17.09.2013 Views

Kamerstuk 29843, nr. 1 - Eerste Kamer der Staten-Generaal

Kamerstuk 29843, nr. 1 - Eerste Kamer der Staten-Generaal

Kamerstuk 29843, nr. 1 - Eerste Kamer der Staten-Generaal

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Tweede <strong>Kamer</strong> <strong>der</strong> <strong>Staten</strong>-<strong>Generaal</strong><br />

Verga<strong>der</strong>jaar 2004–2005<br />

29 843 Uitvoerbaarheid Wet Veiligheidson<strong>der</strong>zoeken<br />

Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN<br />

KONINKRIJKSRELATIES<br />

1 <strong><strong>Kamer</strong>stuk</strong>ken I, 1995/1996, 24 023, <strong>nr</strong>. 216b,<br />

blz. 4.<br />

KST82203<br />

0405tkkst<strong>29843</strong>-1<br />

ISSN 0921 - 7371<br />

SduUitgevers<br />

’s-Gravenhage 2004<br />

Aan de Voorzitter van de Tweede <strong>Kamer</strong> <strong>der</strong> <strong>Staten</strong>-<strong>Generaal</strong><br />

Den Haag, 11 oktober 2004<br />

2<br />

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Defensie, aan de rapportage<br />

«Toets van de uitvoerbaarheid van de Wet veiligheidson<strong>der</strong>zoeken».<br />

Het on<strong>der</strong>zoek naar de uitvoerbaarheid van de Wet Veiligheidson<strong>der</strong>zoeken<br />

(WVO) is door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst<br />

en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst verricht in verband<br />

met een desbetreffende toezegging van de toenmalige ministers van<br />

Binnenlandse Zaken en Defensie bij de behandeling van het wetsvoorstel<br />

in de <strong>Eerste</strong> <strong>Kamer</strong> 1 .<br />

Het uitgevoerde on<strong>der</strong>zoek betreft een on<strong>der</strong>zoek naar de uitvoerbaarheid<br />

van de WVO. Bij het on<strong>der</strong>zoek is een aantal knelpunten gesignaleerd. In<br />

de rapportage wordt op deze knelpunten ingegaan en wordt aangegeven<br />

welke daarvan met organisatorische maatregelen kunnen worden on<strong>der</strong>vangen<br />

en welke punten tot aanpassing van de wet nopen. Ik zal ter zake<br />

een voorstel tot wetswijziging voorbereiden.<br />

De organisatorische oplossingen zijn door de AIVD en MIVD zoveel als<br />

mogelijk gestart of kunnen binnenkort aanvangen.<br />

Volledigheidshalve wil ik erop wijzen dat naast het genoemde on<strong>der</strong>zoek<br />

ook an<strong>der</strong>e activiteiten zijn en worden on<strong>der</strong>nomen die gericht zijn op een<br />

hoge kwaliteit van de veiligheidson<strong>der</strong>zoeken. Zo zijn in 2002 de<br />

on<strong>der</strong>zoeksvragen en overwegingen die in het ka<strong>der</strong> van een veiligheidson<strong>der</strong>zoek<br />

van belang zijn gemo<strong>der</strong>niseerd. Dit is neergeslagen in een<br />

handboek dat intern consequent wordt toegepast en waarmee de zorgvuldigheid<br />

van de afwegingen wordt bevor<strong>der</strong>d.<br />

Tweede <strong>Kamer</strong>, verga<strong>der</strong>jaar 2004–2005, 29 843 , <strong>nr</strong>. 1 1


Aan het terugbrengen van de gemiddelde doorlooptijden van de<br />

veiligheidson<strong>der</strong>zoeken en het oplijnen van de redenen om functies aan te<br />

wijzen als vertrouwensfunctie wordt de komende tijd bijzon<strong>der</strong>e aandacht<br />

besteed.<br />

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,<br />

J. W. Remkes<br />

Tweede <strong>Kamer</strong>, verga<strong>der</strong>jaar 2004–2005, 29 843 , <strong>nr</strong>. 1 2


1 <strong><strong>Kamer</strong>stuk</strong>ken I, 1995/1996, 24 023, <strong>nr</strong>. 216b,<br />

blz. 4.<br />

2 Gegevens uit deze paragraaf zijn ontleend<br />

aan de parlementaire behandeling van de<br />

WVO (<strong><strong>Kamer</strong>stuk</strong>ken II, 1995/5 en 1995/6,<br />

24 023, <strong>nr</strong>s. 1–19, <strong><strong>Kamer</strong>stuk</strong>ken I 1995/6,<br />

24 023, <strong>nr</strong>s. 216 a–c en 1996/7, <strong>nr</strong>. 63).<br />

DE UITVOERBAARHEID VAN DE WET VEILIGHEIDSONDERZOEKEN<br />

1. Inleiding<br />

Op 1 februari 1997 is de Wet veiligheidson<strong>der</strong>zoeken (WVO) in werking<br />

getreden. In deze wet worden regels gesteld ter zake van het verrichten<br />

van veiligheidson<strong>der</strong>zoeken. Een veiligheidson<strong>der</strong>zoek is een on<strong>der</strong>zoek<br />

door de AIVD of de MIVD naar een persoon, ten aanzien van wie een<br />

werkgever voornemens is deze te benoemen of aan te stellen in een<br />

vertrouwensfunctie. Een vertrouwensfunctie is een door de daartoe<br />

bevoegde autoriteiten aangewezen functie die de mogelijkheid biedt de<br />

nationale veiligheid te schaden.<br />

Bij de behandeling van het wetsvoorstel hebben de toenmalige ministers<br />

van Binnenlandse Zaken en Defensie in de memorie van antwoord 1 naar<br />

aanleiding van een vraag van de leden van de PvdA-fractie in de <strong>Eerste</strong><br />

<strong>Kamer</strong> aangegeven dat de toetsing van de uitvoerbaarheid van de wet<br />

drie jaar na inwerkingtreding van de wet zal plaatsvinden.<br />

In deze nota worden de gezamenlijke resultaten gepresenteerd van de<br />

toets van de uitvoerbaarheid van de WVO die bij de AIVD en MIVD<br />

(hierna: de diensten) afzon<strong>der</strong>lijk heeft plaatsgevonden. In de rapportage<br />

zijn de resultaten van de diensten apart aangegeven voor zover er<br />

verschillen bestaan in de uitvoering. Voor het overige gelden de resultaten<br />

voor beide diensten. Na een bespreking van doelstelling en karakter van<br />

de WVO, afgezet tegen de vóór de inwerkingtreding van deze wet<br />

bestaande situatie (hoofdstuk 2), wordt ingegaan op de opzet van deze<br />

toets (hoofdstuk 3). De resultaten alsmede de conclusies en voorstellen<br />

waartoe deze aanleiding geven van de diensten worden weergegeven in<br />

hoofdstuk 4. Tot slot worden in hoofdstuk 5 de voorstellen samengevat,<br />

on<strong>der</strong>verdeeld in aanbevelingen tot wijziging van de WVO en punten die<br />

organisatorische actie vergen. Voor een cijfermatig beeld van uitvoeringspraktijk<br />

wordt verwezen naar de jaarverslagen van de diensten.<br />

2. De Wet veiligheidson<strong>der</strong>zoeken 2<br />

De mogelijkheid vertrouwensfuncties in te stellen en veiligheidson<strong>der</strong>zoeken<br />

te verrichten bestond reeds lang voordat de WVO in werking<br />

trad. Sinds 1987 is het verrichten van veiligheidson<strong>der</strong>zoeken als taak van<br />

de inlichtingen- en veiligheidsdiensten opgenomen in de Wet op de inlichtingen<br />

en veiligheidsdiensten (thans de Wet op de inlichtingen- en<br />

veiligheidsdiensten 2002). Een na<strong>der</strong>e wettelijke basis was voor wat<br />

betreft de overheidssector te vinden in de Ambtenarenwet en de Militaire<br />

Ambtenarenwet en daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen. In de particuliere<br />

sector was het verrichten van veiligheidson<strong>der</strong>zoeken veelal in<br />

contractuele bepalingen overeengekomen. De doelstelling van de WVO is<br />

dan ook niet zozeer het creëren van een nieuw stelsel van vertrouwensfuncties<br />

en veiligheidson<strong>der</strong>zoeken, als wel het bieden van een uitgewerkte<br />

wettelijke regeling voor het bestaande stelsel.<br />

De noodzaak van een na<strong>der</strong>e wettelijke regeling vloeide mede voort uit de<br />

herziening van de Grondwet in 1983. In artikel 10, eerste lid, Grondwet<br />

1983 was bepaald dat het recht op eerbiediging van de persoonlijke<br />

levenssfeer slechts bij of krachtens de wet kan worden beperkt. Het<br />

instellen van een veiligheidson<strong>der</strong>zoek vormt een inbreuk op de persoonlijke<br />

levenssfeer en behoeft <strong>der</strong>halve een wettelijke grondslag. Hoewel<br />

een uitgewerkte wettelijke regeling met name ontbrak ten aanzien van de<br />

veiligheidson<strong>der</strong>zoeken in de particuliere sector, is ervoor gekozen deze<br />

materie uniform te regelen voor zowel de particuliere als de overheidssector.<br />

Bij deze regeling is zoveel mogelijk aangesloten bij de op dat<br />

Tweede <strong>Kamer</strong>, verga<strong>der</strong>jaar 2004–2005, 29 843 , <strong>nr</strong>. 1 3


1 De contactkring BVA is het overleg tussen de<br />

beveiligingsambtenaren (BVA’s) van de<br />

deparmenten inzake beveiligingsaangelegenheden,<br />

waaraan ook vanuit de AIVD wordt<br />

deelgenomen.<br />

moment gangbare praktijk die geen duidelijke knelpunten te zien gaf. Wel<br />

zijn de waarborgen voor de bij een veiligheidson<strong>der</strong>zoek betrokken<br />

personen duidelijker geregeld. Dit betreft on<strong>der</strong> meer de verplichting van<br />

de werkgever betrokkenen te informeren en het vereiste dat een<br />

veiligheidson<strong>der</strong>zoek alleen met instemming van betrokkene kan worden<br />

verricht. Ook de uniforme regeling voor bezwaar en beroep betekent een<br />

belangrijke verbetering ten opzichte van de situatie vóór de inwerkingtreding<br />

van de WVO. De beslistermijn voor het afgeven door de minister van<br />

een verklaring als bedoeld in artikel 1, eerste lid, on<strong>der</strong> b, WVO, die het<br />

oorspronkelijke wetsvoorstel niet expliciet regelde, is bij amendement<br />

gesteld op acht weken.<br />

3. De opzet van de toets van de uitvoerbaarheid<br />

Sinds de inwerkingtreding van de WVO in 1997 hebben de diensten in hun<br />

jaarverslag aandacht besteed aan de uitvoering van deze wet, waarbij de<br />

aantallen vertrouwensfuncties en veiligheidson<strong>der</strong>zoeken, de resultaten<br />

van de veiligheidson<strong>der</strong>zoeken, de doorlooptijden, de behandeling van<br />

bezwaar en beroep, de automatisering en an<strong>der</strong>e ontwikkelingen bij de<br />

uitvoering van de WVO aan de orde zijn gekomen. Aangezien bij de<br />

uitvoering van de WVO geen ernstige problemen gesignaleerd werden, is<br />

besloten de toegezegde toets van de uitvoerbaarheid niet al na drie jaar,<br />

maar, zoals meer gebruikelijk is, na vijf jaar te laten plaatsvinden. De<br />

totstandkoming van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten<br />

2002 alsmede de voorbereiding van de uitbreiding van het aantal vertrouwensfuncties<br />

bij de politie hebben vervolgens tot enige vertraging geleid.<br />

De WVO bevat geen evaluatiebepaling. Bij het bepalen van de opzet en<br />

omvang van de toets hebben, behalve de genoemde toezegging, vooral<br />

praktische overwegingen een rol gespeeld.<br />

Het doel ervan is na te gaan in hoeverre zich knelpunten voordoen bij de<br />

uitvoering van de WVO. Op basis van de resultaten zal aangegeven<br />

kunnen worden op welke punten de WVO uit het oogpunt van uitvoerbaarheid<br />

aanpassing behoeft en op welke punten in de uitvoering van de<br />

WVO an<strong>der</strong>szins maatregelen nodig zijn. Ook kunnen de resultaten aanleiding<br />

vormen op bepaalde punten een na<strong>der</strong> on<strong>der</strong>zoek in te stellen.<br />

Aangezien de kennis over het uitvoeringsproces bij uitstek aanwezig is in<br />

de uitvoeringsorganisatie, is ervoor gekozen het on<strong>der</strong>zoek in eerste<br />

instantie zelf uit te voeren. Bij de AIVD heeft een projectgroep, bestaande<br />

uit beleidsmedewerkers en juristen, het eigenlijke on<strong>der</strong>zoek verricht,<br />

on<strong>der</strong> begeleiding van een groep waarin o.m. de directie Constitutionele<br />

Zaken en Wetgeving van het ministerie van BZK, de MIVD en de contactkring<br />

BVA’s 1 vertegenwoordigd zijn.<br />

Bij de MIVD heeft een on<strong>der</strong>zoek plaatsgevonden door juristen en medewerkers<br />

die bij verschillende aspecten van de uitvoeringspraktijk<br />

betrokken zijn.<br />

Het on<strong>der</strong>zoek heeft bestaan uit interviews met medewerkers die bij<br />

verschillende aspecten van de uitvoeringspraktijk betrokken zijn en uit een<br />

enquête on<strong>der</strong> de direct betrokkenen buiten de AIVD (contactkring BVA).<br />

