Darde Klokke nr 157 - Historische Kring Ommen
Darde Klokke nr 157 - Historische Kring Ommen
Darde Klokke nr 157 - Historische Kring Ommen
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Van de redactie<br />
Met het naderen van de jaarwisseling heeft u thans voor u het jongste nummer van de <strong>Darde</strong><br />
<strong>Klokke</strong>. Het is ook tegelijk het laatste nummer van het jaar 2010.<br />
Dit tijdschrift is er voor belangstellenden voor de (plaatselijke) geschiedenis. Met dit keer<br />
onder anderen interessante bijdragen over een Elfstedentochtwinnaar, een oud-Ommer<br />
bakker, de melkbus en gevaarlijke raketten in en rond <strong>Ommen</strong>..<br />
Veel leesplezier!<br />
Het zal niemand zijn opgevallen en de werkwijze wordt er ook niet anders van, maar de<br />
structuur van De <strong>Darde</strong> <strong>Klokke</strong> is enigszins gewijzigd.<br />
Ontstaan in de zeventiger jaren van de vorige eeuw is De <strong>Darde</strong> <strong>Klokke</strong> een op zich zelf<br />
staand orgaan. Met de HKO is sinds 1997 een samenwerking. Sinds dit jaar ook met de<br />
Gemienschop van Oll Ommer. Om het voortbestaan ook voor de toekomst blijvend te<br />
houden is halverwege dit jaar een stichting opgericht met een bestuur vanuit eerder genoemde<br />
organisaties, te weten: Frouwke Doezeman, Sir Schokkenbroek, Albert van der<br />
Vegt en Harry Woertink.<br />
Enkele punten uit de statuten van de stichting:<br />
1. De stichting heeft ten doel: het verzorgen van publicaties over de lokale en regionale<br />
geschiedenis van <strong>Ommen</strong> en omgeving in de meest ruimste zin van het woord.<br />
2. De stichting tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door het uitgeven van een<br />
eigen tijdschrift, het organiseren en ondersteunen van geschiedkundige activiteiten met<br />
een educatief en algemeen vormend karakter, het medewerken aan projecten ten dienste<br />
van geschiedkundig belang en verder alle wettige middelen welke voor het doel van de<br />
stichting bevorderlijk kunnen zijn.<br />
3. De stichting heeft geen winstoogmerk.<br />
Omslagfoto: een juniperus zoals Dieks Horsman deze beschrijft in zijn verhaal.<br />
Inhoudsopgave<br />
Winnaar Elfstedentocht 1963 wordt 80 jaar .......... Mannes Schoppink ......................... blz. 2<br />
Barts Makkinga en Ajax ........................................ OZC ............................................... blz. 6<br />
Een boer, een echte …. ......................................... Werkgroep dialect .......................... blz. 8<br />
Dampollen of jeneverbes ....................................... Dieks Horsman............................... blz. 9<br />
De melkbus uit <strong>Ommen</strong> ......................................... Wouter de Graaf ............................. blz. 11<br />
Gevaarlijke raketten in en om <strong>Ommen</strong> .................. Ben Wösten .................................... blz. 12<br />
Gerrit Jan Eshuis - streekhistoricus........................ Henk Schuurman ............................ blz. 14<br />
Proces-verbaal uit 1944 ......................................... Adriaan Grootenhuis ...................... blz. 17<br />
Krentenbossen en legenden in Eerde ..................... Gerrit Jan Eshuis † ......................... blz. 18<br />
1
Trots toont Reinier Paping<br />
zijn plakboek over de barre<br />
tocht van 1963.<br />
Winnaar Elfstedentocht 1963 wordt 80<br />
,,In <strong>Ommen</strong> hebben we de mooiste tijd van ons leven gehad”<br />
door Mannes Schoppink<br />
Je bent een schaatser of je bent het niet. Reinier Paping woonde met zijn vrouw Joke<br />
geen twee jaar in <strong>Ommen</strong>, maar twee seizoenen. In die tijd werd ook zoon Roald geboren.<br />
Het gezinnetje woonde in een houten bungalow aan de voet van de Besthmenerberg.<br />
Daar moest flink gestookt worden. Vooral in de winter van 1962-1963. De<br />
achttiende januari van 1963 was misschien nog niet eens de koudste, maar wel de<br />
meest gedenkwaardige dag van die winter en mogelijk zelfs van het hele decennium.<br />
Reinier Paping won die vrijdag in Friesland de beroemdste schaatswedstrijd ter wereld,<br />
de Elfstedentocht. Op 18 februari 2011 bereikt Paping ook de lééftijd der zeer<br />
sterken. Hoog tijd om een keer terug te blikken.<br />
Het is een mooie maandagmorgen in november 2010, klokslag 10.00 uur. Reinier Paping<br />
doet zelf open. Samen met zijn vrouw Joke woont hij in de tegen de binnenstad aanliggende<br />
wijk Wipstrik (een oude benaming voor galg…) in Zwolle. ,,Goedemiddag,” begroet de<br />
vroegere schaatse<strong>nr</strong>ijder heel joviaal. ,,Ja, ik was vanmorgen al vroeg opgestaan, dan lijkt<br />
het of de dag al heel lang duurt.” Paping heeft een oud plakboek op tafel klaargelegd. Er<br />
zitten veel prachtige zwart-wit foto’s in van de meest legendarische tocht der tochten. Paping<br />
begint vol enthousiasme te vertellen. Voor anderen mocht het dan ‘de hel van ‘63’<br />
zijn, hij had de dag van zijn leven. De dag die zijn leven voorgoed zou veranderen. Maar<br />
daarover straks meer.<br />
Eerst een stukje voorgeschiedenis. Reinier Paping werd geboren op 18 februari 1931 in<br />
Dedemsvaart. Hij was het zevende kind uit een (katholiek) gezin van negen. Zijn vader<br />
was Hendrikus Hermanus<br />
Paping (1892-<br />
1982), zijn moeder Bernadina<br />
Geziena Hendriks<br />
(1897-1983). Zijn<br />
ouders kwamen oorspronkelijk<br />
uit Groningen<br />
en zouden later hun<br />
levensavond doorbrengen<br />
in de serviceflat<br />
Stadshaghen in <strong>Ommen</strong>.<br />
Paping sr. werd<br />
textielkoopman en winkelier<br />
in Dedemsvaart,<br />
na eerst enige jaren<br />
landbouwer te zijn geweest<br />
op de hoeve<br />
Landleven. Reinier<br />
volgde de lagere school<br />
in Dedemsvaart en ging<br />
daarna naar de mulo.<br />
Daarvoor ging hij zelfs<br />
naar het jongensinternaat<br />
St. Louis in<br />
Amersfoort. Leren was echter niet aan hem besteed. ,,Als ik thuis kwam zette ik mijn tas<br />
in de gang en ging dan direct naar buiten,” vertelt Paping. ,,Ik moest gewoon naar buiten,<br />
want stilzitten kon ik niet. Ik zat bij allerlei sporten. Zo voetbalde ik bij Dedemsvaartzondag.<br />
Op m’n zeventiende speelde ik al in het eerste. We voetbalden ook wel eens tegen<br />
OVC uit <strong>Ommen</strong>. Ik stond meestal rechtsbinnen. Ik was net zo’n voetballer als die jongen<br />
uit Katwijk, hoe heet hij ook weer? Dirk Kuijt, ja. Ik haalde de bal van achteren en ging er<br />
vervolgens mee naar voren. Ik moest het hebben van werken, werken en nog eens werken.<br />
2
Maar ik was ook lid van de gymnastiek- en van de turnvereniging. En ik ben in Dedemsvaart<br />
begonnen met tennissen. Op een gegeven moment gingen we bij het voetballen van<br />
de vierde naar de derde klasse. Toen werd het tijd een keus gaan maken. Want zie je, ik<br />
schaatste ook nog.”<br />
Paping had het schaatsen niet van een vreemde.<br />
Zijn vader was eveneens reeds een groot liefhebber.<br />
Ook zijn oudste broers Richard, Philip en Bonne<br />
(die later een manufacturenwinkel had in <strong>Ommen</strong>)<br />
schaatsten. Tezamen reden de gebroeders acht Elfstedentochten.<br />
Dat het jongere broertje Reinier een<br />
(veel groter) talent was, ontging het drietal niet. Zij<br />
betaalden voor hem trainingsreizen naar Noorwegen.<br />
De eerste was in 1950. ,,Ik begon bij de<br />
NVBHS, de Nederlandse Vereniging tot Bevordering<br />
van het Hardrijden op de Schaats,” vervolgt<br />
Paping zijn verhaal. ,,Daar reed ik in de toerploeg.<br />
Dat deed ik zo goed, dat ik mocht schaatsen bij de<br />
KNSB. In 1955 werd ik bij het Nederlands kampioenschap<br />
op natuurijs in Heerenveen vierde achter<br />
Gerard Maarse, Wim de Graaff en Egbert van ’t<br />
Oever, jongens die al langer in de kernploeg zaten.<br />
Ik kwam daar ook in terecht en mocht zelfs naar het<br />
Europees kampioenschap in het Zweedse Valun.<br />
Dat waren trouwens gelijk mijn hoogtepunten als<br />
langebaanschaatser, want na de winter van 1956 werd ik niet meer gekozen in de kernploeg.”<br />
In 1957 meldde Reinier Paping zich op het CIOS in Overveen, om daar het diploma Algemeen<br />
Sportleider te behalen. ,,Het was een tweejarige opleiding. Ik ging vooral voor tennis<br />
en badminton en had als bijspecialisatie boksen. Toen ik in 1959 slaagde was ik inmiddels<br />
28 en werd het tijd het geleerde in praktijk te brengen. Op maandagmiddag gaf ik<br />
tennisles achter het hotel van ome Reinier in <strong>Ommen</strong> (hotel Paping vlak ‘over de brug’,<br />
ms). De rest van de week ging ik naar Nijmegen. Daar was een grote tennisclub, waaraan<br />
ik ook les gaf. In het najaar ging ik dan terug naar Dedemsvaart. In 1954 had ik al mijn<br />
sportartikelendiploma behaald. Zo kwam ik ook nog zo’n beetje in de schaatsverkoop.<br />
Tevens verkocht ik trainingspakken en sportkleding. Het scheelde natuurlijk dat we thuis<br />
een textielzaak hadden. Daarnaast ben ik nog enige tijd gymnastiekleraar in Gramsbergen<br />
geweest.”<br />
Potkacheltje<br />
Paping had intussen kennis gekregen aan Joke van Leerzem uit Nijmegen. De twee trouwden<br />
