27.09.2013 Views

Wetenschappelijk Tijdschrift Autisme

Wetenschappelijk Tijdschrift Autisme

Wetenschappelijk Tijdschrift Autisme

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Wetenschappelijk</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>Autisme</strong><br />

<strong>Autisme</strong>: empathie versus<br />

systeemdenken<br />

Een bewerking van het artikel:<br />

“THE EMPATHIZING-SYSTEMIZING (E-S) THEORY “<br />

Door:<br />

Simon Baron-Cohen (2009)<br />

Autism Research Centre, Department of Psychiatry, Cambridge University, Cambridge, UK.<br />

In: “The Year of Cognitive Neuroscience 2009”, p.68-80.<br />

Bewerking door:<br />

Mw. Drs. M.A.T. Hansen, gz-psycholoog<br />

Yulius <strong>Autisme</strong><br />

Manager behandelzaken Wonen/ behandelverantwoordelijke Amazone II (klinische behandelsetting voor adolescenten met een ASS)<br />

Met dank aan Ivonne van Amstel voor het intensieve voorwerk<br />

Samenvatting<br />

In dit artikel bespreekt Baron-Cohen de eerder door hem ontwikkelde “mindblindness”-theorie. Hij gaat in op<br />

zijn nieuwe theorie betreffende empathiseren versus systematiseren, met hieraan gekoppeld de veronderstelling<br />

dat mensen met een autismespectrumstoornis een extreem mannelijk brein hebben. Tenslotte beschrijft hij de<br />

implicaties hiervan voor de dagelijkse praktijk.<br />

Summary<br />

In this article Baron-Cohen discusses the previously developed mind-blindness theory of autism spectrum<br />

conditions. He describes a new theory, the empathizing-systemizing theory, which is extended to the extreme<br />

male brain theory. Finally he appoints the implications for daily practice.<br />

23


24 <strong>Autisme</strong>: empathiseren versus systematiseren<br />

De mindblindness-theorie<br />

Deze theorie gaat er van uit dat kinderen met een autismespectrumstoornis<br />

(ASS) een beperkte ‘Theory of Mind’<br />

(ToM) ontwikkelen, dat wil zeggen: de mogelijkheid om<br />

zich in de ander te verplaatsen, in diens gedachten en<br />

gevoelens (Baron-Cohen, 1995; Baron-Cohen, Leslie, &<br />

Frith, 1985). Tijdens mentaliseren (‘mindreading’) zien<br />

we niet alleen iemands gedrag (bijvoorbeeld het draaien van het<br />

hoofd in een bepaalde richting), maar kunnen we ons hier ook de<br />

corresponderende gemoedstoestanden bij voorstellen (zij<br />

hebben iets interessants gezien, zij weten iets of willen iets). Vervolgens<br />

