19.09.2013 Views

Voorschriften behorende bij het besluit d.d. 25 maart ... - Thermiek '58

Voorschriften behorende bij het besluit d.d. 25 maart ... - Thermiek '58

Voorschriften behorende bij het besluit d.d. 25 maart ... - Thermiek '58

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Voorschriften</strong> <strong>behorende</strong> <strong>bij</strong> <strong>het</strong> <strong>besluit</strong> d.d. <strong>25</strong> <strong>maart</strong> 2009 van Modelvliegtuigclub <strong>Thermiek</strong> ’58<br />

om een oprichtingsvergunning ex. artikel 8.1.a en c van de Wet milieubeheer voor <strong>het</strong><br />

oprichten en in werking hebben van een inrichting voor <strong>het</strong> uitoefenen van modelvliegen op een<br />

perceel gelegen aan de Baarsgrubbenweg ongenummerd te Nuth.<br />

De secretaris,<br />

W.H.M. Cobben<br />

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />

I <strong>Voorschriften</strong>................................................................................................................................... 1<br />

1 ALGEMEEN.............................................................................................................................. 2<br />

1.1 Gedragsvoorschriften ........................................................................................................ 2<br />

1.2 Blusmiddelen..................................................................................................................... 2<br />

1.3 Elektrische installaties ....................................................................................................... 2<br />

2 GELUID EN TRILLINGEN ........................................................................................................ 2<br />

3 AFVAL ...................................................................................................................................... 4<br />

4 BODEM .................................................................................................................................... 5<br />

4.1 Algemeen .......................................................................................................................... 5<br />

4.2 Bodembeschermende voorzieningen ................................................................................ 5<br />

4.3 Bodemverontreiniging ....................................................................................................... 5<br />

5 STOOK- EN VERWARMINGSINSTALLATIES / OPSLAG HBO .............................................. 6<br />

5.1 Algemeen .......................................................................................................................... 6<br />

5.2 Aanvullende voorschriften voor oliegestookte installaties ................................................. 6<br />

5.3 Inpandige opslag HBO………………………………………………………………………… 6<br />

6 VEILIGHEID TEN AANZIEN VAN HET VLIEGEN.................................................................... 6<br />

7 MILIEULOGBOEK.................................................................................................................... 7<br />

II Begrippenlijst ................................................................................................................................... 8


1 ALGEMEEN<br />

1.1 Gedragsvoorschriften<br />

1.1.1 De inrichting, met inbegrip van de hierin aanwezige apparatuur, wordt regelmatig<br />

schoongemaakt en verkeert in goede staat van onderhoud.<br />

1.1.2 De vergunninghouder is verplicht andere in de inrichting aanwezige of werkzame personen<br />

schriftelijk te instrueren omtrent de voor hen van toepassing zijnde vergunningvoorschriften.<br />

1.1.3 De in de inrichting aangebrachte of gebezigde verlichting en de te verrichten werkzaamheden<br />

zijn zodanig afgeschermd, dat buiten de inrichting geen hinderlijke lichtstraling en/of lichtflitsen<br />

worden veroorzaakt.<br />

1.2 Blusmiddelen<br />

1.2.1 Teneinde een begin van brand effectief te kunnen bestrijden, moet in <strong>het</strong> clubgebouw en na<strong>bij</strong><br />

de plaats waar de modelvliegtuigen gereed worden gemaakt voor de vlucht een<br />

droogpoederblusser met een vulling van tenminste 7 kg aanwezig zijn.<br />

1.2.2 Brandblusmiddelen worden jaarlijks gecontroleerd door een instantie die is erkend op basis<br />

van de Regeling voor de erkenning van onderhoudsbedrijven kleine blusmiddelen, of een ten<br />

minste gelijkwaardige instelling.<br />

1.2.3 Een brandblusapparaat wordt duidelijk zichtbaar geplaatst of opgehangen en is te allen tijde<br />

bereikbaar voor gebruik.<br />

1.3 Elektrische installaties<br />

1.3.1 De elektrische installatie voldoet aan NEN 1010.<br />

2 GELUID EN TRILLINGEN<br />

2.1 De data en tijden dat er gevlogen wordt, alsmede met <strong>het</strong> (de) toestel(len) waarmee gevlogen<br />

wordt, moeten in een logboek worden geregistreerd en op verzoek van <strong>het</strong> bevoegd gezag<br />

