22.09.2013 Views

Meer over de historie van Oisterwijk - Gemeente Oisterwijk

Meer over de historie van Oisterwijk - Gemeente Oisterwijk

Meer over de historie van Oisterwijk - Gemeente Oisterwijk

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Archeologie en landschap<br />

Tegenwoordig staat <strong>Oisterwijk</strong> bekend om zijn bossen en vennen. Die bossen zijn<br />

allemaal vrij nieuw. Zij wer<strong>de</strong>n sinds ongeveer 1900 aangeplant op <strong>de</strong> hei<strong>de</strong> en<br />

kwamen spontaan op nadat <strong>de</strong> hei<strong>de</strong> niet langer door schapen werd begraasd.<br />

Schapen die in een hei<strong>de</strong>landschap grazen, eten eigenlijk alles liever dan <strong>de</strong> hei<strong>de</strong><br />

zelf, zodat jonge boompjes geen enkele kans krijgen op een hei<strong>de</strong> waarop genoeg<br />

schapen rondlopen. De vennen zijn wel oud en bevin<strong>de</strong>n zich hier al sinds<br />

mensenheugenis. Eeuwenlang hebben <strong>de</strong> <strong>Oisterwijk</strong>se vennen dus in een open<br />

landschap gelegen, met uitgestrekte hei<strong>de</strong>vel<strong>de</strong>n en hier en daar enkele bomen.<br />

Een groot <strong>de</strong>el <strong>van</strong> Noord­Brabant, zeker in het mid<strong>de</strong>n en oosten <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

provincie, heeft er zo uitgezien en ook op an<strong>de</strong>re plekken in dat enorme<br />

hei<strong>de</strong>gebied lagen en liggen vennen. Bij <strong>Oisterwijk</strong> liggen er echter wel<br />

opmerkelijk veel.<br />

Hoe die vennen ooit zijn ontstaan is een vraag waar geleer<strong>de</strong>n lang <strong>over</strong> hebben<br />

gestre<strong>de</strong>n. Ie<strong>de</strong>r had zijn eigen verklaring en die verklaringen kon<strong>de</strong>n heel erg<br />

verschillend zijn. In feite lijkt elk ven zijn eigen geschie<strong>de</strong>nis te hebben en zijn er<br />

dus meer<strong>de</strong>re verklaringen mogelijk. Een belangrijke factor bij het ontstaan <strong>van</strong><br />

al <strong>de</strong>ze vennen was in elk geval <strong>de</strong> wind.<br />

Toen na <strong>de</strong> laatste ijstijd het landschap langzaam ontdooi<strong>de</strong> en weer natter werd,<br />

waren er in eerste instantie nog nauwelijks planten en zeker geen bomen.<br />

Daardoor had <strong>de</strong> wind vrij spel en werd op allerlei plekken het lichtere zand dat<br />

aan <strong>de</strong> oppervlakte lag weggeblazen en een stukje ver<strong>de</strong>r weer op een hoop<br />

neergelegd. We zien dat bij verschillen<strong>de</strong> vennen waar aan <strong>de</strong> (zuid)oostkant – <strong>de</strong><br />

westenwind <strong>over</strong>heerste – een zandheuvel ligt. Een mooi voorbeeld daar<strong>van</strong> is<br />

het Bergh­ of Galgenven, tussen Moergestel en Tilburg. Maar ook <strong>de</strong> hele groep<br />

vennen op <strong>de</strong> Kampina die samen Huisvennen heet, ligt in een <strong>de</strong>els moerassige<br />

kom met natte hei<strong>de</strong> met direct ten oosten daar<strong>van</strong> een aantal forse zandheuvels.<br />

An<strong>de</strong>re vennen kunnen zijn ontstaan als een zogenaam<strong>de</strong> ‘pingo’, een dikke plak<br />

ijs in <strong>de</strong> bevroren bo<strong>de</strong>m (<strong>de</strong> permafrost) <strong>van</strong> <strong>de</strong> ijstijd. Zo’n plak werd elke<br />

winter groter, terwijl hij ’s zomers niet smolt en duw<strong>de</strong> daarom <strong>de</strong> omringen<strong>de</strong><br />

grond langzaam opzij en omhoog. Toen na <strong>de</strong> ijstijd het klimaat warmer werd,<br />

smolt <strong>de</strong> ijsplak <strong>van</strong> <strong>de</strong> pingo wel, waarna een soort ron<strong>de</strong> krater met hoge<br />

ran<strong>de</strong>n <strong>over</strong>bleef, een kuil die natuurlijk al snel vol water kwam te staan. In <strong>de</strong><br />

Ar<strong>de</strong>nnen (Hoge Venen) komen zulke pingo’s voor, maar of ze ook bij ons<br />

bestaan, is niet helemaal dui<strong>de</strong>lijk. Eén ven, re<strong>de</strong>lijk centraal op het grote<br />

hei<strong>de</strong>veld <strong>van</strong> <strong>de</strong> Kampina, heeft er in elk geval <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> vorm voor.<br />

Nog weer een an<strong>de</strong>re verklaring is dat sommige vennen het restant zijn <strong>van</strong> ou<strong>de</strong><br />

rivierlopen. In geval voor een aantal <strong>van</strong> <strong>de</strong> Noord­Brabantse vennen lijkt dit te<br />

kloppen. Het natter wor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> het klimaat na <strong>de</strong> laatste ijstijd had tot gevolg<br />

dat smelt­ en regenwater moest wor<strong>de</strong>n afgevoerd terwijl daarvoor onvoldoen<strong>de</strong><br />

capaciteit bestond. Eeuwenlang was er immers nauwelijks water geweest, alleen<br />

ijs. Het water zocht zich dus ongecontroleerd een weg door het landschap,<br />

waardoor stroompjes en stromen op zoek naar <strong>de</strong> weg <strong>van</strong> <strong>de</strong> minste weerstand<br />

gemakkelijk <strong>van</strong> bedding kon<strong>de</strong>n veran<strong>de</strong>ren. Bovendien wer<strong>de</strong>n al bestaan<strong>de</strong><br />

laagtes (<strong>de</strong>nk aan <strong>de</strong> wind) door stromend water ver<strong>de</strong>r uitgeslepen.<br />

Waar klei of leem in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rgrond zit – en dat is op veel plekken het geval in <strong>de</strong><br />

Brabantse zandgron<strong>de</strong>n – zorgt dit voor een waterdichte bo<strong>de</strong>m. Het water kan<br />

dan niet (ver) in <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rgrond wegzakken en blijft staan (een ven!) of moet<br />

langs <strong>de</strong> oppervlakte wegstromen.