kunnen we op basis hiervan voorspellen wat iemand<br />

eventueel zou kunnen gaan doen.<br />

Doordat kinderen met autisme of met de stoornis van<br />

Asperger een vertraagde ToM-ontwikkeling doormaken,<br />

hebben zij te kampen met een meer of mindere mate van<br />

‘mindblindness’ en kunnen zij dus moeilijk mentaliseren.<br />

Dit heeft tot gevolg dat zij gedrag van anderen verwarrend,<br />

onvoorspelbaar en soms zelfs beangstigend vinden.<br />

Evidentie voor deze theorie komt voort uit ondermeer de<br />

volgende bevindingen:<br />

- een neurotypische peuter van 14 maanden laat ‘joint<br />

attention’ zien, zoals wijzen naar iets of het volgen van<br />

iemands blik, waarbij hij/zij niet alleen kijkt naar het<br />

gezicht en de ogen van de ander, maar de aandacht<br />

tegelijkertijd richt op datgene waar de ander op dat<br />

moment in is geïnteresseerd (Scaife, & Bruner, 1975).<br />

Kinderen met een ASS laten in de peutertijd minder<br />

‘joint attention’ zien dan gebruikelijk.<br />

- De neurotypische 2-jarige laat ‘alsof-spel’ zien, waarbij<br />

‘mindreading’- vaardigheden gebruikt worden, in<br />

het besef dat de ander begrijpt dat hij ‘alsof’ doet.<br />

Kinderen met autisme of de stoornis van Asperger<br />

laten minder ‘alsof’-spel zien dan gebruikelijk of<br />

hun ‘alsof’-gedrag beperkt zich tot vaste algemene<br />

patronen (Baron-Cohen, 1987).<br />

- Het neurotypische 4-jarige kind kan een ‘false belief’test<br />

met goed gevolg afleggen en herkent een situatie<br />

waarbij iemand een foutief beeld van de werkelijkheid<br />

geeft (Wimmer, & Perner, 1983). De meeste kinderen<br />

met een ASS ondervinden echter moeilijkheden<br />

wanneer zij een dergelijke test doen (Baron-Cohen et<br />

al., 1985).<br />

- Misleiding wordt door de neurotypische 4-jarige<br />

snel herkend (Sodian, & Frith, 1992). Kinderen met<br />

autisme of met de stoornis van Asperger zijn geneigd<br />

te denken dat iedereen de waarheid vertelt en kunnen<br />

schrikken van het idee dat iemand iets kan zeggen dat<br />

hij niet meent (Baron-Cohen, 1992, 2007a).<br />

- De neurotypische 9-jarige kan bedenken wat iemand<br />

verdriet zou kunnen doen en wat in bepaalde situaties<br />

beter niet gezegd kan worden. Kinderen met de stoornis<br />

van Asperger reageren wat dit betreft ongeveer als<br />

een kind dat 3 jaar jonger is, ondanks hun normale IQ<br />

(Baron-Cohen, O`Riordan, Jones et al., 1999).<br />

- De neurotypische 9-jarige kan doorgaans ook aan<br />

iemands ogen zien wat hij of zij zou kunnen denken of<br />

voelen. Kinderen met de stoornis van Asperger vinden<br />

zulke opdrachten over het algemeen veel moeilijker<br />

(Baron-Cohen, Wheelwright, Scahill, et al., 2001). Dit<br />

is ook aan de orde bij volwassenen tijdens de afname<br />

van de zgn. ‘reading the mind in the eyes’-test voor<br />

volwassenen. Volwassenen met autisme of met de<br />

stoornis van Asperger scoren beneden het gemiddelde<br />

bij deze opdrachten (Baron-Cohen, Wheelwright, Hill<br />

et al., 2001).<br />

Evaluatie van de ‘Mindblindness’ -theorie<br />

Volgens Simon Baron-Cohen kent de ‘mindblindness’-<br />

theorie verschillende sterke kanten. Allereerst<br />

biedt deze theorie een verklaring voor de sociale en de<br />

communicatieve moeilijkheden bij personen met autisme<br />

of met de stoornis van Asperger, inclusief de pragmatische<br />

taalproblemen. Ten tweede is ‘mind-blindness’ in min of<br />

meerdere mate universeel onder personen met een ASS.<br />

Beperkingen op dit vlak worden met specifieke tests bij<br />

alle personen met deze stoornis vastgesteld, ongeacht de<br />

leeftijd en ongeacht het IQ.<br />

Ten derde: neurobiologische studies hebben sleutelgebieden<br />

van het ‘sociale brein’ getraceerd (de mediale<br />

prefrontale cortex, de temporale pariëtale junctie, de<br />

anterieure cingulate cortex, de insula en de amygdala).<br />

Deze gebieden worden tijdens ‘mindreading’-taken in<br />

het neurotypische brein geactiveerd, maar minder in<br />

het autistische brein (Castelli, Frith, Happé, et al., 2002;<br />

Frith, & Frith, 2003). Deze neurobiologische onderzoeken<br />

bevestigen in biologische zin de psychologische verschillen<br />

die gerapporteerd worden.<br />

Ten vierde: achterstand in de ontwikkeling van<br />

de voorlopers van ‘mindreading’ bij jonge kinderen<br />

(zoals joint attention en ‘alsof’-spel) blijkt een sterke<br />

voorspellende waarde te hebben voor een latere autismediagnose<br />

(Baron-Cohen et al., 1996). Tenslotte heeft de<br />

vaststelling van ‘mindblindness’ bij autisme geleid tot de<br />

ontwikkeling van redelijk succesvolle nieuwe interventies<br />

om vaardigheden op het gebied van ‘mindreading’ te<br />

stimuleren (Baron-Cohen, 2007; Baron-Cohen, Golan,<br />

Wheelwright, et al., 2004).<br />

Na deze vaststellingen beschrijft de auteur de<br />

beperkingen van de ‘mindblindness’-theorie.<br />

Allereerst biedt deze theorie geen verklaring voor de<br />

niet-sociale gedragskenmerken die onder autismespec-


trumstoornissen vallen, zoals de beperkte, eenzijdige<br />

interesses en de soms sterk ontwikkelde detailgerichtheid.<br />

Daarnaast is het zo dat de mogelijkheid tot mindreading<br />

bijdraagt aan ons empathisch vermogen, maar werkelijke<br />

empathie vraagt ook om een passende reactie op de<br />

emoties van de ander (Davis, 1994). Veel personen met<br />

een autismespectrumstoornis geven aan dat zij niet weten<br />

hoe te reageren op de emoties van een ander (Grandin,<br />

1996). Zij kunnen bijvoorbeeld constateren dat iemand<br />

huilt, beredeneren dat de persoon in kwestie verdrietig of<br />

in de war is, maar beseffen niet dat hij of zij waarschijnlijk<br />

getroost moet worden en hoe dit vervolgens zou kunnen.<br />

Ten derde kennen veel klinische ziektebeelden (een vorm<br />

van) ‘mindblindness’, zoals schizofrenie (Corcoran, &<br />

Frith, 1997), narcistische en borderline persoonlijkheidsstoornissen<br />

(Fonagy, 1989), en, in sommige onderzoeken,<br />

gedragsstoornissen bij kinderen (Dodge, 1993). ‘Mindblindness’<br />

is dus a-specifiek en niet voorbehouden aan<br />

autisme en de stoornis van Asperger.<br />

Tenslotte legt de theorie van ‘mindblindness’ de nadruk<br />

op datgene wat personen met een ASS moeilijk vinden en<br />

gaat deze voorbij aan hun sterke kanten. Om tegemoet te<br />

komen aan deze beperkingen is deze theorie door Baron-<br />

Cohen op verschillende manieren herzien. Hij stelt een<br />

tweede factor voor om de niet-sociale, sterke kanten bij<br />

personen met een ASS te verklaren. Vervolgens heeft hij het<br />

begrip ToM uitgebreid met emotionele responsiviteit. En<br />

hij probeert via de twee factoren-theorie een onderscheid<br />

te maken tussen ASS en andere stoornissen. Tenslotte zijn<br />

de twee sleutelfactoren in dimensies gedefinieerd waarmee<br />

duidelijk wordt dat autisme in gradaties voorkomt en<br />

dat het gaat om een continuüm dat naadloos overgaat in<br />

algemeen voorkomend gedrag.<br />

Empathiseren versus systematiseren<br />

Deze nieuwe door Baron-Cohen ontwikkelde theorie<br />

verklaart de sociale en communicatieve moeilijkheden<br />

bij personen met een ASS door achterstanden en tekorten<br />

in het empathisch vermogen, terwijl de sterke gebieden<br />

verklaard worden door een intact of zelfs uitstekend<br />

vermogen tot systeem-denken (Baron-Cohen, 2002).<br />

Een ToM wordt dikwijls gezien als de cognitieve component<br />

van het empathisch vermogen: inzicht in de psyche<br />

van de ander, het vermogen te bedenken hoe de ander zich<br />

voelt (cognitieve empathie). Het gaat hierbij om veronderstellingen,<br />

want gemoedstoestanden zijn nu eenmaal niet<br />

altijd in concrete zin zichtbaar. De tweede component van<br />

het empathisch vermogen betreft de wijze van reageren<br />

en het geven van een gepaste emotionele reactie op de gedachten<br />

en gevoelens van een ander. Dit wordt omschreven<br />

als affectieve empathie (Davis, 1994). Met de Empathy<br />

<strong>Wetenschappelijk</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>Autisme</strong><br />

