LEONARD ROGGEVEEN - Nationaal Onderwijsmuseum
LEONARD ROGGEVEEN - Nationaal Onderwijsmuseum
LEONARD ROGGEVEEN - Nationaal Onderwijsmuseum
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
2 LESSEN<br />
PERIODIEK VAN HET NATIONAAL ONDERWIJSMUSEUM<br />
EN DE VERENIGING VAN VRIENDEN<br />
LESSEN 2 | 5E JAARGANG | JUNI 2010<br />
TAAL<br />
SCHRIJVENDE SCHOOLMEESTERS<br />
<strong>LEONARD</strong> <strong>ROGGEVEEN</strong><br />
BROEDERS VAN MAASTRICHT
Kinderen die leren lezen<br />
kinderen die leren lezen<br />
zitten in lokalen<br />
uit te rusten van<br />
onrustige verhalen<br />
er hangt een stilte<br />
zoals tussen auto’s<br />
op parkeerterreinen<br />
en tussen bomen<br />
en juf beklimt<br />
het podium<br />
met wit papier<br />
kinderen die leren lezen<br />
hangen letters te drogen<br />
aan de wanden<br />
van de klas<br />
in de winter steekt<br />
juf de kaarsen aan<br />
en kinderen die leren lezen<br />
mogen zingen<br />
en ze beschilderen papier<br />
met de lievelingskleuren<br />
van hun lievelingsdier<br />
kinderen die leren lezen<br />
denken aan de slaap<br />
van de komende nacht<br />
Kees ’t Hart, 1944<br />
Uit: De allerliefste en allermooiste. Gedichten over geboorte en kinderen.<br />
Rainbow Essentials. Amsterdam: Muntinga, 2005, pp. 74-75.<br />
(oorspronkelijk uit: Kinderen die leren lezen, Amsterdam: Querido, 1998).
Inhoud<br />
TAAL<br />
6 Twee schrijvende schoolmeesters uit de Bak<br />
Jacques Vos<br />
12 ‘Ze mogen er allemaal wezen, stuk voor stuk’<br />
Schoolmeester en kinderboekenschrijver<br />
Leonard Roggeveen<br />
Richard van Schoonderwoerd<br />
20 Hoe de Broeders van Maastricht<br />
kinderen leerden lezen<br />
Marry Remery<br />
5 Van de Redactie<br />
Marjoke Rietveld-van Wingerden<br />
27 Leesles<br />
Vernieuwing in boeken<br />
voor het taalonderwijs<br />
Marry Remery<br />
29 Digitales<br />
Het Museum Kindheit<br />
und Jugend in Berlijn<br />
Hans de Frankrijker<br />
30 Recensie<br />
Karl Catteeuw<br />
32 Museumagenda<br />
32 Signalement<br />
33 Museumnieuws<br />
Renée Mast<br />
34 Collectie<br />
Klassenfoto<br />
Jacques Dane<br />
35 Beeldverslag<br />
Wandplaten bij<br />
een taalmethode<br />
Marry Remery<br />
3
Van de Redactie Marjoke Rietveld-van Wingerden<br />
In dit nummer van Lessen staat de schrijvende<br />
schoolmeester centraal. Opmerkelijk veel onderwijzers<br />
maken later in hun leven furore als kinderboekenauteur,<br />
zoals W.G. van de Hulst, Anne de<br />
Vries, Joh. Kieviet, Chris van Abcoude, K. Norel<br />
en meer recent Willem Wilmink en Jacques Vriens.<br />
Zij kunnen uit hun dagelijks werk als onderwijzer<br />
putten om hun kinderlijke personages in boeken<br />
tot leven te brengen. Een van hen was Leonard<br />
Roggeveen. Richard van Schoonderwoerd beschrijft<br />
zijn oeuvre, waarbij hij zich richt op de wisselwerking<br />
tussen het werk als schoolmeester en<br />
zijn publicaties. Daarbij benut hij ook interviews<br />
met oud-leerlingen van deze schrijver. Roggeveen<br />
publiceerde ook de serie schoolleesboekjes over<br />
Piet en Nel, die nog steeds zijn in te zien in bijvoorbeeld<br />
het <strong>Nationaal</strong> <strong>Onderwijsmuseum</strong>. Daar werkt<br />
Van Schoonderwoerd soms mee aan bijvoorbeeld<br />
het opzetten van tentoonstellingen en daarnaast<br />
publiceert hij regelmatig over kinderliteratuur<br />
in andere periodieken. Voor Lessen schreef hij<br />
al eens een artikel over de illustratrice Adri Alindo.<br />
Aan Roggeveen is in april en mei van dit jaar een<br />
tentoonstelling gewijd in het Historisch Archief<br />
Westland te Naaldwijk, dat beeldmateriaal voor<br />
dit artikel heeft afgestaan.<br />
De Rijkskweekschool in Haarlem heeft<br />
menige onderwijzer afgeleverd die tot de categorie<br />
schrijvende schoolmeesters gerekend kan worden.<br />
Deze kweekschool, door kwekelingen ‘De Bak’<br />
genoemd, was een van de eerste opleidingen in<br />
Nederland en stond bekend als een modelopleiding.<br />
Niet alle 'Bakkelingen’ bleven levenslang als onderwijzer<br />
voor de klas staan. Jacques Vos beschrijft<br />
twee tegenwoordig wat minder bekende schrijvers,<br />
Piet Begeer en Arie Pleysier die hier hun opleiding<br />
kregen. De eerste bleef naast het schrijven gewoon<br />
onderwijzer, terwijl Pleysier vrij snel een heel andere<br />
weg in sloeg. Het derde artikel handelt over<br />
een speciale categorie schrijvende schoolmeesters,<br />
> De handtekening van meester Roggeveen op het rapport van<br />
Annie de Lange. Hij tekende de rapporten altijd met een rode pen<br />
namelijk de Broeders van Maastricht. Deze orde<br />
was actief betrokken bij het onderwijs door zich<br />
bezig te houden met onder meer het vervaardigen<br />
van methodes voor bijvoorbeeld taal en lezen op<br />
de lagere school. Daarbij waren ze inventief in<br />
het methodisch integreren van nieuwe inzichten<br />
uit de psychologie en taalwetenschappen. Ons<br />
redactielid Marry Remery die zich heeft ontwikkeld<br />
tot een kenner van de geschiedenis van het<br />
katholiek onderwijs, beschrijft aan de hand van<br />
bronnenmateriaal uit archieven van de Maastrichtse<br />
Broeders, de ontwikkeling van hun taal- en leesmethodes.<br />
In de rubriek Leesles gaat ze dieper<br />
in op een van die methodes. Het beeldverslag<br />
aan het eind van dit nummer, eveneens van haar<br />
hand, laat wandplaten zien die vervaardigd waren<br />
bij een van de methodes van de Broeders. Zeker<br />
voor het onderwijs in de laagste klassen vonden<br />
zij dat aanschouwelijk onderwijs het uitgangspunt<br />
diende te zijn.<br />
Welke methodes scholen gebruikten is<br />
onder meer zichtbaar op klassenfoto’s waarvan<br />
het <strong>Onderwijsmuseum</strong> een rijke collectie bezit.<br />
Jacques Dane, redactielid en medewerker van het<br />
museum, belicht twee van zulke foto’s in de rubriek<br />
Collectie. Dat het <strong>Nationaal</strong> <strong>Onderwijsmuseum</strong> in<br />
Rotterdam niet enig in zijn soort is, blijkt steeds<br />
weer uit de afleveringen in de rubriek Digitales.<br />
Daarbij gaat het alleen om musea die een website<br />
in de lucht hebben. Deze keer staat het Museum<br />
Kindheit und Jugend in Berlijn centraal.<br />
Dit nummer over schrijvende schoolmeesters<br />
zou de indruk kunnen wekken dat het vooral mannen<br />
waren die voor de klas stonden. Zeker in de laagste<br />
klassen van de lagere school zwaaiden veel onderwijzeressen<br />
de scepter. Daarom is voor dit nummer<br />
een gedicht geselecteerd dat de onderwijzeres en<br />
het leren lezen als onderwerp heeft, waarbij we<br />
geput hebben uit de selectie die Daan Thoomes<br />
voor dit doel heeft gemaakt.<br />
Omslag voorzijde: Omslag van een boek uit Leonard Roggeveens serie<br />
over Bram Vingerling, waarvan de eerste druk omstreeks 1927 verscheen<br />
Omslag achterzijde: Straattafereel op een schoolplaat van Paul van<br />
Geldorp. De plaat was bedoeld voor kinderen van de eerste klas van<br />
de lagere school, 1914<br />
REDACTIE JUNI 2010 | LESSEN 2 5
Twee schrijvende<br />
schoolmeesters<br />
uit de Bak<br />
Jacques Vos<br />
In haar boeiende boek over de geschiedenis van de opleiding<br />
tot onderwijzer(es) vanaf 1800 bespreekt Mineke van Essen<br />
in het derde hoofdstuk de periode 1890-1920. Zij schenkt<br />
hierbij veel aandacht aan de generaties onderwijzers die<br />
hun opleiding volgden aan de beroemde Rijkskweekschool<br />
in Haarlem (de ‘Bak’). Volgens haar leken juist op deze<br />
kweekschool veel talenten en capaciteiten te zijn samengebald.<br />
Als de drie bekendste talenten noemt zij<br />
Theo Thijssen, Wim Banning en Koos Vorrink. 1 In dit artikel<br />
wil ik aantonen dat talenten die in hun kweekschooltijd<br />
minder op de voorgrond traden, ook nu nog de nodige<br />
aandacht verdienen van wie geïnteresseerd is in de<br />
geschiedenis van onderwijs, jeugdliteratuur en culturele<br />
vorming.<br />
> Omslag van een deeltje uit de serie Denken en dromen, leesboekjes<br />
voor de lagere school van Piet Begeer, waarvan het eerste deeltje<br />
in 1951 verscheen<br />
SCHOOLMEESTERS JUNI 2010 | LESSEN 2 7
Beiden kunnen we<br />
indelen bij de zogeheten<br />
‘rode onderwijzers’,<br />
beiden gaven in hun<br />
activiteiten blijk van<br />
een grote veelzijdigheid<br />
Arie Pleysier (1891-1980) met zijn onafscheidelijke pijp<br />
Lijsten in een gedenkboek In 1937<br />
bestond de Haarlemse Rijkskweekschool 75 jaar. Bij deze<br />
gelegenheid verscheen een gedenkboek dat onder meer<br />
een overzicht bevat van de namen van de generaties<br />
leerlingen die gedurende die 75 jaar aan de Bak onderwijs<br />
hebben gevolgd. 2 Dat bevat interessante informatie<br />
over de carrières van de afgestudeerden. Natuurlijk<br />
treffen we de namen aan van het hierboven genoemde<br />
drietal ‘toppers’, maar ook van ‘schrijvende schoolmeesters’<br />
die hun sporen hebben verdiend in de jeugdliteratuur,<br />
zoals Cor Bruijn, Philip Exel, Leonard Roggeveeen,<br />
Dirk Daalder en Cornelis Wilkeshuis. De namen van deze<br />
schrijvende schoolmeesters zijn bij ouderen misschien<br />
nog bekend, hun boeken – een enkele uitzondering<br />
daargelaten – worden nauwelijks nog gelezen.<br />
Dit laatste geldt ook voor twee andere vergeten<br />
schoolmeesters uit de Bak, namelijk Arie Pleysier en<br />
Piet Begeer die respectievelijk in de jaargroepen<br />
1905-1909 en 1906-1910 zaten. Pleysier behoort tot<br />
het type schoolmeester dat het onderwijs verliet, terwijl<br />
Begeer het onderwijs trouw gebleven is. Beiden kunnen<br />
we indelen bij de zogeheten ‘rode onderwijzers’, beiden<br />
gaven in hun activiteiten blijk van een grote veelzijdigheid<br />
en – ook niet onbelangrijk – beiden hadden iets<br />
met Rotterdam te maken.<br />
Schoolmeester, schrijver, schilder<br />
Piet Begeer (1890-1975) werd in 1912 onderwijzer in<br />
zijn geboorteplaats Gouda. In 1913 verhuisde hij naar<br />
Rotterdam, waar hij in 1919 onderwijzer werd op een<br />
volksschool in de wijk Feijenoord. Hij woonde, net als<br />
Arie Pleysier, in Tuindorp Vreewijk. Gezien de politieke<br />
voorkeur van veel inwoners van dit tuindorp werd het<br />
ook wel aangeduid als het ‘rode dorp’. Over zijn ervaringen<br />
als volksonderwijzer schreef Begeer twee<br />
autobiografisch gekleurde romans: Pieter Maritsstraat<br />
(1942) en Wespen en Horzels (1949).<br />
M. du Bois-Reymond wijst erop dat veel sociaaldemocratische<br />
volksonderwijzers in het interbellum<br />
hun ervaringen in het onderwijs op scholen in veelal<br />
armoedige wijken in autobiografische romans weergaven.<br />
Volgens haar zou het interessant zijn te onderzoeken<br />
waarom juist in die periode zo veel autobiografische<br />
boeken van onderwijzers verschenen. 3<br />
8 LESSEN 2 | JUNI 2010 SCHOOLMEESTERS
Een poes omringd door dieren getekend door Piet Begeer in zijn<br />
Sprookjes van de weide, de tuin en de toren, 1942<br />
Wie Begeer uitsluitend beschouwt als<br />
een schrijvende schoolmeester, doet<br />
hem ernstig te kort. Hij was evenzeer<br />
een schilderende schoolmeester<br />
Dat ook al in die tijd de bewoners van de wijk Feijenoord<br />
intensief met hun voetbalclub meeleefden, laat Begeer<br />
zien aan de hand van een voorval in zijn klas: een jongen<br />
vertelt dat het raam in hun woonkamer kapot is, omdat<br />
zijn vader na een nederlaag van Feyenoord zijn bord eten<br />
uit het raam heeft gegooid.<br />
Begeer heeft twee bundels gedichten voor volwassenen<br />
geschreven, De Stad en de in 1930 verschenen<br />
bundel Van het leven. Net als zo veel andere schrijvende<br />
schoolmeesters publiceerde hij ook een aantal kinderen<br />
jeugdboeken. Voor de Tweede Wereldoorlog verscheen<br />
Het avontuurlijke leven van Jan Klaassen en Katrijn (1933)<br />
en tijdens de oorlog het prachtige door onder andere<br />
Een schoolmeester met zijn klas uit Pieter Maritsstraat, geschreven<br />
door Piet Begeer, 1942<br />
Begeer zelf geïllustreerde<br />
Sprookjes van de weide, de<br />
tuin en de toren (1942). Tussen<br />
1945 en 1952 verschenen vier<br />
jeugdboeken in de serie jeugdboeken<br />
van de Arbeiderspers.<br />
In deze verhalen heeft Begeer<br />
duidelijk gebruik gemaakt van<br />