Bij het on<strong>der</strong>zoek zijn tevens betrokken de cijfermatige gegevens over de<br />

uitvoering van de WVO (jaarverslagen) en de bezwaar- en beroepsprocedures<br />

die in het ka<strong>der</strong> van de WVO hebben plaatsgevonden. De<br />

voorlopige resultaten van de toets zijn vervolgens voorgelegd aan de<br />

Bezwarencommissie Veiligheidson<strong>der</strong>zoeken. Op basis van zijn eer<strong>der</strong>e<br />

adviezen op bezwaarschriften heeft de Bezwarencommissie de rapportage<br />

aangevuld en hiermee een belangrijke bijdrage aan het rapport geleverd.<br />

Tenslotte heeft de Koninklijke Marechaussee, afdeling Veiligheids-<br />

Tweede <strong>Kamer</strong>, verga<strong>der</strong>jaar 2004–2005, 29 843 , <strong>nr</strong>. 1 4


on<strong>der</strong>zoeken te Schiphol, de specifieke uitvoeringspraktijk voor de Burgerluchthavens<br />

beschreven.<br />

Deze opzet van de toets maakt het mogelijk de belangrijkste knelpunten in<br />

de uitvoering van de WVO te kunnen identificeren. In de interviews met de<br />

medewerkers die in de uitvoeringspraktijk werkzaam zijn klinken in<br />

beperkte mate ook de meningen van degenen met wie zij in het ka<strong>der</strong> van<br />

die uitvoering intensief contact hebben door. De enquête on<strong>der</strong> de BVA’s<br />

geeft inzicht in de opvattingen van een belangrijke externe groep die<br />

direct betrokken is bij de uitvoering van de WVO. In de bezwaar- en<br />

beroepsprocedures staan de klachten van degenen die on<strong>der</strong>werp zijn van<br />

een veiligheidson<strong>der</strong>zoek centraal.<br />

De afzon<strong>der</strong>lijke artikelen, en in voorkomende gevallen artikelleden, van<br />

de WVO zijn steeds gehanteerd als leidraad en checklist bij het on<strong>der</strong>zoek.<br />

De resultaten worden dan ook per WVO artikel(lid) gepresenteerd.<br />

4. Resultaten per wetsartikel<br />

Artikel 1<br />

(1. In deze wet wordt verstaan on<strong>der</strong>:<br />

a. vertrouwensfunctie: een functie die krachtens artikel 3, eerste lid,<br />

als zodanig is aangewezen;<br />

b. verklaring: een verklaring dat uit het oogpunt van de nationale<br />

veiligheid geen bezwaar bestaat tegen vervulling van een bepaalde<br />

vertrouwensfunctie door een bepaalde persoon;<br />

c. Onze Minister: Onze Minister die verantwoordelijk is voor het<br />

beleidsterrein waartoe een vertrouwensfunctie, gezien de aard<br />

daarvan, behoort;<br />

d. bevoegd gezag van een Hoog College van Staat: de voorzitter van<br />

de Tweede <strong>Kamer</strong> <strong>der</strong> <strong>Staten</strong>-<strong>Generaal</strong>, de voorzitter van de <strong>Eerste</strong><br />

<strong>Kamer</strong> <strong>der</strong> <strong>Staten</strong>-<strong>Generaal</strong>, de vice-president van de Raad van<br />

State, de Algemene Rekenkamer of de Nationale ombudsman, voor<br />

zover het betreft een functie bij de Tweede <strong>Kamer</strong>, de <strong>Eerste</strong> <strong>Kamer</strong>,<br />

de Raad van State, de Algemene Rekenkamer, respectievelijk het<br />

bureau van de Nationale Ombudsman.<br />

2. In deze wet wordt on<strong>der</strong> werkgever verstaan:<br />

a. degene jegens wie een an<strong>der</strong> krachtens arbeidsovereenkomst of<br />

publiekrechtelijke aanstelling gehouden is tot het verrichten van<br />

arbeid, behalve indien die an<strong>der</strong> aan een <strong>der</strong>de ter beschikking<br />

wordt gesteld voor het verrichten van arbeid, welke die <strong>der</strong>de<br />

gewoonlijk doet verrichten;<br />

b. degene aan wie een an<strong>der</strong> ter beschikking wordt gesteld voor het<br />

verrichten van arbeid als bedoeld on<strong>der</strong> a;<br />

c. degene die, zon<strong>der</strong> werkgever in de zin van de on<strong>der</strong>delen a en b<br />

van dit lid te zijn, leiding geeft aan het verrichten van arbeid.)<br />

Tweede lid<br />

Het blijkt dat er problemen ontstaan met het werkgeversbegrip in het<br />

geval dat een opdracht tot advisering of begeleiding wordt verstrekt aan<br />

onafhankelijke wetenschapsbeoefenaren. Als het daarbij handelt om een<br />

materie waarbij de nationale veiligheid kan worden geschaad, moeten er<br />

vertrouwensfuncties worden aangewezen en veiligheidson<strong>der</strong>zoeken<br />

worden verricht. Dit impliceert dat er sprake moet zijn van een werkgever,<br />

maar de opdrachtgever, die in dit geval geen «leiding geeft aan de<br />

arbeid», valt niet on<strong>der</strong> het werkgeversbegrip in het tweede lid. Het<br />

verdient daarom aanbeveling het werkgeversbegrip dusdanig uit te<br />

Tweede <strong>Kamer</strong>, verga<strong>der</strong>jaar 2004–2005, 29 843 , <strong>nr</strong>. 1 5


eiden dat ook een opdrachtgever daaron<strong>der</strong> kan vallen (aanbeveling<br />

wetswijziging).<br />

Ten aanzien van vertrouwensfuncties op de luchthaven Schiphol is het<br />

volgende probleem ontstaan. Bij werkzaamheden op Schiphol zijn veel<br />

uitzendbureau’s betrokken. Het blijkt dat uitzendbureau’s soms als «werkgever»<br />

een persoon aanmelden bij de AIVD, terwijl die persoon aan een<br />

<strong>der</strong>de ter beschikking wordt gesteld voor het verrichten van arbeid.<br />

Conform artikel 1, tweede lid, on<strong>der</strong> b van de WVO is het deze <strong>der</strong>de die<br />

betrokkene dient aan te melden bij de AIVD. Dit probleem wordt mede<br />

veroorzaakt doordat iemand zich bij verschillende uitzendbureau’s<br />

inschrijft terwijl de uitzendbureau’s (nog) geen concrete werkzaamheden<br />

of functie voor die persoon hebben. Deze uitzendbureau’s melden betrokkene<br />

wel alvast aan voor een vertrouwensfunctie. Door middel van voorlichting<br />

kunnen de uitzendbureau’s en de beoogde werkgevers (nogmaals)<br />

op hun rechten en plichten gewezen worden. Genoemde voorlichting zal<br />

gepaard moeten gaan met een stringenter toepassing van artikel 4, eerste<br />

lid, indien bij de aanmelding van een persoon voor een veiligheidson<strong>der</strong>zoek,<br />

geen beoogd werkgever is vermeld. Een wetswijziging op dit<br />

punt lijkt niet noodzakelijk.<br />

Artikel 2<br />

(Indien een vertrouwensfunctie wordt uitgeoefend bij het Ministerie van<br />

Defensie, dan wel indien het een functie betreft die als vertrouwensfunctie<br />

moet worden aangemerkt in verband met de daarmee samenhangende<br />

noodzaak om toegang te hebben tot militaire installaties, treden, voor de<br />

toepassing van het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 10 en 16, tweede<br />

lid, Onze Minister van Defensie en de Militaire Inlichtingen- en<br />

Veiligheidsdienst in de plaats van respectievelijk Onze Minister van<br />

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Algemene Inlichtingenen<br />

Veiligheidsdienst.)<br />

In artikel 2 WVO is neergelegd welke Minister bevoegd is tot de uitvoering<br />

van het gestelde in artikel 3 tot en met 10 en 16, tweede lid van de WVO.<br />

Uit artikel 2 WVO volgt dat de Minister van Defensie bevoegd is tot het<br />

uitvoeren van het gestelde in de WVO inzake veiligheidson<strong>der</strong>zoeken<br />

indien de vertrouwensfunctie wordt uitgeoefend bij het Ministerie van<br />

Defensie dan wel indien het een functie betreft die als vertrouwensfunctie<br />

moet worden aangemerkt in verband met de daarmee samenhangende<br />

noodzaak om toegang te hebben tot militaire installaties. De WVO stelt dat<br />

in <strong>der</strong>gelijke gevallen de Minister van Defensie en de MIVD in de plaats<br />

treden van respectievelijk de Minister van Binnenlandse Zaken en<br />

Koninkrijksrelaties en de AIVD. Deze bevoegdheidskwestie is onlangs aan<br />

de orde geweest in een rechtszaak. De AIVD had hoger beroep aangetekend<br />

tegen de uitspraak van de rechtbank te Middelburg (zaak<strong>nr</strong>. Awb<br />

01/725, LJN nummer: AE 9129), waarbij de rechtbank on<strong>der</strong> meer had<br />

geoordeeld dat in deze zaak niet de Minister van Binnenlandse Zaken en<br />

Koninkrijksrelaties bevoegd was de verklaring in te trekken maar de<br />

Minister van Defensie. De intrekking van de verklaring van geen bezwaar<br />

was namelijk geschied door de Minister van BZK aangezien betrokkene<br />

werkzaam was voor een defensieor<strong>der</strong>bedrijf (ABDO).<br />

De Raad van State oordeelde (zaak<strong>nr</strong>. 200 205 969) dat de rechtbank<br />

terecht heeft geoordeeld dat de Minister van Defensie, en niet de Minister<br />

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in dit geval de bevoegde<br />

autoriteit was om de verklaring van geen bezwaar in te trekken. Immers,<br />

de betreffende functie werd uitgevoerd bij het Ministerie van Defensie en<br />

gaf toegang tot militaire installaties. Gebleken is dat in dit specifieke geval<br />

in strijd met artikel 2 van de wet is gehandeld. De huidige praktijk, welke<br />

Tweede <strong>Kamer</strong>, verga<strong>der</strong>jaar 2004–2005, 29 843 , <strong>nr</strong>. 1 6


in overeenstemming is met de WVO, is dat de MIVD het veiligheidson<strong>der</strong>zoek<br />

uitvoert indien de ABDO-medewerker de werkzaamheden<br />

uitsluitend op defensieterrein verricht. De AIVD voert het veiligheidson<strong>der</strong>zoek<br />

uit indien de werkzaamheden uitsluitend worden uitgevoerd op<br />

het ABDO-bedrijf.<br />

Een knelpunt treedt echter op als de vertrouwensfunctie slechts gedeeltelijk<br />

op militair terrein wordt uitgevoerd en voor het overige wordt uitgevoerd<br />

bij het defensieor<strong>der</strong>bedrijf. In het laatste geval voert de AIVD het<br />

veiligheidson<strong>der</strong>zoek uit en geeft de verklaring van geen bezwaar af<br />

waarna de MIVD zich kan baseren op dit on<strong>der</strong>zoek, m.a.w. de resultaten<br />

overneemt en vervolgens een «eigen» verklaring van geen bezwaar<br />

afgeeft. In dit soort gevallen sluiten praktijk en de WVO niet op elkaar aan.<br />

De WVO voorziet immers niet in het geval waarbij door zowel Ministerie<br />

van BZK als door de Minister van Defensie een verklaring van geen<br />

bezwaar wordt afgegeven, geweigerd dan wel ingetrokken. De WVO voorziet<br />

slechts in het in plaats treden van, zoals ook de Raad van State in haar<br />

uitspraak van 26 november 2003 heeft bevestigd.<br />

Conform de huidige praktijk zal het in voorkomend geval weigeren of<br />

intrekken van de verklaring van geen bezwaar resulteren in twee afzon<strong>der</strong>lijke<br />

juridische procedures.<br />

Aangezien de bovenstaande praktijk niet conform de WVO is, zullen in het<br />

vervolg in overeenstemming met de wettelijke bepaling uitsluitend de<br />

minister van Defensie en de MIVD optreden indien het gaat om een<br />

vertrouwensfunctie die wordt uitgeoefend bij het Ministerie van Defensie<br />

dan wel indien het een functie betreft die als vertrouwensfunctie moet<br />

worden aangemerkt in verband met de daarmee samenhangende noodzaak<br />

om toegang te hebben tot militaire installaties.<br />

Artikel 3<br />

(1. Onze Minister dan wel het bevoegd gezag van een Hoog College van<br />

Staat wijst, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse<br />

Zaken en Koninkrijksrelaties, functies die de mogelijkheid bieden de<br />

nationale veiligheid te schaden aan als vertrouwensfuncties. Onze<br />

Minister dan wel het bevoegd gezag van een Hoog College van Staat<br />

doet van de aanwijzing terstond mededeling aan de werkgever die het<br />

aangaat.<br />

2. De werkgever geeft desgevraagd aan Onze Minister dan wel het<br />

bevoegd gezag van een Hoog College van Staat en aan het hoofd van<br />

de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst de inlichtingen over de<br />

i<strong>nr</strong>ichting van zijn dienst, bedrijf of instelling, die nodig zijn voor de<br />

beoordeling van de mate waarin een functie de mogelijkheid biedt de<br />

nationale veiligheid te schaden.<br />

3. Onze Minister dan wel het bevoegd gezag van een Hoog College van<br />

Staat draagt er zorg voor dat binnen vijf jaren na de aanwijzing van<br />

een functie als vertrouwensfunctie en vervolgens telkens na vijf jaren<br />

wordt nagegaan of de aanwijzing gehandhaafd moet blijven.)<br />

<strong>Eerste</strong> lid<br />

AIVD<br />

De aanwijzing van functies als vertrouwensfunctie geschiedt bij besluit<br />

van de betreffende minister.<br />

In de praktijk bleek het evenwel voor te komen dat veiligheidson<strong>der</strong>zoeken<br />

werden ingesteld ten aanzien van functies die voorkomen op een bij het<br />

betreffende ministerie bijgehouden lijst zon<strong>der</strong> dat er sprake was van een<br />

formeel door de minister on<strong>der</strong>tekend besluit. Dit zal ongetwijfeld samenhangen<br />

met het eveneens geconstateerde feit dat de procedure om te<br />

Tweede <strong>Kamer</strong>, verga<strong>der</strong>jaar 2004–2005, 29 843 , <strong>nr</strong>. 1 7


