong>,<br />

inclusief <strong>en</strong>kele zeer algem<strong>en</strong>e patron<strong>en</strong> (voor e<strong>en</strong> uitwerking, zie Tomasello 2003). De<br />

og<strong>en</strong>schijnlijke theoretische nood van de constructionele visie (weinig mogelijkheid constructies<br />

te reducer<strong>en</strong> tot algem<strong>en</strong>e principes), verkeert hiermee dus in e<strong>en</strong> deugd.<br />

3.4 Frequ<strong>en</strong>tie<br />

Rec<strong>en</strong>t werk van Goldberg c.s. (Goldberg e.a. 2004, Goldberg, te versch.) legt op dit punt<br />

e<strong>en</strong> interessant verband tuss<strong>en</strong> frequ<strong>en</strong>tie in gebruik, verwerving, <strong>en</strong> de structuur van het<br />

constructi<strong>en</strong>etwerk. Met name Joan Bybee (b.v. 2000, in voorb.) heeft al vaak gewez<strong>en</strong> op<br />

verband<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> frequ<strong>en</strong>tie in gebruik <strong>en</strong> de structuur van linguïstische k<strong>en</strong>nis. Hoogfrequ<strong>en</strong>te<br />

elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, <strong>en</strong> ook hoogfrequ<strong>en</strong>te combinaties van elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, ondergaan bepaalde<br />

process<strong>en</strong> (b.v. van reductie) sterker dan laagfrequ<strong>en</strong>te, hetge<strong>en</strong> impliceert dat de frequ<strong>en</strong>tie<br />

van gebruik op de e<strong>en</strong> of andere manier gevolg<strong>en</strong> heeft voor de geheug<strong>en</strong>repres<strong>en</strong>tatie<br />

van het elem<strong>en</strong>t (de combinatie van elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>) in kwestie. Zo k<strong>en</strong>t het woord natuurlijk<br />

veel uitspraakvariant<strong>en</strong> (Ernestus 2000). De sterkst gereduceerde daarvan ([‘tylək] of zelfs<br />

[tyk]) kom<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> voor bij het hoogfrequ<strong>en</strong>te gebruik als subjectief partikel (in de betek<strong>en</strong>is<br />

“uiteraard, vanzelfsprek<strong>en</strong>d”), niet bij gebruik als bepaling van hoedanigheid (*Slechts<br />

5 van de 100 vrucht<strong>en</strong> zijn [‘tylək] gekweekt) of als adjectief (*Kurk is e<strong>en</strong> [‘tylək] materiaal).<br />

12 Dit biedt tegelijk e<strong>en</strong> basis voor de verklaring van sommige gevall<strong>en</strong> van taalverandering die (syntactisch <strong>en</strong>/of<br />

semantisch) structuurverlies inhoud<strong>en</strong>. Als steeds meer led<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> taalgeme<strong>en</strong>schap wel e<strong>en</strong> specifiek<br />

patroon verwerv<strong>en</strong>, maar vervolg<strong>en</strong>s niet de g<strong>en</strong>eralisatie naar e<strong>en</strong> abstract patroon mak<strong>en</strong>, dan kan de situatie<br />

ontstaan dat alle<strong>en</strong> het specifieke patroon nog van g<strong>en</strong>eratie op g<strong>en</strong>eratie overgedrag<strong>en</strong> wordt, <strong>en</strong> er na verloop<br />

van tijd mogelijk andere relaties dan de oorspronkelijke met andere elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> constructies gelegd gaan<br />

word<strong>en</strong>. Zie Verhag<strong>en</strong> (2002, 2003) voor voorbeeld<strong>en</strong>.<br />

215


In de grammatica correleert e<strong>en</strong> hoge tok<strong>en</strong>­frequ<strong>en</strong>tie van e<strong>en</strong> specifiek patroon met<br />

onafhankelijke opslag van dat patroon als geheel in het geheug<strong>en</strong>. Het doet er daarbij niet<br />

toe of zo’n specifiek geval ook semantisch <strong>en</strong>/of formeel onherleidbaar is. Hierbov<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />

we al gezi<strong>en</strong> dat bij veel constructionele patron<strong>en</strong> één of <strong>en</strong>kele specifieke gevall<strong>en</strong> te<br />

vind<strong>en</strong> zijn die ook zelfstandig zijn opgeslag<strong>en</strong>, bijvoorbeeld zich e<strong>en</strong> weg ban<strong>en</strong> bij zich e<strong>en</strong><br />

weg V-<strong>en</strong> (niet afleidbaar van het algem<strong>en</strong>e patroon) of reus van e<strong>en</strong> kerel bij N-van-e<strong>en</strong>-N<br />

