Darde Klokke nr 153 - Historische Kring Ommen
Darde Klokke nr 153 - Historische Kring Ommen
Darde Klokke nr 153 - Historische Kring Ommen
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Van de redactie<br />
Dit is het laatste nummer van 2009. Dit keer hebben we een gevarieerd aanbod aan artikelen.<br />
Adriaan Grootenhuis heeft ons een aantal artikelen verstrekt, die we de komende<br />
maanden zullen plaatsen.<br />
Van Mannes Schoppink kregen we een artikel over de familie Ten Bokkel.<br />
De heer en mevrouw Butink-Alferink schreven een artikel over de Peterhof aan de Stationsweg.<br />
Mevrouw Hoekman-Van Elburg reageerde op het artikel over de ULO in 1944.<br />
De heer Van der Harst deed dat ook, maar dan naar aanleiding van het artikel “Uit het<br />
dagboek van een toerist”.<br />
Verder treft u in dit nummer en ook in de komende nummers kleine artikelen uit de Opregte<br />
Ommer Courant. Uit een nalatenschap hebben we een groot aantal kranten uit de<br />
jaren 1917, 1920, 1931 en 1932. Ook hieruit blijkt dat wij hedendaagse ontwikkelingen<br />
vinden al jaren geleden voor het eerst het daglicht hebben gezien.<br />
Dick de Boer en Gerko Warner hebben hun tweede deel over de buurtschap Besthmen<br />
geschreven. Naar verwachting krijgt dit nog een vervolg.<br />
Mevrouw Van den Berg-Molthoff uit Bussum schreef een artikel over haar herinneringen<br />
aan de hongertochten uit 1944/1945. Het is haar persoonlijk relaas uit een ingrijpende periode<br />
in haar leven.<br />
Hooge Graven is het eerste artikel dat we in dit blad van Adriaan Grootenhuis publiceren.<br />
Dit is het eerste verhaal uit een reeks, die we inmiddels op de plank hebben liggen.<br />
Mevrouw Newble-de Graaf uit Schotland heeft haar herinnering aan haar opa, Gait van<br />
der Pieter, in het <strong>Ommen</strong>s opgeschreven.<br />
Omslagfoto: De NH-kerk in Lemele. De foto is althans voor de redactie van onbekende<br />
datum.<br />
Inhoudsopgave<br />
De Ommer familie Ten Bokkel ........................................... M. Schoppink .............. blz. 2<br />
De Peterhof in <strong>Ommen</strong> ....................................................... Fam. Butink-Alferink .. blz. 7<br />
ULO 1944 - een reactie ...................................................... D. Hoekman ................ blz. 6<br />
Uit het dagboek van een toerist - een reactie ..................... J. van der Harst .......... blz. 9<br />
Het oude Besthmen - het Besthmenerveld .......................... D. de Boer/G. Warner . blz. 10<br />
Hongertochten 1944/1945 .................................................. A.M.H. van den Berg .. blz. 16<br />
Hooge Graven .................................................................... A. Grootenhuis ............ blz. 18<br />
Mien opa ............................................................................. J. Newble ..................... blz. 20<br />
1
Ds. Jan Willem te Bokkel<br />
(1815-1888)<br />
Zoons Ommer dominee<br />
worden strijdbaar atheïsten<br />
door Mannes Schoppink<br />
Waar nu aan Den Lagen Oordt de Rabobank is gesitueerd, stond van 1961 tot 1987 het<br />
gereformeerde verenigingsgebouw d’ Olde Wheeme oftewel ‘de oude pastorie’. Van 1877<br />
tot 1949 werd de pastorie (die enkele keren werden herbouwd) bewoond door de gereformeerde<br />
predikanten Jan Hendrik Vos, Jan Bakker, Lubbert Smilde, Willem de Graaf, Jacob<br />
Koppe en Johan Frederik Colenbrander (en hun gezinnen). Van 1949 tot 1961 werden<br />
er klassen in ondergebracht van de Dr. A.C. van Raalteschool. Het gereformeerde kerkbestuur<br />
had het huis in 1877 gekocht van de dat jaar naar Geesteren (Achterhoek) vertrokken<br />
ds. Jan Willem te Bokkel (ten o<strong>nr</strong>echte vaak ‘ten Bokkel’ genoemd, zijn twee jongste<br />
zoons kregen deze toevoeging pas officieel). Te Bokkel keerde toen terug naar de omgeving<br />
waarin hij was opgegroeid. Misschien was het na 33 jaar predikant te zijn geweest<br />
van de Christelijk Afgescheiden gemeente van <strong>Ommen</strong> ook wel een vlucht, want wat had<br />
hij er – zeker in z’n privéleven – veel meegemaakt.<br />
Jan Willem te Bokkel werd op zondag 15 januari 1815 geboren in het Gelderse Aalten.<br />
Zijn ouders behoorden tot de boerenstand. Ze boerden letterlijk goed, het heeft de familie<br />
dan ook nooit ontbroken aan noodzakelijke financiële middelen. Jan Willem ‘bekeerde’<br />
zich al vroeg. IJverig Schriftonderzoek en het lezen van ‘oude schrijvers’ brachten hem tot<br />
de overtuiging dat de leer die in de Hervormde Kerk werd gebracht niet ‘bijbels’ (meer)<br />
was. Trouw bezocht hij in zijn jeugd de catechisaties, maar hij vond er bij zijn leermeesters<br />
geen gehoor. Toen andere ontevredenen heimelijk bijeenkomsten hielden bij de familie<br />
Bouwhuis in Winterswijk, sloot Jan Willem er zich direct bij aan. Van verschillende<br />
kanten kreeg de boerenzoon te horen dat hij zelf voor predikant moest studeren. Hij voelde<br />
zich zelf echter nog niet ‘geroepen’ en aanvankelijk aarzelden ook zijn ouders. Toen<br />
een naburige gemeente aanbood financieel borg te staan voor de studie van de pientere<br />
knaap, gingen de ouders alsnog om. Jan Willem werd in Hattem en Schiedam opgeleid<br />
door ds. Anthony Brummelkamp en in <strong>Ommen</strong> door ds. Albert Christiaan van Raalte. Hij<br />
zette zich voor de volle honderd procent in en soms was hem dat nog niet genoeg. Zijn<br />
lichamelijke gesteldheid had hier nog wel eens onder te lijden.<br />
Jan Willems eerste gemeente was Winterswijk (16 juli 1843). Onder de gemeenteleden<br />
bevond zich ook Anna Margaretha Esselink (1823-1872), die in meer dan één opzicht onder<br />
de indruk was van de knappe en geleerde boerenzoon. De vonk sloeg over, waarna de<br />
twee op 7 november 1844 trouwden. Drie dagen later hield Jan Willem zijn afscheidspreek<br />
in Winterswijk, om samen met zijn jonge vrouw naar <strong>Ommen</strong> te vertrekken. De<br />
Christelijk Afgescheiden gemeente van <strong>Ommen</strong> had een beroep op Jan Willem uitgebracht.<br />
Natuurlijk zal zijn leermeester A.C. van Raalte een goed woordje voor hem hebben<br />
gedaan. Van Raalte had nog genoeg werk in <strong>Ommen</strong> te<br />
doen, maar hij had aangegeven dat hij in het meer centraal<br />
gelegen Arnhem een predikantenopleiding wilde<br />
starten. Jan Willem te Bokkel zou ongetwijfeld een goede<br />
opvolger zijn.<br />
Ondertussen wensten de afgescheidenen in <strong>Ommen</strong> een<br />
eigen, christelijke school. Het gemeentebestuur was echter<br />
fel tegen. In die tijd was er ook nog eens sprake van<br />
een flinke economische crisis. De aardappelziekte sloeg<br />
keihard toe en ook de roggeoogst mislukte. In september<br />
1846 vertrokken onder leiding van Van Raalte vanuit<br />
Rotterdam 109 personen uit heel het land (met daarbij<br />
één gezin uit <strong>Ommen</strong>) om in Amerika een betere toekomst<br />
tegemoet te gaan. Althans, dat hoopte men.<br />
In 1850 kwam na tussenkomst van de provincie en zeer<br />
tegen de wens van het gemeentebestuur de christelijke<br />
school in <strong>Ommen</strong> er toch, de eerste in de vier noordelij-<br />
2
ke provincies. Er werd een gebouwtje gehuurd van de familie Brinkhuis, achter de Hervormde<br />
kerk. Het eerste schoolhoofd was de heer P. van Malsen.<br />
Zeven kinderen<br />
Jan Willem en zijn vrouw Anna Margaretha werden verblijd met liefst zeven kinderen. Op<br />
22 september 1845 werd de oudste dochter Aleida Dela te Bokkel geboren. Daarna volgden<br />
Wander (13 juli 1847), Johannes (24 juni 1849), Jan Gerhard (5 maart 1852), Dela<br />
Aleida (21 mei 1853), Jan Gerhard (14 december 1856) en Wander (16 juli 1863). De kinderen<br />
brachten naast vreugde om hun geboorte ook veel zorgen en verdriet met zich mee.<br />
