MARIKEN VAN NIEUMEGHEN - Taal & Teken, Uitgeverij
MARIKEN VAN NIEUMEGHEN - Taal & Teken, Uitgeverij
MARIKEN VAN NIEUMEGHEN - Taal & Teken, Uitgeverij
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>MARIKEN</strong> <strong>VAN</strong> <strong>NIEUMEGHEN</strong>
In de reeks VERTAALDE TEKSTUITGAVEN zijn verschenen:<br />
Middeleeuwen<br />
1. KAREL EN ELEGAST<br />
2. BEATRIJS<br />
3. LANSELOET <strong>VAN</strong> DENEMARKEN<br />
4. <strong>MARIKEN</strong> <strong>VAN</strong> <strong>NIEUMEGHEN</strong><br />
5. LANCELOET EN HET HERT MET DE WITTE VOET<br />
6. ELCKERLIJC<br />
7. ESOPET<br />
8. ESMOREIT<br />
9. HET ROELANDSLIED<br />
10. TPRIEEL <strong>VAN</strong> TROYEN<br />
11. <strong>VAN</strong> DEN VOS REYNAERDE<br />
12. VIJF SOTTERNIEEN<br />
13. GLORIANT<br />
14. FLORIS ENDE BLANCEFLOER<br />
15. RENOUT <strong>VAN</strong> MONTALBAEN [DE VIER HEEMSKINDEREN]<br />
Zeventiende eeuw<br />
1. G.A. Bredero, DE KLUCHT <strong>VAN</strong> DE KOE<br />
2. P.C. Hooft, WARENAR<br />
3. G.A. Bredero, SPAANSCHE BRABANDER<br />
4. G.A. Bredero, DE KLUCHT <strong>VAN</strong> DE MEULENAER<br />
5. J. Cats, HET SPAANS HEIDINNETJE<br />
6. J. v.d. Vondel, GIJSBRECHT <strong>VAN</strong> AMSTEL<br />
Achttiende eeuw<br />
1. P. Langendijk, HET WEDERZIJDS HUWELIJKSBEDROG<br />
Negentiende en twintigste eeuw ( reeks <strong>VAN</strong> KLASSE)<br />
1. PROZA <strong>VAN</strong> KLASSE, bloemlezing 18e/19e eeuw<br />
2. A.C.W. Staring, JAROMIR / MARCO<br />
3. E.J. Potgieter, JAN, JANNETJE EN HUN JONGSTE KIND<br />
4. J.J. Slauerhoff, DE LAATSTE REIS <strong>VAN</strong> DE NYBORG
<strong>MARIKEN</strong><br />
<strong>VAN</strong><br />
<strong>NIEUMEGHEN</strong><br />
TEKST EN VERTALING<br />
Vertaling en tekstverzorging:<br />
Hessel Adema<br />
Zevende druk, 2003<br />
&T<br />
T<br />
UITGEVERIJ TAAL & TEKEN, LEEUWARDEN
Vertaalde Tekstuitgaven<br />
Middelnederlands 4<br />
Eerste druk, 1982<br />
Tweede druk, 1985<br />
Derde druk, 1987<br />
Vierde druk, 1990<br />
Vijfde druk, 1993<br />
Zesde druk, 1996<br />
Zevende druk, 2003<br />
ISBN 90 6620 203 3<br />
© H. Adema, 1982 / 2003<br />
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door<br />
middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder<br />
voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.<br />
<strong>Uitgeverij</strong> <strong>Taal</strong> & <strong>Teken</strong>, Postbus 1191 , 8900 CD Leeuwarden
TER INLEIDING<br />
Mariken van Nieumeghen is geschreven rond 1500: de overgangstijd van<br />
Middeleeuwen naar Renaissance. De chaotische periode van de heksenprocessen,<br />
van een veranderende geloofsbeleving, van een zich ontwikkelend<br />
nieuw mensbeeld, van de angst voor en tegelijk het verlangen naar het<br />
onbekende. De tijd ook van de rederijkers. En van het rederijkerstoneel<br />
waar de Mariken een hoogtepunt van vormt!<br />
Mariken is een heks. Ze sluit een verbond met de duivel: in de eerste plaats<br />
uit wanhoop, maar toch ook uit verlangen naar kennis, naar zelfontplooiing.<br />
Binnen dit verbond zaait ze als levensgezellin en compagnon in het kwaad<br />
van de duivelse Moenen zeven jaar lang dood en verderf in Antwerpen.<br />
Maar desondanks weet ze zich na zeven jaar niet alleen van de duivel te<br />
bevrijden, maar - door pauselijke tussenkomst en Maria’s bemiddeling -<br />
uiteindelijk ook Gods barmhartigheid en vergiffenis te verwerven.<br />
En dat is meteen ook de grondgedachte van dit mirakelspel, die nog<br />
eens benadrukt wordt in het wagenspel van Masscheroen: hoe zwaar de<br />
mens ook zondigt, oprecht berouw en boetedoening zal hem altijd van zijn<br />
geestelijke ondergang kunnen redden.<br />
Zoals gezegd behoort Mariken van Nieumeghen tot het rederijkerstoneel.<br />
De nieuwe woordvormingen, de speciale aandacht voor het rijm (naast het<br />
normale gepaarde rijm vinden we strofen en rondelen, binnen- en dubbelrijmen)<br />
en Emmekens refrein over de miskenning van de ware rederijkerskunstenaar<br />
zijn hiervan duidelijke kenmerken.<br />
De schrijver is er volledig in geslaagd dit spel boven het vaak<br />
gekunstelde, starre rederijkerswerk te verheffen. Zijn taalgebruik is gevarieerd<br />
en dikwijls zeer beeldend; zijn karaktertekeningen zetten ‘echte’ mensen op<br />
het toneel, het verloop der handelingen is psychologisch alleszins<br />
aanvaardbaar.<br />
De oude tekst<br />
De schrijver van de Mariken van Nieumeghen is onbekend. Op grond van<br />
het Brabantse taalgebruik met Vlaamse accenten, de kennelijke vertrouwdheid<br />
van de schrijver met Antwerpen en de zinspelingen op het devies (Uyt<br />
yonsten versaemt) van de Antwerpse rederijkers De Violiere is het<br />
waarschijnlijk dat dit mirakelspel geschreven is door een Antwerpse<br />
rederijker. De onbekendheid van de schrijver met de topografische situatie<br />
rond Nijmegen (de afstand Nijmegen - Venlo is in werkelijkheid ± 60 km)<br />
5
en de niet geheel juiste weergave van de Gelderse hertogelijke twisten<br />
steunen deze veronderstelling.<br />
