2.2 Invloeden van abiotische factoren op organismen - Biogenie +
2.2 Invloeden van abiotische factoren op organismen - Biogenie +
2.2 Invloeden van abiotische factoren op organismen - Biogenie +
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Opdracht 5<br />
a Welke leefomgeving past telkens bij de beschreven <strong>abiotische</strong> <strong>factoren</strong> in de tweede kolom<br />
<strong>van</strong> de tabel? Schrap wat niet past.<br />
b Welke <strong>organismen</strong> hebben de ideale aanpassingen om te overleven in een bepaald gebied?<br />
Noteer ze bij de juiste leefomgeving.<br />
Kies uit:<br />
• duindoorn: kleine bladeren beperken de verdamping <strong>van</strong> vocht<br />
• varens: schaduwplant<br />
• kussentjesmos: houdt <strong>van</strong> vocht en schaduw<br />
• boterbloem: lange, stevige bloemstengels om zonlicht <strong>op</strong> te <strong>van</strong>gen<br />
• konijn: graaft holen om zich te verst<strong>op</strong>pen bij onraad<br />
• eekhoorntjesbrood: leeft <strong>van</strong> afgevallen bladeren en takken<br />
• muurpeper: <strong>op</strong>slag <strong>van</strong> water in de bladeren<br />
• paardenbloem: heeft veel licht nodig en vormt een wortelrozet, zodat kruiden in de<br />
buurt moeilijk kunnen groeien.<br />
leefomgeving <strong>abiotische</strong> <strong>factoren</strong> <strong>organismen</strong> die zijn aangepast aan hun<br />
omgeving<br />
WeIDe / DUINeN / BOS<br />
Fig. 2.19<br />
WeIDe / DUINeN / BOS<br />
Fig. <strong>2.2</strong>0<br />
WeIDe / DUINeN / BOS<br />
Fig. <strong>2.2</strong>1<br />
• bodem: meestal klei<br />
• bodemvochtigheid: vrij hoog; soms<br />
wateroverlast<br />
• bodemhardheid: steenhard bij droog<br />
weer<br />
• lichtsterkte: vrij veel licht; kruidlaag is<br />
goed vertegenwoordigd<br />
• bodem: vrij dikke humuslaag die zeer<br />
vruchtbaar is<br />
• bodemvochtigheid: vrij vochtig;<br />
houdt het water goed vast<br />
• bodemtemperatuur: vrij constant<br />
omdat er weinig zonlicht <strong>op</strong> de bodem<br />
invalt en de strooisellaag (takjes, bladeren)<br />
zorgt voor een goede isolatie<br />
• lichtsterkte: verschillend door de aanwezigheid<br />
<strong>van</strong> boomlaag, struiklaag,<br />
kruidlaag en moslaag<br />
• bodem: zand<br />
• bodemvochtigheid: droog; water en<br />
mineralen sijpelen snel langsheen de<br />
korrels<br />
• bodemtemperatuur: grote verschillen<br />
tussen dag en nacht in de zomer<br />
• lichtsterkte: vrij veel licht; je kan er<br />
de moslaag, kruidlaag en struiklaag<br />
waarnemen<br />
BeSluIT<br />
De <strong>abiotische</strong> <strong>factoren</strong> beïnvloeden het voorkomen <strong>van</strong> <strong>organismen</strong> in een gebied:<br />
• Organismen die zijn aangepast, kunnen overleven.<br />
• Er zijn horizontale en verticale zonegrenzen bij de planten.<br />
Thema 2: bioto<strong>op</strong>studie<br />
51