de eigen ervaringen uit zijn<br />
jeugd in de polders bij Gouda. Het betreft boeken die<br />
de hand van de schoolmeester verraden, zonder dat<br />
de verwerkte informatie over natuur en landschap<br />
verwordt tot duffe schoolmeesterij. Na de oorlog heeft<br />
Begeer zich ook intensief bezig gehouden met het leesonderwijs<br />
op de lagere school. Hij is de schrijver van<br />
een drietal series leesboekjes, waaronder de tien deeltjes<br />
over Jan en Jannetje in de serie Denken en dromen.<br />
Wie Begeer uitsluitend beschouwt als een<br />
schrijvende schoolmeester, doet hem ernstig te kort.<br />
Hij was evenzeer een schilderende schoolmeester. Zo<br />
behoorde hij onder meer tot de groepen De Branding<br />
en de Socialistische Kunstenaarskring Rotterdam. 4<br />
SCHOOLMEESTERS JUNI 2010 | LESSEN 2 9
Meester Pleysier met zijn klas van de ‘kostelooze’ school in Vlaardingen, circa 1915<br />
De kinder- en jeugdboeken vormen slechts<br />
een klein deel van zijn omvangrijke oeuvre<br />
Maar ook als kunstenaar bleef hij schoolmeester, getuige<br />
zijn boekje Tips voor de amateurschilder.<br />
In 1955 ging Piet Begeer met pensioen, nog<br />
steeds onderwijzer!<br />
Voorwaarts Arie Pleysier (1891-1980) is een<br />
voorbeeld van een ‘Bakkeling’ die – net als vele anderen –<br />
niet in het onderwijs is gebleven. Na zijn kwekelingentijd<br />
is hij een aantal jaren onderwijzer geweest in zijn geboorteplaats<br />
Vlaardingen. Nadat hij in 1912 lid was geworden<br />
van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP),<br />
is de politiek een grote rol in zijn leven gaan spelen.<br />
In 1921 werd hij redacteur bij het socialistische dagblad<br />
Voorwaarts in Rotterdam. Een volgende fase in zijn<br />
carrière volgde in 1934: hij werd omroepsecretaris bij<br />
de VARA (Vereeniging van Arbeiders-Radio-Amateurs).<br />
Na de Tweede Wereldoorlog ging Pleysier terug naar<br />
de krant, maar nu Het Vrije Volk.<br />
Hij debuteerde als schrijver voor kinderen in 1924<br />
toen in Voorwaarts de dagbladstrip over twee muizen,<br />
Snuffelgraag en Knagelijntje verscheen. Pleysier schreef<br />
de tekst, Rotman (later Funke Küper) maakte de tekeningen.<br />
Kennelijk werd Pleysier geboeid door muizen,<br />
want na de Tweede Wereldoorlog verschenen nog twee<br />
‘muizenboeken’: De kinderen van de muizenbarbier (1952)<br />
en De avonturen van Faris en Fatime Komenijs (1961).<br />
Naast deze muizenboeken heeft Pleysier nog een viertal<br />
andere kinderboeken geschreven. Pleysier maakte ook<br />
deel uit van de redactie van Het Boek voor de Jeugd<br />
dat in 1937 verscheen en in 1957 een vijfde druk beleefde.<br />
De kinder- en jeugdboeken vormen slechts een<br />
klein deel van zijn omvangrijke oeuvre. Uit interviews<br />
blijkt dat hij aan deze boeken wel veel waarde hechtte.<br />
Zijn bekendheid als schrijver dankte hij destijds met<br />
name aan de vier autobiografische romans over zijn<br />
alter ego Leen Wouters. Het tweede deel, Leen Wouters<br />
op de kweekschool (1929), is gebaseerd op Pleysiers<br />
ervaringen op de kweekschool in Haarlem. Het derde<br />
deel, De kostelooze school (1934) behoort tot het genre<br />
‘onderwijzersherinneringen’ dat ik hiervoor noemde.<br />
Het bijzondere is dat in dit boek een aantal aspecten<br />
welhaast naadloos met elkaar verweven is: ervaringen<br />
10 LESSEN 2 | JUNI 2010 SCHOOLMEESTERS
Zij hebben in en buiten het onderwijs<br />
jongeren geholpen verantwoordelijkheid<br />
te nemen voor de samenleving<br />
van een volksonderwijzer met de leerlingen in zijn klas,<br />
het mededogen met de leefomstandigheden van zijn<br />
leerlingen en hun ouders, de strijd tussen de onderwijzers<br />
en het ambulante hoofd en de politieke keuzes<br />
die de onderwijzer op basis van zijn betrokkenheid bij<br />
de leefomstandigheden van zijn leerlingen maakt.<br />
Jan Meilof geeft in zijn boek over het culturele<br />
werk van de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC) aan, dat<br />
destijds in menige boekenkast in SDAP / AJC-gezinnen de<br />
serie over Leen Wouters een prominente plaats innam. 5<br />
Met het noemen van de AJC komen we bij een belangrijk<br />
element in leven en werk van Arie Pleysier. Veel rode<br />
onderwijzers behoorden tot een stroming die wel wordt<br />
aangeduid met ‘cultuursocialisme’. Men streefde naar<br />
een betere, rechtvaardiger samenleving. Maatschappelijke<br />
emancipatie van de arbeiders en hun kinderen<br />
impliceerde een culturele emancipatie. Door hun culturele<br />
activiteiten hebben deze schoolmeesters een rol<br />
gespeeld bij wat Jozef Vos noemt de ‘democratisering<br />
van de schoonheid’. 6 Pleysier is geen lid geweest<br />
van de AJC, maar hij heeft veel voor deze organisatie<br />
betekend. Dat geldt overigens ook voor Piet Begeer.<br />
Hij redigeerde en schreef artikelen voor het orgaan<br />
van de AJC, Het Jonge Volk, leverde bijdragen aan het<br />
driemaandelijks verschijnend AJC-tijdschrift Opgang,<br />
Literatuur<br />
Bois-Reymond, M. du (1983).<br />
Onderwijsideologieën. Comenius,<br />
3, 44-71.<br />
Brinkman, Els (1991). De Branding<br />
1917-1926. Rotterdam: Stichting<br />
Kunstpublikaties.<br />
Essen, M. van (2006). Kwekeling<br />
tussen akte en ideaal. De opleiding<br />
tot onderwijzer(es) vanaf 1800.<br />
Amsterdam: SUN.<br />
Gedenkboek van de<br />
Rijkskweekschool Haarlem 1862-<br />
1937 (1937). Groningen: J.B. Wolters.<br />
Meilof, Jan (1999). Een wereld<br />
licht en vrij. Het culturele werk<br />
van de AJC, 1918-1959. Amsterdam:<br />
Stichting Beheer.<br />
verzorgde kadercursussen<br />
en hield honderden spreekbeurten.<br />
Daarnaast was<br />
hij actief betrokken bij het<br />
Instituut voor Arbeidersontwikkeling.<br />
In deze sfeer<br />
is ook het populair wetenschappelijke<br />
boek De Mensch en de Leerschool van<br />
Moeder Aarde (1931) ontstaan, een boek dat beschouwd<br />
kan worden als zijn opus magnum.<br />
Niet vergeten Terecht schenkt de historische<br />
pedagogiek de laatste jaren veel aandacht aan de man-<br />
nen en vrouwen voor de klas. Het gaat niet langer uitsluitend<br />
om de grote namen en de grote systemen.<br />
Pleysier en Begeer waren van die mannen, zij volgden<br />
dezelfde opleiding, maar hun carrière verliep langs twee<br />
geheel verschillende wegen. Begeer bleef het onderwijs<br />
aan het volkskind trouw en was in zijn vrije tijd beeldend<br />
kunstenaar en schrijver. Pleysier verruilde het onderwijs<br />
voor de journalistiek, het jeugdwerk en de arbeidersontwikkeling.<br />
Beiden zijn in hun hart schoolmeesters gebleven<br />
die vanuit een intensieve betrokkenheid bij jonge<br />
mensen en de maatschappelijke ontwikkelingen gewerkt<br />
hebben aan een betere, humanere samenleving. Zij hebben<br />
in en buiten het onderwijs jongeren geholpen verantwoordelijkheid<br />
te nemen voor de samenleving.<br />
Bij zijn pensionering in 1955 kreeg Pleysier<br />
een liber amicorum met de veelzeggende titel Uit de<br />
leerschool van meester Arie. Ook in Rotterdam is Begeer<br />
niet vergeten: in 2001 werd er in een nieuwe wijk een<br />
straat naar hem genoemd. L<br />
Vos, Jozef (1999). Democratisering<br />
van de schoonheid. Twee eeuwen<br />
scholing in de kunsten. Nijmegen:<br />
SUN.<br />
Noten<br />
1 Van Essen, 2006, 140-163.<br />
2 Gedenkboek, 1937, 83-85.<br />
3 Du Bois-Reymond, 1983, 45.<br />
4 Brinkman, 1991, 81-82.<br />
5 Meilof, 1999, 136.<br />
6 Vos, 1999.<br />
SCHOOLMEESTERS JUNI 2010 | LESSEN 2 11
Het laatste deeltje uit Roggeveens serie leesboekjes voor de lagere school over Piet en Nel
‘Ze mogen er allemaal<br />
wezen, stuk voor stuk’<br />
Schoolmeester en<br />
kinderboekenschrijver<br />
Leonard Roggeveen<br />
Richard van Schoonderwoerd<br />
Alsof hij een voorgevoel had van zijn naderend einde sloot<br />
Leonard Roggeveen een van zijn laatste boeken Een stuiver drop<br />
(1958) af met het gedichtje:<br />
Ja, de zon gaat op en de zon gaat onder<br />
daar komt nooit een einde aan<br />
maar ik leg mijn pen op tafel<br />
want mijn werk, dat is gedaan. 1<br />
Enige tijd later, op 22 juni 1959, overleed hij. Een derde hartaanval<br />
werd hem fataal. Roggeveen was een van de vele schrijvende<br />
schoolmeesters. Hij heeft heel wat kinderboeken op zijn naam<br />
staan. Generaties kinderen zijn opgegroeid met zijn boeken. Hoe<br />
was hij als schoolmeester en schrijver en is daartussen mogelijk<br />
een relatie?<br />
<strong>LEONARD</strong> <strong>ROGGEVEEN</strong> JUNI 2010 | LESSEN 2 13
Linksboven: Roggeveen met leerlinge van de zesde klas van<br />
de school in de Meidoornstraat, 1951<br />
Linksmidden: Klassenfoto met onderwijzer Roggeveen en leerlinge<br />
Daatje Alderwegen, school in de Escamplaan, 1935<br />
Linksonder: Versje in ‘poesie-album’ van Annie de Lange<br />
Rechtsboven: Leonard Roggeveen in 1938<br />
Rechtsonder: Leonard Roggeveen debuteerde in 1919 in deze krant<br />
Naast zijn schoolwerk hield hij zich bezig met toneel<br />
en met een andere grote hobby: het poppenkastspel,<br />
daarmee toerde hij door het Westland<br />
14 LESSEN 2 | JUNI 2010 <strong>LEONARD</strong> <strong>ROGGEVEEN</strong>
De illustraties in de boeken voor jonge<br />
kinderen maakte Roggeveen zelf<br />
Een creatieve slagerszoon De onderwijzer<br />
Leonard Roggeveen (1898-1959) was tijdens zijn<br />
leven en nog vele jaren daarna een zeer geliefd kinderboekenschrijver.<br />
Hij werd, als zoon van een slager, op<br />
2 maart 1898 geboren in het Noord-Hollandse Schagen.<br />
Als kind was hij een wat in zich zelf gekeerd jongetje<br />
dat altijd bezig was. Al snel werd duidelijk dat de kleine<br />
Leonard goed kon tekenen en verhaaltjes verzinnen.<br />
Zijn creativiteit had hij geërfd van zijn vader, die zeer<br />
muzikaal was, toneel speelde en gelegenheidsgedichten<br />
schreef. Voor de slagerij van zijn vader schreef Leonard<br />
op jonge leeftijd het volgende reclameversje:<br />
‘Napoleon was de vorst der vorsten,<br />
maar de worst van Roggeveen<br />
is de worst der worsten’. 2<br />
Toen hij 14 jaar oud was, liet Leonard zich inschrijven als<br />
leerling van de rijkskweekschool in Haarlem. Hij zat daar<br />
in dezelfde klas als C. Wilkeshuis. Vier jaar later ging hij<br />
als onderwijzer aan de slag. Zijn eerste baan was in het<br />
Zuid-Hollandse ’s-Gravenzande; hij bleef daar vijf jaar.<br />
Naast zijn schoolwerk hield hij zich bezig met toneel<br />
en met een andere grote hobby: het poppenkastspel.<br />
Daarmee toerde hij door het Westland en gaf er voorstellingen<br />
in de dorpen. De verhalen die hij voor de poppenkast<br />
schreef zou hij later omwerken tot boeken. In<br />
die tijd schreef hij ook verzen over dorpsgebeurtenissen,<br />
drama’s en kindertoneelstukken. Voor die kindertoneelstukken<br />
observeerde hij zijn leerlingen als zij aan het<br />
spelen waren. 3<br />
Na ’s-Gravenzande werd Leonard korte tijd onderwijzer<br />
in Leiden, waar hij op de toneelclub Truus Bakker<br />
ontmoette, die later zijn vrouw werd. Daarna vertrok<br />
hij naar Den Haag, waar hij eerst als onderwijzer en<br />
later als schoolhoofd werkzaam was. Op zijn laatste<br />
school in de Meidoornstraat nam Roggeveen vanwege<br />
gezondheidsproblemen vervroegd afscheid in 1952.<br />
Succesvol schrijver In ’s-Gravenzande<br />
begon Leonard Roggeveen met zijn schrijverscarrière.<br />
Vanaf 1919 verschenen van hem verhaaltjes, raadsels<br />
en puzzels in De Westlandsche Courant en al spoedig<br />
het wekelijks vervolgverhaal De ongelofelijke avonturen<br />
van Bram Vingerling. Later zei hij daarover:<br />
‘Ik bedacht het onderwerp, een jongen<br />
die zichzelf onzichtbaar kan maken.<br />
En alleen met deze gedachte begon ik.<br />
Tijdens ’t schrijven groeiden andere<br />
figuren op, situaties en oplossingen<br />
volgden logisch uit den opzet, alsook<br />
de ontknooping en het slot. Een vast<br />
schema volgde ik niet. Later ook niet.<br />
Nu nog niet. Dikwijls als ik ga zitten,<br />
weet ik een minuut vantevoren nog<br />
niet, wat er komen zal.‘ 4<br />
Dit vervolgverhaal was zo’n succes dat de uitgever<br />
Van Goor het als boek wilde uitgeven. Dat gebeurde<br />
in 1927 en vanaf dat moment was zijn naam als jeugdboekenauteur<br />
