20.09.2013 Views

Over wijlen IJlte en Echo - Ggf

Over wijlen IJlte en Echo - Ggf

Over wijlen IJlte en Echo - Ggf

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Over</strong> <strong>wijl<strong>en</strong></strong> <strong>IJlte</strong> <strong>en</strong> <strong>Echo</strong><br />

Reeds op jeugdige leeftijd verliet e<strong>en</strong> jong<strong>en</strong> zijn geboortedorp om in de e<strong>en</strong>zaamheid van e<strong>en</strong><br />

bergdal weg te duik<strong>en</strong>. Klaas, zo heette de jong<strong>en</strong>, meldde voor zijn vertrek dat hij op zoek<br />

ging naar de innerlijke stem die hem riep. Hij hoorde de stem niet met zijn or<strong>en</strong>, noch wist hij<br />

waar ze vandaan kwam. Daardoor lokte zij hem des te sterker. Klaas vertrok. De dorpeling<strong>en</strong><br />

zoud<strong>en</strong> hem niet meer weerzi<strong>en</strong>, maar van hem hor<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> ze nog wel. In d<strong>en</strong> beginne<br />

leverde Klaas e<strong>en</strong> verwoed gevecht teg<strong>en</strong> de lokroep<strong>en</strong> die hem naar de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> trachtt<strong>en</strong><br />

weer te lokk<strong>en</strong>. Hij probeerde het vuur te dov<strong>en</strong> voor Eva, het dorpsmeisje dat hij liefhad. Hij<br />

poogde de vrolijke verstrooiing van de bur<strong>en</strong> <strong>en</strong> de knusse familiezorg te verget<strong>en</strong>. In<br />

weerstand hield Klaas stand, waarna hem de hartstocht<strong>en</strong> vervaagd<strong>en</strong>, de woeste worsteling<strong>en</strong><br />

verweekt<strong>en</strong> <strong>en</strong> de weifeling<strong>en</strong> wek<strong>en</strong>. Na e<strong>en</strong> jaar dreef hij op e<strong>en</strong> nulpunt, e<strong>en</strong> punt zonder<br />

begoochel<strong>en</strong>de begeerte, zonder vlag<strong>en</strong> van tweestrijd, zonder dwang van d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>. Het roezige<br />

van de lange leegte vervoegde hem. Bij de gratie van haar luchtigheid smaakte hij de vreugde<br />

van het beluister<strong>en</strong> van <strong>Echo</strong>’s klank<strong>en</strong>. Zo wonder kon <strong>Echo</strong> dein<strong>en</strong> in de ijle ruimte van de<br />

kom tuss<strong>en</strong> hoge berg<strong>en</strong>. Vooral tijd<strong>en</strong>s prikkelloze nacht<strong>en</strong> vond Klaas er het grootste<br />

g<strong>en</strong>oeg<strong>en</strong> in om <strong>Echo</strong> uit de berg<strong>en</strong> te lokk<strong>en</strong>. We zegd<strong>en</strong> reeds dat de dorpers van Klaas niets<br />

meer zi<strong>en</strong>, maar wel hor<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong>. Wel, ’s nachts hoord<strong>en</strong> de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> <strong>Echo</strong> van Klaas in alle<br />

toonaard<strong>en</strong> weerkaats<strong>en</strong>. Aan de <strong>en</strong>e kant vervloekt<strong>en</strong> de dorpeling<strong>en</strong> de nachtelijke<br />

geluidscapriol<strong>en</strong>. Aan de andere kant oef<strong>en</strong>d<strong>en</strong> de heffing<strong>en</strong> <strong>en</strong> de daling<strong>en</strong> van de nachtstem<br />

op h<strong>en</strong> e<strong>en</strong> magische aantrekking uit, e<strong>en</strong> beetje zoals het huil<strong>en</strong> van wolv<strong>en</strong> e<strong>en</strong> mysterieuze<br />

bekoring hebb<strong>en</strong> kan. Het drong snel tot de dorpers door dat ze de stem van Klaas<br />

beluisterd<strong>en</strong>, van Klaas die e<strong>en</strong> jaar tevor<strong>en</strong> vertrok. “Hij luistert <strong>en</strong>kel naar zijn eig<strong>en</strong> stem <strong>en</strong><br />

dat maakt hem gek,” verteld<strong>en</strong> de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, “krank van eig<strong>en</strong> klank is hij geword<strong>en</strong>.” ‘Klaas’<br />

werd ‘Zotte Klaas’ <strong>en</strong> omdat Zotte Klaas één van het dorp was, bleef het <strong>en</strong>kel bij die<br />

b<strong>en</strong>aming. In vroeger tijd<strong>en</strong> van het dorp k<strong>en</strong>de m<strong>en</strong> nog ge<strong>en</strong> ‘te gek om los te lop<strong>en</strong>’.<br />