Het woonhuis aan de latere Den Lagen Oordt was zeer slecht geïsoleerd en tochtte aan alle<br />
kanten. Een ziekte als tuberculose (‘de gevreesde ziekte’) had dan ook vrij spel. De oudste<br />
Jan Gerhard overleed niet lang na zijn geboorte (6 april 1852), de oudste Wander op<br />
slechts 13-jarige leeftijd (23 januari 1861). Het is (mij) niet bekend of deze sterfgevallen<br />
reeds met tbc hadden te maken, die uit later jaren hadden dat wel.<br />
Trots zal Jan Willem ongetwijfeld zijn geweest toen zijn dochter Aleida Dela op 11 oktober<br />
1867 trouwde met de in Vriezenveen geboren en getogen en in Noordeloos werkzame<br />
predikant Gerrit Bramer (1837-1901). Jan Willem had Bramer zelf twee jaar opgeleid.<br />
Aleida Dela en haar man verhuisden in 1869 naar Bramers nieuwe standplaats, het Friese<br />
Idskenhuizen (gem. Doniawerstal). Het huwelijk bleef helaas kinderloos. Groot was het<br />
verdriet toen Aleida Dela op 12 december 1871 plotseling overleed. Twee jaar later hertrouwde<br />
Bramer met Johanna Geertrui te Raa. Zij kregen wel kinderen, liefst negen in getal.<br />
Uiteraard werd de oudste dochter Aleida Dela genoemd. En gelukkig zat er ook nog<br />
een predikant tussen.<br />
Voor Jan Willem te Bokkel was de gifbeker ondertussen nog lang niet leeg. In 1871<br />
brandde de pastorie af en op zaterdag 13 januari 1872, nauwelijks een maand na het overlijden<br />
van zijn oudste dochter, verloor hij zijn vrouw Anna Margaretha op slechts 58jarige<br />
leeftijd aan tbc. Een jaar later hertrouwde de predikant, die toen eveneens 58 jaar<br />
oud was, te Zwolle met de negen jaar jongere Marianne Eskes (1824-1894). Leek er even<br />
weer wat geluk te zijn teruggekeerd in het leven van de Te Bokkels, in het voorjaar van<br />
1875 sloeg het noodlot andermaal onbarmhartig toe. Eerst overleed dochter Dela Aleida<br />
op 21-jarige leeftijd (24 februari), drie dagen later volgde de 25-jarige Johannes. Beiden<br />
leden aan tbc. Het verlies kwam ongenadig hard aan. Jan Willem was een zenuwinzinking<br />
nabij. Het In Memoriam in De Bazuin (het orgaan van de Theologische Hogeschool te<br />
Kampen) van 29 juni 1888 hierover: ,,Zijn Zender heeft hem door diepe wegen geleid. De<br />
sterfgevallen hadden zoveel invloed op zijn gestel, dat het een schok kreeg, die hij nooit<br />
geheel te boven is gekomen. Hij trok zich bijna geheel uit de wereld terug. Zijn ziel was<br />
stil tot God, van wie hij wist, dat Hij uit getrouwheid verdrukt en druppelen van troost in<br />
de lijdenskelk stort.” In een familiebijbel plaatste Jan Willem op verschillende plaatsen<br />
aantekeningen, daar waar hij dacht dat hij er troost uit kon putten. Hij berustte in zijn lot<br />
en was er stellig van overtuigd dat het verlies van zijn kinderen ‘de wil des Heeren’ was<br />
geweest.<br />
Jan Willem deelde de kerke<strong>nr</strong>aad ondertussen mee dat de uitgestrekte gemeente van <strong>Ommen</strong><br />
voor hem te groot geworden was. Waar hij eerder beroepen uit Deventer en Noord-<br />
Amerika naast zich had neergelegd, besloot hij in 1877 in te gaan op het beroep dat de<br />
veel kleinere gemeente van Geesteren op hem uit had gebracht. De Ommer gereformeerden<br />
zullen dat niet (helemaal) erg hebben gevonden. Dat lezen we tenminste tussen de<br />
regels door in de kerke<strong>nr</strong>aadnotulen van 5 juli 1867 reeds: ,,…Wordt besloten dat de Leeraar,<br />
die de volgende week als curator der Theologische School vanwege de provincie<br />
Overijssel te Kampen de jaarlijkse Ver. van Cur. tot afneming der examina moet bijwonen<br />
aldaar pogingen om een der dan aldaar aanwezige leeraren te bewegen den volgenden<br />
zondag alhier den predikant waar te nemen zal aanvaarden, dewijl anders zou moeten gelezen<br />
worden. En de gemeente ook wel eens verandering van spijs die eten doet, begeert.”<br />
In het voorjaar van 1882 zag Jan Willem zich genoodzaakt vanwege opspelende tbc zijn<br />
ambt neer te leggen. Hij vroeg zijn emeritaat aan bij de classis Varsseveld en kreeg deze<br />
op de meest eervolle wijze. Daar de predikant zelf goed in de slappe was zat, hoefde hij<br />
zijn hand niet bij anderen op te houden. ,,God had hem met tijdelijke goederen ruimschoots<br />
bedeeld,” zo wist De Bazuin na zijn overlijden te melden. De laatste jaren van zijn<br />
leven woonde Jan Willem met zijn tweede vrouw in Zwolle.<br />
Nog eenmaal was hij trouwens in <strong>Ommen</strong> terug. Op donderdag 15 april 1886 sprak hij er<br />
bij de viering van het 50-jarig bestaan van de Christelijk Afgescheiden gemeente. Het gekozen<br />
tekstgedeelte was 1 Corinthe 15: 1 en 2: ,,Voorts, broeders, ik maak u bekend het<br />
3
Jan Gerhard ten Bokkel<br />
(1856-1932)<br />
Evangelie dat ik u verkondigd heb, hetwelk gij ook aangenomen hebt, in hetwelk gij ook<br />
staat, door hetwelk gij ook zalig wordt, indien gij het behoudt op zoodanige wijze als ik<br />
het u verkondigd heb, tenzij dat gij tevergeefs geloofd hebt.”<br />
Jan Willem overleed op maandag 25 juni 1888 in zijn huis aan de Walstraat in Zwolle. De<br />
Bazuin hierover: ,,Eindelijk dwong zijn kwaal hem de kamer te houden. Hevige aanvallen<br />
van benauwdheid kreeg hij in de laatste weken van zijn leven. Hij snakte soms naar adem,<br />
maar in de grootste smarten was zijn hart in de Heere gerust. De 25 e juni is hij zacht en<br />
naar wij vast geloven, zalig ontslapen en geniet hij nu het genadeloon, door de Heer aan<br />
zijn trouwe dienaren beloofd.” Even verder over de begrafenis: ,,Zijn as ruste in vrede,<br />
zijn weduwe worde gesterkt en zijn twee volwassen zonen mogen de nagedachtenis van<br />
hun onvergetelijke vader eren door zijn voetstappen te drukken.” Dat waren die twee volwassen<br />
zonen echter niet van plan.<br />
Hartgrondige afkeer<br />
Jan Gerhard ten Bokkel (‘ten!’) was de oudste van de twee volwassen zonen. Hij werd<br />
geboren op 14 december 1856 in de pastorie in de latere Den Lagen Oordt. Hij bezocht de<br />
christelijke school naast de Hervormde kerk en kreeg daar les van meester Van der Velden.<br />
Na de lagere school ging hij naar het gymnasium in Zwolle. Hij moest elke zondag<br />
drie keer naar de kerk om daar als twaalfjarige reeds het orgel te bespelen. Hij ontwikkelde<br />
een fenomenale bijbelkennis, maar ook een hartgrondige afkeer van het geloof. Hij wilde<br />
graag studeren. Van zijn vader mocht dat echter slechts theologie zijn en dan alleen nog<br />
maar in Kampen (net als schoonzoon Gerrit Bramer). Een jaar nadat zijn vader was hertrouwd,<br />
om precies te zijn in 1874, besloten Jan Gerhard en zijn jongere broer Wander het<br />
ouderlijk huis te verlaten. Niet vergeten mag worden dan Jan Gerhard zelf ook tuberculose<br />
had, maar dat hij niet lijdzaam zijn lot wenste af te wachten.<br />
In Zwolle begonnen Jan Gerhard en Wander een opleiding tot landmeter bij het kadaster.<br />
Jan Gerhard verbleef vanwege zijn beroep enige tijd in Dordrecht en Haarlem, voordat hij<br />
bij het kadaster in Amsterdam kwam te werken.<br />
In deze tijd verloor hij de laatste resten van zijn<br />
geloof en zou hij de rest van zijn leven aanhanger<br />
worden van Ernst Haeckel, Charles Darwin en<br />
Multatuli. Toen in 1879 het vrijdenkerstijdschrift<br />
De Dageraad wederom verscheen, werd Jan Gerhard<br />
een van de trouwste medewerkers. Eerst<br />
was dat nog heel bescheiden als verspreider van<br />
het blad, vanaf 1882 schreef hij er tal van artikelen<br />
voor.<br />
Verder raakte hij in contact met Lodewijk van<br />
Deyssel, met wie hij levenslang bevriend zou<br />
blijven. Ook kwam hij regelmatig in contact met<br />
vooraanstaande schilders als Breitner en Jan<br />
Toorop. In 1884 werd Jan Gerhard overgeplaatst<br />
