17.09.2013 Views

1982 – Marc 'Die tocht was het begin van mijn leven ... - Alba

1982 – Marc 'Die tocht was het begin van mijn leven ... - Alba

1982 – Marc 'Die tocht was het begin van mijn leven ... - Alba

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>1982</strong> <strong>–</strong> <strong>Marc</strong><br />

‘Die <strong>tocht</strong> <strong>was</strong> <strong>het</strong> <strong>begin</strong> <strong>van</strong> <strong>mijn</strong> <strong>leven</strong>. Voordien hád ik geen <strong>leven</strong>’<br />

<strong>Marc</strong> stapte in <strong>1982</strong> in vier maand <strong>van</strong> Avallon naar Santiago de Compostela met stapgenoot Marnix<br />

en begeleider Willy<br />

…<br />

Marnix en ik waren de eersten ooit die op <strong>tocht</strong> vertrokken. We wisten: ‘Als wij <strong>het</strong> goed doen, dan<br />

kunnen ze <strong>het</strong> nadien nóg doen’. Daarom is die <strong>tocht</strong> voor ons zo gemakkelijk geweest. We deden<br />

dat voor ons, maar ook voor de jongens die na ons kwamen.<br />

…<br />

Als kind heb ik niks gehad: geen verjaardagsfeestje, geen familie, vader die moeder sloeg, moeder die<br />

<strong>mijn</strong> zus sloeg … miserie en shit. Ik zat al <strong>van</strong> <strong>mijn</strong> tiende opgesloten in ’t gesticht. Zes jaar <strong>van</strong> hier<br />

naar ginder. De eerste keer <strong>was</strong> in Ter Elst in Duffel, dat <strong>was</strong> een MPI. Toen <strong>mijn</strong> vader mij daar<br />

afzette, zei hij dat ik opnieuw moest worden opgevoed. Ik heb daar een maand of drie gezeten. Met<br />

kerstmis ben ik in Herentals naar <strong>het</strong> college <strong>begin</strong>nen gaan. Daarna moest ik naar De Waai in Eeklo<br />

en daar ben ik gaan lopen. Dan moest ik naar <strong>het</strong> COG (<strong>het</strong> Centraal Observatie Gesticht), de<br />

observatieafdeling <strong>van</strong> Mol. Daar ben ik ook een paar keer gaan lopen. En dan <strong>het</strong> ROG (<strong>het</strong> Rijks<br />

Opvoedings Gesticht), de gesloten afdeling in Mol. Waarom? Voor <strong>van</strong> alles en nog wat. (lacht) Dat is<br />

een evolutie, hé. Jeugdrechter Peeters heeft me toen gezegd: ‘Het is heel simpel: ik kan nu toch niks<br />

doen en ik mag je houden tot je 24. Dus blijf je gewoon tot je 24ste’. Ik <strong>was</strong> toen 16 jaar.<br />

Ongeveer een half jaar nadien kreeg ik dat voorstel om op <strong>tocht</strong> te gaan. De eerste die me daar over<br />

aansprak, <strong>was</strong> Johan Verelst - dat is de enige naam die ik daar nog ken. Die <strong>was</strong> daar opvoeder en<br />

vroeg: ‘Is dat niet iets voor jou? Als we je nu eens te voet naar Spanje laten gaan, zou je dat dan<br />

doen?’ Omdat <strong>het</strong> nog niet zeker <strong>was</strong>, mocht ik er nog tegen niemand iets <strong>van</strong> zeggen. Hij mocht dat<br />

zelf eigenlijk ook niet, maar dat <strong>was</strong> een toffe kerel. Ik zei meteen: ‘Natuurlijk. Al moet ik <strong>het</strong> op <strong>mijn</strong><br />

knieën doen’. Ik heb daar geen seconde moeten over nadenken. Er <strong>was</strong> geen enkel contra, enkel pro.<br />

De kans om vrij te komen! Ik mocht weg. Mijn laatste kans! ‘Blijven zitten of gaan stappen’, dan heb<br />

je niet meer motivatie nodig, hé? Alleen al dat je werd uitgekozen uit een bende <strong>van</strong> 80 of 85<br />

jongens. Ze vroegen ons ook: ‘Met wie wil je gaan?’ Ik zei: ‘Met Marnix’ en Marnix zei: ‘Met <strong>Marc</strong>’.<br />

Het grappige is dat ik als eerste op de lijst stond, en Marnix als tweede. Ze hadden een lijst <strong>van</strong> tien<br />

of twaalf jongens, en de rest hebben ze gewoon niet meer gevraagd. Gewoon eerste en tweede.<br />

Marnix en ik verstonden allebei behoorlijk goed Frans. Dat <strong>was</strong> een <strong>van</strong> de criteria. Die opvoeders in<br />

‘t gesticht zagen bijvoorbeeld dat ik goed kon volgen als we naar een Franse film keken, zelfs zonder<br />

goed Frans te kennen.<br />

Voordien kende ik Marnix niet, want dat <strong>was</strong> een West-Vlaming en die heeft heel lang in Ruiselede<br />

gezeten. Die zat nog maar pas in Mol. Volgens mij is Marnix ergens in november, december in Mol<br />

aangekomen en we zijn in maart vertrokken. Maar toen hij in Mol aankwam, klikte <strong>het</strong> direct tussen<br />

ons. Direct! Dat <strong>was</strong> heel raar.<br />

1


Alle vrienden die ik toen had, zaten ook in <strong>het</strong> gesticht. Hoe die andere jongens reageerden, weet ik<br />

eigenlijk niet meer. Maar ik herinner me toch niks <strong>van</strong> jaloezie of zo. Het is toen wel heel rap gegaan.<br />

