Inhoud H2O nummer 18, september 2011 - H2O - Tijdschrift voor ...
Inhoud H2O nummer 18, september 2011 - H2O - Tijdschrift voor ...
Inhoud H2O nummer 18, september 2011 - H2O - Tijdschrift voor ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
44ste jaargang / 16 <strong>september</strong> <strong>2011</strong><br />
nº <strong>18</strong> / <strong>2011</strong><br />
TIJDSCHRIFT VOOR WATERVOORZIENING EN WATERBEHEER<br />
WORLD WATER WEEK: MEER GROEN IN STEDEN<br />
WAARSCHUWING BIJ AFSCHEID HANS VAN DIJK<br />
HONDERD JAAR AFVOERGEGEVENS BORGHAREN<br />
BETERE HOOGWATERVOORSPELLINGEN DOOR ZWARE REGENVAL
Duurzame toekomst<br />
Volgende week dinsdag maakt het kabinet haar plannen <strong>voor</strong> het<br />
komend jaar bekend. Die plannen zullen <strong>voor</strong>al in het teken staan<br />
van de crisis in de huidige economie en noodzakelijke bezuinigingen,<br />
omdat de overheid veel te veel geld uitgegeven heeft. Althans veel<br />
meer dan ze in kas had. Is te veel geld ten onrechte uitgegeven?<br />
Leefden we de afgelopen jaren (decennia) te ‘luxe’? Kortom, gaven we<br />
geld uit dat er in feite niet was?<br />
Feit is dat de huidige economie onder zware druk staat. De economie<br />
hangt erg af van productie. Hergebruik van materialen of goederen<br />
krijgt nauwelijks prioriteit. De watersector steekt daar in positieve zin<br />
gunstig tegen af. Het waterverbruik is redelijk stabiel. Maar <strong>voor</strong>al<br />
H 2O tijdschrift <strong>voor</strong> water<strong>voor</strong>ziening en<br />
waterbeheer verschijnt ééns per 14 dagen<br />
Offi cieel orgaan van<br />
Stichting tot uitgave van het tijdschrift<br />
H 2O en haar participanten:<br />
- Koninklijk Nederlands Waternetwerk<br />
- Vewin<br />
- Kiwa Water Holding BV<br />
Uitgever<br />
Rinus Vissers<br />
Redactie<br />
Peter Bielars (hoofdredacteur)<br />
Michiel van Zaane<br />
Jacques Geluk<br />
Postbus 122, 3100 AC Schiedam<br />
telefoon (010) 427 41 65<br />
fax (010) 473 99 11<br />
e-mail h2o@nijgh.nl<br />
Bezoekadres: Stationsplein 2, Schiedam<br />
Redactiesecretariaat<br />
Dora Pompe<br />
Redactieadviesraad<br />
Jos Peters (<strong>voor</strong>zitter) (DHV)<br />
Jan Hofman (KWR Watercycle Research Institute)<br />
Daphne de Koeijer (gemeente Rotterdam)<br />
Johan van Mourik (SKIW)<br />
Joris Schaap (Aequator)<br />
Advertentieverkoop<br />
Roelien Voshol (010) 427 41 54<br />
Brigitte Laban (010) 427 41 52<br />
Mediaorder<br />
Carola Sjoukes (010) 427 41 41<br />
fax (010) 473 20 00<br />
Abonnementenservice<br />
(010) 427 41 73 (van 9.00 tot 12.00 uur)<br />
e-mail abo@nijgh.nl<br />
fax (010) 473 20 00<br />
Abonnementsprijs<br />
€ 106,- per jaar excl. 6% BTW<br />
€ 140,- per jaar <strong>voor</strong> buitenland<br />
€ 8,50 losse exemplaren excl. 6% BTW<br />
Abonnementen gelden <strong>voor</strong> één jaar en worden<br />
– zonder tegenbericht – automatisch verlengd.<br />
Opzeggingen dienen schriftelijk uiterlijk 6 weken<br />
<strong>voor</strong> het afl open van de abonnementsperiode te<br />
geschieden aan bovenstaand postadres.<br />
Druk en lay-out<br />
DeltaHage grafi sche dienstverlening, Den Haag<br />
Copyright<br />
Nijgh Periodieken B.V., <strong>2011</strong><br />
Het auteursrecht op de inhoud van dit tijdschrift wordt<br />
uitdrukkelijk <strong>voor</strong>behouden. Overname van artikelen<br />
alleen na schriftelijke toestemming van de uitgever.<br />
www.vakbladh2o.nl<br />
de producenten (de drinkwaterbedrijven), maar ook de zuiveraars<br />
(de waterschappen) werken al jaren aan een steeds duurzamere<br />
kringloop. Met name de waterschappen zijn in gestaag tempo bezig<br />
hun zuiveringsinstallaties energieneutraal te maken. Sterker nog,<br />
sommige installaties gaan straks energie opleveren.<br />
Deze verduurzaming van de afvalwaterketen is een belangrijke<br />
ontwikkeling. Ze bespaart bovendien veel geld. Eigenlijk kan de<br />
landelijke overheid zolangzamerhand een <strong>voor</strong>beeld gaan nemen aan<br />
de waterschappen. De watersector wordt steeds duurzamer.<br />
Peter Bielars<br />
4 / World Water Week Stockholm: investeer in<br />
groen in steden<br />
Michael van der Valk<br />
6 / Waarschuwing bij afscheid Hans van<br />
Dijk: “Verder reorganiseren en bezuinigen<br />
onverstandig”<br />
8 / Interview met Els van Grol en Herman Haas<br />
(Platform Zoet-Zout)<br />
Maarten Gast<br />
10 / ‘Vitaal water niet meten, maar zelf ervaren<br />
en beleven’<br />
12 / De honderdste verjaardag van de afvoerreeks<br />
Borgharen<br />
Mirjam van Roode en Rolf van der Veen<br />
15 / Recensie: ‘Nutrient Removal’ is een nuttig<br />
handboek<br />
Arjen van Nieuwenhuijzen<br />
16 / Waternetwerken<br />
23 / Extreme regenval en overstromingen in<br />
het stroomgebied van de Hupselse Beek<br />
Claudia Brauer, Ryan Teuling, Aart Overeem en<br />
Remco Uijlenhoet<br />
27 / Geneesmiddelen in afvalwater: aanpak bij<br />
zorginstellingen of woonwijken?<br />
Lideke Vergouwen, Barry Pieters en Bert Palsma<br />
31 / Nieuwe mogelijkheden <strong>voor</strong> herziening<br />
van de HELP-tabel<br />
Jan van Bakel en Gé van den Eertwegh<br />
34 / Ruim tien jaar wateronderzoek: een<br />
statistische goudmijn<br />
Ed van der Mark, Ferry Roman, Luc Zandvliet en<br />
Toine Ramaker<br />
37 / Agenda<br />
38 / Handel & Industrie<br />
inhoud nº <strong>18</strong> / <strong>2011</strong><br />
4<br />
10<br />
12<br />
Bij de omslagfoto:<br />
De Overijsselse Vecht, een <strong>voor</strong>beeld van<br />
natuurlijke meandering die er<strong>voor</strong> zorgt dat het<br />
water vitaler zou worden (foto: Healing Water<br />
Institute) (zie pagina 10).
World Water Week Stockholm:<br />
investeer in groen in steden<br />
Zo’n 2.500 politici, burgemeesters, wetenschappers, zakenlui, vertegenwoordigers<br />
van internationale organisaties en waterdeskundigen hebben tijdens de<br />
World Water Week in Stockholm een pleidooi gehouden om in groen te<br />
investeren. Met minder bebouwd en/of bestraat gebied en meer groen kan de<br />
water<strong>voor</strong>ziening in (met name de grote) steden in de toekomst beter zeker<br />
gesteld worden. Meer investeringen in rampbestendige infrastructuur en een<br />
slimmer waterbeheer moeten <strong>voor</strong>komen dat overstromingen, droogte en<br />
watervervuiling gevaar opleveren <strong>voor</strong> de productie van voedsel en energie, en<br />
<strong>voor</strong> de beschikbaarheid van water.<br />
De jaarlijkse World Water Week in<br />
Stockholm vond plaats van 21 tot<br />
en met 26 augustus. Het thema<br />
luidde ‘Water in an urbanized world’. Dit<br />
betekende veel sessies over steden en<br />
panels met burgemeesters, maar ook was er<br />
als vanouds veel aandacht <strong>voor</strong> klimaatverandering,<br />
landbouw en natuur. Omdat<br />
bijna overal de dorpen (aan elkaar) groeien,<br />
werd ook dit opgevat als verstedelijking.<br />
Kortom, genoeg onderwerpen <strong>voor</strong> een<br />
breed perspectief op waterbeheer.<br />
Middels een aantal sessies werd getracht<br />
inzicht te krijgen in het traject op weg naar<br />
het zesde World Water Forum, dat in maart<br />
2012 in Marseille plaatsvindt, maar of dit is<br />
gelukt, daarover verschillen de meningen.<br />
Terwijl er al stands in Marseille kunnen<br />
worden gereserveerd, is over het programma<br />
nog weinig bekend. Van Den Haag tot Parijs<br />
en Washington zijn er <strong>voor</strong>behouden ten<br />
aanzien van het proces dat nogal door Franse<br />
invloeden lijkt te worden overheerst.<br />
De komende maanden staat in ieder geval<br />
nog het nodige te gebeuren. Ook in Marseille<br />
zullen steden centraal staan - de wereldkaart<br />
kent inmiddels al meer dan 50 megasteden<br />
met meer dan vijf miljoen inwoners.<br />
Naar verwachting woont in 2050 zo’n 80<br />
procent van de wereldbevolking in steden:<br />
meer dan de gehele wereldbevolking op dit<br />
moment. Daarnaast bevindt de meeste groei<br />
zich in gebieden met een watertekort of een<br />
hoge kans op overstromingen.<br />
4 H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
Henk van Schaik<br />
Willem-Alexander<br />
Voorafgaand aan de World Water Week nam de Prins van Oranje deel<br />
aan een bijeenkomst van het 15-jarige Global Water Partnership (GWP),<br />
waarvan hij al sinds 1998 beschermheer is. De bijeenkomst vond elders<br />
in de stad plaats en was alleen op uitnodiging, wat niet altijd in goede<br />
aarde viel bij betrokkenen. Prins Willem-Alexander verwees naar de<br />
banden tussen het GWP en zijn werk als <strong>voor</strong>zitter van de UNSGAB: de<br />
adviesraad <strong>voor</strong> water en sanitatie van de secretaris-generaal van de<br />
VN. Het Hashimoto Action Plan bepaalt de agenda <strong>voor</strong> de UNSGAB:<br />
sanitatie, innovatie in waterbeheer en waterefficiëntie in de landbouw<br />
teneinde zowel water- als voedselzekerheid te bewerkstelligen.<br />
Dit alles werd in het kader geplaatst van de Rio+20-bijeenkomst<br />
volgend jaar. Het was ook de prins opgevallen dat de bevolkingsexplosie<br />
sneller gaat dan de groei van het aantal sanitaire faciliteiten.<br />
Klimaatverandering<br />
Klimaatverandering blijft een belangrijk<br />
onderwerp in Stockholm. Tijdens een door<br />
Henk van Schaik georganiseerd High Level<br />
Panel on Climate and Water, met onderhandelaars<br />
uit Frankrijk, de Verenigde Staten en<br />
Zweden, pleitte de minister <strong>voor</strong> Milieu en<br />
Water uit Zuid-Afrika <strong>voor</strong> meer aandacht<br />
<strong>voor</strong> water tijdens de klimaatconferentie<br />
COP-17 van UNFCCC. De onderhandelaars<br />
bepleitten meer actieve deelname van<br />
deskundigen op watergebied in het<br />
UNFCCC-proces en met name het Nairobi<br />
Work Programme, dat zich bezig houdt met<br />
de gevolgen van klimaatverandering en de<br />
noodzakelijke aanpassingen in het<br />
waterbeheer.<br />
In een andere sessie maakte UN-Habitat<br />
duidelijk dat in het zuiden vaak sprake is van<br />
een ongebreidelde en oncontroleerbare<br />
informele groei van krottenwijken, waar het<br />
ontbreekt aan bestuurlijke structuren,<br />
financiële draagkracht en nuts<strong>voor</strong>zieningen<br />
als schoon (drink)water en goede sanitaire<br />
<strong>voor</strong>zieningen. Bij het treffen van maatregelen<br />
<strong>voor</strong> toenemende extreme situaties en<br />
langjarige klimaateffecten zal men van deze<br />
Tegelijk valt waar te nemen dat men eerder een mobiele telefoon of<br />
televisie heeft dan een toilet. “There is no wastewater, only water that<br />
is wasted!”, riep Willem-Alexander, verwijzend naar een betere<br />
(her)benutting van afvalwater. Bij GWP, dat zich vanouds <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong><br />
integraal waterbeheer inzette, valt een verschuiving naar sanitatie waar<br />
te nemen.<br />
Ook verwees de prins naar de gevolgen van klimaatverandering, die<br />
zich <strong>voor</strong>al uiten in de waterkringloop, en naar het feit dat we zo weinig<br />
horen over de recente overstromingen in Pakistan. “Water is the<br />
medium that links the challenges of food security, energy security,<br />
climate change, economic growth and human livelihoods”, stelde de<br />
prins, zodat de oplossingen niet alleen binnen de watersector kunnnen<br />
worden gevonden maar <strong>voor</strong>al ook daarbuiten.
ealiteit uit moeten gaan. Dit is geheel<br />
tegengesteld aan de omstandigheden in<br />
geïndustrialiseerde landen en steden. Wellicht<br />
zal men <strong>voor</strong> de krottenwijken primair<br />
moeten inzetten op vroegtijdige waarschuwingen<br />
en niet op onbetaalbare infrastructuur.<br />
Maar is dat haalbaar en is het ook<br />
acceptabel? Een punt van aandacht, ook <strong>voor</strong><br />
de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking.<br />
De World Water Week omvatte ook een panel<br />
over de adaptatiewensen <strong>voor</strong> informatie,<br />
financiering en integratie, en hoe daaraan<br />
tegemoet te komen - ondanks de vroege<br />
zondagochtend leverde dit een volle zaal op.<br />
Interessant in dit verband is de nieuwe<br />
Alliance for Global Water Adaptation: een<br />
initiatief van een groot aantal betrokken<br />
organisaties, <strong>voor</strong>gezeten door de natuurorganisatie<br />
Conservation International. Sowieso<br />
werd een groot deel van het programma<br />
door steeds meer natuurorganisaties<br />
gedragen. Naast Conservation International<br />
namen onder meer The Nature Conservancy,<br />
WWF en IUCN aan een groot aantal seminars<br />
en workshops in Stockholm deel.<br />
Tijdens een bijeenkomst van UN-Water later<br />
in de week zijn een nieuwe <strong>voor</strong>zitter en<br />
vice-<strong>voor</strong>zitter gekozen: respectievelijk<br />
Michel Jarraud (secretaris-generaal van<br />
WMO) en Bert Diphoorn (UN-Habitat). Het is<br />
<strong>voor</strong> het eerst dat het <strong>voor</strong>zitterschap op dit<br />
hoge niveau is gebracht - een teken dat de<br />
verslag<br />
Verenigde Naties een steeds groter belang<br />
aan water toekent. De eerdere nominatie van<br />
Achim Steiner (UNEP) heeft het niet gehaald.<br />
Opvallend was de grootschalige aanwezigheid<br />
van UNESCO, zowel via het International<br />
Hydrological Programme (IHP) dat<br />
meerdere met Nederlandse hulp georganiseerde<br />
sessies coördineerde, als via het<br />
UNESCO-IHE dat ook nog nooit eerder met zo<br />
veel mensen aanwezig was. Het IHP en het<br />
IHE deelden samen een drukbezochte en<br />
centraal gelegen stand.<br />
De World Water Week was dit jaar weer een<br />
ideale netwerkmogelijkheid <strong>voor</strong> wateraangelegenheden,<br />
onder meer in de aanloop<br />
naar het World Water Forum volgend jaar; er<br />
werd dan ook gretig gebruik van gemaakt. De<br />
week werd afgesloten met een ‘Stockholm<br />
Statement to the 2012 United Nations<br />
Conference on Sustainable Development in<br />
Rio de Janeiro (Rio+20 Summit)’. De<br />
verklaring richt zich op overheidsvertegenwoordigers<br />
die juni volgend jaar zullen<br />
deelnemen aan de Rio+20-bijeenkomst en<br />
roept op tot de universal provisioning of safe<br />
drinking water, adequate sanitation and<br />
modern energy services by the year 2030. Men<br />
streeft onder meer naar een toename met 20<br />
procent van de efficiëntie van het waterverbruik<br />
in de landbouw en een evenredige<br />
afname van de verontreiniging van het water.<br />
Hoe dat bepaald moet worden, blijft in het<br />
midden, waarmee het <strong>voor</strong>al een richtinggevende<br />
roep om meer en beter is.<br />
met dank aan Michael van der Valk<br />
foto's: SIWI<br />
H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
5
Waarschuwing bij afscheid Hans van Dijk:<br />
“Verder reorganiseren en bezuinigen onverstandig”<br />
De jaarlijkse benchmark die de drinkwaterbedrijven uitvoeren, kan op termijn<br />
negatieve gevolgen hebben. Na een aanvankelijk positief effect op zowel de<br />
kosten als de kwaliteit bestaat het risico dat de bedrijven <strong>voor</strong>al naar de<br />
financiële kant van de bedrijfsvergelijking kijken. Dat zou ten koste kunnen<br />
gaan van de kwaliteit. Daar<strong>voor</strong> waarschuwde Hans van Dijk in zijn<br />
afscheidsrede als hoogleraar aan de TU Delft. Na 20 jaar werkzaam te zijn<br />
geweest als hoogleraar Drinkwater<strong>voor</strong>ziening aan de Technische Universiteit<br />
nam de 57-jarige Van Dijk op 9 <strong>september</strong> jl. afscheid.<br />
De Nederlandse drinkwatersector<br />
heeft volgens Van Dijk <strong>voor</strong>al veel<br />
om trots op te zijn: het<br />
Nederlandse drinkwater geldt als het beste ter<br />
wereld. Hij ging in zijn rede ook in op<br />
potentiële bedreigingen. Is het bij<strong>voor</strong>beeld<br />
denkbaar dat drinkwaterbedrijven de<br />
volgende prooi zullen worden van internationale<br />
opkoopfondsen en consortia, net als<br />
ABN AMRO?<br />
Volgens Van Dijk is een drinkwaterbedrijf<br />
potentieel een zeer interessant product <strong>voor</strong><br />
een internationale belegger. “Nu is het wel zo<br />
dat de gemeentelijke en provinciale<br />
eigenaren van de drinkwaterbedrijven<br />
momenteel niet geneigd zijn om de<br />
aandelen te koop aan te bieden. In de<br />
nieuwe drinkwaterwet is het publieke<br />
eigendom zelfs vastgelegd. Maar hoe zeker<br />
zijn deze zaken op de langere termijn<br />
wanneer we in een volgende, Europese crisis<br />
belanden en de overheid weer dringend om<br />
geld verlegen zit?” vroeg Van Dijk zich af. “We<br />
hebben bij de verkoop van de energiebedrijven<br />
gezien dat overheden het heel<br />
moeilijk vinden om neen te zeggen tegen<br />
een zak met geld.”<br />
6 H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
Op korte termijn is de verkoop van drinkwaterbedrijven<br />
niet aan de orde. “Voor de<br />
komende jaren hebben we meer reden om<br />
ons zorgen te maken over de effecten van<br />
fusies en het benchmarken, dus de<br />
onderlinge vergelijking van de bedrijven.” Dit<br />
laatste heeft volgens Van Dijk een enorme<br />
impact gehad. In eerste instantie is deze<br />
invloed positief geweest. De onderlinge<br />
vergelijking leidde tot ‘leereffecten’, zodat de<br />
kosten de afgelopen twaalf jaar met 24<br />
procent zijn gedaald terwijl de waterkwaliteit<br />
nog steeds uitstekend is. De grens van het<br />
benchmarken is nu echter wel bereikt.<br />
Doordat verreweg de meeste aandacht<br />
uitgaat naar de financiële paragraaf, komen<br />
steeds meer bedrijven <strong>voor</strong> dilemma’s te<br />
staan hoe nog verder te bezuinigen. Het<br />
risico wordt steeds groter dat men te ver gaat<br />
snijden, waardoor de kwaliteit onder druk<br />
komt.”<br />
Halvering personeelsbestand<br />
Het personeelsbestand in de drinkwatersector<br />
is het afgelopen decennium<br />
gehalveerd. “Vele deskundigen zijn<br />
vertrokken en nieuwe managers zijn<br />
gekomen. De managers letten <strong>voor</strong>al op de<br />
Hans van Dijk<br />
Aanleg kwelgeul Amerongse Bovenpolder<br />
De Dienst Landelijk Gebied (DLG) en Rijkswaterstaat zijn op 8 <strong>september</strong><br />
begonnen met de aanleg van een kwelgeul in de Amerongse Bovenpolder. De<br />
werkzaamheden volgen uit Europese afspraken <strong>voor</strong> de verbetering van de<br />
waterkwaliteit. De kwelgeul wordt gegraven in de uiterwaard van de Nederrijn<br />
bij Amerongen en wordt zes kilometer lang.<br />
kosten, waardoor kwaliteit en vakkennis<br />
verloren dreigen te gaan. Her en der is het al<br />
erg dun gesteld met de bezetting en worden<br />
steeds meer taken uitbesteed aan<br />
consultants en externe bedrijven waardoor<br />
men in noodsituaties niet meer kan ingrijpen.