naar Groningen. De domineeszoon werd in 1887<br />
secretaris van de Groninger afdeling van de Nederlandsche<br />
Bond voor Algemeen Kies- en Stemrecht<br />
(NBvAKS). Bij het overlijden van Multatuli<br />
in hetzelfde jaar stuurde hij namens de afdeling<br />
van de NBvAKS een rouwbrief en krans naar<br />
Nieder-Ingelheim. Voor Multatuli had hij grote<br />
bewondering. Deze was van deïst (‘God als de<br />
maker van de natuurwetten’) atheïst (‘er is helemaal geen God’) geworden.<br />
Zo formuleerde Multatuli (pseudoniem voor Eduard Douwes Dekker) dat ook in ‘Het gebed<br />
van den onwetende’ (‘Ik ken u niet, o God! Ik riep U aan, ik zocht/ Ik smeekte om<br />
antwoord, en Gij zweegt!/ De vader zwijgt, o God, er is geen God’). In de tijd dat Jan Gerhard<br />
in Groningen woonde schreef hij anoniem het boekje ‘Dominee, Pastoor of Rabbi’<br />
(Amsterdam, 1890). Het werd een totale afrekening met het geloof. ,,We strijden tegen<br />
den godsdienst voornamelijk om twee redenen. 1. Omdat de goddienerij elken vasten<br />
grond van waarheid mist en derhalve een gruwel is in de oog van den waarheidsvriend, en<br />
2. Omdat de verschillende godsdiensten, en de Christelijke niet het minst, steeds een zeer<br />
groot gedeelte van het menschendom ongelukkig hebben gemaakt.”<br />
4
Nam vader Jan Willem, de predikant, de Bijbel letterlijk, ja zelfs van kaft tot kaft, zoon<br />
Jan Gerhard kon daar niets (meer) mee. ,,We menen dat de godsdienst, zooals zij in ons<br />
landje door dominees, pastoors, rabbis enz. wordt geleerd, op den duur het volk ongelukkig<br />
maakt. Ongelukkig, ten gevolge van domheid en onwetendheid. Wij nu wilden het<br />
volk gaarne gelukkig zien hier op aarde, gelukkig door verstand en wetenschap. Daarom<br />
en daarom alleen strijden wij tegen het geloof.”<br />
Jan Gerhard gebruikte in ‘de drie geestelijken’, zoals het boekje in de volksmond ook wel<br />
werd genoemd, spot eveneens als middel. ,,Als wij moeten lijden vanwege Eva’s zonden<br />
hoe zit dat dan eigenlijk met de dieren, die waarachtig in den regel ook niet voor hun plezier<br />
leven, heeft het eerste paard wellicht in het Paradijs verboden haver gevreten?”<br />
Jan Willem zocht zijn troost in de Bijbel door bijvoorbeeld bepaalde verzen aan te strepen,<br />
voor Jan Gerhard was dit pure schijn. ,,’t Is immers mogelijk, dat het met den godsdienst<br />
gaat als met de jenever. Ook deze verzacht dikwijls het lijden en stemt tot vrolijkheid.<br />
Daar is niets, zegt de Engelsche dichter Byron, dat iemand bij een schipbreuk of ander<br />
gevaar zoo kalmeert als godsdienst en rum en men ziet dan ook bij zoon gelegenheid<br />
de helft van de bemanning bidden en de andere helft bezig het<br />
rumvaatje te ledigen.”<br />
De auteur liet het boekje zelf drukken. De verkoopprijs bedroeg slechts tien<br />
cent per exemplaar. In het eerste jaar na de verschijning werden er maar<br />
liefst 50.000 van verkocht (met latere herdrukken erbij uiteindelijk zelfs<br />
60.000). In ieder geval was ‘Dominee, Pastoor of Rabbi’ de meest verkochte<br />
titel van de tweede helft van de 19 e eeuw in Nederland.<br />
De directe formuleringen, de heldere taal, de humor en de spot, de vaart van<br />
de vertellingen en het volstrekt ondubbelzinnige karakter waren de kracht<br />
ervan en moeten als voornaamste oorzaken van de hoge verkoopcijfers worden<br />
gezien. De conclusies in het boekje logen er niet om. ,,Indien God voor de schepping<br />
bewustzijn gehad had, dan zou de schepping een niet te verontschuldigen misdaad zijn. En<br />
de martelingen, vervolgingen en godsdienstoorlogen zijn geen historische onvolkomenheden,<br />
wat de moderne theologie daarover ook mag beweren – alsof er zoiets bestaat als<br />
vooruitgang in het geloof, alsof men zomaar opzij kan schuiven wat vroeger is verteld,<br />
gepredikt en afgedwongen.” Als gezegd verscheen ‘Dominee, Pastoor of Rabbi’ anoniem.<br />
Waarom? Zo vroeg ook kleinzoon Jan (Gerhard Arnold) ten Bokkel (1929) zich af, die<br />
enige jaren geleden promoveerde op (onder meer) het gedachtegoed van zijn grootvader.<br />
In zijn boek ‘Gids en Genieën’ (2003) schrijft hij: ,,Vanaf 1890 stond zijn naam als redactielid<br />
vermeld op het titelblad van De Dageraad. Angst voor het verliezen van zijn overheidsbetrekking<br />
kon dus geen rol hebben gespeeld. Het is denkbaar dat piëteit jegens zijn<br />
vader die kort daarvoor was overleden of jegens zijn stiefmoeder, die nog in leven was,<br />
een rol heeft gespeeld. Waarschijnlijker is echter dat hij aan de brochure de volle slagkracht<br />
van de vrijdenkersvereniging De Dageraad wilde meegeven. Hij besefte bezig te<br />
zijn met een escalatie van de antitheologische discussie. De signatuur van een onbekende<br />
jonge schrijver zou daarvoor mogelijk onvoldoende zijn.” Jammer blijft het wel dat het<br />
boekje anoniem werd uitgebracht. Mogelijk dat er anders veel meer over Jan Gerhards<br />
jeugd in <strong>Ommen</strong> bekend zou zijn geworden.<br />
Felle reacties<br />
‘Dominee, Pastoor of Rabbi’ veroorzaakte buitengewoon felle reacties. De schrijver werden<br />
hel en verdoemenis aangezegd. Ook werd hij door tegenstanders op één lijn met de<br />
duivel zelf geplaatst. In eigen kring waren er eveneens kritische geluiden. Men vond de<br />
brochure te plat, te grof en onnodig kwetsend jegens gelovige arbeiders. Jan Gerhard erkende<br />
dit, maar vond de ‘kwaal’ erger en zag zijn scherpe taal als een ‘noodzakelijk kwaad’.<br />
Kritiek kwam er evenwel ook van Ferdinand Domela Nieuwenhuis, de voorman van<br />
de anarchistische Sociaal-Democratische Bond. Domela vond dat Jan Gerhard onvoldoende<br />
aandacht gaf aan de sociale strijd en zich veel te veel focuste op de funeste invloed van<br />
de kerken. Domela was zelf vroeger (doopsgezind) predikant geweest. Zijn geloof was<br />
gevallen zoals dat met dominosteentjes gaat. Hij had echter geen reden zich er tegen af te<br />
zetten, zoals Jan Gerhard dat wel had. Domela begreep wel dat mensen hun troost zochten<br />
in de kerk, Jan Gerhard vond godsdienst juist de oorzaak van alle narigheid en die moest<br />
daarom voor alles worden bestreden. Vertelt het volgende citaat uit ‘Dominee, Pastoor of<br />
Rabbi’ ook niet iets over hoe Jan Gerhard zijn opvoeding had ervaren? ,,Door de eeuwige<br />
voorpreeken van de tien geboden en andere bijbelsche voorschriften en het voortdurende<br />
5<br />
Familieboek van fam. Ten<br />
Bokkel
Jan Gerhard en Sally Saltet<br />
aandringen op bidden en niet zondigen, ten einde daardoor de hel te ontlopen en een<br />
plaatsje in de hemel machtig te worden, zijn onze karakters door en door bedorven. Het<br />
verrichten van eene edelen daad om haarzelve is uitzondering geworden, de gedachte aan<br />
loon en beloning werd regel.”<br />
Jan Gerhard trouwde op 37-jarige leeftijd (7 juni 1894) met de eveneens 37-jarige Sally<br />
Saltet uit Amsterdam. Twee jaar later werd hun enige kind geboren: Johannes Arnold Paul<br />
Constant ten Bokkel (22 september 1896). De laatste drie namen waren afkomstig van een<br />
van Jan Gerhards beste vrienden, Arnold Paul Constant Ising (1857-1904). Broer Wander<br />
trouwde op 5 augustus 1892 in het Groningse Termunten met Mina Catherina Hellema<br />
(1865-1933). Met Wander had zij gemeen dat haar vader predikant was, zij het dat deze de<br />
‘moderne’ richting was toegedaan.<br />
Van Wander (overleden 12 oktober 1923), die van beroep controleur was, is verder vrij<br />
weinig bekend. Een enkele keer wordt zijn naam genoemd als schrijver van een artikel in<br />
De Dageraad, waaruit we de conclusie mogen trekken dat ook hij zich had ontworsteld<br />
van zijn gereformeerde jeugd in <strong>Ommen</strong>. Uit het huwelijk met Mina werden geen kinderen<br />
geboren.<br />