G<strong>en</strong>oeg afgewek<strong>en</strong>. Aan zulke overpeinzing<strong>en</strong> had Zotte Klaas ge<strong>en</strong> boodschap. Enkel <strong>Echo</strong><br />

sloeg hem in de ban. Als hij riep, dan kwam na e<strong>en</strong> korte pauze zijn roep andersluid<strong>en</strong>d tot<br />

hem weer, gelijk e<strong>en</strong> ander zijn uitdrukking anders weder wierp. Zotte Klaas zag in <strong>Echo</strong><br />

iemand waarmee hij kon communicer<strong>en</strong> zonder antwoord<strong>en</strong> te verwacht<strong>en</strong>. Dat was<br />

aang<strong>en</strong>aam prat<strong>en</strong>. Langzaamaan solferde <strong>Echo</strong> hem echter met e<strong>en</strong> vraag op. Het was Zotte<br />

Klaas opgevall<strong>en</strong> dat hoe groter <strong>IJlte</strong> rondwaarde, hoe magistraler <strong>Echo</strong> leefde. <strong>Echo</strong> werd uit<br />

de schoot van <strong>IJlte</strong> gebor<strong>en</strong>, zoveel was duidelijk. <strong>IJlte</strong> moest zodo<strong>en</strong>de ouder dan <strong>Echo</strong> zijn.<br />

Ouder dan de zoon is toch ook de moeder? Zotte Klaas kon zich van <strong>Echo</strong> e<strong>en</strong> voorstelling<br />

vorm<strong>en</strong>, maar welk voorkom<strong>en</strong> had <strong>IJlte</strong>? Dat vraagstuk kwelde Zotte Klaas. <strong>IJlte</strong> boeide hem<br />

voortaan. <strong>IJlte</strong> wilde hij ontmoet<strong>en</strong>. Tijd<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> maanblauwe nacht drong de drang zo terg<strong>en</strong>d<br />

dat Zotte Klaas luide riep: “<strong>IJlte</strong>!” Aan de daloverzijde weergalmde slechts kort ‘<strong>IJlte</strong>’. De<br />

rots aldaar bleef ditmaal ge<strong>en</strong> galm weerkaats<strong>en</strong>, ze slokte hem op. Door bos <strong>en</strong> veld, helling<br />

af helling op, r<strong>en</strong>de Zotte Klaas naar de overkant. Teg<strong>en</strong> het ocht<strong>en</strong>dglor<strong>en</strong> hield hij hijg<strong>en</strong>d<br />

halt bij het massieve geste<strong>en</strong>te waarin de roep naar <strong>IJlte</strong> verdwe<strong>en</strong>. Hij betastte de rotswand,<br />

maar zijn hand vond ge<strong>en</strong> houvast. Het ste<strong>en</strong>hard voelde vluchtig. Hij greep in het niets. Hij<br />

steunde het lichaam teg<strong>en</strong> de st<strong>en</strong><strong>en</strong> schijn <strong>en</strong> weerstandloos verging hij naar het pekzwart<br />

van e<strong>en</strong> grotruimte.<br />

Zotte Klaas w<strong>en</strong>de de og<strong>en</strong> aan het donker. Het duister begon te deemster<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> holle weg<br />

helde diep neerwaarts. Wankel<strong>en</strong>d zette hij zijn schred<strong>en</strong>. Geroezemoes van mann<strong>en</strong> <strong>en</strong> van<br />

vrouw<strong>en</strong> verluidde <strong>en</strong> verstilde. Toch maakte de deemstering ge<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>de ziel bek<strong>en</strong>d. Na<br />

e<strong>en</strong> tijdje ontwaarde hij licht aan het einde van de tunnel. Hij be<strong>en</strong>de haastig naar de uitgang.<br />

