30.09.2013 Views

Het aanleren van een leesstrategie

Het aanleren van een leesstrategie

Het aanleren van een leesstrategie

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Het</strong> <strong>aanleren</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>leesstrategie</strong><br />

Volledige tekst <strong>van</strong> het artikel uit de Didactische en pedagogische berichten <strong>van</strong> september 2002,<br />

aangevuld met <strong>een</strong> appendix tekstfragmenten en leesvoorbeelden.<br />

In het leerplan D/1999/0279/025 lezen we op p.47: “<strong>Het</strong> is belangrijk dat de vakwerkgroep<br />

<strong>een</strong> (lees)methode afspreekt die door de jaren h<strong>een</strong> kan gevolgd en verder ontwikkeld<br />

worden.”<br />

Afgezien <strong>van</strong> de druk die nu uitgaat <strong>van</strong> het leerplan en <strong>van</strong> de inspectie, lijkt het me uiterst<br />

belangrijk dat we inderdaad binnen de school afspraken maken onder collega’s en <strong>een</strong> leerlijn<br />

uitbouwen die de leerlingen het nodige houvast geeft om Latijnse/Griekse teksten te (leren)<br />

lezen. Met deze bijdrage hoop ik daartoe enkele impulsen te geven.<br />

Ik beperk me tot het ‘<strong>aanleren</strong> <strong>van</strong> <strong>een</strong> <strong>leesstrategie</strong>’. <strong>Het</strong> gevaar bestaat dat ik daardoor de<br />

indruk wek lectuur als <strong>een</strong> louter technische aangelegenheid te beschouwen. Niets is minder<br />

waar. Leesvaardigheid mag niet verengd worden tot <strong>een</strong> <strong>leesstrategie</strong>. De <strong>leesstrategie</strong> die ik<br />

voorstel, bevat uiteraard technische aspecten, maar die moeten ingebed worden in de globale<br />

aanpak <strong>van</strong> leesvaardigheid. Daarom maak ik vooraf heel kort enkele kanttekeningen.<br />

1 Kanttekeningen<br />

1.1 Leesstrategie en leesattitude<br />

Een <strong>leesstrategie</strong> <strong>aanleren</strong> is belangrijk, maar het is nog veel belangrijker dat we de leerlingen<br />

<strong>een</strong> degelijke leesattitude bijbrengen. Lectuur houdt op de eerste plaats in dat de lezer de tekst<br />

inhoudelijk begrijpt. Noodgedwongen zal de leerling bij de lectuur <strong>van</strong> <strong>een</strong> Latijnse/Griekse<br />

tekst <strong>een</strong> beroep doen op grammaticale analyse, maar ook dan moet de aandacht gericht<br />

blijven op tekstbegrip. De leerlingen moeten beseffen dat lectuur iets heel anders is dan<br />

grammaticale training aan de hand <strong>van</strong> verwerkingsoefeningen. Tijdens de klassikale lectuur<br />

zullen we die leesattitude voortdurend levendig houden en de leerlingen oproepen om de<br />

draad <strong>van</strong> het verhaal of <strong>van</strong> het betoog te blijven volgen. Zo zal de leerling de attitude<br />

verwerven om ook bij zelfstandige lectuur voortdurend verbanden te leggen met wat al<br />

gelezen is en vooruit te denken over wat waarschijnlijk nog zal volgen.<br />

1.2 Een <strong>leesstrategie</strong> mag g<strong>een</strong> keurslijf zijn<br />

<strong>Het</strong> is zeker niet de bedoeling dat we bij de klassikale lectuur <strong>van</strong> alle teksten rigoureus de<br />

aangeleerde <strong>leesstrategie</strong> hanteren. We kunnen en moeten variatie aanbrengen bij de<br />

benadering <strong>van</strong> de teksten. Wel zullen we zoveel mogelijk <strong>een</strong> leesmethode gebruiken die


aanleunt bij de geest <strong>van</strong> de <strong>leesstrategie</strong> en geregeld de <strong>leesstrategie</strong> doen toepassen wanneer<br />

de leerlingen voor <strong>een</strong> probleem staan.<br />

Ook de leerling mag tot op zekere hoogte zijn eigen leesmethode ontwikkelen. Wanneer <strong>een</strong><br />

leerling dankzij <strong>een</strong> degelijke leesattitude probleemloos de inhoud <strong>van</strong> <strong>een</strong> zin vat, is verdere<br />

grammaticale analyse overbodig en soms zelfs dodelijk voor de leesattitude. Toch is het<br />

belangrijk dat de leerlingen, wanneer ze ‘vastzitten’, kunnen teruggrijpen naar de<br />

<strong>leesstrategie</strong>. De uitdrukkelijke toepassing <strong>van</strong> de <strong>leesstrategie</strong> is ook <strong>een</strong> gepaste remedie<br />

voor leerlingen die geneigd zijn oppervlakkig te lezen en <strong>een</strong>zijdig <strong>van</strong>uit de context te raden<br />

wat er bedoeld wordt. Nauwkeurig lezen wat er staat, is trouwens <strong>een</strong> essentieel bestanddeel<br />

<strong>van</strong> <strong>een</strong> degelijke leesattitude.<br />

1.3 Grammatica in functie <strong>van</strong> de lectuur<br />

<strong>Het</strong> lijdt g<strong>een</strong> twijfel dat <strong>een</strong> stevige kennis <strong>van</strong> de basisgrammatica <strong>een</strong> absolute voorwaarde<br />

is om tot lectuur <strong>van</strong> Latijnse/Griekse teksten te komen. Toch is die kennis <strong>van</strong> de grammatica<br />

g<strong>een</strong> doel op zich. Bij de aanbreng <strong>van</strong> nieuwe grammaticale gegevens zullen we de<br />

leerlingen met<strong>een</strong> leren hoe ze met die gegevens moeten te werk gaan bij de lectuur.<br />

Naarmate de grammatica meer aangeleerd en ingeoefend wordt in functie <strong>van</strong> de lectuur en<br />

dus in aansluiting met de <strong>leesstrategie</strong>, zal het rendement hoger zijn.<br />

Na deze kanttekeningen volgt nu <strong>een</strong> vrij gedetailleerde beschrijving <strong>van</strong> één bepaalde<br />

<strong>leesstrategie</strong>, die ik verduidelijk aan de hand <strong>van</strong> concrete voorbeelden. Als tekstmateriaal<br />

gebruik ik voor de eerste graad het verhaal ‘De anseribus montis Capitolini’ (uit Phoenix 1)<br />

en voor de tweede graad <strong>een</strong> paar fragmenten uit Caesar (DBG. II.23,4-5 en II.26,1) en <strong>een</strong><br />

kort fragment uit ‘Daedalus en Icarus’ (Ov. Met. VIII. 196-200).<br />

Eerst worden de principes <strong>van</strong> de <strong>leesstrategie</strong> toegelicht. Daarna gaat de aandacht naar de<br />

concrete invulling er<strong>van</strong> en naar de uitbouw <strong>van</strong> het leerproces per graad. Hierbij worden ook<br />

<strong>een</strong> aantal didactische wenken aangereikt.


2 De principes <strong>van</strong> de <strong>leesstrategie</strong><br />

De <strong>leesstrategie</strong>, zoals die binnen onze vakwerkgroep stilaan vaste vorm aan het krijgen is,<br />

bestaat in wezen uit twee op<strong>een</strong>volgende fasen: <strong>een</strong> analytische fase en <strong>een</strong> syntactische fase,<br />

die afgerond wordt met <strong>een</strong> evaluatiefase.<br />

2.1 De analytische fase<br />

In de eerste fase onderwerpen de leerlingen de Latijnse/Griekse zin woord voor woord aan<br />

<strong>een</strong> nauwkeurige (morfologische) analyse en op basis <strong>van</strong> <strong>een</strong> aantal afspraken splitsen ze de<br />

zin in woordgroepen. Aan die analyse wordt telkens onmiddellijk de voorlopige ‘vertaling’<br />

met de basisweergave gekoppeld (zie voorbeeld 1). Als eindpunt <strong>van</strong> de analytische fase<br />

bekomen de leerlingen <strong>een</strong> voorlopige weergave <strong>van</strong> <strong>een</strong> reeks woorden en woordgroepen.<br />

2.2 De syntactische fase<br />

De tweede fase komt hierop neer dat de leerlingen nu het verband zoeken tussen de woorden<br />

en woordgroepen die ze in de eerste fase al voorlopig vertaald hebben. Vanuit de<br />

persoonsvorm zoeken ze het onderwerp en daarna onderzoeken ze de functie <strong>van</strong> andere<br />

woorden of woordgroepen, in zover ze dat onderzoek nodig hebben om tot tekstbegrip te<br />

komen. <strong>Het</strong> belangrijkste hulpmiddel hierbij is het formuleren <strong>van</strong> ontledingsvragen (zie<br />

voorbeeld 4). Als eindpunt <strong>van</strong> de syntactische fase bekomen de leerlingen <strong>een</strong><br />

‘werkvertaling’, waarmee ze dan nagaan of ze de zin begrepen hebben.<br />

2.3 De evaluatiefase<br />

Tenslotte beoordelen de leerlingen hun werkvertaling. Hierbij is het belangrijkste criterium<br />

de vraag of die vertaling zin heeft op zich en zin heeft in de context. Is dat niet het geval, dan<br />

kan het soms volstaan de basisweergave <strong>van</strong> <strong>een</strong> woord te ver<strong>van</strong>gen door <strong>een</strong> vertaling die<br />

past in de context. Soms ligt de oorzaak in <strong>een</strong> verkeerde grammaticale analyse en dan<br />

moeten ze fase 1 overdoen. De oorzaak kan ook zijn dat de leerling de context onvoldoende<br />

kent of te technisch te werk gegaan is. In dat geval hapert er iets aan de leesattitude. De<br />

attitude om systematisch <strong>een</strong> poging tot vertaling kritisch te toetsen aan de context is nog g<strong>een</strong><br />

waarborg voor de correctie <strong>van</strong> de fouten, maar wel <strong>een</strong> noodzakelijke voorwaarde.<br />