worden getoond.<br />

2.2 Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT), van <strong>het</strong> door de modelvliegtuigen<br />

verspreide geluid, alsmede veroorzaakt door andere activiteiten op <strong>het</strong> terrein mag, gemeten in<br />

de meterstand "fast" ter plaatse van de dichtst<strong>bij</strong>zijnde gevel van de woning Houwnasweg 3,<br />

respectievelijk Maastrichterweg 14, niet meer zijn dan:<br />

- 40 dB(A) respectievelijk 45 dB(A) tussen 09.30 en19.00 uur (dagperiode);<br />

- 35 dB(A) respectievelijk 40 dB(A) tussen 19.00 en 21.00 uur (avondperiode).<br />

2.3 Het maximale geluidsniveau (LAmax), gemeten in de meetstand “fast”, van <strong>het</strong> door de<br />

modelvliegtuigen verspreide geluid, alsmede veroorzaakt door andere activiteiten op <strong>het</strong> terrein<br />

mag ter plaatse van de dichtst<strong>bij</strong>zijnde gevel van de woning Houwnasweg 3, respectievelijk<br />

Maastrichterweg 14, niet meer zijn dan:<br />

- 60 dB(A) respectievelijk 65 dB(A) tussen 09.30 uur en 19.00 uur (dagperiode);<br />

- 55 dB(A) respectievelijk 60 dB(A) tussen 19.00 uur en 21.00 uur (avondperiode).<br />

2.4 In <strong>het</strong> broedseizoen van 15 <strong>maart</strong> tot 15 juli mag maximaal 4 onafgebroken dagen niet worden<br />

gevlogen. Indien met een bepaald vliegtuigtype in <strong>het</strong> broedseizoen gedurende 5 dagen achter<br />

elkaar niet is gevlogen, dan wordt de rest van <strong>het</strong> broedseizoen niet meer met <strong>het</strong> betreffende<br />

type gevlogen.<br />

- 2-


2.5 Indien metingen of berekeningen ten behoeve van de controle op de in dit <strong>besluit</strong> opgenomen<br />

voorschriften vastgelegde geluidsniveaus plaatsvinden, geschiedt dit overeenkomstig de<br />

"Handleiding meten en rekenen industrielawaai, 1999". Ook beoordeling van de meet- en<br />

rekenresultaten vindt plaats overeenkomstig deze handleiding. Voor <strong>het</strong> bepalen van <strong>het</strong><br />

bronvermogen van een modelvliegtuig geldt dat :<br />

a. <strong>het</strong> in vrijeveld-omstandigheden is opgesteld. Hieraan wordt voldaan als binnen een straal<br />

van 15 m. van <strong>het</strong> modelvliegtuig geen obstakels voorkomen die <strong>het</strong> geluidsveld kunnen<br />

beïnvloeden en de bodem van de meetplaats vlak is;<br />

b. <strong>het</strong> op een standaard is gemonteerd met de opening van de motoruitlaat op 1,2 m. boven<br />

de bodem van de meetplaats;<br />

c. <strong>het</strong> meetpunt zich op 7 m. afstand van de uitlaatopening bevindt onder en hoek van 90°<br />

met de stroomrichting van de uitlaatgassen en op een hoogte van 1,2 m. boven de bodem<br />

van de meetplaats;<br />

d. tijdens de meting de motor op constant en maximaal toerental wordt gehouden;<br />

e. de meettijd ten minste 15 seconden bedraagt.<br />

2.6 Het bronvermogen van een door een modelvliegtuig verspreid geluidsniveau, mag op 7 meter<br />

naast <strong>het</strong> vliegtuig loodrecht op de vliegrichting niet meer zijn dan:<br />

- 2 - 4 takt motoren: 80 dB(A), behoudens <strong>bij</strong> evenementen 86 dB(A);<br />