De prozagedeelten in de Mariken zijn wellicht achteraf - mogelijk door een<br />
andere schrijver - toegevoegd om het toneelstuk geschikter te maken als<br />
leestekst.<br />
De oudste bewaard gebleven uitgave van de Mariken van Nieumeghen is<br />
een door Willem Vorsterman in Antwerpen gedrukte postincunabel van ±<br />
1518 (algemeen aangeduid als druk A). Uit dezelfde tijd dateert een ook in<br />
Antwerpen gedrukte uitgave in Engels proza. Verder zijn aan oude drukken<br />
bewaard gebleven: een Utrechtse druk uit 1608 (waarin onder invloed van<br />
het protestantisme de rol van Maria is verkleind), een Antwerpse druk uit<br />
1615 en een slordige falsificatie hiervan.<br />
Druk A werd in facsimilé uitgegeven door Leendertz (Leiden, 1904) en<br />
door Verhofstede e.a. (Antwerpen, 1951). Op grond van de onderlinge<br />
verschillen in de bewaard gebleven drukken wordt aangenomen dat er een -<br />
verloren gegane - oudere uitgave heeft bestaan dan druk A. Veel ouder kan<br />
deze ‘oertekst’ overigens niet geweest zijn, want de in het spel voorkomende<br />
hertogelijke strijd heeft zich afgespeeld in de tweede helft van de vijftiende<br />
eeuw. Als men de in het verhaal genoemde tijdsverlopen optelt, eindigt ons<br />
mirakelspel ongeveer 30 jaar na de vrijlating van de oude hertog (in 1471).<br />
Hoewel deze werkwijze uiteraard niet leidt tot een onaanvechtbare<br />
datering, mag onder voorbehoud aangenomen worden dat de originele tekst<br />
tussen 1500 en 1515 geschreven is.<br />
Voor deze uitgave werd uitgegaan van druk A. De in deze druk voorkomende<br />
onbelangrijke (druk)fouten werden stilzwijgend verbeterd. De ingrijpender<br />
wijzigingen zijn herkenbaar aan de cursieve druk in de tekst; in de marge is<br />
na * de originele versie vermeld, de hoofdletter L geeft aan dat het een door<br />
Leendertz gegeven aanvulling betreft. De interpunctie is door mij aangebracht.<br />
Deze uitgave<br />
Bij de vertaling van deze rederijkerstekst in eigentijds proza is gestreefd<br />
naar goede leesbaarheid en inhoudelijke juistheid. Steeds is de afweging<br />
gemaakt tussen vlotte formulering en letterlijke vertaling. Stoplappen,<br />
herhalingen binnen hetzelfde tekstdeel en omslachtige formuleringen worden<br />
doorgaans kernachtiger weergegeven.<br />
Door de originele tekst parallel met de vertaling op te nemen wordt<br />
wellicht ook de oude tekst voor veel lezers toegankelijker. Onbekende<br />
woorden, vreemde zegswijzen en ingewikkelde zinsconstructies zullen<br />
6
immers in veel gevallen door een vergelijking met de vertaling herkend<br />
worden.<br />
Vertalen is interpreteren. Noodgedwongen moest op de plaatsen waar<br />
verschillende interpretaties mogelijk zijn, in de vertaling een keuze worden<br />
gemaakt. Het verantwoorden van deze plaatsen is - als niet passend in de<br />
opzet van deze schooluitgave - achterwege gelaten.<br />
Hoewel de Mariken van Nieumeghen in feite behoort tot de literatuur uit de<br />
overgangstijd van Middeleeuwen naar Renaissance, is deze tekst toch<br />
opgenomen in de reeks Vertaald Middelnederlands. Zoals reeds is<br />
meegedeeld bij de aankondiging van de reeks, zullen ook vroeg 16e-eeuwse<br />
teksten die daarvoor in aanmerking komen, onder deze noemer in vertaling<br />
worden uitgegeven.<br />
Voor deze uitgave werd o.a. gebruik gemaakt van:<br />
P.Leendertz, Middelnederlandse dramatische poëzie,Leiden, 1904-1907,<br />
XL, p. 277- 328 e.a.<br />
A.L. Verhofstede, Marike van Nieumeghen, reproductie van den druk van<br />
W. Vorsterman, Antwerpen ca. 1519, tekst met nota's en aantekeningen<br />
door Prof. J. van Mierlo, Antwerpen [1950]<br />
Mariken Van Nieumeghen, uitgegeven door Dr. C. Kruyskamp, 7e druk,<br />
Antwerpen 1978;<br />
Mariken van Nieumegen, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Dr.<br />
L. Debaene, 5e druk Den Haag 1980<br />
Bij de zesde druk<br />
Deze druk wijkt op een aantal plaatsen af van de vorige. De vertaling werd<br />
op een aantal plaatsen gewijzigd. In de meeste gevallen werd gekozen voor<br />
een iets soepeler formulering ten koste van een strikt letterlijke vertaling.<br />
Erg lange of ingewikkelde zinnen werden soms opnieuw geformuleerd.<br />
De oude tekst is van enkele inhoudelijke toelichtingen voorzien.<br />
Bij de zevende druk<br />
De inhoud van deze druk is vrijwel gelijk aan de vorige; de vormgeving is<br />
gewijzigd.<br />
7<br />
Hessel Adema, maart 2003
DIE WAERACHTIGE ENDE SEER WONDERLIJCKE HISTORIE<br />
<strong>VAN</strong> <strong>MARIKEN</strong> <strong>VAN</strong> <strong>NIEUMEGHEN</strong> DIE MEER DAN SEVEN JAREN<br />
METTEN DUVEL WOENDE ENDE VERKEERDE<br />
DIE PROLOGHE<br />
Inden tijde dat hertoghe Arent van Gheldre te Grave ghevanghen wert gheset van<br />
sijnen sone Adolf ende sijnen medepleghers, so woende op dri milen na<br />
Nieumegen een devoet priester gheheeten heer Ghijsbrecht ende met hem<br />
woende een schoon ionghe maecht gheheeten Mariken, zijnder suster<br />
dochter,wiens moeder doot was. Dese voerscreven maecht regeerde haers<br />