Een dergelijke evaluatiefase hoort bij de lectuur <strong>van</strong> iedere zin, maar is nog belangrijker als<br />

afsluiter <strong>van</strong> de lectuur <strong>van</strong> <strong>een</strong> tekstgeheel. We kunnen dan de opdracht geven de tekst samen<br />

te vatten, met eigen woorden te parafraseren of de werkvertaling in leeswaardig Nederlands<br />

om te zetten.<br />

2.4 Verantwoording<br />

Bij deze <strong>leesstrategie</strong> respecteert de lectuur de Latijnse woordorde en volgt dus de<br />

gedachtegang <strong>van</strong> de auteur op de voet. Bovendien wordt grammaticale analyse onmiddellijk<br />

gekoppeld aan <strong>een</strong> eerste poging tot vertaling. Daardoor vermijden we dat leerlingen <strong>een</strong>zijdig


aandacht hebben ofwel voor grammaticale analyse ofwel voor tekstbegrip. Tekstbegrip zonder<br />

grammaticale analyse is <strong>een</strong> utopie. Grammaticale analyse die niet gericht is op tekstbegrip is<br />

dodelijk voor de leesattitude.<br />

De opdeling in twee fasen kan kunstmatig overkomen. Toch heeft de ervaring ons geleerd dat<br />

de afzonderlijke aandacht voor de analytische fase positieve effecten heeft. Door geregeld<br />

expliciet de <strong>leesstrategie</strong> toe te passen leert de leerling bij de analytische fase nauwkeurig te<br />

lezen wat er staat en systematisch de aangeleerde morfologie toe te passen. Die<br />

attitudevorming lijkt ons uiterst belangrijk. In feite is de eerste fase gewoon de verwoording<br />

<strong>van</strong> het denkproces waartoe de leerling zich moet dwingen bij het eerste contact met de zin.<br />

Vanzelfsprekend zal <strong>een</strong> leerling <strong>van</strong> de tweede of derde graad niet stilstaan bij vormen zoals<br />

‘patrem’ of zelfs ‘patris’, omdat het denkproces door de routine nagenoeg onbewust verloopt<br />

en onmiddellijk tot de correcte oplossing leidt, maar dat zal niet met alle vormen het geval<br />

zijn. Hoe vaak ergeren we ons niet aan het feit dat leerlingen véél te weinig aandacht besteden<br />

aan de uitgangen en de nauwkeurige weergave <strong>van</strong> de vormen? Een systematische aanpak<br />

zoals deze <strong>leesstrategie</strong> kan ons grotendeels <strong>van</strong> die frustraties verlossen en heeft meer effect<br />

dan nog maar <strong>een</strong>s modellen te doen memoriseren en extra driloefeningen op te leggen.<br />

Vanzelfsprekend is het niet de bedoeling dat de leerlingen in de eerste fase bij alle woorden<br />

alle tussenstappen zetten, laat staan noteren. De analyse moet gericht zijn op de<br />

basisweergave en is g<strong>een</strong> doel op zich. <strong>Het</strong>zelfde geldt voor de tweede fase. Ook daar is het<br />

niet nodig <strong>van</strong> ieder woord en iedere woordgroep de functie te bepalen. Als de samenhang<br />

duidelijk is, hoeven de leerlingen niet verder te zoeken.<br />

De toevoeging <strong>van</strong> <strong>een</strong> evaluatiefase is in geval <strong>van</strong> klassikale lectuur evident, maar het is<br />

belangrijk dat de leerlingen ook bij zelfstandige lectuur zichzelf leren evalueren.


3 De <strong>leesstrategie</strong> in de eerste graad<br />

3.1 De analytische fase<br />

De leerlingen tasten de zin woord voor woord af.<br />

- Bij substantieven bepalen ze de naamval en het getal en ze vertalen het substantief<br />

met de basisweergave <strong>van</strong> de naamval (b.v. datief: aan/voor).<br />

- Bij werkwoorden bepalen ze de wijs en de tijd en vertalen de vorm met de<br />

basisweergave, rekening houdend met de persoonsuitgang.<br />

Toch zetten ze op basis <strong>van</strong> enkele afspraken al stappen <strong>van</strong> syntactische aard.<br />

- Bij adjectieven zoeken ze de dominant en ze vertalen het adjectief samen met de<br />

dominant.<br />

- Bij <strong>een</strong> genitief zoeken ze even<strong>een</strong>s de dominant en ze vertalen de genitief met<br />

‘<strong>van</strong>’ na de dominant.<br />

- Bij <strong>een</strong> voorzetsel zoeken ze het substantief of voornaamwoord dat in de naamval<br />

staat die ze bij dat voorzetsel verwachten en ze vertalen de woordgroep.<br />

Ze blijven aandacht besteden aan het tekstbegrip.<br />

- Bij voornaamwoorden gaan ze eerst na of ze bijvoeglijk dan wel zelfstandig<br />

gebruikt zijn. In geval <strong>van</strong> bijvoeglijk gebruik vertalen ze het voornaamwoord met<br />

zijn dominant, zoals bij <strong>een</strong> adjectief. In geval <strong>van</strong> zelfstandig gebruik vragen ze<br />

zich af wie/wat bedoeld wordt/worden.<br />

- In geval <strong>van</strong> polyvalente uitgangen kiezen ze voorlopig voor de oplossing die<br />

<strong>van</strong>uit de context het meest voor de hand ligt (zie voorbeeld 1).<br />

Voor het overige passen ze gewoon toe wat ze in de taallessen geleerd hebben.<br />

3.2 De syntactische fase<br />

Leestekens zoals . en ; zijn uiteraard signalen om de overstap te maken <strong>van</strong> de eerste fase naar<br />

de tweede. Ook <strong>een</strong> persoonsvorm gevolgd door <strong>een</strong> , of <strong>een</strong> nevenschikkend voegwoord is<br />

zo’n signaal (zie voorbeeld 4).<br />

In de tweede fase zoeken de leerlingen <strong>van</strong>uit de persoonsvorm het onderwerp (zie voorbeeld<br />

2). In veel gevallen kunnen de leerlingen dan zonder verdere analyse de werkvertaling maken.<br />

Toch geven we hen al enkele vuistregels mee.<br />

- Bij <strong>een</strong> accusatief zonder voorzetsel bepalen ze de functie aan de hand <strong>van</strong> de<br />

ontledingsvraag.<br />

- Ook bij ablatieven zonder voorzetsel formuleren ze de ontledingsvraag, niet zozeer<br />

om de soort bijwoordelijke bepaling te benoemen, maar als uitgangspunt voor <strong>een</strong><br />

goede vertaling <strong>van</strong> de ablatief.<br />

- Bij nevenschikkende voegwoorden gaan ze na welke woorden, woordgroepen of<br />

zinnen verbonden worden.<br />

Ook bij deze fase passen de leerlingen toe wat ze in de taallessen geleerd hebben.<br />

3.3 De evaluatiefase<br />

Met ‘gezond verstand’ beoordelen ze tenslotte hun werkvertaling. Sommige fouten zullen ze<br />

probleemloos <strong>van</strong>uit de context corrigeren, maar af en toe zal het nodig zijn fase 1 over te<br />

doen (met bijzondere aandacht voor polyvalente uitgangen) en, als het probleem nog niet<br />

opgelost is, ook fase 2 (met bijzondere aandacht voor onderwerp en lijdend voorwerp). Soms


zullen ze hun woordenlijst en/of grammatica raadplegen. Belangrijk is vooral dat ze<br />

‘aanvoelen’ wanneer <strong>een</strong> vertaling niet correct kan zijn (zie voorbeeld 5) . Op dat punt kunnen<br />

ze in geval <strong>van</strong> groepswerk veel bijleren <strong>van</strong> <strong>een</strong> klasgenoot.