- turbine-/straalmotoren: 92 dB(A).<br />

2.7 De vergunninghouder toont binnen 2 maanden nadat deze beschikking in werking is getreden<br />

door middel van geluidsmetingen aan dat voor alle toestellen (2-4 takt en turbine-/straalmotoren)<br />

voldaan wordt aan de in voorschrift 2.6 vastgestelde bronvermogens. De resultaten<br />

worden binnen 2 maanden na de metingen ter beoordeling aan <strong>het</strong> bevoegd gezag overlegd.<br />

2.8 Het bronvermogen wordt ten minste een maal per jaar gecontroleerd door een door <strong>het</strong><br />

bevoegd gezag aanvaarde deskundige. De meetresultaten moeten worden opgenomen in <strong>het</strong><br />

logboek en op verzoek aan <strong>het</strong> bevoegd gezag worden verstrekt.<br />

2.9 Onverminderd <strong>het</strong> bepaalde in de voorschriften 2.2 , 2.3 en 2.6 geldt voor modelvliegtuigen <strong>het</strong><br />

volgende:<br />

1 er mag uitsluitend worden gevlogen tussen 09.30 en 21.00 uur, met dien verstande dat<br />

tussen 20.00 uur en 21.00 uur alleen gevlogen mag worden met zweef- en electromodellen;<br />

2 <strong>bij</strong> de beoordeling van <strong>het</strong> geluidsniveau van de modelvliegtuigen met 2-takt motoren moet<br />

een strafcorrectiefactor van 5 dB worden toegepast vanwege <strong>het</strong> tonale karakter van <strong>het</strong><br />

geluid;<br />

3 tussen 09.30 - 11.00 uur en 19.00 - 20.00 uur mag maximaal met 2 op brandstof<br />

aangedreven modelvliegtuigen worden gevlogen;<br />

4 tussen 11.00 - 19.00 uur mag, behoudens tijdens evenementen, met maximaal 4 op<br />

brandstof aangedreven modelvliegtuigen gelijktijdig worden gevlogen;<br />

5 indien wordt gevlogen met een turbine-/straalmotor aangedreven modelvliegtuig mogen<br />

géén andere modelvliegtuigen in de lucht zijn; <strong>bij</strong> evenementen mag maximaal met twee<br />

turbine-/straalmotoren gelijktijdig worden gevlogen en mogen géén andere modelvliegtuigen<br />

in de lucht zijn.<br />

In alle gevallen behoudens punt 5, kan onbeperkt met zweef- en electromodellen worden<br />

gevlogen.<br />

2.10 Het circuit, waarbinnen de modelvliegtuigen zich mogen bevinden, is beperkt tot een straal van<br />

350 meter gemeten vanaf <strong>het</strong> midden van <strong>het</strong> vliegterrein ten noorden van Baarsgrubbenweg,<br />

zoals aangeven op de <strong>bij</strong> de aanvaag <strong>behorende</strong> circuittekening.<br />

2.11 Van de gestelde geluidgrenswaarden in de voorschriften 2.2 en 2.3 van deze vergunning wordt<br />

voor <strong>het</strong> houden van ten hoogste drie evenementen per jaar, te weten twee meetings(zonder<br />

publiek) en één vliegshow (met publiek), inclusief modelvliegtuigen met turbine-/straalmotoren,<br />

worden afgeweken, te weten:<br />

- 3-


<strong>het</strong> langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT), van <strong>het</strong> door de modelvliegtuigen<br />

verspreide geluid, alsmede veroorzaakt door andere activiteiten op <strong>het</strong> terrein mag, gemeten in<br />

de meterstand "fast" ter plaatse van de dichtst<strong>bij</strong>zijnde gevel van de woning Houwnasweg 3,<br />

respectievelijk Maastrichterweg 14, niet meer zijn dan:<br />

- 46 dB(A) respectievelijk 51 dB(A) tussen 09.30 en19.00 uur (dagperiode);<br />

- 41 dB(A) respectievelijk 46 dB(A) tussen 19.00 en 21.00 uur (avondperiode),<br />

en<br />

<strong>het</strong> maximale geluidsniveau (LAmax), gemeten in de meetstand “fast”, van <strong>het</strong> door de<br />

modelvliegtuigen verspreide geluid, alsmede veroorzaakt door andere activiteiten op <strong>het</strong> terrein<br />

mag ter plaatse van de dichtst<strong>bij</strong>zijnde gevel van de woning Houwnasweg 3, respectievelijk<br />