Met het opwarmen<strong>de</strong> klimaat kwam ook <strong>de</strong> vegetatie terug, planten en bomen<br />

namen het land in bezit. In natuurlijke laagtes waar water bleef staan, leid<strong>de</strong> dit<br />

tot het ontstaan <strong>van</strong> veen dat vervolgens als hoogveen boven die laagtes kon<br />

uitgroeien en zich als een grote, doorweekte spons <strong>over</strong> het landschap<br />

verbreid<strong>de</strong>. Overtollig water uit <strong>de</strong>rgelijke hoogveengebie<strong>de</strong>n (‘veenbulten’)<br />

sijpel<strong>de</strong> in stroompjes weg en ver<strong>de</strong>r vorm<strong>de</strong>n <strong>de</strong>rgelijke hoogvenen een obstakel<br />

voor het afstromen<strong>de</strong> oppervlaktewater, zodat ook <strong>de</strong>ze veenvorming <strong>van</strong> invloed<br />

is geweest op <strong>de</strong> ontwikkeling <strong>van</strong> het (micro)reliëf in het landschap. In <strong>de</strong><br />

mid<strong>de</strong>leeuwen wer<strong>de</strong>n veengebie<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> mens ontgonnen, eerst omdat ze<br />

goe<strong>de</strong> landbouwgrond oplever<strong>de</strong>n en later ook voor <strong>de</strong> turf die als brandstof<br />

dien<strong>de</strong>. Ook door dit menselijk ingrijpen kunnen vennen zijn ontstaan op plekken<br />

waar men er wel in slaag<strong>de</strong> om het veen weg te halen, maar niet om <strong>de</strong> laagte<br />

waarin het veen lag droog te hou<strong>de</strong>n.<br />

<strong>Oisterwijk</strong><br />

In 1230 werd <strong>de</strong> ‘vrijheid’ <strong>van</strong> <strong>Oisterwijk</strong> uitgebreid en kregen <strong>de</strong> inwoners<br />

‘stadsrechten’. Dat waren <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> rechten als <strong>de</strong> burgers <strong>van</strong> ’s­Hertogenbosch<br />

had<strong>de</strong>n, met uitzon<strong>de</strong>ring <strong>van</strong> <strong>de</strong> vrijstelling <strong>van</strong> tolbetalingen op <strong>de</strong> Rijn die voor<br />

<strong>de</strong> <strong>Oisterwijk</strong>ers niet er belangrijk zullen zijn geweest. Dit stadsrecht beteken<strong>de</strong><br />

dat <strong>Oisterwijk</strong> in hoge mate zelfbestuur kreeg, met een eigen rechtspraak. Ook<br />

werd <strong>Oisterwijk</strong> <strong>de</strong> hoofdplaats <strong>van</strong> het zogenaam<strong>de</strong> Kwartier <strong>van</strong> <strong>Oisterwijk</strong>, één<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> vier <strong>de</strong>len waarin <strong>de</strong> Meierij <strong>van</strong> Den Bosch bestuurlijk was ver<strong>de</strong>eld. Dit<br />

kwartier reikte <strong>van</strong> Waalwijk en Sint­Michielsgestel tot Hooge Mier<strong>de</strong> en Boxtel.<br />

De plattelandsdorpen en <strong>de</strong> plaatsen die geen eigen rechtspraak had<strong>de</strong>n (die dus<br />

een heerlijkheid vorm<strong>de</strong>n) waren voor hun rechtspraak in eerste instantie<br />

aangewezen op <strong>Oisterwijk</strong>.<br />

De vrijhe<strong>de</strong>n die <strong>Oisterwijk</strong> had gekregen, had<strong>de</strong>n vooral betrekking op <strong>de</strong> han<strong>de</strong>l<br />

en <strong>de</strong> mogelijkheid om markten te hou<strong>de</strong>n. In elk geval <strong>van</strong>af 1353 was er dan<br />

ook een jaarmarkt waarop rondtrekken<strong>de</strong> kooplie<strong>de</strong>n <strong>van</strong> hein<strong>de</strong> en verre naar<br />

<strong>Oisterwijk</strong> kwamen om hun waren aan <strong>de</strong> man te brengen. Naast <strong>de</strong> han<strong>de</strong>l en <strong>de</strong><br />

bedrijvigheid die daarmee gepaard ging, zoals herbergen en kroegen, werd<br />

<strong>Oisterwijk</strong> een centrum <strong>van</strong> leerlooiers en – vooral – wevers. Voor het looien <strong>van</strong><br />

hui<strong>de</strong>n was <strong>van</strong> belang dat er veel open en stromend water voorhan<strong>de</strong>n was, wat<br />

<strong>van</strong> belang was voor <strong>de</strong>ze bezigheid. De wevers zullen zeker in eerste instantie<br />

vooral hebben gewerkt met wol <strong>van</strong> schapen die kon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n gehoed op <strong>de</strong><br />

uitgestrekte hei<strong>de</strong>vel<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> wij<strong>de</strong> omgeving <strong>van</strong> <strong>Oisterwijk</strong>. Later zal ook zijn<br />

gewerkt met geïmporteer<strong>de</strong> wol uit Spanje of Engeland, die <strong>van</strong> betere kwaliteit<br />

was. Dit weven was een individuele bezigheid: mensen had<strong>de</strong>n thuis een<br />

weefgetouw, kochten wol of garen en verwerkten dat zelfstandig tot geweven stof<br />

(‘laken’) die ze dan weer verkochten aan een opkoper.han<strong>de</strong>laar of zelf naar <strong>de</strong><br />

markt brachten. Rond 1500 lijkt <strong>Oisterwijk</strong> vooral een plaats <strong>van</strong> wevers te zijn<br />

geweest, zozeer zelfs dat een Tilburgse marktbezoeker die zich kwaad maakte<br />