gemaakt.<br />
In dertig jaar tijd publiceerde Roggeveen zo’n<br />
twintig jongensboeken, vol fantasie of spannende speurdersverhalen,<br />
maar zonder al te veel ernst of sensatie.<br />
Bekende titels zijn: De electrische man (1929), Draadloze<br />
ogen (1930), Wereldkampioen 2003 (1937), In de staart<br />
van de komeet (1935) en Het zonderlinge testament<br />
(1954). Voor jonge kinderen schreef hij tientallen boekjes,<br />
waaronder de succesvolle series over het oude mannetje<br />
Daantje (1931-1947) en de kabouter Okkie Pepernoot<br />
(1934-1959) en de Jan-Jaap-serie (1937-1952). Ook<br />
vertelde hij bekende sprookjes na en vervaardigde hij<br />
boekjes over dieren. In de jaren vijftig verscheen zijn<br />
serie Sterreboekjes met verhaaltjes voor de jongste<br />
kinderen met titels als Grietje Grubbel (1955), Piet<br />
Jan Knor (1955) en Jan Piederiet (1956). De illustraties<br />
in de boeken voor jonge kinderen maakte Roggeveen<br />
zelf. In nieuwere drukken werden de tekeningen door<br />
befaamde tekenaars gemaakt, misschien wel artistieker,<br />
maar toch minder origineel.<br />
<strong>LEONARD</strong> <strong>ROGGEVEEN</strong> JUNI 2010 | LESSEN 2 15
Een van de deeltjes uit de bekende serie over de kabouter<br />
Okkie Pepernoot, 1934-1959<br />
Voor Harry Mulisch<br />
was het boek over<br />
Bram Vingerling<br />
een inspiratiebron<br />
Andere boeken betroffen het gewone kinderleven, zoals<br />
De voetbalclub van de vierde klas (1928), De jongens<br />
van de Klaverwei (1940), Appie Ammerlaan (1955) en<br />
de Zeven Jongens-serie (1930-1938). In Onze vroolijke<br />
zesde klas (1932) vertelde hij, geromantiseerd, het verhaal<br />
van zijn eigen klas met hemzelf als de onderwijzer.<br />
In de jaren vijftig schreef hij premieboekjes voor de<br />
Rijkspostspaarbank, waarmee hij de spaarzaamheid<br />
Het tweede en laatste deeltje uit de serie Sta vast<br />
bij kinderen probeerde te vergroten. Roggeveen beschreef<br />
de taak van de jeugdboekenschrijvers als volgt:<br />
’t Kind op boeiende wijze confronteren met alle facetten<br />
van het leven; de verbeelding is m.i. een van die facetten.<br />
Men dient van het kind uit te schrijven en het is foutief<br />
zich minzaam tot ’t kind neer te buigen.’ 5 Zelf kon hij<br />
geen favoriet boek aanwijzen: ‘Ik weet niet wat mijn liefste<br />
boek is; ik heb geen voorkeur.’ 6 De recensies van<br />
zijn werk waren in het algemeen lovend. Zo schreef<br />
de opvoedkundige en kenner van jeugdliteratuur<br />
D.L. Daalder: ‘Alleen een kunstenaar is in staat werk<br />
van een dergelijke volmaaktheid te scheppen.’ 7 In<br />
totaal publiceerde hij bijna 150 titels voor de jeugd.<br />
Zij zijn vrijwel allemaal uitgegeven door Van Goor.<br />
Voor Harry Mulisch was het boek over Bram<br />
Vingerling een inspiratiebron: ‘Ik las dat boek toen ik<br />
elf was. Ik herinner me vooral één plaatje. Daar zie je<br />
Bram Vingerling die achter de retorten zit na te denken<br />
over wat er zal gebeuren als hij onzichtbaar wordt.<br />
Herkenning gaat via illustraties. Ik heb toen op mijn<br />
16 LESSEN 2 | JUNI 2010 <strong>LEONARD</strong> <strong>ROGGEVEEN</strong>
Roggeveen had veel succes met zijn serie Piet en Nel voor<br />
de tweede tot zesde klas van de lagere school<br />
zolderkamertje een laboratorium ingericht waarin ik<br />
in een witte jas scheikundige proeven ging nemen.’ 8<br />
Schoolmeester In Den Haag was Roggeveen<br />
tussen 1923 en 1952 onderwijzer op diverse openbare<br />
scholen. Enkele oud-leerlingen herinneren zich hun<br />
onderwijzer nog zeer goed. Annie de Lange en Gerard<br />
Evers zijn nu allebei 84 jaar oud. Op de openbare lagere<br />
school aan de Escamplaan in Den Haag zaten ze van<br />
de eerste tot de zesde bij elkaar in de klas. In het vierde<br />
en het zesde leerjaar was Roggeveen hun onderwijzer.<br />
Gniffelend vertellen beide oudleerlingen<br />
dat meester Roggeveen,<br />
zelf al enigszins rossig, als hij kwaad<br />
werd, ‘enorm rood’ aanliep<br />
Menig kind heeft de boekjes over het oude mannetje<br />
Daantje gelezen die voor het eerst verschenen in<br />
de jaren 1931 tot 1947, maar daarna nog vaak<br />
herdrukt zijn<br />
De Escamplaanschool was een buurtschool voor kinderen<br />
uit het arbeiders- en klein middenstandsmilieu. De leerlingen<br />
die goed konden leren gingen naar het Meer<br />
Uitgebreid Lager Onderwijs (MULO), zelden mocht een<br />
kind naar de Hogere Burgerschool (HBS). Zo ging dat in<br />
die tijd en nog een hele tijd later ook. Gerard ging naar<br />
de ambachtschool, hij werd huisschilder. Annie, die een<br />
goede leerling was, ging naar het MULO. Beiden voelden<br />
zich prettig bij meester Roggeveen in de klas. Roggeveen<br />
was een amicale, geliefde onderwijzer. Gniffelend vertellen<br />
beide oud-leerlingen dat meester Roggeveen, zelf al<br />
enigszins rossig, als hij kwaad<br />
werd, ‘enorm rood’ aanliep.<br />
Van straf geven herinneren<br />
Annie en Gerard zich echter<br />
weer weinig, blijkbaar was<br />
Roggeveen daar nogal zuinig<br />
mee. Wat beiden zeer bij gebleven<br />
is was de grote interesse<br />
van Roggeveen voor schaken.<br />
<strong>LEONARD</strong> <strong>ROGGEVEEN</strong> JUNI 2010 | LESSEN 2 17
Daarbij stelde hij als eisen: kinderlijke<br />
toon, duidelijke taal en korte zinnen<br />
Tijdens de match om het wereldkampioenschap in 1937<br />
tussen Euwe en Aljechin behandelde hij via het schoolbord<br />
dagelijks de stand van zaken, hoewel de meeste<br />
kinderen van het spel weinig verstand hadden. 9<br />
Daatje (later Wil) van Alderwegen zat vier jaar<br />
eerder op dezelfde school. Zij heeft zeer goede herinneringen<br />
aan de vier jaar – van de derde tot de zesde<br />
klas – dat Roggeveen haar meester was. Toen zij afscheid<br />
van hem moest nemen, heeft ze gehuild, net als een<br />
aantal van haar klasgenootjes. Daatje vond Roggeveen<br />
goedig, een schat van een man, die soms ook wel driftig<br />
kon worden. De kinderen hielden van hun onderwijzer.<br />
De inspectrice kwam ook bij het afscheid langs en<br />
Daatje hoorde Roggeveen zachtjes tegen haar zeggen:<br />
‘Ze mogen er allemaal wezen, stuk voor stuk!’ 10<br />
Corrie Feenstra, die door Roggeveen Pukkie<br />
werd genoemd omdat ze zo klein was, zat rond 1940<br />
op de Escamplaanschool. Zij vond hem vrij streng en<br />
vertelde over hem ‘hij peuterde nogal eens in zijn neus<br />
en sprak een beetje vochtig’. Toen Corrie Roggeveen<br />
na vele jaren weer tegenkwam, ze was al getrouwd,<br />
herkende Roggeveen haar meteen: ‘Ha Pukkie!’ 11 Jetje<br />
Meershoek, nu 80 jaar oud, maakte Roggeveen daarna<br />
mee in de vijfde en zesde klas van de school in de Busken<br />
Huetstraat in de Haagse wijk Spoorwijk. Zij herinnert<br />
zich dat hij op vrijdagmiddag vijf grote sommen op het<br />
bord schreef. Als de kinderen dan binnen kwamen werden<br />
ze daarmee verrast. Jetje vond het heerlijke jaren bij<br />
Roggeveen in de klas: ‘Vertellen en zingen wat hij kon,<br />
ik hoor het nog!’ 12 Na enkele jaren als schoolhoofd aan<br />
de openbare lagere school in de Busken Huetstraat ging<br />
Leonard Roggeveen in 1945 in dezelfde functie aan de<br />
slag in de Meidoornstraatschool in Den Haag. Lies van<br />
der Lubbe, nu 71 jaar oud, maakte Roggeveen als zesdeklasser<br />
mee in 1951, een jaar voor zijn vervroegd pensioen.<br />
Zij herinnert zich dat Roggeveen er in die tijd<br />
vaak erg wit uitzag en soms een aantal weken geen les<br />
kon geven. Wat er precies aan de hand was ontging de<br />
kinderen. Lies vond Roggeveen een lieve man, van drift<br />
heeft zij weinig gemerkt. Misschien was dat in de loop<br />
der jaren minder geworden: ‘Een fijne man, een echte<br />
hoofdonderwijzer.’ 13<br />
Piet en Nel Zoals meer onderwijzers begon<br />
Roggeveen boekjes voor de leesles te schrijven. Veel<br />
succes had hij met zijn schoolboekjes over Piet en Nel.<br />
Ze waren bestemd voor de tweede tot en met de zesde<br />
klas. Voor elk leerjaar waren er twee boekjes, een deeltje<br />
voor de wintertijd en het andere voor de lente en zomer.<br />
Rie Cramer verzorgde de illustraties van de deeltjes tot<br />
en met het vierde lesjaar. Zij zal zo bijgedragen hebben<br />
aan het succes van de serie. De illustraties voor de<br />
hogere klassen zijn van Teun van der Veen. Later<br />
werd de hele serie opnieuw geïllustreerd door<br />
Agnes van den Brandeler. Het volgende fragment is<br />
ontleend aan de boekjes voor het tweede leerjaar:<br />
‘Buiten giert de wind<br />
’t Is er koud, o, zo koud!<br />
Binnen snort het kacheltje.<br />
’t Is er warm, heerlijk warm!<br />
De lamp brandt.<br />
Vader leest de krant.<br />
Moeder zit te naaien.<br />
Piet en Nel kijken plaatjes.<br />
Hansje dommelt in zijn wiegje.<br />
En Moor ligt bij de kachel te spinnen.’ 14<br />
Het eerste deeltje van deze serie verscheen in 1933.<br />
Nu doen de verhalen, die zich afspelen in het traditionele<br />
gezin en het alledaagse leven als onderwerp hebben,<br />
ouderwets aan. De karaktertekening is rolbevestigend:<br />
Pa werkt, is kruidenier, en ma doet het huishouden. Piet<br />
is de ondernemende jongen, hij neemt de initiatieven<br />
in de spelletjes, Nel is het wat meer afwachtende meisje,<br />
soms een beetje bang. Roggeveen volgde daarbij de analytisch-synthetische<br />
methode, zodat het technisch lezen<br />
meer dan het begrijpend lezen centraal stond. Daarbij<br />
stelde hij als eisen: kinderlijke toon, duidelijke taal en<br />
korte zinnen. Hoewel Leonard Roggeveen de originaliteit<br />
van zijn werk vurig verdedigde, kwamen de uitgangspunten<br />
overeen met de befaamde boekjes over Ot en Sien.<br />
De analytisch-synthetische methode raakte in de jaren<br />
vijftig van de vorige eeuw achterhaald. Het begrijpend<br />
lezen verdrong het technisch lezen. Andere methoden<br />
18 LESSEN 2 | JUNI 2010 <strong>LEONARD</strong> <strong>ROGGEVEEN</strong>
kwamen op zoals de globaalmethode, die het woordbeeld<br />
centraal plaatsten. Toen echter hiermee betere leesresultaten<br />
uitbleven, verenigde de analytisch-synthetische<br />
methode zich met de globaalmethode. 15 Voor<br />
Roggeveen kwam dat te laat. De serie van Piet en Nel<br />
verdween in de jaren zestig, want herdrukken van zijn<br />
werk zijn sindsdien niet meer uitgegeven.<br />
Tussen 1933 en 1952 werkte Roggeveen nog<br />
mee aan andere schoolboekjes, zoals de door Betsy<br />
van Gelder opgezette serie Vlug naar het doel. Met<br />
Casper de Jong schreef hij de bloemlezing Vogelvlucht.<br />
Daarnaast publiceerde Roggeveen Klaasje Krikke, een<br />
serie van vier leesboekjes voor eind van het eerste of<br />
begin van het tweede leerjaar, en de tweedelige serie<br />
Sta Vast!, een bloemlezing voor de hoogste klassen<br />
van de lagere school en het Voortgezet Gewoon Lager<br />
Onderwijs (VGLO). Samen met de wetenschapper<br />
D.G.D. van Ringelenstein ontwikkelde hij onder meer<br />
de taalmethode Spreken, Spellen, Schrijven, Stellen<br />
en met J.J. Moerman Historische Taferelen.<br />
Boekpromotie en waardering<br />
Tussen 1937 en 1941 werkte Leonard Roggeveen mee<br />
aan het pedagogische tijdschrift Het Kind, waarin hij<br />
over kinderboeken schreef. Toen in oorlogstijd, 1943,<br />
het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten<br />
hem een prijs verleende, weigerde hij die. Er gaan<br />
verhalen dat hij betrokken was bij het verzet. 16<br />
Literatuur<br />
Amstel, J. van (1969). Leonard<br />
Roggeveen. Nijmegen: Pedagogische<br />
Academie Peter Kanis.<br />
Bijlsma, Fem (1979). Leonard<br />
Roggeveen. Den Haag: NBLC.<br />
Daalder, D.L. (1950). Wormcruyt<br />
met suyker. Amsterdam: De<br />
Arbeiderspers.<br />
Idilgids voor jeugdlektuur (1952<br />
/ 1953), Den Haag: Stichting Idil.<br />
Garrel, Betty van et.al. (1975).<br />
Als je leest ben je nooit alleen.<br />
Amsterdam: CPNB.<br />
Gelder, Henk van (1980). ’t Is<br />
een bijzonder kind, dat is ‘ie.<br />
Kinderboekenschrijvers van toen.<br />
Bussum: De Gooise Uitgeverij.<br />
Roggeveen, L. (1958). Een stuiver<br />
drop. Den Haag: Van Goor.<br />
Tibosch, Herman (1996). Leonard<br />
Roggeveen (1898-1959), een pionier<br />