Maastrichterweg 14, niet meer zijn dan:<br />

- 66 dB(A) respectievelijk 70 dB(A) tussen 09.30 uur en 19.00 uur (dagperiode);<br />

- 61 dB(A) respectievelijk 66 dB(A) tussen 19.00 uur en 21.00 uur (avondperiode).<br />

2.12 De voorschriften 2.5 en 2.6 van deze vergunning blijven tijdens vliegshow/-meetings van<br />

toepassing met dien verstande dat voor aanvang daarvan <strong>het</strong> bronvermogen van de<br />

modelvliegtuigen van gasten gemeten moeten worden.<br />

2.13 Behoudens de 3 maal per jaar bedoelde activiteiten in voorschrift 2.11, is <strong>het</strong> verboden in de<br />

open lucht in de inrichting muziek ten gehore te brengen alsmede door middel van een<br />

geluidsinstallatie mededelingen te doen.<br />

2.14 Tijdens de in voorschrift 2.11 bedoelde activiteiten mogen tijdens de dagperiode tot 19.00 uur in<br />

de open lucht via een geluidinstallatie mededelingen worden gedaan en mechanische muziek<br />

ten gehore worden gebracht tot maximaal 80 dB(A), gemeten op 15 meter afstand van de<br />

geluidboxen.<br />

2.15 Van de onder 2.11 genoemde evenementen wordt tenminste zes weken van te voren<br />

schriftelijk melding gedaan aan <strong>het</strong> bevoegd gezag, onder vermelding van plaats, datum, duur<br />

en soort activiteit. Het bevoegd gezag kan regels stellen voor:<br />

- de duur van de activiteit, maximaal 2 dagen aaneengesloten;<br />

- de data;<br />

- <strong>het</strong> gedrag tijdens de activiteiten of een verbod op bepaalde activiteiten.<br />

2.16 Twee weken voor <strong>het</strong> plaats vinden van de 3 incidentele evenementen dient de<br />

inrichtinghouder de omwonenden schriftelijk op de hoogte te stellen van de plaats, datum, duur<br />

en soort activiteiten en hiervan publicatie te doen in de huis-aan-huis bladen van de gemeenten<br />

Beek, Nuth en Schinnen.<br />

3 AFVAL<br />

3.1 Afvalstoffen mogen niet in de bodem worden gebracht of terecht kunnen komen. Het bewaren<br />

of bezigen van afvalstoffen op de bodem geschied zodanig dat geen verontreiniging kan<br />

optreden.<br />

3.2 Het bewaren van afvalstoffen geschiedt op ordelijke en nette wijze. Van afvalstoffen afkomstige<br />

geur mag zich niet buiten de inrichting kunnen verspreiden.<br />

3.3 Afvalstoffen worden regelmatig, doch tenminste eenmaal per jaar afgevoerd door een daarvoor<br />

erkend bedrijf.<br />

3.4 In <strong>het</strong> voor <strong>het</strong> publiek toegankelijk deel van de inrichting moeten één of meer afvalbakken<br />

aanwezig zijn waarop met duidelijk leesbare letters <strong>het</strong> opschrift "PAPIER EN AFVAL" moet zijn<br />

aangebracht. De afvalbakken moeten zo vaak als nodig is worden geledigd.<br />

- 4-


3.5 De vergunninghouder draagt er zorg voor dat etenswaren, de verpakking daarvan en andere uit<br />

de inrichting afkomstige materialen die (binnen een straal van <strong>25</strong> meter van de inrichting) op de<br />

openbare straat terecht komen, dagelijks worden verwijderd.<br />

4 BODEM<br />

4.1 Algemeen<br />

4.1.1 Stoffen worden zodanig bewaard en gebezigd dat geen verontreiniging van de bodem optreedt.<br />

Aantasting van de bodem wordt voorkomen. Hiertoe treft vergunninghouder tenminste zodanige<br />

maatregelen, dat <strong>het</strong> risico van bodemverontreiniging wordt teruggebracht tot<br />

bodemrisiconiveau A in de zin van de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming.<br />