‘wever’ als scheldwoord voor een <strong>Oisterwijk</strong>er kon gebruiken.<br />

Hoewel <strong>Oisterwijk</strong> nooit groot werd wat betreft het aantal inwoners, kreeg het dus<br />

al vroeg een ste<strong>de</strong>lijk karakter met een bestuurlijke centrumfunctie, een regionaal<br />

belangrijke markt en een bevolking die hoofdzakelijk bestond uit ambachtslie<strong>de</strong>n<br />

(wevers). In <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> eeuw werd <strong>Oisterwijk</strong> herhaal<strong>de</strong> malen geplun<strong>de</strong>rd,<br />

eerst door groepen soldaten uit Gelre (Gel<strong>de</strong>rland, toen nog een ‘an<strong>de</strong>r land’ dan<br />

Brabant) en had vervolgens veel te lij<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Tachtigjarige Oorlog (1568­1648)<br />

waarin <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse provincies in opstand kwamen tegen <strong>de</strong> koning <strong>van</strong> Spanje<br />

(die ook Ne<strong>de</strong>rland en België regeer<strong>de</strong>). Met grote regelmaat wer<strong>de</strong>n toen<br />

legereenhe<strong>de</strong>n <strong>van</strong> verschillen<strong>de</strong> partijen in <strong>Oisterwijk</strong> ingekwartierd. Dat<br />

beteken<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> soldaten (en hun paar<strong>de</strong>n) on<strong>de</strong>rdak en eten en drinken<br />

moesten krijgen op kosten <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>Oisterwijk</strong>ers. Op an<strong>de</strong>re momenten werd het


stadje door voorbijtrekken<strong>de</strong> legers geplun<strong>de</strong>rd of moest er juist erg veel geld<br />

(‘losgeld’) wor<strong>de</strong>n betaald om plun<strong>de</strong>ring te voorkomen. Dit alles bracht natuurlijk<br />

grote scha<strong>de</strong> toe, niet alleen aan huizen en an<strong>de</strong>re gebouwen en aan <strong>de</strong><br />

landbouwgron<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> omgeving, maar ook aan <strong>de</strong> han<strong>de</strong>l die vrijwel tot<br />

stilstand kwam.<br />

In 1648 kwam er met <strong>de</strong> Vre<strong>de</strong> <strong>van</strong> Munster weer rust, maar <strong>Oisterwijk</strong> herstel<strong>de</strong><br />

niet meer <strong>van</strong> <strong>de</strong> opgelopen scha<strong>de</strong>. Toen het economische leven in <strong>de</strong> regio weer<br />

aantrok, was het Tilburg dat <strong>de</strong> centrumfunctie <strong>van</strong> weverij en textielnijverheid<br />

<strong>over</strong>nam. <strong>Oisterwijk</strong> werd meer een boerendorp waar alleen op termijn het looien<br />

<strong>van</strong> leer weer belangrijker werd. Daarnaast was er in <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw wat<br />

kleinschalige bedrijvigheid in <strong>de</strong> vorm <strong>van</strong> een touwslagerij, een roodververij<br />

(voor het verven <strong>van</strong> wollen stoffen) en een kaarsenfabriekje.<br />

Toen <strong>Oisterwijk</strong> in 1865 aan <strong>de</strong> spoorlijn kwam te liggen en een station kreeg,<br />

profiteer<strong>de</strong> vooral <strong>de</strong> leernijverheid daar<strong>van</strong>. Er kwamen meer looierijen en een<br />

aantal looiers begon ook schoenen te maken. Dit waren allemaal erg kleine<br />

bedrijfjes en rond 1870 zou<strong>de</strong>n er in <strong>Oisterwijk</strong> 32 leerlooierijen en acht<br />

schoenfabriekjes zijn geweest. Veel <strong>van</strong> die bedrijfjes beston<strong>de</strong>n maar kort en<br />

toen door <strong>de</strong> mechanisatie (stoommachines) <strong>de</strong> vereiste investeringen steeds<br />

groter wer<strong>de</strong>n, verdwenen <strong>de</strong> kleintjes en bleven slechts enkele grote bedrijven<br />

<strong>over</strong>. Een an<strong>de</strong>re vrij kleinschalige bedrijfstak die eind negentien<strong>de</strong> eeuw opkwam<br />

en in <strong>de</strong> twintigste eeuw ook weer volledig verdween bestond uit het maken <strong>van</strong><br />

sigaren, een industrie die ook in <strong>de</strong> omgeving <strong>van</strong> Eindhoven een belangrijke bron<br />

<strong>van</strong> inkomsten is geweest.<br />

Iets an<strong>de</strong>rs wat <strong>de</strong> nieuwe spoorverbinding naar <strong>Oisterwijk</strong> bracht, waren mensen<br />

die het wel zagen zitten om zich ‘buiten’ in <strong>de</strong> vrije natuur te vestigen. Wie het<br />

zich kon veroorloven te rentenieren of wie voor zijn werk in elk geval niet<br />

voortdurend in <strong>de</strong> grote stad hoef<strong>de</strong> te zijn, kon (goedkoop) een stuk grond<br />

kopen en daarop een villa bouwen en ruim en lan<strong>de</strong>lijk gaan wonen. De trein<br />

zorg<strong>de</strong> ervoor dat men dan toch niet geïsoleerd was. Van bossen was toen nog<br />

nauwelijks sprake, want ook het <strong>over</strong>grote <strong>de</strong>el <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>Oisterwijk</strong>se bossen is pas<br />

na 1900 als productiebos aangeplant om te voorzien in hout voor <strong>de</strong> kolenmijnen<br />

en voor <strong>de</strong> papierproductie. De hei<strong>de</strong> en vennen waren er natuurlijk wel en<br />

bepaal<strong>de</strong>n, naast <strong>de</strong> landbouwgron<strong>de</strong>n, het landschap.<br />

Op termijn zorg<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze instroom <strong>van</strong> nieuwe bewoners er ook voor dat <strong>Oisterwijk</strong><br />

werd ont<strong>de</strong>kt door het toerisme. Ook dat was een vrij nieuwe uitvinding. In <strong>de</strong><br />

zeventien<strong>de</strong> en <strong>de</strong> achttien<strong>de</strong> eeuw kon<strong>de</strong>n alleen heel rijke mensen het zich<br />

veroorloven lange en verre reizen te maken. Het hoor<strong>de</strong> toen bij <strong>de</strong> opvoeding<br />

