BURGERSCHAP - Nationaal Onderwijsmuseum
BURGERSCHAP - Nationaal Onderwijsmuseum
BURGERSCHAP - Nationaal Onderwijsmuseum
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
4<br />
PERIODIEK VAN HET NATIONAAL ONDERWIJSMUSEUM<br />
EN DE VERENIGING VAN VRIENDEN<br />
3E JAARGANG | DECEMBER 2008 LESSEN<br />
<strong>BURGERSCHAP</strong><br />
EN OPVOEDING
Inhoud<br />
Van de Redactie 3 / Een selectieve blik<br />
op het verleden Jan Lenders 4 /<br />
Burgerschapsvorming in de school<br />
Marjoke Rietveld-van Wingerden 14 / Religieuze<br />
burgerschapsvorming als uitdaging<br />
Ina ter Avest 21 / Leesles Kleine bundel voor<br />
de volkszangdag van 1922 Marry Remery 27 /<br />
Sporen van scholen Niet naar binnen<br />
maar naar buiten Bert Stilma 30 / Digitales<br />
Native American School Museums<br />
Hans de Frankrijker 33 / Recensies Trudie de Bruyn 34 /<br />
Museumagenda 36 / Signalement 36 /<br />
Museumnieuws Renée Mast 37 / Nieuwe<br />
aanwinst Oorlogsherinneringen<br />
Anja Frenaij 38 / Jetses’ Schoolplaat<br />
Karel de Grote 39 / Beeldverslag<br />
Schetsboek van Jetses Jacques Dane 41
Aalmoezen geven was in 1850 een belangrijke goede daad in Schenkman’s Weer wat moois voor kinderen, 1850
Van de Redactie<br />
Het is misschien een open deur, maar onderzoek naar<br />
het verleden van opvoeding en onderwijs is doorgaans<br />
gekleurd door het vakgebied, de theoretische bagage en<br />
belangstelling van de onderzoeker. Deze werkt bovendien<br />
niet in een vacuüm, maar laat zich inspireren door bijvoorbeeld<br />
de actualiteit. Ook een onderzoeker is weer<br />
kind van zijn tijd. Uiteraard dient hij of zij zich daarvan<br />
bewust te zijn en voldoende distantie in acht te nemen.<br />
Deze thematiek komt onder meer naar voren in het<br />
artikel van Jan Lenders, onderzoeker van de Radboud<br />
Universiteit in Nijmegen. Hij beschrijft vanuit welke<br />
invalshoeken de afgelopen twee eeuwen zulk onderzoek<br />
is gedaan en hoe selectief men daarin was. Ook recente<br />
opvoedings- en onderwijshistorische overzichtswerken<br />
passeren de revue. Hij bespreekt hoe deze onderling op<br />
hoofdlijnen van elkaar verschillen.<br />
Dat de actualiteit vaak inspiratiebron is voor de<br />
geschiedbeoefening komt ook tot uitdrukking in de tentoonstellingen<br />
die het <strong>Nationaal</strong> <strong>Onderwijsmuseum</strong> organiseert.<br />
Aanhaken bij wat mensen nu bezig houdt, biedt<br />
vaak verrassende inkijkjes in het verleden. Dat verleden<br />
kan ook heel dichtbij liggen. Dat is bijvoorbeeld het geval<br />
met de op 21 november 2008 geopende tentoonstelling<br />
Goed voor Elkaar. Deze kwam tot stand in samenwerking<br />
met de CED-Groep. CED staat voor Centrum voor<br />
Educatieve Dienstverlening. De groep is vooral werkzaam<br />
in de regio Rotterdam. Hier zijn 350 professionals in<br />
dienst die scholen en andere organisaties ondersteunen<br />
in hun aanbod van en reflectie op het onderwijs. Een van<br />
de projecten in de afgelopen tien jaar is burgerschap en<br />
sociale competentie. De tentoonstelling laat zien wat op<br />
scholen in de regio Rotterdam aan dit thema is gedaan<br />
en trekt ook enkele lijnen door naar een verder verleden.<br />
Nu is burgerschapsopvoeding een onderwerp dat<br />
weliswaar de discussie over het onderwijs in de laatste<br />
vijftien jaar sterk bepaalt, maar is allerminst een uitvinding<br />
van deze tijd. Dat vormde een reden om in dit<br />
nummer wat meer historische achtergronden te belichten.<br />
Burgerschapsvorming en opvoeding tot burgerschap<br />
is een thematiek die in de tijd van de Franse Revolutie<br />
de gemoederen bezig hield. Het artikel ‘Burgerschapsopvoeding<br />
in de school’ geeft daarvan een beschrijving.<br />
Opmerkelijk is dat aanvankelijk goed burgerschap verbonden<br />
was met religie. Het was in het Nederland van<br />
rond 1800 en nog lang erna onbestaanbaar dat een<br />
mens geen kerklid was en het bestaan ontkende van<br />
wat men toen het ‘Opperwezen’ noemde. Die vanzelfsprekende<br />
connectie van burgerschap met religie is<br />
in de tweede helft van de twintigste eeuw grotendeels<br />
verdwenen. De afdeling Opvoedingsfilosofie van de<br />
Vrije Universiteit beoogt religie terug te brengen in<br />
het publieke debat over het onderwijs. Een van de leden<br />
van de afdeling, Ina ter Avest, bespreekt in haar artikel<br />
‘Religieus burgerschap: een uitdaging,’ wat religie tegenwoordig<br />
weer sterker dan voorheen tot een aspect van<br />
burgerschapsopvoeding maakt.<br />
Burgerschapsopvoeding heeft van oudsher niet<br />
alleen de morele vorming op het oog, maar ook het<br />
bevorderen van de cohesie in de samenleving. Daarom<br />
vond men de vaderlandse geschiedenis belangrijk: een<br />
gemeenschappelijk verleden zou de gevoelens van eenheid<br />
stimuleren. In de negentiende eeuw verschenen talloze<br />
historische verhalen voor jong en oud. Geschiedenis<br />
verwierf nog voor dit vak in 1857 verplicht werd, een<br />
vaste plek in het programma van menige lagere school.<br />
Vele vaderlandse liederen werden vervaardigd die hetzelfde<br />
doel dienden. Ze werden gezongen op scholen en<br />
op bijeenkomsten van verenigingen. Er ontstonden zelfs<br />
aparte verenigingen ter bevordering van de volkszang.<br />
Door het bundelen van krachten kwamen er na 1920<br />
volkszangdagen tot stand, die aangestuurd werden<br />
door een landelijke commissie. De rubriek Leesles in<br />
dit nummer schenkt aandacht aan het bundeltje liederen<br />
dat ter gelegenheid van de eerste nationale volkszangdag<br />
in 1922 verscheen. Ook taal en literatuur vormden middelen<br />
bij uitstek om de nationale eenheid te bevorderen<br />
en kinderen en jongeren voor te bereiden op een<br />
volwaardige deelname aan de maatschappij. Dat<br />
komt tot uitdrukking in de recensie van het boek<br />
van G.J. Johannes, Dit mag u niet onverschillig wezen.<br />
Het nummer sluit af met een beeldrapportage<br />
van een schetsboek van de bekende illustrator en<br />
schilder Cornelis Jetses. Het is een uniek document<br />
dat het <strong>Nationaal</strong> <strong>Onderwijsmuseum</strong> enkele maanden<br />
geleden heeft aangekocht.<br />
Marjoke Rietveld-van Wingerden<br />
DECEMBER 2008 | LESSEN 4 3
Selectieve<br />
blik<br />
op het verleden<br />
Over handleidingen<br />
en overzichtswerken<br />
van de geschiedenis<br />
van opvoeding<br />
en onderwijs<br />
Jan Lenders
Wie zich wil verdiepen in de geschiedenis<br />
van opvoeding en onderwijs grijpt<br />
al snel naar boeken die een breed<br />
overzicht bieden. Zij verschenen al in<br />
de negentiende eeuw. Doorgaans bieden<br />
zulke studies geen waardevrije blik op<br />
het verleden, omdat ze geschreven zijn<br />
vanuit een bepaald perspectief, ingegeven<br />
door actuele thema’s van dat moment.<br />
Dat levert selectieve en specifieke<br />
historische beelden op. In dit artikel<br />
sta ik stil bij de wijze waarop dergelijke<br />
overzichtswerken door de tijd heen aan<br />
verandering onderhevig zijn. Ik besluit<br />
met een kritisch signalement van drie<br />
recente publicaties.<br />
DECEMBER 2008 | LESSEN 4 5
Verzuilde en ontzuilde<br />
ideeëngeschiedenis De geschiedschrijving<br />
van opvoeding en onderwijs begon in Nederland<br />
maar ook elders in Europa in de negentiende eeuw. Met<br />
de opkomst van nationale staten – zo werd Nederland<br />
in de Bataafse en Franse tijd (1795-1813) een eenheidsstaat<br />
– ontstond de behoefte aan geschiedschrijving<br />
waarin een gemeenschappelijk verleden werd benadrukt<br />
met het oog op de bevordering van een nationale identiteit.<br />
Specifiek voor de historische pedagogiek geldt dat<br />
deze ook moest bijdragen aan de professionele vorming<br />
van leerkrachten. Vele overzichtsstudies van de geschiedenis<br />
van opvoeding en onderwijs waren in de negentiende<br />
eeuw geschreven door directeuren van onderwijzersopleidingen<br />
en bestemd voor hun leerlingen.<br />
Kenmerkend voor het Nederlandse onderwijs is<br />
het verzuilde karakter dat in de negentiende eeuw zijn<br />
wortels heeft. Zeker tot 1960 heeft dit ook de geschiedschrijving<br />
van opvoeding en onderwijs bepaald. In uitvoerige<br />
overzichtswerken voerden vooral confessionele<br />
auteurs een debat met het onderwijs- en opvoedings verleden<br />
ter afbakening van de eigen positie en identiteit.<br />
Zo werd de historische<br />
dimensie een belangrijk<br />
onderdeel van de identiteitsvorming<br />
van de zuil.<br />
Bekende en lijvige<br />
studies zijn die van<br />
S. Rombouts en<br />
J. Waterink, de<br />
eerste van katholieke<br />
en de tweede van<br />
calvinistische signatuur. 1<br />
Het zijn<br />
gedegen<br />
studies met<br />
een haast<br />
encyclopedische<br />
vlijt<br />
Ze verschenen tijdens<br />
geschreven<br />
het interbellum,<br />
ongeveer tien jaar<br />
na het beslechten van de schoolstrijd. Hun presentatie<br />
van het onderwijs- en opvoedingsverleden geschiedt aan<br />
de hand van de ideeën van grote denkers en pedagogen<br />
en vanuit het perspectief van de zuil. Het zijn gedegen<br />
studies met een haast encyclopedische vlijt geschreven.<br />
Daarom zijn ze als naslagwerk nog steeds bruikbaar,<br />
maar onder voorbehoud: door hun gekleurde blik en bij<br />
gebrek aan een wetenschappelijke verantwoording is de<br />
selectie van het gepresenteerde materiaal vrij willekeurig<br />
en is de betrouwbaarheid gering. Bovendien bepaalt<br />
het vooruitgangsdenken grotendeels de verhaallijn. De<br />
nadruk ligt op geleidelijke groei en verbetering, waarin<br />
de grote pedagogen, uiteraard zuilspecifiek, als heiligen<br />
en helden figureerden, of juist als slechte voorbeelden.<br />
Lees bijvoorbeeld het scherpe oordeel van Waterink<br />
over J.A. Comenius:<br />
‘Comenius is de man geweest, die<br />
ondanks zichzelf den weg gebaand<br />
heeft voor de gedachte, dat<br />
kennis gelukzaligheid brengt. (…)<br />
Samenvattend moeten wij zeggen,<br />
dat wij tot ons groot leed Comenius<br />
moeten schrappen van de lijst van<br />
Protestantsch-Christelijke paedagogen.<br />
Hij moge een vroom man zijn geweest;<br />
hij moge zich sterk geïnteresseerd<br />
hebben voor paedagogische en<br />
didactische vragen; … hij moge<br />
een voortreffelijk priester en<br />
een uitnemend bisschop zijn<br />
geweest: zijn werk, zijn theorie,<br />
zijn levensbeschouwing werd niet<br />
gedragen door de Schriftuurlijke<br />
gedachten, en ondanks zichzelf is<br />
Comenius als man van de pansofie<br />
de wegbereider voor de eeuw<br />
der verlichting. Comenius is<br />
een vertegenwoordiger van<br />
de paedagogische deformatie;<br />
hij is geen zoon der Reformatie.’ 2<br />
De kritiek op pedagogen die niet passen in het eigen<br />
kamp treffen we ook aan bij de Rombouts. Bij hem<br />
moeten J.J. Rousseau en zijn beroemde Émile het<br />
ontgelden.<br />
‘Zijn dwalingen omtrent de menselike<br />
natuur, de ontkenning van het sociale<br />
in de mens en van de aangeboren<br />
neiging tot het kwaad, hebben<br />
zijn boek tot een fantasties en<br />
onbewoonbaar luchtkasteel gemaakt.’ 3<br />
Deze ideeënhistorische benadering, tot ontwikkeling<br />
gekomen in de context van schoolstrijd en verzuiling,<br />
is na de Tweede Wereldoorlog in universitaire kringen<br />
voortgezet vanuit een ontzuild perspectief. Daar ontwikkelde<br />
de historische pedagogiek zich tot een subdiscipline<br />
die de zuilspecifieke normativiteit verwierp, maar zon-<br />
6 LESSEN 4 | DECEMBER 2008 HANDLEIDINGEN
De jeugdcultuur krijgt slechts sporadisch aandacht in overzichtswerken.<br />
Een gunstige uitzondering is Vijf eeuwen opvoeden (p.11-p.12)
Marx, Elias en Foucault fungeerden<br />
daarbij als inspiratiebronnen en<br />
begrippen als pedagogisering,<br />
civilisering, disciplinering en<br />
normalisering deden hun intrede<br />
Een gedegen overzichtswerk van de geschiedenis van het<br />
onderwijs, 1987<br />
> Een historisch overzicht, waarvan de auteur Lea Dasberg<br />
de eigen tijd als vertrekpunt nam
der de kenmerken van een ideeëngeschiedenis met het<br />
accent op vooruitgang te verliezen. Toonaangevende<br />
werken van hoog niveau, die nog steeds als standaardwerken<br />
gelden, verschenen vooral in Duitsland. 4 Een<br />
voorbeeld van eigen bodem is de zeer globale en<br />
summiere Inleiding in de historische pedagogiek van<br />
N.F. Noordam. 5 Door het loslaten van het zuilspecifieke<br />
denken kwamen de grote pedagogen in een ander licht<br />
te staan. Noordam waardeerde het oecumenische en<br />
democratische gehalte van Comenius:<br />
‘In de onverdraagzame en<br />
oorlogszuchtige 17e eeuw<br />
vertegenwoordigde hij een<br />
protestantisme van een<br />
oecumenisch en een pacifistisch<br />
karakter. Het volksonderwijs ging<br />
hem zo mogelijk nog meer ter<br />
harte dan de Latijnse school. Voor<br />
het onderscheid in standen voelde<br />
hij weinig en daarom zag hij het<br />
liefst alle kinderen, jongens en<br />
meisjes, rijk en arm, begaafd<br />
en gewoon, samen op dezelfde<br />
school. (…) Hij geloofde dat men<br />
aan allen ‘alles’ kon leren, want het<br />
principiële was voor iedereen te<br />
bevatten. De fundamentele kennis,<br />
het essentiële van het wezen<br />
der dingen alleen moest worden<br />
onderwezen.’ 6<br />
Nieuwe thema’s en perspectieven<br />
Na 1950 kwam er in sociaal-wetenschappelijke kringen<br />
kritiek op de verzuiling en ermee gepaard gaande<br />
ideologische bevangenheid. Sociologen riepen op tot<br />
onafhankelijke kennisverwerving. Daarbij was het allerminst<br />
de bedoeling om zich te distantiëren van actuele<br />
maatschappelijke problemen. Integendeel, men wilde<br />
zich er nadrukkelijk mee bemoeien, maar als onafhankelijk<br />
adviseurs, als social engineers in dienst van<br />
het maatschappelijke bedrijf. Vanuit die achtergrond<br />
verscheen in 1960, gevolgd door een geheel herziene<br />
herdruk in 1964: Schets van het Nederlandse schoolwezen<br />
van Ph.J. Idenburg (1901-1995). Dit boek zou<br />
lange tijd als standaardwerk van de onderwijsgeschiedenis<br />
gelden. Idenburg was van huize geen pedagoog<br />
of historicus maar socioloog. Het boek is doordrenkt<br />
Het werk<br />
van Idenburg<br />
verouderde,<br />
maar zijn<br />
probleemgerichte<br />
historische<br />
schetsen<br />
hebben<br />
nog steeds<br />
hun waarde<br />
van de gedachte om<br />
een onpartijdige bijdrage<br />
te leveren aan<br />