ooms huys, hem zijn gherief wel eerlijck ende neerstelijck doende.<br />
Hoe heer Ghijsbrecht Mariken zijnder nichten tot Nimweghen<br />
ghesonden heeft.<br />
Het ghebeurde dat dese heer Ghijsbrecht Mariken zijnder nichten seynden wilde<br />
in die stadt van Nieumeghen om daer te coopene tghene dat si behoefden, tot<br />
haer seggende aldus:<br />
Mariken!<br />
<strong>MARIKEN</strong> Wat ghelieft u, heer oom?<br />
DIE OOM Hoort kint, slaet mijnder woorden goom:<br />
Ghi moet nae Nimmeghen* nemen u vertreck<br />
Om ons provande te halen; wi hebbens ghebreck,<br />
5 Van keersen, van olie in die lampe te doene,<br />
Van azine, van soute ende van enzoene<br />
Ende van solferpriemen, soe ghi selve ontcnoopt.<br />
Daer zijn acht stuvers; gaet henen, coopt<br />
Te Nimmeghen van dies wi hebben breke.<br />
10 Tesser* nu iuyst mertdach vander weke,<br />
Te bat suldi vinden al dat u ghereyt.<br />
<strong>MARIKEN</strong> Heer oom, tot uwer onderdanicheit<br />
Kent mi bereet; ick wil gaen mynder strate.<br />
DIE OOM Om tavont weder thuys te sine werdet te late,<br />
15 Want die daghen zijn seer cort nu ter wilen,<br />
Ende tes van hier te Nieumeghen twe groote milen*,<br />
Ende tes nu tien uren of daer toe bet.<br />
Hoort kint, eest dat ghier* so lange let,<br />
Dat u dunct, dat ghi met schonen daghe<br />
20 Niet thuys gheraken en sout tuwen behaghe,<br />
Blijft daer vri te nacht, ick werts te gherustere.<br />
Ende gaet slapen tot uwer moeyen, mijnder sustere,<br />
Die en sal u om eenen nacht niet ontsegghen.<br />
Ick hebt liever dan dat ghi doer haeghen ende heggen<br />
25 Thuys bij doncker sout comen alleene,<br />
Want den wech en es van boeven niet alte reene<br />
Ende ghi sijt een schone, ionghe lustighe maecht.<br />
Men soude u lichtelijck aenspreken.<br />
8<br />
De spellingvarianten<br />
Nimmeghen en<br />
Nieumeghen worden<br />
door elkaar gebruikt.<br />
Tesser:Het is er<br />
vs. 16:<br />
in de proloog<br />
dri milen<br />
ghier: ghi er
<strong>MARIKEN</strong><br />
DE OOM<br />
5<br />
10<br />
<strong>MARIKEN</strong><br />
DE OOM<br />
15<br />
20<br />
25<br />
DE WARE EN ZEER WONDERLIJKE GESCHIEDENIS <strong>VAN</strong><br />
<strong>MARIKEN</strong> <strong>VAN</strong> <strong>NIEUMEGHEN</strong>,<br />
DIE MEER DAN ZEVEN JAAR MET DE DUIVEL SAMENLEEFDE<br />
DE PROLOOG<br />
Toen hertog Arend van Gelre in Grave gevangen werd genomen<br />
door zijn zoon Adolf en diens medeplichtigen, woonde op drie mijl<br />
afstand van Nijmegen een vrome priester, heer Gijsbrecht . Bij hem<br />
woonde een knap meisje, Mariken, de dochter van zijn overleden<br />
zuster. Z ij deed de huishouding voor haar oom. Ze zorgde goed en<br />
ijverig voor hem.<br />
Hoe heer Gijsbrecht zijn nicht Mariken naar Nijmegen<br />
stuurde.<br />
Op een dag wilde heer Gijsbrecht zijn nicht Mariken naar Nijmegen<br />
sturen om daar te kopen wat ze nodig hadden. Hij zei:<br />
Mariken!<br />
Wat is er van uw dienst, oom?<br />
Luister kind, let goed op mijn woorden. Je moet naar Nijmegen gaan<br />
om boodschappen voor ons te halen. Je hebt zelf gezegd dat we<br />
kaarsen, lampolie, azijn, zout, uien en zwavelstokjes nodig hebben.<br />
Hier zijn acht stuivers. Ga in Nijmegen alles kopen wat we nodig<br />
hebben. Het is vandaag juist de wekelijkse marktdag. Des te gemakkelijker<br />
zul je alles kunnen vinden wat je van pas komt.<br />
Oom, ik zal doen wat u zegt. Ik ga op weg.<br />
Het wordt te laat om vanavond weer thuis te komen, want de dagen<br />
zijn nu erg kort. Het is van hier naar Nijmegen ruim twee mijl en het<br />
is nu al tien uur geweest. Luister kind, als je zoveel tijd nodig hebt dat<br />
je waarschijnlijk niet meer met daglicht thuis kunt komen, blijf daar<br />
dan gerust een nacht. Dan hoef ik me niet ongerust te maken. Ga dan<br />
slapen bij je tante, mijn zuster. Ze zal je één nacht onderdak niet<br />
weigeren.<br />
Ik heb liever dat je dat doet dan dat je alleen in het donker<br />
langs het struikgewas naar huis loopt. Want er lopen nogal wat<br />
boeven langs de weg en jij bent een knappe, vrolijke meid. Je zou<br />
best eens lastiggevallen kunnen worden.<br />
9
<strong>MARIKEN</strong> Heer oom, soot u behaecht,<br />
So sal ick alle dinghen doen, ende niet el.<br />
DIE OOM 30 Groet mi u moeye, mijn suster, ende vaert wel.<br />
Coopt al dat ons ghebrect, bi mate ende bi gewichte.<br />
<strong>MARIKEN</strong> Ick sal, heer oom. Adieu.<br />
DIE OOM Adieu Mariken nichte,<br />
Gods gratie moet u eenpaer wesen.<br />
Heere Godt, hoe mach mi therte so swaer wesen?<br />
35 Eest dattet lant hier so tweedrachtich si?<br />
Of eest om dat mijn nichte daer scheyt van mi?<br />
Ontbeyt, hoe coem ic aldus swaer? Dits vreemt bediet:<br />
Met dat meysken daer van mi schiet<br />
Wert mi te moede recht ick en weet hoe.<br />
40 Ick duchte, haer oft mi sal wat comen toe.<br />
Ick wilde dat icse thuys hadde ghehouwen;<br />
Tes dwaesheit ionghe meyskens of vrouwen<br />
Alleene te laten gaen achter lande,<br />