<strong>van</strong> rijke jonge mannen (en soms ook vrouwen) om een reis langs cultuurste<strong>de</strong>n<br />

en door Italië te maken, maar dat was maar voor weinig mensen weggelegd. In<br />

<strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft <strong>van</strong> <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw maakten <strong>de</strong> trein en grote<br />

stoomschepen het voor steeds meer mensen mogelijk om te reizen en zo rond<br />

1900 werd dit op wat kleinere schaal steeds algemener. Het gunstige effect <strong>van</strong><br />

‘frisse lucht’ en het ‘vrije landleven’ werd ont<strong>de</strong>kt en mensen uit <strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n<br />

trokken erop uit om te wan<strong>de</strong>len en <strong>van</strong> <strong>de</strong> natuur te genieten. In eerste instantie<br />

‘profiteer<strong>de</strong>n’ hier<strong>van</strong> natuurlijk plaatsen die <strong>van</strong>uit <strong>de</strong> grote ste<strong>de</strong>n als<br />

Amsterdam, Rotterdam en Den Haag met trein of tram voor een dagtochtje<br />

bereikbaar waren, maar met <strong>de</strong> toename <strong>van</strong> <strong>de</strong> mobiliteit werd zo rond 1930 ook<br />

<strong>Oisterwijk</strong> een echte toeristenplaats. Uit die tijd moet ook <strong>de</strong> bijnaam ‘Parel <strong>van</strong><br />

Brabant’ stammen, die werd gebruikt om reclame te maken en waar<strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

oudste vermelding op papier die we kennen dateert uit 1939.<br />

Kernen en gehuchten


Het centrum <strong>van</strong> <strong>Oisterwijk</strong> bestaat nog steeds dui<strong>de</strong>lijk uit twee kernen: het<br />

Kerkplein waar <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwse kerk stond die in <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw werd<br />

ver<strong>van</strong>gen door <strong>de</strong> huidige kerk met zijn markante koepel, en <strong>de</strong> Lind, een<br />

langgerekt driehoekig plein. Rond <strong>de</strong> kerk ontstond al vroeg een vrij dichte<br />

bewoning en <strong>de</strong> verbre<strong>de</strong> Lind is karakteristiek voor een han<strong>de</strong>lsne<strong>de</strong>rzetting. Op<br />

het langgerekte plein kon<strong>de</strong>n han<strong>de</strong>laren hun karren en rijtuigen naast elkaar<br />

opstellen, met <strong>de</strong> trekdieren naar <strong>de</strong> huizen toe. De <strong>Oisterwijk</strong>se Lind is een<br />

bijzon<strong>de</strong>r goed bewaard voorbeeld <strong>van</strong> zo’n soort marktplein. Deze bei<strong>de</strong> kernen<br />

waren door lintbebouwing met elkaar verbon<strong>de</strong>n. Oorspronkelijk lag ten<br />

(zuid)oosten <strong>van</strong> <strong>de</strong> Lind nog het mottekasteel Ter Burgt, maar dit zal snel in<br />

verval zijn geraakt nadat <strong>de</strong> hertog <strong>van</strong> Brabant <strong>de</strong> macht <strong>van</strong> <strong>de</strong> kasteelheren<br />

had <strong>over</strong>genomen.<br />

Noor<strong>de</strong>lijk <strong>van</strong> het Kerkplein ligt aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant <strong>van</strong> <strong>de</strong> spoorlijn het ou<strong>de</strong><br />

buurtschap Kerkhoven dat al in 1380 voor het eerst werd vermeld. Nu is het een<br />

buitenwijk <strong>van</strong> <strong>Oisterwijk</strong> gewor<strong>de</strong>n, maar oorspronkelijk was het een<br />

boerengehucht dat werd omgeven door zijn akkers en waar zich al vroeg een<br />

windmolen bevond. Langs <strong>de</strong> Kerkhovenseweg staan nog een aantal ou<strong>de</strong>re<br />

boer<strong>de</strong>rijen met hun bijgebouwen en erfbeplanting en is een <strong>de</strong>el <strong>van</strong> het ou<strong>de</strong><br />

dorpsbeeld nog bewaard.<br />

Een kleine vijf kilometer ten oosten <strong>van</strong> Moergestel en ongeveer even ver ten<br />

zuidoosten <strong>van</strong> <strong>Oisterwijk</strong> ligt het gehucht De Logt. Ook dit ligt temid<strong>de</strong>n <strong>van</strong> zijn<br />

ou<strong>de</strong> akkers en natte wei<strong>de</strong>n aan het stroompje <strong>de</strong> Heiloop. Alles wijst erop dat<br />

ook dit een gehucht is met een mid<strong>de</strong>leeuwse oorsprong, al zijn tegenwoordig alle<br />

huizen niet meer dan een eeuw oud. De Locht bestaat uit een driehoekig plein bij<br />

een splitsing <strong>van</strong> wegen en een aantal versprei<strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rijen.<br />

Tussen <strong>Oisterwijk</strong> en Tilburg liggen Hoog­ en Laag­Heukelom, nu <strong>van</strong> elkaar<br />

geschei<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> spoorlijn. Ook Hoog­Heukelom heeft nog een mooi driehoekig<br />

plein waar wegen uit verschillen<strong>de</strong> richtingen samenkomen. Vanaf ongeveer 1850<br />

werd <strong>de</strong> Heukelomseweg richting Enschot <strong>de</strong> doorgaan<strong>de</strong> verbinding die<br />

aansluiting bood op <strong>de</strong> nieuwe weg <strong>van</strong> Tilburg naar ’s­Hertogenbosch waarna<br />

langs <strong>de</strong>ze weg een gesprei<strong>de</strong> lintbebouwing ontstond met fraaie<br />

langgevelboer<strong>de</strong>rijen uit <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> helft <strong>van</strong> <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw. Laag­<br />