Want eens dat dat in <strong>het</strong> gesticht geweten <strong>was</strong>, <strong>was</strong> <strong>het</strong> eigenlijk de bedoeling dat we daar zo rap<br />

mogelijk buiten waren. Omdat we anders inderdaad die jaloezie gingen opwekken. Ik denk dat we<br />

twee of drie weken nadien al vrij gelaten zijn.<br />

Johan <strong>was</strong> heel enthousiast. De meeste andere opvoeders hadden zoiets <strong>van</strong>: ‘Die houden dat toch<br />

niet vol. Die zien we binnen een paar maanden toch terug’. Mijn vader vroeg zich af: ‘Waar ga je nu<br />

weer aan <strong>begin</strong>nen?’ Maar ook: ‘We zien wel wat er <strong>van</strong> komt’. Ik denk wel dat hij een beetje schrik<br />

had dat we dat weer niet goed gingen doen. Hij twijfelde. Aan de ene kant zei hij: ‘Je zult er hard <strong>van</strong><br />

worden’, en ‘Als je gaat dan bewijs je ze toch wel iets’. Maar voor de rest heb ik er niet veel steun<br />

aan gehad.<br />

… de voorbereiding …<br />

Toen we Willy de eerste keer zagen, zegden Marnix en ik: ‘Wa is da, joh?’ (lacht) We kwamen daar de<br />

eerste dag bij hem aan in Gent, en we waren daar nog maar een uur of zo toen hij ons een<br />

huissleutel gaf en zei: ‘Ga maar een beetje rond lopen in Gent. Ik ga koken, en zorg dat je op tijd<br />

terug bent voor <strong>het</strong> eten’. Dat <strong>was</strong> voor ons een openbaring! ‘Wat gebeurt er hier?’, vroegen we ons<br />

af. We hadden jaren opgesloten gezeten. In ‘t gesticht moesten we vragen om naar de wc te mogen.<br />

In Mol moesten we zelfs wc-papier gaan vragen! Dan kregen we zeven blaadjes wc-papier afgeteld.<br />

En ineens … die vent had best schoon meubels en spullen staan. We hadden gewoon zijn kot kunnen<br />

leeghalen! Vroeger zouden we dat zeker gedaan hebben. Misschien <strong>was</strong> <strong>het</strong> ook een test, maar dat<br />

hadden we niet door. Daar waren we veel te jong voor. Maar goed, we kregen ineens veel<br />

vertrouwen. Willy <strong>was</strong> ne speciale, hé. Dat <strong>was</strong> ne specialist. We dachten toen echt: ‘Dit mogen we<br />

écht niet naar de kl…n slaan, want die mensen geloven in ons’. Marnix en ik waren daar allebei<br />

<strong>het</strong>zelfde in. We hadden echt zoiets <strong>van</strong>: ‘Ja, dit moéten we gewoon goed doen!’<br />

Die voorbereiding <strong>was</strong> maar veertien dagen, dat <strong>was</strong> eigenlijk heel kort. Maar wel kort en goed.<br />

Philippe heeft daar heel veel in gedaan. Hij had al ervaring in trekken en kampvuur maken, en hij is in<br />

<strong>het</strong> <strong>begin</strong> veel met ons gaan stappen. We zijn een keer een <strong>tocht</strong> <strong>van</strong> 30 of 35 kilometer gaan doen<br />

aan de IJzer en hij is met ons ook een paar keer gaan lopen in <strong>het</strong> park <strong>van</strong> Mariakerke. En we zijn<br />

een keer op familiebezoek geweest en we zijn ook een dag of twee, drie bezig geweest met de<br />

aankoop <strong>van</strong> materiaal. We wisten niks, hé. Niemand wist iets! Willy had een paar boeken over<br />

kamperen, maar dat ging over kampeer<strong>tocht</strong>en <strong>van</strong> twee of drie weken. Dan mag je maar een rugzak<br />

hebben <strong>van</strong> 17 kilo of zo. Die <strong>van</strong> ons woog 24 kilo! (lacht)<br />

Iedereen <strong>van</strong> Oikoten <strong>was</strong> heel enthousiast. Pol en Luc waren zelf nog jonge mannen, hé. Twintigers<br />

of juist dertig. Die waren nog niet lang afgestudeerd, die waren nog in <strong>het</strong> <strong>begin</strong> <strong>van</strong> hun <strong>leven</strong>.<br />

Grappige venten, eigenlijk. (lacht) Ik weet ook nog dat Remi Van Beeck toen zei: ‘Dit moét ons<br />

gewoon lukken, hé’. Ik hoor <strong>het</strong> hem nog altijd zeggen. Dat <strong>was</strong> ook een fantastische bende bijeen.<br />

Het vertrouwen dat we kregen <strong>van</strong> Oikoten, dat is voor ons echt heel belangrijk geweest. Ik denk dat<br />

dat <strong>van</strong> in ’t <strong>begin</strong> de grootste motivatie <strong>was</strong>.<br />

2


Bij <strong>het</strong> afscheid waren toen eigenlijk alleen de mensen <strong>van</strong> Oikoten. Iedereen stond daar: Remi,<br />

Nicole, Luc en Pol, Lisbet misschien ook. Dat <strong>was</strong> allemaal grappig en lol, en toen gaf Remi iedereen<br />

een bloem mee, dat weet ik nog. Er waren geen vrienden of kennissen of familie bij. Marnix had<br />

helemaal geen familie en <strong>mijn</strong> vader is ook niet komen kijken. We zijn toen in Gent om 5 of 6 uur ‘s<br />

morgens op de trein gestapt.<br />

‘t Is ondertussen 30 jaar geleden, maar ik kan me niet voorstellen dat ik schrik had. We waren tegen<br />

elkaar wel soms bezig <strong>van</strong> ‘amaai, vier maanden met die rugzak’ - we konden die amper opheffen.<br />

Maar we wisten ook allebei dat we eigenlijk wel sterke gasten waren en dat we dat moesten kunnen.<br />