Want die boeverie der werelt is menigerhande.<br />
Hoe Mariken seer schandelijcken toeghesproken wert van haerder moeyen.<br />
Aldus es Mariken van haer heer oom ghescheiden ende tot Nieumeghen gegaen,<br />
daer si cochte van als dat haer oft haren oom nootelijc wesen mochte. Ende opten<br />
selven dach dat si te Nimmeghen comen was, so hadde haer moeye teghens vier<br />
oft vijf vrouwen ghekeven om des hertoghen Adolf wille, die sijnen vader hadde doen<br />
vanghen, als dat si bat scheen dul oft een verwoede duyvelinne te sine dan een<br />
kersten mensche. Want si metten ionghen hertoge pertijde, ende vermoorde<br />
namaels haer selven doen si hoorde, dat dye oude hertoghe uuter ghevanckenissen<br />
verlost was bi toedone van den casteleyn vanden Grave, ghelijck ghi hier na horen<br />
sult. Mariken, siende dat biden avonde was als si haer dinghen al ghedaen hadde,<br />
daer si om comen was, seide tot haer selven aldus:<br />
45 Nu heb ic van als dat ons ghebrack<br />
Doen weghen ende meten naer mijn ghemack,<br />
Ende daer na ghecocht ende wel betaelt.<br />
Maer mi dunct, dat ic hier so langhe heb gedraelt,<br />
Dat ghinder die nacht compt op gheresen.<br />
50 Daer sie ick eenen wiser; wat macht wesen<br />
Aenden dach? Tes alre tusschen vieren ende viven.<br />
Nu moet ic tavont int stede bliven;<br />
Ten es noch maer een ure dach<br />
Ende in drie uren* dat ict nauwelijck gaen en mach<br />
55 Van hier tot mijns ooms. Neen, tes beter ghebleven.<br />
Mijn moeye die woent recht hier neven;<br />
Ick wil haer gaen bidden, datse mi een bedde decke,<br />
Ende morghen, also vroech als ick ontwecke,<br />
Soe mach ic mi nae huys snel ten labuere slaen.<br />
60 Ick sie mijn moeye voer haer dore staen;<br />
Soot wel betaemt wil icse gaen groeten.<br />
Moeye, Christus wil al u leet versoeten,<br />
Ende alle die ghi lief hebt hoeden van gequelle.<br />
10<br />
Bovenstaand proza:<br />
GraafArnoldvan<br />
Gelre was niet<br />
geliefd bij zijn<br />
onderdanen. In 1465<br />
nam zijn zoon Adolf<br />
hem gevangen en<br />
sloot hem in Grave<br />
op. De slotvoogd<br />
van Grave liet hem<br />
in 1471 vrij.<br />
drie uren:<br />
in de proloog<br />
staat dri milen<br />
(drie uren lijkt<br />
juister);zie ook<br />
vs. 652
<strong>MARIKEN</strong><br />
DE OOM 30<br />
<strong>MARIKEN</strong><br />
DE OOM<br />
35<br />
40<br />
45<br />
50<br />
55<br />
60<br />
Oom, ik zal alles precies doen zoals u 't het beste vindt.<br />
Goede reis en doe je tante de groeten van me. Koop voldoende van<br />
alles waar we behoefte aan hebben.<br />
Dat zal ik doen, oom. Vaarwel!<br />
Vaarwel, Mariken. God zij met je!<br />
[Als Mariken vertrokken is, vervolgt hij:] Here God, waarom voel<br />
ik me zo bezwaard. Komt het omdat er zoveel tweedracht in het land<br />
is? Of komt het omdat mijn nicht afscheid van me heeft genomen? O,<br />
waarom word ik zo droefgeestig? Het is toch vreemd: op het moment<br />
dat het meisje afscheid van me nam, kreeg ik een onbestemd gevoel.<br />
Ik ben bang dat haar of mij iets zal overkomen. Ik wou dat ik haar<br />
thuis had gehouden. Het is onverantwoord jonge meisjes of vrouwen<br />
alleen op pad te laten gaan, want er is veel slechtheid in de wereld.<br />
Hoe Mariken op schandalige wijze door haat tante<br />
werd toegesproken.<br />
Mariken heeft afscheid genomen van haar oom en is naar Nijmegen<br />
gegaan, waar ze alles kocht wat zij of haar oom nodig zouden kunnen<br />
hebben. Op dezelfde dag dat zij naar Nijmegen gegaan was, had haar<br />
tante met vier of vijf vrouwen ruzie gemaakt over hertog Adolf, die zijn<br />
vader gevangen had genomen. Zij leek meer op een krankzinnige of op<br />
een razende duivelin dan op een christen. Ze koos namelijk partij voor<br />
de jonge hertog en pleegde, zoals u verderop zult horen, zelfmoord toen<br />
ze hoorde dat de oude hertog door de slotvoogd van Grave uit zijn<br />
gevangenschap verlost was.<br />
Toen Mariken alles gekocht had waarvoor ze was gekomen was,<br />
zag ze dat het tegen de avond liep. Ze zei bij zichzelf:<br />
Nu heb ik van alle goederen waar we behoefte aan hadden voldoende<br />
laten afwegen en afmeten, gekocht en betaald. Maar ik geloof dat ik<br />
hier zo lang getreuzeld heb dat het al donker begint te worden. Daar<br />
zie ik een zonnewijzer. Hoe laat zal het zijn? Het is al ver na vieren!<br />
Nu moet ik vanavond in de stad blijven. Het is nog maar een uur<br />
licht en in drie uur kan ik nauwelijks van hier naar mijn oom lopen.<br />
Nee, ik kan beter hier blijven. Mijn tante woont hier vlakbij. Ik ga<br />
haar vragen of ze een bed voor me wil opmaken. Dan kan ik morgen,<br />
zodra ik wakker word, snel naar huis gaan.<br />
Ik zie mijn tante voor haar deur staan. Ik zal haar netjes begroeten.<br />
[Tegen haar tante:] Tante, moge Christus uw leed verzachten en al<br />
uw dierbaren voor verdriet behoeden!<br />
11
DIE MOEYE Ke* willecome duvel, hoe staget in die helle?<br />
65 Wel ioncfrouwe, wat hebdi nu hier te doene?<br />