Zotte Klaas wandelde naar buit<strong>en</strong>. Hij ontdekte er e<strong>en</strong> land van bloemige weid<strong>en</strong> <strong>en</strong> van


laderwijze boss<strong>en</strong>. Zotte Klaas versteef. In het veld zag hij e<strong>en</strong> jonge vrouw. Daar zat zij, zij<br />

die e<strong>en</strong>s zijn hart bezat, maar die hij in zijn dal vergat. Ze stond op. Ze naderde hem naakt.<br />

Voor het eerst zag hij haar met de tere borstjes ontbloot. Hij wist het zeker, het was Eva van<br />

het dorp. Dezelfde fonkeling klaarde in haar diepbruine og<strong>en</strong>. Hetzelfde goudgerijpt haar<br />

omweefde haar gebronsd gelaat. Dezelfde verleg<strong>en</strong> glimlach speelde met haar mondhoek<strong>en</strong>.<br />

Ze verhief de wimpers. Aurora rees in de blik die ze over hem spreidde.<br />

“Reeds geruime tijd,” fluisterde ze, “beluisterde ik het nader<strong>en</strong> van uw stap. Verhev<strong>en</strong> werd<br />

mij de brand van het verlang<strong>en</strong> u in mijn arm<strong>en</strong> te sluit<strong>en</strong>. Nu zijn wij alle<strong>en</strong>. Ontbloot ook gij<br />

nu uw begeerte. De sluimer<strong>en</strong>de geest der hartstocht is mij in het lichaam ontwaakt. Dat ook<br />

de uwe gewekt zij, opdat we in de gloed van dezelfde geest tot één lichaam versmelt<strong>en</strong><br />

zoud<strong>en</strong>.” Zotte Klaas sloeg de og<strong>en</strong> neer.<br />

“To<strong>en</strong> ik tuss<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> toefde,” beefde zijn woord, “kon ik de vlam die voor u laaide niet<br />

dov<strong>en</strong>. Enkel in de stilte van mijn e<strong>en</strong>zaam dal milderde het tocht<strong>en</strong> van mijn hart. Het<br />

vlamm<strong>en</strong> ging ligg<strong>en</strong> <strong>en</strong> op de as van mijn lust groeide de rust. Leegte vulde de kom van mijn<br />

hoofd. De kelk van mijn kop weerklonk van wellev<strong>en</strong>d klink<strong>en</strong>de gedachte gedachte.<br />

Dronk<strong>en</strong> maakte me de muziek van het gepeinz<strong>en</strong> die de stilte stemde. Mijn or<strong>en</strong> schonk<strong>en</strong> de<br />

geboorte aan e<strong>en</strong> nieuw hor<strong>en</strong>. De lege schaal in berg<strong>en</strong>hoog zong de weergalm van e<strong>en</strong><br />

geroep<strong>en</strong> roep. B<strong>en</strong>eveld maakte me de klank die uit <strong>IJlte</strong> tor<strong>en</strong>de. <strong>IJlte</strong> won mijn ganse<br />

liefde. Ge<strong>en</strong> vlees kon nog mijn liefde omhull<strong>en</strong>.”<br />

Maankoud priemd<strong>en</strong> de kijkers waarmee Zotte Klaas naar Eva opkeek. Eva sidderde. Ze<br />

keerde hem de rug toe. Ze verdwe<strong>en</strong>. Zotte Klaas sloot de og<strong>en</strong>. Hij hield ze toe tot lang nadat<br />

de omgeving ge<strong>en</strong> gerucht meer van haar gaf.<br />

De hemel loste hemeltran<strong>en</strong>. De lucht rook naar zee. Zotte Klaas ontgr<strong>en</strong>delde de blik. Hij<br />

blikte in het veranderde rond. Wolkzwerk omspande het uitspansel bov<strong>en</strong> hem. E<strong>en</strong> wereld<br />

van water wemelde onder hem. E<strong>en</strong> oceaan zweepte <strong>en</strong> zuchtte, als ware hij de spiegel van<br />

zijn gemoed. Het golv<strong>en</strong>hoz<strong>en</strong> vlood. Vertrekk<strong>en</strong>d ruiste de waterstreek. De spiegel zakte.<br />

E<strong>en</strong> verdronk<strong>en</strong> land verrees. Reusachtig lag e<strong>en</strong> grillige zwarte aarde uitgestrekt. Afdrukk<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> voet, ti<strong>en</strong> maal groter dan de zijne, stippeld<strong>en</strong> de weg naar e<strong>en</strong> walm<strong>en</strong>de einder.<br />