Verder reorganiseren en bezuinigen op<br />
personeel is daarom onverstandig. Met de<br />
kaasschaaf verder bezuinigen op investeringen<br />
en onderhoud zal ook onvermijdelijk<br />
leiden tot een afname van de kwaliteit en de<br />
leveringszekerheid. We komen dan in een<br />
negatieve spiraal die het vertrouwen in de<br />
drinkwater<strong>voor</strong>ziening zal ondermijnen en<br />
zal leiden tot ongewenste maatschappelijk<br />
effecten en kosten.”<br />
Vakkennis in RvC minimaal<br />
De directeuren van de drinkwaterbedrijven<br />
waren tot <strong>voor</strong> kort altijd civiel ingenieurs.<br />
“Zij hadden vakkennis en visie en namen de<br />
juiste beslissingen over kosten en kwaliteit”,<br />
constateert Van Dijk. “Maar de afgelopen<br />
jaren zijn ook directeuren benoemd van<br />
buiten de sector. Dit zijn ongetwijfeld prima<br />
algemene managers, maar zij beschikken<br />
niet over de inhoudelijke kennis op het<br />
vakgebied. In de Raad van Commissarissen is<br />
de inhoudelijke kennis bij de meeste<br />
bedrijven ook minimaal. Nu ben ik geen<br />
Johan Cruijff die vindt dat alles moet wijken<br />
<strong>voor</strong> vakkennis, maar enige inhoudelijke<br />
kennis bij het bestuur van een drinkwaterbedrijf<br />
lijkt me toch wel noodzakelijk.”<br />
“Ik pleit daarom - in aansluiting op de code<br />
Tabaksblat en de code Banken - <strong>voor</strong> een<br />
code Waterbedrijven waarin wordt geborgd<br />
dat directie en de Raad van Commissarissen<br />
van waterbedrijven ook inhoudelijke kennis<br />
op hoog niveau bezitten, zodat de juiste<br />
afweging van kosten en kwaliteit gemaakt<br />
kan worden zonder dat het bedrijf<br />
‘uitgebeend’ wordt en de eigen kennis,<br />
weerbaarheid en beroepstrots verloren gaan,”<br />
aldus Hans van Dijk.<br />
De geul wordt ‘gevoed’ met schoon<br />
water door kwel vanuit twee<br />
richtingen: de Utrechtse Heuvelrug<br />
én de Rijn. Dit feit plus de lengte van de geul<br />
maken het project uniek in Nederland.<br />
DLG en Rijkswaterstaat rekenen erop dat de<br />
geul volgend <strong>voor</strong>jaar klaar is. Het Utrechts<br />
Landschap, Staatsbosbeheer en Hoogheemraadschap<br />
De Stichtse Rijnlanden gaan het<br />
gebied beheren. De werkzaamheden kosten<br />
ongeveer drie miljoen euro. Opdrachtgevers<br />
zijn de ministeries van Infrastructuur en<br />
Milieu én van Economie, Landbouw en<br />
Innovatie. Dienst Landelijk Gebied is<br />
verantwoordelijk <strong>voor</strong> de uitvoering,<br />
ondersteund door Arcadis. Boskalis is de<br />
aannemer die onder andere het graafwerk en<br />
de kleiwinning verzorgt.<br />
Dit is het eerste project naar aanleiding van<br />
het samenwerkingsconvenant van Dienst<br />
Landelijk Gebied en Rijkswaterstaat <strong>voor</strong><br />
uitvoering van de Kaderrichtlijn Water.<br />
verslag<br />
Nederlandse watersector vraagt<br />
aandacht EU <strong>voor</strong> energiewinning<br />
uit water<br />
Nationale en Europese regelgeving zitten de afzet en een goede prijs <strong>voor</strong><br />
energie en bij<strong>voor</strong>beeld fosfaat uit water nu soms in de weg. Energie uit water<br />
is, net als andere alternatieve energiebronnen, nu zonder aanvulling met<br />
publieke middelen nog niet concurrerend met traditionele energie. Daar moet<br />
Europese regelgeving over overheidssteun dus niet in de weg zitten. Ook zijn er<br />
Europese richtlijnen die nog weinig effect hebben, zoals de richtlijn <strong>voor</strong><br />
hernieuwbare bronnen. Het Europarlement kan daar verandering in<br />
aanbrengen. Tot die conclusie kwam een 120-tal deelnemers aan het door de<br />
Nederlandse watersector georganiseerde seminar ‘Resourceful Water’ op 6<br />
<strong>september</strong> in Brussel.<br />
Judith Merkies en Roelof Kruize<br />
Het initiatief tot het seminar lag bij<br />
Europarlementariër Judith Merkies<br />
(PvdA). Samen met de Unie van<br />
Waterschappen, Vewin, Waternet, Peter Pex<br />
van bureau Brussel en de Europese waterorganisaties<br />
Eureau en WssTP wilde Merkies -<br />
als rapporteur <strong>voor</strong> het parlement <strong>voor</strong> de<br />
InnovatieUnie en co-rapporteur <strong>voor</strong> de<br />
grondstoffenstrategie <strong>voor</strong> Europa - de<br />
belangstelling peilen bij de Europese Unie<br />
<strong>voor</strong> de mogelijkheden die innovatie <strong>voor</strong> de<br />
watersector biedt en het belang van<br />
efficiëntie in het watergebruik.<br />
De deelnemers van het seminar kwamen uit<br />
alle EU-landen. Voor een klein deel waren het<br />
de waterdeskundigen en -bestuurders, maar<br />
<strong>voor</strong> het overgrote deel politici en<br />
ambtenaren uit Brussel <strong>voor</strong> wie het een<br />
eerste kennismaking inhield met de<br />
potenties van energie uit water. Bij hen bleek<br />
een grote behoefte te bestaan aan meer<br />
informatie over dit onderwerp.<br />
Daarom werd een programma gepresenteerd<br />
waarin de potenties van energie en andere<br />
stoffen uit water bekeken werden vanuit<br />
Europees perspectief. De verantwoordelijke<br />
Europese commissaris Janez Potocnik is bezig<br />
met een visie <strong>voor</strong> een Europa dat efficiënt<br />
omgaat met onder meer de beschikbare<br />
hoeveelheid zoet water. Deze toekomstschets<br />
is nog volop in ontwikkeling; besluitvorming<br />
vind pas volgend jaar plaats. De watersector<br />
wordt uitgenodigd mee te denken.<br />
Uit de bijdragen kwam naar voren dat<br />
energie uit water, maar <strong>voor</strong>al ook warmte-<br />
en koude-opslag, kunnen <strong>voor</strong>zien in zo’n<br />
tien procent van de energiebehoefte. Dit is<br />
niet alleen maar toekomstmuziek.<br />
Inleidingen uit Hamburg, Kopenhagen en<br />
Nederland (de ‘energiefabriek’ en de eerste<br />
resultaten in Amsterdam) lieten zien dat de<br />
handschoen al is opgepakt en hard gewerkt<br />
wordt aan vergroting van de bijdrage van<br />
energie uit water aan de reductiedoelstellingen<br />
<strong>voor</strong> de uitstoot van kooldioxide.<br />
Judith Merkies stuurde de 120 aanwezigen<br />
aan het einde van de dag naar huis met de<br />
opdracht om met concrete <strong>voor</strong>stellen te<br />
komen om de rol van de Europese Unie op<br />
het terrein van energiewinning uit water te<br />
versterken.<br />
met dank aan Eilard Jacobs (Waternet)<br />
H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
7
ELS VAN GROL EN HERMAN HAAS VAN HET PLATFORM ZOET-ZOUT:<br />
“Deskundigen<br />
moeten elkaar<br />
ontmoeten”<br />
De strijd tussen zoet en zout is een oude strijd met vele aspecten. In de 14e en<br />
15e eeuw werden handel en walvisvaart bedreven vanuit steden als Alkmaar<br />
en De Rijp, toen in open verbinding met de Zuiderzee, nu al eeuwen midden<br />
in het groene land. Het Deltaplan, opgesteld na de stormvloed van 1953,<br />
ging oorspronkelijk uit van volledig gesloten dammen. Het behoud van het<br />
ecosysteem in de Oosterschelde was aanleiding om die dam half gesloten te<br />
maken. De kierstand van de Haringvlietsluizen maakt vismigratie naar hun<br />
paaigebieden mogelijk. In het advies van de Commissie Veerman vormen de<br />
verziltingbestrijding en de zoetwater<strong>voor</strong>ziening in West-Nederland belangrijke<br />
redenen om een drastische peilverhoging op het IJsselmeer te overwegen. Sinds<br />
2001 bestaat een Platform Zoet-Zout, waarin deskundigen kennis uitwisselen.<br />
Binnenkort viert dit platform zijn tienjarig bestaan. Aanleiding <strong>voor</strong> een gesprek<br />
met <strong>voor</strong>zitter Els van Grol en Herman Haas, trekker van het platform, beiden<br />
werkzaam bij Rijkswaterstaat in Lelystad.<br />
Hoe is dit platform ontstaan?<br />
“Dit platform is opgericht naar aanleiding<br />
van het gereedkomen van een studie<br />
van het RIZA en het RIKZ, vroeger beide<br />
adviesdiensten van Rijkswaterstaat; het RIZA<br />
<strong>voor</strong> het zoete en het RIKZ <strong>voor</strong> het zoute<br />
water. De gezamenlijke studie ging over<br />
de mogelijkheden en wenselijkheden van<br />
een herstel van estuariene gradiënten in<br />
Nederland. Hierover was een brede literatuurstudie<br />
verschenen die de gehele kust<br />
besloeg van De Dollard in Oost-Groningen<br />
tot Het Zwin in Zeeuws-Vlaanderen. Over<br />
dit onderwerp was veel kennis in Nederland<br />
aanwezig, maar erg versnipperd en zonder<br />
dat er veel contacten tussen die deskundigen<br />
waren. Eén van de aanbevelingen van dit<br />
Els van Grol<br />
8 H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
rapport was het opzetten van het Platform<br />
Herstel Zoet-Zout. In december 2001 vond<br />
een eerste bijeenkomst plaats in de visafslag<br />
in Scheveningen. Tweemaal per jaar geeft het<br />
platform een nieuwsbrief uit en regelmatig<br />
verzorgt het een netwerkbijeenkomst.”<br />
Wie nemen daaraan deel?<br />
“Rijkwaterstaat organiseert deze bijeenkomsten.<br />
Het platform telt ruim 200 leden:<br />
medewerkers van Rijkswaterstaat, DG Water,<br />
het vroegere LNV, waterschappen, provincies<br />
en gemeenten, maar ook consultants,<br />
kennisinstituten en onderwijsinstellingen.<br />
Op de bijeenkomsten komen zo’n 50 à 75<br />
mensen.”<br />
“De motor van dit platform zit vanouds bij<br />
Rijkwaterstaat, maar ook de waterschappen<br />
die met de zoet-zoutproblematiek te maken<br />
hebben, raken steeds meer betrokken. Rijkswaterstaat<br />
trekt daar steeds meer samen mee<br />
op. Geleidelijk is ook het aandachtsgebied van<br />
het platform breder geworden. Niet alleen<br />
de ecologie en problemen van vismigratie,<br />
maar ook alle andere aspecten van het<br />
zoet-zoutvraagstuk, waaronder de zoetwaterverdeling,<br />
zijn meer in beeld gekomen.”<br />
Wat is het hoofdprobleem nu?<br />
“Het vraagstuk van de verdeling van het<br />
zoete water in tijden van droogte tussen<br />
het hoofdwatersysteem en de regionale<br />
watersystemen. Verzilting is dan een groot<br />
aandachtspunt. Het platform richt zich<br />
daarbij primair op het oppervlaktewater.<br />
Verzilting via het grondwater komt daarbij<br />
wel aan de orde. De invloed van zoute kwel<br />
is ook integraal onderdeel van alle modellen,<br />
maar op het grondwater richt het platform<br />
zich niet specifiek. Tijdens een droge periode<br />
is de Landelijke Coördinatiecommissie<br />
Waterverdeling het centrale orgaan. Daar<br />
komt alle informatie bij elkaar die nodig is<br />
om het beschikbare zoete water optimaal te<br />
verdelen. De commissie geeft adviezen over<br />
de te nemen maatregelen die in uitzonderlijke<br />
situaties nodig zijn en coördineert ze ook.”<br />
Wat zijn die maatregelen?<br />
“Om te beginnen zijn er de preventieve<br />
maatregelen die waterbeheerders<br />
kunnen nemen als zich een periode van<br />
droogte aandient. Op rijksniveau zijn dat<br />
het aanpassen van de programma’s <strong>voor</strong><br />
de stuwen in de Nederrijn en de Lek, het<br />
dichtzetten van de Haringvlietsluizen en het<br />
verhogen van het peil van het IJsselmeer.<br />
Ook regionaal wordt zoveel mogelijk water<br />
vasthouden. Als er daadwerkelijke tekorten<br />
ontstaan, wordt de landelijke verdringingreeks<br />
gehanteerd. Aan de verschillende<br />
categorieën van waterbehoefte een<br />
prioriteitsvolgorde toegekend. Categorie<br />
1 betreft veiligheid en het <strong>voor</strong>komen<br />
van de onomkeerbare schade; categorie<br />
2 de nuts<strong>voor</strong>zieningen; categorie 3<br />
het kleinschalig hoogwaardig gebruik<br />
en categorie 4 alle overige belangen,<br />
waaronder ook landbouw en scheepvaart.<br />
De mate van watertekort wordt in vier<br />
gradaties aangeduid, van blauw (normale<br />
situatie) naar rood (crisis). In droge perioden<br />
verspreidt de Landelijke Coördinatiecommissie<br />
Waterverdeling tweewekelijks een<br />
droogtebericht over de stand van zaken en<br />
de genomen maatregelen. Indien nodig<br />
wordt deze frequentie verhoogd naar<br />
wekelijks. Het Platform Zoet-Zout biedt<br />
aan de commissie de gelegenheid om de<br />
verziltingseffecten van droogte en mogelijke<br />
maatregelen met collega’s en andere<br />
beheerders te bespreken.”<br />
Wat is er het afgelopen <strong>voor</strong>jaar<br />
gebeurd?<br />
“Vanwege de droogte is een aantal<br />
maatregelen genomen. De stuwen in de
Herman Haas<br />
Nederrijn en de Lek zijn gesloten, de Haringvlietsluizen<br />
ook, het Volkerak-Zoommeer<br />
is maar beperkt doorgespoeld. Op het<br />
IJsselmeer is het zomerpeil (hoger dan het<br />
winterpeil) versneld ingesteld en later nog<br />
eens met tien centimeter extra verhoogd.<br />
Daarnaast is een hele reeks kleinere<br />
maatregelen genomen bij stuwen en<br />
sluizen. Ten slotte is in alle watersystemen<br />
geprobeerd water te bergen tot het hoogste<br />
peil. Deze maatregelen tezamen sorteerden<br />
voldoende effect <strong>voor</strong> deze periode.<br />
Ondanks de lage afvoer van de Rijn was<br />
voldoende buffer gevormd.”<br />
Wanneer wordt de verzilting een<br />
probleem?<br />
“Ook die vraag kwam tijdens de laatste<br />
bijeenkomst van het platform op 9 juni jl.<br />
aan de orde. De drinkwater<strong>voor</strong>ziening<br />
hanteert als chloridenorm 150 mg/l. Normen<br />
<strong>voor</strong> ander gebruik zijn soms minder<br />
duidelijk. We zien in de praktijk dat het<br />
ene waterschap <strong>voor</strong> bepaalde teelten een<br />
streefwaarde van 200 mg/l aanhoudt en<br />
het andere <strong>voor</strong> diezelfde teelten 600 mg/l.<br />
Dat vraagt dus om gedegen onderzoek<br />
en uitwisseling van kennis en ervaring. Als<br />
men altijd water met minder dan 200 mg/l<br />
chloride kreeg en daarmee goede teeltresultaten<br />
had, dan wil men dat zo houden. Vraag<br />
blijft waar die grens nu echt ligt en hoe hoog<br />
de zoutgevoeligheid van allerlei gewassen<br />
is. Bovendien neemt de plant het water uit<br />
de wortelzone op, het bodemwater. Je moet<br />
dus ook weten wat de interactie is tussen<br />
het water in de sloot en het grondwater.<br />
Die bepaalt het chloridegehalte in de<br />
wortelzone. Alterra is bezig de kennis op dat<br />
gebied te actualiseren en te vergroten.”<br />
Het NOS-journaal meldde laatst de<br />
teelt van zoute aardappelen.<br />
“Dat geeft aan hoe men overal met het<br />
probleem van de verzilting bezig is. Het zal<br />
zeker zo zijn dat bepaalde rassen hogere<br />
zoutgehalten kunnen verdragen dan andere,<br />
maar de gewone teelten zullen <strong>voor</strong>alsnog<br />
blijven overheersen.”<br />
“De echte verzilting is overigens alleen een<br />
probleem van laag-Nederland. Door de<br />
stijging van de zeespiegel en het inklinken<br />
van het veen zal in de toekomst meer zoet<br />
water nodig zijn om het zoute water weg te<br />
spoelen. Daarbij komt dan nog dat bij lagere<br />
afvoeren het zoute water verder de rivier<br />
opdringt. Vanuit kennisinstituten horen wij<br />
overigens dat droogteschade erger is dan<br />
zoutschade. De beschikbaarheid van het<br />
water is dus het belangrijkst.”<br />
Waar is de verziltingproblematiek het<br />
grootst?<br />
“Dat is in het zuidwesten van Nederland,<br />
met name in de Rijn-Maasmonding. De<br />
situatie daar is ingewikkeld. Intensivering<br />
van teelten vraagt om meer doorspoeling in<br />
verband met de zoute kwel. De bestrijding<br />
van blauwalgen vraagt om doorspoeling<br />
of om een hoger zoutgehalte. Verzilting is<br />
dus een mogelijkheid, maar dan wel met<br />
mitigerende maatregelen <strong>voor</strong> de zoetwater<strong>voor</strong>ziening.<br />
Ook de drink- en industriewater<strong>voor</strong>ziening<br />
vragen om zoet water. Als<br />
de verdamping langdurig groter is dan de<br />
neerslag, krimpen de zoetwaterlenzen op de<br />
eilanden, die van cruciaal belang zijn <strong>voor</strong> de<br />
water<strong>voor</strong>ziening van de landbouw. Ook dat<br />
vraagt om meer zoet water van buiten. De<br />
regionale watersystemen zijn nu nog <strong>voor</strong>al<br />
ingericht op de afvoer van overtollig water,<br />
maar zullen meer water moeten kunnen<br />
bufferen. Kortom: de problemen zijn groot<br />
en complex. Maar ook in het Groene Hart<br />
kunnen die aanzienlijk worden als bij Gouda<br />
geen water uit de Hollandse IJssel ingelaten<br />
kan worden omdat de zouttong via de<br />
Nieuwe Waterweg te ver het land indringt.”<br />
Kunt u wat over uw beider loopbaan<br />
vertellen?<br />
Els van Grol: “Ik ben geboren in Den Haag in<br />
1969 en opgegroeid in Leidschendam. Van<br />
1987 tot 1991 volgde ik eerst de toenmalige<br />
Hogere Bosbouw- en Cultuurtechnische<br />
School in Velp. Aansluitend studeerde ik in<br />
Wageningen van 1991 tot 1994 versneld<br />
Hydrologie en waterbeheer. Mijn eerste baan<br />
was bij de Heidemij (Arcadis) in Deventer,<br />
waar ik van 1994 tot 1996 als geohydroloog<br />
werkte. In 1996 ben ik overgestapt naar<br />
de Dienst Weg- en Waterbouw van Rijkswaterstaat.<br />
Daar heb ik aan natuurvriendelijke<br />
oevers en beheer- en onderhoudsplansystematiek<br />
gewerkt. Via het RIKZ kwam ik<br />
in het internationale en ‘zoute werk’ terecht:<br />
de problemen die delta’s ondervinden<br />
in het Verre Oosten, waaronder India en<br />
Vietnam, maar ook in landen in Midden- en<br />
Oost-Europa, zoals Polen, Hongarije en<br />
Kroatië, waar we zoete en zoute thema’s al<br />
interview<br />
begonnen te verbinden vanuit RIKZ en RIZA.<br />
In 2006 ben ik hoofd van de afdeling Vergunningverlening<br />
van de Dienst Noordzee<br />
geworden. In 2009 ben ik bij de Waterdienst<br />
komen werken als hoofd Waterkwantiteit.<br />
Ik coördineer onder meer <strong>voor</strong> DG Water<br />
de bijdrage van Rijkswaterstaat aan de<br />
beleids<strong>voor</strong>bereiding op een aantal gebiedsdossiers,<br />
zoals de Waddenzee, Noordzee, de<br />
zuidwestelijke delta, en Deltaprogramma<br />
Rijnmond en Drechtsteden en IJsselmeergebied.<br />
Verder ondersteunt mijn afdeling<br />
Rijkswaterstaat op het terrein van waterverdeling<br />
en ontwikkelen we op dit terrein<br />
kaders <strong>voor</strong> het hoofdwatersysteem. Ik ben<br />
ook <strong>voor</strong>zitter van de Stuurgroep NHI die<br />
zich, samen met STOWA, Planbureau <strong>voor</strong><br />
de Leefomgeving, de drinkwatersector en<br />
Deltares bezighoudt met het Nationaal<br />
Hydrologisch Instrumentarium. Sinds een<br />
jaar ben ik <strong>voor</strong>zitter van dit platform.”<br />
Herman Haas: “Ik ben in 1956 geboren in<br />
Rotterdam en opgegroeid in Ridderkerk.<br />
Ik volgde de Hogere Landbouwschool<br />
in Dordrecht en ben aansluitend in 1979<br />
afgestudeerd aan het Van Hallinstituut<br />
in Groningen, waar milieukunde toen<br />
een nieuwe studierichting was. In 1981<br />
ben ik bij de Deltadienst komen werken,<br />
in Middelburg bij de afdeling Milieu en<br />
Inrichting. We waren <strong>voor</strong>namelijk bezig<br />
met de milieukundige begeleiding van de<br />
Oosterscheldewerken. Met de oplevering<br />
van de stormvloedkering in 1986 waren<br />
“Verzilting wezenlijk<br />
onderdeel zoetwatervraagstuk”<br />
de Deltawerken klaar. Ik kwam toen bij de<br />
Dienst Getijdewateren, die in 1990 opging in<br />
het RIKZ. Mijn aandachtsgebied werd steeds<br />
breder. De zoet-zoutvraagstukken kwamen<br />
erbij: de problemen van Volkerak-Zoommeer<br />
en Grevelingen, de blauwalgen en de<br />
(slechte) waterbalansen tussen de systemen.<br />
Vanuit die kennis en ervaring zijn we<br />
landelijk aandacht gaan besteden aan alle<br />
zoet- zoutvraagstukken in geheel Nederland.<br />
Sinds 2009 werk ik bij de Waterdienst als<br />
adviseur bij de afdeling waterkwantiteit.<br />
Verzilting werd oorspronkelijk gezien als een<br />
kwaliteitsvraagstuk, maar het kwantiteitsaspect<br />
ervan is inmiddels steeds meer in<br />
beeld gekomen. Ik ben de contactpersoon<br />
<strong>voor</strong> het platform en verzorg de inhoudelijke<br />
programmering.”<br />
Wat beoogt het platform <strong>voor</strong> de<br />
komende tijd?<br />
“De deelnemers aan het platform merken<br />
steeds meer hoe belangrijk het ‘verbinden’<br />
van instanties en van mensen is. Daar gaat<br />
veel energie vanuit. Het platform wil dit nog<br />
meer bevorderen. Elkaar informeren over je<br />
werk, erover discussiëren, maar <strong>voor</strong>al elkaar<br />
ontmoeten.”<br />
Maarten Gast<br />
H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
9
HANS VAN SLUIS EN HELLE VAN DER ROEST:<br />
‘Vitaal water niet<br />
meten, maar zelf<br />
ervaren en beleven’<br />
Water is water. Soms is het schoon en soms zitten er vervuilende stoffen in, maar<br />
de chemische stof H 2O is er maar in één smaak. Of niet? Al jaren wordt gesproken<br />
over ‘vitaal water’: water dat andere eigenschappen heeft dan ‘plat’ water. Hoewel<br />
veel wetenschappers sceptisch staan tegenover dat ‘vitale’ water, zijn in de loop<br />
der jaren uit diverse onderzoeken interessante resultaten naar voren gekomen.<br />
Zo is tussen 1981 en 1985 op landgoed Thedinghsweert (Tiel) de invloed van<br />
‘flowforms’ (een vorm van keramiek of beton waarin water dat er doorheen<br />
stroomt, ritmisch gaat bewegen) op aquatische ecosystemen onderzocht. Hoewel<br />
in de chemische samenstelling van het water geen verschillen werden gevonden,<br />
verschilde de plantengroei in de vijvers wezenlijk. En zo zijn er meer resultaten<br />
die erop wijzen dat het ene water het andere niet is. Toch blijft ‘vitaal water’ een<br />
moeilijk bespreekbaar onderwerp in wetenschappelijke kringen. Hans van Sluis<br />
en Helle van der Roest van DHV hopen dat daarin met de conferentie ‘Vitaal water:<br />
meer dan H 2O’, die van 22 tot en met 24 <strong>september</strong> in Amersfoort plaatsvindt,<br />
verandering komt.<br />
“In een schone bergbeek is de kans groot<br />
dat je vitaal water tegenkomt. Dat merk je<br />
meteen als je het drinkt. Het smaakt beter,<br />
het lest je dorst beter” stelt Hans van Sluis.<br />
“Het kan ook positieve effecten hebben.<br />
Mensen met bij<strong>voor</strong>beeld een slechte spijsvertering<br />
of een slechte huid kunnen profijt<br />
hebben van water dat gevitaliseerd is.”<br />
Maar wat is dat dan, dat vitale water? Kan<br />
het ook uit de kraan komen? Of kun je water<br />
zelf ‘vitaal’ maken? “Vitaal water kan niet op<br />
de gangbare chemische manier bewezen<br />
10 H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
worden” stelt Van Sluis. “Toch blijkt uit<br />
allerlei proeven dat vitaal water effecten<br />
heeft op zaken als de groei en bloei van<br />
waterplanten, de macrofauna en de geur en<br />
smaak van het water. Vitaal water kan ook<br />
uit de kraan komen. Veel gebruikers merken<br />
dat. Uit proeven blijkt dat acht van de tien<br />
personen kunnen aangeven welk water<br />
vitaal is door het alleen maar te proeven.<br />
Maar als het drinkwater dagenlang onder<br />
druk in het waterleidingnet heeft gezeten<br />
of als je aan het eind van het leidingnet<br />
zit, dan smaakt het vaak ‘plat’, niet vitaal. Je<br />
Kieming en vroege groei van graankorrels: veel sterkere wortelontwikkelingen na flowformbehandeling (links zonder, rechts met).<br />
kunt water echter weer vitaal maken. Daar<br />
liggen vijf principes aan ten grondslag. Water<br />
moet vrij en wervelend kunnen stromen,<br />
moet in contact komen met licht en lucht<br />
en natuurlijke mineralen, niet belast worden<br />
door vervuilende stoffen en stralingsvelden<br />
zoals elektriciteit, en het water moet<br />
onderdeel uitmaken van een natuurlijke<br />
kringloop en <strong>voor</strong>raadvorming.”<br />
Hans van Sluis kwam in 1978 via<br />
beeldhouwer en wateronderzoeker John<br />
Wilkes in aanraking met vitaal water. Na
het zien van een film was de aan de TU<br />
Delft afgestudeerde chemicus overtuigd<br />
van de geldigheid van het fenomeen.<br />
Zijn overtuiging werd bevestigd door de<br />
proeven op landgoed Thedingsweert bij<br />
Tiel. Daar werd in 1980 een flowforminstallatie<br />
in gebruik genomen en het<br />
effect van het water dat door de flowform<br />
liep, werd vergeleken met water dat<br />
over een trapcascade met rechte treden<br />
werd gevoerd. Van 1981 tot en met 1985<br />
werden chemische, fysische en biologische<br />
onderzoeken verricht in het groeiseizoen<br />
van water- en oeverplanten. In fysisch en<br />
chemisch opzicht werden geen significante<br />
verschillen gemeten, maar biologisch<br />
wel. De planten in de vijvers die werden<br />
gevoed door het ‘flowform-water’, bloeiden<br />
eerder en langer. Ook lag de verhouding<br />
tussen de macrofaunasoorten in de vijvers<br />
anders. In de flowformvijvers kwamen meer<br />
beweeglijke soorten <strong>voor</strong>, karakteristiek <strong>voor</strong><br />
ruim, open water; in de ‘trapvijvers’ werden<br />
<strong>voor</strong>al tragere soorten, die kenmerkend zijn<br />
<strong>voor</strong> sedimentrijke wateren, gevonden.<br />
Hoewel er dus empirische bewijzen zijn<br />
<strong>voor</strong> de effecten van vitaal water, ontbreekt<br />
een verklaring (nog) - volgens Van Sluis<br />
en Van der Roest een reden waarom de<br />
academische wereld vaak nog afwijzend<br />
staat tegenover dit verschijnsel. Van der<br />
Roest snapt dat wel. “Ik geloof ook niets<br />
dat ik niet zelf ervaren heb. Ik heb in het<br />
verleden veel uitgeprobeerd en ervaar de<br />
effecten van vitaal water, bij<strong>voor</strong>beeld op<br />
mijn eigen gezondheid. Als we op vakantie<br />
zijn, ben ik altijd op zoek naar vitaal water in<br />
de natuur. Als ik dan een beek zie, weet ik of<br />
het goed water is of niet. Als het vitaal water<br />
is, vul ik mijn veldfles ermee; een halve liter<br />
water uit zo’n beek is een half jaar langer<br />
leven. Maar dat zijn effecten die je zelf moet<br />
ervaren, je kunt mensen niet met woorden<br />
Helle van der Roest (links) en Hans van Sluis.<br />
interview<br />
Magneetbehandeling bij slibontwatering: struviet wordt niet langer afgezet op onder andere de pomprotor.<br />
of argumenten overtuigen van de waarde<br />
van vitaal water.”<br />
De discussie laait af en toe op en laat<br />
duidelijk de kloof zien tussen de gebruikelijke<br />
wetenschappelijke opvattingen en de<br />
empirische resultaten op het gebied van<br />
vitaal water. Zo stelde hoogleraar theoretische<br />
chemie Ad van der Avoird in een<br />
interview in H 2O <strong>nummer</strong> 23 uit 2008 dat<br />
‘water geen geheugen kan hebben’. Hans<br />
van Sluis reageerde met verwijzingen naar<br />
onderzoek waaruit de mogelijkheid van<br />
een geheugen van water wél zou blijken. In<br />
zijn weerwoord bleef Van der Avoird bij zijn<br />
stelling en refereerde aan een onderzoek dat<br />
uiteindelijk niet reproduceerbaar bleek. De<br />
relatie tussen het algemeen erkende wetenschappelijke<br />
beeld van het watermolecuul<br />
H 2O en de principes van vitaal water blijven<br />
dus moeizaam.<br />
Hoewel een breed geaccepteerde verklaring<br />
<strong>voor</strong> de effecten van vitaal water nog<br />
ontbreekt, proberen Hans en Helle de<br />
principes zoveel mogelijk mee te nemen<br />
in hun advieswerk. DHV biedt daar niet<br />
alleen de ruimte <strong>voor</strong> maar ondersteunt het<br />
ook. “Op een gegeven moment was er een<br />
ideeënwedstrijd binnen DHV. Ik gaf toen<br />
aan dat DHV alles van water weet maar nog<br />
weinig van vitaal water. Daar werd positief<br />
op gereageerd. Vanaf dat moment werd<br />
elk jaar budget beschikbaar gesteld <strong>voor</strong><br />
verkenning en onderzoek” zegt Van Sluis.<br />
Het toepassen van de principes van vitaal<br />
water in het ontwerpwerk levert ook al<br />
duidelijke resultaten op. Een goed <strong>voor</strong>beeld<br />
daarvan is het gebruik van elektromagneten<br />
om struvietafzetting in rioolwaterzuiveringsinstallaties<br />
tegen te gaan. Door deze<br />
magneten neemt de afzetting van struviet<br />
significant af, waardoor geen sterk zuur <strong>voor</strong><br />
de verwijdering meer nodig is, of handmatig<br />
wegbikken. Ook de Waterharmonica op de<br />
rwzi Soerendonk vormt een mooi <strong>voor</strong>beeld<br />
van de vitale waterprincipes, waarbij speciaal<br />
<strong>voor</strong> deze toepassing ontworpen grootschalige<br />
flowforms tussen de zandfilters en<br />
de vlooienvijvers worden geplaatst.<br />
Nu de principes van vitaal water langzaam<br />
maar zeker worden toegepast in de praktijk,<br />
blijkt uit allerlei gesprekken dat veel waterdeskundigen<br />
zich al jaren bezighouden met<br />
dit idee. Maar doordat er vanuit wetenschappelijke<br />
hoek weinig erkenning is, houden<br />
ze dat liever <strong>voor</strong> zichzelf, stellen Van Sluis<br />
en Van der Roest. In een poging daarin<br />
verandering te brengen, houdt DHV op 22<br />
en 23 <strong>september</strong> een symposium onder de<br />
noemer ‘Vitaal water, meer dan H 2O’. Op 24<br />
<strong>september</strong> houdt vervolgens de stichting<br />
WATER Drager van Leven’ aansluitend een<br />
symposium waarin <strong>voor</strong>al ervaringen vanuit<br />
de praktijk met elkaar worden gedeeld. De<br />
bedoeling van deze dagen is om mensen<br />
met elkaar in contact te brengen en te<br />
enthousiasmeren. Van Sluis: “Als mensen na<br />
het symposium het idee hebben: hier wil ik<br />
iets mee, als het thema in de wereld wordt<br />
gezet, dan ben ik tevreden.”<br />
“Er moet een vonk overspringen, mensen<br />
moeten elkaar gaan benaderen en durven<br />
vinden” vult Van der Roest aan. “Vitaal water<br />
moet zich verder materialiseren. Hoe dat er<br />
uiteindelijk uit gaat zien, is niet belangrijk,<br />
als de eerste stapjes maar worden gezet.<br />
Het belangrijkste is dat mensen de effecten<br />
van vitaal water zelf gaan ervaren. Dat kan<br />
alleen als ze er zich <strong>voor</strong> openstellen. Wij<br />
willen hier<strong>voor</strong> graag de gelegenheid en<br />
een platform bieden, zodat we met elkaar<br />
de werkelijke betekenis van water gaan<br />
ontdekken.”<br />
H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
11
De honderdste verjaardag<br />
van de afvoerreeks<br />
Borgharen<br />
De afvoermeetreeks bij Borgharen viert dit jaar zijn honderdste verjaardag. Een<br />
bijzonderheid, zeker gezien het feit dat er bij Borgharen geen afvoeren (Q)<br />
maar waterstanden (h) worden geregistreerd. Deze waterstanden worden<br />
middels een Q/h-relatie omgezet in afvoeren. Het oudste deel van de<br />
afvoerreeks is gereconstrueerd op basis van waterstandsmetingen te Visé.<br />
Vanaf 1951 is de reeks bepaald aan de hand van Q/h-relaties te Borgharen. De<br />
meetmethodieken zijn in de loop der jaren steeds geavanceerder geworden.<br />
Door wijzigingen in het rivierprofiel is de Q/h-relatie regelmatig geactualiseerd.<br />
Ook in de toekomst, met allerlei rivierwerkzaamheden in het verschiet, zal<br />
actualisatie van de relatie noodzakelijk blijven. Antropogene invloeden hebben<br />
een groot effect op het afvoerregime van de Maas. Voor statistische doeleinden<br />
en studies naar afvoertrends is het daarom noodzakelijk om de gehomogeniseerde<br />
afvoerreeks te gebruiken: een reeks waarin alle historische afvoeren zijn<br />
vertaald naar de huidige toestand van de rivier.<br />
Als bruggen, kanalen en stuwen een<br />
respectabele leeftijd bereiken,<br />
staan ze in de schijnwerpers totdat<br />
ze té oud worden. Dan wordt het tijd <strong>voor</strong><br />
