"Loonvorming bij volkomen concurrentie" in PDF-formaat
"Loonvorming bij volkomen concurrentie" in PDF-formaat
"Loonvorming bij volkomen concurrentie" in PDF-formaat
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
1. Def<strong>in</strong>ities<br />
LOONVORMING BIJ VOLKOMEN CONCURRENTIE<br />
Els Jacobs<br />
1.1. De arbeidsmarkt<br />
De arbeidsmarkt is het geheel van de vraag naar en het aanbod van arbeid. De vraag op de<br />
arbeidsmarkt gaat uit van de bedrijven om een bepaalde productie te kunnen realiseren.<br />
Het aanbod op de arbeidsmarkt komt van de gez<strong>in</strong>nen; zij willen geld verdienen om <strong>in</strong> hun<br />
levensonderhoud te voorzien.<br />
De productiefactor arbeid omvat alle mogelijke arbeidsprestaties die <strong>bij</strong>dragen tot de<br />
productie van goederen en diensten, dus zowel handenarbeid als <strong>in</strong>tellectuele arbeid.<br />
De prijs die op de arbeidsmarkt tot stand komt, noemen we het loon. Voor de vrager naar<br />
arbeid is dit een kost; voor de aanbieder een <strong>in</strong>komen.<br />
1.2. Volkomen concurrentie<br />
- Er zijn veel vragers en aanbieders van arbeid : niemand kan <strong>in</strong>vloed uitoefenen op de prijs<br />
van de arbeid. Voor de <strong>in</strong>dividuele vrager en aanbieder is de prijs van de arbeid gegeven.<br />
- Arbeid is een homogene productiefactor : er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de<br />
verschillende soorten arbeid. Alle arbeidsvormen hebben dezelfde karakteristieken. Dit<br />
betekent dat een arbeider zonder problemen kan overschakelen naar een andere producent.<br />
- De arbeidsmarkt is een doorzichtige markt : elke vrager en aanbieder van de<br />
productiefactor arbeid is volledig geïnformeerd betreffende de vergoed<strong>in</strong>g van arbeid. De<br />
arbeiders zijn op de hoogte van de vacante betrekk<strong>in</strong>gen, vergoed<strong>in</strong>gen en<br />
arbeidsvoorwaarden en de producenten zijn op de hoogte van de beschikbare arbeid en de<br />
vergoed<strong>in</strong>gen.<br />
- De arbeidsmarkt is een open markt : arbeiders kunnen vrij tot de markt toetreden of er uit<br />
treden. Bovendien kunnen de arbeiders vrij overschakelen van de ene producent naar de<br />
andere. De arbeiders zijn dus perfect mobiel.<br />
2. De vraagzijde van de arbeidsmarkt<br />
Bakkerij Peeters is gespecialiseerd <strong>in</strong> het maken van chocoladekoeken. De heer Carl Peeters,<br />
de eigenaar, wil graag weten hoeveel arbeiders hij <strong>in</strong> dienst moet nemen om zijn w<strong>in</strong>st te<br />
maximaliseren.<br />
De prijs van zijn product bedraagt 0,5 EUR. Deze prijs kan hij niet beïnvloeden, want er<br />
heerst <strong>volkomen</strong> concurrentie op de markt.<br />
Het loon van elke arbeider bedraagt 15 EUR per uur. Ook deze prijs is een gegeven voor de<br />
heer Peeters.<br />
De productie van Peeters verloopt op de volgende wijze:<br />
1
Aantal<br />
arbeiders<br />
10<br />
11<br />
12<br />
13<br />
14<br />
15<br />
16<br />
Productie <strong>in</strong><br />
# eenheden<br />
per uur<br />
600<br />
700<br />
840<br />
920<br />
960<br />
980<br />
990<br />
Totale<br />
opbrengsten<br />
300<br />
350<br />
420<br />
460<br />
480<br />
490<br />
495<br />
Marg<strong>in</strong>ale<br />
opbrengsten<br />
van arbeid<br />
50<br />
70<br />
40<br />
20<br />
10<br />
5<br />
2<br />
Totale<br />
kosten<br />
150<br />
165<br />
180<br />
195<br />
210<br />
225<br />
240<br />
Marg<strong>in</strong>ale<br />
kosten van<br />
arbeid<br />
15<br />
15<br />
15<br />
15<br />
15<br />
15<br />
Gemiddelde<br />
opbrengsten<br />
van arbeid<br />
30<br />
De productie verloopt dus volgens de wet van de niet-evenredige meerproductie (zie kolom<br />
2). Naarmate aan de constant gehouden productiefactor (hier kapitaal) achtereenvolgens één<br />
extra eenheid van de variabele productiefactor (hier arbeid) wordt toegevoegd, zal de<br />
marg<strong>in</strong>ale productie, dit is de meerproductie van één toegevoegde hoeveelheid arbeid, eerst<br />
meer dan evenredig toenemen en later m<strong>in</strong>der dan evenredig.<br />
MO,MK,GO<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
10,0<br />
11,0<br />
12,0<br />
Figuur 1<br />
13,0<br />
14,0<br />
aantal arbeiders<br />
De optimale productiegrootte wordt bepaald-wanneer de producent naar w<strong>in</strong>stmaximalisatie<br />