4.1.2 Vergunninghouder treft alle maatregelen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd,<br />

teneinde verontreiniging of aantasting van de bodem ten gevolge van <strong>het</strong> in werking zijn van de<br />

inrichting te voorkomen. De maatregelen richten zich onder meer op:<br />

a. <strong>het</strong> zoveel mogelijk voorkomen van lekkages, morsverliezen en calamiteiten;<br />

b. <strong>het</strong> opruimen van lek- en morsverliezen en;<br />

c. <strong>het</strong> treffen, inspecteren en in goede staat houden van bodembeschermende<br />

voorzieningen.<br />

4.2 Bodembeschermende voorzieningen<br />

4.2.1 Op plaatsen waar activiteiten plaatsvinden met stoffen die de bodem en/of <strong>het</strong> grondwater<br />

kunnen verontreinigen, moet een vloeistofdichte vloer zijn aangebracht zodanig dat geen<br />

verontreiniging van de bodem en/of <strong>het</strong> grondwater kan optreden.<br />

4.2.2 In afwijking van voorgaand voorschrift kan worden volstaan met een vloeistofkerende vloer<br />

indien:<br />

a. bodembedreigende activiteiten (tanken modelvliegtuigen opslagen, etc.) plaatsvinden<br />

boven een lekbak, en<br />

b. in de inrichting incidentenmanagement plaatsvindt.<br />

4.3 Bodemverontreiniging<br />

4.3.1 Indien zich na <strong>het</strong> van kracht worden van deze beschikking, anders dan ten gevolge van een<br />

ongewoon voorval, verontreiniging of aantasting van de bodem voordoet ten gevolge van <strong>het</strong> in<br />

werking zijn van de inrichting, treft vergunninghouder alle maatregelen die redelijkerwijs van<br />

hem kunnen worden gevergd, teneinde de verontreiniging weg te nemen of de aantasting en de<br />

directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken.<br />

Vergunninghouder treft daar<strong>bij</strong> in ieder geval zo spoedig mogelijk de volgende maatregelen:<br />

a. de aard, de mate en de omvang van de verontreiniging of aantasting wordt bepaald en<br />

schriftelijk vastgelegd;<br />

b. de verontreiniging of aantasting wordt gemeld aan <strong>het</strong> bevoegd gezag, onder opgave<br />

van de aard, de mate en de omvang daarvan en van de maatregelen die<br />

vergunninghouder reeds heeft getroffen en voornemens is te treffen;<br />

c. eventuele tanks en/of andere objecten (zoals <strong>bij</strong>voorbeeld leidingen, buizen en<br />

kabels),met de die verontreinigende stoffen in aanraking zijn geweest, worden<br />

gecontroleerd op aantasting en worden, indien nodig, hersteld of vervangen.<br />

4.3.2 Van <strong>het</strong> voornemen om over te gaan tot bodem- en/of grondwatersanering wordt ten minste 1<br />

maand voordat de sanering plaatsvindt, schriftelijk melding gedaan aan/goedkeuring gevraagd<br />

van <strong>het</strong> bevoegd gezag. Bij deze melding worden gegevens verstrekt omtrent de resultaten van<br />

met <strong>het</strong> oog op de sanering verricht onderzoek en <strong>het</strong> tijdstip waarop met de sanering wordt<br />

aangevangen.<br />

- 5-


4.3.3 Na de sanering wordt er een bodemonderzoek uitgevoerd waaruit blijkt, dat de verontreiniging<br />

op milieuhygiënische wijze ongedaan is gemaakt. Dit onderzoek wordt uitgevoerd conform NEN<br />