In 1897 verhuisde Jan Gerhard naar Leeuwarden, waar hij controleur der directe belastingen<br />
werd. Hij maakte een voorspoedige carrière door en werd in 1905 ontvanger der directe<br />
belastingen in Nijmegen. Van hem is bekend dat hij sociaal-democratische voormannen<br />
en instellingen financieel ondersteunde. Na de Eerste Wereldoorlog leidde Jan Gerhard<br />
een teruggetrokken bestaan. Hij gold als een bescheiden en zachtaardige mens, die<br />
vond dat hij als vermogend man geen leidende rol in de arbeidersbeweging (SDAP) kon<br />
spelen. Zijn gezondheid bleef hem parten spelen. Hij herstelde van zijn tuberculose door<br />
te experimenteren met intensieve gymnastiek en koude buitenlucht. Het was daarom dat<br />
hij de meeste winters doorbracht in Zwitserland. Ook maakte hij diverse andere verre reizen.<br />
Eén winter bleef hij in Nederland, hetgeen hem direct fataal werd. Jan Gerhard overleed<br />
op zaterdag 30 april 1932 op 75-jarige leeftijd te Heemstede. Enige dagen later werd<br />
hij gecremeerd in Driehuis-Westerveld. Cremeren is in Nederland pas sinds 1955 bij wet<br />
erkend, daarvoor werd het slechts gedoogd. De urn van Jan Gerhard, alsmede die van zijn<br />
vrouw Sally (overl. 22 april 1926 te Haarlem) en die van Wander en zijn vrouw Mina werden<br />
geplaatst in de twee oudste columbaria van Westerveld en zijn daar ook nog als zodanig<br />
te vinden.<br />
Helaas hebben zowel Jan Willem te Bokkel als zijn zoon Jan Gerhard ten Bokkel geen<br />
groot archief nagelaten. Johannes Arnold Paul Constant ten Bokkel, de zoon van Jan Gerhard,<br />
moest niets hebben van de ideeën van zijn vader. Hij was een strijdbaar tegenstander<br />
van de SDAP en later van de PvdA en heeft wellicht mede vanuit die optiek eventueel aan<br />
hem nagelaten documenten van zijn vader vernietigd. Johannes, die van beroep advocaat<br />
was, was liberaal en voelde zich meer thuis bij de VVD. Alles wat er bewaard bleef uit de<br />
erfenis van zijn vader was de complete uitgave in honderd delen van de werken van Voltaire<br />
en enkele boeken van Multatuli en Spinoza. Johannes overleed op 19 juli 1976 in<br />
Haarlem op 79-jarige leeftijd.<br />
Slot<br />
Tot zover dit verhaal van uitersten. Jan Willem had tijdens zijn leven zijn eerste vrouw en<br />
vijf van zijn zeven kinderen verloren. De arme man moet vanuit zijn godsdienstige beleving<br />
misschien wel het gevoel hebben gehad dat hij ook zijn jongste twee kinderen was<br />
kwijtgeraakt. Hij had om met de bijbelse apostel Paulus te spreken de goede strijd gestreden<br />
en daarbij het geloof behouden. Voor wat dat laatste waard was, zouden zijn zoons<br />
Jan Gerhard en Wander hier onmiddellijk aan hebben toegevoegd.<br />
Geraadpleegde bronnen:<br />
- ‘De Bazuin’, uitg. Theologische Hogeschool Kampen, 29 juni 1888.<br />
- Archief van de Gereformeerde Kerk van <strong>Ommen</strong>.<br />
- ‘De geschiedenis van <strong>Ommen</strong>’, door G. Steen en W. Veldsink, uitg. Drukkerij en Uitgeverij G. Veldhuis,<br />
1948.<br />
- ‘<strong>Ommen</strong> rond de 19 e eeuw’, door G. Steen, 1982.<br />
- ‘Gedenkt uw voorgangers’, deel I en II, door Joh. De Haas, uitg. Vijlbrief Haarlem, 1984.<br />
- ‘De Afscheiding van 1834 in Overijssel’, door dr. J. Wesseling, uitg. De Vuurbaak Barneveld, 1986.<br />
- ‘Op weg, anderhalve eeuw Gereformeerde Kerk <strong>Ommen</strong>’, door A. Ruiter, uitg. Gereformeerde Kerk <strong>Ommen</strong>,<br />
1986.<br />
- ‘Dominee, Pastoor of Rabbi?’, door J.G. ten Bokkel, uitg. De Dageraad Amsterdam, 1890.<br />
6
- ‘Gidsen en Genieën, De Dageraad en het vrije denken in Nederland 1855-1898’, door mr. Jan G.A. ten Bokkel,<br />
2003.<br />
- ‘God noch autoriteit, geschiedenis van de vrijdenkersbeweging in Nederland’, door Bert Gasenbeek, Herman<br />
Blom en Jo Nabuurs, uitg. Boom, 2006.<br />
- ‘Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland’, www.iisg.nl.<br />
- ‘Het Gereformeerden Boek’, door Willem Bouwman, uitg. Waanders Zwolle, 2009.<br />
- mailwisseling met mr. Jan G.A. ten Bokkel te Santpoort.<br />
Peterhof <strong>Ommen</strong><br />
door Henk en Ada Butink-Alferink<br />
Van Henk en Ada Butink-Alferink uit Wilnis ontvingen we bovenstaande foto van de Peterhof,<br />
aan de Stationsweg in <strong>Ommen</strong>. Ze hebben niet alleen de geschiedenis van het huis,<br />
maar ook van de bewoners tot op de bodem uitgezicht.<br />
Toelichting bij de foto van de Peterhof<br />
Ongeveer in 1880 gebouwd, eigendom van het landgoed Het Laar.<br />
In 1911 gekocht door Ph.D. Baron van Pallandt van Eerde (waarschijnlijk genoemd naar<br />
zijn zoon Peter). NB. De Ada Hoeve (scouting) is genoemd naar zijn dochter Ada. Ongeveer<br />
1939 gesloopt.<br />
Nieuwbouw (huidig pand) begon in 1940.<br />
De personen op de foto zijn Bernardus Alferink en Anje Bos. Ze hebben in <strong>Ommen</strong> gewoond<br />
van 1887-1891 en van 1911-1918 (op de Peterhof)<br />
Foto is in bezit van Ada Alferink-Butink (het zijn de ouders van haar opa).<br />
Rechts op de foto, naast de Peterhof, is de vleugel van de villa te zien die er nog staat.<br />
De foto moet tussen 1911-1918 gemaakt zijn.<br />
Uittreksel stamboom gegevens (foto staat ook op deze site): http://home.hetnet.nl/~xela-<br />
94/levenbernardus1841.html<br />
Bevolkingsregister 1880-1890 Ambt <strong>Ommen</strong><br />
Datum inschrijving: 4-3-1887<br />
Vorige woonplaats: Heino, Overijssel<br />
Alferink Bernardus M, hoofd, RK, kleermaker en Bos Antje V, vrouw<br />
7
Bevolkingsregister 1890-1900 Ambt <strong>Ommen</strong><br />
Datum inschrijving: -<br />
Alferink Bernardus, 17-4-1841 Steenwijk, RK, kleermaker, vertrek 2-6-1891 naar Dalfsen<br />
Bos Antje, 10-2-1845 Steenwijkerwold, vertrek 2-6-1891 naar Dalfsen<br />
Bevolkingsregister 1910-1920 Ambt <strong>Ommen</strong><br />
Datum inschrijving: 6-2-1911<br />
Vestiging in de gemeente: 4-2-1911<br />
Vorige woonplaats: Hellendoorn<br />
Alferink Bernardus, 17-4-1841 Steenwijk, RK, kleermaker, vertrek 10-4-1918 naar Wierden<br />
Overijssel. Opmerking de gemeentegrens van Wierden liep toen door het oostelijke<br />
deel van Nijverdal (waar ze gingen wonen).<br />
Plaatsen waar Bernardus Alferink heeft gewoond:<br />
geboren in Steenwijk, in Steenwijkerwold bij zijn huwelijk.<br />
Enter in 1872, vervolgens Raalte, Heino en <strong>Ommen</strong> per maart 1887. Dalfsen per juni<br />
1891, Hellendoorn en <strong>Ommen</strong> per februari 1911. Daarna in de gemeente Wierden<br />
(=Nijverdal) per april 1918.<br />
Bron: Jan Frens, huidige bewoner van de Peterhof op 18-09-2009.<br />
8<br />
ULO in 1944<br />
Op het artikel over de ULO aan het Vrijthof anno 1944 kregen we onderstaande reactie.<br />
Mevrouw Diny Hoekman-van Elburg uit<br />
Wageningen reageerde en schreef o.a. het<br />
volgende.<br />
De foto op pagina 8 was haar klas. De achternaam<br />
van de genoemde Jennie is niet<br />
Pauw, maar Zandman uit Lemelerveld.<br />
De onbekende persoon links, gehurkt, is<br />
Lenie (Leentje) Velsink.<br />
Op de klassenfoto op pagina 11 stond<br />
eveneens een onbekend persoon. Mevrouw<br />
kon zich alleen herinneren dat men hem<br />
“knaapje” noemden. Hij kwam in hun<br />
klas, toen ze in een lokaal van de Edithschool<br />
aan de Koesteeg zaten. Vaag meent ze dat het wellicht een kind van NSB-ouders<br />
was. Ze is er zeker van dat deze jongen lichtrood haar had.<br />
Van enkele kinderen werkte hun vader op Kamp Erica.<br />
In dit nummer van de <strong>Darde</strong> <strong>Klokke</strong> treft u op verschillende plaatsen artikeltjes aan uit de<br />
Oprechte Ommer Courant. Uit de nalatenschap van de heer Dirk van Eerten hebben we<br />
een groot aantal kranten uit de jaren 1917 en 1932 verkregen. Het is verbazingwekkend<br />
hoe weinig feitelijk veranderd is in al die jaren.