in 1961. ,,We hebben dat gevierd bij ome Reinier in zijn hotel. We zijn toen komen te<br />
wonen in een houten bungalow onderaan de Besthmenerberg. Er stond één potkacheltje in<br />
de kamer en een propaangasfles in de keuken. Er waren ’s nachts briketten nodig om de<br />
boel warm te houden. In die tijd is onze zoon Roald geboren. Joke was vaak alleen met de<br />
kleine. Daarom kregen we tijdelijk de herdershond van haar ouders.” Echtgenote Joke, die<br />
het schaatsverhaal van haar man wellicht al tig keer gehoord moet hebben, is er nu ook bij<br />
komen zitten. ,,Bakker Jutten kwam ons brood brengen, dat herinner ik me nog goed. Het<br />
was een heel idyllisch plekje. Maar dat was het niet altijd geweest. In de oorlog had je in<br />
die omgeving het kamp Erica gehad. De postbode zei wel eens, dat het maar goed was dat<br />
de muren niet konden spreken, want dan zouden we nog eens wat horen.” De winter van<br />
1962-1963 werd bekend als een zeer strenge. Paping gebruikt liever andere woorden. ,,Het<br />
was een prachtige winter. Een week voor kerst viel die in. ’s Morgens trok in m’n trainingspak<br />
aan om de bossen in te gaan. Dan ging ik naar Arriërveld of de Driehoek. Daarna<br />
was het heerlijk thuis komen. Ik zie ons huisje nog zo voor me. We hebben er samen de<br />
mooiste tijd van ons leven gehad.”<br />
Tweede Kerstdag 1962 was er een wedstrijd op natuurijs in Oud-Avereest. Paping werd er<br />
derde. Begin januari nam de tijdelijke <strong>Ommen</strong>aar deel aan de zestig kilometer lange Ronde<br />
van Spannenburg. Hier werd hij in de sprint geklopt door de Friese onderwijzer Jeen<br />
van den Berg, die in 1954 de Elfstedentocht op zijn naam had geschreven. In de Drentse<br />
Boortorentocht werd Paping opnieuw verslagen door Van den Berg.<br />
3<br />
Reinier Paping, november<br />
2010
Een doodvermoeide Reinier<br />
Paping bij de finish in<br />
Leeuwarden, 18 januari<br />
1963<br />
Geraadpleegde bronnen:<br />
‘De Elfstedentocht, negentienhonderd<br />
drieënzestig en<br />
alle vroegere tochten’, Piet<br />
Maaskant, Uitg. La Rivière<br />
en Voorhoeve, Zwolle,<br />
1963.<br />
‘Logboek Elfstedentocht<br />
1963’, Fenno L. Schoustra,<br />
eigen beheer, 1963.<br />
‘De mannen van ’63, verhalen<br />
van de zwaarste Elfstedentocht<br />
aller tijden’, Marnix<br />
Koolhaas en Jurryt van<br />
de Vooren, uitg. Van Wijnen,<br />
Franeker, 2003.<br />
‘De hel van ‘63’, een film<br />
van Steven de Jong, 2009.<br />
‘Kwartierstaat van Johanna<br />
Petronella Maria Paping’,<br />
door Joke Koot-Paping.<br />
Maar een Elfstedentocht…, Paping had er nog nooit één gereden. ,,In 1954 had ik al mee<br />
kunnen doen, maar dat raadden ze me toen af. Het zou zogenaamd ten koste gaan van mijn<br />
techniek! Ook in 1956 heb ik om die reden niet mee gedaan. Achteraf was dat natuurlijk<br />
grote flauwekul. Kijk, ik was geen technische rijder, maar wel een geweldig sterke. Vooral<br />
op het rechte eind kon ik aardig vooruit, ik had een goeie slag. De bochten waren alleen<br />
verschrikkelijk, vooral in het begin. Ze noemden mij ook wel ‘de vliegende vogel’. De<br />
andere jongens hebben wat om mij gelachen! Doordat ik aanwijzingen kreeg, ging het wel<br />
steeds beter. Zo kwam ik bij de betere jongens.” En toen kwam dan de roemruchte tocht<br />
van 1963. Op woensdag 16 januari werd bekendgemaakt dat de wedstrijd op vrijdag zou<br />
worden verreden. ,,De kranten stonden er helemaal vol van. Anton Verhoeven, Jeen van<br />
den Berg, Appie Weijs, al die oude cracks werden genoemd als kanshebber voor de overwinning.<br />
Alleen in de Volkskrant werd mijn naam genoemd.” Donderdag de 17 e begaven<br />
de Ommer schaatser en zijn vrouw zich reeds naar de Friese hoofdstad. ,,We sliepen die<br />
nacht bij mensen thuis. Ik ging mee met het idee dat ik bij de beste tien mee zou kunnen<br />
komen. Mijn broer Richard had nog op mij ingepraat. Volgens hem deed ik beslist niet<br />
onder voor Van den Berg en de andere favorieten. Wat mij te wachten stond wist ik echter<br />
niet. De andere tochten waren hooguit zestig kilometer geweest. Toen had ik het zwaarder<br />
gehad dan op de eerste honderd kilometer van de echte Elfstedentocht.” Voor anderen<br />
werd de tocht der tochten, die werd verreden bij temperaturen van meer dan vijftien graden<br />
onder nul, ‘de hel van ‘63’. Niet echter voor Reinier Paping, hij leek die dag wel vleugels<br />
te hebben. ,,Ik had de dag van mijn leven. Halverwege de tocht, bij Bolsward, maakte<br />
ik mij los uit de kopgroep. Bij Harlingen had ik al twee minuten voorsprong. Bij Franeker,<br />
vijftien kilometer verder, was die opgelopen tot acht minuten. Toen had ik voor het eerst<br />
iets van: potdomme, ik kan de Elf Steden winnen! Daar kan geen Europees – of Wereldkampioenschap<br />
tegenop, althans niet in Nederland.” Richting Dokkum had Paping een<br />
inzinking, zo weet Piet Maaskant in zijn beroemde boek over de tocht van 1963 te schrijven.<br />
De rijder zelf komt met een kleine relativering en dat mag na bijna 48 jaar. ,,Bij Bartlehiem<br />
heb ik een stukje door de sneeuw gelopen. Ik wilde even van het ijs af. Ik had negen<br />
minuten voorsprong! Ook heb ik nog een klein poosje op een leren jas gelegen, met<br />
de benen in de lucht. M’n veters waren bevroren, maar die kreeg ik toch weer goed. Ik had<br />
maar één gedachte: ik moet naar Dokkum, daarna ga ik van de wind af. Toen ik daar eindelijk<br />
was, was ik als het ware op het laatste rechte eind. Nu moest ik alleen nog op de<br />
finish af. Ik heb toen echt alles gegeven wat ik had.” Toch kwam er bij Bartlehiem nog<br />
een slecht stuk ijs. Paping liet zich er echter niet meer door uit het veld of liever gezegd<br />
van het ijs slaan. ,,Ik moest veel klunen. Daarbij kwam de wind ook nog eens opzetten.<br />
Natuurlijk had ik daar last van, maar dat hadden de andere jongens ook en die hebben volgens<br />
mij nog veel meer geleden dan ik. Ik wist dat mijn voorsprong groot genoeg was. Bij<br />
de finish in Leeuwarden bleek die 22 minuten te zijn op Jan Uitham en 24 op Jeen van den<br />
4
Berg.”<br />
Bij de aankomst (16.29 u.) stonden ook koningin Juliana en prinses Beatrix klaar om de<br />
glorieuze winnaar van de twaalfde Elfstedentocht te verwelkomen. Wel werd er nog een<br />
protest ingediend. Paping zou voordeel hebben gehad van dorpelingen die stukken met<br />
hem mee hadden geschaatst. Dat werd echter afgewezen en Paping werd door de jury definitief<br />
tot winnaar uitgeroepen.<br />
Huldigingen<br />
Eerst werd Paping in de Frieslandhal gehuldigd. Daarna gingen hij en zijn vrouw naar Dedemsvaart.<br />
Dat viel nog niet eens mee over de bevroren wegen. ,,We reden soms door dikke<br />
sneeuwduinen heen. ’s Nachts om half één waren we er eindelijk. We werden onthaald<br />
door meer dan zeshonderd dolenthousiaste mensen. Ze hadden de hele avond gewacht en<br />
het werd steeds maar later en later.” Na ‘Dedemsvaart’ volgden er nog meer huldigingen.<br />
Zo werd Paping de volgende dag in Hilversum verwacht. Een tv-opname was in 1963 nog<br />
niet zo’n alledaagse gebeurtenis als in later jaren… De Deventer kunstijsbaan gaf de Elfstedentochtwinnaar<br />
twee jaarkaarten cadeau en een zilveren sigarettendoos. Door aan een<br />
reclamecampagne voor Brinta mee te werken, kreeg Paping bovendien 500 gulden, een<br />
aansteker en een föhn. En dan was er nog een onbekende <strong>Ommen</strong>aar die hem zomaar een<br />
tientje in handen drukte. Paping bijna 48 jaar later: ,,Ik heb me altijd afgevraagd wie die<br />
man toch is geweest. Ik zou hem met alle plezier tien euro terug willen geven.”<br />
<strong>Ommen</strong> vergat z’n Elfstedentochtwinnaar trouwens niet. Precies 26 jaar na de glorieuze<br />
overwinning in de Friese hoofdstad, op 18 januari 1989, mocht Paping samen met Jeen<br />
van den Berg (winnaar Elfstedentocht 1954) en Evert van Benthem (winnaar 1985 en<br />
1986) namens De <strong>Darde</strong> <strong>Klokke</strong> een plaquette onthullen aan de buitenmuur van het ‘oude’<br />
gemeentehuis van <strong>Ommen</strong>, waarop de historische gebeurtenis uit 1963 werd vermeld. Hij<br />
was op dat moment al lang geen <strong>Ommen</strong>aar meer. ,,Al snel na mijn<br />
overwinning zijn we naar Zwolle verhuisd. Daar heb ik jarenlang een<br />
sportzaak gehad, het laatst vlakbij de Grote Kerk. Reclame heb ik nooit<br />
hoeven te maken. Die ene keer in 1963 was voldoende.” Het plotseling<br />
bekende Nederlander worden had ook een keerzijde. Daarover echtgenote<br />
Joke: ,,Er wordt altijd op je gelet, overal herkennen ze ons! Mensen<br />
kunnen in hun onbeschaamdheid daarbij erg ver gaan. Ook journalisten<br />
kunnen er wat van. En waar komt dat van, zelfs zoveel jaren later? Misschien<br />
heeft het wel met de mythe te maken die rond Reinier ontstond<br />
na het winnen van die onmenselijke tocht.” Reinier Paping won die onmenselijke<br />
tocht. In alle overzichten staat tussen haakjes achter die<br />
naam: <strong>Ommen</strong>. Reinier Paping was een <strong>Ommen</strong>aar. Al was het dan<br />
maar voor twee seizoenen.<br />