4 Didactische wenken voor de eerste graad<br />

In feite zijn we <strong>van</strong> bij de start <strong>van</strong> het eerste leerjaar in iedere taalles impliciet en vaak heel<br />

expliciet bezig de <strong>leesstrategie</strong> aan te leren. De aanbreng <strong>van</strong> grammaticale feiten mondt<br />

immers altijd uit in het antwoord op de vraag: “Hoe moeten we met die taalfeiten omgaan bij<br />

de lectuur?” Ook de verwerkingsoefeningen zijn impliciet oefeningen in de toepassing <strong>van</strong> de<br />

<strong>leesstrategie</strong>. Kortom: de <strong>leesstrategie</strong> is de leidraad bij onze didactische praktijk, niet all<strong>een</strong><br />

in de lectuurlessen, maar ook in de taallessen.<br />

In de loop <strong>van</strong> het eerste jaar zullen we in <strong>een</strong> paar lessen heel expliciet het systeem <strong>van</strong> de<br />

twee fasen toelichten. <strong>Het</strong> lijkt me weinig opportuun die technische aangelegenheid in <strong>een</strong><br />

lectuurles te behandelen. Bij voorkeur gebruiken we daarvoor <strong>een</strong> aantal zinnen uit<br />

verwerkingsoefeningen en dan nog het liefst ‘moeilijkere’ zinnen, die de leerlingen niet<br />

zomaar zonder <strong>een</strong> systematische aanpak kunnen begrijpen. De <strong>leesstrategie</strong> <strong>aanleren</strong> sluit<br />

dan aan bij <strong>een</strong> behoefte.<br />

Een dergelijke les ‘<strong>leesstrategie</strong>’ kunnen we bijvoorbeeld als volgt opvatten. Bij <strong>een</strong> eerste zin<br />

doen we zelf de stappen <strong>van</strong> de analytische fase voor en noteren de resultaten op het bord<br />

(zoals in voorbeeld 1) of laten die geleidelijk zien met behulp <strong>van</strong> <strong>een</strong> transparant. Daarna<br />

zetten we ook de stappen <strong>van</strong> de syntactische fase. Vanzelfsprekend gebeurt dit alles in<br />

interactie met de leerlingen. Na enkele zinnen bezorgen we de leerlingen <strong>een</strong> voorgedrukt<br />

blad met de afspraken per fase. Op dat blad is ruimte voorzien voor aanvullingen in de loop<br />

<strong>van</strong> het schooljaar. We geven <strong>een</strong> korte toelichting bij de afspraken <strong>van</strong> het blad. Met die<br />

richtlijnen voor ogen passen de leerlingen dan schriftelijk de strategie toe bij de overige<br />

zinnen. Bij de klassikale bespreking gaat onze aandacht niet zozeer naar het bekomen<br />

resultaat, maar vooral naar de werkwijze.<br />

Nadat de <strong>leesstrategie</strong> aangeleerd is, kunnen we die occasioneel inoefenen met zinnen uit de<br />

verwerkingsoefeningen. De aanleiding kan zijn dat de meeste leerlingen problemen hebben<br />

met <strong>een</strong> bepaalde zin. Wanneer de leerlingen zelfstandig verwerkingsoefeningen maken,<br />

kunnen we ook occasioneel <strong>een</strong> individuele leerling de opdracht geven bij <strong>een</strong> bepaalde zin<br />

expliciet de <strong>leesstrategie</strong> toe te passen.<br />

De ervaring leert dat leerlingen huiverig staan tegenover het vele schrijfwerk dat de<br />

analytische fase met zich meebrengt (zie voorbeeld 1). We kunnen dat oplossen door de<br />

schriftelijke neerslag <strong>van</strong> het denkproces te beperken tot de voorlopige vertaling <strong>van</strong> de<br />

woorden en de woordgroepen (zie voorbeeld 3). Deze wenk geldt a fortiori voor het tweede<br />

leerjaar en voor de tweede graad.<br />

Uiteraard wordt de <strong>leesstrategie</strong> ook ingeoefend in de lectuurlessen. Toch is het – zoals hoger<br />

vermeld – niet de bedoeling dat we les na les heel rigoureus de <strong>leesstrategie</strong> hanteren. Wel<br />

blijft de <strong>leesstrategie</strong> impliciet de leidraad en occasioneel zullen we uitdrukkelijk naar de<br />

<strong>leesstrategie</strong> teruggrijpen. In de aanpak <strong>van</strong> de teksten streven we naar variatie en voor iedere<br />

les kiezen we uit <strong>een</strong> brede waaier <strong>van</strong> mogelijkheden. Ik beperk me hier tot enkele<br />

mogelijkheden die vrij expliciet de <strong>leesstrategie</strong> inoefenen.<br />

Wanneer we klassikaal de lectuur sturen, kunnen we de analytische en de syntactische fase op<br />

<strong>een</strong> verschillende manier aanpakken. De eerste fase leiden we klassikaal aan de hand <strong>van</strong><br />

attentievragen (zie voorbeeld 2). Na iedere vraag geven we <strong>een</strong> korte bedenktijd en dan<br />

duiden we <strong>een</strong> willekeurige leerling aan om mondeling het antwoord te geven. Daarna maken


de leerlingen schriftelijk <strong>een</strong> werkvertaling. Eventueel kunnen we de opdracht geven vooraf<br />

schriftelijk bij <strong>een</strong> paar woordgroepen de ontledingsvraag te formuleren. Tenslotte bespreken<br />

we klassikaal het resultaat <strong>van</strong> die tweede fase. Zin na zin wordt de tekst op die manier<br />

aangepakt. Dat lijkt omslachtig, maar in de praktijk kan dat heel snel en vlot verlopen. Zowel<br />

bij de eerste als bij de tweede fase zijn de leerlingen heel actief bezig met de lectuur en met<br />

het inoefenen <strong>van</strong> de <strong>leesstrategie</strong>. In voorbeeld 2 zijn nagenoeg alle tussenstappen <strong>van</strong> de<br />

analytische fase verwerkt in de attentievragen. Mettertijd zullen we het aantal attentievragen<br />

beperken tot de vormen waarmee de leerlingen nog problemen kunnen hebben. <strong>Het</strong> heeft g<strong>een</strong><br />

zin de leerlingen tot vervelens toe vragen te stellen die voor ieder<strong>een</strong> overbodig zijn.<br />

In plaats <strong>van</strong> zelf te bepalen wanneer we de overstap maken naar fase twee, kunnen we ook de<br />

leerlingen om beurt vragen bij welk woord we die overstap moeten maken. Zo wordt ook dat<br />

element <strong>van</strong> de <strong>leesstrategie</strong> expliciet ingeoefend.<br />

In geval <strong>van</strong> zelfstandige lectuur kunnen we de leerlingen <strong>een</strong> aantal attentievraagjes<br />

bezorgen, die ze telkens schriftelijk beantwoorden eer ze de zin vertalen. Een evenwichtige<br />

verdeling tussen opgaven <strong>van</strong> grammaticale aard en vraagjes <strong>van</strong> tekstbegrip is wenselijk. De<br />

grammaticale opgaven beperken we tot <strong>een</strong> strikt minimum: de leerlingen moeten zelf de<br />

<strong>leesstrategie</strong> toepassen. De attentievraagjes zijn enkel bedoeld om fouten die we verwachten,<br />

te voorkomen. De volgorde <strong>van</strong> de vraagjes laten we aansluiten bij de stappen <strong>van</strong> de<br />

<strong>leesstrategie</strong>. We kunnen eventueel de opdracht geven de oplossingen aan te stippen waar<strong>van</strong><br />

ze de correctheid betwijfelen en ook in de vertaling de woordgroepen te onderstrepen waarbij<br />

ze hun twijfels hebben. Die werkwijze bevordert de attitude om zelf de resultaten te<br />

evalueren.<br />

In geval <strong>van</strong> groepswerk kan het zinvol zijn eerst klassikaal bij de eerste zinnen heel<br />

uitdrukkelijk de <strong>leesstrategie</strong> toe te passen en dan pas de leerlingen zelfstandig aan het werk te<br />

zetten, waarbij we dan de raad geven expliciet de <strong>leesstrategie</strong> toe te passen wanneer ze<br />

vastzitten. Bij de verdeling <strong>van</strong> de groepjes kunnen we rekening houden met verschillen in<br />

leesmethode en complementariteit nastreven. Leerlingen die de neiging hebben te <strong>een</strong>zijdig<br />

aandacht te besteden aan grammaticale analyse, kunnen bijleren <strong>van</strong> leerlingen die (te)<br />

<strong>een</strong>zijdig onmiddellijk tekstbegrip nastreven en omgekeerd. Eventueel kunnen we binnen<br />

ieder groepje <strong>een</strong> taakverdeling opleggen, waarbij b.v. één leerling vooral de grammaticale<br />

analyse voor zijn rekening neemt, <strong>een</strong> tweede leerling <strong>een</strong> werkvertaling maakt en de derde<br />

leerling coördineert en evalueert.<br />

Ook huiswerk komt in aanmerking om de <strong>leesstrategie</strong> in te oefenen. We kunnen de leerlingen<br />

bijvoorbeeld de opdracht geven in voorbereiding op de lectuur <strong>van</strong> <strong>een</strong> volgende tekst de<br />

<strong>leesstrategie</strong> toe te passen bij de eerste zinnen <strong>van</strong> die tekst. De schriftelijke neerslag kan voor<br />

de eerste fase beperkt blijven tot de voorlopige vertaling <strong>van</strong> woorden en woordgroepen (zie<br />

voorbeeld 3) en voor de tweede fase tot <strong>een</strong> werkvertaling.