streeft- door de gelijkheid tussen de marg<strong>in</strong>ale opbrengsten en de marg<strong>in</strong>ale kosten. Een<br />
ondernem<strong>in</strong>g zal slechts arbeiders aanwerven <strong>in</strong> zoverre de <strong>bij</strong>komende productie die<br />
daardoor mogelijk wordt, meer opbrengt dan de <strong>bij</strong>komende arbeidskost.<br />
Als het uurloon 15 EUR bedraagt, zal de producent 14 arbeiders <strong>in</strong> dienst nemen. Als het<br />
uurloon stijgt tot 30 EUR heeft <strong>in</strong> figuur 1 een verschuiv<strong>in</strong>g van de MK-curve naar boven tot<br />
gevolg (MK’). Stijgt het uurloon dus van 15 EUR naar 30 EUR dan zal de producent op basis<br />
van de gelijkheid van MK en MO geneigd zijn 13 arbeiders te vragen <strong>in</strong> de veronderstell<strong>in</strong>g<br />
15,0<br />
16,0<br />
MO<br />
MK<br />
GO<br />
31,8<br />
35<br />
35,4<br />
34,3<br />
32,7<br />
30,9
dat alle andere factoren onveranderd blijven. De gevraagde hoeveelheid arbeid verm<strong>in</strong>dert dus<br />
wanneer de loonkosten stijgen. (zie figuur 2)<br />
Stel dat de loonvoet daalt tot 7,5 EUR, dan verschuift op figuur 2 de curve van de marg<strong>in</strong>ale<br />
kosten (MK’’) van de arbeid naar beneden. Hierdoor ontstaat een nieuw evenwicht. Onze<br />
producent is geneigd 15 arbeiders <strong>in</strong> dienst te nemen.<br />
MO,MK,GO<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
10,0<br />
11,0<br />
12,0<br />
Figuur 2<br />
13,0<br />
3<br />
14,0<br />
aantal arbeiders<br />
15,0<br />
16,0<br />
MO<br />
MK<br />
GO<br />
MK''<br />
MK'<br />
Wanneer we de gevraagde hoeveelheid van de productiefactor arbeid <strong>in</strong> functie van de prijs<br />
van deze productiefactor weergeven, bekomen we de vraagcurve van arbeid (Va).<br />
loonvoet<br />
35<br />
30<br />
25<br />
20<br />
15<br />
10<br />
5<br />
0<br />
Gevraagde hoeveelheid arbeid Loonvoet<br />
15<br />
14<br />
13<br />
vraag naar arbeid<br />
9 10 11 12 13 14 15 16 17<br />
gevraagde hoeveelheid<br />
arbeid<br />
7,5<br />
15<br />
30<br />
vraag naar<br />
arbeid
We stellen vast dat de vraagcurve van arbeid een dalend verloop kent. Uit de tabel blijkt<br />
immers dat <strong>bij</strong> een toename (afname) van de loonvoet de gevraagde hoeveelheid arbeid<br />
afneemt (toeneemt). Er bestaat dus een negatief verband tussen de gevraagde hoeveelheid<br />
arbeid (Qv) en de prijs van de productiefactor arbeid of de loonvoet.<br />
De vraagcurve valt dus samen met het dalende gedeelte van de MO-curve. Het is echter niet<br />
het gehele gedeelte. Als het uurloon echter hoger ligt dan 35 EUR dan worden de loonkosten<br />
per eenheid arbeid niet goed gemaakt door de opbrengst van de productie die één eenheid<br />
gemiddeld oplevert. De producent zal dan stoppen met de productie. De producent zal pas de<br />
vraag naar arbeid uitoefenen als het loon beneden 35 EUR ligt of daaraan gelijk is. De vraag<br />
naar arbeid (Va) valt dus samen met het dalend gedeelte van de MO-curve vanaf het snijpunt<br />
van de gemiddelde opbrengstencurve (GO) en de marg<strong>in</strong>ale opbrengst van arbeid (MO).<br />
2.1. Oorzaken van verschuiv<strong>in</strong>gen van de vraagcurve<br />
2.1.1. Verander<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de productiviteit<br />
Dit betekent dat een arbeider per tijdseenheid meer of m<strong>in</strong>der eenheden van een product zal<br />
produceren. Verander<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de arbeidsproductiviteit kunnen optreden als gevolg van een<br />
verbeterde methode van arbeidsverdel<strong>in</strong>g, een wijzig<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de stand van de techniek (de<br />
arbeiders zullen met betere middelen meer kunnen produceren) en een<br />
kwaliteitsverbeter<strong>in</strong>g van de productiefactor arbeid (ten gevolge van betere en hogere<br />
schol<strong>in</strong>g bv.).<br />
Een landmetersfirma werft secretaresses aan voor het typen van schatt<strong>in</strong>gsverslagen. Stel<br />
dat door de <strong>in</strong>troductie van de computers, de productiviteit van secretaresses met 60%<br />
stijgt (de marktprijs (62,5 EUR) en het uurloon (40 EUR) blijven onveranderd). De<br />
marg<strong>in</strong>ale ontvangsten verschuiven dan naar rechts (zie figuur 3). Ook de marg<strong>in</strong>ale<br />