5<br />
Jeen van den Berg, Reinier<br />
Paping en Evert van Benthem<br />
met de Friese en de<br />
Ommer vlag bij de onthulling<br />
van de plaquette aan<br />
de muur van het ‘oude’<br />
gemeentehuis van <strong>Ommen</strong>,<br />
18 januari 1989
Bertus Makkinga in 1985<br />
(foto: Oll Ommer)<br />
‘Ajax’ in 1934. Staand van<br />
links naar rechts: Hendrik<br />
Middendorp, Jan Middendorp,<br />
Herman van Aalderen<br />
AJzn., Herman van Aalderen<br />
Rzn. (bestuurslid),<br />
Harm Takman en Gerrit<br />
Makkinga. Tweede rij:<br />
Albertus Makkinga, Johannes<br />
van Aalderen en Hendrik<br />
van Aalderen. Zittende:<br />
Mannes Makkinga,<br />
Gerrit Schuurman en Jan<br />
Makkinga. De thuiswedstrijden<br />
van Ajax werden<br />
gespeeld op de Paardeweide<br />
in Het Laar (foto uit: ‘Zo<br />
was het, plaatjes uit het<br />
oude <strong>Ommen</strong> en omgeving’,<br />
G.Steen, uitg. Wiechers,<br />
1979)<br />
Albertus Makkinga voetbalde nog bij Ajax<br />
Op zondag 7 november jl. overleed op de leeftijd van 92 jaar Albertus Makkinga. ‘Bakker<br />
Makkinga’ had tijdens zijn arbeidzame leven een uitgebreide klantenkring. Ook was hij<br />
bekend van de politiek, het Ommer Mannenkoor, Oll Ommer (voorzitter 1985-1996), de<br />
plaatselijke schaakclub en als supporter van voetbalclub OZC. Minder<br />
bekend is dat Bertus (Bats) Makkinga in de jaren ’30 van de vorige<br />
eeuw nog heeft gevoetbald bij Ajax. Ajax uit <strong>Ommen</strong> dan wel te<br />
verstaan. In een interview met Herman Jansen en schrijver dezes in<br />
het Trefblad (clubblad OZC) van november 1981 vertelde Makkinga<br />
daar uitgebreid over. De bakker in ruste was op dat moment 63.<br />
Om 19.00 uur hebben we afgesproken met de bakker. Dan kunnen we<br />
daarna mooi nog even naar de ledenvergadering van OZC. Eén keer<br />
aanbellen blijkt voldoende te zijn, dochter Annie doet ons open. Nadat<br />
we onze jassen hebben achtergelaten in het halletje, komen we in<br />
een ruime kamer. Mevrouw Makkinga zit in de Libelle te lezen. We<br />
stellen ons voor en zij wijst aan waar we kunnen gaan zitten. Even<br />
wachten. Daar gaat de deur opnieuw open! U hebt het al geraden: in<br />
de deuropening verschijnt de heer Makkinga in hoogsteigen persoon.<br />
Hij begroet ons met een joviale handdruk en gaat tegenover ons zitten.<br />
Nog even dit: alleen mevrouw Makkinga gebruikt het Algemeen<br />
Beschaafd Nederlands, terwijl de anderen (de heer Makkinga, zijn<br />
dochter Annie en wijzelf) zich bedienen van het Ommer Onbeschaafde<br />
Dialect. Wij hebben het boekje ‘Zo was het’ over het oude <strong>Ommen</strong><br />
meegebracht. Ergens achterin het boekje staat een foto van de<br />
zaterdagmiddagclub Ajax, welke vereniging in 1934 werd opgericht.<br />
Bent u dit?<br />
De heer Makkinga: ,,Jazeker. Dat boekje heb ik trouwens zelf ook wel. Kijk, dat is Gerrit<br />
Schuurman, de vader van Alex, dat is Mannes Makkinga en dat is Herman van Aalderen,<br />
dat is Harm Takman en dat is Hendrik Middendorp, Jan Middendorp en Johannes van<br />
Aalderen. Ja, en dat ben ik.”<br />
Dus u hebt zelf vroeger ook gevoetbald?<br />
,,Ja, vroeger zo tussen 1934 en 1940 heb ik bij Ajax gespeeld. Zo heette die club. Ik speelde<br />
meestal linksbinnen. Ik heb ook nog een keer in een vertegenwoordigend elftal ge-<br />
6
speeld. Dat was een elftal uit de regio. Ja, ik mocht graag voetballen. Vroeger ging het niet<br />
zo gemakkelijk. Je had maar weinig geld, ik weet nog dat we bij Ajax moesten sparen<br />
voor de doelnetten. Maar we hadden veel plezier. We speelden vaak tegen OVC, dat ging<br />
zo’n beetje om en om. We moesten ook een keer in Hardenberg spelen. Kleedkamers had<br />
je toen nog niet, dus we moesten ons omkleden in café Zweers, bovenop zolder. We wonnen<br />
die wedstrijd met 4-2. Ik maakte nog twee goals. Ik ging op de schouders het veld af.<br />
Dat hoefde trouwens van mij niet. Groot feest was dat, zeg! Nou hadden ze bij Zweers net<br />
geslacht, want er hingen allemaal worsten. Toen we weggingen hingen ze er niet meer,<br />
maar zet dat er maar niet in. Ze waren wel lekker, hihihihi!”<br />
Hahahaha.<br />
,,Ja, ze waren we lekker, hihihihi.”<br />
Hoe is het toen verder met Ajax gegaan?<br />
,,Ja, de oorlog kwam. Toen was het met Ajax afgelopen. Na<br />
de oorlog is er nog een tijdje een christelijke voetbalvereniging<br />
in <strong>Ommen</strong> geweest. Ab Stegeman speelde daarin mee en<br />
Henk Steen, de postbode. Ik was geen lid. Ik moest de bakkerij<br />
overnemen. Die christelijke vereniging is over de kop gegaan.<br />
Later kwam OZC.”<br />
Vindt u dat het voetbal veranderd is?<br />
,,Jazeker. Vroeger was het veel mooier. Nu heb je soms maar drie spelers in de voorhoede.<br />
Vroeger waren dat er vijf. Had je ook veel meer doelpunten. Een wedstrijd zonder doelpunten<br />
is toch voor het publiek ook niet leuk. Neem nou het eerste het afgelopen seizoen:<br />
ze hadden steeds twee man in de voorhoede. Dat was fout! Later, maar toen was het al te<br />
laat, werden er drie opgesteld. Kijk naar Rijvers: die speelt ook met vier aanvallers. Het<br />
mooiste vind ik vijf man. Je moet volk in de voorhoede hebben! Dan komen er ook meer<br />
doelpunten, het spel wordt opener. Als je met 2-0 achterstaat moet je alles op de aanval<br />
gooien, je hebt niets meer te verliezen, want of je nu met 2-0 verliest of met 3-0, dat maakt<br />
niets uit.”<br />
Vindt u dat OZC op dit moment een seizoenskaart waard is?<br />
,,Ja, ik hou van die sport. Ik ben er bijna alle wedstrijden, of OZC nu thuis speelt of uit.<br />
Als wel zo’n zes jaar.”<br />
Annie: ,,Al veel langer.”<br />
,,Nou, dat kan ook wel. Ik ga altijd met Karel Woertink. Soms gaan we ook wel eens voor<br />
niets. We waren laatst in Enschede…”<br />
Annie: ,,Was dat niet in Glanerbrug?”<br />
,,Ja, ’t was in Glanerbrug. Toen bleek dat OZC helemaal niet moest spelen. Maar zet dat<br />
er maar niet in. We hebben wel schik gehad, hoor. We hebben in de kantine toen maar een<br />
kop koffie gedronken. En Karel had nog familie in Enschede wonen, daar zijn we toen<br />
maar heen gegaan. Vrouw, schenk eens koffie in.”<br />
Bent u kritisch?<br />
,,Jazeker, maar wel opbouwend.”<br />
Mevrouw Makkinga loopt naar de keuken voor de koffie. Onder het weglopen vertrouwt<br />
ze ons nog toe: ,,Altijd opbouwend, anders heb je er niets aan.”<br />
De heer Makkinga: ,,Moeten jullie trouwens roken?” Daar het ons een grote zorg zal zijn,<br />
dat wie rookt niet gezien is, besluiten wij op de uitnodiging in te gaan. De heer Makkinga<br />
trakteert ons op resp. een Caballero en een Wilde Havana. Zelf steekt hij ook een Havana<br />
in zijn hoofd. Om te voorkomen dat het gesprek in rook zal opgaan, besluiten we een heldere<br />
vraag te stellen.<br />
Hoe moet voetbal gespeeld worden?<br />
,,De bal moet je het werk laten doen, dan krijg je mooi spel. En over de vleugels. Ja, dat<br />
kan natuurlijk niet als je maar twee aanvallers hebt.”<br />
(…)<br />
In het vervolg van het interview vertelt Bertus Makkinga hoe hij aankijkt tegen “het eerste”,<br />
de degradatie het seizoen ervoor en ‘moeilijkheden langs de lijn’. Ook stelt hij zijn<br />
7
Herman Jansen had in<br />
1981 een interview met<br />
Barts Makkinga voor het<br />
clubblad van OZC. Het<br />
ging over zijn voetbaljaren<br />
bij Ajax in de jaren '30.<br />
Dit interview is aangedragen<br />
door Mannes Schoppink.<br />
.<br />
Leida Bruins stuurde namens<br />
de dialectgroep het<br />
verhaaltje over “een boer”<br />
ideale eerste elftal aller tijden op: ,,Ja, nou, laat eens kijken: in het doel Kampman, achter<br />
Johan Timmerman, Jan Schutte en Herman Steen. Spil Jan Steen van de postbode. En<br />
Freddy Jansen - waar zit dat jong toch? En voor Jan Petter, Jan Maat, Sander Stegeman,<br />
Zwier van Dorland en Herman van Aalderen. Ze zouden natuurlijk met vijf aanvallers<br />
moeten spelen.”<br />
(…)<br />
Aan het slot hoort altijd een bedankje. We bedanken mevrouw Makkinga voor de voortreffelijke<br />
koffie, de heer Makkinga voor zijn bereidheid onze wispelturige vragen te beantwoorden<br />
en dochter Annie voor de attentheid haar vader te corrigeren daar waar zijn<br />
enthousiasme al te groot werd.<br />
Een boer, een echte…..<br />
Wi’j zaten net het ni’js van 10 uur te kieken toen de tillefoon gung.<br />
Zie könt oons nog heel late bellen, want wi’j goat aajt ’n volgenden dag pas noar bedde.<br />
Het was de buurvrouwe van De Stekkenkaamp, helemoale op ’t rabat. “Er staan hier twee<br />
koeien voor ons raam te snuiven op het nieuwe gazon. Wat moeten we doen?”<br />
Allereerst de poort dicht, de slagboom voor het parkeerterrein laten zakken en opletten dat<br />
ze niet de spoorlijn of de weg opgaan. We komen eraan.<br />
Oonze dochter ‘ebeld: Kom metiene op leerzen en met oew zakluch (maglite in het ABN)<br />
noar het parkeerterrein, de bieste bint uut ebrökken.<br />
Ook de achterbuurvrouwe bod edoan- Doet de paddock lös, dan kunt ze doar vannach wel<br />
bliem en dan zie’w mărgen wel weer.<br />
Gaauw de leerzen an, laampe met en op de fietse d’r hen.<br />
De veerzen leupen now te kieken achter de boerderi’je. Ze wollen wel een klein stukkie<br />