Quotient (EQ), een vragenlijst die ingevuld wordt door een<br />

volwassene over zichzelf of door een ouder over zijn kind,<br />

worden zowel de cognitieve als de affectieve empathie in<br />

kaart gebracht. Op deze EQ-test scoren mensen met een<br />

ASS lager dan controlegroepen.<br />

Volgens de empathiseren-systematiseren theorie<br />

worden autismespectrumstoornissen niet alleen verklaard<br />

vanuit een benedengemiddeld empathisch vermogen<br />

(E), maar ook vanuit een tweede psychologische factor,<br />

namelijk het vermogen tot systematiseren (S), dat op<br />

gemiddeld of zelfs bovengemiddeld niveau ligt. De<br />

discrepantie tussen E en S bepaalt of men een stoornis in<br />

het autismespectrum zal ontwikkelen.<br />

Systematiseren duidt op de drang om systemen te<br />

analyseren of deze te ontwikkelen. Dit kan allerlei soorten<br />

systemen betreffen. Het kenmerkende van een systeem is<br />

de opbouw volgens vaste regels. Door te systematiseren<br />

proberen we deze regels te herkennen om zo het systeem<br />

te doorgronden en te voorspellen hoe het zich zal gedragen<br />

(Baron-Cohen, 2006).<br />

Systematiseren doet men door te letten op de<br />

regelmatigheden (of de structuur) en de regels. De<br />

regels worden gewoonlijk afgeleid door te observeren<br />

of bepaalde delen op een systematische wijze met elkaar<br />

in verband staan. Een aanwijzing voor het aanwezige of<br />

zelfs zeer sterk ontwikkeld systeemdenken bij kinderen<br />

met een autismespectrumstoornis is het feit dat zij bij een<br />

bepaalde natuurkundetest boven leeftijdsniveau presteren<br />

(Baron-Cohen, Wheelwright, Scahill, e.a., 2001). Een<br />

tweede aanwijzing wordt geleverd door onderzoeken<br />

waarbij gebruik gemaakt wordt van de zogenaamde<br />

‘systematiseringsquotiënt’ (SQ). Hoe hoger de score op<br />

deze vragenlijst, hoe sterker de drang tot systematiseren.<br />

Mensen met hoogfunctionerend autisme of met de<br />

stoornis van Asperger scoren hoger op de SQ-test dan<br />

mensen uit de algemene bevolking (Baron-Cohen, Richler,<br />

Bisarya, e.a., 2003). Bovengenoemde tests om het systematiseren<br />

in kaart te brengen, zijn ontwikkeld voor kinderen<br />

of volwassenen met de stoornis van Asperger, maar niet<br />

voor mensen met klassiek autisme. Toch blijken ook<br />

kinderen met klassiek autisme beter te presteren op een test<br />

waarbij onderzocht moet worden hoe een polaroid camera<br />

werkt, terwijl deze kinderen veel moeite hebben om te<br />

achterhalen wat iemands gedachten en gevoelens kunnen<br />

zijn (Perner, Frith, Leslie, et al., 1989).<br />

Dit wijst op een intact of zelfs sterk ontwikkeld vermogen<br />

tot systeemdenken.<br />

Evaluatie van de E-S Theorie<br />

Baron-Cohen bespreekt in dit artikel eerst de sterke punten<br />

van de E-S theorie en vervolgens gaat hij in op enkele<br />

25


26<br />

kritiekpunten.<br />

Allereerst betreft het een theorie die van twee factoren<br />

uitgaat waarmee zowel een verklaring geboden wordt voor<br />

de sociale als de niet-sociale kenmerken van personen<br />

met een ASS. Een zwak empathisch vermogen verklaart de<br />

moeilijkheden in de sociale omgang en de communicatie,<br />

terwijl een gemiddeld of bovengemiddeld vermogen tot<br />

systematiseren de beperkte interesses, het herhaalgedrag,<br />

en de weerstand tegen verandering kan verklaren. Dit<br />

omdat wanneer iemand systematiseert het immers het<br />

gemakkelijkst is om alles constant te houden en slechts<br />

één ding tegelijkertijd te variëren. Zo kan men zien wat<br />

eventueel wat veroorzaakt om aldus er voor te zorgen de<br />

wereld voorspelbaar te houden.<br />

Hiernaast kan deze theorie helpen om het bijzondere<br />

psychologische profiel van personen met een ASS te<br />

beschrijven. Veel mensen met (psychiatrische) stoornissen<br />

hebben moeite met empathie, maar het is duidelijk dat<br />

alleen mensen met stoornissen in het autismespectrum een<br />

discrepantie laten zien tussen hun invoelend vermogen en<br />

hun soms zelfs uitzonderlijk grote behoefte tot systematiseren.<br />

Bovendien leidt deze theorie tot de ontwikkeling van<br />

nieuwe interventies, namelijk door gebruik te maken van<br />

het sterk ontwikkeld vermogen tot systeemdenken kunnen<br />

de empathische vaardigheden gestimuleerd worden.<br />

Bijvoorbeeld door emoties te laten zien op een autismevriendelijke<br />

wijze (Baron-Cohen, 2007b; Golan e.a.,<br />

2006). De DVD Mind Reading (www.jkp.com/mindreading)<br />

toont acteurs die gezichtsuitdrukkingen laten zien zodat<br />

mensen met autisme op de computer zelfstandig kunnen<br />

leren emoties te herkennen. In dit programma worden<br />

emoties op wetmatige en systematische wijze zichtbaar<br />

(Golan e.a., 2006). De animatie “The Transporters” (www.<br />

thetransporters.com) laat via menselijke gezichten op<br />

voertuigen (treinen, trams) allerlei emoties zien, waarbij<br />

zelfs nog jonge kinderen met autisme verleid worden om<br />

naar de gezichten te kijken. Het belonende aspect van<br />

de rijdende voertuigen werkt stimulerend. In dergelijke<br />

methoden, die onderzocht zijn en tot een betere emotieherkenning<br />

leiden, wordt de informatie afgestemd op de<br />

leerstijl van de betrokkene.<br />

Ook biedt de E-S theorie een verklaring voor het<br />

beperkte vermogen tot generaliseren (Plaisted, O’Riordan,<br />

& Baron-Cohen, 1998; Wing, 1997). Volgens de E-S theorie<br />

is het logisch wanneer iemand probeert elk systeem als<br />

uniek te beschouwen.<br />

Iemand die goed is in systeemdenken scheidt zaken,<br />

is een ‘splitter’ en geen ‘lumper’. Samenvoeging van<br />

meerdere zaken kan leiden tot het missen van afzonderlijke<br />

verschillen waarmee te voorspellen zou zijn hoe anders<br />

<strong>Autisme</strong>: empathiseren versus systematiseren<br />

deze zaken zich gedragen. Een voorbeeld uit de praktijk:<br />

iemand leert een kind met autisme een taak in de ene<br />

omgeving (bijvoorbeeld douchen in de thuissituatie),<br />

maar vervolgens blijkt dat het kind dit weer opnieuw moet<br />

leren in een andere omgeving (bijvoorbeeld douchen op<br />

school). Bedenk hierbij dat wanneer het kind de situatie<br />

als een systeem beschouwt, de unieke eigenschappen van<br />

beide douchesituaties (bijvoorbeeld: de temperatuurfuncties,<br />

of de stand en de hoogte van de douchekop) wellicht<br />

meer opvallen dan hun gemeenschappelijke eigenschappen<br />

(bijvoorbeeld dat je er bij allebei in moet stappen, de<br />

douche aan moet zetten, deze weer uit moet zetten en er<br />

weer uit moet gaan).<br />

Tot slot vermindert de E-S theorie het stigma van ASS<br />

en wordt de link gelegd met individuele verschillen zoals<br />

wij die in de bevolking tegenkomen (tussen en binnen<br />

de sexen), in plaats van deze verschillen categorisch als<br />

afwijkend te beschouwen. Decennia lang waren veel<br />

ouders bang voor de diagnose autisme, omdat er werd gesuggereerd<br />

dat hun kind in biologisch opzicht anders dan<br />

anderen zou zijn en het de basisvaardigheden voor contact<br />

niet zou hebben. Men zag autisme als een ziekte van de<br />

hersenen. De E-S theorie richt zich niet alleen op probleemgebieden<br />

(empathie) maar ook op de sterke kanten<br />

(systematisering) van mensen met een ASS, en beschouwt<br />

autisme eerder als een afwijkende cognitieve manier van<br />

doen op een continuüm van algemene verschillen, dan als<br />

een op zich staande aandoening.<br />

Een punt van kritiek op de E-S theorie is volgens<br />

Baron-Cohen dat er nog weinig aantoonbare evidentie<br />

voor gevonden is. Daarbij komt dat de E-S theorie wellicht<br />

alleen toepasbaar is bij hoog functionerende mensen met<br />

autisme of mensen met de stoornis van Asperger. Terwijl<br />

hun obsessies (met computers of wiskunde bijvoorbeeld)<br />

beschouwd kunnen worden als uitingen van een sterk<br />

vermogen tot systeemdenken (Baron-Cohen, Wheelwright,<br />

Stone, e.a., 1999), is het nog niet duidelijk of dit ook van<br />

toepassing is op laag functionerende mensen met een ASS.<br />

Het is dan ook een uitdaging om ook bij deze mensen het<br />

empathisch vermogen en het vermogen tot systeemdenken<br />

te onderzoeken. De oorspronkelijke ToM-tests waren<br />

bedoeld voor mensen met autisme met een (beneden)<br />

gemiddelde intelligentie. Maar zelfs bij iemand met<br />

een laag IQ is empathie te testen, door bijvoorbeeld<br />

gezichtsuitdrukkingen te laten beschrijven. Systematiseren<br />

kan bij iemand met een laag IQ onderzocht worden door<br />

te observeren of bij het zien van een voorwerp of plaatje<br />

zich herhalende patronen (structuur) herkend worden.<br />

Nonverbale methodes op dit vlak die bij normale jonge<br />

kinderen gebruikt worden, zijn geschikt om vast te stellen


of niet-verbale kinderen met autisme met een laag IQ<br />

onderscheid kunnen maken tussen twee soorten informatie<br />

(met veel of weinig vaste patronen). Los van experimentele<br />

methoden is veel van het gedrag van een kind met autisme<br />

te begrijpen vanuit zijn sterke vermogen tot systematiseren.<br />

In tabel 1 is te zien welke vormen van systematiseren<br />

Baron-Cohen onderscheidt.<br />

Tabel 1. Systeemdenken bij Klassiek <strong>Autisme</strong> en/of de stoornis van Asperger<br />