de ‘overwinning van<br />
het particularistisch<br />
denken’ in de onderwijssector,<br />
met zijn<br />
verzuilde belangengroepen<br />
die iedere<br />
onderwijsvernieuwing<br />
blokkeerden. Idenburg<br />
wilde met zijn studie<br />
het algemeen belang<br />
van het schoolwezen<br />
op de voorgrond plaatsen<br />
door op objectieve<br />
wijze de fundamentele<br />
beginselen ervan bloot<br />
te leggen. Daarbij ging<br />
hij historiserend en<br />
vergelijkend te werk. Hij bestudeerde het Nederlandse<br />
schoolwezen vanaf 1500 vanuit de permanente spanningen<br />
tussen centralisatie en decentralisatie, eenheid en<br />
verscheidenheid, standenhiërarchie en sociale mobiliteit<br />
(gelijke kansen), en algemeen vormend en beroepsgericht<br />
onderwijs.<br />
Het werk van Idenburg verouderde, maar zijn<br />
probleemgerichte historische schetsen hebben nog<br />
steeds hun waarde en zijn een belangrijke inspiratiebron<br />
geweest voor verder onderzoek. Het opende de weg naar<br />
nieuwe, (onderwijs)sociologisch geïnspireerde vraagstellingen<br />
en verhaallijnen. Een voorbeeld daarvan is het<br />
werk van N.L. Dodde, waarin de eigentijdse problematiek<br />
van onderwijsdemocratisering en kansengelijkheid en<br />
de daarmee verbonden inrichting van het voortgezet<br />
onderwijs als vertrekpunt dienden. 7<br />
Een uitvoerig en geactualiseerd overzichtswerk<br />
van de Nederlandse onderwijsgeschiedenis verscheen<br />
in 1987: Geschiedenis van de school in Nederland<br />
vanaf de middeleeuwen tot aan de huidige tijd van<br />
P. Th. F. H. Boekholt en E.P. de Booy. Dit boek is<br />
niet probleemgericht maar behelst een institutionele<br />
geschiedschrijving van beschrijvende aard, waarin de<br />
ontwikkelingen van het Nederlandse schoolsysteem<br />
(herkomst, regelingen, effecten) gedetailleerd in beeld<br />
komen. Het is een degelijk boek en als naslagwerk<br />
nog steeds aan te bevelen, hoewel het de uitdagende<br />
vraagstellingen van Idenburg mist.<br />
HANDLEIDINGEN DECEMBER 2008 | LESSEN 4 9
De hoofdtekst<br />
wordt<br />
ondersteund<br />
met bronteksten,<br />
biografische<br />
schetsen en<br />
beeldmateriaal<br />
Sociologische benaderingen<br />
en de huidige<br />
sociale context als<br />
vertrekpunt riepen<br />
niet alleen in de<br />
onderwijsgeschiedenis,<br />
ook in de opvoedingsgeschiedenis<br />
nieuwe<br />
vraagstellingen op.<br />
De periode van ontzuiling<br />
en protestbeweging<br />
na 1960<br />
leidde tot kritische<br />
theorievorming over<br />
mens en maatschappij. De thema’s emancipatie en democratisering<br />
stonden centraal. Het accent kwam te liggen<br />
op het disciplinerende en onderdrukkende van de maatschappij.<br />
In dat licht verscheen de geschiedenis niet<br />
langer als een proces van geleidelijke vooruitgang,<br />
zoals de ideeëngeschiedenis dat deed voorkomen,<br />
maar als een ontwikkeling waarin ongelijke machtsverhoudingen<br />
werden gevestigd en gehandhaafd. De Franse<br />
historicus Philippe Ariès legde in 1960 een verband<br />
tussen de ontdekking van het kind en de opkomst<br />
van de school als beheersingsinstituut om jongeren<br />
te socialiseren in orde en regelmaat. 8 Lea Dasberg in<br />
Nederland nam met Grootbrengen door kleinhouden<br />
als historisch verschijnsel een vergelijkbaar standpunt<br />
in. Zij nam ook de eigen tijd tot vertrekpunt. De jeugd<br />
groeide niet op tot volwassenheid, maar bleef steken in<br />
puberaal gedrag. Dat plaatste ze in historisch perspectief.<br />
Vanaf 1750 werd een zonnig jeugdland geconstrueerd,<br />
waarin de jeugd werd beschermd en jong mocht zijn<br />
maar ook onmondig werd gehouden. In de eerste fase<br />
(van jeugdland) hoefden ze niet meer volwassen te zijn,<br />
vervolgens mochten ze het niet meer zijn en nu willen<br />
en kunnen ze het niet meer zijn – én worden. 9 Ze interpreteerde<br />
de geschiedenis van de pedagogiek in het licht<br />
van die ontwikkeling, een interpretatie waarop inmiddels<br />
het nodige valt af te dingen, maar die van grote invloed<br />
is geweest op de nieuwe, kritische benadering van<br />
het opvoedingsverleden. Het boek van Dasberg was in<br />
pedagogische opleidingen lange tijd dé inleiding in het<br />
opvoedingsverleden.<br />
Dasberg was met haar probleemgerichte benadering<br />
in staat om opnieuw een lange verhaallijn door<br />
de eeuwen heen te construeren. Toch was dat niet de<br />
hoofdtendens van het nieuwe historisch-pedagogisch<br />
onderzoek in die tijd. De belangrijkste kentering was de<br />
verschuiving in de aandacht van ideeën van grote pedagogen<br />
naar contexten en praktijken van opvoeding en<br />
onderwijs en hun interpretatie. Marx, Elias en Foucault<br />
fungeerden daarbij als inspiratiebronnen en begrippen<br />
als pedagogisering, civilisering, disciplinering en normalisering<br />
deden hun intrede. Het onderzoek raakte daardoor<br />
gespecialiseerd en tevens gefragmenteerd. Het<br />
overzichtswerk en de handleiding namen de vorm aan<br />
van een reader met bijdragen van specialisten. In 1982<br />
verscheen Geschiedenis van opvoeding en onderwijs,<br />
waaraan vijftien auteurs hun bijdragen leverden. 10<br />
Het bevatte thematische inleidingen en monografieën,<br />
gecombineerd met selecties uit het werk van tien<br />
bekende pedagogen uit de afgelopen vier eeuwen, en<br />
selecties uit ander bronnenmateriaal, zoals dagboeken<br />
en rapporten. Het boek diende ruim twee decennia als<br />
de inleiding bij uitstek in de universitaire historische<br />
pedagogiek.<br />
Recente publicaties In 2006 verschenen<br />
er twee lijvige boeken over de Nederlandse geschiedenis<br />
van opvoeding en onderwijs. Nelleke Bakker,<br />
Jan Noordman en Marjoke Rietveld-van Wingerden<br />
schreven Vijf eeuwen opvoeden in Nederland. Idee en<br />
praktijk: 1500-2000. 11 Jeroen Dekker is de auteur van<br />
Het verlangen naar opvoeding. Over de groei van de<br />
pedagogische ruimte in Nederland sinds de Gouden Eeuw<br />
tot omstreeks 1900. 12 De auteurs zijn allen historisch<br />
pedagogen, verbonden aan verschillende universiteiten<br />
in Nederland. Voor het eerst zien we weer werken waarin<br />
het langetermijnperspectief niet wordt geschuwd. Ik<br />
geef een signalement van deze publicaties met de vraag<br />
of na een periode van overheersend specialisme nieuwe<br />
synthesen hun beslag krijgen.<br />
Vijf eeuwen opvoeden in Nederland weerspiegelt<br />
de vele thema’s waarmee de opvoedings- en onderwijsgeschiedenis<br />
sinds de jaren 1970 is verrijkt. Na een globaal<br />
overzicht van de geschiedenis van de pedagogische<br />
theorie komen denkbeelden en praktijken van opvoeden<br />
en onderwijzen aan de orde in gezinnen, instituten en<br />
scholen. Per periode is er steeds de nodige aandacht<br />
voor de politieke, economische, culturele en sociale<br />
context. De hoofdtekst wordt ondersteund met bronteksten,<br />
biografische schetsen en beeldmateriaal.<br />
De tekst is verhalend opgezet: de lezer krijgt een verslag<br />
van het wel en wee van het onderwijs- en opvoedingsverleden<br />
zoals we dat nu, na 25 jaar van gespecialiseerde<br />
10 LESSEN 4 | DECEMBER 2008 HANDLEIDINGEN
deelstudies, kunnen vertellen. Het resultaat is een<br />
degelijk en uitvoerig overzichtswerk.<br />
De vraag is of de auteurs erin geslaagd zijn om<br />
de beperkingen van de gespecialiseerde geschiedschrijving<br />
en de reader als handboek te overstijgen en samenhangende<br />
beelden van de verschillende periodes, en liefst<br />
ook over periodes heen, te construeren op basis van de<br />
huidige inzichten. Dat is geen geringe opgave omdat<br />
we met vele specialismen te maken hebben, zoals de<br />
geschiedenis van het gezin, het kind, het gehandicapte,<br />
verwaarloosde en criminele kind; de geschiedenis van<br />
de wees- en opvanghuizen, de kinderbescherming, de<br />
armenzorg, de jeugdverenigingen, de kinderliteratuur,<br />
de seksualiteit, de medisch-pedagogische zorgen en<br />
het onderwijs. Al met al moeten we constateren dat de<br />
samenhang te wensen overlaat. De beschrijvingen van<br />
de sociale contexten, stromingen, denkbeelden en praktijken<br />
staan betrekkelijk los naast elkaar. Ook de grote<br />
lijnen over de periodes heen worden niet getrokken.<br />
Gezinsontwikkelingen bijvoorbeeld komen per periode<br />
wel aan de orde, maar zonder verwijzing naar voorgaande<br />
ontwikkelingen.<br />
Kinderliteratuur komt<br />
incidenteel voor en<br />
de lezer krijgt geen<br />
indruk van ontwikkelingen<br />
over langere<br />
periodes. Seksualiteit<br />
is uiteraard een thema,<br />
maar ook hier ontbreken<br />
de grote ontwikkelingslijnen.<br />
Er is<br />
nog een ander punt<br />
van kritiek. De auteurs<br />
besteden nauwelijks<br />
aandacht aan ontwikkelingen<br />
en discussies in<br />
de huidige pedagogische historiografie. De opkomst van<br />
de gespecialiseerde geschiedschrijving ging gepaard met<br />
intensieve discussies over theoretische perspectieven,<br />
maar daarvan is in dit boek vrijwel niets terug te vinden.<br />
De geringe aandacht voor het probleem van de interpretatie<br />
doet tekort aan datgene wat die onderwijsen<br />
opvoedingsgeschiedenis zo fascinerend maakt: het<br />
besef van de vele manieren waarop we dat verleden<br />
kunnen interpreteren, en het voortdurende wetenschappelijke<br />
debat over deze interpretaties.<br />
De vraag of dit handboek de nadelen van de<br />
Van het<br />
verlangen<br />
naar<br />
opvoeden<br />
binnen een<br />
groeiende<br />
pedagogische<br />
ruimte<br />
reader overwint door een geïntegreerd en consistent<br />
verhaal van het verleden te bieden, kan dan ook maar<br />
gedeeltelijk bevestigend worden beantwoord. Omdat<br />
de auteurs het trekken van de grote lijnen achterwege<br />
laten, blijft het beeld gefragmenteerd.<br />
Het verlangen naar opvoeding van Dekker kent<br />
een thematische invalshoek. Daardoor is een doorlopende<br />
verhaallijn verzekerd. Dekker analyseert de geschiedenis<br />
van het verlangen naar opvoeden binnen een groeiende<br />
pedagogische ruimte, zoals verbeeld en verwoord in<br />
Nederland tussen 1600 en 1900. Centraal staan gezin en<br />
kind, veel korter passeren de school en opvangtehuizen<br />
de revue. Om manifestaties van het pedagogisch verlangen<br />
op het spoor te komen richtte Dekker zich op iconografisch<br />
materiaal: schilderijen, tekeningen en prenten.<br />
Daarnaast onderzocht hij gedrukte bronnen, waaronder<br />
adviesliteratuur voor opvoeders, teksten en gedichten<br />
voor kinderen en autobiografieën. Het zijn bekende<br />
bronnen, die Dekker opnieuw interpreteert vanuit zijn<br />
vraagstelling. Nieuw aan zijn werkwijze is de bewuste<br />
integratie van iconografisch materiaal in zijn analyse.<br />
De studie is opgezet rond drie ijkpunten: 1650,<br />
1800 en 1900. Dekker concludeert dat het verlangen<br />
naar opvoeding sinds de vroegmoderne tijd onverminderd<br />
sterk is geweest. Wat er veranderde was de manifestatie<br />
van dit verlangen en de ruimte die het in beslag nam.<br />
Lag het primaat aanvankelijk bij het gezin, vanaf 1800<br />
vond een uitbreiding plaats naar de school en gezinsvervangende<br />
instituties, rond 1900 uitmondend in de<br />
leerplichtwet en de kinderwetten. Ook de ideologische<br />
basis veranderde: van een zuiver godsdienstig fundament<br />
(1650) naar gerichtheid op mens en maatschappij (1800),<br />
waarop de schoolstrijd volgde en publieke opvoeding en<br />
onderwijs opgingen in een verzuilde structuur (1900).<br />
Dekker weet de grote lijnen te trekken, maar dit<br />
zijn geen opzienbarende conclusies. Ze bevestigen het<br />
beeld zoals we dat kennen. Wel levert de studie, een<br />
veel gedetailleerder beeld op van veranderende visies<br />
op kinderen en hun opvoeding. Maar ook een beeld met<br />
beperkingen. De bronnen verwijzen bijna uitsluitend naar<br />
de denkbeelden en praktijken van de sociale elite. Dekker<br />
doet weinig moeite om dat beeld te corrigeren of aan te<br />
vullen. Bovendien weet hij maar moeilijk maat te houden<br />
bij het citeren van de bronnen. Tekstfragmenten, gedichten<br />
en schilderijen volgen elkaar op zonder veel nieuws<br />
toe te voegen aan het verhaal dat Dekker wil vertellen.<br />
Dekker kiest met zijn thema voor een neutrale invalshoek,<br />
waarin het accent ligt op het beschrijven van een<br />
HANDLEIDINGEN DECEMBER 2008 | LESSEN 4 11
Processen waarin intenties voortdurend<br />
worden geherinterpreteerd en bijgesteld,<br />
met vaak paradoxale effecten<br />
Het verlangen naar opvoeden beschrijft vooral de geschiedenis van de gezinsopvoeding aan de<br />
hand van iconografisch materiaal
mentaliteitsgeschiedenis. Er is weinig oog voor spanningen<br />
tussen intenties en praktijken, paradoxale effecten<br />
en aandachtspunten die de toon hebben gezet in het<br />
historiografisch debat sinds Dasberg. Dat is wel het<br />
geval in de volgende publicatie, die in 2005 verscheen<br />
bij onze Vlaamse zuiderburen. Het betreft eveneens<br />
een omvangrijk boek over een lange periode opvoedingsen<br />
onderwijsgeschiedenis, nu in de (voormalige)<br />
Zuidelijke Nederlanden, met als titel: Paradoxen van<br />
pedagogisering. Handboek pedagogische historiografie 13<br />
De redactie lag in handen van Marc Depaepe,<br />
Frank Simon en Angelo Van Gorp, verbonden aan de<br />
universiteiten van Leuven en Gent. Dit boek staat nog<br />
in de traditie van de reader als handboek, met bijdragen<br />
van negentien auteurs. Er is geen sprake van een<br />
chronologische opzet of een doorlopend verhaal, maar<br />
van een serie deelstudies over de meest uiteenlopende<br />
onderwerpen, die wel alle geïnspireerd zijn door de titel<br />
van het boek: paradoxen van pedagogisering. Het thema<br />
wordt uitvoerig toegelicht in een interessante inleiding<br />
waarin het historiografisch debat zoals dat de laatste<br />
dertig jaar gevoerd is, de revue passeert. Het probleem<br />
van de historische interpretatie met zijn vele theoretische<br />
perspectieven staat hier centraal. Gezocht wordt naar<br />
theorievorming die recht doet aan de complexiteit van<br />
Literatuur<br />
Ariès, Ph.(1987). De ontdekking<br />
van het kind. Sociale geschiedenis<br />
van school en gezin. Amsterdam:<br />
Bert Bakker.<br />
Bakker, N., Noordman, J &<br />
Rietveld-van Wingerden, M. (2006).<br />
Vijf eeuwen opvoeden in Nederland.<br />
Idee en praktijk: 1500-2000. Assen:<br />