opbrengsten zullen dan verschuiven naar boven.<br />
MO,MK,GO<br />
520<br />
480<br />
440<br />
400<br />
360<br />
320<br />
280<br />
240<br />
200<br />
160<br />
120<br />
80<br />
40<br />
0<br />
10,0<br />
11,0<br />
12,0<br />
13,0<br />
Figuur 3<br />
4<br />
14,0<br />
aantal arbeiders<br />
2.1.2. Een wijzig<strong>in</strong>g van de marktprijs van het product<br />
Als de marktprijs van het product stijgt (als gevolg van het feit bv. dat het product <strong>in</strong> is en<br />
de vraag naar het product dus verschuift naar rechts), dan stijgt de totale en marg<strong>in</strong>ale<br />
opbrengst van arbeid en verschuift de arbeidsvraag naar rechts.<br />
15,0<br />
16,0<br />
17,0<br />
MO<br />
MK<br />
GO<br />
MO'<br />
GO'
2.1.3. Een verander<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de verhoud<strong>in</strong>g tussen de factorprijzen<br />
Stel dat een ondernem<strong>in</strong>g de keuze heeft tussen twee productiemethoden :<br />
- Methode A: een arbeids<strong>in</strong>tensieve methode; vergt meer arbeid en m<strong>in</strong>der kapitaal<br />
(mach<strong>in</strong>es)<br />
- Methode B: een kapitaal<strong>in</strong>tensievere methode; vergt m<strong>in</strong>der arbeid en meer kapitaal.<br />
Vereiste <strong>in</strong>puts per eenheid output<br />
Productietechniek Arbeidsuren Mach<strong>in</strong>e-uren<br />
A 6 4,5<br />
B 4 6<br />
We gaan ervan uit dat zowel de hoeveelheid arbeid als de hoeveelheid kapitaal voor<br />
wijzig<strong>in</strong>g vatbaar is.<br />
We willen weten <strong>in</strong> welke mate de vraag naar arbeid verandert <strong>bij</strong> een wijzig<strong>in</strong>g van de<br />
prijzen van de factoren arbeid en kapitaal.<br />
Indien de prijs van een arbeidsuur 10 EUR zal bedragen en de prijs van een mach<strong>in</strong>e-uur<br />
15 EUR.<br />
De kostprijs van elke geproduceerde eenheid per productietechniek :<br />
A : (6x10 EUR) + (4,5x15 EUR) = 127,5 EUR<br />
B : (4x10 EUR) + (6x15 EUR) = 130 EUR<br />
De ondernemer zal dan voor de arbeids<strong>in</strong>tensievere productietechniek kiezen omdat deze<br />
de goedkoopste is.<br />
Stel dat de prijs van een arbeidsuur 10 EUR blijft en de prijs van een mach<strong>in</strong>e-uur daalt<br />
van 15 EUR naar 5 EUR.<br />
De kostprijs van elke geproduceerde eenheid per productietechniek :<br />
A : (6x10 EUR) + (4,5x 5 EUR) = 82,5 EUR<br />
B : (4x10 EUR) + (6x5 EUR) = 70 EUR<br />
De ondernemer zal dan gebruik maken van productietechniek B.<br />
Stel dat een ondernem<strong>in</strong>g een productievolume realiseert van 500 eenheden dan zal de<br />
gevraagde hoeveelheid arbeid dalen van 3000 naar 2000 eenheden en stijgt de gevraagde<br />
hoeveelheid kapitaal van 2250 eenheden naar 3000 eenheden.<br />
Het feit dat de ondernemer een aantal relatief duurder geworden arbeidsuren gaat<br />
vervangen door een aantal goedkoper geworden mach<strong>in</strong>e-uren noemen we het factorsubstitutie-effect.<br />
Dit effect doet de arbeidsvraagcurve verschuiven naar rechts.<br />
2.2. Oorzaak van een beweg<strong>in</strong>g langsheen de vraagcurve<br />
De vraag naar arbeid is een afgeleide vraag, die bepaald wordt door de vraag naar het<br />
vervaardigd product. De vraag naar arbeiders ontstaat immers doordat de ondernem<strong>in</strong>g<br />
producten kan afzetten. Dus als de gevraagde hoeveelheid van het product daalt door het feit<br />
dat bv. de marg<strong>in</strong>ale kosten (loonkosten) stijgen dan krijgen we een beweg<strong>in</strong>g naar l<strong>in</strong>ks op<br />
de vraagcurve naar arbeid. In een volgende fase zal de prijs van het product stijgen als gevolg<br />
van de aanbodcurve van het product die verschuift naar l<strong>in</strong>ks.<br />
5
2.3. Prijselasticiteit van de arbeidsvraag<br />
2.3.1. Def<strong>in</strong>itie<br />
∆Q<br />
a<br />
De loonelasticiteitscoëfficiënt van de arbeidsvraag ( ) is een kengetal dat weergeeft<br />
∆ P a<br />
<strong>in</strong> welke mate de gevraagde hoeveelheid naar arbeid zal wijzigen procentueel ten gevolge<br />
van een procentuele wijzig<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het loon .<br />
Dit kengetal is steeds negatief aangezien er een negatief verband bestaat tussen de prijs van<br />
de arbeid en de gevraagde hoeveelheid arbeid. We beschouwen enkel de absolute waarde :<br />
