Handleiding InfraCAD - CAD Accent

Gebruikershandleiding 

InfraCAD 4.0

Documentgegevens 

InfraCAD versie 4.0 

Versiedatum 22-05-2012 

Status Definitief 

Opgesteld door P. van Houwelingen 

Beheerder CAD Accent 

Copyright CAD Accent 

Versiebeheer 

Versie Datum Reden Wijziging Initialen 

2.0 01-06-2010 Initiële versie PHO 

2.1 02-07-2010 Diverse wijzigingen, zie Release notes PHO 

3.0 08-10-2010 Nieuwe functionaliteit toegevoegd, zie Release notes PHO 

3.1 19-11-2010 Geschikt gemaakt voor toepassing van netwerklicenties HLO 

3.2 06-12-2010 Diverse wijzigingen, zie Release notes HLO 

3.3 28-01-2011 Nieuwe functionaliteit toegevoegd, zie Release notes HLO 

3.4 30-06-2011 Nieuwe functionaliteit en wijzigingen, zie Release notes HLO 

4.0 22-05-2012 Nieuwe functionaliteit en wijzigingen, zie Release notes HLO 

De informatie opgenomen in deze handleiding wordt beschermd door copyright wetten. Het gebruik 

ervan is onderworpen aan de voorwaarden van de licentieovereenkomst zoals opgenomen in de 

software en tijdens het installatieproces overeengekomen. 

CAD Accent heeft de inhoud van dit document met grote zorg samengesteld. Toch kan het voorkomen 

dat de inhoud niet overeenkomst met de werkelijkheid of gedateerd raakt. Informatie kan worden 

gewijzigd of bijgewerkt zonder kennisgeving. CAD Accent kan te allen tijde verbeteringen en/of 

wijzigingen in de producten, prijzen of programma’s als beschreven in deze handleiding aanbrengen 

zonder kennisgeving. 

CAD Accent is niet aansprakelijk voor de juistheid van de opgenomen voorbeelden en procedures als 

beschreven in dit document. Evenmin is CAD Accent aansprakelijk voor schade van welke dan ook, 

voortvloeiend uit- of verband houdend met het gebruik van dit document. 

Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van CAD Accent is het niet toegestaan (delen van) 

deze handleiding te verveelvoudigen, openbaar te maken en/of te verspreiden in enige vorm, 

elektronisch dan wel door middel van fotokopie, microfilm of andere middelen. 

© Copyright CAD Accent. Alle rechten voorbehouden. Alle merken hierin genoemd berusten bij de 

betreffende eigenaars. InfraCAD is een geregistreerd handelsmerk van CAD Accent Groep BV. 

Handleiding InfraCAD 4.0 © Copyright CAD Accent Pagina 2

Inhoudsopgave 

1. Inleiding ..................................................................................................................... 5 

2. Installatie ................................................................................................................... 6 

2.1 Systeemvereisten ........................................................................................................ 6 

2.2 Voorbereidingen ......................................................................................................... 6 

2.3 Installatie starten ........................................................................................................ 6 

2.4 Starten van het programma ........................................................................................ 9 

2.5 Licentiebeheer .......................................................................................................... 11 

2.6 Een nieuwe versie downloaden ................................................................................ 13 

3. Instellingen .............................................................................................................. 15 

3.1 Tabblad ‘Calculeren’ ................................................................................................ 15 

3.2 Tabblad ‘Maatvoeren’ .............................................................................................. 18 

3.3 Tabblad ‘Klic’ .......................................................................................................... 19 

3.4 Tabblad ‘Fotolocaties’ .............................................................................................. 21 

3.5 Tabblad ‘Sonderingen’ ............................................................................................. 24 

4. Module Calculeren ................................................................................................. 27 

4.1 Instellingen voor calculatie ...................................................................................... 27 

4.2 Objecten selecteren .................................................................................................. 27 

4.3 Lengten en oppervlakten calculeren ......................................................................... 27 

4.4 Symbolen tellen ........................................................................................................ 29 

5. Module Maatvoering .............................................................................................. 31 

5.1 Maatvoeren: Zichtlijn of loodlijn ............................................................................. 31 

5.2 Object maatvoeren .................................................................................................... 31 

5.3 Orthogonaal maatvoeren .......................................................................................... 32 

5.4 Maatvoering uitzetten ............................................................................................... 33 

6. Module KLIC .......................................................................................................... 35 

6.1 Klic-online ................................................................................................................ 35 

6.2 Klic-melding downloaden en opslaan ...................................................................... 36 

6.3 Klic-melding importeren .......................................................................................... 36 

6.4 Klic-melding vectoriseren naar AutoCAD Polylijnen ............................................. 40 

6.5 Werken met meerdere Klic-meldingen in één tekening ........................................... 51 


7. Module Fotolocaties ............................................................................................... 53 

7.1 Fotolocaties invoegen ............................................................................................... 53 

7.2 Foto’s in beeld brengen ............................................................................................ 56 

7.3 Fotolocatie Manager ................................................................................................. 57 

7.4 Fotoboek exporteren ................................................................................................. 60 

8. Module Sonderingen .............................................................................................. 64 

8.1 Sonderinglocaties invoegen ...................................................................................... 64 

8.2 Gef grafieken tekenen .............................................................................................. 66 

8.3 Sonderingen exporteren ............................................................................................ 67 

9. Module Earth .......................................................................................................... 71 

9.1 Locatie weergeven .................................................................................................... 71 

9.2 Kabels en leidingen exporteren ................................................................................ 72 

9.3 Toepassingsmogelijkheden ...................................................................................... 76 

10. Release notes ....................................................................................................... 78 


1. Inleiding 

InfraCAD is een applicatie voor AutoCAD en bevat een set gereedschappen ter ondersteuning 

van uw tekenwerkzaamheden in de infrastructuur. 

Wanneer in deze handleiding gesproken wordt over InfraCAD, dan wordt specifiek bedoeld 

InfraCAD versie 4.0. 

InfraCAD biedt u de volgende functionaliteit: 

Calculatie van aantallen, lengten en oppervlakten 

Infrastructurele maatvoeringfuncties 

KLIC meldingen importeren en vectoriseren 

Invoegen, beheren en afdrukken van fotolocaties 

Invoegen, beheren en afdrukken van sonderinggrafieken 

Weergave van locaties, kabels en leidingen in Google Earth® 

Deze gebruikershandleiding beschrijft het programma InfraCAD en is bedoeld als 

ondersteuning bij het gebruik van de applicatie. 


2. Installatie 

Om InfraCAD te installeren dient u ingelogd te zijn als gebruiker met Administrator rechten. 

2.1 Systeemvereisten 

InfraCAD is een applicatie voor AutoCAD 2010, 2011, 2012 en 2013 en werkt ook op 

afgeleide versies zoals AutoCAD Civil 3D en AutoCAD Map 3D. In deze handleiding wordt 

voor de eenvoud gesproken over AutoCAD. 

Om met InfraCAD te kunnen werken dient AutoCAD op de PC geïnstalleerd te zijn. Voor het 

vectoriseren van Klic-meldingen naar Polylijnen dient de PC over minimaal 2GB 

werkgeheugen (RAM) te beschikken. Het verdient echter de voorkeur om een PC met 4 GB 

RAM of meer te gebruiken. 

InfraCAD werkt zowel op 32bit – als 64bit systemen. Het vectoriseren is een zwaar proces en 

wanneer met grote gebieden gewerkt wordt is het raadzaam om een 64bit systeem te 

gebruiken. 

InfraCAD heeft een volledige versie van AutoCAD nodig en werkt niet op AutoCAD LT. 

Beschikt u niet over een volledige versie van AutoCAD, dan kunt u contact opnemen met 

CAD Accent (www.cadaccent.nl) om u te laten informeren over de mogelijkheden. 

2.2 Voorbereidingen 

Wanneer u nog niet eerder met InfraCAD gewerkt heeft, is het niet nodig om voorbereidingen 

te treffen. 

Wanneer u eerder met InfraCAD gewerkt heeft en wijzigingen heeft aangebracht in het 

bestand “KlicThemaSettings.xml” dan dient u hiervan een reservekopie te maken wanneer 

dit bestand nog in de installatiemap staat. Standaard zal dit bestand bij een installatie worden 

overschreven. Dit is alleen nodig indien het XML bestand in de installatiemap staat. Hebt u 

dit op een centrale plaats op een server staan, dan is er geen actie nodig. 

Mocht u eventueel de door InfraCAD gebruikte Blocks voor de symbolen van fotolocaties en 

sonderingen hebben aangepast, maak hiervan dan ook een reservekopie. 

2.3 Installatie starten 

Het programma wordt geleverd als installatiepakket (eventueel verpakt als ZIP bestand). 

Zorg dat u beschikt over Administrator rechten en dat alle AutoCAD sessies afgesloten 

zijn alvorens de installatie te starten! 

Pak het ZIP bestand uit op een willekeurige locatie en dubbelklik op het bestand ‘Setup.exe’, 

waarna de installatie wordt gestart. Volg onderstaande stappen om de installatie te voltooien. 


Het is mogelijk dat er een 

beveiligingswaarschuwing verschijnt. Kies 

in dat geval voor ‘Uitvoeren’ 

Startvenster. Kies ‘Next >’ 

Alle bestanden worden standaard geplaatst 

in de map ‘C:\Program Files\CAD 

Accent\InfraCAD versie\’, tenzij u hier een 

andere locatie opgeeft. 

Kies voor ‘Everyone’, om de applicatie voor 

alle gebruikers toegankelijk te maken. 

Kies ‘Next >’ 


Om de software te kunnen installeren dient 

u akkoord te gaan (I Agree) met de 

voorwaarden die gesteld worden aan het 

gebruik van de software. 

Deze overeenkomst is te allen tijde terug te 

lezen via de knop ‘Licentieovereenkomst…’ 

in het Informatie dialoogvenster. Zie ook 

par. 2.4 

Bevestigen van de installatie. Kies ‘Next >’ 

De software wordt geïnstalleerd. Dit kan 

enige tijd in beslag nemen. 


2.4 Starten van het programma 

De software is geïnstalleerd. Kies ‘Close’ 

om de Installatie Wizard te sluiten. 

U kunt nu werken met InfraCAD. 

Zodra AutoCAD wordt gestart, wordt InfraCAD automatisch geladen. 

Typ op de commandoregel ‘infracad’, gevolgd door [Enter], waarna de InfraCAD toolpalette 

zal verschijnen. 

InfraCAD Toolpalette 

Wanneer AutoCAD reageert met “Unknown command”, raadpleeg dan par. 2.4.1 


Via de knop ‘Over InfraCAD’ 

De InfraCAD toolpalette kan op verschillende manieren in 

het AutoCAD scherm geplaatst worden. Door met de 

rechter muisknop op de verticale titelbalk van de toolpalette 

te klikken, worden opties als “Auto-hide”, “Docking” en 

“Anchoring” beschikbaar. Dit werkt identiek aan andere 

AutoCAD Toolpalettes zoals de “Properties” Toolpalette. 

wordt informatie getoond over de versie en licentie. 

Via de knop ‘Handleiding openen’ wordt deze Gebruikershandleiding geopend. 

Na installatie zal InfraCAD opstarten als Evaluatieversie, welke gedurende 30 dagen gebruikt 

kan worden. Na deze evaluatieperiode dient u te beschikken over een licentie om InfraCAD te 

kunnen blijven gebruiken. Druk voor meer informatie op de knop “Nu bestellen” en vraag een 

bestelnummer aan. 


2.4.1 Unknown command "INFRACAD". 

Wanneer u INFRACAD op de commandline intypt en AutoCAD reageert met “Unknown 

command” dan kan dit meerdere oorzaken hebben. Volg onderstaande stappen om het 

probleem op te lossen: 

Controleer of u de juiste versie van InfraCAD geïnstalleerd heeft. 

De juiste versie van InfraCAD wordt bepaald door twee criteria: 

o AutoCAD versie 2010, 2011, 2012 of 2013 

InfraCAD moet dezelfde versie hebben als AutoCAD. Bijvoorbeeld in 

AutoCAD 2012 werkt alleen InfraCAD 4.0 voor AutoCAD 2012 

o 32bit of 64bit Windows 

U kunt dit controleren via de Eigenschappen van uw computer. Staat hier 

vermeld dat het een 64bit systeem is, dan dient u de 64bit versie van 

InfraCAD te installeren (32bit zal niet werken). 

Als bij de Eigenschappen van uw computer niet vermeld staat welke versie het 

betreft, dan is het een 32bit besturingsysteem en dient u de 32bit versie van 

InfraCAD te installeren. 

Controleer welke soort (variant) van AutoCAD u gebruikt. 

InfraCAD werkt in alle AutoCAD varianten, maar wordt alleen automatisch geladen 

in AutoCAD, AutoCAD Map 3D en AutoCAD Civil 3D. Wanneer u een andere 

AutoCAD variant gebruikt (bijv. AutoCAD Architecture of AutoCAD MEP), dient u 

InfraCAD handmatig te laden. Dit gaat als volgt: 

1. Type op de commandline het commando ‘netload’, gevolgd door [Enter], 

waarna het dialoogvenster “Choose .NET Assembly” wordt geopend 

2. Ga naar de installatiemap van InfraCAD (standaard is dit C:\Program 

Files\CAD Accent\InfraCAD 20xx), selecteer het bestand “InfraCAD.dll” en 

druk op ‘Open’. InfraCAD is daarna geladen. 

3. Typ op de commandoregel ‘infracad’, gevolgd door [Enter], waarna de 

InfraCAD Toolpalette zal verschijnen. 

Wanneer u bovenstaande acties uitgevoerd heeft en InfraCAD nog niet werkt, dan 

kunt u contact opnemen met CAD Accent. 

2.5 Licentiebeheer 

Na installatie zal InfraCAD opstarten als Evaluatieversie, welke gedurende 30 dagen gebruikt 

kan worden. Na deze evaluatieperiode dient u te beschikken over een licentie om InfraCAD te 

kunnen blijven gebruiken. Druk voor meer informatie op de knop “Nu bestellen” en vraag een 

bestelnummer aan. 


Om de licentie te kunnen activeren moet het programma InfraCAD Client Licentie Manager 

(ICLM) worden geïnstalleerd. Een uitgebreide beschrijving van het gebruik ervan vindt u in 

het bestand “Handleiding InfraCAD Licentiebeheer.pdf”. 

2.5.1 Netwerklicentie 

Met een netwerklicentie kunt u InfraCAD op een onbeperkt aantal computers installeren. Het 

aantal gelijktijdige gebruikers wordt bepaald door het aantal licenties waarover uw organisatie 

beschikt. Dit wordt ook een zwevende licentie genoemd. 