5 De <strong>leesstrategie</strong> in de tweede graad<br />

In de tweede graad ligt het accent op de lectuur. <strong>Het</strong> aantal taalgegevens dat nog moet<br />

aangeleerd worden, is relatief beperkt, maar (het <strong>aanleren</strong> <strong>van</strong>) leesvaardigheid komt op<br />

kruissnelheid. Dat betekent niet dat de leerlingen nu veel sneller zullen lezen, want ze maken<br />

de overstap <strong>van</strong> ver<strong>een</strong>voudigde teksten naar de auteurs en dat brengt nieuwe uitdagingen met<br />

zich mee: langere zinnen bij Caesar, <strong>een</strong> ongewone woordorde bij Ovidius. Meer dan in de<br />

eerste graad ondervinden de leerlingen de behoefte aan <strong>een</strong> <strong>leesstrategie</strong>.<br />

5.1 Repetitie <strong>van</strong> de aangeleerde <strong>leesstrategie</strong><br />

Als we willen bereiken dat de leerlingen in geval <strong>van</strong> problemen op de aangeleerde<br />

<strong>leesstrategie</strong> kunnen terugvallen, moeten we zowel in het eerste als in het tweede leerjaar <strong>van</strong><br />

de tweede graad de basisprincipes opfrissen en geregeld (doen) toepassen. Zoals blijkt uit de<br />

vergelijking <strong>van</strong> voorbeeld 7 met voorbeeld 1, blijven de richtlijnen die ze al kennen <strong>van</strong>uit de<br />

eerste graad, ook bij de lectuur <strong>van</strong> auteurs bruikbaar.<br />

De toepassing <strong>van</strong> de <strong>leesstrategie</strong> wordt wel complexer. Vooral in het eerste leerjaar komen<br />

er nieuwe taalgegevens bij, zowel op het vlak <strong>van</strong> morfologie als <strong>van</strong> syntaxis. In de<br />

taallessen leren de leerlingen hoe ze te werk kunnen gaan bij <strong>een</strong> infinitief en bij <strong>een</strong><br />

participium. Ze leren de bijzondere gevallen <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> de datief en houden daarmee<br />

rekening wanneer de basisweergave met ‘aan’ of ‘voor’ niet voldoet. Ze leren <strong>van</strong>uit<br />

onderschikkende woorden de soort bijzin bepalen. Ze leren de verschillende gevallen <strong>van</strong> ‘ut’<br />

en ‘cum’ onderscheiden, enz.<br />

Wanneer we die nieuwe taalgegevens, zoals in de eerste graad, <strong>aanleren</strong> in functie <strong>van</strong> de<br />

lectuur en in aansluiting bij de <strong>leesstrategie</strong>, kunnen de leerlingen zowel bij de analytische als<br />

bij de syntactische fase toepassen wat ze in de taallessen geleerd hebben.<br />

5.2 De analyse <strong>van</strong> <strong>een</strong> complex samengestelde zin<br />

In het eerste leerjaar lezen we hoofdzakelijk ver<strong>een</strong>voudigde teksten. Wel is er <strong>een</strong> gradatie<br />

<strong>van</strong> <strong>een</strong>voudige naar complex samengestelde zinnen. Zo wordt de lectuur <strong>van</strong> auteurs en meer<br />

bepaald <strong>van</strong> Caesar geleidelijk voorbereid.<br />

De lectuur <strong>van</strong> complex samengestelde zinnen maakt <strong>een</strong> belangrijke aanvulling bij de<br />

<strong>leesstrategie</strong> noodzakelijk. We leren de leerlingen <strong>een</strong> schema maken <strong>van</strong> <strong>een</strong> samengestelde<br />

zin. In aansluiting bij het uitgangspunt <strong>van</strong> onze <strong>leesstrategie</strong>, kiezen we voor <strong>een</strong><br />

schematische voorstelling waarbij de woordorde <strong>van</strong> de zin bewaard blijft. We vermijden<br />

hierbij de term ‘constructie’ omdat het eerder gaat om ‘deconstructie’.<br />

De belangrijkste principes <strong>van</strong> de schematische voorstelling zijn af te leiden uit voorbeeld 8.<br />

- Aan de Latijnse woordorde wordt niet geraakt.<br />

- Voor iedere nieuwe hoofdzin of bijzin wordt <strong>een</strong> nieuwe regel gebruikt.<br />

- De hoofdzinnen worden uiterst links gealigneerd.<br />

- Een bijzin <strong>van</strong> de eerste graad wordt meer naar rechts genoteerd en <strong>een</strong> bijzin <strong>van</strong><br />

de tweede graad nog meer naar rechts.<br />

- Wanneer <strong>een</strong> zin onderbroken wordt door <strong>een</strong> ingekapselde bijzin, wordt dat<br />

aangeduid met …; die … worden herhaald wanneer de onderbroken zin<br />

verdergaat.<br />

- Losse ablatief en participium coniunctum worden behandeld zoals <strong>een</strong> bijzin.<br />

- Woorden die voor de structuur <strong>van</strong> de zin onbelangrijk zijn, worden weggelaten.


Een schematische voorstelling maken is vooral bij de lectuur <strong>van</strong> Caesar <strong>een</strong> belangrijk<br />

hulpmiddel om de samenhang binnen de zin te vatten. Terwijl de leerlingen – al dan niet aan<br />

de hand <strong>van</strong> de <strong>leesstrategie</strong> – <strong>een</strong> werkvertaling maken, stellen ze het schema op (zie<br />

voorbeeld 9). Wanneer de werkvertaling af is, kunnen ze dan <strong>een</strong> syntactische fase inbouwen<br />

bij de gehele zin. Met behulp <strong>van</strong> ontledingsvragen en met behulp <strong>van</strong> het schema reflecteren<br />

ze over de samenhang tussen hoofdzin(nen) en bijzin(nen) en waar nodig sturen ze het<br />

schema en de werkvertaling bij. Bij <strong>een</strong> eventuele omzetting <strong>van</strong> de werkvertaling naar <strong>een</strong><br />

vertaling in leeswaardig Nederlands is de schematische voorstelling <strong>een</strong> handig hulpmiddel.<br />

Bij de vertaling zullen ze de op<strong>een</strong>volging <strong>van</strong> de Latijnse zinnen zoveel mogelijk bewaren,<br />

maar hier en daar zullen ze <strong>van</strong> <strong>een</strong> bijzin <strong>van</strong> de eerste graad <strong>een</strong> hoofdzin maken.<br />

5.3 De <strong>leesstrategie</strong> bij de lectuur <strong>van</strong> poëzie<br />

De lectuur <strong>van</strong> Ovidius plaatst de leerlingen voor nieuwe uitdagingen. Ik denk dan ondermeer<br />

aan het dichterlijk woordgebruik, de overvloed aan stijlmiddelen en uiteraard aan de<br />

ongewone woordorde. Precies dat laatste probleem kan grotendeels opgelost worden door de<br />

aangeleerde <strong>leesstrategie</strong> toe te passen. Ik beperk me tot <strong>een</strong> paar voorbeelden. Vanaf de<br />

eerste graad hebben de leerlingen de gewoonte aangenomen om bij <strong>een</strong> adjectief en andere<br />

bijvoeglijk gebruikte woorden onmiddellijk de dominant te zoeken en de woordgroep die ze<br />

zo bekomen, voorlopig te vertalen. Daaruit volgt dat de leerlingen weinig moeite hebben met<br />

de vele hyperbata. Ze zijn ook gewoon bij <strong>een</strong> genitief de dominant te zoeken en de genitief te<br />

vertalen met ‘<strong>van</strong>’ na de dominant. Bij voorzetsels zoeken ze het substantief of<br />

voornaamwoord dat in de verwachte naamval staat. Kortom, de richtlijnen die ze al kennen<br />

sinds de eerste graad, brengen hen ertoe vrij vlug woordgroepen af te splitsen en voorlopig te<br />

vertalen. In de tweede fase zoeken ze dan de samenhang <strong>van</strong> die woordgroepen binnen het<br />

geheel <strong>van</strong> de zin (zie voorbeeld 10).


6 Didactische wenken voor de tweede graad<br />

Zowel in het eerste als in het tweede leerjaar herhalen we de principes <strong>van</strong> de aangeleerde<br />

<strong>leesstrategie</strong>. Daarbij kunnen we opnieuw het voorgedrukte blad gebruiken dat de leerlingen<br />

al kennen <strong>van</strong> in de eerste graad. Eventueel kunnen we enkele aanvullende richtlijnen<br />

toevoegen. Mutatis mutandis blijven de didactische wenken voor de eerste graad ook geldig<br />

voor het inoefenen <strong>van</strong> de <strong>leesstrategie</strong> in de tweede graad.<br />

Als we de overgang <strong>van</strong> ver<strong>een</strong>voudigde teksten naar Caesar zo naadloos mogelijk willen<br />

laten verlopen, mogen we het <strong>aanleren</strong> <strong>van</strong> de schematische voorstelling <strong>van</strong> <strong>een</strong><br />

samengestelde zin niet uitstellen tot het tweede leerjaar <strong>van</strong> de tweede graad. De eerste<br />

aanzetten zijn al mogelijk in het eerste jaar <strong>van</strong> de eerste graad. We kunnen dan al op<br />

transparant de schematische voorstelling laten zien <strong>van</strong> zinnen uit de verwerkingsoefeningen<br />

bij het betrekkelijk voornaamwoord. Zonder veel theorie te verkopen over hoofdzin en bijzin<br />

stellen we op die manier de structuur <strong>van</strong> de zin visueel voor. Zo zien de leerlingen duidelijk<br />

dat het antecedent niet in de betrekkelijke zin staat, maar ervoor. Aan de hand <strong>van</strong> de<br />

schematische voorstelling kunnen we ook toelichten hoe ze te werk kunnen gaan bij <strong>een</strong><br />

‘ingekapselde’ bijzin (zie voorbeeld 6). Ook in het tweede leerjaar <strong>van</strong> de eerste graad kunnen<br />

we geregeld bij de lectuur <strong>een</strong> schematische voorstelling <strong>van</strong> <strong>een</strong> samengestelde zin<br />

aanreiken. Zo begrijpen de leerlingen vlugger de samenhang <strong>van</strong> de zin en dat komt het tempo<br />

ten goede. Nog belangrijker is dat de leerlingen met die visuele voorstellingen vertrouwd<br />

zullen zijn wanneer we in het eerste jaar <strong>van</strong> de tweede graad, in aansluiting bij de taallessen<br />

over de syntaxis <strong>van</strong> de bijzin, expliciet de schematische voorstelling leren maken.