Zotte Klaas laveerde tuss<strong>en</strong> de diepe voetspor<strong>en</strong>, op weg door het zwarte land. Dreig<strong>en</strong>d <strong>en</strong><br />

zwaar beroerde gonz<strong>en</strong> de atmosfeer. Schreeuw<strong>en</strong> stierv<strong>en</strong> er <strong>en</strong> stond<strong>en</strong> op.<br />

“Schep, schep, schep,…,” hamerde het honderdvoudig uit de wolk<strong>en</strong>.<br />

“Stuik, stuik, stuik,…,” ontsnapte het duiz<strong>en</strong>dmalig aan de aarde.<br />

Van verbazing niet goed uitzi<strong>en</strong>d stootte Zotte Klaas op e<strong>en</strong> gigantisch geelbruin obstakel.<br />

Was het van ste<strong>en</strong>? Hij bevoelde de oppervlakte. Die gevoelde als e<strong>en</strong> ruwe huid.<br />

“Wat gespuis raakt mij aan?” bulderde het uit de hoogte. E<strong>en</strong> reuz<strong>en</strong>kop met spitse or<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

schichtige og<strong>en</strong> keek naar b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong>. “Kijk daar,” brulde boosaardig keelgeluid, “e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s,<br />

klunzig gekneed naar het godgeijkte beeld. Zie daar, e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s plooi<strong>en</strong>d naar goddelijke liefde<br />

<strong>en</strong> haat. Ecce homo, lijdzaam luister<strong>en</strong>d naar de door de god<strong>en</strong> ingeblaz<strong>en</strong> geest. Weet, gij<br />

willoze dwerg, dat wij reuz<strong>en</strong> door ge<strong>en</strong> geest<strong>en</strong> te smed<strong>en</strong> zijn. <strong>IJlte</strong> herbergt het gestalteloze<br />

god<strong>en</strong>dom. Eén van stuk zijn wij. Eén van stof zull<strong>en</strong> wij blijv<strong>en</strong>. Wij molochs van moed<br />

do<strong>en</strong> de ijlkopp<strong>en</strong> reeds vervag<strong>en</strong> in god<strong>en</strong>schemering. Dra wordt het god<strong>en</strong> nacht. Dra zijn<br />

god<strong>en</strong> dood. Ons blijft het bevoelbare lev<strong>en</strong>. De onverzettelijke wil van ons reuz<strong>en</strong>ras zal de<br />

schimmige scheppers <strong>en</strong> gans hun held<strong>en</strong>heir wegvag<strong>en</strong>! Dat het vlees zelfbewust blijve<br />

lev<strong>en</strong>! Gij kleintje, verhef teg<strong>en</strong> mij uw arm, opdat ik uw lef zou lez<strong>en</strong>. Bind met mij het<br />

gevecht aan, opdat ik zou wet<strong>en</strong> of ge mij in de strijd voor de tastbare stof e<strong>en</strong> bondg<strong>en</strong>oot<br />

zoudt zijn.”<br />

“Ooit to<strong>en</strong> ik tuss<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> woonde,” antwoordde Zotte Klaas bedaard, “bevocht ik e<strong>en</strong><br />

plaats om te wez<strong>en</strong> met de alle<strong>en</strong>zaamheid die om me riep. Pas nadat ik haar vond, sprak tot<br />

mij de inw<strong>en</strong>dige stem. Mijn verharde hart verzachtte. Het kleinste werd mij grootst. Ik werd


zi<strong>en</strong>de voor wat ik niet zag. E<strong>en</strong> zonnestraal maakte van e<strong>en</strong> waterrimpeling goud. Ik werd<br />

luister<strong>en</strong>de voor wat ik niet beluisterde. <strong>IJlte</strong> maakte één schreeuw tot e<strong>en</strong> klokk<strong>en</strong>spel. Het<br />

gevecht houd ik begrav<strong>en</strong>, opdat ik mij zou kunn<strong>en</strong> lav<strong>en</strong> aan de geest die uit het minuscule<br />

het magistrale put. Laat <strong>IJlte</strong> dan god<strong>en</strong> <strong>en</strong> geest<strong>en</strong> behuiz<strong>en</strong>, dan is <strong>IJlte</strong> grootste volte. In<br />

weerwil van de stof, geef mij <strong>IJlte</strong>! Zonder gevechtsuitrusting zie ik voorwaar het goddelijke<br />

voor waar. Gewap<strong>en</strong>d bestrijdt gij geest<strong>en</strong> zonder ze te zi<strong>en</strong>.”<br />