Ik denk dat we meer schrik hadden <strong>van</strong> <strong>het</strong> onbekende. We waren nog nooit buiten België geweest,<br />

hé. En als we zo vier maanden constant met die Willy moesten lopen, zou dat dan zijn zoals in <strong>het</strong><br />

gesticht? Zouden we altijd moeten luisteren en zo? Ik denk eerder dat dat onze angst <strong>was</strong>. Van de<br />

fysieke inspanningen hadden we geen schrik.<br />

… <strong>het</strong> vertrek …<br />

De eerste dag <strong>was</strong> al een heel avontuur. Dat begon al in Parijs, rond een uur of acht ‘s morgens. We<br />

moesten daar met de metro <strong>van</strong> <strong>het</strong> ene station naar <strong>het</strong> andere, maar we hadden er niet op<br />

gerekend dat we midden in de spits zouden zitten. Die metro zat bomvol en wij moesten ons daar<br />

tussen wringen met die rugzakken. Dat pakte plaats tot en met en we konden die dingen amper<br />

opheffen. En we hadden ook een hond mee, Sam. Iedereen <strong>was</strong> kwaad omdat we in die metro in de<br />

weg liepen. Vanuit Parijs zijn we met de trein naar Auxerre gegaan, dan Avallon, en <strong>het</strong> laatste stuk<br />

met de boemeltrein naar Vézelay. Sam <strong>was</strong> toen zo moe dat hij in ’t compartiment tussen de zetels<br />

lag … en die liet gewoon zijn pis lopen! Ik vergeet <strong>het</strong> nooit! En dat treintje draaide en slingerde<br />

tussen die heuvels en die pis liep links en rechts dat compartiment door, dat <strong>was</strong> echt schitterend. Er<br />

zat toen gelukkig niet al te veel volk op die trein. En ik denk dat die mensen ook wel zagen dat wij aan<br />

iets groots gingen <strong>begin</strong>nen: die jonge gasten met zo’n rugzakken, die schelp erop, dan die hond die<br />

helemaal groggy <strong>was</strong> … (lacht)<br />

Die avond hebben we nog een kilometer of acht richting Vézelay gestapt. We waren al <strong>van</strong> ‘s<br />

morgens vijf uur op en gingen die dag dus niet meer teveel wandelen. Gewoon zien dat we een<br />

schoon plaatsje vonden om te kamperen en we zijn toen allemaal heel rap in slaap gevallen. Toen we<br />

de volgende dag in Vézelay toekwamen, liep Willy ineens die kerk binnen en we hebben daar zeker<br />

twee uur rond gelopen. En die bleef maar vertellen <strong>van</strong> dit en dat en we moesten dat allemaal<br />

bekijken, op den duur hadden wij zoiets <strong>van</strong>: ‘Gaan we hier nog wandelen? Want die kerk hebben we<br />

hier wel gezien, hé!’ Wij wilden vertrekken maar Willy wilde echt héél die kerk zien. Ik denk dat we<br />

die eerste dag uiteindelijk maar 18 kilometer of zoiets gewandeld hebben. Kort, heel kort.<br />

… Frankrijk …<br />

3


Vanuit Vézelay stapten we richting Clermont-Ferrand en de Puy de Dôme. Fysiek viel dat mee, ook<br />

die schouders. Maar blaren dat wij hadden! De tweede dag al. En de derde. Bloed in onze schoenen,<br />

elke dag. Dat <strong>was</strong> echt heel erg. Willy had wel <strong>van</strong> die speciale plakkertjes met gaatjes, maar dat<br />

hielp niet. Die nieuwe schoenen waren echt een ramp. Nochtans waren dat heel goed bottines! Dat<br />

waren echte stapschoenen uit de kampeerwinkel <strong>van</strong> Oostende - welk merk dat <strong>was</strong> weet ik niet<br />

meer. Maar die waren vooraf niet ingelopen, daar <strong>was</strong> de voorbereiding veel te kort voor geweest.<br />

Elke dag bloed! Maar dat heeft toen maar tien dagen geduurd, dan <strong>was</strong> <strong>het</strong> gedaan. Ik heb die<br />

stapschoenen trouwens heel de <strong>tocht</strong> gedragen - ik heb er wel een keer of drie andere zolen laten<br />

opleggen. Marnix is na een maand of zo op zijn Adidas <strong>begin</strong>nen lopen.<br />

In <strong>het</strong> <strong>begin</strong> <strong>was</strong> <strong>het</strong> nog heel koud. Het <strong>was</strong> eind maart, <strong>begin</strong> april. Er waren dagen dat we ’s<br />

morgens ons tentje oprolden en dan kraakte dat <strong>van</strong> <strong>het</strong> ijs. En als we dat ’s avonds terug uithaalden,<br />

<strong>was</strong> dat zeiknat. En ijskoud. Maar achteraf vergeet je die dingen allemaal, hé. We hebben toen wel<br />

een keer heel veel geluk gehad. Waar dat precies <strong>was</strong> weet ik niet meer, maar we werden toen<br />

uitgenodigd in een kasteel.<br />

We hadden heel de dag in de regen gelopen, <strong>het</strong> goot verschrikkelijk. Onze poncho’s waren zeiknat,<br />

en dat stopte maar niet. En wij stapten maar verder, hé. Op een gegeven moment stopt er een vent<br />

en die zegt me: ‘J’ai vu ton ami’. Ik zeg: ‘Ja, we zijn allemaal samen’. Ik heb er niet veel <strong>van</strong> verstaan,<br />

maar schijnbaar mochten we bij hem komen slapen. Die vent is dan doorgereden en is ook bij Marnix<br />

gestopt <strong>–</strong> die heeft dat toen ook zo verstaan <strong>van</strong> dat slapen. Ze hebben dan eerst op mij zitten<br />

wachten en daarna hebben we samen op Willy gewacht. Die vent had een kniebroek aan, met <strong>van</strong><br />

die Schotse geruite kousen onder, en je zag ook aan die grote auto dat dat een rijke vent <strong>was</strong>. Toen<br />

Willy erbij kwam, zei die: ‘Die meneer heeft ons uitgenodigd en heeft me op de kaart getoond waar<br />

dat is.’ Op die kaart stond een kasteeltje bij een kruispunt. Hij had tegen Willy gezegd: ‘Op dat<br />

kruispunt moet je maar wachten, ik zal zorgen dat iemand jullie op<strong>van</strong>gt’. Wij daar naartoe, en op dat<br />

kruispunt <strong>was</strong> er een grote oprijlaan met een grote poort naar een kasteel. Dat <strong>was</strong> <strong>het</strong> enige wat<br />

daar te zien <strong>was</strong>. We hebben daar dan toch wel een uur of anderhalf zitten wachten en op den duur<br />

dachten we: ‘Dat kan niet, hé? Die vent heeft ons iets wijs gemaakt! Kom, we zijn hier weg’. Net op<br />

dat moment komt iemand <strong>van</strong> <strong>het</strong> kasteel op ons aflopen, en maar zwaaien en doen. Die zei dat le<br />

maître weg <strong>was</strong> naar zijn paarden of weet ik veel, en hij zei: ‘Kom maar binnen, dan kunnen jullie<br />

douchen en straks komt monsieur terug thuis’. Dat leek wel een film, niet te geloven. Daar <strong>was</strong> een<br />