<strong>MARIKEN</strong> Mijn oom sant me omtrent der noene<br />
Om keersen, om mostaert, om azijn, om veriuys,<br />
Ende om al datter ghebreck was tonsent in huys,<br />
Ende eer ick van deen totten anderen heb connen loopen,<br />
70 Ende alle dinck heb connen vinden ende coopen,<br />
So eest sus late worden, ende luttel grievet u,<br />
Dat ghi mi te nacht een bedde decket, ghelievet u.<br />
Ic soude immer noch thuys gaen, maer metter nacht<br />
Wort somtijts een maechdeken bespiet ende gewacht,<br />
75 Onteert, vercracht te haren verwite;<br />
Ende daer voer sorghe ick.<br />
DIE MOEYE Wachermen, tijte!<br />
Sorchdi nu so seere voor uwen machdom, godwouds!<br />
Ke, lieve nichte, ghi weet doch van oudts<br />
Hoe ghi ghewonnen waert, al ghelaeti u dus inge.<br />
80 Ghi en hebt hier sint der noenen met uwen dinge<br />
Niet besich gheweest, laet ic mi dincken.<br />
<strong>MARIKEN</strong> Ick doe seker, moeye.<br />
DIE MOEYE Ja, oft sitten drincken<br />
Iewers int heimelijke, nae uus herten willeken.<br />
Ke, nichte, te lande waert Cleyken ende Gilleken<br />
85 Connen alte wel dese meyskens int coren leyden,<br />
Ende alse ten avontspele gaen onder hen beyden,<br />
Hoe wort Lijse dan van Hennen ghetoeft!<br />
Ke, nichte, ghi hebtet al wel gheproeft,<br />
Want touwent woont so menich frisch gheselleken.<br />
<strong>MARIKEN</strong> 90 Twy segdi dat, moeye?<br />
DIE MOEYE Ey, dobbel velleken,<br />
Al en dooch die waerhaeyt niet gheseyt,<br />
Ghy hebt menighen rey ghereyt,<br />
Daer die pijper geen vijf groote en wan.<br />
Ende al gaetmen langhe af ende an,<br />
95 Tes al maecht tot dat den buyck op rijst.<br />
<strong>MARIKEN</strong> Dat ghi mi dese scande bewijst<br />
Sonder schult, es mi te hert om verdraghen.<br />
DIE MOEYE Ick hebbe lieden ghesproken, dye u lestent saghen<br />
Met uwen eygenen oom ligghen so ontscamelijck,<br />
100 Dat mi te segghen waer ombetamelijck.<br />
Onteeren blamelijck doedi al ons geslachte.<br />
Tfij moet u worden, onsalighe drachte;<br />
Ick en mach u niet sien te mijnen goede.<br />
<strong>MARIKEN</strong> Here God, hoe wee wert mi te moede!<br />
105 Hoe ontstelt van bloede werdt mijn geheel lichaem soudeynich,<br />
Die smedige woorden, dit verwijt vileynich<br />
Te hoorene ende te verdragen sonder schult!<br />
Nu moeye, segt oft ghi mi een bedde decken sult<br />
Desen nacht ende niet langher!<br />
12<br />
Ke: bastaardvloek,<br />
afkorting van Keren<br />
(= Christus)
DE TANTE<br />
65<br />
<strong>MARIKEN</strong><br />
70<br />
75<br />
DE TANTE<br />
80<br />
<strong>MARIKEN</strong><br />
DE TANTE<br />
85<br />
<strong>MARIKEN</strong> 90<br />
DE TANTE<br />
95<br />
<strong>MARIKEN</strong><br />
DE TANTE<br />
100<br />
<strong>MARIKEN</strong><br />
105<br />
Jeminee, welkom duivel! Hoe is het in de hel?<br />
Wel juffer, wat kom jij hier doen?<br />
Mijn oom stuurde me rond het middaguur op pad om kaarsen,<br />
mosterd, azijn, druivensap en al wat we thuis nog meer nodig hadden<br />
te halen. Voor ik, van de een naar de ander lopend, alles heb kunnen<br />
vinden en kopen, is het nogal laat geworden.<br />
Hopelijk bezorg ik u niet al te veel overlast als ik vraag of ik hier<br />
alstublieft vannacht mag slapen. Ik zou anders heus wel naar huis<br />
gaan, maar ‘s nachts wordt een maagd soms bespied en opgewacht<br />
en, tot haar schande, onteerd en verkracht. Daar ben ik bang voor.<br />
Och, arm kuiken! Ben je nu zo bezorgd voor je maagdelijkheid? God<br />
betere ‘t! Verdorie, lieve nicht, je doet nu wel preuts, maar je weet<br />
heus wel hoe je verwekt bent. Ik heb het idee dat je niet de hele<br />
middag met je boodschappen bezig bent geweest.<br />
Dat ben ik wel, tante.<br />
Ja dat zal wel, of je hebt ergens stiekem naar hartelust zitten drinken.<br />
Verdraaid, nicht, op het platteland gaan meisjes als jij maar al te<br />
graag met Klaas en Gilles het koren in. En wat wordt Liesje lekker<br />
door Hannes geknuffeld als ze zich ‘s avonds samen gaan vermaken.<br />
Verdraaid, nicht, dat heb jij heus wel ondervonden, want bij jullie<br />
wonen heel wat flinke jongens.<br />
Waarom zegt u dat, tante?<br />
Ach kom, schijnheilige slet! Al mag de waarheid niet gezegd worden,<br />
jij hebt menig dansje gemaakt waar de speelman geen cent aan<br />
verdiende. En al gaat men nog zo vaak op en neer, iedereen noemt<br />
zich maagd tot de buik dik wordt.<br />
Ik kan er niet tegen dat u mij zo schandelijk behandelt zonder dat ik<br />
ergens schuldig aan ben.<br />
Ik heb met mensen gesproken die je onlangs met je eigen oom zo<br />
schaamteloos zagen liggen dat ik me geneer het te zeggen. Je maakt<br />
onze hele familie te schande. Moge je vervloekt worden, misbaksel.<br />
Ik word al onwel als ik je zie.<br />
[Tot zichzelf] Here God, wat voel ik me ellendig. Ik word helemaal<br />
raar over mijn hele lichaam als ik die beledigende woorden, deze<br />
gemene aantijging, hoor zonder dat ik enige schuld heb!<br />
[Tegen haar tante ] Wel, tante, zeg me of u een bed voor me<br />