1 De oorspronkelijk in de WVO voorkomende<br />

formulering «de veiligheid of an<strong>der</strong>e<br />

gewichtige belangen van de staat» is bij de<br />

inwerkingtreding van de nieuwe Wet op de<br />

inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002<br />

gewijzigd in «nationale veiligheid». Een inhoudelijke<br />

wijziging werd hiermee evenwel niet<br />

beoogd.<br />

2 <strong><strong>Kamer</strong>stuk</strong>ken I, 1996/7, 24 023, <strong>nr</strong>. 63, blz. 1.<br />

Hierin wordt uiteengezet dat vertrouwensfuncties<br />

naar de mate waarin zij de mogelijkheid<br />

bieden de veiligheid of an<strong>der</strong>e<br />

gewichtige belangen van de staat (in de<br />

nieuwe terminologie: de nationale veiligheid)<br />

te schaden worden ingedeeld in a-, b- en<br />

c-functies. Daarmee correspon<strong>der</strong>en de a-, ben<br />

c-veiligheidson<strong>der</strong>zoeken. Bij de naar<br />

omvang en diepgang zwaarste categorie, de<br />

a-on<strong>der</strong>zoeken, wordt een on<strong>der</strong>zoek ingesteld<br />

naar de omgeving van betrokkene, het veldon<strong>der</strong>zoek.<br />

3 <strong><strong>Kamer</strong>stuk</strong>ken II, 1994/95, 24 023, <strong>nr</strong>. 3,<br />

blz. 3.<br />

komen tot een aanwijzingsbesluit of een wijziging op een aanwijzingsbesluit<br />

als lang en omslachtig werd ervaren. In de fase van het<br />

veiligheidson<strong>der</strong>zoek ontstaan problemen als blijkt dat de betreffende<br />

functie niet in de administratie voorkomt. Het veiligheidson<strong>der</strong>zoek kan<br />

niet worden uitgevoerd als daarvoor de grondslag ontbreekt.<br />

Sinds eind 2002 is ten behoeve van de rijksoverheid een procedure van<br />

kracht om dit knelpunt te kunnen on<strong>der</strong>vangen. Deze is ook van toepassing<br />

bij wijzigingen in de organisatie of in de functie-inhoud van vertrouwensfuncties,<br />

die moeten leiden tot een nieuw aanwijzingsbesluit.<br />

Door middel van een mandaatregeling kan de BVA van een departement<br />

de bevoegdheid krijgen om wijzigingen op een aanwijzingsbesluit in te<br />

voeren, die jaarlijks en achteraf worden bekrachtigd door een nieuw<br />

aanwijzingsbesluit van de betreffende Minister. Op dit moment wordt<br />

on<strong>der</strong>zocht in hoeverre de bedoelde procedure kan worden gebruikt voor<br />

wijzigingen in de organisatie of functie-inhoud van vertrouwensfuncties<br />

bij de politie.<br />

Als criterium voor het aanwijzen van een functie als vertrouwensfunctie<br />

noemt de wet het bieden van de mogelijkheid de nationale veiligheid 1 te<br />

schaden. In de memorie van toelichting wordt in dit ka<strong>der</strong> gewezen op de<br />

beveiliging van staatsgeheimen en op de beveiliging van on<strong>der</strong>delen van<br />

de overheidsorganisatie en van de particuliere sector die van vitaal belang<br />

zijn voor de instandhouding van het maatschappelijk leven. In een brief<br />

van de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken aan de <strong>Eerste</strong> <strong>Kamer</strong><br />

wordt na<strong>der</strong> ingegaan op de indeling van vertrouwensfuncties in categorieën<br />

2 . De uitwerking van de criteria op het niveau van individuele functies<br />

stuit in de praktijk op problemen. Zo komt het voor dat functies, met ogenschijnlijk<br />

identieke functiecomponenten, soms wel en soms niet in een<br />

aanwijzingsbesluit vertrouwensfuncties worden opgenomen of verschillen<br />

in diepgang van het veiligheidson<strong>der</strong>zoek. Waarschijnlijk mede als gevolg<br />

van de moeilijkheden die er in de praktijk bestaan om de criteria in<br />

concrete situaties te concretiseren, wordt in de aanwijzingsbesluiten geregeld<br />

een gebrekkige motivering aangetroffen, op grond waarvan de<br />

betreffende functies als vertrouwensfunctie worden aangewezen. Dit leidt<br />

tot problemen bij de beoordeling van de uitkomst van het veiligheidson<strong>der</strong>zoek,<br />

waarbij de kwetsbaarheid van de specifieke vertrouwensfunctie<br />

aan de orde is (zie ook bij artikel 7).<br />

Gelet op de organisatieontwikkeling van de Rijksdienst, waarbij functies<br />

en organisatie (on<strong>der</strong>delen) in meer algemene termen beschreven<br />

worden, is eenduidigheid over de criteria noodzakelijk. De AIVD heeft<br />

inmiddels acties on<strong>der</strong>nomen om tot harmonisatie van de vertrouwensfuncties<br />

bij de Rijksoverheid te komen door de uitwerking van een<br />

leidraad voor de aanwijzing van <strong>der</strong>gelijke functies.<br />

In de memorie van toelichting 3 wordt erop gewezen dat het instellen van<br />

veiligheidson<strong>der</strong>zoeken het sluitstuk dient te zijn van een samenhangend<br />

pakket van maatregelen. Voor het aanwijzen van vertrouwensfuncties en<br />

het instellen van veiligheidson<strong>der</strong>zoeken is slechts plaats voor zover de<br />

risico’s die resteren nadat organisatorische en fysieke beveiligingsmaatregelen<br />

zijn genomen, daartoe aanleiding geven.<br />

De AIVD is sinds 2002 bezig om deze sluitstukgedachte consequenter toe<br />

te passen door middel van «security scans» bij de Rijksoverheid. Dat wil<br />

zeggen dat de AIVD zich in goed overleg met de betrokken ministeries en<br />

werkgevers een oordeel vormt van de opzet van de beveiliging van het<br />

departement, mede in verband met de aanwijzing van vertrouwensfuncties.<br />

De aanwijzing van vertrouwensfuncties op de luchthaven Schiphol<br />

verschilt van de rest van de aanwijzigen van vertrouwensfuncties, aangezien<br />

in het geval van Schiphol on<strong>der</strong>scheid is gemaakt naar kwetsbaarheden<br />

van een gebied en niet naar kwetsbaarheden van een specifieke<br />

Tweede <strong>Kamer</strong>, verga<strong>der</strong>jaar 2004–2005, 29 843 , <strong>nr</strong>. 1 8


1 <strong><strong>Kamer</strong>stuk</strong>ken II, 2003–2004, 29 415,<br />

<strong>nr</strong>s. 1–2.<br />

2 <strong><strong>Kamer</strong>stuk</strong>ken II, 1994/95, 24 023, <strong>nr</strong>. 3,<br />

blz. 13.<br />

functie of functie inhoud. Bij besluit van 28 januari 1997 (<strong>nr</strong>. 604 979/597/<br />

IV) zijn namelijk alle functies die regulier worden uitgeoefend op<br />

beschermd gebied van de luchthaven generiek aangewezen als vertrouwensfunctie.<br />

Vanwege de plaats en de aard van de werkzaamheden die de<br />

mogelijkheid bieden om grote inbreuk te maken op de veiligheid van de<br />

burgerluchtvaart zijn deze functies aangewezen als vertrouwensfunctie.<br />

MIVD<br />

Bij het Ministerie van Defensie gelden alle militaire functies als vertrouwensfuncties.<br />

Ingevolge het algemeen militair ambtenare<strong>nr</strong>eglement is<br />

het een aanstellingsvoorwaarde dat ten aanzien van een kandidaatvertrouwensfunctionaris<br />

een verklaring als bedoeld in artikel 1, eerste lid,<br />

on<strong>der</strong> b, van de Wet veiligheidson<strong>der</strong>zoeken is afgegeven. Circa 80% van<br />

het aantal burgerfuncties bij Defensie gelden als vertrouwensfuncties. De<br />

Algemene Rekenkamer heeft begin 2004 een rapport inzake de beveiliging<br />

militaire objecten 1 uitgebracht. Hierin werd ook de uitvoering van de WVO<br />

betrokken. Hierbij werd on<strong>der</strong> meer geconstateerd dat niet bij alle<br />

defensieon<strong>der</strong>delen een systeem bestaat waarin de vertrouwensfuncties<br />

systematisch zijn vastgelegd. Bij het Ministerie van Defensie vindt thans<br />

naar aanleiding van de bevindingen van de Algemene Rekenkamer een<br />

inventarisatie van het aantal vertrouwensfuncties plaats door de diverse<br />

organisatieon<strong>der</strong>delen waarbij naar verwachting eind 2004 een totaaloverzicht<br />

van vertrouwensfuncties bekend zal zijn.<br />

Tweede lid<br />

Uit de memorie van toelichting 2 blijkt dat niet ie<strong>der</strong>e individuele functie in<br />

een aanwijzingsbesluit genoemd hoeft te worden. Volstaan kan worden<br />

met een aanwijzing van categorieën functies, mits ondubbelzinnig tot<br />

uitdrukking komt welke functies bedoeld zijn. Bovendien kan één functie<br />

zijn aangewezen, terwijl deze door meer<strong>der</strong>e personen wordt bekleed.<br />

Aangezien er geen wettelijke verplichting voor de werkgever bestaat om<br />

schriftelijk te rapporteren welke personen een vertrouwensfunctie<br />

bekleden, en hoeveel personen een vertrouwensfunctie vervullen, bestaat<br />

er geen totaal overzicht van alle vertrouwensfunctionarissen. Ter illustratie<br />

van deze laatste situatie, de functie van beveiligingsbeambte kan bestaan<br />

uit meer<strong>der</strong>e formatieplaatsen en als gevolg van deeltijdwerk door meer<strong>der</strong>e<br />

personen worden vervuld. Door deze omstandigheden ontstaat een<br />

knelpunt doordat het overzicht per instelling van vertrouwensfuncties en<br />

de personen die deze functies bekleden ontbreekt.<br />

In dat ka<strong>der</strong> zouer naar gestreefd moeten worden om per instelling een<br />

totaaloverzicht van vertrouwensfuncties ter beschikking te krijgen.<br />

Een wettelijke verplichting voor werkgevers om jaarlijks een lijst aan te<br />

leveren van personen die vertrouwensfuncties bekleden zou in dit opzicht<br />

zijn nut kunnen hebben, maar zou tot een verhoging van de administratieve<br />

lastendruk leiden waarvoor vooralsnog onvoldoende rechtvaardiging<br />

is. De AIVD zal, gebruikmakend van de mogelijkheden die het huidige<br />

wettelijke ka<strong>der</strong> biedt, er bij de werkgevers op aandringen dat bij de<br />

herziening van de aanwijzingsbesluiten ook een overzicht van zittende<br />

vertrouwensfunctionarissen wordt verstrekt.<br />

Nadat een functie als vertrouwensfunctie is aangewezen kunnen er organisatorische<br />

veran<strong>der</strong>ingen plaatsvinden die de inhoud van die functie<br />

zodanig wijzigen dat dit gevolgen zoukunnen hebben voor de aanwijzing<br />

of voor de categorie-indeling. Informatie over een <strong>der</strong>gelijke wijziging<br />

moet van de kant van de werkgever komen, maar de tekst van artikel 3,<br />

tweede lid, biedt daartoe niet de mogelijkheid omdat de werkgever alleen<br />

«desgevraagd» inlichtingen hoeft te geven over de i<strong>nr</strong>ichting van zijn<br />

dienst, bedrijf of instelling, die nodig is voor de beoordeling van de mate<br />

waarin een functie de mogelijkheid biedt de nationale veiligheid te<br />

schaden. Een uitbreiding van de tekst van dit artikellid met een verplich-<br />

Tweede <strong>Kamer</strong>, verga<strong>der</strong>jaar 2004–2005, 29 843 , <strong>nr</strong>. 1 9