de goeje kaante op, maar niet op de weide an. Ze leupen weer op een sukkeldraffie noar<br />
het parkeerterrein.<br />
Jan had een paar koetouwen en misschien konne wi’j ze met een lang touw in een hoek<br />
drieven. In de peerdestal lag geen lang touw, alleen een volleybalnet.<br />
Nou, dan maar op de sportieve toer: Met een volleybalnet tussen oons in en de buren an de<br />
ziedkaante gunge wi’j zachies op ’n hoek an. Det leek te lukken tot de bieste het toch wel<br />
te krap vunnen wödden. Zie nammen een roam tussen oons deur en stiefeln zo weer op de<br />
tuun an.<br />
Det wördt niks. Wi’j bint al zowat een uur gangs. Wi’j belt de boer wel op, maar welken?<br />
Ze hebt allebeide roodbont vee en den ienen wont in Heldern en den aandern an ’t Ommerkanaal.<br />
Det is ’t dichtste bi’j, dus den hef ’t eran.<br />
Wi’j belt noar ’t Ommerkanaal. Gelukkig bint ze um 11 uur nog wakker en wilt ze kommen.<br />
Noa tien minuten is Freddy Gerritsen, want den is ‘t, d’r al met zien twie zöns. Gelukkig.<br />
Freddy stapt uut, kik en zeg:”Het bint wel de oonzen” He löp op ze of en röp: “ Kies, kies,<br />
komma, komma”.<br />
De veerzen kiekt op en loopt zo op ‘m of. He hef gin biks of wat aans bi’j zich um ze te<br />
kriegen. Ze komt gewoon as ze zien stemme heurt. He giet veur ze an en zeg zo now en<br />
dan kies, kies , komma. Ze loopt zo met<br />
‘m met noar de weide. Wi’j hoeft allene<br />
’t hekke maar lös te doen. Ja, doar stoa’j<br />
dan met oew volleybalnet.<br />
Jan en Janneke kiekt metiene woar of de<br />
rikkenge kapot is en wi’j telt de aandere<br />
bieste. Drie bint er nog te weinig. In de<br />
mist ku’j ze ok nie goed zien. Freddy<br />
röp nog een paar keer kies, kies en dan<br />
komt er drie paar gluunige oog’n deur<br />
de mist vanof de Vechte noar boam lopen.<br />
Helga stie:t net as wi’j helemoale<br />
versteld en zeg: “Wat een wonder, wat<br />
mooi. Deze boer is een echte koeienfluisteraar!”<br />
8
DAMPOLLEN<br />
bekend als jeneverbes of juniperus<br />
door Dieks Horsman<br />
Ik kan mij voorstellen dat de lezers van ons blad zich afvragen of een verhaal over<br />
dit onderwerp wel interessant is om daar over te schrijven. Zelf vroeg ik mij dat ook<br />
af en toch hoop ik dat u met mij verrast zult zijn over de bijzondere kenmerken en<br />
goede eigenschappen van deze mooie boom of struik met die enigszins geheimzinnige<br />
naam in deze streek : dampol.<br />
Het buitengebied van onze gemeente <strong>Ommen</strong> staat bekend om haar gevarieerde natuurschoon.<br />
Niet alleen vanwege de verschillende grondsoorten, de lage en hoge bergen of<br />
dalen, bossen of heide, weide- of akkerlanden, bomen en struiken, maar deze variatie is<br />
ook volop aanwezig in de verschillende buurtschappen.<br />
Liggen deze aan de Vecht of de Regge met de prachtige rivieroevers met soms hoge rivier<br />
- of stuifduinen zoals de Steile Oever, de Beerzerbulten, de Vlierbelten, de steile houtwallen<br />
aan de Koedijk in Giethmen of het Junnerkoeland, dan ziet het landschap er daar anders<br />
uit dan in de vlakke weidegebieden en akkerlanden van bv. het Arriërveld met de<br />
mooie vergezichten. Komen we daarentegen in de vele bosgebieden zoals Vilsteren ,<br />
Zeesse, Junne, Eerde, Archem en de Lemelerberg dan kunnen wij daar genieten van weer<br />
een heel ander natuurschoon.<br />
Kijk alleen eens naar de vele soorten bomen,struiken en ook bloemen en planten die daar<br />
groeien, wat een bijzondere en boeiende variatie. Tussen alle bomen en struiken heeft de<br />
jeneverbes, die hier in Salland in de streektaal meestal dampol wordt genoemd, een toch<br />
enigszins bijzonder aanzien. Vooral in het schemerdonker lijkt deze struik voor sommigen<br />
op een grillige, mysterieuze menselijke gedaante. Als men eertijds lopend of met paard en<br />
wagen en nog weer later ook fietsend in het donker door eenzame streken ging, keek men<br />
zo'n alleenstaande dampol wel eens aan voor een grote kerel die weinig goeds voorspelde.<br />
Persoonlijk herinnering ik mij nog, dat toen wij in onze schooljaren dagelijks over de berg<br />
naar school in Lemele liepen, wij dan juist met die dampollen spelletjes verzonnen, misschien<br />
spraken die het meest nog tot onze kinderlijke verbeelding.<br />
De meest voorkomende naaldboom op aarde<br />
Inderdaad: de jeneverbes of juniperus is onder de naaldbomen de meest voorkomende<br />
boom of struik op aarde en in Nederland is het een beschermde plant. Hij kan als zuilvormige<br />
boom of als laaggroeiende of kruipende struik groeien. De altijdgroene dampol<br />
bloeit in mei.<br />
Het woord juniperus komt uit het Latijn, vertaald : “verschijnen of baren”, dit slaat op het<br />
verschijnsel dat de nieuwe bessen verschijnen voordat de oudere zijn afgevallen.<br />
Hoe hier in deze streken de naam dampol is ontstaan is mij niet bekend, als iemand daar<br />
meer over weet hoor ik dat graag.<br />
De jeneverboom wordt ook wel schildwacht genoemd, een stilstaande gedaante. De bessen<br />
geven een bijzondere smaak en geur aan de Hollandse jenever. Het rijpen van de bessen<br />
strekt zich uit over twee jaren.<br />
Kenmerken van de plant<br />
De vorm is soms grillig en vooral de kroon heeft een sterke naalddichtheid<br />
zodat er weinig licht door valt waardoor men op enige<br />
afstand in het schemerdonker op de kale heide een mysterieuze<br />
gedaante meent waar te nemen. Hij groeit heel langzaam, ook al<br />
door de vele zijtakken, ongeveer 1 meter in tien jaar. Uiteindelijk<br />
kan hij wel 10 meter hoog worden en onder gunstige omstandigheden<br />
500 tot 2000 jaar oud worden.<br />
In Nederland staat hij veel op lichte zandgronden en heidelandschappen,<br />
waar hij met zijn scherpe naalden wordt vermeden door<br />
de schapen. De mannelijke bloemen zijn goede leveranciers van<br />
stuifmeel voor de bijen. Hij kan niet zo goed tegen snoeien, dan<br />
9
komen er kale plekken in.<br />
Dampollen op de Lemelerberg<br />
In onze omgeving staan nergens zoveel dampollen als op de Lemeler- en Archemerberg,<br />
waar ze al eeuwen voorkomen, vooral toen dit gebied nog niet met bomen was aangeplant.<br />
Ruim honderd jaar geleden was daar alles nog heidelandschap.<br />
Veel van onze lezers kennen dit prachtige, enorm grote natuurterrein en wandelen daar,<br />
met name in de weekenden en vakantiedagen, om te genieten van de schitterende panorama's,<br />
maar ook van die toch wel bijzondere dampollen en de uitgestrekte bossen.<br />
Standplaats in de tuin<br />
Ook staan ze, hier en daar, in onze tuinen en daar lenen ze zich heel goed voor. Vooral op<br />
droge humusrijke grond en daar waar wat leem in de grond voorkomt, willen ze uitstekend<br />
gedijen.<br />
Wel houden ze van veel zon zodat de bessen beter rijpen. Het hout is zacht maar taai en<br />
moeilijk te splijten, maar heel duurzaam. Het hout werd wel gebruikt; o.a. voor bepaalde<br />
meubelsoorten en van het dikste hout maakte men vroeger schuttingpalen, houten emmers,<br />
pijpen en wandelstokken. Ook wordt het hout nu nog wel gebruikt voor het roken van<br />
worst, vlees en vis die daardoor een uniek aroma verkrijgen.<br />
In de middeleeuwen waren de bessen heel belangrijk<br />
voor het maken van medicijnen bv. tegen maagpijn of<br />
waterzucht. En de bekende Zwitserse natuurarts dr. A.<br />
Vogel, geeft in zijn boek '' De Kleine Dokter '' een goed<br />
advies aan mensen die lijden aan jicht en reuma om medicijnen<br />
van deze jeneverbessen te gebruiken evenals<br />
voor de astmalijders.<br />
10<br />
Tenslotte hoop ik dat met dit schrijven uw belangstelling<br />
is gewekt zodat het u aanspoort om er opuit te trekken<br />
naar die streken waar de dampollen u vast heel rustig,<br />
stilzwijgend en ongedeerd laten wandelen.<br />
Lezers reageren<br />
Het artikel in De <strong>Darde</strong> <strong>Klokke</strong> over Besthmen<br />
Geachte redactie,<br />
Met plezier lees ik altijd de <strong>Darde</strong> <strong>Klokke</strong>, soms niet direct, soms wel enige<br />
maanden later. Vandaar mijn late reactie op bovengenoemd artikel. Op pagina<br />
14 staat: De thans weer in aanbouw zijnde plek van het lange tijd verwaarloosde<br />
huis op <strong>nr</strong> 17 was destijds van notarisklerk en bankkassier B Lubbers,<br />
getrouwd met onderwijzeres Meijer uit Meppel. Het heette "de Kamp". De<br />
man schijnt bij een bankoverval om het leven te zijn gekomen.<br />
De heer Lubbers is niet om het leven gekomen bij een bankoverval, maar de<br />
heer Boeve -ik dacht dat hij woonachtig was in Dedemsvaart- die tijdens de<br />
vakantie van de heer en mevrouw Lubbers waarnam voor de heer Lubbers. De<br />
heer Lubbers was wat in het artikel genoemd werd bankkassier van de AMRObank<br />
aan de Julianastraat en woonde daar ook. Het waren onze buren.<br />
Wimke Schipper-van Aalderen<br />
Dick de Boer antwoordde:<br />
Dank voor deze correctie. Overigens woonde de heer Lubbers als notarisklerk in de jaren<br />
'30 wel degelijk op de genoemde plek aan de Hammerweg. Pas later is hij als bankkassier<br />
van de Rotterdamse Bank gaan wonen aan de Julianastraat.