Om met InfraCAD te kunnen werken dient het programma een verbinding te hebben met de 

InfraCAD Netwerk Licentie Service. De verbindingsgegevens hiervoor kunnen worden 

vastgelegd met het programma InfraCAD Client Licentie Manager (ICLM). 

Als de volgende melding verschijnt zijn alle licenties in gebruik. 

Vraag uw collega’s om een licentie voor u vrij te maken door InfraCAD te sluiten. Indien dit 

probleem zich vaak voordoet zijn er wellicht onvoldoende licenties beschikbaar in uw 

organisatie. Neem in dat geval contact op met uw systeembeheerder. 

Is een netwerklicentie van toepassing, dan kunnen de volgende meldingen in beeld 

verschijnen: 

Kan geen verbinding met de server maken. 

Geen netwerklicentiecode gevonden. 

Onjuiste licentiecode. 

Onjuiste server gekoppeld. 

De licentie verloopt over x dagen. 

De licentie is verlopen. 

Geen licentie beschikbaar: het maximaal aantal gebruikers is bereikt! 

Geen geldige licentie. Status: 


Een Engelstalige status verschijnt wanneer een andere status van toepassing is dan de 

genoemde. “ActivationFailed” bijvoorbeeld kan meerdere oorzaken hebben, één oorzaak kan 

zijn dat de InfraCAD Netwerk Licentie Manager op de server is gedeactiveerd. Blijft de 

melding of de oorzaak ervan onduidelijk, meldt deze dan bij uw systeembeheerder. 

2.5.2 Stand-alone licentie 

Een Stand-alone licentie of Individuele licentie is gekoppeld aan de fysieke computer en kan 

niet verplaatst worden naar een andere computer. De Activatiecode behorende bij deze 

licentie kan worden ingevoerd met behulp van het programma InfraCAD Client Licentie 

Manager (ICLM). 

Is een Stand-alone licentie van toepassing, dan kunnen de volgende meldingen in beeld 

verschijnen: 

Locatie licentiebestand niet bekend. 

Geen licentiecode gevonden. 

Onjuiste licentiecode. 

De licentie verloopt over x dagen. 

De licentie is verlopen. 

De licentie is gedeactiveerd. 

Geen geldige licentie. Status: 

Een Engelstalige melding verschijnt wanneer een andere status van toepassing is dan de 

genoemde, bijvoorbeeld “ActivationFailed”. Deze meldingen kunnen meerdere oorzaken 

hebben. Blijft de oorzaak onduidelijk, meldt deze dan bij uw systeembeheerder. 

2.6 Een nieuwe versie downloaden 

Door middel van het ‘InfraCAD Information Center’ wordt u op de hoogte gehouden wanneer 

er nieuwe versies van het programma beschikbaar zijn. Bij het starten van InfraCAD zal dan 

een Pop-up scherm verschijnen met informatie over de nieuwe versie. Dit scherm kan 

eventueel ook informatie bevatten over wijzigingen in bij het programma behorende 

hulpbestanden of ‘Tips & Tricks’ over het gebruik van het programma. 

Wilt u handmatig controleren op nieuwe versies, of wilt u de meest recente installatie Setups 

van alle producten binnen de InfraCAD Suite downloaden, klik dan op de knop ‘Over 

InfraCAD’ en vervolgens op “Op updates controleren…”. Wanneer up versie up-to-date 

is of wanneer er informatie over updates beschikbaar is, dan wordt dit in het volgende scherm 

getoond. 


Druk op “Downloaden…” wanneer u een specifieke Setup of een binnen de InfraCAD Suite 

wilt downloaden, of een handleiding wilt inzien. 


3. Instellingen 

Met behulp van de knop ‘Instellingen’ 

instellingenscherm geopend. 

3.1 Tabblad ‘Calculeren’ 

boven in de InfraCAD toolpalette wordt het 

Het tabblad ‘Calculeren’ bevat alle opties om vooraf de juiste instellingen voor de calculatie 

te maken. 

3.1.1 Lengten optellen 

In het frame ‘Lengten optellen van’ kan met vinkjes worden aangegeven van welke objecten 

de lengte wordt opgeteld tijdens de calculatie. 

Bij “Afronden op” kan het aantal cijfers achter de komma worden aangegeven die zowel op 

het resultatenscherm als bij de export zal worden toegepast. 


3.1.2 Oppervlaktes optellen 

In het frame ‘Oppervlakte optellen van’ kan met vinkjes worden aangegeven van welke 

objecten de oppervlakte wordt opgeteld tijdens de calculatie. De oppervlaktes van polylijnen 

worden uitsluitend berekend over gesloten polylijnen. 

Bij “Afronden op” kan het aantal cijfers achter de komma worden aangegeven die zowel op 

het resultatenscherm als bij de export zal worden toegepast. 

3.1.3 Resultaten uitsplitsen 

In het frame ‘Resultaten uitsplitsen op’ kan met vinkjes worden aangegeven op welke wijze 

de resultaten worden berekend. Hierbij kunnen filters worden ingesteld voor de volgende 

onderdelen: 

Voorbeelden: 

Onderdeel Lengten en oppervlakten Symbolen tellen 

Laag X X 

Kleur X 

Lijntype X 

Object X 

Blocknaam X 

1. In een tekening is het straatwerk getekend in de lagen ‘Bestrating_Klinkers’, met daarin 

rode arcering (10m²) en gele arcering (20m²) en de laag ‘Bestrating_Tegels’, met grijze 

arcering (40m²) en rode arcering (80m²). De kleur van de arcering objecten geeft de kleur 

van de bestrating aan en is in beide gevallen niet “Bylayer”, maar heeft een eigen 

objectkleur. 

o Wanneer de resultaten alleen uitgesplitst worden op laag, dan zal het resultaat er als 

volgt uitzien: 

o Wanneer de resultaten uitgesplitst worden op laag en kleur, dan zal het resultaat er als 

volgt uitzien: 


2. In een tekening staan op de laag ‘Laagspanning’ alle kabels als polylijnen getekend; 

4x150AL kabels zijn rood, 4x95AL kabels zijn blauw en 4x50AL kabels zijn geel. Als 

distributienet is het lijntype ‘Bylayer’ (= ‘Continuous’) en als aansluitnet is het lijntype 

‘Dashed’. 

o Wanneer de resultaten alleen uitgesplitst worden op laag, dan zal het resultaat er als 

volgt uitzien: Laagspanning: 300 meter 

o Wanneer de resultaten uitgesplitst worden op laag en kleur, dan zal het resultaat er als 

volgt uitzien: Laagspanning (rood): 150 meter, Laagspanning (blauw): 100 meter, 

Laagspanning (geel): 50 meter. 

o Wanneer de resultaten uitgesplitst worden op laag, kleur en lijntype, dan zal het 

resultaat er als volgt uitzien: Laagspanning (rood, lijntype ‘Bylayer’): 150 meter, 

Laagspanning (blauw, lijntype ‘Bylayer’): 100 meter, Laagspanning (geel, lijntype 

‘Bylayer’): 40 meter en Laagspanning (geel, lijntype ‘Dashed’) : 10 meter. 

Kortom: wanneer de tekening op een gestructureerde wijze opgezet is, kan met behulp van het 

frame ‘Resultaten uitsplitsen op’ eenvoudig bepaald worden tot welk detailniveau de 

resultaten gepresenteerd worden. 

3.1.4 Exporteren 

Na het calculeren kunnen de resultaten geëxporteerd worden naar een CSV bestand, welke 

bijvoorbeeld met Excel geopend kan worden. De bestandsnaam van deze export is altijd uniek 

en als volgt opgebouwd: tekeningnaam_YYYYMMDD_HHMMSS (uren/min./sec.) 

In het frame ‘Exporteren’ kan ingesteld worden op welke wijze de resultaten worden 

gepresenteerd en worden geëxporteerd naar een CSV bestand. 

Wanneer het vak ‘Doellocatie’ niet ingevuld is, wordt standaard het bestand bij de tekening 

opgeslagen. Bij nieuwe tekeningen wordt het bestand opgeslagen in de map “(Mijn) 

Documenten” van de gebruiker. Als het vak wel is ingevuld met de naam van een bestaande 

map, dan worden alle exportbestanden in deze map opgeslagen. 


3.2 Tabblad ‘Maatvoeren’ 

Het tabblad ‘Maatvoeren’ bevat opties om de eigenschappen van de maatvoeringen in te 

stellen. 

3.2.1 Maatvoeringstijl 

In het frame ‘Stijl’ kan de maatvoeringstijl (‘Dimension Style’) worden ingesteld. 

Wanneer de optie ‘Standaard’ is aangevinkt, worden de standaard instellingen van InfraCAD 

aangehouden: uit het AutoCAD template bestand ‘InfraCAD.dwt’ (terug te vinden in de 

applicatie map) wordt de maatvoeringstijl ‘InfraCAD-01’ geïmporteerd in de tekening. 

Als ‘Selecteer stijl’ wordt aangevinkt, kan de gebruiker zelf de maatvoeringstijl kiezen uit een 

keuzelijst met stijlen die in de tekening aanwezig zijn. 

3.2.2 Maatvoeringlaag 

In het frame ‘Laag’ kan de laag waarin de maatvoering wordt geplaatst, worden ingesteld. 

Wanneer de optie ‘Standaard’ is aangevinkt, worden de standaard instellingen van 

InfraCAD aangehouden: de laag ‘InfraCAD-Maatvoering’ wordt aangemaakt, met 

kleurnummer 7 (white) en met het lijntype CONTINUOUS. 


Als ‘Selecteer stijl’ wordt aangevinkt kan de gebruiker zelf de laag kiezen uit een 

keuzelijst met lagen die in de tekening aanwezig zijn. 

De optie ‘Laag object met suffix’ biedt de mogelijkheid om tijdens het maatvoeren het 

programma automatisch de laag aan te laten maken, waarbij de naam van de nieuwe laag 

wordt samengesteld uit de naam van de laag van het te maatvoeren object, aangevuld met 

een zelf te kiezen achtervoegsel. 

Staat bijvoorbeeld het object op laag ‘Gas’, en is als suffix ‘-M-500’ vastgelegd, dan 

wordt de maatvoering op de laag ‘Gas-M-500’ geplaatst. Als deze laag nog niet bestaat, 

dan wordt deze eerst aangemaakt, met kleurnummer 7 (white) en met het lijntype 

CONTINUOUS. 

3.3 Tabblad ‘Klic’ 

Het tabblad ‘Klic’ bevat alle opties om de instellingen voor het importeren en vectoriseren 

van Klic-meldingen vast te leggen. 

3.3.1 Kwaliteit afbeeldingen 

Vanuit het Kadaster worden ondergronden, kabel- en leidinggegevens als PNG 

rasterbestanden aangeleverd. Via deze optie kunt u de kwaliteit van de weergave in AutoCAD 

instellen. 


Het instellen op hoge kwaliteit kan tot gevolg hebben dat het importeren van Klic-meldingen 

en schakelen via het dashboard aanmerkelijk langzamer wordt. 

Rand verbergen 

Via de optie ‘Rand verbergen’ kan ingesteld worden of de rand van de (PNG) afbeeldingen 

getoond wordt of niet. Deze instelling geldt voor alle images in een tekening. Als de randen 

verborgen zijn, kunnen de afbeeldingen ook niet geselecteerd worden. 

Rand zichtbaar Rand verborgen 

3.3.2 Locaties 

In het frame ‘Locaties’ kunnen diverse paden ingesteld worden 

Klic-meldingen 

Wanneer dit pad ingesteld is, zal InfraCAD bij het importeren van een Klic-melding 

standaard starten op dit pad (zie ook par. 6.3). Indien deze locatie niet gevuld is, zal 

InfraCAD starten op de laatst geselecteerde locatie. 

Klic Thema’s 

Hier kan een XML bestand worden opgegeven met instellingen voor het vectoriseren van 

Klic-meldingen. Wanneer niets ingevuld staat, zal automatisch gezocht worden in de 

installatiemap van InfraCAD. Door dit bestand op een centrale locatie te plaatsen kunnen 

deze instellingen voor meerdere gebruikers beheerd worden. In par. 6.4.5 worden de 

instellingen verder beschreven. 

Logbestanden 

Wanneer hier een pad is ingesteld, worden de logbestanden - die bij het vectoriseren van 

een volledige Klic-melding (zie par. 6.4.3) worden aangemaakt - opgeslagen in deze map. 

Indien deze locatie niet gevuld is, zal het logbestand worden weggeschreven naar de map 

“(Mijn) Documenten” van de gebruiker. 

KML bestanden 

Wanneer hier een pad is ingesteld, worden de door InfraCAD geproduceerde KML 

bestanden (zie par. 9.2) opgeslagen in deze map. Indien deze locatie niet gevuld is, zal het 

bestand worden weggeschreven naar de map “(Mijn) Documenten” van de gebruiker. 


3.4 Tabblad ‘Fotolocaties’ 

Het tabblad ‘Fotolocaties’ bevat alle opties om de instellingen voor het beheren en publiceren 

van Fotolocaties vast te leggen. 

3.4.1 Weergave symbolen 

De Fotolocaties zijn als AutoCAD Blocks in de tekening geplaatst. Met InfraCAD kunnen 

deze symbolen op verschillende wijze worden getoond, namelijk met een vaste grootte in de 

tekening, of met een vaste grootte op het scherm. 

De gebruiker is hier vrij in zijn keuze: 

Wordt gekozen voor “Dynamisch verschalen”, dan kan de grootte op het scherm 

worden vastgelegd met behulp van een factor: 1 tot 10. 

Bij de keuze voor een “Vaste grootte in de tekening” wordt de schaal van alle 

Fotolocatie Blocks in de tekening hard ingesteld. Het is hier mogelijk om decimale 

waarden in te vullen (met een punt als scheidingsteken). 

Beide keuzes hebben hun eigen voor- en nadelen: zo blijven bij de keuze “Dynamisch 

verschalen, vaste grootte op het scherm” de symbolen goed leesbaar en gemakkelijk te 

selecteren, maar kunnen ze ook over elkaar komen te liggen waardoor dit juist niet meer het 


geval is. Het volgende voorbeeld laat zien hoe Fotolocaties zich in de tekening gedragen 

wanneer de gebruiker gaat in- en uitzoomen (bijvoorbeeld met behulp van het muiswiel): 

Weergave van de InfraCAD 

Fotolocaties in de tekening. 

Na het uitzoomen van de tekening 

(0.25x) en “Dynamisch verschalen” 

actief. 

De symbolen gaan op het scherm naar 

elkaar toe maar houden dezelfde 

grootte. 