5740. Een rapportage van dit bodemonderzoek wordt, binnen 2 maanden na beëindiging van<br />

saneringswerkzaamheden, aan <strong>het</strong> bevoegd gezag overgelegd.<br />

5 STOOK- EN VERWARMINGSINSTALLATIES / OPSLAG HBO<br />

5.1 Algemeen<br />

5.1.1 Verwarmings- en stookinstallaties zijn zo afgesteld dat een optimale verbranding plaatsvindt.<br />

Binnen een inrichting worden geen andere brandstoffen dan aardgas, propaangas, butaangas<br />

of gasolie bedrijfsmatig verstookt of verbrand.<br />

5.1.2 Afsluiters in vaste gasleidingen zijn goed bereikbaar en aangebracht:<br />

a. direct voor of na binnenkomst van de leiding in een gebouw,<br />

b. aan <strong>het</strong> einde van elke aftakking van een vaste leiding naar een gebruikstoestel, en<br />

c. in de leidingen op plaatsen waar de leiding geheel of gedeeltelijk kan worden gespoeld<br />

met een inert gas.<br />

5.1.3 Aan een verwarmings- of stooktoestel en een verbrandingsgasafvoersysteem wordt ten minste<br />

eenmaal per jaar onderhoud verricht.<br />

5.2 Aanvullende voorschriften voor oliegestookte installaties<br />

5.2.1 Een stooktoestel wordt zodanig ingericht en onderhouden, dat over <strong>het</strong> gehele regelbereik een<br />

nagenoeg rookloze verbranding wordt verkregen.<br />

5.2.2 Olieleidingen, met uitzondering van flexibele verbindingsstukken, zijn vervaardigd van metaal<br />

van een voldoende mechanische sterkte. De verbindingen zijn onder alle omstandigheden ten<br />

minste even sterk als de rest van de leiding. De leidingen en appendages zijn blijvend<br />

oliedicht.<br />

5.3 Inpandige opslag HBO<br />

5.3.1 Het inpandig opgestelde 300 liter voorraadvat HBO moet blijvend vloeistofdicht zijn en zijn<br />

geplaatst boven een oliebestendige opvangbak.<br />

5.3.2 De tank moet geplaatst zijn op een ondergrond die uit onbrandbaar materiaal bestaat.<br />

6 VEILIGHEID TAN AANZIEN VAN HET VLIEGEN<br />

6.1 In de inrichting is tijdens de openstelling ten minste één persoon aanwezig, die is geïnstrueerd<br />

over en verantwoordelijk is voor de naleving van de aan de inrichting opgelegde voorschriften.<br />

6.2 Op <strong>het</strong> vliegterrein is een veiligheidszone aangegeven met behulp van een duidelijke<br />

afscheiding.<br />

6.3 In de na<strong>bij</strong>heid van personen die niet <strong>bij</strong> <strong>het</strong> vliegen zijn betrokken wordt niet gevlogen. De<br />

vlieghoogte buiten <strong>het</strong> vliegterrein bedraagt steeds tenminste <strong>25</strong> meter, <strong>het</strong> opstijgen en<br />

landen/noodlanden niet inbegrepen.<br />

6.4 De bestuurder van een modelvliegtuig mag dit slechts in <strong>het</strong> luchtruim gebruiken indien:<br />

- de constructie van <strong>het</strong> vliegtuig zodanig is dat de kans op een persoonlijk ongeval, als<br />

gevolg van defect of losraken van enig onderdeel, tijdens de vlucht verwaarloosbaar<br />

klein kan worden geacht;<br />

- <strong>het</strong> vliegtuig is voorzien van naam, adres, postcode en woonplaats van de eigenaar;<br />

- 6-


- deze bestuurder daartoe in staat kan worden geacht.<br />

6.5 Een modelvliegtuig mag slechts op zodanige wijze worden gebruikt dat de openbare orde of<br />

veiligheid dan wel <strong>het</strong> luchtverkeer niet kan worden verstoord en niet in gevaar wordt gebracht.<br />