(wel volledig in overe<strong>en</strong>stemming met het algem<strong>en</strong>e patroon). E<strong>en</strong> hoge type­frequ<strong>en</strong>tie<br />

correleert anderzijds met productiviteit (Bybee 1985); de type­frequ<strong>en</strong>tie geeft aan hoeveel<br />

verschill<strong>en</strong>de invulling<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> positie er in e<strong>en</strong> patroon voorkom<strong>en</strong>. Er zijn in e<strong>en</strong><br />

bepaald corpus bijvoorbeeld minst<strong>en</strong>s 18 verschill<strong>en</strong>de werkwoord<strong>en</strong> op de plek van ban<strong>en</strong><br />

in gevall<strong>en</strong> van de weg­constructie aan te treff<strong>en</strong>, teg<strong>en</strong>over hoogst<strong>en</strong>s 1 of 2 elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

op de plek van weg (naast weg zelf e<strong>en</strong> heel <strong>en</strong>kele keer het woordje pad; vgl. Verhag<strong>en</strong><br />

2003:333; Poss, te versch.).<br />

Goldberg e.a. (2004) opper<strong>en</strong> nu dat deze relaties tuss<strong>en</strong> frequ<strong>en</strong>tieverschijnsel<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

de inhoud van grammaticale k<strong>en</strong>nis e<strong>en</strong> basis hebb<strong>en</strong> in taalverwerving. In het taalgebruik<br />

van kinder<strong>en</strong> èn in dat van hun verzorgers is het in het algeme<strong>en</strong> zo dat per gebruikt constructioneel<br />

patroon één specifiek werkwoord het leeuw<strong>en</strong>deel van de gevall<strong>en</strong> voor z’n<br />

rek<strong>en</strong>ing neemt. De werkwoord<strong>en</strong> in kwestie hebb<strong>en</strong> allemaal e<strong>en</strong> tamelijk basale betek<strong>en</strong>is<br />

(put, go, give). De auteurs veronderstell<strong>en</strong> nu dat juist de sterke correlatie tuss<strong>en</strong> zo’n<br />

specifiek werkwoord <strong>en</strong> e<strong>en</strong> bepaalde constellatie van argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> kinder<strong>en</strong> ertoe br<strong>en</strong>gt<br />

om de betek<strong>en</strong>is van het werkwoord ook te associër<strong>en</strong> met dat argum<strong>en</strong>tpatroon – het<br />

resultaat daarvan is de verwerving van e<strong>en</strong> (abstractere) constructie, waarin dus het specifieke<br />

werkwoord juist niet meer altijd nodig is om de betek<strong>en</strong>is te activer<strong>en</strong>. Dit is e<strong>en</strong><br />

niet­strikt talige leerstrategie, <strong>en</strong> ook niet speciaal aan leeftijd gebond<strong>en</strong>.<br />

Goldberg e.a. hebb<strong>en</strong> door middel van e<strong>en</strong> experim<strong>en</strong>t onderzocht of volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> zo’n<br />

strategie hanter<strong>en</strong>; ze ging<strong>en</strong> na of proefperson<strong>en</strong> e<strong>en</strong> nieuwe constructie (niet bestaand<br />

patroon waarvan m<strong>en</strong> de betek<strong>en</strong>is op grond van e<strong>en</strong> aantal korte filmfragm<strong>en</strong>t<strong>en</strong> moet<br />

zi<strong>en</strong> uit te vind<strong>en</strong>) kond<strong>en</strong> ler<strong>en</strong>, <strong>en</strong> zo ja, hoe goed, a) bij gebruik van 5 nieuwe werkwoord<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> gelijke frequ<strong>en</strong>tie, <strong>en</strong> b) bij gebruik van 5 nieuwe werkwoord<strong>en</strong> waarvan<br />

één met e<strong>en</strong> veel hogere frequ<strong>en</strong>tie dan de andere. Na afloop (minder dan 3 minut<strong>en</strong><br />

training) kreg<strong>en</strong> de proefperson<strong>en</strong> twee nieuwe filmfragm<strong>en</strong>t<strong>en</strong> te zi<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> 6 e nieuw<br />

werkwoord te hor<strong>en</strong>, <strong>en</strong> werd hun gevraagd bij welk fragm<strong>en</strong>t de beschrijving het best<br />

paste. In conditie a) blijk<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> wel iets van de bedoelde betek<strong>en</strong>is te kunn<strong>en</strong> achterhal<strong>en</strong><br />

(in vergelijking met ge<strong>en</strong> training), maar in conditie b) do<strong>en</strong> ze het veel beter. In<br />

wez<strong>en</strong> is dit ook wat er op grond van de prototype­theorie van categorisatie te verwacht<strong>en</strong><br />

valt: het hoogfrequ<strong>en</strong>te werkwoord zorgt ervoor dat er e<strong>en</strong> prototypisch patroon duidelijk<br />

onderk<strong>en</strong>d <strong>en</strong> geleerd kan word<strong>en</strong>, op grond waarvan vervolg<strong>en</strong>s analogische uitbreiding<br />