1 Het percentage van het totaal aantal<br />

verrichte veiligheidson<strong>der</strong>zoeken.<br />

2 Het Handboek veiligheidson<strong>der</strong>zoeken bevat<br />

de beschrijving van de werkwijze van de AIVD<br />

en wordt niet openbaar gemaakt.<br />

ting voor de werkgever om eigener beweging de hier bedoelde wijzigingen<br />

te melden verdient aanbeveling (aanbeveling wetgeving). Aangezien<br />

het hier gaat om incidentele meldingen is het bezwaar van de<br />

verhoging van de administratieve lastendruk in veel min<strong>der</strong>e mate van<br />

toepassing.<br />

Derde lid<br />

Hoewel de aanwijzing van vertrouwensfuncties regelmatig wordt herzien,<br />

vindt de wettelijk voorgeschreven vijfjaarlijkse evaluatie van de<br />

aanwijzingsbesluiten momenteel nog niet plaats.<br />

Met deze evaluatie wordt een aanvang gemaakt zodra de uitwerking van<br />

de leidraad voor de toepassing van de aanwijzingscriteria zijn beslag heeft<br />

gekregen.<br />

Artikel 4<br />

(1. De werkgever meldt een persoon die hij wil belasten met de vervulling<br />

van een vertrouwensfunctie aan bij het hoofd van de Algemene<br />

Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.<br />

2. De in het eerste lid bedoelde aanmelding geschiedt slechts met schriftelijke<br />

instemming van de betrokkene. De werkgever licht de betrokkene<br />

in over de betekenis en de rechtsgevolgen van deze aanmelding.<br />

3. De werkgever belast een persoon eerst met de vervulling van een<br />

vertrouwensfunctie, nadat Onze Minister van Binnenlandse Zaken en<br />

Koninkrijksrelaties ten aanzien van die persoon een verklaring heeft<br />

afgegeven.)<br />

<strong>Eerste</strong> lid<br />

Aanvankelijk werden aanvragen voor veiligheidson<strong>der</strong>zoeken pas in<br />

behandeling genomen als aan alle formaliteiten was voldaan. Dat leidde<br />

er toe dat er geen probleem was wat betreft de volledigheid van de<br />

gevraagde gegevens, maar dat er ook makkelijk bij werkgevers irritatie<br />

ontstond als wegens kleinere o<strong>nr</strong>egelmatigheden, zoals het niet volledig<br />

invullen van de staat van inlichtingen, een veiligheidson<strong>der</strong>zoek (vooralsnog)<br />

niet in behandeling werd genomen.<br />

Inmiddels is de praktijk gewijzigd en wordt een aanvraag alleen opgeschort<br />

als werkelijk essentiële gegevens, zoals naam, adres en woonplaats<br />

of de on<strong>der</strong>tekening ontbreken.<br />

Vanaf het jaar 2000 is het relatieve aantal on<strong>der</strong>zoeken 1 dat is opgeschort<br />

gedaald, van 6% in 2000 tot min<strong>der</strong> dan 2% in 2002. Geleidebrief en staat<br />

van inlichtingen geven soms aanleiding tot onduidelijkheid over wat er nu<br />

precies verlangd wordt. De AIVD heeft in 2002 een Handboek veiligheidson<strong>der</strong>zoeken<br />

2 opgesteld, waarin is beschreven op welke wijze veiligheidson<strong>der</strong>zoeken<br />

uitgevoerd worden. In het Handboek zijn de geleidebrief en<br />

staat van inlichtingen inmiddels aangepast.<br />

Tweede lid<br />

De verplichte voorlichting door de werkgever over de betekenis en de<br />

rechtsgevolgen van het veiligheidson<strong>der</strong>zoek wordt op zeer uiteenlopende<br />

wijze gegeven. Nalatigheid of onvolledigheid van de werkgever in dit<br />

opzicht leidt soms tot problemen bij het veiligheidson<strong>der</strong>zoek doordat<br />

betrokkene een verkeerd beeld daarvan heeft en min<strong>der</strong> bereid is mee te<br />

werken. De diensten kunnen op dit punt slechts behulpzaam zijn door<br />

voorlichtingsmateriaal ter beschikking te stellen en door hier aandacht<br />

aan te besteden in het periodieke overleg tussen de werkgever en de<br />

beveiligingsadviseurs.<br />

Derde lid<br />

Herhaaldelijk blijkt, bijvoorbeeld op een hoorzitting of tijdens gesprekken<br />

Tweede <strong>Kamer</strong>, verga<strong>der</strong>jaar 2004–2005, 29 843 , <strong>nr</strong>. 1 10


tussen BVA’s en beveiligingsadviseurs, dat betrokkene vóór de afgifte van<br />

de verklaring van geen bezwaar op de vertrouwensfunctie is geplaatst.<br />

Hoewel het gaat om een strafbaar feit (zie artikel 14) speelt dit in de praktijk<br />

geen rol en wordt geen enkele vorm van sanctie gehanteerd. De lange<br />

doorlooptijd van het veiligheidson<strong>der</strong>zoek, waarbij de wettelijke termijn<br />

geregeld wordt overschreden (zie artikel 6), is een van de oorzaken van de<br />

overtreding en verklaart de moeilijke positie van de diensten ten opzichte<br />

van aan de werkgever op te leggen sancties. De diensten kunnen overigens<br />

zelf geen sancties opleggen, maar kunnen slechts aangifte doen. Er<br />

is nooit aangifte gedaan. De AIVD kan wel, zoals inmiddels een aantal<br />

maal is gebeurd, in het ambtelijke overleg met de departementen melding<br />

doen van <strong>der</strong>gelijke overtredingen die de nationale veiligheid in gevaar<br />

kunnen brengen. De informatie hiertoe wordt verzameld in de on<strong>der</strong><br />

artikel 3 genoemde security scans. Naarmate de doorlooptijd van de<br />

veiligheidson<strong>der</strong>zoeken verkort kan worden tot de wettelijke termijn,<br />

ontstaat voor de AIVD meer ruimte om werkgevers aan te spreken.<br />

Bij het Ministerie van Defensie is het in het verleden voorgekomen dat<br />

sollicitanten vóór de afgifte van de verklaring van geen bezwaar (on<strong>der</strong><br />

voorbehoud) op een vertrouwensfunctie waren geplaatst. Dit werd ingegeven<br />

door wervingsproblematiek. Deze praktijk vindt thans niet meer<br />

plaats. Daarnaast komt het incidenteel voor dat een ambtenaar is aangesteld<br />

zon<strong>der</strong> dat een verklaring van geen bezwaar is afgegeven. Indien een<br />

<strong>der</strong>gelijke overtreding bij de MIVD bekend wordt, wordt deze gemeld aan<br />

de ambtelijke leiding.<br />

Artikel 5<br />

(1. De werkgever meldt een persoon die belast is met de vervulling van<br />

een functie die nadien als vertrouwensfunctie is aangewezen, zo<br />

spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na de dagtekening<br />

van het aanwijzingsbesluit aan bij het hoofd van de Algemene<br />

Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.<br />

2. De in het eerste lid bedoelde aanmelding geschiedt slechts met schriftelijke<br />

instemming van de betrokkene. De werkgever licht de betrokkene<br />

in over de betekenis en de rechtsgevolgen van deze aanmelding.<br />

3. Indien de in het tweede lid bedoelde instemming is geweigerd of<br />

indien ten aanzien van de betrokkene een verklaring is geweigerd,<br />

ontheft de werkgever de betrokkene zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk<br />

binnen acht weken, uit de functie.)<br />

<strong>Eerste</strong> lid<br />

Het blijkt op basis van de beschikbare informatie lastig om vast te stellen<br />

hoe vaak bestaande en bezette functies na<strong>der</strong>hand als vertrouwensfunctie<br />

worden aangewezen. Indien grote aantallen functies tegelijkertijd worden<br />

aangewezen, zoals dat het geval was bij het Ne<strong>der</strong>lands Forensisch Instituut<br />

en bij de politie ontstaat er een capaciteitsprobleem bij de AIVD. In de<br />

praktijk wordt dit wel opgelost door in overleg met betrokkenen<br />

invoeringstrajecten af te spreken, waarbij er bijvoorbeeld een langere<br />

periode dan vier weken wordt gehanteerd voor de aanmelding of een<br />

langere periode dan acht weken voor het veiligheidson<strong>der</strong>zoek (artikel 6).<br />

In voorkomende gevallen zoubij deze invoeringstrajecten ook de<br />

aanwijzingsprocedure kunnen worden betrokken, zodat de wettelijke<br />

termijn van vier weken, bedoeld in het eerste lid, niet hoeft te worden<br />

overschreden. De huidige formulering van artikel 5 spreekt van vier weken<br />

na dagtekening van het aanwijzingsbesluit. Een gefaseerde aanwijzing<br />

van een groot aantal vertrouwensfuncties kan plaats vinden door deze te<br />

verdelen over een aantal aanwijzingsbesluiten die met de gewenste<br />

tussenperioden geformaliseerd worden.<br />

Tweede <strong>Kamer</strong>, verga<strong>der</strong>jaar 2004–2005, 29 843 , <strong>nr</strong>. 1 11


1 <strong><strong>Kamer</strong>stuk</strong>ken II, 1995/96, 24 023, <strong>nr</strong>. 16.<br />

2 Zie noot <strong>nr</strong>. 2, blz. 6.<br />

De Bezwarencommissie Veiligheidson<strong>der</strong>zoeken heeft zich in enkele<br />

adviezen uitgesproken over de situatie dat een belanghebbende zon<strong>der</strong><br />

een verklaring van geen bezwaar reeds een vertrouwensfunctie bekleedt.<br />

De commissie heeft geoordeeld dat een belanghebbende aan het feit dat<br />

hij gedurende enige tijd een vertrouwensfunctie heeft kunnen vervullen<br />

zon<strong>der</strong> in het bezit te zijn van een verklaring van geen bezwaar, geen<br />

gerechtvaardigd vertrouwen kan ontlenen dat hem een <strong>der</strong>gelijke verklaring<br />

te allen tijde zal worden verleend.<br />

Artikel 6<br />

(In de gevallen als bedoeld in artikel 4 en 5 beslist Onze Minister van<br />

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zo spoedig mogelijk, doch<br />

uiterlijk binnen acht weken, omtrent het afgeven van een verklaring.)<br />

Het oorspronkelijke wetsvoorstel kende geen wettelijke termijn waarbinnen<br />

de verklaring moest worden afgegeven. De memorie van toelichting<br />

wees op het toepasselijk zijn van de regeling in afdeling 4.1.3 van de<br />

Algemene wet bestuursrecht (AWB). Bij amendement is het huidige artikel<br />

6 ingevoerd. In de toelichting bij dit amendement wordt het gewenst<br />

geacht in de wet een maximale termijn op te nemen waarbinnen de<br />

minister moet beslissen, zodat daarna de weg naar de rechter openstaat. 1<br />

De wettelijke termijn van acht weken begint te lopen als de werkgever<br />

betrokkene heeft aangemeld bij de AIVD dan wel de MIVD. Voorafgaand<br />

aan deze aanmelding dient betrokkene, na door de werkgever te zijn ingelicht<br />

over de betekenis en de rechtsgevolgen van de aanmelding, schriftelijk<br />

zijn instemming te hebben gegeven. Deze termijn blijkt in de praktijk<br />

met name bij de a-on<strong>der</strong>zoeken 2 niet gehaald te worden. De behandeltijd<br />

van de a-on<strong>der</strong>zoeken is aanzienlijk groter dan die van b- en<br />

c-on<strong>der</strong>zoeken. Voor deze zwaarste categorie verrichten de diensten én de<br />

meest uitgebreide administratieve on<strong>der</strong>zoeken én veldon<strong>der</strong>zoeken,<br />

waarbij o.m. gesprekken gevoerd worden.<br />

Deze categorie on<strong>der</strong>zoeken kan uitlopen als het niet lukt met betrokkene,<br />

de door hem of haar opgegeven referenten of de door de diensten<br />

gekozen informanten tijdig een afspraak te maken, bijvoorbeeld in vakantietijd.<br />

In sommige gevallen blijkt tijdens het on<strong>der</strong>zoek dat aanvullende<br />

informatie van bijvoorbeeld de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) of<br />

van parketten of rechtbanken (processen verbaal) nodig is. Als betrokkene<br />

in de periode voorafgaand aan het veiligheidson<strong>der</strong>zoek langere tijd in het<br />

buitenland heeft gewoond, wordt nagegaan of bij de betreffende zusterdienst<br />

van de diensten iets over betrokkene bekend is.<br />

Ook in deze gevallen zal met een overschrijding van de wettelijke termijn<br />

rekening moeten worden gehouden. Dat is ook het geval als de gegevens<br />

die over betrokkene binnenkomen van zodanige aard zijn dat weigering<br />

van de verklaring wordt overwogen. In dat geval vergt de hoor- en<br />

we<strong>der</strong>hoorprocedure een aantal weken extra. De beoordeling van de uit<br />

die procedure aanvullend ontvangen gegevens vergt ook extra tijd. Tot<br />

slot leidt het grote werkaanbod en de pieken daarin tot overschrijding van<br />

de achtwekentermijn. De beschikbare capaciteit van de AIVD voor het<br />

uitvoeren van veiligheidson<strong>der</strong>zoeken is weliswaar sinds 2000 toegenomen,<br />

maar heeft nimmer volledig gelijke pas kunnen houden met de<br />

stijging van het werkaanbod. De overschrijding kan ook worden veroorzaakt<br />

door spoedaanvragen om veiligheidson<strong>der</strong>zoeken uit te voeren. In<br />

uitzon<strong>der</strong>lijke situaties kan de AIVD <strong>der</strong>gelijke verzoeken honoreren, dat<br />

kan evenwel ten koste gaan van de doorlooptijd van de overige<br />

verzoeken.<br />

Tweede <strong>Kamer</strong>, verga<strong>der</strong>jaar 2004–2005, 29 843 , <strong>nr</strong>. 1 12


Als het veiligheidson<strong>der</strong>zoek niet binnen acht weken is afgerond kan de<br />

betrokkene of de werkgever bezwaar en beroep instellen tegen het niet<br />

tijdig nemen van een besluit. Doorgaans komt het niet tot een beroep op<br />

de rechter omdat al tijdens de bezwaarfase een beslissing wordt genomen<br />

over het afgeven of weigeren van een verklaring. Het niet voldoen aan de<br />

achtwekentermijn wordt niettemin alom als een groot probleem gezien.<br />

Van de kant van de werkgever bestaat er vaak weinig begrip voor de lange<br />

duur van het veiligheidson<strong>der</strong>zoek, die kan leiden tot problemen in de<br />

bedrijfsvoering. Het komt dan ook voor dat betrokkene, na ommekomst<br />

van de acht weken, zon<strong>der</strong> verklaring op de vertrouwensfunctie wordt<br />

geplaatst, al dan niet on<strong>der</strong> voorbehoud of bij wijze van stage of iets<br />