afbraak, demping of vervanging. Heel anders<br />
is het gesteld met minder tastbare objecten,<br />
zoals meetreeksen. Ze kunnen niet oud<br />
genoeg worden. De afvoerreeks van de Maas<br />
bij Borgharen is met een leeftijd van 100 jaar<br />
Het waterstandstation langs de Maas bij Borgharen.<br />
12 H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
één van de oudste afvoerreeksen van Europa.<br />
Reden <strong>voor</strong> een feestje! Het is immers deze<br />
meetreeks waarop we ons inzicht met<br />
betrekking tot hoog- en laagwatersituaties op<br />
de Maas grotendeels baseren.<br />
Het meten van de afvoer<br />
Dat Rijkswaterstaat beschikt over een<br />
honderdjarige afvoerreeks bij Borgharen<br />
betekent niet dat hier al honderd jaar lang<br />
dagelijks afvoermetingen worden verricht.<br />
Integendeel, het werkelijke aantal afvoermetingen<br />
is zeer beperkt. De afvoeren in de<br />
beschikbare reeks zijn grotendeels afgeleid<br />
uit gemeten waterstanden. In het befaamde<br />
meethuisje bij Borgharen worden dan ook<br />
geen afvoeren maar waterstanden geregistreerd.<br />
Middels een vastgestelde relatie
waterstand locatie Visébeneden<br />
tussen de afvoer en de waterstand worden<br />
deze waterstanden omgezet in afvoeren.<br />
Uiteraard worden bij Borgharen ook af en<br />
toe ‘echte’ afvoermetingen uitgevoerd, al was<br />
het maar om de relatie periodiek vast te<br />
stellen.<br />
Een afvoermeting bestaat uit de gemiddelde<br />
stroomsnelheid, het dwarsprofiel van de<br />
rivier en de waterstand. De technische<br />
mogelijkheden rondom het meten van deze<br />
drie hebben in de afgelopen 100 jaar een<br />
enorme vlucht genomen (zie tabel).<br />
Tot 1956 werden stroomsnelheden gemeten<br />
met stok- en kettingdrijvers. Het basisprincipe<br />
van een drijver is eenvoudig: gooi<br />
hem in het water en meet hoe lang hij erover<br />
doet om een bepaald traject af te leggen. Je<br />
zou hier<strong>voor</strong> bij wijze van spreken ook<br />
sinaasappelen kunnen gebruiken, ware het<br />
niet dat je daarmee alleen de stroomsnelheid<br />
aan het wateroppervlak meet. De stok (of<br />
ketting) geeft de drijver een verticale<br />
component. Middels een correctiefactor<br />
werd de gemiddelde stroomsnelheid in de<br />
diepte berekend. Metingen met stok- en<br />
kettingdrijvers moesten diverse malen en op<br />
verschillende afstanden van de oever<br />
herhaald worden.<br />
Tussen 1956 en 2001 werden stroomsnelheden<br />
gemeten met Ott-molens: een<br />
propeller die aangedreven wordt door het<br />
stromende water. Ott-molenmetingen waren<br />
een stuk nauwkeuriger dan drijvermetingen,<br />
omdat een vrijwel rechtlijnig verband bestaat<br />
tussen de omwentelingssnelheid van de as<br />
van de propellor en de stroomsnelheid. Om<br />
het gehele snelheidsprofiel in beeld te<br />
brengen, moesten Ott-molenmetingen op<br />
verschillende locaties en meerdere dieptes<br />
worden uitgevoerd.<br />
Metingen met drijvers of Ott-molens konden<br />
meerdere uren in beslag nemen. Omdat de<br />
Maasafvoer nabij Borgharen sterk kan<br />
fluctueren, was het lastig om een representatieve<br />
stroomsnelheid (en dus afvoer) bij een<br />
bepaalde waterstand te bepalen. Pas met de<br />
introductie van de acoustic doppler current<br />
profiler (ADCP) in 2001 zijn veel snellere<br />
stroomsnelheidsmetingen mogelijk<br />
geworden.<br />
Voor de bepaling van het dwarsprofiel wordt<br />
onderscheid gemaakt tussen het ‘droge’ en<br />
‘natte’ profiel van de rivier. Het droge profiel<br />
werd aanvankelijk vastgelegd met de<br />
waterpas, later maakte men gebruik van de<br />
theodoliet. Tegenwoordig wordt het<br />
dwarsprofiel met GPS bepaald. Voor het natte<br />
profiel is de langdurig gebruikte peilstok<br />
geleidelijk vervangen door lodingen op basis<br />
van geluidspulsen. Vanaf 2001 is de meting<br />
van het natte dwarsprofiel geïntegreerd in de<br />
ADCP-meting.<br />
De waterstand bij Borgharen werd aanvankelijk<br />
slechts één keer per dag bepaald door<br />
visuele aflezing van een peilschaal, de<br />
zogenaamde 8-uurwaarde. De peilschaal is in<br />
het begin van de vorige eeuw diverse malen<br />
verplaatst. Pas in 1931 werd ‘Borgharen’ een<br />
vaste meetlocatie. Ook vonden in het<br />
verleden regelmatig graafwerkzaamheden<br />
plaats, waardoor het rivierprofiel steeds<br />
wijzigde. Het gevolg hiervan is dat de<br />
waterstandreeks van Borgharen tot 1950 een<br />
slechte maat <strong>voor</strong> de afvoer is.<br />
Vanaf 1951 werd de peilschaal zes maal per<br />
dag visueel afgelezen. Om te komen tot een<br />
daggemiddelde afvoer werd visueel een<br />
gewogen gemiddelde bepaald. In 1974<br />
werd de eerste zelfregistrerende peilschaal<br />
geïnstalleerd, waarmee de waterstanden op<br />
een grote papierrol automatisch geregistreerd<br />
werden. In 1987 werd deze<br />
peilschaal vervangen door de digitale<br />
niveaumeter. Op basis van circa 360<br />
waarnemingen per tien minuten wordt<br />
achtergrond<br />
1911-1950 1951-1956 1956-1965 1965-1975 1975-1987 1987-2001 2001-2009 2009-heden<br />
Borgharenbeneden<br />
Borgharenbeneden<br />
Borgharenbeneden<br />
Borgharendorp<br />
Borgharendorp<br />
Borgharendorp<br />
sindsdien een centraal 10-minuten-<br />
gemiddelde waterstand berekend.<br />
Borgharendorp<br />
km-raai 0,420 15,460 15,460 15,460 16,000 16,000 16,000 16,000<br />
frequentie 1 x per dag 6 x per dag 6 x per dag 6 x per dag 1 x per uur 1 x per<br />
10 min.<br />
methode peilschaal peilschaal peilschaal peilschaal zelf<br />
registrerende<br />
peilschaal<br />
digitale<br />
niveau-<br />
meter<br />
1 x per<br />
10 min.<br />
digitale<br />
niveau-<br />
meter<br />
1 x per<br />
10 min.<br />
digitale<br />
niveau-<br />
meter<br />
stroomsnelheid methode drijver drijver Ott-molen Ott-molen Ott-molen Ott-molen ADCP ADCP<br />
dwarsprofiel droog waterpas waterpas waterpas theodoliet theodoliet theodoliet GPS GPS<br />
nat peilstok peilstok peilstok staaldraad staaldraad + staaldraad meetschip meetschip<br />
+ peilstok peilstok + peilstok en loding- en lodingsysteemsysteem<br />
QH-relatie methode visueel visueel visueel visueel visueel visueel /<br />
kleinste<br />
kwadraten<br />
continue<br />
afvoerreeks<br />
Historisch overzicht van meetmethodieken.<br />
kleinste<br />
kwadraten<br />
QH QH QH QH QH QH QH +<br />
akoestische<br />
debietmeter<br />
kleinste<br />
kwadraten<br />
akoestische<br />
debietmeter<br />
+ balans;<br />
QH achteraf<br />
De totstandkoming van de<br />
Q/h-relatie<br />
Bij Borgharen wordt gebruik gemaakt van<br />
een Q/h-relatie om gemeten waterstanden<br />
om te kunnen zetten in afvoeren. Om die<br />
relatie te kunnen vaststellen, moeten de<br />
beschikbare afvoermetingen met bijbehorende<br />
waterstanden uitgezet worden in een<br />
grafiek. Vroeger trok men visueel een lijn<br />
door de punten, tegenwoordig wordt de<br />
kleinste-kwadratenmethode toegepast. Met<br />
de Q/h-functie kan vervolgens iedere<br />
waterstand in een afvoer worden omgezet.<br />
Omdat de waterstandreeks bij Borgharen uit<br />
de eerste helft van de vorige eeuw geen<br />
goede maat <strong>voor</strong> de afvoer is, is het lastig<br />
betrouwbare Q/h-relaties <strong>voor</strong> deze periode<br />
op te stellen. Van het meetpunt Visé (België)<br />
is vanaf 1911 gelukkig wel een niet<br />
beïnvloede waterstandreeks beschikbaar.<br />
Door de beschikbare historische afvoermetingen<br />
te koppelen aan de waterstanden<br />
van Visé, is een bijzondere Q/h-relatie<br />
ontstaan met de ‘h’ van Visé en de ‘Q’ van<br />
Borgharen. Hiermee is het oudste deel van<br />
de afvoerreeks Borgharen (1911-1950)<br />
gereconstrueerd. Vanaf 1951 bestaat de<br />
Q/h-relatie uit ‘eigen’ Borgharense waterstanden.<br />
De Q/h-relatie <strong>voor</strong> Borgharen is in de<br />
afgelopen honderd jaar regelmatig<br />
aangepast als gevolg van geleidelijke en<br />
soms grote veranderingen in het dwarsprofiel.<br />
Zo is het winterbed door de aanleg<br />
van het Julianakanaal (1935) en de aanleg<br />
van kades (1995) verkleind. Daarnaast is het<br />
zomerbed door grindwinning en autonome<br />
bodemdaling aanzienlijk lager komen te<br />
liggen. Het beperkte aantal hoogwatersituaties<br />
maakt actualisatie echter lastig door<br />
gebrek aan meetgegevens, met name in het<br />
hoge afvoerbereik. Deze leemte wordt zo<br />
H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
13
goed mogelijk ingevuld met resultaten van<br />
hydraulische modelberekeningen.<br />
In de komende jaren liggen nog diverse<br />
wijzigingen van het dwarsprofiel in het<br />
verschiet, zoals de rivierverruiming bij<br />
Bosscherveld, Borgharen en Itteren. De<br />
komende jaren zal de Q/h-relatie bij<br />
Borgharen daardoor nog regelmatig<br />
wijzigen. Rijkswaterstaat heeft daarom in<br />
2009 besloten het referentiepunt <strong>voor</strong> de<br />
hoogwater<strong>voor</strong>spelling te verplaatsen van<br />
Borgharen naar meetstation St.-Pieter. Dit<br />
meetstation is <strong>voor</strong>zien van een akoestische<br />
debietmeter (ADM).<br />
Wijzigingen in het afvoerregime<br />
In de afgelopen honderd jaar heeft de mens<br />
het afvoerregime van de Maas behoorlijk<br />
beïnvloed, met name door de aanleg van<br />
kanalen. In 1911 werd <strong>voor</strong> de voeding van<br />
het kanaal Maastricht-Luik (<strong>18</strong>50) en de<br />
Zuid-Willemsvaart (<strong>18</strong>26) zo’n 19 kubieke<br />
meter per seconde onttrokken aan de Maas<br />
bovenstrooms van Borgharen. In de jaren ‘30<br />
kwamen daar de onttrekkingen van het<br />
Julianakanaal (1935) en het Albertkanaal<br />
(1939) nog bij. Het Albertkanaal heeft zich<br />
ontwikkeld tot de belangrijkste scheepvaartverbinding<br />
tussen Luik en Antwerpen. In<br />
Nederland verlegde de belangrijkste<br />
scheepvaartroute zich naar het Julianakanaal.<br />
Het kanaal Maastricht-Luik werd in de jaren<br />
‘60 gedeeltelijk gedempt.<br />
Het Albertkanaal en het Julianakanaal gingen<br />
steeds meer water aan de Maas onttrekken.<br />
Samen met de Zuid-Willemsvaart bedroeg de<br />
totale onttrekking in 2009 gemiddeld<br />
ongeveer 52 kubieke meter per seconde,<br />
bijna drie keer zoveel als in 1911. Ten opzichte<br />
van de gemiddelde afvoer bij Borgharen van<br />
225 kubieke meter per seconde is dat een<br />
substantiële afname van het beschikbare<br />
water. Tijdens de droge zomer van 1976 zijn<br />
bij de sluizen op het Julianakanaal pompen<br />
geïnstalleerd (deels gereviseerd) waarmee<br />
het waterverbruik door schutten en lekverliezen<br />
sindsdien kan worden beperkt. Op het<br />
Albertkanaal worden thans om dezelfde<br />
reden ook pompen geïnstalleerd.<br />
Ook stuwen en waterkrachtcentrales<br />
beïnvloeden het afvoerverloop van de rivier.<br />
In het gehele stroomgebied van de Maas<br />
veroorzaken ze onnatuurlijke pieken en dalen<br />
in het dagelijkse afvoerverloop. Op de<br />
langetermijngemiddelden hebben deze<br />
fluctuaties echter geen invloed.<br />
Gebruik afvoerreeks<br />
Een lange historische afvoermeetreeks is van<br />
grote betekenis <strong>voor</strong> waterbeheerders,<br />
beleidsmakers en initiatiefnemers van<br />
riviergebonden activiteiten. Hoe langer de<br />
afvoerreeks, des te groter de statistische<br />
waarde. Kijken we alleen naar de afgelopen<br />
tien jaar, dan zullen de uitkomsten heel<br />
anders zijn dan als we de afgelopen honderd<br />
jaar onder de loep nemen (zie grafiek).<br />
Daarnaast wordt de afvoerreeks gebruikt<br />
<strong>voor</strong> het ontwikkelen van toekomstscenario’s.<br />
Is wellicht sprake van een bepaalde<br />
trend? Krijgen we gemiddeld steeds meer of<br />
14 H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
Afb. 1: Herhalingstijden van de daggemiddelde Maasafvoer te Monsin (nabij Luik).<br />
steeds minder water? En hoe zit het met de<br />
kans op hoog- of laagwater?<br />
Trends in de afvoer kunnen het gevolg zijn<br />
van veranderingen in het stroomgebied,<br />
maar ook van klimaatveranderingen. Het<br />
KNMI heeft enkele jaren geleden klimaatscenario’s<br />
ontwikkeld die wijzen op hogere<br />
winterafvoeren en lagere zomerafvoeren in<br />
de toekomst. Hogere winterafvoeren leiden<br />
tot een verhoogde kans op hoogwater. Of de<br />
kans op een extreem laagwater ook groter<br />
wordt, is de vraag. Mogelijk wordt een<br />
afname van de zomerneerslag (deels)<br />
gecompenseerd door een verhoging van de<br />
basisafvoer*. Om dit te onderzoeken, is een<br />
tijdreeksanalyse van de afvoer essentieel.<br />
Zoals eerder beschreven kent de historische<br />
afvoerreeks van de Maas grote antropogene<br />
invloeden, die de statistiek danig in de war<br />
kunnen brengen. Zolang geen rekening<br />
wordt gehouden met deze invloeden, is de<br />
meetreeks niet geschikt <strong>voor</strong> statistische<br />
uitspraken en trendanalyses. Iedere<br />
onnatuurlijke verandering in het riviersysteem<br />
veroorzaakt immers een trendbreuk in<br />
de reeks. Om nu toch de gehele meetreeks te<br />
kunnen gebruiken <strong>voor</strong> statistische<br />
doeleinden, is de afvoerreeks gehomogeniseerd.<br />
Dit houdt in dat afvoeren uit het<br />
verleden vertaald zijn naar de huidige<br />
toestand van de rivier. Voor de laagwaterstatistiek<br />
zijn <strong>voor</strong>al de veranderingen in de<br />
onttrekkingen van belang. Een afvoer uit<br />
1911 uit de honderdjarige meetreeks van<br />
Borgharen is in de gehomogeniseerde reeks<br />
met 33 kubieke meter per seconde verlaagd<br />
om rekening te houden met de onttrekking<br />
van later gerealiseerde kanalen (Albert- en<br />
Julianakanaal). Bij de hoogwaterstatistiek<br />
wordt naast verandering in de onttrekkingen<br />
ook rekening gehouden met een schatting<br />
van de werkelijke afvoertop en met de<br />
veranderingen in de rivier. Zo is de piekafvoer<br />
van 1.205 kubieke meter per seconde uit het<br />
hydrologisch jaar 1911 verhoogd met 119<br />
kubieke meter. Op basis van de gehomogeniseerde<br />
reeks kan worden vastgesteld met<br />
welke frequentie een bepaalde afvoer in de<br />
huidige situatie te verwachten is. Daarmee<br />
kunnen vervolgens uitspraken worden<br />
gedaan ten aanzien van bij<strong>voor</strong>beeld de<br />
rentabiliteit van een waterkrachtcentrale, de<br />
kans van <strong>voor</strong>komen van een afvoerrange in<br />
het paaiseizoen van vis of de kans van<br />
<strong>voor</strong>komen van een hoogwater.<br />
Het vervolg<br />
De honderdste verjaardag van de afvoerreeks<br />
Borgharen mag met recht gevierd worden.<br />
Maar of de reeks lang genoeg is om ons<br />
waterbeleid <strong>voor</strong> de toekomst erop te<br />
kunnen baseren? Rijkswaterstaat streeft naar<br />
het zo lang mogelijk <strong>voor</strong>tzetten van de<br />
meetreeks en is inmiddels begonnen met de<br />
registratie van de tweede eeuw afvoergetallen.<br />
Een eeuwreeks die opvallend genoeg<br />
begonnen is met een flink hoogwater<br />
(afgelopen januari), op de voet gevolgd door<br />
een ongewoon (<strong>voor</strong> de tijd van het jaar)<br />
lange periode met lage afvoeren. Is dit een<br />
signaal dat daadwerkelijk meer hoogwaters<br />
in het verschiet liggen en dat onze zomers<br />
steeds meer gekenmerkt zullen worden door<br />
lagere afvoeren? Onze achterkleinkinderen<br />
zullen het weten, als zij over honderd jaar<br />
hun statistische analyses uitvoeren. En<br />
wellicht dat ook zij er dan een artikel over<br />
zullen schrijven in H 2O.<br />
Mirjam van Roode (Rijkswaterstaat<br />
Limburg)<br />
Rolf van der Veen (Rura Arnhem)<br />
NOTEN<br />
* De Wit M. (2008). Van regen tot Maas.<br />
Veen Magazines.
‘Nutrient Removal’ is een nuttig handboek<br />
De Water Environment Federation (WEF) is de Noord-Amerikaanse tegenhanger<br />
van de IWA. Deze organisatie heeft recent een nieuw handboek uitgebracht dat<br />
fundamentele wetenschappelijke informatie over nutriëntenverwijdering<br />
koppelt aan de praktijk. Dit blijkt een nuttige combinatie. Het handboek<br />
‘Nutrient Removal, nr. 34’ bevat informatie uit een vorige WEF-uitgave uit 1998,<br />
aangevuld met diverse bijdragen van specialistische WEF-conferenties,<br />
wetenschappers en adviseurs uit met name de Verenigde Staten.<br />
Het boek moet meer inzicht<br />
genereren in de wetenschappelijke<br />
basis <strong>voor</strong> de chemische en <strong>voor</strong>al<br />
biologische verwijdering van stikstof en<br />
fosfaat uit afvalwater en deze kennis<br />
toepasbaar maken <strong>voor</strong> de praktijk. Het<br />
belangrijkste gebruik is het begrijpen van de<br />
theorie achter de nutriëntenverwijdering,<br />
zodat de technologieën effectiever toe te<br />
passen zijn in ontwerpen en de bedrijfsvoering.<br />
Ten opzichte van Europa wordt in de<br />
Verenigde Staten anders omgegaan met<br />
nutriëntenverwijdering uit afvalwater.<br />
Handel in emissierechten <strong>voor</strong> met name<br />
stikstof en sporadisch fosfaat zijn aan de orde<br />
van de dag. Zeker in de gevoelige wateren<br />
van de Chesapeake Bay (in de staten<br />
Maryland, Pennsylvania, Virginia en<br />
Washington) en de Long Island Sound (New<br />
York en Connecticut), maar ook de ‘grote<br />
meren’ (Superior, Michigan, Huron, Erie en<br />
Ontario) en de Mississippi-delta. De staten<br />
kennen een nogal verschillende regelgeving,<br />
alhoewel de Environmental Protection<br />
Agency (EPA) algemene eisen oplegt. Wel is<br />
het zo dat - afhankelijk van het ontvangende<br />
oppervlaktewater - de diverse afvalwaterzuiveringsinstallaties<br />
aangepaste maatregelen<br />
moeten nemen. Dat gaat niet altijd zover als<br />
in de Europese Unie en zeker niet zoals in<br />
Nederland. De regelgeving (Clean Water Act)<br />
en de achtergronden van de emissiehandel<br />
in nutriënten worden in het handboek nader<br />
toegelicht. Dit kan ook wel eens <strong>voor</strong> de<br />
Europese regelgeving een interessante<br />
basisgedachte zijn!<br />
Het nieuwe handboek biedt <strong>voor</strong> de<br />
wetenschappelijke beschrijving van<br />
nutriëntenverwijderingsprocessen nieuwe<br />
oplossingen. De lezer kan de mogelijkheden,<br />
risico’s en <strong>voor</strong>delen van die oplossingen<br />
onderling beoordelen. Daar<strong>voor</strong> hanteert de<br />
WEF een duidelijke ‘kookboekbenadering’:<br />
elk procesonderdeel kan als een recept<br />
gelezen worden en individuele procesparameters<br />
kunnen in de overzichtelijke index<br />
getraceerd en aan een ‘procesrecept’<br />
gekoppeld worden. Dit geeft de gebruiker<br />
van het handboek houvast bij het zoeken<br />
naar de beste oplossing <strong>voor</strong> zijn eigen<br />
probleem. De hoofdauteur, Johnson,<br />
Een groep watertechnologen geeft in dit<br />
vaktijdschrift elke maand een kritisch oordeel<br />
over recente internationale vakliteratuur.<br />
De recensenten zijn: Jelle Roorda, Arjen van<br />
Nieuwenhuijzen, Arne Verliefde, Herman<br />
Evenblij, Jeroen Langeveld, Jasper Verberk en<br />
Merle de Kreuk.<br />
adviseert dan ook de algemene kennis in het<br />
handboek te gebruiken als basis <strong>voor</strong> het<br />
opzetten van zuiveringsinstallaties en vanuit<br />
operationele optimalisaties de beste<br />
instellingen te zoeken, zodat elke rwzi zijn<br />
eigen methode en afstemming heeft<br />
afhankelijk van de noodzakelijke<br />
maatregelen en eisen.<br />
Een goede basis <strong>voor</strong> de fundamentele<br />
processen is daarbij van belang, iets wat dit<br />
handboek nastreeft en toegankelijk probeert<br />
te maken. Zo efficiënt mogelijk omgaan met<br />
de beschikbare biologische processen in<br />
combinatie met fysisch-chemische processen<br />
is de drijfveer om tot ultra lage concentraties<br />
aan nutriënten in het rwzi-effluent te komen.<br />
Dit wordt zo duurzaam (laag energieverbruik<br />
en laag chemicaliëngebruik) en doelmatig<br />
(kosteneffectief) mogelijk toegepast, is het<br />
devies van het handboek.<br />
Ten opzichte van de eerdere versie van<br />
‘Nutrient Removal’ van eind vorige eeuw zijn<br />
met name het hoofdstuk over deelstroomprocessen<br />
<strong>voor</strong> nutriëntenverwijdering en<br />
het hoofdstuk over modellering van<br />
stikstof- en biologische fosfaatverwijdering<br />
nieuw. Tevens is het hoofdstuk over<br />
regelgeving en beleid (in de VS) volledig<br />
geactualiseerd.<br />
De basis <strong>voor</strong> de hoofdstukken bestaat<br />
geheel uit publicaties die zijn beoordeeld<br />
door gerenommeerde Amerikaanse<br />
wetenschappers én ingenieurs, die met beide<br />
voeten in de praktijk staan. Daarmee worden<br />
de wetenschappelijke principes op een<br />
toegankelijke en begrijpelijke manier <strong>voor</strong><br />
adviserende ingenieurs en bedrijfsvoerders<br />
gepresenteerd, zodat deze direct in de<br />
praktijk toepasbaar zijn. De auteurs<br />
beschrijven een individueel verwijderingsproces<br />
ook in zijn context binnen het<br />
overkoepelende zuiveringsproces (<strong>voor</strong>al het<br />
actiefslibproces). Optimalisatiemogelijkheden<br />
om processen aan elkaar te koppelen<br />
worden toegelicht met daarbij een duidelijke<br />
beschrijving van de onderlinge <strong>voor</strong>waarden<br />
en afhankelijkheden. Hiermee kan de<br />
adviseur een breed spectrum van optimalisatiemogelijkheden<br />
verkennen en de juiste<br />
combinatie <strong>voor</strong> het betreffende praktijkprobleem<br />
vinden. Het hoofdstuk ‘Troubleshooting<br />
for Full-Scale Nutrient Removal<br />
Facilities’ is hier<strong>voor</strong> heel interessant en<br />
toepasbaar.<br />
Wat enigszins mist in het boek is de vertaling<br />
van technologische processen naar daadwerkelijke<br />
technische oplossingen, ofwel de<br />
vertaling van technologische aspecten naar<br />
werktuigbouwkundige oplossingen in de<br />
vorm van installaties. Welk type <strong>voor</strong>stuwer<br />
recensie<br />
of beluchter is nu het beste om een bepaald<br />
knelpunt op te lossen in het actiefslibproces;<br />
hoe richt ik een Anammox-proces in de<br />
praktijk in? Dit zijn onderwerpen die niet aan<br />
bod komen en waar<strong>voor</strong> de lezer toch weer<br />
een externe adviseur moet raadplegen of<br />
binnen de eigen organisatie op zoek moet<br />
naar invulling van de vragen. Ook is er alleen<br />
aandacht <strong>voor</strong> de verwijdering van<br />
nutriënten uit afvalwater. Opties <strong>voor</strong> het<br />
terugwinnen van voedingsstoffen uit<br />
afvalwater, dat momenteel in Nederland en<br />
Europa <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong> fosfaat hoog op de<br />
agenda staat, worden in dit boek niet<br />
benoemd. Zelfs de gedachte om nutriënten<br />
uit afvalwater her te gebruiken, wordt<br />
nergens aangehaald. Blijkbaar is dit<br />
onderwerp in de VS (nog) niet aan de orde.<br />
Al met al is ‘Manual of Practice on Nutrient<br />
Removal’ een heel nuttig handboek <strong>voor</strong><br />
wetenschappers en ingenieurs die nutriëntenverwijdering<br />
in de vingers willen krijgen.<br />
Het is daarbij wel een aandachtspunt dat de<br />
regelgeving en de toepassingen sterk<br />
gebaseerd zijn op de situatie in de Verenigde<br />
Staten, die zeker <strong>voor</strong> technologische keuzes<br />
en toepassingen niet overal gelijk is aan de<br />
praktijk in Nederland. Daardoor blijft dit<br />
handboek een werk <strong>voor</strong> de liefhebber en<br />
<strong>voor</strong> diegenen die de achtergronden van<br />
nutriëntenverwijdering tot in detail tot zich<br />
willen nemen.<br />
Arjen van Nieuwenhuijzen (Witteveen+Bos)<br />
‘Nutrient Removal, Nr. 34’ (ISBN 978-0-07-<br />
173709-8) is een uitgave van WEF Press en kost<br />
130 Amerikaanse dollar. Te bestellen via<br />
www.portlandpress.com.<br />
H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
15
waternetwerken<br />
WATERCOLUMN<br />
De kracht van<br />
herhalingen<br />
De zomervakantie is weer achter de<br />
rug. Terwijl ik met het gezin van<br />
bergen en zon genoot, lagen<br />
honderden klussen te smachten om<br />
afgerond te worden. Intussen hebben we die<br />
klussen alweer ter hand genomen en zijn de<br />
kinderen weer naar school.<br />
Dit jaarlijks terugkerend fenomeen doet me<br />
denken aan een BBC-documentaire die ik<br />
laatst zag over de Mandelbrot-fractals: een<br />
verzameling patronen en structuren die<br />
ontstaan volgens een simpele wiskundige<br />
formule. Structuren waarmee de inmiddels<br />
overleden wiskundige Benoît Mandelbrot<br />
(1924-2010) terugkerende patronen in<br />
economie, vloeistofdynamica en natuurlijke<br />
processen verklaarde. Denk maar aan de<br />
steeds terugkerende fluctuatie in<br />
bij<strong>voor</strong>beeld aandelenkoersen,<br />
bezuinigingen en de wetmatigheden in de<br />
vertakkingen in onze longen en in<br />
rivierdelta’s. Zijn simpele wiskundige formule<br />
bevat twee cruciale elementen: iteratie en<br />
positieve feedback.<br />
Dat brengt mij bij de derde dinsdag in<br />
<strong>september</strong>. Ook dit is een jaarlijks<br />
terugkerend fenomeen, waar ook de<br />
watersector een visie op moet hebben. Dit<br />
jaar geeft Prinsjesdag ons <strong>voor</strong>al aanleiding<br />
om ons te focussen op schaarste, afval als<br />
grondstof en kijken van buiten naar binnen.<br />
En aandacht te schenken aan samenwerking<br />
en van elkaar leren in Europees verband.<br />
Om de samenwerking in de watersector te<br />
bezien in het licht van Mandelbrots theorie, is<br />
de kijkrichting van belang.<br />
Samenwerkingsclusters en -verbanden<br />
worden steeds kleiner wanneer we in de<br />
watersector duiken. Draai je de kijkrichting<br />
om, dan ontstaat een rijk geschakeerde<br />
sectoroverstijgend patroon.<br />
Het is daarom goed om nu de blik naar<br />
buiten te richten, om met behoud van het<br />
goede en <strong>voor</strong>zien van feedback de<br />
problemen van schaarste te bekijken in een<br />
groot samenwerkingsverband. Om zo samen<br />
oplossingen te vinden <strong>voor</strong> de problemen<br />
van morgen. Zoals dat met andere woorden<br />
in andere tijden ook al gebeurde. Ik nodig u<br />
uit gebruik te maken van de kracht van<br />
herhalingen.<br />
16 H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
Carleen Mesters<br />
“We praten onder elkaar in kleuren”<br />
Het is nieuw, het is avontuurlijk, en het wordt door de gehele watersector omarmd: het<br />
Nationaal Watertraineeship, een tweejarig traineeprogramma <strong>voor</strong> net afgestudeerde hbo’ers<br />
en wo’ers. We nemen een kijkje bij de deelnemers aan dit traject, waarbij trainee en werkgever<br />
een attribuut meenemen dat volgens hen symbool staat <strong>voor</strong> het traineeship. Aflevering 8:<br />
Hoogheemraadschap van Rijnland.<br />
De trainee: Kris Spierings (29), junior procesleider bij het Hoogheemraadschap van Rijnland.<br />
Attribuut: Rubik’s kubus.<br />
“Na een aantal jaren als journalist te hebben<br />
gewerkt, kreeg ik steeds meer de behoefte om<br />
zélf iets neer te zetten in plaats van alleen op<br />
te schrijven wat andere mensen vinden en<br />
wisten. Omdat ik uit ideologisch oogpunt ook<br />
graag iets wilde leren waarmee ik wat zou<br />
kunnen betekenen <strong>voor</strong> anderen, ben ik de<br />
master Environment & Resource Management<br />
gaan doen aan de Vrije Universiteit<br />
Amsterdam.”<br />
“Het traineeship geeft me de mogelijkheid<br />
mijn kennis van de watersector flink uit te<br />
breiden en mijzelf verder te ontwikkelen. Als<br />
junior procesleider werk ik momenteel aan<br />
drie projecten. Het project dat ik met Jasper doe, betreft het vormgeven aan een vernieuwde<br />
samenwerking in de afvalwaterketen tussen het waterschap en 30 gemeenten in onze regio.<br />
Verder hou ik me bezig met assetmanagement en ben ik coördinator van onze deelname aan<br />
de Wilde Waterweek in november. Je krijgt hier al snel de mogelijkheid van alles op te pakken.”<br />
“De trainingen binnen het traineeship zijn behoorlijk intensief. Twaalf vrijdagen achter elkaar<br />
zijn we met ‘zelfmanagement’ bezig geweest. De gesprekken gingen al snel heel diep.<br />
Daardoor heb ik mijn medetrainees in korte tijd goed leren kennen. Zelf heb ik <strong>voor</strong>al geleerd<br />
dat ik soms even moet wachten <strong>voor</strong>dat ik mijn mond open doe. Eerst begrijpen, dan<br />
begrepen worden. Het werken met het personal colour-model, waarin je persoonlijkheid aan de<br />
hand van een kleurenschema in kaart wordt gebracht, werkt heel verhelderend. We praten<br />
onderling ook al in kleuren: ‘Jeetje, dat was echt heel erg blauw wat je net zei’. ”<br />
“Deze kubus staat <strong>voor</strong> mij om meerdere redenen symbool <strong>voor</strong> het traineeship. In de eerste<br />
plaats omdat ik erg van spelletjes hou en werk <strong>voor</strong> mij ook <strong>voor</strong>al leuk moet zijn. Daarnaast<br />
bestaat het traineeship, evenals de kubus, uit allerlei elementen: werk, projecten, trainingen en<br />
nieuwe mensen. Alles bij elkaar een mooi geheel.”<br />
De werkgever: Jasper Tamboer, projectmanager bij het Hoogheemraadschap van Rijnland.<br />
Attribuut: frisbee.<br />
“Bij het formeren van een projectgroep <strong>voor</strong> de samenwerking binnen de afvalwaterketen met de<br />
gemeenten, merkte ik dat ik capaciteit tekort kwam. Ik had al positieve geluiden gehoord over de<br />
andere watertrainees die bij Rijnland aan het werk zijn. Toen mijn afdelingshoofd <strong>voor</strong>stelde om<br />
onder meer <strong>voor</strong> dit project ook een trainee aan te nemen, was ik daarom direct enthousiast.<br />
Trainees zijn breed geïnteresseerd en gemotiveerd om van alles aan te pakken. Dat is positief <strong>voor</strong><br />
een project als dit, dat ineens bestuurlijk urgent werd. In haar rol als junior project- en<br />
procesleider houdt Kris de vaart er in en zorgt ze er<strong>voor</strong> dat ik me op de hoofdlijnen kan<br />
concentreren. We denken samen veel na over het project en hoe bepaalde zaken aan te pakken.”<br />
“Zelf merk ik dat ik het leuk vind om iemand te begeleiden in dit vak. Toen ik een jaar of zeven<br />
geleden zelf bij Rijnland begon, heb ik ook veel begeleiding gekregen. Ik vind het zinvol om<br />
het vuurtje binnen de organisatie door te geven.”<br />
“Het traineeship sluit erg aan bij de filosofie van onze organisatie wat betreft persoonlijke<br />
ontwikkeling. Daaraan wordt veel aandacht geschonken. Ook wij werken met het personal<br />
colour-model. We bespreken hoe de zelfanalyses die Kris tijdens de trainingen maakt, ingezet<br />
kunnen worden in het project.”<br />
“Een mooi moment tot dusverre vond ik het moment dat we aanliepen tegen iemand binnen<br />
het team met wie de samenwerking wat stroef verliep. We hebben dit toen met zijn drieën<br />
opgelost. Ik vond het knap hoe Kris hiermee omging. Ze benoemde welk effect bepaald<br />
gedrag op haar had - zonder de ander te beschuldigen.”<br />
“De frisse wind, de dynamiek en de flexibiliteit die een trainee kenmerken, vind ik ook terug in<br />
een frisbee. Voor frisbeeën moet je ontwikkelingsbereid zijn. En je leert het kunstje spelenderwijs.<br />
Ook in de samenwerking met de gemeenten ontstaat een nieuw speelveld, waarbij je<br />
regelmatig flexibel moet meebewegen om uiteindelijk een gezamenlijk doel te bereiken.”