Na het uitzoomen van de tekening 

(0.25x) en “Vaste grootte in tekening” 

actief. 

De symbolen gaan op het scherm naar 

elkaar toe en worden kleiner (ze 

behouden hun vaste grootte in de 

tekening). 

Als “Bij invoegen markeren als Ondergronds” is aangevinkt worden bij het invoegen van 

nieuwe Fotolocaties in de tekening de symbolen ervan bruin weergegeven: 

Deze instelling is voor elk symbool afzonderlijk weer aan te passen met behulp van de 

Fotolocatie Manager (zie par. 7.3.5). 


3.4.2 Weergave foto’s 

De foto’s behorende bij de Fotolocaties in de tekening zijn op twee manieren te bekijken. De 

gebruiker is hier vrij in zijn keuze: 

Wordt gekozen voor “Miniatuur tonen”, dan wordt een miniatuur van de foto getoond 

zodra de muisaanwijzer boven een Fotolocatie symbool wordt geplaatst. Deze 

verdwijnt weer zodra de muisaanwijzer van de miniatuur af gaat. 

Bij de keuze “Tonen bij dubbelklik” wordt de foto in een Foto Viewer getoond. De 

grootte van de Viewer kan worden ingesteld, de hier in te voeren waarde is de 

maximale grootte in pixels: ofwel de hoogte bij een foto in Portrait formaat, en de 

breedte bij een Landscape formaat. 

Een derde optie is te kiezen voor “Niet tonen”. Bij het dubbelklikken op het symbool zal het 

zich dan als een normaal AutoCAD Block met Attributes gedragen. 

Ook kunt u hier een voorkeur instellen voor de toe te passen externe viewer. Als dit veld leeg 

is, wordt de binnen het besturingssysteem als standaard ingestelde externe viewer toegepast. 

3.4.3 Fotoboek 

In het frame ‘Fotoboek’ kunnen alle instellingen worden vastgelegd die algemeen gelden voor 

alle te produceren fotoboeken. De projecten tekening specifieke instellingen worden 

opgeslagen in de tekening zelf (zie par. 7.4.1). 

Titels vrije velden op voorblad 

Op het voorblad van het fotoboek is het mogelijk drie velden in te vullen. De titels van 

deze velden zijn hier als voorkeurtitels in te stellen. Tijdens het samenstellen van het 

fotoboek kunnen deze titels nog worden aangepast, waarna ze in de tekening worden 

opgeslagen. 

Bedrijfslogo en kleuren 

De fotoboeken zijn naar wens af te stemmen op de huisstijl van uw organisatie. Wanneer 

bij “Bestand logo (jpg, png)” geen bestand is geselecteerd, zal standaard het InfraCAD 

logo verschijnen. Deze is 750x300 pixels, en wordt bovenaan het blad rechts uitgelijnd. 

Wilt u een eigen logo toepassen, houdt dan bij voorkeur de volgende afmetingen aan: 

U kunt het document nog verder afstemmen op uw huisstijl door de “Achtergrondkleur” 

en de “Kleur rand om afbeeldingen” naar wens aan te passen. Druk op de “…” knoppen 

om de kleuren te kiezen. De standaardkleuren kunnen weer worden teruggezet door op de 

kleurvakjes te dubbelklikken. 


Dikte rand om afbeeldingen 

Standaard wordt een fotoformaat van 3:2 (2:3 bij Portrait) gehanteerd. Wijken uw foto’s 

hiervan af, dan zal of links en rechts, of boven en onder een rand verschijnen, die de kleur 

heeft van de instelling “Kleur rand om afbeeldingen”. Als bij “Dikte rand” een afstand in 

millimeters wordt ingesteld (bijvoorbeeld 6) wordt geforceerd dat de foto rondom een 

volledige lijst van deze kleur krijgt, waardoor losse randen niet meer op zullen vallen. 

Kwaliteit afbeeldingen 

De kwaliteit van de afbeeldingen in het fotoboek kan worden geregeld met de instellingen 

‘Resolutie’ en ‘Compressie’. Kies deze waarden bij voorkeur niet te hoog, om te 

voorkomen dat het resulterende PDF bestand te “zwaar” wordt. 

Doelmap PDF bestand 

Wanneer hier een pad is ingesteld, worden de fotoboeken als PDF bestand opgeslagen in 

deze map. Indien deze locatie niet gevuld is, zal het bestand worden weggeschreven naar 

de map “(Mijn) Documenten” van de gebruiker, of naar keuze naar dezelfde map als de 

tekening. 

3.5 Tabblad ‘Sonderingen’ 

Het tabblad ‘Sonderingen’ bevat alle opties om de instellingen voor het beheren en publiceren 

van Sonderinglocaties en -grafieken vast te leggen. 


3.5.1 Weergave symbolen 

De Sonderinglocatie symbolen zijn als AutoCAD Blocks in de tekening geplaatst. Met 

InfraCAD kunnen deze symbolen op verschillende wijze worden getoond, namelijk met een 

vaste grootte in de tekening, of met een vaste grootte op het scherm. 

De gebruiker is hier vrij in zijn keuze: 

Wordt gekozen voor “Dynamisch verschalen”, dan kan de grootte op het scherm 

worden vastgelegd met behulp van een factor: 1 tot 10. 

Bij de keuze voor een “Vaste grootte in de tekening” wordt de schaal van alle 

Sonderinglocatie Blocks in de tekening hard ingesteld. Het is hier mogelijk om 

decimale waarden in te vullen (met een punt als scheidingsteken). 

De functionaliteit is gelijk als bij de weergave van de Fotolocatie symbolen, zie par. 3.4.1). 

3.5.2 Grafieken 

InfraCAD kan op twee manieren grafieken van sondering databestanden (*.gef bestanden) 

produceren: in de actieve AutoCAD tekening en in een PDF sonderingenboek. De hierbij 

toegepaste standaard kleuren en lijntypes van de metingen zijn daarbij gebaseerd op de 

voorbeeldgrafiek Bijlage D van NEN 5140. 

Weergave metingen 

In het frame ‘Weergave metingen’ kan per meting de kleur en het lijntype worden 

vastgelegd. De kleur kan worden ingesteld door op de “…” knop te klikken en een RGB 

kleur te kiezen. Deze wordt toegepast in het sonderingenboek. De met deze kleur 

corresponderende AutoCAD ‘Colorindex’ wordt in het betreffende kleurvakje getoond. 

Deze kleurindex wordt toegepast in de AutoCAD tekening. 

Standaardwaarden terugzetten 

Met behulp van de knop “Standaardwaarden terugzetten” kunnen de standaard 

instellingen voor kleuren en lijntypes weer worden teruggezet. 

Schaal grafiek 

Bij ‘Schaal grid in de tekening’ kan de grootte van de grafiek in de tekening worden 

aangepast. De ingevulde waarde (aantal tekeneenheden) is hier de afstand tussen de 

verticale en horizontale rasterlijnen van de grafiek. 

LET OP: De weergave van de lijntypes is afhankelijk van de bij de Instellingen gekozen 

grootte van de grafieken. U dient de waarde van de AutoCAD systeemvariabele “LTSCALE” 

hierop af te stemmen. 

Bijvoorbeeld: 

Schaal grid in de tekening: 1 

LTSCALE: 0.02 


3.5.3 Sonderingenboek 

In het frame ‘Sonderingenboek’ kunnen alle instellingen worden vastgelegd die algemeen 

gelden voor alle te produceren sonderingenboeken. De projecten tekening specifieke 

instellingen worden opgeslagen in de tekening zelf (zie par. 8.3.1). 

Titels vrije velden op voorblad 

Op het voorblad van het sonderingenboek is het mogelijk drie velden in te vullen. De titels 

van deze velden zijn hier als voorkeurtitels in te stellen. Tijdens het samenstellen van het 

fotoboek kunnen deze titels nog worden aangepast, waarna ze in de tekening worden 

opgeslagen. 

Bedrijfslogo en kleuren 

De sonderingenboeken zijn naar wens af te stemmen op de huisstijl van uw organisatie. 

Wanneer bij “Bestand logo (jpg, png)” geen bestand is geselecteerd, zal standaard het 

InfraCAD logo verschijnen. Deze is 750x300 pixels, en wordt bovenaan het blad rechts 

uitgelijnd. Wilt u een eigen logo toepassen, houdt dan bij voorkeur de volgende 

afmetingen aan: 

U kunt het document nog verder afstemmen op uw huisstijl door de “Achtergrondkleur” 

naar wens aan te passen. Druk op de “…” knop om de kleur te kiezen. De standaardkleur 

wordt teruggezet door op het kleurvakje te dubbelklikken. 

Doelmap PDF bestand 

Wanneer hier een pad is ingesteld, worden de fotoboeken als PDF bestand opgeslagen in 

deze map. Indien deze locatie niet gevuld is, zal het bestand worden weggeschreven naar 

de map “(Mijn) Documenten” van de gebruiker, of naar keuze naar dezelfde map als de 

tekening. 


4. Module Calculeren 

InfraCAD bevat de module ‘Calculeren’ voor het berekenen en exporteren van lengtes en 

oppervlakten van AutoCAD objecten in de tekening. Objecten in blocks en Xref’s worden 

NIET meegenomen. 

4.1 Instellingen voor calculatie 

Voordat de calculatie functionaliteit wordt gebruikt is het raadzaam eerst te controleren of alle 

instellingen naar wens zijn vastgelegd (zie par. 3.1). 

4.2 Objecten selecteren 

Via de selectieknop kan een selectie in de tekening worden gemaakt, welke als basis dient 

voor de calculatie. Op deze wijze kan bijvoorbeeld een bepaalde fase van een project worden 

geselecteerd. Als er geen objecten zijn geselecteerd worden alle objecten in Modelspace 

meegeteld in de calculatie. Na selectie in de tekening wordt het aantal geselecteerde objecten 

weergegeven. 

Tip: start de selectiefunctie en druk vervolgens op [Esc] om de lijst met geselecteerde 

objecten leeg te maken. Dan worden weer alle objecten in Modelspace meegeteld. 

4.3 Lengten en oppervlakten calculeren 

Via de knop ‘Lengten en oppervlakten calculeren’ wordt de calculatie gestart. 

De voortgang van de berekening is te zien aan de voortgangsindicator van AutoCAD 

(linksonder in het scherm). Na voltooiing van de calculatie worden de resultaten getoond in 

het ‘Resultaten’ scherm. 

De lijst kan naar eigen keuze worden gesorteerd, door op de kolomhoofden te klikken. 

(bijvoorbeeld alle lagen alfabetisch, of om te bekijken welke lagen de grootste lengtes of 

oppervlakten hebben). 

Naast de berekende resultaten voor de Lengte en Oppervlakte wordt ook het Aantal objecten 

weergegeven waarop de calculatie is gebaseerd. 


4.3.1 Berekenen van oppervlakten 

Met behulp van de Calculatie module kunnen oppervlakten worden berekend van polylijnen, 

cirkels en arceringen. Oppervlakten van polylijnen worden alleen meegenomen in de 

berekening wanneer deze gesloten zijn. Een polylijn wordt hier als “gesloten” beschouwd als 

aan minstens één van de volgende criteria is voldaan: 

1. De eigenschap “Closed” van de polylijn “true” is. 

2. Het begin- en eindpunt van de polylijn gelijk zijn. 

4.3.2 Gegevens exporteren 

Na het drukken op ‘Export…’ worden de getoonde gegevens geëxporteerd naar een CSV 

bestand. 

De gebruiker kan selecteren welke rijen hij wil exporteren. Indien er niets geselecteerd wordt, 

zal de gehele lijst worden geëxporteerd. 

Tip: Door met de rechter muisknop in de lijst te klikken kan de volledige lijst voor export 

worden geselecteerd. 

Na het exporteren wordt de naam en locatie van het exportbestand getoond en kan deze direct 

worden geopend. 


Tip: Indien de gegevens in Excel niet op de juiste wijze in kolommen getoond worden, kan 

het helpen om de instelling “Kolom scheidingsteken” (zie par. 3.1) te wijzigen. 

4.4 Symbolen tellen 

Via de knop ‘Symbolen tellen’ wordt de calculatie gestart. 

De voortgang van de berekening is te zien aan de voortgangsindicator van AutoCAD 

(linksonder in het scherm). Na voltooiing van de calculatie worden de resultaten getoond in 

het ‘Resultaten’ scherm. 

De lijst kan naar eigen keuze worden gesorteerd, door op de kolomhoofden te klikken. 

(bijvoorbeeld alle lagen alfabetisch). 

Als bij de Instellingen de filter voor Laag en Blocknaam wordt uitgevinkt (zie par. 3.1) levert 

dit de volgende resultaten op: 


4.4.1 Gegevens exporteren 

Na het drukken op ‘Export…’ worden de getoonde gegevens geëxporteerd naar een CSV 

bestand. 

De gebruiker kan selecteren welke rijen hij wil exporteren. Indien er niets geselecteerd wordt, 

zal de gehele lijst worden geëxporteerd. 

Tip: Door met de rechter muisknop in de lijst te klikken kan de volledige lijst voor export 

worden geselecteerd. 

Na het exporteren wordt de naam en locatie van het exportbestand getoond en kan deze direct 

worden geopend. 


5. Module Maatvoering 

InfraCAD bevat de module ‘Maatvoering’ met drie functies voor het maatvoeren van objecten 

met behulp van zicht- en loodlijnen: 

Object maatvoeren 

Orthogonaal maatvoeren 

Maatvoering uitzetten 

5.1 Maatvoeren: Zichtlijn of loodlijn 

De drie maatvoeringfuncties bieden allen de mogelijkheid om te kunnen maatvoeren vanuit 

zichtlijnen en loodlijnen. Vóór het plaatsen van de maatvoering verschijnt de vraag “Selecteer 

de zichtlijn of [Loodlijn]:”. Wordt nu niet een zichtlijn geselecteerd maar een ‘L’ ingevoerd 

op de commandoregel, dan zal de vraag “Selecteer de meetlijn of [Zichtlijn]:”. Op deze wijze 

kan worden geschakeld tussen zichtlijn en loodlijn. 

Een zichtlijn of loodlijn kan een AutoCAD Line, Arc of Polyline zijn. 

Wanneer een zichtlijn wordt geselecteerd, wordt automatisch vanaf het dichtstbijzijnde 

eindpunt van deze lijn en in het verlengde hiervan de maatlijn getekend. 

Wanneer een loodlijn wordt geselecteerd, wordt automatisch vanaf het geselecteerde punt op 

deze lijn en loodrecht hierop de maatlijn getekend. 