Heukelom ligt op <strong>de</strong> dalrand <strong>van</strong> <strong>de</strong> Voorste Stroom ter hoogte <strong>van</strong> een plek waar<br />

die rivier doorwaadbaar moet zijn geweest. Mogelijk dateren <strong>de</strong>ze gehuchten – of<br />

in elk geval <strong>de</strong> ‘Heukelomse gemeenschap’ – al uit <strong>de</strong> vroeg mid<strong>de</strong>leeuwen.<br />

Het gehucht Vinkenberg ten zui<strong>de</strong>n <strong>van</strong> Moergestel ligt op <strong>de</strong> zandrug die <strong>de</strong><br />

Reusel scheidt <strong>van</strong> <strong>de</strong> Leij (Voorste Stroom). Via <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> Alhoemsche brug <strong>over</strong><br />

<strong>de</strong> Reusel had<strong>de</strong>n <strong>de</strong> boeren <strong>van</strong> <strong>de</strong> Vinkenberg toegang tot <strong>de</strong> broeklan<strong>de</strong>n aan<br />

<strong>de</strong> oostkant <strong>van</strong> <strong>de</strong> Reusel (Het Broek). Eind negentien<strong>de</strong>, begin twintigste eeuw<br />

ontstond ook hier enige lintbebouwing langs <strong>de</strong> doorgaan<strong>de</strong> wegen.<br />

Nog weer wat zui<strong>de</strong>lijker op <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zandrug lagen <strong>de</strong> gehuchten Heizen en<br />

Broekzij<strong>de</strong>. Heizen had een eigen ‘gemeint’, waar<strong>van</strong> <strong>de</strong> naburen zeer lang het<br />

eigendomsrecht hebben behou<strong>de</strong>n. Hierdoor kwam het in 1863 tot een besluit<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeenteraad <strong>van</strong> Moergestel waarbij <strong>de</strong> Af<strong>de</strong>ling Heize werd gesticht,<br />

een soort on<strong>de</strong>raf<strong>de</strong>ling <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente met een eigen begroting en rekening.<br />

De boeren <strong>van</strong> Heize hiel<strong>de</strong>n zeggenschap <strong>over</strong> <strong>de</strong> gemeint tot 1933. Toen<br />

wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> ruilverkaveling ver<strong>de</strong>eld. De an<strong>de</strong>r gemeinten <strong>van</strong><br />

Moergestel (Kerkeyn<strong>de</strong>), Over het Water (bij <strong>de</strong> Hild) en Heuvel waren al eer<strong>de</strong>r<br />

in han<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> gemeente <strong>over</strong>gegaan en ver<strong>de</strong>eld. In het gehucht Heizen ligt


<strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij De Vrijhoef die al in 1433 bestond en eigendom was <strong>van</strong> <strong>de</strong> Tafel <strong>van</strong><br />

<strong>de</strong> Heilige Geest (<strong>de</strong> armenzorg) te ’s­Hertogenbosch.<br />

Ook <strong>over</strong> <strong>de</strong> genoem<strong>de</strong> zandrug en weg <strong>van</strong> <strong>de</strong> Reusel loopt <strong>van</strong>af De Vinkenberg<br />

naar Biest­Houtakker <strong>de</strong> Heuvelstraat. Over <strong>de</strong> hele lengte <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze straat<br />

bevindt zich gesprei<strong>de</strong> lintbebouwing <strong>van</strong> boer<strong>de</strong>rijen met akkers die hier<br />

waarschijnlijk <strong>van</strong>af <strong>de</strong> veertien<strong>de</strong> eeuw zullen zijn ontgonnen.<br />

Het gebied aan <strong>de</strong> oostkant <strong>van</strong> <strong>de</strong> Reusel lag lager en was dus ook natter, maar<br />

ook hier ontston<strong>de</strong>n al in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen op <strong>de</strong> drogere plekken gehuchten<br />

zoals Hild en Heikant. Dit gebied, dat door <strong>de</strong> Reusel werd geschei<strong>de</strong>n <strong>van</strong><br />

Moergestel en <strong>de</strong> grotere gehuchten, werd ‘Over het Water’ genoemd en had ook<br />

een eigen gemeint die waarschijnlijk lag bij Heiligenboom (bij het huidige café het<br />

Draaiboompje), het Hildsven en het Allemansven. Heiligenboom ligt aan <strong>de</strong> ou<strong>de</strong><br />

verbindingdweg <strong>van</strong> Moergestel naar Oirschot en ook hier vond tussen ongeveer<br />

1850 en 1950 lintbebouwing plaats.<br />

Misschien was bij Heiligenboom ooit een heiligenbeeldje in een boom geplaatst.<br />

Ook <strong>de</strong> naam het Stokske, ten noor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> Moergestel, duidt op een kapelletjes<br />

in <strong>de</strong> vorm <strong>van</strong> een houten kast op een boomstronk of paal (<strong>de</strong> stok).<br />

Moergestel<br />

Kerk<br />

Moergestel wordt voor het eerst genoemd in een oorkon<strong>de</strong> uit 1147. De plaats<br />

heette toen Gestele. Pas veel later werd het element moer toegevoegd om <strong>de</strong><br />

naam te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n <strong>van</strong> an<strong>de</strong>re ‘gestels’ in <strong>de</strong> wij<strong>de</strong>re omgeving. De betekenis<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> naam Gestel is ‘hogere, zandige grond in een vochtig gebied’, moer is een<br />

aanduiding voor veen of voor een gebied waar turf wordt gewonnen.<br />

De vermelding in 1147 heeft betrekking op ‘het dorp Gestel’ en komt uit een<br />

oorkon<strong>de</strong> waarmee Paus Eugenius III uitspreekt dat hij het Sint­Janskapittel in<br />

Luik in bescherming neemt, en ook alle bezittingen <strong>van</strong> dat kapittel. Een kapittel<br />

is een groep priesters die samen in een soort kloostergemeenschap (maar het is<br />

geen echt klooster) aan een kerk zijn verbon<strong>de</strong>n om in die kerk te zorgen voor <strong>de</strong><br />

dagelijkse gebe<strong>de</strong>n en gezangen. Zo’n kapittel had bezittingen (meestal<br />

schenkingen) waaruit inkomsten kwamen. Het dorp Moergestel was toen dus zo’n<br />

bezit <strong>van</strong> het Sint­Janskapittel in Luik.<br />

Of er in Moergestel ook al een kerk was, is niet dui<strong>de</strong>lijk. In 1225 is dat wel het<br />

geval, want dan wordt een priester <strong>van</strong> Moergestel genoemd en in 1228 is er<br />

sprake <strong>van</strong> ‘<strong>de</strong> kerk <strong>van</strong> Gestel’. Dat <strong>de</strong>ze kerk werd gesticht <strong>van</strong>uit Luik, blijkt uit<br />