Van Gorcum.<br />
Ballauf, Th. & Schaller, K. (1969-<br />
1973). Pädagogik. Eine Geschichte<br />
der Bildung und Erziehung. 3 delen.<br />
Freiburg/München: Karl Alber.<br />
Dasberg, L (1975). Grootbrengen<br />
door kleinhouden als historisch<br />
verschijnsel. Amsterdam: Boom.<br />
Dekker, J. (2006). Het verlangen<br />
naar opvoeding. Over de groei<br />
van de pedagogische ruimte in<br />
Nederland sinds de Gouden Eeuw<br />
tot omstreeks 1900. Amsterdam:<br />
Bert Bakker.<br />
Depaepe, M., Simon, F. & Van Gorp,<br />
A. (red.) (2005). Paradoxen van<br />
pedagogisering. Handboek pedagogische<br />
historiografie. Leuven: Acco.<br />
Dodde, N.L. (1983). Het<br />
Nederlandse onderwijs verandert:<br />
ontwikkelingen sinds 1800.<br />
Muiderberg: Coutinho<br />
Kruithof, B., Noordman, J. & Rooy,<br />
P. de (1982). Geschiedenis van<br />
opvoeding en onderwijs. Inleiding,<br />
bronnen, onderzoek. Nijmegen:<br />
SUN.<br />
historisch-pedagogische processen, aangeduid als een<br />
new cultural history of education. Dit theoretisch perspectief<br />
vestigt de aandacht op de eigenheid van het<br />
pedagogisch-didactisch functioneren en op het procesmatige<br />
karakter ervan, processen waarin intenties voortdurend<br />
worden geherinterpreteerd en bijgesteld, met<br />
vaak paradoxale effecten. Paradoxen zijn de leidraad voor<br />
de artikelen waaruit de reader is samengesteld. De lezer<br />
treft een bonte variëteit aan van thema’s vanaf de middeleeuwen<br />
tot heden op de terreinen van onderwijs,<br />
opvoeding en vorming, van kinderopvang tot volwassenonderwijs,<br />
van gezinsopvoeding tot orthopedagogische<br />
interventies. Dit handboek draagt alle kenmerken van<br />
een vakgebied in beweging en op zoek naar zinvolle<br />
concepten, verhaallijnen en theoretische modellen.<br />
Maar het is, vanwege de vele invalshoeken, ook een<br />
lastig boek met bijdragen van wisselende kwaliteit.<br />
De drie recente publicaties over de geschiedenis<br />
van opvoeding en onderwijs zijn een verrijking voor het<br />
vakgebied. De lezer die zo volledig mogelijk wil worden<br />
geïnformeerd, beschikt over het overzichtswerk van<br />
Bakker et al. Voor de geschiedenis van kind en gezin<br />
dient het boek van Dekker zich aan. Voor de geïnteresseerden<br />
in de complexiteit van de historische interpretatie<br />
heeft het boek van Depaepe et al. veel te bieden. L<br />
Noordam, N.F. (1968). Inleiding<br />
in de historische pedagogiek.<br />
Groningen: Wolters-Noordhoff.<br />
Reble, A. (1987, 14de druk,<br />
oorspronkelijke druk 1951).<br />
Geschichte der Pädagogik.<br />
Stuttgart: Klett-Cotta.<br />
Rombouts, S. (1927-1928).<br />
Historiese pedagogiek. Grote<br />
lijnen der geschiedenis van het<br />
opvoedkundig denken en doen<br />
in doorlopend verband met de<br />
kultuurontwikkeling. 4 delen.<br />
Tilburg: Drukkerij van het<br />
R.K. Jongensweeshuis.<br />
Waterink, J. (1932). De geschiedenis<br />
der paedagogiek. Deel 2<br />
van Inleiding tot de theoretische<br />
pedagogiek. Zeist: Ruys.<br />
Noten<br />
1 Rombouts, 1927-1928; Waterink,<br />
1932.<br />
2 Waterink, 1932, 724-726.<br />
3 Rombouts, 1927-28, 335.<br />
4 Ballauf et al., 1969-1973;<br />
Reble, 1987.<br />
5 Noordam, 1968.<br />
6 Ibid., 71.<br />
7 Dodde, 1983.<br />
8 Ariès, 1987.<br />
9 Dasberg, 1975, 20.<br />
10 Kruithof et al., 1982.<br />
11 Bakker et al., 2006.<br />
12 Dekker, 2006.<br />
13 Depaepe et al., 2005.<br />
HANDLEIDINGEN DECEMBER 2008 | LESSEN 4 13
Burgerschapsvorming<br />
in de school<br />
Marjoke Rietveld-van Wingerden
De opvoeding tot goed burgerschap staat de<br />
laatste twintig jaar hoog op de agenda als het<br />
om de kwaliteit van het onderwijs gaat. De aftrap<br />
gaf Jo Ritzen in 1992 toen hij minister van onderwijs<br />
was. Hij riep koepelorganisaties in het onderwijs op<br />
om ernst te maken met de pedagogische opdracht<br />
van de school: de school is geen ‘kennisfabriek’<br />
maar een opvoedingsinstelling. Naar aanleiding<br />
van wat men zinloos geweld ging noemen verwezen<br />
velen sindsdien naar het onderwijs als de plek waar<br />
waarden en normen moesten worden overgedragen.<br />
Ook vele discussies over integratie van nieuwkomers<br />
mondden uit in een verwijzing naar het onderwijs:<br />
goed leren samenleven moet je op school leren. 1<br />
Voor een historisch pedagoog zijn dit prachtige<br />
ontwikkelingen waarmee hij de relevantie van<br />
dit vakgebied kan aantonen. Ook hier gelden<br />
de woorden van Prediker in de Bijbel: er is niets<br />
nieuws onder de zon. In deze bijdrage ga ik na<br />
wanneer discussies over burgerschaps opvoeding<br />
ontstonden en welke aanleiding er toen was om<br />
dit punt op de onderwijsagenda te plaatsen.<br />
DECEMBER 2008 | LESSEN 4 15
Franse revolutie De discussie over de<br />
opvoeding tot burgerschap ontstond al in de tweede<br />
helft van de achttiende eeuw. Burger is een aanduiding<br />
die rechtstreeks ontleend is aan de Franse revolutie met<br />
zijn idealen van vrijheid, gelijkheid en broederschap. Toen<br />
tijdens de Franse overheersing (1795-1813) de nationale<br />
overheid verantwoordelijk werd voor het onderwijs, een<br />
taak die voorheen aan de kerk was toebedeeld, kwam<br />
burgerschapsvorming<br />
in het onderwijs centraal<br />
te staan. De<br />
bekende zinsnede in<br />
de eerste nationale<br />
onderwijswetten van<br />
1801-1806 over het doel<br />
van het onderwijs geeft<br />
die belangstelling voor<br />
goed burgerschap als volgt weer. Het onderwijs moet kinderen<br />
opvoeden ‘tot alle maatschappelijke en christelijke<br />
deugden’, tot mensen die deugdzaam handelden. 2 Dit<br />
kwam niet uit de lucht vallen. In het Verlichtingsklimaat<br />
van de tweede helft van de achttiende eeuw zijn er talrijke<br />
publicaties verschenen die al wezen op de verantwoordelijkheid<br />
van de overheid in het onderwijs en de<br />
noodzakelijke veranderingen die daarin nodig waren.<br />
Wetenschappelijke en andere genootschappen schreven<br />
er prijsvragen over uit. 3<br />
Goed leren<br />
samenleven<br />
moet je op<br />
school leren<br />
Deugd Verlichtingspedagogen waren ervan<br />
overtuigd dat goede opvoeding en goed onderwijs tot<br />
een beter, verstandiger type mens zou leiden. Daarom<br />
mocht geen enkel kind van de ‘weldaet der scholen’<br />
worden uitgezonderd. 4 Deze gedachte had tot gevolg<br />
dat er aandacht kwam voor het onderwijs aan kinderen<br />
met een beperking.<br />
De opvoeding<br />
tot deugd<br />
beheerste<br />
de inhoud van<br />
het onderwijs<br />
Elk land, ook Nederland,<br />
kreeg omstreeks 1800<br />
een of meerdere<br />
doven- en blindenscholen.Volksopvoeding,<br />
stond in<br />
dienst van de vorming<br />
tot een moreel hoogstaand<br />
mens. In<br />
Nederland heeft<br />
de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen daarin een<br />
belangrijke rol gespeeld. Deze stichtte spaarbanken<br />
om mensen aan te sporen tot spaarzaamheid, biblio-<br />
theken om het lezen te stimuleren en scholen om zo<br />
als model voor andere scholen te dienen.<br />
De opvoeding tot deugd beheerste de inhoud van<br />
het onderwijs, maar ook die van boeken en in het bijzonder<br />
kinderliteratuur. Gehoorzaamheid, vlijt, beleefdheid,<br />
bescheidenheid en verdraagzaamheid vormden de meest<br />
voorkomende deugden. Vaak ging deze morele vorming<br />
gepaard met het nodige aan kennisoverdracht. Kennis is<br />
deugd zouden sommige verlichtingspedagogen beweren.<br />
Ondeugd is gewoon onkunde. 5 Voorwoorden in kinderen<br />
schoolboeken vermeldden dan ook tot ver in de<br />
negentiende eeuw dat het de bedoeling was kennis en<br />
deugd aan te kweken. Omdat de Nederlandse overheid<br />
vooral geïnteresseerd was in morele vorming, richtte<br />
zij zich allereerst op het lager onderwijs. Daarin liep<br />
zij voorop ten aanzien van de ons omringende landen.<br />
Daar was men vaker gericht op het hoger onderwijs<br />
om een goed opgeleid kader te creëren. 6<br />
De nadruk op deugdzaamheid leidde ertoe dat<br />
leesonderwijs het hoofdbestanddeel in het onderwijs<br />
was in de eerste helft van de negentiende eeuw. Bij alle<br />
mogelijke lessen werd kinderen het verschil tussen goed<br />
en kwaad ingeprent. Gehoorzaamheid speelde op tal<br />
van niveaus een rol: aan de overheid, ouders, onderwijzer.<br />
Vele scholen voerden geleidelijk andere vakken in als<br />
geschiedenis en aardrijkskunde, maar ook hier bestond<br />
de leerstof vooral uit het lezen van ‘zedekundige’ verhalen.<br />
Voorbeelden van goed en fout gedrag voerden de<br />
boventoon. Dat ging vaak zo ver dat misdragingen van<br />
volwassenen teruggevoerd werden op ‘onbehandelde’<br />
ondeugden in de kinderjaren. Zo werd dronkenschap<br />
vaak gekoppeld aan overmatige snoeplust in de jeugd.<br />
Dat was ook het geval in het slot van een gedicht getiteld<br />
‘De dronkaard’ in een kindertijdschrift:<br />
‘En laat toch nimmer, wie gij zijt,<br />
De snoeplust u bekoren;<br />
Daaruit wordt ligt in later tijd<br />
Uw ongeluk geboren.<br />
Wat van een snoeper worden kan,<br />
Dat kunt gij zien in deze man.’ 7<br />
Cohesie in de samenleving Door<br />
deze deugdenbenadering in school en gezin, via school-<br />
boeken en andere kinderliteratuur, kristalliseerde zich<br />
zo het beeld van de ideale persoon uit. Behalve het<br />
‘kweken’ van deugdzame personen had de overheid<br />
nog een ander doel met burgerschapsopvoeding,<br />
16 LESSEN 4 | DECEMBER 2008 <strong>BURGERSCHAP</strong>SVORMING
Uit: M.E.H. Budden (1834). De dorpsschool. Eene reeks van nuttige en aangename vertellingen voor kinderen die gaarne wijs en deugdzaam willen worden<br />
namelijk het bevorderen van de cohesie in de samenleving.<br />
Voorheen bestond Nederland uit zeven vrij autonome<br />
provincies. Na de vestiging van de eenheidsstaat<br />
in 1795 stond de regering voor de taak om de republiek<br />
om te vormen tot een eenheid. Het onderwijs kreeg<br />
daarin een belangrijke taak toegekend. Dat blijkt al<br />
duidelijk uit de instructie die de Nationale Vergadering<br />
in 1798 ontwierp voor<br />
Nederlands eerste<br />
Agent van Nationale<br />
Opvoeding – nu zouden<br />
we minister van<br />
onderwijs zeggen.<br />
Deze J.H. van der Palm<br />
moest met een wetsvoorstel<br />
komen waarin<br />
opgenomen zou zijn<br />
dat ieder kind naar<br />
school moest en dat<br />
scholen tot taak hadden<br />
Het onderwijs<br />
kreeg ook een<br />
taak in het<br />
bevorderen van<br />
de taalkundige<br />
eenheid van<br />
het land<br />
kinderen te wijzen op hun rechten en plichten. Deze<br />
waren samengevat in het liberale beginsel: wat gij<br />
niet wilt dat u geschiedt doe dat ook een ander niet.<br />
Van het naleven ervan hing ‘de duurzaamheid, het behoud<br />
en het geluk van het Vaderland’ af. De instructie<br />
sprak zelfs van jonge burgers en burgeressen als het<br />
over schoolkinderen ging. Ook zou het onderwijs kinderen<br />
moeten leren dat het algemeen belang boven<br />
het persoonlijk belang ging. 8<br />
Het onderwijs kreeg ook een taak in het bevorderen<br />
van de taalkundige eenheid van het land. Taalkundige<br />
integratie hing immers af van de mate waarin<br />
de bevolking de lees- en schrijfkunst machtig was. In<br />
het begin van de negentiende eeuw kon nog steeds<br />
40% van de bruiden en 25% van de bruidegoms niet<br />
een handtekening onder de huwelijksakte zetten. Zo’n<br />
handtekening geldt voor onderzoekers als een maatstaf<br />
voor de alfabetiseringsgraad, aangezien kinderen pas<br />
leerden schrijven als ze het lezen redelijk beheersten.<br />
Het onderwijs kon zo bovendien bijdragen aan de<br />
<strong>BURGERSCHAP</strong>SVORMING DECEMBER 2008 | LESSEN 4 17
Salzman bracht de deugden op een vermakelijke manier bij kinderen en opvoeders onder de aandacht<br />
bevordering van het ABN (Algemeen Beschaafd<br />
Nederlands) en het terugdringen van dialecten. 9<br />
Daarnaast was het bevorderen van goed burgerschap<br />
een economisch belang. Productieve en loyaal<br />
meewerkende burgers waren belangrijk om politiek<br />
draagvlak te creëren. Het onderwijs was daarvoor een<br />
uitnemend instrument. Het kweken van vaderlandsliefde<br />
werd een belangrijk<br />
doel van geschiedenis<br />
en zang. 10 Talloze<br />
liederen zijn toen<br />
vervaardigd die een<br />
uitgesproken chauvinistisch<br />
karakter<br />
hadden en tot ver in<br />
de twintigste eeuw<br />
door schoolkinderen<br />
zijn gezongen, zoals<br />
‘Hollandsch vlag,<br />
je bent mijn glorie’. 11<br />
Het kweken<br />
van vaderlandsliefde<br />
werd<br />
een belangrijk<br />
doel in de<br />
geschiedenislessen<br />
Religie als bouwsteen van goed<br />
burgerschap? Burgerschapsvorming als<br />
doel van de onderwijshervormingen in de jaren 1801-1806<br />
had echter ook een religieuze component. Vele antwoorden<br />
op onderwijsprijsvragen van genootschappen van<br />
voor 1800 laakten het toenmalige onderwijssysteem<br />
dat onder het toezicht van de kerk stond. Wilde men het<br />
onderwijs hervormen dan moest dat allereerst onttrokken<br />
worden aan de invloedssfeer van de kerk. Dat wilde<br />
echter niet zeggen dat men religie niet belangrijk vond.<br />
Integendeel. Het allereerste artikel van de Instructie voor<br />
de Agent van Nationale opvoeding (1798) begon als volgt:<br />
‘De agent zal zich moeten<br />
gedragen naar de bepalingen bij<br />
de Staatsregeling voorgeschreven,<br />
en bijzonder naar die grondbeginselen,<br />
welke op zijne werkzaamheden<br />
eenen bijzonderen invloed hebben.<br />
Weshalven hij steeds zal moeten<br />
18 LESSEN 4 | DECEMBER 2008 <strong>BURGERSCHAP</strong>SVORMING
Vlijt en naarstigheid in Schenkman’s boekje Weer wat moois voor kinderen, 1850<br />
bedacht zijn, dat de eerbiedige<br />
erkentenis van een alles besturend<br />
Opperwezen de banden der maatschappij<br />
versterkt, en daarom op<br />
alle mogelijke wijzen in de harten<br />
der vaderlandsche jeugd behoort<br />
te worden ingedrukt.’ 12<br />
Van der Palm was de eerste die de functie Agent van<br />
Nationale Opvoeding aanvaardde. Hij moet zich content<br />
gevoeld hebben met de religieuze component in zijn<br />
opdracht. Hij is de auteur van Nederlands eerste kinderbijbel,<br />
die maar liefst uit 24 delen bestond. Bij de invoering<br />
van de nationale onderwijswetgeving ging de<br />
overheid behoedzaam te werk, ook ten aanzien van<br />