Tip: het is ook mogelijk om objecten in een onderliggende tekening (Xref) te selecteren voor 

het plaatsen van maatvoering. 

5.2 Object maatvoeren 

Via de knop ‘Object maatvoeren’ kan een enkele maat worden geplaatst; in het verlengde 

van een geselecteerd object (zichtlijn) of haaks op een geselecteerd object (loodlijn). 

De werking is als volgt: 

1. Start het commando door op de kop ‘Object maatvoeren’ te drukken, waarna u 

gevraagd wordt om het te bematen object te selecteren. 

2. Selecteer het te maatvoeren object. Dit kan een AutoCAD object zijn van het type 

Line, Arc, Polyline of Circle. 

3. Vervolgens kunt u maatvoering gaan plaatsen. Tijdens het plaatsen van de 

maatvoering kunt u ‘schakelen’ tussen zichtlijn en loodlijn. Direct na het selecteren 

van een zichtlijn of loodlijn wordt de maatvoering getekend. Deze krijgt automatisch 

de juiste instellingen mee voor de stijl en de laag, zoals deze zijn vastgelegd bij de 

Instellingen (zie par. 3.2). 


4. Vervolgens kan de volgende zichtlijn of loodlijn worden geselecteerd. De functie kan 

worden beëindigd door op [Esc], [Enter] of de rechter muisknop te drukken. 

1. Selecteer het te maatvoeren 

object, in dit voorbeeld een leiding 

2. Selecteer de loodlijn, waarna 

de maat (3,6) wordt geplaatst, 

haaks vanaf het geselecteerde 

punt (kant weg) naar de leiding. 

Voorbeeld enkele maatvoering 

LET OP: het te maatvoeren object (kabel/leiding) dient dezelfde hoogte (Z-waarde) te 

hebben als de zichtlijn/loodlijn van waaruit deze bemaat wordt. 

5.3 Orthogonaal maatvoeren 

Via de knop ‘Orthogonaal maatvoeren’ kan een dubbele maat worden geplaatst; in het 

verlengde van het geselecteerd object (zichtlijn) en haaks op dit geselecteerd object. 


2. Selecteer de zichtlijn (gevel), 

waarna de maat (17,4) wordt 

geplaatst in het verlengde van de 

geselecteerde lijn naar de leiding. 

1. Start het commando door op de kop ‘Orthogonaal maatvoeren’ te drukken, waarna u 

gevraagd wordt om het te bematen object te selecteren. 

2. Selecteer de zichtlijn (of loodlijn) van waaruit de maatvoering wordt geplaatst. In 

geval van een zichtlijn wordt de eerste maatlijn doorgezicht, in geval van een loodlijn 

wordt de eerste maatlijn haaks geplaatst. 

3. Selecteer het te maatvoeren punt, eventueel gebruikmakend van object snap om een 

snijpunt of insertionpunt te bepalen. Direct na het selecteren van dit punt worden de 

twee maatlijnen geplaatst. Deze krijgt automatisch de juiste instellingen mee voor de 

stijl en de laag, zoals deze zijn vastgelegd bij de Instellingen (zie par. 3.2). 




1. Selecteer de zichtlijn, 

in dit voorbeeld gevel 

Voorbeeld Orthogonale maatvoering 

5.4 Maatvoering uitzetten 

Via de knop ‘Maatvoering uitzetten’ kan een punt uitgezet worden door het plaatsen van 

maatvoering. Deze functie lijkt op orthogonaal maatvoeren met het verschil dat het punt 

wordt uitgezet in plaats van aangewezen. 


1. Selecteer de zichtlijn of loodlijn. 

2. Voer de afstand (A) in. 

2. Selecteer het te maatvoeren punt 

(intersection van leiding), waarna 

de twee maten geplaatst worden. 

a. Bij een zichtlijn wordt de eerste maat in het verlengde hiervan getekend, met 

de lengte A. 

b. Bij een loodlijn wordt eerst gevraagd de zijde (t.o.v. het geselecteerde punt) 

voor uitzetten aan te wijzen. Vervolgens wordt de eerste maat loodrecht op de 

meetlijn getekend, met de lengte A. 

3. Er wordt nu gevraagd een afstand (B) haaks op de zichtlijn in te geven. Wanneer deze 

niet van toepassing is, druk dan op [Esc], [Enter] of de rechter muisknop; de functie 

gaat dan terug naar stap 1. 

4. Wanneer een tweede afstand loodrecht op de eerste maat gewenst is, voer de afstand B 

in. 

5. Wijs de zijde aan (t.o.v. de eerste maatlijn) voor uitzetten. De tweede maat wordt 

loodrecht op de eerste maat geplaatst aan de aangewezen zijde, met de lengte B. Deze 

krijgt automatisch de juiste instellingen mee voor de stijl en de laag, zoals deze zijn 

vastgelegd bij de instellingen (zie par. 3.2). 




1. Selecteer de zichtlijn, 

in dit voorbeeld gevel 

Voorbeeld maatvoering na uitzetten 

2. Vul de eerste maat (8,5) in 

waarna deze geplaatst wordt 

3. Vul de tweede maat (9,6) in 

en klik aan deze zijde van de 

8,5 maatlijn. Hierdoor wordt de 

tweede maat geplaatst. 

Tip: het is ook mogelijk om een negatieve maat op te geven bij 2. Hierdoor wordt de maat 

langs de gevel terug uitgezet. 


6. Module KLIC 

Met behulp van de InfraCAD KLIC module is het mogelijk om Klic-meldingen te importeren 

in AutoCAD. Alle informatie, ook de meegeleverde bijlagen, is direct in AutoCAD 

beschikbaar. InfraCAD biedt een intuïtieve een snelle presentatie van KLIC informatie in een 

tekening en biedt de volgende voordelen: 

Ondergronden en ligging van kabels en leidingen op RD coördinaten en hierdoor 

direct als onderlegger in een project te gebruiken 

GBKN, kabels en leidingen automatisch omzetten naar AutoCAD Polylijnen 

Meerdere Klic-meldingen gelijktijdig raadplegen 

Volledig geïntegreerd in AutoCAD en conform NLCS 

Afdrukken op schaal 

Bijlagen (PDF) direct te benaderen 

6.1 Klic-online 

Wanneer in een bepaald gebied graafwerkzaamheden gepland zijn, dient een grondroerder 

zich volgens de Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION) op de hoogte te 

stellen over de locatie en aard van in de grond aanwezige netwerken. Deze informatie bevindt 

zich bij diverse netbeheerders. 

Het Kadaster is door het Ministerie van Economische Zaken aangewezen als intermediair om 

de informatie-uitwisseling over ondergrondse netwerken tussen netbeheerders en 

grondroerders in goede banen te leiden. Centraal hierin staat de webapplicatie Klic-online. 

Grondroerders kunnen bij Klic-online een Klic-melding doen. Dit kan zijn een graafmelding 

(500x500m.), een calamiteitenmelding (500x500m.) of een oriëntatiemelding (2500x2500m.) 

Klic-online verzamelt alle informatie bij de diverse netbeheerders en stelt deze via een 

download (ZIP bestand) beschikbaar aan de grondroerder. Dit ZIP bestand bevat de volgende 

gegevens: 

Informatie over de inhoud van de levering (leveringsinformatie) 

Een GBKN ondergrond 

Informatie van de netbeheerders (themakaarten met ligging, maatvoering en annotatie, 

eventuele detailkaarten, huisaansluitingen, eisen m.b.t. voorzorgsmaatregelen, eigen 

topografie en/of plantopografie) 

Een XML-bestand met informatie t.b.v. geautomatiseerde systemen 


6.2 Klic-melding downloaden en opslaan 

Zodra de Klic-melding beschikbaar is om te downloaden ontvangt de grondroerder een e-mail 

met een linkje om de informatie als ZIP bestand te downloaden. 

Om met behulp van InfraCAD een Klic-melding te kunnen importeren in AutoCAD dienen 

alle bestanden uitgepakt te zijn en direct te benaderen in de Windows verkenner. 

Om deze reden verdient het de voorkeur om de Klic-meldingen op een logische locatie op te 

slaan, waarbij per Klic-melding alle bestanden in een eigen submap (directory) worden 

uitgepakt zoals in onderstaand voorbeeld. 

Dit kan een centrale omgeving op de server zijn, maar ook een submap binnen een project. De 

naam van de submappen in dit voorbeeld is gelijk aan het nummer van de Klic-melding. 

Voorbeeld van centrale opslag van Klic-meldingen 

6.3 Klic-melding importeren 

Met behulp van InfraCAD kan de geografische informatie uit een Klic-melding op de juiste 

coördinaten en de juiste schaal geïmporteerd worden in AutoCAD. 

Om een Klic-melding te kunnen importeren dient deze in een eigen map beschikbaar te zijn 

zoals beschreven in par. 6.2. Het importeren van een Klic-melding gaat als volgt: 

1. Kies ‘Melding importeren’ in de toolpalette, waarna een nieuw dialoogvenster 

opent en gevraagd wordt om een XML bestand te selecteren. Wanneer bij 

‘Instellingen’ een locatie ingesteld is voor Klic-meldingen, zal het dialoogvenster hier 

starten (zie ook par. 3.3.2). 

2. Ga naar de map waarin de Klic-melding is opgeslagen, selecteer het XML bestand en 

druk op ‘Openen’ 

De volledige Klic-melding zal geïmporteerd worden. Voor elk thema worden voor de ligging, 

maatvoering en annotatie verschillende lagen aangemaakt conform NLCS standaard. 


6.3.1 Tabblad Ligging 

Op het tabblad ‘Ligging’ worden de aanwezige thema’s getoond per netbeheerder. Via het 

dashboard op dit tabblad kan de weergave van de verschillende thema’s geregeld worden. 

De kolommen ‘Thema’ en ‘Beheerder’ kunnen alfabetisch gesorteerd worden door op de 

kolomkop te drukken. 

Vervolgens worden vier kolommen getoond: 

Geometrie Geometrie / Ligginginformatie in de PNG bestanden 

Tekst Annotatie in de PNG bestanden 

Maatvoering Maatvoering in de PNG bestanden 

Vectoren Gevectoriseerde geometrie (AutoCAD Polylijnen) 

Elk lampje regelt de weergave van het betreffende onderdeel. 

Door op de naam van een thema te drukken wordt de gehele rij van het betreffende thema 

aan- of uitgeschakeld. 

Door op de knoppen ‘Geometrie’, ‘Tekst’, ‘Maatvoering’ of ‘Vectoren’ boven de kolom te 

drukken wordt de gehele kolom aan- of uitgeschakeld. Uitzondering hierbij is de GBKN; deze 

wordt niet mee geschakeld via de kolomkop. 

Aan- / Uitschakelen 

van de hele rij 

Topografie 

InfraCAD Klic dashboard 


van de hele kolom 

In een Klic-melding worden Eigen Topografie (ET) en Plan Topografie (PT) van een 

netbeheerder meegeleverd. Deze informatie wordt zichtbaar zodra er Geometrie 

(Ligginginformatie) van deze netbeheerder aan staat. 


van één onderdeel 


6.3.2 Tabblad Bijlagen 

Op het tabblad ‘Bijlagen’ worden alle PDF bijlagen op overzichtelijke wijze getoond. 

Een Klic-melding heeft een geldigheidstermijn van 20 dagen. De datum wordt achter de 

betreffende melding vermeld. Wanneer de melding ouder is dan 20 dagen zal dit door middel 

van een waarschuwingssymbooltje worden aangegeven. 

Bij het importeren van een Klic-melding wordt gecontroleerd of deze een of meerdere Eis 

voorzorgsmaatregelen bevat. Is dit het geval, dan wordt de gebruiker hierop geattendeerd, 

waarna het tabblad ‘Bijlagen’ wordt geactiveerd. 

Een eis voorzorgsmaatregel is een document die instructies bevat om met de betreffende 

netbeheerder contact op te nemen voordat met graafwerkzaamheden wordt gestart, omdat het 

gebied kabels of leidingen bevat die voor de netbeheerder van grote waarde zijn. 


6.3.3 (Fout)meldingen tijdens het importeren 

6.3.3.1 Onjuist aantal naamdelen in bestandsnaam 

Deze melding kan optreden tijdens het importeren van een Klic-melding en heeft betrekking 

op de naamgeving van een PNG bestand. In de melding wordt aangegeven welk PNG bestand 

het betreft. Dit bestand zal niet in de tekening en niet in het InfraCAD Dashboard worden 

geladen. De overige PNG bestanden worden normaal geladen. 

Oorzaak 

Bij een onjuiste opbouw van de bestandsnaam kan InfraCAD geen juiste analyse hierop 

uitvoeren, zodat bijvoorbeeld het thema of de naam van de netbeheerder niet kan worden 

vastgelegd. Het bestand wordt vervolgens door het programma genegeerd. 

Een mogelijke oorzaak hiervan is dat een netbeheerder zijn bedrijfsnaam of themanaam niet 

correct volgens de WION afspraken in de bestandsnaam heeft verwerkt. Indien de naam van 

een netbeheerder of thema opgebouwd is uit meerdere delen, dienen deze delen gescheiden te 

worden door een PLUS (+) teken. 

Voorbeeld 

Een voorbeeld hiervan is de volgende bestandsnaam, waarbij de Dienst Vastgoed Defensie als 

scheidingsteken tussen de losse woorden van de naam van de Netbeheerder 

onderstrepingstekens (Underscore “_”) heeft gebruikt: 

LG_water_DVD_Directie_West_0000585441_*KLICNUMMER*.png 

Oplossing 

Deze waarschuwing (en het niet laden van de PNG bestanden) is op eenvoudige wijze te 

voorkomen door de naam van alle betreffende PNG bestanden aan te passen. In het voorbeeld 

zou de verbeterde bestandsnaam nu zijn: 

LG_water_DVD+Directie+West_0000585441_*KLICNUMMER*.png 

Na het aanpassen van de betreffende bestandsnamen kan de melding zonder problemen 

volledig geïmporteerd worden. 


6.4 Klic-melding vectoriseren naar AutoCAD Polylijnen 

6.4.1 Achtergronden pixels en vectoren 

De topografie, kabels en leidingen worden als PNG rasterbestanden geleverd in een Klicmelding 

en deze informatie is daarom opgebouwd uit pixels. 

De keuze van de netbeheerders om deze informatie te verstrekken als rastergegevens lijkt in 

eerste misschien niet logisch, maar er is wel degelijk goed over nagedacht. Een Klic-melding 

is een momentopname van een bepaalde situatie en op welke wijze kun je nu beter een 

moment vastleggen dan in pixels (we doen het immers allemaal met een digitale fotocamera!) 