<strong>der</strong>gelijks. Dit is niet alleen strafbaar, ook de nationale veiligheid kan er<br />

door in gevaar komen.<br />

De vertraging kan worden veroorzaakt door omstandigheden die buiten<br />

de beïnvloedingssfeer van de diensten liggen zoals tijdgebrek of moeilijke<br />

bereikbaarheid van betrokkene, referenten of informanten of afhankelijkheid<br />

van de buitenlandse zusterdiensten. Een mogelijkheid om binnen het<br />

huidige wettelijke ka<strong>der</strong> in dit soort gevallen aan de voorwaarden te<br />

voldoen is om een ruimer gebruik te maken van de mogelijkheid om op<br />

grond van artikel 8, tweede lid, een verklaring te weigeren indien het<br />

veiligheidson<strong>der</strong>zoek onvoldoende gegevens heeft kunnen opleveren om<br />

tot een oordeel te komen. Dit heeft echter, zeker als binnen afzienbare<br />

termijn de benodigde gegevens wel ter beschikking kunnen komen, wel<br />

erg nadelige gevolgen voor betrokkene en de werkgever. Dat is ook de<br />

reden dat tot nutoe van deze mogelijkheid slechts sporadisch gebruik<br />

wordt gemaakt.<br />

De huidige wettelijke regeling werkt als een keurslijf. Er bestaat uitsluitend<br />

de termijn van acht weken en er is geen mogelijkheid tot verlenging voorzien,<br />

ook niet als daar redelijke gronden voor zijn, zoals het geval is<br />

wanneer de oorzaak van de overschrijding buiten de beïnvloedingssfeer<br />

van de diensten ligt.<br />

Na afweging van de belangen van zowel de werkgever, van de kandidaatvertrouwensfunctionaris<br />

als het belang van de diensten (zorgvuldigheid<br />

en kenbaarheid) wordt aanbevolen om de redenen voor een aanvaardbare<br />

overschrijding van de achtwekentermijn limitatief in de WVO op te<br />

nemen. Die redenen zouden dan in ie<strong>der</strong> geval betreffen de medewerking<br />

of beschikbaarheid van betrokkene, de referenten en de informanten, het<br />

opvragen van gegevens bij an<strong>der</strong>e instanties en in het buitenland en in<br />

geval van een voorgenomen weigering of intrekking. In deze omstandigheden<br />

zoustandaard een na<strong>der</strong> te bepalen termijn moeten gaan gelden<br />

(aanbeveling wetswijziging). Mochten ook binnen deze verlengde termijn<br />

de diensten niet de noodzakelijke gegevens hebben kunnen vergaren, dan<br />

zal een verklaring moeten worden geweigerd omdat het veiligheidson<strong>der</strong>zoek<br />

onvoldoende gegevens heeft kunnen opleveren, zoals bepaald<br />

in artikel 8, tweede lid.<br />

Artikel 7<br />

(1. Alvorens een verklaring wordt afgegeven of geweigerd, wordt ten<br />

aanzien van de betrokken persoon door de Algemene Inlichtingen- en<br />

Veiligheidsdienst een veiligheidson<strong>der</strong>zoek ingesteld.<br />

2. Het veiligheidson<strong>der</strong>zoek omvat het instellen van een on<strong>der</strong>zoek naar<br />

gegevens die uit het oogpunt van de nationale veiligheid van belang<br />

zijn voor de vervulling van de desbetreffende vertrouwensfunctie.<br />

Hierbij wordt uitsluitend gelet op gegevens betreffende:<br />

a. de justitiële inlichtingen die ten behoeve van het veiligheidson<strong>der</strong>zoek<br />

zijn verkregen met inachtneming van het bepaalde bij of<br />

Tweede <strong>Kamer</strong>, verga<strong>der</strong>jaar 2004–2005, 29 843 , <strong>nr</strong>. 1 13


krachtens de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen<br />

omtrent het gedrag;<br />

b. deelneming of steunverlening aan activiteiten die de veiligheid of<br />

an<strong>der</strong>e gewichtige belangen van de staat kunnen schaden;<br />

c. lidmaatschap van of steunverlening aan organisaties die doeleinden<br />

nastreven, dan wel ter verwezenlijking van hun doeleinden<br />

middelen hanteren, die aanleiding geven tot het ernstige<br />

vermoeden dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de<br />

democratische rechtsorde;<br />

d. overige persoonlijke gedragingen en omstandigheden, naar aanleiding<br />

waarvan betwijfeld mag worden of de betrokkene de uit de<br />

vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten on<strong>der</strong> alle omstandigheden<br />

getrouwelijk zal volbrengen.)<br />

Tweede lid<br />

Het on<strong>der</strong> artikel 4 genoemde Handboek veiligheidson<strong>der</strong>zoeken van de<br />

AIVD gaat in op de wijze waarop de in artikel 7, lid 2 genoemde gegevens<br />

worden verzameld en beoordeeld. Het Handboek is ontwikkeld om de<br />

uniformiteit in de beoordeling van veiligheidson<strong>der</strong>zoeken bij de AIVD te<br />

bevor<strong>der</strong>en.<br />

Voor het verkrijgen van justitiële gegevens als bedoeld in het tweede lid,<br />

on<strong>der</strong> a, is niet alleen de Wet op de justitiële documentatie en op de<br />

verklaringen omtrent het gedrag (na inwerkingtreding de Wet justitiële<br />

gegevens) relevant, maar zeker ook de Wet politieregisters.<br />

De gegevens die met inachtneming van de bepalingen van deze wet<br />

worden verkregen zullen doorgaans weliswaar niet rechtstreeks leiden tot<br />

het weigeren van een verklaring, maar kunnen wel een aanwijzing geven<br />

dat na<strong>der</strong> on<strong>der</strong>zoek gewenst is. Deze wet zal daarom in dit artikelon<strong>der</strong>deel<br />

toegevoegd moeten worden (aanbeveling wetswijziging).<br />

Het veiligheidson<strong>der</strong>zoek is niet gericht op gegevens die van belang zijn<br />

voor het vervullen van vertrouwensfuncties in het algemeen, maar<br />

uitdrukkelijk op gegevens die van belang zijn voor de vervulling van de<br />

desbetreffende vertrouwensfunctie.<br />

Daartoe dient bij het veiligheidson<strong>der</strong>zoek beschikt te worden over gegevens<br />

met betrekking tot de kwetsbare elementen in de betreffende functie.<br />

Door de vaak gebrekkige motivering bij de aanwijzing van vertrouwensfuncties<br />

bestaat vaak onvoldoende inzicht in de kwetsbaarheid van de<br />

functie (zie artikel 3).<br />

De limitatief opgesomde categorieën gegevens die bij het veiligheidson<strong>der</strong>zoek<br />

een rol mogen spelen blijken in de praktijk toereikend te zijn.<br />

Voor zover weigeringen zijn gebaseerd op onvoldoende waarborgen (en<br />

niet op onvoldoende gegevens, zie artikel 8) blijken ze voornamelijk<br />

gegrond te worden op gegevens uit categorie a (justitiële gegevens) en in<br />

min<strong>der</strong>e mate op gegevens uit categorie d (persoonlijke gedragingen en<br />

omstandigheden) en de categorieën b en c (politieke gegevens).<br />

De diensten hebben het beleid ten aanzien van justitiële antecedenten in<br />

Beleidsregels opgenomen. De AIVD hanteert ten aanzien van de burgerluchtvaart<br />

de Beleidsregel vertrouwensfuncties en veiligheidson<strong>der</strong>zoeken<br />

op de burgerluchthavens (Staatscourant 1997, nummer 35). Hierin wordt<br />

een leidraad gegeven voor de beoordeling van justitiële gegevens met het<br />

oog op het grote aantal uit beveiligingsoogpunt identieke functies op de<br />

burgerluchthavens. Voor politiefuncties geeft de Beleidsregel veiligheidson<strong>der</strong>zoeken<br />

voor de politie (Staatscourant 2001, <strong>nr</strong>. 59) een vergelijkend<br />

leidraad.<br />

Tweede <strong>Kamer</strong>, verga<strong>der</strong>jaar 2004–2005, 29 843 , <strong>nr</strong>. 1 14


leeftijd van 18 jaar bereikte doorgaans worden beschouwd als jeugdzonden.<br />

De commissie heeft tot dusverre aanvaard dat daarop uitzon<strong>der</strong>ingen<br />

mogelijk zijn, en maakt van deze mogelijkheid gebruik door<br />

geweldsdelicten die op min<strong>der</strong>jarige leeftijd zijn gepleegd per definitie<br />

niet als jeugdzonden te beschouwen. Het beleid van de AIVD dat ernstige<br />

vermogensdelicten waarbij sprake is van recidive niet als jeugdzonden<br />

kunnen worden aangemerkt, heeft de commissie eveneens aanvaard.<br />

De commissie heeft zich ver<strong>der</strong> uitgesproken over artikel 1, tweede lid,<br />

on<strong>der</strong> b van de beleidsregel. Daarin is bepaald dat bij de beoordeling van<br />

justitiële gegevens in het bijzon<strong>der</strong> dient te worden gelet op on<strong>der</strong> an<strong>der</strong>e<br />

handel in grotere hoeveelheden softdrugs. Volgens de commissie moet de<br />

AIVD vermeende handel in grotere hoeveelheden softdrugs aannemelijk<br />

maken. Een beroep op het aantal bij betrokkene aangetroffen hennepplanten<br />

is daartoe op zichzelf beschouwd niet toereikend, tenzij dit aantal<br />

bijzon<strong>der</strong> groot is. In dat geval leidt de commissie hieruit een intentie tot<br />

handel in softdrugs af. Een <strong>der</strong>gelijke intentie leidt de commissie ook af<br />

uit de samenloop van een betrekkelijk groot aantal aangetroffen hennepplanten<br />

en de aanwezigheid van schulden.<br />

Artikel 1, tweede lid, on<strong>der</strong> l van de beleidsregel bepaalt dat bij de beoordeling<br />

van justitiële gegevens in het bijzon<strong>der</strong> wordt gelet op an<strong>der</strong>e<br />

feiten die een risico kunnen opleveren voor de veiligheid van burgerluchtvaart.<br />

De commissie heeft aangegeven het gebruik van deze restcategorie<br />

te aanvaarden, mits deugdelijk wordt gemotiveerd waarom een strafbaar<br />

feit dat niet in de beleidsregel is vermeld, in het on<strong>der</strong>havige geval een<br />

risico oplevert voor de veiligheid van de burgerluchtvaart.<br />

Deze beleidsregel in vijf rechterlijke uitspraken (rechtbank Maastricht<br />

10 november 1999, 99/149 WET I HEM, rechtbank Amsterdam 4 april 2000,<br />

AWB 00/1429 WET, rechtbank Rotterdam 2 mei 2001, zaak<strong>nr</strong> BESLUITEN<br />

99/1152, rechtbank Amsterdam 21 december 2002, zaak<strong>nr</strong>. AWB 01/4287,<br />

rechtbank Amsterdam, AWB 02/1263 WET) aan de orde gekomen en niet<br />

o<strong>nr</strong>edelijk of onaanvaardbaar geoordeeld. De laatstgenoemde uitspraak<br />

van de rechtbank Amsterdam is door de Afdeling Bestuursrechtspraak van<br />

de Raad van State bij uitspraak van 17 maart 2004 (reg. <strong>nr</strong>. 200 306 732/1)<br />

bevestigd. In een uitspraak van de rechtbank Amsterdam (18 mei 2001,<br />

zaak<strong>nr</strong>. AWB 00/89) wordt geen expliciet oordeel over de beleidsregel<br />

gegeven maar wordt geoordeeld dat de minister geen o<strong>nr</strong>edelijke maatstaf<br />

heeft gehanteerd.<br />

Opgemerkt wordt dat er een herziening van deze beleidsregel in voorbereiding<br />

is. De adviezen van de commissie en de jurisprudentie met betrekking<br />

tot de beleidsregel zullen in dit herzieningstraject worden meegenomen.<br />

De MIVD heeft het beleid ten aanzien van justitiële antecedenten na<strong>der</strong><br />

uitgewerkt in de Beleidsregeling justitiële antecedenten bij veiligheidson<strong>der</strong>zoeken<br />

Koninklijke Marechaussee en Beleidsregeling justitiële antecedenten<br />

bij veiligheidson<strong>der</strong>zoeken Defensie. In zeven rechterlijke<br />

uitspraken is genoemd beleid aan de orde gekomen. De rechtbank Middelburg<br />

heeft in haar uitspraak d.d. 9 oktober 2002 (Awb 01/725) geoordeeld<br />

dat de Beleidsregeling justitiële antecedenten bij veiligheidson<strong>der</strong>zoeken<br />

Defensie die door de AIVD in deze zaak was toegepast, de redelijkheidstoets<br />

niet kan doorstaan. In hoger beroep is de Afdeling Bestuursrechtspraak<br />

(200 205 969) evenwel niet tot een inhoudelijke beoordeling<br />

hiervan gekomen, aangezien de uitspraak van de rechtbank reeds op<br />

an<strong>der</strong>e gronden werd vernietigd.<br />

In de vier rechterlijke uitspraken die defensie betroffen(AWB 02/713<br />

MAWKLU, 01/671 MAWKLA, 02/03 534 MAWKLU en 02/4918 MAWKLA)<br />

heeft de rechtbank geoordeeld dat de Beleidsregelingen de redelijkheids-<br />

Tweede <strong>Kamer</strong>, verga<strong>der</strong>jaar 2004–2005, 29 843 , <strong>nr</strong>. 1 16