de kerken. Deze kregen in 1806 een brief toegestuurd,<br />
waarin de nieuwe situatie werd uitgelegd. Nu inleiden<br />
in de eigen geloofstraditie op school niet meer mogelijk,<br />
zelfs onwenselijk was, dienden kerken dit zelf ter hand<br />
te nemen voor hun eigen lidmaten. A. van den Ende,<br />
Van der Palms opvolger, benadrukte echter dat<br />
christelijk onderwijs in de school belangrijk bleef<br />
en zelfs onmisbaar was voor de zedelijke opvoeding:<br />
‘Mogen de verbeterde<br />
schoolinrichtingen, onder den<br />
Goddelijken zegen, de vruchten<br />
dragen, die dezelve schijnen te<br />
beloven, dan zal er de toenemende<br />
zedeloosheid in ons vaderland door<br />
worden tegengegaan, en in de harten<br />
der volgende geslachten door worden<br />
geplant en aangekweekt zuivere<br />
beginselen van Christelijke en alle<br />
maatschappelijke deugden.’ 13<br />
Religie was niet alleen belangrijk omdat deze de inhoud<br />
van de moraal hielp te bepalen, maar juist ook om<br />
kinderen te leren omgaan met andersdenkenden. Net als<br />
nu, was er een diversiteit aan geloofsrichtingen. Na de<br />
<strong>BURGERSCHAP</strong>SVORMING DECEMBER 2008 | LESSEN 4 19
Reformatie in de zestiende eeuw was er de gereformeerde<br />
kerk als dominante kerk, na 1813 aangeduid<br />
als Nederlandsch-Hervormde kerk. Katholieken bleven<br />
echter een substantieel deel van de Nederlandse bevolking<br />
uitmaken. Daarnaast waren er kleinere groeperingen<br />
als remonstranten, luthersen, doopsgezinden en joden.<br />
Het was de taak van de school de verdraagzaamheid<br />
tussen de verschillende groepen te helpen bevorderen.<br />
Dit is na 1820 regelmatig benadrukt in de schoolstrijd<br />
toen voorstanders van de openbare gemengde school,<br />
ten strijde trokken tegen hen die afzonderlijke scholen<br />
voor de verschillende gezindten wensten. P. Hofstede<br />
de Groot was zo’n fervente verdediger van zulk openbaar<br />
onderwijs:<br />
‘Nu zijn de lagere scholen de eenige<br />
plaatsen van verbroedering voor<br />
het meerder deel der natie. Gaat<br />
men, volwassen zijnde, ieder bij<br />
voorkeur met zijne geloofsgenooten<br />
verkeeren en ieder naar zijn eigen<br />
kerkgebouw: als kind heeft men toch<br />
met kinderen van andere belijdenissen<br />
Literatuur<br />
Bakker, N., Noordman, J. &<br />
Rietveld-van Wingerden, M. (2006).<br />
Vijf eeuwen opvoeden in Nederland.<br />
Idee & praktijk 1500-2000. Assen:<br />
Van Gorcum.<br />
Boekholt, P.Th.F.M. & Booy, E.P. de<br />
(1987). Geschiedenis van de school<br />
in Nederland vanaf de middeleeuwen<br />
tot aan de huidige tijd. Assen/<br />
Maastricht: Van Gorcum.<br />
Booy, E.P. de (1977). De weldaet<br />
der scholen. Het plattelandsonderwijs<br />
in de provincie Utrecht van<br />
1580 tot het begin der negentiende<br />
eeuw. Utrecht: sn.<br />
Cunnigham, H. (1995). Children &<br />
Childhood in Western society since<br />
1500. London/New York: Longman<br />
Hofstede de Groot, P. (1844). Zijn<br />
afzonderlijke scholen voor de verschillende<br />
kerkgenootschappen<br />
noodig of wenschelijk? Groningen:<br />
Scholtens.<br />
Hoorn, I van (1907). De<br />
Nederlandsche schoolwetgeving<br />
voor het Lager Onderwijs, 1796-<br />
1907. Groningen: Noordhoff.<br />
Knippenberg, H. & Pater, B. den<br />
(1988). De eenwording van<br />
Nederland. Schaalvergroting en<br />
integratie sinds 1800. Nijmegen:<br />
SUN.<br />
Lenders, J. (2007). Prijsvragen en<br />
hun betekenis voor het onderwijs.<br />
Lessen, 2 (1), 4-13.<br />
Miedema, S. (2006).<br />
Levensbeschouwelijk leren samenleven:<br />
een godsdienspedagogische<br />
balans. In S. Miedema & G. Betram-<br />
Troost (red.). Levensbeschouwelijk<br />
leren samenleven. Opvoeding,<br />
identiteit en ontmoeting.<br />
Zoetermeer: Meinema.<br />
Rietveld-van Wingerden, M. (1992).<br />
Voor de lieve kleinen. Het jeugdtijdschrift<br />
in Nederland 1757-1942.<br />
Den Haag: NBLC.<br />
omgegaan en hen in de school<br />
als menschen leeren kennen en<br />
liefhebben.’ 14<br />
Tot slot De aandacht voor burgerschapsopvoeding<br />
de laatste twee decennia lijkt in meerdere opzichten<br />
op de discussie, die twee eeuwen geleden werd gevoerd.<br />
Vermeende teloorgang van goede zeden, de roep om<br />
morele opvoeding en de pluriformiteit in religies waren<br />
toen en zijn nu ook belangrijke ingrediënten. Het kweken<br />
van verdraagzaamheid zag men in 1800 als een pedagogische<br />
opdracht en twee eeuwen later is dat niet veel<br />
anders. Wel is dit laatste een grotere uitdaging geworden.<br />
Had men in 1800 nog alleen te maken met het Jodendom<br />
als niet-christelijke religie, waarvoor ook prompt een<br />
uitzonderingssituatie werd geschapen, 15 nu is het aantal<br />
niet-christelijke religies flink toegenomen. Het is dan<br />
ook een uitdaging voor de 21ste eeuw dit gegeven op<br />
een positieve manier te benutten, zodat kinderen goed<br />
worden voorbereid op een samenleving die niet alleen<br />
multireligieus, maar ook multicultureel is. L<br />
Rietveld-van Wingerden, M., Sturm,<br />
J. & Miedema, S. (2002). Dutch<br />
Jewish primary schools in the first<br />
half of the nineteenth century: education<br />
between modern politics and<br />
religious aspirations. History of<br />
Education Review, 31 (2), 16-29.<br />
Stilma, L.C. (2002, 2de druk). Van<br />
kloosterklas tot basisschool. Een<br />
historisch overzicht van opvoeding<br />
en onderwijs in Nederland. Baarn:<br />
HB Uitgevers.<br />
Noten<br />
1 Miedema, 2006, 18-23.<br />
2 Van Hoorn, 1907, 225.<br />
3 Lenders, 2007, 9-10.<br />
4 De Booy, 1977; Boekholt &<br />
De Booy, 1987, 92-95.<br />
5 Stilma, 2002, 63-65, 71.<br />
6 Cunnimgham, 1995, 121-122.<br />
7 Rietveld-van Wingerden, 1992,<br />
175.<br />
8 Van Hoorn, 1907, 8.<br />
9 Knippenberg & Den Pater, 1988,<br />
174-176.<br />
10 Ibid., 135-146; Boekholt &<br />
De Booy, 1987, 95.<br />
11 Bakker et al., 2006, 209-217.<br />
12 Van Hoorn, 1907, 7-8.<br />
13 Ibid., 260.<br />
14 Hofstede de Groot, 1844, 94.<br />
15 Rietveld-van Wingerden, Sturm<br />
& Miedema, 2003, 34-35.<br />
20 LESSEN 4 | DECEMBER 2008 <strong>BURGERSCHAP</strong>SVORMING
De Heilige Communie. Religieuze socialisatie vindt bij uitstek in de kerk plaats<br />
Religieuze<br />
burgerschapsvorming<br />
als uitdaging<br />
Over de rol<br />
van religie in het<br />
leren samen leven<br />
Ina ter Avest
In 2005 was het dan eindelijk zover: er werd een wet van<br />
kracht die alle scholen verplichtte burgerschapsvorming in het<br />
curriculum op te nemen. Dat gold zowel voor basisscholen als<br />
scholen voor voortgezet onderwijs. De wet volgde de praktijk,<br />
waarin leerkrachten en docenten verschillende manieren<br />
hebben ontwikkeld om hun leerlingen te leren samen te leven.<br />
Voordat echter gegroeide praktijken op enkele scholen waren<br />
getransformeerd tot wet- en regelgeving voor alle scholen,<br />
moest er heel wat gebeuren. Zo heeft in 1999 de toenmalige<br />
staatssecretaris Karin Adelmund van Onderwijs een Commissie<br />
Historische en Maatschappelijke Vorming geïnstalleerd, met als<br />
doel concrete voorstellen te formuleren voor de implementatie<br />
van burgerschapsvorming in het vak geschiedenis. Andere<br />
organisaties togen aan het werk om concrete lesprogramma’s<br />
te ontwikkelen voor het leergebied burgerschapsvorming, dat<br />
ook weer niet als een afzonderlijk schoolvak moest worden<br />
gezien. Echter, tot nu toe is er weinig aandacht geweest voor<br />
religie. Dit is opmerkelijk omdat de inzet was leerlingen te leren<br />
samenleven in de multiculturele samenleving om daarmee<br />
de integratie van mensen met een niet-westerse culturele en<br />
religieuze achtergrond te stimuleren. In dit artikel betoog ik<br />
dat het over het hoofd zien van religie een gemiste kans is.<br />
Gezien de ontwikkelingen rondom religie in het publieke domein<br />
is er alle reden om in het kader van burgerschapsvorming religie<br />
de plaats te geven die haar toekomt. 1
Een kaarsje branden in de kerk<br />
Van mono- naar multi-cultureel<br />
In de tweede helft van de twintigste eeuw veranderde<br />
Nederland van een monoculturele in een multiculturele<br />
en multireligieuze samenleving. De komst van wat we<br />
indertijd de ‘gastarbeiders’ noemden, wordt over het<br />
algemeen aangemerkt als een omslagpunt in die ontwikkeling.<br />
2 Een aanzienlijk<br />
deel van deze<br />
‘gastarbeiders’ kwam<br />
uit Turkije en Marokko<br />
en was opgevoed in de<br />
Islam. In het kader van<br />
gezinshereniging zijn<br />
in de jaren tachtig van<br />
de vorige eeuw vrouw<br />
en kinderen van deze<br />
‘gastarbeiders’ in<br />
Nederland komen<br />
wonen. Scholen<br />
kregen van overheidswege<br />
extra faciliteiten<br />
Een aanzienlijk<br />
deel van deze<br />
‘gastarbeiders’<br />
kwam uit<br />
Turkije en<br />
Marokko en<br />
was opgevoed<br />
in de islam<br />
voor deze bijzondere groep leerlingen om zo het vak<br />
Onderwijs in Eigen Taal en Cultuur (OETC) aan te bieden.<br />
Aanvankelijk wilde men zo met dit vak kinderen contact<br />
laten houden met de eigen cultuur. De verwachting was<br />
namelijk dat ze terug zouden keren naar het land van<br />
herkomst – ze waren immers kinderen van ‘gast’-arbeiders!<br />
Toen al snel duidelijk werd dat ze zouden blijven,<br />
ging men het vak zien als een hulpmiddel in de integratie<br />
in Nederland. Kinderen zouden gemakkelijker<br />
de Nederlandse taal onder de knie krijgen als ze die<br />
vanuit hun moedertaal aanleerden. OETC werd NT2 –<br />
Nederlands als tweede taal; ‘gastarbeiders’ werden<br />
‘medelanders’. 3<br />
Naast ‘gastarbeiders’ en vrouw en kinderen,<br />
hebben ook vluchtelingen en (voormalige) rijksgenoten<br />
uit Suriname en de Nederlandse Antillen bijgedragen<br />
aan de toename van diversiteit aan culturele en religieuze<br />
achtergronden van Nederlandse burgers. Nu,<br />
in het eerste decennium van de 21ste eeuw, zijn bijna<br />
alle grote en ook vele kleinere wereldreligies in<br />
Nederland vertegenwoordigd.<br />
RELIGIE EN SAMENLEVEN DECEMBER 2008 | LESSEN 4 23
Als gevolg van de veranderde status van ‘gastarbeiders’<br />
en daaraan gerelateerde emancipatieprocessen, hebben<br />
ouders eigen islamitische en hindoescholen opgericht.<br />
In 1988 opent de eerste<br />
islamitische school haar<br />
deuren (Rotterdam),<br />
een jaar later gevolgd<br />
door een hindoeschool<br />
in Den Haag. Inmiddels<br />
zijn er ongeveer veertig<br />
islamitische en zes<br />
hindoe basisscholen.<br />
Daarnaast zijn er twee<br />
islamitische scholen<br />
voor voortgezet onderwijs<br />
(Amsterdam en<br />
Rotterdam). Slechts<br />
vier procent van de<br />
islamitische kinderen<br />
bezoekt een school van<br />
de eigen richting. Wie<br />
zijn kinderen naar nietislamitische<br />
scholen<br />
stuurt doet dat vanuit verschillende motieven. Daarbij<br />
is opmerkelijk dat ze even vaak voor katholiek en protestants-christelijk<br />
als openbaar onderwijs kiezen: beter<br />
een (vreemde) godsdienst dan helemaal geen godsdienst.<br />
Daarnaast wil men dat zijn kinderen in aanraking komen<br />
met kinderen van autochtone Nederlanders. Ook is een<br />
belangrijke overweging dat zij, evenals vele andere<br />
ouders ongeacht hun achtergrond, liever een school<br />
hebben in de eigen buurt. 4<br />
Daardoor zijn vele scholen geconfronteerd met<br />
een grote diversiteit in de leerlingenpopulatie. Kinderen<br />
komen op school vaak in aanraking met andere godsdiensten.<br />
Maar dat niet alleen, ook binnen de afzonderlijke<br />
godsdiensten, of het nu om christendom of islam gaat,<br />
is de pluriformiteit toegenomen. Er is een grote variëteit<br />
aan beleving en de mate waarin kinderen van huis uit<br />
zijn ingevoerd in de eigen religieuze traditie. 5<br />
Er is een grote<br />
variëteit aan<br />
beleving en<br />
de mate waarin<br />
kinderen van<br />
huis uit zijn<br />
ingevoerd<br />
in de eigen<br />
religieuze<br />
traditie<br />
School met de koran en de bijbel<br />
Bijzonder in de hierboven beschreven ontwikkelingen is<br />
de oprichting van de eerste en tot nu toe enige christelijke-islamitische<br />
basisschool. Dat betreft de Juliana van<br />
Stolbergschool in Ede. Deze was één van de eerste scholen<br />
in Nederland waar het ‘leren omgaan met de ander’<br />
in het curriculum wordt opgenomen. De school begon<br />
als een onderwijsexperiment in het kader van ontmoetingsleren,<br />
en later expliciet als interreligieus onderwijs.<br />
Informeel vanaf 1985 en formeel vanaf 1990 gooide deze<br />
aanvankelijk protestants-christelijke basisschool het roer<br />
om en richtte het onderwijs in rondom ‘religies leren’.<br />
In de tien jaar van haar bestaan is op deze school een<br />
volledig curriculum met bijbehorend lesmateriaal ontwikkeld<br />
voor wat genoemd is ‘interreligieus leren’ en ‘religieuze<br />
burgerschapsvorming’. Er kwam in Ede zelfs een<br />
Centrum voor Interculturele Samenwerking tot stand<br />
dat ten doel had de school te begeleiden. De uit Turkije<br />
afkomstige Mustafa Çelik was een van de bestuursleden<br />
en een grote voorstander van religieuze burgerschapsvorming:<br />
‘Als er geen ontmoeting is, vindt er ook geen<br />
gesprek plaats en ontstaat wederzijdse angst. Alleen<br />
door ontmoeting kan die angst overwonnen worden.’ 6<br />
In curriculum en lesstof van de Juliana van<br />
Stolbergschool stonden twee godsdiensten centraal:<br />
christendom en islam. Kenmerkend voor het lesprogramma<br />
was dat de leerlingen les krijgen ín hun eigen<br />
godsdienstige traditie (christelijk, dan wel islamitisch)<br />
en daarnaast leerden óver de andere traditie. Centraal<br />
stond het herkennen van bekende en vertrouwde<br />
elementen in elkaars godsdienst en het erkennen<br />
van het vreemde. Verschillen zijn een aanleiding<br />
om samen na te denken over het ontstaan ervan<br />
en de betekenis voor<br />
ieder. Kinderen leren<br />
van en met elkaar. 7<br />
Betrokkenheid<br />
Of het nu een<br />
van de<br />
school betreft met een<br />
leerlingen<br />
homogeen religieuze<br />
leerlingenpopulatie<br />
op de ‘gouden of een school met<br />
een grote diversiteit<br />
momenten’<br />
aan culturele en religieuze<br />
achtergronden,<br />
van elkaars op alle scholen is het<br />
van belang religie en<br />
verhalen<br />
burgerschapsvorming<br />
met elkaar te verbinden,<br />
sterker nog: religie ín burgerschapsvorming<br />