Omdat we met WION wetgeving te maken hebben en Klic-meldingen dus een grote juridische 

waarde hebben is het dus niet alleen logisch, maar zelfs wenselijk dat er geen enkele twijfel 

ontstaat over de ligging van kabels en leidingen, en vanuit dat perspectief is de levering als 

rasterbestand (in pixels) dus begrijpelijk. 

De gebiedsgrootte van de Klic-melding is bepalend voor de kwaliteit (resolutie) van het PNG 

bestand. De maximale resolutie (14 pixels per meter) wordt gehaald wanneer het Klic gebied 

kleiner is dan 500 x 500 meter. 

Tijdens het importeren van een Klic-melding in AutoCAD worden de PNG bestanden als Xref 

aan de AutoCAD tekening gekoppeld. Wanneer in AutoCAD ver wordt ingezoomd, zijn de 

pixels duidelijk zichtbaar. 

Resultaat na importeren WION Klic-melding in AutoCAD. Ingezoomd zijn de pixels duidelijk zichtbaar 

Het grote voordeel van het importeren van deze PNG bestanden in AutoCAD is dat de 

gegevens op de juiste coördinaten zichtbaar zijn en als onderlegger in een project gebruikt 

kunnen worden. Een nadeel hiervan is dat het vertragend kan werken bij zoomen en plotten en 

dat de gegevens niet geselecteerd kunnen worden. 

Vanaf InfraCAD 3.0 is het mogelijk om de geometrie in een Klic-melding te vectoriseren naar 

AutoCAD Polylijnen. Een polylijn is opgebouwd uit één of meerdere vectoren en de 

hierboven genoemde nadelen zijn daarmee verleden tijd. 


6.4.2 Een Klic thema vectoriseren naar Polylijnen 

Om een of meerdere thema’s in een Klic-melding te vectoriseren, dient deze in AutoCAD 

geïmporteerd te zijn. Door in het Klic Dashboard met de rechter muisknop op een thema te 

klikken, kan de Geometrie van dit thema omgezet worden naar AutoCAD Polylijnen zoals in 

deze paragraaf beschreven. 

BELANGRIJKE INFORMATIE: 

Indien het gebied van de Klic-melding groter is dan 500x500 meter, zal de kwaliteit van de PNG 

bestanden achteruit gaan. Dit heeft directe invloed op de kwaliteit van het vectoriseren. Over het 

algemeen geldt: hoe hoger de resolutie van de Klic-melding, hoe beter de kwaliteit van het 

vectoriseren. De volgende resoluties worden via Klic-Online geleverd: 

t/m 500x500m 14 pixels per meter 




Het resultaat (Polylijnen) is een benadering van het originele PNG rasterbestand en de 

automatisch berekende ligging kan afwijken. Het originele PNG rasterbestand dient steeds als de 

juiste situatie beschouwd te worden en is ook juridisch leidend. 

De polylijnen in het resultaat vertegenwoordigen niet de werkelijke fysieke kabels of leidingen of 

diens logische verbindingen, maar uitsluitend de positie hiervan. 

Het gevectoriseerde resultaat dient dan ook altijd visueel gecontroleerd te worden, zoals is 

beschreven in par. 6.4.4 


1. Maak de betreffende Klic-melding actief in de keuzelijst binnen de Klic module 

2. Kik met de rechter muisknop op het betreffende thema en kies ‘Vectoriseren’ 

3. Bevestig deze keuze, waarna de Klic-melding gevectoriseerd zal worden. 

4. Zodra het Vectoriseren gereed is verschijnt hiervan een melding en wordt het resultaat 

getoond in de zogenaamde ‘Controleweergave’. 


In deze weergave zijn de andere lagen in de betreffende Klic-melding uitgeschakeld 

en worden de nieuwe polylijnen in een afwijkende kleur getoond. 

Worden er geen te vectoriseren pixels gevonden, dan zal een waarschuwingscherm 

verschijnen: “Geen te vectoriseren pixels gevonden voor thema … “. 

5. De Klic-melding dient nu gecontroleerd te worden zoals wordt beschreven in par. 

6.4.4 


6.4.3 Alle thema’s in één keer vectoriseren 

Met behulp van de knop ‘Melding vectoriseren’ is het mogelijk om alle thema’s van een 

Klic-melding in één doorlopend proces te vectoriseren, zonder tussenkomst van de gebruiker. 

Het volgende scherm zal verschijnen: 

6.4.3.1 Thema’s selecteren 

Alle thema’s van de actieve Klic-melding worden in de lijst getoond, waarbij de gebruiker de 

mogelijkheid heeft om elk afzonderlijk thema te (de-)selecteren via het vinkje. 

Standaard zijn alle thema’s aangevinkt. Een uitzondering hierbij is het thema ‘gbkn’, omdat er 

meestal al GBKN topografie beschikbaar is. Bovendien vergt dit thema vaak het meeste tijd 

en capaciteit van de computer. Voor alle zekerheid wordt een melding getoond (zie 

afbeelding) om erop te wijzen dat deze standaard door de gebruiker dient te worden 

aangevinkt, bijvoorbeeld omdat er nog geen GBKN topografie voorhanden is. 

Wanneer een thema al eens is gevectoriseerd, en de doellaag bevat inmiddels AutoCAD 

objecten (polylijnen of anders), dan wordt dit thema uitgevinkt, en wordt een melding 

weergeven (bijvoorbeeld: “Let op: thema ‘datatransport (colt)’bevat reeds (gevectoriseerde) 

objecten, en is niet aangevinkt.”) 

Tenslotte wordt de gebruiker ook nog gewaarschuwd wanneer het thema “buisleiding 

gevaarlijke inhoud” in de lijst voorkomt. Het vectoriseren van dit thema kan in sommige 

gevallen namelijk relatief lang duren. 


6.4.3.2 Het proces starten 

Na het drukken op de knop ‘Start’ wordt in de tekening ingezoomd op de afbeeldingen van de 

betreffende Klic-melding, en worden alle thema’s aangezet. Vervolgens wordt gestart met het 

vectoriseren van het eerste thema uit de lijst en wordt de voortgang getoond. 

6.4.3.3 Het proces onderbreken 

Het proces kan worden onderbroken door op de [Esc] knop te drukken. De gebruiker wordt 

vervolgens gevraagd of het proces definitief moet worden gestopt, of dat deze verder gaat. 

6.4.3.4 Logbestand 

Tijdens het proces wordt een logbestand bijgehouden (*.log). Elke opmerking, foutmelding of 

aandachtspunt wordt direct weggeschreven naar dit bestand. Bij een eventuele crash van het 

programma is dus altijd duidelijk op welk moment het proces is vastgelopen. 

Is het proces klaar, dan wordt de knop “Logbestand openen” actief. 

Op deze knop verschijnt een uitroepteken wanneer thema’s niet zijn gevectoriseerd (omdat 

geen te vectoriseren pixels zijn gevonden), of wanneer er fouten zijn opgetreden. 

Wanneer op de knop “Logbestand openen” wordt gedrukt verschijnt in Kladblok een rapport 

die er ongeveer als volgt uit ziet: 


De locatie van de logbestanden is te wijzigen in het instellingenscherm. 

6.4.3.5 Resultaten controleren 

Na het vectoriseren staan alle thema’s in “controleweergave”. In deze weergave worden de 

nieuwe polylijnen in een afwijkende kleur getoond. De Klic-melding dient nu gecontroleerd te 

worden zoals is beschreven in par. 6.4.4 


6.4.4 Controleren van een gevectoriseerde Klic-melding 

Het vectoriseren van pixels naar polylijnen is een geautomatiseerd proces en het resultaat is 

slechts een benadering van de originele gegevens. Het geautomatiseerd omzetten scheelt 

enorm veel (over-) tekenuren, maar het resultaat mag om deze reden nooit zonder meer als ‘de 

waarheid’ beschouwd worden en dient visueel gecontroleerd te worden. 

Om deze visuele controle te ondersteunen wordt het betreffende thema na conversie standaard 

in Controleweergave weergegeven. Deze weergave is te allen tijde in te schakelen via het 

rechter muisknop menu zoals hieronder aangegeven. 

Controleweergave aan of uit zetten via InfraCAD dashboard 

In onderstaand voorbeeld is ingezoomd op een klein stukje GBKN, waarvan de donkere 

pixels duidelijk zichtbaar zijn. Daarboven staat de Polylijn als resultaat weergegeven in de 

controleweergave, waardoor deze een contrasterende kleur en grotere lijndikte heeft. 

GBKN Polylijn in Controleweergave 

Wanneer het resultaat niet juist is, kan met AutoCAD functionaliteit de betreffende Polylijn 

gewijzigd worden. 

Als het thema gecontroleerd is, kan de Controleweergave uitgeschakeld worden, waarna het 

betreffende thema zijn standaard kleur en -lijndikte krijgt. 


Resultaat na uitschakelen Controleweergave: GBKN en waterleiding als Polylijnen 

6.4.5 Instellingen van het Vectoriseren 

LET OP: Het wijzigen van instellingen met betrekking tot het vectoriseren in het genoemde 

XML bestand is uitsluitend voor gevorderde gebruikers en kan een grote impact hebben op 

de resultaten van het vectoriseren. 

In het bestand ‘KlicThemaSettings.xml’ worden een aantal instellingen geregeld, die 

betrekking hebben op het vectoriseren van Klic-meldingen. Standaard wordt dit bestand in de 

installatiemap van InfraCAD geplaatst, maar indien gewenst kan ook een centraal bestand 

gebruikt worden voor meerdere gebruikers. Hiervoor dient de locatie van het XML bestand 

ingesteld te worden zoals beschreven in par. 3.3.2 

De volgende zaken kunnen ingesteld worden in het XML bestand: 

Color 

RGB Kleurcodes van de thema’s zoals toegepast in de PNG bestanden. Uitsluitend de 

opgenomen kleurcodes worden gevectoriseerd. Kleurcodes kunnen zonder beperking 

toegevoegd worden zoals verderop in deze paragraaf beschreven. 

Object colorindex 

AutoCAD eigenschappen van de nieuw aan te maken laag waarop de Polylijnen 

getekend worden. Kleur, lijnstijl en lijndikte van de nieuwe laag kunnen hier ingesteld 

worden. 

Checking colorindex 

AutoCAD eigenschappen van de controleweergave: kleur, lijnstijl en lijndikte kunnen 

hier ingesteld worden. Bij voorkeur dienen dit afwijkende (of zelfs contrasterende) 

waarden te zijn. 

VectorPrecision 

Precisie van het vectoriseren: waarde tussen de 80 en 120 (standaard instelling is 100). 

Hoe hoger de ingevulde waarde, des te nauwkeuriger de pixels zullen worden gevolgd. 

Dit resulteert ook in kortere Polylijn segmenten. 

CornerRange 

Factor die de hoekafronding oplost. 


MinimumLength 

Minimale lengte van een Polylijn om getekend te worden, indien deze niet aan beide 

eindpunten verbonden is met een andere polylijn. Deze waarde wordt uitgedrukt in 

meters en is standaard ingesteld op 0.5 meter. 

Aanpassen van de instellingen 

Het kan voorkomen dat een thema niet gevectoriseerd wordt. De oorzaak is vrijwel altijd de 

(afwijkende) kleur van het thema in het PNG bestand dat aangeleverd wordt door de 

netbeheerder. Dit is in te stellen zoals beschreven in onderstaande stappen: 

1. Bepaal welk thema niet gevectoriseerd wordt en zoek het betreffende PNG bestand op in 

de map van de Klic-melding. Dit bestand begint met LG_ en bevat de naam van het thema 

en de netbeheerder. 

2. Open dit PNG bestand met Paint of een ander grafisch programma en vraag de kleurcode 

(RGB) van dit thema op. In Paint gaat dit via het pipetje (1) zoals in onderstaand 

voorbeeld: 

1 2 

3. Door nu te kiezen voor ‘Kleuren bewerken’ (2) opent het dialoogvenster “Kleuren 

bewerken” en kunnen de RGB kleuren worden uitgelezen (3). 

In bovenstaand voorbeeld zijn dit de kleurcodes R= 189 G=56 B=173 

4. Maak een kopie van het huidige bestand ‘KlicThemaSettings.xml’ (standaard aanwezig in 

de installatiemap) en bewaar deze. 

Handleiding InfraCAD 4.0 © Copyright CAD Accent Pagina 48 

3

5. Open het bestand ‘KlicThemaSettings.xml’ met Kladblok of een XML editor en zoek het 

betreffende thema op. In onderstaande afbeelding staat de huidige alinea van thema “riool 

vrijverval” gemarkeerd: 

6. Kopieer een bestaande Color alinea en pas in deze nieuwe alinea de kleurcodes aan zoals 

in onderstaand voorbeeld: 

7. Sla het bestand ‘KlicThemaSettings.xml’ op en sluit het af, waarna u het betreffende 

thema kunt vectoriseren. 

6.4.6 (Fout)meldingen tijdens het vectoriseren 


6.4.6.1 Geheugenproblemen oplossen 

Mocht u toch nog foutmeldingen krijgen als “Onvoldoende geheugen beschikbaar…”, dan is 

er nog een kans om deze op te lossen. Bijna bovenaan in het instellingenbestand 

“KlicThemaSettings.xml” staat namelijk een variabele die naar wens is aan te passen: 

0 

Wanneer deze waarde van 0 wordt gewijzigd in bijvoorbeeld 1000 zal InfraCAD bij het 

vectoriseren de *.png afbeeldingen niet in zijn geheel maar in fragmenten van 1000x1000 

pixels gaan inladen, waardoor een minder groot deel van het geheugen van de computer zal 

worden gebruikt. 

LET OP: Wees terughoudend met het aanpassen van deze variabele, en laat de waarde op 0 

staan als er geen geheugenproblemen optreden: de snelheid van het vectoriseren kan 

namelijk aanzienlijk afnemen, met veel langere wachttijden tot gevolg! 

6.4.6.2 Thema niet gevonden in het bestand met kleurinstellingen 

Deze melding kan optreden bij het starten van het vectoriseren. In de melding wordt 

aangegeven welke themanaam het betreft. Het vectoriseren van dit thema wordt vervolgens 

niet uitgevoerd. 

Oorzaak 

Het WION hanteert een vaste lijst met themanamen. In het bestand ‘KlicThemaSettings.xml’ 

is vervolgens per themanaam aangeven welke kleurinstellingen bij het vectoriseren van 

toepassing zijn (zie ook par. 6.4.5). Komt het thema niet voor in de lijst met themanamen, 

dan verschijnt deze melding en wordt het vectoriseren geannuleerd. 