Geachte redactie,<br />
Zoals steeds lees ik met veel plezier uw tijdschrift. Het dialect is ook zo prachtig!<br />
Ik heb een suggestie op uw vraag bij artikel 'Uit het dagboek van een toerist' op blz. 17<br />
van D.K. no 151.<br />
Ik heb van mijn moeder, die een groot deel van haar leven in <strong>Ommen</strong> sleet wel eens gehoord<br />
dat burgermeester Oud van Rotterdam logeerde in Hotel Gerrits, op de hoek van<br />
de Kruisstraat en de Bouweind (?), juist bij het Vrijthof.<br />
Daar stonden in de 1930-er jaren bomen. Ik weet dat nog goed omdat ik daar op de<br />
school heb gezeten van 1929 tot 1935.<br />
Deze onbekende toerist wist blijkbaar niet dat we zijn 'Brink' in <strong>Ommen</strong> het Vrijthof<br />
noemden. Brinken komen m.i. alleen voor in Drenthe.<br />
In mijn vage herinnering was de Zevensprong een soort spel waarbij 7 sprongetjes gemaakt<br />
werden. Vraag me niet hoe. Als ik me goed herinner werd erbij gezongen<br />
Ter nadere achtergrond informatie: ik woonde met mijn moeder en zuster Hillie tussen<br />
1925 en 1935 in <strong>Ommen</strong>.<br />
Mijn vader overleed In Voorburg in 1924 en toen ging mijn moeder met haar kinderen<br />
terug naar haar wortels in <strong>Ommen</strong>. Ik was toen 2 jaar oud. Ze heette Lucretia Kramer,<br />
geboren in 1883 en ze was een zus van de heer Peter Kramer, geboren in 1881 en eens<br />
de bezitter van de manufacturen zaak op de hoek van de Brugstraat en de Kruisstraat.<br />
Hij is de grootvader van Peter Kramer, nu woonachtig op de Koeksenbelt, Zwolseweg<br />
11. Peter senior en Lucretia woonden op Brugstraat 18 (?), waar eerst mijn grootvader<br />
en later mijn tante Hillie ook een manufacturen zaak hadden. Toen mijn moeder in<br />
<strong>Ommen</strong> terugkwam met haar kindern woonde ze op Stationsweg 10.<br />
Ik heb een mooie jeugd in <strong>Ommen</strong> gehad en ik kom er nog graag, minstens éénmaal<br />
per jaar.<br />
Hopende u hiermee van dienst te zijn, typ ik<br />
hoogachtend,<br />
Johannes van der Harst<br />
9<br />
De geschiedenis herhaalt<br />
zich kennelijk
St. Jorishoeve<br />
Het oude Besthmen<br />
het Besthmenerveld<br />
door Dick de Boer / Gerko Warner<br />
Het noordwestelijke deel van Besthmen was vroeger een uithoek: heide, struikgewas, wat<br />
zandverstuiving en bos – nauwelijks bebouwing. Op de kaart van 1901 zien we alleen het<br />
huis op de hoek van de huidige Wolfskuilstraat en de Wolfskuillaan van (1930) Meijering<br />
Wel liep er de weg van <strong>Ommen</strong> naar het zuiden: na het tolhuis splitste deze zich naar links<br />
(den Ham) en min of meer rechtdoor (Lemele), net zo als nu eigenlijk nog. Aan deze weg<br />
waren al wel enige huizen zoals het net gebouwde Hei en Dennen. Maar verder was hier<br />
woestenij, gemeenschappelijke gronden, jachtgebied. Het gebied ten westen van de Hammerweg<br />
stond en staat bekend als De Wolfskuil. Het woordenboek geeft voor dit woord<br />
verschillende betekenissen: een afgedekte kuil om wolven te vangen of een put met militaire<br />
functie lijkt op dit terrein minder van toepassing. Maar omdat het een glooiend terrein<br />
betreft dat bovendien vlakbij Het Laar is gelegen lijkt de derde betekenis de minst<br />
onwaarschijnlijke: een diepte aan het einde van een parkachtige omgeving om de toegang<br />
te bemoeilijken maar zonder het uitzicht te belemmeren. Of is dit toch wat te modern gedacht?<br />
Hoe lang bestond die naam al voor dit gebied?<br />
De Wolfskuil hoorde bij het Besthmenerveld,<br />
het onontgonnen deel van de marke en het zal in<br />
1853 bij de verdeling grotendeels naar Het Laar<br />
zijn gegaan. Jonkheer Ocker Repelaer van Driel<br />
kocht in 1939 28 ha. Voor een goed doel: het<br />
opvangen van bleekneusjes uit de Randstad. Via<br />
het Leger des Heils konden zij hier aansterken in<br />
een kindersanatorium. De Blokhut, het Open<br />
Luchttheater, de Repelaerhoeve zijn bekende<br />
namen in dit gebied. Tijdens de Tweede Wereldoorlog<br />
werd het gevorderd door de Duitsers, in<br />
1947 brandde een groot deel af. Reeds kort hierna<br />
werd het weer opgebouwd zij het dat de gemeente<br />
<strong>Ommen</strong> in de jaren vijftig een gedeelte<br />
overnam en met flinke winst bouwkavels uitgaf<br />
aan de gegoede burgerij. Thans is nog 16 ½ ha.<br />
als vakantiecentrum De Wolfskuil ten gebruike van de Jonkheer Repelaer van Drielsstichting<br />
(HRS) met drie groepsaccomodaties, twee groepskampeerterreinen benevens enkele<br />
individuele kampeerveldjes – met voorrang voor bovengenoemde doelgroep.<br />
De situatie van het noordwestelijke deel van Besthmen veranderde ingrijpend aan het begin<br />
van de twintigste eeuw: in 1897 startte J.G.Kramer jr. een boterfabriek in een houten<br />
gebouw aan de Hammerweg. Hij had drie werknemers onder wie A.Gort, wiens zoon Willem<br />
later melkventer werd. In 1903 kwam de spoorlijn Zwolle-<strong>Ommen</strong> gereed, in 1905<br />
werd ook het vervolgstuk naar Mariënberg (richting Emmen) voltooid. Kort daarop werd<br />
de boterfabriek verkocht aan A. Lubberink en in 1910 werd er een Coöperatie van gemaakt<br />
waaraan 241 boeren uit de omgeving meededen. De eerste voorzitter was H. Batterink.<br />
De ‘coöperatieve stoomroomboterfabriek De Vechtstreek’ groeide daarna uit tot een<br />
bloeiende onderneming die in de jaren ’30 een fikse uitbreiding kreeg. Zoals bekend draait<br />
de fabriek nog steeds en produceert ze vooral melkpoeder. Een derde verandering vond<br />
plaats aan de rand van het gebied: de kanalisatie van Vecht en Regge met gevolgen voor<br />
eigendomsverhoudingen en beweiding.<br />
Spoor en fabriek hadden uiteraard een toename van bebouwing tot gevolg. Er werd een<br />
station gezet (het hele traject <strong>Ommen</strong>-Emmen kreeg stations naar ontwerp van Eduard<br />
Cuypers) en voor het personeel van het spoor en van de fabriek verrezen woningen. Toch<br />
waren enkele villa’s van de elite hieraan voorafgegaan. Al gauw volgden de thans nog<br />
10
fraai ogende optrekjes van (hogere) ambtenaren en ondernemers.<br />
Een kazerne van de marechaussee bracht de nodige<br />
levendigheid: de jonge policiers mochten contractueel<br />
niet te vroeg trouwen en moesten dus ergens ondergebracht<br />
worden. En te midden van al deze bouwactiviteiten<br />
was er natuurlijk behoefte aan nering en tijdelijk onderdak:<br />
het stationskoffiehuis van De Wit (later Kuijt, thans<br />
de Wildzang), het café en pension van Van Aalderen<br />
waaraan later de naam Paping aan verbonden zou blijven<br />
en ook diverse pensions. Aan de latere Stationsweg verscheen<br />
een garagebedrijf (Luttekes) en een bakkerij<br />
(Hengelaar), vóór de boerderij van Meiberg. Vlakbij de<br />
spoorwegovergang kwam een spoorwachterswoning die<br />
er nu nog staat (te koop...) waar lange tijd ploegbaas Boterman heeft gewoond. Het staat<br />
pal aan de weg, net als enkele andere huizen aan de Hammerweg: dit heeft te maken met<br />
een andere activiteit die plaats moest vinden, de wegverbreding. Zowel in de jaren twintig<br />
als in de jaren zestig moest deze weg vanwege het toenemende verkeer verbeterd worden;<br />
en ook de meest recente aanpak van de weg (circa 1990) is thans al weer ontoereikend<br />
gebleken. Tenslotte, bijna zouden we het vergeten omdat alle sporen zijn uitgewist: tussen<br />
1910 en 1936 reed er vijf keer daags een treintje heen en weer naar Deventer. De reis met<br />
de stoptrein duurde anderhalf uur, de sneltrein deed er een uur over. Aangezien dit traject<br />
niet voldoende ontwikkeld kon worden hief men het lijntje op, haltes en rails werden af-<br />
resp. opgebroken.<br />
Toen Aart Wagenaar ( in 2009 wordt hij 88) als jongen daar in de buurt speelde – in de<br />
‘belties’ rookte hij zijn eerste sigaret die kameraad Daan Hulst, zoon van de toenmalige<br />
zuiveldirecteur, uit het kantoor van zijn vader had ontvreemd – als Aart rond 1930 de<br />
straat in keek zag hij vanuit zijn ouderlijk huis (thans <strong>nr</strong> 9) aan de overkant dezelfde huizen<br />
die er nu nog staan (huidige <strong>nr</strong>s 2-10). Ze lagen op grond van de familie Gerrits (van<br />