Chinese kok en een grote tafel, er <strong>was</strong> Frans brood, schijfjes in de pan gebakken voor ons, met koffie<br />

erbij en kaas en al. En die Franse aperitieven! Daarna mochten we ook douchen, en toen we ons<br />

afvroegen: ‘Wie gaat er eerst?’, zegden ze: ‘Er zijn hier drie douches, jullie kunnen alle drie tegelijk<br />

gaan’. Dat <strong>was</strong> echt schitterend! Magnifique. En toen die monsieur thuis kwam, kregen we onze<br />

kamers. Dat <strong>was</strong> zo groot, zo speciaal! Die kleding, dat behang, die gordijnen, die sprei op dat bed,<br />

die zetels, dat <strong>was</strong> allemaal <strong>het</strong>zelfde, allemaal in roze, dat <strong>was</strong> chic hé. Daar hing zelfs een Rubens,<br />

dat <strong>was</strong> niet te doen! We waren echt wel héél blij dat we daar mochten slapen. En toen we ’s<br />

morgens opstonden … lag er vijf centimeter sneeuw.<br />

De dag nadat we in dat kasteel geslapen hadden, zijn we bij de politie gaan vragen of ze geen<br />

slaapplaats hadden voor pelgrims. Weet je wat er toen gebeurde? Die duwden ons ergens beneden<br />

in de kelder, in een cel, echt op houten planken! Ik dacht ze er mee aan ’t lachen waren, maar dat<br />

4


<strong>was</strong> echt: ‘Hier zitten we weer! Hier zitten we weer! Die mannen gaan ons morgen toch los laten, hé<br />

Willy?’ Want we waren al aan <strong>het</strong> denken hoe we konden ontsnappen. (lacht) Willy had gezegd dat<br />

we onderweg soms in een klooster of zo konden slapen, of ergens in gemeentebedden. Maar dit<br />

hadden we toch niet verwacht. Gisteren in een kasteel, <strong>van</strong>daag in den bak. (lacht)<br />

Ik mag dat eigenlijk niet zeggen, maar op den duur <strong>was</strong> die <strong>tocht</strong> een beetje vakantie voor ons. Dat<br />

kamperen <strong>was</strong> gewoon de max. En dat stappen is op den duur niks meer, na twee weken … wat is dat<br />

dan nog? Zolang je niet teveel boven je vaste kilometers gaat, dan is dat niets meer. Oké, soms valt<br />

<strong>het</strong> wel nog eens tegen. Ik heb later eens in een stuk glas getrapt en dan heb ik twee dagen met een<br />

snee in <strong>mijn</strong> voet gelopen. Dat is lastig natuurlijk. Maar op zich, altijd stappen en buiten zijn? Dat is<br />

fantastisch! Ik weet niet hoe dat nu is, maar in die tijd? Ik denk dat we hoogstens één of twee keer<br />

ergens op een kampeerplaats zijn weggejaagd. Eén keer is een boer komen zeggen dat we niet in zijn<br />

boomgaard mochten slapen, want ‘ik heb hier <strong>van</strong>daag zitten spuiten met insecticiden’, zei hij. ‘Hier<br />

mag je dus echt niet slapen. Maar in die wei daar mag dat wel.’ Maar voor <strong>het</strong> overige zijn we nooit<br />

weggejaagd.<br />

En eens die kou voorbij <strong>was</strong>, hebben we ook verschrikkelijk veel geluk gehad met <strong>het</strong> weer. Ergens<br />

midden april of zo zaten we aan de Ardèche en toen zwommen we daar al in. Eigenlijk kan ik over die<br />

<strong>tocht</strong> alleen maar leuke dingen vertellen. Dat is allemaal zo goed verlopen! Met Willy hebben we ook<br />

nooit problemen gehad. Willy zag aan ons dat <strong>het</strong> eigenlijk allemaal heel goed ging en hij moest niet<br />

aan onze kop zagen. Die zag na een paar weken al: ‘Dat komt hier goed’. En ‘s avonds zit je toch altijd<br />

aan een kampvuur en je kunt niks anders doen dan kletsen en dan gaan slapen.<br />

… samen onderweg …<br />

We waren drie weken weg toen ik verjaarde. Ik werd 17 jaar. Willy vroeg toen wat we met <strong>mijn</strong><br />

verjaardag gingen doen en ik zei: ‘Ik wil patatten eten’. Zijn bonen en zijn linzen kwamen <strong>mijn</strong> oren<br />

uit. En dus gingen we aardappelen met worst en spinazie op ons kampvuur maken. Toen we die<br />

worsten bij de beenhouwer gingen halen, heeft Willy me nog goed zitten kl..n. Mijn Frans <strong>was</strong> nog<br />

niet zo goed en hij zei dat ik ‘graisse de poule’ of zoiets moest vragen. Hij stond buiten te lachen en<br />

te gieren natuurlijk, en ik stond bij die beenhouwer en die stond daar ook te lachen. Want die zag die<br />

twee anderen buiten staan en die had dat direct door. ‘Graisse de poule’, hé, ik stond daar. (lacht) Ja,<br />

dat <strong>was</strong> wel een speciale verjaardag. Maar we hebben toen wel voor de eerste keer aardappelen<br />

gegeten.<br />

De verdeling <strong>van</strong> de taken is gewoon gegroeid, al <strong>van</strong> de eerste dag. Daar is nooit ambras over<br />

geweest. ‘s Morgens keken we op de kaart en dan spraken we altijd ergens af. We bepaalden dan de<br />

afstand en zegden: ‘Vanavond gaan we bij dat dorpje kamperen’. Marnix wandelde <strong>het</strong> rapste, die<br />