De oplossing is het verhelpen van de bron van dit probleem: 

Verwijder de Klic-melding uit de tekening. 

Pas de bestandsnamen van alle betreffende PNG bestanden aan. Verander bij het 

bovenstaande voorbeeld “%28petro%+chemie” in “(petro)chemie”. 

Importeer de klikmelding opnieuw. Het thema kan nu worden gevectoriseerd. 


6.4.6.3 Geen te vectoriseren pixels gevonden 

Deze melding verschijnt wanneer er geen te vectoriseren pixels in het PNG bestand van het 

betreffende thema worden gevonden. Controleer eerst visueel of er daadwerkelijk geen 

gekleurde pixels te zien zijn, het komt namelijk wel voor dat een netbeheerder een lege PNG 

heeft bijgevoegd. Controleer eventueel de kleurinstellingen zoals hierboven omschreven. 

6.5 Werken met meerdere Klic-meldingen in één tekening 

Met InfraCAD is het mogelijk om meerdere Klic-meldingen in één tekening te importeren. 

Om het werken met meerdere meldingen eenvoudiger te maken biedt InfraCAD een aantal 

mogelijkheden: 

6.5.1 Filter 

Op zowel tabblad ‘Ligging’ als ‘Bijlagen’ kan de informatie worden gefilterd op één melding 

of kan gekozen worden om alle informatie van de hele tekening weer te geven. 

Via de keuze ‘Alle’ wordt de informatie van alle Klic-meldingen die in de tekening aanwezig 

zijn, getoond op de beide tabbladen. 

Wanneer u kiest voor ‘Selecteer’ dan wordt gevraagd een Klic afbeelding in de tekening te 

selecteren. Selecteer in dat geval de rand van een Klic afbeelding, waarna uitsluitend de 

geselecteerde Klic-melding gefilterd zal worden in beide tabbladen. Hiervoor dient de rand 

van de Klic-melding zichtbaar te zijn zoals beschreven in par. 3.3.1 

Zijn van de Klic-melding de afbeeldingen verwijderd en heeft de melding nog wel 

gevectoriseerde polylijnen, dan kan ook één van deze polylijnen worden geselecteerd. 

6.5.2 Zoom naar een Klic-melding 

Wanneer u één van de aanwezige Klic-meldingen in de keuzelijst selecteert, kan via de knop 

‘Melding inzoomen’ direct naar de juiste positie in de tekening gezoomd worden. 

Zijn van de Klic-melding de afbeeldingen verwijderd, maar heeft de melding nog wel 

gevectoriseerde polylijnen, dan zal op het geheel van deze polylijnen worden ingezoomd. 


6.5.3 Klic-melding verwijderen uit de tekening 

Via de knop ‘Melding verwijderen’ wordt de Klic-melding welke geselecteerd is in de 

keuzelijst, verwijderd uit de tekening. 

Uitsluitend de externe referentiebestanden (PNG) en gekoppelde lagen worden bij deze actie 

verwijderd. Eventueel gevectoriseerde Polylijnen blijven behouden. 

De gebruiker wordt gewaarschuwd wanneer er nog Controleweergaven actief zijn, of wanneer 

er nog lagen met gevectoriseerde polylijnen uit staan, en kan eventueel het verwijderen nog 

annuleren. 

Is een melding verwijderd uit de tekening, en er staan nog gevectoriseerde Polylijnen in 

Controleweergave, dan kan alsnog met het keuzemenu onder de rechtermuisknop gekozen 

worden voor “Alle Controleweergaven uit”. De overige opties in dit menu zijn uitgeschakeld, 

met uitzondering van “Alles aan” en “Alles uit”, die nog steeds bruikbaar zijn. 


7. Module Fotolocaties 

Met behulp van de module Fotolocaties kunnen op eenvoudige wijze locaties van foto’s 

worden beheerd in de tekening. 

Links naar foto’s kunnen snel in de tekening worden geplaatst, waarna de foto’s eenvoudig 

kunnen worden bekeken, gerangschikt, aangevuld met omschrijvingen en worden 

geëxporteerd naar een fotoboek. 

7.1 Fotolocaties invoegen 

Fotolocaties kunnen op meerdere manieren in de tekening worden ingevoegd, mede 

afhankelijk van de aanwezigheid van GPS informatie. Controleer voordat u Fotolocaties gaat 

invoegen of bij de Instellingen de waarde “Bij invoegen markeren als Ondergronds” naar 

wens is ingesteld (zie par. 3.4.1). 

7.1.1 Map fotolocaties invoegen 

Druk op de knop ‘Map fotolocaties invoegen’, waarna een nieuw dialoogvenster opent en 

gevraagd wordt om een map te selecteren. De laatst geselecteerde map zal daarbij weer in 

beeld worden gebracht, mits deze nog aanwezig is. 

Selecteer de juiste map en druk op “OK”. Alle *.jpg en *.png fotobestanden in de map 

worden één voor één uitgelezen waarbij wordt gezocht naar EXIF data met GPS informatie. 

Wordt deze informatie gevonden, dan wordt een Fotolocatie symbool op de omgerekende RD 

coördinaat in de tekening geplaatst. 

Bevat de GPS data geen richting, dan wordt een symbool zonder pijl geplaatst, is wel een 

richting bekend, dan wordt een symbool met pijl met de juiste rotatie in de tekening geplaatst. 

Een Fotolocatie wordt niet ingevoegd als er al een Fotolocatie met een link naar de 

betreffende foto in de tekening aanwezig is. 

Bevat de foto geen GPS informatie, of valt de locatie buiten het stelsel van de 

Rijksdriehoeksmeting, dan wordt geen Fotolocatie symbool in de tekening geplaatst. 


Bevat de EXIF data van de foto een titel, dan zal deze als omschrijving aan de Fotolocatie 

worden toegevoegd. Deze is daarna met behulp van de Fotolocatie Manager weer te wijzigen 

(zie par. 7.3.4). 

Per foto wordt gekeken wat het hoogste nummer in de tekening is. Het daarop volgende 

nummer wordt toegekend aan het nieuwe Fotolocatie symbool. 

Na voltooiing van de functie verschijnt een rapportage die er als volgt uit kan zien: 

7.1.2 Fotolocaties invoegen 

Wilt u niet alle foto’s in een map invoegen, maar een selectie naar keuze, druk dan op de knop 

“Fotolocaties invoegen”. Een dialoogvenster opent waarbij u wordt gevraagd om de 

betreffende bestanden te selecteren. De inhoud van de laatst geselecteerde map zal daarbij 

weer in beeld worden gebracht, mits deze nog aanwezig is. 

Met behulp van de [Ctrl] en [Shift] toetsen kunt u meerdere foto’s tegelijk selecteren. 


Na het drukken op “Openen” zal op dezelfde wijze als omschreven in par. 7.1.1 de 

Fotolocaties in de tekening worden geplaatst. 

7.1.3 Handmatig fotolocatie plaatsen 

Bevat een foto geen GPS informatie, dan kunt u de Fotolocatie toch handmatig in de tekening 

plaatsen. Druk op de knop “Handmatig fotolocatie plaatsen”, waarna een dialoogvenster 

opent waarbij u wordt gevraagd om het betreffende bestand te selecteren. De inhoud van de 

laatst geselecteerde map zal daarbij weer in beeld worden gebracht, mits deze nog aanwezig 

is. 

Na het drukken op “Openen” wordt u gevraagd in de tekening een invoegpunt aan te wijzen. 

Vervolgens wordt u een tweede punt gevraagd om de richting aan te geven, waarna het 

Fotolocatie symbool in de tekening wordt geplaatst. 

7.1.4 Toegepaste symbolen 

Voor de Fotolocatie symbolen worden AutoCAD Blocks toegepast. Om nieuwe Fotolocaties 

te kunnen invoegen dienen de *.dwg bestanden ervan in de programmamap van InfraCAD 

aanwezig te zijn. De Blocks zijn eventueel naar wens aan te passen, bijvoorbeeld om deze af 

te kunnen stemmen op de huisstijl van uw organisatie. De laag- en blocknamen zijn conform 

de NLCS en niet aanpasbaar. 

De Blocks worden automatisch op de volgende laag geplaatst: 

Laagnaam B-OI-AL-FOTOLOCATIES_INFRACAD-S-1 

Kleur 7 (white) 

Lijntype Continuous 

De volgende blocknamen worden gehanteerd: 

Locatie SAL-FOTOLOCATIE_INFRACAD_01-SO 

Locatie met richting SAL-FOTOLOCATIE_INFRACAD_02-SO 

De gebruiker kan voor de Fotolocatie symbolen twee afwijkende kleuren toepassen. Dit kan 

hij regelen door ze te markeren als bovengronds of ondergronds, waarbij de kleur van het 

Block wordt aangepast. Wilt u de symbolen aanpassen, houdt er dan rekening mee dat de 

lijnen en arceringen binnen het Block de kleurinstelling “ByBlock” krijgen, willen ze de 

volgende kleur (color index) krijgen: 

Bovengronds 150 (blauw) 

Ondergronds 35 (bruin) 

Het volgnummer van de Fotolocatie wordt getoond door een AutoCAD Attribute met de Tag 

“NR”. Wordt een symbool door InfraCAD geroteerd geplaatst (bijvoorbeeld om de richting 


aan te geven), dan wordt deze Attribute weer horizontaal geplaatst waardoor de nummers 

altijd goed leesbaar zijn. Verwijder deze Attribute niet, en pas de Tag en de oriëntatie (Middel 

center) niet aan! 

7.2 Foto’s in beeld brengen 

De foto’s behorende bij de Fotolocaties in de tekening zijn op twee manieren te bekijken: 

ofwel er wordt een miniatuur van de foto getoond zodra de muisaanwijzer boven een 

Fotolocatie symbool wordt geplaatst, ofwel de foto wordt in een Viewer getoond zodra op een 

Fotolocatie wordt dubbelgeklikt. 

Miniatuur tonen 

Beide keuzes hebben hun eigen voor- en nadelen: 

Viewer tonen bij dubbelklik 

Zo is het bij “Miniatuur tonen” in principe onmogelijk om het Fotolocatie symbool 

zelf te selecteren en wordt zoomen met het muiswiel lastiger, terwijl dit wel de snelste 

methode is om een beeld van de foto te krijgen. 

Bij het toepassen van de Viewer moet weer een extra handeling worden uitgevoerd om 

deze te laten verdwijnen (bijvoorbeeld dubbelklik op de titelbalk of een klik op het 

kruisje), terwijl wel direct een veel duidelijker beeld van de foto zelf wordt getoond. 

De Viewer komt ook in beeld wanneer binnen de Fotolocatie Manager op een foto wordt 

dubbelgeklikt. 

De instellingen hiervoor kunnen worden vastgelegd op het tabblad “Fotolocaties” van de 

Instellingen (zie par. 3.4.2). 

Bij beide toepassingen kan vervolgens met één klik de foto in de als standaard ingestelde 

viewer worden geopend (bijvoorbeeld “Windows Photo Viewer”). Eventueel kunt u bij de 

Instellingen een andere externe viewer vastleggen (zie par. 3.4.2). 

Tip: Wanneer u de [Alt] toets ingedrukt houdt worden de miniaturen niet getoond!. Het is 

dus wel mogelijk om te pannen en te zoomen door de tekening of objecten te selecteren. 


7.3 Fotolocatie Manager 

Met behulp van de Fotolocatie Manager kunnen de Fotolocaties in de tekening op eenvoudige 

wijze worden beheerd. Druk op de knop “Fotolocatie Manager” en het volgende scherm 

zal in beeld verschijnen: 

7.3.1 Fotolocaties rangschikken 

Met behulp van de pijltjes knoppen kunnen de Fotolocaties worden 

gerangschikt. Deze rangschikking/nummering is belangrijk omdat deze ook in het te 

exporteren Fotoboek wordt aangehouden. 

Het (dé)selecteren van foto’s kan door erop (of op de rand eromheen) te klikken. Meerdere 

foto’s tegelijk selecteren kan met behulp van de [Shift] toets. 

7.3.2 Fotolocaties verwijderen 

Fotolocaties kunnen worden verwijderd door met behulp van de “ERASE” functie van 

AutoCAD de Fotolocatie symbolen in de tekening te selecteren en te verwijderen. Maar het 

kan een stuk eenvoudiger met de “Verwijder” knop op de Fotolocatie Manager. U hebt zo een 

veel beter beeld van de foto’s die u wilt verwijderen, waarbij niet per ongeluk andere 

AutoCAD objecten mee worden geselecteerd en verwijderd. 

Tip: Het verwijderen van alle Fotolocaties uit de tekening kan snel: 

Open de Fotolocatie Manager 

Met [Ctrl][A], [Del], [Enter] is de Fotolocatie Manager weer afgesloten en zijn ook 

alle Fotolocaties uit de tekening verdwenen! 

7.3.3 Fotolocaties hernummeren 

Na verwijdering van Fotolocaties uit de tekening kunnen er gaten zijn ontstaan in de 

nummering. Met de knop “Hernummeren” worden alle in de tekening aanwezige Fotolocaties 

opnieuw genummerd, waarbij de huidige volgorde wordt gehandhaafd. 


7.3.4 Omschrijvingen toevoegen 

Aan een Fotolocatie kan een omschrijving worden toegevoegd. Deze kan (per afzonderlijke 

foto) worden ingevuld in het tekstvak bij “Omschrijving:”. De lengte van de omschrijving is 

in principe onbeperkt, en de tekst kan worden verdeeld over meerdere regels. 

De omschrijving wordt als tooltip bij de Fotolocatie, de Miniatuur en de Viewer in beeld 

gebracht. Bijvoorbeeld bij de Miniatuur (zie par. 7.2): 

Wanneer “Tonen bij dubbelklik” (zie par. 3.4.2) actief is verschijnt de omschrijving als 

AutoCAD tooltip boven het Fotolocatie symbool zoals in de volgende afbeelding wordt 

getoond: 


Het uiterlijk van deze AutoCAD tooltip kunt u eenvoudig aanpassen bij AutoCAD “Options”, 

tabblad “Drafting > knop “Drafting Tooltip Settings”. 

LET OP: Wanneer bij de AutoCAD "Options", tabblad “Display” de instelling “Show 

Rollover Tooltips” is aangevinkt zal dezelfde tooltip als volgt worden weergegeven: 

Schakel het vinkje hier uit om te voorkomen dat alle regeleinden verdwijnen. 

De omschrijvingen worden ook weergegeven in het Fotoboek, wanneer de optie “Vervolgblad 

weergeven als notitieblad” is geselecteerd (zie par. 7.4.1). 