hotel Het Zwarte Paard aan de Kruisstraat), die de eerste twee woningen liet zetten voor<br />
Keukenkamp(2) en Meijering (4)), later kwamen de huizen 6 (dames Gerrits), 8<br />
(opperwachtmeester marechaussee Vd Valk/ Veldman, later Beumers) en 10<br />
(vertegenwoordiger Unilever De Vries). Dat was op de plek waar eerder het eierpakhuis<br />
van Valk uit Den Ham had gestaan. Vlak voor de hoek met het toen al bestaande weggetje<br />
(thans Wolfskuilstraat) stond de bakkerij annex kruidenierszaak van Ronhaar (getrouwd<br />
met J.Schuttert) – het ietwat vervallen geheel is onlangs afgebroken en vervangen door<br />
een moderne woning (12).<br />
Dat weggetje, de Wolfskuil in, voerde naar de houtzagerij aan het spoor van Van Dijk,<br />
waarvan nog oude foto’s zijn. Het bedrijf was in 1907 opgericht door Gerrits en Makkinga.<br />
Aan deze straat woonden in de jaren dertig al meer mensen: rechts Makkinga, de molenaar<br />
bij de Konijnenbeltmolen; Van Dijk zelf; rijkspolitieagent De Jong en tenslotte een<br />
gepensioneerde stationschef , later notarisklerk Maris. Aan de linkerkant had je zoals boven<br />
reeds genoemd van oudsher Meyering, dan kwam er een heel stuk leegte en op het<br />
eind stonden drie huisjes van de familie Lokin (eigenaar van hotel De Zon), bewoond door<br />
handelsreiziger Mastenbroek, De Lange (?) en de derde kan Wagenaar zich niet meer herinneren:<br />
rijksambtenaar Harms, houtzager GJ Jansen en/of<br />
molenaar Van Rijssen?<br />
Terug naar de Hammerweg. Daar stond en staat nog<br />
steeds de statige villa ‘Hei en Dennen’, in 1903 gebouwd<br />
voor jhr. J.L. van Nahuijs, die van 1900 tot 1906 burgemeester<br />
was. Er is sprake van een eerder huis op deze<br />
plek: sinds 1898 woonde daar burgemeester Wentholt?<br />
Korte tijd is het huis dan bewoond door baron A.J.A. Mulert,<br />
vervolgens door inspecteur P ten Kate waarna het in<br />
handen komt van A Folkertsma, administrateur van de<br />
Stichting Eerde, in 1873 in Workum geboren. Hij is getrouwd<br />
met Wilhelmina Cardinaal, later met Marie Kroon.<br />
In de nog steeds herkenbare uitbouw van de villa ( die<br />
thans voor 1,25 miljoen te koop staat) was het kantoor van<br />
11<br />
Melkfabriek
de Sterkampen gevestigd. Nog voor de oorlog wordt de villa een pension voor gegoede<br />
bejaarden en o.a. de ongehuwde notaris Hospers - onder leiding van de familie Zwart, die<br />
(later?) aan de overkant van de straat wonen; in de oorlog is er een verzorgingstehuis van<br />
gemaakt, waar kunstschilder Wierts en zijn partner én verpleegster Duurink de scepter<br />
zwaaiden. Na de oorlog deed het dienst als gereformeerde pastorie (ds Schaafsma, later ds<br />
Homburg) – de uitbouw diende als woning voor de familie Gaasbeek. Vervolgens werd<br />
het een huis voor gehandicapten (later verhuisd naar de Patrijsstraat) en later kwam het<br />
aan de huidige bewoonster, Mw A Pieterman, voormalig directrice van een technische<br />
groothandel.<br />
Het huis op <strong>nr</strong> 16, pal aan de weg, is wit en oud: gezet door Mannes Steen uit Den Ham<br />
(geb. 1861), getrouwd met zijn plaatsgenote Dieka Ebbink en veldwachter van beroep.<br />
Later woonde zijn zoon hier, de postbode.<br />
Iets meer naar achter ziet men nu het complex van de rijksmarechaussee, de ‘kazerne’ genoemd<br />
maar het zijn kleine woonhuizen met een kantoor in het midden (18-24): daarin<br />
verbleven alleen getrouwde lieden, destijds Bokkers, Arendsen en De Vries. Het kantoor<br />
kende ook twee cellen voor gevangenen. Naast het complex (nu het moderne huis Zie niet<br />
om, 24a) was een moestuin annex parkeerruimte voor auto en paard.<br />
Het huidige <strong>nr</strong> 26 (Genista) moet er destijds ook al gestaan hebben en volgens Wagenaar<br />
woonden hier eerst Massier, later Scholten – deze namen zijn op de bevolkingslijst 1920-<br />
30 niet terug te vinden. Wel de bewoonster van <strong>nr</strong> 28, Mw Verhoog-Scheer, geb. 1859 die<br />
er woonde met twee ongehuwde dochters van wie er één onderwijzeres was in Dalmsholte.<br />
Het huis ernaast had destijds als <strong>nr</strong> G 39h en is gezet door rijksbelasting-ontvanger J<br />
Troost (geb. 1862 te Coevorden), die er woonde met vrouw, dochter en schoonzoon<br />
Numan, die in de voetsporen van zijn schoonvader trad.<br />
Op <strong>nr</strong> 32 woonde eveneens een belastingambtenaar, de heer W Spa (1891, Bellingwolde)<br />
getrouwd met mw J Engels uit Emmen. Ze hadden twee kinderen: een zoon (1921) en een<br />
dochter (1926). Later werd dit huis bewoond door Veldman, commies bij de rijksbelastingen<br />
De huidige huizen op <strong>nr</strong> 34,36 en 38 stonden er nog niet. Wel was hier het huis van Falkenburg,<br />
naar wie de moderne bebouwing van de Falkenburgerf is genoemd. Zij waren<br />
een soort hereboeren met grond in Dalmsholte en Archem. Op de bevolkingslijst komen<br />
alleen de namen van de zoons Hendrik(1911) en Philip (1913) voor - zij wonen bij [hun<br />
moeder?] weduwe jkvr. Van der Wijck (geb. 1872) op G 39a en zijn leerling geweest van<br />
de Pythagorasschool.<br />
Pythagoras? Jawel, en die naam heeft te maken met het volgende grote gebouw (naast het<br />
moderne complex Reggehof), de villa Henan (<strong>nr</strong> 40). Dit hooggelegen huis is gebouwd<br />
voor burgemeester mr A.W baron Bentinck (1906-1916) en werd genoemd naar zijn twee<br />
dochters, Henny en Anna. Het was of kwam in het bezit van de Van Pallandts (door de<br />
erfenis van Rudolf Theodoor in 1913?) en baron Philip Dirk, enthousiast over de beweging<br />
van Krishnamurti, introduceerde hier een schoolsysteem dat gebaseerd was op een<br />
mix van theosofische en moderne pedagogische ideeën, bestemd voor 4-15 jarigen. De<br />
school werd echter al in 1926 gesloten vanwege<br />
geringe geldmiddelen. Van de vele inwonende<br />
onderwijzers en leerlingen noemen we slechts<br />
meester David Abraham Kool, getrouwd met<br />
een dochter van de bankier Pierson. In de jaren<br />
dertig was hier o.a. een nutskleuterschool. In de<br />
oorlog was het in handen van de Duitsers, na de<br />
oorlog is het als conferentieoord gebruikt ( korte<br />
tijd Troelstra-oord) en tegenwoordig heeft het<br />
een hotel/horecabestemming. De naam is laatstelijk<br />
gewijzigd in Wildthout<br />
12<br />
Het naastliggende terrein (het huidige bungalowpark<br />
Reggehuus) kende voor de oorlog<br />
slechts één huis, in het bos, en dat was van Mw<br />
‘Effie’ Andrée Wiltens, die o.m. werkzaam was<br />
voor de Sterkampen. Zij was telg uit een geslacht<br />
van gefortuneerde planters. In 1922 min
of meer toevallig op bezoek in <strong>Ommen</strong> raakte zij tijdens een wandeling in<br />
de Wolfskuil zo onder de indruk van het uitzicht op de Archemerberg dat<br />
zij besloot deze plek te kopen en er te gaan wonen: Bargsigt. Ze trouwde<br />
later met de veel oudere bankier Pierson, die in 1936 in haar pas gereedgekomen<br />
villa (ontworpen door de architect F.A. Eschauzier) komt wonen. Ze<br />
ontvingen er vele kunstenaars en literatoren zoals A Roland Holst, Victor<br />
van Vriesland en Jacques Bloem. De rest van de geschiedenis, tot de huidige<br />
eigenaar, werkgeversvoorzitter Wientjes, is ons vooralsnog onbekend.<br />
De tuinmanswoning (nu 46a/b) werd bewoond door Wissink (eerder Roelof<br />
Timmer, G 28a of 23?).<br />
Het Giethemer kerkpad heeft door de aanleg van het brugje in 1907 meer<br />
betekenis gekregen. Het huis aan de Hammerzijde ervan (48) was de kruidenierszaak<br />
Aan het Rot, wiens dochter (geb. 1929) met postbode Winters<br />
is getrouwd. Hierna komt nog steeds een kale vlakte, we zijn dan buiten de<br />
bebouwde kom. In de verte zag men het Tolhuis, dat destijds allang buiten<br />
gebruik was, bewoond door de familie Pannen. Nog vóór het tolhuis kwam<br />
de woning van rietdekker Vosjan (52), bij wie zijn medewerker Bril (50)<br />
later ook een huis zette, dat 1875 gulden heeft gekost. Hem volgde<br />
Linthorst op. Na het tolhuis kwam voor de splitsing alleen nog Hutman<br />
(58), die o.a. een pension had.<br />
Schuin tegenover het tolhuis stond de molen - de splitsing van de weg kwam destijds al<br />
vóór de molen. De Lemelerweg, die tot en met de Nieuwe Brug ook nog tot Besthmen<br />