7 De <strong>leesstrategie</strong> in de derde graad<br />

In principe zijn alle elementen <strong>van</strong> de <strong>leesstrategie</strong> aangeleerd en ingeoefend in de loop <strong>van</strong><br />

de eerste en de tweede graad. Toch is het uiterst belangrijk dat ook de leraar <strong>van</strong> de derde<br />

graad vertrouwd is met de aangeleerde <strong>leesstrategie</strong>. De leesmethode die we gebruiken in de<br />

lectuurlessen moet aansluiten bij die <strong>leesstrategie</strong>. Pas dan kunnen we bereiken dat de<br />

leerlingen actief en met <strong>een</strong> vrij hoge graad <strong>van</strong> zelfstandigheid de teksten (mee)lezen. We<br />

moeten in geval <strong>van</strong> klassikale lectuur het onderscheid kunnen maken tussen problemen die<br />

de leerlingen met behulp <strong>van</strong> de <strong>leesstrategie</strong> kunnen oplossen en problemen waarbij we zelf<br />

de (aanzet tot) oplossing zullen moeten aanreiken. Ook moeten we heel goed weten wat de<br />

leerlingen (verondersteld zijn te) kennen inzake basisvocabularium en basisgrammatica. Dan<br />

pas kunnen we hen blijven stimuleren om die kennis en de <strong>leesstrategie</strong> te gebruiken bij de<br />

lectuur. Wanneer we g<strong>een</strong> zicht hebben op wat de leerlingen zelf kunnen oplossen, lopen we<br />

het gevaar dat we – om het met de woorden <strong>van</strong> de inspectie uit te drukken – voortdurend zelf<br />

doen wat de leerlingen in feite zouden moeten doen.<br />

<strong>Het</strong> is dus erg belangrijk dat leraars die uitsluitend lesgeven in de derde graad geregeld<br />

contact opnemen met hun collega’s <strong>van</strong> de tweede graad.


8 Slotbeschouwingen<br />

Een <strong>leesstrategie</strong> is g<strong>een</strong> tovermiddel om <strong>een</strong> Latijnse/Griekse tekst te kunnen lezen. Ook als<br />

de tekst voorzien is <strong>van</strong> het nodige hulpmateriaal, ondervinden de leerlingen vaak dat ze<br />

ondanks de geleverde inspanningen er niet in slagen (onderdelen <strong>van</strong>) de tekst te begrijpen.<br />

We kunnen hen blijven motiveren door erop te wijzen dat het proces eigenlijk belangrijker is<br />

dan het product. Graag maak ik hierbij de vergelijking met <strong>een</strong> voetbalploeg, die met volle<br />

inzet en met <strong>een</strong> behoorlijke spelkwaliteit de overwinning probeert in de wacht te slepen,<br />

maar er toch niet in slaagt te scoren, laat staan de wedstrijd te winnen. Toch vatten ze de<br />

volgende match weer aan met volle inzet. Daarop kreeg ik <strong>van</strong> de leerlingen de reactie dat die<br />

voetbalspelers, ook als ze niet winnen, toch <strong>een</strong> behoorlijk maandloon ont<strong>van</strong>gen!<br />

We zullen inderdaad bij de evaluatie nog verder moeten zoeken naar middelen om de<br />

geleverde inspanningen meer te belonen dan het bereikte resultaat. In dat verband verwijs ik<br />

naar mijn artikel in Kleio, april-juni 1999 en naar mijn bijdrage in de Didactische en<br />

Pedagogische Berichten <strong>van</strong> 2000-2001.<br />

Een <strong>leesstrategie</strong> <strong>aanleren</strong> is g<strong>een</strong> garantie, maar wel <strong>een</strong> voorwaarde om zelfstandige lectuur<br />

– met de nodige hulpmiddelen – mogelijk te maken. Zelfstandige lectuur is <strong>een</strong> heel complexe<br />

activiteit. Er is vooreerst de drang om de tekst te begrijpen en zich in te leven in de tekst<br />

(leesattitude); er is <strong>een</strong> voortdurende wisselwerking tussen analyse (fase 1) en synthese<br />

(fase2); de leerlingen leren <strong>een</strong> vaag probleem herformuleren in <strong>een</strong> concreet, herkenbaar<br />

probleem; ze selecteren uit <strong>een</strong> arsenaal <strong>van</strong> kennis en vaardigheden wat ze nodig hebben om<br />

het probleem op te lossen; ze verwerven de attitude om de bekomen oplossing kritisch te<br />

evalueren (fase 3) en - met behulp <strong>van</strong> de leraar – ook hun werkwijze te evalueren en bij te<br />

sturen. Kortom, zelfstandige lectuur is <strong>een</strong> heel intense training in probleemoplossend denken.<br />

Dat dit <strong>een</strong> belangrijk element is (maar niet het enige!) <strong>van</strong> de vormende waarde <strong>van</strong> ons vak,<br />

hoeft g<strong>een</strong> betoog. En dan spreek ik nog niet <strong>van</strong> de meerwaarde die bereikt wordt als de<br />

leerlingen de resultaten <strong>van</strong> hun pogingen tot vertaling omwerken tot leeswaardig Nederlands.<br />

In deze bijdrage heb ik mij beperkt tot één <strong>leesstrategie</strong>: de <strong>leesstrategie</strong> zoals die binnen onze<br />

school geleidelijk vaste vorm aan het krijgen is. De dynamische leesmethode <strong>van</strong> R. Lenaers<br />

was het uitgangspunt, maar de concrete <strong>leesstrategie</strong> is bijgestuurd door reflectie over mijn<br />

eigen lespraktijk en gesprekken met collega’s binnen de eigen school en binnen de nieuwe<br />

werkgroep Ars Legendi, waarbij ik uitdrukkelijk Hugo Desmedt wil vermelden. Er waren ook<br />

allerlei invloeden waar<strong>van</strong> de oorsprong nu nog nauwelijks te achterhalen is.<br />

Dat ik achter deze leesmethode sta, is algem<strong>een</strong> bekend. Dat volgens mij g<strong>een</strong> enkele weg de<br />

enige zaligmakende is, even<strong>een</strong>s. De nieuwe leerplannen laten de vakwerkgroepen de vrijheid<br />

<strong>een</strong> eigen leesmethode te kiezen. Wel wordt terecht gevraagd dat er <strong>een</strong> consensus tot stand<br />

komt.<br />

Ook wanneer de vakwerkgroep kiest voor <strong>een</strong> totaal andere leesmethode, blijven <strong>een</strong> aantal<br />

didactische wenken wellicht – mutatis mutandis – bruikbaar. In ieder geval hoop ik dat deze<br />

bijdrage de vakwerkgroepen zal inspireren en ondersteunen om samen <strong>een</strong> leerlijn uit te<br />

bouwen waar<strong>van</strong> onze leerlingen de vruchten zullen plukken.


Appendix: teksten en uitgewerkte voorbeelden<br />

* * *<br />

De anseribus montis Capitolini (uit Phoenix 1)<br />

1 Iam diu Galli ingentem urbis Romae arcem obsident.<br />

2 Cottidie Gallorum copiae arcis portis appropinquant<br />

3 ibique sagittis, hastis, gladiis pugnant,<br />

4 sed arcem intrare<br />

5 et victoriam reportare non possunt.<br />

6 Milites enim Romani hostes non timent.<br />

7 Interdum etiam ex arce venire audent.<br />

8 Extra arcem Romani acriter pugnant,<br />

9 sed Gallos fugare non possunt.<br />

10 Galli autem,<br />

11 quod arcem armis expugnare non possunt,<br />

12 dolo arcem intrare temptant.<br />

13 Itaque media nocte<br />

14 taciti montem Capitolinum adscendunt.<br />

15 In monte omnes Romani dormiunt:<br />

16 mulieres et puellae dormiunt,<br />

17 senes quoque et pueri dormiunt.<br />

18 Pauci custodes<br />

19 in moenibus stant et circumspiciunt,<br />

20 sed Gallos non vident, quod nox obscura est.<br />

21 Gallos non audiunt, quod Galli taciti montem adscendunt.<br />

22 Ceteri milites Romani dormiunt.<br />

23 Etiam canes dormiunt.<br />

24 Anseres autem,<br />

25 qui templum Iunonis custodire solent,<br />

26 non dormiunt.<br />

27 Gallos audiunt<br />

28 statimque clamare et alis crepitare incipiunt.<br />

29 In moenibus milites Romani anseres audiunt et rogant :<br />

30 « Cur anseres clamant ? »<br />

31 Milites circumspiciunt : nullum hostem vident.<br />

32 Iterum anseres clamant.<br />

33 Nunc Marcus Manlius, vir fortis et miles optimus,<br />

34 anserum clamore excitatur statimque e lecto surgit.<br />

35 Ad moenia currit ibique Gallos conspicit.<br />

36 Magna voce ceteros Romanos ad arma conclamat.<br />

37 Interim Gallum de monte pulsat<br />

38 et secundum et tertium …<br />

39 Tandem ceteri milites Romani ad moenia veniunt<br />

40 et Gallos, qui Capitolium adscendunt,<br />

41 de monte deiciunt.<br />

42 Galli a monte Capitolino fugiunt et Roma discedunt.


43 Ita anserum vigilantia<br />

44 arx urbis Romae<br />

45 populique Romani libertas<br />

46 servata est.<br />

VOORBEELD 1 : De anseribus … , r. 1-5<br />

fase 1<br />

* * *<br />

Jam al<br />

diu lange tijd<br />

Galli nom. mv. (gen. enk.) de Galliërs (<strong>van</strong> <strong>een</strong> Galliër)<br />

ingentem acc. enk.<br />

adjectief bij arcem de reusachtige vesting<br />

urbis gen. enk.<br />

vertalen met ‘<strong>van</strong>’ na de dominant arcem de reusachtige vesting <strong>van</strong> de stad<br />