7.3.5 Markeren als Ondergronds 

Als “Ondergronds” wordt aangevinkt wordt de kleur van de geselecteerde Fotolocatie van 

blauw in bruin veranderd: 

Deze weergave kan ook worden ingesteld voor alle in de tekening nieuw in te voegen 

Fotolocaties (zie par. 3.4.1). 

7.3.6 Foto’s roteren 

Foto’s die als Portrait afbeelding zijn genomen worden over het algemeen gekanteld 

opgeslagen als Landscape. Deze foto’s moeten daarna nog door de gebruiker worden 

geroteerd. 

De Fotolocatie Manager van InfraCAD bevat zelf geen functionaliteit om de originele 

afbeeldingen te kunnen roteren. Maar de als standaard ingestelde viewer ka dit vaak weer wel 


(bijvoorbeeld “Windows Photo Viewer”). Klik daarom op de foto of miniatuur om de 

originele afbeelding in deze viewer te openen en de rotatie aan te passen. 

Tip: InfraCAD heeft een functie om de miniaturen snel te kunnen verversen. Typ op de 

AutoCAD commandline “RELOADMINIATUREN”, selecteer de betreffende Fotolocaties 

(of typ “all” om ze allemaal te selecteren) en druk op Enter. 

7.4 Fotoboek exporteren 

InfraCAD bevat een handige functie om in een paar eenvoudige stappen een Fotoboek van de 

in de tekening aanwezige Fotolocaties te kunnen samenstellen. 

7.4.1 Wizard ‘Fotoboek samenstellen’ 

Druk op de knop “Fotoboek exporteren” om de Wizard te starten. 

Vul hier naar wens de 

gegevens van het voorblad in 

(de vrije velden mogen ook 

leeg blijven). 

Bij “Bestandsnaam 

illustratie” kan de afbeelding 

voor het voorblad worden 

geselecteerd. 

Het logo van uw organisatie 

kunt u vastleggen bij de 

Instellingen, zie par. 3.4.3. 

Maak hier uw keuzes voor de 

opmaak van de 

vervolgbladen. 

Portrait foto’s kunnen 

eventueel worden geroteerd 

om te voorkomen dat ze te 

klein worden afgebeeld. 


Geef hier het doelbestand 

aan. Een uitroepteken 

verschijnt als het bestand al 

bestaat en zal worden 

overschreven. 

Een standaard doellocatie 

voor de Fotoboeken binnen 

uw organisatie kunt u 

vastleggen bij de instellingen, 

zie par. 3.4.3. 

Tijdens het genereren van het 

Fotoboek wordt de voortgang 

duidelijk weergegeven. 

Als het Fotoboek gereed is 

kunt u de map openen waarin 

het bestand is opgeslagen, of 

het Fotoboek direct openen. 

Op uw computer moet dan 

wel een PDF programma 

(bijvoorbeeld Adobe 

Reader®) zijn geïnstalleerd. 


Instellingen in de tekening 

Alle keuzes die tijdens het doorlopen van de Wizard worden gemaakt worden bewaard in de 

tekening, en worden weer uitgelezen zodra de Wizard opnieuw wordt gestart. Deze zijn terug 

te vinden onder de rode AutoCAD knop: “Drawing Utilities” > “Drawing Properties” > 

tabblad “Custom”. 

Algemene instellingen 

Via de knop linksonder op de Wizard zijn de algemene instellingen eenvoudig te 

bereiken en aan te passen. Hierbij wordt het tabblad “Fotolocaties” van het instellingenscherm 

geopend (zie par. 3.4.3). 

7.4.2 Bestanden en relatieve paden 

De Fotolocaties worden op volgorde van de fotonummers verwerkt in het Fotoboek. Wanneer 

links naar de originele bestanden verbroken zijn zal dit worden gemeld, en de foto’s worden 

niet in het Fotoboek opgenomen. De volgende uitzonderingen zijn hierop van toepassing: 

Als de originele afbeeldingen in dezelfde map als de tekening zijn geplaatst worden ze 

toch teruggevonden en verwerkt. 

Als de originele afbeeldingen in een map langs een relatief pad vanuit de map met de 

tekening gevonden kan worden, dan worden ze ook verwerkt. Een voorbeeld hiervan 

is de volgende: 

Oude tekening: C:\Mijn Documenten\Middelburg\Tekeningen\Middelburg.dwg 

Oude foto: G:\Projecten\Fotos\Originelen\Foto1.jpg 

Nieuwe tekening: \\USB_Stick\Middelburg\Middelburg.dwg 

Nieuwe foto: \\USB_Stick\Middelburg\Fotos\Originelen\Foto1.jpg 

In bovenstaand voorbeeld zullen de originele foto’s teruggevonden worden. Op deze wijze is 

het eenvoudig om een map met foto’s bij de tekening te voegen om bijvoorbeeld het geheel te 

verzenden aan derden. 

LET OP: De koppelingen met de originele afbeeldingen zijn opgenomen in de Fotolocaties, 

en zijn niet binnen AutoCAD bekend als “External References”. De functie “E-transmit” zal 

deze afbeeldingen dus niet mee inpakken. 

Zorg er dus voor dat naast het zip-bestand van de E-transmit altijd het mapje met foto’s 

wordt meegeleverd. 


7.4.3 Voorbeelden Fotoboek 

De onderstaande voorbeelden tonen het resultaat van de weergegeven keuzes in de Wizard, 

met het onderscheid in opmaak van de vervolgbladen: 

Standaard vervolgblad 

Voorblad 

Vervolgblad als notitieblad 


8. Module Sonderingen 

Met behulp van de module Sonderingen kunnen op eenvoudige wijze locaties van GEF 

sonderingmetingen worden beheerd in de tekening. 

Links naar GEF bestanden kunnen snel in de tekening worden geplaatst, waarna de bestanden 

eenvoudig kunnen worden gelezen, als grafieken in de tekening ingevoegd, of worden 

geëxporteerd naar een sonderingenboek. 

8.1 Sonderinglocaties invoegen 

Sonderinglocaties kunnen op meerdere manieren worden ingevoegd in de tekening. De GEF 

bestanden worden uitgelezen, waarbij wordt gecontroleerd of ze voldoen aan de normen van 

het Geotechnisch Uitwisselingsformaat voor Boor-data (GEF-BORE-Report) van het CUR. 

Wijken de bestanden hiervan af, dan wordt dit gemeld. 

8.1.1 Map sonderinglocaties invoegen 

Druk op de knop ‘Map sonderinglocaties invoegen’, waarna een nieuw dialoogvenster 

opent en gevraagd wordt om een map te selecteren. De laatst geselecteerde map zal daarbij 

weer in beeld worden gebracht, mits deze nog aanwezig is. 

Selecteer de juiste map en druk op “OK”. Alle *.gef bestanden in de map worden één voor 

één uitgelezen waarbij wordt gezocht naar RD coördinaten. Wordt deze informatie gevonden, 

dan wordt een Sonderinglocatie symbool op deze coördinaat in de tekening geplaatst. 

Een Sonderinglocatie wordt niet ingevoegd als er al een Sonderinglocatie met een link naar 

het betreffende GEF bestand in de tekening aanwezig is. 

Bevat het GEF bestand geen RD coördinaat (of een waarde die niet vooraf wordt gegaan door 

31000), dan wordt het Sonderinglocatie symbool in de tekening op de oorsprong geplaatst. 

Per bestand wordt gekeken wat het hoogste nummer in de tekening is. Het daarop volgende 

nummer wordt toegekend aan het nieuwe Sonderinglocatie symbool. Ook de bestandsnaam 

wordt bij het symbool getoond. 

Na voltooiing van de functie verschijnt een rapportage die er als volgt uit kan zien: 


8.1.2 Sonderinglocaties invoegen 

Wilt u niet alle GEF bestanden in een map invoegen, maar een selectie naar keuze, druk dan 

op de knop “Sonderinglocaties invoegen”. Een dialoogvenster opent waarbij u wordt 

gevraagd om de betreffende bestanden te selecteren. De inhoud van de laatst geselecteerde 

map zal daarbij weer in beeld worden gebracht, mits deze nog aanwezig is. Met behulp van de 

[Ctrl] en [Shift] toetsen kunt u meerdere bestanden tegelijk selecteren. 

Na het drukken op “Openen” zal op dezelfde wijze als omschreven in par. 8.1.1 de 

Sonderinglocaties in de tekening worden geplaatst. 

8.1.3 Toegepaste symbolen 

Voor de Sonderinglocatie symbolen worden AutoCAD Blocks toegepast. Om nieuwe 

Sonderinglocaties te kunnen invoegen dient het DWG bestand in de programmamap van 

InfraCAD aanwezig te zijn. De Blocks zijn eventueel naar wens aan te passen, bijvoorbeeld 

om deze af te kunnen stemmen op de huisstijl van uw organisatie. De laag- en blocknaam zijn 

conform de NLCS en niet aanpasbaar. 

De Blocks worden automatisch op de volgende laag geplaatst: 

Laagnaam B-OI-MO-BODEM_ONDERZOEK_SONDERING_INFRACAD-S-1 

Kleur 30 (oranje) 

Lijntype Continuous 

De volgende blocknaam wordt gehanteerd: 

Blocknaam: B-SMO-BODEM_SONDERING_INFRACAD_01-SO 

De kleur van de Sonderinglocatie symbolen wordt geregeld door de laagkleur. Wilt u de 

symbolen aanpassen, houdt er dan rekening mee dat de lijnen en arceringen binnen het Block 

de kleurinstelling “ByBlock” krijgen, willen ze deze kleur overnemen. 

Het volgnummer van de Sonderinglocatie wordt getoond door een AutoCAD Attribute met de 

Tag “NR”. Verwijder deze Attribute niet en pas de Tag niet aan! 


8.2 Gef grafieken tekenen 

Met de knop “Gef grafieken tekenen” kunt u van alle in de tekening aanwezige 

Sonderinglocaties een GEF grafiek plaatsen. U wordt gevraagd in de tekening een punt te 

selecteren: “Invoegpunt van de eerste grafiek (linksboven):”. 

Vervolgens worden de grafieken als afzonderlijke AutoCAD Blocks in rijen van 8 in de 

tekening geplaatst. De grootte van de grafiek is aan te passen bij de Instellingen (zie par. 

3.5.2). 

De laagnamen zijn conform de NLCS, en zijn niet aanpasbaar. De gebruikte kleuren en 

lijntypes kunnen eventueel worden aangepast bij de Instellingen (zie par. 3.5.2). 


LET OP: De weergave van de lijntypes is afhankelijk van de bij de Instellingen gekozen 

grootte van de grafieken. U dient de waarde van de AutoCAD systeemvariabele “LTSCALE” 

hierop af te stemmen. 

8.3 Sonderingen exporteren 

InfraCAD bevat een handige functie om in een paar eenvoudige stappen een Sonderingenboek 

met de grafieken van de in de tekening aanwezige Sonderinglocaties te kunnen samenstellen. 

8.3.1 Wizard ‘Sonderingen exporteren’ 

Druk op de knop “Sonderingen exporteren” om de Wizard te starten. 

Vul hier naar wens de 

gegevens van het voorblad in 

(de vrije velden mogen ook 

leeg blijven). 

Bij “Bestandsnaam 

illustratie” kan de afbeelding 

voor het voorblad worden 

geselecteerd. 

Het logo van uw organisatie 

kunt u vastleggen bij de 

Instellingen, zie par. 3.5.3. 

Maak hier uw keuzes voor de 

weer te geven gegevens op de 

vervolgbladen. 

De datum is hierbij de datum 

van de meting (uitgelezen uit 

de GEF informatie) 






overschreven. 


voor de Sonderingenboeken 

binnen uw organisatie kunt u 

vastleggen bij de Instellingen, 

zie par. 3.5.3. 


Sonderingenboek wordt de 

voortgang duidelijk 

weergegeven. 

Als het Fotoboek gereed is 

kunt u de map openen waarin 

het bestand is opgeslagen, of 

het Sonderingenboek direct 

openen. 

Op uw computer moet dan 

wel een PDF progamma 

(bijvoorbeeld Adobe 

Reader®) zijn geïnstalleerd. 




tekening, en worden weer uitgelezen zodra de Wizard opnieuw wordt gestart. Deze zijn terug 

te vinden onder de rode AutoCAD knop: “Drawing Utilities” > “Drawing Properties” > 

tabblad “Custom”. 

Algemene instellingen 

Via de knop linksonder op de Wizard zijn de algemene instellingen eenvoudig te 

bereiken en aan te passen. Hierbij wordt het tabblad “Sonderingen” van de Instellingen 

geopend (zie par. 3.5.3). Hier zijn bijvoorbeeld per meting de toegepaste RGB kleuren en 

lijntypes in te stellen zoals deze in het PDF bestand worden getoond. 

8.3.2 Bestanden en relatieve paden 

De Sonderinglocaties worden op volgorde van de nummers verwerkt in het Sonderingenboek. 

Wanneer links naar de originele bestanden verbroken zijn zal dit worden gemeld, de grafieken 

ervan worden dan niet in het Sonderingenboek opgenomen. De volgende uitzonderingen zijn 

hierop van toepassing: 

Als de GEF bestanden in dezelfde map als de tekening zijn geplaatst worden ze toch 

teruggevonden en verwerkt. 

Als de GEF bestanden in een map langs een relatief pad vanuit de map met de 

tekening gevonden kan worden, dan worden ze ook verwerkt. Een voorbeeld hiervan 

is de volgende: 

Oude tekening: C:\Mijn Documenten\Lauwersmeer\Tekeningen\Lauwersmeer.dwg 

Oude GEF bestand: G:\Projecten\Sonderingen\210000.gef 

Nieuwe tekening: \\USB_Stick\Lauwersmeer\Lauwersmeer.dwg 

Nieuwe GEF bestand: \\USB_Stick\Lauwersmeer\Sonderingen\210000.gef 

In bovenstaand voorbeeld zullen de GEF bestanden teruggevonden worden. Op deze wijze is 

het eenvoudig om een map met bestanden bij de tekening te voegen om bijvoorbeeld het 

geheel te verzenden aan derden. 

8.3.3 Voorbeelden Sonderingenboek 

De volgende voorbeelden tonen het resultaat van de weergegeven keuzes in de Wizard. 


Voorblad 

8.3.4 PDF Lagen 

Vervolgblad 

Het PDF bestand van het Sonderingenboek is voorzien van lagen. Met het aan- en 

uitvinken van de lagen (binnen Adobe Reader®): kunt u de metingen eenvoudig 

afzonderlijk bekijken en printen: 


9. Module Earth 

De module Earth bevat enkele handige functies om uw positie te bepalen, of de kabels en 

leidingen van een Klic-melding weer te geven in Google Earth®. 