De melkbus uit <strong>Ommen</strong><br />
door Wouter de Graaf<br />
Tegenwoordig wordt het melktransport van veehouders naar de fabriek gedaan door RMO<br />
-vervoer. RMO staat voor Rijdende Melk Ontvangst.<br />
U kent ze wel, grote vrachtwagens met een grote tank waarin de melk wordt opgehaald bij<br />
de veehouders.<br />
Vroeger ging dat wel anders. Dagelijks werd de melk bij de veehouders opgehaald door de<br />
melkrijder, die met paard en wagen de melkbussen ophaalde die door de veehouders langs<br />
de weg werden geplaatst. Al die melkbussen hadden een nummer, zodat bij de melkfabriek<br />
genoteerd kon worden bij welke veehouder de melk vandaan kwam.<br />
Zie hiervoor het boek van Olivier Immig “Uit het leven van <strong>Ommen</strong>”, blz. 87<br />
Uiteraard gebeurde dat ook in <strong>Ommen</strong>, waar de melkrijders de melkbussen afleverden bij<br />
Melkfabriek “De Vechtstreek”. In het begin van de jaren tachtig werd van dat systeem<br />
afgestapt en ging men over tot het RMO-vervoer.<br />
Over een van die melkbussen is een verhaal te vertellen.<br />
In 1932 ben ik in <strong>Ommen</strong> geboren en in 1937 zijn wij naar Schiedam verhuisd.<br />
Daarna is de band tussen familie de Graaf en <strong>Ommen</strong> steeds blijven bestaan en het is nog<br />
steeds een genoegen om telkens weer daar een bezoek te brengen, wat vrijwel jaarlijks<br />
gebeurt.<br />
Ik zal u niet vermoeien met de plaatsen waar ik later ook gewoond heb, maar aan het eind<br />
van de jaren zeventig ben ik in Ooltgensplaat gaan wonen, een klein dorp op het voormalige<br />
eiland Goeree-Overflakkee in Zuid-Holland.<br />
Daar heb ik mij met verschillende zaken bezig gehouden en was o.a. ook secretaris van de<br />
plaatselijke Ondernemersvereniging.<br />
Op een dag had ik bij de penningmeester van die vereniging een gesprek, waarvoor hij mij<br />
bij hem thuis had uitgenodigd.<br />
Bij mijn binnenkomst zag ik in de gang een melkbus staan en tot mijn grote verbazing had<br />
die als opschrift “DE VECHTSTREEK OMMEN 1967”<br />
Die bus had, nadat hij door de fabriek was afgedankt, een ander uiterlijk gekregen. Door<br />
de bus te verkoperen was het een glanzend exemplaar geworden, al waren de sporen van<br />
jarenlang gebruik nog duidelijk zichtbaar.<br />
De melkbus had uiteraard op mij een grote aantrekkingskracht en ik vroeg dan ook of er<br />
een mogelijkheid was, dat de melkbus mijn eigendom zou kunnen worden.<br />
Omdat er wel begrepen werd dat er een goede reden was dat ik de melkbus in mijn bezit<br />
zou willen hebben werd er voorgesteld om te ruilen als ik een exemplaar zou kunnen vinden<br />
met een soortgelijk uiterlijk. Het opschrift vond men niet belangrijk.<br />
Na intensief speurwerk had ik binnen enige maanden een soortgelijk exemplaar gevonden<br />
en kwam de ruil tot stand.<br />
Nu staat er al ruim vijfentwintig jaar bij mij in de gang een voor mij kostbare melkbus met<br />
het opschrift “DE VECHTSTREEK OMMEN 1967”, waar dagelijks met genoegen naar<br />
kijk.<br />
Hoe de melkbus de afstand van ruim 200 kilometer heeft afgelegd en in Ooltgensplaat<br />
terecht is gekomen hebben ze mij niet kunnen vertellen.<br />
Ook was de melkbus niet meer voorzien van een nummer,<br />
zodat de verdere geschiedenis niet meer te achterhalen zal<br />
zijn en dat vind ik wel jammer.<br />
De melkbus was overigens niet het enige dat ik in Ooltgensplaat<br />
heb gevonden en dat uit Overijssel afkomstig<br />
was, want ook mijn huidige levenspartner heb ik voor het<br />
eerst in Ooltgensplaat ontmoet en zij is geboren op Hoge<br />
Hexel, gemeente Wierden, hemelsbreed op nog geen 20<br />
kilometer afstand van <strong>Ommen</strong>!<br />
Bezoeken aan de beide geboorteplaatsen zijn dan ook heel<br />
gemakkelijk en prettig te combineren, iets dat regelmatig<br />
voorkomt.<br />
11
Een V-2 vlak na de start<br />
Geraadpleegde lectuur:<br />
Dokumentation “Signal”.<br />
Herdenkingsuitgave ’t Lemels<br />
Arfgoed<br />
Jaarboek voor Cultuur en<br />
Historie Overijssel<br />
Gevaarlijke raketten in en rond <strong>Ommen</strong><br />
Het geheime wapen van Hitler<br />
door Ben Wösten<br />
De bevrijding<br />
Dit jaar is het precies 65 jaar geleden, dat Nederland bevrijd werd van het Duitse juk.<br />
De vijf jaren bezetting zijn maar moeilijk te vergeten. Op zich is dit ook heel logisch.<br />
Daarvoor is er in die vijf jaar teveel gebeurt aan vernederingen, moord en doodslag. Ik<br />
noem onze Joodse plaatsgenoten die afgevoerd zijn naar concentratiekampen waarvan ze<br />
nooit meer terugkwamen. Daarnaast een aantal <strong>Ommen</strong>aren die in onze eigen plaats dodelijk<br />
getroffen zijn bij de bevrijding van <strong>Ommen</strong> door de beschietingen nabij de Vechtbrug.<br />
Alles had echter nog veel beroerder kunnen gaan als Hitler eerder had kunnen beschikken<br />
over de V-1 en vooral over de V-2 raketten.<br />
Op het eind van de tweede Wereldoorlog beschikten de Duitsers plotseling over een geheim<br />
wapen. Ze noemden het de V-1. De letter V stond voor ‘Vergeltungswaffen’. Het<br />
Hitler-leger had van deze “vliegende bommen” zoals ze ook wel genoemd werden,<br />
hoge verwachtingen en dachten de oorlog hiermee een beslissende wending<br />
te kunnen geven. Ze waren immers opzienbarend in die tijd. Militair gezien<br />
voldeden ze echter helemaal niet aan de hooggespannen Duitse verwachtingen.<br />
De V-1 was in eerste instantie vooral gericht op Londen. Engeland was in de<br />
ogen van Duitsland de grootste vijand en zou als zodanig vernietigd moeten<br />
worden. Maar de Britse afweer en de R.A.F. konden de meeste traag overvliegende<br />
V-1’s onschadelijk maken voordat ze hun doel hadden bereikt. De eerste<br />
V-1 (Vergeltungswaffe-eins) werd op 13 juni 1944 richting Londen gelanceerd<br />
vanaf de kust in Noord-Frankrijk. Dit gebeurde een week na D-day. Nadat België<br />
bevrijd was werden de V-1’s ook afgevuurd op Antwerpen en Luik.<br />
Deze V-1 was feitelijk een onbemand vliegtuigje die aangedreven werd door<br />
een straalmotor. Hij kon als zodanig niet gestuurd worden. Hij werd afgeschoten<br />
richting het doel, bv Londen. Hij kwam zover totdat de brandstof op was en<br />
vloog dan naar beneden al dan niet een bepaald doel treffend.<br />
In de neus van het toestel bevond zich de springlading van ongeveer 700 kg en kon daarmee<br />
een behoorlijke schade veroorzaken.<br />
Hoe groot de schade kon zijn bleek toen een van de raketten een bioscoopzaal in Antwerpen<br />
trof. Het gevolg was enorm, er vielen 500 doden te betreuren, 200 burgers en 300 militairen.<br />
Lanceringen van de raketten<br />
De V-1’s werden afgevuurd vanaf vaste lanceerplaatsen. De meeste van deze lanceerplaatsen<br />
waren echter al gauw het doelwit van de geallieerden. De Duitsers moesten steeds andere<br />
plaatsen opzoeken voor het afschieten van deze raketten. Bij de naderende bevrijding<br />
werden ook in de bossen bij Almelo lanceerinstallaties onklaar gemaakt<br />
De bestrijding van de lanceeri<strong>nr</strong>ichtingen van de V-2 raketten was een stuk moeilijker,<br />
omdat deze raketten afgevuurd werden vanaf mobiele lanceerstations. De V-2 was als<br />
zodanig ook veel gevaarlijker dan de V-1. De V-2 kon in tegenstelling met nummer 1 wel<br />
vanaf de aarde bestuurd worden. Ze waren ook veel moeilijker te bestrijden doordat deze<br />
raketten op veel grotere hoogte, zelfs door de stratosfeer vlogen en daarom bijna onzichtbaar<br />
waren voor het afweergeschut. Ook hadden ze een grotere hoeveelheid explosieven<br />
aan boord.<br />
Vervoer en montage in <strong>Ommen</strong><br />
De diverse onderdelen van de V-2 raketten kwamen per trein op het station van Junne aan.<br />
Vervolgens werden ze op transportwagens geladen en vervoerd naar het Landgoed Archem.<br />
Het Duitse leger had inmiddels bezit genomen van dit Landgoed. Bijna alle bewoners<br />
aldaar moesten naar elders vertrekken. Het gebied werd van alle kanten zwaar bewaakt.<br />
Het was duidelijk waarom de Duitsers geen pottenkijkers konden gebruiken. Hier<br />
werden de raketten voorzien van de springlading. Vanuit Archem werden ze uiteindelijk<br />
met afgedekte legervoertuigen vervoerd naar de lanceerbasis. Een van de bekendste lan-<br />
12
ceeri<strong>nr</strong>ichtingen stond een tijdlang op het Eelerveld<br />
nabij Hellendoorn. Later worden ze afgeschoten in<br />
Hessum en het gebied Mataram bij Dalfsen en daarna<br />
nogmaals in Hellendoorn. Ook vanuit Raalte werden de<br />
V-2’s afgevuurd.<br />
Voor de omwonenden was dit lang niet zonder gevaar.<br />
Nee, het was zelfs zeer gevaarlijk. Doordat sommige<br />
lanceringen mislukten kwamen de zeer gevaarlijke raketten<br />
in de directe omgeving terecht. Het meeste trieste voorval deed zich voor in Luttenberg<br />
waar een V-2 in een weiland neerstortte. Een aantal mensen gingen de raket van<br />
dichtbij bekijken. Maar toen sloeg het noodlot toe. De V-2 ontplofte waarbij 19 mensen<br />
dodelijk werden getroffen. Ook in Deventer en Almelo werden mensen dodelijk getroffen<br />
door neerstortende raketten.<br />
Ook in het Ommerveld bij Witharen ontplofte een V-2 raket. Dit had te maken met een<br />
beschieting van een vrachtwagen door geallieerde vliegtuigen die beladen was met een V-<br />