- abs. waarde (loonelasticiteitscoëff.) > 1 => elastische arbeidsvraag<br />
- abs. waarde (loonelasticiteitscoëff.) < 1 => <strong>in</strong>elastische arbeidsvraag<br />
- abs. waarde (loonelasticiteitscoëff.) = 1 => unitaire arbeidsvraag<br />
2.3.2. Factoren die de prijselasticiteit van de arbeidsvraag beïnvloeden<br />
De prijselasticiteit van de productvraag<br />
We nemen een product waarvan de prijselasticiteit van de vraag kle<strong>in</strong> is bv.<br />
elektriciteit. Dit betekent dat een wijzig<strong>in</strong>g van de prijs van dat product we<strong>in</strong>ig <strong>in</strong>vloed<br />
heeft op de vraag ernaar. De vakbonden <strong>in</strong> de sector van de elektriciteitsproductie<br />
hebben een loonsverhog<strong>in</strong>g kunnen afdw<strong>in</strong>gen. De elektriciteitsproducenten rekenen<br />
deze loonsverhog<strong>in</strong>g door <strong>in</strong> hun prijzen. De prijzen stijgen dus. Dit wil zeggen dat de<br />
consumenten hun gevraagde hoeveelheid elektriciteit zullen verm<strong>in</strong>deren, maar met<br />
niet veel. Als er m<strong>in</strong>der elektriciteit gevraagd wordt, zijn er immers ook iets m<strong>in</strong>der<br />
arbeiders nodig.<br />
De kle<strong>in</strong>e prijselasticiteit van de vraag naar het e<strong>in</strong>dproduct leidt dan tot een kle<strong>in</strong>e<br />
prijselasticiteit van de arbeidsvraag (loonelasticiteit).<br />
Bekijken we nu eens de <strong>in</strong>vloed van de loonselasticiteit van de vraag naar fastfood op<br />
de loonselasticiteit. De prijselasticiteit van de vraag naar fast-food is relatief groot. Als<br />
er zich <strong>in</strong> de fast-food-sector een loonsverhog<strong>in</strong>g voordoet en ten gevolge daarvan een<br />
prijsverhog<strong>in</strong>g zullen de klanten verkiezen thuis te eten. De vraag naar fast-food zal<br />
dus enorm afnemen en er zullen veel ontslagen vallen. Ten gevolge van de relatief<br />
grote prijselasticiteit van de vraag naar fast-food zal een loonsverhog<strong>in</strong>g <strong>in</strong> deze sector<br />
een grote weerslag hebben op de tewerkstell<strong>in</strong>g.<br />
Hoe groter de prijselasticiteit van de vraag naar het e<strong>in</strong>dproduct, hoe groter de<br />
prijselasticiteit van de arbeidsvraag (loonelasticiteit).<br />
Het aandeel van de factor arbeid <strong>in</strong> de totale productiekosten<br />
De loonkosten vormen een deel van de productiekosten.<br />
We aanschouwen twee situaties :<br />
A : loonkosten maken 90% deel uit van de totale productiekosten<br />
B : loonkosten maken 10% deel uit van de totale productiekosten<br />
Er doet zich een loonsverhog<strong>in</strong>g van 10% voor :<br />
A : stijg<strong>in</strong>g van de productiekosten met 9% (10% van 90%)<br />
B : stijg<strong>in</strong>g van de productiekosten met 1% (10% van 10%)<br />
6
De <strong>in</strong>vloed van de loonsverhog<strong>in</strong>g op de totale productiekosten is dus groter wanneer<br />
de lonen een groter deel uitmaken van de totale kosten. De loonsverhog<strong>in</strong>g wordt<br />
immers doorgerekend <strong>in</strong> de prijs van het product als gevolg van het aanbod dat<br />
verschuift naar l<strong>in</strong>ks. De gevraagde hoeveelheid van dat product daalt en we krijgen<br />
een beweg<strong>in</strong>g naar l<strong>in</strong>ks op de arbeidsvraagcurve die groter is dan wanneer de<br />
loonkosten slechts een kle<strong>in</strong> deel uitmaken van de totale productiekosten.<br />
Bij een loonsverhog<strong>in</strong>g van 10% is de verm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g van de gevraagde hoeveelheid<br />
arbeid groter als de loonkosten 90% uitmaken van de totale productiekosten dan<br />
wanneer de loonkosten 10% uitmaken van de totale productiekosten.<br />
Hoe groter het aandeel van de productiefactor arbeid <strong>in</strong> de totale productiekosten, hoe<br />
groter de prijselasticiteit van de vraag naar arbeid; hoe kle<strong>in</strong>er het aandeel van de<br />
productiefactor arbeid <strong>in</strong> de totale productiekosten, hoe kle<strong>in</strong>er de prijselasticiteit van<br />
de arbeidsvraag.<br />
3. Het arbeidsaanbod<br />
3.1. Het arbeidsaanbod van één <strong>in</strong>dividu<br />
De mensen gaan werken om te voorzien <strong>in</strong> hun levensbenodigdheden. Werken of niet werken:<br />
de keuze zou snel gemaakt zijn, mochten wij geen loon krijgen naar werken.<br />