De E-S Theorie in relatie tot andere theorieën<br />

Net zoals bij de Zwakke Centrale Coherentie Theorie (Weak<br />

Central Coherence Theory; Frith, 1989), gaat het bij de<br />

E-S theorie om een andere cognitieve stijl (Happé, 1996).<br />

Ook volgens deze theorie is er opvallend veel aandacht<br />

voor details bij het waarnemen en het memoriseren.<br />

Immers, wanneer men systematisch ordent moet men<br />

aandacht schenken aan de allerkleinste details omdat<br />

ieder klein onderdeel in een systeem een rol kan spelen<br />

in het functioneren ervan. Bij autisme is de uitzonderlijke<br />

<strong>Wetenschappelijk</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>Autisme</strong><br />

aandacht voor details veelvuldig aangetoond (Jolliffe, &<br />

Baron-Cohen, 2001; Mottron, Burack, Iarocci, e.a., 2003).<br />

Het verschil tussen deze twee theorieën is het feit dat waar<br />

de Zwakke Centrale Coherentie Theorie het oog voor detail<br />

van mensen met een ASS beschouwt als een negatieve kant<br />

(het overzicht missen), de E-S theorie dezelfde eigenschap<br />

als een kwaliteit beschouwt, namelijk het kunnen doorgronden<br />

van een systeem.<br />

Sensorisch systematiseren Tikken op oppervlakten, zand door de vingers laten glijden.<br />

Vaste eetpatronen.<br />

Motorisch systematiseren Om de eigen as draaien, heen- en weer wiegen. Breipatronen<br />

of tennis-technieken leren.<br />

Verzamelingen systematiseren Bladeren of voetbalstickers sparen. Lijstjes maken, categoriseren.<br />

Numeriek systematiseren Geobsedeerd zijn door kalenders of treintijden. Wiskundige<br />

problemen oplossen.<br />

Systematiseren van bewegingen Kijken naar draaiende wasmachines of voorwerpen laten<br />

draaien. Analyseren of een gebeurtenis in een tijdscyclus te<br />

plaatsen is.<br />

Ruimtelijk systematiseren Geobsedeerd zijn door routes. Ontwikkelen van nieuwe<br />

tekentechnieken.<br />

Systematiseren van de omgeving Er op staan dat speelgoedsteentjes in een vaste volgorde<br />

worden geplaatst. Er op staan dat niets in de omgeving wordt<br />

verplaatst.<br />

Systematiseren van sociale situaties Het eerste deel van een zin uitspreken en wachten tot iemand<br />

deze af maakt. Er op staan altijd hetzelfde spel te spelen<br />

wanneer een bepaald kind komt spelen.<br />

Systematiseren van de natuur Steeds opnieuw vragen wat het vandaag voor weer zal zijn.<br />

Leren van de Latijnse plantennamen en hun optimale groeicondities.<br />

Mechanisch systematiseren Leren hoe de videorecorder te bedienen.<br />

Fietsen maken.<br />

Vocaal/auditief/verbaal systematiseren Geluiden echoën. Woorden en hun betekenis verzamelen.<br />

Systematiseren van de volgorde van gebeurtenissen Dezelfde videoband steeds opnieuw bekijken. Danstechnieken<br />

stap voor stap analyseren.<br />

Systematiseren van muziek Hetzelfde melodietje steeds opnieuw spelen. De muzikale<br />