<strong>en</strong> g<strong>en</strong>eralisatie kan plaatsvind<strong>en</strong>.<br />

De conclusie is dan ook dat kinder<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oeg hebb<strong>en</strong> aan algeme<strong>en</strong>­cognitieve vermog<strong>en</strong>s<br />

om, gegev<strong>en</strong> de structuur van het taalgebruik waar ze mee geconfronteerd word<strong>en</strong>,<br />

e<strong>en</strong> intern systeem op te bouw<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> netwerkstructuur heeft zoals e<strong>en</strong> constructiegrammaticale<br />

b<strong>en</strong>adering veronderstelt. Veel van de idiomatische constructies die we als<br />

volwass<strong>en</strong><strong>en</strong> als zodanig ervar<strong>en</strong> <strong>en</strong> die we in woord<strong>en</strong>boek<strong>en</strong> aantreff<strong>en</strong>, zijn pas op<br />

latere leeftijd in onze taalk<strong>en</strong>nis terecht gekom<strong>en</strong>, maar niet op e<strong>en</strong> wez<strong>en</strong>lijk andere<br />

manier dan de holistische frases waar e<strong>en</strong> kind mee begint, <strong>en</strong> die voor e<strong>en</strong> groot deel,<br />

216<br />

<strong>Arie</strong> VerhAg<strong>en</strong>


•<br />

<strong>Constructiegrammatica</strong> <strong>en</strong> ‘usage based’ <strong>taalkunde</strong><br />

door latere uitbreiding<strong>en</strong> van het netwerk, speciale gevall<strong>en</strong> word<strong>en</strong> van algem<strong>en</strong>ere<br />

patron<strong>en</strong>. Dezelfde cognitieve vermog<strong>en</strong>s zijn werkzaam vanaf het begin.<br />

Via deze koppeling tuss<strong>en</strong> e<strong>en</strong> constructionele visie op het taalsysteem <strong>en</strong> de ‘usage­based’<br />

b<strong>en</strong>adering, is er ook hier sprake van wet<strong>en</strong>schappelijke reductie (vgl. paragraaf 1). Taalsystem<strong>en</strong>,<br />

met al hun losse eindjes, zijn allemaal het product van dezelfde process<strong>en</strong> van<br />

taalgebruik <strong>en</strong> taalontwikkeling, uitgevoerd door m<strong>en</strong>selijke cognitieve system<strong>en</strong>, die nu<br />

e<strong>en</strong>maal op e<strong>en</strong> bepaalde manier werk<strong>en</strong>. Het g<strong>en</strong>eratieve paradigma legt e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e<br />

structuur t<strong>en</strong> grondslag aan de veronderstelde kerngrammatica’s van alle tal<strong>en</strong>, maar moet<br />

als gevolg daarvan minst<strong>en</strong>s twee fundam<strong>en</strong>teel verschill<strong>en</strong>de process<strong>en</strong> van taalverwerving<br />

aannem<strong>en</strong>: ‘link<strong>en</strong>’ van UG aan de doeltaal, <strong>en</strong> ‘gewoon’ ler<strong>en</strong> voor woord<strong>en</strong> (arbitraire<br />

vorm­betek<strong>en</strong>isrelaties) <strong>en</strong> voor niet­UG­constructies. Het ‘usage­based’ paradigma<br />

ziet af van het idee van e<strong>en</strong> universele e<strong>en</strong>heid van grammaticale structuur in alle tal<strong>en</strong>,<br />

maar volstaat met slechts één proces van taalverwerving.<br />

4 Vooruitblik: uitdaging<strong>en</strong> <strong>en</strong> controverses<br />

4.1 Uitbouw<br />

Ook al war<strong>en</strong> de illustraties in dit artikel uitermate beknopt, ze volstaan hopelijk wel om<br />

duidelijk te mak<strong>en</strong> dat het f<strong>en</strong>ome<strong>en</strong> “idiomatische constructie” alomteg<strong>en</strong>woordig is.<br />

Gezi<strong>en</strong> het nog betrekkelijk korte bestaan van de constructionele b<strong>en</strong>adering ligt er dus<br />

nog e<strong>en</strong> <strong>en</strong>orm terrein braak. E<strong>en</strong> voorspelbare ontwikkeling in het onderzoek is dan ook<br />

dat steeds meer del<strong>en</strong> van dit terrein, voor steeds meer tal<strong>en</strong>, in kaart gebracht zull<strong>en</strong> gaan<br />

word<strong>en</strong>. Voor het Nederlands kan daartoe wel geput word<strong>en</strong> uit veel reeds aanwezige<br />

beschrijving<strong>en</strong>, zowel van g<strong>en</strong>eratieve als van pre­g<strong>en</strong>eratieve aard.<br />