De reuz<strong>en</strong>blikk<strong>en</strong> blikkerd<strong>en</strong>. De reuz<strong>en</strong>mond mompelde: “Miezerig moedeloos m<strong>en</strong>sje van<br />

de toekomst, godgeklaagde wekeling,…” De reuz<strong>en</strong>woede woedde. Beving<strong>en</strong> beving<strong>en</strong> de<br />

bodem to<strong>en</strong> de reus stampvoette. De reuz<strong>en</strong>vuist viel, maar zo steil troonde de gramschap dat<br />

de reus plots beweging uitbleef. Zijn bloedstroom stokte. Zijn bast verhardde. Als e<strong>en</strong> st<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

uitsteeksel stak de getorste reuz<strong>en</strong>arm.<br />

Zotte Klaas, die met opgetrokk<strong>en</strong> schouders <strong>en</strong> omlaag gebog<strong>en</strong> hals het gebeur<strong>en</strong> lat<strong>en</strong><br />

gebeur<strong>en</strong> had, rechtte in de stilte na de woedevlaag het hoofd. Omzichtig onderstapte hij het<br />

overhang<strong>en</strong>d rotsig gevaarte. Daarna keek hij om. In nevel<strong>en</strong> verging het reuz<strong>en</strong>land. Hij<br />

speurde weerom voorwaarts <strong>en</strong> hij verwonderde zich over de transformatie die de omgeving<br />

onderging. Zilverschijn versche<strong>en</strong> over het landschap. De atmosfeer ontspon geluid<strong>en</strong>zacht.<br />

Lustig zucht<strong>en</strong> zwalkte. Klinkerklank<strong>en</strong> tingeld<strong>en</strong>. Hoefgetrippel trok door het hemelrond.<br />

Gezang schommelde over waterklots<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong> de horizon glansde de morg<strong>en</strong>ster tuss<strong>en</strong> dag<br />

<strong>en</strong> nacht. Zijn zilver<strong>en</strong> man<strong>en</strong> waaierd<strong>en</strong>. De sterschijn spreidde tot e<strong>en</strong> waaier van licht.<br />

Zozeer blindde het licht<strong>en</strong> dat Zotte Klaas ge<strong>en</strong> zicht meer zag.<br />

“Wat gebeurt mij?” dacht hij.<br />

“Wat u gebeurt,” sprak e<strong>en</strong> speelse stem, “is dat u het d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> nadert.”<br />

“Ik keek slechts <strong>en</strong> ik moet al goed d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> om te wet<strong>en</strong> dat ik daarbij wat dacht,” repliceerde<br />

Zotte Klaas.<br />

“Ziet ge wel,” lachte de stem van licht, “nu d<strong>en</strong>kt ge aan wat ge dacht omdat ik u g<strong>en</strong>aderd<br />

b<strong>en</strong>.”<br />

“Wie zijt gij dan?” vroeg Zotte Klaas.<br />

“Cogito ergo sum,” sprankelde de stem, “ik b<strong>en</strong> Lucifer, die bij de god<strong>en</strong> het d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> haalde<br />

om het de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> te sch<strong>en</strong>k<strong>en</strong>. Ik b<strong>en</strong> het die de m<strong>en</strong>s begiftigde met de goddelijke vonk van<br />

het d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>. Ik b<strong>en</strong> het, de god die de m<strong>en</strong>s klaarheid bracht. Ach, d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> verdeelde de m<strong>en</strong>s.<br />

Tevor<strong>en</strong> was hij gedachteloos één, maar d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>d werd hij twee: man <strong>en</strong> vrouw, m<strong>en</strong>s <strong>en</strong> dier,<br />

hemel <strong>en</strong> aarde <strong>en</strong> ga zo maar door. Omdat voor de m<strong>en</strong>s alles t<strong>en</strong>minste twee werd, gaf ik<br />

hem de vrijheid van kiez<strong>en</strong>. Wat verwarde dat de m<strong>en</strong>s! Zijn hartstocht gebood wat zijn<br />

gepeinz<strong>en</strong> verbood. Wriemel<strong>en</strong>d zoek<strong>en</strong> teisterde de m<strong>en</strong>s! Nu e<strong>en</strong>s koos de man de man, dan<br />