structuur van een muziekstuk analyseren.<br />

De theorie voorspelt dat mensen met autisme of met<br />

de stoornis van Asperger zich altijd zullen verliezen in details<br />

en nooit het systeem als één geheel kunnen begrijpen<br />

(omdat dit een allesomvattend overzicht vraagt), terwijl de<br />

E-S theorie voorspelt dat de persoon langzaam maar zeker<br />

in staat zal zijn een goed begrip van het gehele systeem<br />

te krijgen, omdat hij alle afzonderlijke variabelen van dat<br />

systeem ziet en begrijpt. Getalenteerde wiskundigen met<br />

de stoornis van Asperger, zoals Richard Borcherds, vormen<br />

het bewijs dat deze mensen details kunnen integreren en<br />

27


28<br />

een systeem werkelijk kunnen doorgronden (Baron-Cohen,<br />

2003).<br />

De theorie betreffende het executief disfunctioneren<br />

(ED theorie; Ozonoff, Pennington, & Rogers, 1991; Russell,<br />

1997) heeft moeite te verklaren waarom mensen met<br />

een ASS een goed begrip van een geheel systeem kunnen<br />

hebben of waarom de obsessies bij deze mensen dikwijls<br />

systemen betreffen. Wanneer een laag functionerend persoon<br />

met klassiek autisme een stukje touw vlak voor zijn<br />

ogen laat bewegen wordt dit door de ED theorie gezien<br />

als een dwangmatige herhaling, veroorzaakt door een<br />

neurologisch disfunctioneren. De E-S theorie ziet hetzelfde<br />

gedrag als een signaal waarbij de persoon de beweging<br />

van het touwtje tracht te doorgronden. Hij kan bijvoorbeeld<br />

proberen het touwtje iedere keer op precies dezelfde<br />

manier te laten bewegen. Of wanneer hij langdurig een<br />

snelle opeenvolging van geluiden produceert, kan hij de<br />

akoestische patronen ervan proberen te doorgronden en<br />

plezier beleven aan het gegeven dat dit repetitief gedrag de<br />

wereld voorspelbaar maakt.<br />

<strong>Autisme</strong> werd oorspronkelijk beschreven als een stoornis<br />

waarbij de weerstand tegen verandering en behoefte om<br />

alles hetzelfde te laten (Kanner, 1943) op de voorgrond<br />

stond - en juist hierin is het sterke vermogen tot<br />

systematiseren terug te zien. Baron-Cohen stelt zich in dit<br />

artikel de vraag of er überhaupt sprake is van een executief<br />

disfunctioneren bij personen met een ASS. Maakt de E-S<br />

theorie de ED theorie overbodig? Of anders uitgedrukt, kan<br />

de E-S theorie de bevindingen van de ED theorie verklaren<br />

<strong>Autisme</strong>: empathiseren versus systematiseren<br />

betreffende bijvoorbeeld het persevereren bij de Wisconsin<br />

Card Sorting test of bij het zwakke plannen bij de Tower<br />

of London test (Ozonoff et al., 1991)? Een mogelijk<br />

antwoord hierop is dat taken als bij de Wisconsin en de<br />

Tower of London niet te maken hebben met executief disfunctioneren.<br />

Zowel de zwakke centrale coherentie-theorie<br />

als de E-S theorie kunnen namelijk de problemen bij de<br />

Tower of London verklaren in termen van een overmatige<br />

focus op details. En de E-S theorie kan ook de problemen<br />

bij de Wisconsin verklaren vanuit de wens om door te gaan<br />

met een systematiserende strategie. Op grond hiervan kan<br />

gesteld worden dat prestaties op een ED-taak afhangt van<br />

de strategie die wordt gebruikt. En een strategie op basis<br />

van ofwel een zwakke centrale coherentie, ofwel een sterk<br />

vermogen tot systeemdenken is niet te onderscheiden van<br />

enig executief disfunctioneren.<br />

Maar uit klinische observaties en uit hetgeen ouders<br />

van kinderen met ASS rapporteren blijkt dat er dagelijks<br />

problemen zijn op het gebied van plannen en organiseren.<br />

Bijvoorbeeld: bij sommige mensen met de stoornis van<br />

Asperger zijn hun slaapkamers een totale puinhoop en lukt<br />

het hen niet hun schoolwerk op tijd af te krijgen. Echter,<br />

een persoon met ASS die een rommelige slaapkamer heeft<br />

maar die zich tegelijkertijd (systematisch) door de niveaus<br />

van een computerspel heen werkt, doet precies wat een<br />

sterke systematisering inhoudt: het zich concentreren op<br />

een specifiek systeem (het computerspel), in een poging<br />

dat systeem in zijn geheel te begrijpen, terwijl hij de op<br />

dat moment niet ter zake doende informatie negeert (de<br />

Vanuit de klinische praktijk is bekend dat wanneer een ouder<br />

de rommelige kamer van zijn kind op wil ruimen, dit meestal<br />

een woedeaanval uitlokt. Wat een buitenstaander als rommel<br />

beschouwt is in feite een ingewikkeld, maar logisch geheel (of<br />

systeem) voor de persoon met ASS.


ommelige slaapkamer).<br />

Vanuit de klinische praktijk is bekend dat wanneer een<br />

ouder de rommelige kamer van zijn kind op wil ruimen,<br />

dit meestal een woedeaanval uitlokt. Wat een buitenstaander<br />

als rommel beschouwt is in feite een ingewikkeld,<br />

maar logisch geheel (of systeem) voor de persoon<br />

met ASS. Binnen dit rommelig geheel heeft ieder klein<br />

voorwerp zijn eigen, vaste plek. Zo is het kenmerkend dat<br />

de persoon met ASS van ieder voorwerp de plaats weet,<br />

waarmee de puinhoop voor hem een voorspelbaar systeem<br />

is geworden. Verandering door een ouder kan een uiterst<br />

onwelkome inbreuk betekenen vanwege een verstoring van<br />

dit systeem.<br />

Hiernaast is bekend dat veel kinderen met ASS niet<br />

in staat zijn huiswerk op tijd af te krijgen, maar deze<br />

problemen hoeven niet met een executief disfunctioneren<br />

in verband te staan. Deze problemen kunnen ook verwacht<br />

worden bij een zwakke centrale coherentie (het niet<br />

in staat zijn het gehele werk te overzien omdat er een<br />

sterkere focus op details is) of, vanuit de E-S theorie: het<br />

onvermogen om informatie uit te sluiten omdat deze<br />

misschien relevant zou kunnen zijn bij het begrijpen van<br />

het hele systeem. Sterke systematisering wil alle informatie<br />

als potentieel relevant zien, terwijl er intussen gezocht<br />

wordt naar zich herhalende patronen. Een huiswerk- of<br />

examenopgave die teveel details bevat (een door mensen<br />

met ASS frequent gerapporteerd probleem) kan aanzetten<br />

tot het behandelen van elk afzonderlijk detail als relevant,<br />

waarbij men niet in staat is sommige informatie te<br />

negeren. Het kan ook het gevolg zijn van een beperkte ToM<br />

(niet weten hoe te beoordelen wat de lezer moet weten,<br />

al weet of juist niet behoeft te weten). Het punt is dus dat<br />

afwijkingen of beperkingen die toegeschreven worden aan<br />

een executief disfunctioneren, meerdere oorzaken kunnen<br />

hebben.<br />

De uitbreiding van de E-S Theory: het extreem<br />

mannelijk brein<br />

De E-S theorie wordt door Baron-Cohen verder uitgebreid<br />

naar een theorie betreffende het extreem mannelijk brein<br />

(EMB) bij mensen met autisme (Baron-Cohen, 2002). Dit<br />

omdat er bij de sexen duidelijke verschillen zijn tussen<br />

het empathiseren (vrouwen scoren hoger op zulke tests)<br />

en het systematisch ordenen ofwel systematiseren (mannen<br />

scoren hoger op tests die dit meten). Daarom kan<br />

autisme beschouwd worden als een extreme vorm van<br />

het neurotypische mannelijk brein, een gezichtspunt dat<br />

voor het eerst werd beschreven door de kinderarts Hans<br />

Asperger (Asperger, 1944). Deze theorie betreft slechts<br />

een uitbreiding van de E-S theorie omdat deze van twee<br />

onafhankelijke dimensies uitgaat (waarbij E staat voor<br />

<strong>Wetenschappelijk</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>Autisme</strong><br />