<strong>was</strong> altijd eerst. Die <strong>was</strong> altijd een half uur of soms wel een uur voor mij en die deed dan de<br />

boodschappen. Ik zocht altijd de kampeerplaats <strong>–</strong> daar had ik een oog voor, dat lukte me altijd goed.<br />

Ik zorgde ook voor hout en voor <strong>het</strong> vuur en Marnix zette ondertussen de tenten op. En na een uur of<br />

zo kwam Willy daar ook aan en die kookte dan voor ons en <strong>was</strong>te af. Want dat moesten wij niet doen<br />

<strong>van</strong> hem. Dat koken had ik overigens niet goed gekund, met zijn linzen en zijn droge bonen altijd!<br />

5


(lacht) Ik had niet geweten hoe ik dat zou moeten klaarmaken. Iedereen had zijn taak, en dat hebben<br />

we heel de <strong>tocht</strong> zo gedaan. Dat liep eigenlijk allemaal heel gemakkelijk.<br />

Anderzijds, Marnix en ik hebben ook heel veel ruzie gehad. In ons dagboek stond heel veel dagen<br />

maar één ding: ruzie! (lacht) Tja, twee pubers. En we waren toch ook niet de gemakkelijkste, hé. We<br />

waren ook jaren gewend om ons mannetje te staan, om niet op te geven en niet af te geven tegen<br />

iemand anders. We moesten toen wel. Marnix is iemand die, als je daar problemen mee hebt, die<br />

zwijgt. Die keert zich helemaal in zichzelf en zegt gewoon niks. Die gaat ook niet zeggen waarom. Dat<br />

kon dus gebeuren dat hij twee, drie dagen niets zei en dat ik niet wist wat ik verkeerd gedaan had. Ik<br />

heb hem zelfs een keer een pak rammel gegeven! Die zwéég gewoon! We hadden dus wel ruzie,<br />

maar liepen niet altijd tegen elkaar te schreeuwen of te schelden of zo. We zwegen gewoon. We<br />

negeerden elkaar heel de dag. En als hij ergens zat te rusten en hij zag me in de verte afkomen, of hij<br />

dacht dat ik bij hem zou komen zitten om <strong>mijn</strong> appel op te eten, dan ging hij gewoon weg. Dan<br />

vertrok hij gewoon.<br />

Willy kon daar niet veel aan doen, hé. Hij kon wel eens zeggen: ‘Zeg snotapen, ga je nu eens zeggen<br />

wat er scheelt?’ En toen de achterban op bezoek kwam, werd daar ook open over gepraat. We<br />

maakten dan ieder apart een soort evaluatieverslagje en dat werd dan wel gezegd: ‘Ik heb ambras<br />

met Marnix’ of ‘<strong>Marc</strong> is een moeilijke’. Maar al bij al is dat ook wel meegevallen. En die taakverdeling<br />

liep gewoon verder. Hij ging inkopen doen, ik maakte <strong>het</strong> kampvuur, Willy kookte. Het <strong>was</strong> niet <strong>van</strong>:<br />

‘Ik ben kwaad op hem, nu doe ik <strong>het</strong> niet’. Nee, dat hebben we nooit gehad. Toch niet dat ik me kan<br />

herinneren.<br />

Of we heimwee hebben gehad? Naar <strong>het</strong> gesticht? (lacht) Nee! Soms stuurden we wel eens een brief<br />

naar onze familie. Of we kregen zelf post. Maar heel veel <strong>was</strong> dat niet. Ik denk zelfs dat Marnix geen<br />

enkele brief gekregen heeft. Maar ja, zijn moeder <strong>was</strong> dood, <strong>van</strong> zijn vader moest hij niets weten, en<br />

zijn zus <strong>was</strong> drie jaar jonger denk ik. Daar <strong>was</strong> niet veel om te schrijven. Zelf stuurde ik al eens een<br />

brief naar <strong>mijn</strong> vader, maar ja, ik <strong>was</strong> ook heel kwaad op die vent. Want hij <strong>was</strong> getrouwd met een<br />

andere vrouw en die had twee kinderen en ze hebben me toen een beetje buiten gejaagd. Ik voelde<br />

me ook te oud voor die andere kinderen. Die vrouw <strong>was</strong> vier jaar jonger dan <strong>mijn</strong> vader, die <strong>was</strong> 27<br />

of 28 jaar als ze met <strong>mijn</strong> vader trouwde, maar ik <strong>was</strong> dan al 13, 14 jaar! Dat <strong>was</strong> niet direct <strong>mijn</strong><br />

beste vriendin, hé.<br />

Weet je, instellingsjongeren zoals Marnix en ik hebben eigenlijk geen familie. Mensen zoals wij, als je<br />

<strong>van</strong> je 10 tot je 16 in instellingen gezeten hebt, schrijf je niet veel brieven hé.<br />

… Spanje …<br />

Toen we aan de grens kwamen, <strong>was</strong> er een probleem. Toen ze mij daar zagen, zegden ze ‘Mineur!<br />

Mineur!’ Ik wist niet wat dat wilde zeggen en zei nog: ‘Mijn maat toch ook?’ Maar ik mocht niet door<br />

omdat ik minderjarig <strong>was</strong>. Marnix <strong>was</strong> een jaar ouder dan ik, hem hadden ze niks gevraagd. Hij <strong>was</strong> al<br />

een paar kilometer verder gestapt, de douane is hem toen met hun jeep gaan terughalen. Hij moest<br />

mee terug naar de grens. Er <strong>was</strong> een probleem voor de toestemming. Willy <strong>was</strong> onze voogd of onze<br />