opmaakt, voor één nacht en beslist niet langer.<br />
13
DIE MOEYE Ghi laecht mi liever in die Maze*<br />
110 Alsoe diepe als dit huys hooch is, tot eenen aze<br />
Van alle die visschen dier inne vlieten.<br />
Dus vertrect van hier, oft het sal u verdrieten!<br />
Van thoorne sta ick als een loof en beve.<br />
<strong>MARIKEN</strong> Moeye, ghi hebt groot onghelijck.<br />
DIE MOEYE Ontbeyt, dese verhide teve<br />
115 En salmi niet laten onghequelt!<br />
Moeten die tuyten wat zijn verstelt?<br />
Ja, si beghint mi den worm int hoot te roerene.<br />
Ick stae quaet ghenoch om den duvel te snoerene.<br />
Oft om op een cussen te binden, al waer hi kintsch.<br />
120 Ic stae wel soe spijtelijcken en winsch,<br />
Ic en weet nauwe ofic op mijn hoot sta of mijn voeten.<br />
Alle die mi desen dach ontmoeten,<br />
Die sal ick antwoerden, dwelck mi dit beroer doet,<br />
Alleens ghelijck die duvel zijn moer doet.<br />
<strong>MARIKEN</strong> 125 O bedructe, nu is u lijden naest.<br />
IIck blive staende wel so beraest<br />
Dat ick van miselven en weet hoe noch wat.<br />
Met eenen dullen hoofde loop ic noch uuter stat,<br />
Ontsiende boeven noch daer toe roovers.<br />
130 Ic scatte ic mijn bedde make onder die loovers;<br />
Ic en vrage na niemant die nu levende si,<br />
Al quaem die baerlijcke duvel tot mi,<br />
Ic ben nu als die nieghers nae en vraghe.<br />
Nu gae ic sitten onder dese haghe,<br />
135 Miselven bevelende inden handen<br />
Van Gode of alle die helsche vianden.<br />
Hoe Mariken van haerder moeyen schiet ende uut Nieumeghen ghink<br />
Aldus es die ionghe maecht Mariken van haerder moeyen gescheyden ende al<br />
weenende seer mestroestich metten donckeren avont uuter stadt van Nieumeghen<br />
ghegaen, so lange dat si quaem nevens een groote dicke haghe daer si met grooten<br />
drucke onder ghink sitten weenen ende screyen, haer selven den viant seer dicwils<br />
overghevende met droever herten, tot haer selven segghende aldus:<br />
Weemi! suchten, crijsschen ende hantghewrinck,<br />
Mi selven hetende vermalendijt,<br />
Dats nu mijn solaes ende anders gheen dinck<br />
140 Doer mijns moeyen scandich verwijt.<br />
Eest onrecht, dattet mi spijt<br />
Sonder cause sulcken woorden te liden?<br />
Neent vri. In mi groeit sulcken nijt,<br />
Daer therte in wast nu talder tijt,<br />
145 Dat ic quaet ghenoech sitte in dit berijt,<br />
Om mi selven eewich te vermalendiden.<br />
Hulpe, welcken temptacie comt mi bespringhen!<br />
Wil ic mi selven verhanghen oft craghen?<br />
O ioncheyt, suldi u connen bedwinghen?<br />
150 Oft en wildi nae gheen reden vraghen?<br />
14<br />
Maze (= Maas):<br />
Nijmegen ligt<br />
echter aan de<br />
Waal
DE TANTE 110<br />
MARIKE<br />
DE TANTE 115<br />
120<br />
<strong>MARIKEN</strong> 125<br />
130<br />
135<br />
140<br />
145<br />
150<br />
Ik had liever dat je, zo diep als dit huis hoog is, in de Maas lag. Als<br />
voer voor alle vissen die er zwemmen. Maak dat je wegkomt of het<br />
zal je spijten. Van woede sta ik te beven als een blad.<br />
Tante, u maakt een grote fout!<br />
Wel verdraaid, deze vervloekte teef laat me nog niet met rust! Moet<br />
ik je eens flink door elkaar rammelen? O, ik word gek van haar. Ik<br />
ben kwaad genoeg om de duivel te bedwingen of hem op een kussen<br />
vast te binden als een klein kind. Ik ben zo razend en overstuur dat ik<br />
nauwelijks weet of ik op mijn hoofd of op mijn voeten sta. Iedereen<br />
die ik vandaag tegenkom, zal ik door deze opwinding net zo te<br />
woord staan als de duvel zijn moer doet.<br />
[Mariken rent weg en zegt tot zichzelf:]<br />
Och arme, nu zit ik in de problemen! Ik ben zo van de kaart dat ik niet<br />
meer weet wat ik doe. Ik loop zelfs met een zotte kop de stad uit<br />
zonder aan boeven en rovers te denken.<br />
Ik denk dat ik maar in de struiken ga slapen. Ik trek me nu van<br />
niemand en niets meer iets aan, al kwam de duivel in eigen persoon.<br />
Ik ga hier in het struikgewas zitten en vertrouw me toe aan God of<br />
aan de duivels.<br />
Hoe Mariken bij haar tante wegging<br />
en uit Nijmegen vertrok<br />
Zo is Mariken bij haar tante weggegaan; wanhopig huilend vertrok<br />
ze in het donker uit Nijmegen. Ze liep net zo lang tot ze bij een grote<br />
struik kwam waar ze in grote angst onder ging zitten huilen. Ze bood<br />
zich in haar smart herhaaldelijk aan de duivel aan. Ze zei bij<br />
zichzelf:<br />
Ach! Zuchten, weeklagen, handenwringen en mezelf verwensen is<br />
het enige wat mij door de schandelijke verwijten van mijn tante<br />
overblijft. Voel ik me ten onrechte beledigd als ik zonder schuld<br />
zulke opmerkingen moet verdragen? Nee, beslist niet! In mijn hart<br />
groeit steeds meer verbittering. Ik voel me ellendig genoeg om<br />
mezelf voor eeuwig in het verderf te storten.<br />
Help, door welke verleiding word ik overvallen? Wil ik mezelf<br />
ophangen of wurgen? O, onbezonnenheid der jeugd, kun je jezelf in<br />
toom houden? Of ben je niet voor rede vatbaar?<br />
15
Wie soude oock alsulcken woorden verdraghen<br />