empathie en S voor systeemdenken) die van persoon<br />

tot persoon verschillen. Door deze verschillen in kaart<br />

te brengen onderscheidt Baron-Cohen vijf verschillende<br />

soorten “brein-types”:<br />

- Type E ( E > S): mensen bij wie het empathisch vermogen<br />

sterker ontwikkeld is dan hun vermogen tot<br />

systematiseren;<br />

- Type S (S > E): mensen bij wie systematiseren sterker<br />

ontwikkeld is dan hun empathisch vermogen;<br />

- Type B (S=E): mensen bij wie het empathisch vermogen<br />

en het vermogen tot systeemdenken even sterk (of<br />

zwak) is ontwikkeld (B betekent ‘in balans’)<br />

- Extreem Type E (E>>S): mensen bij wie het empathisch<br />

vermogen bovengemiddeld ontwikkeld is, maar die<br />

problemen hebben met het systematiseren;<br />

- Extreem Type S (S>>E): mensen bij wie het systematisch<br />

ordenen bovengemiddeld is, maar die moeite<br />

hebben met empathie.<br />

Deze “brein-types” zijn beschreven op cognitief of psychometrisch<br />

niveau, maar zij zouden moeten correleren met<br />

structurele en functionele verschillen in de hersenen. In de<br />

toekomst zou dit nader onderzocht moeten worden. Het<br />

E-S model veronderstelt dat meer vrouwen het brein-type<br />

E hebben, en meer mannen een brein-type S. Wanneer<br />

mensen met een ASS een extreme vorm van het mannelijk<br />

brein hebben is de verwachting dat zij vermoedelijk een<br />

brein hebben van het Extreme Type S. Wanneer men<br />

mensen uit de gewone bevolking onderzoekt op het gebied<br />

van empathie of systematiseren (via de EQ en SQ) dan<br />

passen de bevindingen goed in dit model. Meer mannen<br />

(54%) hebben een Type S brein, meer vrouwen (44%)<br />

hebben een Type E brein, en meer mensen met autisme of<br />

met de stoornis van Asperger hebben een extreme vorm<br />

van het mannelijk brein (Goldenfeld, Baron-Cohen, &<br />

Wheelwright, 2005). Iemands geslacht voorspelt dus in<br />

sterke mate welk “brein-type” men heeft, terwijl dit bij<br />

mensen met ASS niet het geval is. Volgens de statistieken<br />

hebben zowel mannen als vrouwen met ASS meer kans om<br />

een extreem Type S brein te ontwikkelen. Instrumenten die<br />

beide dimensies kunnen meten zullen ons wellicht helpen<br />

met het vinden van de discrepantie tussen E en S die ervoor<br />

zorgt dat iemand een autismespectrumstoornis ontwikkelt.<br />

Naast de verschillen in het EQ en het SQ is er ander<br />

bewijs voor de E-S theorie gevonden. Bij testen waar<br />

het invoelend vermogen onderzocht wordt, zoals de<br />

“faux pas”-test (waarbij het kind moet herkennen wanneer<br />

iemand een kwetsende opmerking maakt), laten<br />

neurotypische meisjes betere resultaten zien dan jongens,<br />

en kinderen met een ASS laten slechtere resultaten dan<br />

29


30<br />

jongens (Baron-Cohen, O’Riordan, Jones, et al., 1999). Op<br />

de ‘reading the mind in the eyes’-test scoren vrouwen in<br />

het algemeen hoger dan mannen, en mensen met een ASS<br />

scoren lager dan (neurotypische) mannen (Baron-Cohen,<br />

Jolliffe, Mortimore, et al., 1997).<br />

Bij testen waar de detailgerichtheid onderzocht wordt,<br />

zoals de “embedded-figure”-test waarbij een bepaalde<br />

vorm zo snel mogelijk herkend moet worden, scoren<br />

mannen hoger dan vrouwen en zijn personen met een<br />

ASS hier sneller in dan neurotypische mannen (Jolliffe, &<br />

Baron-Cohen, 1997).<br />

Recent heeft ook neurologisch onderzoek aanwijzingen<br />

geboden voor ondersteuning van de theorie van het<br />

“extreem mannelijk brein” (Baron-Cohen, Knickmeyer,<br />

e.a., 2005). Bepaalde gebieden in de hersenen die bij<br />

mannen gemiddeld kleiner zijn dan bij vrouwen (zoals de<br />

anterieure cingulate cortex, de superieure temporale gyrus,<br />

de prefrontale cortex en de thalamus) blijken nog kleiner<br />

te zijn bij mensen met autisme dan bij neurotypische<br />

mannen. Dit in tegenstelling tot de delen van de hersenen<br />

die bij mannen groter zijn dan bij vrouwen (inclusief<br />

de amygdala, het cerebellum, hersenvolume en schedelomtrek);<br />

deze gebieden of afmetingen zijn zelfs groter bij<br />

mensen met autisme dan bij de gemiddelde man. Dus het<br />

mannelijk brein is gemiddeld groter dan het vrouwelijke,<br />

en mensen met autisme hebben zelfs grotere breinen dan<br />

neurotypische mannen.<br />

Niet alle onderzoeken bevestigen deze bevindingen maar<br />

nader onderzoek is van belang. Het is ook belangrijk om<br />

te kijken naar de neurobiologische mechanismen die aan<br />

deze “hypermannelijkheid” ten grondslag zouden kunnen<br />

liggen. Te denken valt hierbij aan het foetale testosterongehalte<br />

(Auyeung et al., 2009).<br />

Samengevat: de EMB theorie is relatief nieuw en<br />

kan belangrijk zijn om te begrijpen waarom meer mannen<br />

dan vrouwen autisme of de stoornis van Asperger hebben.<br />

Baron-Cohen pleit er voor dat deze theorie nader onderzocht<br />

wordt, ook door te zoeken naar materiaal dat het<br />

tegendeel bewijst. De EMB theorie is een uitbreiding van<br />

de E-S theorie omdat deze niet alleen de sociale en communicatieve<br />

tekorten bij personen met een ASS verklaart,<br />

maar tevens het onregelmatige cognitieve profiel, het<br />

herhaalgedrag, de ‘eilandjes van begaafdheid’, de specifieke<br />

vaardigheden en de ongewone, beperkte interesses.<br />

Omdat afwijkingen in het empathisch vermogen bij veel<br />

(psychiatrische) stoornissen voorkomen, zal toekomstig<br />

onderzoek ook gericht moeten zijn op de vraag of het<br />

samengaan van een lage E en een (boven)gemiddelde S<br />

inderdaad specifiek is voor personen met een ASS. Om<br />

deze hypothese te onderzoeken zouden mensen met een<br />

obsessief-compulsieve stoornis (OCD) en schizofrene<br />

<strong>Autisme</strong>: empathiseren versus systematiseren<br />

patiënten klinische controlegroepen kunnen vormen. Bij<br />

OCD is rigiditeit aan de orde, maar dit kan meer het gevolg<br />

zijn van angst dan van een voorkeur voor het zoeken naar<br />

vaste patronen en systemen. Bij schizofrene personen is<br />

sprake van problemen in het empathisch vermogen, maar<br />

het sterke systeemdenken wordt bij hen niet als zodanig<br />

herkend.<br />

Implicaties van de E-S Theorie: de autistische mens<br />

op zoek naar ‘waarheid’<br />

Aan het eind van dit artikel gaat Baron-Cohen in op<br />

de implicaties van bovengenoemde bevindingen in de<br />

dagelijkse praktijk.<br />

Het doel van systematiseren is het zoeken naar en het<br />

voorspellen van wetmatigheden. De E-S theorie kan een<br />

verklaring bieden voor het feit waarom mensen met ASS<br />

een voorkeur hebben voor systemen die op wetmatige<br />

of voorspelbare wijze veranderen. Tevens waarom zij in<br />

de war raken bij systemen die minder wetmatig zijn, en<br />

waarom zij een weerstand tegen veranderingen hebben.<br />

Wanneer ‘waarheid’ wordt beschouwd als wetmatige<br />

patronen in data, kan men volgens de E-S theorie, mensen<br />

met ASS beschouwen als mensen met een sterke drang om<br />

de waarheid te ontdekken. De term ‘waarheid’ gebruikt<br />

Baron-Cohen hier in de zin van nauwkeurig, betrouwbaar,<br />

consistent, of wetmatigheid en patronen in data. Wanneer<br />

een wiel ronddraait zijn er consistente en wetmatige<br />

patronen te ontdekken. Soms zal een bepaald patroon<br />

100% voorspelbaar zijn (de verjaardag van deze persoon<br />

valt altijd op 4 april), soms zal sprake zijn van een relatief<br />

hoge mate van voorspelbaarheid (in Engeland bloeien de<br />

narcissen meestal in de tweede week van maart). Systematiseren<br />

wordt gebruikt om wetmatige patronen in feiten of<br />

informatie te herkennen.<br />

Er is een wijdverbreide overtuiging dat het autistische<br />

brein extreem ingesteld is op systematiseren; het is de<br />

ultieme ‘patronendetector’ en de ‘waarheidsdetector’<br />

(Baron-Cohen, 2006). Bij een hoogfunctionerend persoon<br />

met een ASS kan het zoeken van zulke patronen wetenschappelijke<br />

waarheden over de werkelijkheid opleveren.<br />

Wat vroeger in enigszins negatieve zin werd beschouwd als<br />

een ‘obsessie’ kan positiever gelabeld worden als een ‘sterke<br />

en gerichte interesse’ die kan leiden tot het uitblinken op<br />

een bepaald gebied.<br />

Hoewel systematiseren kan leiden tot waarheden in de<br />

vorm van wetmatigheden, is dit alleen mogelijk op die<br />

gebieden waar daar daadwerkelijk sprake van is. Een van<br />

de redenen waarom mensen met een ASS (beschouwd<br />

als hypersysteemdenkers) worstelen met empathie en<br />

minder geïnteresseerd zijn in zaken als fictie, ‘doen alsof’<br />

en misleiding, is dat deze niet ‘waarheidsbestendig’ zijn.