Uitdaging daarbij is om niet alle<strong>en</strong> losse constructies te beschrijv<strong>en</strong>, maar zoveel<br />

mogelijk tegelijk de netwerkrelaties ervan, <strong>en</strong> om ook naar verklaring<strong>en</strong> daarvoor te<br />

zoek<strong>en</strong>, niet zozeer in taalstructurele f<strong>en</strong>om<strong>en</strong><strong>en</strong> die de gevond<strong>en</strong> eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> a.h.w.<br />

afdwing<strong>en</strong>, als wel in process<strong>en</strong> van taalontwikkeling <strong>en</strong> taalverandering die ze de facto<br />

geproduceerd hebb<strong>en</strong>. Te verwacht<strong>en</strong> valt dan ook dat de reeds waarneembaar toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

integratie van taalbeschrijving, psycholinguïstiek <strong>en</strong> historische <strong>taalkunde</strong> in deze<br />

ontwikkeling verder door zal zett<strong>en</strong>.<br />

Direct in verband hiermee staat e<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>de uitdaging, nl. om de methodische <strong>en</strong><br />

empirische basis van taalkundige analyses te verstevig<strong>en</strong>. Zeker de combinatie van de<br />

‘usage­based’ b<strong>en</strong>adering met het idee dat taalk<strong>en</strong>nis gebaseerd is op algem<strong>en</strong>ere cognitieve<br />

vermog<strong>en</strong>s, verplicht constructiegrammatici vrijwel tot het maximaal inzett<strong>en</strong> van<br />

psycholinguïstische <strong>en</strong> corpuslinguïstische method<strong>en</strong> in het onderzoek: hoewel intuïtieve<br />

oordel<strong>en</strong> <strong>en</strong> structurele analyse van belang blijv<strong>en</strong>, kunn<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> hiermee betrouwbare<br />

antwoord<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> word<strong>en</strong> op vrag<strong>en</strong> over patron<strong>en</strong> van gebruik die de basis van taalk<strong>en</strong>nis<br />

vorm<strong>en</strong>, over leerprocess<strong>en</strong> <strong>en</strong> de resultat<strong>en</strong> daarvan, of over de organisatie van<br />

het geheug<strong>en</strong> <strong>en</strong> de effect<strong>en</strong> daarvan op opslag <strong>en</strong> gebruik van taalk<strong>en</strong>nis. De doorwerking<br />

van deze visie heeft reeds e<strong>en</strong> verschuiving teweeggebracht van de balans in het gebruik<br />

van <strong>en</strong>erzijds intuïtieve oordel<strong>en</strong> <strong>en</strong> anderzijds experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> corpora. De laatste heb­<br />

217


<strong>en</strong> aan belang gewonn<strong>en</strong>, maar zonder dat de eerste in onbruik zijn geraakt. De discussie<br />

over de mogelijke <strong>en</strong> w<strong>en</strong>selijke toepassing ervan in welke omstandighed<strong>en</strong> is in volle<br />

gang (voor verschill<strong>en</strong>de posities, zie b.v. Tuggy (1999), Gries e.a. (te versch.), <strong>en</strong> de in die<br />

artikel<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemde literatuur; zie ook het “Editorial” van het in 2005 gestarte tijdschrift<br />

Corpus Linguistics and Linguistic Theory, <strong>en</strong> diverse artikel<strong>en</strong> in de eerste jaargang ervan).<br />

E<strong>en</strong> derde uitdaging voor constructioneel onderzoek wordt gevormd door zeer algem<strong>en</strong>e<br />

grammaticale k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> taal. Wat betek<strong>en</strong>t het dat er in het Engels e<strong>en</strong><br />

algem<strong>en</strong>e woordvolgorderegel lijkt te heers<strong>en</strong> die bek<strong>en</strong>d staat als SVO? Is dat ook e<strong>en</strong><br />

constructie? Heeft die dan ook e<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>is? 13 Zijn de verschill<strong>en</strong>de woordvolgordepatron<strong>en</strong><br />

in het Nederlands <strong>en</strong> het Duits ook echt zinvol als constructies te beschrijv<strong>en</strong>?<br />

E<strong>en</strong>zelfde vraag kan gesteld word<strong>en</strong> bij typologische g<strong>en</strong>eralisaties van het type “In taal<br />

X zit het hoofd van e<strong>en</strong> woordgroep i.h.a. links/rechts” (aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat ze klopp<strong>en</strong>).<br />

Aanzett<strong>en</strong> voor antwoord<strong>en</strong> zijn wel te vind<strong>en</strong>, maar e<strong>en</strong> degelijke uitwerking is bepaald<br />

gew<strong>en</strong>st.<br />

4.2 Controverses<br />

Bij e<strong>en</strong> behoorlijke cons<strong>en</strong>sus over fundam<strong>en</strong>tele zak<strong>en</strong> zijn er onder constructiegrammatici<br />

ook (naast concurrer<strong>en</strong>de analyses van specifieke constructies of families van constructies)<br />

e<strong>en</strong> aantal theoretische verschill<strong>en</strong> van m<strong>en</strong>ing. Zo is niet iedere<strong>en</strong> overtuigd van de<br />

sam<strong>en</strong>hang tuss<strong>en</strong> constructiegrammatica <strong>en</strong> de ‘usage­based’ b<strong>en</strong>adering die in paragraaf<br />