weer de vrouw. Nu e<strong>en</strong>s verkoor de vrouw de vrouw, dan weer de man. De natuur kreeg zelfs<br />

knetterkranke kur<strong>en</strong>, want ook gebeurde het dat m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> dier<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> koz<strong>en</strong>. Laat ik<br />

zegg<strong>en</strong> dat m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> dier<strong>en</strong> koosd<strong>en</strong>. En zie, grote vogels met m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>hoofd<strong>en</strong> wiekt<strong>en</strong> in het<br />

ruim, m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>licham<strong>en</strong> met ber<strong>en</strong>hoofd<strong>en</strong> r<strong>en</strong>d<strong>en</strong> over de aarde, leeuw<strong>en</strong> met<br />

m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>aangezicht<strong>en</strong> luierd<strong>en</strong> in mijn licht, meisjes met viss<strong>en</strong>staart<strong>en</strong> spetterd<strong>en</strong> in de<br />

water<strong>en</strong>… Om de behaarde man die e<strong>en</strong> hagedisvogel vogelde moet ik nog altijd lach<strong>en</strong>.<br />

Doch <strong>en</strong>kel in het nageslacht van de m<strong>en</strong>s die de m<strong>en</strong>s verkoos bleef mijn licht brand<strong>en</strong>d. In<br />

hem kwam het d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> tot verdere wasdom. Och arme, toch werd hij ge<strong>en</strong> meester van het<br />

d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, hij werd er martelaar van. Wat d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> voorschreef was juist niet datg<strong>en</strong>e wat<br />

begeerte bedreef. Zijn d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> was de adelaar die elke dag weerom het lever van zijn<br />

hartstocht uitpikte. De m<strong>en</strong>s heeft mij daardoor verduveld, want niet ik hing aan de rots<br />

geket<strong>en</strong>d omdat ik het d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> van de god<strong>en</strong> roofde <strong>en</strong> het de m<strong>en</strong>s gaf. De m<strong>en</strong>s zelf klonk<br />

aan de rots vast… Natuurlijk ziet de m<strong>en</strong>s liever zijn weldo<strong>en</strong>er hang<strong>en</strong>. God, wat e<strong>en</strong><br />

kwalijke kwaal, mijn d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> kan ik maar niet demp<strong>en</strong>. Daardoor zou ik u bijna verget<strong>en</strong><br />

vrag<strong>en</strong> wat u tot hier br<strong>en</strong>gt of wilt ge liever nog wat met me verder d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>?”


“Ge gaaft me zoveel te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>,” antwoordde Zotte Klaas, “dat mijn hoofd e<strong>en</strong> prop gelijkt.<br />

Straks weet ik niet meer wat ik zoek. Leeg heb ik te zijn om te vind<strong>en</strong> wat ik moet vind<strong>en</strong>. Nu<br />

echter mijn d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> de Poort van Leegte op e<strong>en</strong> kier heeft gezet, heb ik zelfs niet meer te<br />

d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> over wat ik vroeger wilde om te wet<strong>en</strong> dat ik hed<strong>en</strong> <strong>IJlte</strong> wil.”<br />

“O,” verschoot het licht, “aan u de keus, dan zal ik u niet langer ophoud<strong>en</strong>, opdat uw wikk<strong>en</strong><br />

week zou kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.”<br />

Sterlicht<strong>en</strong> dempte. Donkerte doemde op. Uit het donker trad e<strong>en</strong> ronde van wit. E<strong>en</strong> kruis<br />

van koolstof kruisigde het blank. Het kruis liet de arm<strong>en</strong> zakk<strong>en</strong>. Enkel e<strong>en</strong> verticale streep<br />

streepte nu het kleurloze. Daarin bold<strong>en</strong> boll<strong>en</strong> in ban<strong>en</strong> van geometrische figur<strong>en</strong>. Twee<br />

geslacht<strong>en</strong> deeld<strong>en</strong> telk<strong>en</strong>s één bol. Vrouw<strong>en</strong>aangezicht<strong>en</strong> w<strong>en</strong>teld<strong>en</strong> naar mann<strong>en</strong>gelat<strong>en</strong>.<br />