Sonder schult? Hi en is niet levende, ic meens,<br />
Diese sonder verdiente wel souden behaghen.<br />
Dies segick in wanhopen, die mi comt belagen:<br />
155 Comt nu tot mi ende helpt mi beclaghen,<br />
God of die duvel, tes mi alleleens.<br />
Die viant die altijt zijn stricken ende netten spreit, haeckende nae die verdoemenis<br />
der sielen, dese woorden hoorende, seyde tot hem selven aldus:<br />
160<br />
Dat woert werdt mi die siele weerdich!<br />
Ick hebbe mi selven toeghemaect rechtveerdich<br />
Al waer ick een mensche, ende al bi Gods ghedooghe;<br />
Tes al te passe, sonder mijn een oghe,<br />
Die is of si mi uut waer ghesworen.<br />
Wi gheesten en hebben dye macht niet, dats verloren,<br />
Ons te volmakenne doer gheen bespreck;<br />
Altoos es aen ons eenich ghebreck,<br />
165 Tsi aen thoot, aen handen oft aen voeten.<br />
Nu willick mijn voiseken wat gaen versoeten*<br />
Ende spreken so welvallende ende met beschede,<br />
* versoeken<br />
Dat ick mijnen boel niet en verleede*;<br />
Ten eersten salmen die vrouwen soetelijc overgaen.<br />
* bloe, verseede<br />
170 Schoon kint, hoe sitti dus belaen*?<br />
Heeft u yemant mesdaen sonder redene ofte recht?<br />
Dat sal ick wreken als een goet knecht.<br />
Ghi dunct mi slecht, ende daer omme scick ick<br />
Hier tuwen trooste.<br />
* beschaemt<br />
<strong>MARIKEN</strong> Hulp God, hoe verscrick ick!<br />
175 Wat mijns, ick en weet van mi selven nauwelijck,<br />
Met dat ick dien mensche ben aenschouwelijck.<br />
Hulpe, hoe flauwelijck vervalt mi therte!<br />
DIE DUVEL Schoon kint, en vreest grief noch smerte;<br />
Ick en sal u hindere, grief noch quaet doen,<br />
180 Maer ick ghelove u, wildi na mijnen raet doen<br />
Ende met mi gaen, wilt dit onthouwen nauwe,<br />
Ick make u eer lanc der vrouwen vrauwe.<br />
<strong>MARIKEN</strong> Vrient, ick sitte nu rechs also ghesint, vs. 183 ontbreekt<br />
185 So beroert ende soo ontstelt van engienen<br />
Doer die schimpighe woerden, die ic sonder verdienen<br />
Heb moeten lijden: hoere, schueke ende teve!<br />
Dies ic mi alsoe lief den viant overgheve<br />
Als Gode, want ick sitte half sonder sin.<br />
DIE DUVEL 190 Bi Lucifer, tes noch al ghewin.<br />
Si heeft de beroerte te deghe opghesopen;<br />
Si sit noch even versteent in wanhopen.<br />
Nu soudic hopen, te min so claech ic nu,<br />
Dat ic niet missen en sal. Scoon kint, noch vraech ick u,<br />
195 Oft ghi met mi versamen wilt in ionsten.<br />
16
155<br />
160<br />
165<br />
170<br />
<strong>MARIKEN</strong> 175<br />
DE DUIVEL<br />
180<br />
<strong>MARIKEN</strong> 185<br />
DE DUIVEL 190<br />
195<br />
Welk onschuldig mens zou zulke opmerkingen kunnen verdragen. Ik<br />
ben ervan overtuigd dat niemand dat zou accepteren. Daarom zeg ik<br />
in de wanhoop waardoor ik overvallen word: kom tot mij en sta mij<br />
bij! God of de duivel, het maakt mij niets uit!<br />
De duivel, die altijd zijn valstrikken en vangnetten spant in de hoop<br />
zielen te kunnen verdoemen, hoorde deze woorden en zei bij zichzelf:<br />
Die uitspraak levert me haar ziel op! Ik heb mezelf, geheel met Gods<br />
instemming, het uiterlijk van een mens gegeven. Het klopt allemaal<br />
precies, behalve mijn ene oog, dat lijkt of het is uitgezworen. Wij,<br />
geesten, hebben niet meer het vermogen ons in volmaakte mensen te<br />
veranderen. Altijd mankeert er iets aan ons: aan het hoofd, aan de<br />
handen of aan de voeten. Ik zal mijn stem wat aangenamer laten<br />
klinken en zo vriendelijk en fatsoenlijk praten dat ik het schatje geen<br />
afkeer inboezem. In het begin moet men vrouwen vriendelijk<br />
benaderen.<br />
[Hij richt zich tot Mariken:]<br />
Meisje, waarom zit je daar zo verdrietig? Heeft iemand je zonder<br />
aanleiding iets misdaan? Dat zal ik wreken, als een heer. Je ziet er zo<br />
hulpeloos uit; daarom kom ik bij je om je tot steun te zijn.<br />
O God, wat een schrik! Wat overkomt me? Ik ben al helemaal van<br />
streek en dan sta ik plotseling oog in oog met deze vent. Help, ik val<br />
flauw!<br />
Meisje, wees niet bang, ik zal je geen kwaad doen. Integendeel, als<br />
je met me meegaat en doet wat ik zeg, beloof ik je dat ik een<br />
aanzienlijke dame van je zal maken.<br />
Beste man, ik ben op dit moment toch zo verward en radeloos door<br />
de beledigende woorden die ik naar mijn hoofd kreeg: hoer, slet en<br />
teef. Ik vertrouw me net zo lief toe aan de duivel als aan God, want<br />
ik ben maar half bij zinnen.<br />
[Tot zichzelf] Bij Lucifer, het gaat uitstekend! Ze is helemaal in de<br />
war en verstijfd van wanhoop. Ik heb geen reden tot klagen. Ik geloof<br />
nu echt dat het me lukken gaat.<br />
[Tot Mariken.] Meisje, ik vraag je nog eens: wil je met mij het<br />
minnespel spelen?<br />
17
<strong>MARIKEN</strong> Wie sidi, vrient?<br />
DE DUVEL Een meester vol consten,<br />
Nieuwers af falende wes ic besta.<br />
<strong>MARIKEN</strong> Tcomt mi alleleens met wien dat ick ga,<br />
Also lief gae ic metten quaetsten als metten besten.<br />