3 geschetst werd. Jack<strong>en</strong>doff (2002) acht bijvoorbeeld de complexiteit van het volwass<strong>en</strong><br />

taalsysteem nog steeds zo groot dat hij er e<strong>en</strong> “paradox van taalverwerving” op baseert:<br />

kinder<strong>en</strong> ontdekk<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> paar jaar de structuur van hun taal, terwijl taalkundig<strong>en</strong> het<br />

er maar niet e<strong>en</strong>s over kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Aan e<strong>en</strong> (bescheid<strong>en</strong>) vorm van Universele Grammatica<br />

valt volg<strong>en</strong>s hem dan ook nog steeds niet te ontkom<strong>en</strong>.<br />

Dit hangt sam<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> ander theoretisch verschil tuss<strong>en</strong> constructivist<strong>en</strong> onderling,<br />

nl. over de status van puur syntactische begripp<strong>en</strong>, zoals die van de grammaticale categorieën<br />

(substantief, adjectief, etc.) <strong>en</strong> syntactische relaties (subject, object, etc.). In de weergave<br />

van constructies in dit artikel heb ik, in navolging van de literatuur, gebruik gemaakt<br />

van etikett<strong>en</strong> voor traditionele syntactische categorieën, zoals NP <strong>en</strong> V. De vraag is wat de<br />

status van dat soort categorieën precies is in e<strong>en</strong> constructionele b<strong>en</strong>adering. Ik herinner<br />

er b.v. aan dat de vraag of we kom<strong>en</strong> e<strong>en</strong> koppelwerkwoord noem<strong>en</strong>, bepaald wordt door<br />

het antwoord op de vraag of het in e<strong>en</strong> copulatieve constructie voorkomt, in plaats van<br />

dat de constructie e<strong>en</strong> projectie is van e<strong>en</strong> onafhankelijk geïd<strong>en</strong>tificeerde klasse woord<strong>en</strong>.<br />

Croft (2001) noemt zijn variant van de constructie grammatica “radicaal” omdat hij<br />

deze lijn consequ<strong>en</strong>t doortrekt: volg<strong>en</strong>s hem zijn woordsoort<strong>en</strong> (<strong>en</strong> syntactische relaties)<br />

niet onafhankelijk van constructies te definiër<strong>en</strong>, <strong>en</strong> de laatste zijn dus de fundam<strong>en</strong>tele<br />

bouwst<strong>en</strong><strong>en</strong> van de syntactische theorie. Van e<strong>en</strong> verzameling woord<strong>en</strong> kan alle<strong>en</strong> maar<br />

zinnig beweerd word<strong>en</strong> dat die e<strong>en</strong> linguïstisch relevante klasse vorm<strong>en</strong>, als de woord<strong>en</strong> in<br />

kwestie distributionele eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> met elkaar del<strong>en</strong>, d.w.z. in de paradigma’s van één<br />

13 Bijzonder suggestief in dit verband is de evid<strong>en</strong>tie voor de rol van e<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>isvol templaat ‘NVN’ bij het<br />

verwerk<strong>en</strong> van zinn<strong>en</strong> in het Engels (Towns<strong>en</strong>d & Bever 2001, hfdst. 7).<br />

218<br />

<strong>Arie</strong> VerhAg<strong>en</strong>


<strong>Constructiegrammatica</strong> <strong>en</strong> ‘usage based’ <strong>taalkunde</strong><br />

of meer constructies voorkom<strong>en</strong>. Aangezi<strong>en</strong> constructies taalspecifiek zijn, zijn woordklass<strong>en</strong><br />

dat per definitie ook; er kúnn<strong>en</strong> in deze visie ge<strong>en</strong> universele woordsoort<strong>en</strong> bestaan.<br />

Syntactische etikett<strong>en</strong> als NP hebb<strong>en</strong> hoogst<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> mnemotechnische rol; in feite moet<strong>en</strong><br />

ze te reducer<strong>en</strong> zijn tot patron<strong>en</strong> van distributie over constructies.<br />

Heel anders ligt dat voor andere constructiegrammatici, waaronder Jack<strong>en</strong>doff <strong>en</strong> Kay<br />