Bij het bestuderen van het keuzeprobleem van de arbeider kunnen we uitgaan van de<br />
veronderstell<strong>in</strong>g dat de arbeider <strong>in</strong> staat is comb<strong>in</strong>aties van werktijd of loon (koopkracht) en<br />
vrije tijd te bedenken die hem dezelfde voldoen<strong>in</strong>g schenken, m.a.w. die hem hetzelfde nut<br />
geven. Het is daar<strong>bij</strong> realistisch te veronderstellen dat de arbeider steeds meer (schaarser<br />
wordende) vrije tijd slechts zal willen opofferen tegen een stijgend <strong>bij</strong>komend loon. Hoe<br />
m<strong>in</strong>der vrije tijd, hoe groter de loonsverhog<strong>in</strong>g zal dienen te zijn om de arbeider ertoe aan te<br />
zetten nog meer arbeid “te verkopen”.<br />
Vrije tijd slaat hier<strong>bij</strong> dus op het aantal uren dat, na aftrek van de aan betaalde arbeid<br />
gespendeerde werktijd, per dag voor andere tijdsbested<strong>in</strong>gen overblijft (ontspann<strong>in</strong>g met<br />
vrienden en familie, lui liggen op het strand, wandelen, hobby, eten, slapen, schoonmaken,<br />
blokken,…).<br />
Comb<strong>in</strong>aties van vrije tijd en <strong>in</strong>komen van Bart Peeleman die liggen op één zelfde<br />
<strong>in</strong>differentiecurve (iso-nutscurve) leveren hem hetzelfde nut op. Onderstel dat Bart vrij kan<br />
gaan werken.<br />
Indifferentiecurve A Indifferentiecurve B Indifferentiecurve C<br />
gaat door :<br />
(10, 175)<br />
(12, 132,5)<br />
(14, 105)<br />
(16, 80)<br />
(18, 70)<br />
gaat door :<br />
(10, 212,5)<br />
(12, 157,5)<br />
(13, 137,5)<br />
(14, 130)<br />
(16, 112,5)<br />
7<br />
Gaat door :<br />
(10, 262,5)<br />
(12, 200)<br />
(13, 172,5)<br />
(14, 150)<br />
(16, 132,5)
<strong>in</strong>komen<br />
300<br />
280<br />
260<br />
240<br />
220<br />
200<br />
180<br />
160<br />
140<br />
120<br />
100<br />
80<br />
60<br />
40<br />
20<br />
0<br />
figuur 4<br />
0<br />
1<br />
2<br />
3<br />
4<br />
5<br />
6<br />
7<br />
8<br />
9<br />
10<br />
11<br />
12<br />
13<br />
14<br />
15<br />
16<br />
17<br />
18<br />
19<br />
20<br />
21<br />
22<br />
23<br />
24<br />
vrije tijd<br />
8<br />
<strong>in</strong>differentiecurve A<br />
Indifferentiecurve B<br />
Indifferentiecurve C<br />
loonlijn 1<br />
loonlijn 2<br />
loonlijn 3<br />
Bij een uurloon van 10 EUR zal Bart preferen om 8u te gaan werken per dag. Hij ervaart dan<br />
het grootste nut geg. het uurloon (zie figuur 4, loonlijn 1). Bedraagt het uurloon 12,5 EUR dan<br />
wil Bart 11u gaan werken (loonlijn 3).<br />
Bij een loon van 15 EUR/uur zal Bart bereid zijn 10u te werken per dag (loonlijn 2).<br />
Loonvoet Arbeidsduur per dag<br />
10 EUR<br />
12,5 EUR<br />
15 EUR<br />
De grafische curve die het verband weergeeft tussen de loonvoet en de aangeboden<br />
hoeveelheid arbeid per dag noemen we de aanbodcurve van arbeid (Aa).<br />
loonvoet<br />
17,5<br />
15<br />
12,5<br />
10<br />
7,5<br />
5<br />
2,5<br />
8u<br />
11u<br />
10u<br />
<strong>in</strong>dividueel arbeidsaanbod<br />
0<br />
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12<br />
aangeboden hoeveelh. arbeid<br />
<strong>in</strong>dividueel arbeidsaanbod<br />
We stellen vast dat tussen dat tussen de uurlonen 10 EUR en 12,5 EUR de aanbodcurve een<br />
normale positieve hell<strong>in</strong>g heeft, maar dat voor<strong>bij</strong> 12,5 EUR de aanbodcurve als het ware<br />
terugbuigt naar de as, wat betekent dat hogere lonen leiden tot een verm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g van de
aangeboden hoeveelheid arbeid. Men spreekt van een (gedeeltelijk) contrair verloop van de<br />
<strong>in</strong>dividuele arbeidsaanbodcurve.<br />
Wanneer we vertrekken van een relatief laag uurloon dan is de arbeider bereid meer te werken<br />
en m<strong>in</strong>der vrije tijd te nemen als het loon stijgt. Aangezien de stijg<strong>in</strong>g van het uurloon vrije<br />
tijd duurder maakt (opportuniteitskost is groter) zal de arbeider kiezen voor m<strong>in</strong>der vrije tijd<br />
en meer arbeidstijd. Een loonsverhog<strong>in</strong>g kan dus leiden tot een vervang<strong>in</strong>g of substitutie van<br />
vrije tijd door werktijd. Dit noemt men het substitutie-effect. Het omgekeerde doet zich voor<br />
<strong>bij</strong> een loonsverlag<strong>in</strong>g.<br />