1 <strong><strong>Kamer</strong>stuk</strong>ken II, 1995/96, 24 023, <strong>nr</strong>. 5,<br />

blz. 14.<br />

toets kunnen doorstaan. In hoger beroep in de zaak 01/671 MAWKLA heeft<br />

de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank bevestigd en<br />

het beleid redelijk geacht(o2/3134MAWKLA). De MIVD is wel voornemens<br />

de bestaande beleidsregelingen te actualiseren. On<strong>der</strong> meer zal voor<br />

personeel dat werkzaam is bij de MIVD een separate beleidslijn worden<br />

ingevoerd die bij uitstek op deze categorie is toegesneden.<br />

Thans valt personeel dat werkzaam is bij de MIVD bij de beoordeling van<br />

justitiële antecedenten on<strong>der</strong> het regiem van de Beleidsregeling justitiële<br />

antecedenten bij veiligheidson<strong>der</strong>zoeken Defensie. Het wordt wenselijk<br />

geacht om voor de categorie «personeel MIVD» een regiem in te voeren<br />

dat is toegesneden op de specifieke veiligheidsaspecten die aan vertrouwensfuncties<br />

bij de MIVD zijn verbonden. De criteria zullen vergelijkbaar<br />

zijn met de criteria die in de Beleidsregeling justitiële antecedenten bij<br />

veiligheidson<strong>der</strong>zoeken Koninklijke Marechaussee zijn opgenomen.<br />

Het begrip integriteit, dat de laatste jaren ook in het ka<strong>der</strong> van het<br />

veiligheidson<strong>der</strong>zoek veel aandacht heeft gekregen, staat weliswaar niet<br />

in de wettekst, maar valt te scharen on<strong>der</strong> categorie a, immers justitiële<br />

antecedenten kunnen wijzen op niet-integer gedrag en on<strong>der</strong> categorie d,<br />

overige persoonlijke gedragingen en omstandigheden. In het<br />

voorlichtingsmateriaal zal dit verduidelijkt worden.<br />

Artikel 8<br />

(1. Weigering van een verklaring geschiedt door Onze Minister van<br />

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in overeenstemming met<br />

Onze Minister dan wel het bevoegd gezag van een Hoog College van<br />

Staat.<br />

2. Een verklaring kan slechts worden geweigerd, indien onvoldoende<br />

waarborgen aanwezig zijn dat de betrokkene on<strong>der</strong> alle omstandigheden<br />

de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk<br />

zal volbrengen of indien het veiligheidson<strong>der</strong>zoek onvoldoende<br />

gegevens heeft kunnen opleveren om daarover een oordeel te geven.)<br />

Tweede lid<br />

Voor een juiste beoordeling van de vraag of betrokkene on<strong>der</strong> alle<br />

omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten<br />

getrouwelijk zal volbrengen is allereerst van belang dat zowel bij het<br />

veiligheidson<strong>der</strong>zoek als bij de beoordeling van de uitkomsten daarvan,<br />

kan worden beschikt over de informatie over de kwetsbaarheid van de<br />

functie. Momenteel ontbreekt die informatie nog te vaak (zie ook on<strong>der</strong><br />

artikel 3 en 7).<br />

Bij de weigeringsgrond onvoldoende gegevens blijkt de inspanningsverplichting<br />

van de diensten uit de formulering dat het on<strong>der</strong>zoek onvoldoende<br />

gegevens heeft kunnen opleveren. De diensten mogen zich er niet<br />

bij neerleggen als in eerste instantie onvoldoende gegevens uit het on<strong>der</strong>zoek<br />

naar voren komen, maar zullen daartoe een redelijke inspanning<br />

dienen te doen.<br />

Met an<strong>der</strong>e woorden, de diensten zullen zich niet op het ontbreken van<br />

voldoende gegevens kunnen beroepen als zij zelf bij het verzamelen van<br />

gegevens te kort zijn geschoten. 1 Voor wat betreft de vraag over welke<br />

periode gegevens moeten worden verzameld hanteert de AIVD als<br />

bestendig beleid dat voor een a-on<strong>der</strong>zoek gegevens over een periode<br />

van tien (en minimaal zeven) jaar terug worden on<strong>der</strong>zocht en voor alle<br />

overige on<strong>der</strong>zoeken over een periode van acht (en minimaal vijf) jaar.<br />

Voor de beoordeling of er voldoende gegevens zijn, gelden hierbij on<strong>der</strong>grenzen<br />

van respectievelijk zeven en vijf jaar. Indien het on<strong>der</strong>zoek ook<br />

betrekking heeft op de partner, dan geldt daarvoor een periode van ten<br />

Tweede <strong>Kamer</strong>, verga<strong>der</strong>jaar 2004–2005, 29 843 , <strong>nr</strong>. 1 17


minste drie jaar. De MIVD hanteert bij het beoordelen van gegevens geen<br />

on<strong>der</strong>grens.<br />

Een specifiek en veelvoorkomend geval van onvoldoende gegevens<br />

ontstaat als betrokkene in de periode van zeven of vijf jaar voorafgaande<br />

aan het veiligheidson<strong>der</strong>zoek langdurig heeft verbleven in een an<strong>der</strong> land<br />

en de AIVD met de zusterdienst van dat land geen samenwerkingsrelatie<br />

on<strong>der</strong>houdt op grond waarvan het mogelijk is gegevens over betrokkene<br />

op te vragen. Het beleid van de AIVD om in een <strong>der</strong>gelijk geval de verklaring<br />

te weigeren is neergelegd in de Beleidsregel onvoldoende gegevens<br />

bij veiligheidson<strong>der</strong>zoeken op de burgerluchthavens (gepubliceerd in de<br />

Staatscourant <strong>nr</strong>. 59, 23 maart 2001) en in de Beleidsregel veiligheidson<strong>der</strong>zoeken<br />

voor de politie. Voor overige categorieën vertrouwensfuncties<br />

gelden de uitgangspunten als bestendig beleid. De MIVD hanteert<br />

genoemde uitgangspunten eveneens als zodanig. Er geldt hierbij een<br />

periode van vijf jaar.<br />

Hierna wordt ingegaan op de beleidsregels van de AIVD.<br />

In de Beleidsregel onvoldoende gegevens bij veiligheidson<strong>der</strong>zoeken op<br />

burgerluchthavens is vastgelegd dat weigering van een verklaring zal<br />

plaatsvinden indien de kandidaat-vertrouwensfunctionaris voorafgaand<br />

aan de aanmelding niet gedurende vijf jaar in Ne<strong>der</strong>land verbleef en er<br />

geen samenwerkingsrelatie bestaat met de betreffende zusterdienst.<br />

Ook in de Beleidsregel veiligheidson<strong>der</strong>zoeken voor de politie is dit vastgelegd,<br />

met dien verstande dat daarbij voor a-veiligheidson<strong>der</strong>zoeken, die<br />

bij de burgerluchtvaart niet, maar bij de politie wel voorkomen, de periode<br />

op zeven jaar is gesteld. Dit is in overeenstemming met het bestendig<br />

beleid van de AIVD.<br />

Inmiddels is in twee rechterlijke uitspraken de Beleidsregel onvoldoende<br />

gegevens bij veiligheidson<strong>der</strong>zoeken op burgerluchthavens aan de orde<br />

gekomen. De president van de rechtbank Amsterdam oordeelde op<br />

17 december 2001 in een beslissing op het verzoek om een voorlopige<br />

voorziening (zaak<strong>nr</strong>. 01/4151 WET) dat het beleid met betrekking tot de<br />

vijfjarentermijn de rechtmatigheidstoets niet zal kunnen doorstaan en dat<br />

de BVD door zich te beroepen op het ontbreken van een samenwerkingsrelatie<br />

met de zusterdienst in het betreffende land (Zuid-Korea) was te kort<br />

geschoten in zijn inspanningsverplichting.<br />

Daarentegen acht de rechtbank Rotterdam op 16 januari 2003 in een<br />

beslissing op beroep (zaak<strong>nr</strong>. 02/1419, LJN<strong>nr</strong>. AF 3045) het gevoerde<br />

beleid, zoals neergelegd in de beleidsregel, niet in strijd met de wet en<br />

ook overigens niet onjuist. De vijfjarentermijn acht deze rechtbank niet<br />

onaanvaardbaar lang en het uitgangspunt dat het verkrijgen van gegevens<br />

alleen mogelijk is indien er een samenwerkingsrelatie op<br />

beveiligingsgebied tussen de AIVD en een zusterdienst bestaat in beginsel<br />

niet o<strong>nr</strong>edelijk. Wel dient in dat laatste geval daadwerkelijk te worden<br />

on<strong>der</strong>zocht of het mogelijk is langs an<strong>der</strong>e kanalen informatie in te<br />

winnen (NB: zoals in de beleidsregel is uiteengezet, is dit in de praktijk<br />

nauwelijks mogelijk). De Afdeling Rechtspraak van de Raad van State<br />

heeft in haar uitspraak van 3 december 2003 (zaak<strong>nr</strong>. 200301416/1) het<br />

oordeel van de rechtbank bevestigd.<br />

In deze toets is overwogen om de Beleidsregel onvoldoende gegevens bij<br />

veiligheidson<strong>der</strong>zoeken op burgerluchthavens te incorporeren in de wet.<br />

De reden hiervan was dat de rechter de weigeringsgrond onvoldoende<br />

gegevens niet eenduidig leek te beoordelen.<br />

Echter, zoals tevens uit het bovenstaande blijkt, heeft de Raad van State<br />

zich inmiddels uitgesproken over deze beleidsregel en heeft geoordeeld<br />

dat deze niet o<strong>nr</strong>edelijk is. Het beleid kan <strong>der</strong>halve worden voortgezet<br />

Tweede <strong>Kamer</strong>, verga<strong>der</strong>jaar 2004–2005, 29 843 , <strong>nr</strong>. 1 18


zodat een wetswijziging niet meer aan de orde is. Een an<strong>der</strong>e reden om af<br />

te zien van een wetswijziging op dit punt is dat de diensten in geval van<br />

codificatie van de beleidsregel niet langer zouden beschikken over de in<br />

artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde afwijkingsbevoegdheid.<br />

Uit de praktijk blijkt namelijk dat een uitzon<strong>der</strong>ing op de<br />

beleidsregel mogelijk is als informatie over de betrouwbaarheid van een<br />

kandidaat-vertrouwensfunctionaris kan worden verkregen van zijn werkgever<br />

en indien deze een in Ne<strong>der</strong>land gevestigde multinational is en<br />

betrokkene bij hem een langdurig dienstverband heeft genoten. Ver<strong>der</strong><br />

wordt ook in de praktijk op dezelfde wijze gehandeld en kan van de<br />

beleidsregel worden afgeweken ten aanzien van uitgezonden ambtenaren<br />

in de buitenlandse dienst.<br />

Momenteel is een herziening van deze beleidsregel in voorbereiding. De<br />

aanpassing houdt in dat, zoals dat ook in de beleidsregel voor de politie<br />

staat, weigering van betrokkene op grond van onvoldoende gegevens ten<br />

aanzien van zijn/haar partner ook mogelijk wordt.<br />

De Bezwarencommissie Veiligheidson<strong>der</strong>zoeken heeft zich tot dusver één<br />

keer uitgesproken over de Beleidsregel veiligheidson<strong>der</strong>zoeken voor de<br />

politie. In dit advies heeft de commissie geen expliciet oordeel over de<br />

beleidsregel gegeven, maar heeft geoordeeld dat de minister terecht op<br />

grond van de beleidsregel de verklaring van geen bezwaar heeft geweigerd.<br />

Het betrof in dit geval weigering van de verklaring vanwege onvoldoende<br />

gegevens ten aanzien van de partner van betrokkene.<br />

Artikel 9<br />

(Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is bevoegd,<br />

na het verstrijken van een termijn van vijf jaren of een veelvoud daarvan<br />

sinds het afgeven van de verklaring of indien hem blijkt van feiten of<br />

omstandigheden die een hernieuwd veiligheidson<strong>der</strong>zoek rechtvaardigen,<br />

een veiligheidson<strong>der</strong>zoek te doen instellen naar een persoon die een<br />

vertrouwensfunctie vervult.)<br />

Het systematisch instellen van herhaalon<strong>der</strong>zoeken door de AIVD gebeurt<br />

thans uitsluitend bij de AIVD zelf, bij de top management groep (SG en<br />

DG-niveau) en bij de vertrouwensfuncties op Schiphol. Bij de uitbreiding<br />

van vertrouwensfuncties bij de politie is besloten de termijn van 5 jaar<br />

voor hernieuwde veiligheidson<strong>der</strong>zoeken te hanteren. De eerste herhaalon<strong>der</strong>zoeken<br />

daar worden <strong>der</strong>halve in 2006 verwacht. De vijfjarentermijn<br />

wordt el<strong>der</strong>s niet bijgehouden. Wel is opgemerkt dat systematisch<br />

herhaalde veiligheidson<strong>der</strong>zoeken mede een instrument zouden kunnen<br />

vormen ter bevor<strong>der</strong>ing van het beveiligingsbewustzijn.<br />

De MIVD heeft periodieke herhaalon<strong>der</strong>zoeken uitgevoerd, indien de<br />

organisatieon<strong>der</strong>delen hiertoe zelf een aanvraag hadden gedaan. Gelet op<br />

het feit dat de MIVD hierin afhankelijk is van de medewerking van de<br />

aanvrager, heeft een <strong>der</strong>gelijk periodiek on<strong>der</strong>zoek niet naar alle vertrouwensfunctionarissen<br />

plaatsgevonden. Naar aanleiding van het reeds<br />

hierboven bij artikel 3 genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer is<br />

de organisatieon<strong>der</strong>delen opgedragen om steeds na het verstrijken van<br />

een termijn van vijf jaar na het afgeven van de verklaring van geen<br />

bezwaar een periodiek hernieuwd on<strong>der</strong>zoek in te laten stellen.<br />