is een voorwaarde voor goed onderwijs in burgerschap.<br />
Alhoewel de Juliana van Stolbergschool om verschillende<br />
redenen rond de eeuwwisseling haar deuren<br />
moest sluiten, is het gedachtegoed van religieuze burgerschapsvorming<br />
wel verder ontwikkeld. De hier ontwikkelde<br />
methode is toepasbaar op mono- en multireligieuze<br />
24 LESSEN 4 | DECEMBER 2008 RELIGIE EN SAMENLEVEN
Lezen en mediteren door een moslim<br />
scholen. In de volgende paragraaf geef ik daarvan een<br />
voorbeeld. Het betreft een les door een seculiere leerkracht<br />
op een islamitische school. Een les waarin centraal<br />
staat het verkennen van verschillen en het herkennen<br />
van het vertrouwde in het ‘vreemde’.<br />
Anders thuis zijn Meester Erdal staat in<br />
groep zeven van een islamitische basisschool. Meester<br />
Erdal is zich ervan bewust dat de islamitische traditie<br />
in de Nederlandse cultuur een ‘vreemde’ traditie is, die<br />
voor veel mensen in Nederland ‘anders’ is dan ze zelf<br />
gewend zijn. Hij vindt het daarom heel belangrijk dat<br />
leerlingen het gevoel krijgen dat ‘thuis-zijn’ in die traditie,<br />
én het ‘vreemde’ van die traditie, bij elkaar horen. Dat<br />
anders ‘heel gewoon’ is. Na de zomervakantie begroet<br />
hij zijn leerlingen met<br />
de vraag: ‘Wie van<br />
jullie is er dit jaar met<br />
z’n ouders naar Turkije<br />
of Marokko geweest?’<br />
Emmina vertelt:<br />
Dat ánders<br />
‘heel<br />
gewoon’ is<br />
‘We logeerden bij mijn oom en tante.<br />
Met hun kinderen spelen wij altijd.<br />
Buiten maken wij een soort van<br />
knikkerbaan, het is met steentjes.<br />
We hebben zó gelachen toen onze<br />
vader mee ging doen. Thuis is hij heel<br />
anders, veel strenger, maar nu hebben<br />
we zó gelachen samen. Ik wou dat<br />
het hier in Nederland ook zo was.’<br />
Meester Erdal vraagt Emmina wát er nou precies zo<br />
leuk was aan het spel met de steentjes. Ook de andere<br />
kinderen vraagt hij na te denken wát er zo bijzonder<br />
was aan hun ervaring in de zomervakantie, dat ze er<br />
nu – alhoewel ze weer thuis zijn in Nederland – tóch<br />
heimwee naar hebben. Dit is voor de leerlingen geen<br />
moeilijke vraag. Wél moeilijk is de volgende vraag van<br />
Meester Erdal: ‘Wat doet je hier thuis in Nederland het<br />
meeste denken aan dat fijne moment van de vakantie’?<br />
Het is even stil in de kring. Dan vertelt Ghizlane:<br />
RELIGIE EN SAMENLEVEN DECEMBER 2008 | LESSEN 4 25
De school<br />
begon als<br />
een onderwijsexperiment<br />
in het<br />
kader van<br />
ontmoetingsleren<br />
‘Ik was heel blij<br />
in Marokko, toen<br />
ik op een vrijdag<br />
mee mocht naar<br />
de moskee. Het<br />
was heel stil,<br />
iedereen luisterde<br />
naar de preek.<br />
Vorig jaar was<br />
ik een keer heel<br />
vroeg op, samen<br />
met mijn moeder.<br />
Toen was het nog<br />
heel stil, in huis<br />
en op straat. Zo stil, en samen met<br />
mijn moeder, dat is eigenlijk hetzelfde<br />
als toen in de moskee.’<br />
De kring vult zich met warme verhalen die zich thuis in<br />
Nederland afspelen en die de herinnering aan de fijne<br />
momenten van de vakantie oproepen en vasthouden.<br />
Meester Erdal voelt de sterke betrokkenheid van de<br />
leerlingen op de ‘gouden momenten’ van elkaars verhalen.<br />
Meester Erdal rondt het kringgesprek als volgt<br />
af: ‘Als je de ‘gouden momenten’ van de vakantie ook<br />
Literatuur<br />
Avest, I. ter (2003). Kinderen<br />
en God verteld in verhalen.<br />
Zoetermeer: Boekencentrum.<br />
Bakker, C. & Rigg, E. (2004). De<br />
persoon van de leerkracht. Tussen<br />
christelijke schoolidentiteit en<br />
leerlingdiversiteit. Meinema:<br />
Zoetermeer.<br />
Bommel, A. van (1990). Moslims<br />
in Nederland. In J.H. Gerritsen<br />
& W.E. Westerman (red.).<br />
Ontmoetingen in het onderwijs<br />
(pp. 49-58). Kampen: Kok.<br />
Donk, W.B.H.J. van de, Jonkers,<br />
A.P., Kronjee, G.J. & Plum, R.J.J.<br />
(2006). Geloven in het publieke<br />
domein Verkenningen van een<br />
dubbele transformatie. Amsterdam/<br />
Den Haag: University Press/WRR.<br />
Miedema, S. (2006). Levensbeschouwelijk<br />
leren samenleven:<br />
een godsdienstpedagogische<br />
balans. In S. Miedema & G. Bertram-<br />
Troost (red.). Levensbeschouwelijk<br />
leren samenleven (pp. 7-23).<br />
Zoetermeer: Meinema.<br />
hier thuis herkent en misschien zelfs er voor kunt zorgen<br />
dat ze gaan gebeuren, dan heet dat gevoel geen heimwee<br />
meer, maar thuis-zijn.’<br />
Thuis in de multiculturele en<br />
multireligieuze samenleving In het<br />
verhaal van Ghizlane horen we het belang van samenzijn<br />
en nabijheid. Niet alleen voor de religieuze ontwikkeling<br />
is de ervaring van gezamenlijkheid en vertrouwen van<br />
belang, ook voor de ontwikkeling van het gevoel van<br />
‘thuis-zijn’ in de samenleving. Niet anders dan vanuit de<br />
basiservaring van vertrouwen, kan zich het vertrouwen<br />
in de (vreemde) ander, de medeburger, ontwikkelen.<br />
Daarvoor is de ontmoeting met concrete anderen noodzakelijk.<br />
Die ontmoeting stimuleert meester Erdal door<br />
de leerlingen naar elkaar te laten luisteren en zich in<br />
elkaar te herkennen. Dat bevordert het begrip en de<br />
affectieve betrokkenheid op elkaar. Dat moet beginnen<br />
in de klas – de samenleving in het klein.<br />
Religie en burgerschap horen bij elkaar. Dankzij<br />
leerkrachten als meester Erdal leren leerlingen zich<br />
vanuit hun basisvertrouwen, ánders én ‘thuis’ te voelen<br />
in de multiculturele en multireligieuze Nederlandse<br />
samenleving. L<br />
Shadid, A.A.R. & Koningsveld,<br />
P.S. van (1992). De mythe van het<br />
islamitisch gevaar. Kampen: Kok.<br />
Vroom, H. (2006). Godsdienstige<br />
vorming en religieus pluralisme<br />
in het onderwijs. In S. Miedema<br />
& G. Bertram-Troost (red.).<br />
Levensbeschouwelijk leren<br />
samenleven (pp. 187-200).<br />
Zoetermeer: Meinema.<br />
Wederkerigheid. (1997).<br />
Informatiekrant over het<br />
ontmoetingsonderwijs. Ede.<br />
Noten<br />
1 Donk et al., 2006; Miedema,<br />
2006, 20-21.<br />
2 Ter Avest 2003.38-44.<br />
3 Van Bommel, 1990, 50-52.<br />
4 Shadid & Van Koningsveld, 1997.<br />
5 Vroom, 2006, 197-199.<br />
6 Wederkerigheid (1997).<br />
7 Ter Avest, 2003, 210-212;<br />
Bakker & Riggs, 2004, 35-38.<br />
26 LESSEN 4 | DECEMBER 2008 RELIGIE EN SAMENLEVEN
Leesles<br />
Omslag van de zangbundel, 1922<br />
Kleine zangbundel voor<br />
de volkszangdag van 1922<br />
Zingen van volksliederen was in de afgelopen twee<br />
eeuwen een beproefd middel ter bevordering van de<br />
vaderlandsliefde bij jong en oud. Na het inzetten van<br />
de verzuiling aan het eind van de negentiende eeuw<br />
gebeurde dat zingen vooral in eigen kring, op initiatief<br />
van aparte socialistische, protestantse of katholieke<br />
verenigingen voor volkszang. Opmerkelijk is dat juist<br />
de volkszang werd aangegrepen om de verzuiling te<br />
doorbreken. Dat blijkt uit een zangbundeltje uit 1922<br />
onder de titel Volkszangdag 1922. Kleine zangbundel<br />
voor het Nederlandsche volk. De bedoeling ervan was<br />
steden te stimuleren om volkszangdagen te organiseren<br />
en daarbij allerlei organisaties te betrekken. In diverse<br />
steden was zo’n dag, waarop vooral de verzamelde<br />
schooljeugd uit volle borst zong, jarenlang succesvol. 1<br />
Marry Remery<br />
Vorm en inhoud Het liederenboekje voor<br />
de volkszangdag in 1922 is een klein eenvoudig boekje<br />
met tien liedjes, waarvan de tekst op gebruikelijke wijze<br />
onder de notenbalken staat. Op de voorkant prijkt een<br />
romantisch aandoende pentekening van een luitspeler<br />
in een lieflijk landschap, omringd door een groepje<br />
middeleeuws geklede mannen, vrouwen en kinderen.<br />
Het was, gezien de oplage van meer dan vijftigduizend,<br />
de bedoeling het boekje op brede schaal te verspreiden.<br />
De prijs was daarom betrekkelijk laag en daalde bij<br />
afname van meerdere exemplaren. Partituren voor<br />
pianobegeleiding en partijen voor harmoniekapellen<br />
waren los verkrijgbaar. Gezien de inhoud was het doel<br />
vooral de natuur- en vaderlandsliefde te stimuleren.<br />
De bundel bevat een lofzang op de duinen, maar ook<br />
ZANGBUNDEL 1922 DECEMBER 2008 | LESSEN 4 27
het bekende Onder moeders paraplu van Anna Sutorius.<br />
De overige liederen gaan onder meer over ‘Hollandsche<br />
jongens’, een schoenlappertje en de zee. Het laatste lied<br />
Naar huis is een marsliedje van L.J. Sicking:<br />
‘Een twee, een twee / Jongens maakt de passen mee /<br />
Trapt dan, stapt dan / Of d’r een tambour gaat<br />
voor-an / Neemt je passen niet te breed /<br />
wij zijn thuis nog voor je ’t weet / stap, stap, stap /<br />
Flink maar niet te rap / Zingen houdt de kinders zoet /<br />
Zingen geeft den jongen moed.’ 2<br />
De binnenkant van de omslag bevatte een korte<br />
toelichting. Daarin riep de erevoorzitter van de<br />
Commissie voor de Volkszangdag, de onderwijsminister<br />
J.Th. de Visser, alle gemeenten op zo’n dag te<br />
organiseren.<br />
Selectie van liederen<br />
en organisatie In 1920 werd de eerste<br />
nationale volkszangdag gehouden in Amsterdam,<br />
Rotterdam, Den Haag, Alkmaar, Zutphen, Hengelo en<br />
Utrecht. Zanglustige vijfde- en zesdeklassers kwamen<br />
onder leiding van hun onderwijzers op een centrale plaats<br />
bijeen. Zij zongen er de liederen uit de bundel. In 1921<br />
Krantenfoto van de volkszangdag in 1926 in Delft<br />
verscheen er geen bundel vanwege verschil van mening<br />
over de keuze van de liederen. De protestantse vertegenwoordigers<br />
hechtten aan het Wilhelmus, terwijl de socialisten<br />
er juist bezwaren tegen hadden. Dit lied ontbrak<br />
daarom sindsdien in de bundels van de landelijke commissie.<br />
Ook bleek op het eerste (1921) en tweede volkszangcongres<br />
(1922) in Amsterdam dat er onvrede was<br />
over nieuwe voor deze gelegenheid gemaakte liederen.<br />
Men vond ze gekunsteld en prefereerde oudere, meer<br />
bekende volksliedjes. 3 Sommige steden maakten dan<br />
ook een geheel eigen keuze. In bijvoorbeeld Delft, waar<br />
in 1923 de eerste volkszangdag gehouden werd onder<br />
leiding van de hoofdonderwijzer G.J. van Veldhoven,<br />
begon men juist met het Wilhelmus. Ruim tweeduizend<br />
schoolkinderen namen elk jaar deel aan het evenement<br />
onder het toeziend oog van familieleden en bekenden. 4<br />
Aan het welslagen van dit jaarlijks terugkerend evenement<br />
in Delft werkten velen mee. Dat blijkt uit het<br />
gemeentelijk onderwijsverslag van 1930:<br />
‘De volkszangdag werd gehouden op zaterdag vijf juli,<br />
des avonds te zeven uur op de markt. De deelname<br />
der scholen was ditmaal zeer groot. De kinderen<br />
werden in drie groepen van de scholen gehaald<br />
en marcheerden tegen zeven uur, voorzien van<br />
28 LESSEN 4 | DECEMBER 2008 ZANGBUNDEL 1922
de schoolvlaggen, het marktplein op. Van zes<br />
tot zeven uur werden de liederen op het Carillon<br />
gespeeld door den heer Storm. De leiding van<br />
den zang en het muziekkorps der Harmoniekapel<br />
was weder in handen van de heer G.J. van Veldhoven.<br />
De padvinders zorgden voor het vlugge verspreiden<br />
van de programma’s. 5<br />
Doel van de volkszangdag<br />
en vervolg in 2007 De bedoeling van de<br />
volkszangdag was vooral de morele vorming van school-<br />
kinderen. Tegenwoordig zouden we dat weer burgerschapsvorming<br />
noemen. Dit verwoordde het bundeltje<br />
uit 1922 als volgt:<br />
‘Deze tien liederen moeten het eigendom worden<br />
van ons geheele Nederlandsche Volk, maar vooral<br />
van onze kinderen. Niet alleen de melodieën, maar<br />
ook de woorden moeten door ieder van buiten worden<br />
gekend. Eerst wanneer dat zal worden bereikt, wanneer<br />
deze liedjes werkelijk een schat zijn geworden,<br />
die wij altijd bij ons hebben, waarmede onze kinderen<br />
het leven ingaan, die hen en ons vergezelt bij onze<br />
genoegens bij onze vreugden en bij onzen arbeid,<br />
in onzen huislijken kring en daarbuiten, eerst dan<br />
acht onze Commissie haar werk van nut. Moge onze<br />
Commissie bij haren arbeid de medewerking ondervinden<br />
van allen.’ 6<br />
Tot ver na de Tweede Wereldoorlog hebben steden volkszangdagen<br />
georganiseerd. Dat gebeurde in bijvoorbeeld<br />
Literatuur<br />
Altena, W. van (2007a). Zingen<br />
op de markt, De Weekkrant<br />
Delftse Post, 10 augustus, 5.<br />
Altena, W. van (2007b).<br />
Driezuizendstemmig klinkt het<br />
Wilhelmus. De Weekkrant Delftse<br />
Post, 29 augustus 2007, 2-3.<br />
Morsman, M. (2004). Volkszangdag.<br />
Broederlijke verbanning van het<br />
straatlied? Bachelor-eindwerkstuk<br />
Muziekwetenschap. Universiteit van<br />
Utrecht.<br />
Morsman, M. (2005). De<br />
Volkszangdag. Tijdschrift voor de<br />
historie van Zutphen en omgeving.<br />
2005 (2), 44-51.<br />
Onderwijsverslag van de Gemeente<br />
Delft (1930). Gemeentelijk Archief<br />
Delft, nr. 291.<br />
Remery-Voskuil, M.E.M. (2006).<br />
Vier lagere scholen in de<br />
binnenstad van Delft. Voorburg:<br />
Ohis Research.<br />
Delft tot 1969. Nadat uit een enquête bleek dat de helft<br />
van de scholen niet meer bereid was om mee te werken<br />
aan de voorbereidingen, stopte het evenement. De<br />
belangrijkste kritiek was dat een volkszangdag niet<br />
eigentijds was en de organisatie ervan lastig. Bij oudere<br />
Delftenaren riep enige jaren geleden de term volkszangdag<br />
echter zoveel positieve gevoelens op, dat in 2007<br />
de traditie in ere werd hersteld. De 87-jarige dirigent<br />
Pierre van Hauwe had de leiding. Hij wist, net als in de<br />
jaren vijftig en zestig, op vakbekwame wijze de drieduizend,<br />
nu vooral oudere, aanwezigen zo te laten samen<br />
zingen dat het goed klonk en ieder er plezier in had.<br />
De liedjes waren als vanouds gekozen uit titels als<br />
De Zilvervloot, De uil zat in de olmen, Drie schuimtambours<br />
en het Wilhelmus. 7 De ervaringen waren zo positief<br />
dat in 2008 de traditie wordt voorgezet en er in<br />
mei 2008 een Stichting Volkszangdag Delft is opgericht.<br />
Misschien dat de tijd rijp is om met de hoogste groepen<br />
van de basisscholen weer eenmaal per jaar in de zomer<br />
samen te zingen. Het zangonderwijs in de scholen kan<br />
naar mijn mening wel een dergelijke impuls gebruiken.<br />
Volkszangdag 1922. Kleine zangbundel<br />
voor het Nederlandsche<br />