& Fillmore. Voor h<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> syntactische categorieën <strong>en</strong> relaties e<strong>en</strong> aparte (onreduceerbare)<br />

dim<strong>en</strong>sie van de specificatie van constructies. Jack<strong>en</strong>doff (2002) is het meest<br />

expliciet in de theoretische uitwerking van zijn positie. Hij heft weliswaar het onderscheid<br />

tuss<strong>en</strong> het lexicon <strong>en</strong> het regelsysteem op, maar handhaaft het idee dat er e<strong>en</strong> niveau van<br />

syntactische repres<strong>en</strong>tatie is waarvan de eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> niet reduceerbaar zijn tot andere.<br />

Hij neemt aparte, parallelle, g<strong>en</strong>eratieve system<strong>en</strong> voor fonologie, syntaxis <strong>en</strong> semantiek<br />

aan, <strong>en</strong> het constructicon (inclusief de voormalige ‘phrase structure rules’) 14 is één van de<br />

belangrijkste system<strong>en</strong> die daar verband tuss<strong>en</strong> legg<strong>en</strong>.<br />

Deze controverse is nogal abstract, <strong>en</strong> voor de praktijk van e<strong>en</strong> constructionele taalbeschrijving<br />

lang niet altijd relevant. Het valt dan ook niet te verwacht<strong>en</strong> dat het m<strong>en</strong>ingsverschil<br />

op e<strong>en</strong>voudige wijze langs empirische weg opgelost zal kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Naarmate<br />

de verdere uitwerking van de ‘usage­based’ b<strong>en</strong>adering erin slaagt om de rol van abstracte<br />

syntactische categorieën daadwerkelijk terug te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> tot die van handzame afkorting<strong>en</strong><br />

voor taalinterne distributionele overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>, wordt die natuurlijk wel<br />

aantrekkelijker. Maar het staat allerminst van te vor<strong>en</strong> vast dat dit programma succes zal<br />

hebb<strong>en</strong>, temeer omdat één van de criteria voor succes zal zijn dat valide cross­linguïstische<br />

g<strong>en</strong>eralisaties toch ook verklaard moet<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. En e<strong>en</strong> of andere gem<strong>en</strong>gde<br />

oplossing is natuurlijk ook niet uitgeslot<strong>en</strong>.<br />

Wat in ieder geval wel vast lijkt te staan is dat er vanuit constructioneel perspectief<br />

zowel in taalbeschrijv<strong>en</strong>d als in taaltheoretisch opzicht voorlopig nog g<strong>en</strong>oeg te publicer<strong>en</strong><br />

zal zijn.<br />

• Bibliografie<br />

Blom, Corri<strong>en</strong> (2005). Complex predicates in Dutch: Synchrony and diachrony. LOT: Utrecht.<br />

Booij, Geert (2002). Constructional idioms, morphology, and the Dutch lexicon. Journal<br />

of Germanic Linguistics 14, 301­327.<br />

Booij, Geert (2004). De aan-het-infinitief­constructie in het Nederlands. In: Johan De<br />

Caluwe e.a. (red.), Taeldeman, man van de taal, schatbewaarder van de taal. G<strong>en</strong>t: Academia<br />

Press, 97­105<br />

Booij, Geert (te versch.). Constructions and the syntax­morphology interface. Lingue e<br />

Linguaggio.<br />

Brooks, Patricia J. & Michael Tomasello (1999). Learning the English passive construction.<br />

In: Barbara A. Fox, Dan Jurafsky & Laura A. Michaelis (red.), Cognition<br />

and function in language. Stanford, CA: CSLI Publications, 84­98.<br />

14 Ook Jack<strong>en</strong>doff (2002) is echter niet expliciet over de vraag of deze regels nu op twee verschill<strong>en</strong>de plaats<strong>en</strong> in<br />

zijn model voorkom<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> positief antwoord zou het model er natuurlijk niet mooier op mak<strong>en</strong>.<br />

219


Brown, Keith & Jim Miller (1996). Concise <strong>en</strong>cyclopedia of syntactic theories. Oxford, New<br />

York & Tokyo: Pergamon.<br />

Bybee, Joan L. (1985). Morphology: A study of the relation betwe<strong>en</strong> meaning and form. Amsterdam/Philadelphia:<br />

John B<strong>en</strong>jamins Publishing Company.<br />

Bybee, Joan L. (2000). The phonology of the lexicon: Evid<strong>en</strong>ce from lexical diffusion.<br />

In: Michael Barlow & Suzanne E. Kemmer (red.), Usage-based models of language.<br />

Stanford: CSLI Publications, 65­85.<br />

Bybee, Joan L. (in voorb.). The impact of use on repres<strong>en</strong>tation: grammar is usage and<br />

usage is grammar.<br />

Chomsky, Noam (1993). A minimalist program for linguistic theory. In: K<strong>en</strong>neth Hale<br />

& Samuel Jay Keyser (red.), The view from Building 20. Cambridge, MA: The MIT<br />

Press, 1­52.<br />

Croft, William (2001). Radical construction grammar. Syntactic theory in typological perspective.<br />

Oxford: Oxford University Press.<br />

Croft, William & D. Alan Cruse (2004). Cognitive linguistics. Cambridge: Cambridge University<br />