<strong>de</strong> patroonheilige die <strong>de</strong> kerk kreeg en die <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> is als die <strong>van</strong> het Luikse<br />

kapittel: Johannes <strong>de</strong> Doper, ofwel in dit geval ‘Sint­Jan Onthoofding’.<br />

In 1334 wer<strong>de</strong>n een heleboel bezittingen <strong>van</strong> het Luikse kapittel <strong>over</strong>gedragen<br />

aan <strong>de</strong> jongere norbertijner abdij in Tongerlo. Voortaan wer<strong>de</strong>n <strong>van</strong>uit <strong>de</strong>ze abdij<br />

<strong>de</strong> pastoors <strong>van</strong> Moergestel benoemd, net zoals dat ook het geval was in<br />

bijvoorbeeld Enschot, Haaren en Tilburg. In Moergestel bleef dit het geval tot<br />

1838. Wel kwam na <strong>de</strong> inname <strong>van</strong> ’s­Hertogenbosch door Fre<strong>de</strong>rik Hendrik in<br />

1629 <strong>de</strong> kerk in protestantse han<strong>de</strong>n, zodat <strong>de</strong> pastoors hun werk voortaan in en<br />

<strong>van</strong>uit een schuilkerk moesten doen. In het begin was dit verbo<strong>de</strong>n en moest het<br />

dus stiekem gebeuren, maar al gauw werd het toegestaan, tegen betaling <strong>van</strong><br />

een soort belasting. Dit veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> pas nadat in 1795 <strong>de</strong> Fransen in Ne<strong>de</strong>rland<br />

waren binnengevallen en eerst <strong>de</strong> godsdienstvrijheid en vervolgens <strong>de</strong> scheiding<br />

<strong>van</strong> kerk en staat invoer<strong>de</strong>n. Overal waar <strong>de</strong> katholieken in <strong>de</strong> meer<strong>de</strong>rheid<br />

waren, probeer<strong>de</strong>n zij toen hun ou<strong>de</strong> kerkgebouwen weer terug te krijgen. In


Moergestel lukte dit niet meteen duur<strong>de</strong> het tot 1809 voordat <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> kerk weer<br />

katholiek werd. Voor <strong>de</strong> protestanten werd een nieuw kerkje gebouwd.<br />

Geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> tijd dat het kerkgebouw door <strong>de</strong> protestanten als kerk werd<br />

gebruikt, dien<strong>de</strong> het koorge<strong>de</strong>elte ook als bewaarplaats voor <strong>de</strong> archieven <strong>van</strong> het<br />

dorp. Dit was niet ongebruikelijk. Op veel plaatsen was het koor <strong>van</strong> <strong>de</strong> kerk met<br />

een houten tussenwand afgeschei<strong>de</strong>n en dien<strong>de</strong> het als verga<strong>de</strong>rplaats voor het<br />

dorpsbestuur en als opslagplaats voor het archief. Het ou<strong>de</strong> kerkgebouw werd in<br />

1879 grondig gerestaureerd en bleef in gebruik tot 1931. Toen werd het gesloopt<br />

en werd aan <strong>de</strong> rond 1500 gebouw<strong>de</strong> toren <strong>de</strong> huidige Moergestelse kerk<br />

gebouwd.<br />

Heerlijkheid<br />

In <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen was Moergestel een zogenaam<strong>de</strong> heerlijkheid. In 1347 droeg<br />

een zekere Beerte <strong>van</strong> <strong>de</strong>n Dorpe, <strong>de</strong> vrouw <strong>van</strong> ‘<strong>de</strong> Heer <strong>van</strong> Bauterkens’, <strong>de</strong><br />

heerlijkheid op aan <strong>de</strong> hertog <strong>van</strong> Brabant, die hem vervolgens aan Beerte in leen<br />

gaf. Vóór 1347 lijkt <strong>de</strong> heerlijkheid Moergestel in het bezit te zijn geweest <strong>van</strong><br />

‘heren <strong>van</strong> Gestel’, waar<strong>van</strong> we uit <strong>de</strong>ze perio<strong>de</strong> een Willem en een Jan met naam<br />

kennen. Beerte <strong>van</strong> <strong>de</strong>n Dorpe erf<strong>de</strong> <strong>de</strong> heerlijkheid en zal (als vrouw) <strong>de</strong> druk<br />

<strong>van</strong> <strong>de</strong> hertog niet kunnen hebben weerstaan om er afstand <strong>van</strong> te doen, wat<br />

resulteer<strong>de</strong> in <strong>de</strong> leenverhouding die zij aanging. Wat zij precies in leen kreeg,<br />

waren <strong>de</strong> lagere en <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>lbare heerlijkheid. De hoge heerlijkheid – het recht<br />

om <strong>de</strong> doodstraf op te leggen – behield <strong>de</strong> hertog voor zichzelf.<br />

Later in <strong>de</strong> veertien<strong>de</strong> eeuw, in 1384, was <strong>de</strong> heerlijkheid Moergestel in het bezit<br />

(als leen) <strong>van</strong> Johan <strong>van</strong> <strong>de</strong>r Leck, heer <strong>van</strong> Breda. In <strong>de</strong> zestien<strong>de</strong> eeuw werd<br />

baron Schets <strong>van</strong> Grobbendonk leenheer en in 1560 kreeg Jasper Schets <strong>van</strong><br />

koning Philips II (als hertog <strong>van</strong> Brabant) <strong>de</strong> hoge heerlijkheid <strong>van</strong> Moergestel als<br />

on<strong>de</strong>rpand voor een lening <strong>van</strong> 1300 pond. Zo werd dus <strong>de</strong> heerlijkheid (<strong>de</strong><br />

rechtsmacht) weer één geheel. De heren die <strong>de</strong>ze rechtsmacht uitoefen<strong>de</strong>n en die<br />

dus ‘heer <strong>van</strong> Moergestel’ waren, verbleven zel<strong>de</strong>n of nooit in het dorp. Zij<br />

wer<strong>de</strong>n vertegenwoordigd door een schout (later ook drossaard of officier<br />

genoemd) die toezag op het bestuur en <strong>de</strong> rechtspraak.<br />

Tot in 1811 werd in Moergestel recht gesproken door een schepenbank (of<br />

dingbank) die bestond uit zeven schepenen waar<strong>van</strong> er één optrad als voorzitter<br />