volk. Roermond: Romen&Zonen.<br />
Noten<br />
1 Volkszangdag, 1922.<br />
2 Ibid., 15.<br />
3 Morsman, 2004, 11-12.<br />
4 Remery, 2006, 80-81.<br />
5 Onderwijsverslag van<br />
de Gemeente Delft, 1930.<br />
6 Volkszangdag, 1922.<br />
7 W. van Altena, 2007a; 2007b.<br />
ZANGBUNDEL 1922 DECEMBER 2008 | LESSEN 4 29<br />
L
Sporen van scholen<br />
Niet naar binnen,<br />
maar naar buiten<br />
Bert Stilma<br />
Als je van observeren houdt, dan valt er veel te<br />
genieten op straat, in parken of waar men zich ook<br />
in de openbare ruimte bevindt. Daaraan moest ik<br />
onwillekeurig denken toen ik onlangs een bezoek<br />
bracht aan de Amsterdamse dierentuin Artis. Niet<br />
alleen het gedrag van de dieren is interessant, maar<br />
wellicht nog meer de reacties van de kinderen. De<br />
bekende pedagoog M.J. Langeveld wees er in 1944 al<br />
op dat kinderen van nature een exploratiedrang hebben,<br />
ze verkennen graag hun omgeving. 1 Dat is goed te<br />
merken aan het gedrag van kinderen in een dierentuin.<br />
Kinderen leren in een natuurlijke omgeving beter dan<br />
in een leslokaal. Welke onderwijzers voerden voor<br />
dit principe een pleidooi? Die vraag bracht me al<br />
snel op het spoor van Eli Heimans.<br />
Heimans Eli Heimans (1861-1914) werd in Zwolle<br />
geboren. Daar doorliep hij de lagere school. Vervolgens<br />
ging hij naar de HBS, die hij niet kon afmaken omdat<br />
zijn vader hem in de ververij nodig had. Wel schreef hij<br />
zich in op de Normaalschool in Zwolle om onderwijzer<br />
te kunnen worden. Nadat hij deze doorlopen had kreeg<br />
hij in Amsterdam een benoeming aan de Planciusschool<br />
(1893-1904) en later aan de Van Schwindenschool<br />
(1904-1912). In die tijd ontmoette hij ook Jan Ligthart,<br />
Frits Zernike en Jacobus Pieter Thijsse. Met deze onderwijsvernieuwers<br />
voelde Heimans zich verwant. Enige<br />
publicaties schreef hij samen met hen. Zij kwamen elkaar<br />
ook tegen in redacties van tijdschriften, waarvan het in<br />
1896 verschenen tijdschrift De levende natuur wellicht<br />
het bekendste is geworden.<br />
Heimans was een bijzondere onderwijzer. Een<br />
oudleerling van de Planciusschool vertelde over hem:<br />
‘Hij was totaal anders dan alle andere onderwijzers.<br />
Ik kan dat beoordelen omdat ik zelf onderwijzer ben<br />
geweest. Hij had om zo te zeggen een geheel eigen<br />
stijl van lesgeven. Wat hij deed, stond in geen enkel<br />
leerboek. Hij was nooit kwaad, nooit driftig, deelde<br />
nooit straf uit, hetgeen ook nooit nodig was. Eens<br />
maakte hij mij attent op mijn zeer vuile nagels en<br />
zei: kom na schooltijd maar even bij mij, dan zal ik<br />
je onder de microscoop laten zien, wat er onder die<br />
nagels zit.” Ik ben niet gegaan, maar heb wel vanaf<br />
die dag mijn nagels beter verzorgd.’ 2<br />
Heimans is zijn hele leven lang onderwijzer gebleven.<br />
In 1914 overleed hij plotseling tijdens een geologische<br />
excursie in de Eifel bij Gerolstein. In Muiderberg werd<br />
hij op de joodse begraafplaats begraven.<br />
Schoolwandelingen In de tijd dat Heimans<br />
onderwijzer was, had het leervak plant- en dierkunde,<br />
toen natuurlijke historie genoemd, een morfologisch<br />
karakter. Indelingen van allerlei planten- en diersoorten<br />
kregen een zwaar accent. Dat kon binnen de schoolmuren<br />
geleerd worden. Het erop uit trekken de natuur in, het<br />
grote leerveld buiten de schoolmuren, was een omslag<br />
in het natuurkundeonderwijs die op het conto van<br />
onderwijsmensen als Heimans en Thijsse geschreven<br />
kan worden. Van Thijsse is bekend dat hij met zijn klas<br />
het Sarphatiepark in trok en Heimans toog met zijn<br />
schoolkinderen het Vondelpark in. Schoolwandelingen in<br />
de buitenlucht om de natuur beter te kunnen observeren,<br />
kwamen op het lesrooster te staan. Dat was revolutionair,<br />
omdat het een omslag betekende in de houding ten aanzien<br />
van de natuur. Deze werd vaak geassocieerd met<br />
gevaar. Dat je deze ook moest beschermen en zoveel<br />
mogelijk in tact moest laten, was toen nog een nieuwe<br />
gedachte. Zo is het aan met name het lobbywerk van<br />
Heimans en Thijsse te danken dat het Naardermeer geen<br />
vuilstortplaats van de gemeente Amsterdam is geworden,<br />
30 LESSEN 4 | DECEMBER 2008 ONDERWIJZER HEIMANS
Een van Heimans’ boekjes voor het lager onderwijs<br />
> De Heimans-eik<br />
> Plaquette Heimans in Artis<br />
ONDERWIJZER HEIMANS DECEMBER 2008 | LESSEN 4 31
maar tot op de dag van vandaag een beschermd natuurgebied<br />
is zonder een doorgetrokken snelweg A6. Waarom<br />
wilde Heimans kennis der natuur nadrukkelijker en<br />
anders op het lesrooster van de lagere school hebben?<br />
Hij gebruikte daarvoor zowel pedagogische als didactische<br />
argumenten. Het ging er vooral om kinderen te<br />
stimuleren tot kennis van en liefde en enthousiasme<br />
voor de natuur in de directe omgeving. Zo zouden ze<br />
meer oog krijgen voor natuurschoon en kunst in het<br />
algemeen. Wellicht zouden dan ook vooroordelen en<br />
wreedheden tegen dieren verminderen. Bovendien zou<br />
door kennis van de natuur ook de kennis omtrent de<br />
mens toenemen. Wat de didactische principes betreft<br />
benadrukte hij het belang van aanschouwelijk en praktisch<br />
onderwijs om de belangstelling van kinderen te<br />
wekken. Heimans koos daarom voor schoolwandelingen:<br />
niet naar binnen maar naar buiten! 3 In het begin had<br />
Heimans zich in Amsterdam doodongelukkig gevoeld<br />
omdat hij er de frisse lucht en de natuur miste. 4 Tot<br />
zijn verrassing echter ontdekte hij dat er in de stadsparken<br />
genoeg te beleven viel. Alleen moet je er wel<br />
oog voor hebben, want de natuur is preuts. Hieronder<br />
verstond hij dat de natuur haar geheimen niet direct<br />
prijs geeft: een rups is niet zomaar en vlinder. Die<br />
‘aha-erlebnis’ wilde Heimans graag doorgeven aan<br />
zijn leerlingen.<br />
Gelukkig deelden geleidelijk aan meer leerkrachten<br />
zijn visie en er werd dan ook wel van een<br />
biologisch reveil gesproken. Maar niet alle leerkrachten<br />
Literatuur<br />
Brouwer, F.I. (1958). Leven en<br />
werken van E. Heimans. Groningen:<br />
J.B.Wolters.<br />
Coesèl-Wouda, M.J. (1993).<br />
Zinkviooltjes en zoetwaterwieren.<br />
Hilversum: Verloren.<br />
Onthulling Eli Heimans<br />
plaquette. (2003).<br />
Amsterdam: KNNV.<br />
www.knnv.nl/amsterdam/actueelledennieuws.htm.<br />
Geraadpleegd 31 mei 2008.<br />
Thijssen, Th. (1995). Verzameld<br />
werk. Deel 2. Amsterdam:<br />
Thomas Rap.<br />
zagen toen nog het nut ervan in. Zo geeft Theo Thijssen<br />
in zijn boek De gelukkig klas ons een aardig doorkijkje in<br />
de verschillende visies op dit thema. Als de rechtgeaarde<br />
schoolmeester Staal met zijn klas naar Artis loopt en hij<br />
prompt een collega op straat ontmoet, kan deze collega<br />
het niet nalaten om te zeggen: ’Welja, dat gaat maar<br />
weer uit in plaats van behoorlijk te leren op school.<br />
Welja!’ 5<br />
Plaquette Terug naar Artis waar ik niet alleen<br />
geboeid werd door de fauna maar eveneens door de<br />
flora. Staand voor een reusachtige eik, ontdekte ik<br />
een plaquette met enkele mededelingen. Nieuwsgierig<br />
geworden keek ik naar de tekst en wat las ik? De meer<br />
dan 250 jaar oude boom is naar Heimans vernoemd!<br />
Als eerbetoon aan Eli Heimans heeft de<br />
Amsterdamse Afdeling van de Koninklijke Nederlandse<br />
Natuurhistorische Vereniging voor veldbiologie (KNNV)<br />
op 11 juli 2003 bij de oudste eikenboom van Amsterdam<br />
deze plaquette onthuld. Heimans was namelijk medeoprichter<br />
van de bond in januari 1901. Op de plaquette<br />
staat een fraai citaat van Heimans waarmee ik dit<br />
schoolspoor graag wil eindigen:<br />
‘Heeft de onderwijzer de planten – en dierenwereld<br />
belangwekkend weten te maken voor het kind, dan<br />
heeft hij ongetwijfeld den mensch een geschenk<br />
bezorgd waarvan de waarde niet licht onderschat<br />
kan worden. Laat dit het hoofddoel zijn.’ 6<br />
L<br />
Langeveld, M.J. (1969; oorpronkelijk<br />
1944). Beknopte theoretische<br />
pedagogiek. Groningen: Wolters-<br />
Noordhoff.<br />
Noten<br />
1 Langeveld, 1969, 99-104.<br />
2 Brouwer, 1958, 135.<br />
3 Ibid., 240.<br />
4 Coesèl-Wouda, 1993, 18.<br />
5 Thijssen, 1995, 361.<br />
6 Onthulling Eli Heimans<br />
plaquette, 2003.<br />
32 LESSEN 4 | DECEMBER 2008 ONDERWIJZER HEIMANS
Digitales<br />
Native American (School) Museums<br />
Een vaak bloedige strijd heeft zich sinds de zestiende<br />
eeuw tot ver in de negentiende eeuw afgespeeld tussen<br />
oprukkende blanke kolonisten en indiaanse stammen, de<br />
oorspronkelijke bewoners van het Amerikaanse continent.<br />
Deze confrontaties heeft de indianen op termijn numeriek<br />
en cultureel vrijwel weggevaagd.<br />
Na de burgeroorlog van 1861-1865 tussen de zuidelijke<br />
en noordelijke staten gingen de blanke machthebbers<br />
naar andere middelen omzien. De indianen<br />
waren militair weliswaar zeer zwak, maar toch moeilijk<br />
te bestrijden omdat ze berooid en verstrooid rondzwierven.<br />
Er begonnen onderhandelingen om gebieden als<br />
reservaat beschikbaar te stellen. Door het stichten van<br />
kostscholen voor jonge indianen van vijf tot twintig jaar<br />
wilde men deze bevolkingsgroep bovendien pacificeren<br />
en beschaven om zo de integratie in de blanke cultuur<br />
te bevorderen. Onderwijs kreeg daarmee de functie van<br />
een goedkoop en effectief wapen ter onderwerping en<br />
creatie van ‘bruikbare’ mensen. Op de Reservation Indian<br />
Boarding School werden de jongens opgeleid voor beroepen<br />
in de agrarische sector en de meisjes voor huishoudelijk<br />
werk.<br />
Het in 1970 geopende Sherman Indian Museum<br />
in California, http://www.shermanindianmuseum.org,<br />
is gehuisvest in zo’n vroegere kostschool. De collectie<br />
geeft een indrukwekkend beeld van het dagelijks leven<br />
van de school. Daarnaast fungeert het museum als ontmoetingsplaats<br />
voor indiaanse groepen om kennis en<br />
vaardigheden uit te wisselen over de indiaanse cultuur.<br />
Hans de Frankrijker<br />
Een andere website, die van het Genoa Historical Museum<br />
in Nebraska, http://www.megavision.net/genoa-museum,<br />
verwijst naar de Indian Industrial School, die in 1884<br />
begon met het omvormen van enkele tientallen indianenkinderen<br />
tot nette christenjongeren. Twintig jaar later<br />
was de school gegroeid tot 600 kinderen uit meer dan<br />
twintig verschillende stammen.<br />
De oprichting van zulke musea sinds 1970 was<br />
onder meer geïnspireerd door maatschappijkritiek op<br />
de onderdrukking en uitbuiting van het kolonialisme.<br />
De veroordeling hiervan werkte ook stimulerend op<br />
het groeiende zelfbewustzijn van de nazaten van de<br />
gekoloniseerde groepen. In steeds bredere kringen ging<br />
men het nut inzien van het verzamelen en conserveren<br />
van de bijna verdwenen indiaanse cultuur. Daarin past<br />
de opkomst van Native American Museums als verzamelplaatsen<br />
van en voor de indiaanse cultuur, zoals het Malki<br />
Museum. Op http://www.malkimuseum.org/founding.htm<br />
afficheert het museum zich als het eerste ‘All Indian<br />
Museum on a California Indian Reservation’. Het toont<br />
gebruiksvoorwerpen en opnamen van gesproken talen,<br />
gezangen en rituelen voor zover die nog bekend zijn<br />
bij nog levende vertegenwoordigers van de diverse<br />
stammen. Het Malki Museum beschikt over een botanische<br />
tuin met gewas dat gebruikt werd voor medische<br />
behandeling, huisvesting, kleding en kunst. Daarnaast<br />
biedt het museum cursussen in indiaanse technieken<br />
en gebruiken als mandvlechten, voedselbereiding,<br />
dansen en schilderen. L<br />
DECEMBER 2008 | LESSEN 4 33
Recensie<br />
G.J. Johannes (2007)<br />
Dit moet u niet onverschillig wezen!<br />
De vaderlandse literatuur in het<br />
Noord-Nederlands voortgezet onderwijs,<br />
1800-1900<br />
Nijmegen: Vantilt. 224 blz.<br />
ISBN 978 90 77503 81 2. ¤ 22,50.<br />
Literatuuronderwijs op de middelbare school blijkt een<br />
uitvinding van de negentiende eeuw. Tussen 1800 en<br />
1900 kende het onderwijs in de vaderlandse letterkunde<br />
vele variaties. G.J. Johannes schetst de ontwikkeling<br />
van dit vakgebied in het voortgezet onderwijs over een<br />
periode van ongeveer honderd jaar. Voortgezet of middelbaar<br />
onderwijs voor leerlingen van ongeveer twaalf tot<br />
achttien jaar bestond formeel tot de komst van de HBS<br />
in 1863 niet. De Latijnse school viel onder hoger onderwijs<br />
en Franse scholen, kostscholen of ‘instituten’ en de<br />
onderwijzersopleidingen onder het lager onderwijs. Pas<br />
in 1865 kwam het vak Nederlands op het lesrooster, maar<br />
ook voordien speelde de vaderlandse letterkunde een<br />
rol in het onderwijs.<br />
Taal vormt het hart van de nationale identiteit<br />
en moet beschermd worden tegen buitenlandse invloeden.<br />
Het lijkt een eigentijds standpunt, maar stamt uit<br />
de achttiende eeuw. Het grote aantal bloemlezingen en<br />
literatuurgeschiedenissen, dat al in de eerste helft van<br />
de negentiende eeuw verscheen, zou de indruk van<br />
een bloeiend literatuuronderwijs kunnen wekken. In de<br />
praktijk lag dit anders. Kinderen maakten middels bloemlezingen<br />
weliswaar kennis met de vaderlandse literatuur,<br />
maar die werd op de lagere school vooral aangewend<br />
voor het hardop en goed op toon leren lezen. Bloemlezingen<br />
waren eerder fragmenten met een variatie<br />
aan stijlsoorten dan een keur uit de literatuur. Ook het<br />
verbeteren van schrijf- en grammaticale ‘fouten’ in het<br />
werk van Hooft of een andere historische grootheid<br />
behoorde tot de oefeningen. Leerkrachten putten bovendien<br />
uit de vaderlandse literatuur bij de lessen aardrijkskunde,<br />
geschiedenis, zedelijke vorming, godsdienst en<br />
zang. Strikt genomen ging het om het glorieuze verleden<br />
34 LESSEN 4 | DECEMBER 2008<br />
Trudie de Bruyn<br />
van de natie en niet om de schoonheid van de letteren.<br />
Ondanks de diversiteit aan benaderingswijzen ontstond<br />
al vroeg in de negentiende eeuw een zekere consensus<br />
over de literaire canon. Om Vondel, Hooft en Bilderdijk<br />
kon honderd jaar lang niemand heen.<br />
Van literatuuronderwijs in de moderne zin was<br />
pas sprake in de tweede helft van de negentiende eeuw.<br />
De vaderlandse letteren verdwenen uit het lager onderwijs<br />