Voor<strong>bij</strong> een uurloon van 10 EUR wordt de vrije tijd nog steeds duurder maar opteert de<br />
arbeider voor m<strong>in</strong>der werken en meer vrije tijd <strong>bij</strong> een stijg<strong>in</strong>g van de loonvoet. Het<br />
<strong>in</strong>komenseffect doet het <strong>in</strong>komen van de arbeiders zelfs stijgen zonder dat hij daarvoor<br />
langer moet werken. Hij kan zelfs een kle<strong>in</strong>er aantal uren werken en evenveel verdienen als<br />
vroeger. Dit effect treedt pas op <strong>bij</strong> zeer hoge loonvoeten. Zowel <strong>in</strong>komen als vrije tijd zijn<br />
dan superieure goederen geworden. De koopkracht stijgt en er wordt meer vrije tijd gewenst.<br />
Alhoewel Bart Peeters geneigd is m<strong>in</strong>der te werken als de loonvoet stijgt boven de 12,5 EUR,<br />
hoeft dit niet steeds zo voor ieder persoon het geval te zijn. De arbeidscurve van een<br />
<strong>in</strong>dividuele werknemer hangt af van zijn veld van <strong>in</strong>differentiecurven.<br />
3.2. Het arbeidsaanbod van meerdere <strong>in</strong>dividuen<br />
Stel dat de arbeidscurve van Piet er als volgt uitziet:<br />
loonvoet<br />
17,5<br />
15<br />
12,5<br />
10<br />
7,5<br />
5<br />
2,5<br />
Loon Uren werken<br />
10 EUR<br />
12,5 EUR<br />
15 EUR<br />
Figuur 5<br />
9<br />
6u<br />
14u<br />
12u<br />
0<br />
0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28<br />
aangeboden hoeveelh. arbeid<br />
arbeidsaanbod Bart<br />
arbeidsaanbod Piet<br />
collectief arbeidsaanbod<br />
De collectieve aanbodscurve kunnen we dan v<strong>in</strong>den door de <strong>in</strong>dividuele arbeidsaanbodcurven<br />
horizontaal te sommeren (zie figuur 5)
3.3. Verschuiv<strong>in</strong>gen van het arbeidsaanbod<br />
3.3.1. Wijzig<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de voorkeur van de arbeider<br />
Veronderstel dat het preferentieschema van Bart zodanig veranderd is door de <strong>in</strong>troductie<br />
van de nieuwe high-tech producten die ter zijner beschikk<strong>in</strong>g staan dat hij tegen een<br />
bepaalde loonvoet toch bereid is veel arbeid te leveren. Nu is hij bereid tegen een loonvoet<br />
van 10 EUR 9u te werken, tegen een loonvoet van 12,5 EUR 13u te presteren en tegen 15<br />
EUR 15u per dag.<br />
loonvoet<br />
17,5<br />
15<br />
12,5<br />
10<br />
7,5<br />
5<br />
2,5<br />
Figuur 6<br />
0<br />
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16<br />
aangeboden hoeveelh. arbeid<br />
10<br />
oud arbeidsaanbod Bart<br />
nieuw arbeidsaanbod Bart<br />
Een wijzig<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de voorkeur veroorzaakt dus een verschuiv<strong>in</strong>g naar rechts als hij bereid is<br />
tegen elk uurloon meer arbeid aan te bieden, naar l<strong>in</strong>ks <strong>in</strong> het tegenovergestelde geval.<br />
3.3.2. Een verander<strong>in</strong>g van de bevolk<strong>in</strong>g op arbeidsleeftijd<br />
Een aangroei van de bevolk<strong>in</strong>g op arbeidsleeftijd doet de arbeidsaanbodcurve naar rechts<br />
verschuiven. De horizontale sommatie wordt dan immers groter. In het omgekeerde geval<br />
v<strong>in</strong>dt er een verschuiv<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de andere richt<strong>in</strong>g plaats.<br />
3.3.3. Een verander<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de participatiegraad<br />
De participatiegraad is % van de bevolk<strong>in</strong>g op arbeidsleeftijd dat een beroepsactiviteit<br />
wenst uit te oefenen. Factoren die de participatiegraad beïnvloeden :<br />
Studieduur<br />
De meeste jongeren willen eerst hun diploma behalen. De participatiegraad van de<br />
oudere werknemers verlaagt ook door het feit dat er vele mogelijkheden zijn voor<br />
vervroegd pensioen.<br />
De materiële status en de aanwezigheid van k<strong>in</strong>deren<br />
De participatiegraad <strong>bij</strong> k<strong>in</strong>derloze huwelijken ligt hoger dan <strong>bij</strong> andere huwelijken.<br />
De aanwezigheid van jonge k<strong>in</strong>deren doet de participatiegraad, vnl. van vrouwen,<br />
afnemen. Het <strong>in</strong>komen van de andere echtgenoot is hier ook van groot belang. Bij een<br />
voldoende hoog <strong>in</strong>komen zal de vrouw meer tijd besteden aan haar huishoud<strong>in</strong>g en de<br />
opvoed<strong>in</strong>g van de k<strong>in</strong>deren.