6.6 De bestuurder moet ervoor zorgen dat tijdens de vlucht <strong>het</strong> modelvliegtuig;<br />

- enig in <strong>het</strong> luchtruim bevindend toestel niet zo dicht nadert dat gevaar voor botsing kan<br />

ontstaan;<br />

- niet boven een mensenverzameling komt.<br />

6.7 Op de hoeken van de afrastering en de toegangspoort gelegen aan de Baarsgrubbenweg en<br />

op de hoeken van de landweg Onderste Heerenweg die <strong>het</strong> vlieggebied doorkruist, moeten<br />

waarschuwingsborden zijn geplaatst volgens de volgende uitvoering;<br />

- waarschuwingsbord model J30 volgens <strong>het</strong> RVV1990;<br />

- onderbord met <strong>het</strong> opschrift “Modelvliegtuigsport”.<br />

6.8 Indien landbouwers werkzaam zijn op aanpalende terreinen aan <strong>het</strong> vliegveld zijn geen<br />

vliegactiviteiten toegestaan.<br />

7 MILIEULOGBOEK<br />

7.1 Er wordt een milieulogboek <strong>bij</strong>gehouden, waarin vanaf <strong>het</strong> in werking treden van de<br />

beschikking ten minste de volgende zaken worden opgenomen:<br />

a. deze beschikking, alsmede overige relevante (milieu)vergunningen;<br />

b. de resultaten van de in deze vergunning voorgeschreven keuringen, metingen en<br />

registraties;<br />

c. de resultaten van de in deze vergunning voorgeschreven onderzoeken;<br />

d. de bevindingen van alle inspecties en onderhoudswerkzaamheden die met betrekking<br />

tot de zorg voor <strong>het</strong> milieu van belang zijn;<br />

e. de schriftelijke instructies voor de binnen de inrichting werkzame personen, om<br />

handelingen in strijd met de vergunning tegen te gaan en om handelingen in <strong>het</strong> belang<br />

van de bescherming van <strong>het</strong> milieu te bevorderen;<br />

f. datum, tijdstip en alle van belang zijnde gegevens (zoals tijdstip, tijdsduur, aard,<br />

hoeveelheid, oorzaak, plaats en windrichting) van voorgevallen incidenten die van<br />

invloed zijn op <strong>het</strong> milieu, met vermelding van de genomen maatregelen.<br />

g. op grond van de Wet milieubeheer verplichte afvalstoffen registratie.<br />

De gegevens behoeven zich niet in <strong>het</strong> milieulogboek zelf te bevinden, mits in <strong>het</strong> logboek een<br />

duidelijke verwijzing naar de vindplaats elders binnen de inrichting gegeven is.<br />

7.2 De in dit hoofdstuk genoemde gegevens worden door de vergunninghouder gedurende 5 jaar<br />

ter inzage van <strong>het</strong> bevoegd gezag in de inrichting bewaard.<br />

- 7-


II BEGRIPPENLIJST<br />

A. BEP<br />

Bedrijfsenergieplan<br />

B. BEVOEGD GEZAG<br />

Het dagelijks bestuur van de intergemeentelijke milieudienst Beek-Nuth-Stein<br />

C. CUR<br />

Civieltechnisch Centrum Uitvoering Researsch en Regelgeving.<br />

D. CUR/PBV-AANBEVELING 44<br />

Beoordelingscriteria van vloeistofdichte voorzieningen, Stichting CUR, 1996.<br />

E. HERGEBRUIK<br />

Het toepassen van afvalstoffen of daaruit afgescheiden componenten voor <strong>het</strong>zelfde of een<br />

soortgelijk doel als waarvoor ze oorspronkelijk bestemd waren.<br />

F. INCIDENTENMANAGEMENT<br />

Maatregelen ter voorkomen en/of beperking van bodemimmissies zoals opruimen van<br />

morsingen (algemene zorg) of doelmatig ingrijpen met adequate middelen <strong>bij</strong> falen van<br />

proceshandelingen.<br />

G. INRICHTINGSGRENS<br />

Begrenzing van de bedrijfsmatige activiteit waarvoor vergunning wordt aangevraagd.<br />