6


pleegvader <strong>–</strong> dat <strong>was</strong> vooral om die dagvergoeding te krijgen als pleegkind. Maar hij had geen<br />

officieel papier mee <strong>van</strong> de jeugdrechter of zo. We moesten wachten op die papieren om Spanje<br />

binnen te mogen. Toevallig <strong>was</strong> toen juist <strong>het</strong> tweede bezoek <strong>van</strong> de achterban gepland in Jaca. Via<br />

de gouverneur en weet ik wat is dat in orde gekomen. We hebben toen twee of drie dagen aan de<br />

grens gekampeerd en daarna mochten we verder.<br />

Die bezoeken <strong>van</strong> de achterban waren heel belangrijk voor ons. En Remi en Nicole zijn nadien ook<br />

nog eens gewoon met z’n tweeën naar Pamplona gekomen. Die zijn daar dan twee dagen geb<strong>leven</strong>.<br />

Zo eens terug met Belgen kunnen praten. Dat <strong>was</strong> ook altijd een break hé, en daarna een nieuwe<br />

start. Je ziet de tijd dan ook korter worden. Onze enige zorg <strong>was</strong> aankomen, elkaar niet kwijt spelen,<br />

en geen stomme dingen doen onderweg. Voor de rest <strong>was</strong> <strong>het</strong> magnifiek. Gewoon zorgeloos heel de<br />

dag in de buitenlucht. Ja, <strong>het</strong> <strong>was</strong> heel schoon.<br />

Eigenlijk kwam <strong>het</strong> einde toen al in zicht. We moesten nog vijf of zes weken stappen, <strong>het</strong> ergste <strong>was</strong><br />

voorbij. Wij wisten toen alle drie: ‘Wij gaan <strong>het</strong> zonder problemen halen. Gewoon de dagen aftellen<br />

en aankomen.’ De mensen reageren ook heel anders als je die schelp op je rugzak hebt hangen. Ze<br />

weten wat je aan ’t doen bent. Dan kom je ’s avonds in een dorpje of je zit ergens op café, en dan<br />

komt er een boer kaas en wijn brengen. Want hij kende die schelp. Mensen zijn daar toch mee bezig.<br />

Of dan gingen wij ergens naar zo’n kleine bar, drie rugzakken buiten tegen de muur en wij naar<br />

binnen met de hond. Dan zag je die Spanjaarden die rugzakken eens proberen oppakken … als wij<br />

die oppakten <strong>was</strong> dat niks meer, hé. Tegen dan waren wij fysiek ijzersterk.<br />

Het wandelen <strong>was</strong> eigenlijk niet moeilijk, <strong>het</strong> volhouden soms wel. Want soms <strong>was</strong> <strong>het</strong> moeilijk om<br />

correct te blijven, zeker als er verleidingen waren. Zo stapten Marnix en ik eens ergens een bar<br />

binnen, maar er <strong>was</strong> niemand. De deur naar de keuken stond open en daar lag een vent in de zetel te<br />

snurken. ’t Was siësta. We probeerden ‘señor, señor’, niet echt roepen maar toch genoeg geluid en<br />

lawaai, maar die sliep gewoon verder. We zagen daar toen een portefeuille met geld liggen, en we<br />

hadden eigenlijk heel onze rugzak kunnen vol steken met drank en sigaretten … We hadden zoiets<br />

<strong>van</strong> (lacht): ‘Verdoeme, verdoeme, we moeten hier afblijven!’ Maar evengoed: ‘Wat gaan we doen?<br />

Dat weet toch niemand?’ Maar dat konden we niet maken. Stel je voor dat die cafébaas wakker<br />

wordt. We durfden die zelfs niet wakker maken om iets te drinken. ’t Was vooral <strong>van</strong>: ‘We moeten<br />

hier weg, want anders gaan we ons toch niet kunnen houden.’ (lacht) Daar hebben we <strong>het</strong> later nog<br />

dikwijls over gehad.<br />

We hebben heel die <strong>tocht</strong> niks gedaan dat niet mocht. We hebben bijvoorbeeld nooit gelift. Dat<br />

zouden we tegenover elkaar niet kunnen maken. Dat zouden we ook niet gedurfd hebben. We<br />

dachten altijd aan de jongens die in een gesticht zaten. We wisten: ‘Wij zijn de eerste twee en als wij<br />

dat hier niet goed doen, dan kunnen ze dat nooit meer doen’. Ook tegenover Willy en Luc en Pol en<br />

heel dat groepje konden we dat niet maken. Zulke lieve leuke mensen. Joints roken deden we ook<br />

niet. Daar hadden we trouwens <strong>het</strong> geld niet voor. Het enige dat we deden dat eigenlijk niet mocht,<br />

<strong>was</strong> alcohol drinken. Dat <strong>was</strong> bij ons eten, dat heeft Willy ons geleerd. (lacht)<br />

Willy had ook een cursus Spaans bij. Wij studeerden dan woordjes, en eens je die uitspraak door<br />

hebt, lukt dat wel. Wij moesten ook naar de winkel gaan, en zo leerden we dat. Ik weet nog, <strong>het</strong> <strong>was</strong><br />

7


<strong>het</strong> WK voetbal en de openingsmatch <strong>was</strong> België <strong>–</strong> Argentinië. Wij zijn toen ergens in een bar gaan<br />

kijken en die Spanjaarden waren allemaal voor Argentinië. Maar België won toen met 1<strong>–</strong>0, met die<br />

goal <strong>van</strong> Vandenberg. Dus wij zaten in die bar, ‘JAAAAhh!’ En die Spanjaarden allemaal zo <strong>van</strong>: ‘Hé,<br />

onnozelaars!’ Achteraf is dat een groot feest geworden, natuurlijk. En dat Spaans ging best goed, op<br />

den duur ging dat heel vlot. Ik weet ook nog in Burgos, daar hadden we twee dagen rust. We zijn<br />

uiteindelijk drie dagen geb<strong>leven</strong>, want wij hadden daar alle twee een liefke opgedaan. Wij versierden<br />

de vrouwen overal, hé! Willy zei toen nog: ‘Hoe krijgen ze <strong>het</strong> voor elkaar? Ze kunnen geen Spaans,<br />

ze zijn hier nog nooit geweest, en die komen hier alle twee met een lief aan’. Ja, dat kregen we<br />

allemaal voor elkaar. (lacht) In elk dorp zaten we wel achter de vrouwen en dan waren we bezig in ’t<br />