in de vergetelheid. Nijmegen:<br />
Katholieke Universiteit.<br />
Roggeveen was in de naoorlogse jaren actief betrokken<br />
bij boekpromotie, zoals de jaarlijkse boekenmarkten in<br />
De Bijenkorf. Daarnaast ontwikkelde hij voor de AVRO<br />
in de jaren 1946 tot 1951 het programma De Schoolbel,<br />
een radioles waarin zesdeklassers van Haagse scholen<br />
meespeelden. In 1950 werd Leonard Roggeveen benoemd<br />
tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau en in 1952<br />
Ridder in de Kroonorde van België. De laatste onderscheiding<br />
kreeg hij mede omdat hij als een van de<br />
weinige Nederlandse schrijvers grote interesse toonde<br />
voor de Vlaamse jeugdliteratuur. Tot zijn dood was hij<br />
redacteur en later medewerker van het artistieke<br />
jeugdblad Kris kras.<br />
Leonard Roggeveen, lid van de Maatschappij<br />
der Nederlandse Letterkunde, was een excellent schrijver<br />
voor de jeugd en een sympathieke, maar soms wat<br />
driftige onderwijzer. Zijn sterkte lag vooral in het kunnen<br />
inleven in de (fantasie)wereld van het kind waarvoor<br />
hij als onderwijzer in een unieke positie verkeerde. Hij<br />
kon beeldend schrijven over alledaagse onderwerpen,<br />
zonder expliciet opvoedend te zijn. 17 Zo nam hij het<br />
kind mee in een wereld vol fantasie en spanning. Een<br />
aantal boeken van Roggeveen werd vertaald in het<br />
Engels, Frans, Duits, Deens, Noors, Tsjechisch en<br />
Afrikaans. In 2000 verscheen de laatste druk van<br />
Bram Vingerling. Daarmee is een tijdperk afgesloten,<br />
want herdrukken van zijn werk verschijnen niet meer. L<br />
Noten<br />
1 Roggeveen, 1958, 146.<br />
2 Bijlsma, 1979, 6.<br />
3 Tibosch, 1996, 6.<br />
4 Van Gelder, 1980, 73.<br />
5 Idilgids, 1952 / 53, 24.<br />
6 Idilgids, 1952 / 53, 25.<br />
7 Daalder, 1949, 139.<br />
8 Van Garrel et.al. 1975, 19.<br />
9 Interview op 27 januari 2010<br />
met Mevr. J. Sloot-de Lange en<br />
de heer G. Evers te Dn Haag.<br />
10 Interview op 27 januari 2010<br />
met Mevr. A.W.C. Ghijsels-van<br />
Alderwegen te Den Haag.<br />
11 Telefonisch interview op<br />
1 februari 2010 met Mevr. C.<br />
de Cler-Feenstra te Den Haag.<br />
12 Ontvangen brief op 30 januari<br />
2010 van Mevr. H.J. Vaz Dias-<br />
Meershoek te Den Haag.<br />
13 Telefonisch interview op<br />
7 februari 2010 met Mevr.<br />
A. Ruijs-van der Lubbe te<br />
Den Haag.<br />
14 Uit: Piet en Nel bij moeder<br />
thuis, serie Piet en Nel, deel 1,<br />
2e leerjaar.<br />
15 Tibosch, 1996, 40-41.<br />
16 Ontvangen mailbericht op<br />
2 februari 2010 van Mevr.<br />
W. (Miep) Popma-Koelemij te<br />
Den Haag, waarin zij meedeelt<br />
dat Roggeveen met haar vader<br />
in het verzet zat.<br />
17 Van Amstel (1969), 11.<br />
<strong>LEONARD</strong> <strong>ROGGEVEEN</strong> JUNI 2010 | LESSEN 2 19
Eerste klas van de St Aloysiusschool in Den Haag waar kinderen<br />
leerden lezen met de door de Broeders van Maastricht ontwikkelde<br />
methoden, 1954<br />
20 LESSEN 2 | JUNI 2010 LEESONDERWIJS
Hoe de Broeders<br />
van Maastricht<br />
kinderen leerden<br />
lezen<br />
Marry Remery<br />
In 1840 stichtte kapelaan Louis Rutten in Maastricht de<br />
Congregatie van de Broeders van de Onbevlekte Ontvangenis<br />
van Maria. 1 Ruim anderhalve eeuw verzorgden de broeders van<br />
deze congregatie onderwijs in katholieke scholen van Nederland.<br />
Vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw trokken zij zich<br />
terug uit het Nederlandse onderwijs en ligt het accent meer<br />
en meer op het internationale karakter van de gemeenschap<br />
en het werk in ontwikkelingslanden. In de bloeiperiode van 1900<br />
tot 1960 waren de broeders bekend om de hoge kwaliteit van<br />
hun onderwijs en de didactisch verantwoorde schoolboeken die<br />
uitgegeven werden bij Malmberg. 2<br />
In dit artikel ga ik nader in<br />
op de methoden voor aanvankelijk leesonderwijs die door deze<br />
broeders geschreven zijn.<br />
LEESONDERWIJS JUNI 2010 | LESSEN 2 21
Boven: Het tweede deeltje van de leesmethode Langs nieuwe<br />
wegen, ontwikkeld door de Broeders van Maastricht, 1932<br />
Linksonder: Het letterbord dat hoorde bij de methode<br />
Zien en zeggen, 1913<br />
Rechtsonder: In de eerste leesmethoden van de Broeders van<br />
Maastricht begonnen de kinderen met de woorden<br />
in, min en vin, 1904<br />
22 LESSEN 2 | JUNI 2010 LEESONDERWIJS
Het schriftbeeld zou het gezicht-,<br />
gehoor- en spraakbeeld geleidelijk<br />
aan ondersteunen en versterken<br />
De ‘schrijfleesleerwijze’ uit 1861<br />
Toen ik gegevens zocht over het onderwijs van de<br />
Broeders van Maastricht, vond ik in een doos met<br />
diversen in het archief van de katholieke kloosters<br />
Sint Aegten, een onooglijk stapeltje losse en vervuilde<br />
velletjes papier. Het bleek het Eerste leesboek te zijn,<br />
ingericht volgens de schrijfleesleerwijze. Ten gebruike<br />
der scholen van de Broeders der Onbevlekte Ontvangenis<br />
(1883). 3 Het was het derde deeltje van een reeks, waarvan<br />
de overige deeltjes nog niet zijn gevonden. De eerste<br />
druk was in 1861 verschenen bij Langenhuijsen in Den<br />
Haag. Deze bestond uit twee deeltjes, die onder meer<br />
werden gebruikt op Haagse katholieke scholen zoals<br />
de jongensscholen van de Broeders op het Westeinde en<br />
de meisjesscholen van de Zusters op de Brouwersgracht.<br />
In 1867 verscheen een bewerking in drie deeltjes bij de<br />
drukker Ten Hage. 4<br />
Uit de moeilijkheidsgraad van de 59 korte lesjes<br />
in het derde deeltje blijkt dat de schrijver verwachtte<br />
dat de jonge lezers woorden met twee medeklinkers aan<br />
het begin en aan het einde van een woord, zoals glad<br />
en veld, konden lezen. De laatste lesjes bevatten drie<br />
en meerlettergrepige woorden met moeilijke namen zoals<br />
Willibrordus en Bonifacius. De lesjes waren divers, zonder<br />
onderlinge samenhang. Naast technische aanwijzingen<br />
waren de godsdienstige en ‘zedekundige’ boodschappen<br />
rijkelijk aanwezig.<br />
Met hulp van de archivaris vond ik nog de bijbehorende<br />
Handleiding bij het gebruik der schrijf-leesmethode<br />
met praktische aanwijzingen voor de onderwijzer(es).<br />
Kinderen leerden het lezen en schrijven tegelijk en wel<br />
het eerste door het laatste. Het schrijven vorderde oefeningen<br />
van oog en hand; bij het lezen kwam het vooral<br />
aan op de oefening van het oor en de spraakorganen.<br />
Bij de voorbereidende oefeningen van oog en hand maakten<br />
de kinderen kennis met verschillende soorten lijnen,<br />
dik, dun, kort, lang, recht, schuin en de daarbij behorende<br />
handbewegingen. In, min en vin waren de eerste woorden<br />
die de leerlingen leerden schrijven. Bij de oefeningen<br />
voor het oor en de spraakorganen werden korte zinnen<br />
nagezegd en volgden er, door spreken en takteren,<br />
oefeningen in woorden en lettergrepen. 5 Een medebroeder<br />
stelde dat het hier ging om een aanpassing<br />
van de Gentse methode:<br />
‘De methode Prinsen was als klankmethode vooral<br />
verbreid in Noord Nederland, maar niet in België.<br />
In Gent was al voor Prinsen, meent Verbeeten, een<br />
klankmethode ontwikkeld waarbij lezen en schrijven<br />
verbonden waren. De eerste Broeders van de<br />
Congregatie maakten kennis met deze methode<br />
op de normaalschool in Sint Truiden, dat dichter<br />
bij Maastricht lag dan Haarlem. Voor het gebruik<br />
in de Nederlandse huizen werd de handleiding<br />
door broeder Theophilus Colignon bewerkt en<br />
de leesboekjes vermoedelijk door broeder<br />
Ambrosius de Jonge, die in den Haag in 1867<br />
ook karakterschetsen en wenken voor kinderen<br />
had samengesteld.‘ 6<br />
De methode Vincent (1900-1913)<br />
In 1898 kreeg broeder Cyprianus Andreae (1866-1950)<br />
de opdracht van het hoofdbestuur om een nieuwe<br />
methode te ontwikkelen, waarbij lezen en schrijven<br />
verbonden zouden blijven. In 1900 verscheen het resultaat<br />
bij uitgeverij Malmberg, onder het pseudoniem<br />
van A. Vincent, Het eerste lees- en schrijfonderwijs in<br />
zes deeltjes met een uitvoerige handleiding. Vele katholieke<br />
scholen schaften de boekjes aan, waardoor er vele<br />
herdrukken nodig waren. Bij de tiende druk in 1910 vonden<br />
enkele aanpassingen plaats waarna nog de elfde<br />
tot dertiende druk verscheen met in totaal 11.000 exemplaren.<br />
De illustraties werden verzorgd door Henri Leeuw.<br />
In de handleiding benadrukte de schrijver dat de<br />
methode geen spel- maar een klankmethode was. De<br />
klankmethode begon met het gesproken woord, dat<br />
ontleed moest worden in zijn letterklanken. Uit de<br />
LEESONDERWIJS JUNI 2010 | LESSEN 2 23
De methode gaf vanaf de eerste dag<br />
verhaaltjes met zinnen die nagezegd<br />
en nageschreven moesten worden<br />
‘lettergeluiden’, afgebeeld door tekens, werden daarna<br />
weer woorden gevormd. Daarbij ging Vincent uit van<br />
‘grondwoorden’, dat wil zeggen een aantal woorden<br />
waarin alle letterklanken voorkomen en dus ook alle<br />
lettertekens die de onderwijzer moest behandelen. 7<br />
De eerste reeks grondwoorden bestond uit: in-vin-uureen-en-riem-oom-raam-man-moe-wim-roos-vos-zonzus-noot-doos.<br />
Het eigenlijke lezen werd door vooroefeningen<br />
ingeleid.<br />
‘In zuivere schrijfleesmethodes wordt<br />
alles wat gelezen wordt ook goed<br />
methodisch geschreven. Zodra echter<br />
alle letters en hare verbindingen zijn<br />
behandeld, gaan beide vakken hun<br />
eigen gang, wijl verdere verbinding<br />
onnoodig en ongewenscht is. Moeilijke<br />
verbindingen worden uitgevoerd op<br />
het letterplankje of op het letterbord,<br />
ook al met de letterdoos.’ 8<br />
Pas na enige weken kregen de kinderen van de eerste<br />
klas een leesboekje in handen. Daarnaast werd veel<br />
nadruk gelegd op de bordoefeningen. Het eerste boekje<br />
bestond uit korte verhaaltjes en vragen waarin de eenlettergrepige<br />
grondwoorden waren verwerkt. In de loop<br />
van het jaar werden zes deeltjes klassikaal doorgewerkt.<br />
Voor het voortgezet lezen in de tweede tot en met de<br />
zes klas was voorzien door de geïllustreerde leesboeken<br />
van A. Vincent onder de naam van Blijde harten.<br />
Leesboek voor Roomsch-Katholieke scholen. 9<br />
Zien en zeggen Na verloop van enkele<br />
jaren waren er enkele jonge kritische broeders in<br />
Helmond en Nijmegen die de vooroefeningen van de<br />
Maastrichtse methode veel te saai en te tijdrovend<br />
vonden en jaloers waren op de aanpak van de Fraters<br />
uit Tilburg en het succes van Hoogeveen en Ligthart. 10<br />
Zij ontwikkelden zelf<br />
een werkwijze in hun<br />
eerste klas, die veel<br />
eerder resultaat had.<br />
Broeder Cyprianus moest<br />
hen begeleiden en nam<br />
het theoretische deel<br />
voor zijn rekening van<br />
de methode Zien en zeggen. Het schriftbeeld zou het<br />
gezicht-, gehoor- en spraakbeeld geleidelijk aan ondersteunen<br />
en versterken. De koppeling met schrijven werd<br />
losgelaten. Ook de grondwoorden waren anders dan in<br />
de methode Vincent. In een inleidende vertelling werd<br />
de eerste groep woorden aangeboden. De eerste druk<br />
van Zien en zeggen paste volgens Karen Ghnomen-Woest<br />
in de traditie van J. Versluys omdat er geen leesbord of<br />
leesplankje was met vaste plaatjes en woorden zoals bij<br />
Hoogeveen of Reynders en Doumen. Voor de leerlingen<br />
waren er kleine dicteerbordjes met losse kartonnen<br />
lettertjes die de basis vormden voor de letterdozen van<br />
Malmberg die nu nog steeds worden verkocht. 11 Bij de<br />
tweede druk in 1921 was er wel sprake van een klassikaal<br />
lees- en dicteerbord. 12<br />
Talloze onderwijzers en kinderen die katholieke<br />
scholen bezochten zien nog het rijtje aap-aas-aar-aan<br />
en aal-oom-een-eet voor zich. De moeilijkheden die de<br />
lezertjes van de eerste klas moesten overwinnen waren<br />
verdeeld over acht boekjes. Met het tweede boekje begon<br />
een doorlopend verhaal en in de laatste deeltjes kwamen<br />
ook wat versjes voor. Jonkheer Rob Graafland illustreerde<br />
de boekjes met karakteristieke kindvriendelijke tekeningen.<br />
Na de Eerste Wereldoorlog ontstond er vanuit het<br />