waternetwerken<br />
International Water Week:<br />
WATERCOLUMN<br />
“Je merkt dat steeds meer organisaties aanhaken” ver.nieuws_column kop<br />
De eerste editie van de International Water<br />
Week eind oktober in Amsterdam heeft als<br />
thema ‘Integrated Solutions’: het wil<br />
geïntegreerde oplossingen bieden door<br />
vanuit een holistische visie waterproblemen<br />
te benaderen. Het zesdaagse evenement<br />
wordt een platform <strong>voor</strong> de volledige<br />
waterbranche, waarin ook Aquatech en<br />
Aquaterra (conferentie over water en kusten)<br />
zijn opgenomen. Het Koninklijk Waternetwerk<br />
Nederland is al sinds jaar en dag<br />
betrokken bij deze tweejaarlijkse beurzen,<br />
waar gemiddeld zo’n 20.000 bezoekers op<br />
afkomen. Tot nu toe concentreerde Waternetwerk<br />
zich op het organiseren van de<br />
fitterswedstrijden, maar dit jaar zal KNW zich<br />
<strong>voor</strong> het eerst actief inzetten <strong>voor</strong> een<br />
uitgebreid kennis- en ervaringsprogramma.<br />
“Water staat steeds hoger op de maatschappelijke<br />
agenda: water is één van de negen<br />
focusgebieden van onze overheid”, zegt<br />
Monique Bekkenutte, directeur van KNW. “Wij<br />
hebben de ambitie om binnen Nederland de<br />
verbindende schakel te zijn <strong>voor</strong> de branche,<br />
maar die positie kun je niet los zien van<br />
internationale ontwikkelingen. We moeten<br />
binnen én buiten de sector meer samen gaan<br />
werken, want water stopt niet bij de grens en<br />
we hebben vanwege de klimaatverandering<br />
vaker met weersextremen te maken.<br />
Internationaal samenwerken is nodig met het<br />
oog op Europa, de snelle technologische<br />
ontwikkelingen en internationale innovatienetwerken.<br />
Zo wordt het internationale<br />
belang van Nederland zichtbaar doordat veel<br />
van onze waterprofessionals in het<br />
buitenland werkzaam zijn: we weten van veel<br />
KNW-leden die meewerken in internationale<br />
projecten, zoals waterbeheer in grensstreken,<br />
beleidsbeïnvloeding in Brussel, de export van<br />
kennis en bijdragen in multinationale<br />
advies- en ingenieursbureaus. Het is dus <strong>voor</strong><br />
ons van belang om niet alleen nationaal maar<br />
ook internationaal actief bij te dragen aan de<br />
uitwisseling van kennis en ervaring. Aquatech<br />
en Aquaterra bieden ons de mogelijkheid om<br />
aan te haken en op die manier ons kennispotentieel<br />
beter te verspreiden.”<br />
Hoopgevend<br />
KNW heeft de handen ineengeslagen met<br />
partners en betrokkenen om meerwaarde te<br />
creëren <strong>voor</strong> het evenement, zegt<br />
Bekkenutte.<br />
“We zijn ambitieus in de activiteiten die we<br />
op het programma hebben staan. Maar het is<br />
nieuw en dus ook een leerproces. Ook met de<br />
betrokken partijen is het nog een beetje<br />
zoeken om alles op een goede manier <strong>voor</strong><br />
elkaar te krijgen. We verzorgen vijf<br />
congressen over actuele, relevante waterthema’s,<br />
met daarnaast een uitgebreid<br />
jongerenprogramma. Het programma draait<br />
niet alleen om congresbezoek, het bevat ook<br />
diverse excursies. We zorgen er<strong>voor</strong> dat<br />
mensen elke dag op pad kunnen om ook in<br />
de praktijk kennis en ervaring op te doen.”<br />
Belangrijk is dat jongeren worden aangesproken,<br />
zegt Bekkenutte, “want we zijn een<br />
club die zeker aanwas van een jongere<br />
generatie nodig heeft. Ik ben daar hoopvol<br />
over, want er is veel belangstelling <strong>voor</strong> het<br />
jongerenprogramma. We hebben een<br />
speciale IWW-ambassadeur <strong>voor</strong> het<br />
YWP-programma: Dirk Janssen, Nederlands<br />
jongerenvertegenwoordiger naar de<br />
Verenigde Naties. Tijdens de IWW zal hij de<br />
verkiezing van de nieuwe ambassadeur<br />
<strong>voor</strong>zitten. We hebben al reacties van mensen<br />
uit zes landen die ambassadeur <strong>voor</strong> de<br />
jongeren in de Nederlandse watersector<br />
willen worden. Dus ook mensen van buiten<br />
Nederland zijn hier enthousiast over. Dat is<br />
hoopgevend.”<br />
Steentje bijdragen<br />
Wat betekent dit <strong>voor</strong> het imago van KNW?<br />
“We willen een goed werkend netwerk<br />
vormen van relevante kennis en kennissen.<br />
Dat doen we door middel van activiteiten,<br />
waarbij kennis en ervaring wordt uitgewisseld.<br />
We laten zien dat we op het gebied<br />
van relevante, actuele thema’s een aardig<br />
steentje bijdragen, dat we én ambitieus zijn<br />
én dingen <strong>voor</strong> elkaar weten te krijgen. Door<br />
samenwerking met relevante partijen kunnen<br />
we nationaal én international Nederland<br />
beter op de kaart zetten. En dat past heel<br />
goed bij het doel van KNW om te komen tot<br />
kennisuitwisseling en <strong>voor</strong>aan te staan bij<br />
ontwikkelingen en innovaties.”<br />
Verwachten jullie hier meer leden uit te halen?<br />
“De beurzen en congressen versterken elkaar<br />
en dat biedt KNW de gelegenheid om te laten<br />
zien waar het <strong>voor</strong> staat. Natuurlijk hoop je<br />
dat als onze congressen tijdens de IWW<br />
succesvol zijn, het aantrekkelijker wordt om je<br />
bij KNW aan te sluiten. Naarmate je netwerk<br />
groter en sterker is, kun je meer <strong>voor</strong> de<br />
branche betekenen.”<br />
Aanzwengelend effect<br />
“We proberen het aantal deelnemers te<br />
verhogen, maar ook de kwaliteit van de<br />
deelnemers én de inhoudelijke kwaliteit van<br />
de IWW. We mikken op ten minste honderd<br />
deelnemers per congres. Het zou mooi zijn als<br />
we meer bezoekers binnenhalen dan in<br />
<strong>voor</strong>gaande jaren. Maar ook nu al hebben we<br />
indicaties dat het een succes wordt. Weet je<br />
dat er <strong>voor</strong> de Young Scientists workshop 160<br />
inschrijvingen <strong>voor</strong> bijdragen zijn binnengekomen?”<br />
“Andere initiatieven haken nu ook aan. Zo zal<br />
in de IWW-week het tweede Deltacongres<br />
plaatsvinden. En er komt een aantal<br />
EU-commissies naar Amsterdam. Het<br />
aanzwengelende effect van de congressen is<br />
dus evident: als je aanhaakt bij bestaande<br />
evenementen en je creëert daarmee<br />
meerwaarde, dan is dat <strong>voor</strong> anderen ook<br />
weer aantrekkelijk om erop in te springen. En<br />
dan laat je je als Nederland goed zien.<br />
We mogen er best trots op zijn dat KNW een<br />
Ver.nieuws_column plat initiaal<br />
ver.nieuws_column plat<br />
ver.nieuws_column auteur<br />
Monique Bekkenutte<br />
zo actieve bijdrage levert aan een spraakmakend<br />
internationaal evenement. Wat ons<br />
betreft is dit het begin van een traditie.”<br />
Alle informatie over de International Water Week is<br />
te vinden op www.internationalwaterweek.com.<br />
De inhoud van alle KNW-congressen wordt digitaal<br />
vastgelegd; congresbezoekers krijgen die data mee<br />
naar huis.<br />
Programma<br />
KNW verzorgt de volgende conferenties en<br />
evenementen tijdens de International Water<br />
Week: een jongerenprogramma, de<br />
fitterijwedstrijden, de congressen:<br />
‘ Water related transition of sustainable<br />
energy (31 oktober en 1 november),<br />
‘ Watercities in transition’ (1 en 2 november),<br />
‘ Water & innovation: water technology<br />
(3 en 4 november),<br />
‘ Water Operator Partnerships<br />
(3 en 4 november),<br />
i internationale conferentie over benchmarking<br />
(3 en 4 november).<br />
H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
17
waternetwerken<br />
WATERCOLUMN Water gaat digitale weg op<br />
ver.nieuws_column Informatietechnologie (IT) wordt steeds kop<br />
belangrijker <strong>voor</strong> de watersector. Meer dan<br />
Ver.nieuws_column ooit ligt de nadruk op doelmatigheid,<br />
plat initiaal<br />
bezuinigingen en slimme investeringen.<br />
Actuele, nauwkeurige informatie is van groot<br />
belang en meten, modellen en informatie-<br />
ver.nieuws_column systemen vormen daarbij plat essentiële<br />
hulpmiddelen. Dit thema staat dan ook<br />
ver.nieuws_column centraal op het najaarscongres auteur ‘Water wordt<br />
digitaal!’, dat op 24 november plaatsvindt in<br />
Burgers’ Zoo in Arnhem. Volgens Fons Nelen,<br />
directeur van Nelen & Schuurmans,<br />
bestuurslid van KNW en lid van het organisatiecomité<br />
van het najaarscongres, zal<br />
informatietechnologie onmisbaar zijn <strong>voor</strong> de<br />
watersector van de toekomst.<br />
De houding ten opzichte van meten is de<br />
afgelopen 10 tot 15 jaar veranderd, aldus<br />
Nelen. “Destijds werd meten gezien als duur<br />
en complex en werd er <strong>voor</strong>al vanuit<br />
theoretische modellen gedacht. Nu willen we<br />
alles zo precies en nauwkeurig mogelijk<br />
weten, zodat we in deze tijden van bezuinigingen<br />
en economische crisis doelmatiger<br />
kunnen werken en slimmer kunnen<br />
investeren. Technisch gezien is al veel<br />
mogelijk en zijn er allerlei ontwikkelingen<br />
gaande. Het is nu van belang dat we die gaan<br />
toepassen in de watersector.”<br />
Samenwerken vormt daarbij een belangrijk<br />
punt. “Deze ontwikkelingen gelden <strong>voor</strong> de<br />
gehele watersector; iedereen krijgt er in meer<br />
of mindere mate mee te maken. Dat geldt<br />
zowel <strong>voor</strong> de bestuurders en managers die<br />
betrouwbare informatie nodig hebben <strong>voor</strong><br />
het nemen van juiste beslissingen als <strong>voor</strong><br />
medewerkers die actuele gegevens uit het<br />
veld nodig hebben. Om daadwerkelijk tot<br />
<strong>18</strong> H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
een doelmatige<br />
waterketen te komen,<br />
moeten we meer<br />
informatie uitwisselen.<br />
Het is onmogelijk<br />
juiste beslissingen te<br />
nemen als je niet weet<br />
wat jouw besluiten<br />
<strong>voor</strong> invloed hebben<br />
op het ontvangende<br />
systeem. We moeten<br />
over grenzen heen<br />
kijken en de samenwerking<br />
actief<br />
opzoeken, niet alleen<br />
in de watersector maar<br />
ook daarbuiten.”<br />
Het is dan ook niet<br />
toevallig dat tijdens<br />
het congres aandacht<br />
geschonken wordt aan<br />
ontwikkelingen in<br />
andere sectoren.<br />
“De belangrijkste<br />
spreker is Edwin<br />
Adriaanse van<br />
TomTom. Iedereen is<br />
inmiddels gewend aan Fons Nelen<br />
zo’n kastje in de auto,<br />
aan actuele en snelle informatie die altijd en<br />
overal beschikbaar is. Deze vanzelfsprekendheid<br />
zouden we ook in de watersector<br />
moeten nastreven. Waarom hebben wij dat<br />
nog niet? De techniek is beschikbaar. In de<br />
watersector hebben we soms de neiging wat<br />
behoudend te zijn bij het nemen van<br />
beslissingen, maar dat werkt niet meer. Kijken<br />
naar wat andere sectoren doen kan erg<br />
Risico-aansprakelijkheid <strong>voor</strong> opstallen in<br />
waterrecht<br />
Naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad inzake de dijkverschuiving in Wilnis houdt<br />
KNW op donderdag 29 <strong>september</strong> samen met het Instituut <strong>voor</strong> Bouwrecht de studiemiddag<br />
‘Risico-aansprakelijkheid <strong>voor</strong> opstallen in het waterrecht’.<br />
Op 17 december 2010 besliste de Hoge Raad dat een veendijk een opstal is en dat op de<br />
bezitter van een dijk een risico-aansprakelijkheid rust indien de dijk vanwege een gebrek<br />
schade veroorzaakt. Dit was het geval bij een veendijk in Wilnis die na een periode van<br />
langdurige droogte in de nacht van 25 op 26 augustus 2003 verschoof, waarna 230.000<br />
kubieke meter water een woonwijk instroomde. Het arrest roept vele vragen op en kan grote<br />
consequenties hebben <strong>voor</strong> het waterveiligheidsbeleid in Nederland. Op deze middag worden<br />
door deskundige sprekers niet alleen de juridische vragen behandeld maar wordt ook inzicht<br />
gegeven in de mogelijke technische, beleidsmatige en bestuurlijke consequenties van het<br />
arrest.<br />
Het programma begint om 13.00 uur met de opening door dag<strong>voor</strong>zitter Marleen van Rijswick.<br />
De heer Kok spreekt om 13.40 uur over het verweer dat werd gevoerd in de zaak Wilnis. Er<br />
wordt inzicht gegeven in innovatieve ontwikkelingen als klimaatdijken, waarna Martijn<br />
Scheltema zich over de casus Wilnis afvraagt wat er nu precies aan de hand was. Na de pauze<br />
spreekt Bruno van Ravels over risico-aansprakelijkheid <strong>voor</strong> opstallen als dijken, riolering,<br />
bodemenergiesystemen, etc. en de vergelijking met de risico-aansprakelijkheid <strong>voor</strong> wegen,<br />
kabels en leidingen. Tot slot vertelt Sybe Schaap over de beleidsmatige en bestuurlijke<br />
consequenties van het arrest. Hierbij wordt aandacht besteed aan de gevolgen <strong>voor</strong> de<br />
waterbeheerders en wordt ingegaan op de vraag of het arrest een rem zet op nieuwe<br />
ontwikkelingen als klimaatdijken en de ontwikkeling van monitoringssystemen.<br />
De middag eindigt rond 16.45 uur. Locatie: Raadzaal Universiteit Utrecht.<br />
verfrissend zijn en kan ons helpen om verder<br />
te komen. Alles wat we met water doen zal<br />
steeds meer via de digitale weg tot ons komen.<br />
Hoog tijd dus om daarop in te springen.”<br />
De kwaliteit van<br />
oppervlaktewater in de<br />
bestaande stad<br />
Op 29 <strong>september</strong> verzorgt KNW een<br />
bijeenkomst over de kwaliteit van het<br />
oppervlaktewater in de bestaande stad. In<br />
Nederland vindt momenteel in meer wijken<br />
herstructurering plaats dan dat nieuwe<br />
wijken ontwikkeld worden. Dat biedt de<br />
mogelijkheid om eventuele problemen in het<br />
bestaande watersysteem aan te pakken. De<br />
bijeenkomst is onder meer bedoeld om de<br />
dialoog tussen gemeentelijke stedenbouwkundigen,<br />
landschapsarchitecten, groenbeheerders,<br />
etc. en de hydrologen van het<br />
waterschap een impuls te geven. Daarnaast<br />
zal aandacht worden besteed aan de<br />
beleving van de burger.<br />
Geïnteresseerden worden om 13.00 uur<br />
verwacht in het Waterschapshuis aan het<br />
Stationsplein 89 in Amersfoort. Daar heeft<br />
Jeroen Langeveld (TU Delft) het openingswoord,<br />
waana Erwin Rebergen (gemeente<br />
Utrecht) zal praten over de wijkwaterplannen<br />
van Utrecht en Martine Beuken (gemeente<br />
Den Bosch) over het Waterstructuurplan van<br />
Den Bosch. Na de pauze volgen parallelsessies<br />
over kwaliteitsbeelden <strong>voor</strong> stedelijk<br />
water, vissen in de stad, het project Kallisto<br />
en waterkwaliteitsindicatoren. Om 16.30 uur<br />
is het tijd <strong>voor</strong> de borrel.
Tien jaar opleiding HTAZ<br />
De opleiding Hogere Techniek Afvalwaterzuivering<br />
(HTAZ) van Stichting Wateropleidingen<br />
bestaat tien jaar. Het is één van haar parels.<br />
Destijds vanaf een leeg vel papier helemaal<br />
cumulatief opgebouwd, is HTAZ uitgegroeid<br />
tot een volwaardige en toonaangevende<br />
opleiding waarmee al bijna 300 afvalwater-<br />
en procestechnologen hun <strong>voor</strong>deel hebben<br />
kunnen doen.<br />
Agnes Maenhout<br />
“Het was een goede zet toen wij tien jaar<br />
geleden de noodzaak van een dergelijke<br />
opleiding inzagen”, constateert directeur<br />
Wateropleidingen Agnes Maenhout. “We<br />
beschikten toen alleen over de afvalwateropleidingen<br />
TAZ op vmbo+- en UTAZ op<br />
mbo+-niveau. De ontwikkelingen binnen de<br />
afvalwaterzuiveringswereld hebben<br />
sindsdien een grote vlucht genomen en daar<br />
paste een hbo+-opleiding goed bij. Omdat<br />
onze docenten, van wie een aantal al bij de<br />
opbouw van de opleiding was betrokken,<br />
direct vanuit de praktijk hun kennis op de<br />
cursisten overbrengen, zijn we <strong>voor</strong>tdurend<br />
in staat geweest alle nieuwe ontwikkelingen<br />
rechtstreeks in deze opleiding mee te nemen.”<br />
Het totale opleidingspakket (TAZ, UTAZ,<br />
HTAZ) geldt volgens Maenhout als ‘de<br />
ruggengraat’ <strong>voor</strong> de hele afvalwaterzuiveringsbranche.<br />
De opleidingen zijn inmiddels<br />
zover doorontwikkeld en geactualiseerd dat<br />
alle aspecten op het gebied van ontwerp,<br />
beheer, systeemkeuze, programma van eisen,<br />
hoe te dimensioneren, etc. aan de orde<br />
komen. TAZ en UTAZ zijn gericht op het<br />
zuiveringsproces; bij HTAZ moet het<br />
zuiveringsproces al bekend of snel eigen te<br />
maken zijn. De opleidingen kenmerken zich<br />
doordat alle aspecten van optimalisatie en<br />
procesmanagement aan bod komen.<br />
“In oktober gaan we HTAZ als pilot opzetten.<br />
Het leerproces dat we al kennen, gaan we<br />
koppelen aan allerlei mogelijkheden die de<br />
informatie- en communicatietechnologie ons<br />
biedt. Met deze digitale wateropleidingen<br />
kunnen we nog beter inspelen op<br />
toekomstige ontwikkelingen.”<br />
Maenhout wijst er nadrukkelijk op dat deze<br />
nieuwe manier het leren makkelijker en<br />
aantrekkelijker maakt <strong>voor</strong> de deelnemers. De<br />
interactie tussen cursisten en docenten blijft<br />
hoog in het vaandel staan. “De uitwisseling<br />
van ervaring en expertise tussen beide<br />
partijen vormt wat ons betreft nog steeds de<br />
onmisbare kern die onze opleidingen<br />
karakteriseert.”<br />
Jan Willem Mulder, jarenlang bij diverse<br />
waterschappen werkzaam geweest en van<br />
begin af aan bij de opleiding betrokken,<br />
doceert op het gebied van systeemkeuze en<br />
ontwerp van afvalwaterzuiveringsinstallaties.<br />
Volgens hem kunnen de cursisten kennis<br />
nemen van de hele cyclus rond het zuiveringsproces.<br />
“De opleiding geeft niet alleen<br />
verdieping maar <strong>voor</strong>al ook verbreding.”<br />
Volgens Mulder is het de laatste jaren <strong>voor</strong>al<br />
de veranderende regelgeving geweest die de<br />
inhoud van het vak en daarmee ook het<br />
lesmateriaal beïnvloedde. “Neem bij<strong>voor</strong>beeld<br />
de strengere effluenteisen uit de<br />
Kaderrichtlijn Water. Maar ook het streven<br />
naar zo laag mogelijke bedrijfskosten,<br />
minimalisatie van het energieverbruik en een<br />
zo hoog mogelijk zuiveringsrendement<br />
maken dat het lesmateriaal steeds weer aan<br />
de nieuwste ontwikkelingen is aangepast.”<br />
Ook de praktijkkennis die Mulder over<br />
waterzuivering en het produceren van water<br />
<strong>voor</strong> industriële processen opdoet bij Evides<br />
Industriewater, kan hij goed gebruiken <strong>voor</strong><br />
de opleiding en alle nieuwe ontwikkelingen<br />
die op de watersector afkomen. Mulder<br />
benadrukt dat HTAZ zeker geen kennismakingsopleiding<br />
is, maar op hbo+-niveau<br />
wordt gegeven. “Het lijkt er soms op dat er<br />
wat te gemakkelijk over wordt gedacht. Enige<br />
affiniteit met het vakgebied is noodzakelijk.<br />
Er wordt veel analytisch vermogen of<br />
vaardigheid verlangd en veel zelfstudie.”<br />
Kees Bodegom, sinds 1,5 jaar teamleider<br />
afvalwaterzuivering bij het Hoogheemraadschap<br />
van Rijnland en daar<strong>voor</strong> 15 jaar<br />
werkzaam bij Akzo Nobel, heeft als<br />
‘zij-instromer’ de HTAZ onlangs met succes<br />
afgerond. “Deze opleiding heeft mij een<br />
compleet beeld gegeven van wat er allemaal<br />
waternetwerken<br />
WATERCOLUMN<br />
ver.nieuws_column kop<br />
Ver.nieuws_column plat initiaal<br />
ver.nieuws_column plat<br />
ver.nieuws_column auteur<br />
Kees Bodegom<br />
bij de afvalwaterzuivering in Nederland komt<br />
kijken. Een heel integraal opgezette training<br />
die mij nu in staat stelt met elke discipline en<br />
mensen die hier al 30 jaar werken, te kunnen<br />
communiceren. Wat mij <strong>voor</strong>al opviel was dat<br />
mijn mede-cursisten stuk <strong>voor</strong> stuk zeer<br />
gemotiveerd waren en de docenten, zeker op<br />
technisch vlak, zeer goed op de hoogte<br />
waren van alle ontwikkelingen binnen de<br />
branche tot op de dag van vandaag.”<br />
“Wat ik mis in de opleiding is het aspect van<br />
leidinggeven in een veranderende wereld die<br />
ook binnen de afvalwaterzuivering zijn<br />
intrede heeft gedaan. Ik doel daarbij op de<br />
overgang naar procesgerichte organisaties.<br />
Dat vergt een heel andere manier van<br />
denken. Daar zou binnen de opleiding zeker<br />
ruimte <strong>voor</strong> moeten worden vrijgemaakt.”<br />
Bodegom blijkt zelf ook zeer gemotiveerd en<br />
enthousiast te zijn zowel wat zijn vakgebied<br />
betreft als zijn betrokkenheid bij de opzet van<br />
HTAZ. De suggesties die hij heeft gedaan om<br />
de opleiding nog verder te perfectioneren,<br />
hebben er inmiddels toe geleid dat hij<br />
gevraagd is toe te treden tot de commissie<br />
die de inhoud van de HTAZ-opleiding<br />
bewaakt.<br />
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met<br />
opleidingscoördinator Petra Barte: 06 20 30 20 78.<br />
H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
19
waternetwerken<br />
WATERCOLUMN<br />
ver.nieuws_column In elke editie van <strong>H2O</strong> bekijkt kop<br />
Waternetwerk de waterbranche vanuit een<br />
Ver.nieuws_column<br />
eigen invalshoek. In deze<br />
plat<br />
column<br />
initiaal<br />
meten we<br />
afwisselend het waterpeil aan de hand van<br />
inzichten van jongeren, vrouwen en<br />
internationale waterdeskundigen.<br />
ver.nieuws_column plat<br />
ver.nieuws_column auteur<br />
20 H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
Waterpeil<br />
Verandering vraagt<br />
politiek leiderschap<br />
technische oplossingen <strong>voor</strong><br />
waterproblemen zijn er”, zei prins “De<br />
Willem-Alexander tijdens Wereld<br />
Water Dag in Kaapstad. Dat is dus het probleem<br />
niet. Om waterproblemen écht op te lossen, is<br />
politiek leiderschap nodig. “En dat ontbreekt nu<br />
net”, is wat UN Habitat’s directeur Joan Clos ook<br />
tijdens de Stockholm World Water Week eind<br />
augustus bleef vaststellen. Wat is er nodig om<br />
politiek leiderschap in de watersector op gang te<br />
helpen?<br />
De huidige aanpak faalt omdat er een tekort aan<br />
actie is, de oplossingen niet blijken te kloppen of<br />
niet worden gedragen door de lokale bevolking,<br />
en de mondiale bevolkingsgroei de<br />
verbeteringen tenietdoet. Aan de mondiale<br />
bevolkingsgroei kan de watersector niets doen,<br />
aan het tekort aan actie en het overschot aan<br />
niet-werkende actie wél.<br />
In Stockholm zag ik een stand van een Indische<br />
man met foto’s van meisjes die hun bekers<br />
vullen met water dat lekt uit waterpijpen en<br />
rijen mensen met een jerrycan bij de pomp. Met<br />
de foto’s wilde de Indiër mensen herinneren<br />
waar ons werk echt om zou moeten draaien: om<br />
de kinderen en gemeenschappen waar armoede<br />
heerst en waterproblemen de ontwikkeling<br />
beperken. “These technical people should know<br />
what it is really about.”<br />
Tijdens internationale conferenties worden met<br />
name wetenschappelijke en technische<br />
oplossingen aangedragen, nauwelijks politieke.<br />
maar vraagt een werkende oplossing juist niet<br />
steun van belanghebbenden en gepassioneerde<br />
leiders? De werkelijkheid is anders. “We zitten<br />
met politici opgescheept die zich weinig bewust<br />
zijn van waterproblemen” zei een lokale politicus<br />
in Mali. Politici doordringen van het belang van<br />
water helpt, zei hij. Op conferenties misschien<br />
door meer ontmoetingen met aandeelhouders.<br />
En misschien.. dat meer vakmensen uit de<br />
watersector gepassioneerde politici gaan<br />
worden?<br />
Dirk Janssen (VN-jongerenvertegenwoordiger<br />
en<br />
parttime adviseur bij de<br />
Unie van Waterschappen).<br />
Ging namens KNW naar<br />
Stockholm World Water Week.<br />
Wat kunnen we van de gas- en elektriciteitsector<br />
leren over assetmanagement?<br />
Op donderdag 6 oktober verzorgt de<br />
themagroep Assetmanagement een Onder<br />
Weg Naar Huis-bijeenkomst over ervaringen<br />
met assetmanagement in de water-, gas- en<br />
elektriciteitssector. Behalve kennisuitwisseling<br />
vormt ook netwerken met mensen uit<br />
de gas- en elektriciteitsector een belangrijk<br />
doel.<br />
Binnen de watersector wordt de laatste jaren<br />
regelmatig hardop nagedacht over<br />
toepassing en verbetering van assetmanagement.<br />
De gas- en elektriciteitsector is<br />
daar al langer mee bezig. Het ligt <strong>voor</strong> de<br />
hand om te willen leren van de kennis en<br />
ervaringen die daar zijn opgedaan. “Het is<br />
<strong>voor</strong> de watersector van belang om over de<br />
eigen sector heen te kijken om leerzame<br />
ervaringen op te doen”, zegt Erik van den<br />
Brink, die vanuit de themagroep betrokken is<br />
bij de organisatie van de middag. In het<br />
dagelijks leven werkt hij bij Kiwa Gas<br />
Technology, waar hij dagelijks contacten<br />
heeft met mensen uit de gas- en elektriciteitswereld.<br />
“De lijn was snel gelegd om een<br />
dergelijke bijeenkomst te organiseren. De<br />
themagroep Assetmanagement ziet zichzelf<br />
<strong>voor</strong>namelijk als een kennisuitwisselingsplatform<br />
met open oog <strong>voor</strong> wat buiten de<br />
watersector gebeurt.”<br />
Op de bijeenkomst vertellen twee<br />
net-beheerders (Cogas en DELTA) over de<br />
ervaringen die zij hebben met assetmanagement.<br />
“De bijeenkomst is met name<br />
Erik van den Brink<br />
bedoeld <strong>voor</strong> mensen die beheer en<br />
onderhoud van bedrijfsmiddelen in hun<br />
takenpakket hebben en die betrokken zijn bij<br />
assetmanagement. Het gaat dan niet alleen<br />
om ondergrondse infrastructuur zoals<br />
leidingen en kabels, maar ook ook om<br />
installaties en infrastructuren die door<br />
bij<strong>voor</strong>beeld waterschappen worden<br />
beheerd. De bijeenkomst is <strong>voor</strong> iedereen<br />
interessant die met afwegingen over<br />
bedrijfsmiddelen in de gehele waterketen te<br />
maken heeft of krijgt. Bij<strong>voor</strong>beeld<br />
afwegingen als: wat als ik niks doe,<br />
onderhoud uitstel of meer samenwerk met<br />
een partner en activiteiten uitbesteed?”<br />
Rondleiding<br />
Voorafgaand aan de bijeenkomst biedt Kiwa<br />
de gelegenheid om deel te nemen aan een<br />
rondleiding door twee onderzoekslaboratoria<br />
waar leidingmaterialen worden beproefd. Na<br />
de presentaties is vanzelfsprekend<br />
gelegenheid <strong>voor</strong> discussie, maar ook om te<br />
netwerken. Erik van den Brink: “Dat<br />
netwerken vinden wij belangrijk om<br />
assetmanagement binnen de watersector<br />
<strong>voor</strong>uit te helpen. Het is niet alleen van<br />
belang <strong>voor</strong> bestaande en nieuwe contacten,<br />
maar <strong>voor</strong>al ook om contacten te leggen<br />
buiten de eigen sector. Daarom zorgen we er<br />
ook <strong>voor</strong> dat er voldoende betrokkenen uit<br />
de gas- en elektriciteitsector aanwezig zijn.”<br />
De bijeenkomst vindt plaats bij Kiwa in Apeldoorn;<br />
aanmelding is mogelijk via de website van KNW.