Arbeidsvoorwaarden<br />
De arbeidsvoorwaarden (soepelere werktijden, loopbaanonderbrek<strong>in</strong>g,<br />
zwangerschapsverlof, bedrijfscrèches,…) kunnen eveneens een belangrijke <strong>in</strong>vloed<br />
uitoefenen op de participatiegraad, zowel van mannen als van vrouwen.<br />
4. <strong>Loonvorm<strong>in</strong>g</strong> op een zuiver concurrentiële arbeidsmarkt<br />
Op een zuiver concurrentiële markt wordt de prijs van de productiefactor arbeid gevormd<br />
door de confrontatie van vraag en aanbod van arbeid (figuur 7)<br />
loonvoet<br />
35<br />
30<br />
25<br />
20<br />
15<br />
10<br />
5<br />
figuur 7<br />
0<br />
12 13 14 15 16<br />
hoeveelh. arbeid<br />
11<br />
vraag naar<br />
arbeid<br />
aanbod van<br />
arbeid<br />
5. Factoren die de loonsonderhandel<strong>in</strong>gen m.b.t. de CAO’s kunnen beïnvloeden<br />
De arbeidsmarkt is een zeer gereguleerde markt, d.w.z. vraag en aanbod spelen, doch spelen<br />
de CAO’s een grote rol zodat de onderhandel<strong>in</strong>gsruimte beperkt is.<br />
5.1. Loonbarema’s en m<strong>in</strong>imumlonen<br />
Veronderstel bv. dat het arbeidsaanbod toeneemt, omdat meer vrouwen toetreden tot de<br />
arbeidsmarkt. Door een verhog<strong>in</strong>g van het arbeidsaanbod zal de arbeidsaanbodcurve<br />
verschuiven naar rechts. Er ontstaat een nieuw marktevenwicht en het loon zal dalen onder het<br />
vorig niveau. Een dal<strong>in</strong>g van de lonen komt echter <strong>in</strong> het Westen zeer zelden voor aangezien<br />
werknemers dat niet aanvaarden. Men noemt dit verschijnsel “neerwaartse loonrigiditeit of<br />
loonstarheid”. Indien de lonen niet mogen dalen zal er een arbeidsoverschot of werkloosheid<br />
ontstaan (zie figuur 8).
loonvoet<br />
35<br />
30<br />
25<br />
20<br />
15<br />
10<br />
5<br />
figuur 8<br />
0<br />
12,5 13 13,5 14 14,5 15 15,5<br />
hoeveelh. arbeid<br />
12<br />
vraag naar arbeid<br />
aanbod van arbeid<br />
nieuwe aanbodscurve<br />
5.2. De situatie op de arbeidsmarkt<br />
Voor bepaalde categorieën van arbeid is er onvoldoende arbeid, denken we maar aan<br />
ongeschoolden. Bovendien worden door de bedrijven soms hoog gekwalificeerde arbeid<br />
gevraagd waartegen we<strong>in</strong>ig of geen aanbod bestaat. Denken we maar aan<br />
directiesecretaresses, boekhouders, <strong>in</strong>formatici, <strong>in</strong>genieurs, tekenaars, verpleegkundigen,<br />
electriciens, lassers, auto-en vrachtwagenmachaniciens, metaalbewerkers, bakkers,<br />
beenhouwers, kappers,… die schaars zijn.<br />
Hoe schaarser, hoe beter de vakbonden kunnen onderhandelen. De bedrijven zitten te<br />
spr<strong>in</strong>gen om arbeidskrachten en zijn bereid meer te betalen en / of extra legale voordelen te<br />
geven zoals maaltijdcheques, bedrijfswagen, weekendjes, bedrijfscrèches,….<br />
De vakbonden kunnen ook de lonen opdrijven door de toegang tot het beroep te beperken bv.<br />
door een toelat<strong>in</strong>gsexamen te eisen . Het aanbod verschuift daardoor naar l<strong>in</strong>ks en er komt een<br />
hoger loon tot stand.<br />
5.3. Stijg<strong>in</strong>g van de arbeidsproductiviteit<br />
Bedrijven met een hogere productiviteit kunnen <strong>in</strong> hun CAO’s hogere lonen vastleggen voor<br />
hun werknemers dan bedrijven met een lagere productiviteit. De vakbonden zullen een<br />
loonsverhog<strong>in</strong>g eisen om ervoor te zorgen dat de werknemers kunnen delen <strong>in</strong> de stijgende<br />
welvaart.<br />
5.4. Prijsstijg<strong>in</strong>gen<br />
Vakbonden gaan hogere looneisen stellen voor hun werknemers ten tijde van <strong>in</strong>flatie omdat<br />
de werknemers daardoor hun reël loon kunnen behouden.<br />
Behalve over lonen wordt er natuurlijk ook uitgebreid onderhandeld over de secundaire<br />
arbeidsvoorwaarden.