veld behoefte aan oefenboekjes. Broeder Beatus Roeling<br />
die de leesboekjes schreef maakte vier oefenboekjes. 13<br />
De methode sloeg aan en was zo goed bruikbaar in de<br />
praktijk dat in 1946 de 26e druk nodig was, die tot in<br />
de jaren vijftig verkocht werd. 14<br />
Langs nieuwe wegen In de jaren dertig<br />
van de twintigste eeuw ontstond er veel belangstelling<br />
voor een nieuwe methode om de kinderen te leren lezen:<br />
de globaalmethode. Psychologen hadden aangetoond dat<br />
kinderen eerst het geheel waarnemen en daarna pas de<br />
delen. De methode Langs nieuwe wegen (1932) gaf vanaf<br />
de eerste dag verhaaltjes met zinnen die nagezegd en<br />
nageschreven moesten worden. De kinderen werden<br />
gestimuleerd om zelf ontdekkingen te doen. Het oefenen<br />
met etiketten had tot doel de onderlinge vergelijking en<br />
24 LESSEN 2 | JUNI 2010 LEESONDERWIJS
Kaart met globaalwoorden en hun afbeeldingen, behorende bij de methode ‘Een nieuwe wereld’, 1951<br />
herkenning van afzonderlijke woorden te stimuleren.<br />
Tenslotte moest het kind er toe komen om met die<br />
klankenkennis ook woordjes te ontcijferen die niet waren<br />
voorgezegd en daarmee begon de synthese. Naast de<br />
etiketten met namen van zestig voorwerpen in de klas,<br />
bevatte de methode ook een rekje met twintig woordjes<br />
van situaties of voorwerpen die niet in de klas zichtbaar<br />
waren, zoals ‘Jan gaat naar huis’. De methode bestond<br />
De Broeders van Maastricht<br />
namen vooral in de<br />
beginperiode actief<br />
deel aan de werkgroep<br />
die de structuurmethode<br />
opzette<br />
uit acht leesboekjes die – naast een paginagrote illustratie<br />
van M. van Amelsvoort – in schrijfletters korte<br />
teksten bevatten die opklommen in moeilijkheidsgraad.<br />
Het titelblad vermeldde A. B. Schrijvers als auteur, deze<br />
naam was het pseudoniem voor drie broeders: Arnoldus<br />
Siezenis, Beatus Roeling en Martinus Kohlbrugge. 15<br />
Vanaf januari werd in de eerste klas aansluitend gewerkt<br />
met acht leesboekjes Alleen op weg. De methode was<br />
niet zo populair als Zien en zeggen, maar werd toch<br />
nog enige malen herdrukt. Binnen de congregatie en<br />
ook daarbuiten ontstond in de jaren dertig en veertig<br />
een felle richtingenstrijd van voor- en tegenstanders<br />
van de globaalmethode. 16 Deze discussie verstomde<br />
enigszins toen in 1951 een nieuwe methode van de<br />
broeders verscheen.<br />
Een nieuwe wereld Een nieuwe wereld<br />
was ook een globaalmethode. Het geheel bestond uit<br />
klassikale kartonnen leesplaten met afbeeldingen van<br />
vierentwintig afzonderlijke globaalwoorden, zoals maan,<br />
LEESONDERWIJS JUNI 2010 | LESSEN 2 25
zaag, fien, vier, koek en schoen. De leerlingen kregen<br />
verkleinde afbeeldingen met de woorden eronder in<br />
blokschrift, die ze op doorzichtig papier konden overtrekken.<br />
Zij leerden vanaf de eerste schooldag de woorden<br />
en zinnen als geheel herkennen en mochten zo in het<br />
eerste leesboekje het verhaal ‘Droom van Wim’ lezen. 17<br />
Na enige tijd kregen de kinderen een eerste oefenboekje,<br />
waarmee zij met de letters uit hun letterdoos<br />
woorden samenstelden, gebaseerd op groepen klinkers<br />
en medeklinkers. In de leesboekjes die volgden, moesten<br />
de kinderen met een kaartje bijwijzen waar degene die<br />
voorlas was gebleven. Zo kon de onderwijzer(es) tevens<br />
goed zien of iedereen wel meedeed. Uiteindelijk leerden<br />
de meeste kinderen tussen november en Pasen zodanig<br />
lezen, dat ze zelf nieuwe teksten konden ontcijferen.<br />
Toch waren er nog te veel uitvallers en vanaf de jaren<br />
zestig stapten de meeste scholen over op een methode<br />
die uitging van het structureren van woorden. Dat<br />
was de methode Zó leren lezen van de werkgroep<br />
Literatuur<br />
Notulen van de schoolcommissie<br />
van de Vincentius Vereniging 1867-<br />
1881. Inv. nr. 811d. Archief van de<br />
Broeders van Maastricht in Klooster<br />
Sint Aegten.<br />
Coenen, L.M. & Gestel, B. van<br />
(1951). Een nieuwe wereld. Methode<br />
voor het aanvankelijk lees- en taalonderwijs.<br />
Den Bosch: Malmberg.<br />
Eerste leesboek ingericht volgens<br />
de schrijfleesleerwijze (1883). Derde<br />
deeltje. Den Haag: Ten Hagen.<br />
Ghonem-Woets, K. (2006). De<br />
drie-eenheid van literair-educatieve<br />
uitgeverijen. Geschiedenis van de<br />
jeugdboekenfondsen van Zwijsen<br />
en Malmberg 1846 / 1885-2000.<br />
Tilburg: Universiteit van Tilburg.<br />
Glas, F. de (2000). Een jeugdboekenfonds<br />
verschiet van kleur.<br />
De ontzuiling van de uitgeverij<br />
Malmberg in de periode 1945-1965.<br />
In Tot volle Waschdom. Bijdragen<br />
aan de geschiedenis van de<br />
kinder- en jeugdliteratuur:<br />
(113-132). Den Haag: Biblion.<br />
Handleiding bij het gebruik<br />
der schrijf-leesmethode. nn, zj.<br />
Jansen, T (2007). Malmberg. Een<br />
educatieve uitgeverij in historisch<br />
perspectief zoals opgetekend door<br />
de archivaris naar aanleiding van<br />
het 20-jarig bestaan van het achief<br />
van de uitgeverij. Den Bosch:<br />
Malmberg.<br />
Kloostermans, B.C.H. (1913). Zien<br />
en zeggen.Methode voor het eerste<br />
leesonderwijs. Nijmegen: Malmberg.<br />
Leobinus (1939). Globaalmethode<br />
of Zien en Zeggen. Uit Eigen kring,<br />
7, passiem.<br />
Mommers, C. & Remery, M. (2006).<br />
Leesplank van Becker. Lessen, 1 (4),<br />
10-17.<br />
Remery, M. (2006). Vijftig jaar<br />
veilig leren lezen. Lessen, 1 (1),<br />
37-40.<br />
F.B. Caesar, later Veilig leren lezen genoemd, die verscheen<br />
bij uitgever Zwijsen, die opgericht was door de<br />
Fraters van Tilburg. De Broeders van Maastricht namen<br />
vooral in de beginperiode actief deel aan deze werkgroep.<br />
Langzamerhand kreeg Zwijsen meer dan tachtig<br />
procent van de markt op het gebied van aanvankelijk<br />
lezen in handen. Malmbergs aandeel groeide voor wat<br />
betreft voortgezet lezen, taal- rekenonderwijs en de<br />
zaakvakken. 18<br />
Slot Tot eind jaren zestig bleven de Broeders van<br />
Maastricht de belangrijkste schrijvers van goedlopende<br />
methoden bij Malmberg, voornamelijk gericht op katholieke<br />
scholen. Dit laatste veranderde in 1970, waardoor<br />
het afzetgebied enorm uitbreidde. Malmberg verschoot<br />
van kleur. 19 Het succes van Malmberg is voor een groot<br />
deel te danken aan het vele werk dat de Broeders van<br />
Maastricht hebben verzet. L<br />
Roeling, broeder Beatus (1941).<br />
Zien en Zeggen. Brief aan broeder<br />
overste over het ontstaan van de<br />
methode. Archief van de broeders<br />
van Maastricht in Sint Aegten<br />
inv. nr. 3999.<br />
Schrijvers, A.B.M. (1932). Langs<br />
nieuwe wegen. Globale leesmethode.<br />
Handleiding. Den Bosch:<br />
Malmberg.<br />
Vincent, A. (1900). Handleiding bij<br />
het eerste lees- en schrijfonderwijs.<br />
Nijmegen: Malmberg. Tweede druk<br />
1911.<br />
Vincent. A. (1900). Blijde harten.<br />
Leesboek voor Roomsch-katholieke<br />
scholen. Nijmegen: Malmberg.<br />
Vincent, A. (1941). Het eerste<br />
lees- en schrijfonderwijs en<br />
Zien en Zeggen. Uit Eigen kring,<br />
9, 7-8.<br />
Noten<br />
1 FIC. Congregation of the<br />
Brothers of the Immaculate<br />
Conception (beter bekend<br />
onder de naam van de Broeders<br />
van Maastricht).<br />
2 Jansen, 2007.<br />
3 Eerste leesboek, 1883, titelblad.<br />
4 Notulen, 14 februari 1868.<br />
5 Handleiding schrijfleesmethode,<br />
z.j., 2-5.<br />
6 Vincent, 1941, 7-8.<br />
7 Beknopt overzicht, z.j., 7.<br />
8 Vincent, 1911, 9-10.<br />
9 Vincent, 1900.<br />
10 Mommers en Remery,<br />
2006, 12-17.<br />
11 Kloostermans, 1921, 15-16.<br />
12 Ghnomen-Woets (2006), 144.<br />
13 Roeling, 1941.<br />
14 Jansen, 2007, 60.<br />
15 Schrijvers, 1932.<br />
16 Leobinus, 1939.<br />
17 Coenen en van Gestel (1951).<br />
18 Remery, 2006, 37-40.<br />
19 Glas, 2000, 113-132.<br />
26 LESSEN 2 | JUNI 2010 LEESONDERWIJS
Leesles<br />
Vernieuwing in boeken<br />
voor het taalonderwijs<br />
Omslag van de nieuwe taalmethode van de Broeders van<br />
Maastricht die in 1914 bij Malmberg werd uitgegeven<br />
Marry Remery<br />
In 1906 verscheen bij Malmberg een door de Broeders<br />
van Maastricht vervaardigde taalmethode voor het<br />
lager onderwijs, waarvoor al in 1914 een alternatief<br />
ontstond gebaseerd op de vernieuwingsideeën van<br />
Vooys en Van Ginniken. 1 Beide methoden werden<br />
op katholieke scholen naast elkaar gebruikt tot de<br />
spellingverandering van Marchant in 1934. Vanaf die<br />
tijd tot in de jaren vijftig werd de taalmethode van<br />
Maasland gebruikt. 2<br />
Schriftjes vol taaloefeningen<br />
Voor het taalonderwijs kwam in 1906 bij Malmberg<br />
een methode uit Taal, Stijl- en Steloefeningen die<br />
door Alberts en Martens was ontwikkeld, pseudoniem<br />
voor de broeders Gualbertus Jansen en Martinus<br />
Köhlbrugge. 3 De methode was in 1898 ontstaan<br />
toen beide broeders in de hoogste klassen van een<br />
school in Amsterdam werkten. Ze hadden kritiek op de<br />
verouderde methoden voor taal waar zij over beschikten<br />
en verzamelden in de loop van de jaren in schoolschriftjes<br />
veel oefenstof voor de zesde tot en met de negende<br />
klas. Met toestemming van broeder overste ordenden<br />
zij de oefeningen opnieuw en voorzagen die van toelichtingen.<br />
Zo ontstond de eerste druk van de Korte<br />
Nederlandsche spraakkunst. 4 De boekjes waren zo’n<br />
succes dat ze in korte tijd drie deeltjes voor taal maakten<br />
waarin ook stijl- en steloefeningen waren verwerkt. Door<br />
hun beknoptheid en veelheid aan praktische oefeningen<br />
vonden tot 1934 herdrukken plaats.<br />
In Nieuwe Richting In 1911 werd broeder<br />
Gualbertus overgeplaatst van Amsterdam naar de kweek-<br />
school in Oud-Vroenhoven, dicht bij Maastricht, voor het<br />
onderwijs in onder meer de Nederlandse taal. Daar was<br />
hij in de gelegenheid om de artikelen te bestuderen die<br />
waren verschenen in De Nieuwe Taalgids over de veranderde<br />
opvattingen over taalonderwijs. Broeder overste<br />
stimuleerde dit en bracht hem in contact met de taalen<br />
letterkundigen C.G.N. de Vooys en J. van Ginniken<br />
om een brochure te schrijven. 5 Van Ginniken was een<br />
van de eersten die zich bezig hield met de systematische<br />
beschrijving van verschillende stadia van kindertaal.<br />
De Vooys had uitgesproken opvattingen over de taalstudie<br />
van onderwijzers. 6 In zeer scherpe bewoordingen<br />
kraakte hij de examenstof voor aanstaande onderwijzers<br />
af en pleitte voor ingrijpende hervormingen. Beide<br />
geleerde heren reageerden positief op de inhoud van<br />
de brochure en het duo Alberts en Martens ging aan<br />
het werk om er een methode van te maken. Deze verscheen<br />
in 1914 onder de titel In nieuwe richting. Zij werkten<br />
ruim dertig jaar uitstekend samen en vulden elkaar<br />
goed aan. Zij begonnen met aanvankelijk taalonderwijs<br />
dat als fundament en steun diende voor veelomvattend<br />
taalonderwijs in de hogere leerjaren. 7<br />
TAALONDERWIJS JUNI 2010 | LESSEN 2 27
De samenstellers van de methode hadden de verzorging<br />
van de eerste twee leerjaren overgelaten aan broeder<br />
Martinus. Daarbij koos deze broeder voor aanschouwingsonderwijs.<br />
In de boekjes voor de kinderen stonden alleen<br />
plaatjes en geen taallesjes. Zijn uitgangspunt was de<br />
mondelinge taal van het kind zelf. 8 Hij is als zodanig<br />
een pionier op het gebied van ontwikkelingsgericht<br />
onderwijs voor jonge kinderen. Hij was eveneens actief<br />
in het bewaarschoolonderwijs, zo organiseerde hij de<br />
examens voor bewaarschool-onderwijzeressen van de<br />
R.K. Schoolraad in 1914 en was hij mede-oprichter van<br />
het tijdschrift De R.K. Bewaarschool twee jaar later. 9<br />
De methode voor de laagste klassen bevatte<br />
naast leerlingenboekjes een serie schoolplaten vervaardigd<br />
door Paul van Geldorp. Het geheel was artistiek<br />
van kleur en lijn en liet kinderen zien in bekende situaties.<br />
De ontvangst was overwegend gunstig. De pers<br />
was vol lof over de methode en de uitvoering door de<br />