“Water als drager <strong>voor</strong> samenwerking”<br />
Passies, ambities, ontwikkelingen - wat drijft een waterprofessional? Koninklijk Nederlands<br />
Waternetwerk portretteert in iedere editie één van zijn leden. Deze keer: Frank van der Heijden<br />
(56), hoofd adviesgroep Stedelijk Water bij Arcadis.<br />
Frank van der Heijden<br />
“Ik ben al lid van KNW sinds ik in de watersector werk, dat is nu zo’n 19 jaar. Ik werkte daar<strong>voor</strong><br />
in het onderwijs en ben via-via in het stedelijk waterbeheer terechtgekomen. Inmiddels ben ik<br />
hoofd van de adviesgroep Stedelijk Water bij Arcadis. Daar waar het water stedelijke functies<br />
beïnvloedt en omgekeerd, dat rekenen wij tot ons aandachtsgebied. Naast mijn leidinggevende<br />
rol ben ik ook inhoudelijk met het vak bezig. Dat is ook nodig om binding te houden<br />
met wat er speelt. Vooral de koppeling tussen beleid en praktijk is wat mij boeit. Zelf ben ik het<br />
meest bezig geweest met het inpassen van duurzame watersystemen in nieuwe en te<br />
renoveren stedelijke gebieden. Ik werk daarbij samen met stedenbouwkundigen. Dat was toen<br />
nog nieuw maar inmiddels hebben zij meer begrip gekregen <strong>voor</strong> water. Sterker nog, men ziet<br />
inmiddels in dat water een grote rol kan spelen bij de leefbaarheid in een stedelijk gebied. Ik<br />
vind het leuk dat in mijn vak verschillende disciplines bij elkaar komen. Je hebt te maken met<br />
vormgevers, technici, fi nanciën, projectontwikkelaar, de toekomstige markt, enzo<strong>voor</strong>ts. “<br />
“Wat ik in mijn werk nastreef, is om een goed, robuust en solide, duurzaam watersysteem te<br />
bouwen dat in de omgeving past en er een bijdrage aan levert. Daar zijn meerdere partijen bij<br />
betrokken. Een goede samenwerking hierbij kan veel winst opleveren. Ik zie in de praktijk<br />
jammer genoeg veel plannen waar onnodige fouten worden gemaakt. Het kost veel minder<br />
geld om een fout te <strong>voor</strong>komen dan om achteraf te proberen die te herstellen. Hier is vaak nog<br />
sprake van verkeerde zuinigheid. Teveel bezuinigen in het begin van het traject kan verderop<br />
in het plan veel geld kosten. Een goede samenwerking zorgt <strong>voor</strong> bundeling van kennis bij<br />
opdrachtgevers, waardoor zij betere besluiten kunnen nemen. Dat is in ieders belang.”<br />
“Om hier een bijdrage aan te leveren, ben ik betrokken bij een themadag van KNW waar<br />
samenwerking centraal staat, op 8 december aanstaande. Dan staat een andere benadering<br />
van samenwerking centraal, namelijk vanuit dieren. Dieren werken op een basaler niveau<br />
samen. Bij mensen gaat het vaak over structuren en organisaties, terwijl basale gevoelens als<br />
met wie je graag samenwerkt en wie je vertrouwt, eerder bepalen of een samenwerking<br />
succesvol is of niet. Primatoloog Jan van Hooff zal ons hier nuttige inzichten in kunnen geven.<br />
Daarnaast kijken we naar wat samenwerking <strong>voor</strong> mensen betekent. Goede samenwerking<br />
begint bij mensen, met vertrouwen in jezelf en in anderen. Het is nu actueler dan ooit om daar<br />
winst uit te halen.”<br />
waternetwerken<br />
Agenda WATERCOLUMN<br />
Op ver.nieuws_column 29 <strong>september</strong> houdt KNW samen kop met<br />
het Instituut <strong>voor</strong> Bouwrecht de studiemiddag<br />
Ver.nieuws_column ‘Risico-aansprakelijkheid plat initiaal <strong>voor</strong><br />
opstallen in het waterrecht’ naar aanleiding<br />
van het arrest van de Hoge Raad inzake de<br />
dijkverschuiving in Wilnis. Tijdens deze<br />
middag ver.nieuws_column worden niet plat alleen de juridische<br />
vragen behandeld, maar wordt ook inzicht<br />
gegeven ver.nieuws_column in de mogelijke auteur technische,<br />
beleidsmatige en bestuurlijke consequenties<br />
van het arrest. Locatie: Raadzaal Universiteit<br />
Utrecht, Achter Sint Pieter 200. Aanvang:<br />
13.00 uur.<br />
KNW en de Stichting Kennisuitwisseling<br />
Industriële Watertechnologie (SKIW)<br />
verzorgen op 6 oktober bij Tata Steel in<br />
IJmuiden de themadag ‘Praktijkcases van<br />
behandeling van industrieel afvalwater’.<br />
Op 6 oktober houdt de themagroep<br />
Assetmanagement een Onder Weg Naar<br />
Huis-bijeenkomst over ervaringen met<br />
assetmanagement op het gebied van water,<br />
gas en electriciteit. Locatie: Kiwa Gas<br />
Technology, Wilmersdorf 50 in Apeldoorn.<br />
Aanvang: 16.30 uur.<br />
Op 6 oktober is er een inspiratiedag over<br />
zelf<strong>voor</strong>zienendheid in zoet water. Zelf<strong>voor</strong>zienendheid<br />
staat hoog op de agenda bij het<br />
Deltaprogramma, is een speerpunt van het<br />
STOWA-kennisprogramma Deltaproof én een<br />
belangrijk thema binnen ‘Kennis <strong>voor</strong><br />
Klimaat’. Het is een thema dat zowel <strong>voor</strong><br />
waterschappen als drinkwaterbedrijven<br />
interessant kan zijn.<br />
Op 24 november vindt het KNW-najaarscongres<br />
plaats in Burgers’ Zoo in Arnhem.<br />
‘Water wordt digitaal!’ gaat over IT-trends in<br />
de watersector. Belangrijkste spreker is de<br />
CTO van Tom Tom: Edwin Adriaansen. Aan de<br />
orde komen trends in vergaren, modelleren,<br />
sturen en integreren van data. In workshops<br />
wordt verder gepraat over de betekenis van<br />
IT <strong>voor</strong> de ambities van de waterorganisaties.<br />
Het congres wordt <strong>voor</strong>afgegaan door de<br />
algemene ledenvergadering.<br />
Colofon<br />
Waternetwerken<br />
Redactie<br />
Monique Bekkenutte<br />
Anne de Boer<br />
Martine Bruynooge<br />
Antal Giesbers<br />
Jaap van Peperstraten<br />
Contact<br />
Koninklijk Nederlands Waternetwerk<br />
Binckhorstlaan 36 (M417)<br />
2516 BE Den Haag<br />
(070) 322 27 65<br />
06 31 67 86 68<br />
e-mail: info@waternetwerk.nl<br />
H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
21
“Water als drager <strong>voor</strong> samenwerking”<br />
Passies, ambities, ontwikkelingen - wat drijft een waterprofessional? Koninklijk Nederlands<br />
Waternetwerk portretteert in iedere editie één van zijn leden. Deze keer: Frank van der Heijden<br />
(56), hoofd adviesgroep Stedelijk Water bij Arcadis.<br />
Frank van der Heijden<br />
“Ik ben al lid van KNW sinds ik in de watersector werk, dat is nu zo’n 19 jaar. Ik werkte daar<strong>voor</strong><br />
in het onderwijs en ben via-via in het stedelijk waterbeheer terechtgekomen. Inmiddels ben ik<br />
hoofd van de adviesgroep Stedelijk Water bij Arcadis. Daar waar het water stedelijke functies<br />
beïnvloedt en omgekeerd, dat rekenen wij tot ons aandachtsgebied. Naast mijn leidinggevende<br />
rol ben ik ook inhoudelijk met het vak bezig. Dat is ook nodig om binding te houden<br />
met wat er speelt. Vooral de koppeling tussen beleid en praktijk is wat mij boeit. Zelf ben ik het<br />
meest bezig geweest met het inpassen van duurzame watersystemen in nieuwe en te<br />
renoveren stedelijke gebieden. Ik werk daarbij samen met stedenbouwkundigen. Dat was toen<br />
nog nieuw maar inmiddels hebben zij meer begrip gekregen <strong>voor</strong> water. Sterker nog, men ziet<br />
inmiddels in dat water een grote rol kan spelen bij de leefbaarheid in een stedelijk gebied. Ik<br />
vind het leuk dat in mijn vak verschillende disciplines bij elkaar komen. Je hebt te maken met<br />
vormgevers, technici, fi nanciën, projectontwikkelaar, de toekomstige markt, enzo<strong>voor</strong>ts. “<br />
“Wat ik in mijn werk nastreef, is om een goed, robuust en solide, duurzaam watersysteem te<br />
bouwen dat in de omgeving past en er een bijdrage aan levert. Daar zijn meerdere partijen bij<br />
betrokken. Een goede samenwerking hierbij kan veel winst opleveren. Ik zie in de praktijk<br />
jammer genoeg veel plannen waar onnodige fouten worden gemaakt. Het kost veel minder<br />
geld om een fout te <strong>voor</strong>komen dan om achteraf te proberen die te herstellen. Hier is vaak nog<br />
sprake van verkeerde zuinigheid. Teveel bezuinigen in het begin van het traject kan verderop<br />
in het plan veel geld kosten. Een goede samenwerking zorgt <strong>voor</strong> bundeling van kennis bij<br />
opdrachtgevers, waardoor zij betere besluiten kunnen nemen. Dat is in ieders belang.”<br />
“Om hier een bijdrage aan te leveren, ben ik betrokken bij een themadag van KNW waar<br />
samenwerking centraal staat, op 8 december aanstaande. Dan staat een andere benadering<br />
van samenwerking centraal, namelijk vanuit dieren. Dieren werken op een basaler niveau<br />
samen. Bij mensen gaat het vaak over structuren en organisaties, terwijl basale gevoelens als<br />
met wie je graag samenwerkt en wie je vertrouwt, eerder bepalen of een samenwerking<br />
succesvol is of niet. Primatoloog Jan van Hooff zal ons hier nuttige inzichten in kunnen geven.<br />
Daarnaast kijken we naar wat samenwerking <strong>voor</strong> mensen betekent. Goede samenwerking<br />
begint bij mensen, met vertrouwen in jezelf en in anderen. Het is nu actueler dan ooit om daar<br />
winst uit te halen.”<br />
waternetwerken<br />
Agenda WATERCOLUMN<br />
Op ver.nieuws_column 29 <strong>september</strong> houdt KNW samen kop met<br />
het Instituut <strong>voor</strong> Bouwrecht de studiemiddag<br />
Ver.nieuws_column ‘Risico-aansprakelijkheid plat initiaal <strong>voor</strong><br />
opstallen in het waterrecht’ naar aanleiding<br />
van het arrest van de Hoge Raad inzake de<br />
dijkverschuiving in Wilnis. Tijdens deze<br />
middag ver.nieuws_column worden niet plat alleen de juridische<br />
vragen behandeld, maar wordt ook inzicht<br />
gegeven ver.nieuws_column in de mogelijke auteur technische,<br />
beleidsmatige en bestuurlijke consequenties<br />
van het arrest. Locatie: Raadzaal Universiteit<br />
Utrecht, Achter Sint Pieter 200. Aanvang:<br />
13.00 uur.<br />
KNW en de Stichting Kennisuitwisseling<br />
Industriële Watertechnologie (SKIW)<br />
verzorgen op 6 oktober bij Tata Steel in<br />
IJmuiden de themadag ‘Praktijkcases van<br />
behandeling van industrieel afvalwater’.<br />
Op 6 oktober houdt de themagroep<br />
Assetmanagement een Onder Weg Naar<br />
Huis-bijeenkomst over ervaringen met<br />
assetmanagement op het gebied van water,<br />
gas en electriciteit. Locatie: Kiwa Gas<br />
Technology, Wilmersdorf 50 in Apeldoorn.<br />
Aanvang: 16.30 uur.<br />
Op 6 oktober is er een inspiratiedag over<br />
zelf<strong>voor</strong>zienendheid in zoet water. Zelf<strong>voor</strong>zienendheid<br />
staat hoog op de agenda bij het<br />
Deltaprogramma, is een speerpunt van het<br />
STOWA-kennisprogramma Deltaproof én een<br />
belangrijk thema binnen ‘Kennis <strong>voor</strong><br />
Klimaat’. Het is een thema dat zowel <strong>voor</strong><br />
waterschappen als drinkwaterbedrijven<br />
interessant kan zijn.<br />
Op 24 november vindt het KNW-najaarscongres<br />
plaats in Burgers’ Zoo in Arnhem.<br />
‘Water wordt digitaal!’ gaat over IT-trends in<br />
de watersector. Belangrijkste spreker is de<br />
CTO van Tom Tom: Edwin Adriaansen. Aan de<br />
orde komen trends in vergaren, modelleren,<br />
sturen en integreren van data. In workshops<br />
wordt verder gepraat over de betekenis van<br />
IT <strong>voor</strong> de ambities van de waterorganisaties.<br />
Het congres wordt <strong>voor</strong>afgegaan door de<br />
algemene ledenvergadering.<br />
Colofon<br />
Waternetwerken<br />
Redactie<br />
Monique Bekkenutte<br />
Anne de Boer<br />
Martine Bruynooge<br />
Antal Giesbers<br />
Jaap van Peperstraten<br />
Contact<br />
Koninklijk Nederlands Waternetwerk<br />
Binckhorstlaan 36 (M417)<br />
2516 BE Den Haag<br />
(070) 322 27 65<br />
06 31 67 86 68<br />
e-mail: info@waternetwerk.nl<br />
H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
21
Claudia Brauer, Wageningen Universiteit<br />
Ryan Teuling, Wageningen Universiteit<br />
Aart Overeem, Wageningen Universiteit, thans KNMI<br />
Remko Uijlenhoet, Wageningen Universiteit<br />
platform<br />
Extreme regenval en overstromingen<br />
in het stroomgebied<br />
van de Hupselse Beek<br />
Op 26 en 27 augustus 2010 werd het stroomgebied van de Hupselse Beek<br />
getroff en door extreme neerslag: 160 mm in 24 uur (herhalingstijd: meer dan<br />
1.000 jaar). Hierdoor steeg de afvoer in 22 uur van vier naar 5.000 liter per<br />
seconde. Door deze stortvloed in detail te onderzoeken, is meer inzicht ontstaan<br />
in de werking van stroomgebieden tijdens extreme situaties. Deze informatie<br />
kan gebruikt worden om modellen en hoogwater<strong>voor</strong>spellingen te verbeteren.<br />
Een serie zware buien zorgde op<br />
26 en 27 augustus 2010 in het<br />
oosten van Nederland en het<br />
aangrenzende deel van Duitsland <strong>voor</strong><br />
veel regen en overstromingen. De kern van<br />
de neerslag trok precies over het stroomgebied<br />
van de Hupselse Beek, een gebied<br />
dat wetenschappers van de universiteit van<br />
Wageningen sinds de jaren ‘60 gebruiken<br />
<strong>voor</strong> experimenteel onderzoek. Dit was<br />
een unieke mogelijkheid om de werking<br />
van het stroomgebied tijdens een extreme<br />
situatie te onderzoeken. Met een uitgebreide<br />
verzameling meteorologische en hydrologische<br />
gegevens zijn alle onderdelen van<br />
het neerslag-afvoerproces ontleed.<br />
Het doel van het onderzoek was te begrijpen<br />
hoe zulke overstromingen ontstaan en of er<br />
processen zijn die tijdens normale omstandigheden<br />
geen rol spelen maar in extreme<br />
condities wel. Met deze kennis kunnen<br />
neerslag-afvoermodellen, monitoringsnetwerken<br />
en hoogwater<strong>voor</strong>spellingen<br />
verbeterd worden.<br />
Het stroomgebied van de Hupselse Beek<br />
ligt in de Achterhoek, tussen Eibergen en<br />
Groenlo. De oppervlakte van het stroom-<br />
gebied bedraagt 6,5 km 2<br />
, de hoogte varieert<br />
van 22 tot 35 m +NAP en het gemiddelde<br />
hellingspercentage is 0,8. De bodem bestaat<br />
uit 0,2 tot tien meter lemig zand op een<br />
afsluitende kleilaag. Het landgebruik is<br />
<strong>voor</strong>namelijk gras. In de helft van de percelen<br />
zijn drainagebuizen geplaatst. De beek is<br />
volledig gekanaliseerd, maar delen zijn weer<br />
meanderend gemaakt. Op verschillende<br />
plaatsen stroomt de beek door duikers.<br />
Het KNMI heeft de neerslag gemeten met een<br />
automatische regenmeter in het stroomgebied<br />
(10-minutenwaarden), handregenmeters<br />
in de omgeving (dagwaarden) en<br />
de weerradars van De Bilt en Den Helder<br />
(5-minutenwaarden). De twee in dit artikel<br />
gepresenteerde grondwaterreeksen zijn<br />
gemeten met drukopnemers in twee<br />
peilbuizen in een intensief bemeten veld<br />
(15-minutenwaarden). Eén peilbuis staat op<br />
een lokale verhoging in het veld en de andere<br />
in een kuil (ongeveer 50 cm hoogteverschil).<br />
Ook is in dit veld bodemvocht gemeten op<br />
40 cm diepte (15-minutenwaarden).<br />
Waterschap Rijn en IJssel beheert een<br />
overlaat waarmee de afvoer uit het stroomgebied<br />
is gemeten. Een uitgebreide analyse<br />
toonde aan dat de afvoer relatief nauwkeurig<br />
is gemeten, met een maximale overschatting<br />
van tien procent 1) . Vijf veldbezoeken<br />
verschaften kwalitatieve informatie over<br />
Afb. 1: Regensommen gemeten met radar en regenmeters tussen 26 augustus 10:00 uur en 27 augustus 10:00 uur.<br />
H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
23
oppervlakte-afvoer, plasvorming, overstromingen<br />
en de toestand van stuwen en<br />
duikers.<br />
Regen<br />
Op 26 augustus 2010 regende het in De Bilt<br />
<strong>18</strong> uur lang bijna continu. Doordat de buien<br />
zich langs een lijn verplaatsten, werden<br />
lokaal hoge neerslagsommen bereikt. De<br />
regen bestond uit langdurige stratiforme<br />
neerslag van lage intensiteit in combinatie<br />
24 H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
met convectieve buien met een hogere<br />
intensiteit.<br />
Afbeelding 1 geeft de neerslagsommen weer<br />
van 26 augustus 10:00 uur tot 27 augustus<br />
10:00 uur (lokale tijd), gemeten met radar en<br />
handregenmeters. Locaties en meetwaarden<br />
van de handregenmeters rondom de<br />
Hupselse Beek zijn ook weergegeven. De<br />
grootste neerslagsom gemeten met een<br />
handregenmeter was in Lievelde (138 mm),<br />
vier kilometer ten zuiden van de Hupselse<br />
Beek. Deze extreem hoge hoeveelheid<br />
regen behoort tot de hoogste gemeten in<br />
Nederland sinds 1951. De twee grootste<br />
neerslagsommen zijn respectievelijk 148 en<br />
146 mm. De derde, vijfde en zevende plaats<br />
worden ingenomen door waarnemingen<br />
op 26/27 augustus 2010: Lievelde (138 mm),<br />
Hupsel (131 mm) en Rekken (126 mm).<br />
Op de locatie van de automatische<br />
regenmeter heeft de radar (aangepast met<br />
Afb. 2: Hydrologische respons van het stroomgebied van de Hupselse Beek. (a) Neerslag (uursommen) gemeten met de automatische regenmeter (aangevuld met radar),<br />
(b) bodemvochtgehalte op 40 cm diepte, (c) grondwaterstand in twee peilbuizen, (d + e) afvoer op logaritmische en lineaire as. De grijze band duidt de periode met<br />
neerslag aan. De Romeinse cijfers en grijze strepen geven momenten van veldbezoeken aan. De plattegrondjes tonen achtereenvolgens de locatie van de drie foto’s<br />
ernaast, de locatie van de neerslag-, bodemvocht- en grondwatermetingen én de locatie van de afvoermetingen (zie ook de onderste drie foto's).