2. Het gevolg was hier een enorme ontploffing met een grote vuurzuil die boven de bomen<br />
uitkwam. Gelukkig vielen hier geen slachtoffers onder de omwonenden, dit in tegenstelling<br />
met Luttenberg en andere genoemde plaatsen.<br />
Rivaliteit in het Duitse leger.<br />
De V-1 was het paradepaardje van de Duitse Luftwaffe en de V-2 van het Duitse leger.<br />
Elk van deze legeronderdelen vond zijn raket de beste. Hierdoor liep het productieprogramma<br />
maanden vertraging op. Daarbij komt ook nog het feit, dat de productie van de V-<br />
1 aanzienlijk goedkoper was dan dat van de V-2.<br />
De reikwijdte van de V-1 bedroeg 280 km en dat van de V-2 320 km. De kostprijs van<br />
nummer een bedroeg tussen de 1500 tot 10.000 mark. Nummer twee kostte echter 75.000<br />
mark. De explosieven waren voor beide raketten ongeveer 1000 kg. Er werden in totaal<br />
ruim 100.000 V-!’s afgevuurd op Engeland, maar slechts 20.000 bereikten hun doel waarvan<br />
de meeste terecht kwamen in Londen en een<br />
klein aantal in Portsmouth. Het aantal slachtoffers<br />
bedroeg ruim 6000 en ruim 17.000 gewonden. Van<br />
de 5000 stuks die afgevuurd werden op Antwerpen<br />
kwamen er slechts 211 op de stad terecht. Van de V<br />
-2’s werden er 4000 stuks afgevuurd maar slechts<br />
1500 bereikten hun bestemming. Daarnaast kwamen<br />
er ook nog eens 2050 terecht op Brussel, Antwerpen<br />
en Luik. In Engeland waren 2500 slachtoffers<br />
te betreuren door aanvallen van de raketten.<br />
Kwalitatief ontliepen de beide raketsystemen elkaar<br />
niet zo heel veel. De ontwikkeling van de raketsystemen<br />
stond niet stil. Een groot aantal geleerden<br />
was bezig de raketten te verbeteren. Gelukkig voor<br />
de vrije wereld waren ze te laat. Toen ze inmiddels<br />
betere versies hadden was de oorlog afgelopen.<br />
Men kan stellen, dat <strong>Ommen</strong> wel behoorlijk betrokken<br />
is geweest bij het oorlogsgebeuren in de Tweede<br />
Wereldoorlog. Ik denk dan voornamelijk aan het<br />
verschrikkelijke concentratiekamp “ERIKA” op de<br />
Besthemerberg. Het vervoer en in elkaar zetten van<br />
bovengenoemde levensgevaarlijke raketten. De gevechten<br />
bij de Vechtbrug en bij hotel Paping. Maar<br />
bovenal de wegvoering van bijna al onze Joodse<br />
plaatsgenoten naar de vernietigingskampen en de<br />
<strong>Ommen</strong>aren die gesneuveld zijn bij de beschieting<br />
van de brug.<br />
En tenslotte moet ook genoemd worden de verzetsgroep<br />
in de buurtschap Stegeren, de beschieting bij<br />
de “Vosseboer” en de schietpartij in Beerze,tussen<br />
leden van de verzetsgroep aldaar met wegvluchtende<br />
Duitse militairen.<br />
13<br />
Hierboven een schets van<br />
de V-2 raket. Zoals te zien<br />
heeft deze raket een lading<br />
van een ton aan explosieven<br />
aan boord. De lengte van<br />
deze raket was 14 meter en<br />
een diameter van 1,66 meter.<br />
De brandstof die meegevoerd<br />
werd bestond uit<br />
8900 kg vloeibare zuurstof<br />
en alcohol. De raket had<br />
1000 kg springstof aan<br />
boord en had een startgewicht<br />
van 13 ton. De V-2<br />
maakte een snelheid van<br />
5400 km per uur en vloog<br />
op een hoogte van 90 km of<br />
hoger.
Gerrit Jan Eshuis (1895-1980)<br />
Amateur-archeoloog en -streekhistoricus uit Almelo<br />
door Henk Schuurman<br />
Bij de Nijverdalse Uutgeverieje ’n Boaken (voorheen Uitgeverij <strong>Historische</strong> <strong>Kring</strong><br />
Hellendoorn-Nijverdal) verscheen in 2010 als nummer 7 van de <strong>Historische</strong> reeks<br />
“Ontdekkingsreizen langs de Regge - historische speurtochten rond Hellendoorn,<br />
Den Ham en Daarle”. Dit is een bundeling van oorspronkelijk in het Dagblad van het<br />
Oosten verschenen krantenartikelen van G. J. Eshuis die dateren van 1941 tot 1965.<br />
In 2003 werd de artikelenserie “Speurtochten rond de Notenhaar” uit 1969-1971 uitgegeven<br />
onder de titel “Boerderijen langs de Regge”. In de jongste uitgave is ook een<br />
biografische schets opgenomen. Daaraan, aan een artikel van Harry Wonink in Tubantia<br />
van 19 juli 1975 i.v.m. de 80 ste verjaardag van de heer Eshuis en aan enkele<br />
andere berichten uit dagbladen is het volgende ontleend.<br />
Gerrit Jan Eshuis werd geboren op 25 juli 1895 in een keuterboerderijtje aan de Visschedijk<br />
in Almelo. Tegenwoordig is de Visschedijk nog een landelijk stukje grond met enkele<br />
oude woonboerderijen tussen de stadsrand en het industrieterrein Turfkade. Gerrit Jan<br />
werd geen boer maar moest op 12-jarige leeftijd al gaan werken in de textielfabriek Indië.<br />
In de pauzes repareerde hij soms fietsen van medearbeiders. Daarvoor werd zo vaak een<br />
beroep op hem gedaan dat hij er bij de fabriekspoort een speciale keet voor kreeg. In 1932,<br />
na 25 jaar in de textiel gewerkt te hebben, begon hij aan de Tijhofslaan een eigen rijwielzaak.<br />
Toen hij later een knecht kreeg begon hij elke woensdag de boer op te gaan (meestal op de<br />
fiets, want hij haalde zijn rijbewijs pas toen hij 70 jaar was) op het platteland van Twente<br />
en Oostelijk Salland om onderzoek te doen op het gebied van archeologie en streekgeschiedenis.<br />
Want daar ging al vroeg zijn belangstelling naar uit. Als jongen zocht hij in<br />
zijn geboortestreek al naar prehistorische voorwerpen als vuurstenen pijlpunten en krabbers.<br />
Bij talloze boeren kwam hij “op de kökken” om te luisteren naar oude verhalen,<br />
anekdotes en spreuken. Alles wat hij hoorde, ook over oude gebruiken, tekende hij zorgvuldig<br />
op. Ook deed hij naspeuringen in allerlei archieven, zoals oude registers en markeboeken.<br />
“Maar dat speurwerk is onvolledig als je het alleen binnenskamers doet”, zei hij.<br />
Essentieel was voor hem het gesprek met de bewoners van de oude boerderijen in zijn<br />
werkgebied.<br />
In 1941 kwam er voor het eerst een artikel van hem in de krant, over kasteel de Schuilenburg<br />
bij Hellendoorn. Dit stuk is ook opgenomen in de bovengenoemde bundel<br />
“Ontdekkingsreizen langs de Regge”. In de eerste helft van de jaren ’50, toen hij al bijna<br />
60 jaar was, begon hij regelmatig te publiceren in het Dagblad van het Oosten, ook wel<br />
Twents Zondagsblad genoemd. Eshuis was ook een goede verteller. Hij hield vaak lezingen<br />
over zijn werk.<br />
Een eerste belangrijke ontdekking van Eshuis betrof een middeleeuwse schans, de Schuilenberg<br />
of “Schulenborg”, aan de rand van Almelo. Het bestaan ervan was in vergetelheid<br />
geraakt maar toen het in maart 1949 hoog water was, de gedempte grachten volliepen en<br />
de hogere delen van de schans met de koppen boven water bleven, besefte Eshuis dat hier<br />
een oud verdedigingswerk lag dat evenals andere schansen (in de volksmond vaak<br />
“huneborgen” genoemd) in het verleden ook dienst deed als vluchtheuvel bij wateroverlast.<br />
Jarenlang zette Eshuis zich er voor in dit cultuurmonument te behouden en in het begin<br />
van de jaren ’70 kreeg het ook de status van beschermd monument. In december 1962<br />
verschenen vier artikelen van hem over ‘t Geheim van de “Schulenborg”:<br />
“Middeleeuwse burchten, of vluchtheuvels bij hoog water?” (I)<br />
“Reconstructie wijst op twee delen, omgeven door grachten” (II)<br />
“Rond Huneborgen zijn steeds interessante sagen geweven” (III)<br />
“Hunnen, zigeuners, zwervers, tijdelijk de latere bewoners” (IV).<br />
Over de omgeving van Almelo schreef Eshuis in de jaren 1964 tot 1967 een lange artikelenserie<br />
“Van Boerenland tot Stadsrand”. Met behulp van zijn moeder (die bijna 97 jaar<br />
werd) had hij zich verdiept in de historie van de boerderijen die weg moesten in verband<br />
met de stadsuitbreiding. Nog bij zijn leven (in 1977) werden de 116 artikelen in boekvorm<br />
14
uitgegeven. In 1974 was Eshuis in verband met zijn vele verdiensten voor Twente al (als<br />
eerste) geëerd met de culturele “Mans Kapbaargprijs”.<br />
Eshuis was in zijn tijd een van de belangrijkste Twentse amateurarcheologen. Zijn vondsten,<br />
o.a. in de omgeving van de Visschedijk, in de ruilverkaveling Vriezenveen en in Hoge<br />
Hexel, waarover hij ook publiceerde, trokken de aandacht van de Rijksdienst voor het<br />
Oudheidkundig Bodemonderzoek in Amersfoort. Men vroeg hem om correspondent te<br />
worden. De legitimatiekaart die hij kreeg verschafte hem gemakkelijker toegang tot voor<br />
hem interessante plaatsen, b.v. bouwputten en ruilverkavelingsgebieden. Hij schreef ook<br />
enkele artikelen over “De volksoverlevering als wegwijzer voor de archeoloog”. Verhalen<br />
van boeren brachten hem vaak op het goede spoor. In 1960 richtte hij met zijn vriend Reinier<br />
Kampman, voor hem een grote stimulator bij het zoeken naar archeologische voorwerpen,<br />
de Twentse Werkgemeenschap voor Archeologie en Historie op. In de loop der<br />
jaren kreeg hij een uitgebreide en goed gedocumenteerde verzameling bodemvondsten. In<br />
1978 deed hij die over aan het Rijksmuseum Twente. De gemeente Almelo kocht in dat<br />
jaar zijn collectie antieke halen, stukken gereedschap afkomstig uit verdwenen Almelose<br />
boerderijen.<br />
Kort nadat Eshuis 80 jaar werd sloot hij een serie van bijna 100 artikelen af in het Dagblad<br />