Op het gebied van de emoties kan gesteld worden dat<br />

deze ook niet wetmatig zijn. Mensen kunnen emoties op<br />

verschillende wijzen uiten, en een emotie kan bovendien<br />

soms uiterlijk niet waarneembaar zijn. Ondoorzichtigheid<br />

leidt tot verwarring.<br />

De uitspraak “Mary gelooft dat John een affaire heeft<br />

met zijn collega” is waar of kloppend wanneer Mary dit<br />

gelooft, los van het feit of John werkelijk een affaire met<br />

zijn collega heeft.<br />

Tijdens ‘mindreading’ moeten we tegelijkertijd bedenken<br />

wat de waarheid is (John heeft geen affaire) èn ons verplaatsen<br />

in het perspectief van de ander en diens (mogelijk<br />

foute) overtuiging (Mary gelooft dat John wel een affaire<br />

heeft). Empathie is onmogelijk zonder te kunnen spelen<br />

met de feitelijkheid en zonder deze zelfs ter discussie te<br />

stellen.<br />

Vanuit dit oogpunt kan het zijn dat E en S geen werkelijk<br />

onafhankelijke dimensies zijn; mogelijk is dat een van<br />

de redenen waarom mensen met ASS moeite hebben met<br />

empathie. Empathische vaardigheden kunnen immers niet<br />

gemakkelijk worden gesystematiseerd. Mogelijk bestaat<br />

er enige wisselwerking tussen E en S, zodat de sterke<br />

kant bij de ene dimensie aanwezig is, en de zwakke bij<br />

de andere. Bij deze zienswijze is de enige dimensie die<br />

wellicht aan ASS ten grondslag de mate waarin iemand bij<br />

het verwerken van informatie om kan gaan met niveaus<br />

van onwetmatigheden. Baron-Cohen pleit voor nader<br />

onderzoek op dit vlak.<br />

Conclusies<br />

Simon Baron-Cohen stelt dat de ‘mindblindness’-theorie<br />

nuttig is gebleken als een cognitieve verklaring voor het<br />

gedrag van mensen met een autismespectrumstoornis. De<br />

waarde ervan is echter beperkt gebleven tot de verklaring<br />

van de gedragskenmerken op sociaal en communicatief<br />

gebied en gaat voorbij aan de andere bij autisme<br />

voorkomende gedragskenmerken, zoals herhaalgedrag,<br />

beperkte interessegebieden en detailgerichtheid. Ook<br />

worden de dikwijls voorkomende problemen in de<br />

afstemming van een reactie op de gemoedstoestand van de<br />

ander niet met deze theorie verklaard. De theorie betreffende<br />

empathiseren versus systematiseren is meer passend<br />

gebleken in het begrijpen van àlle gedragskenmerken die<br />

bij mensen met een ASS naar voren kunnen komen. Deze<br />

laatste theorie blijkt ook beter toepasbaar dan de Zwakke<br />

Centrale Coherentie-theorie of de theorie betreffende het<br />

Executief Disfunctioneren. Tenslotte, zo stelt Baron-Cohen,<br />

raakt de werking van de hersenen bij empathie steeds<br />

meer bekend en hij pleit voor onderzoek hiernaar tijdens<br />

systematiseren.<br />

<strong>Wetenschappelijk</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>Autisme</strong><br />