gerekend wordt, kende in de jaren ’30 de volgende bewoners: Makkinga<br />
(kuikenbroederij), de ‘kantonnier’ (wegwerker) Bouman, schoolmeester VdWerf, Hellwich<br />
in het Eekhoorntje en Aan het Rot op erve Willems, de oude boerderij die bij de bevrijding<br />
vernield is en in 1951 weer opgebouwd. Aan de Steile Oever woonden nog de<br />
dames Knappert in het Mierennest en Mw Wilmans van de SDAP. De vakantiehuisjes aan<br />
de Regge stonden er toen ook al.<br />
We zijn nu toe aan de oneven zijde van de Hammerweg en voor het gemak keren we eerst<br />
naar de spoorlijn terug. Daar verrezen enkele grote gebouwen: de huidige garage Bouwman<br />
werd voorafgegaan door verschillende andere (Leerenveld, Scholten, Stegeman)<br />
maar voor de oorlog stond hier tot circa 1960 de suikerwarenfabriek van de Deventenaar<br />
Peters en de Amsterdammer De Graaf; ernaast stond de rijwiel en autoreparatie van de<br />
familie Spaaij, een naam die op de bevolkingslijst overigens niet voorkomt. Iets verder<br />
naar achteren was een gebouwencomplex dat in de jaren dertig gebruikt werd als buitenslagerij<br />
van de joodse familie De Haas, wier eigenlijk zaak in de stad was. Zij hebben als<br />
één van de weinige joden in <strong>Ommen</strong> het transport naar de gaskamers weten te ontlopen:<br />
vader stierf in de oorlog, moeder vlak erna en de kinderen doken succesvol onder. Toch is<br />
de zaak niet voortgezet. Dit complex heeft ook een koffiehuis gehad (Guichelaar), later<br />
kwam hier ook de wasserij van Wagenaar.<br />
Het huis met het huidige <strong>nr</strong> 7 werd bewoond door de heer Sijtsma, eerste ambtenaar van<br />
de gemeente. Later kwam hier de technisch ambtenaar Beunk.<br />
Het dubbele huis 9-11 werd bewoond door<br />
de vader van onze informant, Wagenaar, die<br />
van daaruit zijn wasserij begon. De buurvrouw<br />
was juffrouw Mulder. Het huis is in<br />
1922 gezet door Van Eerten, de boekdrukker,<br />
wiens zoon Dirk er in 1928 geboren is.<br />
Ook houthandelaar Van Dijk moet er enige<br />
tijd hebben gewoond.<br />
Op <strong>nr</strong> 13 woonde in de jaren ’30 de weduwe<br />
De Graaf, de moeder van de suikerwaren-directeur.<br />
Later woonde Chris de Graaf<br />
er, de vader van de huidige tandarts.<br />
Vele bewoners heeft het wat naar achter<br />
gelegen huis <strong>nr</strong> 15 gehad: dit was het pension<br />
Boschlust van de H Zwart en T Wage-<br />
13
Houtzagerij Van Dijk<br />
naar, waar o.a. Ida Pierson (geb.<br />
1864), vrijmetselaar, één van de gasten<br />
was. In de schuur ernaast was een<br />
klompenmakerij. De thans weer in<br />
aanbouw zijnde plek van het lange tijd<br />
verwaarloosde huis op <strong>nr</strong> 17 was destijds<br />
van notarisklerk en bankkassier B<br />
Lubbers, getrouwd met onderwijzeres<br />
Meijer uit Meppel. Het heette ‘De<br />
Kamp’. De man schijnt bij een bankoverval<br />
om het leven te zijn gekomen.<br />
In dit huis huurde ook juffrouw Van de<br />
Koppel.<br />
Het dubbele huis 19-21 was gebouwd<br />
voor personeel van de zuivelfabriek.<br />
Voor de oorlog woonden er de melkontvanger<br />
Wijnhout en de machinist<br />
Mulder. De huidige huizen aan het begin van de Bergweg (links) stonden er toen nog niet.<br />
Wel liep er een paadje linksaf naar de boerderij van Schuttert-Jonkers. Daarna kwamen<br />
twee huizen: Solvana, een houten huis?, bewoond door enige dames en pensiongasten, en<br />
op <strong>nr</strong> 4 de gepensioneerde stationschef Van der Zee. Vervolgens de boerderij van Oebele<br />
Guichelaar, wiens zoon Jacob melkboer werd. Van hieruit gingen ook de toegangwegen<br />
naar de latere Kamp (<strong>nr</strong>s 40 en 44):<br />
Tenslotte op de Ridderinkof (tegenwoordig Melenboer) het echtpaar JW Schuurman-<br />
Tijssen, telegrafist.<br />
Aan de rechterzijde van de Bergweg waren toen nog geen huizen.<br />
Vervolgen we nu de Hammerweg dan staan we eerst oog in oog met het grote complex<br />
van de zuivelfabriek en de directeurswoning ernaast (Kruissink, later Hulst, wiens zoon en<br />
opvolger Daan al eerder voorkwam in dit verhaal). Het huis op <strong>nr</strong> 29 is gebouwd door<br />
‘commies’ Veldman, wiens dochter, gehuwd met Stegeman, er nu nog woont... Het huidige<br />
<strong>nr</strong> 31 was er destijds nog niet, maar <strong>nr</strong> 33 werd destijds gezet door de Friese advocaat<br />
J.L. Frima, met vrouw, zuster en dochter. Ook de <strong>nr</strong>s 35 en 37 zijn van na de oorlog, waarna<br />
we bij het fraaie huis op de hoek met de (destijds nog niet bestaande, pas rond 1960<br />
aangelegde) Dennenlaan komen. Het is gezet door inspecteur Waterstaat Dikkerboom,<br />
wiens dochter later met tandarts Bosma trouwde.<br />
Vele huisnummers en nog grotere lappen grond kunnen we nu overslaan: fraaie maar naoorlogse<br />
bouwwerken staan daar. Pas op <strong>nr</strong> 53, op de hoek met (alweer) de Bergweg, staat<br />
<strong>nr</strong> 53 en die is van voor de oorlog. Op het hek stonden voor de spelende kinderen destijds<br />
intrigerende tekens: hadden die met de theosofie of het sterkamp te maken? Waarschijnlijk<br />
door van Pallandt is het huis destijds gezet voor zijn administrateur De Jong. Vóór de molen<br />
en tegenover het tolhuis stonden tenslotte nog enige huisjes, wier eigenaar vooralsnog<br />
onbekend zijn gebleven.<br />
14
1 9 3 2 !!<br />
15<br />
In de Oprechte Ommer<br />
Courant uit de zomer van<br />
1932 stonden een paar<br />
leuke artikeltjes, die je<br />
eigenlijk zo met 2009<br />
kunt vergelijken. De elektrische<br />
fiets en de gsm<br />
deden in 1932 ook al van<br />
zich spreken.<br />
Een van ‘s lands meest<br />
bekende grutters opende<br />
op 12 mei 1932 aan de<br />
Middenstraat in <strong>Ommen</strong>
Hongertochten vanuit West-Nederland<br />
door mevrouw A.M.H. van den Berg-Molthoff<br />
Op verzoek van mevrouw D. Ekkelenkamp zal ik proberen verslag te doen<br />
van de zogeheten “Hongertochten” die ik, op 16-jarige leeftijd met mijn vader, toen 52<br />
jaar, in de winter van 1944/1945 maakte. We kwamen toen uiteindelijk aan in de omgeving<br />
van Stegeren, Junne en Beerze, in de gemeente <strong>Ommen</strong>.<br />
We gingen op maandagmorgen op weg met twee fietsen en een aanhangwagentje, die mijn<br />
vader zelf gemaakt had. Via Baarn belandden we in Hierden op de Veluwe om onderweg<br />
iets te eten. In Hierden sliepen<br />
we geloof ik bij een boer.<br />
Dagen lang hebben we bij verschillende<br />
boerderijen aangeklopt<br />
om rogge of iets<br />
anders te krijgen. Vaak kregen<br />
we een glas water, melk of een<br />
boterham.<br />
Uiteindelijk kwamen we na een<br />
paar dagen fietsen terecht bij de<br />
familie Hageman in Stegeren<br />
Daar werden we gastvrij ontvangen<br />
en mochten we binnenkomen<br />
en mee eten. Voor ons<br />
een weldaad, omdat we niets<br />
meer gewend waren.<br />
Van deze tocht herinner ik nu nog de laatste dag. Het was zaterdag en we sliepen toen na<br />
zeven lange dagen in een school in Zwolle. Dat was een school van het Rode Kruis met<br />
veel lotgenoten. Midden in de nacht kwam er iemand van het toilet terug en het fluisterde<br />
door de zaal: “Het sneeuwt, het sneeuwt!” Dit werd van deze reis de meest barre dag. Wij<br />
moesten nog 100 kilometer fietsen. Mijn vader was vast van plan voor de zondag thuis te<br />
komen.<br />
Hoe dan ook, we gingen allemaal moedig op weg. Mijn moeder had al eerder brood gestoomd<br />
met spek erop en onderweg terug hadden we dat bewaard<br />
voor lange moeilijke tochten.<br />
De hele dag waaide een sneeuwjacht. Het enige dat me van<br />
die dag is bijgebleven, dat ik geen rechterwang meer over<br />
zou houden. Zo zeer deed het me en omdat het zo rauw was<br />
geworden. We hadden de wind tegen en vorderden maar<br />
langzaam. Uiteindelijk waren we via Soest in Hilversum beland.<br />
Daar kreeg mijn vader een klapband. Hij kon toen niet<br />
meer en ging op de stoep van een huis, tegenover de Vituskerk,<br />
zitten. De mensen kwamen buiten en gaven hem een<br />
glas water te drinken. Maar wat nu, de fiets met mij boven op<br />
de kar die al zo’n 100 pond rogge droeg? Die rogge hadden<br />