van het Oosten met de titel “Zwerftochten door de Vechtvallei”. Tot en met nummer<br />
69 beschreef hij de buurtschappen langs de Vecht in de gemeenten Gramsbergen en Hardenberg,<br />
van De Haandrik tot Diffelen. In de jaren 1974/1975 was zijn werkterrein de gemeente<br />
<strong>Ommen</strong>. Nummer 70 van de serie t/m het laatste (ongenummerde) artikel van 23<br />
augustus 1975 gaan over de historie van Beerze, Junne en Stegeren. Hieronder volgt een<br />
overzicht van deze laatste krantenartikelen.<br />
Datum Nr. Kop van het artikel<br />
28-09-1974 70 Beerze, nog immer ’t land van het rusteloze zand<br />
12-10-1974 71 Ontleende Beerse naam aan visserij in Vecht?<br />
26-10-1974 72 Huis Beerse werd in 1583 door Spanjaarden verbrand<br />
09-11-1974 73 “Hans en Jenne” verlosten Beerse uit zijn isolement<br />
23-11-1974 74 Beerser jeugd nam honden mee naar de “Brinkschool”<br />
07-12-1974 75 Imposante Volkerink eens het bezit van huis Beerse<br />
21-12-1974 76 Oude boer op ’t Hesselink zocht naar grommelsteen<br />
04-01-1975 77 Warmerink en Wunnink woonden onder “kromstaf”<br />
18-01-1975 78 Bouwhuis migreerde al voor 1675 van “De Höfte”<br />
01-02-1975 79 Van een boerentimmerman die een kasteel bouwde<br />
15-02-1975 80 Keuters bij verdeling vaak aan de “achterste titte”<br />
01-03-1975 81 Oma Meulman geloofde niet in een landing op de maan<br />
15-03-1975 82 “Greven Ab” had bakoven naast de haardstede<br />
29-03-1975 83 De Marsinks mogelijk oudste erven van Beerse<br />
12-04-1975 84 “Goede Vrouw” was vele eeuwen schippersherberg<br />
26-04-1975 85 Over Beerserhaar liep eens een oude handelsweg<br />
M.i.v. 1 mei 1975 werd het Dagblad van het Oosten een kopblad van Tubantia. Het vervolg<br />
(na een onderbreking?) van de serie is (daarom?) niet genummerd. De copieën hiervan<br />
kreeg ik van Jan de Roos en Klaas Zandman uit Beerze en van het Historisch Informatiepunt<br />
in de Bibliotheek in Almelo.<br />
17-05-1975 -- Zandstuivingen ontnamen de boer zijn akkergrond<br />
24-05-1975 -- Junnermarke vergat de huwbare dochters niet<br />
07-06-1975 -- Junne had tot 1863 nog een eigen school<br />
14-06-1975 -- Junne had in 18 e eeuw nog gemeenschapsbakoven<br />
21-06-1975 -- Duidt naam Sonnebeld op heidense cultusplaats?<br />
28-06-1975 -- Bij “’t Rottenklooster” was overzetveer naar Arriën<br />
05-07-1975 -- Stegeren had 1700 v. Chr. al honkvaste bewoners<br />
12-07-1975 -- Heren van Stegeren en Beerse waren rivalen<br />
19-07-1975 -- Praastink en Meijerink, Stegerens oudste erven<br />
26-07-1975 -- Stegeren had tot 1863 de school op ’n Baandel<br />
02-08-1975 -- Buurtrijm haalde “noabers” over de “fiene hèkkel”<br />
09-08-1975 -- “Hilberts Willem” kwam na drie eeuwen terug<br />
15
16-08-1975 -- ’t Harbers vaak asyl voor “volk bij de weg”<br />
23-08-1975 -- Gebintbalk uit 1667 houdt het nog steeds<br />
Op 23 augustus 1975 schrijft Eshuis: “Met dit artikel wil ik dan de serie ‘Zwerftochten<br />
door de Vechtvallei’ besluiten. Veel zou er nog te vertellen zijn geweest over de strijd van<br />
de Steger boeren tegen het telkens terugkerende euvel van de zandverstuiving. ’t Zou echter<br />
een herhaling zijn geworden van reeds eerder in deze serie besproken<br />
‘stuifzandbestrijdingen’.<br />
Reeds twintig jaar eerder was Eshuis al in de gemeente <strong>Ommen</strong> actief geweest. Mij zijn de<br />
volgende publikaties bekend:<br />
mei 1955 EERDE – rijk aan krentebossen en … legenden *)<br />
nov. 1955 BEERSE, land van het rusteloze zand<br />
nov. 1955 Beerse ontstond rond een Karolingische hof<br />
okt. 1959 “De Hongerige Wolf”: historische herberg aan oude Hessenweg<br />
okt. 1959 ‘Pikmaaiers’ waren geziene klanten in “De Hongerige Wolf”<br />
*) Het artikel over Eerde is opgenomen in het in 2010 verschenen boek “Ontdekkingsreizen langs<br />
de Regge”. Ook in deze “<strong>Darde</strong> <strong>Klokke</strong>” is het te lezen.<br />
De historicus Dick Schlüter, die op 2 juni 2010 bij de presentatie van het boek<br />
“Ontdekkingsreizen langs de Regge” een lezing hield over “Archeologische sporen in het<br />
dal van de Regge”, schreef later naar aanleiding van de presentatie: “Het is prijzenswaardig<br />
dat de historische vereniging in Hellendoorn/Nijverdal de artikelen die betrekking<br />
hebben op het Reggedal toegankelijk heeft gemaakt. Er zijn ook nog artikelenseries over<br />
het dal van de Vecht, Ootmarsum en omgeving en bijdragen aan volkenkundige tijdschriften<br />
die op bundeling en publicatie liggen te wachten. Wie pakt de handschoen op? (…)<br />
We zijn nog niet klaar als het gaat om zijn nalatenschap aan en over Twente.”<br />
Voor wat het Vechtdal betreft ligt hier misschien een taak voor de <strong>Historische</strong> Vereniging<br />
Hardenberg en de <strong>Historische</strong> <strong>Kring</strong> <strong>Ommen</strong>.<br />
Op 27 oktober 1980 is Gerrit Jan Eshuis op 85-jarige leeftijd overleden.<br />
Lezers reageren<br />
Het artikel in De <strong>Darde</strong> <strong>Klokke</strong> over Varsen<br />
Geachte redactie,<br />
In "De <strong>Darde</strong> <strong>Klokke</strong>" <strong>nr</strong>. 156 van sept. 2010 maakt Dieks Horsman op blz. 18 melding<br />
van een tragisch ongeval in Varsen waarbij de boerenknecht Berend Dunnewind om<br />
het leven kwam. Een correctie is hier op zijn plaats. Het ongeval is weliswaar correct<br />
beschreven, maar het slachtoffer was niet Berend Dunnewind - die heeft ook nooit<br />
bestaan - maar mijn grootvader Berend Timmerman. Hij overleed op 17 juli 1918 op<br />
33-jarige leeftijd aan de gevolgen van het ongeluk dat hem een dag eerder was overkomen.<br />
De naamsverwisseling is begrijpelijk en verklaarbaar want hij woonde met<br />
vrouw en 3 jonge kinderen op De Dunnewind. Hij was ook geen boerenknecht, maar<br />
eigenaar van de Dunnewind, die hij in 1912 ter gelegenheid van zijn huwelijk in eigendom<br />
had verworven van 2 zusters, Gezina en Christina Schutman (Sienemeuje & Stienemeuje),<br />
beide weduwe en nicht van zijn vader, die hem vele jaren eerder als weeskind<br />
op verzoek van de Hervormde diaconie op de Dunnewind in huis hadden genomen.<br />
Hij is ook de schoongrootvader van de HKO-voorzitter.<br />
Zijn weduwe, Geertje Baarslag, hertrouwde op 14 nov. 1919 met de 15 jaar oudere<br />
Egbert Mooijers, de grootvader van het gelijknamige Oll'Ommer bestuurslid.<br />
B.Timmerman<br />
16
Proces-verbaal anno 1944<br />
Hoe de opperwachtmeester<br />
van Zanten ons op het<br />
spoor is gekomen is mij nooit<br />
duidelijk geworden. Dat we<br />
een Duits meisje dat aan de<br />
Stationsweg woonde ( in het<br />
huis nu bewoond door de familie<br />
Renting ¹) hebben gepest<br />
zal wel kloppen. Het was<br />
de dochter van een belangrijk<br />
man bij de ‘Organisation<br />
Todt’ , welke een tijdje in de<br />
padvindersboerderij aan de<br />
Koesteeg gevestigd was. (Zie<br />
ons ‘Nationaal Archief’: ‘OT’).<br />
De tuin waar die kinderen<br />
speelden grenst aan het<br />
Bergpad. En ik zal wel eens<br />
wat geroepen hebben, als ik<br />
uit school en via het Bergpad,<br />
door het weiland van<br />
Otterman (waar nu Hans<br />
Steen woont) naar de achteringang<br />
van onze tuin (nu Wilhelminastraat)<br />
liep. Maar geslagen<br />
en gespuugd hebben<br />
we nooit.<br />
Wij (Hans Beijer, Henk Oldeman<br />
en ik) werden uit de<br />
school aan het Vrijthof gehaald<br />
en moesten ons<br />
‘melden’ bij de kazerne aan<br />
de Hammerweg. We werden<br />
in een cel opgesloten. Enno<br />
de Boer en Mannes Stegeman<br />
zaten er al. Met zijn vijven<br />
hebben we uren in de cel gezeten en werden toen door Van Zanten, die<br />
heel stoer met een pistool in zijn kaplaars voor ons heen en weer liep ,<br />
enorm geïntimideerd. Mannes kreeg een harde draai om zijn oren en van<br />
Zanten dreigde onze ouders naar kamp Erica te sturen.<br />
Tegen negen uur ’s avonds moesten onze ouders ons ophalen.<br />
Achteraf een actie van de politie, te gek voor woorden. En zoals je het nu<br />
beoordeelt alleen uitgevoerd door van Zanten om een wit voetje te halen<br />
bij de Todt figuur.<br />
¹) In het proces-verbaal staat genoemd ‘voorheen’ bewoont door tandarts Bouman. Het huis is in 1935 gebouwd<br />
door tandarts Hagens, die heel actief was in de padvinderij. Aan het begin van de oorlog bedankte hij<br />
voor de padvinderij en wordt een fanatiek NSB'er. Hij wordt zelfs lid van de Nederlandse SS en neemt dienst<br />
bij de Waffen SS .<br />
17
Bijgaand artikel stond in<br />
het Dagblad van het Oosten<br />
d.d. 4 Mei 1955<br />
Eerde – rijk aan krentebossen en … legenden<br />
Duizenden bezoekers als de “Canadese rotsmispel” bloeit<br />
door Gerrit Jan Eshuis<br />
Ze staan op springen, de myriaden van kleine bloesemknoppen, die de onvergelijkbaar<br />
mooie bossen van Eerde weer met een waardig bruidskleed zullen tooien.<br />
En het zal dan weer een drukte van belang zijn in die prachtige allee, die van Den<br />
Ham naar <strong>Ommen</strong> leidt, want ontelbaar velen zullen dan optrekken naar dit eeuwenoude<br />
landgoed, om te genieten van de kortstondige, doch schitterende bloesempracht<br />
van de hier in groten getale groeiende, doch overigens in Europa zeldzame<br />