Het instellen van een hernieuwd veiligheidson<strong>der</strong>zoek naar aanleiding van<br />

gebleken feiten en omstandigheden komt bij de AIVD slechts sporadisch<br />

voor. De AIVD heeft zich, gezien de gekozen formulering (índien hem blijkt<br />

Tweede <strong>Kamer</strong>, verga<strong>der</strong>jaar 2004–2005, 29 843 , <strong>nr</strong>. 1 19


1 <strong><strong>Kamer</strong>stuk</strong>ken II, 1994/95, 24 023, <strong>nr</strong>. 3,<br />

blz. 18.<br />

2 <strong><strong>Kamer</strong>stuk</strong>ken II, 1994/1995, 24 023, <strong>nr</strong>. 3,<br />

blz. 18.<br />

3 <strong><strong>Kamer</strong>stuk</strong>ken II, 1995/1996, 24 023, <strong>nr</strong>. 5,<br />

blz. 8.<br />

dat) altijd terughoudend opgesteld ten opzichte van de mogelijkheid actief<br />

naar <strong>der</strong>gelijke feiten en omstandigheden op zoek te gaan. Wel is het<br />

mogelijk, zoals de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel al<br />

aangeeft 1 dat bij on<strong>der</strong>zoek dat de AIVD op grond van zijn an<strong>der</strong>e taken<br />

uitvoert blijkt van feiten en omstandigheden die een nieuw on<strong>der</strong>zoek<br />

rechtvaardigen.<br />

Als an<strong>der</strong>e voorbeelden van feiten en omstandigheden die aanleiding<br />

kunnen zijn voor het tussentijds instellen van een hernieuwd veiligheidson<strong>der</strong>zoek<br />

noemt de memorie van toelichting een wijziging van de inhoud<br />

van de functie of een belangrijke wijziging van de persoonlijke omstandigheden<br />

van de betrokken functionaris. Voor het signaleren van <strong>der</strong>gelijke<br />

omstandigheden zijn de diensten sterk afhankelijk van de medewerking<br />

van de betreffende werkgever. Alhoewel over het algemeen het contact<br />

tussen de diensten en werkgevers waarbij vertrouwensfuncties voorkomen<br />

dusdanig dat in voorkomende gevallen risico’s door de werkgever<br />

gemeld worden, hebben de diensten geen zicht op mogelijke veiligheidsrisico’s<br />

die niet gemeld worden uit oogpunt van continuïteit van de organisatie.<br />

De suggestie is gedaan om een verplichting in het leven te roepen<br />

voor de werkgever of eventueel ook voor de werknemer die op een<br />

vertrouwensfunctie werkzaam is, om relevante wijzigingen in feiten en<br />

omstandigheden te melden.<br />

Vooralsnog wordt dit als een te zwaar middel gezien voor alle sectoren.<br />

Wel kunnen de diensten bevor<strong>der</strong>en dat melding wordt gedaan van potentiële<br />

risico’s door bijvoorbeeld in het voorlichtingsmateriaal en in overlegsituaties<br />

te wijzen op de eigen verantwoordelijkheid van met name de<br />

werkgever in dit opzicht.<br />

Een an<strong>der</strong> probleem is dat bepaalde relevante informatie ten aanzien van<br />

een vertrouwensfunctionaris (bijvoorbeeld relevante justitiële gegevens)<br />

wel bij bepaalde instanties, zoals politie en justitie, bekend is, maar aan de<br />

diensten niet (tijdig) wordt gesignaleerd. Dit probleem is groter bij de<br />

burgerluchtvaart omdat daar de sociale controle ten aanzien van afwijkend<br />

gedrag van een vertrouwensfunctionaris miniem is en eventueel<br />

afwijkend gedrag vrijwel nooit wordt on<strong>der</strong>kend. Om te kunnen bewerkstelligen<br />

dat bepaalde informatie die tot een hernieuwd veiligheidson<strong>der</strong>zoek<br />

kan leiden, bijvoorbeeld informatie van de CJD, de diensten<br />

tijdig bereikt, dienen daartoe maatregelen te worden getroffen. Gedacht<br />

wordt aan maatregelen als het voeren van interdepartementaal overleg<br />

en, indien nodig, het wijzigen van de relevante wet- en regelgeving (niet<br />

zijnde de WVO). De diensten inventariseren momenteel op welke wijze de<br />

externe en interne informatievoorziening ingericht kan worden. Eerst dan<br />

worden de eventuele consequenties voor wijziging van wet en regelgeving<br />

hel<strong>der</strong>.<br />

De vraag is gerezen in hoeverre bij heron<strong>der</strong>zoeken de instemmingsverplichting<br />

van artikel 4 en 5 geldt. De memorie van toelichting wijst erop<br />

dat instemming van betrokkene bedoeld in de artikelen 4 en 5 tevens<br />

betrekking heeft op de mogelijkheid van een hernieuwd on<strong>der</strong>zoek. 2 De<br />

mogelijkheid van een hernieuwd veiligheidson<strong>der</strong>zoek is immers inherent<br />

aan de beveiligingsmaatregelen van personele aard, waarvan het<br />

aanwijzen van een functie als een vertrouwensfunctie een on<strong>der</strong>deel is.<br />

Ook in de nota naar aanleiding van het verslag stelt de regering dat wie<br />

een vertrouwensfunctie vervult heeft ingestemd met de instelling van een<br />

veiligheidson<strong>der</strong>zoek en ook heeft geaccepteerd dat periodiek of wanneer<br />

daarvoor een bijzon<strong>der</strong>e aanleiding bestaat dit on<strong>der</strong>zoek kan worden<br />

herhaald. 3 Niettemin heeft de rechtbank Middelburg in de uitspraak die bij<br />

artikel 2 reeds ter sprake kwam, gesteld dat de instemmingsverplichting<br />

ook voor artikel 9 geldt en dat een hernieuwd on<strong>der</strong>zoek waarbij deze<br />

Tweede <strong>Kamer</strong>, verga<strong>der</strong>jaar 2004–2005, 29 843 , <strong>nr</strong>. 1 20


instemming niet is gevraagd in strijd met de wet heeft plaatsgevonden. In<br />

het hoger beroep heeft de Raad van State zich over de rechtsvraag inzake<br />

het instemmingsvereiste bij een hernieuwd on<strong>der</strong>zoek echter niet uitgesproken.<br />

Het verdient aanbeveling om de wettekst op dit punt te verduidelijken<br />

(aanbeveling wetswijziging).<br />

Naar de letter van de wet – in artikel 6 wordt gesproken over de gevallen<br />

bedoeld in artikel 4 en 5 en wordt niet gerept over artikel 9 – geldt de<br />

achtwekentermijn niet bij hernieuwde veiligheidson<strong>der</strong>zoeken. Niettemin<br />

hanteren de diensten deze termijn wel als leidraad, aangezien het ook bij<br />

deze on<strong>der</strong>zoeken ongewenst is dat ze te lang duren.<br />

Artikel 10<br />

(1. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is, in<br />

overeenstemming met Onze Minister dan wel het bevoegd gezag van<br />

een Hoog College van Staat, bevoegd tot het intrekken van de verklaring,<br />

indien hem blijkt dat onvoldoende waarborgen aanwezig zijn dat<br />

de betrokkene on<strong>der</strong> alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie<br />

voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen.<br />

2. Indien een verklaring is ingetrokken, ontheft de werkgever de<br />

betrokken persoon zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen acht<br />

weken na de intrekking van de verklaring, uit de vertrouwensfunctie.)<br />

In het algemeen zal een verklaring slechts worden ingetrokken als een<br />

hernieuwd veiligheidson<strong>der</strong>zoek tot de conclusie leidt dat onvoldoende<br />

waarborgen aanwezig zijn dat betrokkene on<strong>der</strong> alle omstandigheden de<br />

uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal<br />

volbrengen. In bijzon<strong>der</strong>e omstandigheden kunnen ook an<strong>der</strong>e feiten<br />

grond voor een intrekking opleveren. De rechtbank Haarlem heeft dit op<br />

10 april 2001 bevestigd in een uitspraak (zaak<strong>nr</strong>. AWB 00–7887) waarin<br />

gesteld wordt dat in het on<strong>der</strong>havige geval een hernieuwd veiligheidson<strong>der</strong>zoek<br />

niet zinvol en daarom niet geboden was.<br />

In diezelfde uitspraak keert de rechtbank zich tegen de stelling dat voor<br />

het intrekken van een verklaring van geen bezwaar strengere eisen gelden<br />

dan voor het weigeren van een <strong>der</strong>gelijke verklaring. De rechtbank overweegt<br />

daarbij dat het intrekken van een verklaring van geen bezwaar niet<br />

vergeleken moet worden met de weigering een <strong>der</strong>gelijke verklaring af te<br />

geven, zoals geregeld in artikel 8 WVO. Voor de intrekking is artikel 10<br />

WVO bepalend. Aan de daarin genoemde eisen moet zijn voldaan. De<br />

Bezwarencommissie Veiligheidson<strong>der</strong>zoeken heeft altijd gesteld dat er<br />

voor het intrekken van een verklaring van geen bezwaar wel zwaar<strong>der</strong>e<br />

eisen gelden. Voor dit standpunt is echter geen steun te vinden in de wet<br />

en de toelichting daarop.<br />

Zowel bij weigeringen als intrekkingen van een verklaring van geen<br />

bewaar vindt een afweging plaats van alle omstandigheden van het geval,<br />

waaron<strong>der</strong> het arbeidsverleden van betrokkene.<br />

Dit hoeft echter niet a-priori te betekenen dat voor een intrekking zwaar<strong>der</strong>e<br />

eisen gelden dan voor een weigering.<br />

Artikel 11<br />

(Deze wet is niet van toepassing op de leden van de rechterlijke macht<br />

met rechtspraak belast, de procureur-generaal bij de Hoge Raad, de leden<br />

van de Raad van State, de leden van de Algemene Rekenkamer, de Nationale<br />

ombudsman en de substituut-ombudsman, de leden van de Centrale<br />

Raad van Beroep en de leden van het College van Beroep voor het<br />

bedrijfsleven.)<br />

Tweede <strong>Kamer</strong>, verga<strong>der</strong>jaar 2004–2005, 29 843 , <strong>nr</strong>. 1 21


Het Ministerie van Justitie verkent in overleg met de AIVD de mogelijkheden<br />

om veiligheidson<strong>der</strong>zoeken te verrichten naar de in artikel 11 uitgezon<strong>der</strong>de<br />

leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast.<br />

Artikel 12<br />

(1. Artikel 4, tweede lid, is niet van toepassing in gevallen waarin een<br />

persoon met een vertrouwensfunctie wordt belast in het ka<strong>der</strong> van de<br />

vervulling van werkelijke dienst in de zin van paragraaf 5 van hoofdstuk<br />

1 van de Ka<strong>der</strong>wet dienstplicht.<br />

2. In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, wordt het veiligheidson<strong>der</strong>zoek<br />

niet eer<strong>der</strong> ingesteld dan twaalf weken voordat de betrokkene<br />

dient op te komen voor het vervullen van werkelijke dienst in de<br />

zin van paragraaf 5 van hoofdstuk 1 van de Ka<strong>der</strong>wet dienstplicht. Van<br />

het instellen van een veiligheidson<strong>der</strong>zoek wordt vooraf mededeling<br />

gedaan aan de betrokkene.)<br />

Geen opmerkingen. Het artikel is momenteel een dode letter in verband<br />

met de opschorting van de dienstplicht.<br />

Artikel 13<br />

(1. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan, naar<br />

aanleiding van een verzoek van een an<strong>der</strong>e mogendheid of van een<br />

volke<strong>nr</strong>echtelijke organisatie dat wordt gedaan in verband met de door<br />

die mogendheid of volke<strong>nr</strong>echtelijke organisatie gehanteerde<br />

beveiligingsmaatregelen, over een in dat verzoek aangeduide persoon<br />

mededelingen doen.<br />

2. De mededelingen, bedoeld in het eerste lid, worden slechts gedaan<br />

over personen die de Ne<strong>der</strong>landse nationaliteit bezitten dan wel,<br />

indien zij een an<strong>der</strong>e nationaliteit bezitten, die in Ne<strong>der</strong>land verblijven<br />

of daar recentelijk verblijf gehouden hebben. De desbetreffende<br />

personen worden schriftelijk in kennis gesteld van de zakelijke inhoud<br />

van deze mededelingen. Deze kennisgeving geldt als een beschikking.<br />

3. Indien Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties<br />

voornemens is mededelingen als bedoeld in het eerste lid te doen,<br />

wordt ten aanzien van de betrokken persoon door de Algemene<br />

Inlichtingen- en Veiligheidsdienst een veiligheidson<strong>der</strong>zoek ingesteld,<br />

mits de betrokkene daarmee schriftelijk heeft ingestemd.<br />

4. Het veiligheidson<strong>der</strong>zoek omvat het instellen van een on<strong>der</strong>zoek naar<br />

gegevens die uit het oogpunt van de nationale veiligheid of de veiligheid<br />

of an<strong>der</strong>e gewichtige belangen van de verzoekende mogendheid<br />

of volke<strong>nr</strong>echtelijke organisatie van belang zijn. Hierbij wordt uitsluitend<br />

gelet op gegevens betreffende:<br />

a. de justitiële inlichtingen die ten behoeve van het veiligheidson<strong>der</strong>zoek<br />

zijn verkregen met inachtneming van het bepaalde bij of<br />

krachtens de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen<br />

omtrent het gedrag;<br />

b. deelneming of steunverlening aan activiteiten die de veiligheid of<br />

an<strong>der</strong>e gewichtige belangen van de staat en van de verzoekende<br />

mogendheid of volke<strong>nr</strong>echtelijke organisatie kunnen schaden;<br />

c. lidmaatschap van of steunverlening aan organisaties die doeleinden<br />

nastreven, dan wel ter verwezenlijking van hun doeleinden<br />

middelen hanteren, die aanleiding geven tot het ernstig vermoeden<br />

dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische<br />

rechtsorde;<br />

d. overige persoonlijke gedragingen en omstandigheden die in<br />

verband met het doel van het verzoek van belang kunnen zijn.<br />

5. De mededelingen, bedoeld in het eerste lid, bevatten de conclusies die<br />

uit het ingestelde veiligheidson<strong>der</strong>zoek kunnen worden getrokken, dan<br />