uitgever. Zelfs van protestante zijde vroegen schoolhoofden<br />
om de specifiek roomse plaatjes te ‘onderdrukken’<br />
(weg te laten) om zo de platenboekjes geschikt te<br />
maken voor hun scholen. 10 Toch hadden sommige onderwijzers<br />
moeite met de nieuwe aanpak. Martinus presenteerde<br />
vertellingen en versjes, niet pasklaar, maar alleen<br />
met ‘grondstoffen en verwijzingen’ (suggesties) om de<br />
leerkrachten te prikkelen en de voorbereiding van hun<br />
lessen af te stemmen op hun eigen klas. De methode<br />
vroeg veel zelfwerkzaamheid van leerkrachten en leerlingen.<br />
Van de gebruikers werd een behoorlijk taalinzicht<br />
en voldoende taalkennis verwacht. De handleidingen<br />
gaven wenken en richtlijnen, maar niet zulke gedetailleerde<br />
voorschriften als leerkrachten gewend waren<br />
bij andere methodes voor het aanvankelijk lezen en<br />
de rekenmethoden. 11<br />
Taalonderwijs in klas drie<br />
tot zeven De methode voor het voortgezet<br />
taalonderwijs bevatte zeven deeltjes met aparte boekjes<br />
A en B voor het eerste en tweede halfjaar. Ook hierin<br />
stond de activiteit van de leerling centraal, die echter<br />
wel krachtige leiding nodig had:<br />
We wenschen met onze methode ’t taalonderwijs,<br />
zoowel wat ’t zuiver-schrijven als ’t verstaan van taal<br />
en de vrije uiting betreft van meet af in de ware<br />
richting te sturen, en vertrouwen dat ‘t, zoo gegeven<br />
werkelijk vruchtdragend zal zijn. 12<br />
In de handleiding voor de onderwijzers benadrukten<br />
de schrijvers het belang van het verstaan, uitspreken<br />
en lezen in de mondelinge lessen en de uitleg van gewone<br />
en bijzondere woordvormen. De schriftelijke toepassingen<br />
bestonden veelal uit het overschrijven van woorden,<br />
analoge rijtjes en dictees, waarbij de leerlingen zelf<br />
hun werk moesten controleren. Bij het stellen speelde<br />
de bespreking van de onderwerpkeuze, de opbouw van<br />
het verhaal, stijl en correcte zinsbouw een rol. Voor de<br />
hoogste klassen was een apart boekje ingevoegd met<br />
aantekeningen over spraakkunst en spelling. De schrijvers<br />
waren van mening dat alleen leerlingen die naar het vervolgonderwijs<br />
gingen, lastig gevallen moesten worden<br />
met ingewikkelde vervoegingen en de toen gebruikelijke<br />
verbuigings-n. Het is duidelijk dat voor Alberts en<br />
Martens de levende taal op de eerste plaats kwam. 13<br />
L<br />
Literatuur<br />
Alberts, B.G.& Martens, B.F. (1906).<br />
Taal-, Stijl- en steloefeningen<br />
voor de lagere school; Mijn eerste<br />
Taalboek. Nijmegen: Malmberg.<br />
Alberts, B.G.& Martens, B.F. (1908).<br />
Korte Nederlandsche spraakkunst.<br />
Nijmegen: Malmberg.<br />
Alberts, B.G.& Martens, B.F. (1913).<br />
In nieuwe richting. Inleiding tot ’n<br />
taalmethode. Nijmegen: Malmberg.<br />
Alberts, B.G.& Martens, B.F. (1914).<br />
In nieuwe richting. Methode voor<br />
het aanschouwingsonderwijs en<br />
het aanvankelijk en voortgezet<br />
taalonderwijs in de lagere school.<br />
Nijmegen: Malmberg.<br />
Daenen, Broeder Leo (1961). De<br />
vernieuwing van het RK Onderwijs<br />
rond 1910 (scriptie Pedagogiek MO<br />
A). Culemborg.<br />
Jansen, Broeder Gualbertus (1941).<br />
Brieven over het ontstaan van de<br />
methode aan broeder overste,<br />
12 en 20 mei. Archief van de<br />
Broeders van Maastricht, Klooster<br />
Sint Aegten, inv nr 3999.<br />
Maasland, B.L. van (1935).<br />
Nederlands Taalboek voor de<br />
R.K. school. Den Bosch: Malmberg<br />
Vooys, C.G.N. de (1911). De taalstudie<br />
van de onderwijzer.<br />
http://www.dbnl.org/tekst/_taa0081<br />
91201_01/_taa008191201_01_0001.<br />
htm. Geraadpleegd 16-1- 2010.<br />
Bij het overlijden van broeder<br />
Martinus (1938). De R.K.<br />
Bewaarschool, 22 (2), 16-20.<br />
Noten<br />
1 Jansen, 1941, 6-24.<br />
2 Maasland, 1935.<br />
3 Alberts & Martens, 1906.<br />
4 Alberts & Martens, 1908.<br />
5 Alberts & Martens, 1913.<br />
6 Vooys, 1911.<br />
7 Jansen, 1941.<br />
8 Alberts & Martens, 1914.<br />
9 Bij het overlijden van Broeder<br />
Martinus, 1938.<br />
10 Jansen, 1941, 25-28.<br />
11 Daenen, 1961, 55.<br />
12 Alberts & Martens, 1914,<br />
Voorbericht.<br />
13 Daenen, 1961, 52.<br />
28 LESSEN 2 | JUNI 2010 TAALONDERWIJS
Digitales<br />
Het Museum Kindheit und Jugend in Berlijn<br />
De aanduiding ‘schoolmuseum’ of ‘onderwijsmuseum’<br />
roept bij een potentiële bezoeker bepaalde verwachtingen<br />
op. Toch kan het nog aardig verrassen wat je<br />
onder deze naamgeving te zien krijgt. Wie de beschrijvingen<br />
van schoolmusea in Lessen naast elkaar legt,<br />
signaleert hoe sterk de aard en schaalgrootte van<br />
onderkomens en collecties uiteen kunnen lopen. De<br />
kleinere musea beperken hun focus meestal tot de lokale<br />
of regionale schoolzaken met oog voor details. Grotere<br />
kiezen vaak voor een (inter)nationale optiek met een<br />
bredere sociaal-culturele kijk op ontwikkelingen over<br />
langere termijn zowel in materiële als ideële zin.<br />
Nu is mij geen wettelijke regeling bekend die eisen<br />
stelt aan de naamgeving van een museum in relatie tot<br />
wat getoond mag worden. Wat mij betreft is veel mogelijk,<br />
als er maar ten minste een herkenbaar verband blijft<br />
tussen naam en aanpak met de aard van de collectie.<br />
Het Museum Kindheit und Jugend is een nogal brede<br />
aanduiding voor de collectie met een naar mijn indruk<br />
hoog schoolgehalte. Voor zover het om buitenschoolse<br />
zaken gaat bevat het vooral educatief materiaal (zie<br />
http://www.berlin-kindheitundjugend.de/museum.html).<br />
Het museum is sinds 1987 gehuisvest in vijf<br />
schoolklassen op de bovenverdieping van een groot<br />
schoolgebouw uit het DDR-tijdperk. Dagelijks zijn er<br />
vier rondleidingen voor schoolgroepen op vaste tijden<br />
onder leiding van een gids, in tijdsduur variërend van<br />
een uur tot een dagdeel. De vaste collectie is opgebouwd<br />
rond vier thema’s. Twee handelen over kindbeelden en<br />
Hans de Frankrijker<br />
over speelgoed; de overige gaan expliciet over onderwijs:<br />
‘Berliner Schulkinder vor 100 Jahren’ en de<br />
‘Schreibstube’. Behalve dat je in het schrijflokaal<br />
kan leren schoonschrijven, leer je daar ook hoe<br />
met plantenextracten inktkleuren te maken zijn.<br />
Die aanzienlijke aandacht voor het schoolse<br />
gebeuren is begrijpelijk omdat ook in Duitsland het<br />
onderwijs, zeker in uren uitgedrukt, een groot deel<br />
opslokt van de kindertijd. Maar gezien de brede naamgeving<br />
van het museum zou je ook aandacht verwachten<br />
voor de fysieke ontwikkeling, gezondheid, voeding en<br />
hygiëne van jeugdigen. De aandacht voor de jeugd in<br />
bredere zin valt goed te begrijpen aangezien de collectie<br />
van dit stadmuseum tot stand is gekomen door het<br />
samenvoegen van de verzameling van een voormalig<br />
schoolmuseum met de speelgoedverzamelingen van<br />
twee andere musea. Deze fusieachtergrond, naast publicitaire<br />
overwegingen, zal waarschijnlijk mede reden zijn<br />
geweest van de algemene naamgeving voor het museum.<br />
Jaarlijks zijn er naast de vier vaste opstellingen<br />
twee of drie ‘aktuelle’ tentoonstellingen, waaraan doorgaans<br />
een publicatie verbonden is. De website lijkt niet<br />
actueel, omdat de meest recente tentoonstelling, waarin<br />
schoolervaringen centraal staan, van 2008 dateren:<br />
‘Erste Schritte in die Welt, in die Schule, ins Leben’<br />
en ‘Schule in der DDR der 1970er Jahre’. Toch reken<br />
ik dit Berlijnse stadsmuseum zonder bezwaar tot het<br />
wereldwijde gezelschap van onderwijs- of schoolmusea<br />
die een bezoekje waard zijn!<br />
DIGITALES JUNI 2010 | LESSEN 2 29
Recensie<br />
Koen Rotsaert (2009). Brugge<br />
op de schoolbanken. Geschiedenis<br />
van de Brugse onderwijsinstellingen<br />
vanaf de middeleeuwen.<br />
Brugge: UWG, 160 blz., ISBN 978 90 772 0300 2, ¤ 19,50<br />
Eind november 2009 verschenen tegelijk twee lijvige<br />
schoolgeschiedenissen in en over Brugge. Blijkbaar<br />
maakt de onderwijsgeschiedenis er school. Enerzijds<br />
was er een overzichtswerk, dat de onderwijsgeschiedenis<br />
van de hele stad wil omvatten, anderzijds een bijzonder<br />
originele terugblik op anderhalve eeuw lokale lerarenopleiding.<br />
Brugge is een interessant geval in de onderwijsgeschiedenis.<br />
De stad bloeide in de late middeleeuwen,<br />
en financierde daarom een bonte schakering aan scholen<br />
en schooltjes – van religieuze kapittelscholen en seminaries,<br />
over handels- en vakscholen tot armenschooltjes.<br />
Rotsaert slaagde erin om al die instellingen te typeren<br />
en er beeldmateriaal van te verzamelen. Grappig zijn de<br />
namen van die scholen zoals De Bolle, de Patattenschool,<br />
Jeanne d’Arc, Serafijns College, Maricolen, Frères… Er<br />
zitten ook uitzonderlijke initiatieven tussen, zoals de<br />
Britse scholen, het blinden- en doofstommeninstituut<br />
Spermalie of het elitaire benedictijner internaat<br />
Zevenbergen.<br />
Rotsaert heeft ook oog voor de lokale onderwijspolitiek,<br />
die ongemeen boeiend is. De humanisten in de<br />
stad vormden een ‘Athene van het Noorden’ – die overdrijving<br />
komt uit de mond van Erasmus zelve. Pleidooien<br />
voor armenscholen en meisjesonderwijs spookten er<br />
vroeg rond. Ook de schoolpolitiek was er apart. In 1873<br />
besliste de liberale burgemeester C.A. Boyaval tot de<br />
bouw van een neutrale rijksnormaalschool, als tegengewicht<br />
voor de reeds bestaande katholieke normaalscholen<br />
in de omgeving. Bisschop Faict gaf tegenwind,<br />
hetgeen tot de lokale val van Boyaval leidde. Die laatste<br />
gaf uiteindelijk het startschot voor een nationale schoolstrijd.<br />
Doodziek nam hij in 1879 de trein naar Brussel<br />
om vanop een draagberrie met zijn ene stem de doorslag<br />
te geven voor de liberale wet die elke gemeente verplichtte<br />
om tenminste één neutrale school te onderhouden.<br />
De gemoederen omtrent de financiering van<br />
het basisonderwijs zouden de volgende vijf jaar het<br />
politieke toneel beheersen. De grondoverdracht voor<br />
die Brugse rijksnormaalschool werd door al dat getouwtrek<br />
pas op 16 februari jongstleden geregeld, ruim<br />
130 jaar na de bouw. Rotsaert laat veel ruimte voor<br />
anekdotiek, van straatgevechten tussen scholieren<br />
in 1853 en de tuchtmaatregelen die directies en stadsbestuur<br />
daartegen namen. Ook gaat Rotsaert in op de<br />
herhaalde mislukte pogingen om universitair onderwijs<br />
in de stad in te voeren – het Europacollege lijkt wel<br />
een troostprijs daarvoor.<br />
Steven Debaere, docent geschiedenis, schreef<br />
een boek over het 150-jarig bestaan van zijn instelling.<br />
Zowel de geschiedenis als het boek zijn interessante,<br />
zij het vreemde gevallen.<br />
Vooreerst de opleiding. Toen rond 1842 het<br />
Belgische lager onderwijs grondig werd heringericht,<br />
wilde de Brugse bisschop J.B. Malou een gedegen<br />
lerarenopleiding oprichten voor katholieke zusters.<br />
Waarom is niet precies duidelijk; er was al voldoende<br />
privaat, katholiek initiatief. Ook vreemd is dat de<br />
bisschop beroep deed op een congregatie uit een<br />
ander bisdom, de Dames de Saint-André uit Doornik.<br />
Debaere onderzocht de voorafgaande contacten, en<br />
kan enkele overtuigende hypothesen formuleren. De<br />
opleiding startte in 1859 met zes studentes, waarvan<br />
slechts ééntje, zuster Scholastica, haar diploma zou<br />
behalen. Archiefonderzoek toont dat de hele opleiding<br />
met een ‘Franse slag’ gebeurde. Veel onderwijs-<br />
30 LESSEN 2 | JUNI 2010 BOEKRECENSIE
Steven Debaere (2009). Afscheid<br />
van de Garenmarkt. Een terugblik<br />
op anderhalve eeuw leraren opleiden<br />
van Sint-Andreasnormaalschool tot<br />
KHBO (1859-2009).<br />
Brugge: KHBO, 160 blz., ¤ 30,-<br />
congregaties vonden het studieprogramma van ‘Saint-<br />
André’ niet aantrekkelijk genoeg en bleven daarom weg.<br />
Het was ook eerder opgevat als een aparte congregatie<br />
waaraan de zusters-studentes tijdelijk waren uitbesteed,<br />
dan als een echte lerarenvorming; zo legde de bisschop<br />
de studentes een eigen uniform en leefregel op. Die<br />