Romae gen. enk.<br />

bijstelling bij urbis <strong>van</strong> de stad Rome<br />

obsident ind. pres. (ze, …) belegeren<br />

fase 2<br />

Persoonsvorm: obsident = (ze, …) belegeren.<br />

Wie worden bedoeld met ‘ze’? = Wat is het onderwerp <strong>van</strong> obsident? > De Galliërs.<br />

Wat belegeren de Galliërs? De Galliërs belegeren de reusachtige vesting …<br />

of<br />

Waarom staat ‘arcem’ in de accusatief? arcem is LV <strong>van</strong> obsident.<br />

¾ Al lange tijd belegeren de Galliërs de reusachtige vesting <strong>van</strong> de stad Rome.<br />

fase 1<br />

Cottidie dagelijks<br />

Gallorum gen. mv.<br />

vertalen met ‘<strong>van</strong>’ na de dominant copiae de troepen <strong>van</strong> de Galliërs<br />

copiae nom. mv.<br />

arcis gen. enk.<br />

vertalen met ‘<strong>van</strong>’ na de dominant portis<br />

portis abl. mv.<br />

(g<strong>een</strong> datief : g<strong>een</strong> personen) met de poorten <strong>van</strong> de vesting<br />

appropinquant ind. pres. (ze, …) naderen


fase 2<br />

Persoonsvorm : appropinquant : (ze, …) naderen.<br />

Wie worden bedoeld met ‘ze, …’? = Wat is het onderwerp?<br />

> De troepen <strong>van</strong> de Galliërs naderen.<br />

Uit de woordenlijst (of de woordverklaring) weten de leerlingen dat appropinquare <strong>een</strong> datief<br />

als vaste naamval bij zich heeft. Daarom wijzigen ze de voorlopige vertaling <strong>van</strong> ‘portis’.<br />

¾ Dagelijks naderen de troepen <strong>van</strong> de Galliërs de poorten <strong>van</strong> de vesting.<br />

fase 1<br />

ibique = et ibi en daar<br />

sagittis abl. mv. met/door pijlen<br />

(g<strong>een</strong> datief: g<strong>een</strong> personen!)<br />

hastis abl. mv. met speren<br />

gladiis abl. mv. met/door zwaarden<br />

pugnant ind. pres. (ze, …) vechten<br />

fase 2<br />

Persoonsvorm: pugnant = (ze, … vechten)<br />

Wie worden bedoeld met ‘ze, …’? = Wat is het onderwerp?<br />

> de troepen <strong>van</strong> de Galliërs.<br />

De ablatieven geven <strong>een</strong> antwoord op de vraag: ‘waarmee vechten ze?’<br />

¾ en daar vechten ze met pijlen, speren en zwaarden.<br />

fase 1<br />

sed maar<br />

arcem acc. enk. de vesting<br />

intrare inf. pres. binnengaan<br />

et en<br />

victoriam acc. enk. de overwinning<br />

reportare inf. pres. behalen<br />

non niet<br />

possunt ind. pres. (ze, …) kunnen<br />

fase 2<br />

Persoonsvorm: possunt = (ze, …) kunnen.<br />

Wie worden bedoeld met ‘ze, …’? = Wat is het onderwerp <strong>van</strong> possunt?<br />

nog altijd ‘de troepen <strong>van</strong> de Galliërs’.<br />

¾ Maar de vesting binnendringen en de overwinning behalen kunnen ze niet.


VOORBEELD 2: De anseribus …, r.1<br />

Attentievragen die de stappen <strong>van</strong> de <strong>leesstrategie</strong> op de voet volgen:<br />

- Wat betekent ‘jam’?<br />

- Wat betekent ‘diu’?<br />

- Wat is de naamval en het getal <strong>van</strong> ‘Galli’?<br />

- Vertaal ‘Galli’.<br />

- Welk soort woord is ‘ingentem’?<br />

- Wat is de domiant <strong>van</strong> ‘ingentem’?<br />

- Vertaal: ‘ingentem arcem’.<br />

- Wat is de naamval en het getal <strong>van</strong> ‘urbis’?<br />

- Wat is de domimant <strong>van</strong> ‘urbis’?<br />

- Vertaal: ‘ingentem urbis Romae arcem’.<br />

- Vertaal ‘obsident’.<br />

Vertaal nu schriftelijk de gehele zin.<br />

VOORBEELD 3: De anseribus …. r. 1-3<br />

Ingekorte schriftelijke neerslag <strong>van</strong> fase 1:<br />

Al / lange tijd / de Galliërs / de reusachtige vesting <strong>van</strong> de stad Rome / (ze, …) belegeren.<br />

Dagelijks / de troepen <strong>van</strong> de Galliërs / met/door de poorten <strong>van</strong> de vesting / (ze, …) naderen.<br />

en daar / met/door pijlen / met/door speren / met/door zwaarden / (ze, …) vechten<br />

maar / de vesting / binnengaan / en / de overwinning / behalen / niet / (ze, …) kunnen.<br />

VOORBEELD 4: De anseribus … r. 1-5<br />

Signalen voor de overstap <strong>van</strong> fase 1 naar fase 2:<br />

- obsident: persoonsvorm gevolgd door .<br />

- appropinquant: persoonsvorm gevolgd door <strong>een</strong> nevenschikkend voegwoord: -que<br />

- pugnant: persoonvorm gevolgd door <strong>een</strong> nevenschikkend voegwoord: sed<br />

- possunt: persoonsvorm gevolgd door .


VOORBEELD 5: De anseribus …..<br />

Beschrijving <strong>van</strong> enkele (soms krasse) gevallen <strong>van</strong> zelfevaluatie na fase 2.<br />

1. Als werkvertaling <strong>van</strong> r. 2 bekomt <strong>een</strong> leerling: ‘Dagelijks naderen de troepen <strong>van</strong> de<br />

Galliërs met de poorten <strong>van</strong> de vesting.<br />

De leerling moet aanvoelen dat deze vertaling g<strong>een</strong> zin heeft. De woordgroep ‘arcis portis’<br />

kan onmogelijk het antwoord zijn op de vraag ‘waarmee naderen ze?’ Zelfs als de leerling<br />

niet weet dat bij ‘appropinquare’ <strong>een</strong> datief hoort als vaste naamval, zal hij op basis <strong>van</strong> zijn<br />

intuïtie spontaan de correcte vertaling vinden.<br />

2. Als werkvertaling <strong>van</strong> r.27-28 bekomt <strong>een</strong> leerling: ‘De Galliërs luisteren en beginnen<br />

onmiddellijk te roepen en met hun vleugels te klepperen.’<br />

A fortiori zal die leerling onmiddellijk aanvoelen dat deze vertaling niet klopt: het zal hier<br />

wel niet om ‘gevleugelde Galliërs’ gaan!<br />

Misschien vindt de leerling in dit geval niet onmiddellijk de correcte vertaling. Dan moet hij<br />

de reflex hebben om fase 1 en 2 nauwkeurig over te doen. Onmiddellijk zal hij beseffen dat<br />

hij de naamval <strong>van</strong> ‘Gallos’ over het hoofd gezien heeft en dus ‘Gallos’ niet mag vertalen als<br />

onderwerp.<br />

3. Als werkvertaling <strong>van</strong> r.30 bekomt <strong>een</strong> leerling ‘Waarom roepen ze de ganzen?’<br />

In dit geval is de fout meer begrijpelijk: ‘anseres’ kan zowel nom. als acc. zijn. Op zich<br />

heeft de vertaling wel betekenis, maar in de context niet. Uit de context, namelijk uit r.24-30<br />

blijkt dat het de ganzen zijn die roepen. In geval de leerling fase 1 overdoet, zal hij inzien dat<br />

‘anseres’ niet uitsluitend als nom. mag opgevat worden. Op basis hier<strong>van</strong>, maar vooral <strong>van</strong>uit<br />

de context komt de leerling tot de correcte vertaling.<br />

4. Als werkvertaling <strong>van</strong> r.33-34 bekomt <strong>een</strong> leerling: ‘Nu wekt Marcus Manlius, <strong>een</strong> dapper<br />

man en <strong>een</strong> uitstekend soldaat, <strong>een</strong> gans met zijn geroep en hij staat op uit zijn bed.’<br />

De leerling moet minstens aanvoelen dat het in de context eigenaardig is dat die soldaat <strong>een</strong><br />

gans wakker maakt. Bovendien moet hij zich afvragen wie er uit zijn bed opstaat: de gans zal<br />

het wel niet zijn, maar waarom maakt Manlius eerst <strong>een</strong> gans wakker voor hij opstaat uit zijn<br />

bed? De leerling moet minstens vermoeden dat hier iets niet klopt. Bij het overdoen <strong>van</strong> fase 1<br />

zal hij wellicht één <strong>van</strong> beide interpretatiefouten opmerken: excita-tur is <strong>een</strong> passieve vorm en<br />

‘anserum’ is <strong>een</strong> substantief <strong>van</strong> de tweede klasse, dus gen. mv.<br />

Met deze (soms vergezochte) voorbeelden wordt duidelijk dat de leerlingen hun werkvertaling<br />

niet op de eerste plaats <strong>van</strong>uit grammaticale criteria moeten toetsen, maar vooral <strong>van</strong>uit de<br />

zinvolheid in de context.