om nog slechts voor een enkel uur te overleven<br />
in de hoogste klassen van het gymnasium en de HBS.<br />
Literatuurgeschiedenis bood niet meer dan een summier<br />
overzicht, met de nadruk op ‘onze’ Gouden Eeuw.<br />
Voor de reconstructie van het negentiende-eeuws<br />
literatuuronderwijs was uitgebreid onderzoek nodig.<br />
De auteur raadpleegde schoolboeken, archieven en<br />
lijsten met selecties, maar putte ook uit egodocumenten<br />
met ervaringen van leraren en leerlingen.<br />
De aanpak is origineel. Door per hoofdstuk van<br />
perspectief te wisselen doet hij recht aan de veelvormigheid<br />
van zijn complexe onderwerp. De studie maakt<br />
duidelijk hoe dit vakgebied voortdurend in verandering<br />
was. Liefde voor literatuur blijkt minder een resultaat<br />
van het onderwijs dan wel wordt aangenomen. Couperus,<br />
maar ook Kollewijn en Perk verlieten voortijdig de HBS<br />
om privaatlessen te gaan volgen. De weinige literatuurlessen<br />
van de hoogste klassen misten zij dus. Dit erudiete<br />
boek over negentiende-eeuws literatuuronderwijs<br />
nuanceert op zijn minst de veronderstelling dat er<br />
vroeger nog gedegen literatuuronderwijs was. L
Recensie Trudie de Bruyn<br />
Tom Kroon & Bas Levering (red.) (2008)<br />
Grote pedagogen in klein bestek<br />
Amsterdam: Uitgeverij SWP, 320 blz.,<br />
ISBN 978 90 66658 61 5. ¤ 29,90.<br />
De titel van deze bundel dekt precies zijn lading: korte<br />
levensbeschrijvingen van 36 pedagogen en tien inspiratoren<br />
vullen de ruim 300 pagina’s. Hun uitverkiezing<br />
hebben zij te danken aan de invloed die zij heden ten<br />
dage binnen en buiten de pedagogische wetenschap nog<br />
steeds of opnieuw uitoefenen. Naast een introductie op<br />
leven en werk bieden de biografieën van gemiddeld zo’n<br />
vijf pagina’s tekst tevens een beoordeling op actualiteitswaarde.<br />
Een aantal ervan werd eerder in Pedagogiek<br />
in Praktijk Magazine gepubliceerd.<br />
Lijkt deze publicatie op de traditionele historisch<br />
pedagogische overzichtswerken, die tot de jaren 1950<br />
verschenen, gebaseerd op grote denkers en pedagogen<br />
van de eigen, doorgaans confessionele zuil presenteerden?<br />
Nee, zo’n identiteitsbevestigende ideeëngeschiedenis<br />
is dit geenszins. We hebben hier te maken met<br />
een bundel die via korte portretten een eerste oriëntatie<br />
op leven en werk van grote pedagogen wil zijn. De redactie<br />
is ervan overtuigd met deze bundel een bijdrage te<br />
hebben geleverd aan het samenstellen van een canon<br />
voor de historische pedagogiek.<br />
De bijdragen zijn nagenoeg allemaal van verschillende<br />
auteurs, van wie slechts een klein deel afkomstig<br />
is uit de historische pedagogiek. De samenstellers hebben<br />
gekozen voor uitsluitend westerse pedagogen, zowel<br />
mensen van de wetenschap als uit de praktijk en van<br />
diverse pluimage, van de zeventiende tot eind twintigste<br />
eeuw; op een na zijn al deze ‘grondleggers en practici<br />
overleden. Onder hen zijn zes vrouwen uit de negentiende<br />
en twintigste eeuw en elf Nederlandse opvoedkundigen.<br />
Van de geportretteerden valt Al-Ghazzali<br />
in ruimte, tijd en religie buiten het kader. De bundel<br />
opent met deze van oorsprong Perzische geleerde,<br />
die omstreeks 1100 leefde. Is dit een voorzichtige<br />
poging de historisch pedagogische canon met het oog<br />
op de moslimgemeenschap uit te breiden met islamitische<br />
pedagogen?<br />
Het tweede deel van de bundel is ingeruimd voor<br />
tien als inspiratoren aangeduide historische figuren van<br />
heinde en verre. Denkers over onder andere opvoeding<br />
die ook nu nog bezielen door hun woorden en de wijze<br />
waarop zij kinderen benaderden. Hun invloed reikt veel<br />
verder dan opvoeding en onderwijs. Te denken valt aan<br />
Confucius, Jezus, Mohammed, Augustinus en Nietzsche.<br />
Hoe en in welke mate de ideeën van deze inspiratoren<br />
als stuwende kracht fungeren voor de pedagogen uit het<br />
eerste deel komt niet goed uit de verf. In de biografieën<br />
van het eerste deel wordt nauwelijks naar hen verwezen.<br />
De korte levensbeschrijvingen zijn, ondanks de bijdragen<br />
van zoveel verschillende auteurs, prettig leesbaar<br />
en alle voorzien van een beknopte referentie. Nagenoeg<br />
allemaal beginnen ze met een afbeelding van de geportretteerde,<br />
helaas zonder bijschrift en vermelding van de<br />
herkomst. Doornemen van kaft tot kaft biedt naast een<br />
blik op de ontwikkeling van de opvoeding door de eeuwen<br />
heen ook onvermoede ontdekkingen. Mij viel op dat de<br />
meeste pedagogen van de zestiende, zeventiende en achttiende<br />
eeuw (heel) jong hun vader te hebben verloren.<br />
Een bundel die pretendeert een bijdrage te leveren<br />
aan het samenstellen van een canon van de historische<br />
pedagogiek zou geen historische onjuistheden mogen<br />
bevatten. Zo streden de VS en Italië in de Eerste<br />
Wereldoorlog beide aan geallieerde zijde en niet tegen<br />
elkaar (p. 172) en is niettegenstaande allerhande mythevorming<br />
rond zijn persoon, Alexander de Grote niet<br />
vermoord (p. 267), maar aan malaria bezweken. L<br />
DECEMBER 2008 | LESSEN 4 35
Museumagenda Signalement<br />
TENTOONSTELLINGEN<br />
TOEN<br />
18.10.2008 t/m 11.01.2009<br />
Kent u ze nog? De oude<br />
schoolplaten die vroeger de<br />
wanden van het klaslokaal<br />
versierden? Aan de hand<br />
van historische schoolplaten<br />
kunt in het <strong>Nationaal</strong><br />
<strong>Onderwijsmuseum</strong> het<br />
Verleden van Nederland<br />
opnieuw ontdekken.<br />
GOED VOOR ELKAAR<br />
21.11.2008 t/m 04.01.2009<br />
Sociale competentie en<br />
burgerschap zijn niet meer<br />
weg te denken uit het huidige<br />
onderwijs. Volgend schooljaar<br />
is het tien jaar geleden dat<br />
voor deze onderwerpen in<br />
het Rotterdamse onderwijs<br />
systematische aandacht<br />
kwam. Wat heeft die aandacht<br />
opgeleverd? U kunt het in<br />
deze tentoonstelling zelf<br />
ervaren.<br />
OOK PRINSESJES GAAN<br />
NAAR SCHOOL<br />
22.08.2008 t/m 04.01.2009<br />
Aan de hand van unieke<br />
foto’s, voorwerpen en archiefstukken<br />
uit onder andere het<br />
Koninklijk Huisarchief, wordt<br />
het lager onderwijs van de<br />
drie Nederlandse vorstinnen<br />
verteld.<br />
EEN EEUW ONDERWIJSFILM<br />
11.12.2008 t/m 06.09.2009<br />
Wie herinnert zich nog de<br />
film in de klas of zelfs de<br />
oude schoolbioscoop? In deze<br />
tentoonstelling zijn tachtig<br />
films te zien uit verschillende<br />
tijden en over zeer uiteenlopende<br />
onderwerpen. Ook<br />
is er voor kinderen van<br />
alles te doen.<br />
VERWACHT<br />
JETSES AAN DE WAND<br />
31.01.2009 t/m 21.06.2009<br />
De meeste mensen kennen<br />
de prachtige schoolplaten<br />
van de beroemde illustrator<br />
Cornelis Jetses (1873-1955)<br />
wel. In deze tentoonstelling<br />
is er, naast platen zoals bijvoorbeeld<br />
Ter Walvischvaart,<br />
nog niet eerder getoond<br />
materiaal te zien.<br />
VAN AAP TOT MENS<br />
12.02.2009 t/m 12.04.2009<br />
In 2009 is het 200 jaar<br />
geleden dat Charles Darwin<br />
werd geboren en 150 jaar<br />
geleden dat On the origin<br />
of species het licht zag.<br />
Reden genoeg om de<br />
evolutietheorie in het<br />
onderwijs tegen het licht<br />
te houden.<br />
ACTIVITEITEN<br />
SPROOKJESBOS<br />
06.12.2008 t/m 04.01.2009<br />
In december staat<br />
Rotterdam in het teken<br />
van Sprookjesstad. Dit jaar<br />
verandert een deel van<br />
het museum in een echt<br />
sprookjesbos. Kom ook en<br />
laat je verrassen door deze<br />
magische wereld! Kijk voor<br />
meer informatie over prijzen,<br />
tijden en reserveren op<br />
www.onderwijsmuseum.nl.<br />
36 LESSEN 4 | DECEMBER 2008<br />
LITERATUUR<br />
Mythes in het onderwijs.<br />
Sieneke Goorhuis-Brouwer,<br />
Mineke van Essen, Bas<br />
Levering en Greetje van der<br />
Werf (red.). Amsterdam: SWP.<br />
76 blz., ¤ 18,90<br />
ISBN: 979 06 66593 84 1.<br />
Katholieke scholen voor<br />
uitgebreid lager- en beroepsonderwijs<br />
in Delft. De<br />
Paulus-ulo/mavo,<br />
Antonius-ulo/mavo,<br />
Agnes huishoudschool,<br />
Beatrix Duyst, Sinte<br />
Jheronimusdael,<br />
Oscar Romero<br />
en KTS Sasbout Vosmeer.<br />
Marry Remery-Voskuil.<br />
Voorburg: Ohis Research,<br />
2008. 220 blz., ¤ 28<br />
ISBN: 978 90 78595 05 2.<br />
TENTOONSTELLINGEN<br />
SPEELGOED OP HET LOO<br />
02.11.2008 t/m 22.02.2009<br />
In het Paleis Het Loo is het<br />
speelgoed te bewonderen<br />
waarmee de Oranjeprinsessen<br />
zich vanaf het einde van de<br />
negentiende eeuw vermaakten.<br />
Hoogtepunt is het<br />
Voorlopers van de Laurentiusschool<br />
voor speciaal basisonderwijs<br />
en de Laurentius<br />
Praktijkschool in Delft.<br />
De Theresiaschool en de<br />
Pieter van Opmeerschool.<br />
Marry Remery-Voskuil.<br />
Voorburg: Ohis Research,<br />
2008. 192 blz, ¤ 28<br />
ISBN: 978 90 78595 06 9.<br />
poppenhuis ‘Het kleine Loo’<br />
waarmee de prinsessen<br />
Amalia, Alexia en Ariane<br />
zich vermaakten.<br />
www.paleishetloo.nl<br />
EEN KONINKLIJK FOTOALBUM<br />
t/m 04.01.2009<br />
Eveneens in Paleis Het Loo<br />
is deel 9 van het uit tien<br />
delen bestaande tienjarige<br />
project Een Koninklijk<br />
Fotoalbum te zien.<br />
www.paleishetloo.nl<br />
ACTIVITEITEN<br />
SYMPOSIUM ONDERWIJSFILM<br />
dag 11.12.2008<br />
tijd 13.30-16.00 uur<br />
Voorafgaande aan de<br />
opening van de tentoonstelling<br />
Een Eeuw<br />
Onderwijsfilm is er in het<br />
<strong>Nationaal</strong> <strong>Onderwijsmuseum</strong><br />
een symposium over de<br />
onderwijsfilm in samenwerking<br />
met de Belgisch-<br />
Nederlandse Vereniging<br />
voor de Geschiedenis van<br />
Opvoeding en Onderwijs<br />
(BNVGOO). Iedereen is<br />
hier van harte welkom.
Museumnieuws<br />
VERBOUWINGSPLANNEN<br />
ENTREE<br />
Onder echte Rotterdammers<br />
staat het gebouw van het<br />
museum bekend als de<br />
Oude Gemeentebibliotheek.<br />
Dit statige pand werd<br />
gebouwd tussen 1918 en<br />
1923 en is ontworpen door de<br />
gemeentearchitect Logeman.<br />
Wie eenmaal de statige deuren<br />
van het gebouw gepasseerd<br />
is, vindt daar geen<br />
herinneringen die verwijzen<br />
naar het gebruik als bibliotheek<br />
of elementen die herinneren<br />
aan de bouwperiode.<br />
Dit komt doordat bij de<br />
verbouwing tussen 1987<br />
MUSEUMNIEUWS<br />
Op 14 oktober 2008 werden<br />
de winnaars van Breed, breder,<br />
breedst, ideeënprijsvraag<br />
voor een brede school in<br />
Rotterdam Zuid bekend<br />
gemaakt. De prijsvraag had<br />
het museum in samenwerking<br />
met AIR in juni uitgeschreven.<br />
De jury, onder voorzitterschap<br />
van Thijs Asselbergs, heeft de<br />
en 1989 tot <strong>Nationaal</strong><br />
Onderwijscentrum en<br />
<strong>Onderwijsmuseum</strong> de<br />
oude elementen deels verwijderd<br />
en achter gipsplaten<br />
weggetimmerd zijn. Een<br />
keuze waar wij nu misschien<br />
verbaasd op terugkijken,<br />
maar die wel past in de<br />
geest van die tijd. Nu het<br />
<strong>Onderwijsmuseum</strong> sinds<br />
een aantal jaren de beschikking<br />
over een groot deel<br />
van het pand heeft gekregen,<br />
blijkt hoezeer de toekomstplannen<br />
van het museum om<br />
aanpassingen aan het gebouw<br />
vragen. Met name het entreegebied<br />
van het gebouw en<br />
vijftig inzendingen anoniem<br />
beoordeeld. Daaruit zijn drie<br />
prijswinnaars en zes eervolle<br />
vermeldingen geselecteerd.<br />
Op 29 november was er in<br />
het museum een slotdebat<br />
en de prijsuitreiking. In totaal<br />
kwamen er op deze prijsvraag<br />
maar liefst 50 inzendingen<br />
binnen. De eerste prijs<br />
(¤ 6.000) ging naar<br />
het atrium zijn nu ongeschikt<br />
om grotere bezoekersstromen<br />
en nieuwe activiteiten te herbergen.<br />
Het museum heeft<br />
het jonge Rotterdamse<br />
architectenbureau<br />
DoepelJoubertStrijkers<br />
daarom gevraagd plannen<br />
te ontwikkelen voor een groot<br />
nieuw entreegebied met een<br />
multifunctioneel karakter.<br />
Door het vergroten van dit<br />
gebied kan het museum meer<br />
en grootschaliger evenementen<br />
organiseren én aan de<br />
bezoekers betere voorzieningen<br />
bieden. Een belangrijk<br />
onderdeel van de opdracht<br />
is, het terugbrengen van de<br />
Nico Brouwer, Igor Banusic,<br />
Martijn van Voorden en<br />
André Kwakernaak van 01-10<br />
Architecten uit Rotterdam.<br />
Met het plan Impulse hebben<br />
de ontwerpers een eigenzinnig<br />
gebouw gemaakt dat als<br />
een baken in de wijk staat,<br />
aldus de jury. Omdat er geen<br />
duidelijke inzending was die<br />
slechts iets minder goed was<br />
dan de nummer één, heeft<br />
de jury twee ontwerpen als<br />
derde prijswinnaars aangewezen<br />
(elk ¤ 3.000). Eén is<br />
voor het plan Een fijn oord<br />
van Frits op ten Berg uit<br />
Amsterdam en de andere<br />
derde prijs gaat naar Hortus<br />
Ludi van Floris Cornelisse<br />
en Ninke Happel van Happel<br />
Cornelisse Architecten uit<br />
Rotterdam. De jury was erg<br />
Renée Mast<br />
oude structuur van het<br />
gebouw en waar mogelijk<br />
de bijzondere architectonische<br />
elementen weer<br />
zichtbaar maken. De architecten<br />
zijn hier zeer goed in<br />
geslaagd. Het uiteindelijke<br />
ontwerp is een bijzondere<br />
mix van historische elementen<br />
in combinatie met<br />
moderne museale elementen,<br />
passend bij de ambities van<br />
het museum. Als motto het<br />
best te omschrijven als Back<br />
to the future. Op dit moment<br />
overlegt het museum met<br />
de gemeente Rotterdam over<br />
de financiering en uitvoering<br />
van het plan.<br />
onder de indruk van de kwaliteit<br />
en diversiteit van alle<br />
plannen en sprak haar waardering<br />
uit voor de grote mate<br />
van betrokkenheid en inzet<br />
die uit de 50 voorstellen naar<br />
voren kwam. De complexiteit<br />
van de opdracht, gebaseerd<br />
op een concrete opgave,<br />
Kindercampus Bloemhof in<br />
Rotterdam-Zuid, heeft ertoe<br />
geleid dat een aantal inzenders<br />
de eisen keurig hebben<br />
gevolgd en tot een plaatsgebonden<br />
ontwerp zijn gekomen.<br />
Anderen hebben juist<br />
gebruik gemaakt van de vrijheid<br />
van een ideeënprijsvraag<br />
en zijn tot oplossingen gekomen<br />
die ook voor andere<br />
locaties als voorbeeld kunnen<br />
dienen. Beide soorten oplossingen<br />