(presi<strong>de</strong>nt). In 1811 werd in het nieuwe Koninkrijk <strong>de</strong>r Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>n een centrake<br />

rechtspraak ingevoerd.<br />

Molens en hoeve<br />

Al in 1280 is voor het eerst sprake <strong>van</strong> een molen in Moergestel. Jan <strong>van</strong> Gestel,<br />

heer <strong>van</strong> Moergestel, verkocht toen zijn molen in Gestel aan Wouter <strong>de</strong> Bie. Eind<br />

vijftien<strong>de</strong> eeuw stond <strong>de</strong> molen nog in ‘<strong>de</strong>n molenacker in die Heyense ackeren<br />

aen die broeczij<strong>de</strong>’. In 1852 werd <strong>de</strong> molen afgebroken en dichter bij het dorp op<br />

<strong>de</strong> Vinkenberg weer opgebouwd. Op die plaats staat <strong>de</strong> molen nu nog. In zijn<br />

huidige vorm is <strong>de</strong> molen zeker niet ou<strong>de</strong>r dan (het begin <strong>van</strong>) <strong>de</strong> achttien<strong>de</strong><br />

eeuw. Net als bij an<strong>de</strong>re houten gebouwen werd ook aan molens voortdurend <strong>van</strong><br />

alles vernieuwd wanneer dit nodig was en bovendien wer<strong>de</strong>n molens regelmatig<br />

vernieuwd naarmate <strong>de</strong> techniek <strong>van</strong> <strong>de</strong> molenbouw zich ontwikkel<strong>de</strong>.<br />

Bij <strong>de</strong> verhuizing <strong>van</strong> <strong>de</strong> molen in 1852 wordt <strong>de</strong>ze uitgebreid met een extra<br />

(<strong>de</strong>r<strong>de</strong>) koppel maalstenen waarmee schors <strong>van</strong> eiken en an<strong>de</strong>re boomsoorten<br />

wordt gemalen ten behoeve <strong>van</strong> <strong>de</strong> leerlooierij. Naast boomschors werd ook<br />

zogenaam<strong>de</strong> ‘hegschors’ gemalen, jonge twijgen die <strong>van</strong> bomen en heggen waren<br />

gesnoeid.


In <strong>de</strong> negentien<strong>de</strong> eeuw bevond zich ook nog een watermolen op het Stokeind<br />

aan <strong>de</strong> Reusel. Deze werd afgebroken in 1879. Ook in <strong>de</strong>ze watermolen werd<br />

schors gemalen. De looiers voor wie <strong>de</strong>ze schors in bei<strong>de</strong> molens werd gemalen,<br />

woon<strong>de</strong>n in <strong>Oisterwijk</strong> en Moergestel.<br />

Ook <strong>van</strong> enkele an<strong>de</strong>re gebouwen is bekend dat zij een lange voorgeschie<strong>de</strong>nis<br />

hebben. Een ou<strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij waar<strong>over</strong> veel bekend is, is ‘De Vrije Hoeve’ aan <strong>de</strong><br />

Zelt die al in 1433 voor het eerst wordt genoemd en die toen zeker al geruime<br />

tijd bestond. Dit was één <strong>van</strong> <strong>de</strong> 29 hoeven die <strong>de</strong> Bossche Armentafel (het<br />

Geefhuis) toen bezat. In 1736 brand<strong>de</strong> <strong>de</strong> hoeve met bijgebouwen tot op <strong>de</strong><br />

grond toe af en werd zij volledig herbouwd. In 1750 verkocht het Bossche<br />

Geefhuis <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij aan <strong>de</strong> broers Johannes en Anthony <strong>van</strong> Hanswijck. In 1789<br />

kwam <strong>de</strong> boer<strong>de</strong>rij in het bezit <strong>van</strong> <strong>de</strong> familie Van <strong>de</strong> Wouw.<br />

Kasteel<br />

Aangezien <strong>de</strong> heren <strong>van</strong> <strong>de</strong> heerlijkheid Moergestel al sinds <strong>de</strong> latere<br />

mid<strong>de</strong>leeuwen niet of nauwelijks in die plaats verbleven, is er ook geen echt<br />

kasteel. Wel zijn er enkele grote hoeven die blijkbaar al vroeg in steen waren<br />

gebouwd en door een gracht wer<strong>de</strong>n omgeven. Bovendien bestaat er een legen<strong>de</strong><br />

<strong>over</strong> een verdwenen kasteel dat in Het Broek ten zuidoosten <strong>van</strong> het dorp moet<br />

hebben gestaan. Een kleine eeuw gele<strong>de</strong>n zou hier, ten zui<strong>de</strong>n <strong>van</strong> het gehucht<br />

Den Hild en het Hildsven, nog het restant zichtbaar zijn geweest <strong>van</strong> een gracht<br />

met op het binnenterrein een heuvel en resten <strong>van</strong> steenpuin. Deze plek heette<br />

toen nog ‘Kasteelsheuvel’. Volgens <strong>de</strong> <strong>over</strong>levering zou daar ‘Johanna <strong>van</strong> <strong>de</strong>r<br />

Leek’ hebben gewoond, een naam die kan verwijzen naar <strong>de</strong> familie Van <strong>de</strong>r Leck<br />

die in <strong>de</strong> vijftien<strong>de</strong> eeuw <strong>de</strong> heerlijkheid bezat.<br />

Iets ten noor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> dorpskom en nu aan <strong>de</strong> rand <strong>van</strong> het dorp lag in elk<br />

geval al in 1631 een ‘omwater<strong>de</strong> huysinge’ met <strong>de</strong> naam ‘Nieuwenhof’. Deze<br />

hoeve was toen in het bezit <strong>van</strong> juffrouw Anna <strong>van</strong> Hambroeck, vrouwe <strong>van</strong><br />