VOORBEELD 6 De anseribus … r.39-41<br />

De leraar projecteert de schematische voorstelling <strong>van</strong> de zin:<br />

Hoofdzin Bijzin<br />

Tandem ceteri milites Romani ad moenia veniunt<br />

et Gallos …<br />

qui Capitolium adscendunt<br />

… de monte deiciunt.<br />

Met dit schema voor ogen wordt de <strong>leesstrategie</strong> toegepast en de leraar legt uit hoe de<br />

leerlingen moeten te werk gaan met <strong>een</strong> ingekapselde bijzin:<br />

fase 1<br />

Tandem tenslotte<br />

ceteri adjectief bij milites<br />

milites is dus nom. mv. de overige soldaten<br />

Romani adjectief bij milites de overige Romeinse soldaten<br />

ad + acc.: moenia naar de muren<br />

veniunt ind. pres. (ze, …) komen<br />

fase 2<br />

Persoonsvorm: veniunt = (ze, …) komen.<br />

Wie worden bedoeld met ‘ze, …,? = Wat is het onderwep?<br />

> milites (is nom.!)<br />

Werkvertaling:<br />

Tenslotte komen de overige Romeinse soldaten naar de muren.<br />

fase 1<br />

et en<br />

Gallos acc. mv. de Galliërs<br />

qui zelfstandig gebruikt<br />

wie/wat wordt bedoeld?<br />

> de Galliërs (antecedent) de Galliërs die<br />

Capitolium acc. enk. ( of nom. enk) het Capitool<br />

adscendunt ind. pres. (ze, …) beklimmen<br />

fase 2<br />

<strong>Het</strong> onderwerp <strong>van</strong> ‘adscendunt’ = qui (nom. mv.).<br />

Capitolium is dus acc. en dus LV.<br />

Werkvertaling:<br />

en de Galliërs die het Capitool beklimmen,


fase 1<br />

Nieuw principe: na <strong>een</strong> ingekapselde bijzin moet de draad <strong>van</strong> de hoofdzin terug opgenomen<br />

worden!<br />

et Gallos en de Galliërs<br />

de + abl. : monte over/<strong>van</strong> de berg<br />

deiciunt ind. pres. (ze, …) gooien neer<br />

fase 2<br />

Persoonsvorm: deiciunt = ‘ze, …’ gooien neer.<br />

Wie worden bedoeld met ‘ze, …’? = Wat is het onderwerp?<br />

> de overige Romeinse soldaten.<br />

Werkvertaling:<br />

En ze gooien de Galliërs <strong>van</strong> de berg naar beneden.<br />

Werkvertaling <strong>van</strong> de gehele zin:<br />

Tenslotte komen de overige Romeinse soldaten naar de muren en ze gooien de Galliërs die het<br />

Capitool beklimmen, <strong>van</strong> de berg naar beneden.


CAESAR, De bello Gallico II, 23, 4-5<br />

4. At totis fere castris a fronte et a sinistra parte nudatis, cum in dextro cornu legio duodecima<br />

et non magno ab ea intervallo septima constitisset, omnes Nervii confertissimo agmine, duce<br />

Boduognato, qui summam imperii tenebat, ad eum locum contenderunt;<br />

5. quorum pars ab aperto latere legiones circumvenire, pars summum castrorum locum petere<br />

coepit.<br />

VOORBEELD 7 Caesar, DBG II, 23, 5<br />

fase 1<br />

* * * * * * *<br />

quorum zelfstandig gebruikt<br />

wie/wat wordt bedoeld?<br />

> de Nerviërs<br />

gen. mv.: vertalen met ‘<strong>van</strong>’ na de<br />

dominant: ‘pars’ (nom. enk.) <strong>een</strong> deel <strong>van</strong> hen<br />

ab + abl.: latere <strong>van</strong>/door de zijde<br />

aperto adjectief bij ‘latere’ <strong>van</strong>/door de open zijde<br />

legiones acc. mv. de legioenen<br />

(g<strong>een</strong> nom.: pars is ond.)<br />

circumvenire inf. pres. omsingelen<br />

pars nom. enk. <strong>een</strong> deel<br />

summum adjectief bij locum (acc. enk.) de hoogste plaats<br />

castrorum gen. mv.<br />

vertalen met ‘<strong>van</strong>’ na de dominant:<br />

locum de hoogste plaats v.h. kamp<br />

petere inf. pres. (op)zoeken/vragen<br />

coepit ind. perf. (hij, …) begon<br />

fase 2<br />

Persoonsvorm: coepit.<br />

Wie/wat wordt bedoeld met ‘hij, …’ ? = Wat is het onderwerp?<br />

> het onderwerp is dubbel: pars … pars.<br />

G<strong>een</strong> passieve werkwoordsvorm, dus ab = <strong>van</strong>.<br />

De acc. legiones is LV <strong>van</strong> circumvenire: het antwoord op de vraag: ‘wie/wat begon <strong>een</strong> deel<br />

<strong>van</strong> hen te omsingelen?’<br />

De acc. locum is LV <strong>van</strong> peter: het antwoord op de vraag: ‘wie/wat begon <strong>een</strong> deel te<br />

zoeken?’<br />

De infinitieven zijn dus niet het werkwoord <strong>van</strong> <strong>een</strong> infinitiefzin.<br />

Werkvertaling:<br />

Een deel <strong>van</strong> hen begon <strong>van</strong> de open zijde de legioenen te omsingelen, <strong>een</strong> (ander) deel<br />

(begon) het hoogste punt <strong>van</strong> het kamp op te zoeken.


fase 3<br />

De werkvertaling heeft zin in de context, maar de betekenis <strong>van</strong> ‘<strong>van</strong> de open zijde’ blijft<br />

duister.<br />

Zonder de steun <strong>van</strong> de leraar (of <strong>van</strong> het leerboek) kan de leerling dit probleem niet oplossen.<br />

VOORBEELD 8 Caesar, DBG, II.23,4<br />

Schematische voorstelling <strong>van</strong> de zin<br />

Hfdz. 1 ste gr. 2 de gr.<br />

At …<br />

totis fere castris a fronte et a sinistra parte nudatis<br />

cum in dextro cornu legio duodecima et septima constitisset<br />

… omnes Nervii confertissimo agmine …<br />

duce Boduognato<br />

qui summam imperii tenebat<br />

… ad eum locum contenderunt.<br />

* * * * * * * *


VOORBEELD 9<br />

CAESAR, De Bello Gallico, II. 26, 1<br />

Caesar, cum septimam legionem, quae juxta constiterat, item urgeri ab hoste vidisset, tribunos<br />

militum monuit ut paulatim sese legiones conjungerent et conversa signa in hostes inferrent.<br />

In dit voorbeeld staan alle stappen <strong>van</strong> de <strong>leesstrategie</strong> tot in detail uitgeschreven, samen met<br />

de herhaalde pogingen om <strong>een</strong> schematische voorstelling <strong>van</strong> de zin te maken. Uiteraard komt<br />

dit erg omslachtig over. In de praktijk zullen de leerlingen <strong>een</strong> groot aantal tussenstappen<br />

bijna onbewust zetten (en zeker niet schriftelijk). Ze zullen enkel de op<strong>een</strong>volgende pogingen<br />

tot vertaling noteren, de schematische voorstelling <strong>van</strong> de zin maken en op basis <strong>van</strong> hun<br />

nota’s komen tot de uiteindelijke vertaling <strong>van</strong> de gehele zin.<br />

fase 1<br />

Caesar nom. enk. Caesar<br />

cum (niet + abl.)<br />

voegwoord toen<br />

septimam acc. enk.<br />

bijvoeglijk bij legionem het zevende legioen<br />

quae zelfstandig gebruikt<br />

wie/wat wordt bedoeld?<br />

> antecedent: septimam legionem het zevende legioen, dat<br />

juxta ernaast<br />

constiterat ind. plusqupf. (hij, …) had zich opgesteld<br />

fase 2<br />

persoonsvorm: constiterat = (hij, …) had zich opgesteld; onderwerp: quae<br />

De functie <strong>van</strong> legionem is nog niet duidelijk, maar waarschijnlijk is Caesar ook onderwerp<br />

<strong>van</strong> de cum-zin.<br />

Werkvertaling:<br />

Caesar, toen hij het zevende legioen, dat ernaast opgesteld stond, …<br />

schematische voorstelling<br />

Caesar …<br />

cum septimam legionem …<br />

quae juxta constiterat<br />


fase 1<br />

Na de ingekapselde betrekkelijke bijzin wordt de draad <strong>van</strong> de cum-zin weer opgenomen.<br />

Caesar, toen hij (?) het zevende legioen …<br />

item evenzo<br />

urgeri inf. pres. in het nauw gedreven worden<br />

ab + abl.: hoste<br />

bij passief werkwoord door de vijand<br />

vidisset conj. plqupf. (hij, …) had gezien<br />

fase 2<br />

Persoonsvorm : vidisset is conj. bij <strong>een</strong> cum historicum (of causale?).<br />

<strong>Het</strong> onderwerp is hoogstwaarschijnlijk Caesar: Caesar, cum = Cum Caesar.<br />

Legionem is acc. als ond. <strong>van</strong> urgeri > infinitiefzin als antwoord op de vraag: ‘wat had<br />

Caesar gezien?’<br />

Werkvertaling:<br />

Toen Caesar gezien had dat het zevende legioen, dat ernaast opgesteld stond, evenzo door de<br />

vijand in het nauw gedreven werd, …<br />

verbeterde schematische voorstelling:<br />

Caesar …<br />

cum …<br />

septimam legionem …<br />

quae juxta constiterat<br />

… item urgeri ab hoste<br />

… vidisset,<br />

fase 1<br />

Na de ingekapselde cum-zin wordt de draad <strong>van</strong> de hoofdzin weer opgenomen.<br />