Deze functies komen het meest tot hun recht wanneer u het programma Google Earth® op uw 

computer heeft geïnstalleerd. De KML bestanden met kabels en leidingen zijn daarbij ook 

zeer goed uitwisselbaar met derden, of toe te passen in het veld. Om deze reden is het 

exporteren naar een KML bestand ook opgenomen als nieuwe functionaliteit in InfraCAD SE. 

9.1 Locatie weergeven 

Druk op de knop ‘Locatie weergeven in Google Earth’, en u wordt gevraagd in de 

tekening een punt aan te wijzen: “Wijs het gewenste punt aan:”. 

Na het aanklikken van het punt wordt het programma Google Earth geopend, en wordt het 

punt als “Mijn locatie” weergegeven. Is het programma al geopend, dan zal van de oude 

locatie naar de nieuwe locatie worden “gevlogen”. 


U kunt daarna met de vele mogelijkheden van Google Earth de locatie nader gaan bekijken: 

Waarbij zelfs de functionaliteit van Google StreetView® aanwezig is: 

9.2 Kabels en leidingen exporteren 

InfraCAD bevat een handige functie om in een paar eenvoudige stappen een KML bestand 

van de in te tekening aanwezige kabels en leidingen samen te stellen. 

9.2.1 Wizard ‘KML bestand exporteren’ 

Druk op de knop ‘Melding exporteren naar KML’, om de Wizard te starten. 


Selecteer de te exporteren 

Klic thema’s. 

Vul hier de algemene 

gegevens in. 





overschreven. 


voor de KML bestanden 

binnen uw organisatie kunt u 

vastleggen bij de Instellingen, 

zie par. 3.3.2. 



KML bestand wordt de 

voortgang duidelijk 

weergegeven. 

Als het KML bestand gereed 

is kunt u de map openen 

waarin het bestand is 

opgeslagen, of het bestand 

direct openen. Google 

Earth® moet dan wel op uw 

computer zijn geïnstalleerd. 



tekening, en worden weer uitgelezen zodra de Wizard opnieuw wordt gestart (m.u.v. de 

selectie van te exporteren Klic thema’s). Deze zijn terug te vinden onder de rode AutoCAD 

knop: “Drawing Utilities” > “Drawing Properties” > tabblad “Custom”. 

9.2.2 Te exporteren Klic thema’s 

Bij zware tekeningen kan het wat langer duren voordat de Wizard verschijnt. Eerst wordt de 

tekening namelijk volledig gescand op zoek naar Polylijnen, en wordt vastgesteld welke Klic 

thema’s en Klic-meldingen erbij horen. 

Alleen de Klic thema’s waarvan Polylijnen in de tekening zijn gevonden worden getoond. Is 

bijvoorbeeld het thema GKBN niet gevectoriseerd, dan zullen de drie ervan afgeleide thema’s 

ook niet in beeld verschijnen. 


GBKN 

Het thema GBKN wordt herverdeeld in 3 afzonderlijke thema’s: 

gbkn - algemeen: alle topografische informatie, geen gebouwen zijnde. 

gbkn - gebouwen 

gbkn - gebiedsgrens: de bij de aanvraag vastgelegde grens van de Klic-melding 

Deze herverdeling is nodig om te kunnen variëren in kleuren en lijndikten: Gebouwen worden 

met een dikke zwarte lijn aangegeven, overige topografie met een dunne grijze lijn, en de 

gebiedsgrens is paars. 

Als deze thema’s voorkomen in de lijst zal alleen “gbkn - gebiedsgrens” zijn aangevinkt. 

Vooral bij Klic-meldingen die een groot stedelijk gebied bestrijken kan het mee vectoriseren 

van de GBKN tot veel verlies van performance in Google Earth leiden, terwijl het programma 

deze extra geografische informatie eigenlijk niet nodig heeft. 

9.2.3 Voorbeeld KML bestand 

Het volgende voorbeeld toont het resultaat van de weergegeven keuzes in de Wizard. 

Weergave van de KML in Google Earth® 


Handleiding InfraCAD 4.0 © Copyright CAD Accent Pagina 76 

. 

De titel en omschrijving worden 

duidelijk weergegeven. 

De thema’s kunnen ieder afzonderlijk 

AAN en UIT worden geschakeld. 

Als op een lijn wordt geklikt zal de 

themanaam in beeld komen: 

Als op een blauwe link wordt gedrukt 

(of op een lijn wordt dubbelgeklikt) 

wordt het betreffende thema volledig 

in beeld gebracht. 

Een KML bestand kan Polylijnen van meerdere Klic-meldingen bevatten. Komt een 

combinatie van Thema en Netbeheerder in meerdere Klic-meldingen voor, dan worden de 

Klic nummers ervan gescheiden door komma’s tussen haakjes achter de naam van de 

Netbeheerder getoond. 

Deze functionaliteit is ook toegevoegd in InfraCAD SE. Omdat dit programma maar één Klicmelding 

tegelijk verwerkt wordt in dat geval het Klic nummer in de titel weergegeven, en niet 

bij elk thema afzonderlijk. 

9.3 Toepassingsmogelijkheden 

Het samenstellen van KML bestanden met de informatie over kabels en leidingen van een 

Klic-melding biedt veel mogelijkheden. 

9.3.1 Meer inzicht 

De AutoCAD gebruiker krijgt meer inzicht in de geografie van het gebied, en de exacte 

ligging en functie van de kabels en leidingen binnen dit gebied.

9.3.2 Uitwisseling met derden 

Het bestand is eenvoudig te verstrekken aan derden, en is eventueel online op een weblocatie 

te plaatsen, waardoor het ook met behulp van webtoepassingen als Google Maps® te bekijken 

is. 

Weergave van kabels en leidingen in Google Maps® 

9.3.3 Mobiele toepassingen 

Het KML bestand kan de basis zijn voor een handige mobiele toepassing voor in het veld: 

Beschikt u over een mobiele PC (een water- en stootbestendige tablet, laptop of PDA) met 

een besturingssysteem als bijvoorbeeld Windows 7, met internetverbinding en een GPS 

ontvanger, dan heeft u aan het installeren van Google Earth® genoeg om te zien welke kabels 

en leidingen zich bij u in de buurt bevinden. En omdat u het KML bestand meeneemt op het 

apparaat hoeft uitval van de internetverbinding geen onoverkomelijk probleem te zijn. 

Voor commercieel gebruik dient u wel Google Earth® Pro aan te schaffen, een relatief 

betaalbaar programma die ook nog eens veel extra functionaliteit biedt: extra meet- en 

calculatiefuncties, export van afbeeldingen en films in hoge kwaliteit voor presentaties en GIS 

functionaliteit. 


10. Release notes 

InfraCAD 4.0 (22-05-2012, wijzigingen t.o.v. versie 3.4) 

1. Geschikt voor AutoCAD 2013 (AutoCAD 2009 wordt niet meer ondersteund). 

2. Het geheugengebruik voor het vectoriseren is verder geoptimaliseerd. 

3. De module ‘Calculeren’ is geoptimaliseerd: lengten en oppervlakten van Splines worden 

nu ook meegenomen. Ook wordt nu het aantal objecten gerapporteerd. De module is 

verder uitgebreid met functionaliteit om symbolen (Blocks) te tellen en te exporteren. 

4. Module ‘Fotolocaties’ toegevoegd, waarmee op eenvoudige wijze aan de hand van GPS 

informatie Fotolocatie symbolen in de tekening kunnen worden geplaatst. De foto’s 

kunnen vervolgens eenvoudig worden geëxporteerd naar een PDF Fotoboek. 

5. Module ‘Sonderingen’ toegevoegd, waarmee op eenvoudige wijze Sondering symbolen in 

de tekening kunnen worden geplaatst. De gekoppelde GEF bestanden kunnen als 

grafieken in de tekening worden opgenomen, maar ook worden geëxporteerd naar een 

PDF Sonderingenboek. 

6. Module ‘Earth’ toegevoegd, die enkele handige functies bevat om uw positie te bepalen, 

of de kabels en leidingen van een Klic-melding weer te geven in Google Earth®. 

7. Het licentiebeheer is aangepast: om de licentie voor alle gebruikers van een computer 

toegankelijk te maken moet nu een zelfstandig programma worden geïnstalleerd: de 

InfraCAD Client Licentie Manager (ICLM). Hiermee kan de Activatiecode van een 

Stand-alone licentie worden ingevoerd, of een koppeling worden gelegd met de InfraCAD 

Netwerk Licentie Manager (INLM). 

8. Diverse kleine wijzigingen en verbeteringen. 


1. Geschikt voor AutoCAD 2012. 

2. Geheugengebruik is geoptimaliseerd, waardoor de melding “Onvoldoende geheugen 

beschikbaar” in de meeste gevallen niet meer zal voorkomen. Vooral gebruikers van 

(minder recente) 32bit systemen en/of systemen met beperkt intern geheugen zullen hier 

veel profijt van hebben. 

3. Wanneer een Klic-melding wordt verwijderd uit de tekening, en er zijn thema’s 

gevectoriseerd, dan blijven deze thema’s aanwezig in het InfraCAD dashboard. Voordeel 

hiervan is dat de ‘zware’ rasterafbeeldingen geen vertraging meer opleveren en dat de 

snelle presentatie van de thema’s met het InfraCAD dashboard gewoon mogelijk blijft. 

4. Bij het importeren van een Klic-melding wordt gecontroleerd of deze een of meerdere Eis 

voorzorgsmaatregelen bevat. Is dit het geval, dan zal de gebruiker hierop worden 

geattendeerd. Het tabblad ‘Bijlagen’ wordt vervolgens in beeld gebracht. 


5. Er is een controle toegevoegd bij het afdrukken; wanneer er nog Klic-afbeeldingen AAN 

staan wordt de gebruiker hierop geattendeerd zodat hij deze kan uitschakelen. Hiermee 

wordt voorkomen dat plotopdrachten onnodig lang duren. 

6. Wanneer bij het vectoriseren het XML bestand met instellingen per thema niet kon 

worden ingelezen (bijvoorbeeld doordat een verkeerd bestand is geselecteerd, of doordat 

het bestand fouten bevat) werd het vectoriseren geannuleerd zonder dat er een melding 

volgde. Nu volgt er wel een waarschuwing. 

7. Een netbeheerder kan voor de Geometrie van een thema meer dan één afbeelding leveren 

(de netbeheerder-code wijkt dan af in de bestandsnamen). Deze afbeeldingen werden al 

goed geïmporteerd in de tekening, maar alleen de eerste werd gevectoriseerd. Bij het 

vectoriseren worden ze nu ook allemaal gevectoriseerd. 

8. Diverse kleine wijzigingen en verbeteringen. 


1. De knop “Melding vectoriseren” is toegevoegd aan het InfraCAD scherm. Met de 

functionaliteit hiervan kunnen ALLE thema’s van een Klic-melding worden 

gevectoriseerd zonder tussenkomst van de gebruiker. Het gehele proces wordt daarbij 

uitgebreid in een logbestand gerapporteerd. 

2. Mogelijk om een bestaand Stand-alone licentiebestand te gebruiken. Als InfraCAD is 

geactiveerd door gebruiker A en gebruiker B inlogt op de PC, dan is er niet direct een 

geldige licentie beschikbaar en start InfraCAD in Evaluatiemode. De aanwezige licentie 

kan nu eenvoudig gebruikt worden door gebruiker B. Dit staat beschreven in par. Fout! 

Verwijzingsbron niet gevonden. 

3. De calculatie van oppervlakten van polylijnen is verbeterd. Waar eerst de oppervlakten 

van polylijnen alleen werden meegenomen als de “Closed” eigenschap ervan op “true” 

stond, worden de polylijnen waar het begin- en eindpunt gelijk zijn nu ook meegerekend. 


1. Functionaliteit toegevoegd waardoor InfraCAD efficiënter omgaat met het geheugen 

tijdens en na het vectoriseren van een thema. 

2. Wanneer in een PNG geen te vectoriseren pixels zijn gevonden, verschijnt in plaats van de 

melding “Gereed met vectoriseren” een waarschuwingsscherm “Geen te vectoriseren 

pixels gevonden voor thema …”. 

3. Voordat een Klic-melding wordt verwijderd uit de tekening wordt eerst gecontroleerd of 

er nog Controleweergaven actief zijn. Is dit het geval, dan verschijnt een waarschuwing, 

en krijgt de gebruiker de mogelijkheid het verwijderen te annuleren. 

4. Voordat een Klic-melding wordt verwijderd uit de tekening wordt eerst gecontroleerd of 

er nog lagen met gevectoriseerde polylijnen uit staan (dus niet zichtbaar zijn). Is dit het 

geval, dan verschijnt een waarschuwing, en krijgt de gebruiker de mogelijkheid het 

verwijderen te annuleren. 


5. Bij het calculeren van de lengten en oppervlakten worden de “heavy” 2d polylijnen en de 

3d polylijnen nu ook meegenomen. 


1. InfraCAD is geschikt gemaakt voor gebruik als netwerklicentie, waardoor het gebruik van 

‘zwevende licenties’ binnen een organisatie mogelijk wordt. 

2. Diverse kleine verbeteringen in performance en foutafhandeling. 


1. Vectoriseren van Klic-meldingen toegevoegd: Hiermee kunnen GBKN topografie, kabels 

en leidingen in een Klic-melding omgezet worden naar AutoCAD Polylijnen 

2. Het vinkje ‘Topografie’ is verwijderd. De GBKN topografie is toegevoegd als thema in 

het InfraCAD dashboard. 

3. InfraCAD dashboard kan gesorteerd worden op Thema of Beheerder 

4. Update notificatie voor nieuwe versies toegevoegd 

5. Locatie Klic-meldingen is verbeterd: indien niet gevuld in instellingen, dan wordt gestart 

op de laatst geselecteerde locatie 

6. Diverse verbeteringen in performance en foutafhandeling 


1. InfraCAD aangepast op wijziging in XML bestand (wijziging omstreeks 30 juni 2010). 

2. De KLIC lagen worden standaard op LOCK gezet. Hierdoor kunnen de rasterbestanden 

niet per ongeluk worden verwijderd of bewerkt. 

3. Indien er geen PNG bestanden aanwezig zijn in de map van de betreffende Klic-melding, 

wordt dit middels een melding afgevangen. 

4. Beschrijving vinkje ‘Topografie’ opgenomen in handleiding 

5. Draworder van rasterbestanden gewijzigd; worden nu altijd op de achtergrond getoond.

Handleiding InfraCAD - CAD Accent

Create successful ePaper yourself

Delete template?

Save as template?