Jekschot (en dochter <strong>van</strong> jonker Johan <strong>van</strong> Hambroeck en Elisabeth <strong>van</strong> Brecht).<br />

In <strong>over</strong>leg met bisschop Ophovius <strong>van</strong> ’s­Hertogenbosch nam zij in dat jaar een<br />

aantal Bossche weesmeisjes tij<strong>de</strong>lijk op in haar huis te Moergestel. Anna <strong>van</strong><br />

Hambroeck is 16 maart 1660 te Oirschot <strong>over</strong>le<strong>de</strong>n, waarna begin 1661 <strong>de</strong><br />

Nieuwenhof werd verkocht. Aan <strong>de</strong> functie <strong>van</strong> weeshuis zal toen een ein<strong>de</strong> zijn<br />

gekomen en <strong>de</strong> hoeve veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> daarna nog enige malen <strong>van</strong> eigenaar om in<br />

1761 verkocht aan Marcellus Bles, <strong>de</strong> nieuwe heer <strong>van</strong> Moergestel. Nu kreeg het<br />

huis dus voor ongeveer een eeuw <strong>de</strong> functie <strong>van</strong> ‘kasteel’, al zou landhuis een<br />

betere term zijn.<br />

Uitein<strong>de</strong>lijk vestig<strong>de</strong>n zich in 1840 <strong>de</strong> Zusters <strong>van</strong> Lief<strong>de</strong> (uit het moe<strong>de</strong>rhuis te<br />

Tilburg) in <strong>de</strong> Nieuwenhof en werd het geheel een klooster.<br />

Sterk vergelijkbaar hiermee is het omwaterd huis dat ooit bekend stond als het<br />

‘Huys <strong>van</strong> Joncker Cock’ en dat we nu kennen als ‘Hoogenhuizen’, gelegen ten<br />

oosten <strong>van</strong> het dorp aan <strong>de</strong> <strong>over</strong>kant <strong>van</strong> <strong>de</strong> Reusel.<br />

Heukelom<br />

Bij Laag Heukelom bevond zich al in <strong>de</strong> mid<strong>de</strong>leeuwen een watermolen in <strong>de</strong><br />

Voorste Stroom. Het beken<strong>de</strong> café <strong>van</strong> Mie Pieters is daar als het ware het<br />

‘restant’ <strong>van</strong>. Eind zeventien<strong>de</strong> eeuw werd <strong>de</strong> molen omschreven als ‘een<br />

korenmolen, olie­ en vol­molens’. Er werd dus niet alleen graan gemalen, maar<br />

ook olie uit za<strong>de</strong>n geperst en wollen stoffen gevold (dit gebeur<strong>de</strong> door houten<br />

hamers op het natte weefsel te laten slaan, waardoor het weefsel dichter wordt<br />

en ge<strong>de</strong>eltelijk vervilt).


Eind achttien<strong>de</strong> eeuw wordt er gesproken <strong>van</strong> een ‘water­ en paar<strong>de</strong>nmolen’.<br />

Blijkbaar was er dus een paar<strong>de</strong>n­ of rosmolen toegevoegd. om min<strong>de</strong>r<br />

afhankelijk te zijn <strong>van</strong> <strong>de</strong> aanvoer <strong>van</strong> water. In een rosmolen lopen paar<strong>de</strong>n of<br />

muilezels rondjes waarbij zij een centrale, verticale as rondtrekken en zo het<br />

maalwerk aandrijven.<br />

Ten noor<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong>ze watermolen lag op <strong>de</strong> dalrand <strong>van</strong> <strong>de</strong> Stroom (nu tussen<br />

<strong>de</strong> <strong>Oisterwijk</strong>se Baan en <strong>de</strong> spoorlijn) een leengoed met <strong>de</strong> naam Ten Ein<strong>de</strong>. Het<br />

gebiedje heette ook wel ‘ten Bijgaard’ en vormt een min of meer rechthoekige<br />

verhoging in het landschap waar <strong>de</strong> wegen omheen lopen. De oudste beken<strong>de</strong><br />

bezitter <strong>van</strong> dit ‘Goed ten Ein<strong>de</strong>’ is in <strong>de</strong> veertien<strong>de</strong> eeuw Wouter <strong>van</strong> Goirle, zoon<br />

<strong>van</strong> Wouter <strong>van</strong> Goirle. Hij had het met Jan <strong>de</strong> Jonge <strong>van</strong> Heus<strong>de</strong>n geruild tegen<br />

een an<strong>de</strong>r stuk grond.<br />

Vervolgens wordt het Goed ten Ein<strong>de</strong> gekocht door Jan Wolffaerts waarna het kort<br />

na het mid<strong>de</strong>n <strong>van</strong> <strong>de</strong> vijftien<strong>de</strong> eeuw door vererving in bezit komt <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

rid<strong>de</strong>rlijke familie Back die nog meer bezittingen had in <strong>Oisterwijk</strong> en ook een<br />

hoeve bezaten in Tilburg (Westtilburg). Back was ook eigenaar <strong>van</strong> <strong>de</strong><br />

watermolen in Heukelom. Rond 1530 bracht het huwelijk met een erfdochter <strong>van</strong><br />

Jan Back dit goed in het bezit <strong>van</strong> Wolfert <strong>van</strong> Bre<strong>de</strong>ro<strong>de</strong>. De Hoeve ten Ein<strong>de</strong><br />

wordt dan omschreven als een schaapskooi. Weer later (in 1641) wordt in officiële<br />

stukken gesproken <strong>van</strong> twee hoeven, <strong>de</strong> ene ‘ten Ein<strong>de</strong>’ en <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re ‘ten<br />

Bijgaard’. De twee lijken wel nog steeds een aaneengesloten geheel te vormen.<br />

Eind zeventien<strong>de</strong> eeuw wordt <strong>de</strong> familie Van Doerne (‘Van Deurne’, heren <strong>van</strong><br />

Asten) bezitter <strong>van</strong> <strong>de</strong> helft <strong>van</strong> <strong>de</strong> ‘hoeve ten Ein<strong>de</strong>’.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!