Mann<strong>en</strong>tronies rold<strong>en</strong> naar vrouw<strong>en</strong>wez<strong>en</strong>s. Tiktak op de maat van e<strong>en</strong> verborg<strong>en</strong><br />

meetkundige band. De roll<strong>en</strong>de rond<strong>en</strong> stulpt<strong>en</strong> om op gemet<strong>en</strong> tell<strong>en</strong> hermafrodiete rond<strong>en</strong><br />

uit te gulp<strong>en</strong>. In het doorstreepte universum zette de verdel<strong>en</strong>de koolstreep zich aan het rill<strong>en</strong>.<br />

De cirkellijn week. Zelfs ge<strong>en</strong> tiktak resoneerde in het etherische. Spiegeling<strong>en</strong> van<br />

schaduw<strong>en</strong> dok<strong>en</strong> op <strong>en</strong> dok<strong>en</strong> onder in de cirkelmist. Het schaduwloze zwart rondom<br />

verruimde. De witdraaiing verkleinde. Witweefsel van het schaduwrijk kromp tot e<strong>en</strong> punt, tot<br />

e<strong>en</strong> zwartpunt in de donkerte. Na als e<strong>en</strong> punt van rust gerust te hebb<strong>en</strong>, verschoot de stip naar<br />

e<strong>en</strong> sneldraai<strong>en</strong>de versnelling. Ze zwol, ze zwaaide op<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> spiegelschaduw schuiv<strong>en</strong>de<br />

cirkel van wit. E<strong>en</strong> neerdal<strong>en</strong>de lijn spleet de rondte verticaal. E<strong>en</strong> zijwaarts indring<strong>en</strong>de<br />

streep doorsneed de cirkel horizontaal. E<strong>en</strong> kruis vier<strong>en</strong>deelde het cirkelvlak. Op gelijke<br />

afstand van elkaar viel<strong>en</strong> uit de omtreklijn vier stukjes. De omtrekdraaiing sloeg naar rechts<br />

gekruiste hak<strong>en</strong>. Nadat de geest zijn schaduw wierp, zocht hij het omhulsel van stof. Wiel<strong>en</strong>d<br />

haakte de geest naar de stof.<br />

Zotte Klaas overzag ine<strong>en</strong>s het dal waar hij e<strong>en</strong>s zijn toevlucht vond. Brugg<strong>en</strong> bog<strong>en</strong> er,<br />

weg<strong>en</strong> wog<strong>en</strong> er <strong>en</strong> aan de zijkant<strong>en</strong> van slurv<strong>en</strong> van beton stroomd<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>massa’s waarin<br />

ge<strong>en</strong> hoofd terzijde keek. De voorbijgangers lost<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> woord<strong>en</strong>. Enkel materie toeterde<br />

vaste ton<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> wereld waarin <strong>IJlte</strong> niet meer won<strong>en</strong> kon. Zotte Klaas krijste het uit, maar<br />

ge<strong>en</strong> <strong>Echo</strong> weerklonk. Schor schreeuwde hij de keel, maar het laai<strong>en</strong>d lawaai verscheurde zijn<br />

noodsein<strong>en</strong>. De verschrikte zag e<strong>en</strong> flikkering de straatgrijste brek<strong>en</strong>. Zijn knieën stuikt<strong>en</strong> op<br />

de stoeprand. Hij werd in e<strong>en</strong> buis gewrong<strong>en</strong>. Zijn arm<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> in lange mouw<strong>en</strong> op de rug<br />

geknoopt. E<strong>en</strong> blaz<strong>en</strong>d masker snoerde zijn neus <strong>en</strong> zijn mond dicht. Daarna verliet hem het<br />

licht. Zotte Klaas ontwaakte in e<strong>en</strong> vierkante blauwe kamer. Gebond<strong>en</strong> lag hij op e<strong>en</strong> bed.<br />

E<strong>en</strong> minzaam glimlach<strong>en</strong>de man zat naast hem, in de houding van e<strong>en</strong> koetsier, e<strong>en</strong> beetje<br />

voorovergebog<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> elleboog op e<strong>en</strong> knie.<br />

“Waar is <strong>Echo</strong>?!” taalde Zotte Klaas.<br />

De minzaam-glimlach<strong>en</strong>de-man-in-de-houding-van-e<strong>en</strong>-koetsier herhaalde: “<strong>Echo</strong>?”<br />