handregenmeters) een dagsom van 146<br />
mm gemeten (10-10 uur). De maximale<br />
24-uursom gemeten met de regenmeter<br />
(aangevuld met de radar) bedraagt 160 mm<br />
(6-6 uur). De totale regenval duurde van 26<br />
augustus 4:00 uur tot 27 augustus 6:00 uur<br />
en zorgde <strong>voor</strong> 163 mm.<br />
Radarbeelden verschaffen ook informatie<br />
over de uitgestrektheid van de neerslag.<br />
De 24-uursom overschreed 100 mm in een<br />
gebied van ongeveer 2100 km 2 , 120 mm in<br />
740 km 2 en 140 mm in 170 km 2 . De schaal<br />
van deze gebeurtenis is met stip de grootste<br />
in de afgelopen elf jaar: in de op één na<br />
grootste bui werd in een gebied van 450 km 2<br />
meer dan 100 mm gemeten 2) .<br />
Hydrologische respons<br />
In veel stroomgebieden bestaat een<br />
duidelijke relatie tussen de afvoer bij het<br />
uitstroompunt en de totale hoeveelheid<br />
water die is opgeslagen in het stroomgebied.<br />
Water kan in een stroomgebied op<br />
verschillende plaatsen worden opgeslagen:<br />
als bodemvocht in de onverzadigde zone,<br />
als grondwater in de verzadigde zone,<br />
als plassen op het maaiveld of als oppervlaktewater.<br />
De opeenvolgende vulling van<br />
deze ‘reservoirs’ en de interactie ertussen<br />
bepaalt de reactie van het stroomgebied<br />
op de verandering in berging en, daarmee<br />
samenhangend, op neerslag.<br />
De reactie van het stroomgebied op deze<br />
regenbui kan worden verdeeld in vier<br />
fases, die gekoppeld zijn aan de genoemde<br />
bergingsvormen. Door ruimtelijke variatie<br />
in regenval, bodemeigenschappen en<br />
topografie liepen deze fases op verschillende<br />
plaatsen niet synchroon.<br />
Fase I: Bodemvochtaanvulling<br />
Aan het begin van de bui was de bovenlaag<br />
van de grond relatief droog en werd alle<br />
neerslag opgenomen in de onverzadigde<br />
zone. Vóór de bui was het bodemvochtgehalte<br />
23 procent (zie afbeelding 2). Pas<br />
tien uur na het begin van de regenbui, na<br />
meer dan 30 mm neerslag, raakte de bodem<br />
verzadigd (45 procent). Een gebrek aan<br />
doorlatendheid heeft er<strong>voor</strong> gezorgd dat<br />
de grondwaterstanden niet direct met het<br />
bodemvochtgehalte mee stegen. Hierdoor<br />
reageerde de afvoer aanvankelijk nauwelijks<br />
op veranderingen in berging.<br />
Fase II: Grondwaterstijging<br />
De diepte en dynamiek van grondwaterstanden<br />
worden bepaald door de afstand<br />
tot open water, drains en microtopografie.<br />
Voor de bui waren de grondwaterstanden in<br />
de twee peilbuizen 90 (lokale depressie) en<br />
115 cm (lokale verhoging) beneden maaiveld<br />
(zie afbeelding 2). Het grondwater begon te<br />
stijgen om 13:30 uur; 7,5 uur na het begin<br />
van de bui en 4,5 uur na het begin van de<br />
stijging van het bodemvochtgehalte. Om<br />
19:30 uur, toen het grondwater 48 en 88 cm<br />
diep stond, versnelde de stijging doordat de<br />
onverzadigde zone verzadigd raakte. Extra<br />
regen zorgde <strong>voor</strong> een versnelde verzadiging<br />
van de bodem. Onder deze omstandigheden<br />
was de specifieke berging klein: 0,06 (0,06<br />
meter waterberging per meter grondwater-<br />
stijging). Doordat grondwaterstanden de<br />
grondwaterstroming naar beek en greppels<br />
bepalen, was de afvoer in deze fase gevoelig<br />
<strong>voor</strong> veranderingen in berging: de afvoer<br />
steeg snel bij een geringe toename in<br />
berging.<br />
Fase III: Plasvorming en oppervlakte-afvoer<br />
Rond 22:15 uur was de bodem bij de<br />
peilbuis in de lokale depressie verzadigd<br />
en ontstond een plas. Door de grotere<br />
hoeveelheid beschikbare berging duurde<br />
het tot 00:45 uur <strong>voor</strong>dat ook de bodem<br />
bij de lokale verhoging verzadigd was.<br />
Op de lokale verhoging zijn geen plassen<br />
ontstaan, doordat het water naar de lokale<br />
depressies stroomde. Hierdoor vertoonde<br />
de grondwaterstand in de lokale verhoging<br />
meer dynamiek, terwijl het peil in de lokale<br />
depressie meer dan zes dagen boven<br />
maaiveld bleef, met een maximale plasdiepte<br />
van elf cm.<br />
Uit veel van de plassen is oppervlakte-afvoer<br />
ontstaan. Tijdens ons veldbezoek op 27<br />
augustus rond 15 uur stroomde nog op veel<br />
plaatsen water over het maaiveld naar de<br />
sloten. Toen plasvorming optrad, traden twee<br />
mechanismen in werking met tegengesteld<br />
effect op de afvoertoename. Ten eerste nam<br />
de specifieke berging toe: een millimeter<br />
neerslag zorgde <strong>voor</strong> een millimeter stijging<br />
van de ‘grond’waterstand. Ten tweede werd,<br />
toen de plassen met elkaar in verbinding<br />
kwamen, oppervlakte-afvoer een belangrijk<br />
afvoermechanisme. Hierdoor steeg de afvoer<br />
platform<br />
zeer snel bij een toename in de berging. Het<br />
tijdstip waarop deze oppervlakte-afvoer<br />
begon, bepaalde <strong>voor</strong> een groot deel de<br />
afvoerpiek.<br />
Fase IV: Oppervlaktewateropstuwing<br />
Op verschillende plaatsen, <strong>voor</strong>namelijk in de<br />
lager gelegen gebieden, heeft de afvoer de<br />
ontwerpafvoer van de duikers overschreden,<br />
waardoor bovenstrooms van de duikers<br />
opstuwing en overstromingen ontstonden<br />
(zie foto’s in afbeelding 2). Door oppervlaktewateropstuwing<br />
werd het hoogteverschil<br />
tussen de grondwaterstand en het oppervlaktewaterpeil<br />
kleiner. Doordat de grondwaterstroming<br />
gedreven werd door deze<br />
peilgradiënt, nam de drainagesnelheid af.<br />
Bovendien zorgde de oppervlaktewateropstuwing<br />
<strong>voor</strong> een afvlakking van de<br />
afvoerpiek, doordat de afvoer door duikers<br />
slechts langzaam toenam bij toenemende<br />
waterhoogte. In deze fase was de afvoer<br />
dus nauwelijks meer gevoelig <strong>voor</strong> veranderingen<br />
in de berging.<br />
Afvoer<br />
Deze processen hebben samen <strong>voor</strong> een<br />
relatief langzame afvoerrespons gezorgd. De<br />
afvoer begon zeven uur na het begin van de<br />
bui te stijgen. Binnen 23 uur was de afvoer<br />
van 4 l/s gestegen tot 5.000 l/s, binnen zeven<br />
uur van 50 tot 4.500 l/s en binnen 5 uur van<br />
420 naar 4.000 l/s.<br />
Tussen 26 augustus en 7 <strong>september</strong> is <strong>18</strong>4<br />
Afb. 3: Cumulatieve regenval (boven) en afvoer op lineaire (midden) en logaritmische schaal (onder) van de zes<br />
hoogste afvoergolven sinds 1969.<br />
H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
25
mm regen gevallen, waarvan 92 mm is<br />
afgevoerd. De andere helft is opgeslagen in<br />
de bodem (~70 mm) of verdampt (~20 tot<br />
25 mm).<br />
Analyse extreme waarden<br />
Uit de beschrijving hier<strong>voor</strong> blijkt dat<br />
deze neerslag en afvoer extreem zijn. De<br />
kans dat zo’n regenbui <strong>voor</strong>komt op een<br />
bepaalde plaats in Nederland is onderzocht<br />
met een statistiek van extreme waarden<br />
(GEV-verdeling) van de reeksen van twaalf<br />
automatische regenmeters (samen 514 jaar<br />
data) 3) . Een grove schatting van de herhalingstijd<br />
van de maximale 24-uursom van 160<br />
mm is ongeveer 6.000 jaar. De onzekerheid in<br />
deze berekening is groot: <strong>voor</strong> een herhalingstijd<br />
van 6000 jaar ligt het 95%-betrouwbaarheidsinterval<br />
van de 24-uursom tussen<br />
130 en 200 mm. Ondanks deze grote<br />
onzekerheid is de herhalingstijd van deze bui<br />
in elk geval groter dan 1.000 jaar. Natuurlijk<br />
is de kans dat deze gebeurtenis ergens in<br />
Nederland plaatsvindt, veel groter dan <strong>voor</strong><br />
een bepaalde (vaste) plaats.<br />
We hebben ook een analyse van extreme<br />
waarden toegepast op de afvoerpiek<br />
(Gumbelverdeling). In de periode 1969-2009<br />
was de hoogste afvoer 21 mm/d, corresponderend<br />
met een herhalingstijd van 98 jaar.<br />
Voor een herhalingstijd van 98 jaar is het<br />
95%-betrouwbaarheidsinterval groot: <strong>18</strong> tot<br />
25 mm/d. Hieruit blijkt dat het, zelfs in dit<br />
goed bemeten stroomgebied, onmogelijk<br />
is om de herhalingstijd van de piekafvoer<br />
van 42 mm/d (bijna twee keer zo veel)<br />
nauwkeurig te schatten.<br />
Vergelijking met afvoerpieken in het<br />
verleden<br />
Laten we deze afvoerpiek en de initiële<br />
condities eens in een historisch perspectief<br />
26 H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
zetten. Uit de totale afvoerreeks (1969-2010)<br />
is een gemiddelde afvoer berekend van 60<br />
l/s. Eind augustus (20-31 aug.) bedraagt de<br />
gemiddelde afvoer 16 l/s. Gedurende een<br />
procent van de tijd wordt een afvoer van 170<br />
l/s overschreden (eind augustus: 43 l/s).<br />
Soms is er nauwelijks afvoer: eind augustus is<br />
de afvoer gedurende tien procent van de tijd<br />
lager dan 1,1 l/s. Op 25 augustus 2010 was<br />
de afvoer 4,4 l/s, een afvoer die 81 procent<br />
(45 procent in eind augustus) van de tijd<br />
wordt overschreden. Een afvoer van 4,4 l/s is<br />
dus laag, maar niet uitzonderlijk.<br />
Sinds 1969 is de afvoer zes keer boven<br />
de 1000 l/s gekomen (zie afbeelding 3).<br />
Vergeleken met deze eerdere hoogwaters<br />
was in 2010 de initiële afvoer 50 keer lager.<br />
Deze lage initiële afvoer (en dito berging)<br />
heeft er<strong>voor</strong> gezorgd dat 3,6 keer meer<br />
neerslag (dan deze eerdere gebeurtenissen)<br />
tot slechts een 2,2 keer hogere afvoerpiek<br />
heeft geleid. Het verschil in initiële afvoer is<br />
goed zichtbaar in de onderste grafiek van<br />
afbeelding 3. Deze laat ook zien dat de eerste<br />
78 mm van de bui nodig waren om de afvoer<br />
te laten stijgen tot het initiële niveau van de<br />
andere piekafvoeren.<br />
Slotopmerkingen<br />
Twee bevindingen zijn in het bijzonder van<br />
belang <strong>voor</strong> het waterbeheer en <strong>voor</strong> de<br />
ontwikkeling van neerslag-afvoermodellen:<br />
Door de relatief droge initiële condities<br />
(in vergelijking met eerdere afvoerpieken)<br />
kon veel water geborgen worden in de<br />
bodem en zijn de overstromingen beperkt<br />
gebleven. Als deze bui tijdens nattere<br />
omstandigheden had plaatsgevonden<br />
of in gebieden waar de berging sowieso<br />
kleiner is (zoals de Randstad), waren de<br />
overstromingen en schade veel groter<br />
advertentie<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
<br />
geweest. Deze resultaten laten zien dat<br />
informatie over de hydrologische staat<br />
van een stroomgebied (bodemvocht-,<br />
grondwater- en afvoergegevens) even<br />
belangrijk kunnen zijn <strong>voor</strong> overstromings<strong>voor</strong>spellingen<br />
als neerslagverwachtingen;<br />
Duikers beïnvloeden het neerslag-afvoerproces<br />
nauwelijks tijdens normale situaties,<br />
maar kunnen een belangrijke rol spelen<br />
bij zeer hoge afvoeren in laaglandstroomgebieden<br />
zoals dat van de Hupselse Beek.<br />
Hierdoor kunnen grondwatergradiënten<br />
en afvoerpieken gereduceerd worden. Vaak<br />
worden neerslag-afvoermodellen gemaakt<br />
en gekalibreerd met minder extreme<br />
neerslag- en afvoergegevens en vervolgens<br />
gebruikt om piekafvoeren te <strong>voor</strong>spellen. In<br />
dergelijke modellen wordt deze oppervlaktewateropstuwing<br />
niet meegenomen en<br />
als gevolg daarvan kunnen piekafvoeren<br />
overschat worden. Implementatie van zulke<br />
grondwater-oppervlaktewaterinteracties in<br />
hydrologische modellen is onderwerp van<br />
vervolgonderzoek.<br />
Voor meer details van dit onderzoek verwijzen wij<br />
naar ons artikel in het open access tijdschrift HESS 1)<br />
(<strong>voor</strong> iedereen gratis toegankelijk).<br />
LITERATUUR<br />
1) Brauer C., A. Teuling, A. Overeem, Y. van der Velde,<br />
P. Hazenberg, P. Warmerdam en R. Uijlenhoet (<strong>2011</strong>).<br />
Anatomy of extraordinary rainfall and flash flood in<br />
a Dutch lowland catchment, Hydrology and Earth<br />
System Science 15, pag. 1991-2005.<br />
2) Overeem A., A. Buishand, I. Holleman en<br />
R. Uijlenhoet (2010). Extreme value modeling of<br />
areal rainfall from weather radar. Water Resources<br />
Research 46, W09514.<br />
3) Overeem A., A. Buishand en I. Holleman (2008).<br />
Rainfall depth-duration-frequency curves and<br />
their uncertainties. Journal of Hydrology 348,<br />
pag. 124-134.
Lideke Vergouwen, Grontmij<br />
Barry Pieters, Grontmij<br />
Bert Palsma, STOWA<br />
platform<br />
Geneesmiddelen in afvalwater:<br />
aanpak bij zorginstellingen<br />
of woonwijken?<br />
Geneesmiddelen zijn ongewenst in oppervlaktewater vanuit het oogpunt van<br />
ecologische waterkwaliteit en drinkwaterbereiding. Daarnaast veroorzaakt<br />
de aanwezigheid van geneesmiddelen in het milieu maatschappelijke onrust.<br />
Om te weten waar je zinvol zou kunnen ingrijpen in de waterketen, moet de<br />
omvang van de bronnen bekend zijn. In het project ZORG zijn daarom in het<br />
beheergebied van de waterschappen Vallei & Eem, Roer en Overmaas, Hunze<br />
en Aa’s, Aa en Maas, Scheldestromen, Rivierenland, De Dommel en Brabantse<br />
Delta metingen verricht naar geneesmiddelen in afvalwater van verschillende<br />
typen zorginstellingen en woonwijken en van in- en effl uenten van rwzi’s.<br />
Samen met de meetresultaten bij ziekenhuizen uit het eerder uitgevoerde<br />
project Verg(h)ulde Pillen zijn kentallen afgeleid <strong>voor</strong> de emissies vanuit deze<br />
verschillende bronnen. Die zijn te extrapoleren naar onbekende situaties. Het<br />
blijkt dat de totaalvracht aan geneesmiddelen uit woonwijken vele malen<br />
groter is dan die uit zorginstellingen, ondanks het feit dat mensen uit zorginstellingen<br />
veel meer geneesmiddelen per persoon uitscheiden. Ook zijn er<br />
duidelijke verschillen in de typen geneesmiddelen vanuit de bronnen.<br />
Zowel humane als veterinaire<br />
geneesmiddelen zijn al regelmatig<br />
aangetoond in grond-, drink- en<br />
oppervlaktewater. Waterschappen willen<br />
graag emissies van geneesmiddelen naar<br />
oppervlaktewater verminderen. Geneesmiddelen<br />
zijn immers ongewenst in het<br />
watersysteem. Daarnaast zijn er mogelijk<br />
schadelijke gevolgen <strong>voor</strong> het aquatische<br />
ecosysteem en kan de kwaliteit beïnvloed<br />
worden van uit oppervlaktewater bereid<br />
drinkwater. Om maatregelen te kunnen<br />
nemen, is het nodig te weten wat de belangrijkste<br />
bronnen van deze geneesmiddelen<br />
zijn.<br />
Geneesmiddelen komen na inname door<br />
uitscheiding van feces en <strong>voor</strong>al urine in het<br />
afvalwater terecht en bereiken zo via het<br />
effl uent van rwzi’s het oppervlaktewater. In<br />
het project Verg(h)ulde Pillen 1) is gemeten<br />
wat de relatieve bijdrage van ziekenhuizen is<br />
aan de vracht geneesmiddelen in het infl uent<br />
van rwzi’s. De resultaten van dit project<br />
waren <strong>voor</strong> STOWA en acht waterschappen<br />
aanleiding om ook de bijdrage vanuit<br />
zorginstellingen en woonwijken te inventariseren.<br />
Het aantal bewoners van zorginstellingen<br />
is namelijk vele malen groter dan het<br />
aantal patiënten in ziekenhuizen. In 2009<br />
is daarom gezamenlijk het project ZORG<br />
opgestart. Begonnen is met een inventarisatie<br />
van de inname van geneesmiddelen bij<br />
verschillende typen zorginstellingen in een<br />
bureaustudie 2),3) . Met behulp van uitscheidingsfactoren<br />
uit literatuur zijn de concentraties<br />
van verschillende geneesmiddelen in<br />
het afvalwater berekend. In vervolg op deze<br />
bureaustudie zijn daadwerkelijke metingen<br />
verricht in het beheersgebied van de acht<br />
deelnemende waterschappen. De deel-<br />
resultaten zijn gerapporteerd in acht deelrapporten<br />
4) . In een eindrapportage zijn alle<br />
resultaten geïntegreerd 5 .<br />
Kentallen emissies op basis van<br />
metingen<br />
Op basis van metingen van geneesmiddelen<br />
in afvalwater van drie ziekenhuizen 1) ,<br />
acht zorginstellingen van verschillende<br />
typen en zeven woonwijken en van in- en<br />
effl uenten van acht rwzi’s 5) , zijn kentallen<br />
(gram/persoon/jaar) afgeleid <strong>voor</strong> emissie<br />
van geneesmiddelen. Bij de kentallen is<br />
onderscheid gemaakt in verschillende<br />
groepen geneesmiddelen volgens de classifi<br />
catie van de internationaal erkende-ATC<br />
codering (zie tabel 1).<br />
Wat meten we wel en niet?<br />
Lang niet alle geneesmiddelen komen in de<br />
gangbare analysepakketten <strong>voor</strong>. Andere<br />
geneesmiddelen, die wel geanalyseerd<br />
worden, zijn vaak niet met voldoende lage<br />
rapportagegrenzen gerapporteerd. Deze<br />
geneesmiddelen kunnen daarom niet in<br />
vrachtberekeningen meegenomen worden.<br />
Gelukkig worden de geneesmiddelen<br />
die in de grootste vrachten <strong>voor</strong>komen,<br />
wel gemeten en in vrachtberekeningen<br />
betrokken.<br />
In zorginstellingen is sprake van een relatief<br />
homogene populatie (ouderen, gehandicapten<br />
en GGZ-patiënten) en bewoners<br />
verblijven er vaak langere tijd of zelfs<br />
continu. De toe te dienen geneesmiddelen<br />
zijn veelal bestemd <strong>voor</strong> chronische ziekten.<br />
De emissie naar het afvalwater zal in het<br />
verloop van een jaar daarom niet veel<br />
variëren. Dit maakt het mogelijk <strong>voor</strong> zorginstellingen<br />
een uitspraak te doen over de<br />
verwachte vrachten geneesmiddelen in het<br />
afvalwater op basis van innamegegevens of<br />
recepten van apotheken. De meetresultaten<br />
blijken redelijk goed overeen te komen met<br />
de berekende resultaten uit de bureaustudie<br />
2),3) .<br />
H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
27
on ziekenhuizen<br />
In ziekenhuizen wisselt het aantal patiënten<br />
sterk, patiënten verblijven er veelal kort<br />
en het type toegediende geneesmiddelen<br />
betreft vaak incidentele ziekten. Bovendien<br />
worden geneesmiddelen in ziekenhuizen vaak<br />
meegegeven aan patiënten <strong>voor</strong> thuisgebruik.<br />
Voor specifieke medicijnen zal de variatie van<br />
de emissie naar het afvalwater daarom groot<br />
zijn. Voor ziekenhuizen is het op basis van<br />
innamegegevens of recepten van apotheken<br />
dan ook moeilijk <strong>voor</strong> specifieke geneesmiddelen<br />
een uitspraak te kunnen doen over<br />
de verwachte vrachten geneesmiddelen<br />
in het afvalwater. Voor de meest gangbare<br />
medicijnen in ziekenhuizen, die in totaal ook<br />
28 H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
verpleeg- en<br />
verzorgingshuizen<br />
instellingen<br />
<strong>voor</strong> gehandicapten<br />
GGZinstellingen<br />
woonwijken<br />
influent<br />
rwzi<br />
type geneesmiddel<br />
spijsvertering (metformine) 26,6 6,1 17,6 5 6,7 0,5<br />
bloed- en bloedvormende organen 1,1 0,6 0,2 0,2 0,3 0,01<br />
hart- en vaatmiddelen 2,3 1,8 0,7 0,7 0,3 0,6 0,4<br />
anti-infectiemiddelen (antibiotica) 15,2 0,2 0,4 0,3 0 0,05 0,03<br />
immunomodulerend 0,001<br />
spier- en skeletsysteem 4,8 0,9 1,5 2,5 1 1,2 0,07<br />
zenuwstelsel 0,2 3,8 8,4 7,6 0,3 1 0,5<br />
varia (röntgencontrastmiddelen) 507<br />
overig 1,6 0<br />
totale vracht (g/p/j) 531,2 34,5 17,6 28,9 6,8 9,7 1,5<br />
totale vracht (g/p/j) exclusief<br />
röntgencontrastmiddelen en<br />
metformine<br />
24,2 7,9 11,5 11,3 1,8 3 1<br />
effluent<br />
rwzi<br />
Tabel 1. Kentallen vrachten geneesmiddelen (gram/persoon/jaar) in afvalwater van ziekenhuizen, zorginstellingen, woonwijken en in- en effluenten van rwzi’s op basis<br />
van metingen onderverdeeld naar ATC-hoofdgroepen.<br />
in de grootste vrachten worden toegediend,<br />
zal de emissie, evenals de emissie van deze<br />
middelen uit woonwijken, naar verwachting<br />
niet veel variatie kennen.<br />
Verwijderingspercentages in rwzi’s<br />
Tussen de geneesmiddelen bestaan grote<br />
verschillen in de mate van verwijdering door<br />
een rwzi. Sommige worden vrijwel volledig<br />
door de de rwzi verwijderd en andere vrijwel<br />
niet (zie afbeelding 1). Ook binnen dezelfde<br />
groep geneesmiddelen is sprake van een<br />
grote spreiding in de verwijderingspercentages.<br />
Zo wordt het anti-epilepticum<br />
levetiracetam <strong>voor</strong> 84 procent verwijderd<br />
en het anti-epilepticum carbamazepine <strong>voor</strong><br />
9 procent. Het gemiddelde verwijderingspercentage<br />
van de totaalvracht (exclusief<br />
röntgencontrastmiddelen) aan gemeten<br />
geneesmiddelen bedraagt 81 procent.<br />
Wanneer metformine niet in de berekening<br />
wordt meegenomen, daalt het verwijderingspercentage<br />
sterk naar 65 procent. Zeker<br />
gezien het feit dat de bemonsterde rwzi’s<br />
geen nageschakelde zuiveringsstappen<br />
hebben, worden door reguliere rwzi’s dus<br />
al aanzienlijke vrachten geneesmiddelen<br />
verwijderd.<br />
Bij één rwzi is het zuiveringsslib uit de<br />
Afb. 1: Gemiddelde verwijderingspercentages op basis van metingen in in- en effluenten bij zeven rioolwater- en één afvalwaterzuiveringsinstallatie.
Afb. 2: De route van elk geneesmiddel naar het oppervlaktewater. De vracht in het<br />
effluent, de verdunning in het oppervlaktewater en de toxiciteit van het geneesmiddel<br />
bepalen uiteindelijk het milieurisico van het individuele geneesmiddel.<br />
nabezinktank geanalyseerd op aanwezigheid<br />
van geneesmiddelen om na te<br />
gaan in hoeverre slibafvoer in een rwzi<br />
bijdraagt aan verwijdering uit het oppervlaktewater.<br />
Enkele geneesmiddelen <strong>voor</strong><br />
het zenuwstelsel blijken <strong>voor</strong> een aanzienlijk<br />
percentage afgevoerd te worden met<br />
zuiveringsslib (carbamazepine (4,5 procent),<br />
gabapentine (9,7 procent), pipamperon (14,6<br />
procent), clozapine (39 procent), quetiapine<br />
(8,1 procent) en oxazepam (6,5 procent).<br />
Vergeleken met de overige geneesmiddelen<br />
zijn deze stoffen waarschijnlijk meer slibgebonden<br />
dan opgelost in de waterfractie.<br />
Slibafvoer uit de rwzi betekent daarom<br />
niet altijd dat geneesmiddelen uit het<br />
milieu verwijderd zijn. De route, verwerking<br />
en bestemming van het zuiveringsslib<br />
bepalen waar geneesmiddelen uiteindelijk<br />
terechtkomen. De verwachting is dat<br />
alleen bij verbranding van zuiveringsslib<br />
geneesmiddelen volledig uit het milieu te<br />
verwijderen zijn.<br />
Elk geneesmiddel is verschillend<br />
Voor een schatting van het milieurisico<br />
van een medicijn moeten alle onderdelen<br />
van de route van het geneesmiddel in de<br />
hele waterketen meegenomen worden: de<br />
hoeveelheid geneesmiddel die ingenomen<br />
wordt, het percentage van deze hoeveelheid<br />
dat uitgescheiden wordt en in het afvalwater<br />
terechtkomt, de hoeveelheid die verwijderd<br />
wordt door de rwzi, de toxiciteit van het<br />
geneesmiddel in het oppervlaktewater en<br />
de verdunning die optreedt in het oppervlaktewater<br />
(zie afbeelding 2). Met uitzondering<br />
van de verdunning, die afhankelijk is<br />
van lokale omstandigheden, is elk onderdeel<br />
verschillend <strong>voor</strong> elk geneesmiddel. De<br />
metingen in het project ZORG hebben <strong>voor</strong><br />
de geanalyseerde geneesmiddelen meer<br />
duidelijkheid verschaft over hun gedrag bij<br />
enkele onderdelen in deze waterketen.<br />
Kentallen zijn bruikbaar <strong>voor</strong><br />
emissieschattingen<br />
De afgeleide kentallen in deze studie<br />
zijn bruikbaar <strong>voor</strong> emissieschattingen<br />
en moeten daarom niet als harde cijfers<br />
beschouwd worden. Inherent aan kentallen is<br />
immers dat zij gebaseerd zijn op (gewogen)<br />
gemiddelden en elk individueel geval kan<br />
afwijken. Bovendien is duidelijk geworden<br />
dat een aantal onzekerheden bestaat in de<br />
aannamen en berekeningsmethoden van<br />
de afgeleide kentallen. Zo zijn niet <strong>voor</strong><br />
alle geneesmiddelen chemische analyses<br />
beschikbaar en bestaan verschillen tussen<br />
de samenstelling van de analysepakketten<br />
van het project bij de ziekenhuizen en de<br />
zorginstellingen. Ook kennen de analyses<br />
zelf een onzekerheid en zijn de extrapolaties<br />
gebaseerd op een momentopname, ondanks<br />
het feit dat meerdere monsternamen hebben<br />
plaatsgevonden. De kentallen zijn generiek<br />
genoeg en kunnen voldoende houvast<br />
bieden om op basis daarvan beleid te<br />
kunnen formuleren.<br />
Om <strong>voor</strong> een zuiveringskring globaal af te<br />
leiden welke vrachten geneesmiddelen van<br />
welke bronnen afkomstig zijn, kunnen de<br />
volgende getallen gehanteerd worden: ziekenhuizen<br />
24 g/p/j, zorginstellingen 10 g/p/j en<br />
woonwijken 1,8 g/p/j (zie tabel 2). Berekening<br />
op basis van deze kentallen geeft inzicht in de<br />
onderlinge verhoudingen vanuit de verschillende<br />
bronnen bij verschillende zuiveringskringen<br />
(zie <strong>voor</strong>beelden in afbeelding 3).<br />
In afbeelding 4 is het landelijk beeld te<br />
zien van de emissievrachten vanuit de<br />
verschillende bronnen. In het influent van<br />
de rwzi’s komt jaarlijks circa 32 ton geneesmiddelen<br />
waarvan 28 ton afkomstig is van<br />
woonwijken. Vanuit het effluent van de rwzi’s<br />
komt jaarlijks elf ton geneesmiddelen in de<br />
Nederlandse wateren terecht.<br />
platform<br />
zuiveringskring 1 zuiveringskring 2<br />
één ziekenhuis met 600 bedden één ziekenhuis met 600 bedden<br />
vijf zorginstellingen met elk twee zorginstellingen met elk<br />
100 bedden<br />
100 bedden<br />
50.000 inwoners 10.000 inwoners<br />
Afb. 3: De relatieve bijdrage van de vracht geneesmiddelen vanuit verschillende<br />
bronnen aan het influent en effluent van een rwzi verschilt per zuiveringskring.<br />
Twee fictieve <strong>voor</strong>beelden.<br />
Vooruitblik<br />
De route van geneesmiddelen door de<br />
afvalwaterketen heen is complex. Ook de<br />
ecologische risicobeoordeling van geneesmiddelen<br />
in het aquatisch milieu is geen<br />
eenvoudige zaak, omdat weinig bekend is<br />
van de ecotoxiciteit, biobeschikbaarheid en<br />
persistentie van geneesmiddelen. In oppervlaktewater<br />
bevinden zich naast humane<br />
geneesmiddelen ook andere stoffen die een<br />
risico vormen <strong>voor</strong> het milieu en drinkwaterbereiding.<br />
Hieronder vallen bij<strong>voor</strong>beeld<br />
veterinaire geneesmiddelen en hormoonverstorende<br />
stoffen, zoals brandvertragers<br />
en weekmakers (nonylfenolen). De ‘andere’<br />
stoffen kennen naast verspreiding via de<br />
(afval)waterketen ook andere verspreidingsroutes.<br />
Op basis van de resultaten van<br />
de projecten ZORG en Verg(h)ulde Pillen<br />
zijn kentallen gegenereerd <strong>voor</strong> emissies<br />
van humane geneesmiddelen uit verschillende<br />
typen zorginstellingen, ziekenhuizen,<br />
woonwijken en <strong>voor</strong> vrachten in in- en<br />
effluent van rwzi’s. Deze kentallen <strong>voor</strong><br />
humane geneesmiddelen dragen bij aan<br />
een onderbouwing van de besluitvorming<br />
óf er maatregelen in de afvalwaterketen<br />
genomen moeten worden om de emissie van<br />
deze geneesmiddelen naar het afvalwater<br />
te reduceren en zo ja op welke plaats deze<br />
maatregelen het best genomen kunnen<br />
worden. Het effect van maatregelen bij een<br />
specifieke bron blijkt vaak verschillend te<br />
zijn. Voor individuele situaties kan het <strong>voor</strong><br />
de beantwoording van een specifieke vraag<br />
noodzakelijk zijn aanvullende metingen<br />
te verrichten. Globale kentallen dragen<br />
immers bij aan globale oplossingen en <strong>voor</strong><br />
specifieke situaties zijn mogelijk specifieke<br />
getallen nodig. Specifieke situaties blijven<br />
maatwerk.<br />
Beoordeling van de risico’s <strong>voor</strong> het milieu op<br />
basis van kennis van individuele stoffen blijft<br />
1<br />
2<br />
H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
29
lastig: kilo’s per jaar in effl uenten van rwzi’s<br />
zegt niets over ecotoxiciteit. Het zal moeilijk<br />
blijven alle individuele geneesmiddelen te<br />
analyseren en hun toxiciteit te beoordelen.<br />
Daarnaast zijn veel geneesmiddelen<br />
Afb. 4: Landelijk beeld emissies geneesmiddelen vanuit verschillende bronnen.<br />
<br />
30 H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
individueel niet direct problematisch, maar<br />
zijn de totaalvracht en de combinatie van<br />
specifi eke geneesmiddelen uiteindelijk<br />
relevanter <strong>voor</strong> eventuele humane of<br />
ecotoxicologische eff ecten. STOWA en de<br />
advertentie<br />
waterschappen verkennen momenteel<br />
de mogelijkheden van eff ectmetingen als<br />
screeninginstrument. Het grote <strong>voor</strong>deel van<br />
deze aanpak is dat de verschillende eff ecten<br />
van alle stoff en samen beoordeeld kunnen<br />
worden.<br />
LITERATUUR<br />
1) Roorda J., J. Derksen, M. Kuiper en S. Kools (2009).<br />
Verg(h)ulde pillen eindrapport. STOWA.<br />
Rapport 2009-06.<br />
2) Pieters B., A. Vergouwen, J. Derksen, J. Horstman en<br />
N. Coutton (2010). ZORG. Zoeken naar Oplossingen<br />
<strong>voor</strong> Reductie van Geneesmiddelenemissies uit<br />
zorginstellingen. Deel A. Bureaustudie. STOWA.<br />
Rapport 2010-06.<br />
3) Pieters B., A. Vergouwen, B. Palsma en J. Derksen<br />
(2010). Emissies van geneesmiddelen uit<br />
zorginstellingen. H 2O nr. 25/26 pag. 52-54.<br />
4) Vergouwen A. en B. Pieters (<strong>2011</strong>). ZORG Deel<br />
B Metingen. 8 rapporten met 8 casestudies.<br />
Waterschappen Aa en Maas, Vallei & Eem, Roer<br />
en Overmaas, Hunze en Aa’s, Scheldestromen,<br />
Rivierenland, Dommel en Brabantse Delta. STOWA.<br />
Rapporten <strong>2011</strong>-W01A t/m W01H.<br />
5) Vergouwen A., B. Pieters en S. Kools (<strong>2011</strong>). ZORG.<br />
Inventarisatie van emissie van geneesmiddelen uit<br />
zorginstellingen. Deel C eindrapportage. STOWA.<br />
Rapport <strong>2011</strong>-02.