Caesar Caesar<br />

tribunos acc. mv. de tribunen<br />

militum gen. mv. bij tribunos de krijgstribunen<br />

monuit ind. perf. (hij, …) waarschuwde<br />

fase 2<br />

Persoonsvorm monuit heeft als onderwerp Caesar.<br />

tribunos is acc.: geeft antwoord op de vraag ‘wie waarschuwde Caesar?’<br />

Werkvertaling:<br />

Caesar waarschuwde de krijgstribunen.


schematische voorstelling:<br />

Caesar …<br />

cum …<br />

septimam legionem …<br />

quae juxta constiterat<br />

… item urgeri ab hoste<br />

… vidisset,<br />

… tribunos militum monuit<br />

fase 1<br />

ut na monuit (verbum volendi)<br />

leidt <strong>een</strong> finale completiefzin in dat<br />

paulatim geleidelijk<br />

sese zelfstandig gebruikt<br />

wie bedoeld wordt is nog niet duidelijk zich (?)<br />

legiones nom. mv. of acc. mv. de legioenen<br />

conjungerent conj. imperf. (ze, …) verbonden<br />

fase 2<br />

De persoonsvorm conjungerent is conj. bij ut in <strong>een</strong> finale compl.zin (met <strong>een</strong> gebiedend<br />

karakter). <strong>Het</strong> onderwerp is legiones.<br />

Werkvertaling:<br />

(Caesar waarschuwde de krijgstribunen) dat de legioenen zich geleidelijk moesten verbinden.<br />

fase 1<br />

et er volgt waarschijnlijk <strong>een</strong> tweede<br />

finale completiefzin bij ut en (dat)<br />

conversa bijvoeglijk bij signa<br />

signa is nom. of acc. mv. de omgekeerde tekens<br />

in + acc.: hostes naar de vijanden<br />

inferrent conj. imperf. (ze, …) brachten naar<br />

fase 2<br />

De persoonsvorm inferrent is nevengeschikt aan con,jungerent. <strong>Het</strong> onderwerp is (nog altijd)<br />

legiones.<br />

Conversa signa geeft antwoord op de vraag ‘wat moesten ze brengen?’ en is dus acc. LV.<br />

Werkvertaling:<br />

(Caesar waarschuwde ook) dat ze de omgekeerde tekens naar de vijand moesten brengen.


Schematische voorstelling <strong>van</strong> de gehele zin:<br />

Caesar …<br />

cum …<br />

septimam legionem …<br />

quae juxta constiterat<br />

… item urgeri ab hoste<br />

… vidisset<br />

… tribunos militum monuit<br />

ut paulatim sese legiones conjungerent<br />

et (ut) conversa signa in hostes inferrent.<br />

fase 2 (bij de gehele zin)<br />

De hoofdzin is ‘Caesar tribunos militum monuit’.<br />

De bijzin ‘cum vidisset’ geeft antwoord op de vraag ‘wanneer (en waarom) waarschuwde<br />

Caesar de krijgstribunen?’ <strong>Het</strong> gaat dus om <strong>een</strong> tijdbepalende zin met cum historicum.<br />

De bijzin <strong>van</strong> de tweede graad ‘septimam legionem item urgeri ab hoste’ geeft antwoord op<br />

de vraag ‘wat had hij gezien?’<br />

De bijzin <strong>van</strong> de derde graad ‘quae juxta constiterat’ is <strong>een</strong> betrekkelijke zin, die informatie<br />

geeft over ‘septimam legionem’.<br />

De bijzinnen <strong>van</strong> de eerste graad ingeleid door ut geven antwoord op de vraag ‘waarvoor<br />

waarschuwde Caesar hen?’<br />

Poging tot vertaling:<br />

(Aangezien het gaat om <strong>een</strong> lange volzin met 3 ingekapselde bijzinnen, wordt de eerste bijzin<br />

<strong>van</strong> de eerste graad het best vertaald als hoofdzin.)<br />

Caesar zag dat het zevende legioen, dat ernaast opgesteld stond, even<strong>een</strong>s door de vijand in<br />

het nauw gedreven werd. Daarom waarschuwde hij de krijgstribunen (<strong>van</strong> die twee legioenen)<br />

dat ze geleidelijk de legioenen moesten bij<strong>een</strong>voegen en dat ze de omgekeerde tekens naar de<br />

vijand moesten brengen.<br />

fase 3<br />

De bekomen vertaling is in grote lijnen aanvaardbaar, behalve het laatste deel. Zonder steun<br />

<strong>van</strong> de leraar of <strong>van</strong> het handboek kan de leerling moeilijk achterhalen wat bedoeld wordt met<br />

‘signa convertere’ en ‘signa inferre’.


VOORBEELD 10 Ovidius, Metamorphoses, VIII, vv. 196-200<br />

Puer Icarus una<br />

stabat et ignarus sua se tractare pericla<br />

ore renidenti modo quas vaga moverat aura<br />

captabat plumas, flavam modo pollice ceram<br />

mollibat lusuque suo mirabile patris<br />

impediebat opus.<br />

fase 1<br />

Puer nom. enk. de jongen<br />

Icarus nom. enk. de jongen, Icarus<br />

> zijn zoontje Icarus<br />

una bijwoord samen<br />

stabat ind. imperf. (hij, …) stond<br />

fase 2<br />

Persoonsvorm ‘stabat’ heeft als onderwerp ‘puer Icarus’.<br />

Met una wordt bedoeld: samen met zijn vader Daedalus.<br />

Werkvertaling:<br />

Zijn zoontje Icarus stond erbij.<br />

fase 1<br />

et, er volgt <strong>een</strong> tweede hoofdzin, maar en<br />

de komma wijst erop dat er eerst <strong>een</strong><br />

uitweiding volgt.<br />

ignarus adjectief bij ?? onwetend<br />

(waarschijnlijk bij het verzwegen ond.,<br />

Icarus)<br />

sua bijvoeglijk bij pericla (acc. mv.) zijn eigen gevaren<br />

(pericla kan g<strong>een</strong> nom. zijn, want<br />

ignarus is nom. m. enk.)<br />

se zelfstandig gebruikt<br />

verwijst naar het ond. (Icarus) zich<br />

tractare inf. pres. behandelen<br />

fase 2<br />

‘tractare’ is het werkwoord <strong>van</strong> <strong>een</strong> infinitiefzin met als onderwerp se (dus niet: zich, maar :<br />

dat hij) en als LV ‘sua pericula’.<br />

werkvertaling:<br />

en onwetend dat hij zijn eigen gevaar behandelde<br />

¾ en zonder te beseffen dat hij speelde met zijn eigen gevaar


fase 1<br />

ore abl. enk. met de mond<br />

renidenti bijvoeglijk bij ore met <strong>een</strong> stralende mond<br />

> met <strong>een</strong> stralend gezicht<br />

modo nu <strong>een</strong>s<br />

quas zelfstandig gebruikt<br />

onduidelijk wie/wat bedoeld wordt<br />

acc. mv.<br />

g<strong>een</strong> antecedent te bespeuren … die<br />

vaga nom. enk. bijvoeglijk bij aura <strong>een</strong> zwervend briesje<br />

moverat ind. plqupf. (hij, …) had bewogen<br />

captabat ind. imperf. (hij, …) greep<br />

plumas acc. mv. de veren<br />

fase 2<br />

De persoonsvorm ‘captabat’ is hoofdwerkwoord en heeft als onderwerp Icarus.<br />

- plumas geeft antwoord op de vraag ‘wat greep hij?’<br />

- plumas is het antecedent <strong>van</strong> de betrekkelijke zin<br />

- moverat is het werkwoord <strong>van</strong> de betrekkelijke zin, met als ond. vaga aura<br />

- ore renidenti : geeft antwoord op de vraag ‘hoe greep hij de veren?’<br />

Werkvertaling:<br />

en met <strong>een</strong> stralend gezicht greep hij nu <strong>een</strong>s de veren, die <strong>een</strong> zwervend briesje in beweging<br />

had gebracht.<br />

fase 1<br />

flavam bijvoeglijk bij ceram (acc. enk.) de goudgele was<br />

modo dan weer<br />

pollice abl. enk. met de duim<br />

mollibat ind. imperf. (hij, …) maakte zacht<br />

fase 2<br />

werkvertaling:<br />

dan weer maakte hij de goudgele was zacht met zijn duim.<br />

fase 1<br />

lusuque = et lusu (abl. enk.) en met het spel<br />

suo bijvoeglijk bij lusu en met zijn spel<br />

verwijst naar het ond., dat waarschijnlijk<br />

nog altijd Icarus is.<br />

mirabile bijvoeglijk bij opus (acc. enk.) het wondere werk<br />

patris gen. enk. : vertalen met ‘<strong>van</strong>’ na de<br />

dominant: opus <strong>van</strong> (zijn) vader<br />

impediebat ind. imperf. (hij, ..) hinderde


fase 2<br />

Persoonsvorm: impediebat.<br />

- wie hinderde? > Icarus > ond.<br />

- wat hinderde Icarus? het werk <strong>van</strong> zijn vader > LV<br />

Werkvertaling:<br />

en met zijn spel hinderde hij het bewonderenswaardige werk <strong>van</strong> zijn vader.<br />

schematische voorstelling <strong>van</strong> de structuur:<br />

Hoofdzin 1 ste gr. 2 de gr.<br />

Puer Icarus una stabat<br />

et …<br />

ignarus<br />

sua se tractare pericla<br />

… ore renidenti modo (plumas) …<br />

quas vaga moverat aura<br />

… captabat plumas<br />

flavam modo pollice ceram mollibat<br />

et lusu suo mirabile patris impediebat opus.<br />

Marc Van Den Eynde

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!