regels bemoeilijkten ook het onderwijs. De studentes<br />
mochten bijvoorbeeld niet alleen op straat, hetgeen het<br />
oefenen van onderwijspraktijk bemoeilijkte. De examenjury<br />
werd door de bisschop persoonlijk samengesteld,<br />
en kon daarom geen staatsdiploma’s afleveren. Een<br />
diploma was aanvankelijk niet echt vereist om les te<br />
geven, en het eerste decennium kregen de lerarendiploma’s<br />
van Saint-André geen officiële erkenning.<br />
In de jaren 1860 werden oefenschooltjes toegevoegd<br />
aan de opleiding, die meer succes kenden dan<br />
de lerarenopleiding zelf. In volle aanloop naar de schoolstrijd<br />
verwierf Saint-André een groot gebouw aan de<br />
Garenmarkt. Tijdens de schoolstrijd van 1879-1884 vonden<br />
de onderwijscongregaties toch hun weg om er hun<br />
personeel van diploma’s te voorzien. Het programma<br />
werd ook ietwat gemoderniseerd, bijvoorbeeld door<br />
een afdeling voor kleuterjuffen op te richten. Vanaf het<br />
begin van de 20ste eeuw leest de geschiedenis meer<br />
als die van een doorsnee religieuze lerarenopleiding in<br />
Vlaanderen: een middelbare normaalschool en de eerste<br />
lekenstudenten in 1941, het verdwijnen van religieuze<br />
studenten in 1975, en van religieuze staf in 1985. Debaere<br />
keek ook naar de context, en situeert bijvoorbeeld de<br />
publicaties van docenten tegenover die van het pedagogische<br />
priesterduo Decoene-De Hovre.<br />
En dan het boek zelf. Voor de laatste halve eeuw<br />
deed Debaere beroep op oral history. Studenten deden<br />
Karl Catteeuw<br />
onder zijn leiding drie jaar lang interviews bij ouddocenten.<br />
Het resultaat is knap, maar anders dan het<br />
archiefonderzoek over de eerste eeuw. Er komen meer<br />
wrange verhalen naar boven. Zo werd docent-schrijver<br />
Paul De Wispelaere ontslagen, na de publicatie van een<br />
fictieverhaal over een romance met een studente. Ook<br />
wordt de geschiedenis meer biografisch, een aaneenschakeling<br />
van figuren. Hier en daar gaan enkele stukken<br />
in op het dagelijkse leven en de lessen. Alsof twee stijlen<br />
in één kaft nog niet voldoende zijn, zit Debaeres werk<br />
ook nog samen met een ander boekwerk in een kartonnen<br />
cassette. Die tweede, even dikke bundel bevat een<br />
bespiegeling van het departementshoofd, gevolgd door<br />
een honderdtal blanco bladzijden, met de uitnodiging<br />
om ‘mee te schrijven aan de toekomst’.<br />
Frank Simon schreef in 1982 in Persoon &<br />
Gemeenschap dat schoolgedenkboeken ‘weinig gelegenheid<br />
tot gejubel’ bieden. Hoewel prachtig en luxueus<br />
uitgegeven, bevatten ze kritiekloze opsommingen van<br />
pioniers, helden en doorbraken, zijn ze exclusief gericht<br />
op de interne organisatie en zijn ze geschreven als een<br />
voortdurende, onstuitbare groei. De twee ‘heemkundige’<br />
schoolpublicaties die hier voorliggen, omzeilen allebei<br />
die val. Ze plaatsen een context rond instellingsarchieven<br />
en trachtten zeker kritisch te zijn. Zo doet Rotsaert ook<br />
onderzoek naar gefaalde schoolprojecten. Eén van de<br />
kenmerken die deze twee schoolgedenk- en –huldeboeken<br />
delen, is dat ze prachtig zijn uitgegeven. Harde kaften,<br />
illustraties op elke bladzijde, leuke verhalen: ook voor<br />
de lezer is het een feest. L<br />
BOEKRECENSIE JUNI 2010 | LESSEN 2 31
Museumagenda Signalement<br />
TENTOONSTELLINGEN<br />
VAKWERK<br />
19.06.2009 t/m 04.09.2010<br />
De tentoonstelling schetst<br />
een levendig beeld van de<br />
historie van het beroepsonderwijs<br />
in Nederland.<br />
Vanaf 6 juli 2010 staan<br />
in deze tentoonstelling de<br />
beroepen anno 2010 centraal.<br />
AAP NOOT MIES<br />
20.02.2010 t/m 22.08.2010<br />
In 2010 is het 100 jaar<br />
geleden dat het leesplankje<br />
aap noot mies op de markt<br />
kwam. Generaties schoolkinderen<br />
hebben leren<br />
lezen met dit nu nog steeds<br />
beroemde leesplankje. In<br />
deze overzichtstentoonstelling<br />
zijn naast dit beroemde<br />
plankje nog vele andere<br />
varianten te zien.<br />
VERWACHT<br />
LAATSTE WAARSCHUWING!<br />
22.10.2010 t/m 14.08.2011<br />
Ooit een corrigerende tik<br />
gehad van de juf? Of juist<br />
schriften vol stempels en<br />
plaatjes? Deze tentoonstelling<br />
presenteert de ontwikkeling<br />
van straffen en belonen op<br />
school van de Middeleeuwen<br />
tot de huidige situatie.<br />
ACTIVITEITEN<br />
ZOMERVAKANTIE<br />
Vroeger werden er op<br />
school net als nu veel<br />
spelletjes gespeeld en<br />
haalden kinderen ook al<br />
kattenkwaad uit. Deze zomer<br />
maakt het <strong>Onderwijsmuseum</strong><br />
van kattenkwaad een zomersport!<br />
Kom je eigen propjesschieter<br />
versieren en test<br />
deze uit in de schoolschietbaan.<br />
Hoe vaak schiet jij<br />
raak?<br />
LITERATUUR<br />
Vroedvrouwenschool.<br />
100 jaar moederschapszorg<br />
in Limburg. J. Jamar<br />
(eindredactie). Hilversum:<br />
Verloren, 2010, 192 blz. ¤ 25.<br />
ISBN 978 90 8704 140 3<br />
Rekenen is leuker dan / als<br />
je denkt. M.Kool & E. de Moor.<br />
Amsterdam: Bert Bakker,<br />
2010, ¤ 17,50.<br />
ISBN 978 90 0351 343 31<br />
TENTOONSTELLINGEN<br />
EIGENZINNIG ONDERWIJS<br />
IN DEVENTER<br />
11.03.2010 t/m 31.07.2010<br />
Stadsarchief en Atheneumbibliotheek,<br />
Klooster 12,<br />
7411 NH Deventer, 0570-693713<br />
www.sabinfo.nl<br />
Tentoonstelling ter gelegenheid<br />
van het 450-jarig<br />
bestaan van Stadsarchief<br />
en Atheneumbibliotheek<br />
Deventer (SAB). De expositie<br />
bestaat uit bijzonder foto’s<br />
en voorwerpen van drie<br />
legendarische Deventer<br />
scholen: de koloniale<br />
landbouwschool, de<br />
Vrouwenarbeidschool<br />
Zorg aan zee. 100 jaar<br />
Zeehospitium Katwijk,<br />
1908-2008. Lizzy Doesburg<br />
& Ru de Groen (red.).<br />
Leiden: Krikke Special Books,<br />
2008. 96 blz., ¤ 17,95.<br />
Te bestellen bij<br />
i.teunissen@hetraamwerk.nl.<br />
en School C, in volksmond<br />
aangeduid als ‘Stuitjesschool’,<br />
naar de legendarische schoolmeester<br />
die er van 1885 tot<br />
1921 schoolhoofd was.<br />
LOUWES VERSUS MEIJERS<br />
18.02.2010 t/m 27.06.2019<br />
Het Dolhuys, Schotersingel 2,<br />
2021 GE Haarlem, 023-5410670,<br />
www.hetdolhuys.nl<br />
Ter gelegenheid van het<br />
vijfjarig bestaan van Het<br />
Dolhuys, het nationaal<br />
museum van de psychiatrie,<br />
is fotograaf Annaleen Louwes<br />
als gastcurator het archief<br />
ingedoken om historische<br />
foto’s van het museum<br />
te combineren met haar<br />
eigentijds werk.<br />
32 LESSEN 2 | JUNI 2010 MUSEUM
Museumnieuws Renée Mast<br />
MUSEUMNACHT 2010 OVERSTAP OP ANDER<br />
BESTUURSMODEL<br />
In het <strong>Onderwijsmuseum</strong><br />
beleefde je tijdens deze<br />
museumnacht hoe het is om<br />
een verliefde puber te zijn!<br />
Zo kon je je liefdestoekomst<br />
laten voorspellen en<br />
In het <strong>Onderwijsmuseum</strong> is<br />
in 2011 een tentoonstelling<br />
te zien over muziek- en zangonderwijs<br />
op de school van<br />
vroeger en nu. Als voorbereiding<br />
op deze tentoonstelling<br />
gaat het museum in 2010<br />
ontdekken wat de sterren<br />
voor jou in petto hebben!<br />
Voor de verlegen pubers<br />
onder ons waren er<br />
professionele flirtcoaches<br />
die je leerden hoe jij jouw<br />
geheime liefde versiert en<br />
kon je een slowdans diploma<br />
halen om indruk te maken<br />
op feestjes! Ook was de<br />
schoolfotograaf er deze<br />
avond weer om alle liefdesmomenten<br />
vast te leggen.<br />
Voor de eerste keer in<br />
de geschiedenis van de<br />
Rotterdamse Museumnacht<br />
was er ook voor kinderen<br />
een speciaal programma.<br />
Een kleine 1900 mensen<br />
hebben het <strong>Nationaal</strong><br />
<strong>Onderwijsmuseum</strong> bezocht<br />
KUN JE NOG ZINGEN?... ZING DAN MET ONS MEE!<br />
al verschillende Rotterdamse<br />
wijken bezoeken om te<br />
inventariseren welke liedjes<br />
de bewoners nog kennen<br />
vanuit hun schooltijd.<br />
In de wijken wil het museum<br />
aandacht trekken voor zijn<br />
tijdens de Rotterdamse<br />
Museumnacht op zaterdag Per april 2010 is het<br />
6 maart 2010. De Rotter-<br />
<strong>Nationaal</strong> <strong>Onderwijsmuseum</strong><br />
damse Museumnacht is in overgegaan naar een nieuw<br />
2002 in het leven geroepen bestuursmodel. Vanaf deze<br />
met het doel nieuw publiek datum heeft het museum<br />
te werven voor musea en een Raad van Toezicht waar-<br />
galeries. Om de deelnemende bij het profiel van de nieuwe<br />
musea, galeries en overige leden en voorzitter passen<br />
instellingen extra te stimule- bij de missie en maatschapren<br />
dit doel te bereiken,<br />
pelijke doelen die het<br />
worden jaarlijks twee Nieuwe museum in zijn nieuwe<br />
Manen uitgereikt. Duo´s<br />
beleidsplan heeft gesteld.<br />
van vakjuryleden en jongeren De Raad van Toezicht<br />
hebben de deelnemende<br />
bestaat uit vijf personen:<br />
musea en galeries kritisch Dhr. prof. dr. A.M.L. van<br />
beoordeeld. Het <strong>Nationaal</strong> Wieringen, voorzitter<br />
<strong>Onderwijsmuseum</strong> was<br />
van de Onderwijsraad en<br />
dit jaar genomineerd in de daarnaast als hoogleraar<br />
categorie musea, maar helaas onderwijskunde in het<br />
hebben we niet gewonnen. L bijzonder beleid, bestuur<br />
en beheer verbonden<br />
aan de Universiteit<br />
van Amsterdam.<br />
Dhr. E. Schilp, Algemeen<br />
directeur van het <strong>Nationaal</strong><br />
bezigheden door verrassings- Historisch Museum.<br />
optredens op de markten te Dhr. drs. J. Waldus,<br />
organiseren met een speciaal penningmeester van het<br />
hiervoor opgericht gelegen- oude bestuur en nu lid<br />
heidskoor. Dit koor zal op<br />
van de nieuwe Raad van<br />
verschillende momenten<br />
Toezicht. Mw. mr. J. Voûteeen<br />
medley ten gehore<br />
Zevenbergen, advocaat<br />
brengen van bekende oude bij Loyens & Loeff.<br />
schoolliedjes om zo het<br />
Mw. prof. dr. G.T.M. ten Dam,<br />
publiek te verrassen en<br />
vice-voorzitter van de<br />
interesse op te wekken.<br />
Onderwijsraad en daarnaast<br />
Het hele project zal op film als Hoogleraar Onderwijs-<br />
vastgelegd worden en later kunde werkzaam bij de<br />
in de tentoonstelling te zien Universiteit van Amsterdam.<br />
zijn. Inmiddels hebben al<br />
Tevens is zij rector van het<br />
heel wat mensen zich<br />
Instituut voor de Leraren-<br />
opgegeven voor dit koor. L opleiding in Amsterdam. L<br />
MUSEUM JUNI 2010 | LESSEN 2 33
Collectie<br />
KLASSENFOTO<br />
Het maken van een klassenfoto<br />
is sinds de laatste<br />
decennia van de negentiende<br />
eeuw tot op de dag van<br />
vandaag een jaarlijks terugkerend<br />
ritueel op de basisschool<br />
en in het middelbaar<br />
onderwijs. De fotograaf<br />
maakt(e) zijn opnames op<br />
een kenmerkende manier:<br />
hij staat in een hoek voorin<br />
de klas – meestal de rechterhoek<br />
wegens de lichtinval –,<br />
de leerlingen zitten in de<br />
bankjes. Het kwam – en<br />
komt – ook vaak voor dat<br />
de fotograaf zijn opnamen<br />
buiten voor het schoolgebouw<br />
neemt; zeker in de beginjaren<br />
van de schoolfoto was dit,<br />
gegeven de lange sluitertijd,<br />
het geval. Op het eerste<br />
gezicht lijken foto’s uit<br />
bijvoorbeeld Canada,<br />
Kazachstan, Nederland of<br />
Noorwegen sterk op elkaar.<br />
Leerlingen en leerkracht<br />
worden op een stereotiepe<br />
manier in beeld gebracht:<br />
voor het merendeel in de<br />
lens kijkend, armen over<br />
elkaar. Het ritueel van de<br />
klassenfoto staat symbool<br />
voor het gestandaardiseerde<br />
gebruik van tijd en ruimte<br />
en de ordening van leerlingen<br />
en docenten hierin: de vele,<br />
wereldwijd gemaakte foto’s<br />
representeren efficiëntie,<br />
moderniteit, een weldoordachte<br />
methode om kennis<br />
over te dragen. In de beeldcollectie<br />
van het <strong>Nationaal</strong><br />
<strong>Onderwijsmuseum</strong> te<br />
Rotterdam bevinden zich<br />
duizenden foto’s van bijvoorbeeld<br />
schoolgebouwen,<br />
lege lokalen en groepsfoto’s<br />
van docenten, vaak afkomstig<br />
uit opgeheven scholen,<br />
geschoonde schoolarchieven,<br />
maar ook van individuele<br />