Jan van Bakel, De Bakelse Stroom<br />
Gé van den Eertwegh, KWR Watercycle Research Institute<br />
Nieuwe mogelijkheden <strong>voor</strong><br />
herziening van de HELP-tabel<br />
Voor de bepaling van de eff ecten van ingrepen in de waterhuishouding op de<br />
landbouwopbrengsten wordt vrijwel altijd de HELP-tabel gebruikt. Deze tabel is<br />
in 1987 opgesteld en ten behoeve van het Waternoodinstrumentarium uitgebreid<br />
met meer gewassen en meer bodemprofi elen. De berekening van zowel de nat- als<br />
droogteschade zijn echter niet meer van deze tijd. De productieomstandigheden<br />
in de landbouw zijn door technologische en teelttechnische ontwikkelingen<br />
dramatisch veranderd. Bovendien is de methode niet geschikt om met steeds<br />
extremere weersomstandigheden rekening te houden. Inmiddels is ruim<br />
voldoende kennis beschikbaar om structurele verbeteringen door te voeren en de<br />
HELP-tabel klimaatbestendig te maken. In dit artikel worden de tekortkomingen<br />
geschetst en <strong>voor</strong>stellen gedaan om de HELP-tabel daadwerkelijk te actualiseren.<br />
Alleen met een herziening van de methode kunnen we zorgen <strong>voor</strong> een robuuste<br />
bepaling van de doelrealisatie Landbouw in de Waternood-systematiek, als ook<br />
een realistische vaststelling van de GGOR <strong>voor</strong> zowel het huidige klimaat als het<br />
klimaat van de (nabije) toekomst.<br />
Het vaststellen van de eff ecten van<br />
ingrepen in de waterhuishouding<br />
op de opbrengst van landbouwgewassen<br />
is altijd een belangrijk onderdeel<br />
van de evaluatie van landinrichtingsprojecten<br />
geweest. Met hulp van de HELP-tabel 1)<br />
kunnen nat- en droogteschades van zowel<br />
grasland als bouwland worden vastgesteld<br />
<strong>voor</strong> bij grondwatertrappen (Gt) behorende<br />
combinaties van de gemiddeld hoogste<br />
(GHG) en laagste grondwaterstand (GLG).<br />
De <strong>voor</strong> 15 gewassen of gewasgroepen<br />
uitgebreide en herziene tabel is continu<br />
gemaakt en ingebouwd in Waternood 2) . Dit<br />
instrumentarium is nu de facto de methode<br />
om van ingrepen in de waterhuishouding<br />
de veranderingen in gewasopbrengst vast<br />
te stellen, zowel fysiek als fi nancieel. Het<br />
is dus van groot belang dat de methode<br />
actueel blijft en zo realistische schadebepalingen<br />
geeft. De bepaling van zowel de<br />
droogte- als natschade is echter verouderd<br />
en vertoont tekortkomingen die hierna<br />
worden beschreven. Daarnaast besteden we<br />
aandacht aan zoutschade, die niet met de<br />
huidige HELP-tabel kan worden bepaald.<br />
Tekortkomingen<br />
De droogteschade is gebaseerd op<br />
uitkomsten van berekeningen met het<br />
LAndinrichtingsdienst Model <strong>voor</strong> Onverzadigde<br />
Stroming (LAMOS), dat afgeleid is<br />
van het Model for Unsaturated fl ow above a<br />
Shallow waterTable (MUST) 3) . Het is een fraai<br />
<strong>voor</strong>beeld van een metamodel 4) , waarbij<br />
modelresultaten zijn verwerkt tot een ander<br />
model. In dit geval gaat het om een tabel<br />
waarmee de droogteschade als functie van<br />
de GHG en de GLG kan worden bepaald. De<br />
wijze van berekening is echter gedateerd<br />
en de uitkomsten zijn niet toepasbaar<br />
onder veranderende klimatologische<br />
omstandigheden (zie kader).<br />
Natschade<br />
Natschade kent vele facetten. Een structurele<br />
vernatting van een landbouwperceel kan<br />
leiden tot de volgende veranderingen:<br />
platform<br />
Verkorting van het groeiseizoen, omdat<br />
natte grond in het <strong>voor</strong>jaar minder snel<br />
opwarmt;<br />
Verminderde bewerkbaarheid en berijdbaarheid,<br />
omdat de draagkracht <strong>voor</strong><br />
machines en vee verslechtert bij nattere<br />
omstandigheden. Daardoor kunnen de<br />
werkzaamheden in <strong>voor</strong>- en najaar maar<br />
ook tijdens het groeiseizoen te laat of<br />
helemaal niet worden uitgevoerd;<br />
Koeien in de wei vertrappen de zoden<br />
meer bij natte omstandigheden of moeten<br />
worden opgestald. Overigens is dit een<br />
De berekening van droogteschade in de HELP-tabel met het LAMOS-model is om meerdere<br />
redenen achterhaald:<br />
De quasi-stationaire rekenwijze van LAMOS is te vervangen door een niet-stationaire<br />
berekening met het model Soil Water Atmosphere Plant (SWAP), waardoor sommige modelartefacten<br />
niet meer optreden;<br />
De onderrand<strong>voor</strong>waarde ‘op 1 april altijd starten met de dezelfde grondwaterstand en<br />
veeljarig gemiddeld op 1 oktober uitkomen op de GLG’ was destijds een noodzakelijke<br />
vereenvoudiging vanwege rekentijden, maar met SWAP kan moeiteloos 30 jaar achter elkaar<br />
worden doorgerekend;<br />
Alleen de langjarig gemiddelde schade is in de tabel opgenomen. In de praktijk zijn we steeds<br />
meer geïnteresseerd in de variatie van de droogteschade in de tijd, van jaar tot jaar, of zelfs<br />
binnen een specifi ek jaar;<br />
De gebruikte meteorologische invoerdata zijn uit de periode 1951-1980. Nu zijn recentere<br />
weerreeksen beschikbaar. Ook KNMI-klimaatreeksen zijn te genereren;<br />
Er zijn <strong>voor</strong> een beperkt aantal gewassen berekeningen uitgevoerd. Dit aantal kan worden<br />
uitgebreid;<br />
Er wordt geen rekening gehouden met het feit dat langdurige droogtestress kan leiden tot<br />
structurele schade aan het gewas, zoals vroegtijdig afsterven van aardappelen of afsterven van<br />
de graszode. Dit fenomeen is van aanzienlijke invloed op de gewasschade.<br />
H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
31
goed <strong>voor</strong>beeld van veranderde bedrijfsvoering<br />
sinds 1987: door het mestbeleid<br />
lopen tegenwoordig minder koeien in de<br />
wei;<br />
Bewerken van natte grond leidt tot extra<br />
structuurbederf en slempgevoelige<br />
gronden verslempen eerder onder natte<br />
omstandigheden;<br />
Onder natte omstandigheden is de gasuitwisseling<br />
tussen wortelzone en atmosfeer<br />
minder en kan zuurstofstress optreden;<br />
Sommige schimmels en parasieten gedijen<br />
beter onder natte omstandigheden;<br />
Hoe natter, hoe sterker de denitrificatie<br />
waardoor stikstofgebrek kan optreden<br />
<strong>voor</strong> het gewas;<br />
Hoe natter, hoe mobieler het fosfaat in de<br />
bodem en des te minder beschikbaar <strong>voor</strong><br />
het gewas.<br />
De natschade in de HELP-tabel is <strong>voor</strong>al<br />
gebaseerd op expertise 5) . Alle facetten van<br />
natschade, zoals een tragere start van de<br />
gewasgroei in het <strong>voor</strong>jaar, verminderde<br />
bewerkbaarheid, berijdbaarheid en<br />
betreedbaarheid, alsmede remming van<br />
de transpiratie en afsterven van planten<br />
door zuurstoftekort in de wortelzone, zijn<br />
impliciet in de tabel verwerkt. Het <strong>voor</strong>deel<br />
is de eenvoud. Het nadeel is echter dat de<br />
onderbouwing niet reproduceerbaar is.<br />
Een ander nadeel van dit soort relaties is<br />
dat ze niet bestendig zijn tegen externe<br />
veranderingen, zoals een verandering in de<br />
bedrijfsvoering. Denk daarbij aan zwaardere<br />
machines, maar ook aan adaptatiemogelijkheden<br />
zoals aandrijving op alle wielen<br />
en bredere en/of slappere banden. En niet<br />
onbelangrijk: bepaling van de natschade<br />
gaat alleen uit van de grondwaterstand,<br />
terwijl juist de combinatie met de<br />
temperatuur belangrijk is. Hierdoor is de<br />
huidige natschadebepaling niet klimaatbestendig.<br />
Door de gemiddeld hogere<br />
temperaturen is het groeiseizoen immers<br />
langer, maar ook de reactie van de plant<br />
op zuurstoftekort in de wortelzone is sterk<br />
afhankelijk van de temperatuur. Uit de<br />
landbouw is bij<strong>voor</strong>beeld bekend dat juist<br />
de combinatie van hoge temperatuur en<br />
intensieve neerslag schadelijk is <strong>voor</strong> de<br />
planten. Het is de combinatie van factoren<br />
die de mate van gewasschade bepaalt;<br />
deze komt niet tot uiting in GxG-waarden.<br />
Daarbij moet nog vermeld worden dat<br />
de GVG onder invloed van klimaatveranderingen<br />
niet significant verandert en<br />
dus geen geschikte maat kan zijn <strong>voor</strong><br />
de reactie van gewassen en vegetatie op<br />
andere klimaatcondities in Nederland.<br />
Zoutschade<br />
De zoutschade in de landbouw kan niet met<br />
de huidige HELP-tabel worden bepaald. Door<br />
deze omissie kan de schade vanwege te<br />
hoge zoutconcentraties in het bodemvocht<br />
van de wortelzone niet vastgesteld worden.<br />
In gebieden in het westen en noorden<br />
van Nederland met zoute/brakke kwel of<br />
aanvoer van chloridehoudend water is het<br />
vóórkomen of reduceren van zoutschade<br />
in de landbouw één van de belangrijkste<br />
wateropgaven.<br />
De met de HELP-tabel bepaalde landbouwkundige<br />
effecten kunnen daardoor leiden tot<br />
32 H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
Afb. 1: Relatieve wateropname (F) als functie van de drukhoogte (h) volgens Feddes 17) , zoals gebruikt in SWAP.<br />
De wateropname door wortels neemt lineair af van h 3 tot h 4 door droogtestress, evenals tussen de kritische<br />
grenswaarden h 2 en h 1 door zuurstofstress. Tussen h 2 en h 3 is de wateropname optimaal (F=1).<br />
bij<strong>voor</strong>beeld een onjuiste bepaling van de<br />
doelrealisatie Landbouw in de Waternoodsystematiek.<br />
Bovenal kunnen de uitkomsten<br />
ter discussie worden gesteld, hetgeen<br />
de vaststelling van de GGOR ernstig kan<br />
verstoren.<br />
Zoals ook een aantal jaren geleden is<br />
gesteld 6) : de huidige HELP-tabel is toe aan<br />
actualisering. Welke ontwikkelingen zijn<br />
hier<strong>voor</strong> van belang?<br />
Nieuwe ontwikkelingen<br />
Droogteschade<br />
Droogteschade op lokale schaal kan met<br />
simulatiemodellen zoals SWAP goed worden<br />
berekend, waarbij ook de structurele schade<br />
aan het gewas kan worden meegenomen.<br />
Dit levert per afzonderlijk jaar de geleden<br />
droogteschade op. Er is daarmee geen<br />
noodzaak meer de droogteschade in een<br />
metamodel om te zetten. Bovendien kan (en<br />
volgens ons moet) het adaptatievermogen<br />
van de agrariër worden meegenomen, zoals<br />
slim beregenen op basis van monitoring van<br />
de toestand van grond en gewas en van de<br />
weersverwachting. De berekening van de<br />
droogteschade met behulp van SWAP is <strong>voor</strong><br />
meerdere gewassen uit te voeren, waarbij<br />
ook een koppeling kan worden gelegd<br />
tussen gewasverdamping en gewasgroei.<br />
Daarbij kan worden aangesloten op de<br />
gewasindeling en toegekende gewaseigenschappen<br />
<strong>voor</strong> het NHI 7) én de economische<br />
vertaling met behulp van AGRICOM 8) .<br />
Natschade<br />
Uit eerder onderzoek 9),10) zijn <strong>voor</strong> verschillende<br />
grondsoorten experimenteel<br />
relaties gelegd tussen bewerkbaarheid/<br />
berijdbaarheid en waterhuishoudkundige<br />
omstandigheden. Deze relaties zijn goed<br />
bruikbaar in simulatiemodellen om<br />
daarmee de effecten op de bedrijfsvoering<br />
en -inkomsten te bepalen. Het daar<strong>voor</strong><br />
ontwikkelde model Waterpas, toegepast <strong>voor</strong><br />
veenweidebedrijven, is daarvan een goed<br />
<strong>voor</strong>beeld 11) .<br />
Met een dergelijke aanpak kan wederom een<br />
metamodel worden opgesteld, bij<strong>voor</strong>beeld<br />
per bedrijfstype de nat- en droogteschade<br />
<strong>voor</strong> de bedrijfsvoering als functie van GHG<br />
en GLG bepalen.<br />
De wateropname van wortels kan niet alleen<br />
worden gereduceerd door te droge, maar<br />
ook door te natte omstandigheden in de<br />
wortelzone. Onder droge omstandigheden<br />
moet de plant meer moeite doen om water<br />
op te nemen. Dit proces is in de meeste<br />
simulatiemodellen <strong>voor</strong> verdamping<br />
en gewasgroei gemodelleerd als een<br />
eenduidige relatie tussen drukhoogte en<br />
reductie van de wateropname. Bij natte<br />
omstandigheden wordt het gastransport<br />
in de wortelzone geremd, waardoor<br />
zuurstofstress kan optreden. Dit proces is<br />
fysisch goed te beschrijven, maar operationalisering<br />
van deze kennis in simulatiemodellen<br />
is lastig, omdat de bepalende<br />
(bodem)eigenschappen moeilijk zijn vast<br />
te stellen. In de modelcode SWAP 12) kan<br />
reductie van de gewasverdamping als<br />
gevolg van te natte omstandigheden in<br />
de wortelzone worden bepaald door de<br />
wateropname door wortels te laten afnemen<br />
als de drukhoogte bij de wortels hoger wordt<br />
dan een bepaalde drempelwaarde. Er is dan<br />
sprake van natschade door zuurstofstress. In<br />
afbeelding 1 wordt deze methode toegelicht.<br />
De drukhoogte waarbij natschade begint<br />
en in welke mate deze optreedt, is experimenteel<br />
bijzonder slecht onderbouwd.<br />
Bovendien is een ernstige tekortkoming<br />
dat een relatie <strong>voor</strong> zuurstofstress, zoals in<br />
afbeelding 1, niet temperatuurafhankelijk is.<br />
Ruud Bartholomeus (KWR) promoveerde<br />
eind 2009 op het proefschrift 'Moisture<br />
Matters. Climate-proof and process-based<br />
relationships between water, oxygen and<br />
vegetation.' Eén van de daarin opgenomen<br />
artikelen 13) beschrijft een model dat de<br />
effecten van bodem, temperatuur en vochtgehalte<br />
op zuurstofstress van planten kan<br />
berekenen. Deze publicatie werd beloond<br />
met NHV-hydrologieprijs 2007-2009. Het<br />
juryrapport roemt niet alleen de wetenschappelijke<br />
kwaliteit maar ook de praktische<br />
toepassingsmogelijkheden: “De benadering<br />
biedt perspectieven om de zuurstofstress
zodanig in het model te brengen dat<br />
daarmee op reproduceerbare wijze de<br />
natschade door zuurstofstress kan worden<br />
berekend en, niet onbelangrijk, klimaatbestendig<br />
kan worden gemaakt”.<br />
Zoutschade<br />
Uit in het verleden en recent uitgevoerde<br />
studies en inventarisaties 14),15) is bekend dat<br />
in het westen van Nederland bij vollegrondsteelt<br />
schade kan optreden als gevolg van<br />
zoute kwel of beregening met grondwater<br />
en/of oppervlaktewater met een verhoogde<br />
chlorideconcentratie van boven 200 tot<br />
1.200 mg/l, afhankelijk van de teelt. Het<br />
model is SWAP-geschikt om de zoutschade<br />
te berekenen. Daarbij zijn experimenteel<br />
vastgestelde relaties tussen zout in de<br />
wortelzone en opbrengstreductie gebruikt<br />
die veelal zijn vastgesteld <strong>voor</strong> semi-aride<br />
omstandigheden.<br />
De noodzaak <strong>voor</strong> proeven onder<br />
Nederlandse klimatologische en agrohydrologische<br />
omstandigheden is natuurlijk<br />
evident. Of het aangevoerde water soms en<br />
op sommige plaatsen wat zouter mag zijn 16) ,<br />
of juist minder zout (in ieder geval minder<br />
rigide), bepaalt immers <strong>voor</strong> een belangrijk<br />
deel de zoetwatervraag in het noorden en<br />
westen van Nederland.<br />
Conclusie<br />
De berekening van nat- en droogteschade<br />
met behulp van de HELP-tabel is om<br />
meerdere redenen niet meer van deze<br />
tijd. Zoutschade is zelfs niet in de huidige<br />
HELP-tabel opgenomen. Er hebben sinds het<br />
uitkomen van de tabel de nodige ontwikkelingen<br />
in kennis en modelleertechniek<br />
plaatsgevonden die het zeer wel mogelijk<br />
maken nu een actualisering uit te voeren.<br />
Zo kunnen we er<strong>voor</strong> zorgen dat we de<br />
komende jaren werken met een eigentijdse<br />
methode. We streven daarom naar een<br />
moderne methode om te komen tot een<br />
betrouwbare doelrealisatie Landbouw in<br />
Waternood en een realistische vaststelling<br />
van de GGOR. Voor het huidige klimaat, maar<br />
zeker ook <strong>voor</strong> het steeds grilliger klimaat<br />
van de nabije toekomst. Vanzelfsprekend is<br />
ook <strong>voor</strong> een nieuwe methode een validatie<br />
van de modeluitkomsten noodzakelijk. Dat<br />
kan op basis van bestaande gegevens, met<br />
‘klassieke’ veldproeven maar ook met behulp<br />
van informatie die verkregen is met remote<br />
sensing.<br />
De constatering dat ‘de HELP-tabel aan<br />
vervanging toe is’ is niet nieuw, maar er zijn<br />
nu mogelijkheden <strong>voor</strong> een actualisering<br />
door het beschikbaar komen van nieuwe<br />
kennis en modellen. Met dit artikel doen we<br />
een oproep deze mogelijkheid te grijpen.<br />
STOWA verzorgt deze maand een bijeenkomst<br />
waarbij de beschikbare kennis over<br />
de landbouwschadefuncties zal worden<br />
geconfronteerd met de gewenste kennis vanuit<br />
waterschappen.<br />
LITERATUUR<br />
1) Werkgroep HELP-tabel (1987). De invloed van<br />
de waterhuishouding op de landbouwkundige<br />
productie. Mededelingen Landinrichtingsdienst<br />
176.<br />
2) Van Bakel P., J. Huinink, H. Prak en F. van der Bolt<br />
(2005). HELP-2005. Uitbreiding en actualisering van<br />
de HELP-tabellen ten behoeve van het Waternoodinstrumentarium.<br />
STOWA/DLG/Alterra/LNV.<br />
STOWA-rapport 2005-16.<br />
3) De Laat P. (1980). Model for unsaturated flow<br />
above a shallow water-table. Proefschrift<br />
Landbouwuniversiteit Wageningen.<br />
4) Van Bakel P., D. Wal<strong>voor</strong>t, W. Akkermans en J. Kroes<br />
(2004). Metamodellen: doe meer met minder.<br />
<strong>H2O</strong> nr. 16, pag. 20-22.<br />
5) Werkgroep Landbouwkundige Aspecten<br />
(1984). Landbouwkundige Aspecten van<br />
platform<br />
GrondwaterOnttrekking (LAGO). Commissie<br />
Grondwaterwet Waterleidingbedrijven.<br />
6) Van Bakel J. en J. Heijkers (2004). Is de HELP-tabel<br />
aan vervanging toe? H 2O nr. 23, pag. 8-10.<br />
7) NHI (2008). Modelrapportage. Deelrapport<br />
Gewaskenmerken.<br />
8) Van Bakel P., V. Linderhof, C. van ‘t Klooster, A.<br />
Veldhuizen, D. Goense, H. Mulder en H. Massop<br />
(2010). Definitiestudie Agricom. Alterra.<br />
Rapport 1934.<br />
9) Wijk A., R. Feddes, J. Wesseling en J. Buitendijk<br />
(1988). Effecten van grondsoort en ontwatering op<br />
opbrengst van akkerbouwgewassen.<br />
10) Beuving J., K. Oostindie en Th. Vellinga (1989).<br />
Vertrappingsverliezen door onvoldoende<br />
draagkracht van veengrasland. Staring Centrum.<br />
Rapport 6.<br />
11) Vos J., I. Hoving, P. van Bakel, J. Wolf, J. Conijn en<br />
G. Holshof (2004). Effecten van peilbeheer in de<br />
polders Zegveld en Oud-Kamerik op de nat- en<br />
droogteschade in de landbouw. Alterra.<br />
Rapport 987.<br />
12) Kroes J. en J. van Dam (red.) (2004). Reference<br />
manual SWAP version 3.0.3. Alterra. Rapport 773.<br />
13) Bartholomeus R., J-P. Witte, P. van Bodegom, J. van<br />
Dam en R. Aerts (2008). Critical soil conditions<br />
for oxygen stress to plant roots: Substituting the<br />
Feddes-function by a process-based model.<br />
J. of Hydr. 360, pag. 147-165.<br />
14) Van Bakel P., R. Kselik, C. Roest en A. Smit (2010).<br />
Review of crop salt tolerance in the Netherlands.<br />
Alterra. Rapport 1926.<br />
15) Van Bakel P. en L. Stuyt (<strong>2011</strong>). Actualisering<br />
van de kennis van de zouttolerantie<br />
van landbouwgewassen. Op basis van<br />
literatuuronderzoek, expertkennis en praltische<br />
ervaringen. Alterra. Rapport 2201.<br />
16) Van Bakel J., N. Kielen, O. Clevering en K. Roest<br />
(2010). Waterkwaliteit en landbouw: mag het ook<br />
een beetje zouter zijn? <strong>H2O</strong> nr. 5, pag. 56-59.<br />
17) Feddes R., P. Kowalik en H. Zaradny (1978).<br />
Simulation of field water use and crop yield.<br />
Simulation Monographs. Pudoc.<br />
H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
33
Ed van der Mark, Dunea<br />
Ferry Roman, Ropec<br />
Luc Zandvliet, Het Waterlaboratorium<br />
Toine Ramaker, Dunea<br />
Ruim tien jaar wateronderzoek:<br />
een statistische goudmijn<br />
Sinds de jaren ‘90 slaat Dunea de resultaten van drinkwateronderzoek op in<br />
de LIMS-databank. Inmiddels is het aantal waterkwaliteitsmetingen van het<br />
distributienet de 400.000 gepasseerd. Op deze data is statistisch onderzoek<br />
uitgevoerd in het kader van DisConTO * . Resultaten hiervan met betrekking<br />
tot Aeromonas spp. laat zien dat een wijziging in de meetfrequentie een<br />
trendbreuk oplevert in de onderzochte periode 1999 tot en met 2010. Ook<br />
wordt duidelijk dat een signifi cante relatie bestaat tussen het aantal Aeromonas<br />
en de drinkwatertemperatuur. Verder laat het onderzoek zien dat nagroei van<br />
Aeromonas regionaal verschillend is.<br />
Drinkwaterbedrijven voeren wateronderzoek<br />
uit van bron tot kraan.<br />
De metingen zijn deels verplicht<br />
gesteld in het Drinkwaterbesluit en deels<br />
gebaseerd op bedrijfsspecifi eke eisen, zoals<br />
<strong>voor</strong> kwaliteitsbewaking, bedrijfsvoering<br />
en onderzoek. Dunea beschikt met LIMS<br />
(het Laboratorium Informatie Management-<br />
Systeem) over ruim twaalf jaar aan analyseresultaten.<br />
Dit zijn 400.000 waarnemingen<br />
in het <strong>voor</strong>zieningsgebied van Dunea (van<br />
Hillegom tot Den Haag en van Den Haag tot<br />
Nieuwerkerk aan den IJssel). Sinds de jaren<br />
‘90 is de toegankelijkheid van de data sterk<br />
verbeterd door gebruik van databanken. Hét<br />
moment dus om statistisch onderzoek uit te<br />
voeren.<br />
Statistisch onderzoek kan inzichten<br />
opleveren over de ontwikkeling van de<br />
waterkwaliteit in het distributienet over<br />
een langere periode. Maar ook eventuele<br />
kwaliteitsverschillen per regio kunnen in<br />
beeld worden gebracht. Daarnaast kan<br />
worden getoetst of resultaten van onderzoeksparameters<br />
onderlinge relaties hebben<br />
of in verband gebracht kunnen worden met<br />
externe factoren. Bevindingen uit statistisch<br />
onderzoek kunnen dus aanleiding vormen<br />
<strong>voor</strong> aanbevelingen om de waterkwaliteit<br />
in het distributienet verder te verbeteren,<br />
meetnetten te optimaliseren of beslissingen<br />
op het gebied van assetmanagement te<br />
voeden. Hoe kwamen we hiertoe?<br />
Cijfers kunnen bedriegen<br />
Voordat de statistische analyses daadwerkelijk<br />
kunnen beginnen, zijn de<br />
opgeslagen data kritisch bekeken. Er is<br />
namelijk een aantal valkuilen:<br />
34 H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
wijziging van de systematiek van het getal<br />
dat wordt opgeslagen als het gevonden<br />
gehalte kleiner is dan de onderste analysegrens;<br />
wijziging(en) in de analysemethode(n);<br />
metingen ter plaatse versus metingen<br />
in het laboratorium, van bij<strong>voor</strong>beeld<br />
zuurgraad en troebelheid;<br />
wijziging van de meetfrequentie van de<br />
parameter tijdens het onderzoek;<br />
monsterneming direct na openen van de<br />
kraan of nadat de temperatuur van het<br />
drinkwater constant is geworden.<br />
Deze wijzigingen leveren andere meetresultaten<br />
op en geven trendbreuken in grafi eken.<br />
Dit kan de lengte van de periode waarover<br />
statistisch onderzoek kan worden uitgevoerd,<br />
sterk beïnvloeden.<br />
‘De koe bij de horens vatten’<br />
De analyse begon met de parameter<br />
Aeromonas: een groep van bacteriën die<br />
over het algemeen in lage hoeveelheden<br />
<strong>voor</strong>komt in drinkwater. Het is een bedrijfskundige<br />
parameter, dus niet schadelijk <strong>voor</strong><br />
de gezondheid maar wel beeldvormend<br />
<strong>voor</strong> de waterkwaliteit ter plaatse. Het geeft<br />
een indicatie <strong>voor</strong> de mate van nagroei en<br />
daarmee de biologische stabiliteit van het<br />
drinkwater. Aeromonas is in staat om zich<br />
boven een temperatuur van 12 tot 14°C<br />
te vermeerderen bij lage gehalten aan<br />
makkelijk afbreekbare verbindingen. Deze<br />
parameter leent zich goed <strong>voor</strong> analyse,<br />
omdat hiervan stabiele meetdata over een<br />
langere periode (twaalf jaar) beschikbaar zijn.<br />
In het Waterleidingbesluit is <strong>voor</strong> Aeromonas<br />
een norm opgenomen van < 1.000 kve/100<br />
ml. Dunea past een bedrijfsnorm toe van<br />
< 200 kve/100 ml.<br />
Toetsen van drie relaties<br />
Bij de analyse van Aeromonas gaat de<br />
interesse uit naar drie mogelijke relaties:<br />
nagaan of de reductie in de meetfrequentie<br />
in 2004 tot een trendbreuk<br />
heeft geleid;<br />
toetsen van de hypothese dat een relatie<br />
bestaat tussen het aantal Aeromonas en de<br />
temperatuur van het drinkwater;<br />
toetsen of een verschil bestaat in het<br />
aantal Aeromonas in regio Noord en regio<br />
Zuid. Regio Noord krijgt drinkwater van<br />
productielocatie Katwijk en koopt in bij<br />
Waternet, in een verhouding van ongeveer<br />
9,5:0,5. Regio Zuid wordt <strong>voor</strong>namelijk<br />
<strong>voor</strong>zien van drinkwater van productielocaties<br />
Scheveningen en Monster<br />
en koopt in bij Evides globaal in een<br />
verhouding van 8,4:1,5:0,1.<br />
Trendbreuk<br />
In totaal zijn in de jaren 1999 tot en met<br />
2010 19.479 watermonsters onderzocht<br />
op Aeromonas. De bedrijfsnorm (< 200<br />
kve/100 ml) is in deze periode 481 keer en de<br />
Waterleidingbesluit-norm (< 1000 kve/100<br />
ml) 28 keer overschreden. Dit betekent dat<br />
in 97,5 procent van de gevallen de watermonsters<br />
voldeden aan de bedrijfsnorm<br />
en in 99,8 procent van de gevallen aan het<br />
Waterleidingbesluit. Voor de regio Noord<br />
bedroeg het aantal overschrijdingen van<br />
de bedrijfsnorm en het Waterleidingbesluit<br />
respectievelijk 26 en 1 en <strong>voor</strong> de regio<br />
Zuid respectievelijk 455 en 27. Belangrijke<br />
vermelding hierbij is dat regio Zuid ongeveer
tweemaal zoveel aansluitingen heeft als de<br />
regio Noord.<br />
Uit een eerste beschouwing van de data van<br />
Aeromonas blijkt dat in de meetfrequentie<br />
in de afgelopen twaalf jaar (1999 tot en<br />