H. LANGTIJDGEMIDDELD BEOORDELINGSNIVEAU (LAR,LT)<br />

Het gemiddelde van de afwisselende niveaus van <strong>het</strong> ter plaatse in de loop van een bepaalde<br />

periode optredende geluid, vastgesteld overeenkomstig de "Handleiding meten en rekenen<br />

industrielawaai, 1999".<br />

I. LEKBAK<br />

Vloeistofdichte voorziening met beperkte opvangcapaciteit, waarvan de bodembeschermende<br />

werking door gericht toezicht en doelmatig ledigen wordt gewaarborgd.<br />

J. MAXIMALE GELUIDSNIVEAU (LAMAX)<br />

Het piekniveau, een kortstondige verhoging van <strong>het</strong> geluiddrukniveau gemeten in de<br />

meterstand "Fast".<br />

K. MILIEUZORGSYSTEEM<br />

Het samenhangend geheel van beleidsmatige, organisatorische en administratieve<br />

maatregelen gericht op <strong>het</strong> inzicht krijgen in, <strong>het</strong> beheersen van en waar mogelijk verminderen<br />

van de effecten van de bedrijfsvoering op <strong>het</strong> milieu.<br />

L. NEN<br />

Door <strong>het</strong> Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) uitgegeven norm.<br />

M. NEN 1010<br />

Veiligheidsvoorschriften voor laagspanningsinstallaties.<br />

N. NEN 2494<br />

<strong>Voorschriften</strong> voor de beveiligingsapparatuur van met oliegestookte ketels.<br />

O. NEN 5740<br />

Bodem; Onderzoeksstrategie <strong>bij</strong> verkennend onderzoek; Onderzoek naar de milieuhygiënische<br />

kwaliteit van bodem en grond.<br />

- 8-


P. NEN-EN<br />

Een door <strong>het</strong> Comité Européen de Normalisation opgestelde en door <strong>het</strong> Nederlands<br />

Normalisatie Instituut (NNI) als Nederlandse Norm aanvaarde en uitgegeven norm.<br />

Q. NEN-EN-IEC 60079-14<br />

Elektrisch materieel voor plaatsen waar gasontploffingsgevaar kan heersen - Deel 14:<br />

Elektrische installaties in gevaarlijke gebieden (anders dan in mijnen).<br />

R. NER<br />

De Nederlandse Emissie Richtlijn - Lucht, onder de verantwoordelijkheid van en door de<br />

Commissie Emissie Lucht uitgegeven richtlijn.<br />

S. NPR<br />

Nederlandse Praktijk Richtlijn.<br />

T. PBV<br />

Plan Bodembeschermende Voorzieningen.<br />

U. PBV-VERKLARING VLOEISTOFDICHTE VOORZIENING<br />

Verklaring overeenkomstig <strong>het</strong> model zoals vastgelegd in KIWA/PBV-Rapport 99-02 Model<br />

Verklaring Vloeistofdichte Voorziening.<br />

V. PREVENTIE<br />

Het geheel van maatregelen gericht op <strong>het</strong> in zo vroeg mogelijk stadium voorkomen danwel<br />

beperken van <strong>het</strong> ontstaan van afvalstoffen, alsmede <strong>het</strong> verbeteren van de kwaliteit van<br />

afvalstoffen.<br />

W. VLOEISTOFKERENDE VLOER<br />

Een niet vloeistofdichte voorziening die in staat is vrijgekomen stoffen tijdelijk zo lang te keren<br />

dat deze kunnen worden opgeruimd voordat indringing in de bodem kan plaatsvinden.<br />

X. WONING<br />

Een gebouw of deel van een gebouw dat voor bewoning gebruikt wordt of daartoe is bestemd.<br />

Voor zover een DIN , DIN-ISO, NEN , NEN EN , NEN ISO , NVN-norm, AI-blad, BRL, CPR of<br />

NPR, waarnaar in een voorschrift verwezen wordt, betrekking heeft op de uitvoering van<br />

constructies, toestellen, werktuigen en installaties, wordt bedoeld de norm, BRL, CPR, NPR of<br />

<strong>het</strong> AI-blad die voor de datum waarop de vergunning is verleend <strong>het</strong> laatst is uitgegeven met de<br />

daarop tot die datum uitgegeven aanvullingen of correctiebladen dan wel voor zover <strong>het</strong> op<br />

voornoemde datum reeds bestaande constructies, toestellen, werktuigen en installaties betreft<br />

de norm, BRL, CPR, NPR of <strong>het</strong> AI-blad die <strong>bij</strong> de aanleg of installatie van die constructies,<br />

toestellen, werktuigen en installaties is toegepast, tenzij in <strong>het</strong> voorschrift anders is bepaald.<br />

- 9-

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!