2012 Kerstnummer - Dorpskerk Woubrugge
2012 Kerstnummer - Dorpskerk Woubrugge
2012 Kerstnummer - Dorpskerk Woubrugge
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
KErstverhaal: Iets vriendelijks zeggen<br />
Pagina 18<br />
www.dorpskerkwoubrugge.nl<br />
Iets vriendelijks zeggen, altijd iets vriendelijks zeggen. Je slaat<br />
daarmee de wereld de wapens uit de hand, ook de wapens die<br />
zij er nog niet in heeft. Maar in je lichaam zitten de uitlopers<br />
van je geest en aan je stem bijvoorbeeld is het te horen als<br />
een grandioze treurnis je rond de kersttijd insluit. Kerstmis is<br />
geen feest van uitgelaten vreugde, maar van weemoed. Rond<br />
die tijd voel je het ’t hevigst als je hoogopgestapelde verwachtingen<br />
toujours als een kaartenhuis in mekaar zijn gezakt.<br />
Steeds moet je maar weer opnieuw beginnen te stapelen op<br />
de ál maar zwakker wordende fundamenten: geloof, hoop en<br />
liefde, niet tot je ook maar iets van idealen verwezenlijkt hebt<br />
maar tot de fundamenten bezwijken. Dan sta je verwezen te<br />
kijken met een beetje melancholie, een beetje deernis en de<br />
toch weer taai uitbottende loten van de stam LIEFDE. Zonder<br />
het vroegere elan evenwel en zonder het risico dat zij je wurgen<br />
zal, want zij is eigenlijk al niet meer van deze wereld.<br />
Iets vriendelijks zeggen tegen de verkoopster in het warenhuis,<br />
want zij heeft haar dag niet, haar jaar niet, haar leven<br />
niet en zij snauwt tegen de klanten alsof zij het tegen haar<br />
baas heeft.…Tegen de conducteur die dienst heeft vanavond<br />
en dit nors op zijn spaarzame klantjes afreageert.<br />
…Tegen de telefoniste die evenals jij een brok in haar keel<br />
heeft omdat haar man vorig jaar om deze tijd van haar is weggelopen.<br />
…Tegen de zee die daar met onmeetbaar geduld aan de voet<br />
van de boulevard ligt, miljoenen en miljoenen jaren, kalm of<br />
onstuimig, lieflijk of wreed maar altijd bereid de klitten uit je<br />
ziel te kammen.<br />
…Tegen de man tenslotte die daar op een golfbreker zijn eenzaamheid<br />
in verborgenheid staat uit te stallen.<br />
Het zand zuigt zich aan haar schoenzolen vast. Zo nu en dan<br />
knarst er een schelp onder haar voeten. Op de spaarzaam<br />
verlichte boulevard is de kou grijs geworden en in het donker<br />
staat de man, roerloos zijn silhouet aan de branding prijsgevend.<br />
Als vrouw kun je nog altijd geen man aanspreken zonder verdacht<br />
te worden van bedbedoelingen. Die geëmancipeerde<br />
maatschappij! Wat is er veranderd? De mannen krijgen meer<br />
hun zin, de vrouwen tuinen er nóg vaker in. Gewone hartelijkheid<br />
waar de wereld om schreeuwt maakt het individu verdacht.<br />
O God, wat hebben we de zaak opgeblazen…<br />
“Kerstnacht schoonder dan de dagen”. Geloof het maar niet.<br />
Hier staan twee eenzame mensen op het strand nóg eenzamer<br />
te worden, met de zee als trait d’union , de zee die in<br />
beweging is en vervaagt in het donker, die zich van de stad,<br />
dat glitter-eiland niets aantrekt, laat staan van die twee maar<br />
niet uit hun schelp loskomende, al verloren, verongelukte<br />
weekdieren daar op het strand.<br />
De vuurtoren slaat zo nu en dan een lichtflits om hen heen<br />
maar ook dat verbindt niet want bij de conceptie is de mens al<br />
ingebed in zijn eigen eenzaamheid. Wat zal hij denken als ik<br />
hem aanspreek? Wat zal zij denken als ik haar aanspraak…?<br />
Wat voor bedoelingen zal zij mij toedichten…?<br />
Laat ik maar weggaan.<br />
Laten wij maar weggaan.<br />
Laten zij maar weggaan.<br />
Zij keert en draait zich om haar eigen as. De boulevard lijkt van<br />
hieraf gezien nu minder koud. In de verte is nog het schrale<br />
getingel van de laatste tram. Je moet je uit de ruimte losmaken<br />
en overschakelen naar de engte van het openbaar vervoer…de<br />
stad, het huis, de kamer die ginds wachten. Velen<br />
hebben niet eens een kamer…Loop maar langzaam, slenter en<br />
kijk niet naar de dode gevels van het Gevers Deynootplein (dat<br />
hier nooit mensen zich hebben opgehangen…) Hij komt achter<br />
je aan. Je hoort zijn stap boven het geruis van de zee uit. Nu<br />
wat vlugger lopen om hem niet de indruk te geven dat je… O,<br />
wat een kleinburgerlijk mens ben ik.<br />
Het plein is leeg. Bij het vertrekpunt van lijn 9 blijft zij staan.<br />
De dranghekken van deze zomer zijn er nog. Zeker vergeten<br />
op te ruimen. Zij leunt ertegen, niet uit vermoeidheid, zo<br />
maar, zij weet niet waarom. Op de plaats halt maken en afwachten.<br />
Wat een gekke dingen haal je je in je hoofd…wat<br />
voor een vreemde gewaarwordingen roepen een eenzaam<br />
mens, een onverstoorbare zee en een verlaten plein in je op.<br />
De tramrails zijn van donker en lamplicht geraakt en jij staat<br />
daar, staat daar maar terwijl de laatste tram, dat weet je nu<br />
zeker al een kwartier<br />
geleden vertrokken is.<br />
Ook hij staat stil, houdt<br />
zijn horloge naar de<br />
straatlamp, een ouderwets<br />
horloge aan een<br />
ketting, en zegt: ”De<br />
laatste tram is weg. Op<br />
Heiligenavond sluiten<br />
de remises vroeg…<br />
Moet u ver?”