Vlaams en in ’t Spaans. ‘t Was de max, hé. (lacht)<br />

We hebben toen ook nog een hittegolf gehad. We dachten dat die warmte daar normaal <strong>was</strong>, ook al<br />

is <strong>het</strong> in Galicië normaal gezien niet zo warm. Maar toen wel, <strong>het</strong> <strong>was</strong> eigenlijk té warm. Een paar<br />

dagen nadien zagen we ergens in een krant dat <strong>het</strong> een hittegolf <strong>was</strong>. We vertrokken dan altijd ’s<br />

morgens heel vroeg, rond vijf, zes uur. En dan waren we om één, twee uur klaar. Op een <strong>van</strong> die<br />

warme dagen <strong>was</strong> ik Sam kwijt gespeeld. We hebben toen eerst onze 35 kilometer gedaan en dan<br />

zijn we hem ’s avonds gaan zoeken. Dat is de enige keer dat ik gelift heb, om de hond te gaan zoeken.<br />

Willy heeft me daarna zelf ook een keer voorgesteld om te liften. Dat <strong>was</strong> toen ik in dat stuk glas<br />

getrapt <strong>was</strong>. Dat <strong>was</strong> al op <strong>het</strong> einde <strong>van</strong> de <strong>tocht</strong>. We waren gaan zwemmen in <strong>het</strong> meer bij dat<br />

nieuwe dorp <strong>–</strong> ik weet de naam <strong>van</strong> dat dorp niet meer. Een paar jaar geleden ben ik met <strong>mijn</strong><br />

mobilhome naar Portugal geweest en dan ben ik over Santiago terug gekomen. Ik heb daar toen nog<br />

naar gezocht, maar ik weet <strong>het</strong> niet meer. Vroeger hadden ze dat dorp moeten verplaatsen om een<br />

dam te bouwen, en dan hebben ze die kerk afgebroken en al die stenen genummerd en terug<br />

opgebouwd. Dat <strong>was</strong> in dat meer.<br />

Ik had aan de onderkant <strong>van</strong> <strong>mijn</strong> voet een snee <strong>van</strong> een paar centimeter. Ik heb toen heel veel<br />

afgezien en ze hebben toen heel lang op mij moeten wachten. Die eerste dag zaten ze ergens bij een<br />

bakker en toen ik daar binnen ging, ben ik <strong>begin</strong>nen wenen. Ik kon die tranen niet tegenhouden. Ik<br />

<strong>was</strong> moe, die rugzak dan nog, en ik had echt pijn <strong>van</strong> op die voet te lopen. Een oud manneke <strong>van</strong> een<br />

jaar of zeventig, tachtig heeft toen nog zijn wandelstok aan mij gegeven. Volgens mij is die zelf op zijn<br />

knieën naar huis moeten lopen omdat hij zelf niet meer recht kon. Maar hij had zoveel compassie<br />

met mij! Dat zijn <strong>van</strong> die momenten die je niet vergeet, hé. Dat manneke had zijn stok meer nodig<br />

dan ik! Ik heb dan een hele dag met een stok gelopen en toen heeft Willy eigenlijk gezegd: ‘Kijk, als<br />

<strong>het</strong> niet gaat, mag je <strong>van</strong> mij liften’. Maar dat wilde ik niet. Anders zou Marnix na de <strong>tocht</strong> kunnen<br />

zeggen: ‘Ik heb twintig kilometer meer gewandeld dan hij!’ Ik ging dus zeker niet toegeven, vergeet<br />

<strong>het</strong>. Ik ben achteraf die stok kwijt gespeeld. Dat heb ik altijd heel erg gevonden.<br />

… de aankomst …<br />

’t Is een tijdje geleden, maar volgens mij hadden Marnix en ik zoiets <strong>van</strong>: ‘Het is tijd dat <strong>het</strong> bijna<br />

gedaan is’. De aankomst in Santiago <strong>was</strong> natuurlijk speciaal. Daar stonden drie of vier tv-ploegen op<br />

ons te wachten, zonder dat wij dat wisten. We hadden trouwens ook al eens in de krant gestaan. Wij<br />

8


hebben daar dan een paar interviews gegeven voor de kathedraal en die avond zijn Marnix en ik op<br />

restaurant gaan eten. Ineens werd <strong>het</strong> toen heel stil en we zien die cafébaas zo kijken … die kijkt naar<br />

ons en die kijkt naar de tv … en iederéén keek naar ons … en we moesten ons eten niet meer<br />

betalen! (lacht) Willy heeft daar toen ook gratis gegeten en die gaat daar nog. Dat restaurant bestaat<br />

nog altijd. We kregen toen ook nieuwe kleren en zo, want we liepen daar in een short en een vuil Tshirt,<br />

we zagen er direct heel anders uit. We kregen ook wat zakgeld en toen werden we vier dagen<br />

los gelaten. (lacht)<br />

We hadden ook wel spijt dat <strong>het</strong> gedaan <strong>was</strong>. Zoiets <strong>van</strong>: ‘Shit, we gaan iets missen’. Dat is normaal,<br />

hé. We voelden ons wel geweldige venten, dat zeker! Maar er waren ook de twijfels voor achteraf.<br />

(stilte) Tijdens de <strong>tocht</strong> telt vooral de aankomstdatum, niet zozeer wat je daarna gaat doen. Terwijl je<br />

aan <strong>het</strong> wandelen bent, heb je ook zoveel andere indrukken. Maar soms vroeg ik me wel eens af welk<br />

werk ik na de <strong>tocht</strong> zou doen. En voor de rest dacht ik: ‘Ik zie wel hoe <strong>het</strong> loopt als we terug zijn’. Ik<br />

nam me wel voor om niet meer te gaan stelen bijvoorbeeld, of om <strong>mijn</strong> privéproblemen goed aan te<br />

pakken. Maar welk werk ik wilde gaan doen, wist ik zelf niet. En als je nooit familie hebt gehad, nooit<br />

verjaardagsfeestjes of zo, dan weet je ook niet wat je je moet voorstellen bij een normaal <strong>leven</strong>. Dat<br />

<strong>was</strong> voor ons een onbekende wereld. Je kunt je daar toch niks bij voorstellen.<br />