DIE DUVEL 200 Wildi u liefde te mi werts vesten,<br />
Ick sal u consten leeren sonder ghelijcke.<br />
Die seven vrie consten*: rethorijcke, musijcke,<br />
Logica, gramatica ende geometrie,<br />
Arithmetica ende alkemie;<br />
205 Dwelc al consten sijn seer curable.<br />
Noyt vrouwe en leefde op eerde so able<br />
Als ic u maken sal.<br />
<strong>MARIKEN</strong> So moetti wil zijn een constich man.<br />
Wie sidi dan?<br />
DIE DUVEL Wat leyt u daeran?<br />
210<br />
<strong>MARIKEN</strong><br />
Wie ick ben en soudi met rechte vraghen niet.<br />
Ick en ben die beste van mijnen maghen* niet,<br />
Maer u dat ic emmermeer niet dan ionste en toge.<br />
Hoe heeti, vrient?<br />
maghen: familieleden<br />
(duivels zijn gevallen<br />
engelen met Lucifer<br />
aan het hoofd, met<br />
DIE DUVEL Moenen metter eender ooghe,<br />
maghen worden dus<br />
Die wel bekent es met veel goede ghesellen. alle engelen bedoeld)<br />
<strong>MARIKEN</strong> Ghi sijt die viant vander hellen.<br />
DIE DUVEL 215 Wie ick ben, ic ben emmer gheionstich tot u.<br />
<strong>MARIKEN</strong> Ick en hebbe oeck van u ancxt, vrese noch gru.<br />
Al quame Luycefer selve uuter helscher ghewelt,<br />
Ick en souder niet af vervaert sijn, so ben ic gestelt.<br />
Ick ben onghequelt van allen anxten.<br />
DIE DUVEL 220 Ia schoen kint, dits tcorste ende dlancxste:<br />
Wildi met my gaen ende mijnen raet doen sonder veysen,<br />
Al dat ghi dincken moecht oft peysen,<br />
Sal ick u leeren, soe ick u eerst vertelde.<br />
Van goede, van iuwelen, noch van ghelde<br />
225 En suldi ooc nemmermeer hebben ghebrec.<br />
<strong>MARIKEN</strong> Tes wel gheseyt; maer nae deerste bespreck,<br />
Eer ghi met mi sult versamen in ionsten,<br />
Suldi mi leeren die seven vrie consten,<br />
Want in alle dinghen te leeren verfray ick.<br />
230 Ghi sullet mi al leeren, suldi?<br />
DIE DUVEL Wat trouwen, ia ick.<br />
Ick sal u leeren al dat wel voechlijck is.<br />
<strong>MARIKEN</strong> Nigremansie*, dats een const, die ghenoechelijck is.<br />
Mijn oom es daer af fraey ende cloeck.<br />
Hij maect wonder somtijts: hij heefter af eenen boeck,<br />
235 Ick wane hi hem in node noyt en faelde.<br />
Hi soude door die ooghe van eender naelde<br />
Den viant wel doen cruypen teghen siner danck.<br />
Die conste moetti mi oock leeren.<br />
18<br />
seven vrie consten:<br />
de artes liberales uit<br />
de M.E. luidden iets<br />
anders: logica was<br />
dialectica, alchemie<br />
was astronomia<br />
Nigremansie:<br />
necromantie of<br />
zwarte kunst werd<br />
gebruikt om<br />
geheime<br />
natuurkrachten te<br />
beheersen en<br />
vooral om geesten<br />
te bezweren
<strong>MARIKEN</strong><br />
DE DUIVEL<br />
<strong>MARIKEN</strong><br />
DE DUIVEL 200<br />
205<br />
<strong>MARIKEN</strong><br />
DE DUIVEL<br />
210<br />
<strong>MARIKEN</strong><br />
DE DUIVEL<br />
<strong>MARIKEN</strong><br />
DE DUIVEL 215<br />
<strong>MARIKEN</strong><br />
DE DUIVEL 220<br />
225<br />
<strong>MARIKEN</strong><br />
230<br />
DE DUIVEL<br />
<strong>MARIKEN</strong><br />
235<br />
Wie bent u?<br />
Een geleerde kunstenaar. Wat ik ook onderneem, ik faal nooit.<br />
Het kan me ook niets schelen met wie ik omga. Ik ga net zo lief om<br />
met de slechtste als met de beste.<br />
Als je mij je liefde wilt schenken, zal ik je weergaloze kunsten leren.<br />
De zeven vrije kunsten: retorica, musica, logica, grammatica,<br />
geometrie, aritmetica en alchemie. Dit zijn zeer bijzondere kunsten.<br />
Ik zal de knapste vrouw van je maken die ooit heeft geleefd.<br />
Dan moet u wel een geleerd man zijn. Wie bent u toch?<br />
Wat kan jou dat schelen? Je kunt beter niet vragen wie ik ben. Ik ben<br />
niet de beste van de familie, maar voor jou zal ik altijd goed zijn.<br />
Hoe heet u?<br />
Moenen met het ene oog. Ik ben goed bekend bij de jongens van de<br />
gestampte pot.<br />
U bent de duivel!<br />
Wie ik ook ben, ik zal altijd goed voor je zijn.<br />
Ik voel helemaal geen angst of afschuw voor u. Al kwam Lucifer zelf<br />
uit de hel, ik zou er nu niet bang van worden. Ik ben bevrijd van al<br />
mijn angsten.<br />
Goed, meisje, maar alles goed en wel: wil je met mij meegaan en<br />
doen wat ik zeg? Zoals ik al zei, zal ik je alles leren wat je maar kunt<br />
bedenken. Goederen, sieraden, of geld: je zult nergens meer gebrek<br />
aan hebben.<br />
Dat klinkt goed. Maar volgens uw eerste belofte zult u mij de zeven<br />
vrije kunsten leren voordat wij intiem worden. Ik verheug me erop al<br />
die dingen te leren. U zult het mij toch allemaal leren? Ja toch?<br />
Ja, wis en waarachtig. Ik zal je alles leren wat geschikt voor je is.<br />
Zwarte kunst, dat is handig. Mijn oom is daar goed in; hij doet soms<br />
wonderlijke dingen. Hij heeft er een boek over. Ik geloof dat het hem<br />
in moeilijke situaties nog nooit in de steek heeft gelaten. Hij zou<br />
zelfs de duivel tegen diens wil door het oog van een naald kunnen<br />
laten kruipen. Die kunst moet u mij ook leren.<br />
19