“Ja <strong>Echo</strong>,” sprak Zotte Klaas, “<strong>Echo</strong>, de weerklank van het verled<strong>en</strong>. <strong>Echo</strong> wees me het spoor<br />

naar verzonk<strong>en</strong> land<strong>en</strong>. Ik doorkruiste ze <strong>en</strong> ontmoette er de reuz<strong>en</strong>, ik hoorde er de e<strong>en</strong>hoorn<br />

door het luchtruim trappel<strong>en</strong>, ik nam er de m<strong>en</strong>s waar in e<strong>en</strong> tijd dat man <strong>en</strong> vrouw nog één<br />

war<strong>en</strong>, ik zag er de geest<strong>en</strong> hun schaduw<strong>en</strong> in <strong>IJlte</strong> werp<strong>en</strong>, ik vond er in <strong>IJlte</strong> de geest die<br />

naar e<strong>en</strong> lichaam zocht om als stof te kunn<strong>en</strong> opstaan.”<br />

De altijd-minzaam-glimlach<strong>en</strong>de-man-in-de-houding-van-e<strong>en</strong>-koetsier bleef in overwog<strong>en</strong><br />

stilte om daarna met heffingsarme stem te zegg<strong>en</strong>: “In wat gij vertelt zie ik iets niet waar <strong>en</strong><br />

iets waar. <strong>Echo</strong> bestaat niet. Die heeft <strong>en</strong>kel bestaan in sprookjes uit lang vervlog<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>. Zo<br />

ook de reus, de e<strong>en</strong>hoorn, de hermafrodiet. Al die wez<strong>en</strong>s waarover gij het hebt zijn<br />

hers<strong>en</strong>spinsels. Uw d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> aan <strong>IJlte</strong> is de oorzaak van uw angst<strong>en</strong> <strong>en</strong> om uw angst<strong>en</strong> niet te<br />

hoev<strong>en</strong> zi<strong>en</strong>, verzint gij sprookjes. Uw angst<strong>en</strong> zijn echter waar. De bron van uw angst,<br />

peinz<strong>en</strong> aan <strong>IJlte</strong>, hebb<strong>en</strong> we zodus uit de materie van uw d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> te bann<strong>en</strong>. D<strong>en</strong>k<strong>en</strong> is


chemie, d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> is louter stof. Als we nu de d<strong>en</strong>kstof die u aan <strong>IJlte</strong> bindt vernietig<strong>en</strong>, dan<br />

verloss<strong>en</strong> we u van uw angst <strong>en</strong> van uw drogbeeld<strong>en</strong>. E<strong>en</strong>s ge van bev<strong>en</strong> bevrijd zijt, moogt<br />

ge u weer vrij beweg<strong>en</strong> in de wereld die e<strong>en</strong>maal uit stof bestaat.”<br />

Zotte Klaas stotterde: “Ontruk mij ge<strong>en</strong> <strong>IJlte</strong>. Ontneem me het verled<strong>en</strong> <strong>en</strong> de toekomst niet:<br />

God<strong>en</strong> werp<strong>en</strong> er schaduw<strong>en</strong> in <strong>IJlte</strong>. Zij zijn er de voorafschaduwing<strong>en</strong> van de m<strong>en</strong>swording<br />

van de god<strong>en</strong>. De m<strong>en</strong>s heeft zijn tocht doorhe<strong>en</strong> de tijd nog niet voleind, maar op het einde<br />

van zijn reis zal zijn lichaam opnieuw naar <strong>IJlte</strong> gaan. Dan gaat de tijd rust<strong>en</strong>, maar na de rust<br />

zull<strong>en</strong> er opnieuw schaduw<strong>en</strong> in <strong>IJlte</strong> verrijz<strong>en</strong>. <strong>IJlte</strong> is de schaduw van wat kom<strong>en</strong> zal!”<br />

De man stond zwijg<strong>en</strong>d uit zijn stoel op. Hij ging de kamer uit. Teg<strong>en</strong> witte frakk<strong>en</strong> in de<br />

gang zei hij: “Te gek om los te lop<strong>en</strong>.”<br />

Verlat<strong>en</strong> in zijn kamer dacht Zotte Klaas aan wie hem thuis wachtte. Door te scheid<strong>en</strong> van het<br />

lev<strong>en</strong> vond hij de weg naar huis. Voor de tunnel des doods hield hij nog ev<strong>en</strong> halt om te<br />

zegg<strong>en</strong>: “Wanneer ik leef, leef ik voor <strong>IJlte</strong>. Wanneer ik sterf, sterf ik voor <strong>IJlte</strong>.”

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!