met 2010) in 2004 flink veranderde (zie<br />
afbeelding 1).<br />
Het aantal metingen per maand nam in beide<br />
regio’s af. Deze frequentieverlaging roept de<br />
vraag op of de resultaten van <strong>voor</strong> 2004 nog<br />
te vergelijken zijn met de periode na 2004.<br />
Uit de cijfers blijkt dat de trefkans van een<br />
overschrijding bij een lagere meetfrequentie<br />
in ieder geval kleiner is (zie tabel 1).<br />
Met een zogeheten t-toets is na te gaan of<br />
de maandgemiddelden in beide perioden<br />
significant van elkaar afwijken. Een t-toets<br />
is alleen toepasbaar als de waarnemingen<br />
normaal zijn verdeeld. Met behulp van een<br />
test is geconcludeerd dat de waarnemingen<br />
alleen normaal zijn verdeeld als de data<br />
getransformeerd worden naar de 10log<br />
van de maandgemiddelden (p = 0,<strong>18</strong>2). Dit<br />
maakt gebruik van de t-toets mogelijk na<br />
transformeren van de data in 10log-waarden.<br />
Uit de t-toets blijkt dat de gemiddelden over<br />
beide perioden van 1999 tot en met 2003<br />
en van 2004 tot en met 2010 significant<br />
verschillend zijn (p = 0,000). Dit betekent<br />
dat de reductie in onderzoeksfrequentie een<br />
negatieve invloed heeft op de representativiteit<br />
van Aeromonas die na 2004 in het<br />
<strong>voor</strong>zieningsgebied wordt aangetroffen. In<br />
de periode 1999 tot en met 2010 treedt dus<br />
een trendbreuk op in 2004.<br />
Relatie Aeromonas en de temperatuur<br />
Aan de hand van boxplots per maand van<br />
de gemiddelden van 1999 tot en met 2010<br />
is eenvoudig te zien dat zowel Aeromonas<br />
als de drinkwatertemperatuur een seizoenseffect<br />
laten zien (zie afbeelding 2).<br />
Voor de hand ligt dat een relatie bestaat<br />
tussen de groei van Aeromonas en de<br />
temperatuur van het drinkwater. In tabel<br />
1 was reeds vermeld dat in de twaalfjarige<br />
periode 481 overschrijdingen van de<br />
bedrijfsnorm en 28 overschrijdingen van<br />
de norm in het Waterleidingbesluit hebben<br />
plaatsgevonden. In de maanden juli tot en<br />
met oktober treffen we de meeste normover-<br />
platform<br />
Afb. 1: Aantal metingen Aeromonas per maand per regio. Afb. 2: De gemeten aantallen Aeromonas laten eenzelfde patroon zien als de<br />
temperatuur van het drinkwater (periode: 1999 tot en met 2010).<br />
Afb. 3: De relatie van 10log(maandgemiddelde aero30) versus de maandgemiddelden<br />
van de temperatuur.<br />
Afb. 4: Grafische residu-analyse <strong>voor</strong> de 10log-maandgemiddelden van Aeromonas.<br />
regio periode bedrijfsnorm % norm uit<br />
Waterleidingbesluit<br />
schrijdingen aan. Dit is tevens de periode dat<br />
de drinkwatertemperatuur haar maximum<br />
bereikt.<br />
Met behulp van regressierekenen kan<br />
worden bepaald of er een lineair verband<br />
bestaat tussen het aantal Aeromonasbacteriën<br />
en de drinkwatertemperatuur.<br />
Omdat bekend is dat de maandgemiddelden<br />
lognormaal verdeeld zijn, kan ook hier de<br />
t-toets worden uitgevoerd.<br />
In afbeelding 3 is de logaritme van<br />
de aantallen kve van Aeromonas,<br />
log(maandgemiddelde aero30) uitgezet<br />
tegen de maandgemiddelden van de<br />
temperatuur. De berekende regressielijn is<br />
log(maandgemiddelde aero30) = 0,3939 +<br />
0,06864*temp. met de volgende parameters:<br />
S = 0,206959, R-Sq(adj) = 51,0%, p=0,000.<br />
Tabel 1. Aantal overschrijdingen van de bedrijfsnorm- (< 200 kve / 100 ml) en de norm uit het Waterleidingbesluit<br />
(< 1000 kve / 100 ml) per regio per periode.<br />
% aantal<br />
metingen<br />
noord 1999 t/m 2003 24 0,5 1 0,02 5.274<br />
2004 t/m 2010 2 0,2 0 0 1.<strong>18</strong>9<br />
zuid 1999 t/m 2003 389 3,7 25 0,24 10.525<br />
2004 t/m 2010 66 2,6 2 0,08 2.491<br />
totaal 1999 t/m 2010 481 2,5 28 0,14 19.479<br />
H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
35
Afb. 5: Toets op lognormale verdeling van de data van beide regio’s. Afb. 6: Boxplot log maandgemiddelden per regio over de periode 1999 t/m 2010.<br />
De p-waarde is kleiner dan 0,05 en dus<br />
significant te noemen.<br />
Afbeelding 4 geeft een residugrafiek weer.<br />
Bij deze analyse van verschillen in modelwaarden<br />
en geobserveerde waarden kan<br />
de kwaliteit van de uitgevoerde lineaire<br />
regressie eenvoudig grafisch worden<br />
beoordeeld. De residuen moeten dan wel<br />
een normale verdeling volgen, rondom de<br />
nullijn zijn verdeeld en het histogram moet<br />
een klokvorm hebben.<br />
Uit bovenstaande kunnen we concluderen<br />
dat een positieve, significante relatie<br />
bestaat tussen de drinkwatertemperatuur<br />
en het aantal Aeromonas-bacteriën in het<br />
distributienet. Dat de temperatuur van het<br />
drinkwater af productielocatie varieert van<br />
ongeveer 8°C tot 16°C, geeft aan dat de<br />
temperatuur in het distributienet nog sterk<br />
wordt beïnvloed door de diepteligging<br />
van de leiding en straatbekleding erboven.<br />
Stijging van de drinkwatertemperatuur als<br />
gevolg van klimaatverandering zou dus in de<br />
toekomst <strong>voor</strong> meer nagroei van Aeromonas<br />
in het <strong>voor</strong>zieningsgebied kunnen zorgen.<br />
In het bedrijfstakonderzoek van de waterleidingbedrijven<br />
wordt hier aandacht aan<br />
besteed.<br />
Regioverschillen<br />
Omdat regio Noord <strong>voor</strong>namelijk wordt<br />
<strong>voor</strong>zien van drinkwater van productielocatie<br />
Katwijk en regio Zuid door Scheveningen,<br />
<br />
<br />
<br />
36 H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
is het interessant om na te gaan of een<br />
significant regionaal verschil bestaat <strong>voor</strong><br />
Aeromonas. De datasets van beide regio’s zijn<br />
lognormaal verdeeld (zie afbeelding 5); de<br />
t-toets kan dus worden toegepast. De toets<br />
levert een p-waarde op van 0,000. Dus de<br />
gemiddelden van regio Noord en regio Zuid<br />
over de jaren 1999 t/m 2010 zijn significant<br />
verschillend. De grafiek met de boxplots per<br />
regio in afbeelding 6 laat dit ook zien. De<br />
langjarige gemiddelden zijn respectievelijk<br />
10 en 29 kve/100ml. Met andere woorden:<br />
de nagroei van Aeromonas in het drinkwater<br />
van de noordelijke regio is significant minder<br />
dan die in de zuidelijke regio. Dit verschil kan<br />
worden veroorzaakt door diverse factoren,<br />
zoals de kwaliteit van het geproduceerde<br />
drinkwater, verschil in leidingmateriaal,<br />
verblijftijd van het drinkwater, mate van<br />
vermaasdheid van het net en menggebieden.<br />
Om dit vast te stellen, is vervolgonderzoek<br />
noodzakelijk.<br />
Conclusie<br />
Gedegen statistisch onderzoek naar<br />
waterkwaliteitsgegevens is een belangrijk<br />
gereedschap om trends en relaties in de<br />
waterkwaliteit vast te leggen. Tijdens dit<br />
onderzoek kwam aan het licht dat de<br />
verlaging van de onderzoeksfrequentie <strong>voor</strong><br />
Aeromonas in 2004 leidde tot een trendbreuk<br />
in de data. Ook de trefkans van normoverschrijdingen<br />
is in deze periode afgenomen.<br />
Met deze informatie kan het meetnet en de<br />
frequentie van de metingen kritisch worden<br />
advertentie<br />
Reserveer ook uw personeelsadvertentie in <strong>H2O</strong>, hét tijdschrift <strong>voor</strong> water<strong>voor</strong>ziening en waterbe beheer.<br />
Neem contact op met Roelien Voshol, tel. 010 - 42 74 154<br />
4 of<br />
Brigitte Laban, tel. 010 - 42 74 152<br />
bekeken en geëvalueerd. Tevens kon via<br />
dit statistisch onderzoek de <strong>voor</strong> de hand<br />
liggende hypothese dat groei van<br />
Aeromonas temperatuurafhankelijk is,<br />
worden vastgesteld. Dit ondanks de<br />
doorgaans zeer lage waarden Aeromonas<br />
die in het <strong>voor</strong>zieningsgebied van Dunea<br />
worden aangetroffen.<br />
Verder bleek dat de gemiddelde waarden<br />
<strong>voor</strong> Aeromonas in de regio Noord significant<br />
lager zijn dan in de regio Zuid. Hier kunnen<br />
verschillende oorzaken aan ten grondslag<br />
liggen, die nader onderzoek vragen.<br />
Dunea gaat verder met de analyse van de<br />
waterkwaliteitsgegevens. De resultaten van<br />
de analyse op Aeromonas heeft belangrijke<br />
informatie opgeleverd om de ontwikkeling<br />
van de waterkwaliteit in het distributienet<br />
beter te begrijpen, het meetnet nog eens<br />
kritisch te beschouwen en mogelijk later<br />
voeding te geven aan investeringsbeslissingen.<br />
NOTEN<br />
* DisConTO is een samenwerkingsverband van<br />
Vitens, PWN, Brabant Water, RIVM, TU Delft,<br />
DHV, softwarebedrijf UReason en Dunea, dat<br />
onderzoek verricht naar de ontwikkeling van de<br />
drinkwaterkwaliteit in het distributienet onder<br />
normale omstandigheden en bij calamiteiten. Het<br />
onderzoek wordt financieel ondersteund door<br />
AgentschapNL.
19 <strong>september</strong>, Driebergen -<br />
Natuurvriendelijke oevers<br />
themadag over de ecologische resultaten<br />
van de aanleg van natuurvriendelijke oevers,<br />
met de presentatie van een handreiking met<br />
betrekking tot standplaatsfactoren.<br />
Organisatie: STOWA.<br />
Informatie: (033) 460 32 00.<br />
20 <strong>september</strong>, Maastricht -<br />
PestO: bestrijdingsmiddelen<br />
in grondwaterbeschermingsgebieden<br />
symposium over een meerjarig onderzoek<br />
naar het vóórkomen van bestrijdingsmiddelen<br />
in de grondwaterbeschermingsgebieden<br />
in Limburg. Organisatie: WML,<br />
Provincie Limburg, KWR, DHV en DLV Plant.<br />
Informatie: www.limburg.nl/pesto.<br />
21 <strong>september</strong>, Den Haag -<br />
Klimaatverandering, conflicten<br />
en migratie: de watercontext<br />
symposium waarop wetenschappers,<br />
beleidsmakers en betrokkenen vanuit de<br />
praktijk spreken over capaciteitsopbouw en<br />
herstel in gebieden met waterproblemen,<br />
over het <strong>voor</strong>komen van conflicten rondom<br />
water en over een internationaal juridisch<br />
kader <strong>voor</strong> de bescherming van klimaatmigranten.<br />
Organisatie: UNESCO-IHE, ministerie van<br />
Buitenlandse Zaken, Wereld Natuur Fonds<br />
e.a.<br />
Informatie: www.hydrology.nl.<br />
22 <strong>september</strong>,<br />
s-Hertogenbosch -<br />
SIKB<br />
jaarcongres over de wijzigingen van regels,<br />
beleid, uitvoering en toezicht op de bodem<br />
die dit najaar verwacht worden én een<br />
evaluatie van het Besluit bodemkwaliteit.<br />
Organisatie: SIKB.<br />
Informatie: www.sikb.nl.<br />
22-23 <strong>september</strong>, Amersfoort -<br />
Water is zoveel meer dan H 2O<br />
conferentie over ‘vitaal water’, met op<br />
donderdag een wetenschappelijk seminar<br />
over fundamentele vragen <strong>voor</strong> waterprofessionals<br />
die verbreding zoeken en vrijdag<br />
<strong>voor</strong>al praktische toepassingen.<br />
Organisatie: DHV.<br />
Informatie: www.dhv.nl.<br />
24 <strong>september</strong>, Amersfoort -<br />
Watervitalisering<br />
conferentie over wat te verwachten is van<br />
watervitalisering en welke ervaringen er mee<br />
zijn opgedaan.<br />
Organisatie: Stichting WATER Drager van Leven.<br />
Informatie: Peter Schukking (030) 695 92 95<br />
of www.stichtingwater.nl.<br />
24 <strong>september</strong>, diverse locaties -<br />
Dag van de dijk<br />
publieksevenement over waterveiligheid<br />
waar innovaties en bewustwording centraal<br />
staan. Breed scala aan activiteiten op en rond<br />
waterkeringen.<br />
Organisatie: Unie van Waterschappen en<br />
Rijkswaterstaat.<br />
Informatie: www.dagvandedijk.nl.<br />
28 <strong>september</strong>, Amsterdam -<br />
Bouwen in diepe polders:<br />
doormodderen of verregaande<br />
stappen?<br />
bijeenkomst over de problemen met het<br />
bouwen in diepe polders. Ondanks een<br />
zorgvuldige watertoets kan grondwater in<br />
diepe polders <strong>voor</strong> problemen zorgen. Hoe<br />
kan dat in de toekomst <strong>voor</strong>komen worden?<br />
Organisatie: Waternet en het platform Beter<br />
Bouwen Beter Wonen.<br />
Informatie: (020) 608 36 35.<br />
30 <strong>september</strong>, Zwolle -<br />
Sustainable sanitation: five<br />
years drive to 2015<br />
eerste symposium over de gelijknamige<br />
motie van de Verenigde Naties dat duurzame<br />
sanitatie, hergebruik van nutriënten en<br />
samenwerking moet bevorderen, met de<br />
nadruk op plannen die uitgevoerd kunnen<br />
worden met partijen in ontwikkelingslanden.<br />
Organisatie: Aqua for All, Lettinga<br />
Foundation, ministerie van Buitenlandse<br />
Zaken, Waterschap Groot Salland,<br />
Netherlands Water Partnership, het<br />
Nutriënten Platform en WECF.<br />
Informatie: wilma.wolswinkel@wecf.eu.<br />
1 oktober, Zoetermeer -<br />
Geuzentocht<br />
40e editie van deze jaarlijkse tocht van<br />
de Vereniging <strong>voor</strong> Waterstaat en Landinrichting,<br />
met nu aandacht <strong>voor</strong> de werkzaamheden<br />
van Hoogheemraadschap Rijnland.<br />
Informatie: www.waterenland.nl.<br />
3 en 4 oktober, Leeuwarden -<br />
Co-operation in innovation, a<br />
global requirement?<br />
jaarlijks tweedaags congres van Wetsus<br />
met dit jaar aandacht <strong>voor</strong> de noodzaak om<br />
samen te werken bij innovatie op watertechnologisch<br />
gebied (eerste dag) en de internationale<br />
wetenschappelijke ontwikkelingen op<br />
het gebied van waterbehandelingstechnologie<br />
(tweede dag).<br />
Informatie: www.wetsus.nl.<br />
4 oktober, Meppel -<br />
Nieuwe sanitatie<br />
8e platformbijeenkomst over onder andere<br />
de ervaringen met de inzameling en het<br />
transport van afvalwater van verschillende<br />
samenstelling én de ontwikkeling van<br />
mogelijke nieuwe concepten met betrekking<br />
tot ‘nieuwe sanitatie’.<br />
Organisatie: Koepelgroep Ontwikkeling<br />
Nieuwe Sanitatie.<br />
Informatie: (033) 460 32 00.<br />
4-5 oktober, Rotterdam -<br />
Pumps & Valves<br />
vakbeurs die helemaal in het teken staat van<br />
pompen, kleppen en afsluiters.<br />
Organisatie: easyFairs.<br />
Informatie: www.easyfairs.com.<br />
agenda<br />
4-6 oktober, ‘s-Hertogenbosch -<br />
Milieu<br />
tweede editie van deze beurs, met als<br />
thema’s onder meer (afval)waterbehandeling,<br />
bodemonderzoek en duurzaam inkopen.<br />
Organisatie: 2XPO B.V.<br />
Informatie: www.milieuvakbeurs.nl.<br />
6 oktober, IJmuiden -<br />
Behandeling industrieel<br />
afvalwater<br />
themadag over het verbreden van kennis<br />
omtrent het optimaliseren van industriële<br />
(biologische) afvalwaterzuiveringen.<br />
Organisatie: Koninklijk Nederlands Waternetwerk<br />
en de Stichting Kennisuitwisseling<br />
Industriële Watertechnologie.<br />
Informatie: www.waternetwerk.nl.<br />
6-7 oktober, Vijfhuizen - No-Dig<br />
jaarlijks evenement rond sleufloze technieken<br />
waarbij aanleg, onderhoud, renovatie en<br />
vervangen van ondergrondse leidingen kan<br />
plaatsvinden zonder dat wegen opengebroken<br />
hoeven te worden. Met een beurs en<br />
een congres (op 6 oktober).<br />
Organisatie: Nederlandse Vereniging <strong>voor</strong><br />
Sleufloze Technieken en Toepassingen.<br />
Informatie: (079) 325 22 60.<br />
12 oktober, Petten -<br />
Het belang van de Noord-<br />
Hollandse kust binnen het<br />
zandig systeem van Calais tot<br />
Denemarken<br />
symposium over de zwakke plekken aan de<br />
Noord-Hollandse kust en de noodzakelijke<br />
versterking daarvan. De kustmorfologie en<br />
het Noord-Hollandse kustsysteem worden<br />
onder de loep genomen, maar ook onder<br />
andere de ruimtelijke kwaliteit.<br />
Organisatie: Vereniging <strong>voor</strong> Waterstaat en<br />
Landinrichting.<br />
Informatie: www.waterenland.nl.<br />
13 oktober, Breda -<br />
Waterbouwdag<br />
jaarlijkse bijeenkomst met aandacht <strong>voor</strong><br />
de gevolgen van de bezuinigingen op een<br />
aantal grote (water)bouwprojecten. Gekeken<br />
wordt naar uitvoerbare en concrete plannen<br />
om bestaande waterproblemen op te lossen<br />
en tegelijkertijd de economische crisis te lijf<br />
te gaan.<br />
Organisatie: CURNET.<br />
Informatie: www.waterbouwdag.nl.<br />
13 oktober, Rotterdam -<br />
Water, wonen en ruimte<br />
congres over gebiedsontwikkeling en het<br />
combineren van de verschillende functies<br />
van water, zoals waterberging met wonen en<br />
natuurontwikkeling en recreatie. Dit vraagt<br />
om creatieve, innovatieve oplossingen op het<br />
gebied van ontwerp, techniek, organisatie en<br />
financiën én samenwerking.<br />
Organisatie: Elba Media.<br />
Informatie:<br />
www.waterwonenenruimtecongres.nl.<br />
H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
37
handel & industrie<br />
Honderdste<br />
BIFIPRO<br />
overgedragen<br />
Het politiekorps Haaglanden heeft<br />
op 6 <strong>september</strong> de honderdste door<br />
Holland Watertechnology (HWT)<br />
geproduceerde en geleverde BIFIPRO<br />
in ontvangst genomen.<br />
HWT produceert en levert al enkele jaren<br />
de apparatuur <strong>voor</strong> het bestrijden van<br />
Legionella in drink- en koelwater. Afnemers<br />
(in binnen- en buitenland) zijn onder meer<br />
hotels, ziekenhuizen, zorgcentra, gevangenissen,<br />
sportcentra, zwembaden en<br />
vakantieparken. “We zijn er trots op, dat nu<br />
ook de politie Haaglanden <strong>voor</strong> ons systeem<br />
heeft gekozen”, aldus directeur Leo de Zeeuw<br />
van Holland Watertechnology. HWT heeft<br />
de BIFIPRO geleverd <strong>voor</strong> het hoofdbureau<br />
in Den Haag en de bureaus in Delft en<br />
Leidschendam-Voorburg, onder meer <strong>voor</strong><br />
de cellencomplexen.<br />
Holland Watertechnology zal <strong>voor</strong> elk van<br />
de komende 100 te verkopen BIFIPROsystemen<br />
100 euro doneren aan de Stichting<br />
Veteranenziekte. Zij kan dus 10.000 euro<br />
verwachten van het bedrijf.<br />
De BIFIPRO is bij HWT in Driebergen<br />
ontwikkeld. Vorig jaar werd het systeem<br />
door de Nederlandse overheid erkend en<br />
inmiddels ook door haar veelvuldig toegepast<br />
<strong>voor</strong> de bestrijding van Legionella.<br />
38 H 2O / <strong>18</strong> - <strong>2011</strong><br />
Drinkwatermolen<br />
in bedrijf<br />
In het Newton Park IV in Leeuwarden<br />
is een drinkwatermolen verrezen. Het<br />
bedrijf Dutch Rainmaker ontwikkelt en<br />
bouwt windturbines die onder meer<br />
water produceren uit lucht. In totaal<br />
gaat het om circa 8.000 liter per dag.<br />
De turbines van Dutch Rainmaker zijn <strong>voor</strong>al<br />
bestemd <strong>voor</strong> de landbouw in warmere<br />
en droge gebieden, waar nauwelijks of<br />
geen water beschikbaar is, zoals Afrika. De<br />
windmolen in Leeuwarden is een demonstra-<br />
Het demonstratiemodel van de windmolen in<br />
Leeuwarden die water kan produceren uit lucht.<br />
Monitoring<br />
waterketen<br />
glastuinbouw<br />
Toekomst waterbeheer zweeft in de ruimte<br />
Satellieten worden steeds vaker gebruikt <strong>voor</strong> waarnemingen van de aarde<br />
op afstand (remote sensing). Daaruit is bij<strong>voor</strong>beeld nuttige hydrologische<br />
informatie af te leiden. Die gegevens worden nu <strong>voor</strong>namelijk gebruikt door<br />
commerciële partijen en nauwelijks door de waterschappen. Dat verandert.<br />
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en de waterschappen Brabantse<br />
Delta, De Dommel, Groot Salland en Aa en Maas zijn in juli begonnen met de<br />
inkoop van dagelijkse satellietinformatie bij het bedrijf WaterWatch.<br />
Het gaat, binnen het project Sat-Water,<br />
om informatie over actuele verdamping,<br />
bodemvocht en biomassaproductie.<br />
Doordat de beelden vlakdekkend zijn, zijn<br />
ze te gebruiken <strong>voor</strong> het verbeteren van de<br />
sturing in het waterbeheer, bij<strong>voor</strong>beeld <strong>voor</strong><br />
Gebiedsdekkend informatie- en sturingssysteem <strong>voor</strong> het waterbeheer.<br />
waterverdeling of het bepalen van nat- en<br />
droogschades. Daarnaast dienen de beelden<br />
als communicatiemiddel, waardoor de<br />
waterschappen zichtbaarder worden <strong>voor</strong> hun<br />
ingelanden.<br />
tiemodel. Directeur Gerard Schouten: “Nu we<br />
een ‘regenmaker’ in de buurt hebben, kunnen<br />
we buitenlandse geïnteresseerden veel<br />
gemakkelijker informeren. Daarnaast hebben<br />
we de mogelijkheid om dichtbij huis aan de<br />
verdere ontwikkeling te werken. Newton Park<br />
IV is door het Leeuwarder college van burgemeester<br />
en wethouders aangewezen als een<br />
duurzaam experimenteergebied.<br />
Voor meer informatie: (058 ) 280 07 30.<br />
De Provincie Zuid-Holland heeft<br />
Witteveen+Bos opdracht gegeven zes<br />
praktijkproeven met betrekking tot<br />
de waterketen in de glastuinbouw te<br />
monitoren.<br />
Het doel van de praktijkproeven in de<br />
glastuinbouw en boomteelt is een duurzame<br />
(gesloten) water<strong>voor</strong>ziening te realiseren. Het<br />
gaat om projecten in de Overbuurtse Polder,<br />
Zuidplaspolder, 4-B Waalblok en Boskoop.<br />
Witteveen+Bos toetst of de projecten in<br />
de praktijk voldoen aan de oorspronkelijke<br />
duurzaamheidsdoelstellingen en<br />
de provinciale beleidsambitie ‘maximale<br />
zelf<strong>voor</strong>zienendheid’. De bevindingen<br />
vormen de basis van een advies aan de<br />
Statencommissie <strong>voor</strong> medio 2012.<br />
Waterschap Aa en Maas brengt het operationele<br />
waterbeheer nu naar een volgend,<br />
optimaal peil met het project Peilbeheer<br />
3.0: een beslissingsondersteunend systeem<br />
dat op basis van diverse informatiebronnen<br />
(hoogwaardige satellietbeelden,<br />
oppervlakte- en grondwatermodellen, weers<strong>voor</strong>spellingen,<br />
gemeten veldwaardes en<br />
veldkennis) beslisregels genereert.<br />
Verbetering van het waterbeheer moet<br />
uiteindelijk tot kostenbesparing leiden,<br />
bij<strong>voor</strong>beeld bij waterberging en verdrogingsbestrijding,<br />
en tot minder schade <strong>voor</strong><br />
burgers, landbouw en natuur.
Kamstrup is een sterk op innovatie gerichte fabrikant van systeemoplossingen <strong>voor</strong> het meten van energie en water.<br />
Kamstrup, met hoofdvestiging in Denemarken, is wereldwijd actief, kenmerkt zich door hoge groeicijfers en is mondiaal<br />
de leidende fabrikant van ultrasone energiemeters.<br />
De nieuwste ontwikkeling van Kamstrup is een op afstand uitleesbare, “slimme”, ultrasone watermeter, gebaseerd op de<br />
bewezen technologie van de Kamstrup warmtemeters.<br />
Om deze revolutionaire watermeter op de juiste wijze in de Nederlandse markt te positioneren en bij de primaire doelgroep,<br />
de drinkwaterbedrijven, onder de aandacht te brengen, zijn wij op zoek naar een enthousiaste en resultaatgerichte<br />
ACCOUNT MANAGER / BUSINESS UNIT MANAGER - WATER<br />
Ondernemende verkoopdiplomaat, die een markt ontwikkelt<br />
De functie:<br />
Na een gerichte producttraining word je in deze functie<br />
verantwoordelijk <strong>voor</strong> de commerciële resultaten in<br />
Nederland. Je bepaalt de verkoopstrategie, stelt plannen<br />
op en zoekt intensief naar mogelijkheden. Naast de directe<br />
marktbewerking, neem je deel aan beurzen en seminars<br />
en verzorg je presentaties over het product. Je rapporteert<br />
aan de Sales Manager Nederland.<br />
Omdat het, in deze vorm, een nieuw product betreft moet<br />
de markt intensief en met ondernemingszin bewerkt worden.<br />
Kortom: er ligt een grote uitdaging.<br />
Je stijl van werken is te kenmerken als ‘consultative selling’<br />
en je gesprekpartners zijn engineers, inkopers en<br />
directieleden. Als adviseur en specialist moet je goed kunnen<br />
analyseren wat de specifieke wensen en eisen van de<br />
klant zijn en moet je op de juiste wijze daarop kunnen<br />
inspelen.<br />
Je profiel:<br />
Een echte pionier en sales professional die gemakkelijk<br />
een klik weet te maken met de verschillende gesprekspartners<br />
op diverse niveaus in het commerciële traject. Je functioneert<br />
op een technisch HBO-niveau.<br />
Je hebt een aantal jaren praktische commerciële buitendienstervaring,<br />
waarbij nutsbedrijven tot je doelgroep<br />
behoren. Ervaring met de drinkwaterbedrijven in<br />
Nederland, is een duidelijke pré.<br />
Verder zijn creativiteit, een constructief-kritische houding<br />
en een open mind de kenmerken die je geschikt maken<br />
<strong>voor</strong> deze uitdagende functie.<br />
Kamstrup biedt:<br />
Een uitdagende job bij een <strong>voor</strong>uitstrevende organisatie<br />
met een gevestigde naam en met toonaangevende producten<br />
en diensten.<br />
In deze nieuwe functie heb je als Account Manager /<br />
Business Unit Manager een zeer zelfstandige baan met<br />
veel verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Je runt als<br />
het ware je eigen bedrijf onder de vlag van Kamstrup. Bij<br />
het ontwikkelen van de markt krijg je alle steun van de<br />
Nederlandse en Deense organisatie. De platte structuur<br />
maakt snel schakelen mogelijk.<br />
Een uitstekend salaris en een auto van de zaak zijn<br />
vanzelfsprekendheden <strong>voor</strong> deze functie.<br />
Heb je interesse?<br />
Wij zien je sollicitatie met belangstelling tegemoet.<br />
Sollicitaties graag richten aan Hans Kuiper, directeur van<br />
Kamstrup b.v. (email: hku@kamstrup.nl).<br />
Kamstrup b.v. Leigraafseweg 4 6983 BP Doesburg Tel: 0313 471 998 www.kamstrup.com en www.multical21.com
Part of<br />
The world’s leading trade event<br />
for process, drinking and waste water<br />
Meer dan 800 exposanten uit 40 landen<br />
Bijzondere waterprojecten uitgelicht op IAS<br />
Netwerkmogelijkheden met duizenden collega’s<br />
Speciale aandacht <strong>voor</strong> industrieel gebruik van water<br />
Organised by: Co-located with:<br />
1 - 4 NOVEMBER<br />
<br />
<strong>2011</strong><br />
Registreer als bezoeker op<br />
www.amsterdam.aquatechtrade.com