Press.<br />

Diessel, H. & M. Tomasello (2001). The acquisition of finite complem<strong>en</strong>t clauses in<br />

English: A corpus­based analysis. Cognitive linguistics 12, 97­141.<br />

Ernestus, Mirjam (2000). Voice assimilation and segm<strong>en</strong>t reduction in casual Dutch. Dissertatie<br />

Vrije Universiteit, Amsterdam.<br />

Everaert, Martin (1992). Nogmaals: e<strong>en</strong> schat van e<strong>en</strong> kind. In: Hans B<strong>en</strong>nis & Jan W.<br />

de Vries (red.), De binn<strong>en</strong>bouw van het Nederlands. E<strong>en</strong> bundel artikel<strong>en</strong> voor Piet Paardekooper.<br />

Dordrecht: ICG Publications, 45­54.<br />

Everaert, Martin, Erik-Jan van der Lind<strong>en</strong>, André Sch<strong>en</strong>k, Rob Schreuder (red.)<br />

(1995). Idioms: Structural and psychological perspectives. Hillsdale NJ: Lawr<strong>en</strong>ce Erlbaum.<br />

Fillmore, Charles J., Paul Kay, Mary Catherine O’Connor (1988). Regularity and<br />

idiomaticity in grammatical constructions: The case of let alone. Language 64,<br />

501­538.<br />

Fleischer, Wolfgang (1982). Phraseologie der deutsch<strong>en</strong> Geg<strong>en</strong>wartssprache. Leipzig: VEB<br />

Bibliographisches Institut.<br />

Fool<strong>en</strong>, Ad (2004). Expressive binominal NPs in Germanic and Romance languages. In:<br />

Günter Radd<strong>en</strong> & Klaus­Uwe Panther (red.), Studies in linguistic motivation. Berlijn:<br />

Mouton de Gruyter, 75­100.<br />

Geeraerts, Dirk (1989). Wat er in e<strong>en</strong> woord zit. Facett<strong>en</strong> van de lexicale semantiek. Leuv<strong>en</strong>:<br />

Peeters.<br />

Goldberg, Adele E. (1995). Constructions. A construction grammar approach to argum<strong>en</strong>t structure.<br />

Chicago, Ill./London: University of Chicago Press.<br />

Goldberg, Adele E. (2003). Constructions: a new theoretical approach to language.<br />

Tr<strong>en</strong>ds in cognitive sci<strong>en</strong>ces 7, 219­224.<br />

Goldberg, Adele E. (te versch.). Constructions at work. The nature of g<strong>en</strong>eralization in language.<br />

Oxford: Oxford University Press.<br />

Goldberg, Adele E., Devin M. Cas<strong>en</strong>hiser & Nitya Sethuraman (2004). Learning<br />

argum<strong>en</strong>t structure g<strong>en</strong>eralizations. Cognitive linguistics 15, 289­316.<br />

220<br />

<strong>Arie</strong> VerhAg<strong>en</strong>


<strong>Constructiegrammatica</strong> <strong>en</strong> ‘usage based’ <strong>taalkunde</strong><br />

Goldberg, Adele E. & Ray Jack<strong>en</strong>doff (2004). The English resultative as a family of<br />

constructions. Language 80, 532­568.<br />

Gries, Stefan Th., Beate Hampe & Doris Schönefeld (te versch.). Converging evid<strong>en</strong>ce:<br />

Bringing together experim<strong>en</strong>tal and corpus data on the association of verbs<br />

and constructions. Cognitive Linguistics.<br />

Groot, C. de (1995). De abs<strong>en</strong>tief in het Nederlands: e<strong>en</strong> grammaticale categorie. Forum<br />

der letter<strong>en</strong> 36, 1­18.<br />

Groot, C. de (2000). The abs<strong>en</strong>tive. In: Ö. Dahl (red.), T<strong>en</strong>se and aspect in the languages of<br />

Europe. Berlijn: Mouton de Gruyter, 641­667.<br />

Haeseryn, Walter, Kirstin Romijn, Guido Geerts, Jaap de Rooij & Maart<strong>en</strong> C. van<br />

d<strong>en</strong> Toorn (1997). Algem<strong>en</strong>e Nederlandse Spraakkunst. Tweede, geheel herzi<strong>en</strong>e<br />

druk. Groning<strong>en</strong>/Deurne: Martinus Nijhoff/Wolters Plantyn.<br />

Haiman, John (1985). Natural syntax. Iconicity and erosion. Cambridge: Cambridge University<br />

Press.<br />

Van der Horst, Joop & Kees van der Horst (1999). Geschied<strong>en</strong>is van het Nederlands in de<br />

twintigste eeuw. D<strong>en</strong> Haag/Antwerp<strong>en</strong>: Sdu Uitgevers/Standaard Uitgeverij.<br />