zijn beloond.<br />
DECEMBER 2008 | LESSEN 4 37
Nieuwe Aanwinst<br />
OORLOGS-<br />
HERINNERINGEN<br />
EEN VERSLAG OVER<br />
EEN BIJZONDERE AGENDA<br />
Het <strong>Nationaal</strong><br />
<strong>Onderwijsmuseum</strong> bezit een<br />
grote deelcollectie agenda’s.<br />
Deze bestaat uit circa 900<br />
zowel gebruikte als ongebruikte<br />
exemplaren. Sommige<br />
zijn heel bijzonder met<br />
ingeplakte plaatjes. Andere<br />
lijken bijna een dagboek.<br />
Regelmatig ontvangt het<br />
museum agenda’s voor de<br />
collectie. De agenda van scholiere<br />
Paula Lips (1931) uit het<br />
cursusjaar 1945-1946 in klas<br />
2a van het Wageningsch<br />
Lyceum is een bijzondere<br />
aanwinst. Door de oorlog<br />
had Paula grote vertraging<br />
in de studie opgelopen. Zeker<br />
in het laatste oorlogsjaar<br />
waren er talrijke evacuaties<br />
en mensen op de vlucht.<br />
Bovendien sloten veel scholen<br />
hun deuren. De Tweede<br />
Wereldoorlog speelt in Paula’s<br />
agenda een belangrijke rol.<br />
De agenda geeft prijs dat<br />
Paula in de oorlog twee keer<br />
geëvacueerd was. ‘We gingen<br />
vrijwillig eind sept. en kwamen<br />
na 5 mei ’45 terug. Ik als<br />
laatste in juni’, zo vermeldt<br />
ze in de begeleidende brief.<br />
De evacuaties waren nodig<br />
omdat Wageningen in de<br />
gevarenzone lag tijdens de<br />
slag om Arnhem. De agenda<br />
was speciaal bedoeld voor<br />
gymnasiumleerlingen en<br />
heette dan ook Gymnasiasten<br />
Agenda. De agenda is sober<br />
qua vormgeving. De inhoud<br />
bevat weinig informatieve<br />
teksten en beelden, op enkele<br />
zwart-wit foto’s na – onder<br />
andere een portret van<br />
Koningin Wilhelmina –, en bij<br />
iedere maand een vierregelig<br />
gedichtje. Opvallend is dat<br />
de schoolweek van maandag<br />
tot en met zaterdag liep.<br />
Paula had de grauwe zakelijk<br />
omslag beplakt met een soort<br />
postzegelachtige gekleurde<br />
plaatjes van de Nederlandse<br />
Heidemaatschappij, Paleis<br />
Soestdijk uit 1936, de<br />
Coloradokever en een<br />
38 LESSEN 4 | DECEMBER 2008<br />
reclameplaatje van de<br />
Ambachtsschool ABS in<br />
Wageningen. Bij het openen<br />
van de agenda is meteen<br />
het lesrooster zichtbaar.<br />
Opvallend is dat er maar<br />
drie dagen les was, op dinsdag,<br />
donderdag en zaterdag.<br />
Per dag stonden negen<br />
lesuren gepland, zonder<br />
dubbele lesuren. De lessen<br />
duurden slechts 40 minuten.<br />
Op vrijdag kreeg Paula<br />
godsdienstles van een<br />
kapelaan, zo blijkt uit<br />
de begeleidende brief.<br />
In de agenda had Paula<br />
aantekeningen geplaatst<br />
die merendeels met de oorlog<br />
te maken hebben. Zo stond<br />
bij 17 september: ‘een jaar<br />
geleden dat de parachutist<br />
en daalden’. Daarnaast was<br />
er nauwkeurig geregistreerd<br />
op welke adressen Paula als<br />
evacué onderdak vond tussen<br />
september 1944 en mei 1945:<br />
‘Een jaar geleden dat we naar<br />
Job Steenbergen moesten’<br />
(27 september); ‘Een jaar<br />
geleden dat we naar Evers<br />
Eva Frenaij<br />
gingen. Er waren drie<br />
Engelsen ondergedoken’<br />
(8 oktober). Deze tijd van<br />
op de vlucht zijn heeft diepe<br />
sporen nagelaten bij dit nog<br />
jonge meisje. Op 28 oktober<br />
schreef ze: ‘Hoe hebben we<br />
het volgehouden 5 maanden<br />
lang.’ Ook memoreerde<br />
Paula de dood van nazicollaborateurs.<br />
Op 15 oktober:<br />
‘Om 5 min. over half een<br />
’s middags Lavel [een Frans<br />
politicus, EF] doodgeschoten.<br />
Weer één minder’. Bij<br />
14 december stond:<br />
Van Genechten [een Vlaamse<br />
fascist, EF] heeft zichzelf<br />
opgehangen.’ Een dag later<br />
schreef Paula: ‘Mussert [de<br />
oprichter van de NSB, EF]<br />
is vanmorgen door het<br />
gerechtshof ter dood veroordeeld.’<br />
Schoolagenda’s<br />
zijn voor de onderwijsgeschiedenis<br />
een bijzondere<br />
bron. Leerlingen noteerden<br />
er niet alleen hun huiswerk<br />
in, maar ook dagboekachtige<br />
aantekeningen, zoals bij<br />
Paula Lips. L
Voorzijde van de Gymnasiumagenda van Paula Lips uit het cursusjaar 1945-1946<br />
DECEMBER 2008 | LESSEN 4 39
Schoolplaat van Karel de Grote, waarvoor<br />
C.Jetses voorbereidende tekeningen in<br />
zijn schetsboek maakte (zie pp. 41-47)<br />
40 LESSEN 4 | DECEMBER 2008
Een bijzonder schetsboek Tijs van Ruiten<br />
Bij het bekijken van een schoolplaat van Johan Herman Isings of Cornelis Jetses<br />
valt op hoe goed beide illustratoren er in slaagden hun onderwerpen op een<br />
trefzekere, historisch verantwoorde en gedetailleerde manier weer te geven,<br />
zonder dat hierbij de aantrekkingskracht van het beeld te veel werd aangetast.<br />
Dat afbeeldingen van hun schoolplaten ook tegenwoordig in onderwijsmethoden<br />
en boeken veelvuldig opduiken, geeft nog maar eens aan hoe zij het specialisme<br />
van het ontwerpen van een schoolplaat tot in de finesses beheersten. In de<br />
collectie van het <strong>Nationaal</strong> <strong>Onderwijsmuseum</strong> bevindt zich sinds kort een uniek<br />
schetsboek van Cornelis Jetses (1873-1955), dat ons inzicht geeft in de wijze<br />
waarop een schoolplaat tot stand kwam. Van hem zijn niet veel schetsboeken<br />
bekend. Het overgrote deel van zijn schetsen en ontwerpen, die hij eigenlijk altijd<br />
op losse bladen maakte, worden in Groningen bewaard bij het archief van de<br />
Jetses Stichting en zijn uitgever Wolters. Het schetsboek heeft een oblong formaat<br />
van 27 bij 18 centimeter. Jetses kocht het schetsboek in Bremen waar hij tot 1909<br />
vijftien jaar woonde en werkte voor het atelier van de Duitse historieschilder<br />
Arthur Fitger. Hij nam het echter pas jaren later in gebruik, toen hij terug was<br />
in Nederland, waar hij na een periode in Zeist, met vrouw en kind rond 1920 in<br />
Scheveningen neerstreek. Naast schetsen van een Haagse tram, enige portretten<br />
en de Scheveningse Thaborschool bevat het schetsboek vooral voorbereidend<br />
werk voor de schoolplaat Aan het hof van Karel de Grote. Hoewel deze schoolplaat<br />
pas in 1941 werd afgerond, was Jetses midden jaren dertig al druk met de plaat<br />
bezig. In 1935 had hij zijn vakantie naar Duitsland zo ingericht dat hij op zijn reis<br />
verschillende plekken aan kon doen die met Karel de Grote in verband stonden.<br />
Op zeven schetsboekbladen staan tekeningen van gebruiksvoorwerpen,<br />
bouwfragmenten, kleding, sieraden en kerkschatten. Ze zijn soms voorzien<br />
van een kleine aantekening over de herkomst, het kleurgebruik of de datering.<br />
Bij nadere bestudering blijkt zijn reis hem onder andere bij het Kunstgewerbemuseum<br />
in Keulen, de Kaiserpfalz in Gelnhausen, de Könighalle van de Abdij in<br />
Lorsch, het National Museum in München en de abdij van Kremsmünster in het<br />
Salzburgerland bracht. Uiteindelijk heeft Jetses veel van zijn schetsen verwerkt<br />
in de schoolplaat. De kapitelen uit de abdij van Lorsch, de kelk uit Kremsmünster,<br />
de vazen en schenkkannen uit de musea, maar ook de kleding en houding van de<br />
geschetste personen zijn op de plaat terug te vinden.<br />
Het schetsboek geeft ons een prachtig inzicht in de werkwijze van Cornelis Jetses<br />
en de soms lange weg die aan het het maken van een schoolplaat vooraf ging.
Naast schetsen van aardewerk en juwelen staat het zogenaamde<br />
‘kistje van de heilige Kunigunde’ centraal op deze pagina. Het<br />
eikenhouten kistje van rond het jaar 1000, wordt sinds 1860 bewaard<br />
in het Bayerisches Nationalmuseum in München
Schetsen van aardewerk en twee aguamaniles, schenkkannen voor<br />
het wassen van de handen, zijn hier samengevoegd met een tekening<br />
van bandversieringen uit het Santo Stefano complex in Bologna<br />
(Een verzameling van religieuze gebouwen, gebouwd tussen de<br />
5 e en 13 e eeuw)
Twee uitgewerkte schetsen van krijgers in tuniek geflankeerd door een<br />
eenvoudige potloodschets van de ‘keizerpalts’ van Karel de Grote in Aken
Centraal op de pagina een schets van de Tassilokelk, die rond het<br />
jaar 780 door de Beierse Hertog Tassilo, werd geschonken aan het rond<br />
die tijd gestichte klooster van Kremsmünster. De wat scheve weergave<br />
in de schets van Jetses duidt erop dat hij de echte kelk, en niet een<br />
van de reproducties, als voorbeeld heeft gehad
Onder aan de pagina zijn drie onderdelen van de goudschat<br />
van Nagyszentmiklós, uit de 8 e eeuw, die bewaard wordt in het<br />
Kunsthistorisches Museum in Wenen, afgebeeld. Boven aan de<br />
pagina een schets van het heft van het zogenaamde ‘zwaard van<br />
Karel de Grote’, uit het Louvre en een onderdeel van een mozaïek<br />
uit de San Appolinaire Nuovo kerk in Ravenna, dat het paleis van<br />
koning Theodoric voorstelt
Aan de bovenzijde van de pagina een eenvoudige schets van de<br />
‘keizerpalts’ in Gelnhausen, uit de tijd van Keizer Barbarossa, omstreeks<br />
1180. De schets van kapiteel maakte Jetses bij de abdij van in Lorsch,<br />
net als Gelnhausen gelegen in de deelstaat Hessen. Rechtsonder<br />
enige fibulae uit de collectie van het Germanisches Nartionalmuseum<br />
in Neurenberg
Colofon<br />
Lessen, periodiek van het <strong>Nationaal</strong><br />
<strong>Onderwijsmuseum</strong> te Rotterdam en de<br />
Vereniging van Vrienden.<br />
Lessen verschijnt vier keer per jaar en richt<br />
zich op een breed lezerspubliek met een actuele<br />
en historische interesse voor ontwikkelingen<br />
op het gebied van onderwijs en opleiding.<br />
Lessen wil inspireren om vragen te blijven<br />
stellen over de waarde van opvoeding en<br />
onderwijs en ontwikkelingen zorgvuldig<br />
en kritisch beschrijven. De redactie streeft<br />
naar het realiseren van een attractief blad<br />
met relatief korte, vlot leesbare artikelen<br />
die functioneel ondersteund worden met<br />
foto- en illustratiemateriaal.<br />
Bij Lessen behoort ook een website<br />
waarop de inhoud is te raadplegen<br />
(www.onderwijsmuseumles.nl). Deze bevat<br />
ook een discussieplatform waarop lezers<br />
vragen en opmerkingen kunnen plaatsen.<br />
De redactie draagt zorg voor beantwoording<br />
van de vragen.<br />
<strong>Nationaal</strong> <strong>Onderwijsmuseum</strong><br />
Nieuwemarkt 1a<br />
Postbus 21536<br />
3001 AM Rotterdam<br />
Tel 010 404 54 25<br />
Fax 010 233 18 01<br />
E-mail info@onderwijsmuseum.nl<br />
Website www.onderwijsmuseum.nl<br />
Vereniging Vrienden<br />
van het <strong>Nationaal</strong> <strong>Onderwijsmuseum</strong><br />
t.a.v. Marry Remery<br />
Postbus 21536<br />
3001 AM Rotterdam<br />
www.vriendenonderwijsmuseum.nl<br />
Bestuur<br />
Gerrit Visser (voorzitter)<br />
Harry van der Linden (penningmeester)<br />
Ruud Poels (ledenadministratie)<br />
E-mail: poelsrw@hetnet.nl<br />
Marry Remery (secretaris)<br />
De vereniging beheert een fonds van vrijwillige<br />
bijdragen van leden, uitsluitend bestemd voor<br />
aankopen voor het museum.<br />
Abonnement en Lidmaatschap<br />
Het lidmaatschap (abonnement inbegrepen)<br />
bedraagt ¤ 17,50 per jaar; scholieren en<br />
studenten ¤ 10 per jaar. Bedrijven, instellingen<br />
en begunstigers: minimaal ¤ 50. Lidmaatschap<br />
en abonnement worden automatisch verlengd<br />
tenzij twee maanden voor het einde van het<br />
kalenderjaar schriftelijk is opgezegd bij de<br />
ledenadministratie.<br />
Losse nummers ¤ 7,50 (inclusief portokosten)<br />
Redactie<br />
Trudie de Bruyn<br />
Rien van Buren<br />
(beeldredactie)<br />
Jacques Dane<br />
Hans de Frankrijker<br />
Renée Mast<br />
Marry Remery<br />
Marjoke Rietveld-Van Wingerden<br />
(hoofdredactie)<br />
E-mail: m.rietveld@psy.vu.nl<br />
Tijs van Ruiten<br />
Bert Stilma<br />
Beeldmateriaal<br />
Wanneer niet aangegeven zijn de afbeeldingen<br />
afkomstig uit het archief van het <strong>Nationaal</strong><br />
<strong>Onderwijsmuseum</strong>. Afbeeldingen omslag:<br />
Dreamstime<br />
Grafisch ontwerp<br />
Marja Hoekstra<br />
(mmh visuele communicatie & design, Utrecht)<br />
Drukwerk<br />
Mart. Spruijt BV, Amsterdam<br />
© Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze<br />
uitgave mag worden verveelvuldigd, opgeslagen<br />
in geautomatiseerde gegevensbestanden of<br />
openbaar gemaakt, in enige vorm of enige<br />
wijze, hetzij electronisch, mechanisch, door<br />
fotokopieën, opnamen of enige andere manier,<br />
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming<br />
van de redactie.<br />
ISSN 1872-3659<br />
Auteursrichtlijnen<br />
Auteurs wordt nadrukkelijk gevraagd een directe,<br />
levendige en beeldende schrijfstijl te hanteren.<br />
Doorgaans benadert de redactie zelf auteurs,<br />
maar de redactie stelt het zeer op prijs wanneer<br />
auteurs op eigen initiatief een artikel of recensie<br />
voor publicatie willen aanbieden. Een artikel<br />
dient tenminste aan de hieronder vermelde<br />
vereisten te voldoen voordat het in aanmerking<br />
komt voor inhoudelijke bespreking in de redactie.<br />
- Tekst per e-mail aanleveren in Word aan<br />
de eindredacteur: M.Rietveld@psy.vu.nl<br />
- De omvang van een artikel ligt tussen de<br />
1000-1500 woorden; voor artikelen van<br />
grotere omvang dient vooraf overleg geweest<br />
te zijn met de redactie.<br />
- Gebruik van eindnoten: 5-10 per 1000 woorden<br />
(zie voor de wijze waarop een vorig nummer<br />
van Lessen).<br />
- Literatuurlijst op alfabetische volgorde op<br />
achternaam van de auteurs met hoogstens<br />
vijf publicaties per 1000 woorden (Zie voor<br />
de wijze waarop een vorig nummer van<br />
Lessen)<br />
- De redactie let bij de beoordeling van<br />
ingeleverde artikelen met name op de<br />
verhaallijn, de (chrono)logische opbouw,<br />
consistentie, navolgbaarheid en stijl van<br />
schrijven.<br />
- Een boekbespreking bevat naast een<br />
beschrijvend deel ook een persoonlijke<br />
afweging met punten van waardering en<br />
kritiek. Vooral het beoordelende gedeelte<br />
vereist nauwkeurig en precies formuleren.<br />
- De redactie beoordeelt elk artikel, al dan niet<br />
op haar verzoek geschreven, op geschiktheid<br />
tot plaatsing. Eventueel nodig geachte<br />
aanpassingen of herschrijving bespreekt<br />
één van de redactieleden met de auteur.<br />
Ook een herzien artikel komt opnieuw ter<br />
bespreking in de redactie waarna de beslissing<br />
volgt over de plaatsing.<br />
- De door de eindredacteur geredigeerde<br />
eindversie van het artikel krijgt de auteur<br />
niet meer voor publicatie ter inzage.