Oefen<strong>in</strong>gen :<br />
Oef1 :<br />
Arbeiders Productie<br />
5<br />
6<br />
7<br />
8<br />
9<br />
10<br />
Grote lolly’s wordt nog ambachtelijk gemaakt. De marktprijs is 0,5 EUR en het dagloon<br />
bedraagt 24,5 EUR. Bereken de totale, marg<strong>in</strong>ale en gemiddelde opbrengsten en de totale en<br />
marg<strong>in</strong>ale kosten met de computer. Teken de marg<strong>in</strong>ale kosten, marg<strong>in</strong>ale opbrengsten en<br />
gemiddelde arbeidsopbrengsten met de computer. Bepaal grafisch hoeveel arbeiders deze<br />
producent geneigd is te vragen. Leid eveneens de vraagcurve van arbeid af.<br />
Oef 2 :<br />
Een traiteur bezorgt fijnverzorgde warme maaltijden aan huis. In de loop van de jaren breidde<br />
zijn zaak uit en moest hij dus ook meer werknemers <strong>in</strong> dienst nemen. De loonkosten en de<br />
opbrengsten per dag hangen af van het aantal maaltijden. Onderstaande tabel geeft de evolutie<br />
van deze gegevens weer als de dagloonkosten per arbeider 62,5 EUR bedragen en de<br />
ontvangst per maaltijd 6,25 EUR bedraagt.<br />
13<br />
400<br />
500<br />
590<br />
650<br />
690<br />
720<br />
Aantal arbeiders Aantal maaltijden per dag<br />
1<br />
2<br />
3<br />
4<br />
5<br />
6<br />
7<br />
Bereken totale kosten, totale opbrengsten de marg<strong>in</strong>ale kosten en opbrengsten. Hoeveel<br />
arbeiders worden <strong>in</strong> dienst genomen?<br />
Om zijn personeel te kunnen houden, is de ondernemer verplicht een belangrijke<br />
loonsverhog<strong>in</strong>g toe te staan. De loonkosten per dag bedragen nu 75 EUR.<br />
Hoeveel arbeiders worden er nu <strong>in</strong> dienst genomen? Leid de vraagcurve naar arbeid af.<br />
Stel dat de arbeidsproductiviteit stijgt met 10%. Hoe beïnvloedt dat de vraag naar arbeid?<br />
Door de actie van de vakbonden en door een sterke verhog<strong>in</strong>g van de sociale lasten stijgen de<br />
loonkosten <strong>in</strong> het bedrijf tot 90 EUR per arbeider. De zaak van de traiteur heeft een goede<br />
reputatie wegens de prima kwaliteit van de maaltijden. De ondernemer durft de gestegen<br />
loonkosten door te rekenen <strong>in</strong> de verkoopprijs per maaltijd. Hij verhoogt daartoe de prijs per<br />
maaltijd tot 7,5 EUR. Hoe beïnvloedt dit de vraag naar arbeid <strong>in</strong> de veronderstell<strong>in</strong>g dat de<br />
arbeidsproductiviteitsstijg<strong>in</strong>g van 10% blijft?<br />
Als de prijs van mijn product verdubbelt en de dagloonkost per arbeider verdubbelt, hoe<br />
beïnvloedt dit mijn gevraagde hoeveelheid arbeid?<br />
8<br />
20<br />
35<br />
51<br />
64<br />
75<br />
84
Oef 3 :<br />
Als de <strong>in</strong>differentiecurve de volgende algemene vorm aanneemt :<br />
x 1,29 .y = 3759,24.<br />
- Wat is dan het optimaal arbeidsaanbod als het uurloon gelijk is aan 12,5 EUR?<br />
- Wat is dan het optimaal arbeidsaanbod als het uurloon gelijk is aan 9 EUR?<br />
- Stel de <strong>bij</strong>horende aanbodscurve van arbeid op. Wat kan je besluiten uit deze grafiek?<br />
Oef 4 :<br />
Als de <strong>in</strong>differentiecurve de volgende algemene vorm aanneemt :<br />
x 1,35 .(y +45)= 5403,58.<br />
- Wat is dan het optimaal arbeidsaanbod als het uurloon gelijk is aan 10,5 EUR?<br />
- Wat is dan het optimaal arbeidsaanbod als het uurloon gelijk is aan 12,5 EUR?<br />
- Stel de <strong>bij</strong>horende aanbodscurve van arbeid op. Hoe verloopt de arbeidsaanbodcurve?<br />
Oef 5<br />
14
Is deze situatie economisch mogelijk of relevant? Waarom wel of waarom niet? Op welke<br />
constante staat er een restrictie om een economisch verantwoorde aanbodscurve te<br />
construeren? En welke restrictie?<br />
Oef 6:<br />
De vraag naar arbeid is weergegeven door de volgende vergelijk<strong>in</strong>g : y = 75-x met l de<br />
loonvoet en a de hoeveelheid arbeid. Het aanbod van arbeid wordt voorgesteld door de<br />
volgende vergelijk<strong>in</strong>g : y = 15+2x<br />
Stel vraag en aanbod van arbeid grafisch voor. Bepaal grafisch het evenwichtsloon.<br />
Oef 7:<br />
De vraag naar arbeid wordt weergegeven door de volgende vergelijk<strong>in</strong>g y = 25-x. Het aanbod<br />
van arbeid wordt weergegeven door de volgende vergelijk<strong>in</strong>g : y = 7+x<br />
Stel grafisch de vraagcurve en aanbodcurve van arbeid voor. Bepaal grafisch het<br />
evenwichtsloon. Stel dat de aangeboden hoeveelheid 8 bedraagt, leid dan grafisch de grootte<br />
van de werkloosheid (uitgedrukt <strong>in</strong> aantal arbeiders) af.<br />
Oef 8:<br />
loonvoet Gevraagde<br />
hoeveelheid arbeid<br />
10<br />
2<br />
3,75<br />
4,5<br />
15<br />
Aangeboden hoeveelheid<br />
arbeid<br />
8<br />
0,5<br />
Geef de grafische voorstell<strong>in</strong>g van vraag en aanbod. Bepaal grafisch de evenwichtsprijs en de<br />
tewerkstell<strong>in</strong>g die daarmee gepaard gaat.