Hüning, Matthias (2003). Zwisch<strong>en</strong> Deutsch und English. Aspekte der sprachlich<strong>en</strong><br />

Id<strong>en</strong>tität des Niederländisch<strong>en</strong>. In: Herbert Van Uffel<strong>en</strong>, M. Elisabeth Weiss<strong>en</strong>böck,<br />

Christine van Baal<strong>en</strong> (Hrsg.), Sprache und Id<strong>en</strong>tität. Akt<strong>en</strong> des Symposiums zum 10jährig<strong>en</strong><br />

Besteh<strong>en</strong> der Nederlandistik am 18. und 19. Oktober 2002 in Wi<strong>en</strong>. Wi<strong>en</strong>: Edition<br />

Praes<strong>en</strong>s, 143­158.<br />

Jack<strong>en</strong>doff, Ray (1975). Morphological and semantic regularities in the lexicon. Language<br />

51, 639­671.<br />

Jack<strong>en</strong>doff, Ray (1995). The boundaries of the lexicon. In: Everaert et al. (red.), 133­<br />

165.<br />

Jack<strong>en</strong>doff, Ray (1997). Twistin’ the night away. Language 73, 534­559.<br />

Jack<strong>en</strong>doff, Ray (2002). Foundations of language. Brain, meaning, grammar, evolution.<br />

Oxford: Oxford University Press.<br />

Kay, Paul & Charles J. Fillmore (1999). Grammatical constructions and linguistic g<strong>en</strong>eralizations:<br />

The What’s X doing Y? construction. Language 75, 1­33.<br />

Kuiper, Ko<strong>en</strong>raad (2004). Review of Alison Wray, Formulaic language and the lexicon.<br />

Cambridge: Cambridge University Press, 2002. Language 80, 868­871.<br />

Lakoff, George (1987). Wom<strong>en</strong>, fire, and dangerous things. What categories reveal about the<br />

mind. Chicago: Chicago University Press.<br />

Langacker, Ronald W. (1987). Foundations of cognitive grammar. Volume I, Theoretical prerequisites.<br />

Stanford: Stanford University Press.<br />

Langacker, Ronald W. (1988). A usage­based model. In: Brygida Rudzka­Ostyn (red.),<br />

Topics in cognitive linguistics, Amsterdam/Philadelphia: John B<strong>en</strong>jamins, 127­161.<br />

Langacker, Ronald W. (te versch.). Construction grammars: Cognitive, radical, and less<br />

so.<br />

Lasnik, Howard (2002). The minimalist program in syntax. Tr<strong>en</strong>ds in cognitive sci<strong>en</strong>ces 6,<br />

432­437.<br />

Paardekooper, P.C. (1956). E<strong>en</strong> schat van e<strong>en</strong> kind. De nieuwe taalgids 49, 93­99.<br />

Poss, Michaela (te versch.). Towards an implem<strong>en</strong>tation of construction grammar.<br />

221


Sass<strong>en</strong>, A. (1978). Over e<strong>en</strong> verget<strong>en</strong> koppelwerkwoord: kom<strong>en</strong>. De nieuwe taalgids 71,<br />

582­593.<br />

Tomasello, Michael (2000). Do young childr<strong>en</strong> have adult syntactic compet<strong>en</strong>ce? Cognition<br />

74, 209­253<br />

Tomasello, Michael (2003). Constructing a language. A usage-based theory of language acquisition.<br />

Cambridge, MA/London: Harvard University Press.<br />

Towns<strong>en</strong>d, David J. & Thomas G. Bever (2001). S<strong>en</strong>t<strong>en</strong>ce compreh<strong>en</strong>sion: The integration<br />

of habits and rules. Cambridge, MA: MIT Press.<br />

Tuggy, David (1999). Linguistic evid<strong>en</strong>ce for polysemy in the mind: A response to William<br />

Croft and Dominiek Sandra. Cognitive Linguistics 10, 343­368.<br />

Verhag<strong>en</strong>, <strong>Arie</strong> (2002). From parts to wholes and back again. Cognitive linguistics 13,<br />

403­439.<br />

Verhag<strong>en</strong>, <strong>Arie</strong> (2003). Hoe het Nederlands zich e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> weg baant. Vergelijk<strong>en</strong>de <strong>en</strong><br />

historische observaties vanuit e<strong>en</strong> constructie­perspectief. Nederlandse <strong>taalkunde</strong> 8,<br />

328­346.<br />

Verhag<strong>en</strong>, <strong>Arie</strong> (2005). Constructions of intersubjectivity. Discourse, syntax, and cognition.<br />

Oxford: Oxford University Press.<br />

Vries, Jan W. de (1975). Lexicale morfologie van het werkwoord in modern Nederlands. Leid<strong>en</strong>:<br />

Universitaire Pers.<br />

222<br />

<strong>Arie</strong> VerhAg<strong>en</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!