stukje bij beetje bij elkaar gesprokkeld. We hadden dit van<br />
goedgeefse boeren gekregen, die soms ‘s morgens heel vroeg<br />
al stonden te dorsen om ons allemaal een pond rogge mee te<br />
kunnen geven. Dit was echt “Heb Uw naaste lief.” Ik zal dat<br />
nooit vergeten.<br />
‘s Avonds om tien uur kwamen we eindelijk veilig thuis in<br />
Bussum aan. Moeder had voor ons stamppot gemaakt. Mijn<br />
vader heeft die nacht in een stoel geslapen en ik hoefde de<br />
volgende dag niet naar de kerk. Dat was toen heel wat, maar<br />
omdat het bezetting was, mocht er meer.<br />
16
Later ging mijn vader nog<br />
een keer richting <strong>Ommen</strong>. Ik<br />
ging niet mee, maar bij mijn<br />
vader waren toen een buurman<br />
en een jongere broer. Ze<br />
hadden een grote handkar bij<br />
zich uit het bedrijf van mijn<br />
vader. Het was de bedoeling<br />
dat ze aardappels gingen halen.<br />
Volgens verwachtten ze<br />
een week op reis te zijn. Het<br />
was koud weer, maar ze hadden<br />
goede moed.<br />
Ze zijn teruggekomen met<br />
een gevulde handkar met<br />
aardappels. Ik kan het nu niet<br />
meer navragen, want mijn<br />
vader en mijn broer zijn beiden<br />
overleden. Ik weet ook<br />
niet meer waar ze de aardappels<br />
vandaan hebben gehaald.<br />
Het was zwaar trekken, soms liep er een voor met een touw om te trekken en twee<br />
duwden de kar. Het grote, heikele punt was de IJsselbrug. Dat was een spannend moment<br />
voor velen, want er was soms controle en soms in beslagname. Het was dus zeer riskant<br />
om er goed door te komen.<br />
Bij deze tocht met de kar was het de vraag of<br />
ze er goed doorkwamen. Mijn broer had toen<br />
een gevaarlijke leeftijd en om problemen te<br />
voorkomen, had mijn vader voor de hele tocht<br />
een groot dekzeil over de handwagen. Het was<br />
niet alleen tegen bevriezing, maar ook bedoeld<br />
om mijn broer er onder te verbergen. Ze zijn<br />
zonder problemen thuis gekomen, waarna onze<br />
buurman ook zijn deel van de aardappels<br />
heeft gekregen. We hadden hiermee voldoende<br />
eten voor de rest van de winter. Het was<br />
wel spannend, maar gaf toch veel vreugde en<br />
dankbaarheid dat het zo goed was afgelopen.<br />
Omdat onze andere buurman slachter was bij<br />
het stadhuis, hadden mijn vader en hij twee<br />
varkens verstopt in een kot tussen de schuren<br />
en de werkplaats. Het stiekem slachten was ook heel spannend, maar er was een vakman<br />
bij. Ook hier ontbrak het ons aan niets. Mijn moeder die vroeger bij een boerenfamilie<br />
gewerkt had, kon alles van de slacht verwerken, b.v. balkenbrei. Iedere morgen stond een<br />
pan op het fornuis.<br />
Wat dat betreft waren mijn ouders voor geen kleintje vervaard en hebben ze goed voor ons<br />
kinderen gezorgd.<br />
De familie uit <strong>Ommen</strong> zijn we<br />
nooit vergeten en tot op de dag<br />
van vandaag gaat er met Kerst<br />
en Nieuwjaar een kaartje of een<br />
briefje naar toe en dat zal zo<br />
blijven tot ik er ook niet meer<br />
ben.<br />
Nog steeds hartelijk bedankt<br />
voor zoveel gastvrijheid, belangeloos<br />
helpen en er zijn voor de<br />
medemens. Ik hoop er nog eens<br />
te komen om ze nog een keer te<br />
zien.<br />
17<br />
Huize Hageman, Nieboersteeg<br />
1 in Stegeren
Bijzondere zaken en plekjes op<br />
‘Hooge Graven’<br />
Het ‘hutje in het bos’<br />
Door Adriaan Grootenhuis<br />
Het ruim 70 hectare grote golfterrein telt een aantal zaken en plekjes met een bijzondere<br />
geschiedenis. De vijvers op het ‘oude’ gedeelte; wat hadden ze eigenlijk voor<br />
functie? Die duikplank op de vijveroever bij de hut? Voor wie was dat? Een eikenbos<br />
geplant in 1914, wat is daar nu nog van over? Waar nu hole 6 gelegen is, stond in<br />
vroegere jaren een boerderij! En waarom heet de plek rond hole 13 ‘Sonneveld’?<br />
Een serie over bijzondere plekjes. Deze maand gaat het over het hutje in het bos’.<br />
De weg naar de hut<br />
Het derde toegangshek aan de Hessenweg Oost leidt linia recta naar de prachtige vijver en<br />
boshut in het hartje van het golfterrein ‘Hooge Graven’. Er wordt geen hole gekruist en<br />
het is mogelijk zonder enige<br />
overlast voor de golfers het<br />
huisje te bereiken en te gebruiken.<br />
De prachtige vijver gelegen tussen<br />
de herenafslag van hole 18<br />
en de bocht van hole 17 afslag is<br />
vroeger evenals de vijver bij<br />
hole 2 gegraven als lokvijver<br />
voor de eendenjacht. Ooit was<br />
het bruidsboeket van buurmeisje<br />
Heleen (dochter van Hans Drijver)<br />
opgeluisterd met een aantal<br />
prachtige waterlelies uit deze<br />
vijver. Bij de aanleg van de eerste<br />
9 hebben we de vijver verlengd<br />
en een groot aantal rododendrons verplant.<br />
Deze staan nu links van de herentee van 18 en sluiten zo het intieme kampeerterreintje<br />
naast de boshut prachtig af.<br />
De duikplank.<br />
Het boshuis is in de jaren 50 gebouwd voor bosgereedschap. Later werd het uitgebouwd<br />
tot een jachthut. Hermannes Stegeman, de bekende fotograaf van o.a. het blad ‘De Nederlandse<br />
Jager’ is de sportieveling, die de duikplank op het schiereilandje heeft aangelegd.<br />
Wonende in Amsterdam, trok zijn<br />
geboorteplaats <strong>Ommen</strong> nog zo<br />
intens dat hij de zomerweekenden<br />
doorbracht in deze prachtige omgeving,<br />
tevens een prachtige omgeving<br />
voor zijn natuuropnames.<br />
De avonden bracht hij overigens<br />
niet alleen door. Nog twee andere<br />
prominenten uit deze omgeving<br />
met Hermannes allen van het<br />
bouwjaar 1931, hadden hier hun<br />
stekkie voor de nodige sterke verhalen.<br />
Mij werd verteld dat in de<br />
vijver karpers gevangen werden<br />
van een omvang die zijn weerga<br />
18
tot ver in de omtrek jaloerse vissers<br />
deed watertanden. Naar mate de avond<br />
en nacht vorderde, groeiden de graskarpers<br />
in omvang en gewicht.<br />
Vele bezoekers.<br />
Gravend in het verleden komen vele<br />
herinneringen, vooral van de betrokkenen<br />
die ik er naar vraag, naar boven.<br />
Dat deze bezoekers van dit unieke<br />
plekje veel te vertellen hebben is weer<br />
een heel ander verhaal. Dat komt vast<br />
nog wel eens ter sprake. Ik weet bijna<br />
zeker dat Elze V. hier zeer benieuwd<br />
naar is. Zij heeft ongetwijfeld meer recente herinneringen aan logeerpartijen in het hutje<br />
op de golfbaan, dan de maten met jaargang 1931.<br />
En de eigenaar van al dit moois?, die kon nooit nie de slaap hier vatten. Uilen, kikkers en<br />
wat al niet stoorden zijn fijngevoelig gestel. Hij vertoeft hier dan ook zelden. Wat dat betreft<br />
is Ben N. de kampioen.<br />
19<br />
Het afdekken van de lading<br />
op een aanhangwagen is<br />
dus niet alleen van deze<br />
tijd!
In 1932 werd het electrisch<br />
koken geïntroduceerd.<br />
Mien Opa<br />
door Jansje Newble-deGraaf<br />
(Schotland)<br />
Vrogger vreug´n ze mi'j nog wel is: "En woar bin ie der eene van?" Dan zee'k altied: "Van<br />
Antien van Gait van der Pieter." Dan wussen ze't allemoale wel.<br />
Mien Opa kenn'n iederiene. Ie was mien held. Ik hadde wel's boekpiene toen ik 'n joar of<br />
twee ware, en dan zee'e: "Kom moar met mi'j met." dan pakk'n e mien kleine haantien in<br />
zien groot'n hand en dan leup'n wi'j saam'n<br />
weg. De boekpiene was dan zo vort.<br />
Ik moche Zundags ok vaake bi'j um zitt'n in<br />
de karke, en dan zung e zo mooi, en kreeg ik'n<br />
groot pepermuntie, woar ik wel'n poos zute<br />
met was.<br />
Elke Dinsdag was 'e op de markt met zien<br />
biggen. In de schoelpauze gung ik der noar<br />
toe, en dan kreeg ik 'n kwartie, veur snoepies.<br />
Hi'j warken ok nooit op Zundag, wel de biesten<br />
voer'n natuurlijk, maar varder niks.<br />
's Oams zat 'e in zien groot'n stoel, en dan<br />
lez'n 'e veur, as opoe an het sokken verstellen<br />
was, en noa elke moaltied lez'n 'e ok uut de<br />
Biebel.<br />
Hi'j hef t'r wel verdriet van 'ehad toen de Nieuwe<br />
Psalmberijming d'er kwaam, want toen<br />
kon 'e niet meer uut zien heufd zingen. Hi'j<br />
hef Psalm 25 nog in mien Poesie album<br />
'eschrev'n.<br />
Opa is t'er now al 40 joar niet meer, maar ik<br />
zal'em nooit verget'n.<br />
20