Jaarrekening - Banque Privée Edmond de Rothschild Europe

In Japan liet het BBP in 2011 opnieuw een daling zien, na
een sterke economische opleving in 2010. De aardbeving en
de daaropvolgende nucleaire ramp vormden een bedreiging
voor de industriële productie van het land en leidden tot het
verdwijnen van het overschot op de Japanse handelsbalans.
In de tweede helft van het jaar zag de industriële activiteit een
opleving maar uiteindelijk daalde het BBP toch als gevolg
van de duidelijke terugval van de buitenlandse vraag van
opkomende Aziatische landen. De Japanse staatsfinanciën
verslechterden als gevolg van de grote uitgaven voor de
wederopbouw terwijl de ratio openbare schuld ten opzichte
van het bbp uitkwam op meer dan 200%, d.w.z. het hoogste
schuldniveau van alle OESO-landen. De Japanse bank hield
vast aan een meegaand monetair beleid met rentestanden
van bijna nul en onconventionele opkoopmaatregelen voor
financiële activa om de inspanningen voor de wederopbouw
te vergemakkelijken.
Wat betreft de opkomende landen: deze konden dankzij
de aanhoudende binnenlandse vraag in verschillende mate
weerstand bieden tegen de vertraging van de economische
groei in de ontwikkelde wereld. Zij hebben evenwel hun
monetaire beleid gedurende het jaar aangetrokken om een
dam op te werpen tegen de inflatie. Dit ging wel ten koste
van de economische groei. Aan het eind van het jaar werden
tekenen van afnemende economische activiteit zichtbaar,
vooral in China waar de economische indicatoren wezen op
een zachte landing van de economie nu de luchtbel in de
vastgoedsector kon worden bedwongen en de consumentenprijzen
konden worden beheerst door aantrekking van
het monetaire en kredietbeleid.
Na een al onrustig jaar 2010 op de financiële markten
was 2011 voor de meeste activacategorieën opnieuw een
bewogen jaar. Toen de leiders van de eurozone in juli tot
een tweede reddingsplan voor Griekenland besloten, met
daarbij een deelname van de particuliere sector in de vorm
van een afwaardering van hun Griekse schuld, werden de
aandelenmarkten nerveuzer, met name financiële waarden.
Om Griekenland in staat te stellen zijn schuld af te bouwen
werden particuliere schuldeisers (voornamelijk banken, verzekeraars
en beleggingsfondsen) gevraagd een omwisseling
van obligaties te accepteren waarbij de Griekse schuld met
zo’n EUR 100 miljard zou afnemen. Dit leidde voor Europese
banken die in het bezit waren van Grieks staatspapier tot de
noodzaak om nieuw kapitaal aan te trekken en tot toenemende
volatiliteit op de markten van aandelen en financiële
waarden.
In dit crisisklimaat eindigden de meeste beurzen het jaar in
het rood. De CAC 40 verloor 18% en de Nikkei 17%. Voor de
Japanse economie speelden de gevolgen van de aardbeving
en de nucleaire ramp mee. De Amerikaanse markt bood
intussen goede weerstand; de financiële waarden bevinden
zich hier in een beter vaarwater dan in Europa, ondanks de
afwaardering van de AAA-rating van Amerikaanse overheidsobligaties
en de politieke crisis met betrekking tot de federale
schuld die op een nieuw record van meer dan 15.000 miljard
uitkwam. De aandelen van opkomende markten konden
zich niet onttrekken aan de neerwaartse beweging op de
westerse aandelenmarkten en boekten globaal een slechter
resultaat dan de aandelen van ontwikkelde markten.
BEHEERSVERSLAG 19