Tweede <strong>Kamer</strong>, verga<strong>der</strong>jaar 2004–2005, 29 843 , <strong>nr</strong>. 1 22


wel de vaststelling dat het on<strong>der</strong>zoek onvoldoende gegevens heeft<br />

opgeleverd om op basis daarvan conclusies te kunnen trekken of dat<br />

de betrokken persoon niet heeft ingestemd met het instellen van een<br />

veiligheidson<strong>der</strong>zoek.<br />

6. Indien een verzoek als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op een<br />

persoon ten aanzien van wie een verklaring is afgegeven, wordt op het<br />

verzoek beslist door Onze Minister die de verklaring heeft afgegeven.<br />

In zulke gevallen kan een veiligheidson<strong>der</strong>zoek achterwege worden<br />

gelaten. De mededelingen, bedoeld in het eerste lid, bevatten in zulke<br />

gevallen de vaststelling dat ten aanzien van de betrokken persoon een<br />

verklaring is afgegeven.)<br />

In het on<strong>der</strong>zoek zijn geen knelpunten bij de uitvoering van dit artikel naar<br />

voren gekomen.<br />

Artikel 14<br />

(1. Hij die niet of niet tijdig voldoet aan een verplichting als bedoeld in een<br />

van de artikelen 3, tweede lid, 4, eerste en <strong>der</strong>de lid, 5, eerste en <strong>der</strong>de<br />

lid, en 10, tweede lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste<br />

een maand of geldboete van de <strong>der</strong>de categorie.<br />

2. De in het eerste lid strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.)<br />

Er is nooit aangifte gedaan van een strafbaar feit. Als stok achter de deur<br />

kan dit artikel toch niet gemist worden. De nationale veiligheid kan<br />

immers in het geding zijn. Als de werkgever zijn verplichtingen in het<br />

ka<strong>der</strong> van de WVO niet nakomt zijn er overigens ook langs bestuurlijke<br />

weg nog wel middelen om enige druk uit te oefenen, bijvoorbeeld door<br />

het probleem op hoog ambtelijk of politiek niveauaan de orde te stellen.<br />

De diensten zijn hier tot op heden terughoudend in geweest.<br />

De wel gesuggereerde bestuurlijke boete als alternatief voor de strafrechtelijke<br />

sanctie heeft als grote nadeel dat de diensten dan als bestuursorgaan<br />

in een dubbele rol tegenover de werkgever komt te staan. Aan de<br />

ene kant is een goede samenwerking met de werkgever onontbeerlijk<br />

voor het welslagen van de uitvoering van de WVO, aan de an<strong>der</strong>e kant<br />

zoude AIVD diezelfde werkgever met straf bedreigen. (De artikelen 15–22<br />

bevatten overgangsrecht en wijzigingen van an<strong>der</strong>e wetten en zijn<br />

<strong>der</strong>halve in deze toets niet meegenomen.)<br />

5. Aanbevelingen en actiepunten naar aanleiding van de toets<br />

Op basis van de resultaten van de toets worden de volgende aanbevelingen<br />

voor wijziging van de WVO gedaan:<br />

• Artikel 1, tweede lid<br />

Het begrip werkgever dient uitgebreid te worden zodat daaron<strong>der</strong> ook<br />

komt te vallen degene die een opdracht geeft aan bijvoorbeeld onafhankelijke<br />

wetenschapsbeoefenaren.<br />

• Artikel 3, tweede lid<br />

Opnemen van een verplichting voor de werkgever om eigener beweging<br />

melding te maken van organisatorische veran<strong>der</strong>ingen die de inhoud van<br />

een vertrouwensfunctie zodanig wijzigen dat dit gevolgen zou kunnen<br />

hebben voor de aanwijzing of voor de categorie-indeling.<br />

• Artikel 6<br />

Toevoegen dat de achtwekentermijn kan worden overschreden in limitatief<br />

op te sommen gevallen; bij gebrek aan medewerking of beschikbaarheid<br />

van de betrokkene, referenten of informanten, bij het opvragen van<br />

Tweede <strong>Kamer</strong>, verga<strong>der</strong>jaar 2004–2005, 29 843 , <strong>nr</strong>. 1 23


gegevens bij an<strong>der</strong>e instanties en in het buitenland en bij een voorgenomen<br />

weigering of intrekking. Als de nieuwe termijn ook wordt overschreden<br />

volgt automatisch weigering van de verklaring of intrekking<br />

wegens onvoldoende gegevens.<br />

• Artikel 7, tweede lid, on<strong>der</strong> a.<br />

Toevoegen Wet politieregisters naast de Wet op de justitiële gegevens als<br />

bron voor justitiële inlichtingen.<br />

• Artikel 9<br />

Verduidelijken in de wettekst dat de instemming van betrokkene bedoeld<br />

in de artikelen 4 en 5 tevens betrekking heeft op een hernieuwd on<strong>der</strong>zoek.<br />

Op basis van de resultaten van de toets zijn of worden de volgende organisatorische<br />

activiteiten door de AIVD on<strong>der</strong>nomen:<br />

1. Aanwijzen vertrouwensfuncties<br />

• De toepassing van de procedure «Aanwijzing vertrouwensfuncties<br />

bij de Rijksoverheid» bevor<strong>der</strong>en bij de BVA’s.<br />

• On<strong>der</strong>zoeken of deze procedure kan worden gebruikt voor wijzigingen<br />

in de organisatie of functie-inhoud van de vertrouwensfuncties<br />

bij de politie.<br />

• Signaleren aan de departementen indien het aantal aangevraagde<br />

veiligheidson<strong>der</strong>zoeken het maximum aantal vertrouwensfunctionarissen<br />

overschrijdt.<br />

• Indien grote aantallen vertrouwensfuncties tegelijkertijd moeten<br />

worden aangewezen in overleg met de werkgever een samenstel<br />

van afspraken maken over de financiële compensatie, de fasering<br />

van aanwijzingsbesluiten en de daaruit voortvloeiende fasering in<br />

de uitvoering van veiligheidson<strong>der</strong>zoeken.<br />

• In overleg met de Koninklijke Marechaussee te Schiphol bepalen<br />

hoe de voorlichting aan de uitzendbureau’s en werkgevers vormgegeven<br />

kan worden.<br />

2. Harmonisatie van de vertrouwensfuncties bij de Rijksoverheid<br />

• Door middel van ontwikkeling van een leidraad voor de aanwijzing<br />

van vertrouwensfuncties en de coördinatie van de uiteindelijke<br />

toepassing van de criteria door de beveiligingadviseurs in hun<br />

contacten met de BVA’s van de ministeries kan tot een eenduidiger<br />

toepassing van de criteria gekomen worden.<br />

3. Taakverdeling AIVD en MIVD<br />

• De praktijk wordt in overeenstemming gebracht met de uitspraak<br />

van de Raad van State.<br />

4. Vertrouwensfuncties en integriteit van het openbaar bestuur<br />

• Toepassen van de in de notitie uiteengezette beleidslijn met betrekking<br />

tot de aanwijzing van vertrouwensfuncties op grond van het<br />

integriteitcriterium.<br />

5. Sluitstukgedachte<br />

• De sluitstukgedachte in relatie tot de bescherming van staatsgeheimen<br />

concretiseren en uitdragen aan de BVA’s. Hierbij wordt<br />

gedacht aan een opsomming van voorwaarden waaraan bewuste<br />

werkgever minimaal dient te voldoen, alvorens kan worden overgegaan<br />

tot de aanwijzing van vertrouwensfuncties;<br />

• Door de AIVD uitvoeren van security scans.<br />

Tweede <strong>Kamer</strong>, verga<strong>der</strong>jaar 2004–2005, 29 843 , <strong>nr</strong>. 1 24


6. Voorlichting<br />

• Voorlichting aan BVA’s ten aanzien van de sluitstukgedachte;<br />

• Voorlichting aan werkgevers ten aanzien van hun verantwoordelijkheid<br />

om potentiële veiligheidsrisico’s te melden aan de AIVD.<br />

• Voorlichting werkgevers om kandidaat-vertrouwensfunctionarissen<br />

nadrukkelijker te wijzen op het feit dat hun instemming voor een<br />

veiligheidson<strong>der</strong>zoek tevens betrekking heeft op een hernieuwd<br />

veiligheidson<strong>der</strong>zoek.<br />

7. Doorlooptijden A-veiligheidson<strong>der</strong>zoeken<br />

• On<strong>der</strong>zoek verrichten naar de mogelijkheden om de doorlooptijden<br />

terug te brengen, waaron<strong>der</strong> uitbreiding van de feitelijke capaciteit<br />

tot het niveauvan de formatie.<br />

8. Methode voor het besluit tot uitwisselen van persoonsgegevens met<br />

zusterdiensten<br />

• Toepassen van de methodiek en de procedure ten behoeve van de<br />

(interne) besluitvorming over de vraag of de AIVD een geformaliseerde<br />

samenwerkingsrelatie kan aangaan of continueren met een<br />

zusterdienst in verband met de uitwisseling van persoonsgegevens<br />

ten behoeve van veiligheidson<strong>der</strong>zoeken.<br />

9. Beschikking over informatie die een hernieuwd veiligheidson<strong>der</strong>zoek<br />

rechtvaardigt<br />

• Het treffen van maatregelen om er voor te zorgen dat relevante<br />

informatie die bij an<strong>der</strong>e instanties (on<strong>der</strong> an<strong>der</strong>e politie en justitie)<br />

berust, aan de diensten tijdig wordt gesignaleerd zodat eventueel<br />

een hernieuwd veiligheidson<strong>der</strong>zoek kan worden ingesteld.<br />

10. Beleidsregels<br />

• Actualiseren van de beleidsregels «onvoldoende gegevens»,<br />

«politie» en «justitiële antecedenten».<br />

Op basis van de resultaten van de toets zijn of worden de volgende organisatorische<br />

activiteiten door de MIVD on<strong>der</strong>nomen:<br />

1. Aanwijzen vertrouwensfuncties<br />

• In de mandaatregeling Defensie Wet op de inlichtingen- en<br />

veiligheidsdiensten 2002 en de Wet veiligheidson<strong>der</strong>zoeken zijn de<br />

functionarissen opgenomen die namens de Minister van Defensie<br />

de vertrouwensfuncties aanwijzen welke worden uitgeoefend bij<br />

het Ministerie van Defensie.<br />

2. Harmonisatie van vertrouwensfuncties<br />

• Thans vindt er een inventarisatie van het aantal vertrouwensfuncties<br />

bij het Ministerie van Defensie plaats. Er zullen standaard periodieke<br />

herhaalon<strong>der</strong>zoeken plaats gaan vinden vijf jaar na afgeven<br />

van de verklaring van geen bezwaar.<br />

3. Taakverdeling AIVD en MIVD<br />

• De praktijk wordt in overeenstemming gebracht met de uitspraak<br />

van de Raad van State.<br />

4. Sluitstukgedachte<br />

• De sluitstukgedachte concretiseren en uitdragen aan de BVA en<br />

werkgevers. Hierbij wordt gedacht aan een opsomming van voorwaarden<br />

waaraan een werkgever minimaal dient te voldoen, alvorens<br />

wordt overgegaan tot de aanwijzing van vertrouwensfuncties.<br />

Tweede <strong>Kamer</strong>, verga<strong>der</strong>jaar 2004–2005, 29 843 , <strong>nr</strong>. 1 25


5. Voorlichting<br />

• Voorlichting aan veiligheidsofficieren en BVA ten aanzien van de<br />

sluitstukgedachte;<br />

• Voorlichting aan werkgevers ten aanzien van hun verantwoordelijkheid<br />

om potentiële veiligheidsrisico’s te melden aan de MIVD.<br />

6. Beleid Justitiële antecedenten en onvoldoende gegevens<br />

• De huidige beleidsregelingen zullen worden geactualiseerd. On<strong>der</strong><br />

meer zal een beleidslijn justitiële antecedenten voor personeel dat<br />

werkzaam is bij de MIVD worden ontwikkeld.<br />

Tevens zal het bestendige beleid inzake onvoldoende gegevens in<br />

de beleidsregelingen worden opgenomen.<br />

7. Beschikking over informatie die een hernieuwd veiligheidson<strong>der</strong>zoek<br />

rechtvaardigt<br />

• Het treffen van maatregelen om er voor te zorgen dat relevante<br />

informatie die bij an<strong>der</strong>e instanties (on<strong>der</strong> an<strong>der</strong>e politie en justitie)<br />

berust, aan de diensten tijdig wordt gesignaleerd zodat eventueel<br />

een hernieuwd veiligheidson<strong>der</strong>zoek kan worden ingesteld.<br />

De resultaten van de toets laten ook zien dat voor een verbetering van de<br />

uitvoering van de WVO naast de aangekondigde wetswijzigingen en organisatorische<br />

activiteiten van de AIVD en MIVD ook inspanningen van de<br />

kant van de werkgevers, met name de BVA’s, nodig zijn. Het gaat dan om<br />

het verstrekken van informatie ten behoeve van het aanwijzen van<br />

vertrouwensfuncties, het toepassen van de sluitstukgedachte en het<br />

melden van potentiële veiligheidsrisico’s aan de AIVD en MIVD.<br />

Tweede <strong>Kamer</strong>, verga<strong>der</strong>jaar 2004–2005, 29 843 , <strong>nr</strong>. 1 26

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!