Toen we met de trein terug naar huis reden, hebben we vooral geslapen! (lacht) We waren wel<br />

enorm onder de indruk dat we vier maanden hebben moeten wandelen om in twee dagen met de<br />

trein terug thuis te zijn.<br />

… Gent …<br />

Bij de aankomst <strong>was</strong> er veel volk. Of <strong>mijn</strong> familie er <strong>was</strong> of <strong>mijn</strong> vader of zo, dat weet ik eigenlijk niet<br />

meer. Maar ik kreeg al meteen goed nieuws <strong>van</strong> Oikoten dat ze in Gent een huis hadden gevonden<br />

voor mij - voor Marnix weet ik <strong>het</strong> niet goed meer. We mochten meubels gaan uitzoeken bij <strong>het</strong><br />

OCMW en potten en pannen en zo. En Philippe had werk voor ons gevonden in de Vooruit.<br />

Ik <strong>was</strong> uit de Kempen en kwam terecht in een grootstad. Willy <strong>was</strong> een lieve man, maar ik kon er niet<br />

echt terecht. Ik kon wel bellen naar Lisbet of Luc, maar ’t <strong>was</strong> nog niet de tijd <strong>van</strong> de gsm’s en e-mail<br />

en zo. Ze deden hun best, maar ja … ik had zeker meer nazorg kunnen gebruiken. Ik heb <strong>het</strong> na de<br />

<strong>tocht</strong> erg moeilijk gehad! Maar ik wou niet opgeven. Inbreken bijvoorbeeld heb ik niet meer gedaan.<br />

Maar ik schoot nogal rap uit <strong>mijn</strong> krammen en dan werd ik agressief. Misschien niet echt agressief,<br />

want ik zocht geen ruzie. Maar de minste aanleiding <strong>was</strong> genoeg. Daar heb ik de eerste jaren toch<br />

last mee gehad.<br />

In ‘83 moest ik legerdienst doen. Toen ik daar aankwam zei ik: ‘Ik heb jaren in ’t gesticht gezeten, ik<br />

ben vier maanden te voet naar Spanje gegaan, en nu hier! Geef me een wapen en ik schiet iedereen<br />

overhoop!’. ‘Ja, zo klink je wel!’, zegden ze en ik kreeg ongewapende dienst als ambulancier. (lacht)<br />

In februari ’84 ben ik afgezwaaid. Ik ben dan in Wortegem-Petegem gaan wonen en ik werkte in de<br />

textiel. Ik deed de nacht, om geld te verdienen en <strong>mijn</strong> rijbewijs als vrachtwagenchauffeur te halen.<br />

Van 1987 tot 2009 heb ik internationaal transport gedaan. Als vrachtwagenchauffeur heb ik veel in<br />

9


Frankrijk gezeten. Ik heb veel stukjes terug gezien waar we gestapt hebben en sommige stukjes <strong>van</strong><br />

de <strong>tocht</strong> heb ik opnieuw gedaan. Deze week ben ik nog in Vézelay geweest.<br />

… terugblik...<br />

Ik denk nog elke dag aan de <strong>tocht</strong>. Dat <strong>was</strong> <strong>het</strong> <strong>begin</strong> <strong>van</strong> <strong>mijn</strong> <strong>leven</strong>. Voordien hád ik geen <strong>leven</strong>.<br />

Ik had een dagboekje, en meestal na negen kilometer nam ik even rust. En dan weer een uur stappen<br />

en rusten, weer een uur en rusten … Tijdens één <strong>van</strong> die rustpauzes zat ik tegen een paal, en daar<br />

<strong>was</strong> een paard. Dat paard kwam tegen die draad staan en legde zijn kop bijna op <strong>mijn</strong> schouder. Ik<br />

ben een heel verhaal tegen dat paard <strong>begin</strong>nen vertellen. Ik heb er alles tegen verteld wat ik kwijt<br />

moest. (stilte) Dat is heel raar, maar dat is gewoon zo. Een paar dagen nadien besefte ik: ‘Ja. We<br />

zullen <strong>het</strong> zelf moeten doen. We zullen er zelf iets <strong>van</strong> moeten maken. Eerst hier die kilometers<br />

afkloppen en dan naar huis en gaan werken en dan <strong>begin</strong>nen we aan ons <strong>leven</strong>’. Dat <strong>was</strong> toen <strong>mijn</strong><br />

gedacht alleszins.<br />

Ik ben heel blij dat ik die <strong>tocht</strong> gedaan heb. De <strong>tocht</strong> niet afmaken <strong>was</strong> voor mij erger geweest dan<br />

<strong>mijn</strong> scheiding. (lacht) ’t Was <strong>mijn</strong> vrijheid, hé! Ik heb een chaotisch, maar fantastisch <strong>leven</strong>. Er zijn<br />

veel mensen jaloers op mij. En ik blijf overal mee lachen, hé.<br />

Eigenlijk zou ik heel <strong>mijn</strong> <strong>leven</strong> willen stappen. Als de dokter morgen zegt: ‘Je hebt longkanker’, dan<br />

verkoop ik heel de boel en ben ik weg. Ik had <strong>het</strong> ook met <strong>mijn</strong> zoon willen doen, maar dat gaat er<br />

niet meer <strong>van</strong> komen. Eigenlijk vond ik na de <strong>tocht</strong>, dat iedereen dat in zijn <strong>leven</strong> eens moest doen.<br />

Dan zou de wereld er leuker uitzien. Als mens verander je daar door. Je leert jezelf kennen, je komt<br />

jezelf tegen. En ik snapte dat <strong>het</strong> ook <strong>mijn</strong> laatste kans <strong>was</strong>! Voor mij is dat dé stap <strong>van</strong> <strong>mijn</strong> <strong>leven</strong><br />

geweest.<br />

Het ergste nadien <strong>was</strong> dat ik al <strong>mijn</strong> foto’s verloren ben. Ik <strong>was</strong> gaan spreken voor studenten en ik<br />

had een plastiek zak waar alles in zat en die is gepikt. Ik <strong>was</strong> alles kwijt: <strong>mijn</strong> foto’s maar vooral ook<br />

<strong>mijn</strong> dagboek.<br />

…<br />

10

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!