heester, de z.g. “Canadese Rotsmispel”, hier meer bekend onder de populaire naam<br />
van krentenboom, die zo ongeveer 150 jaar geleden uit Canada werd geïmporteerd.<br />
In het begin van deze eeuw waren Eerde en Dwingeloo in Drenthe nog de enige plaatsen,<br />
waar deze in Europa zeldzame boom, of misschien beter gezegd struik, groeide. Vooral<br />
aan de Oostzijde, tegenover de oprijlaan van het huis Eerde, vindt men prachtexemplaren,<br />
die wel meer dan een halve eeuw oud moeten zijn. Jammer, dat deze bloeiperiode, evenals<br />
de kleurige bladerpracht van deze heester in de herfst, maar zo kort duurt. Liefhebbers van<br />
deze bloesempracht moeten er dus steeds als de kippen bij zijn om van dit werkelijk verrassend<br />
schouwspel te kunnen genieten.<br />
Rijke historie<br />
Niet alleen liefhebbers van natuurschoon, ook de historieminnaar kan hier zijn hart ophalen.<br />
Al is ook hier in de loop der jaren veel veranderd en doet het tegenwoordige kasteel<br />
niet meer middeleeuws aan, toch is het of de vele eeuwen, die over dit landgoed heengingen,<br />
nog iets ondefinieerbaars hebben achtergelaten.<br />
Oorspronkelijk de vrije hoeve van een edele Sakser, die later zijn goed onder bescherming<br />
stelde van de abdij van Essen, wordt het in 1224 genoemd als een bezit van dit klooster.<br />
De roofridder van Eerde<br />
In de tweede helft der 14 de eeuw heeft Evert van Essen, gehuwd met Margaretha, erfdochter<br />
van Eerde, het in leen en laat hier “een sterck en geweldig huis van swaren houte en<br />
steen bouwen”.<br />
Aldus verschanst achter veilige muren brandschatte en plunderde hij in verre omtrek.<br />
De bisschop van Utrecht, Floris van Wevelinckhoven, en de drie steden, Deventer, Kampen<br />
en Zwolle, besloten hier een eind aan te maken en sloegen in 1380 het beleg voor het<br />
huis Eerde.<br />
Onder het voor deze belegering aangevoerde materiaal bevond zich ook een grote partij<br />
“do<strong>nr</strong>ecruyt” (buskruit), wat door de Deventernaren in Vlaanderen was gekocht.<br />
Eerste toepassing van het buskruit<br />
Het slot Eerde viel aldus de “eer” te beurt, als eerste in den lande met dit “donderkruit” te<br />
worden beschoten.<br />
En men kreeg hier wel een goede gelegenheid dit nieuwe strijdmiddel te “testen”. Veel<br />
schijnt het echter nog niet te hebben uitgericht. Geen wonder, stenen van 1300 pond, die<br />
met een zware blijde tegen de muren van deze veste werden geslingerd, stuitten als kaatsballen<br />
af op de “met als molenstenders zo zware balken” in vakwerk gebouwde muren en<br />
kwamen deels weer gelijk een boemerang in het kamp der belegeraars terug.<br />
De belegeraars hielden echter vol en toen het de belegerden duidelijk werd, dat er geen<br />
kans op hulp of ontzet was, gaven zij zich over.<br />
Nu gaf de bisschop bevel het roofnest te vernietigen, doch het bouwsel bleek zo hecht en<br />
sterk, dat men het met geen mogelijkheid kon slopen. Om het toch grondig op te ruimen,<br />
werd het in brand gestoken.<br />
De grote hoeveelheid zwaar hout aan deze, zo solide gebouwde burcht verwerkt, was ook<br />
voor het vuur een moeilijk te verteren kost, zodat het meer dan een maand lang brandde.<br />
18
Verzoening en boete<br />
Na zijn nederlaag verzoende Evert van Essen zich met de bisschop, maar overleed reeds in<br />
1382.<br />
Wel zullen ze hem zwaar gebrandschat hebben, want in het jaar 1383 de 20 e October “des<br />
Vrijdages na Sunte Symen Juden daghe” verklaart Gheryt van den Zyle, pander in Zallant<br />
van de bisschop van Utrecht, dat hij voor een schuld van 2000 oude schilden, ten behoeve<br />
van Vrederik van Hekere, ridder, beslag heeft gelegd op de nagelaten goederen van Evert<br />
van Essen, met uitzondering op de douaire voor diens vrouw, de jonkvrouw van Eerde.<br />
Bij een “magescheid” komt het kasteel, dat inmiddels weer herbouwd was, in bezit van<br />
Hendrik van Essen.<br />
In 1521 wordt het weer geplunderd en omvergehaald door de Zwollenaren onder bescherming<br />
van de oorlogzuchtige Karel van Egmond, Hertog van Gelderland, die de gehoorzaamheid<br />
aan Utrechts bisschop had opgezegd.<br />
In 1531 wordt Jan van Twikkelo met het huis Eerde en aanhorigheden beleend.<br />
Adriana, dochter van Jasper van Twikkelo, huwt 2 December 1588 met Jan Baptiste van<br />
Renesse.<br />
De 11 e April 1706 verkoopt de Douairière Schaap van Winsum, geboren van Renesse, het<br />
aan Baron Johan Werner van Pallandt. Deze en diens vrouw, Johanna Elisabeth van Baer,<br />
zijn de stichters van het tegenwoordige huis (1715).<br />
De legende van de kinderruil<br />
Veel sagen en legenden zijn in de loop der eeuwen om en met huize Eerde verweven. Die<br />
wel het langst onder het eenvoudige landvolk bleef leven, is de legende van de kinderruil<br />
tussen de burchtvrouwen van Collendoorn en Eerde.<br />
Rudolf, jonker van Collendoorn, heeft liefde opgevat voor Ida, de jonkvrouw van Eerde en<br />
vriendin van zijn zuster Kunigonda. Deze laatste probeert haar broeder te overreden van<br />
Ida af te zien omdat deze zijn liefde niet beantwoordt. Rudolf echter houdt teveel van Ida<br />
om haar zonder meer op te geven.<br />
Na een opwindend gesprek met zijn zuster gaat Rudolf ter jacht en zwerft door de bossen<br />
in de richting van Eerde, in de hoop zijn geliefde te ontmoeten.<br />
Toevallig heeft Ida het plan opgevat een bezoek te brengen aan haar vriendin Kunigonda<br />
van Collendoorn.<br />
Ida met haar page rijden op hun hitten door het Eerderbos, in de richting Beerse.<br />
’t Is winter, de sneeuw kraakt onder de hoeven der paarden en de wateren zijn met een<br />
ijsvloer bedekt. Ook de Vecht is toegevroren en het ijs blijkt sterk genoeg om hen en de<br />
paarden te kunnen dragen.<br />
Zij kwamen nu vlugger bij de oude Hessenweg, die langs Collendoorn voert. Plotseling<br />
staakt Ida’s hit zijn snelle gang, steekt de kop op met gespitste oren en begint over zijn<br />
hele lichaam te beven. “In aller heiligen naam, vooruit, Jonkvrouw”, gilt de page.<br />
Het was te laat! Een vervaarlijke wolf breekt door de struiken, gevolgd door een zestal<br />
anderen, die zich op de paarden werpen.<br />
Het ziet er voor de jonkvrouw van Eerde hachelijk uit, want de page, die slechts met een<br />
degen gewapend is, kan haar weinig hulp bieden. Toch heeft iemand haar hulpgeroep gehoord.<br />
Het is de jonker van Collendoorn, die als de reddende engel op het toneel verschijnt.<br />
Met één welgemikte pijl weet hij de wolf, die het op Ida’s hoofd heeft voorzien, te doden.<br />
De jonker tilt de jonkvrouw nu op zijn paard en voert haar naar de dichtbij gelegen herberg<br />
aan de oude Hessenweg, waar zij weer op haar verhaal kan komen.<br />
“De hongerige wolf”<br />
Meer dan vijf eeuwen zijn na dit voorval verstreken en nog heet deze herberg “De hongerige<br />
wolf” en de plaats waar de jonkvrouw door de wolven werd overvallen, “de wolvenstruik”.<br />
Na haar redding door de jonker van Collendoorn voelde Ida zich zodanig aan haar redder<br />
verplicht, dat zij hem haar hand schonk.<br />
Toen Rudolf zijn moeder, de burchtvrouw van Collendoorn, met dit feit in kennis stelde,<br />
brak er een ware storm los en dreigde ze haar zoon met opsluiting in de kelders van haar<br />
burcht.<br />
Waarom was zij er zo fel tegen?<br />
Zij en de reeds vroeg gestorven burchtvrouw van Eerde waren boezemvriendinnen geweest.<br />
Ofschoon zelf zeer heerszuchtig van aard, had ze altijd gesidderd voor haar man,<br />
19
die haar gedreigd had met verstoting, als ze hem geen zoon schonk. Nu wilde het toeval,<br />
dat de burchtvrouw van Collendoorn en die van Eerde gelijktijdig een kind verwachtten.<br />
De burchtvrouw van Collendoorn had er reeds een voorgevoel van dat het een dochter zou<br />
worden. Daarom stelde ze haar boezemvriendin voor, mocht haar voorgevoel bewaarheid<br />
worden en de burchtvrouw van Eerde zou een zoon krijgen, de kinderen te ruilen.<br />
De goede Mathilde van Eerde wilde haar ongelukkige vriendin wel helpen, maar hoe?<br />
Daarom werd een, ergens in de buurt van Den Ham wonende pater, Thomas de Kluizenaar<br />
genoemd, in het complot betrokken, die zijn medewerking verleende onder voorwaarde,<br />
dat zo er iets verkeerd mocht gaan, hij van verdere geheimhouding ontslagen zou zijn.<br />
Toen beide aanstaande vaders ten strijde waren (wanneer waren ze het niet?), bracht de<br />
burchtvrouw van Eerde een zoon en die van Collendoorn een dochter ter wereld: de kinderen<br />
werden nu in ’t geheim verwisseld, doch het meisje stierf spoedig.<br />
Later werd de heer van Eerde nog een dochter geboren, de hierboven genoemde Ida. Deze<br />
was dus een volle zuster van Rudolf.<br />
Na vele verwikkelingen en moeilijkheden (de burchtvrouw van Collendoorn wordt krankzinnig)<br />
voelt Pater Thomas zich van zijn gelofte ontslagen en weet nog juist bijtijds de<br />
bloedschennende echt te verhinderen.<br />
Rudolf, nu als jonker van Eerde, huwt later met zijn vermeende zuster Kunigonda, jonkvrouw<br />
van Collendoorn, en zij worden een gelukkig paar.<br />
Wie herkent de personen op deze foto?<br />
De HKO is in het bezit gekomen van onderstaande foto. Het is niet bekend welke familie<br />
dit is. Herkent u personen op deze foto, dan wordt u verzocht contact op te nemen met de<br />
HKO.<br />
20