bezoekers die de schriftjes,<br />
diploma’s en schoolkiekjes<br />
van hun overleden familieleden<br />
– vaak anoniem – overdragen.<br />
De achterzijde is<br />
soms voorzien van informatie<br />
als de naam van de school,<br />
vaak zonder plaatsnaam,<br />
het jaar waarin de foto is<br />
gemaakt, de naam van een<br />
leerling of de docent(e) en<br />
af en toe een stempel van<br />
de fotograaf. Maar even zo<br />
vaak ontbreken deze gegevens,<br />
maar ook dan zijn foto’s<br />
een interessante historische<br />
bron voor bijvoorbeeld de<br />
vraag wat er aan lesmateriaal<br />
in gebruik was. Op een willekeurige,<br />
ongedateerde klassenfoto<br />
uit de collectie zijn<br />
enkele wandplaten van de<br />
serie ‘Het volle leven’ (1906)<br />
te zien van de bekende<br />
onderwijsvernieuwer Jan<br />
Ligthart (1859-1916). Links<br />
hangt de ‘vertelselplaat’ van<br />
de illustrator Cornelis Jetses<br />
(1873-1955) bij Hoogeveens<br />
leesmethode, waarop alle<br />
figuren zoals Aap, Wim, Zus<br />
en Jet terug te vinden zijn.<br />
Onder de platen hangen<br />
wandversieringen van de<br />
illustratrice Rie Cramer<br />
(1887-1977), bedoeld om<br />
de leerlingen ‘schoonheid’<br />
bij te brengen. Een ander<br />
opvallend aspect is de<br />
positionering van figuren.<br />
Jacques Dane<br />
Omdat niet iedereen op de<br />
foto paste, liet de fotograaf<br />
de leerlingen van de voorste<br />
schoolbanken aanschuiven<br />
bij andere klasgenootjes,<br />
met als gevolg dat in<br />
sommige bankjes drie leerlingen<br />
zaten. Voor onderzoek<br />
naar de materiële cultuur<br />
op school is de klassenfoto<br />
een belangrijke bron. Zij<br />
laten niet alleen zien wat<br />
er aan de muur hing, maar<br />
soms ook wat bijvoorbeeld<br />
de inhoud van een schoolkast<br />
was. Om de materiële cultuur<br />
te interpreteren is wel<br />
contextinformatie nodig,<br />
zoals bijvoorbeeld uitgeverscatalogi<br />
en reclamemateriaal<br />
van leermiddelenleveranciers.<br />
Voor een typering van de<br />
individuele leerlingen en<br />
docenten zijn weer ander<br />
bronnen van belang, zoals<br />
klassenboeken en notulen<br />
van lerarenvergaderingen. L<br />
34 LESSEN 2 | JUNI 2010 MUSEUM
Wandplaten bij een taalmethode<br />
Marry Remery<br />
In 1914 vervaardigden de Broeders van Maastricht een nieuwe taalmethode,<br />
‘In nieuwe richting’, waarin zij nieuwe inzichten op het gebied van onder<br />
meer de taalontwikkeling van het kind verwerkten. Broeder Martinus maakte<br />
de boekjes voor de eerste en tweede klas van de lagere school. Zijn aanpak<br />
was gebaseerd op aanschouwelijk onderwijs. Op de laatste pagina’s van dit<br />
nummer laten we enkele wandplaten zien die bij deze methode behoorden<br />
als ondersteuning voor de taallessen in laagste klassen. De volledige serie<br />
bestaat uit twaalf platen die door de kunstenaar Paul van Geldorp waren<br />
uitgevoerd. De uitgever Malmberg betaalde Van Geldorp honderd gulden<br />
per plaat en tien gulden per bladzijde van vier à zes plaatjes in de<br />
bijbehorende boekjes. De firma Van Leer in Amsterdam kreeg opdracht<br />
voor het drukken van de grote wandplaten en het maken van de clichés<br />
voor de plaatjes in de boekjes. In de handleiding van de methode gaven<br />
de broeders aanwijzingen voor de onderwijzers bij het ‘aanschouwen’ van<br />
de platen. Het waren vooral afbeeldingen van situaties die de kinderen in<br />
het dagelijks leven van die tijd tegenkwamen. De onderwijzer moest eerst<br />
een klassengesprek voeren met de kinderen en laten vertellen wat zij zagen.<br />
Zo nodig vulde de onderwijzer iets aan en maakte hen opmerkzaam op<br />
bepaalde zaken. In het vervolg stonden het vullen en ontwikkelen van<br />
belangrijke begrippen centraal en kregen de leerlingen daartoe opdrachten<br />
bij de plaatjes in hun taalboekjes. De schrijvers gingen ervan uit dat het<br />
taalonderwijs in de laagste klassen hoofdzakelijk bestond uit mondelinge<br />
taal en aanschouwingsonderwijs. Voor die tijd was dat een nieuw gegeven.<br />
Deze wandplaten hingen tot in de jaren zestig in veel klaslokalen<br />
van katholieke scholen.<br />
TAALMETHODE JUNI 2010 | LESSEN 2 35
Sint Nicolaasbezoek<br />
De eerste schoolplaat van de taalserie werd begin december in<br />
de eerste klas van de lagere school behandeld. Deze ging over een<br />
actueel thema dat sterk leefde bij de kinderen. Sint Nicolaas kwam<br />
op bezoek in de huiskamer van een gezin met drie kinderen. De<br />
plaat leverde zo genoeg aanleiding tot een klassengesprek over<br />
de ervaringen van de leerlingen.<br />
36 LESSEN 2 | JUNI 2010 TAALMETHODE
Winkelstraat<br />
In de winkelstraat waren allerlei mensen te zien met verschillende<br />
beroepen, zoals de bakker die het verse brood in zijn handkar laadde,<br />
de boerin met de emmers melk, de politieagent, de postbode en een<br />
straatveger. Daarmee was er veel stof om de woordenschat uit te<br />
breiden.<br />
TAALMETHODE JUNI 2010 | LESSEN 2 37
Processie<br />
In de zomer was het vooral op het platteland gebruikelijk om Gods<br />
zegen af te smeken voor een goede oogst. Een lange stoet trok langs<br />
de velden, voorafgegaan door meisjes met bloemen en jonge mannen<br />
met vaandels. De parochiepriesters in vol ornaat gaven het ritme<br />
aan voor de gebeden en gezangen.<br />
38 LESSEN 2 | JUNI 2010 TAALMETHODE
Winterpret<br />
In de tweede klas gingen de tallessen in de winter over de<br />
sneeuw- en ijspret op de speelplaats van de school. De plaat<br />
toont een herkenbare situatie met een sliert kinderen die een<br />
mooie glijbaan maakten. Anderen waren bezig met een sneeuwpop<br />
of duwden elkaar in een sleetje.<br />
TAALMETHODE JUNI 2010 | LESSEN 2 39
Lente in het park<br />
De plaat over de lente nodigde uit om over de natuur te praten en tot<br />
de activiteiten in het park. De spelende kinderen zijn keurig gekleed.<br />
Werklieden zagen een boom om en op de achtergrond zijn rijtuigen<br />
te zien. In de taalboekjes van de kinderen werden ook detailplaatjes<br />
van de grote wandplaat besproken.<br />
40 LESSEN 2 | JUNI 2010 TAALMETHODE
Kindercommunie<br />
Katholieke kinderen moesten bijna elke dag voor schooltijd naar<br />
de schoolmis in de kerk. De jongens zaten aan de rechterkant en<br />
de meisjes links. De priester deelde de heilige communie uit. In<br />
de taalles ging de onderwijzer dieper in op de liturgie en de<br />
voorwerpen in de kerk.<br />
TAALMETHODE JUNI 2010 | LESSEN 2 41
Colofon<br />
Lessen<br />
Jaargang 5, nummer 2, juni 2010<br />
Lessen, periodiek van het <strong>Nationaal</strong><br />
<strong>Onderwijsmuseum</strong> te Rotterdam en de<br />
Vereniging van Vrienden. Lessen verschijnt<br />
vier keer per jaar en richt zich op een breed<br />
lezerspubliek met een actuele en historische<br />
interesse voor ontwikkelingen op het gebied<br />
van onderwijs en opleiding. Lessen wil<br />
inspireren om vragen te blijven stellen<br />
over de waarde van opvoeding en onderwijs<br />
en ontwikkelingen zorgvuldig en kritisch<br />
beschrijven. De redactie streeft naar het<br />
realiseren van een attractief blad met relatief<br />
korte, vlot leesbare artikelen die functioneel<br />
ondersteund worden met foto- en illustratiemateriaal.<br />
Bij Lessen behoort ook een<br />
website waarop de inhoud is te raadplegen.<br />
Deze bevat ook een discussieplatform waarop<br />
lezers vragen en opmerkingen kunnen plaatsen.<br />
De redactie draagt zorg voor beantwoording<br />
van de vragen.<br />
<strong>Nationaal</strong> <strong>Onderwijsmuseum</strong><br />
Nieuwemarkt 1a<br />
Postbus 21536<br />
3001 AM Rotterdam<br />
Tel 010 217 03 70<br />
E-mail info@onderwijsmuseum.nl<br />
Website www.onderwijsmuseum.nl<br />
Vereniging Vrienden van het<br />
<strong>Nationaal</strong> <strong>Onderwijsmuseum</strong><br />
t.a.v. Marry Remery<br />
Postbus 21536<br />
3001 AM Rotterdam<br />
Bestuur<br />
Gerrit Visser (voorzitter)<br />
Harry van der Linden (penningmeester)<br />
Ruud Poels (ledenadministratie)<br />
E-mail: poelsrw@hetnet.nl<br />
Marry Remery (secretaris)<br />
De vereniging beheert een fonds van vrijwillige<br />
bijdragen van leden, uitsluitend bestemd voor<br />
aankopen voor het museum.<br />
Redactie<br />
Trudie de Bruyn<br />
Rien van Buren (beeldredactie)<br />
Jacques Dane<br />
Hans de Frankrijker<br />
Renée Mast<br />
Marry Remery<br />
Marjoke Rietveld-Van Wingerden<br />
(hoofdredactie, e-mail: m.rietveld@psy.vu.nl)<br />
Tijs van Ruiten<br />
Beeldmateriaal<br />
Wanneer niet aangegeven zijn de afbeeldingen<br />
afkomstig uit het archief van het <strong>Nationaal</strong><br />
<strong>Onderwijsmuseum</strong>.<br />
Afbeelding omslag: Omslag van Leonard<br />
Roggeveens jongensboek De ongelofelijke<br />
avonturen van Bram Vingerling (Den Haag /<br />
Batavia: Van Goor, 1927)<br />
Pag. 4, 14 (alle afbeeldingen): Historisch Archief<br />
Westland, Naaldwijk<br />
Pag. 8, 10: Mw. E.S. Touber-Pleysier, Nootdorp<br />
Pag. 20, 22 rechtsonder: Archief Broeders<br />
van Maastricht<br />
Pag. 22 boven, 27: W. Brands, Den Haag<br />
Pag. 22 linksonder: Archief Malmberg,<br />
Den Bosch<br />
Pag. 25: M. Remery, Voorburg<br />
Grafisch ontwerp<br />
Marja Hoekstra<br />
(mmh visuele communicatie & design, Utrecht)<br />
Drukwerk<br />
Veenman Drukkers, Rotterdam<br />
© Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze<br />
uitgave mag worden verveelvuldigd, opgeslagen<br />
in geautomatiseerde gegevensbestanden of<br />
openbaar gemaakt, in enige vorm of enige<br />
wijze, hetzij electronisch, mechanisch, door<br />
fotokopieën, opnamen of enige andere manier,<br />
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming<br />
van de redactie.<br />
ISSN 1872-3659<br />
Abonnement en Lidmaatschap<br />
Het lidmaatschap en abonnement bedragen<br />
¤ 20,- per jaar. Lidmaatschap en abonnement<br />
worden automatisch verlengd tenzij twee<br />
maanden voor het einde van het kalenderjaar<br />
schriftelijk is opgezegd bij de ledenadministratie<br />
(poelsrw@hetnet.nl of het <strong>Nationaal</strong><br />
<strong>Onderwijsmuseum</strong>, postbus 21536 te Rotterdam).<br />
Losse nummers ¤ 7,50 (inclusief portokosten).<br />
Auteursrichtlijnen<br />
Auteurs wordt nadrukkelijk gevraagd een directe,<br />
levendige en beeldende schrijfstijl te hanteren.<br />
Doorgaans benadert de redactie zelf auteurs,<br />
maar de redactie stelt het zeer op prijs wanneer<br />
auteurs op eigen initiatief een artikel of recensie<br />
voor publicatie willen aanbieden. Een artikel<br />
dient tenminste aan de hieronder vermelde<br />
vereisten te voldoen voordat het in aanmerking<br />
komt voor inhoudelijke bespreking in de redactie.<br />
- Tekst per e-mail aanleveren in Word aan<br />
de eindredacteur: M.Rietveld@psy.vu.nl<br />
- De omvang van een artikel ligt tussen de<br />
1000-1500 woorden; voor artikelen van<br />
grotere omvang dient vooraf overleg geweest<br />
te zijn met de redactie.<br />
- Gebruik van eindnoten: 5-10 per 1000 woorden<br />
(zie voor de wijze waarop een vorig nummer<br />
van Lessen).<br />
- Literatuurlijst op alfabetische volgorde op<br />
achternaam van de auteurs met hoogstens<br />
vijf publicaties per 1000 woorden (Zie<br />
voor de wijze waarop een vorig nummer<br />
van Lessen)<br />
- De redactie let bij de beoordeling van<br />
ingeleverde artikelen met name op de<br />
verhaallijn, de (chrono)logische opbouw,<br />
consistentie, navolgbaarheid en stijl van<br />
schrijven.<br />
- Een boekbespreking bevat naast een<br />
beschrijvend deel ook een persoonlijke<br />
afweging met punten van waardering en<br />
kritiek. Vooral het beoordelende gedeelte<br />
vereist nauwkeurig en precies formuleren.<br />
- De redactie beoordeelt elk artikel, al dan<br />
niet op haar verzoek geschreven, op<br />
geschiktheid tot plaatsing. Eventueel<br />
nodig geachte aanpassingen of herschrijving<br />
bespreekt één van de redactieleden met de<br />
auteur. Ook een herzien artikel komt opnieuw<br />
ter bespreking in de redactie waarna de<br />
beslissing volgt over de plaatsing.<br />
- De door de eindredacteur geredigeerde<br />
eindversie van het artikel krijgt de auteur<br />
niet meer voor publicatie ter inzage.