Referenties<br />

Asperger, H. (1944). Die “Autistischen Psychopathen”<br />

im Kindesalter. Archiv fur Psychiatrie und Nervenkrankheiten,<br />

117, 76–136.<br />

Auyeung, B., Baron-Cohen, S., Ashwin, E., et al. (2009).<br />

Fetal testosterone and autistic traits. Br. J. Psychol.,100,<br />

1–22.<br />

Baron-Cohen, S. (1987). Autism and symbolic play. Br. J.<br />

Dev. Psychol., 5, 139–148.<br />

Baron-Cohen, S. (1992). Out of sight or out of mind:<br />

another look at deception in autism. J. Child. Psychol.<br />

Psychiatry, 33, 1141–1155.<br />

Baron-Cohen, S. (1995). Mindblindness: An Essay on Autism<br />

and Theory of Mind. Boston: MIT Press/Bradford Books.<br />

Baron-Cohen, S. (2002). The extreme male brain theory<br />

of autism. Trends Cog. Sci., 6, 248–254.<br />

Baron-Cohen, S. (2003). The Essential Difference: Men, Women<br />

and the Extreme Male Brain. London: Penguin.<br />

Baron-Cohen, S. (2006). The hyper-systemizing,<br />

assortative mating theory of autism. Progress in<br />

Neuropsychopharm. Biol. Psychiatry, 30, 865–872.<br />

Baron-Cohen, S. (2007a). I cannot tell a lie. In Character,<br />

3, 52–59.<br />

Baron-Cohen, S. (2007b). Transported into a world of<br />

emotion. The Psychologist, 20, 76–77.<br />

Baron-Cohen, S. (2008b). Theories of the autistic mind.<br />

The Psychologist, 21, 112–116.<br />

Baron-Cohen, S., Golan, O., Wheelwright, S., et al.<br />

(2004). Mindreading: The Interactive Guide to Emotions.<br />

London: Jessica Kingsley Limited.<br />

Baron-Cohen, S., Jolliffe, T., Mortimore, C., et al. (1997).<br />

Another advanced test of theory of mind: evidence<br />

from very high functioning adults with autism or<br />

Asperger Syndrome. J. Child Psychol. Psychiatry, 38,<br />

813–822.<br />

Baron-Cohen, S., Knickmeyer, R., & Belmonte, M. K.<br />

(2005). Sex differences in the brain: implications<br />

for explaining autism. Science, 310, 819–823.<br />

Baron-Cohen, S., Leslie, A. M., & Frith, U. (1985). Does<br />

the autistic child have a ‘theory of mind’? Cognition,<br />

21, 37–46.<br />

Baron-Cohen, S., Leslie, A. M., & Frith, U. (1986).<br />

Mechanical, behavioural and Intentional understanding<br />

of picture stories in autistic children. Br. J. Dev.<br />

Psychol., 4, 113–125.<br />

Baron-Cohen, S., O’Riordan, M., Jones, R., et al. (1999).<br />

A new test of social sensitivity: Detection of faux<br />

pas in normal children and children with Asperger<br />

syndrome. J. Autism Dev. Dis., 29, 407–418.<br />

Baron-Cohen, S., Richler, J., Bisarya, D., et al. (2003).<br />

The Systemising Quotient (SQ): An investigation of<br />

31


32<br />

adults with Asperger Syndrome or high functioning<br />

autism and normal sex differences. Phil. Trans. Royal<br />

Soc., 358, 361–374.<br />

Baron-Cohen, S., Riviere, A., Cross, P., et al. (1996).<br />

Reading the mind in the face: a cross-cultural and<br />

developmental study. Visual Cognition, 3, 39–59.<br />

Baron-Cohen, S., Wheelwright, S., Hill, J., et al. (2001).<br />

The ‘Reading the Mind in the eyes’ test revised<br />

version: A study with normal adults, and adults with<br />

Asperger syndrome or high-functioning autism. J.<br />

Child Psychol. Psychiatry, 42, 241–252.<br />

Baron-Cohen, S., Wheelwright, S., Scahill, V., et al.<br />

(2001). Are intuitive physics and intuitive psychology<br />

independent? J. Dev. Learning Dis., 5, 47–78.<br />

Baron-Cohen, S.,Wheelwright, S., Stone, V., et al.<br />

(1999). A mathematician, a physicist, and a computer<br />

scientist with Asperger Syndrome: performance<br />

on folk psychology and folk physics test. Neurocase,<br />

5, 475–483.<br />

Castelli, F., Frith, C., Happe, F., et al. (2002). Autism,<br />

Asperger syndrome and brain mechanisms for the<br />

attribution of mental states to animated shapes.<br />

Brain, 125, 1839–1849.<br />

Corcoran, R., & Frith, C. (1997). Conversational conduct<br />

and the symptoms of schizophrenia. Cog. Neuropsychiatry,<br />

1, 305–318.<br />

Davis, M. H. (1994). Empathy: A social psychological approach.<br />

Boulder, CO: Westview Press.<br />

Dodge, K. A. (1993). Social-cognitive mechanisms in<br />

the development of conduct disorder and depression.<br />

Ann. Rev. Psychol., 44, 559–584.<br />

Fonagy, P. (1989). On tolerating mental states: theory of<br />

mind in borderline personality. Bull. Anna Freud Centre,<br />

12, 91–115.<br />

Frith,U. (1989). Autism: Explaining the Enigma. Oxford:<br />

Basil Blackwell.<br />

Frith, U., & Frith, C. (2003). Development and Neurophysiology<br />

of mentalizing. Phil. Trans. Royal Soc., 358,<br />

459–473.<br />

Golan, O., Baron-Cohen, S., Hill, J. J., et al (2006). The<br />

‘Reading the Mind in Films’ Task: complex emotion<br />

recognition in adults with and without autism<br />

spectrum conditions. Soc. Neurosci., 1, 111–123.<br />

Golan, O., Baron-Cohen, S., Wheelwright, S., et al.<br />

(2006). Systemising empathy: teaching adults with<br />

Asperger Syndrome to recognise complex emotions<br />

using interactive multi-media. Dev. Psychopathology,<br />

18, 589–615.<br />

Goldenfeld, N., Baron-Cohen, S., & Wheelwright, S.<br />

(2005). Empathizing and systemizing in males,<br />

females and autism. Clin. Neuropsychiatry, 2, 338–345.<br />

Grandin, T. (1996). Thinking in Pictures. Vancouver, WA:<br />

Vintage Books.<br />

Happe, F. (1996). Autism. London: UCL Press.<br />

Jolliffe, T., & Baron-Cohen, S. (1997). Are people with<br />

autism or Asperger’s Syndrome faster than normal<br />

on the Embedded Figures Task? J. Child Psychol.<br />

Psychiatry, 38, 527–534.<br />

Jolliffe, T., & Baron-Cohen, S. (2001). A test of central<br />

coherence theory: can adults with high functioning<br />

autism or Asperger Syndrome integrate fragments of<br />

an object. Cog. Neuropsychiatry, 6, 193–216.<br />

Kanner, L. (1943). Autistic disturbance of affective<br />

contact. Nervous Child, 2, 217–250.<br />

Mottron,L., Burack, J.A., Iarocci,G., et al. (2003). Locally<br />

orientated perception with intact global processing<br />

Annals of the New York Academy of Sciences among<br />

adolescents with high-functioning autism: evidence<br />

from multiple paradigms. J. Child Psychol. Psychiatry,<br />

44, 904–913.<br />

Ozonoff, S., Pennington, B., & Rogers, S. (1991).<br />

Executive function deficits in high-functioning<br />

autistic children: relationship to theory of mind. J.<br />

Child Psychol. Psychiatry, 32, 1081–1106.<br />

Perner, J., Frith,U., Leslie,A.M., et al. (1989). Exploration<br />

of the autistic child’s theory of mind: knowledge,<br />

belief, and communication. Child Dev., 60, 689–700.<br />

Plaisted, K., O’Riordan, M., & Baron-Cohen, S. (1998).<br />

Enhanced visual search for a conjunctive target in<br />

autism: A research note. J. Child Psychol. Psychiatry, 39,<br />

777–783.<br />

Scaife, M., & Bruner, J. (1975). The capacity for joint<br />

visual attention in the infant. Nature, 253, 265–266.<br />

Shah, A., & Frith, U. (1983). An islet of ability in<br />

autism: a research note. J. Child Psychol. Psychiatry, 24,<br />

613–620.<br />

Shah, A., & Frith, U. (1993). Why do autistic individuals<br />

show superior performance on the block design<br />

test? J. Child Psychol. Psychiatry, 34, 1351–1364.<br />

Sodian, B., & Frith, U. (1992). Deception and sabotage<br />

in autistic, retarded, and normal children. J. Child<br />

Psychol. Psychiatry, 33, 591–606.<br />

Wimmer, H., & Perner, J. (1983). Beliefs about beliefs:<br />

Representation and constraining function of wrong<br />

beliefs in young children’s understanding of deception.<br />

Cognition, 13, 103–128.<br />

Wing, L. (1997). The Autistic Spectrum. Oxford, UK:<br />

Pergamon.<br />

Noot redactie:<br />

De EQ-test en de SQ- test zijn te vinden op www.autismresearchcentre.com/tests


Bijlage bij artikel <strong>Wetenschappelijk</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>Autisme</strong><br />

Dit artikel is verschenen in het <strong>Wetenschappelijk</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>Autisme</strong> | Theorie en praktijk.<br />

Het tijdschrift is online te vinden op www.wta.nu.<br />

Over het <strong>Wetenschappelijk</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>Autisme</strong><br />

Het <strong>Wetenschappelijk</strong> <strong>Tijdschrift</strong> <strong>Autisme</strong> is een uitgave van de NVA, de Nederlandse<br />

Vereniging voor <strong>Autisme</strong>. De website van de NVA is www.autisme.nl.<br />

Het blad verschijnt 3 keer per jaar. Het verschijnt onder de verantwoordelijkheid van een<br />

onafhankelijke redactie.<br />

Contact<br />

U kunt ons per mail bereiken op: redactie@wetenschappelijktijdschriftautisme.nl<br />

De overige contactgegevens vindt u op onze website.<br />

Deze pagina is aan de PDF toegevoegd in 2013.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!